Groot Russisch-Nederlands Woordenboek / Большой русско-голландский словарь [PDF]

Издатель: Pegasus Год выпуска: 2010 Автор: dr. Wim Honselaar / док. Вим Хонселяр Количество страниц: 1700 ISBN: 97890614

215 24 68MB

Dutch-Russian Pages [1726]

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD PDF FILE

Papiere empfehlen

Groot Russisch-Nederlands Woordenboek / Большой русско-голландский словарь [PDF]

  • Commentary
  • 1256269
  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Groot

Russisch- Nederlands

Woordenboek

d r. W im Hon selaar leerstoelgroep S l avi sche Taalku nde U n iversiteit van Amsterdam Redactie: d rs. Astrid Kramer d rs. A lla Peeters- Podgaevs kaja d rs. David P i neda Dijkerman prof. d r. lgor B ratus

U itgeverij Pegasus, Amsterdam

Derde druk 201 0

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave

ISBN 978 90 6143 274 6 / NUR 627

mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een

Bandontwerp en vormgeving Victor Levie

geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar

DTP Anke Mondeel

gemaakt, in enige vorm of ор enige wijze, hetzij

Druk en afwerking Koninklijke Wбhrmann bv

© Copyright 2002 Uitgeverij Pegasus, Amsterdam

elektronisch, mechanisch, door fotokopieёn,

www.pegasusboek.nl

gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

opnamen, of enig andere manier, zonder vooraf­

Voor zover het maken van kopieёn uit deze uitgave is toegestaan ор grond van artikel 1 68 Auteurswet

1 91 2 j0 het besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd Ьij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 191 2, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060,

2 1 30 КВ Hoofddorp). Voor het overnemen van (een)

gedeelte(n) uit deze uitgave in Ыoemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 1 6 Auteurswet 1 91 2), dient men zich tot d e uitgever te wenden. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kan noch de redactie noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout, die in deze uitgave zou kunnen voorkomen. All rights reserved. No part of this book may Ье reproduced, stored in а database or retrieval system, or puЬlished, in any form or in any way, electronically, mechanically, Ьу print, photoprint, microfilm or any other means without prior written permission from the puЬlisher.

l nhoud

Voorwoord

Vll

B i Ь l iografie

х

Afkorti ngen

XIV

A a nwijzi ngen voor het gebru i k

XIX

Woorden boek A ppend ix Latij n s/Cyri l l i sche woorden

1 5 67

G ramm aticaal Com pendium

1 571

Verba

1 5 81

Substantiva

1 645

Adjectiva

1 677

Pronomina

1689

Numeralia

1697

Voorwoord

Een groot woorden boek heeft een lange prod uctietijd; in het geval van het Groot Russisch- Nederlands Woordenboek beslaat die een

periode van twaalf jaar. 1 n die tijd hebben tienta l len mensen een

bljd rage geleverd aan de totstan d kom i ng ervan. Sommigen hebben er ged u rende kortere of langere tijd aan gewerkt, a nderen hebben s lechts een keer een vertaling aanged ragen. lk ben iedereen zeer erkentelijk voor zij n/haar deskundi ge en enthou s iaste bljd rage. Met n ame noem ik hier d rs. M a rijke Elstrodt die a l s p rogrammeur de elektron i sche basis heeft gelegd voor het woorden boek, en h et redactieteam, bestaande u it d rs. A strid Kramer, d rs. Alla Peeters­ Podgaevskaja en d rs. David P i neda Dij kerm a n (allen van de U n iver­ siteit va n Amsterdam) en prof. dr. l gor B ratus (va n de U n iversiteit van S i nt- Petersb u rg) , dat de i n houd van het woordenboek met zoveel toewijdi ng, energie en desku n digheid heeft verzorgd. De basis voor het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek werd gelegd in de jaren 1989-1990 door het elektronisch om keren van het

Nederlands-Russisch Woordenboek van prof. d r. А.

Н.

van den Baar,

dat toen net was u itgekomen en, mede dankzij P iet de Geus, i n d i gitale vorm besch i kbaar was. Samen met d r. N i col i n e van der S ijs is toen een besch rijvin g v a n de 'grammatica' v a n a l l e arti kelen v a n het Nederlands-Russisch

Woordenboek gemaakt, waarna M a rijke Elstrodt m iddels tientallen com puterprogramma's controleerde of de woorden boeka rtikelen voldeden aan de grammatica, en of de grammatica een correcte beschrijving va n de structuur van de a rtikelen gaf. Na een jaar werken was d it proces voltooid. De omkeri ng van Nederlands - Russisch naar Russ isch - Nederlands was vervolgens betrekkelij k s im pel en leverde een omva ngrijk en rijk Russi sch - N ederlands besta nd ор, dat even­ wel nog grondig redactioneel bewerkt en u itgebreid moest worden. Zo ontbraken in d it bestand - u iteraard - zo goed als alle woorden die het Russische cultuu re igen en de Russische real iteit weerspiegelen, en was het 19e-eeuwse lexicon - dat voor het lezen van de grote Russische rom a n s in een Russisch- Nederlands woordenboek moet worden o pgenomen - slechts mondjesmaat vertegenwoord i gd. ln de jaren d aarna hebben veel studenten S lavistiek va n de U n iver­ s iteit van Amsterdam, maar ook afgestudeerden en andere bel a n g­ stel lenden, zich i n gespan nen om het omgekeerde bestand te bewerken. U itbreiding van het bestand vond meestal thematisch plaats, bljvoor-

Vll

beeld alle traditionele maten en gewichten, de wereld van de orthodoxie, s poorwegtermen, parti kels en combl naties daarva n , drugsjargon , etc. etc. Ook kon dankbaar gebru i k worden gemaakt va n de u itgebreide lexicografische verza mel i n g van d rs. Frans j ansen ор het gebled van de moderne puЬlicistiek. l n deze periode vonden i n Rusland en Nederland twee i n grij pende ontwikkeli n gen plaats die grote gevolgen voor het woordenboek hebben gehad: de politieke, m aatschappelij ke en econom ische veranderingen in Rusland na de perestrojka, die ook grote vera n deri n gen in de woordenschat en de stilistiek teweegbrachten (m aar d ie gel u kkig ook gevolgd werden door een eru ptie aan lexicografische puЬl icaties) en de spe l li ngherziening i n Nederland, waardoor alle bestaande kopij i n de nieuwe s pel l i n g moest worden omgezet. l n 1997 kon dankz ij de fina nciёle steun van de door de Nederlandse en V laamse Overheid i n gestelde Com missie lexicografi sche vertaal­ voorzieni ngen (CLW, Den H aag} , de Facu lteit der G eesteswetenschap­ pen van de U niversiteit van A m sterdam en het Col lege van Bestu u r van de U n iversiteit van Amsterdam e e n professionele red actie worden Vlll

aangesteld, bestaande uit Astrid Kramer, A l la Peeters-Podgaevskaja, David P i neda Dij kerm a n en lgor B ratus, en kon een aantal onder­ steunende en controlerende computerprogra m m a's worden ontwi k­ keld door M a rijke Elstrodt en d r. Stij n van Dongen. l n de periode tot 2000

is er systematisch aan het woordenboek gewerkt, van А tot Я,

zij het niet i n d i e volgorde. Ook i n deze periode hebben veel studenten m iddels stages aan het project meegewerkt. Daarna is er nog een jaar besteed aan allerlei controles, d i e mede mogelij k werden gemaakt door de controleprogramma' s van d rs. M ichiel de М аге, en aan een n ieuwe opzet van het Grammaticaal Com pend i um; voor de controle van dit Com­ pend i um ben ik d r. A d rie Barentsen en d r. Ben G roen zeer erkentelij k. Ged u rende de hele looptijd van het project heeft de Faculteit der Letteren (later Facu lteit der G eesteswetenschappen} van de U nivers iteit van A m sterdam apparatu ur, werkrui mte, woorden boeken en mens­ kracht ter besch i kking gesteld van het woordenboekproject en de real isa­ tie daarvan mogel ij k gemaakt. M ij n eigen werk aan het woorden boek h ad plaats blnnen het kader van het facu ltai re onderzoeksi nstituut IFОТТ (later ACLC). Zonder deze essentiёle faculta i re ondersteuning en i n bedd i n g zou het woorden boek er nooit gekomen zij n. G raag ver­ meld ik ook de royale schen ki n g van een groot aanta l Russische woorden­ boeken door de U n iversiteitsbl Ь l iotheek van de U n iversiteit Utrecht. Vanaf 1997 kwam het project onder aus piciёn van de CLV V. Те dien einde werd een Begeleid i ngscomm issie i n gesteld, bestaande u it prof. d r. Топ Naa ij kens, d h r. R i k Sch utz (tot 1998) , d rs. Koen raad B l ansaer/dr. Ben G roen en d rs. jeannette P loeger/d rs. l l se van B ladel,

die een controlerende, bemoed igende en sti m u l erende rol heeft ge­ speeld blj de voortga ng van het project. Een vergelij kbare rol heeft de laatste jaren ook de d i recteu r van U itgeverij Pegas us, d h r. joop /j is berg, ор enthou si aste wijze vervu ld. Zeer plezierig was de bela n gstelling die prof. d r. Топ van den Baar steed s heeft getoond voor het project. Naast degenen d ie in het boven staande reeds zijn genoemd wi l ik de volgende personen beda n ken voor h u n grotere en kleinere, d i recte en indi recte, maar steeds zeer gewaa rdeerde inspanningen ten behoeve van het woorden boek: Peter Ad richem, Stij n A l steens, Hette Bakker, P ierre van Berkel, P iet Chr. B ijwaard, H i ldo Bos, L id u i ne B remer, A n net Crouwel, Hanneke Don ia Nota, Gertrude Dud i n k, Ma rita Goverde, Leon de G root, Kath i H a n se Love, R i n a H i la ri u s, Eveline Hol l i n k, Zep Honselaar, Toppie Jagtenberg, Elena judkovskaja, A strid Кее , M a rtin Kok, Heleen Kools, A n na Kretova, Hans Loos, Маге L ucas, Fran k Luderus, Betty va n L u i n, W i l ly M a rtin, P ieter Masereeuw, Hans van der Molen, M a rije Molthof, A n ke Mondeel, Hotze Mulder, Maurits Nederberg, Kees Ostendorf, Karen Pieterse, H a rm P i n kster, jeannette P lu m, Ger Porck, Martine Postma, El isabeth Reij nders, Dick Roozendaal, Carla de Ru ijter, Bert Ruttenberg, joke van Scha i k, Carel Schouten, l s kandar Serail, Frou kje S lofstra, Carla S m its, Hans van der Tak, Rob T roost, Kata ri na T u revich, W i l l iam Veder, Yvonne Velzeboer, Neil Verd u rmen, Rob V isser, Evel ien Walrave n s, P h i l i p W estbroek, Monse Weijers, Raya Woudt- B elova en Rolf Zand bergen. Gebru i kers van het woordenboek worden u itgenod igd om suggesties voor aanvu l l i ngen en verbeteringen aan de redactie toe te stu ren : Red actie G root Russisch- Nederlands W oorden boek, р/а U itgeverij Pegas u s, Postbus 11470, 1001 G L A m sterdam of per e- m a i l : rus- ned-wb-fgw@ uva. n l W i m H onselaar

B ij de tweede d ru k l n d e tweede d ru k van het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek is een aa ntal d ru kfouten verbeterd. T evens is het aantal beteken issen en verta l i n gen verru i md, en is het aa nta l trefwoorden u itgebreid tot ru i m 86 .ооо. H i erblj is da nkbaar gebrui kgemaakt van de tal rij ke s u ggesties die de redactie in de afgelopen j a ren van gebrui kers heeft ontva ngen. Zij wi l hen allen daarvoor h a rtelijk dank zeggen. U iteraa rd staat de redactie open voor verdere aanvu l l i ngen en verbeteri ngen. W i m Honselaar

IX

BiЬliografie

Deze bl Ьl iografie bevat a lleen de meest frequent geraadpleegde boeken. Baar, А . Н . va n den, Russisch woordenboek: Russisch-Nederlands, M u iderberg, 1979 ; бе d r. M u iderberg, 1995.

Baar, А . Н . van den, Nederlands-Russisch Woordenboek, Deventer, 1989. Baar, А. Н. van den, Groot Nederlands-Russisch Woordenboek, A m sterdam, 2000. Bell, jos

е.а.,

Alles watje maar wilde weten maar nooit durfde te vragen:

het Russische 'mat', G roningen, 1994-

Borkowski, Р., The Great Russian-English Dictionary of Jdioms and Set

Expressions, London, 1973· B rouwers, d r. L" Het juiste woord, Antwerpen/Utrecht, 1973. Claes, F. (red.), Verschueren Groot encyclopedisch woordenboek, A ntwerpen/Den H aag, 1996.

х

Corten, 1. Н., Vocabulary of Soviet society and culture;

а

selected guide

to Russian words, idioms and expressions of the post-Stalin era, 1953-1991,

Durham & London, 1992 .

Coster, М. De, Woordenboek vanjargon еп slang. A m sterdam, 1992. van Dale, Groot woordenboek Engels-Nederlands, M a rtin, prof. d r. W., en prof. d r. G. А. J. Tops (red.), 3е d r. Utrecht/A ntwerpen, 1998 .

van Dale, Groot woordenboek der Neder/andse taal, lle d r. 's-G raven­ h age, 1984; 1 3е, herziene uitgave door prof. d r. D. Geeraerts en d rs. Е. Vos. Utrecht/Antwerpen, 1999· van Dale, Groot woordenboek van Synoniemen

verwante woorden, Sterkenbu rg, prof. dr.

еп

Р.

andere betekenis­

G. J. van, е.а. (red.).

Utrecht/Antwerpen, 1991.

Daum, Е., W. Schenk, А dictionary of Russian verbs, Lei pzig, 1974· Gerh a rt, G. The Russian's World. Life and Language, N ew Yo rk, etc., 1974; 2nd ed ition . Fort Worth, etc., 1994Haudressy, D., Ces mots qui disent /'actualite, P a ris, 1992. Jansen, F. L., Verzameld lexicografisch werk, bljeengebracht door Wi m Honselaar. Un iversiteit van A m sterdam, 1999· Laan, К. ter, Nederlandse spreekwoorden/spreuken еп zegswijzen, A m sterdam, etc., 1988.

Langenscheidts Taschenwбrterbuch der russischen und deutschen Sprache. Erster Teil. Russisch-Deutsch, Berl i n, etc., 1996. L u bensky, S., Russian-English Dictionary of Jdioms, New York, 1995· Macu ra, Р., Elsevier's Russian-English Dictionary (4 parts), A m sterdam, etc., 1990.

M a rder, S., А Supplementary Russian-English Dictionary, Colu mbus, 1 992. Meijden, R. v.d. en L. V a n hecke, 'Na a m l ijst va n de flora van Nederland en Belgiё' . ln: Gorteria. Tijdschrift voor dejloristiek, deel 13, no. 5/6, dec. 1 986, р р.85-170.

N eijt, prof. dr. А., R. Rei nsma (red. ) , De Nieuwe Spellinggids van de

Nederlandse Таа/, 3е dr. Utrecht, 1997. N ieuwborg, prof. dr. Е. R., Retrograde woordenboek van de Nederlandse

taal, 2е dr. Deventer, 1 978. Peterm a n n , J., R. H a n sen- Kokorus, Т. B i l l , Russisch -deutsches phraseo­

logisches Wдrterbuch, Lei pzig, etc., 1999. P us h karev, S . G ., Dictionary of Russian Historical Terms from the Eleventh

Century to 1917, New Haven and London, 1 970. Ron i n , V., Media еп millennium. Het taalgebruik van de Russische media

in het begin van de 21е eeuw, H a nd-out, 31 maart 2001 . S m edts, W. , Supplement ор het retrograde woordenboek van de Neder­

landse taal, Kathol ieke U n ivers iteit Leuven, 1 974Voorlopige verzameling militaire terminologie Russisch- Nederlands, A peldoorn, 1 973. Waegemans, Е. , Russisch-Nederlands woordenboek van bargoens еп kamp-

taal, Leiden, 1 994 . W heeler М. , The Oxford Russian-English Dictionary, Oxford, 1 972.

Woordenlijsten bij 16 verhalen, ACLO- Russisch, z. p., z.j. Woordenlijst Nederlandse taal, samengesteld door het l n stitu ut voor Nederlandse Lexicologie in opd racht van de Nederlandse Taalun ie. Den H aag/A ntwerpen, 1 995. Балдаев, Д. С. и др.,

Словаръ тюре.мно-лагер1ю-блатного

жаргона (речевой и графический портрет советской тюръ.мы),

Москва, 1992.

Болъшая советская энциклопедия,

3-е изд. М. 1970-1978, Т. 1-30.

А. М. Прохоров (ред.),

Борунова, С. Н., В. Л. Воронцова, Н. А. Еськова,

Орфоэпи­

ческий словаръ русского языка. Произношение, ударение, гра.м.матические фор.мы,

6-е изд. Москва,

1997. Волков, А.,

Англо-русский и русско-английский словаръ

табуированной лексики,

Горбачевич, К. С. (ред.),

Минск, 1993.

Словаръ современного русского

литературного языка в 20 то.мах.

2-е изд., перерабо­

танное и дополненное, Т. 1-6, М. 1991-1994.

Бунимович, Н. Т. и др.,

Краткий словаръ современных

понятий и терминов,

2-е изд. Москва, 1995.

XI

Давыдов, Н. Н.,

Ботанический словарь: русско-анz.лийско­

немецко-французско-.латинский,

Москва, 1962.

Русский язык конца ХХ столетия,

Дуличенко, А. Д., Mu nchen, 1994.

Евгеньева, А. П. (ред.), томах.

Словарь русского языка в четырех

2-е изд., испр. и доп. Москва, 1981-1984.

Елистратов, В. С., Зализняк, А. А.,

Словарь московского арго,

Москва, 1994.

Гра.м.матический словарь русского языка,

Москва, 1977;изд. 4-е, 2003. Земская, Е. А. (ред.),

(1985-1995).

Русский язык конца ХХ столетия

Коллективная .монография,

Москва, 1996.

Иомдин, Л. Л., «Русский предлог ПО: этюд к лексикогра­ фическому портрету». l n : Saloni , Z. (ed .) Metody formalne

w opisiejfzyk6w stowianskich, Biatystok, 1990, р р.241 -2 60. Котляр, А. Н., языках,

Xll

Словаръ названий морских рыб на шести

Москва. 1984.

Кузнецов, С. А. (ред.), русского языка,

Санкт-Петербург, 1998.

Кузнецов, С. А. (ред.), русского языка,

Бо.лъшой толковый с.ловаръ

Современный толковый с.лаварь

Санкт-Петербург, 2002.

Мокиенко, В. М., Т. Г. Никитина, русского жаргона,

Бо.лъшой словарь

Санкт-Петербург, 2000.

Молоков, С. В., В. Н. Киселев, и с.лов языка газеты,

Словарь новых зна'Чений

Москва, 1996.

Морковкин, В. В., Н. М. Луцкая, и др., ных слов русского языка,

Никитина, Т. Г., ного сленга,

Никитина Т. Г.,

Словарь структур­

Москва, 1997.

Так говорит .молодежь. Словарь .молодеж­

Санкт-Петербург, 1998. Молодежный сленг. Толковый с.лаваръ,

Москва, 2003. Новичков, Н. Н.,

Словарь современных русских сокраще­

ний и аббревиатур,

Ожегов, С. И.,

Париж/Москва, 1995.

Словарь русского языка,

10-е изд. Москва,

1973.

Ожегов, С. И., Н. Ю. Шведова, языка,

Толковый с.ловаръ русского

4-е изд., доп. Москва, 1997.

Паспорт в Россию.

Woordenlijst Russisch-Nederlands, Nederlands­

Russisch, W im Hon selaar (samenstel l i ng) , A m sterdam, 1 999. Пират, Ж. И.,

Русско-голландский с.ловаръ,

Рогожникова, Р. П.,

Москва, 1961.

С.ловаръ эквивалентов с.лова:

наречные, служебные мода.лъные единства,

1991.

Москва,

Рогожникова, Р. П., Т. С. Карская,

Школъный словаръ

устаревших слов русского языка, Русский .мат (Антология),

Москва, 1996.

Ф. И. Ильясов (ред.), Москва,

1994.

Скляревская, Г. Н. (ред.), языка конца ХХ в,

Соколов, В. Е. (ред.),

Толковый словаръ русского

Санкт-Петербург, 1998.

Пятиязычный словаръ названий

животных. Млекопитающие,

Соколов, В. Е. (ред.),

Москва, 1984.

Пятиязычный словаръ названий

животных. Амфибии и рептилии,

Соколов, В. Е. (ред.),

Пятиязычный словаръ названий

животных. Рыбы,

Соколов, В. Е. (ред.),

Москва, 1989.

Пятиязычный словаръ названий

животных. Птицы,

Убин, И. И.,

Москва, 1988.

Москва, 1994.

Словаръ усилителъных словосочетаний

русского и английского языков,

Ушаков, Д. Н. (ред.),

Москва, 1995.

Толковый словаръ русского языка,

Москва, 1935-1939, Т. 1-4.

Флегон, А.,

За предела.ми русских словарей,

Xlll

Лондон, 1973.

Afkortingen

XI V

abs.

absol u ut

bljb.

bljbels

abstr.

abstract v. vb. v. bewegi n g

bllj.

Ьiljartterm

act.

actief

blol.

blologisch

adj.

adjectief, bljv oeglijk naa mwoord

bkh.

boekhoud i n g

adj.kv.

adjectief i n korte vorm

boks.

boksen, bokssport

adj.lv.

adject ief i n lange vorm

bosb.

bosbouw

adj .poss.

possess ief adject ief

bot.

botanie

adm.

a d m i n i stratief

B ulg.

B u l ga rije, B ul gaars

a d m i r.

a d m i ratief

bv.

bljvoorbeeld

adv.

adverblum, bljwoord

bwk.

bouwkunde

adv.comp.

adverblale com paratief

byz.

byzanti j n se ritus

Afg.

Afgha n i stan, Afghaans

bz.

bljzin

afk.

afkorting

cav.

cavalerie

agr.

agronomisch

Centr.-Az.

Centraal-Aziё, -Aziatisch

a.g.v.

als gevolg van

chem.

chemie

alg.

a lgemeen toepasbare vertal i n g

Chi n .

China, Chi nees

a m bt.

a m btelijk

chron.

ch ronologie

A mer.

A merika, A merikaans

ci ne.

fil mkunst

a n.

a n i mate, bezield, levend wezen

col.

col lectivum

an at.

anatomie

com .

commerci eel

A rab.

A rablё, A rablsch

com m u n .

com m u n i stisch (e)

archeo.

archeologie

comp.

com parativus

archt.

а

com pu.

com puterterm

A rm.

A rmen iё, A rmeens

concr.

concreet v. vb. v. beweging

art.

arti l lerie

conj .

conj unctie, voegwoord

arts.

kunst

crick.

cricket

a.s.

aa nstaande

cu l .

cu l i n a i r

astr.

astronomie

cult.

cultuur, cultureel

astrol.

astrologie

d.

de

attr.

attri butief

dam.

dammen, damsport

aug.

augmentatief

dans.

d a n s (kunst) , ba llet

av.

l uchtvaa rt

depr.

depreciatief

rch itecto n i sch

Az.

Aziё, Aziatisch

di al.

d i alecti sch

Azerb.

Azerbeidzjan, Azerbeidzjaans

did.

didaktiek, onderwijskunde

bal.

bal l i stiek

dim.

di m i n utief

barg.

bargoen s

d i pl .

di plomatiek

Ье р. bet.

bepaald (e)

d istr.

d i stributief

beteken i s

d . m.v.

door m iddel van

blЬl iotheekwezen

d rk.

d rukkerijwezen

ыы.

d rugssl.

d rugss lang

hz.

hoofdzin

Dui.

Duitsland, Duits

i.a.b.

i n alle beteken issen

е.

een

i . b.b.

i n beide betekenissen

ее.

economie, economi sch

i.d.b.

i n d iverse betekeni ssen

e.d .

en dergel ij ke

iem.

iemand

el.

elektriciteit

iem.s

iemands

em.

emotioneel

jf

i m perfectief

Eng.

Engel and, Engels

i . h.b.

i n het Ьijzonder

Est.

Estland, Estisch

imp.

i m peratief

etc.

etcetera

inchoat.

i nchoatief

etn .

etnologie

i nf.

i nfl n itief

euf.

eufe m i stisch

i nf. if

i m perfectieve i nfl n itief

Eur.

E u ropa, Eu ropees

i nform.

informeel

f.

fem i n i n u m , v rouwelijk

i nf. pf

perfectieve infl n itief

fll.

farmacie

i ngr.

ingressief

fl losofl sch

i nt.

i nterjectie, tussenwerpsel

fl n a n .

flna ncieel

i ntr.

i ntransitief, onoverga n kelij k

folk.

folklore

i r.

i ron i sch

fa rm.

fon .

fonetiek, fonologie

isl.

islam (itisch)

fot.

fotografle

lt.

lta l iё, ltal iaans

Fr.

F ran krijk, Frans

iter.

iteratief

fut.

futu ru m, toekomende tijd

i .t.t.

in tegenstelling tot

fys.

fysica

i .v. m .

i n verband met

fysiol.

fy siologie

jag.

jagersterm

geog.

geografle

Jap.

Japan (s)

geo l .

geologie

jarg.

jargon

geom .

geometrie

jds.

joods

Geor.

Georgiё, Georgisch

jeugds l .

jeugdslang

ger.

geru n d i u m

Joeg.

(voorm.) Joegos lav iё

gez.

gezegde

j udo.

j udos port

G r.

G rieken land, G rieks

j u r.

j u ridisch

gr.

grafl sche term

j u r.sl.

j u ristenslang

grof

grof stij l n iveau

j uw.

gym .

к

j uweel, j uwelier

gym nastiek

h.

het

kap.

kapital i s me, kapita l i stisch

her.

heraldiek

kath .

katholiek

hip.

h i ppisch

Kauk.

Kaukasus, Ka ukasisch

kamptaal

h i ppies l .

h i ppieslang

Kaz.

Kazachstan , Kazachstaans

h i st.

h i storie, h i storisch

kerk.

kerkelijk

hnd.

handel

kind.

kindertaal

hnd.cor.

handel scorres pondentie

К i rg.

К i rgiziё, К i rgizisch

hoogd r.

hoogd ravend

kleed.

kled i ng, kleermaker

xv

XVI

krt.

kaarts pel

Ned.

Nederland (s)

Kslav.

Kerks lavisch

neg.

negatief, negatieve con notatie

kv.

korte vo rm v. h. adjectief

neutr.

neutraal

kv.f .

korte vo rm v rouwelij k

N.O.

Noord-Oost(elij k)

kv.m.

korte vo rm man nel ij k

num.

n u mera le, telwoord

kv. n .

korte vorm onzijd ig

n u m .ord i n . ordi nale, rangtelwoord

kv.pl.

korte vo rm meervo ud

N .W.

Noord-West(elij k)

Lat.

Latij n (s)

О.

Oost (el ij k/en)

Let.

Letland, Lets

occas.

occasiona l i sme

l b.

landbouw

Oekr.

Oekra"i ne, Oekraiens

lett.

letterlij k

Oezb.

Oezbekista n , Oezbeeks

l i ng.

l i ng u'ist iek, taalwetenschap

off .

officieel

L it.

L ito uwen, L itouws

o .g.v.

о р gro nd van

l it.

literatuur, l itera i r

o . i.d.

of iets dergel ijks

log.

logica

o . i.v.

onder i n vloed va n

lv.

lange vo rm v. h. adjectief

o.l.v.

onder lei d i n g van

m.

mascu l i n u m , man nelij k

o n b.

onbepaald

maatsch.

maatschapp ij , maatsch appel ijk

ong.

ongeveer

mar.

maritiem , nautisch

o n p.

on persoonlij k

m at.

mathemati sch

o nvert.

onvertaald

m . b.t.

met betrekking tot

Oostr.

Oosten rij k (s)

m . b.v.

met behu l p van

opt.

o ptica

mech.

mechanica

ord i n .

zie n u m .ord i n .

med.

med i sch

o rth.

orthodoxie

met.

metonymisch

0 .-S l av.

Oost-S l avi sch

meteo.

meteorologie

Oud rus.

O udruss isch

m . h.o.o .

met het oog о р

Oudslav.

Oudsl avisch

M idden-Az. M idden-Aziё, -Aziatisch

ovd r.

overd rachtelij k

m ij n b .

m ij n bo uw

р.

persoon

mil.

m i l itai r

pal.

paleografle

mil.sl.

m i l itai r slang

part .

participium, deelwoord

min.

m i neraal

pass.

passief

mn.

man

pej.

pejoratief

m.n.

met name

pers.

persoon (lij k)

Mo ld.

Mo ldav iё, Moldav isch

Perz.

Perziё, Perzisch

Mo ng.

Mo ngo l iё, Mo ngools

pf

perfectief

Mos.

Moskou, Moskov i sch

pf/if

Ьi-as pectueel (zowel pfals if)

m.u.v.

met u itzonderi n g van

pl.

pl ura lis, meervoud

m uz.

m uziek

plaats bep.

plaatsbepali ng

myt.

mythologie

Pls.

Polen, Pools

N.

Noo rd (el ij k/en)

pl.t.

plurale ta ntum

n.

neutru m , onzijdig

роёt.

poёtisch

pol .

politiek

sb.pron.

pronominaal sb.

poolstr.

poolstreken

schaak.

schaakspel

pos.

pos itief , positieve con notatie

scheidb.

scheidbaar

p. pres .a.

part. presentis actief

scherm.

schermen , scherm sport

p. pres. p.

part. presentis pass.

scherts.

schertsend

p.pret.a.

pa rt. preteriti actief

sch i l d.

schi lderku n st

p. p ret. p.

pa rt. preteriti pass.

sch i m p.

sch i m pend, scheldwoord

pred.

pred icaat (swoord)

sf.

semelfactief (eenmalig)

pref.

prefix, voorvoegsel

sg.

si ngularis

prep.

prepositie, voorzetsel

S i b.

S i beriё, S i beri sch

pre- rev.

v66r de Revolutie

s l.

slang

pres.

presens, tegenwoord ige tijd

S l av.

S l av isch

pret.

preteritu m, verleden tijd

soc.

sociali sme, soci a l i stisch

prl m.

parlementa i r

sociol.

sociologie, sociologi sch

prof.

profess ioneel taalgebru i k

S p.

S pa nje, S paans

pron.

pronomen , voornaamwoord

S pb.

S i nt-Petersbu rg ( s)

pron .adj .

pronomi naal adjectief

s pec.

s pecifiek, s pecia l i stisch

p ron .dem . aa nwijzend voornaamwoord

s port.

sportterm

pron.indet. onbepaald voornaa mwoord

sprw.

s p reekwoord

pron. i nterr. v ragend voornaamwoord

spw.

s poorwegen

pron. pers.

persoo n l ij k voornaa mwoord

pron. poss. bezitte l ij k voornaamwoord pron . reci p. wederkerend voornaa mwoord pron. rel.

betrekkelij k voornaamwoord

s.u.

Sovjet-U n i e

suff .

suffix, achtervoegsel

s u p.

su perlat iv u s

sym p.

sympathiek, sym path isch

prot.

protestant (s)

Tadz.

Tadzj i kistan , Tadzj ieks

prt.

partikel

t.a.v.

ten aanzien v a n

Ps.

psalm

t.b.v.

ten behoeve van

psych .

psychologie

tech.

techniek, tech n i sch

рuЫ .

puЬl icistiek, puЬlicistisch

tel .

telegraaf , telefoon

rad .

rad io, rad a r

ten n .

ten n i s (sport)

refl .

reflexief

tex.

textiel

reg.

regionaal

t.g.v.

ter gelegenheid v a n

rel.

rel igieus

theat.

theater

tijdsbep.

tijdsbepa l i n g tan keen heid

richtingsbep. richti ngsbepa l i n g R. K.

Rooms- Katholiek

tke.

Roem.

Roemen iё, Roemeens

Toerk.

Toerkmen ista n , Toerkmeens

Rom.

Romei n s

t.o.v.

ten o pzichte v a n

ru i mt.

ru i mtevaart

tr.

tra n sitief , ov ergan kelijk

Rus.

R u s l a n d , R u ssisch

tsar.

tsa ristisch (tijd perk)

samenst.

deel v.

tu i n b.

tuin bouw(kund ig)

sb.

su bsta ntiv u m

T u rk.

T u rkije, T u rks

sba.

su bsta ntiva

tussenv.

tussenvoegsel (вводное слово)

е.

samenstel l i ng

XVll

XVlll

tv.

telev i sie

:;:

archa'i sch

t.w.v.

ter waa rde v a n

lt

officieel, l itera i r

typ.

typografie

J,

spreektaal

u itz.

u itzonderl ijk



laag stij l n iveau

v.

van



verwijzi ng naar ander a rtikel

v.a.

vanaf

v oor collocaties/voorbeelden

vb.

ver b u m , werkwoord

verwijzing naar a nder a rtikel

vba.

verba, werkwoorden

voor verta l i n g (en)

vb.sb.

verbaal sb.

verva ngt het trefwoord v a n een

v. d.

van de

artikel i n col locaties, idiomen

v. е.

va n een

en voor beelden

vet.

veteri пa ir

па dit teken staat ее п a lterna-

vgl.

vergel ijk

tieve vorm v a n het trefwoord

v. h .

v a n het

geeft aan dat ее п vorm twijfel-

vis.

v i s, v isser ij

v l ks-poёt.

volkspoёzie

v п l.

voor na melijk

achtig is 0

geeft аап d at een vorm п i et bestaat

voc.

vocativ us

vr.

v rouw

vtb.

voetbal

е п voorbeeldeп (vа п ее п Ье р.

v.s.

Vereп igde Staten

* :

··

v66r ее п woord geeft аап d at dit hypothetisch is па dit teken staa n de col locaties

v u lg.

v u lgai r

beteke n i s) met h u n verta l i ng(eп)

v.w.b.

voor wat betreft

na dit teken staan de idiomen

West(elij k/en)

blj het trefwoord met h u n ver-

wbk.

water bouwku nde

wetensch.

weteпschap, wetenschappelijk

[1]

nominativ us

W.- Eur.

W est- Eu ropa, -Europees

[2]

gen itiv u s

W itrus.

W itrusland, W itr ussisch

dativ u s

Zuid (elijk/en)

[З] [4]

accusativ u s

zich

[5]

i n strumentalis

w.

z.

z.

z.o.

tal i n g (en)

Zu id-Oost(elijk)

[6]

locativ us

zoё l .

zoё logisch

2*sg.

geп itiv us-2

Z.W.

Zu id-West (elijk)

б*sg.

locativ u s-2

l pl.

le per soon plur a l i s

2pl.

2е per soon plur a l i s

3pl.

зе persooп plura l is

lsg.

le per soon si пgula ri s

2sg.

2е persoon s i n gu lar i s

3sg.

3е persoon s i ngular i s

Aanwijzingen voor het gebruik

Ordening van de artikelen

1.0 De a rtikelen zij n alfabeti sch gera n gsch i kt volgens het R ussische alfabet:

ш

а

и

б

й

р с

в

к

т

ъ

щ

r

л

у

ы

д е/ё

м

ф

ь

в

х

э

ж

о п

ц ч

ю я

3

Daarna volgt een A ppend ix met een aantal recente R uss ische woorden waarvan het eerste deel gesch reven wordt i n Latij ns schrift en het tweede deel i n Cyri l l i sch schrift; deze zij n geordend volgens het Nederlandse alfabet.

2

Opbouw van de artikelen Een a rtikel is o pgebouwd u it een aantal secties.

2.1

Een a rtikel wordt ge"identifkeerd door een vetged rukt trefwoord dat enigszi ns naar l i nks u itspringt. Een trefwoord kan, na het sym­ bool '::::: ', worden gevolgd door een vormv ariant tussen haakjes, Ьijvoorbeeld: 1

2.2

белозерский ( "' белозёрский)

De volgende grammaticale gegevens worden gespecifkeerd : •

woordsoort

De woordsoort wordt aangegeven door m iddel van afkorti ngen: adj.

adjectief

adv.

adverblum

int.

interjectie

Zelfstandige naamwoorden worden n iet als 'sb.' gema rkeerd, maar meteen als: m.

mannelijk zelfstandig naamwoord

f.

vrouwelijk zelfstandig naamwoord

n.

onzijdig zelfstandig naamwoord

eventueel gevolgd door de specifkatie 'an.' (= a n i m ate); wan neer de specifkatie 'an. ' tussen haakjes staat, is zij facultatief. W erkwoorden worden niet als 'v b.' gemarkeerd, maar meteen als:



if

imperfectief werkwoord

pf

perfectief werkwoord

pf/if

Ьi-aspectueel werkwoord

flexie

De flexie van zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, Ьijvoeg­ l ijke naamwoorden, telwoorden en voornaamwoorden wordt aan gegeven door een code die v erw ij st naar de paradigmata

XIX

in het Grammaticaal Compen d i um; de systematiek van de codes is i n het G rammaticaal Com pendium verder toegelicht. B ij de meeste zelfstandige naamwoorden komen het ' morfolo­ gische' geslacht en het 'syntactische' geslacht overeen. Een 'vrou­ wel ij k' woord wo rdt {mo rfolo gisch) geflecteerd volgens een van de 'vro uwel ij ke' pa radigmata, terw ijl het {syntactisch) een vrouwe­ l ij ke vo rm van het Ьijvoeglij k naamwoord of het werkwoord (in de verleden tijd) verla ngt. ln het woorden boek i s d it kortheidsh alve als volgt aa ngegeven, Ьijvoorbeeld blj het artikel кидалов а: кида:10ва {f.; 1a)s/. flessentrekkerij, ."

ln een relatief klei n aantal gevallen komt het morfologische geslacht niet overeen met het syntactisc he geslac ht. Zo wordt het woo rd кидал а geflecteerd vo l gens een 'vrouwelijk' para­ d i gma , terwijl het ( syntactisch) een mannelij ke vorm van h et bljvoegl ijk naamwoord verla n gt: с тарый кидал а, старого кидалы, etc. ln het woo rden boek is dit als volgt aangegeven: кид11."Iа {m.an.; f.1a)s/. oplichter, ". хх

Ook Ь ij plura l i a ta ntum is deze laatste wijze van noteren gekozen, bljvoo rbeeld: кастаньеты сбыть

of doo r m iddel va n een relatie ten o pzic hte van een ander woo rd; deze oplossing is gekozen wanneer ег geen di rect vertaa lequ ivalent in het Neder/ands is en voo r een o mschrijvende verta l ing kan wo rden gekozen:

XXll

adj. v. ".

'van

aug. v. .. .

'grote/enorme ".' e.d" of impliciet laten

dim. v....

'kleine .. .' e.d" of impliciet laten

sb. v. [adj.]

'het ". karakter', '".heid' e.d.

" ',

. 'afkomstig uit ".', 'met betrekking tot ".' e.d.

sg. v. ".

'een van de ."' e.d., of impliciet laten

vr. v. ".

'vrouwelijke ".' e.d., of impliciet laten

wan neer Ьij Ьijwoorden of zelfstand ige naa mwoo rden de verta l ing een do uЫ u re zou zijn van de verta li ng van het correspo nderende Ьijvoegl ijk naamwoo rd, resp. werkwoo rd : adv. v. ." sb. v. [vb.]

'het ".

'

of wa nneer het vertaaleq u iva/ent een i nchoatieve, iteratieve, passieve of semelfactieve constructie zo u zij n: inchoat. v. ." 'Ьeginne n te ...', 'gaan ...' e.d" of impliciet laten iter. v. ".

'herhaaldelijk ...' e.d" of impliciet laten

pass. v. ."

'worden/zijn ge .. . '

sf. v. ".

'een keer/eens ".' e.d" of impliciet laten

Verta l ingen die m i nder of n iet eq u ivalent zijn , zij n gesc heiden doo r een puntkomma. •

toelichting/specificatie

Verta l ingen kun nen zijn voo rzien van een nageplaatste toe­ l ic hti ng/s pecifkatie, wel ke s/aat ор de onm iddel lijk vooraf­ gaa nde verta l i n g of ор de hele reeks voo rafgaande verta l ingen . Nageplaatste toelic hting/spec iflcatie i s c u rsief tussen haakjes gezet, Ьijvoo rbeeld in het a rtikel свес т:й blj de verta l i n g '6vertrekken': бvertrekken

(met overtrekpapier e.d.)

Deze toelic hti n g kan u it een stijlsymboo l bestaan ind ien de Nederla nd se verta l in g sti l i stisc h sterk afwijkt van het Russisc h . •

syntaxis van vertalingen

Verta l i ngen zijn, waa r nod i g, voo rzien va n syntactisc h e gegevens, met na me het geregeerde o bj ect (in de vo rm van ' iem.', 'iets' , of een i ndicatie van het soort o bject tussen vierkante haken,

bljvoorbeeld ' [hout]') of het geregeerde voorzetsel; wanneer het geregeerde voorzetsel voor een reeks verta l ingen hetzelfde is, is dat tussen accolades achter de laatste verta l ing geplaatst, Ь i jvoorbeeld : {met}

lnd ien geregeerde objecten facultatief zijn , staan ze bovendien tussen haakjes, bljvoorbeeld: {(met)}

Ook een korte, verhelderende context kan tussen vierkante ha ken Ь ij de verta l ing staan , bljvoorbeeld:

[А.: что-что? Б.:] Дед ПШпОI [А.: wat zeg je? В.:] o f j e worst lust!

H et gaat hier om een dialoog tussen de personen 'А.' en 'В.' Een dergel ijke context kan ook a l l een blj de Nederlandse verta l ing staan, bljvoorbeeld: mк ведь нет! [ik dacht, dat het wel afgelopen zou zijn,) maar nee hoor!

2.5

Na de verta l ing (en) van het trefwoord volgen, na het teken :

• •,

voorbeelden

еп

collocaties met het trefwoord. Deze zijn vet

ged ru kt. Wanneer het trefwoord d rie of meer letters telt, is het in de voorbeelden/collocaties vervangen door een tilde: '-' , Ь ijvoorbeeld i n het arti kel свадебный: - наРЯд bruidstoilet

wat moet worden gelezen als: свадебный шшМ bruidstoilet

Wanneer het trefwoord in een verbogen of vervoegde vorm terug­ komt in het a rtikel, is het vol u it genoteerd , en dus n iet (deels) door een tilde vervangen : свадебная ПРОUQССИЯ bruidsstoet

E l k voorbeeld en e l ke col locatie kan worden gevolgd door een korte inhoudelij ke s pecifkatie, zoals is besch reven onder 2.3, en wordt gevolgd door een of meer vertalingen , ор de wijze zoals onder 2.4 i s besch reven. Voorbeelden/collocaties d i enen ervoor om informatie te geven over het gebru i k en de verta l ing van het trefwoord in syntagmen, vaste wend ingen en in andere Ь ijzondere gebrui ksgeva l len . Wanneer een voorbeeld/collocatie di rect gevolgd wordt door een tweede/derde/ . .. voorbeeld/collocatie ter i l l u stratie van dezelfde betekenis, dan is dat cu rsief (en niet vet) afgedrukt, bljvoorbeeld in het a rtikel аген т: - по � (2) handelsreiziger in; - по продаже недвuжимости makelaar in onroerend goed;

Het eventuele comblnatiewoord (in het gegeven voorbeeld: продаже ) is dan n i et onderstreept.

XXlll

l n een aantal gevallen wo rdt voo r voo rbeelden/co l loc aties ver­ wezen naar een ander, themati sc h verwant arti kel doo r middel va n het sym boo l --7; d it is gedaa n blj reeksen als de maa nden

van het jaar en de dagen van de week; bljvoo rbeeld in het a rtikel вторни к : � воскресенье

2.6 Ten s lotte vo lgen, na het teken ..,.. , idiomen met het trefwoo rd . Oo k hier vervangt de tilde het trefwoord indien d at u it d rie of meer letters bestaat. E l k idioom kan wo rden gevolgd door i n ho udelij ke specifk atie, zoals i s besc h reven onder 2 .3 , en wordt gevolgd doo r een of meerdere vertalingen, ор de wijze zoals o nder 2-4 i s besc h reven. l d io men o nderscheiden zich van voo rbeelden/collocaties doo r­ dat de betekenis van het geheel n iet gelijk i s aan de so m van de betekenis va n de sa menstellende woo rden; het ondersc heid i s ec hter eerder gradueel dan sc herp. Wa n neer een idioo m di rect gevo lgd wo rdt doo r een tweede/

XXIV

derde/... idioo m ter i l l u stratie van dezelfde betekenis, dan is dat c u rs ief (en niet vet) afged rukt, Ьijvoo rbeeld in het a rtikel в ал.Я ть: - дуоак8/в8ньку J, idioot/dwaas/dom doen, de dwaas/ de clown uithangen; de onnozele spelen, voor gek spelen; не ва.лЯй(те) дурака doe niet zo dwaas; хватит дурака-то - ! je moet je niet zo uitsloven/aanstellen

Het eventuele co mblnatiewoo rd (in het gegeven voo rbeeld: дур ака) is dan niet onderstreept. N B. ln veel arti kelen zijn s lec hts een of en kele van de genoemde secties gerea l iseerd. 2.7

Wanneer een Russi sc h trefwoo rd polysemie vertoo nt, dat wi l zeggen meerdere, du idel ijk o ndersc heiden beteken i ssen heeft, dan is het art i kel o pgedeeld in ' po lysem ieЬlokken ', wel ke gen u m­ merd zijn met vetged ru kte c ijfers (1, 2,

•••

) . E l k po lysemieЬlo k

bevat de co rrespo nderende Nederlandse vertalingen en d e eventuele voo rbeelden/co l locaties. 2.8

Wanneer een Russ isc h trefwoord homonymie vertoont, dat wil zeggen meerdere woo rdsoo rten telt, dan is het a rtikel o pgedeeld in ' ho mo niemЫo kken' , welke gemarkeerd zijn met vetged ru kte Ro mei n se cijfers (1, 11,

.•.

).

Homo n iemЫo kken zijn oo k gebru i kt i n geva l van voo rzetsels die meerdere naa mva l len regeren, en Ьij en kele zeer co mplexe a rtikelen. E l k ho mo niemЫo k is weer o pgebouwd u it secties zoa l s besc h reven i n 2.2-2.6.

Wanneer de mannel ij ke vo rm van een Ь ijvo eglijk n aamwoo rd oo k zelfstandig als zelfstandig n aa mwoord voo rko mt, is d it middels ho mo n iemЫo kken tot u itd rukking gebracht: 1 voo r het Ьijvoeglijk gebrui k en 11 voo r het zelfsta ndig gebru i k. De code voo r de f\exie staat v66 r het eerste Ro meinse cijfer, o mdat deze code voo r zowel de Ь ijvoeglijke als de zelfsta ndige versch ij n i ngsvo rm geldt; het s p reekt voo r zich dat eventuele i nfo rmatie over de korte vo rm a lleen voo r het Ь ijvoegl ij ke gebruik geldt.

2.9

l n geval van polysemie Ьij voorbeelden /collocaties of idiomen is de verta l i n g o pgedeeld i n 'Ьeteken i s Ь lo kken' wel ke gen u m merd zij n met magere, cursief ged ru kte cijfers (1, 2, ... ) . Elk beteken i s­ Ыo k bevat de co rrespo nderende Nederl a nd se verta l i ngen.

2.10 De volgorde van twee of meer voorbeelden /collocaties of idiomen is a l s vo lgt bepaald. Eerst ko men de gevallen waari n geen sprake

is van een 'co m b l natiewoo rd '; daa rna ko men de geval len met een co mbl natiewoo rd. De laatste categori e is alfa betisch geo rdend ор gro nd van het co mblnatiewoo rd. O m het o pzoeken te vergemakkel ijken is het co mblnatiewoo rd onderstreept; zo zijn i n het artikel свадебный de woo rden н ар.Яд en процессия de co m b l natiewoo rden: - наоЯд bruidstoilet свадебная пооuессия bruidsstoet

2.1 1 l n veel geva l len wo rden specificaties Ьij verwijzingen gegeven , d i e bestaa n u it gewo ne en/of Ro mei n se cijfers. H iermee wo rdt aangegeven naar welke beteken i s wo rdt verwezen, Ь ijvoo rbeeld: dim. v. брак 2 inchoat. v. кос:Ить II 2

3

Lidwoord De keuze van het lidwoo rd Ь ij Nederlandse vertalingen is aan­ gegeven met s u perscri pt ' h ' (dat wil zeggen dat het woo rd ge­ co mbl neerd wo rdt met 'het') of met 'd/h' (dat wil zeggen d at het woo rd geco m b l neerd kan wo rden met zowel ' het' als 'de') . De co mblnatiemogelij kheid met enkel 'de' is n iet expl iciet aangegeven en vo lgt dus u it het o ntbreken van 'h ' of 'd/h'. Bijvoo rbeeld: landh aanrechtd'h keuken

Het lidwoo rd i s altijd ор deze wijze aangegeven Ь ij de woo rd­ vertal i ngen; Ь ij verta l i ngen van voo rbeelden/co l locaties en i d io men is het l idwoord al leen aangegeven wan neer de verta ling u it slechts een woo rd bestaat.

xxv

4

Klemtoon De klemtoon van Russische woo rden is aangegeven doo r een accentteken (accent aigu) boven de beklemtoo nde vocaa l (en in so m mige afkortingen boven de beklemtoonde con­ so na nt) : Москва

ln sa mengestelde Russische woo rden is, waa r nod ig, een secundai r accent aangegeven (accent grave) : 1

вйдеокамера

De klemtoon van Nederla n dse woo rden is a l l een aa ngegeven (doo r m iddel van een accent a igu) wanneer het betekenisonder­ scheidend of emfatisch i s : doorlopen vs. doorl6pen niet zij maar ik s

Aspect Russische as pectpa ren hebben zowel voo r de i m perfectieve a ls

XXVI

voo r de perfectieve partner een а рагt a rtikel. Ze wo rden echter s lechts onder een van beide a s pecten vertaa ld, o mdat het as pect­ onderscheid in de meeste geva llen de lexicale verta l ing n iet of na uwel ijks be"invloedt; Ьij het andere as pect wo rdt naar de as pect­ partner verwezen. As pectpa ren worden steeds onder de morfo lo gisch m inst geco m­ pliceerde partner behandeld: •

as pectpa ren die bestaan uit een ongeprefigeerd i m perfectief

en een geprefigeerd perfectief wo rden o nder het i m perfectief behandeld, terwijl van u it het perfectief wo rdt verwezen; •

as pectpa ren die bestaa n uit een geprefigeerd perfectief en een

secundai r ge"i m perfectiveerd i m perfectief worden onder het per­ fectief behandeld, terw ij l van uit het i m perfectief wordt verwezen. l n d ien een perfectief of i m perfectief werkwoo rd een betekenis heeft die door de aspectpartner niet gedragen wordt, dan wo rdt deze betekenis u iteraard Ь ij het desbetreffende perfectieve of i m perfectieve werkwoo rd vermeld , ongeacht zijn morfo lo gische co m plexiteit.

6

lnhoud De basis voo r het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek is ge­ legd doo r de elektron ische o m kering van het Nederlands-Russisch

Woordenboek van Van den Baa r tot een Russ isch - Nederla nds bestand, en de verdere kritische bewerking daa rvan. Hoewel dit bestand in veel o pzichten rij k was (Ь ijvoo rbeeld doordat er veel sa mengestelde Nederlandse woo rden in voo rkwamen), kende

het ook en kele voorzien bare lacunes, onder andere ор de volgende terreinen: woorden en begri ppen die te maken hebben met het Russische cu ltu u reigen en meer i n het algemeen met de Russische real iteit, het n ieuwe Russ isch van na de perestrojka, krantentaal, de ige-eeuwse woordenschat, id iomen en (combl naties va n) pa rti kels. О р deze gebleden is thematisch gezocht naar materiaal, Ьijvoorbeeld ор het gebled van oude maten en gewichten, en naar (combl naties van) partikels i n het woorden boek van Рогожни­ кова. Het verzameld lex icografisch werk van Fra ns Jansen leverde veel puЬl icita i r taalgebru i k ор. Daarnaast werd ook materiaal 'toeval l ig' verzameld ор basis va n lectu u r. l n de laatste vier jaar is het woorden boek aan de hand va n het monolinguale woorden­ boek va n Ожегов/Шведов а systematisch u itgebreid en ver­ volledigd, met het vierdel i ge Academische Woorden boek va n Евген ьев а als regel matige bron va n aa nvu l l i n g en preciseri ng. U itei ndelijk heeft dit een woorden boek opgeleverd met meer dan 85.000 a rti kelen, meer dan 6 7.500 voorbeelden/collocaties en idiomen en meer dan 256.000 vertali ngen. H et woorden boek is i n eerste i n stantie bedoeld voor gebrui kers met het Nederlands als moedertaal; vandaar dat toelichtende tekst i n de a rtikelen in het Nederlands i s gesteld en i n een aa ntal gevallen encycloped ische i nformatie over de Russische real iteit is verstrekt. Ook de gra m m aticale informatie is speci aal voor hen bedoeld. Voor de Russischtalige gebru i kers is Ьij su bsta ntiva de keuze voor 'de' en/of ' h et' vermeld; de vermelding van su bjecten, objecten en dergelijke maakt het h u n iets gemakkelijker de j u i ste keuze te doen u it een reeks verta l i ngen; ten slotte is in veel gevallen een vertal i n g door m iddel va n een sa mengesteld woord (van het type 'con structiefout') gegeven , als d at in het Nederlands gangbaar is.

XXVll

а - абразйвный

А

а 1 (n.; о} а (паат v. d. letter а) •:• 01 «а» до «Я» van а tot z; сказав «а», нужно сказать и «б» wie а zegt, moet ook Ь zeggen 11 (conj.} 1 (feidt ееп zin in die tegenover/naast ееп andere staat, ofaanvиllende ge­ gevens bevat) en, maar, toch, echter •:• он поехал, а я остался hij ging weg, en/maar ik Ыееf; ручкой, а не карандашом met pen en niet met potlood; не шесть, а три niet zes, maar drie; ты опоздал, а Это плохо je bent te laat, dat is niet goed; за домом лес, а за лесом - река achter het huis is een bos, en achter het bos is een rivier; а 11О! и нет (a/s reactie ор ееп veronderstellende vraag) [А: je bent toch al ор vakantie geweest? В:] neen hoor; а Шюtо en wel, te weten; а IO 1 anders 2 (па voorwaardelijke bijzin) dan; а IO и ! of zelfs; ... , а IO бы вЫпили! kom, neemt и toch een kopje (thee/ ... )!; а 12 как же! ! reken maar (van yes)!; а IO нет? oh nee? (is het niet zo?), of niet soms? 2 (аап het begin v. е. с/аиs/ alinea) en, maar (wordt vaak niet vertaald als de aanslиiting аап het voorafgaande of de spreeksitиatie а/ dиidelijk is) •:• а ты придёшь? je komt toch ббk, (he)!?; а (что если) я вдруг заболею stel je voor dat ik plotseling ziek word; а не вЫпить ли нам чаю? wat is er tegen een kop thee?; а не пойтй ли нам прогулЯться? wat zou je ervan zeggen als we gingen wandelen?; а � (, я вам мешаю)? (stoor ik u) misschien/ soms?, (ik stoor u) toch niet? 111 (int.} (instemmend) ah (zit dat zo); (geёrgerd, verbaasd) zo!; (иitroep) ha! •:• а, а я думал, что ты знал о, ik dacht dat je het wist IV (ргt.) (appellatief) zeg; (tegenstellend) en; (verwon­ derd) he! •:• а? ! niet waar?, of niet soms?; а-а о, ja (ik zie het); (а) ты придёшь, а? je komt toch 66k, he!?; хороший концерт, а? het was een mooi concert, vind je niet?; пойдём гулЯть, а? zeg, zullen we een eindje gaan wandelen? а- (pref.} (ontkennend) а-, оn­ абажур {m.; 1а) lampenkap абажурный {adj.; 1*а} van een lampenkap абаз {m.; 1а} abaz (in de Каиk.: kleine zilveren типt) •:• ни одного абаза у [2] ! geen rooie cent hebben

абазинец (m.an.; s*a; pl. абазины, абазин, ".} Abaziniёr (lid v. volk иit de Каиk.) абазИнка (f.an.; з*а> Abazinische абазИнский (adj.; за; kv. ?; comp. rэ} Abazinisch Абакан {m.; 1а) geog. Abakan (stad in Rиs.) абаканский (adj.; за; kv. ?; comp. rэ) adj. v. Абакан абандон {m.; 1а} mar. abandonh аббат {m.an.; 1а) 1 abt 2 (Fr.) аЬЬе аббатиса {f.an.; 1а) abdis аббатский {adj.; за; kv. ?; comp. rэ) abts-, van een abt аббатство (n.; 1а} abdij аббревиатура (f.; 1а} afkorting аббревиатурный {adj.; 1*а} afkortings-, van een afkorting

аббревиация {f.; 7а} abbreviatie абдикация {f.; 7а} ро/. abdicatie абдомен (m.; 1а) anat. abdomenh абдоминальный (adj.; 1*а) anat. abdominaal абдуктор (m.; i a) abductor абдукторный (adj.; 1*а) аЬduсtоrs­ абдукция {f.; 7а) abductie аберрационный {adj.; 1*а) aberratie-

аберрация (f.; 7а} aberratie, afwijking абзац {m.; 5а) alinea •:• начать новый - nieuwe alinea beginnen; на'Чdтъ с абзаца inspringen, een regel laten verspringen абзацный (adj.; 1*а; kv.m. ?} аlinеа­ абиссальный (adj.; 1*а) geo/. abyssaal абиссИнец {m.an.; s*a> Abessijn АбиссИния (f.; 7а) geog. Abessiniёh абиссИнка (f.an.; з*а) Abessijnse абиссИнский (adj.; за; kv. ?; comp. rэ) Abessijns, van/ uit/in Abessiniё абитуриент (m.an.; 1а) iem. die z. ingeschreven heeft als student, (nieuw ingeschreven) student (die toela­

tingsexamen voor de иniversiteit/het hbo moet afleggen) абитуриентка {f.an.; з*а) vr. v. абитуриент абитуриентский {adj.; за; kv. ?; comp. rэ) adj. v. абитуриент

аблатИв {m.; 1а} ling. aЫatief, aЫativus аблаут (m.; 1а) ling. aЬlaut аблЯция (f.; 7а) aЬlatie аболиционИзм (m.; 1а) abolitionismeh аболиционИст (m.an.; 1а) abolitionist аболиционИстский (adj.; за; kv. ?; comp. rэ) abolitionistisch

аболИция (f.; 7а) abolitie абонемент (m.; 1а) 1 {(на [4] /в [4])> abonnementh (ор [krant, schouwburg e.d.]); abonnementskaart •:• - в бассейн zwemabonnementh; годовой - jaar­ kaart; месячный - maandkaart; - Ш!. год jaarabonne­ menth; - в театр abonnement ор de schouwburg 2 uitleen(afdeling), uitleenbalie абонементный (adj.; 1*а) abonnements-, vastrecht­ •:• - .!1ОН.1ШJп abonnementsconcerth; абонементная плата abonnementsgeldh, vastrechth абонент (m.an.; 1а) 11' abonnee (v. telefoon, krant, tijd­ schrift e.d.), abonnementhouder, ingeschrevene, lidh (v. е. ЫЬ/iotheek) абонентка (f.an.; з*а) vr. v. абонент абонентный (adj.; 1*а) abonnee(s)- •:• - .!iцu!.к postbus абонентский (adj.; за; kv. ?; comp. rэ) abonnee(s)•:• - пульт сотри. terminal; - пункт сотри. site абонИрование (n.; 7а) sb. v. абон:Ировать абонИровать (pf/if; 2а; tr.} :j: geabonneerd zijn ор; abonnement(skaart) kopen абонИроваться (pf/if; 2а; на [4]> :j: geabonneerd zijn op абордаж (m.; 4а) entering •:• взять на - enteren, aborderen абордажный {adj.; 1*а) еntеrабориген (m.an.; 1а) autochtoon, aboriginal, inboor­ ling, inheemse, oerbewoner аборигенка (f.an.; з*а> vr. v. абориген, inboorlinge, inheemse, oerbewoonster аборигенный (adj.; 1*а) inheems, autochtoon, oorspronkelijk аборт (m.; 1а) abortus, vruchtafdrijving •:• (с)делать ([ЗJ) abortus plegen (blj), aborteren (blj), vrucht afdrijven (Ьij), kind/vrucht wegmaken (Ьij) абортИвность (f.; 8а) Ыо/. onvolledige ontwikkeling, onvolledige gerijptheid абортИвный (adj.; 1*а) 1 med. abortief, vruchtaf­ drijvend •:• абортйвные � vruchtafdrijvende middelen 2 Ыо/. niet volledig ontwikkeld аборторий (m.; 7а} ! abortuskliniek абразив (m.; 1а) schuurmiddeP, slijpmiddelh абразивный (adj.; 1*а) schurend, slijpend, schuur-, slijp-

абрази6нный - авантажный

абразионный (adj.; 1*а) rned./geol. аЬrаsiе­ абразия (f.; 7а) rned./geol. abrasie абракадабра (f.; 1а) abracadabra h Абрам (m.an.; 1а) Uoodse паат) Abram, Abraham абрек (m.an.; за> :!: abrek (Kauk.: bergbewoner, door Rus. vaak beschouwd als rover) абрикос (m.; 1а) abrikoos абрикосный (adj.; 1*а) abrikozen- •:- абрикосная косточка abrikozcnpit абри:косовка (f.; з*а> abrikozenlikeur абрикосовый (adj.; i a) 1 abrikozen- •:- абрикосовое варенье abrikozenjam 2 abrikozenkleurig абри:с (m.; l a) ft omtrek, contour абрисный (adj.; 1*а) 11 omtrek-, contour­ aбceнт (m.; i a> absintdth абсентеизм (m.; 1а) absenteisme h (v. grondbezitters); ро/. hct niet opkomcn (bij sternrning) абсентеист (m.an.; i a> absent абсолют (m.; 13)fll. het absolute абсолютизаци:я (f.; 7а) verabsolutering абсолютизИрование (n.; 7а) verabsolutering абсолютизИровать (pf/if; 2а; tr.) verabsoluteren абсолютизм (m.; 1а> ро/. absolutismeh абсолютИ:ст (m.an.; 1а) ро/. absolutist абсолютИстски:й (adj.; за; kv. ?; comp. 0) ро/. absolutistisch абсолютность (f.; 8а) absoluutheid абсолютный (adj.; 1*а) absoluut; (v. overtuiging, belofte) stellig; (v. vrijheid, rust, stilte e.d. ook) volledig, vol­ komen; (v. onzin ook) volmaakt; (v. doofheid, duister­ nis, idioot, leeghoofd, absurditeit, onzin e.d.) volslagen. totaal; (v. noodzaak, orde, rechtvaardigheid, verЬod, waarheid, zekerheid, etc.) volstrekt •:• абсолютно absoluut, compleet, radicaal, totaal, volkomen; л абсолЮтно не верю Это.му/в Это dat geloof ik van z'n leven niet;

абсолЮтно невоз.м6жно!

volkomen/absoluut onmogelijk!; абсолютно непрdвилъно faliekant verkeerd; абсолЮтно ни-чего niemendal, hoegenaamd niets; абсолют­ но уверенно met feilloze zekerheid [antwoorden]; я абсолютно уверен в " . ik geloof al z'n leven dat "., ik ben daar heel zeker van; абсолютное большинство absolute meerderheid; абсолютная власть absolute macht; абсолЮтная Истина absolute waarheid; абсолютная монаохия absolute monar­ chie; - !:OOll! absolute temperatuur; - � absoluut gehoor абсолЮция (f.; 7а) rel. absolutie абсорбйровать (pf/if; 2а; tr.) absorberen абсорбционный (adj.; i*a) аЬsоrрtiе­ абсорбция (f.; 7а) absorptie абстинент (m.an.; i a) abstinent абстинентный (adj.; 1*а) •:• - синдром ontwenningsverschijnsel(en), afkickverschijnselen абстрагйрование (n.; 7а) abstrahering абстрагИровать (pf/if; 2а: tr.) abstraheren абстрагИ:роваться abstract, non-figuratief •:• абстрактное искусство abstracte kunst; абстракт­ ное понятие abstract begrip

абстракционйзм (m.; i a) arts. abstracte kunst абстракционист (m.an.; ia) arts. abstract schilder абстракционИстка (f.an.; з*а) arts. abstract schilderes

2 абстракционИстский (adj.: 3а; kv. ?; comp. 0) orts. abstract абстракция (f.; 7а) abstractie абст.Яга (f.; 3а) s/. afkickverschijnselen, ontwennings­ verschijnselen абсуРд (m.; i a> absurditeit, het absurde •:• - 1 dat slaat als een tang ор een varken! (onzinnig); � [4] до абсурда tot in het absurde doorvoeren/door­ drijven; театр абсурда absurdistisch theater абсУI>дность (f.; 8а) absurditeit абсурдный (adj.; 1*а) absurd, kolderiek абсцесс (m.; 1а) rned. abces h •:• - rорла keelgezwel h абсцИсса (f.; 1а) mat. abscis •:• 2Иl абсцйсс x-as абулИя (f.; 7а) med. abou\ie, besluiteloosheid абхаз (m.an.; 1а) Abchaziёr абхазец (m.an.; s*a> Abchaziёr Абхазия (f.; 7а) geog. Abchaziёh (autonorne repuЬ/iek in Geor.) абхазка (f.an.; з*а) Abchazische абхазски:й (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Abchazisch абцуг (m.; за> ·:· с п.Шшоrо абцуrа/по первому абцугу :j: stante pede, terstond абЬ1 avant-gardiste авангардИстский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) avantgardistisch авангардный (adj.; 1*а) mil./arts. avant-garde-, voorhoede- •:• - §ой voorhoedegevecht аванзал (m.; 1а) antichambre, hal аванзальный (adj.; i*a> adj. v. аванзал аванложа (f.; 4а) theat. avant-loge аванпорт (m.; 1а) buitenhaven, voorhaven аванпортный (adj.; l *a) adj. v. аванп6рт аванпост (m.; i a) mil. voorpost аванпостный (adj.; 1*а) adj. v. аванп6ст аванс (m.; 1а) 1 (ор /ооп, /ening e.d.) voorschoth; (vooraf betaalde sorn) vooruitbetaling •:• авансом als voorschot; взять - voorschot opnemen; � [З] iem. een voorschot geven, voorschieten; - .�ш будущее voorschot ор de toekomst; оплатйть авансом (als voorschot) vooruitbetalen; получмть voorschot krijgen; получнть авансом als voorschot krijgen, vooruitkrijgen; полу-чuть авансом в с-чёт [2] voorschot krijgen ор [salaris e.d.); - в � заработной платы salarisvoorschoth 2 J.. (rneestal pl.) Ьelofte 3 ,J.. (meestal pl.) avance •:• делать авансы [З] avances maken, flirten авансйрование (n.; 7а) het geven van een voorschot авансИроватъ (pf/if; 2а; tr.) voorschoth geven, geld h voorschieten авансИроваться (pf/if; 2а) voorschoth krijgen авансовый (adj.; 1а) voorschot(s)- •:• - пnатёж voorschoth авансцена (f.; , а) voortoneel h, proscenium h авантаж (m.; 4а) +! J.. voordeel h авантажный (adj.; i *a> 'i;./J.. voordelig, in het voordeel

з werkend •:• � авантажным J, er leuk/aantrekkelijk uitzien авантюра (f.; 1 3) (ро/. e.d.) avontuur " ·:· авантюры lotgevallen; пуститься в авантЮру z. in een avontuur storten, ор avontuur gaan авантюрнзм (m.; l a) (ро/. e.d. ) avonturisme" авантюрИст (m.an.; la) + avonturier, fortuinzoeker, gelukzoeker; vrijbuiter авантюристнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) ро/. avonturistisch авантюрИстка (f.an.; 3*а) avonturierster авантюрИстский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) avonturisten­ aвaнтЮpнocть (f.; 8а) avontuurlijkheid авантюрный (adj.; 1*а) avontuurlijk, avonturen•:• авантЮрно avonturistisch, ор avontuurlijke wijze; - ооман avonturenroman аварец (m.an.; s*a) Avaar (lid v. nomadenvolk in de Kauk.) аварнйность (f.; 8а) slechte toestand, slechte staat, noodtoestand; (v. gebouw) bouwvalligheid аварнйный (adj.; 1*а) 1 nood-, bergings- •:• аварИй­ ная � hulpploeg (bij rampen); - водосброс overloop, (nood)overlaat (in bad, gootsteen); аварИй­ ная волна rad. noodfrequentie; - выключатель noodschakelaar; - вь1ход nooduitgang; - вnШ< noodrantsoen ", noodvoorraad; аварИйные издержки schadekosten; аварИйная команда hulpploeg (bij rampen); аварИйная лампа pechlamp; - ток nood­ luik "; аварИйная мера noodvoorziening; аварнйное освещение noodverlichting; - � av. noodrant­ soen h; - передатчик noodzender; аварИйная � tш noodlanding, buiklanding; - ремонт onvoorzien onderhoud, noodreparatie, spoedonderhoud h; - сигнал noodsignaal "; аварИйная сигнализация alarm h (t.b.v. beveiliging); аварнйная � nood­ situatie; аварИйная слУжба herstelploeg, herstel­ dienst (bij rampen); ongevallendienst; - � overloop (in bad, gootsteen); аварИйное ! wijk waar het personeel van een vliegveld woont авиагруз (m.; 1а) luchtvracht авиадвигатель (m.; 2а) vliegtuigmotor авиадесант (m.; 1 а) luchtlanding авиазавод (m.; 1 а) vliegtuigfabriek авиакатастрофа (f.; 1а) vliegramp, vliegtuigongelukh, crash авиаклуб (m.; 1 3) vliegclub авиакомпания (f.; 7а) luchtvaartmaatschappij авиаконструктор (m.an.; 1 а) vliegtuigconstructeur, vliegtuigbouwer, vliegtuigbouwkundige авиаконструкторский (adj.; 3а) vliegtuigbouwkundig авиалайнер (m.; 13) vliegtuigh авиалиния (f.; 7а) luchtlijn авиаматка (f.; 3*а) mi/. vliegdekmoederschip h авиамоделизм (m.; 1а) vliegtuigmodelbouw авиамоделИст (m.an.; 1 а) vliegtuigmodelbouwer авиамодель (f.; 8а) vliegtuigmodel h авиамодельный (adj.; 1*а) adj. v. авиамодель авиамотор (m.; 1 а) vliegtuigmotor авиамоторный (adj.; 1*а) vliegtuigmotor­ aвиaнaклaднaя (f.; adj.1b) hnd. luchtvrachtbrief авианалёт (m.; 1 а) mi/. luchtaanval авианосец (m.; s*a) mi/. vliegkampschiph, vliegtuigmoederschip", vliegdekschip h авианосный (adj.; 1*а) mi/. adj. v. авиан6сец авиапарад (m.; 1а) vliegdemonstratie, vliegfeesth авиаполк (m.; 3Ь; б*sg.) av. eskaderh авиапочта (f.; 13) luchtpost ·:· авиапочтой per lucht­ post авиапромЬ1шленность (f.; 8а) vliegtuigindustrie ..•

.•.

••.

4

авиапромЬ1шленный - автогужев6й

авиапромЬIШленный (adj.; 1*a (l)> betrekking hebbend ор de vliegtuigindustrie авиапулемёт (m.; 1а) av. boordmitrailleur, boordwapeпh авиапушка (f.; з*а) av. boordkaпoпh, boordwapenh авиаразведка (f.; 3*а} luchtverkenning авиасообщение (n.; 7а} (verblnding) vliegverkeerh авиаспорт (m.; J a) vliegsport

11шшстроение (n.; 7а) (m.b.t. uitrusting v. vliegtuigen) vliegtuigbouw

авиастроИтель (m.an.; 2а) vliegtuigbouwer аоиастронтельный (adj.; 1*а} vliegtuigbouwkundigen-, vliegtuigbouw-

aвиacъёмкa (f.; 3*а} luchtfotografie авиатехник (m.an.; за> vliegtuigmonteur авиатор (m.an.; 1а} aviateur, vliegenier 3ВИсlТ0рСКИЙ (adj.; 3а; kv. ?; (;Omp. r.JI) VliegenierS· авиатранспорт (m.; 1а} lнchtvervoer ", luchttrans-

австрИец (m.an.; 5*а) Oostenrijker австрИйка (f.an.; 3*а) Oostenrijkse австрнйский (adj.; за; kv. ?; comp. ") Oostenrijks Австрия (f.; 7а) geog. Oostenrijkh австриЯ:к {m.an.; 3а) (ре).) Oostenrijker австриЯчка (f.an.; з*а) (pej.) Oostenrijkse австро-венгерский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Oostenrijks-Hongaars

Австро-Венrрия (f.; 7а) hist. Oostenrijk-Hongarije авт. afk. v. авт6бус автарк:йческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) autarkisch автаркйя (f.; 7а) autarkie авт6 (n.; о) :/: auto авто- {samenst.) auto-; automatisch автоавария (f.; 7а) auto-ongelukh автобаза (f.; 1 а) wagenparkh автобетоносмеснтель (m.; 2а) betonmengwagen автобиоrрафИческий (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "> autoЬiografisch

porth

авиатранспортный (adj.; 1*а) luchttransport­ aвиaтpacca (f.; 1 а} luchtvaartroute авиафИрма (f.; 1а) luchtvaartmaatschappij авиационно-диспетчерский (adj.; за; kv. ?; comp. "> •:• авиационно-диспетчерская служба vliegdienst (tegenover: technische dienst) авиационный (adj.; 1*а) luchtvaart-, vliegtuig-; av. lucht- •:• авиационное � vliegtuigbrand­ stof; - двИгатель vliegtuigmotor; - � vliegtuig­ fabriek; - � vliegclub; авиационная линия lucht­ lijn; - полк av. eskaderh; авиационная поомЫwлен­ ность vliegtuigindustrie; авиационное � ojf. vliegschool

авиация (f.; 7а} luchtvaart; aviatiek, vliegwezen h, vliegerij (theorie еп praktijk); (de vliegtuigen) lucht­ macht : � - militaire luchtvaart, lucht­ macht; гражданская - burgerluchtvaart; самолёт � авиации marinevliegtuig h авиачасть (f.; 8е) luchtmachteenheid авиашкола (f.; 1а) vliegschool авизо (n.; О) aviso d/h ·:· коедИтное - creditnota авитаминоз (m.; la) med. avitaminose, vitamine••

gebrek h

авитаминозный (adj.; 1*а) avitaminose­ aвoкaдo (n.; о) avocado авось (prt.) J, misschien, wellicht •:• .!:Ш - ор goed geluk. lukraak, ор de gis/gok; надеяться на - er maar het beste van hopen; - , � да как-нибудь до добра не доведУт (gez.) ор goed geluk, ор de gis/ gok/bonnefooi

авоська (f.; з*а) .J, boodschappennetje", (gevlochten) tasjeh (voor onverwachte aankopen) Авраам (m.an.; l a) bijb. Abraham аврал (m.; 1 a) .J, (со/.) haastwerkh •:• - 1 mar. alle hens aan dek!, iedereen aan de pompen!, alaпn!

авральный (adj.; 1*а) adj. v. аврал, nood- •:• авраль­ ная работа (со/.) haastwerkh, werk onder hoge span­ ning; teamworkh

Аврора (f.; 1а) 1 (an.) myt. Aurora, de Dageraad 2 Aurora (pantserschip dat in 1917 met ееп kanonschot het startsein voor de Oktoberrevolutie gaf) австралИец (m.an.; s*a) Australiёr австралИйка (f.an.; з*а) Australische австралнйский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> Australisch Австралия (f.; 7а) geog. Australiё h •:• Восточная/ Западная/Сitвеоная/Южная - Oost-/West-/Noord-/ Zuid-Australiёh

австралопитек (m.an.; за> zoo/. australopithecus

автобиографичность (f.; 8а) sb. v. автобиогра­ фйческий

автобиоrрафнчный (adj.; l*a) autoblografisch автобиоrрафия (f.; 7а) autoblografie, levensbe­ schrijving; (a/s document) curriculum vitaeh автоблокировка (f.; з*а> spw. automatisch Ыok­ stelselh •:• железнодорожная - automatische trein­ Ьeinvloeding

автоблокировочный (adj.; 1*а) spw. adj. v. авто­ блокир6вка

авт6бус (m.; l a) (auto)bus •:• автобусом per/met de bus; городской - stadsbus; маоwоУ,.ный - bus (die een Ьер. route volgt); Н!!. автобусе per bus, met de bus; lfi!. первом/втором/". автобусе met lijn een/ twee/".; � - nachtbus; похоронный - lijk­ wagen; прИгородный - lijnbus (vanuit de stad naar voorsteden); !УQИстИческий/JVрИстский/экскурсион­ Нl!!..Й - touringcar, reisbus, reiswagen

авт6бусный (adj.; l*a) autobus- •:• автобусная остановка bushalte; - .шшк wagenparkh (v. bussen); автобусное сообwение busverblnding авт6бус-станция (m.; m.1a-f.7a) televisiewagen авт6бус-экспресс (m.; la-1a) snelbus автов-11аделец (m.an.; s*a) autobezitter автовокзал (m.; la) busstationh автогамия (f.; 7а) blol./zoдl. autogamie, zelfЬevruchting

автоген (m.; 1а) snijbrander автогенез (m.; 1а) autogenese автогенный (adj.; l*a) autogeen ·:· автогенная резка het snijbranden; автогенная � het autogeen lassen

автогенщик (m.an.; за> .J, autogeen lasser автоr6нка (f.; з*а) autorace •:• чемпионат мИра по автогонкам в классе «Формула-.1» wereldkam­ pioenschap voor foпnule-r-wagens/rijders

автоrоночный (adj.; 1*а) adj. v. автоr6нка •:• - moiп rensport (auto) автогонщик (m.an.; за> autocoureur автбграф (m.; la) autogram h, handtekening; auto­ graaf (handtekening еп manuscript) •:• взять - у (2) [beroemdheid] om een handtekening vragen; UI.li! [З] - (v. beroemdheid) handtekening geven; (фото­ графия) � автографом [foto] met handtekening, eigenhandig gesigneerd автоrрафнческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) autografisch автография (f.; 7а) autografie автогужевой (adj.; lb; kv.m. ") voertuig-

5

автодело - автопо:Илка

автодело (n.; 1а) het auto rijden (theorie еп praktijk) автодидакт (m.an.; 1а) autodidact автодозв6н (m.; 1а) tel. 'herbelvoorziening' (auto­ matische voorziening die ervoor zorgt datje gebeld wordt totdat je opneemt) автодор6жный (adj.; 1*а) autoweg- ·:· автодорожная катастооФа auto-ongeluk h; - � autotunnel автодрезина (f.; 1а) spw. motorlorrie, (gemotori­ seerde) draisine

автодр6м (m.; 1а) circuith, (auto)renbaan, autodroom, racebaan •:• испытательный - testbaan автожИр (m.; 1а) autogiro (verouderde comblnatie v. helikopter еп vliegtuig) автозав6д (m.; 1а) autofabriek автозав6дский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) adj. v. авто­ зав6д

автозаводск6й (adj.; 3Ь; kv.m.; comp. 111) adj. v. авто­ зав6д

автозаправка (f.; 3*а) , het tanken 2 .1 tankstation h, benzinestation h, (benzine)pomp

автозаправочный (adj.; 1*а) tank- ·:· автозапра­ вочная ШнУ.ин tankstation h, benzinestation h автозаправщик (m.; 3а) pompbediende автоинспектор (m.an.; 1 а/1с(1}) agent van de ver­ keerspolitie

автоинспекция (f.; 7а) verkeersinspectie; verkeers­ politie •:• государственная - (ajk.: ГАИ) verkeers­ politie; � автоинспекции verkeersinspectie автоир6ния (f.; 7а) zelfironie автокар (m.; 1а) (motor)lorrie автокефалия (f.; 7а) orth. autocefalie автокефальный (adj.; 1*а) ·:· автокефальная � orth. autocefale kerk автоклав (m.; 1а) hogedrukkoker автоклуб (m.; 1а) automoblelclub автокол6нна (f.; 1а) colonne auto's автокомбинат (m.; 1а) wagenparkh автокража (f.; 4а) autodiefstal автокран (m.; 1а) kraanwagen, takelwagen, verplaatsbare kraan

автократ (m.an.; 1 а) autocraat, alleenheerser автократИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) autocratisch автократия (f.; 7а) autocratie, alleenheerschappij авт6л (m.; 1 а) motorolie автолавка (f.; 3*а) rijdende winkel, S RV-wagen авт6лиз (m.; 1а) zelfontleding, autolyse автолитография (f.; 7а) autolithografie автолюбитель (m.an.; 2а) autoliefhebber автолюбительство (n.; 1а) autoliefhebberij автомагистраль (f.; 8а) autosnelweg •:• платная (v. autosnelweg) tolweg автомастерская (f.; adj,зb) garage (voor reparatie) автомат (m.; 1а) , automaat ·:· � - speelauto­ maat; коФейный - koffieautomaat; музыкальный jukebox, muziekautomaat; парковочный - parkeer­ meter; разменный - wisselautomaat; сигаретный sigarettenautomaat; стиральный - wasautomaat, wascomblnatie; шахматный - schaakcomputer 2 lichte mitrailleur, machinepistool h, pistoolmitrail­ leur •:• - Калашникова kalasjnikow 3 robot автоматизация (f.; 7а) automatisering

автоматизйрование (n.; 7а) � автоматизация автоматизированный (adj.; 1*а) geautomatiseerd; computerondersteund •:• полностью - volautomatisch автоматизИровать (pf/if; 2а; tr.) automatiseren автоматизИроваться (pf/if; 2а) automatisch worden

автоматизм (m.; 1а) automatismeh, routinewerkh •:• довести до автоматизма tot een automatisme maken

автоматика (f.; 3а) , (proces)automatisering 2 automatische installatie

автоматический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) automatisch, routine-, routinematig •:• автоматически automa­ tisch, vanzelf; Ulm.Th (4) автоматически routinewerk voor iem. zijn; - � automatische rem; автома­ тическое упоавление automatische besturing автоматичность (f.; 8а} automatisme h; routine­ matigheid

автоматичный (adj.; 1*а) � автомат:Ич:еский автоматный (adj.; 1*а) automaat- •:• автоматная очередь vuurstoot автоматчик (m.an.; 3а) , automaatbediende 2 met automatisch pistool uitgeruste soldaat

автоматчица (f.an.; 5а} vr. v. автоматчик 1 автомашина (f.; 1а} auto, wagen автомашинист (m.; 1а) spw. automatische besturing автомеханик (m.an.; 3а) automonteur, autotechnicus ·:· - техпомощи wegenwachter автомобнлестроение (n.; 7а) automoblelbouw автомобИлестроИтель (m.an.; 2а) autobouwer автомобИлестроИтельный (adj.; 1*а) autobouw-, autobouwkundig

автомобилИзм (m.; 1а) automobilismeh автомобилИст (m.an.; 1а} automobllist автомобилистка (f.an.; 3*а) automoblliste автомобИль (m.; 2а) auto(moblel). wagen •:• � � - tegenligger (auto); � - sport. raceauto; грузовой - vrachtwagen, vrachtauto; двухместный two-seater; легковой - personenauto; похоронный begrafenisauto, begrafeniswagen; - повЫшенной проходИмости terreinauto; спортИвный - sportauto, sportwagen

автомобИль-ветеран (m.; 2а-1а) oldtimer автомобИльный (adj.; 1*а) auto-, automoblel•:• автомобИльное движение autoverkeer h; - шшк wagenparkh (v. auto's); - радиопоиёмник autoradio; - QМ.Он showroom (voor auto's); - шош: autosport, automobilismeh; - � autotelefoon автомодель (f.; 8а) schaalmodel h (v. auto) автомотоклуб (m.; 1а) auto- en motorclub автомот6рный (adj.; 1*а) zelfЬewegend автомотошк6ла (f.; 1а) autorijschool автомотриса (f.; 1 а) spw. dieselmotorwagen, motorwagen, railbus

автон6мия (f.; 7а) autonomie автон6мность (f.; 8а) autonomie, autonoom karak­ ter h

автон6мный (adj.; 1*а) autonoom; сотри. offline •:• в автономном � autonoom (a/s adv.); авто­ номная оеспублика (in 5. U.) autonome repuЬliek автоответчик (m.; 3а) antwoordapparaat \ telefoon­ beantwoorder

автопарк (m.; 3а) parkeerterrein h; (depot: v. auto's) wagenparkh

автопил6т (m.; 1а) automatische piloot ·:· .!til (ПОЛНОМ) автопилоте (ovdr.) (geheel en al) ор de automatische piloot

автопогрузчик (m.; за> (vork)heftruck ·:· - с вилкой­ � vorkheftruck автопоезд (m.; 1 с(1)) vrachtwagen met oplegger, vrachtwagencomblnatie, samengestelde vracht­ wagen автопоилка (f.; з*а) automatische drenkinstallatie

6

автопокр1;ппка - Агаф6н

автопокрЬ1шка (f.; з"'а> autoband автопортрет (m.; 1 3) zelfportreth автоприцеп (m.; 1 3} aanhanger, aanhangwagen •:• Н!..1:!Ш - (toer)caravan; оаскладнОй жилой vouwcaravan

автопробег (m.; 33) autorace автопроисшествие (n.; 73) auto-onge\ukh автопрокатный (3dj.; 1*3) ·:· автопрокатная комшiния autoverhuurbedrijfh

автопромЬ1шJ1енность (f.; 83) auto-industrie автор (m.an.; 13} auteur, maker, ontwerper, schrijver; (v. е. wet) opsteller; (v. р/ап e.d.) bedenker -> - rQmi. sport. maker van een doelpunt; or автора (a/s kopje boven ееп inleiding) (woord) vooraf; стать автором

2I11Ri;1nm een ontdekking ор z'n naam brengen; - письма briefschrijver; - повествования /it. vertel­ ler; · предложения (opstel/er еп indiener v. voorsie� voorsteller; - поогоаммы programmamaker (radio, tv); - рекламных текстов copywriter; - I.6.1шш tekst­ schrijver авторалли (n.; о) sterrit; (auto)rally авторемонтник (m .an. ; 3а} automonteur, autotech­ nicus авторемонтный (adj.; 1*а) autoreparatie- ·:· авто­ ремонтная мастерская garage(werkplaats) автореферат(m.; 1 а) referaat h (korte uiteenzetting over onderzoek, geschreven door de auteur ze/f) •:• - � пiu.ии auteursreferaat van ееп proefschrift авторефрижератор (m.; 1 3) (truck) koelwagen авторизаЦJ1я (f.; 73) autorisatie авторизованный (adj.; 1*3(1)) geautoriseerd •:• - п.шшШ geautoriseerde vertaling авторизовать (pf/if; 2а; tr.) autoriseren авторитарность (f.; 8а} sb. v. авторитарный авторитарный (adj.; 1*а) autoritair авторитет (m.; 1 а} autoriteit (ook v. iem.), gezag h, prestige h •:• иметь боnьшбй - een zwaargewicht zijn; крупный - een man van groot gezag; круп­ ный - 8 [6] /в области [2] ееп grote autoriteit ор het geЬied van; он здесь .tШ - hij heeft hier niet veel te zeggen; непререкаемый - onbetwistbare autoriteit; отцовский - vaderlijk gezag; (не) пользо­ ваться авторитетом (geen/veel) overwicht/invloed hebben, (geen) gezag genieten; .rnrnш..8Th - gezichts­ verlies lijden; человек � большим авторитетом een man van gewicht авторитетность (f.; 8а} gezaghebbendheid, gezag­ hebbende klank; het autoritair zijn авторитетный (adj.; 1*а} gezaghebbend, met gezag, maatgevend, invloedrijk, gewichtig •:• авторитетная � toonaangevende krant; авторитетно � met gezag verklaren; - � gezaghebbende bron; из авторитетных � van bevoegde zijde; авторитетное l!И.!1О ееп man met gezag; авторитет­ ное мнение invloedrijke mening; авторитетным тоном gedecideerd; - человёк een man van aanzien авторский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. автор •:• - вечер компознтора premiereavond van de com­ ponist; - коnnектИв groep auteurs (die samen ееп boek schrijven/geschreven hebben); - лист drk. (eenheid voor de omvang v. kopij) vel druks (v. 40.000 letter­

tekens of700 dichtregels, от honorarium voor auteur te Ьера/еп) ; все авторские шшtШ сохраняются alle rechten voorbehouden; авторское пшШо auteurs­ recht \ copyrighth, kopijrechth; авторское � � patentbrief; - экземпш!р presentexem­ plaarh; авторское � ik-figuur

авторство (n.; 1 а) auteurschap h авторучка (f.; 3*а} vulpen(houder) авторЬ1нок (m.; з*а> automarkt (v. particulieren) автосалон (m.; 1 а) showroom (v. auto's) автосамосвал (m.; 1 а) ki(e)pauto, ki(e)pwagen автосани (pl.t.; m.2e} motorslee автосвалка (f.; 3*а) autokerkhofh автосекретарь (m.; 2а} antwoordapparaat h автоспорт (m.; 1а) autosport автоспуск (m.; 3a) fot. zelfontspanner автостанция (f.; 7а) garage, garagebedrijf\ automobie!Ъedrijfh (voor service e.d.) автостоп (m.; 1 3} 1 het liften ·:· ездить автостопом liften 2 spw. automatische treinbeinvloeding автостопщик (m.an.; 3а) lifter автостоянка (f.; 3*3) parkeerterrein h ·:· � ruime parkeergelegenheid; мноrоЯрусная - parkeer­ garage

автострада (f.; 1а) (auto)snelweg, snelverkeers­ weg, auto(snel)weg, autobaan (in Dui.) •:• платная tolweg; скооостная - autosnelweg автостроение (n.; 7а} automoЬielbouw автостроитель (m.an.; 2а} automoЬielbouwer автосцепка (f.; з*а) spw. automatische koppeling автосцепочный (adj.; 1*а) spw. adj. v. автосцепка автотележка (f.; з*а} zelfЬewegende lorrie автотйп (m.; 1a)fot. autotype h автотипИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) fot. аutоtуре­ автотйпия (f.; 7а) fot. autotypie автотйпный (adj.; 1*а) fot. аutоtуреавтотомИя (f.; 7а} autotomie автотормоз (m.; 1а} automatische rem автотормозной (3dj.; 1Ь; kv.m. 0) van een automatische rem

автотракторный (adj.; l*a> auto- еп trасtоr­ автотранспорт (m.; 1 а) wegvervoerh, wegtransporth автотранспортный (adj.; 1*а> wegvervoer-, wegtransport-

автотрасса (f.; 1 а) snelweg автотурнзм (m.; 13) autotoerismeh автотурИст (m.an.; 1а} toerist ор autovakantie автофургон (m.; 1а} bestelwagen •:• жилой - camper, kampeerauto; - для перевозки � veeauto, vee­ wagen

автохром (m.; 1 3) autochroomdruk автохромный (adj.; 1*а) autochroom автохтбн (m.; 1 а) (v. plant, тепs, dier) autochtoon автохтбнный (adj.; 1*а} autochtoon автоцистерна (f.; 1а} tankauto; (brandweer) autospuit автошкола (f.; 1 а) autorijschool, rijschool автошт)'рман (m.; 13) automatische stuurman (instrument) ага 1 (int.) aha, ha ·:· -, вот онб в чём дело! dus zo zit de vork in de steel! 11 (prt.) U. ja, zeker •:• А.: ты идёшь в кино? Б.: - А.: ga je naar de film? В.: ja zeker агава (f.; 1 а} bot. agave агавовый (adj.; 1 а} bot. аgаvеагальматолнт (m.; 1а) geo/. agalmatolietdth, pagodiet агама (f.an.; 1 а) zoo/. agame (soort hagedis) агамня blol. agamie Агапий (m.an.; 7а} (monnikennaam) Agapi, Agapeios Агапия (f.an.; 7а} (поппеппаат) Agapia, Agapeia агар-агар (m.; 1 а) agar-agar, gedroogd zeewier агаровый (adj.; 13} van agar-agar, agar-agaraгaт (m.; 1 3) (gesteente) agaath; (edelsteen) agaat агатовый (adj.; 1 а) agaten Агафон (m.an.; 1 3} :j: (boerennaam) Agafon, Agathon

7 Агафья (f.an.; б*а) �: (boerennaam) Agafia, Agatha Ага-хан (m.an.; 1 а) Aga Кhan (hoofd van de /smaёli­ tische islamieten) аг-во afk. v. агентство аггел (m.; 1а) (scherts./ir.) satanskind h, knecht/handlanger van de duivel •:• аггелы (ook) satansgebroed h агглютинатнвность (f.; 8а} /ing. agglutinerendheid агглютинатнвный (adj.; 1*а) /ing. agglutinerend агглютинация (f.; 7а) ling. agglutinatie агглютинин (m.; 1а) med. agglutinine агглютинИрующий (adj.; 4а) ling. agglutinerend аггравация (f.; 7а) med. aggravatie агент (m.; 1 а) 1 (an.) 1 agent; sport. promotor •:• быть агентом [2] [firma] vertegenwoordigen; - бюро путешествий reisagent; являться агентом по [З] de vertegenwoordiging hebben van [product]; - по продаже [2] handelsreiziger in; - по продаже недвuжимости makelaar in onroerend goed; страховой - assuradeur, verzekeringsagent; театральный - theateragent; торговый - (v. firma)

vertegenwoordiger, commissionair, handelsagent 2 agent; (v. inlichtingendienst) agent, spion(ne); (politie ook) rechercheщ detective •:• А1ШЙ.!12Й dubbelagent, dubbelspion; секретный - geheim agent; - сыскной полиции opsporingsambtenaar; - угрОзысна/уголовного розыска rechercheur 11 1l' agent (factor/reden) агент-двойннк (m.an.; 1а-зЬ) dubbelagent агентский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) agentuur-. аgеnt­ агентство (n.; 1а) agentschap h. berichtendienst •:• инФормаuионное - (m.b.t. pers, radio, televisie) persagentschap h; Международное - по атомной энергии Intemationaal Atoomagentschap h; - печати (m.b.t. schrijvende pers) persagentschap h; .P.mY!.Siм: .11Q.Q - reclamebureau h; телеграфное - nieuwsagent­ schap h, telegraafagentschaph; � - (v. firma, onderneming) vertegenwoordiging, handelsagentuur; транспортное - verkeersbureau h; тvристИческое reisorganisatie, toeristenbureau h агентура (f.; 1а) (со/.) de (geheime) agenten, geheime dienst, inlichtingendienst агентурный (adj.; 1*а) van een inlichtingendienst •:• агент}iрная � inlichtingendienst; агентУр­ ные сведения gegevens van inlichtingendienst агиографИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hagiografisch агиография (f.; 7а) hagiografie агнт- (samenst.) ро/.: s.u. рrораgаndа­ агитатор (m.an.; 1а) ро/. agitator, volksopruier; (die tot actie oproept; S. И.) propagandist агитаторский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) agitatorisch; (m.b.t. oproepen tot actie; S. U.) propagandistisch агитаторша (f.an.; 4а} ..J, vr. v. агитатор агитационный (adj.; 1*а) ро/. propaganda-

•:• агитационная кампания (ро/.: oproepen tot actie, S. И.) propagandacampagne агитация (f.; 7а; (за [4])) ро/. agitatie (voor), propa­ ganda (voor) ·:· антиправительственная - opruiing агитбригада (f.; la) ро/.: s.u. propagandateam h, propagandabrigade

агитнровать (if; 2а; tr.) 1 (politieke) propaganda maken •:• - .э.D [4]/поотив (2) actie voeren ten gunste van/tegen 2 (pf: сагитйровать) ..J, overhalen, over­ reden, bewegen

агитка (f.; з*а) .!. ро/. : s. и. propagandamateriaal h агйткампания (f.; 7а) ро/. propagandacampagne агитплакат (m.; 1а) ро/.: S.U. aanplakblljet h (met

Агафья - агротехник propagandateksten) агитпоезд (m.; 1c(l)) ро/.: s. и. propagandatrein агитпроп (m.; 1а) ро/.: S.U. (ajk. v. агитация и пропаганда) propaganda-afdeling, agitprop агитпункт (m.; 1а) ро/. : s. и. propagandacentrum h агнтпунктовский (adj.; за> adj. v. аг:ИтпУнкт агломерат (m.; 1а} agglomeraath агломерационный (adj.; 1*а) agglomeratie­ aглoмepaция (f.; 7а} agglomeratie агломерИровать (pf/if; 2а; tr.) agglomereren агломерИроваться advocaten•:• адвокатская по8ктика advocatenpraktijk адвокатство (n.; 1 a)jur. advocaterij (als beroep) адвокатура (f.; 1 a)jur. advocatuur, balie адвокатша (f.an.; 4а) ..!- advocate

А,I1Д (m.; О) (ajk.

V. автореферат докторской диссертации) auteursreferaath van een proef­

schrift/habllitatie

ад;щтИвяый (adj.; 1*а) additief ад,цуктор (m.; 1а) med. adductor аддУкторный (adj.; 1*а) med. adductor­ aXJ;�'КЦJIЯ (f.; 7а) med. adductie а;:�.екватность (f.; 8а) adequatie адекватный (adj.; 1*а) adequaat АделаИ:да (f.an.; 1а) t Adelaide, Adelheid адеяl1т (m.; 1а) med. adenitis, lymfeklierontsteking аденбид (m.; 1а) med. adenoide vegetaties аденоидный (adj.; 1*а) med. adenoide адепт (m.an.; 1а) 11' adept, volgeling аджарец (m.an.; s*a) Adzjaar (bewoner v. Аджария) Аджария (f.; 7а) geog. Adzjarie (autonome repuЬ/iek in Geor.) аджарка (f.an.; з*а) Adzjaarse (bewoonster v. Аджа­ рия) аджарский (adj.; за; kv. ?; comp. ") Adzjaars; van/uit/ in Adzjariё

аджИка (f.; за> (Geor.) adzjika (pittige saus v. о.а. veel rode peper, met knoflook, koriander, tomaat еп munt) адиабата (f.; 1 a>fts. adiabaat адиабатИческий (adj.; за; kv. ?; comp. ")fts. adiabatisch

адиабатный (adj.; 1*а) => адиабатйческий адинамия (f.; 7а) med. adynamie, spierzwakte Адка (f.an.; з*а) (pej. vorm v. Аделаuда/Ада) Adka администрат:Ивно-командный (adj.; 1*а) •:• администратмвно-командная � autoritaire manier van regeren door de centrale overheid

(gezegd v. h. sovjetregime) административный (adj.; 1*а) administratief •:• - востбрr (ir. /pej. ) bureaucratisch enthousiasme; привлечь к административной ответственности ter verantwoording roepen (ор grond v. h. administratieve recht); в административном nорЯдке ор administra­ tieve wijze; административное поаво administratief recht; административное поавонарvwение de schen­ ding van het administratieve recht; административ­ ные� administratiekosten; администратИвное учреЖдЬние bestuursorgaan h; - .1И.1fШ (v. provincie, etc.) hoofdstad администратор (m.an.; 1а) administrateur; (in hotel) receptionist(e), chef de reception (ook vr. ) администраторский (adj.; за; kv. ?; comp. "> administrateurs-

администраторство (n.; 1 а) administrateurschaph администраторша (f.an.; 4а) .U. administratrice администрация (f.; 7а) 1 administratie, bedrijfsleiding; directie; (v. hotel) receptie 2 regering; pre­ sidentschap h •:• - поезидента staf/kablnet van de president

администрнрование (n.; 7а) geadministreerh, bureaucratisch gedoe, bedilzucht

администрИровать (if; щ intr.) administreren, de administratie voeren/doen; (ovdr.) bedillerig/ formalistisch regelen

адмирал (m.an.; 1 а) 1 admiraal •:• - флота admiraal 2 zoo/. admiraalvlinder адмиралтейский (adj.; за: kv. ?: comp. 121) admirali­ teits-

адмиралтейство (n.; 1 а) admiraliteit адмиральский (adj.; за: kv. ?; comp. ") admiraals·:· - ФlШr admiraalsvlag; - �+ (scherts.) brunchtijd; tijd om een hapje te eten

9

адмиральство - азбука

адмиральство (n.; 1а} adтiraalschap h адмиральша (f.an.; 4а) J, adтiraalsvrouw адов (adj.poss.; pron.1a} ·:· адовы мiки helse kwellingen адовый (adj.; 1а} => адов Ад6нис (m.an.; 1 а} myt. Adonis адонис (m.; 1а} 1 (an.} adonis, knappe таn 2 bot. adonis •:• - � voorjaarsadonis адорация (f.; 7а} ft adoratie Адочка (f.an.; 3*а) (dim. koos11orm 11. Аделаuда/Ада) Adotsjka (meisjesnaam) адреналин (m.; 1а} adrenaline адреналиновый (adj.; 1а} adrenaline­ aдpec 1 (m.; 1с(1)} alg. /compu. adres h ·:· � - [2) 1 ft (gericht) aan 2 aan het adres van, теt betrekking tot, betreffende; домашний - huisadres h, (woon-) adres h; - для коореспонденuии correspondentie­ adres h; ошибИться адресом aan het verkeerde adres zijn; не по (тому) адресу aan het verkeerde adres; направить по адресу ". (ver)sturen per adres . . . ; по адресу [2] (011dr.; bij 11Ьа. als говорuтъ/ за.мечdтъ/шутuтъ) aan het adres van, voor ... bedoeld, теt betrekking tot, richting . .. ; попасть не по адресу Ьij de verkeerde terechtkoтen; обратиться не по адресу aan het verkeerde adres zijn; z. niet tot de juiste таn wenden; пройтИсь/ пооехаться по адресу [2] J, naar iет. uitvallen; служебный - werkadres h; - � zakenadres h 2 (m.; 1а/1с(1)} adres h (begroeting) адресант (m.an.; 1а} adressant адресат (m.an.; 1а} geadresseerde, adressaat •:• - вЫбыл (ор onbestelbare zending) 'retour afzen­ der'; (ор brief) 'verhuisd', 'vertrokken'; - не значится (ор onbestelbare zending) 'retour afzender'; спИсок адресатов (/ijst 11. geadresseerden) verzendlijst адресация (f.; 7а} сотри. adressering •:• абсолЮт­ н_м - absolute adressering; прямая - onтiddellijke adressering

адресный (adj.; 1*а} , adresadres(sen)- ·:· адресное бюро adressenbureau h; bevolkingsregister h; адрес­ ная кнИга adresboek h; - ! adresseren aan, besteттen voor, richten op/aan (het adres van)

адресоваться (pf/if; 2а; к [3)> :j: z. richten tot адресок (m.; 3*Ь} diт. v. адрес адрес6чек (m.; 3*а} diт. v. адрес Адриатика (f.; за> geog. Adriatische Zee адриатический (adj.; за> Adriatisch •:• Адриатическое море geog. Adriatische Zee адский (adj.; за; kv. ?; comp. lil} hels, infernaal ·:· адская машина ft helse тachine; адские мiки hellepijn; - огонь hellevuur h; Это адская � dat is een heel/vreselijk werk; адское � engelen­ geduld h; Это - !JШ1 dat is een heel/vreselijk werk; Это будет адски nШu:to het zal nog een heksentoer/ hele toer worden; - холод barre kou; та.м. - холод het is daar ijskoud; - ШУМ hels/heidens kabaal, hels lawaai; стоЯл - шу.м het was er een leven als een oordeel

адсорбент (m.; 1а} chem. adsorbens h адсорбйровать (pf/if; 2а; tr.) chem. adsorberen адсорбционный (adj.; 1*а> chem. аdsоrЬtiе­ адс6рбция (f.; 7а} chem. adsorptie адстрат (m.; 1 а} ling. adstraath адулЯр (m .; 1 а} geol. adulaar h, тaansteen d/11

адъективация (f.; 7а} ling. adjectivering адъектив:Ироваться (pf/if; 2а} adjectiveren адъект:Ивный (adj.; 1*а> ling. adjectief адъюнкт (m.an.; 1а} 1 mi/. deelneтer aan een post­ acadeтische opleiding 2 hist. assistent-professor (11roegere rang аап uni11ersiteiten еп academies) адъюнктский (adj.; за; kv. ?; comp. "> аdjunсtsадъЮнктство (n.; 1а} adjunctschaph адъюнктура (f.; 1а} postacadeтische opleiding aan тilitaire acadeтie

адъютант (m.an.; 1а) adjudant адъютантский (adj.; за; kv. ?; comp. "> van een adju­ dant, аdjudаnts-

адъютантство (n.; 1а) adjudantschap h адыгеец (m.an.; s*a) Adygeeёr (oorspronkelijke bewoner 11. Adygeja) адыгейка (f.an.; 3*а> Adygeische адыгейский (adj.; за; kv. ?; comp. "> Adygeisch адюльтер (m.; 1a} :j: overspel h адюльтерный (adj.; 1*а} overspelig аж U. 1 (prt.} zelfs; (heleтaal) tot aan •:• я был аж в Москве ik ben heleтaal naar Moskou geweest (11er) 11 (conj.} zodat zelfs аже (conj.} 1 zelfs (ook als Oekraienisme) 2 (Oudrus.) indien, wanneer, als , beursspel h 2 opwinding, geprikkelde toestand ажиотажный (adj.; 1*а} adj. v. ажиотаж; (11. 11raag, (beurs)drukte e.d.) verhoogd •:• - спрос (на [4]) sterk gestegen vraag (naar) ажитация (f.; 7а} :j: opwinding, geprikkelde toestand ажит:Ировать (if; 2а} :j: opwinden ажно :j:/U. 1 (prt.} zelfs; (11ersterkend) (heleтaal) tot aan, те daar •:О я был - в Москве ik ben heleтaal naar Moskou geweest; пробежал - целый километр hij heeft те daar een hele kiloтeter gerend 11 (conj.) zodat zelfs ажур (m.; 1а} 1 bkh. toestand waarЬij de boekhouding tot de lopende dag is Ьijgehouden 2 :j: ajourwerkh .., всё в ажуре U. alles kits, alles is voor de bakker ажурность (f.; 8а} fijnheid, fijnтazigheid

ажиотаж (m.; 4а}

ажурный (adj.; 1*а) (11. weefse/s, houtsnijwerk e.d.) ajour-, open(gewerkt); (11. edelstenen) in fijne vatting •:• ажурная пила figuurzaag; ажурная � fili­ greinwerk h, (opengewerkt) naaldwerk h; - � net­ kous

аз (m.; 1 Ь} az (oude паат 11. d. letter а) •:• ни аза (в глаза) не знать J, geen enkel/flauw benul hebben; от аза до Ижицы/Ятя :j:/ft van а tot z; начать с азов J.. Ьij het begin beginnen; ни аза в [6] не смь1слить geen tittel of jota er van weten

азалия (f.; 7а} bot. azalea азарт (m.; 1а} enthousiasтeh, geestdrift ·:· без осб­ бого азарта ongeтotiveerd, zonder veel interesse; войтИ в - de geest krijgen, in vuur en vlaт geraken, de sтaak flink te pakken krijgen; о азартом harts­ tochtelijk [werken, spelen e.d.], тet/vol vuur [ver­ dedigen e.d.] азартничать (if; 1а; intr.} J, risico lopen, de waaghals uithangen азартность (f.; 8а} geestdriftigheid, enthousiasтeh азартный (adj.; 1*а} (11. gokker, speler) hartstochtelijk; (11. discussie) vurig •:• � азартным (m.b.t. spel, wed­ strijd e.d.) er warm aan toe gaan; азартная и..аШ gok­ spel h, kansspel h; .и.аШТh в азартные Игры gokken; - игрок (m.b.t. kaartspe/ e.d.) verwoed speler азбука (f.; за> аЬс\ alfabeth •:• - глухонемых doof-

10

азбучка - акать stommcnalfabeth; дактильная - gebarentaal h; - №.IU!! morsealfabeth; нотная - notenschrifth азбучка (f.; 3*а) diт. v. азбука азбучный (adj.; 1*а) adj. v. азбука ·:· азбучная Истина waarheid als een koe Азербайджан (т.; 1а) geog. Azerbeidzjan h азербайджанец (т.аn.; 5*а) Azerbeidzjaan, Azeri азербайджанка (f.; 3*а} Azerbeidzjaanse азербайджанский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Azerbeidzjaans азиат (т.аn.; 1 а> Aziaat азш'i•гка (f.an.; 3*а) Aziatische азиатский (adj.; за; kv. ?; comp. Ф) Aziatisch азиатчина (f.; 1а) ft (ре).) achterlijk/barbaars gedragh азнйский (adj.; 3а) :j: � азиате кий азимут (m.; щ azimuth; (011dr./pol.) oriёntatie, richting азимутальный (adj.; 1*а) :=) азимутный азимутный (adj.; i*a) aziтutaal Азия (f.; 7а} geog. Aziё " •:• Восточная/Запааная/ С.9uеоная/Южная - Oost-fWest-/Noord-fZuid-Azie; Малая - Юein-Aziё h; � - Voor-Aziёh; IOro: Восточная - Zuidoost-Aziёh азовский (adj.; за; kv. ?; сотр. о) ·=· Азовское моое Zee van Azov азогруппа (f.; 1 а) chem. azogroep азойский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} zoo/. azoisch азооспермия (f.; 7а) med. azoбspermie азорский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} Azorisch, van/op de Azoren •:• Азорские � de Azoren Азоры (f.; 1 а) geog. de Azoren азот (т.; l a) chem. stikstof азотемия (f.; 7а) Ьiol. azotemie азотизация (f.; 7а) chem. azotering азотнровать (pf/if, 2а; tr.) chem. azoёren, stikstof Ьinden aan азотистый (adj.; 13) stikstofhoudend ·=- азотистая кислота chem. salpeterigzuurh азотный (adj.; 1*а) stikstof- ·=· азотная � sterkwater h; chem. salpeterzuurh азотобактерия (f. (an.); 7а) Ьiol./chem. stikstofЬacterie азотосодержащий (adj.; 4а) stikstofhoudend

АЗС (f.; о) (ajk. 11. автомобUлъная заправочная станция) tankstation h. Ьenzinestation h азу (n.; о) си/. azoe •:• - по-татаоскм hachee азур (m.; ia) azuurh азурИт (т.; l a) koperlazuur\ azurieth азям (т.; 13) dial. azjaт (soort kaftan) азЯ:мный (adj.; i*a> adj. v. азii:м аИл (т.; 1 а) dorph (in Centr./Midden-Az.) анр (т.; 1 а) bot. kalтoes аист (т.аn.; 13) ooievaar аистёнок (т.аn.; за> ooievaarsjongh аистиный (adj.; 1а) ooievaars- ·=· анстИное � ooievaarsnest h

аистиха (f.an.; за) ! vrouwtjesooievaar аистовый аистиный АиФ (ajk. 11. Ар�ументъt и факты: opinieweek­ Ыad) Arguтenten en Feiten

ай (int.) ! (11. pijn) au!; (11. pijn, schrik) oei •:• ай-ай-ай о, о, о, (wat ееп doтoor); ай А!!. [молодец, ]! (lo11end, waarderend, 11erbaasd) (tsjonge) wat een ".! Айболит (m.an.; 1 а) •:• М!ШШ - (personage uit gedichten 11. Tsjoekowski) dokter Ajbolit айва (f.; 1 Ь; 2pl. ?) kweepeer (Ьоот; 11rucht) айвовый (adj.; 1 а) kweepeer-, kweeperen­ aйдa (int.) � vooruit!, laten we gaan! •:• - в лес! •••

ор naar het bos!

айканье (n.; б*а) .!. sb. v. айкать айкать (if, 1а; intr.) 'au'f'oh' zeggen айкнуть (pf; 3а) sf. v. айкать айлант (m.; 1а) bot. hете\Ьоот аймак (т.; зЬ> ajmak (territoriale eenheid in Centr.-Az.) аймачный (adj.; l*a> adj. v. аймак Ай6н (m.; 1 а) geog. Ajon h (eiland ten N. 11. Sib.) айонский (adj.; за; kv. ?; сотр. �> adj. v. Ай6н айран (m.; 1а} ajran (drank uit gegiste melk) айсберг (т.; 3а) ijsberg айсберговый (adj.; 1 а) ijsberg·, van een ijsberg АК (m.) (ajk. 11. автомат Калашникова) kalasjnikow

акад. afk. v. академик академ (m.; 1 a} J, (11. student) toesteттing/verlofh от de colleges te verzuimen

академИзм (m.; ia) acadeтisтe h академик (m.an.; 3а} lid van de Acadeтie van Wetenschappen •:• - [Сахаров] prof. [Sacharow] академИст (т.аn.; l a) acadeтiestudent; aanhanger van het acadeтisme

академИческий (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} 1 acadeтisch, van een acadeтie; universitair •:• иметь академмче­ сная задблженность (m.b.t. ееп student) het nog тoeten halen/afleggen van (verplichte) tentaтens/ exaтens; академИчесное издание acadeтische uit­ gave; - � (m.b.t. ееп student) periode gedurende welke теn afwezig is wegens ziekte e.d" zonder het recht ор verder studeren te verliezen; - � groot woordenboek; - � acadeтisch uur (45 minuten) 2 arts. traditioneel, volgens oude voorbeelden еп dogтa's •:• - стиль acadeтische stijl 3 academisch, zuiver theoretisch, zonder praktisch nut 4 sport. •:• академИчесная � roeisport академ:Ичность (f.; 8а) sb. v. академ:Ический 2,3

академ:Ичный (adj.; 1*а} � академйческий 2,3 академия (f.; 7а) academie, hogeschool •:• военная Militaire Academie, Hogere Krijgsschool; �

медиuмнсная - Militair-medische Acadeтie (mi/. opleidingsinstituut); военно-юоидИческая - Militair­ juridische Academie (mi/. opleidingsinstituut); духовная - Orthodoxe Hogeschool (soort seminarie); инженеоная - Genieacadeтie (mi/. opleidingsinsti­ tuut); .мош muz. begeleidings-, ассоmраgnеmеnts-

аккомпаниатор (m.an.; l a) muz. begeleider, accom­ pagnateur

аккомпаниаторша (f.an.; 4а) J, тиz. begeleidster аккомпанИрование (n.; 7а) muzikale ondersteu­ ning, muzikale begeleiding

аккомпанИровать (if; 2а; pf: саккомпанйровать; [3] на [6]) muz. [iem. ор iets) begeleiden, accom­ pagneren

аккорд (m.; l a) muz. akkoord h ·:· взять - akkoord aanslaan; заключительный - ft slotakkoord h

акаунт - аконит

аккордеон (m.; l a) accordeon аккордеонИст (m.an.; l a) accordeonist аккордеонИстка (f.an.; з*а) accordeoniste аккордеонный (adj.; l*a) ассоrdеоn­ аккордный (adj.; l*a) volgens akkoord uitgevoerd •:• аккордная Ш!.Ш overeengekomen prijs; аккорд­ ная � akkoordwerk h, aangenomen werk аккордовый (adj.; l a) muz. аkkооrd­ аккредитация (f.; 7а) accreditatie, vertegenwoordiging

аккредитив (m.; l a)jinan. accreditief, kredietbrief аккредитивный (adj.; l*a>finan. ассrеditiеf­ аккредитование (n.; 7a)jinan./dipl. sb. v. аккредитовать

аккредитовать (pf/if; 2а; tr.)finan. /dipl. accrediteren; van geloofsbrieven voorzien

аккузатив (m.; la) ling. accusatief, accusativus аккумулИрование (n.; 7а) sb. v. аккумулИровать аккумул.йровать (pf/if; 2а; tr.) accumuleren, ophopen, Ьijeenbrengen, verzamelen

аккумулИроваться (if;. 2а) accumuleren, toenemen, Ьijeenkomen, z. verzamelen

аккумулятИвный (adj.; l *a) accumulatief аккумулЯ:тор (m.; la) accu(mulator), batterij аккумулЯ:торный (adj.; l*a) accu(mulator)•:• аккумулЯторная � accu; - D1ША accu­ fabriek; - электоовоз spw. acculocomotief аккумуляционный (adj.; 1*а) ассumulаtiе­ аккумулЯ:ция (f.; 7а) accumulatie, verzameling аккурат (m.; 1 а) .ti •:• § - precies, exact; он пришёл в - через час hij kwam precies een uur later; § аккурате zoals het hoort аккуратИст (m.an.; l a) J, accuraat iem. аккуратИстка (f.an.; з*а) J, vr. v. аккуратист аккуратность (f.; 8а) accuratesse, precisie, nauwkeurigheid, nauwgezetheid, ordelievendheid; (11. stijl, 11ertaling, woordgebruik, werk e.d.) zorgvuldigheid; (11. werk) correctheid, ordelijkheid, geordendheid; (11. werk, uiterlijk) netheid; (11. kapsel, kleding, uiterlijk, handschrift e.d.) verzorgdheid; (11. betalen, plichten 11ervullen) promptheid, stiptheid •:• он � - hij is een Jantje secuur/Pietje precies; Это � боль­ шой аккуратности dat luistert nauw аккуратный (adj.; l*a) accuraat, precies, nauwkeurig, nauwgezet, zorgvuldig, secuur; (11. iem.) ordelievend; (11. kleding, rijen boeken, etc.) ordelijk; (11. kapse/, k/eding, handschrift e.d.) (goed) verzorgd; (11. werk, uiter/ijk) keurig, net(jes); (11. werk) correct •:• аккуратно 1 precies, nauwkeurig, nauwgezet, zorgvuldig 2 J, voorzichtig 3 J, regelmatig, stipt, prompt; тут нужно � очень аккуратным dat luistert zeer nauw; быть аккуратным в денежных АШ!.Ш � in geldzaken zeer precies zijn; требуется аккуратная домоаббтниuа nette dienstbode ge­ vraagd; аккуратно � netjes eten; аккуратно � тый net gekleed; аккуратно � netjes schrijven; - плательщик prompte betaler; аккуратно � stipt betalen; Это аккуратно WLш.н.о het is netjes gemaakt акмеИзм (m.; l a) lit. acmeismeh (stroming in Rus. (begin 2ое eeuw)) акмеИст (m.an.; 1 а) lit. acmeist акмеистИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) � акмеИстский акмеистка (f.an.; з*а) lit. acmeiste акмеИстскпй (adj.; за; kv. ?; comp. 0) acmeistisch аконит (m.; l a) bot. akoniet

12

аконитин - актуальный

аковитнн (m.; i a) bot./chem. aconitine (giftige stof in Ьер. planten) аконитовый (adj.; 1 а) bot. akoniet­ a-кoнтo (n.; о) hnd. а conto, ор rekening акр {m.; 1а) (Eng.) acre (ong. 4047 11ierkantг тгtгr) акрнды (pl.t.; f.1a) •:О � акрИдами и дИким мёдом 'П ор een houtje Ьijten, ор de rand van de arrnoede leven

акробат {m . аn . ; 1а) acrobaat, kunstenmaker -'° 112.Uiw: UkfЙ lucl1tacrobaat; - на IRADiJ.1.м trapezewerker акробnтИзм {m.; 1 а) acrobatische handigheid акробатика (f.; 3а) acrobatiek акробатИческий {adj.; за: kv. ?; сотр. ") acrohatisch акробатка (f.an.; з*а) acrobate акроб атский {adj.; за> асrоЬаtеnnкрокефалия {f.; 7а) тгd. acrocefalie, punthoofd � nкромегl\лия (f.; 7а) acromegalie (ziekelijkг vгrgroting v. /ichoomsdelen) акрополь (m.; 2а) acropolis акростих (m.; 3а) /it. acrostichon h, naamdichth акроцефалия {f.; 7а) тгd. acrocefalie аксакал (m.an.; 1 а) eerЬiedwaardige grijsaard (Kauk.) акселерат (m.an.; 1 а) 1 Ьiо/. jongere die snel volwassen wordt (sneller dan dг 11origг gгnerotiг) 2. J. vroeg­ �

rijpe puber

акселератка (f.an.; з*а) vr. v. акселерат акселератор {m.: 1а) gaspedaal h, accelerator акселератский {adj.; за> adj. v. акселерат акселерацибнный (adj.; i*a) ассеlеrаtiе­ акселерация (f.; 7а) acceleratie аксельба нт (m.; 1 а) 1 mi/. (тггstа/ р/. акселъ­ бdнты) nestel, schouderkoord h 2. (bij /оkг� schouderpassant, schouderlap аксессуар (m.; 1 а) 1 accessoire 2. thгot. (ols pl.t.) rekwisieth аксессуарный (adj.; 1*а) 1 accessoire- 2. theot. rekwisietenаксиальный (adj.; l*a) axiaal АксИнья (f.an.; б*а) + Aksinja, Xenia (mгisjгsnoom) аксиома (f.; l a) axioma h аксиоматика (f.; за> axiomatica, axiomatiek аксиоматИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> axiomatisch аксиоматнчность (f.; 8а) onЬetwistheid аксиоматичный (adj.; 1*а) 'П onЬetwist, buiten kijf staand аксиометр (m.; 1а) mar. axiometer аксолбтль (m.an.; 2а) zoo/. (soort solomondгr) axolotl аксон (m.; 1 а) JYsiol. axon h, neuriet аксонометрйческий (adj.; за; kv. ?; comp. 111) bwk. axonometrisch аксонометрия (f.; 7а) bwk. axonometrie, perspecti­ vische dwarsdoorsnede акт (m.; 1 а) 1 daad, handeling •:• - агрессии daad van agressie; - � wilsdaad; - насилия geweld­ daad; - недоброжелательства onvriendelijke daad; - � wanhoopsdaad; половой - geslachts­ gemeenschap, geslachtsdaad; - грубого пооизвбла (m.b.t. willгkeur) schanddaad; террористИческий terreurdaad 2. theat. akte, bedrijfh •:• последний slotstuk h 3jur. akte, oorkonde; (11ers/og) proces­ verbaal h •:• ипотечный - hypotheekakte; обвини­ тельный - (ор schrift) telastlegging, tenlastelegging; - о � overdrachtsakte; - приобоетения koopakte; - о � verkoopakte; акты граждан­ ского состояния burgerlijke stand 4 hist. jaarslui­ ting (ор dг uni11ersiteit); dies актант (m.; 13) ling. actant

актёр (m.an.; 1а) acteur; thгat. speler; (lгtt./ovdr.) toneelspeler •:• - пантомимы pantomimespeler; Ш!.1! актёром aan/Ьij het toneel gaan; � ныА - karakterspeler актёрка (f.an.; з*а) ti => актрИ:са актёрский (adj.; за: kv. ?; comp. ") асtеurs­ актёрство (n.; 1 а) acteurschaph; (011dr.) aanstellerij актёрствоватъ (if; щ intr.) + acteren; (ovdr.) z. aanstellen

актив (m.; 1 а) 1 (со/.) actieve leden; groepering; (v. (subvгrsieve) organisotie) harde kem 2.flnon. actief (тггst in р/. gebruikt: acti11a), tegoeden, bezith •:. иметь .� актИве (ook sport) ор z'n conto/naam hebben; зачесть [З] в - ор iem.s conto schrijven (ovdr.); (банковые) ошuuШии с активами activa­ transacties (van de bank); активы предприЯтия activa (van een onderneming)

активация (f.; 7а) activering активизация (f.; 7а) activering активизировать (pf/if; 2а; tr.) activeren, opvoeren активизйроваться (pf/if; 2а) actief worden активИрованный (adj.; 1*а) сhгт. actief активИровать (pf/if; 2а; tr.) activeren активист (m.an.; 1а) activist, actievoerder, militant; (lid 11. portijbestuur/vokbond) functionaris •:• Шшш активистов, выступающих за [4VпрОтив (2) actie­ groep voor/tegen

активистка (f.an.; з*а) activiste активИстский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) асtivistеn­ актИвность (f.; 8а) activiteit, bedrijvigheid, voortvarendheid •:• деловая - (m.b. t. ее. octivitгit) zaken­ leven h

актИвный (adj.; 1*а) 1 actief; bedrijvig, voortvarend; med. werkzaam •:• активно actief, ор actieve wijze; актuвно действовать actief zijn; но она ещё активна [zij is tachtig] maar staat nog midden in het leven; активные � parate kennis; активное избирательное право actiefkiesrecht; stemrecht h; - � [2] stuwende kracht achter [vereniging e.d.] 2finon. actief- •:• - � batig ..•

saldo

актин (m.; 1 а) actine актиниевый (adj.; i a) сhгт. асtinium­ актИний (m.; 7а) chem. actinium актИния (f.an.; 7а) sргс. zeeanemoon актинометр (m.; 1а) actinometer (от intensiteit 11. zonnestroling te теtгп) актинометрия (f.; 7а) actinometrie актннотерапйя (f.; 7а) actinotherapie (theropie met ultro11iolet licht) актИрование (n.; 7а) het opstellen van een document актйровать (pf/if; 2а; tr.) 1 lijst opstellen (11. 11oorroad), inventariseren 2. afschrijven (11. beschodigde ofon11er­ koopbore woor) 3 vrijstellen van (verplicht) werk (wгgгns ziektг) актовый (adj.; 1 а) akten- ·:· - зал zaal; (in schoo/, universiteit e.d.) aula актрИса (f.an.; 1 а) actrice; theot. speelster; (lett. /011dr.) toneelspeelster

актуализация (f.; 7а) actualisatie актуализИровать (pf/if; 2а; tr.) actualiseren, moder­ niseren, realiseren

актуализИроваться (pf/if; 2а) actualiseren, actueel worden

актуальность (f.; 8а) actualiteit актуальный (adj.; 1*а) actueel •:• - вопрос brandende vraag; актуальная тема actualiteit

13 актуарий (т.аn.; 7а) actuaris акула (f.an.; 1 а) zoo/. haai •:• � акулы (seherts.) jongens van de krant; � - zool. tijgerhaai акула-людоед (f.an.; f.1а-т.1а) zoo/. mensenhaai акулий (adj.; pron.б*a) haaien- •:• - Ш haaientand; акульи плавники haaienvinnen; суп из акулъих плавников haaienvinnensoep АкулИна (f.an.; 1а) :j: Akoelina (boerennaam) акуловый (adj.; 1 а) hааiеn­ акулообразный (adj.; 1*а) haaiachtig Акуля (f.an.; 2а) :]:/.\! (dim. v. Акулuна) Akoelja (mei�esnaam) акупунктура (f.; 1 а) acupunctuur акустик (т.аn.; за> specialist in de geluidsleer; geluidstechnicus (bij opnameapparatuur) акустика (f.; за> akoestiek; geluidsleer акустИческий (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) akoestisch акут (т.; 1 а) ling. /fon. accent aigu; accuut accent ак:fтовый (adj.; 1 а) adj. v. акУт акушер (т.аn.; 1а) verloskundige акушерка (f.an.; з*а> verloskundige, vroedvrouw акушерский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} verloskundig акушерство (n.; 1а} verloskunde акцент (т.; 1а} (uitspraak) accent\ tongval; accenth, klemtoon; (ovdr.) nadruk •:• говорИть Ш акцента accentloos/zonder accent spreken; � - на (6)

het accent leggen ор, accentueren, benadrukken; говорИть � акцентом met een accent spreken акцентИрование (n.; 7а} sb. v. акцентИровать акцентИровать (pf/if; 2а; tr.>fon./puЬI. het accent leggen ор, accentueren, benadrukken •:• - внимание на (6) de aandacht vestigen ор акцентировка (f.; з*а} � акцентИрование акцентный (adj.; 1*a> fon. / /ing. klemtoon-, accent­ •:• - � toppenvers h, heffingsvers h

акцентологический (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} /ing. accentologisch

акцентология (f.; 7а) /ing. accentologie акцентуационный (adj.; 1*а) ассеntuаtiе­ акцентуация (f.; 7а} /ing. accentuatie акцептация (f.; 7а) 11 acceptatie акцептИровать adj. v. алебарда алебардовый (adj.; 1 а) � алебардный алебардщик (т.аn.; за> hist. hellebaardier алебастр (т.; 1 а) albasth алебастровый (adj.; 1а) albasten (v. stof, v. kleur) алейрометр (т.; 1 а) aleurometer алейрон (т.; 1а) ehem./blol. aleuron h алейроновый (adj.; 1 а} ehem./blol. аlеurоn­ Александр (т.аn.; 1 а) Alexander •:• - 1 Alexander 1 (tsaar); - Македонский Alexander de Grote Александра (f.an.; 1 а) Alexandra (mei�esnaam) александрИец (т.аn.; s*a) Alexandrijn, inwoner van Alexandriё

александрИйский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} 1 alexan­ drijns (betrekking hebbend ор de alexandrijn) •:• - � lit. alexandrijn 2 geog. Alexandrijns, van/uit/in Alexandriё •:• - � Aleksandrijnse klaver алексаидрИ:нский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} adj. v. Александра

александрИ:т (т.; 1а) geo/. alexandrietd/h (soort edel­ steen) АлександрИ:я (f.; 7а) geog. Alexandriё александровский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0} ·:· алексан­ дровская лента hist. lint van de orde van Alexander Newski (hoge mil./eiviele orde) Алексей (т.аn.; ба) Aleksej Uongensnaam) алексИ:я (f.; 7а} leesЬlindheid, alexie Алёиа (f.an.; 1 а} Aljona, Helena (mei�esnaam)

Ал�нка - алмазогранильный

Алt!нка (f.an.; з"'а> dim. v. Ал�на Ал�пушка (m.an.; f.3*a) Aljonoesjka (ook personage uit sprookje) Алепька (f.an.; 3*а) ! (dim. koosvorm v. Алuна) Alenka

алеть (if; 1 а; intr.) (Ьloed)rood worden; (Ьloed)rood oplichten/schimmeren

алеться (if; 13) (Ьloed)rood oplichten/schimmerf'n алеут (m.an.; 1 а) Alcoet (bewoner v. d. Aleoeten) алеутка (f.3n.; 3*3) Aleoetse алеутский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Aleoets; van/op de Aleoeten •> Алеfтские Ш geog. de Aleoeten Алёха (m.an.; f.3a) (dim. koosvorm v. Алексей) Aljocha Алёша (m.an.; f.4a} (inform. vorm v. Алексей) Aljosja ·> - � Aljosja Popowitsj (reus uit ееп sage} Алt!шенька (m . an .; f.3"'a> (dim. koosvorm v. Але?(сей) Aljosjenka

Алёшка (m . a n. ; f.3*a) (symp. vorm v. А.1ексей) Aljosjka

Алжйр (m.; 1 а) geog. 1 Algerije h z Algiers алжйрец (m.an.; s"'a) Algerijn алжйрка (f.an.; з*а) Algerijnse алжИрск11й (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) 1 Algerijns, van/ uit/in Algerije

z

Algiers, van/uit/in Algiers

али (co nj . / p гt.) JJ./ v/ks-poёt. => И.ли алиби (n.; о) alibl h ализарИн (m.; 1 а} alizarine, alizarien, kraprood h ализарйновый (adj.; 1 а) alizarine-, krарrооd­ алиментный (adj.; 1*а) аlimеntаtiеалиментщик (m.an.; за> alimentatieplichtige, degene die alimentatie betaalt

алиментщица (f.an.; 5а) degene die alimentatie krijgt/ontvangt

алименты (pl.t.; m . 1 a) alimentatie Алнна (f. a n .; 1 а) Alina (meisjesnaam) Алка (f.an.; з*а) (pej. vorm v. Алда) A1ka алкализация (f.; 7а) alkalisatie алкалиметрия (f.; 7а) alkalimetrie алкалбид (m.; 1а> alkaloidedfh алкалбидный (adj.; 1*а) alkaloide алкать (if; ба/1а; imp. en ger. pres. 1а/:f:ба; tr.) :j:/1t begeren

алкаш (m.an.; 4Ь) ! dronkelap, zuiplap, drinkebroer, drankorgel, pimpelaar

алкоголизация (f.; 7а> alcoholisatie алкоголизм (m.; 1а) alcoholismeh, alcoholverslaving, drankzucht •:• (У [2]) все симптбмы/пойзнаки алкоголизма ( ... vertoont) verslavingsverschijnselen (m.b.t. alcohof) алкогблик (m.an.; 3а) alcoholist, drankzuchtige •:• � алкоголиком verslaafd zijn aan drank алкоголИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) alcoholisch, аlсоhоlismе-

алкоголИчка (f. an .; з*а) .!. alcoholiste, alcoholica, aan drank verslaafde

алког6ль (m.; 2а) alcohol (drank) •:• поистрастИться к алкоголю aan de drank raken; употоеблЯть - alco­ hol gebruiken, drinken

алкогольно-респиратбрный (adj.; 1*а) •:• алко­ rольно-респираторная трубка Ьlaaspijpje h (t.b. v. alcoho/controle) алког6льный (adj.; 1*а) alcoholisch, alcohol•:• алкогольная зависимость alcoholverslaving, drankverslaving; алкогольные напйтки alcoholische dranken; алкогольное опьянение het onder invloed verkeren/zijn, het beneveld zijn

алконавт (m.an.; 1 а) (scherts.) vriend van de fles а.11коран (m.; 1 a) :j: is/. Koran Алла (f.an.; 1 а) Alla (meisjesnaam) Аллах (m.an.; за> is/. Allah •:• аллах знает/ведает! (scherts.) God mag het weten!; одному/едмному аллаху известно/ведQМО -J;./ .!. (soms scherts.) dat weet alleen God, God mag het weten

алле (int.) (in circus) allez •:• -, ronl allez hop! а:L'Iеrорнзм (m.; 1а) allegorismeh аллегорнческий (adj.; за: kv. ?; comp. 0) allegorisch, аllеgоriе-

аллегорИчный (adj.; 1*а) allcgorisch аллеr6рия (f.; 7а) allegorie аллегретто (adj./adv./n.; о) muz. allegretto!hl аллегро (3dj./3dv./n.; о) muz. allegro (h) аллейка (f.; з*а) laantje h аллейный (adj.; 1*а) van een laan аллель (f.; 8а) Ьiо/. allel ". allelomorf аллерген (m.; 13) med. allergeen h аллергик (m.an.; 3а) .!. allergisch iem. аллергИ:ческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) allergisch, allergie-

aллeprИ:я (f.; 7а; (на [4]/от [2])) allergie (voor) •:• страдать аллергйей allergisch zijn (voor) аллея (f.; ба) allee, dreef, laan, avenue ·:· по липовой аллее бульвара onder de linden ор de boulevard аллигатор (m.an.; 1 а) alligator аллиrация (f.; 7а) tech. legering, alligatie аллилуйя (f./int.; ба; 2pl. аллилуй) (h)alleluja •:• IШ.Th аллилуйю [31 + iem. bewieroken аллитерацибнный (adj.; 1*а) аllitеrаtiе­ аллитерация (f.; 7а) beginrijm h, alliteratie, stafrijm h алло (int.) ! tel. ha1lo аллод (m.; 1 а) hist. allodium " zonneleen h. eigen erfgoed h

аллодиальньый (adj.; 1*а) hist. allodiaal алломорф (m.; 1а) ling. allomorf алломбрфный (adj.; 1*а) аllоmоrfаллбнж (m.; 4a>finan./chem. allonge аллопат (m.an.; 1 а) med. allopaat аллопат:Ический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) med. allopathisch

аллопатия (f.; 7а) med. allopathie (geneeswijze waarbij tegenwerkende middelen worden gebruikt) аллотрансплантат (m.; 1 а) med. allotransplantaath (materiaol voor plastische chirurgie) аллотропИ:чес1шй (adj.; за: kv. ?; comp. 0) allotropisch

аллотрбпия (f.; 7а) chem. a1lotropie аллофбн (m.; 1 a) fon. allofoon аллохтбн (m. (an.); 1 а) (v. planten, dieren) allochtoon Аллочка (f.an.; з*а) (dim. koosvorm v. Алла) Allotsjka аллювиальный (adj.; 1*а) alluviaal аллювий (m.; 7а) geol. alluvium h аллюзия (f.; 7а) allusie аллюр (m.; 1 а) (v. paard) gang ·:· бешеным аллюром in volle galop

аллЮрный (adj.; 1*а) (v. paarden) gаngАлма-Ата (f.; 1b) geog. Alma-Ata h (tot 1996 паат v. d. hoofdstad v. Kaz.; daarna Алмdты) алмаат:Инец (m.an.; s*a> inwoner v. Алма-Ата алма-ат:Инский (adj.; за: kv. ?; comp. 0) adj. v. АлмаАта

алмаз (m.; 1 а) diamant алмазный (adj.; 1 *а) diamanten алмазоrран:Ильный (adj.; 1*а) diamantslijp·:· алмазогранйльная Фабрика diamantslijperij

15 алмазодобывающий (adj.; 4а) diamantwinnings­ aлмaзoзaмeнИтeль (m.; 2а) diamantvervangend middel h

алмазоносный (adj.; 1*а) diamanthoudend алмазосодержащий (adj.; 4а) diamanthoudend Алматы (m.; о) geog. Almatyh (v.a. 1996 паат v. d. hoofdstad v. Kaz.; daarvoor Ал.ма-Атd) алогический (adj.; за; kv. ?; comp. ") alogisch алогйчность (f.; 8а) sb. v. алогйчный алогичный (adj.; 1*а) alogisch алойный (adj.; 1*а) bot. аlоё алоэ (n.; о) bot. аlоё алтаец (m.an.; s*a) bewoner van het Altaj-gebergte Алтай (m.; ба) geog. Altaj (gebergte in Sib., Mong. еп Chin.) алтайка (f.an.; з*а) bewoonster van het Altaj-gebergte алтайский (adj.; за; kv. ?; comp. ") Altaisch •:• алтай­ ские языки Altaische talen

алтарный (adj.; 1*а) аltааrалтарь (m.; 2Ь) altaarh; altaarruimte (ruimte achter ico­ nostase) •:• � [4] к алтарю [vrouw] naar het altaar

geleiden/voeren; принести жертву на - отечества 11' iets opofferen voor het vaderland; принести свом знания/талант/опыт на - [2] 11' (z'n) kennis/talent/ ervaring in dienst stellen van; - � altaar der liefde алтей (m.; ба) ·:· - розовый bot. stokroos алтейный (adj.; 1*а) bot. stokroosaлтЬ1н 1 (m.; 1а; 2pl. алть1н) hist. altyn (koperen munt (v.a. ong. 1400) t.w.v. 3, later 6 denga (= 3 kopeke)) •:• у [2] не было ни rD.O.Ц!j, да вдруг - van de ene ор de andere dag steenrijk worden; ни алтЫна :j: geen rooie cent; ни алтьта у [2] (за душой) J.. geen rooie cent hebben; ни на - "J;./J, geen greintje 2 (m.; 1 а (2)) bedrag van een altyn алтЬ1нник (m.; за) :/: 1 � алтЬ1н 2 (an.) krent, vrek алтЬ1нный (adj.; 1*а) adj. v. алтЬ1н алфавит (m.; 1а) alfabet h, abch •:• по алфавиту in alfa­ betische volgorde алфав:Итно-цифровой (adj.; 1 Ь) сотри. alfanume­ riek алфавитный (adj.; 1*а) alfabetisch •:• в алфавитном порiiдке in alfabetische volgorde, alfabetisch алхимик (m.an.; за> alchemist алхимический (adj.; за; kv. ?; comp. "> alchemistisch алхимия (f.; 7а) alchemie алчба (f.; 1 Ь; pl. ?> :j:/11' � алчность алчность (f.; 8а; (к [3])> :/:/11' begerigheid, begeerte, hebzucht, inhaligheid {(naar/om ... te krijgen)}; (ovdr.) gretigheid •:• - к деньгам geldzucht; - к золоту gouddorst алчный (adj.; 1*а; к [3]/до [2J> :j:/11' dorstig naar [geld, roem]; hebzuchtig, begerig, inhalig, roof­ gierig, schraapzuchtig {naar} •:• - к деньгам/до денег geldzuchtig алый (adj.; 1а') (Ыoed)rood, (licht)rood, purper; (scharlaken) hoogrood алыча (f.; 4Ь; pl. ?) alytsja (soort zure, wilde pruim/

abrikoos) алычовый (adj.; 1а) adj. v. алыча аль (conj.) � али альбатрос (m.an.; 1а) albatros альбигоец (m.an.; s*a) hist. /rel. Alblgenzer альбигойский (adj.; за; kv. ?; comp. ") hist./rel. Alblgenzisch

альбинизм (m.; 1а) alblnisme h альбинос (m.an.; 1а) alblno

алмазодобывающий - альтруистйческий

альбиноска (f.an.; 3*а) vr. v. альбин6с Альбион (m.; 1а) geog. Alblon альбом (m.; 1а) album h •:• - для (газетных) �

knipselalbum h; - с картннками platenalbum h; - для МО1Ш.! muntenalbum h; - для наклеивания вЫрезок и картннок plakboek h; - образцов/образчиков staalboek h, stalenboek h, monsterboek h; - с пластИн­ !:Ш.МН platenmap (voor grammofoonplaten); - для � марок postzegelalbum h; - для раскраши­ вания kleurboek h; - репродукций platenboek/album met reproducties; - для рисования tekenboekh; - для � poёziealbum h; - для эскизов schets­ boek h

альбомный (adj.; 1*а) аlЬumальбомчик (m.; 3а) dim. v. альб6м альбумИн (m.; 1а) chem. albumine альбумИнный (adj.; 1*а) chem. аlЬuminе­ альбумИновый (adj.; 1а) � альбумйнный альбуминурИя (f.; 7а) med. albuminurie альвеола (f.; 1а) alveole альвеолЯрный (adj.; 1*a)fon. alveolair альдегид (m.; 1а) chem. aldehyde h альдегИдный (adj.; 1*а) chem. aldehydeAлькa (f.an.; 3*а) (pej./symp. vorm v. Алuна) Alka альков (m.; 1а) alkoof альковный (adj.; 1*а) alkoof- ·> альковные похождения erotische avontuurtjes

альмавива (f.; 1а) almaviva альма-матер (f.; о) 11' alma mater альманах (m.; 3а) almanak (niet ор vaste tijden verschijnend, met lit. werk v. verschillende auteurs) альманашный (adj.; 1*а) :j: аlmаnаk­ альмандИн (m.; 1а) chem. almandien h альпака (m./f.an.; О) zoo/. alpaca альпеншток (m.; за) bergstok альпИйский (adj.; за; kv. ?; comp. ") Alpen-, Alpijns, Alpine •:• альпИйские l!Yfi alpenweiden альпинарий (m.; 7а) rotstuin, rotstuintje h альпиниада (f.; 1а) sport. expeditie (v. bergbeklimmers) альпинизм (m.; 1а) alpinismeh альпинист (m.an.; 1а) alpinist, bergbeklimmer альпинистка (f.an.; з*а) bergbeklimster альпинИстский (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") alpinisten­ Aльпы (pl.t.; f.1a) geog. de Alpen ·:· нижние - Nederalpen

альт (m.; 1 Ь) (v. stem) alt; muz. altviool; althobo альтазимут (m.; 1а) altazimuth альтерация (f.; 7а) alteratie •:• ;швк альтерации muz. voorteken h

альтернатИва (f.; ia) altematiefh альтернативность (f.; 8а) sb. v. альтернат:Ивный альтернативный (adj.; 1*а) altematief альтернатор (m.; 1а) alternator, wisselstroommachine

альтернационный (adj.; 1*а) аltеrnаtiе­ альтернация (f.; 7а) alternatie альтиметр (m.; 1а) (instrument) hoogtemeter, altimeter

альтиметрия (f.; 7а) altimetrie альтинг (m.; 3а) Althing (Uslands parlement) альтИст (m.an.; 1а) muz. altviolist; althoboist альтИстка (f.an.; 3*а) muz. altvioliste; althoboiste альтовый (adj.; 1а) (v. stem) alt-; muz. altviool-; аlthоЬо-

альтруИзм (m.; 1а) altruisme h альтруИст (m.an.; 1а) altruist альтруистИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") altruistisch

16

НJIЬ'I'РУИСТЙЧНОС'lЪ - аМЙНЬ

альтруистИчность (f.; 8а) altroisme h альтруистИчный (adj.; 1*а> altroistisch альтруИстка {f.an.; 3*а) altroiste альфа (f.; 1а) alfa : - и омега alfa en omega; от альфы до омШ 1t (geheel) van а tot z альфа-лучи (pl.t.; m.4b> alfastralen альфа-терапия (f.; 7а) behandeling met alfastralen iмьфа-частИца (f.; 5а) alfadeeltjeh альфонс (m.an.; 1а) gigolo альфреско arts. 1 (adv./adj.; о) fresco-, al fresco 11 (n.; о) fresco аль.Яне (т.; 1 а) alliantie алюминат (m.; 1а) chem. aluminaat• алюминиевый (adj.; 1а) aluminium- ·:· алюминие··

вая � aluminiumfolied/h

алюминий (т.; 7а) aluminium h аJ1.Юмосиликат (т.; i a) chem. aluminiwnsilicaat • ал:Юторец (m.an.; s*a> Aljoetoriёr (lid v. е. Sib. 1Юlk) UJIНJторский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. 0) Aljoetorisch Аля (f.an.; 2а) (dim. vorm v. Алuнаt.Алла ) Alja а-ля (prep.) а la аляповатость (f.; 8а) (11. maakse� plompheid, grof­ heid; (v. kleding, versiering, architectuur e.d. ook) smakeloosheid

аляповатый (adj.; 1а) (v. maakse� plomp, grof; (v. k/eding, versiering, architectuur e.d. ook) smakeloos; (m.b.t. constructie; niet stilistisch: v. zin e.d.; v. uiterlijk: m.b.t. iem.) ruw, grof gevormd АлЯска (f.; 3*а> geog. Alaska • алЯс1шнский (adj.; за> adj. v. АлЯска алЯсский (adj.; за> :j: adj. v. АлЯска аляфуршет ( алЯ фуршет) {adj.; о} J, (v. feest, ontvangst) met een lopend buffet ам (int.) (tegen kind bij het eten) hap амазонит (т.; 1а) geol. amazoniet, amazonesteen Амазония (f.; 7а) geog. het AmazonegeЬied, . ==

Amazonia

амазбнка (f.; 3*а> 1 (an.) amazone 2. rijkleding (v. vrouwen) амазонский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) van de Amazone, van/uit/in het Amazonegebled

амальrама (f.; 1а) amalgaam h амальrамация (f.; 7а) amalgamatie амальгамнрование {n.; 7а) sb. v. амальгамйровать

амальrамнровать (pf/if; 2а; tr.) amalgameren амальгамный (adj.; 1*а> amalgaamaмaнaт (т.аn.; 1а) :j: hist. gijzelaar (door de Russen gevangen от z. van het goede gedrag v. buurvolkeren te verzekeren) амарант (т.; 1а) bot. amarant амарантовый (adj.; 1а) аmаrаnt­ амарИллис (т.; 1а) bot. amaryllis амарИллпсовый (adj.; 1а) bot. amaryllis­ aмбa .U. eindeh, dood, Magere Hein амбал (т.аn.; 1a) .U. (depr.) poteling, gorilla, potige kerel, dekhengst

амбар (т.; i a> graanschuur, korenschuur, pakhuis • амбаришко (т.; n.3*a(1); 2/3/5sg. ook J.: амбаришки, амбаришке, амбаришкой) dim./pej. v. амбар

амбарный (adj.; 1*а> graanschuur- •:• - замок groot hangslot

амбивалентность (f.; 8а) amblvalentie амбициозный (adj.; 1*а> ambltieus, eerzuchtig •:• амбициозные � amЬitieuze plannen амбицибнный (adj.; 1*а> + => амбици6зный амбИция (f.; 7а) amЬitie, eerzucht, overmatige

trots •:• с боnьшИми амбИциями van grote amЬitie; входИть/уд8риться в амбИцию z. gegriefd voelen, gepikeerd zijn АмбоИна (f.; 1а) => Амб6н амбоИнец (т.аn.; s*a> Ambonees Амббн (m.; 1а) geog. Ambon h амббнский (adj.; за> Ambonees, van/op Ambon амбра (f.; 1а) amber (geurige stof) амбразура (f.; 1а) mil. schietgath амбразурный (adj.; 1*а) schietgataмбpe (n.; о) 1 :j: ambergeur 2 (scherts.) stank амбрбзия (f.; 7а) ambrosia, ambrozijn •, godenspijs амбулатбрия (f.; 7а) ambulatorium h, ambulancedienst, polikliniek (verzorgt ook visites thuis)

амбулаторно-поликлинИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) •:• амбулаторно-поликлиническое учреж­ дение kliniek voor ambulante patiёnten

амбулатбрный (adj.; i*a) (v. zieke) ambulant •:• - � poliklinische patiёnt; амбулаторное лечение poliklinische behandeling

амбуш:Юр (т.; 1а) muz. mondstukh амвон (m.; 1а) orth. ambo(n) (verhoging voor iconostase) Амврбсий (т.аn.; 7a) :j: (monnikennaam) Amwrosi, Ambrosius

амёба (f.an.; 1а) Ыо/. amoebe амёбный (adj.; 1*а> Ыо/. аmоеЬеn­ амёбообразный (adj.; 1*а) amoebeachtig амёбоцнт (m.; 1а) Ыо/. amoebocyt аменорея (f.; ба) med. amenorroe амер. afk. v. американский Америка (f.; за> 1 geog. Amerika h •:• Латинская Latijns-Amerika h; открЫть Америку (ovdr.) het wiel opnieuw uitvinden; открЪtл Америку! dacht je dat ik dat niet wist!, daar vindt iem. het wiel uit!, dat is een open deur intrappen; Северная/Южная/ Uентщiльная - Noord-/Zuid-/Midden-Amerika h 2. s/. (uitroep v. enthousiasme ofgoedkeuring) prachtig!, uit de kunst! •:• ну Это просто - te gek, zeg! американец (т.аn.; 5*а) Amerikaan американизация (f.; 7а) (ver)amerikanisering американизИровать (pf/if; 2а; tr.) (ver)amerikaniseren американизИроваться (pf/if; 2а; intr.) veramerikaniseren американИзм (m.; 1а) amerikanismeh американИст (m.an.; 1а) amerikanist американИстика (f.; за) amerikanistiek американка (f.; 3*а) 1 (an.) Amerikaanse 2. sport. 'amerikaan*' (soort poolblijart met 16 Ьа//еп) 3 'amerikaantje' (weddenschap waarbij de verliezer

al/es moet doen wat de winnaar wil) американо-анrлнйский (adj.; за> Anglo-Ameri­ kaanse

американский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) Amerikaans, van/uit/in Amerika

америкбс (m.an.; ia) s/. yank, Amerikaan амерИций (т.; 7а) chem. americium h аметист (т.; 1а) amethistd/h амет:Истовый (adj.; ia) amethisten аметроп:Ия (f.; 7а) ametropie амиант (m.; 1 а) chem. amianth, aardvlas h амиантовый (adj.; 1а) chem. аmiаnt­ амикрбн (т.; 1а) amicron ам:Ин (т.; 1а) amine аминокислота (f.; 1d) chem. aminozuurh амИнокислбтный (adj.; 1*а) chem. aminozuur­ aм:Инь 1 (pred./prt.) amen 11 (т.; 2а) eind(e) h

амит6з - Анадырь

17 ·> - поишёл (3) J, z'n laatste uur heeft geslagen, het is gedaan met аяитоз (m.; 1а) Ьiо/. amitose а�иак (m.; 3а; blj chemici: 3Ь) ammoniak ая.""иачный (adj.; 1*а) ammoniakA.""мoн (m.an.; 1а) myt. Ammon (Egyptische oppergod) •> сыны Аммбна :j: zonen van Ammon (benaming IЮОГ Egyptenaren) а.'\L""онал (m.; 1а) chem./mil. ammonal (soort springstof) ая.""ониевый (adj.; 1а) chem. ammonium­ aя.""oний (m.; 7а) chem. ammonium h аммонийный (adj.; 1*а) � амм6ниевый а�1монИт (m.; 1а) ammoniet, ammonshoom ifossiel weekdier) амнезия (f.; 7а) med. amnesie а�1нион (m.; 1а) amnion h (Ьinnenste vruchtvlies) амнИстийный (adj.; 1*а) аmnеstiе­ а�mистИрование (n.; 7а) sb. v. амнист:Ировать амнистИрованный (m.an.; adj.1a) iem. aan wie

amnestie is verleend

амнистйровать (pf/if; 2а; tr.) amnestie verlenen амнйстия (f.; 7а) amnestie амок (m.; 3а) amokh аморализм (m.; 1а) amoralismeh аморалка (f.; 3*а) .li onzedelijk gedrag h; officiёle/ forrnele berisping (wegens overtreding v. d. соттип. normen; tot jaren '80) амораловка (f.; з*а) .li onzedelijk gedrag h а�юральность (f.; 8а) immoraliteit, onzedelijkheid; (v. iem., gedrag) zedeloosheid аморальный (adj.; 1*а) immoreel, amoreel; (ovdr.: v. vader, zoon e.d.; v. kunst) ontaard; zedeloos, onzede­ lijk •:• аморальное поведение onzedelijk gedrag амортизатор (m.; 1а) schokbreker, schokdemper, stootkussen h

амортизаторный (adj.; 1*а) sсhоkЬrеkеr­ амортизационный (adj.; 1*а) 1 finan. afschrijvings­ •:• амортизационные отчисления afschrijvingen 2 schokdempings-

aмopтизaция (f.; 7а) 1 finan. amortisatie 2 schok­ demping

амортизИрованный (adj.; 1*а) shockproof амортизИровать (pf/if; 2а; tr.) amortiseren;finan. afschrijven, afЬoeken; tech. de schok opvangen, schokken dempen

аморфИзм (m.; 1а) amorfisme \ amorfe toestand аморфность (f.; 8а) 11' vorrneloosheid аморфный (adj.; 1*а) 11' amorf, vormeloos ампер (m.; 1 а (2)) е/. ampere ампервольтметр (m.; 1а) amperevoltmeter амперметр (m.; 1а) amperemeter, stroommeter амперный (adj.; 1*а) аmреrеампер-час (m.; 1С) ampere-uurh ампИр (m.; 1а) arts. empire(stijl) ампИрный (adj.; 1*а) arts. еmрirеамплитуда (f.; 1 a>.fYs. amplitude амплиrудный (adj.; 1*а) аmрlitudе­ амплификация (f.; 7а) lit. amplificatie, vergroting амплуа (n.; о) theat. type (v. rollen die gewoonlijk vertolkt worden door ееп tonee/speler) •:• Это не его - :j: dat is niet zijn stijl

ампула (f.; 1 а) ampul ампулка (f.; 3*а) dim. v. ампула ампульный (adj.; 1*а) аmрul­ ампутациониый (adj.; 1*а) med. аmрutаtiе­ ампутация (f.; 7а) amputatie, afzetting [van been]

ампутИровать (pf/if; 2а; tr.) [been, ... ] afzetten/ amputeren

АМС (f.; о) (ajk. v. автоматuческая межпланетная станция) ruimtesonde Амстердам (m.; 1а) geog. Amsterdam h амстердамец (m.an.; 5*а) Amsterdammer амстердамский (adj.; за> Amsterdams, van/uit/in Amsterdam

амударьИиский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Аму­ дары%

Амударь.Я (f.; б*Ь) geog. Amoe Darja (rivier in Centr.Az.) амулет (m.; 1а) amulet амуниционный (adj.; 1*а) munitiе­ амунИция (f.; 7а) munitie амунiiчный (adj.; 1*а) munitie Амур (m.; 1а) 1 geog. Amoer (rivier in О. Rus.) 2 (an.) myt. Amor амур (m.; 1а) 1 amor (beeld) 2 :j:/J, (a/s pl.t.) liefdes­ avonturen •:• заводИть амуры с [51 iem. proberen te

versieren; подъезжать с амурами к [31 iem. het hof maken амурничать (if; 1а; (с [5 ])> J, flirten (met) амурный (adj.; 1*а) :j:/.li liefdes-, flirt- •:• амурные МlЮ liefdesaffaires амурский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. Ам)'р ам;Урчик (m.; 3а) J, dim. v. ам)'р амфИбийный (adj.; 1*а) аmfiЬiеамфИбия (f.an.; 7а) amfiЬie амфибол (m.; 1а) geol. amfibooJh амфиболИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) аmfiЬооl­ амфиболИя (f.; 7а) amfibolie; dubbelzinnigheid амфибрахий (m.; 7а) lit. amfibrachys амфибрахический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) /it. amfibrachisch амфипод (m.an.; 1а) amfipode амфитеатр (m.; 1а) amfitheaterh амфитрион (m.an.; 1а) amfitryon (gu/ gastheer) амфора (f.; 1а) amfora, amfoor амфора (f.; 1a) :j: � амфора амфорный (adj.; 1*а) adj. v. амфора АН (f.; о) (ajk. v. Академия наук) Academie van Wetenschappen •:• - СССР (ajk. v. Академия Наук

СоЮза Советских Социалистuческих Рес­ публик) Academie van Wetenschappen van de Sovjet-Unie

ан (conj./prt.) .li en, maar (in de betekenis v. in feite, opeens) •:• хочу тебЯ позвать, ан ты уже стоИшь

ждёшь меня ik wil je roepen maar jij staat al ор те te wachten; ан нпl maar nee hoor!

анабаптИзм (m.; 1а) anabaptismeh анабаптИ:ст (m.an.; 1а) rel. doopsgezinde, weder­ doper, anabaptist

анабаптИстка (f.an.; з*а) vr. v. анабапт:Ист, anabaptiste

анабаптИстский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) wederdopers­ aнaбиoз (m.; 1а) Ьiо/. schijndood, anaЬiose анабиозный (adj.; 1*а) Ьiо/. schijndood, аnаЬlоsе­ анабиотИ:ческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Ьiо/. schijndood-, аnаЬiоsе-

анаболИзм (m.; 1а) anabolismeh (opbouwfase in stofwisseling) анаграмма (f.; 1а) anagram h анаграмматический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) аnаgrаm­ анадырский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Анадырь Анадырь (m.; 2а) geog. Anadyr (stad/rivier in N. O. Sib.)

18

анаколуф - ангел

анаколуф (m.; 1а} /ing. anakoloet, ontspoorde zin анаконда (f.an.; 1а} zoo/. anaconda, waterboa авакондовый {adj.; , а} аnасоndаанакреонтика (f.; 3а) anacreontische poёzie анакреонтнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0} anacreontisch

аналекты Ыoemlezing анализ (m.; 1а) 1 analyse, ontleding (van proЬleem] •:• лингвистический - taalanalyse; - nреможения zinsontleding; - � systeemanalyse; � гИческиА - tekstkritiek 2 test, proef, onderzoekh •:• - НJЮви Ыoedproef, Ыoedonderzoek h; - � urineonderzoekh, uroscopie; nроизвестМ - (2) (v. analiste) [Ыоеd/ ... ] onderzoeken; (�)делать - (2) (v. patiёnt) [Ьloed/ ... J laten onderzoeken анализнровать (if; 2а; pf: проанализйровать; tr.) analyseren, ontleden; (ovdr.) in ogenschouw nemen •:• пРедварИтельно - voorbeschouwen; - рЫнок de markt peilen

аналитик (m.an.; 3а) analist ·:· системный - сотри. systeemanalist

аналитйческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0} analytisch •:• - хм analytische geest; аналитМческое чтение lit. close reading; аналитические языки analytische talen аналог (m.; 3а} analogon h, analoog exemplaarh,

анархо-синдикализм (m.; 1а} anarchosyndicalismeh анархо-синдикалИст (m.an.; 1а} anarchosyndicalist анархо-синдикалИстский (adj.; за> anarchosyndicalistisch

Анастасий (m.an.; 7а) (monniksnaam) Anastasi Анастасия (f.an.; 7а) (meisjesnaam) Anastasia анастатический (adj.; за: kv. ?: comp. 0) gr. anastatisch анастигмат (m.; l a) fot. anastigmaat анастигматизм (m.; 1а} anastigmatismeh анастигматИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anastigmatisch

анастомоз (m.; l a) med. anastomose анатоксин (m.; 1а} med. anatoxine Анатолий (m.an.; 7а) Uongensnaam) Anatoli анатол:Ийский (adj.; за> Anatolisch, van/uit/ in Anatoliё

Анатолия (f.; 7а} geog. Anatoliё h анатольский (adj.; 3а} :j: => ана тол:ййский анатом (m.an.; 1а} anatoom, ontleedkundige анатом:Ирование (n.; 7а) ontleding (v. lijk] . анатомИровать (pf/if; 2а: tr.) anatomiseren, ontleden анатомический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anatomisch, ontleedkundig •:• - стол ontleedtafel; - пт:ш :j: snij­ kamer, operatiezaal; ontleedkamer

loge/overeenkomstige wijze

анатомичка (f.; з*а} .u ontleedkamer (voor studie) анатомия (f.; 7а} anatomie, ontleedkunde анатоц:Изм (m.; 1а} anatocisme ь анафаза (f.; l a} Ьiо/. anafase анафема (f.; 18) kerk. , anathema h, banvloek 2 excommunicatie, (kerk)ban •:• � анафеме rel. excommuniceren, in de ban doen анафемский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) .u kerk. banvloek-,

een parallel trekken met

анафилакс:Ия (f.; 7а} med. anafylaxie анафилактИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) med.

analoog geval h, evenЬeeld ь, evenknie

аналог:Ический (adj.; за; kv. ?; comp. 0} :j: analogisch аналог:Ичность (f.; 8а} analogie аналогйчный (adj.; 1*а; [3]} analoog aan/met •:• быть аналогичным (З] (v. verschijnselen) overeen­ komst vertonen met; аналогичным образом ор ana­ аналогия (f.; 7а} analogie •:• no аналогии с (5) analoog aan/met, naar analogie van; � аналогию с (5) аналоговый (adj.; 1 3) analoog ·:· аналоговые � analoge gegevens; аналоговая вычислИтеnьная машина analoge computer аналой (m.; ба) orth. koorlessenaar аналойный (adj.; 1*а} koorlessenaarsaнaльгeзйя (f.; 7а} spec. analgesie (gevoelloosheid voor pijn) анальгетик (m.; за> analgeticum h, pijnstiller анальгия (f.; 7а) analgie анальный (adj.; 1*а} anaal ·:· анальное отверстие anat. anale opening, aars; через анd.лъное отверстие rectaal; - � anale seks анамнез (m.; 1а} med. anamnese, voorgeschiedenis анамнест:Ический {adj.; за; kv. ?; comp. 0) med. anamnestisch

анаморфИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anamorf анаморфоз (m.; 1а} anamorfose ананас {m.; , а) ananas ананасик (m.; 1а) dim. v. ананас ананасный (adj.; l*a> аnаnаsананасовый (adj.; 1а} => ананасный анапест (m.; 1а) lit. anapest анапестический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anapestisch анархизм (m.; i a) anarchisme h анархйст (m.an.; 1а} anarchist анархИстка (f.an.; 3*а) anarchiste анархflстский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anarchisten­ aнapxИчecкий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anarchistisch анархИчность (f.; 8а} sb. v. анарх:Ичный анархйчный (adj.; 1*а} anarchistisch анархия (f.; 7а) anarchie •:• - - мать nорЯдка (leuze v. d. anarchisten) anarchie is de moeder van de orde

Ьаn-

anafylactisch

анафора (f.; 1 8) lit. anafoor анафор:Ический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anaforisch анахорет (m.an.; 1а) :j:/11' anachoreet, kluizenaar, heremiet

анахрон:Изм (m.; 1а} anachronismeh анахрон:Ический (adj.; за; kv. ?; comp. "> anachronisch, anachronistisch

анахронйчность (f.; 8а) sb. v. анахрон:Ичный анахрон:Ичный (adj.; 1*а} anachronistisch анаша (f.; 4Ь) .U /s/. hasj(iesj), hennep анаш:Ист (m.an.; 1а) .U /s/. hasjgebruiker, hasjroker анаэроб (m.(an.); l a) anaёrobe bacterie анаэробный (adj.; 1*а) anaёroob ангажемент (m.; 1а} :j: (v. artiest) engagement h, contractering

ангажИрование (n.; 7а) sb. v. ангаж:йровать ангажйровать (pf/if; 2а; tr.} :j: [artiest] engageren; ten dans vragen

ангажйроваться (pf/if; 2а> aanstelling krijgen, engagement krijgen

ангар (m.; 18) hangar, vliegtuigloods Ангара (f.; 1 Ь) geog. Angara (rivier in Sib.) ангарный (adj.; 1*а} hаngаrангарский (adj.: 3а; kv. ?; comp. 0> adj. v. Ангара ангел (m.an.; 1а) (rel./troete/naam) engel ·:· он просто hij is een engel; U1:!1l ангела :j: naamfeesth, naam­ dag; поздравить с днём ангела :j: iem. geluk wensen (m.b.t. naamdag); - во n.rnrn1 (ovdr.: v. iem.) een engel, een schat; тМхий - пролетел :j: daar gaat een/de dominee voorblj (v. plotselinge stilte in ееп gesprek); - смерти doodsengel; - тьмы engel der duistemis

19

ангел6к - анемофилия

ангел6к (m.an.; з*Ь> diт. v. ангел ангел6чек (m.an.; з*а) diт. v. ангел ·:· он сущий (v. kind) hij is een engel ангел-хранитель (m.an.·m.an.; 1а-2а) bescherт­

андалусИйский (adj.; за> => андалУсский Андалусия (f.; 7а> geog. Andalusie андалусский (adj.; за> Andalusisch, van/uit/

engel, engelbewaarder, schutsengel ангельский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) engelen-; engel­ achtig •:• - � engelensteт; ангельское � engelengezichtjeh; ангельское терпение engelen­ geduld h ангидрИд (m.; 1а) chem. anhydride h ангидрИдный (adj.; 1*а) chem. аnhуdridеn­ ангидрИдовый (adj.; 1 а) => ангидрИдный ангидрИт (m.; 1 а) anhydrieth ангидрИтовый (adj.; 1а) anhydriet· ангина (f.; 1 а) angina, keelontsteking ангинный (adj.; 1*а> аnginаангин6зный (adj.; 1*а) angineus ангиография (f.; 7а) med. angiografie ангиол6гия (f.; 7а) angiologie анги6ма (f.; 1а) angiooтh ангиоспазм (m.; 1 а) spec. vaatkraтp англ. afk. v. английский англез (m.; 1а) dans. anglaise англизИровать (pf/if; 2а; tr.) :j: angliseren англизИроваться (pf/if; 2а> verengelst raken английский (adj.; за> + => английский анrлИйский (adj.; за> Engels, van/uit/in Engeland •:• англИйская болезнь med. Engelse ziekte, rachitis; англИйская булавка veiligheidsspeld (voor kleding); - замбк knipsloth; - � club; - .шшк Engels park; - рожбк Engelse hoom; англИйская � chem. epsornzouth, Ьitterzout h, Engels zout; - язЫк Engels h (taal) англиканец (m.an.; 5*а) anglicaan англиканский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anglicaans •:• англиканская uерковь anglicaanse kerk англиканство (n.; 1а) anglicaanse kerk англицИзм (m.; 1 а> anglicisтeh англичанин (m.an.; 1°а> Engelsтan англичанка (f.an.; з*а> Engelse Англия (f.; 7а) geog. Engeland h •:• НОв..м New England, Nieuw-Engeland англо- (s amen st .) аnglоангломан (m.an.; 1 а) angloтaan англомания (f.; 7а) angloтanie англоманка (f.an.; з*а) angloтane англоманский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) van een angloтaan англосакс (m.an.; 1 а) Angelsaks англосакс6нский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> Angelsaksisch •:• - язь1к Angelsaksisch \ Oudengels h (taal) англофИл (m.an.; 1а) anglofiel англофИльский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anglofiel англофИльство (n.; 1а) anglofilie англоф6б (m.an.; 1а) anglofoob англоф6бия (f.; 7а) psych. anglofoble англоф6бка (f.an.; з*а> anglofobe англоф6бский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) аnglоfоЬеn­ англоф6бство (n.; 1а) anglofoble англоязЬ1чный (adj.; 1*а> Engelstalig Анг6ла (f.; 1 а) geog. Angola h анголезский (adj.; за> => анг6льский анг6льский (adj.; за> Angolees, van/uit/in Angola ангорский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> uit Ankara, uit Angora •:• ангбрская .!1ОВ angorageit; ангбрская кбwка angorakat; ангбрская � angora(wol) ангстрем (m.; 1a[(1)J> angstroт

анданте (adj./adv./n.; о) muz. andantefh) андантино (adj./n.; о) muz. andantinofh) андезит (m.; 1 а) geo/. andesieth андерграунд (m.; 1а) 11 underground андестЭйтмевт (sg.t.; m.1a) 11 understateтenth андИец (m.an.; 5*а) Andesbewoner андййский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Andes-, Andijns Анд6рра (f.; 1 а) geog. Andoпa h андорранский (adj.; за> => анд6ррский анд6ррский (adj.; за> Andoпees, van/uit/in Andorra АНДР (f.; о> ojf. (ajk. v. Алжuрская Народная Де.мократuческая Республика) Deтocra­

in Andalusiё

tische VolksrepuЬliek Algerije

Андреевский (adj.; за> •:• - � andreaskruis h, sint-andrieskruis h; - � (marinevlag) vlag теt het sint-andrieskruis

Андрей (m.an.; ба) Andre Uongensnaam) •:• - 1Шш!о: � Sint Andries

Андрейка (m.an.; f.з*а> (dim. koosvorm v. Андрей) Andrejka

андрогиния (f.; 7а) androgynie Андромеда (f.an.; 1 а> myt. Andromeda Андр6н (m.an.; 1 а) :j: Andron Uongensnaam) андрофаг (m.an.; за> тenseneter андроф6бия (f.; 7а) psych. androfoble, тensenvrees АндрЮша (m.an.; f.4a) (inform. vorm v. Андрей) Andrjoesja

Андрюшенька (m.an.; f.з*а) (dim. koosvorm v. Андрей) Androesjenka АндрЮшка (m.an.; f.з*а) (symp. vorm v. Андрей) Andrjoesjka

андский (adj.; за> => андИйский Анды (pl.t.; f.1a) geog. de Andes, het Andesgebergte аневрИзм (m.; 1 а) med. aneurysтa \ slagaderbreuk аневрИн (m.; 1 а) aneurine анекд6т (m.; 1 а) anekdote, grap, тор, bak (.J..) •:• Это какбй-то -, а не кнИга dat boek van hет is een lachertje; Это прбсто - dat is gewoon belache­ lijk; армейский - soldatenтop; - с � тор теt een baard

анекд6тец (m.; 5*а> .J.. diт. v. анекд6т анекд6тик (m.; за> diт. v. анекд6т анекдотист (m.an.; 1а) => анекд6тчик анекдотический (adj.; за; kv. ?; comp. 0> anekdotisch анекдотичность (f.; Ва> anekdotisch karakterh анекдотичный (adj.; 1*а} als een anekdote •:• Это анекдотично dat is ongeloofwaardig/fantastisch; - случай komisch voorval анекдотчик (m.an.; за> J. grappenтaker, тoppen­ tapper; (v.a. jaren '50) iem. die veroordeeld is wegens het vertellen van politieke торреn

анемический (adj.; за; kv. ?; comp. 0} med. Ыeek­ zuchtig, aneтisch, aan Ыoedarmoede lijdend

анемИчность (f.; 8а) Ыeekheid, Ыoedarmoede анемИчный (adj.; 1*а> Ыееk, slap, aan Ыoedarтoede lijdend

анемИя (f.; 7а) med. Ыoedarтoede, aneтie анем6граф (m.; 1 а) aneтograaf анем6метр (m.; 1а) spec. aneтoтeter, windтeter анем6н (m.; 1а) aneтoon •:• морскбй - zeeanemoon анем6на (f.; 1 а) => анем6н анемоск6п (m.; 1 а) aneтoscoop, windvaan анемофилия (f.; 7а) aneтofilie, windbestuiving

20

анерrИя - ансамбль

анергИя (f.; 7а) med. anergie анестези6лог (m.an.; 3а) anest(h)esioloog, anesthesist анестезиологИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0)

аннексионИст (m.an.; l a} annexionist а1111ексио11Истский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121) annexio­ nistisch

ancstl1esiologisch

аявексионный (adj.; i*a) аnnехаtiе­ аннекснровать (pf/if; 2а; tr.} [land] inlijven, annexe­

••

аннексия (f.; 7а) annexatie, inlijving аннибалов (adj.poss.; pron.1a) •:• аннибалова .!Ш.8пш Hannibalseed (belofte dat теп tot het blttere eind zal strijden) аннигилЯ:ция (f.; 7а) annil1ilatie аппинский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) van (keizerin) Anna аннотация (f.; 7а) annotatie аннотИрование (n.; 7а) sb. v. аннотИровать аннотИровать (pf/if; 2а; tr.) annoteren аннуитет (m.; l a} annuiteit аннулИрование (n.; 7а) (v. bestelling) afzegging, annulering; (v. vonnis, overeenkomst, huwelijk) nietig­

анестезиолбгия (f.; 7а) anesthesiologie анестезИропать (pf/if; 2а; tr.) [pijn) verdoven : анестезИрующее l::PQд�_r!!O verdovingsmiddel h анестезия (f.; 7а) anesthesie, het verdoven, verdoving анестетИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. е) anesthetisch Анечка (f.an.; з*а) (dim. koosvorm v. Анна) Anetsjka анжанбеман (m.; ia) lit. enjambement" анизотропИя (f.; 7а) fls. anisotropie анизотропный (adj.; i *a>fls. anisotroop анизохрбнный (adj.; i*a) anisochroon •:• анизохронная переда�а сотри. anisochrone transmissie анИ:ка-вбин (m.an.; f.3a-m.1a) .l (scherts.) onsuccesvol soldaat

анилин (m.; 1 а) chem. aniline анилИновый (adj.; l a) chem. аnilinе­ анимал:Ист (m.an.; l a) dierbeeldhouwer, dierentekenaar, dierschilder

анималИстка (f.an.; 3*а) dierЬeeldhouwster, dieren­ tekenares, dierschilderes

аниматор (m.an.; l a) animator, iem. van het animatieteam

анимИзм (m.; l a) rel. animisme", natuurgodsdienst анимист (m.an.; 1а) rel. animist анимистИческий (adj.; за: kv. ?; comp. lil) rel. animistisch

анион (m.; l a)fls. anion h анибнный (adj.; l *a>fls. anionaнИc (m.; la) bot. anijs; anijsappel, venkelappel анисовка (f.; з*а) anisette анисовый (adj.; l a) anijs- •:• анисовая водка anijswodka; анИсовое молоко anijsmelk Ан:Исья (f.an.; б*а) (boerennaam) Anisja Анкара (f.; 1 Ь) geog. Ankara анкарский (adj.; за> adj. v. Анкара анкер (m.; la; prof. lc(l)) (v. uurwerk, bwk.) ankerh •:• укрепить анкерами bwk. verankeren анкерИт (m.; l a) geo/. bruinspaath анкерный (adj.; 1*а) bwk. anker- ·:· - болт keilbout; анкерное крепление bwk. verankering; анкерная опора spw. afspanpaal, afspanmast (v. d. boven­ leiding) анкеровка (f. ; з*а} bwk. verankering анкерок (m.; з*Ь> dim. v. анкер анкета (f.; l a) 1 enqueteformulier", invulblljet", invulformulierh; (t. b. v. aanvraag, inschrijving e.d.) vragenlijst •:• заполнить анкету enqueteformulier invullen 2 J. enquete, opiniepeiling анкетИрование (n.; 7а) enquetering, enquete : - населения opiniepeiling анкетИ:ровать (pf/if; 2а; tr.} enqueteren анкетИруемый (m.an.; adj.1a) ondervraagde (bij enquete) анкетный (adj.; l*a) enquete- ·:· анкетные � persoonlijke gegevens, persoonsgegevens; - лист ••

enqueteformulierh

анкилбз (m.; l a) med. ankylose, gewrichtsverstijving анкилозавр (m.an.; l a) blol. ankylosaurus анклав (m.; l a) enclave Анна (f.an.; 1а) Anna анналист (m.an.; la} annalist анналы (pl.t.; m.la} annalen ·:· войти в - in de annalen opgenomen worden; остаться в анналах истории in de annalen opgetekend staan

ren

verklaring

аннулИ:ровать (pf/if; 2а; tr.) [bestelling e.d.] afzeggen,

annuleren, ongedaan maken, laten vervallen, [con­ tract, testament e.d.] vemietigen •:• - � на (41 [krant e.d.] opzeggen; � аннулИрован de vlucht is uitgevallen аннулЯ:ция (f.; 7а) annulering, annulatie Аннушка (dim. koosvorm v. Анна) Annoesjka анод (m.; l a) е/. anode анодйровать (pf/if; 2а; tr.) е/. anodiseren, door elektrolyse oxideren анодный (adj.; l*a) е/. аnоdе­ аномалистИ:ческий (adj.; за: kv. ?; comp. 0) anoma­ listisch аномалия (f.; 7а) anomalie, onregelmatigheid •:• Курская магнИтная - streek Ьij Koersk met een sterk afwijkend aardmagnetisch veld аномальный (adj.; l*a) anomaal, onregelmatig анонИ:м (m.; l a) 1 :� anoniem geschrift 2 (an.) ano­ nieme schrijver, anonymus анонимка (f.; з*а) anonieme brief (waarin iem. v. iets

wordt beschuldigd) анонимность (f.; 8а) anonimiteit анонимный (adj.; 1*а> anoniem; naamloos •:• анонимное акционерное общество naamloze vennootschap (afk.: N. V. ) анонИмщик (m.an.; за> schrijver van anonieme brieven

анонимщица (f.an.; sa> schrijfster van anonieme brieven

анонс (m.; 1а) (iп krant) aankondiging; (v. voorstelling e.d.) annonce анонсИ:ровать (pf/if; 2а; tr.) aankondigen анормальность (f.; 8а) abnormaliteit анормальный (adj.; 1*а) abnormaa\ анортИт (m.; l a) geol. anorthieth анофелес (m.an.; la) anofeles, malariamuskiet анофтальм (m.; l a) med. anophtalmos, anoftalmie ансамблевый (adj.; l a) ensemЫe-, van een ensemЫe ансамбль (m.; 2а) (a/g.) ensemЫeh; (v. mensen) formatie, groep; (v. musici) samenspel h •:• архитектУрный architectonisch (verantwoord) geheel (gebouwen die archt. goed bij elkaar passen); дворuово-парковый een geheel van paleis en park (tuin); джазовый jazzband; объединить в - tot een harmonieus ge­ heel maken; - � и пляски zang- en dansgroep; - народного танца volksdansgroep; � (зданий ) straatbeeld h

21 антаблемент (m.; 1 а) archt. entaЫementh антагонизм (m.; 1 а) antagonisme h, tegenstreving антагонист (m.an.; 1 а) antagonist (ook anat.); tegenstrever, tegenspeler

антагонистИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antago­ nistisch

антагонистичный (adj.; 1 *а) � антагонисти­ ческий

антагонистка (f.an.; з*а) antagoniste, tegenstreef­ ster, tegenspeelster

антагонИстский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) � антаго­ нистИческий

А.втанта (f.; 1а) hist. Triple Entente (tijdens Eerste Wereldoorlog) Антарктика (f.; 3а) geog. Antarctica, zuidpoolgebled h антарктИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antarctisch, van/uit/op Antarctica •:• - матерИк zuidpoolgebled h антенна (f.; 1 а) antenne, spriet антенна-тарелка (f.; 1 а-3*а) schotelantenne антенный (adj.; 1 *а) аntеnnеантерИдий (m.; 7а) bot. antheridium h антецедентный (adj.; 1*а) antecedentenaнти- (samenst.) аntiантиалког6льный (adj.; 1*а) antialcohol-, tegen de alcohol (gericht) •:• антиалкогольная кампания antialcoholcampagne

антибактериальный (adj.; 1*а) antibacterieel антиби6тик (m.; 3а) antibloticum h антибиотический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antiblotisch антивеществ6 (n.; 1 Ь) теd. antistof антивИрус (m.; 1а) сотри. antivirusprogramma h антивИрусный (adj.; 1*а) сотри. antivirus- •:• антивИрусная программа antivirusprogramma h антивоенный (adj.; 1*а) tegen oorlog (gericht) ·:· антивоенная демонстрация demonstratie tegen een Ьер. oorlog, vredesdemonstratie антиген (m.; 1 а) blol. antigen h антигосударственный (adj.; 1 *а[(1)]> staatsvijan­ dig •:• антигосударственная деятельность staatsgevaarlijke activiteiten, tegen de staat gerichte activiteiten АнтИгуа (f.; о) geog. Antigua •:• - и � Antigua en Barbuda антигуанский (adj.; 3а) adj. v. АнтИгуа антидемократический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anti­ democratisch

антидиалектический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) ро/. antidialectisch, tegen de dialectiek gericht

антид6пинговый (adj.; 1 а) antidoping- ·:· - � dopingcontrole

антид6т (m.; 1а) tegengif", antidotum h антиимпериалИст (m.an.; 1 а) anti-imperialist антиимпериалистИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anti-imperialistisch

антиинтеллектуалИзм (m.; 1 а) anti-intellectua­ lismeh

антиисторИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) tegen de historische feiten sprekend

антиисторИчность (f.; Ва> gerichtheid tegen de historische feiten

антиисторИчный (adj.; 1*а) � антиисторйческий антИк (m.; 3а) :j: antiquiteit, antiek voorwerp h ..,. - с гвоздИкой :\:/.1 werkelijk fenomenaal, voortreffelijk антикат6д (m.; 1 а) antikathode антиква (f.; 1а) typ. antiqua антиквар (m.an.; 1а) antiquair

антаблемент - антипасха

антиквариат (m.; 1 а) 1 :j: antiquariaath, antiquair (winkel) 2 (со/.) antiekh, antiquiteiten антикварий (m.an.; 7а) antiquair антикварность (f.; 8а) kostbaarheid (v. оиdе voor­ werpen) антикварный (adj.; 1*а) antiquarisch; (теиЬе/s e.d.) antiek •:• антикварная � antiek h; - магазин antiquariaat h

антиклерикал (m.an.; 1 а) anticlericaal антиклерикализм (m.; 1 а) anticlericalismeh антиклерикальный (adj.; 1 *а) anticlericaal антиклиналь (f.; 8а) geol. anticlinaal антиклинальный (adj.; 1*а) geol. anticlinaal, anticlinale

антиколониальный (adj.; 1 *а) antikoloniaal антикоммунизм (m.; 1 а) anticommunisme h антикоммунистИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) anticommunistisch

антикоррозийный (adj.; 1*а) anticoпosie·:· антикоррозИйная � roestwerende verf; антикоррозИйное � roestwerende laag

антикоррози6нный (adj.; 1*а) � антикорроз:Ий­ ный

антикрепостнИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) tegen de lijfeigenschap gericht

антилогарИфм (m.; 1а) таt. antilogaritme h антил6па (f.an.; 1 а) antilope АнтИлы (pl.t.; f.1a) geog. de Antillen •:• МШ!..!!шL. Большие - de Кleine/Grote Antillen

антИльский (adj.; за> Antilliaans, van/op de Antillen •:• (Нидерландские) Антильские острова geog. de (Nederlandse) Antillen

антимагнитный (adj.; 1*а) antimagnetisch антимарксИстский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> anti­ marxistisch

антиматериалистИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0> antimaterialistisch

антимилитарИзм (m.; 1а) antimilitarismeh антимилитарИст (m.an.; 1 а) antimilitarist антимилитаристический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antimilitaristisch

антимилитарИстский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0> antimilitaristisch

аНТИМИр (m.; lC) OStr. were\d bestaande Uit antimaterie антимонархИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anti­ monarchistisch

антим6ний (m.; 7а) antimonium h антим6ния (f.; 7а) •:• разводИть антимонии/анти­ монию (с [5]) .1 (scherts.) (zitten te) kletsen (met), Jeuteren (met)

антинар6дный (adj.; 1*а) volksvijandig антинаучность (f.; 8а) sb. v. антинаУчный антинаучный (adj.; 1*а) onwetenschappelijk антинациональный (adj.; 1*а) antinationaal •:• антинациональная � antinationale politiek, antinationaal beleid

антинейтрино (n.; o)JYs. antineutrino h антиномический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antinomisch антин6мия (f.; 7а) antinomie антиобщественный (adj.; 1 *а((1))) asociaal, onmaatschappelijk •:• антиобщественное поведение asociaal gedrag

антипапа (m.an.; f.1 a) rel. tegenpaus антипартИйный (adj.; 1*а) tegen de partij gericht антипассат (m.; 1 а) теtео. antipassaat антипасха (f.; 3*а) orth. antipascha (eerste zondag па Pasen)

антипатический - антропологический

антипатИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) antipathiek антипатИчность (f.; 8а) antipathickheid антипатичный (adj.; 1*а> antipathiek •:• он мне анти· патйчен ik heb een hekel aan hem антипатия (f.; 7а) antipathie ан•1·и11атриu·1·Ический (adj.; за; kv. ?; comp. ") anti­ patriottistisch антипатриотИчный (adj.; 1*а> => антипатриотИ­ ческий антинсдагuгнчсский (adj.; за; kv. ?; comp. ") onpeda­ gogisch антипедагогичный (adj.; 1*а) = антипедагоги­ ческий антиперистальтика (f.; за> antiperistaltiek антипбд (m.; 1 а) 1 antipode 2 (an.; [3]) antipode, tegenvoeter {van} антипбдный (adj.; 1 *а) antipodisch антиправИтельственный tegen de overheid gericht антипротбн (m.; 1 а) JYs. antiproton ь антирабочий (adj.; 4а) tegen de arЬeidersklasse gericht антирелигиозный (adj.; 1*а) antireligieus антисанитарИя (f.; 7а) onhygiёnische omstandig­ heden антисанитарный (adj.; 1*а) onhygiёnisch антисейсмический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antiseismisch, tegen aardЬevingen gericht антисемит (m.an.; 1 а) antisemiet, jodenhater антисемитизм (m.; 1 а) antisernitisme\ jodenhaat антисемИтка (f.an.; з*а) vr. v. антисеыйт, jodenhaatster антисемитский (adj.; за; kv. ?; comp. "> antisemitisch, anti-joods антисептик (m.; за> antiseptisch middel h, antisepti­ cum h антисептика (f.; 3а} med. antisepsis антиссптИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. s) antisep­ tisch антисоветизм (m.; 1 а} tegen de S.U. gerichte activi­ teiten антисоветский (adj.; за; kv. ?; comp. s} antisovjet-, staatsvijandig (m.b.t. S. U.) антисоветчик (m.an.; за> anti-Sovjetactivist антисоветчина (f.; 1a> J. (neg.) tegen de S.U. gerichte activiteiten антиспутник (m.; 3а} antisatelliet антистатик (m.; за> antistatisch rniddel h антистатИчесткий (adj.; за> antistatisch антистрофа (f.; 1f/1d) /it. antistrofe, tegenzang антитеза (f.; 1 3) antithese, tegenstelling антитезис (m.; 1a> fi/. antithese антитело (n.; lC) med. antilichaam h, antistof антитеррористИческий (adj.; за; kv. ?; comp. s) •:• антитеррористйческая f.RinnA antiteпeur­ brigade, overvalcommando h (ter bestrijding 11. terro­

risten) антитетйческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. s) antithetisch антитоксин (m.; la) antitoxineh, tegengif" антитоксический (adj.; за; kv. ?; comp. s) antitoxisch антифашист (m.an.; 1а) antifascist антифашистка (f.an.; з*а) antifasciste антифашистский (adj.; 3а; kv. ?; comp. s) antifascistisch антифебрин (m.; 1а} antifebrine антифеодальный (adj.; 1*а) antifeodaal антифбн (m.; 1 а) orth. antifoon, beurtzang

22 антифрИз (m.; l a) tech. antivries(middel) ь антифрикционный (adj.; 1*а> antiwrijving·, anti· friсtiеантифунгнн (m.; 1а) schimmeldodend middeP антихлбр (m.; 1а) chem. antichloor h антихрист (m.an.; 1 а) antichrist антихуд6жественный (adj.; 1*а[(1))) tegen elke/de literaire smaak ingaand антицеллюлИтный (adj.; 1*а) med. anti-cellulitis ... антициклбн (m.; 1 а} anticycloon антициклональный (adj.; 1*а) � антициклонный антициклонический (adj.; 3а) => антицикл6н­ ный антициклбнный (adj.; 1 *а) anticyclonaal, anticycloonантиципация (f.; 7а) anticipatie антиципИроватъ (pf/if; 2а; tr.) anticiperen античастица (f.; 5а) е/. antideeltjeh антИчность (f.; 8а) 1 klassieke cultuur 2 (klassieke) oudheid античный (adj.; 1*а) (m.b.t. oudheid) klassiek •:• антйчная литератУоа klassieke literatuur антиэлектрбн (m.; 1 а} anti-elektron h антологИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) anthologisch антолбгия (f.; 7а) anthologie, Ыoemlezing Антбн (m.an.; 1 а) Anton антбним (m.; 1 а) /ing. antoniem h антонимия (f.; 7а) ling. antonymie АнтонИна (f.an.; 1а) (meisjesnaam) Antonina антонов (adj.poss.; pron.1a> Antonius- •:• - огонь :j: med. antoniusvuurh антбновка (f.; з*а) antonowka (Ьер. soort арре/) Антбша (m.an.; Ца} (dim. 11orm 11. Антон) Antosja, Tonny Антбшенька (m.an.; f.3*a} (dim. koos11orm 11. Антон) Antosjenka Антбшка (m.an.; f.3*a) (dim. symp. 11orm 11. Антон) Antosjka антракт (m.; 1а) entr'acte, tussenbedrijfh; (11. theater, concert) pauze; muzikaal intermezzo антрактный (adj.; 1*а) еntr'асtеантрактовый (adj.; 1 а) => антрактный антрацит (m.; 1 а) antracieth •:• ШIШ - in kleur van antraciet, zwartgrijs антрацитный (adj.; l*a> � антрацИ:товый антрацИтовый (adj.; 1 а) antraciet- •:• антрацйтовые .D.l!.WШl! antracietlagen антраша (n.; о) dans. entrechat антрекбт (m.; 1 а) си/. entrecote антрепренёр (m.an.; 1 а) theat. impresario антрепренёрский (adj.; 3а; kv. ?; comp. s) theat. imрrеsаriоантрепренёрство (n.; la) theat. impresariaat h антрепренёрствовать (if; щ intr.) theat. als impresario optreden антресбли (pl.t.; f.8a) entresol антресбльный (adj.; 1*а) entresolaнтpoпoreнeз (m.; 1 а) antropogenese антропогенный (adj.; 1*а} antropogeen, door de mens teweeggebracht антропография (f.; 7а) antropografie антропбид (m.an.; 1а) antropoide антропбидный (adj.; 1*а} antropoide антропблоr (m.an.; 3а) antropoloog антрополог:Ический (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") antropologisch

23

антропология (f.; 7а) antropologie антропометрИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antropometrisch антропометрия (f.; 7а) antropometrie антропоморфИзм (m.; 1 а) antropomorfismeh антропоморфИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antropomorf антропоморфный (adj.; 1*а) antropomorf антропоморфология (f.; 7а) antropomorfologie антропоним (m.; 1а) persoonsnaam, antroponiem h антропософ (m.an.; 1а) antroposoof антропософический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antroposofisch антропософия (f.; 7а) antroposofie антропософский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antropo­ sofisch антропофаг (m.an.; за> antropofaag, menseneter антропофагия (f.; 7а) med. antropofagie, mensen­ eterij антропофобия (f.; 7а) psych. antropofoble, mensen­ schuwheid антропоцентризм (m.; 1 а) antropocentrismeh антука 1 (adj.; о) en-tout-cas 11 (n./m.; о) en-tout-cas

(soort kleine paraplu) антураж (m.; 4а) entourage, sfeer, atmosfeer аятУРиум (m.; 1 а) bot. anthurium, flamingoplant анты (pl.t. an.; m.1a> de Anten (ееп v. d. Slav. stammen) анурИя (f.; 7а) med. anurie анфас (adv.) en face, van voren •:• снять/сфотоrРаФИ­ RО..!Ш!I! [4) - iem. van voren fotograferen анфасный (adj.; 1*а> en face, met het gezicht naar de toeschouwer gekeerd анфилада (f.; 1а) bwk. enfilade (rij onderling aan-

sluitende kamers) анчар (m.; 1 а) bot. oepasboom анчоус (m.an.; 1а) zoo/. ansjovis анчоусный (adj.; 1*а) zoo/. ansjovis­ aнчoycoвый (adj.; 1*а) � анч6усный аншлаг (m.; за> theat. bordje met de tekst 'uitverkocht'; 'uitverkocht huis', volle bak •:• был - de zaal was uitverkocht; поойтИ/идтИ с аншлагом kassucces zijn, volle zalen trekken (m.b.t. uitverkochte voorstel­

lingen) аншлюс (m.; 1а> hist. Anschluss Анька (f.an.; з*а> (pej. vorm v. Аюtа) Anka анэнцефалия (f.; 7а) med. anencefalie АнЮта (f.an.; 1 а) (dim. koosvorm v. Анна) Anjoeta анютин (adj.poss.; pron.1a) ·:· анютины � bot. driekleurig viooltje АнЮточка (f.an.; з*а> (dim. koosvorm v. Анна) Anjoetotsjka Аня (f.an.; 2а) (inform. vorm v. Анна) Anja АО 1 (f.; о> hist. (afk. v. автономная областъ) autonoom gebled h (iri S. И. ) 2 (n.; о) ее. (afk. v. акцио­ нерное общество) NV (afk. v.: naamloze vennoot­ schap), vennootschap а / о � ло АОЗТ (n.; О) (afk. v. акционерное общество за­ крЪtтого тuпа) BV (afk. v.: bes/oten vennootschap) АООТ (n.; О) (afk. v. акционерное общество открЪtтого тuпа) NV (afk. v.: naamloze vennoot­

schap) аорист (m.; 1а) ling. aoristus аорта (f.; 1а) anat. aorta, lichaamsslagader аортальный (adj.; 1*а) anat. aorta- •:• - клапан aortaklep аортИт (m.; 1 а> med. aortitis

антропол6гия - апогей

аортный (adj.; 1*а) � а6ртовый аортовый (adj.; 1а) anat. aorta­ a/п afk. v. аэроп6рт апартаментный (adj.; 1*а> van een appartement, арраrtеmеntеnапартаменты (pl.t.; m.1a) appartement h апартеид (m.; 1а> ро/. apartheid апатит (m.; 1 а) min. apatieth апатитовый (adj.; 1 а> min. van apatiet апатИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) + apathisch, hangerig, lusteloos апатичность (f.; 8а) apathie, hangerigheid, lusteloosheid апатичный (adj.; 1*а) apathisch, hangerig. lusteloos апатия (f.; 7а) apathie, hangerigheid, lusteloosheid апатрнд (m.an.; 1a)jur. apatride, staatloze апач (m.an.; 1 а) apache апаш 1 (adj.; О) (v. kraag) breed en open •:• ВОРОТНИК schillerkraag; рубашка - schillerhemd h 1 1 (m.an.; 4а) boef апекс (m.; 1 а) арех апеллИрование (n.; 7а) sb. v. апеллИ:ровать апеллнровать (pf/if; 2а) 1 jur. in hoger beroep gaan 2 (к (3]> appelleren aan, een appel/beroep doen ор апеллянт (m.an.; 1 a)jur. appellant апелляционный (adj.; 1*а) van appel/beroep •:• - OY.Ajиr. hof van appel, gerechtshof\ raad van beroep апелляция (f.; 7а) 1 jur. hoger beroep, apellatie 2 appel h (aan), beroep h (ор) апельсин (m.; 1 а) sinaasappel •:• как � в апель­ синах смыслить/разбираться в [6] er geen fluit/ moer/snars/sikkepit/bal van snappen; - сорта Вашингтон Навел navelsinaasappel апельсИнный (adj.; 1*а) sinaasappel- •:• апельсинная корка sinaasappelschil; апельсинное п.оmШдо oranjemarmelade апельсиновый (adj.; 1а) 1 sinaasappel- •:• - ! (ook ir.) aristocratisch, deftig, voomaam •:• в нём бЫло чтО-то аристократическое hij had iets aristocratisch; аристократические манеры aristocratische gebrui­ ken; аристократйческое правление aristocratische regering; - ROA aristocratisch geslacht; - салон patriciёrshuis h аристократичность (f.; 8а) (ook ir.) aristocratisch/ deftig karakter•, voornaamheid, deftigheid аристократичный (adj.; 1 *а; kv. ?; comp. в) (ook ir.) � аристократйческий аристократия (f.; 7а) aristocratie, adel; (ovdr.) bevoorrechte klasse аристократка (f.an.; з*а) aristocrate, patriciёr (vr.) аристократничать (if; 1 а) �: (ir.) z. gedragen als een aristocraat Аристотель (m.an.; 2а) Aristoteles аритмический (adj.; за; kv. ?; comp. в) med. aritmisch аритмия (f.; 7а) med. aritmie арифметика (f.; за> 1 aritmetica, rekenen (school­ vak), rekenkunde 2 balans, telling •:• .!Ш.2Ш.в ­ (оvdr.) basiskennis арифметИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 111) aritmetisch, rekenkundig, reken- •:• арифметйческие действия rekenvaardigheden; арифметическая Н2МВшш сотри. rekenopdracht; арифметйческая ошйбка rekenfout; арифметические � aritmetische berekening; � арифметИческое gemiddelde h арифмометр (m.; 1 а) rekenmachine ария (f.; 7а) aria арка (f.; з*а) archt. boog, toog ·:· подnбрная - hang­ boog; стоельчатая - spitsboog; триумфальная erepoort, triomfЬoog, zegepoort аркада (f.; 1 а) archt. arcade •:• .!Ш.!!шш - kruisgang; kloostergang (in ееп klooster) Аркадий (m.an.; 7а) Arkadi Аркадия (f.; 7а) Arcadia h, Arcadiё h аркадский (adj.; за> arcadisch аркан (m.; 1 а) lasso •:• у него в кармане вошь на аркане J, hij is zo arm als een luis; � - lasso werpen арканить (if; 4а; pf: заарканить; tr.) met lasso vangen арканный (adj.; 1*а) lassoApкaшa (m.an.; f.4a) (dim. symp. vorm v. Аркадий) Arkasja Аркашенька (m.an.; f.за> (dim. koosvorm v. Арка­ дий) Arkasjenka Аркашка (m.an.; f.за> (pej./symp. vorm v. Аркадий) Arkasjka аркбутан (m.; 1 а) bwk. steunboog арксеканс (m.; 1 а) mat. arcsecans арксИнус (m.; 1 а) mat. arcsinus арктангенс (m.; 1а) mat. arctangens Арктика (f.; за> noordpoolgeЬied h Arctica ' арктИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 111> arctisch, van/uit/ in het noordpoolgeЬied арлекин (m.an.; 1а} (theat./ovdr.) harlekijn; paljas, zot арлекинада (f.; ia) theat. harlekinade

27

арлекйнский (adj.; за; kv. ?; сотр. "} harlekijn­ _.\pмaвИp (т.; 1а} geog. Armawirh (stad in Rus.) армавИрский (adj.; за; kv. ?; сотр. "> adj. v. Армавир ар!Шiда (f.; 1а} armada, vloot; (ovdr.) massa армань.Як (т.; за> armagnac арматура (f.; 1а} 1 armatuur •:• проволочная Ьedrading 2 bwk. betonijzerh, wapening арматурный (adj.; 1*а} adj. v. арматура; betonijzer­ apмaтypщик (т.аn.; за> ijzervlechter, betonvlechter арматурщица (f.an.; sa> vr. v. арматурщик армеец (т.аn.; s*a) soldaat (deel uitmakend v. е. leger-

regiment) армейский (adj.; за; kv. ?; сотр. "> 1 soldaten- (m.b.t. soldaat die deel uitmaakt v. е. legerregiment) 2 leger-, van strijdmacht •:• армейская � (groot) leger­ onderdeel h арменистика (f.; за> armenistiek Армения (f.; 7а} geog. Armeniё h армИрование (n.; 7а} sb. v. армИровать ар!\tЙровать (pf/if; 2а; tr.} bwk. [beton] wapenen; versterken, bewapenen армия (f.; 7а} mi/. 1 leger h. legeronderdeel h, strijd­ macht; Jandmacht •:• действующая - leger te velde; десантная - landingslegerh; иШ в армию in het leger gaan, in dienst komen, onder de wapenen komen; кОш:ш.н - ruiterlegerh; призвать в армию oproepen; профессиональная - beroepslegerh; � в армии militair zijn, Ьij/in het leger zitten, in dienst zijn 2 (vee/ mensen) leger h, batterij (.!.) •:• - экспертов batterij experts арм.Як (т.; зЬ> hist. lange kaftan van grove wol

(Rus. klederdracht) армянИн (т.аn.; 1°а} Armeniёr армЯнка (f.an.; з*а} Armeense армяно-григорианский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. 111) Armeens-Gregoriaans арм.Янский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "} Armeens, Armenisch •:• - язЫк Armeens h (taa/) армячишко (n.; 3*а(1)} dim. pej. v. армЯк армЯчный (adj.; 1*а} adj. v. армЯ:к арнаут (т.аn.; 1а) :!= Albanees, Albaniёr арнаутка (f.; 3*а> 1 bot. harde tarwe 2 (an.) :j: Alba­ nese арнаутский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "} 1 van harde tarwe 2 Albanees арника (f.; 3а) bot. arnica, wolverlei, valkruid h аромат (т.; 1а} (aangenaam; ook ovdr. (11")) geur; aroma h, odeur •:• - роз/розы rozengeur ароматизатор (т.; 1а) си/. smaakstof; smaak­ versterker ароматизация (f.; 7а} aromatisering ароматизИрованный (adj.; 1*а(1)) gearomatiseerd •:• � - (v. tabak) ongesausd ароматИческий (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "> aromatisch •:• ароматическое � reukstof ароматичный (adj.; 1*а) aromatisch, kruidig, geurig ароматность (f.; 8а) aromatisch karakterh ароматный (adj.; 1*а} aromatisch, kruidig; (v. thee e.d.) geurig арония (f.; 7а) bot. appelbes аронник (т.; за> bot. aronskelk •:• - пятнистый bot. gevlekte aronskelk, aronsbaard арочка (f.; з*а) dim. v. арка арочный (adj.; 1*а} archt. gewelfd, met bogen, Ьооg­ ·:· - мост boogbrug; - � gewelfЬoog арпеджио (adj./n.; о) muz. arpeggiolhl арпеджо (adj./n.; о) � арпеджио

арлекинский - артист:Ический

аррозия (f.; 7а} aпosie аррорут (т.; 1а} bot. pijlwortel арсенал (т.; 1а} (wapen)arsenaal h, wapenmagazijn h, wapenhuis h; ( ovdr.) scala h, arsenaaP •:• - � een schat aan kennis арсенальный (adj.; 1*а} adj. v. арсенал арт- (saтenst.} artillerieapтaчитьcя (if; 4a) J. (v. paarden; ovdr.) tegenprut­ telen; (ovdr.) z'n kont tegen de krib gooien артезианс1шй (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "} artesisch •:• - !!OlJ.O.uy artesische put артель (f.; 8а) 1 hist. gilde h 2 collectiefbedrijfh •:• сеnьскохозЯйственная - kolchoz артельный (adj.; 1*а} van collectief bedrijf, gilde­ •:• на артельных � J, ор collectieve basis; - � J, iem. die prettig in de omgang is артельщик (т.аn.; за> :!= gildebroeder артельщица (f.an.; sa> :j: gildezuster АртемИда (f.an.; 1а) myt. Artemis артериальный (adj.; 1*а} med. arterieel, slagaderlijk •:• - � Ыoeddruk артериосклероз (т.; 1а} med. aderverkalking артерия (f.; 7а) 1 anat. slagader, arterie 2 (ovdr.) ·:· водная - waterweg; - жизни levensader; транспортная - verkeersader артефакт (т.; 1а) artefact h артИкль (т.; 2а} /ing. lidwoord h, artikel h •:• определённый/неопределённый - bepaald/ onbepaald lidwoord артИкул (т.; 1а) 1 hnd. artikel h, producth 2 :j:jur. artikel h (paragraaf) артикулИровать (pf/if; 2а; tr.) articuleren артИкульный (adj.; 1*а) 1 hnd. artikel-, product2 :j:jur. artikel-, раrаgrааfартикуляционный (adj.; 1*а} ling. аrtiсulаtiе­ артикул.Яция (f.; 7а} ling. articulatie артиллерИйский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. 111) artillerie•:• - обстрел artilleriebeschieting; - orO.u.!l kanon­ vuur h; - шшк mi/. artilleriepark h; артиллерИйское прикрЫтие artilleriebedekking; - пnШ stuks­ bediening артиллерИст (т.аn.; 1а} artillerist, kanonnier артиллерИстсюtй (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "} van artille­ rist, kanonniersapтиллepия (f.; 7а} mi/. artillerie (ook a/s tak v. krijgs­ kunst) •:• береговая - kustartillerie; � luchtafweergeschut\ luchtdoelartillerie; п!Шшн lichte artillerie; противотанковая - pantserafweer­ geschut h; - � калИбра middelzware artillerie; тяжёлая - 1 zware artillerie 2 J, (scherts.) zwaar geschut (sterk/zwaar argument); пустuтъ в ход тяжёлую артиллерию zwaar geschut in stel­ ling brengen, z'n troef uitspelen 3 J, (scherts.) log/ zwaar iem. артИст (т.аn.; 1а} artiest, (uitvoerend) kunstenaar; (в [6]) J, (ovdr.) meester in •:• ну и - 1 dat is een mooi nummer! ; - � (ballet)danser; он - � своём деле J, hij is een meester in zijn vak; оперный operazanger; - театра toneelkunstenaar, toneel­ artiest; - uИрка circusartiest; эстрадный - variete­ artiest, cabaretier (in variete) артистИзм (т.; 1а} 1t artisticiteit, virtuositeit •:• в нём нет артистизма hij is niet artistiek артистИческий (adj.; 3а; kv. ?; сотр. "} artiesten-; artistiek, kunstzinnig •> артистическая � arties­ tenwereld; артистическая � kleedkamer; артистическое � artiestenfoyer

28

а ртистйчность - а рш:Ин

артистичность (f.; 8а) artisticiteit, virtuositeit артистичный (adj.; 1*а) artistiek, kunstzinnig арт:Истка (f.an.; з*а) artieste +:+ - � ba1let· danseres; - mпш toneelkunstenares; эстuа.аная varieteartieste, cabaretiere артишок bot. artisjok артобстрел (m.; la) artilleriebeschieting артоrонь (m.; 2*Ь> artillerievuur h артподготовка (f.; з*а) voorbereiding о р artillerieaanval артрасчёт (m.; Ja) stuksbediening артрйт (m.; la) med. artritis, gewrichtsontsteking артрИтик (m.an.; 3а) J. artritispatiёnt артритйческий (adj.; за; kv. ?; comp. 111> med. artritisch артритичка (f.an.; 3*а) J. artritispatiёnte артрИтный (adj.; 1 *а} med. artritisch артроз (m.; l a) med. artrose арфа (f.; 13} тиz. harp +:• и грать .!Ш арфе harp spelen арфИст (m.an.; l a} harpenist, harpist арфИстка (f.an.; 3*а} harpeniste, harpiste арфовый (adj.; la} тиz. hаrрархаизация (f.; 7а} archaisatie архаизИровать (pf/if; 2а; tr.) archaiseren архаИзм (m.; la) 1 ling. archaismeh 2 overblijfsel h •

(иit oиdheid) архаика (f.; за> antiquiteit архаистИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) archaistisch архаический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) archaisch архаичность {f.; 83) archaisch karakterh архаичный (3dj.; 1*а) archaisch архалук (m.; 3а) ( Ка иk.) lichte kaftan (v. gekleиrde

wol ofzijde) арханrел (m.an.; 1 а) orth. aartsengel арханrелоrородский (3dj.; 3а; kv. ?; comp. 111} adj. v. Архангельск Архангельск (m.; 3а) geog. Archangelskh (stad

in Rиs.) архангельский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) 1 adj. v. архангел 2 adj. v. Архангельск архар (m.an.; 1 а) zoo/. wilde ram (soort steenbok) архаровец (m.an.; s*a) 1 hist. smeris (in Rиs. voor de revolиtie) 2 !i herrieschopper архейский (adj.; за> geol. •:• архейская iJШ het Archaicum архео- (samenst.) archeoapxeorpaф (m.an.; 1 а) archeograaf археографический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111} archeografisch археография (f.; 7а) archeografie археолог (m.an.; 3а) archeoloog, oudheidkundige археологИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) archeologisch, oudheidkundig •:• - � archeologische opgravingen археология (f.; 7а) archeologie, oudheidkunde архетип (m.; 1 а) archetypeh архи- (samenst.) 1 archi- 2 aartsapxИв (m.; l a) (instelling; afdeling; verzameling docи­ me11te11) 3rchiefh •:• rосударственный - rijksarchiefh, staatsarchiefh; муниuипальный/городск6й - ge­ meentearchiefh; � (4) в - in het archief opber­ gen; (ook ovdr.) iem./iets afschrijven/afdanken; ор de lange baan schuiven архиважный (adj.; l*a} van groot belang, zeer belangrijk архивариус (m.an.; 1 а) archivaris : госуд8рствен· н.ый - rijksarchivaris; муниuипальный/городск6й gemeentearchivaris ••

архиватор (m.; 1а) сотри. archiefprogramma h архивнровать (if; 23; pf: заархивйровать) сотри. comprimeren, archiveren архивнст (m.an.; ia) archivist архивистка (f.an.; з"'а) archiviste архИввый (adj.; 1*а) archief- : архйвная №.rntн сотри. kopie; архн вн ые матеоиалы archiefmate­ riaal h (wat in het archiefzit) архиепИскоп (m.3n.; 1 а) rel. aartsblsschop архиепИскопский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) rel. aarts­ blsschoppelijk архиеп:Ископство (п.; ia) rel. aartsЬisdom h архиерей (m.an.; ба) rel. 1 hogere priester, hoge geestelijke 2 orth. Ьisschop архиерейский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) rel. 1 adj. v. архиерей 2 orth. Ьisschoppelijk, Ьissсhорs­ архимандрнт (m.an.; 1 а) orth. archimandriet (hoogste rang in groot klooster па overste) архимандрИтский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. архимандрй:т АрхИп (m.an.; 1 а) :j: Archip (boerennaam) архипастырский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) van de opperherder архипастырь (m.an.; 23) rel. opperherder архипелаг (m.; 3а) archipel, eilandengroep •:• Архи­ пелаг UlШ.r Goelagarchipel; Малайский - Insulinde архипл:Ут (m.an.; 13) aartsbedrieger АрхИпушка (m.an.; f.3*a) Archipoesjka (dim. koos­ ••

naam v. Apxun) архистратИг (m.an.; 3а) 1t /роёt. legeraanvoerder, veldheer, Ьevelhebber архитектоника (f.; 3а) compositie, constructie, raamwerkh (v. е. roman) архитектонический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) architec­ tonisch архитектор (m.an.; 1 а) architect, bouwkundige •:• � - hoofdarchitect; � - tuinarchitect архитектор-декоратор (m.an.; 1а-1а) Ьinnenhuis­ architect архитектор-рестовратор (m.3n.; 1 а-1а) restaura­ teur (v. geboиwen) архитекторский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) architecten­ apxитeктypa (f.; 1а) architectuur, bouwkunde, bouw­ stijl •:• � - tuinarchitectuur; садово­ � - landschapsarchitectuur архитектурный (adj.; 1*а> architectonisch •:• - � architectonisch (verantwoord) geheel

(geboиwen die archt. goed bij elkaar passen); - пооект

bouwplan h; в строгом архитектjрном стнле (een gebouw) in een strakke bouwstijl архитрав (m.; 1 а) archt. architraaf архонт (m.an.; 1 а) archont аршнн 1 (m.; 1 а (2)) hist. arsjin, (Russische) el (Rиs. lengtemaat v. 71, 12 ст, ge/ijk аап 16 wersjok) 2 (m.; 1а) meetlat, meetstok, liniaal : вндеть на два арwнна в землю/под эемлёй ,J.. een vooruitziende Ьlik heb­ ben, het scherp zien; мерить (4) ббwим/обыкновен­ .1:!..1!1.М арwнном J. over een kam scheren; мерить всех на ОАЙН - J. over een kam scheren; словно/как будто/т6чно - проглотил J. [hij staat] kaarsrecht, ". stijf rechtop, ". alsofhij een bezemsteel heeft door­ geslikt (v. iem. met ееп onnatииrlijk rechte hoиding); мерить [4] на свой - ,J.. iem. naar zichzelfbeoordelen, eigen maatstaven aanleggen voor, aan zichzelf af· meten, naar eigen maten meten, zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten (sprw.) ; - с шапкой .U. (scherts.) onderdeurtje h ••

29

аршИнник (m.an.; за> :�/JJ (pej.) lapjeskoopman аршИнный (adj.; l*a) 1 adj. v. арш:Ин 1 ,2 2 J. reuze­ lang; reuzegroot •:• писать арwйнными � met koeienletters schrijven арЬ1к (m.; за> irrigatiekanaal h (in Centr.-Az.) арЬ�чный (adj.; l*a) m.b.t. irrigatiekanaal

(in Centr. -Az.) арьергард (m.; l a) тi/. (ook 011dr.) achterhoede asbestcement· асексуальность (f.; 8а) aseksualiteit асексуальный (adj.; l*a) aseksueel Асенька (f.an.; f.за> (diт. koos11orт 11. Аксuнъя) Asenka асептика (f.; за> теd. aseptiek асептический (adj.; за; kv. ?; comp. "> aseptisch асессор (m.an.; l a/J.1c(l)) hist. assessor •:• н.от�mи: ский - (pre-re11.) college-assessor (aтbtenaarsrang

tussen hofraad еп titulairraad in)

асимметрИческий (adj.; за; kv. ?; comp. "> asymmetrisch аси:мметрИчность (f.; 8а) asymmetrisch karakterh асимметрИчный (adj.; l*a) asymmetrisch асимметрИя (f.; 7а) asymmetrie асИмптота (f.; l a) таt. asymptoot асимптотИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) таt. asymptotisch асинхр6нный (adj.; l*a) asynchroon •:• асинхронная � цифрового сигнала данных сотри. asyn­ chrone transmissie асистолия (f.; 7а) теd. asystolie аск hippiesl. 1 (m.; за> het ор straat aan voorbljgangers от geld vragen •:• жить на аске z'n kostje Ьij elkaar Ьietsen (in z'n onderhoud 11oorzien door 11oorbijgangers от geld te 11ragen) 11 (int.) dat weet je net zo goed als ik!, nou en of1 (reactie ор ееп 11raag waarop het

antwoord e11ident is) аскарИда (f.an.; l a) zoo/. spoelworrn аскать (if; la; (у [2])) hippies/. vragen (aan), Ьietsen (blj) аскер (m.; la) s/. (eind '80; hippies) Ьietser аскет (m.an.; la) orth. asceet (ook 011dr.; 'k/uizenaar') аскетИзм (m.; la) ascetisme h, ascese, onthechting аскетИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> ascetisch аскнуть (pf; 3а) sf. v. аскать аскорбИнка (f.; 3*а) J. сhет. ascorЬinezuurh, vitamine С аскорбИновый (adj.; la) сhет. ascorЬine- •:• аскор­ бйновая � ascorblnezuurh, vitamine С Асмодей (m.an.; ба) Asmodee (boze geest in oudjoodse

rel. literatuur) асоциальный (adj.; l*a) asociaal аспарагус (m.; l a) bot. asparagus аспект (m.; la) aspect ", standpunth; faceth, perspec· tiefh •:• � аспекте [2] in het licht van; исторйческий historisch perspectief аспектный (adj.; l*a) adj. v. аспект аспектуальвость (f.; 8а) /ing. aspectualiteit аспид (m.; la) 1 (an.) zoo/. aspis 2 :j:/11' (011dr./depr.) serpent". secreeth, boosaardig iem. 3 geo/. leisteen dfh аспидный (adj.; l*a) leisteen- ·:· аспидная АОО.!Ш lei; - wшr zwart h

арш:Инник - ассист:Ирование

аспидов (adj.poss.; ргоn.1а) boosaardig, vuig аспирант (m.an.; l a) (iет. die z. 11oorbereidt ор kandi­ daatsdissertatie) promovendus, aio (ajk. 11.: assistent

in opleiding) аспирантка (f.an.; 3*а) vr. v. аспирант, promovenda аспирантский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> aspiranten·, van promovendus/promovenda, aio- (afk. 11.: assistent

in opleiding)

аспиранrура (f.; l a) (postacadeтische opleiding т.h.о.о. dissertatie) promotieplaats (in Ned. als aio/ oio/bursaa/, afhankelijk 11. d. uni11ersiteit) •:• � schriftelijke promotievoorbereiding (zonder beurs); � - promotieplaats met beurs (niet schriftelijk); учйться в аспиранrуре een promotieplaats hebben аспиратор (m.; la) aspirator аспираторный (adj.; l*a) m.b.t. aspirator аспирация (f.; 7а) aspiratie аспирИн (m.; 1 а; 2*sg.) aspirine •:• таблетка аспирйна aspirientje h ассамблейный (adj.; 1*а) (ten tijde 11. Peter d e Grote) bal-, fееstассамблея (f.; ба) 1 assemЫee •:• Генеральная Ассамблея ООН Algemene Vergadering van de VN; Парламентская - Совета Европы Parlementaire AssemЫee van de Raad van Europa 2 (ten tijde 11. Peter de Grote) bal h, feestavond ассенизатор (m.an.; 1а) putjesschepper ассевизаторский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> van putjes­ schepper ассенизационный (adj.; l*a) riolerings- •:• город­ ская ассенизационная � stadsreiniging(s· dienst) (11oor riolering) ассенизация (f.; 7а) riolering ассенизИровать (pf/if; 2а; tr.) reinigen ассерторйческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) assertorisch ассигнационный (adj.; l*a) assignatie­ acc11гнaция (f.; 7а) assignatie; hist. assignaath ассигнование (n.; 7а; на [4]) sb. v. ассигновать, geldtoewijzing, toegekend bedrag {voor}; toewijzing

(11. fondsen/gelden) •:• бюджетные ассигнования begrotingspost ассигновать (pf/if; 2а; if: ассигн6вывать; [4] на [4]/ из [2] [3]) [fondsen, geld] toewijzen, toekennen {voor/uit/aan} ассигновывать (if; la) => ассигновать ассимилИровать (pf/if; 2а; tr.) assimileren, aanpassen ассимилятИвный (adj.; l*a) аssimilаtiе­ ассимиляционный (adj.; l*a> assimilatie- •:• - .!ШО: � assimilatieproces h ассимилЯ:ция (f.; 7а) assimilatie (ookfon.) ассирИец (m.an.; 5*а) Assyriёr ассирИйка (f.an.; 3*а) Assyrische ассирИйский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> Assyrisch, van/uit/in Assyriё ассириол6гия (f.; 7а) assyriologie АссИрия (f.; 7а) geog. Assyriё h ассирйянин (m.an.; 1°а) Assyriёr ассирИянка (f.an.; 3*а) Assyrische ассИро-вавил6нский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> Assyrisch-Babylonisch ассистент (m.an.; l a) assistent •:• - на � gewoon docent (laagste rang); - в лаборатории amanuensis; - режиссёра regieassistent; - на экза­ мене (bij ехатеп) Ьijzitter ассистентка (f.an.; 3*а) assistente ассистентский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> assistent­ accиcтИpoвaниe (n.; 7а) assistentschap h; hulp

30

ассистИровать - атака

ассистнровать (if; 2а; [3]> iem. assisteren, helpen

(ols ossiste11t) ассонанс (m.; 1а) lit. assonantie, klinkerrijm h ассонансный (adj.; 1*а) lit. assonerend н.ом.п.ОI ­ Ьоwl; пе'lёны - allerhande, gesorteerde koekjes ассортимент (m.; 1а) assortimenth •> боnьшОйf широкий - (2) (0011 wore11) een ruime keus; Этого товара у нас нет 11 ассортименте dat product voeren wij niet; весенний - (v. kledi11g, meubels e.d.) voor­ jaarscollectie

ассортиментный (adj.; 1*а) assortiments­ accoциaтИвнocть z. associёren met АССР (f.; о) ро/. (afk. v. автономная советская социалистическая республика) Autonome Socia1istische SovjetrepuЬliek астазия (f.; 7а} med. astasie астатИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121} med. astatisch астеник (m.an.; за> astheniepatiёnt астенический (adj.; за; kv. ?; comp. 121) med. asthenisch астения (f.; 7а} med. asthenie астенопия (f.; 7а) med. asthenopie астерИзм (m.; 1 a) fys. asterismeh астерИск (m.; за> asterisk астербид (m.; 1 а) astr. asteroide (• .пОш< астероидов asteroidengordel астербидный (adj.; 1*а> adj. v. астер6ид астигматизм (m.; 1 а) med./opt. astigmatismeh по ассоциации

астигматнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> med./opt. astigmatisch

астма (f.; 1а) med. astrna астматик (m.an.; за> J.. astmalijder, astrnapatiёnt астматический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121) astrnatisch астматИчка (f.an.; 3*a> J. astrnapatiёnte астматичный (adj.; 1*а> astrnatisch •:• - �

astmalijder, astrnapatiёnt; дышать астматично astrnatisch hijgen астра (f.; 1 а) bot. aster астральный (adj.; 1*а) astraal •:• астральные Религии astrale religiёn; астральное !Мо astraal­

lichaam h астраханский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121} adj. v. Астрахань Астрахань (f.; 8а) geog. Astrachan h (stad in Rus.) астро- ( астро-) (samenst.) аstrоастровый (adj.; 1а) bot. van aster астрбrраф (m.; 1 а) astr. astrograaf астролатрия (f.; 7а) astrolatrie астрблог (m.an.; 3а} astroloog, steпenwichelaar астрологический (adj.; за; kv. ?; comp. 121) astrologisch ==

астрология (f.; 1а> astrologie астроляб:Ический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. астролЯбия астрол.Ябия (f.; 7a) f.ls. astrolablum h, hoekmeter астрометрия ruimtevaart, astronautiek астронавтка (f.an.; 3*а> astronaute астроном (m.an.; 1а) astronoom, sterrenkundige астровомнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121) astronomisch, sterrenkundig •:• - roA astronomisch jaar;

астрономИ'lеская единИца astronomische eenheid; - � astronomisch bestek; астрономИческие наблюдения astronomische waarnemingen; астро­ номическая навигация astronavigatie; астроно­ мические суммы (ovdr.) astronomische bedragen, astronomische cijfers; астрономическое � (ovdr.) astronomisch bedrag, astronomische cijfers астронбмия (f.; 7а) astronomie, steпenkunde астроскбп (m.; 1а} astronomische kijker астрофизик (m.an.; 3а) astrofysicus астрофизика (f.; за> astrofysica астрофизический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 121) astrofysisch астрофотография (f.; 7а) astrofotografie астрофотбметр (m.; 1 а) astrofotometer астрофотометрия (f.; 7а) astrofotometrie асфальт (m.; 1а) asfalth •:• ехать по асфаnьту over/op de asfaltweg rijden; цвета мокрого асфаnьта in kleur van antraciet, antracietkleurig, antracietgrijs, zwartgrijs

асфальтИрование (n.; 7а) sb. v. асфальтИровать асфальтИровать (pf/if; щ pf: заасфальтйровать;

tг.) asfalteren •:• асфаnьтИрованная AORO.@ geasfalteerde weg асфальтирбвка (f.; 3*а} J. sb. v. асфальт:Ировать •:• - Утш asfaltbestrating асфальтировочный (adj.; 1*а> m.b.t. asfalteren, аsfаltеringsасфальтирбвщик (m.; 3а) 1 asfalteringsmachine 2 (an.) asfaltwerker асфальтировщица (f.an.; sa> vr. v. асфальтир6вщик 2 асфальтобетон (m.; 1 а) asfaltbeton h асфальтобетонный (adj.; 1*а) аsfаltЬеtоn­ асфальтовый (adj.; 1 а} asfalt- •:• асфальтовая болезнь .J, dronkemansbuilen; - э.а.!ША asfaltfabriek;

асфаnьтовое покрЫтие asfaltЬedekking; родмться на асфаnьте (ovdr.) in de grote stad geboren zijn асфальтоукладчик (m.an.; за> asfaltwerker асфИксИя (f.; 7а) med. asfyxie, verstikking асцИдия (f.; 7а) 1 ascidium h (Ьlad v. Ьер. pla11ten) 2 (an.) zakpijp (zeewezen; manteldier) ась (ргt.; о) � he?, wat?, watte?, waЬlief? (gebruikt als reactie ор ееп vraag) асьенда (f.; 1а) haciёnda Аська (f.an.; з*а) (dim. symp. v. Аксинья) Aska Ася (f.an.; 2а} (dim. koosvorm v. Анастасuя/ Аксинья) Asja атавизм (m.; 1а) atavisme h атавистнческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) atavistisch атака (f.; за; на [4]/ пр6тив [2]} (ook ovdr.) aanval (ор); vtb. tackle •:• иШ в атаку tot de aanval overgaan; � атаку (lett.) het offensief openen; отразить/ отбИть атаку aanval afslaan/afWeren; предпринять атаку aanval ondernemen; ревматическая - med. aanval van reuma, reuma-aanval

J

1

31

атаковать - атроф:Ировать

атаковать (pf/if; 2а; if: атак6вывать; tr.) (ook 011dr.) aanvallen, attaqueren; 11tb. tackelen •:• - во фланг/ с фланга in de flank aanvallen; атакующая ! атаковать атаксия (f.; 7а) med. ataxie атакующий (m.an.; adj.4a) belager, aanvaller атаман (m.an.; l З) 1 hist. hetman (gekozen kozakkenhoofdman) •:• войсковой - legerhetman (hoofd 11. d. Don-kozakken); НОJ.IШ.В.О.й. - hetman (hoofd 11. d. Zapo­ rozje-kozakken); куренной - aanvoerder (11. е. leger­

onderdeel 11. Don-kozakken ofZaporozje-kozakken) 2 (011dr.) hoofdman, leider; haantje de voorste Qnform.) атаманить (if; 4а) :j:/J, 1 hetman zijn 2 hoofdman zijn, leiding geven атаманский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. атаман атаманство (n.; l a) hetmanschap h атаманша (f.an.; 4а) J. leidster; haantje de voorste

(inform.)

атанде 1 (n.; о) J.fs/. •:• стоять на - (bij inbraak e.d.) ор de uitkijk staan, dekken 11 (int.) :j: krt. een ogen­ Ыikje! атараксия (f.; 7а) med. ataraxie атас s/. 1 (m.; l a) •:• стоять на атасе (bij inbraak e.d.) ор de uitkijk staan, dekken 11 (int.) te gek!, tof1, cool! атасный (adj.; l*a) s/. tof, cool •:• атасная � moordgriet атеИЗМ (m.; lЗ) atheisme h, goddeloosheid атеист (m.an.; 1 3) atheist, goddeloze атеистический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) atheistisch, goddeloos атеистка (f.an.; 3*а) atheiste, goddeloze атенстский (adj.; 3а) atheistenaтeльe (n.; О) atelierh, werkplaats; naaiwinkel •:• - по поwИву naaiwinkel; - по � reparatie­ werkplaats; трикотажное - stoppage-inrichting; - художника schildersatelierh атеросклероз (m.; 1 3) med. arteriosclerose, aderverkalking атипический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) atypisch Атлант (m.an.; l a) myt. Atlas атлант (m.; la) 1 anat. atlas (1е halswervel) 2 archt. atlant (standbeeld) Атлантида (f.; l a) Atlantis h Атлантика (f.; 3а) geog. Atlantische Oceaan атлантический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Atlantisch, van/aan/op de Atlantische Oceaan •:• АтлантИческий О1Ш.iiн Atlantische Oceaan Атлас (m.; l a) geog. Atlasgebergte h атлас (m.; la) atlas •:• анатомический - anatomische atlas; географИческий - geografische atlas; - авто­ мобИльных №JШr wegenkaart; звёздный - astrono­ mische atlas; лингвистический taalatlas, taalkun­ dige atlas; - мЮш wereldatlas атлас (m.; la; 2*sg.) atlas h (stof), satijn h ·:· - золотный goudbrokaath атласец (m.; s*a) J, dim. v. атлас атласистый (adj.; l a) �= => атласный атласный (adj.; l*a) atlas- (in de betekenis 11. naslag-

werk)

атласный (adj.; l*a) atlas-, satijnen ·:· атласная � (011dr.) fluweelzachte huid; атласная лента satijnen lint атласский (adj.; 3а) van/uit/in het Atlasgebergte атлет (m.an.; 13) atleet атлетизм (m.; la) bodybuilding, lichaamsontwikkeling

атлетика (f.; 3а) sport. atletiek •:• ШШшн - atletiek (hardlopen, 11erspringen e.d.); IНЖШшн - gewicht­ heffen \ krachtsport; чемпионат по лёгкой атлетике atletiekkampioenschap h атлетИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) atletisch, atle­ tiek- •:• атлетического телосложения (iem.) van atletische lichaamsbouw; атлетические упражнения atletische oefeningen атмометр (m.; l a) .f'ls. atmometer, verdampings­ meter атмосфера (f.; l a) 1 meteo. (ook 011dr.) atmosfeer, dampkring (:j:); meteo. luchtlaag; (011dr:) sfeer, stem­ ming •:• давление воздушной атмосферы на [4] dampkringsdruk ор; дружественная - vriendelijke sfeer; - накаляется (011dr.) de spanning stijgt; ШШШ!: жённая - de spanning is om te snijden; � amblance; на � werkklimaath; здоровая рабочая - werkzame sfeer; разрядИть атмосферу (011dr. ) de spanning doen afnemen 2.f'ls. atmosfeer -

(eenheid 11. druk) атмосферИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) atmosfe­ risch атмосферный (adj.; l*a) atmosferisch •:• атмосфер­ ное давление atmosferische druk; атмосферные � atmosferische neerslag; атмосферные помехи atmosferische storingen; атмосферные vмОви.н atmosferische omstandigheden аТОЛЛ (m.; lЗ) ato}d/h атолловый (adj.; 13) adj. v. атолл атом (m.; 1 3) atoom h ·:· � - .f'ls. tracer атомарность (f.; 8a) .f'/s. atomair karakterh; (011dr.) verbrokkeldheid атомарный (adj.; l *a>.f'ls. atomair; (011dr:) verbrokkeld •:• - � atomaire waterstof; - � ato­ maire zuurstof атомизм (m.; 13) atomisme h атомистИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) .f'ls. atomis­ tisch атомник (m.an.; 3а) atoomgeleerde атомный (adj.; l*a) atoom- •:• атомная бомба A-bom, atoombom; - век atoomtijdperk h; - � atoomge­ wicht h; - ШWlliOn atoomijsbreker; - � atoom­ getal h, atoomnummerh; атомное � atoom­ wapen h; - � atoomreactor; атомное судно atoomboot; атомная � atoomfysica; атомная электростанция atoomcentrale; атомная энергия atoomenergie; атомное шшО atoomkern атомоход (m.; 1 3) atoomschip\ atoomboot атомоходный (adj.; l*a) adj. v. атомоход атомщик (m.an.; 3а) J. atoomgeleerde атональность (f.; 8а) atonaliteit атональный (adj.; l*a) muz./poёt. atonaal •:• атональная � atonale muziek атонический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) med. atonisch атония (f.; 7а) med. atonie атрибут (m.; la) (a/g.) attribuut h; ling. attribuut\ bljvoeglijke bepaling атрибутИвный (adj.; l*a) ling. attributief атрибуция (f.; 7а) attributie, toekenning •:• - картИны vaststellen wie de schilder van een schilderij is атрий (m.; 7а) atrium h атропин (m.; l a) chem. atropine атрофИрованность (f.; 8а) sb. v. атрофйрованный атрофнрованный (adj.; l*a(l)) med. geatrofieerd, atrofie vertonend, verschrompelend (11. orgaan) атрофнровать (pf/if; 2а; tr.) doen verschrompelen

32

атрофИроваться - АфИна

атрофнроваться (pf/if; 2а; 1sg./pl. en 2sg./pl. 0) atro­ fiёren, wegkwijnen атрофИя (f.; 7а) rned. atrofie АТС (f.; о) (ajk. v. автоматuческая телефон­ ная станция) automatische telefooncentrale атгаше (m.an.; о) attache ·=- военный - militair attache; - по вопросам � cultureel attache; - по делам � persattache; � - handels· attache; (.воiнн.о:) .мтшнОй - marineattache атгестат (m.; 1а) , diploma h, getuigschrifth, testimo­ nium h; (ор de universiteit) bul •:• - �е� 'tussen­ diploma' •, middelbareschooldiploma "; экзамен на зрелости eindexamen h; - о присвоении звания доктора doctorsbul; - 2 среднем образовании (middelbare)schooldiploma • 2 �: referentie (v. vorige werkgever) 3 i: (rn.b.t. dieren) rasechtheidsverklaring атrестатный {adj.; 1*а} adj. v. аттестат атrестационный (adj.; 1*а) •:• аттестационное свидетельство getuigschrifth атrестация {f.; 7а) attestatie, kwaliteitsЬepaling, kwali­ teitsonderzoekh; evaluatie, beoordeling •:• увольнение со службы/с работы с хорс)wей аттестацией eervol ontslag; aanbeveling; мn хорошую аттестацию [З] gunstige beoordeling geven over iem. (m.b.t. werk,

prestatie, kwaliteiten) атrестовать {pf/if; 2а; tr.) beoordelen; aanbevelen Аттика (f.; 3а) geog. Attica h аттический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0> Attisch, van/uit/ in Attica •:• аттическая � subtiele grap атгракцион (m.; 1а) (in circus e.d.) puЬliekstrekker; (ор kermis, v. stad e.d.) attractie •:• ;шд аттракционов amusementshal; он работает tш аттракционах hij is een kermisgast; - для � toeristische attractie аттракционный (adj.; 1*а) attractieaтy (int.) pak! (tegen hond) : его/их/... jag. pak hem/ ze/".! атукать (if; 1а) tJ. 'pak' roepen атукнуть (pf; 3а) sf. v. атjкать аты-баты (int.) ·=· -, wли солдаты rom-bom­ bommer-de-bom, daar gingen de soldaten ау (int.) .1 1 (aanroeping) hallo, oehoe (bv. in bos, от elkaar niet kwijt te raken) 2 afgelopen •:• теперь-то уж nu is het afgelopen аугментация (f.; 7а) augrnentatie аудиенц-зал (m.; 1а) ontvangstzaal аудиенция (f.; 7а) audiёntie •:• АИТh [З] аудиенцию audiёntie verlenen aan; прийтИ на аудиенцию ор audiёntie komen аудио- (samenst.) аudiоаудиовизуальный (adj.; 1*а) audiovisueel аудиокассета (f.; l a) geluidscassette ауди6метр (m.; 1а) audiometer аудиофайл (m.; 1а) сотри. audiofile h аудИт (m.; 1a) jinar1. audit аудИтор (m.an.: 1а) 1 accountant 2 hist. auditeur аудитория (f.; 7а) , lokaal h, (gehoor)zaal 2 (со/.) toehoorders, gehoorh, puЪliek h •:• - телезрнтелей televisiepuЬliek h; читательская - lezerspuЬliekh аудиторный (adj.: 1 *а> adj. v. аудитория •:• аудиторные занятия les in een lokaal аудИторский (adj.; 3а; kv. ?: comp. 0) accountants•:• аудИторское заключение accountantsverklaring; аудиторское проверка accountantscontrole; аудИторская � accountantsbureau аудифон (m.: 1а) audiofoon ауканье (n.; б*а) sb. v. аукать •• -

-

аУкать {if; 1а; intr.) 'oehoe' roepen аукаться (if; 1а; if: аукнуться) .1 over en weer 'oehoe' roepen •:• как аукнется, так и отклмкнется wie kaatst kan de bal verwachten, die goed doet, goed ontmoet аукнуть (pf; 3а) sf. v. аукать аукнуться (pf; 3а) � аукаться ауксин (m.; 1а) bot. auxine аукцион (m.; ia} veiling (v. boede/, groente e.d. ) , auctie, koopdag, openbare verkoping, vendu •:О «Голландский» - verkoop Ьij afslag; � аукциона koopdag, veilingdag; !D. аукционе ор de veiling; � 1Ш!Ш1 - veiling houden; - произведений искусства kunstveiling; рЫбный - visafslag; продажа о аукциона openbare verkoop; продать � аукциона [goederen] ор een veiling verkopen, Ьij opbod verkopen, in veiling brengen, veilen, onder de hamer brengen; купнть о аукциона ор de veiling kopen аукционер (m.an.; 1а} auctionaris, veilinghouder, veilingmeester, vendumeester аукционист (m.an.; 1а) � аукционер аукционный (adj.; 1*а) veiling-, auctie-, vendu•:• - АОМ veilinghuis h; - � veilinghuis h, veilingzaal, veilinghal, verkoophuis h, verkoopzaal аул (m.; 1а) dorph (in de Kauk. еп Centr.-Az.) аульный (adj.; 1*а) adj. v. аул, dorpsaypa (f.; 1а) aura h ауспИции (pl.t.; f.7a) auspiciёn аут (m.; 1а) sport. out, uit; boks. knock-out ·=· 1» (v. Ьа/: buiten de lijnen: vtb" tenn. e.d.) 'uit!'; мяч в ауте de bal is uit; ю1!И в - (v. Ьа/) uit gaan аутентИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) � аутентйчный аутентичность (f.; 8а) authenticiteit аутентИчный (adj.; 1*а) (v. tekst, document e.d.) authentiek аутогенный (adj.; 1*а) autogeen •:• аутогенная тренировка psych. autogene training аутодафе (n.; о) hist. autodafe h аутотренинг (m.; за> psych. autogene training •:• заниматься аутотренингом bezig zijn met de autogene training аутсайдер (m.an.; 1а) outsider •:• зачислить в аутсайдеры tot outsiders maken аутсайдерский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) outsiders­ aфaзИя (f.; 7а) rned. afasie афалина (f.; 1а) zоб/. bruinvis, tuimelaar Афанасий (m.an.; 7а) Afanasi (boerennaarn) афганец (m.an.; 5*а) 1 Afghaan 2 veteraan van de Afghaanse oorlog (v.a. '80) афгани (n./f.; о) Afghani (Afgh. munteeriheid) Афганистан (m.; 1а) geog. Afghanistan h афганистанский (adj.; за> � афганский афганка (f.; 3*а) 1 (an.) Afghaanse 2 Afghaanse jas/ lammycoat З mi/. (katoenen) pet 4 s/. (tijdens de oorlog in Afg.) (uniform)jasjeh; camouflagepakh 5 s/. Afghaanse marihuana 6 (an.) afghaan, Afghaanse windhond афганский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Afghaans, van/uit/ in Afghanistan афера (f.; 1а) (neg.) affaire; (rn.b.t. geld) zwendel •:• пуститься в аферы z. in het avontuur storten; z. met oplichterij bezighouden афер:Ист (m.an.; 1а) oplichter, zwendelaar, flessentrekker афер:Истка (f.an.; 3*а) oplichtster, zwendelaarster афер:Истский (adj.; 3а) oplichters-, zwendelaars­ AфИнa (f.an.; 1а) rnyt. Athene «-

r

1

аф:Инский - аэродр6м

33

афйнский (adj.; за> Atheens, van/uit/in Athene Афйны {pl.t.; f.1a} geog. Athene h афйнянин (m.an.; 1°а} Athener афйнянка {f.an.; з*а} Atheense афйша {f.; 4а} aanplakblljeth, afficheh •:• � ная - theaterafficheh афишИрование (n.; 7а} sb. v. афиш:Ировать аф11ШИровать {pf/if; щ tr.} 1t (ovdr.) afficheren, op­ vallend (ver)tonen, tentoonspreiden, te kijk lopen met афйшка {f.; з*а} J.. => аф:Иша афйшный {adj.; 1*а} van een aanplakblljet, van een affiche, aanplak- •:• афн шна я � aanplakbord; афншная � aanplakzuil Афон {m.an.; la} Afon, Afnos афонический {adj.; за; kv. ?; comp. 0} afoon афонйя (f.; 7а} med. afonie Афоня (m.an.; f.2a) (dim. koosnaam v. Афанасий) Afonja афорйзм {m.; l a} aforismeh, (zin)spreuk, gezegdeh афористйческий {adj.; за; kv. ?; comp. 0} aforistisch афористИчность (f.; 8а) sb. v. афорист:Ичный афористичный {adj.; l*a} => афорист:Ический •:О афористичная � aforistisch taalgebruik А фрика {f.; за> geog. Afrika h •:• Уентрал ь ная Centraal-Afrika h; Южная - Zuid-Afrika h Jll. [.", он] и � Африке [ ] J, een ". Ыijft altijd een "., eens een ... , altijd een ". африкаанс (m.; l a} (taa/) Zuid-Afrikaans h африканер (m.an.; 1 а} Afrikaner, Afrikaander африканец (m.an.; s*a> Afrikaan африканйст (m.an.; la} afrikanist африканйстика (f.; за> afrikanistiek африканка (f.an.; з*а} Afrikaanse африканский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} Afrikaans, van/uit/in Afrika афро-азиатский (adj.; за; kv. ?; comp. "> Afro-Aziatisch АфродИта {f.an.; l a} myt. Aphrodite афронт (m.; la} :j: affronth аффект (m.; 1а} 1t affecth •:• в состоянии аффекта psych. in een zwaarmoedige bui аффектация {f.; 7а} affectatie аффектйвный {adj.; 1*а} 1 affectief 2 geaffecteerd аффектИрованность (f.; 8а} geaffecteerd karakter аффектИрованный {adj.; 1 *а(1)} geaffecteerd аффикс {m.; la} ling. affix h аффиксальный {adj.; 1*а} adj. У. аффикс аффиксация (f.; 7а} ling. affigering аффриката (f.; la} ling. affricaat аффрикатный {adj.; l*a} ling. affricaat•••

ax (int.} J, (uitdrukking v. verbazing, schrik e.d.; wanneer теп z. iets herinnert) ach, ah, och •:• ах, какой сюр­ прнз dat is (me) een verrassing (zeg); ах, вот ты как! wel nu nog mooier!; ах, забЫл och, dat ben ik ver­ geten; ах, как глупо! о, wat dom!; ах ul о ja (dat is waar ook); trouwens; .!:Ю ах (scherts.) niet zo mooi; ах nm? dat had je gedacht; ах ш " . 1 (uitroep v. erger­ nis of verbazing) ach jee, " . 2 (uiting bij verontwaardi­ ging of verwijt) ach jij, " . ; ах ты дуроч6к! je bent me een rare! аханье {n.; б*а} sb. v. ахать ахать (if; la; intr.} J, 1 'ach' roepen ·:· - и � wee­ klagen 2 luid klinken, dreunen •:• вдалеке ахали пушки ergens in de verte knalden kanonnen ахи (pl.t.; m.за> het uitroepen van 'ach' ·:· ахами да охами делу не поможешь dat geweeklaag heeft geen

enkele zin; - да ОЫ!. ach en wee geklaagh, gewee­ klaagh АхИлл {m.an.; 1 а} myt. Achilles Ахиллес (m.an.; 1 а} myt. Achilles ахиллесов {adj.poss.; pron.la} ·:· ахиллесова D.8.IA achilleshiel ахинея {f.; ба} .1 grote nonsens, kletskoek, onzin, wartaal •:• (по)нестИ ахинею J, onzin/wartaal uit­ slaan, ongerijmdheden uitkramen, uit z'n nek kletsen, ouwehoeren, zwammen ахнуть (pf; за; intr.} 1 .1 sf. v. ахать ·:· - О! (2] om­ vallen van; он и - не успел , как voor hij het wist/in de gaten had, voor hij ook maar iets kon zeggen 2 !). snel/onverwacht slaan •:• - по спине iem. stevig ор de rug slaan; - в � (по уху) oplawaai geven tegen iem.s oor аховый (adj.; la} !). 1 ongelofelijk, merkwaardig •:• аховые цены opgeschroefde prijzen 2 slecht, kwalijk; ondeugend •:• аховое положение uiterst precaire situatie; - � waaghals ахроматИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0} ,Ns. achromatisch ахтерлюк (m.; за> mar. achterluikh ахтерпИк (m.; за> mar. achterpiek ахтерштевень {m.; 2*а) mar. achtersteven ахтИ (int.) :j:/J.. (uitdrukking v. verbazing, angst e.d.) •:• .!:m - niet zo Ьest/geweldig; .!:m - как/какой .1 niet Ьijzonder/bepaald "., niet om over naar huis te schrijven, niet veel soeps/zaaks ацетат (m.; la} chem. acetaath ацетатный (adj.; 1*а} acetaat- •:• ацетатное волокно (als vezel) acetaath, acetaatzijde ацетилен {m.; la} chem. acetyleen h ацетиленовый (adj.; la} chem. асеtуlееn­ ацетон (m.; la; 2*sg.} aceton d/h ацетоновый (adj.; l a} асеtоnацидофилИн (m.; la; 2*sg.} (met melkzuurbacteriёn: ong.) yoghurt ацтек (m.an.; за> azteek ацтекский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} azteeks ашуг (m.an.; за> (Kauk.) volkszanger, volksdichter Ашхабад (m.; la} geog. Asjchabadh (hoofdstad v. Toerk.) ашхабадский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} adj. v. Ашхабад аэрарий (m.; 7а} aёrarium h аэрационный {adj.; l*a} spec. aёratie-, m.b.t. bodemademhaling аэрация (f.; 7а} spec. aёratie, bodemademhaling аэро- (samenst.} lucht-, luchtvaart-, аеrоаэроб (m.an.; 1 а} аёrооЬ аэробика (f.; за> aeroblcs аэробус (m.; l a) av. airbus, luchtbus аэробусный (m.; la} airbus-, luсhtЬus­ аэровизуальный (adj.; l*a} aёrovisueel ·:· аэровизуальные наблюдения aёrovisuele waamemingen аэровокзал (m.; la} terminal (voor luchtreizigers) аэровокзальный {m.; la} terminal- (voor /ucht­

reizigers) аэрогенный (adj.; l*a} aёrogeen ·:· аэрогенная инфекция aёrogene infectie аэрограф {m.; la}jot. aёrograaf, luchtpenseel " аэрография (f.; 7a} ,Ns. aёrografie, dampkring­ beschrijving аэродинамика (f.; за> aёrodynamica аэродинамический (adj.; за; kv. ?; comp. 0} aёro­ dynamisch ·:· аэродинамическая � windtunnel аэродром {m.; la) vliegveld ", luchthaven; (voor heli­ kopters) helihaven

аэродр6мный - аятолла

аэродромный (adj.; 1*а) vliegveld-, luchthaven­ aэpoзoль (m.; 2а) 1 JYs. (gas/vloeistof) aёrosol d'". spray 2 spuitbus, verstuiver 3 (a/s р/. ook) uiterst kleine stofdeeltjes, zwevende druppeltjes аэрозольный (adj.; 1*а) aёrosol- •:• - баллон spuitbus; - оаспылИтель spraybus аэроклуб (m.; 1а) aёroclub аэролит (m.; 1а> aёrolieth, meteoorsteen аэролоr (m.an.; 3а) aёroloog аэролоrнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> aёrologisch аэролбrня (f.; 7а> aёrologie аэрометр (m.; 1 a> JYs. aёrometer аэрометрнческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> aёrometrisch аэрометрия (f.; 7а> aёrometrie аэромеханика (f.; 3а) aёromechanica аэромеханический (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") aёromechanisch аэромост (m.; 1а) vliegverblnding, luchtbrug аэронавиrационный (adj.; 1*а) luchtvaart·:· аэронавигационная каота av. navigatiekaart аэронавиrация (f.; 7а) aёronavigatie, luchtvaart аэронавт (m.an.; 1 а) 11' aёronaut аэронавтика (f.; за> 11' aёronautiek аэрономия (f.; 7а) aёronomie аэроплан (m.; 1а) 11' vliegtuigh аэропорт (m.; 1а; na в б*sg.) luchthaven, vliegveld h аэропбртовский (аdj.; за; kv. ?; comp. "> ! luchthaven-, vliegveld- •:• аэропортовская гостИ н иuа hotel Ьij de luchthaven; - служащий luchthavenmedewerker аэросани (pl.t.; m.2e) propellerslede (slee met gesloten cablne voortbewogen d.m.v. ееп propeller) аэростат (m.; 1 а) (lucht)ballon, luchtschip h •:• - воздушноrо заrоаждения mi/. sperballon, versperringsballon; - наблюдения waamemings­ ballon, observatieballon; привязной - ballon captif; - штормовоrо предупреждения mar. stormbal, kabelballon аэростатика (f.; 3а) aёrostatica аэростатический (adj . ; за; kv. ?; comp. ") aёrostatisch аэростатный (adj.; 1*а) ballon-, van een luchtballon, van een luchtschiph •:• аэростатная ткань ballon­ doekh аэросъёмка (f.; з*а) 1 luchtfotografie 2 luchtfoto аэросъёмочный (adj.; 1*а) m.b.t. luchtfotografie аэротерапия (f.; 7а) med. aёrotherapie аэротермбметр (m.; la) luchttherrnometer аэротропИзм (m.; 1а) bot. aёrotropie аэрофильтр (m.; 13) luchtfilter Аэрофлот (m.; 1а) Aeroflot (Rus. luchtvaartmaat­

schapp!J) аэрофотоrрафия (f.; 7а) luchtfotografie (vanuit

vliegtuig) аэрофотосъёмка (f.; з*а) 1 luchtfoto (vanuit vlieg­ tuig) 2 luchtfotografie аэрофотосъёмочный (adj.; за; kv. ?; comp. ") adj. v. аэрофотосъёмка , АЭС (f.; о) (ajk. v. dто.мная электростанция) kerncentrale, atoomcentrale АЯкс (m.an.; 1 а) myt. Ajax •:• АШ!. АЯкса 11' (ovdr. ) d e twee Ajaxen (boezemvrienden) аятолла (m.an.; f.1 b) re/. ayatollah

34

б - багетный

Б

б 1 {n.; о) Ье ( паат v. d. letter б) 11 (prt.) => бы б ... => блядь ба {int./prt.) ! nee maar! •:• ба, ба, ба kijk nou eens!; ба! кого я вИжу! wie hebben we daar?! баба {f.; 1а) 1 (an.) 1 V. vrouw (eenvoudige vrouw,

tюerenvrouw; onuitstaanbare e.d. vrouw; mannentaal: �htgenote, aantrekkelijke e.d. vrouw); (pej.) vrouws·

persoon; tante, wijf", kenau •:• � - viswijf"; - с �. кобЫле легче (gez.) als iem. niet mee wil doen/iets niet wil doen, dan is er geen man/vrouw overЬoord; каменная - afgodsbeeld h; - что шШо een lekker stuk/wijf; IШШн - leeghoofd h (vr.); снежная - sneeuwpop; ходИть/пойтИ по бабам ! achter de rokken lopen, achter de vrouwen aan zitten; - с Яйцами grofvrouw met haar ор de tan· den, haaibaai 2 oma (met voornaam erblJ) •:• - Таня/ маwа/••• oma Tanja/Masja/ . .. 3 (v. тап: verwijfd) ·�;ekeling, watjeh, oud wijf •:• не � бабой! ! doe niet zo als een oud wijfl 11 1 kop (v. hamer); stam­ per •:• � - heiЬ\okh 2 си/. (ong.) tulband QОмош - tulband met rumsmaak бабай {m.an.; ба) V. 1 kind. boeman 2 s/. (drugs·) dealer, drugshandelaar, pusher бабах (int.) (krachtig geluid v. schot, exp/osie, vallend l'OOrwerp) beng!, boing!, boem!, pang! бабаханье (n.; б*а) ! •:• - вЫстоелов het knallen van schoten бабахать (if. 1а) => бабахнуть бабахаться (if, 1а) => бабахнуться бабахнуть (pf, 3а; if: бабахать) ! 1 {intr.) (v. geweer) paffen, schieten; knallen •:• ну и бабахнуло! . . . en dat gaf me toch een knal! 2 (tr.) meppen; dreun/mep geven/verkopen бабахнуться (pf, 3а; if: бабахаться) ! neerploffen, met een klap vallen Баба-Яга (f.an.; 1а-3Ь; pl. ?) (in Rus.folk.) Baba-Jaga (toverkol uit volksverhalen die woont in ееп huisje ор

kippenpoten; soort Vrouw Holle) баббнт {m.; 1а) tech. babblttmetaal h (legering, gebruikt

voor lagers e.d.) баббнтный (adj.; 1*а) tech. babblttmetalen баббнтовый (adj.; 1а) => бабб:Итный бабёнка (f.an.; 3*а) V. stoere meid; (pej. / bewonderend) vrouwspersoon h; vrouwtje h (kleine vrouw); (aardig vrouwtje) wijfie h •:• коепкая - stevige tante бабец (f.an.; s*b> V. wijfh •:• - � надо lekker stuk бабёшка (f.an.; з*а) => бабец бабий {adj.; pron.б*a) ! (eigen аап de vrouw; pej.) wijven-, vrouwelijk; verwijfd •:• бабье l!§Io nazomer; бабьи сказки/россказни bakerpraatjes, beuzelpraat, (oude)wijvenpraat бабища (f.an.; 4a> V./pej. aug. v. баба •:• здооовенная - potige tante, potig wijf бабка (f.; з*а) 1 {an.) (pej.) oud vrouwtje/wijfje/Ьesjeh; oma, grootmoeder; kruidenvrouwtje h, kwakzalver (vr.) •:• повивальная - baker, vroedvrouw 2 anat. kootjeh, kootbeentje h 3 dobbelsteen •:• .1ШШ в бабки dobbelspel h; играть в бабки dobbelen; бабки !!О.А: §.1Ш! balans opmaken бабки (pl.t.; f.з*а) V. poen, duiten, pegels, centen, pietermannen •:• все - кончились ik ben Ьlut бабюш (adj.poss.; pron.1a) van oma, oma's

бабл (m.; 1 b) V. (meestal pl.) poen, centen бабник (m.an.; за> V. (pej.) rokkenjager, schuinsmar­ cheerder, Don Juan бабничать {if, 1а; intr.) 1 :j:/V. laf zijn, een oud wijf zijn 2 V. rokkenjagen, achter de vrouwtjes aanzitten 3 t bakeren бабочка (f.; з*а) 1 (an.) zоб/. vlinder •) ночная nachtvlinder (zоб/. еп euf voor prostituee) 2 (an.) V. (aardig iem.; aanspreekvorm) wijfie 3 strikjeh, vlinderdasjeh 4 (a/s pl.t.) dim. v. бабки •:• ни за какие бабочки :!: /V. voor geen geld/goud бабочка-капустница (f.an.; з*а-5а) zоб/. koolwitje h бабр {m.an.; 1а) dial. tijger бабровый (adj.; 1а) dial. tijger· бабский (adj.; за> V. (pej.) vrouwelijk (eigen аап /

m.b.t. de vrouw) бабунн (m.an.; 1а) baviaan бабулька (f.an.; 3*а) ! oud wijfje h бабуля (f.an.; 2а) ! oud wijfje\ oma бабусин {adj.poss.; pron.1a) ! van oma, oma's бабуся (f.an.; 2а) ! grootmama; oma бабуши (pl.t.; Ца) sloffen бабушка (f.an.; з*а) grootmoeder, oma, орое; ! oud vrouwtje \ oudjeh •:• ему - ворожит hem gaat altijd alles voor de wind; двоЮродная - oud­ tante; � Это своей бабуwке maak dat je tante/ouwe moer/moeder/de kat wijs!; - надвое � dat staat/valt nog te bezien, het hangt nog in de lucht; чёртова - :j:/! de duvel en zijn (ouwe) moer; к � бабуwкеl V. opflikkeren!, oplaze­ ren!, naar de duivel!; воттебе, -, и � день! daar heb je het gegooi in de glazen! бабушкин (adj.poss.; pron.1a) van grootmoeder, groot­ moeders, oma's •:• бабуwкины сказки/россказни bakerpraatjes бабьё (n.; б*Ь; pl. ?) ! (pej./col.) vrouwvolkh баварец (m.an.; s*a) Beier Бавария (f.; 7а) geog. Beieren h баварка (f.an.; з*а) Beierse баварский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Beiers баг (m.; за) s/. tas, rugzak багаж (m.; 4Ь) (reis)bagage •:• у него больwой знаний hij heeft heel wat in zijn mars; � handbagage; сдать в - [koffer, tas e.d.] in bewaring geven; умственный/интеллектvальный - geestelijke bagage, eruditie, algemene ontwikkeling багажник (m.; за> achterbak; (v. fiets) bagagedrager; (v. auto) bagageruimte, kofferruimte, kofferbak •:• .!Ш багажнике ор de bagagedrager, achterop (ор de fiets); съёмный - (v. auto) imperiaal багажный (adj.; 1*а) bagage· •:• - urQн spw. bagage­ wagen; багажная кабИна bagageruimte; багажная карусель av. bagageband; багажное отделение (in vervoermiddel) bagageruim h; bagageruimte, bagageafdeling; (in gebouw) bagagedepoth багамский (adj.; за> Bahamiaans, van/op de Bahama's •:• Багамские Острова de Bahama· eilanden, de Bahama's Багамы (pl.t.; m.1a) geog. de Bahama's багатель (f.; 8а) muz. bagatelle багги (n.; о) buggy Багдад {m.; 1а) geog. Bagdad h багдадский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Багдад багер (m.; l a) baggermolen багермейстер (m.an.; la) baggerbaas багет (m.; la) roede •:• - для занавески gordijnroede багетный (adj.; l*a) roede-

36

багетовый - байонет

багетовый (adj.; 1а) ::::} багетный багор (m.; 1*Ь> (boots)haak, (brand)haak багорный (adj.; 1*а} (boots)haak-, (brand)haak­ бaгpeц + scharlaken h багрецовый (adj.; ia) scharlaken багрить (if; 4а; tr.) 1 slepen met een bootshaak 2 s/. Ыowen (verdovende middelen roken) багрнть (if; 4Ь; tr.) purper kleuren бш·рuuеть (if, 1 а ; pf: побагроветь; (от (2))) (Ыоеd-) rood worden, een kleur krijgen, paars/rood aan­ lopen, purper kleuren { (van)} •:• - от злбсти/бitwен­ ств а rood worden van woede багровость (f.; 8а) Ыoedrode kleur багровый (adj.; 1*а) Ыoedrood, vuuпood, hoogrood, purper(rood), scharlaken •:• - .uшп (kleиr) purper багрянеть (if; 1а; intr.) Ыoedrood worden багрЯнец 11' purper h, scharlaken h багрянИ:стый (adj.; 1а) scharlakenrood, Ыoedrood багрЯнИ:ть (if; 4а/Ь; tr.) scharlakenkleurig verven багрянИ:ца (f.; 5а) scharlaken/purperen gewaad h багрянор6дный (adj.; 1*а) in purper geboren

(tijdens het koningschap v. d. vader geboren) багрЯность (f.; 8а) scharlakenkleur багрЯный (adj.; 1а) 11' purperen, scharlaken баrульник (m.; за> bot. moerasrozemarijn багульниковый (adj.; 1а) bot. moerasrozemarijn­ бaдeeчкa (f.; з*а) dim. v. бадья бадеечный (adj.; 1*а) J, kuip-, еmmеrбадейка (f.; з*а> ! kuipjeh, (houten) emmertje h бадейный (adj.; 1*а> ! kuip-, tоЬЬебадминтбн (m.; 1а) badminton h бадминтопИ:ст (m.an.; 1 а) badmintonner, badmintonspeler бадминтонистка (f.an.; з*а) badmintonspeelster бадминтонный (adj.; 1*а) badmintonбaдьЯ (f.; б*Ь) .J, (v. hoиt) (houten) emmer, kuip, tobbe бадьЯ:н (m.; 1а) bot. steranijs баз (m.; 1с; па на en dial. б*sg.) erf" база (f.; 1а) 1 bwk./mil./lit. basis; mil. thuishaven; (vakantie)oord h •:• авиаuибнная - luchtbasis, vlieg­ basis; - военно-воздушного флбта luchtmachtbasis; �нно-мооская - marinebasis, vlootbasis; � ная - (moederschip) walvisjager; � - wiel­ basis; матеоиальная - materiёle basis; м базе [21 ор basis van; - 2I.Аы1ш vakantiecentrum h• vakantie­ parkh, recreatiepark h; пакеnшя - lanceerbasis, raketbasis; тvоистИческая - toeristencentrum h 2 ec./hnd. vooпaad, magazijn h, opslag •:• � groenteopslag; поодуктбвая - vooпaad van levens­ artikelen; - снабжения (centraa/ magazijn e.d.) verzor­ gingscentrum h; � - grondstoffenvooпaad; топливная - brandstofvooпaden, brandstofreserves 3 sport.: honkbal honkh •:• - � werpheuvel; игоок на базе honkman; - нападения thuishonk h; основная - plaat 4 сотри. •:• - � database, databestand h, gegevensbestand h; реляционная данных relationele database базальт {m.; 1а) basalt базальтовый (adj.; 1 а) basalt-, basalten базар (m.; 1а) 1 bazaar, markt •:• у нас по субботам (открЫт) - ор zaterdagen wordt er markt gehouden; благотворИтельный - fancyfair; еженедельный weekmarkt; tшnt на - gaan markten; � boekenmarkt; купИть м б а заре ор de markt kopen; новогодний - kerstverkoop; птИчий - nestplaats van zeevogels (ор rotsen); - художественных издел ий kunstmarkt 2 s/. geouwehoerh, geklets h, gezeurh

•> � 1 hou ор met dat geouwehoer/gezeur базар-вокзал (m.; 1a .1a> JJ. /jeиgdsl. /barg. heпie, heibel, bonje •:• что за - здесь? wat is dat voor een heibel hier? базарить (if; 4а; pf: побазарить) s/. 1 herrie/ruzie maken 2 babbelen базарный (adj.; i*a) bazaar-, markt- •:• б аз арна я � U viswijfh (ordinaire vroиw); - ПН1l marktdag Базаров (m.an.; 1а) Bazaтow (nihi/ist; hoofdpersonage uit « Оmць't и дети» v. Toergenew) базаровщина (f.; 1а) nihilisme h (verschijnse/ in het -

maatsch. leven in Rиs. in de 19е ееиw; v. Базаров) базарщина (f.; 1а) J, smakeloze troep, kitsch базедов (adj.poss.; pron.1a) •:• б а зедова болезнь med. ziekte van Basedow Базель (m.; 2а) geog. Bazel h базельский (adj.; за> adj. v. Базель базилик (m.; за> си/. basilicum h •:• огородный bot. tuinbasilicum h базИлИка (f.; за> archt. basiliek базИлИковый (adj.; 1а) basiliek­ бaзнponaниe (n.; 7а) sb. v. базйровать баз:Ировать (if; 2а; [4] на [6]) baseren ор базИроваться (if; 2а; на [6]) z. baseren, voortbouwen {ор} базировка (f.; з*а) ::::} базйрование базис (m.; 1а) ec./soc. basis; grondlijn (ook mat.) , uitgangspunth, grondslag базисный (adj.; 1*а) basis- •:• базисное условие basisvoorwaarde; базисная � basisprijs базовый (adj.; 1а) basis- ·:· базовые знания basis­ kennis; - !:ООШ basiscursus; - лагерь basiskamph базука (f.; за> mi/. bazooka баиньки (int.) kind./! •:• � - straks komt Кlaas Vaak; НА!Й - naar bedje gaan, slaapjes doen; .!!.О1Ш het is bedtijd баиньки-баю (int.) kind. suja suja бай (m.an.; ба) rijke herenboer (Centr.-Az.) бай-бай (int.) kind. slaap, kindje, slaap •:• НА!Й slaapjes gaan doen; пойдём - nu gaan we slaapjes doen байбак (m.an.; зЬ> 1 steppemarmot 2 J, (ovdr.) luiaard, luilak, luiwammes байбачий (adj.; pron.б*a) adj. v. байбак 1 байдак (m.; 3Ь) bajdak (scheepstype, gebrиikt ор -

de Dnepr еп de Zwarte Zee) байдара (f.; 1а) kajak (in gebrиik ор Kamtsjatka

еп de Aleoeten) байдарка (f.; з*а) sport. kano байдарочник (m.an.; за> kanovaarder, kanoёr байдарочница (f.; 5а) kanovaarster байдарочный (adj.; 1*а> kano- •:• байдарочная � het kanovaren байка (f.; з*а) 1 (stof) baai d/h ·:· толстая - molton h 2 U/dial. praatjeh, fabeltjeh •:• о ыб аuкая visserslatijn h; травить байки/байку fabeltjes vertellen, uit z'n nek kletsen Байкал (m.; 1 а) geog. Bajkalmeerh (in Sib.) Байкало-Амурский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) •:• Байкало-Амурская магистраль (afk.: БАМ) Bajkal-Amoer-spoorlijn байкальский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Байкал байковый (adj.; 1а) baaien •:• байковое одеЯло moltondeken Байконур (m.; 1а) geog. Bajkonoer (lanceerplaats

in Kaz.) байонет (m.; 1а) bajonetsluiting

37

байрам (m.; 1а) is/. Beiram ifeest) байрамный (adj.; 1*а) is/. Ьеirаm­ байронИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Byroniaans байский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. бай байство (n.; 1 а) baj-schaph (ееп rijke herenboer zijn:

1

Centr.-Az.) байструк (m.an.; зЬ> grof/s/. bastaard байстр:Юк (m.an.; зЬ> => байструк байт (m.; 1 а (2)) сотри. byte байховый (adj.; 1а) •:• - � gebroken thee бак (m.; за> , (reservoir) bak, ketel, tank; (benzine)tank •:О - для водьr waterbak; - для кипячения белья was­ ketel (voor hиishoиdelijk gebrиik); � - reserve­ tank (v. аиtо); масляный - oliecarter h (v. аиtо); � - olietank (voor oliestook); смесительный rnengbak; - с � olietank (voor oliestook); топливный - oliebunker (ор schip) 2 mar. bak, voor­ dekh, voorplecht •:• пройтИ на - naar voren gaan

(ор ееп schip) бакалавр (m.an.; 1 а) (academische titel) baccalaureus; kandidaat •:• - гуманитарных наук Bachelor of Arts; � бакалавра baccalaureaat h бакалаврский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) baccalaureus­ ·> - � kandidaatsexamen h бакалейный (adj.; 1 *а) kruideniers- •:• - м.ш:nИн kruidenierswinkel; kruidenierszaak; бакалейные � kruidenierswaren бакалейщик (m.an.; 3а) kruidenier; grutter (scherts.) бакалея (f.; ба) kruidenierswaren бакан (m.; 1а) verflak бакановый (adj.; 1 а) verflakбaкб6pт (m.; 1а) mar. bakboord h бакелит (m.; la) bakeliet h бакелИтовый (adj.; la) bakelieten бакен (m.; 1 а) 1 mar. baken h •:• светЯwийся - licht­ baak 2 :j:: bakkebaard бакенбардный (adj.; 1*а) met bakkebaarden; bakkebaardбакенбарды (pl.t.; f.1a) bakkebaard, bakkebaarden бакенный (adj.; 1*а) Ьаkеnбакенщик (m.an.; за> bakenmeester бакенщицкий (adj.; за> van/voor een bakenmeester бакены (pl.t.; m.1a) mar. afЬakening баки (pl.t.; f.за> bakkebaarden (kort) •:• - заливать/ забивать/вкручивать (З] U 1 iem. belazeren, ver­ nachelen 2 iem. afleiden met gepraat; iem. aan de praat houden бакИнец (m.an.; s*a) inwoner van Bakoe бакИнский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. БакУ баккара 1 (n.; о) baccarath (soort kristal) 11 (adj.; о) baccarat-, gemaakt van baccarat баклага (f.; за> veldfles баклажан (m.; la[(1))) bot. aubergine баклажанный (adj.; l*a) aubergine- •:• баклажанная .!!..11Шi си/. auberginechutney баклажка (f.; з*а) veldflesje h баклажный (adj.; l*a) veldfles­ бaклaн (m.an.; la) zoo/. aalscholver бакланий (adj.; pron.б*a) ааlsсhоlvеr­ баклановый (adj.; 1 а) aalscholverбaклyши (pl.t.; Ца) •:• � - J. lanterfanten, duimen (zitten te) draaien, geen snars/lor/zak/bal uitvoeren баклушничать (if; 1а; intr.) :/:/J. lanterfanten, duimen (zitten te) draaien, geen snars/lor/zak/bal uitvoeren баковый (adj.; 1а) bak-, tаnkбаксовый (adj.; la) s/. 1 dollar- 2 duur баксы (pl.t.; m.1a) s/. dollars

байрам - балалаечник

бактериальный (adj.; 1*а) bacterieel бактериемия (f.; 7а) med. bacteriёmie бактеризовать (pf/if; 2а; tr.) de inwerking van bacteriёn laten ondergaan (bv. v. yoghиrt, kaas e.d.) бактерИйный (adj.; 1*а) bacterieel, Ьасtеriе­ бактериоз (m.; la) bot. bacteriёle ziekte бактери6лиз (m.; 1 а) bacteriolyse бактериолог (m.an.; за> bacterioloog бактериологический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) bacteriologisch бактериол6гия (f.; 7а) bacteriologie бактериоскопия (f.; 7а) bacterioscopie бактериофаг (m.; 3а) bacteriofaag бактериофагия (f.; 7а) Ьiо/. bacteriofagie бактерицИд (m.; la) bactericide бактерицИдность (f.; 8а) bacteriedodende werking бактерицИдный (adj.; 1*а) bactericide, bacteriёndodend, kiemdodend бактерия (f.(an.); 7а) bacterie бактриан (m.an.; l a) zoo/. tweebultige kameel Баку (m.; о) geog. Bakoeh (hoofdstad v. Azerb.) бакшиш (m.; 4a) :/: /J. baksjisj, (geld)geschenk h, fooi, steekpenning бакштаг (m.; за> mar. bakstag h бакшт6в (m.; 1 а) mar. sleeptouwh бакштовный (adj.; 1*а) mar. sleeptouwбaл (m.; 1 с; па на б*sg.) Ьа] h (dansparti]) •:• кончен - 1 (ovdr.) en basta!, en daarmee uit!, het is uit met de pret!, het spel is uit!; .!Ш балу ор het bal балабан (m.; 1 а) 1 тиz. balaban (Ьlaasinstrиment иit Centr.-Az.) 2 (an.) malloot балабол (m.an.; 1 а) => балаб6лка балаб6лить (if; 4а; intr.) U kletsen, leuteren балаб6лка (m./f.an.; f.3a) U kletsmajoor, kletskous (mn./vr.); (v. тап gezegd) oud wijfh балаб6льский (adj.; 3а) van/voor een kletsmajoor балаб6н (m.an.; 1 а) U (scherts.) kletsmeier, klets­ majoor балаб6нить (if; 4а) U kwebbelen, zwammen •:• не балабонь! lig/zit niet te leuteren! балаган (m.; 1 а) 1 t marktkraam, kermistent 2 hist. kermisvoorstelling 3 J. grol, klucht, scherts­ vertoning балаганить (if; 4а; intr.) .J, fratsen maken, grollen verkopen, zot doen балаганничать (if; 1а) => балаганить балаганный (adj.; 1*а) klucht-, kluchtig балаганство (n.; la) zotternij , dwaasheid балаганчик (m.; за> kermistent(je) балаганщик (m.an.; 3а) aansteller, clown, potsenmaker балаганщина (f.; la) grol, grove grappenmakerij балаганщица (f.an.; sa> vr. v. балаганщик балагур (m.an.; la) U 1 kletskous, kletsmajoor, kletskop 2 grapjas, moppentapper, grappenmaker, potsenmaker балагурить (if; 4а; intr.) U 1 kletsen, kleppen, kwebbelen, kwetteren 2 grappen, geintjes/grapjes maken балагурка (f.; 3*а) .J, grappenmaakster балагурный (adj.; 1*а) grappenmakers­ бaлaгypcкий (adj.; за> grappenmakers­ бaлaгypcтвo (n.; la) .1 grappenmakerij, potsenmakerij балаканье (n.; б*а) sb. v. балакать балакать (if; 1 а; intr.) .1/dia/. kwebbelen, kakelen, kwekken, ouwenelen балалаечка (f.; з*а) .J, dim. v. балалайка балалаечник (m.an.; 3а) тиz. balalaikaspeler

38

балалаечница - балл6н

балалаечница (f.an.; 5а) muz. balalaikaspeelster балалаечный (adj.; 1*а> Ьаlаlаikабалалайка (f.; з*а) muz. balalaika (driehoekig Rus. tokkelinstrument met drie snaren) •:• §.e�(:IJOOяta я - J, (scherts./afkeurend) kletskous, kletsmajoor, ouwehoer

(wie veel praat, maar niets zegt)

баламут (m .an.; щ J, herrieschopper, onroststoker баламутить (if; 4а; if: взбаламутить; tr.) ! onrustig maken баламУтка vr. v. б аламjт баламутный (adj.; 1*а) onruststokers-, herrieschop­ persбаламУтский (adj.; 3а) � баламjтный баланда (f.; 1 а) U. watersoep •:• травить баланду uit z'n nek kletsen; тюремная - bajessoep баланс (m.; 1а; 2*sg.) 1 alg./finan. balans; banksaldoh •:• �ЬJЙ - batig saldo; взять/принЯть (4) на iets ор de balans zetten; ШНR!Й - waterbalans; годовой - jaarbalans, jaaпekening; - � и расходов winst-en-verliesrekening, resultaten­ rekening; находИться/быть на балансе ор de balans staan; платёжный - betalingsbalans; IОРrО.в..ый handelsbalans 2 (horlogeonderdee� onrust балансёр (m.an.; 1а) acrobaat (ор Ьа//еп e.d.), koorddanser, equilibrist балансёрка (f. a n . ; з*а) koorddanseres, equilibriste балансёрский (adj.; за> koorddansers-, асrоЬаtеn­ балансИ:р (m.; 1 а) 1 balanceerstok 2 (horlogeonderdeel) onrust балансИрование (n.; 7а) sb. v. балансйровать балансИровать (if; 2а} 1 (intr.} balanceren, balansen 2 (pf: сбалансИровать; tr.} [programma, recept, dieet, wiel] uitbalanceren балансировка (f.; з*а) tech. het uitbalanceren

(v. wielen) балансировочный (adj.; 1*а) balanceer· балансный (adj.; 1*а> Ьаlаnsбалансовый (adj.; 1а) balans· •:• балансовая � � ее. balanswaarde балахон (m.; 1 а) J, (scherts.) lange kiel, hobbezak, slechtzittend lang kledingstuk h, soepjurk •:• белый wit gewaad (a/s kenmerk v. d. leden v. d. Ки-Кlих-Кlап) балахонный (adj.; 1*а) gewaads-, kiеlБалашИха (f.; за) geog. Balasjicha h (stad bij Mos.) балашихинский (adj.; за: kv. ?; comp. G) adj. v. Балашйха балбес (m.an.; 1a) U. (pej.) stommeling, stommerd, sukkel, onbenul h; opgeschoten jongen балбесничать (if, 1 а; intr.> U. (pej.) lummelen балда (f.1b; 2pl. ?> 1 (m./f.an.) U. stommeling, stomkop; (als kooswoordje) mallerd, gekkie 2 (f.) spec. moker балдахин (m.; 1 а) baldakijn dfh; (boven bed ook) hemel •:• коовать с балдахином hemelbed h; - над троном troonhemel балдахинный (adj.; 1 *а) baldakijnбaлдёж (m.; 4а) s/. het rondhangen (v. groepjesjon­ geren); (drugroes) trip •:• - 1 te gek!, tof man!, cool! балдt!жник {m.an.; 3а) s/. jongere die maar wat rond­ hangt, hangjongere балдеть (if; 1а) 1 (pf: обалдеть) U. gek worden, het verstand verliezen 2 (pf: забалдеть) s/. trip maken, trippen (drugs gebruiken), high worden 3 (от [2]) U. een kick krijgen van, uit z'n dak gaan балеарский (adj.; за> van/op de Balearen •:• Балеар­ ские острова de Balearen Балеары (pl.t.; m.1a) geog. de Balearen балер:Ина (f.an.; 1 а) ballerina, balletdanseres

балет (m.; 1 а) balleth •:• - на � ijsballeth балетки (pl.t.; f.з*а) ! balletschoenen балетмейстер (m.an.; 1 а) balletrneester балетмейстерский (adj.; за: kv. ?: comp. G} balletmeestersбалетный (adj.; 1*а) ballet- •> балетное искусство balletkunst; балетная мi»lк.а balletrnuziek; балет· ная шШш! balletscene; балетная :шiп.!ш ballet­ gezelschap h балетоман (m.an.; 1а) groot balletliefhebber, balletgek балетомания (f.; 7а} extreme liefde voor het ballet балетоманка (f.; з*а) vr. v. балетоман, groot balletliefhebster Бали (n.; о) geog. Bali h балИйский (adj.; 3а) Balinees, van/op Bali балка (f.; з*а) 1 balk ·:· попеоечная - Ьint, dwars­ balk 2 (in landschap) kloof, rivierdal h (met flauwe hellingen) 3 JJ./s/. zwarte markt балкаННСТJfКа (f.; за) balkanistiek •:• ИнститУт балканистики lnstituut voor balkanistiek балканский (adj.; за; kv. ?; comp. G) Balkan- •:• Балкан­ ская война Balkanoorlog; Балканский полуостоов Balkanschiereiland h Балканы (pl.t.; m.1 a) geog. de Balkan •:• tш Балканах ор de Balkan балкар (m.an.; 1а(2)) � балкарец балкарец (m.an.; s*a> Balkaar (lid v. h. Balkaarse volk;

ten N. v. d. Kauk.) балкарка (f.an.; з*а> Balkaarse балкарский (adj.; за; kv. ?; comp. G} Balkaars балкон (m.; 1 а) (ook v. theater) balkon h; bordes h •:• перiщний - (v. huis) voorbalkon h; - с боковой � zijbalkonh балконный (adj.; 1 *а) Ьаlkоnбалкончик (m.; за> dim. v. балк6н балл (m.; 1а) (in sport: schoonrijden, gymnastiek, etc.; ор school) punth; meteo. windkracht •:• сИла ветра пять баллов windkracht vijf; при ветре в шесть баллов Ьij windkracht zes; не � баллов niet genoeg punten hebben (voor toelating tot de

universiteit); � нужное количество баллов het benodigde aantal punten halen; полvчИть пять баллов uitrnuntend krijgen; проходной - het be­ nodigde aantal punten; 12 баллов по шкале РИхтера 12 ор de schaal van Richter; шторм в восемь баллов storm, windkracht 8 баллада (f.; 1а) ballade балладник (m.an.; 3а) :j: balladezanger балладный (adj.; 1*а) Ьаllаdе­ балласт (m.; 1а) (ook ovdr.) ballast балластер (m.; 1а} ballaster; ballasteeпnachine балластИ:ровать (if; 2а; tr.) ballasten балластировка (f.; з*а} sb. v. балласт:Ировать балластный (adj.; 1*а> ballast- •:• - мешок zandzak (als ballast); - слой ballastbed h; балластная � ballasttank балластовый (adj.; 1 а) Ьаllаst­ баллнста (f.; 1 а) hist./mi/. Ьlijde, ballista баллИстика (f.; за> ballistiek баЛЛИСТНЧеСКИЙ (adj.; за; kv. ?; comp. G) ballistisch балловый (adj.; 1а) punts-, in punten uitgedrukt баллон (m.; 1 а) 1 gasfles, ballon; luchtballon •:+ аэрозольный - spuitbus; катить - на (4) s/. 1 praat­ jes rondstrooien over 2 lastigvallen; кислородный zuurstofcilinder, zuurstoffies; - � газом gasfles 2 (v. fiets, auto) (Ьinnen)band •:• - спустИл de band is lek

39

ба."IJiонный (adj.; 1*а) ballon-; gasflessen­ бa.:1лoнчик (m.; за> 1 diт. v. балл6н 2 (v. реп) navulling ба.."IЛотИрование (n.; 7а) sb. v. баллотИровать ба.."IЛотИровать (if; 2а; tr.) steттen, balloteren ба.."IЛотИроваться (if; 2а) z. kandidaat stellen, z. verkiesbaar stellen ба."IJiотировка (f.; з*а) ballotage ба.."Iлотировочный (adj.; 1*а) ballotage­ бЗ.."IJiьный (adj.; 1*а) punten- (ор ееп puntenschaal) ба-"1-маскарад (m.; 1 а) bal тasque, gekostuтeerd Ьal h ба."Iованный (adj.; 1*а(1)) ! verwend ба.."Iовать (if; 2а) , (pf: избаловать; [4] ([5])> (erg) ver­ v.·ennen, in de watten leggen, vertroetelen, bederven {(теt)} •:• не - [4] � iem. kort houden (jinan.); - � het er van neтen 2 => баловаться 2 ба."!оваться (if; 2а) 1 ! ondeugend zijn, lol trappen, keet schoppen, keten •:• не балуйся! (tegen kinderen) doe/wees niet zo vervelend!; онИ снова баловались! (v. kinderen) ze zijn weer aan de gang geweest! 2 JJ./dia/. losbandig leven leiden; z. afgeven met [vrouwen, тannen] баловень (m.an.; 2*а) ! 1 troetelkind ь, lieveling, oogappel •:• папин - vaderskind h; - судьбЫ bofkont, gelukskind h, zondagskind h; [1] - - судъб-Ьt het geluk lacht ... toe 2 => баловник баловник (m.an.; зЬ> ! Ыааg, ondeugd, kwajongen ба."IовнИца (f.an.; 5а) ! Ыааg, ondeugd (vr.) баловной (adj.; 1 Ь; kv.m. 121) J.). ondeugend; verwend баловство (n.; 1 Ь; pl. ?) .J.. 1 kattenkwaad 2 verwennerij бадок (m.; з*Ь> barak (met halfronde vorm, gebruikt

in het N. v. Rus.) балочный (adj.; 1*а) 1 balken- •:• балочное пере­ крЫтие balklaag 2 rivierdal-, klооfбалтИец (m.an.; s*a) mar. zeeтan/тatroos van de Baltische vloot балтИйский (adj.; за> Oostzee-, Baltisch •:• Балтий­ ское море Baltische Zee, Oostzee; БалтИйский !1шо! Baltische vloot; балтИйские в.nиs.И Baltische talen Балтика (f.; за> geog. Oostzee Балхаш (m.; 4а) geog. Balchasjтeerh (in Kaz.) балхашский (adj.; за; kv. ?; comp. 121> adj. v. Балхаш балЬ1к (m.; зЬ; 2*sg.) си/. balyk (gerookt еп gezouten rugdeel v. е. vis) балыковый бальзаков •:• - � leeftijd tussen 30 en 40 jaar (v. vr.) ; бальзаковская кокотка тondaine vrouw (tussen de 30 еп 40jaar) бальзам (m.; 1а) balseт •:• лить/пролить - на чьЮ-либо рану :� (ovdr.) balseт in de wonde gieten (verzachten, kalmeren); - на чьИ-либо JШн.1�1 dat is balseт voor ieт.s wonden бальзамин (m.; 1а) balseтien бальзаминный (adj.; 1*а) => бальзаминовый бальзаминовый (adj.; 1 а) Ьаlsетiеn­ бальзамИрование (n.; 7а) sb. v. бальзам:йровать бальзамИровать (pf/if; 2а; pf: набальзам:Ировать/ забальзам:Ировать; tr.) [lijk] balseтen бальзамировка (f.; з*а> balseming [v. lijk e.d.] бальзамировочный (adj.; 1*а> balseтings-

балл6нный - бандер:йлья

бальзамный (adj.; 1*а> Ьаlsеmбальзамовый (adj.; 1а) => бальзамный бальнеолог (m.an.; за> balneoloog бальнеологИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 121) balneologisch бальнеология (f.; 7а) balneologie бальнеотерапия (f.; 7а) balneotherapie бальный (adj.; 1*а) bal-, dans- •:• - .ыд balzaal; бальное � baljurk; бальные танцы de dansen tijdens het bal балюстрада (f.; 1 а) balustrade; (v. balkon) leuning балюстрадный (adj.; 1 *а) balustradeбaлЯcинa (f.; 1 а) baluster балясинка (f.; з*а) .J, diт. v. бал.Ясина балясник (m.; за> 1 bouwmateriaal voor balusters 2 (an.) J,J. grappenтaker балясничать (if; ia; intr.) J,J. ouwehoeren; grappen тaken балЯсы (pl.t.; f.1a) •:• разводИть/точИть - .J, klets­ praatjes verkopen, ouwehoeren; grappen тaken БАМ (f.; о) (afk. v. Байкало-Амурская магистрdлъ) de BAM-spoorweg бам (int.) •:• - 1 pats(, Ьоет)! [daar viel hij] бамбук (m.; за> ЬатЬое d/h бамбуковый (adj.; 1 а) ЬатЬое- •:• бамбуковое положение :J:!scherts. penarie; бамбуковая :ш.о!Ш! baтboestok; бамбуковая хижина bamboehut бамовец (m.; s*a) bewoner van het gebled rond de BAM-spoorweg; arbeider die aan de ВАМ werkt бамовка (f.; з*а) .J, vr. v. бамовец бамовский (adj.; за> betrekking hebbend ор de BAMspoorweg бампер (m.; 1а; prof. 1 с(1)) buтper, voorbuтper бамперный (adj.; 1 *а> ЬuтреrБАН (m./f.; 1 а; ook б*sg.; in schrijftaal niet verbogen) (ajk. v. Библиотека Академии Наук) ЬiЬlio­ theek van de Acadeтie van Wetenschappen (in Spb.) бан (m.; 1а; па на б*sg.) s/. station h; trefplaats voor dieven банальность (f.; 8а) banaliteit, platitude, zouteloos­ heid; afgezaagdheid, saaiheid; (triviale opmerking) trivialiteit •:• банальности algeтeenheden, alledaags­ heden; говорИть банальности banaliteiten deblteren банальный (adj.; 1*а) banaal, laag-Ьij-de-gronds; plat, platvloers; afgezaagd, saai; (v. opmerking, grap e.d.) zouteloos •:• банальная !iшШ geтeenplaats банан (m.; 1 а) banaan •:• � - 1 groflik те reet!, je kunt те de bout hachelen! банановый (adj.; 1а) bananen- •:• банановая республика bananenrepuЬliek Бангкок (m.; за> geog. Bangkok бангкокский (adj.; за> adj. v. Бангкок Бангладеш (m.; о) geog. Bangladesh h бангладешский (adj.; за> Bengaals, Bengalees, van/uit/in Bangladesh банда (f.; 1 а) (ook pol.) bende; (v. bandieten, etc.) horde; rot; (pej.) troep •:• гангстерская - gangster­ bende; - гоабИтелей plunderende bende; - !:D.2МЙП ! plunderende bende; - молодёжи/юнuбв jeugd­ bende; - налётчиков (v. criminelen) overvalcom­ тando; - поестУпников тisdadigersbende бандаж (m.; 4Ь) 1 bandage, breukband 2 spw. wiel­ band бандажный (adj.; 1*а) 1 med. bandage- 2 spw. wiel­ bandбаядер (m.an.; 2а) s/. pooier, bordeelhouder бандерИлья (f.; б*а) banderilla

40

бандеровец - барабан бандеровец (m.an.; 5*а) aanhanger van de Oekr. nationalist Степан Бандера

бапдерош. (f.; 8а) banderol; (klein) pakjeh; (от post­ stuk) wikkel •:• поспать (4) бандероnыо iets als pak­ kctpost vcrsturcn; � - poststuk met aange­ geven waarde

ба11дерол1.ка (f.; з*а) dim. v. бандер6ль бандерольный (adj.; l*a> banderol-, wikkel-; pakket­ post· бандер ша (f.an.; 4а) s/. 1 hoerenmadam, Ьordeel­ houdster

2

kenau, helleveeg, vrouw met haar ор

handel;

- шuшв.ОА bankoverschrijving; - служащий - счёт bankreke­ ning; - чек betaalcheque банковый (adj.; 1 а} finan. bank· •:• банковое Un.Q bankmedewerker, bankbeambte;

bankwezen h

банкомат (m.; la} geldautomaat, pinautomaat; flappentap ( ! ) банкомёт (m.an.; 1а) krt. bankhouder банкрот (m.; 1 а} 1 faillieth, bankroetь 2 (an.} bank­ roetier(ster)

банкрбтский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) bankroet-;

de tanden

банджо (n.; о) muz. banjo бандИт (m.an.; la} bandiet бандитИзм (m.; l a) banditisme\ roof бандитка (f.3n.; 3*3) ! vr. v. банд:Ит банднтский (3dj.; 33; kv. ?; comp. е} bandieten-

•:• бандитская шайка roversbende, bandietenbende бандорша (f.3n.; 4а> => бандерша бандУра (f.; 1 а} muz. 1 bandoera (Oekr. vee/snarig instrument, soort grote mandoline of/иit) 2 JJ. (ре).) bakbeesth (groot, р/отр voorwerp) бандурнст (m.an.; 1 а} тиz. bandoeraspeler бандурйстка (f.; 3*а} muz. bandoeraspeelster бандурный (adj.) тиz. bandoera-, van/voor de bandoera

bankroetiers-

бaнкpoтcтвo (n.; 1 а) faillissementh, krach; (i.b.b.)

ро/. failliet h •:• (nо)терпеть - bankroet стоЯть/быть на грани банкрбтства ор sprin­

bankroeth; gaan;

gen staan

баннер (m.; 1 3) сотри. banner банник (m.; за> 1 (3n.) (kwade) badhuisgeest 2 mil. wisser

(voor geschиtsloop e.d.)

банный (adj.; 1*а) bad- •:• - � baddag (in gevange­

nis, kampen e.d. ) ; привязаться/пристать к [З) как/ будто/словно/точно - � (т.Ь.t. vervelend iem.) niet weg te slaan zijn Ьij iem., Ьlijven klitten aan, aan iem. hangen als een klis/klit; badhanddoek;

бандформирование (n.; 7а} bandieteneenheid, (georganiseerde) groep bandieten

� bankpas; банковские � geld­

(a/s тi/. eenheid)

бандыр (m.3n.; 2а} => банд ер бандырша (f.an.; 4а} => бандерша бандюга (m.an.; f.3a} J). (depr.) bandiet 6ан11ться (if; 4а) J). bad nemen (in ееп badhиis) банк (m.; 3а) 1 bank; finan. bankinstelling •:О рабб-

тать о банке bij/op de bank werken; ВсемИрный . сотри. databank; деньги de Wereldbank; - .11.анных (лежат) в банке het geld staat ор de bank; � uионный - сотри. databank; - .1Ш2ви Ыoedbank; - ШlUЙ!ИВ ontwikkelingsbank; Международный реконстоукuии и развМтия lntemationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling 2 krt. inzet, pot; :j: bank (soort kaartspel) •:• держать/метать - de bank houden банка (f.: 3*3) 1 Ыik. Ьlikje\ bus, busje h, (glazen) pot, (glazen) potje h (voor}ат e.d.) •:• - Из-под ваоенья jampot; � - Ьlik h, bus; консервная - conser­ venЬlik h; - для кОФ§ koffiebus; - Из-под/дnя � (leeg) verfulik, (lege) verfЬus; - � краской (vol) verfЬlik, (volle) verfЬus; лейденская - Leidse fles; поставить банки (ЗVна (4) opgewaпnde glazen potjes zetten ор iem.s rug, borst, etc. (ter behandeling v. verkoudheid, spierontsteking e.d.); - дпя Ш theeЫik h 2 bank (in roeiboot) 3 (spec.) (zand)bank •:• мИдиевая ­ mоssеlЬаnk; устричная - oesterbank 4 s/. dreun, oplawaai •:• ставить банки een dreun geven банкет (m.; 1 3) 1 (feest) banket h, feestmaal h, festijn h 2 bwk. /spw. banket h банкетка (f.; 3*а) klein haardbankje/haardstoeltjeh банкетный (adj.; 1*3) banket- •:• - зал banketzaal банкИр (m.an.; 1 а) bankier банкйрский (adj.; 3а; kv. ?; comp. е} bankiers· •:• банкИрские дома/конторы bankiershuizen банкйрша (f.3n.; 43) 1 bankiersvrouw 2 vr. v. банк:Ир банкнот (m.; 13) => банкн6та банкнбта (f.; la} bankЬiljeth банкнотный (adj.; 1*3) bankЬiljettenбaнкoвaть (if; 2а; intr.) ! krt. bank houden банковский (adj.; 3а; kv. ?; comp. е)finan. bank•:• банковская гарантия bankgarantie; банковская

банное полотенце банная простыня badlaken h; - халат

badmantel

баночка (f.; 3*3} Ьlikje h, busje\ potjeh (v. creme e.d.) ·:· - икрьа Ьlikje/potje kaviaar; - мnи potje zalf баночный (adj.; 1*3} Ьlik- •:• баночное ш1.!ш Ьier in/ uit Ьlik

бант (m.; 1 3) (in haar, ор Ыоиsе, in veter, das e.d.) strik;

(gevlochten) band

бантик (m.; за> strikje h (in haar e.d.) •:• гУбки банти­

ком pruimenmondje ь; сложМть � бантиком de Jippen tuiten, een pruimenmondje trekken;

завязать wнуркИ бантиком de veters strikken, een strik in z'n veter leggen

банту (m.; о) 1 (taal) bantoe h, bantoetaal 2 (vo/k) bantoe

Бантустан (m.; 1 а) ро/. thuisland h (voor zwarten;

in Zиid-Afrika) банщик (m.an.; 3а) badknecht (in badhuis) банщица (f.an.; 5а} opzichteres, badjuffrouw

(in badhиis; houdt speciaal toezicht ор kleding) банька (f.; 3*а> dim. v. баня баня (f.; 23} badhuis\ badh, badinrichting ·:· жарко,

как в бане zo waпn als een broeikas; задать/ � (З) баню J). iem. in de pan hakken, een pak rammel geven, ervanlangs geven; кровавая - ! /folk. slachtpartij, Ыoedbad h; паровая - stoombad h; в бане помыться, как второй раз родиться (sprw.) na een bad in een banja ben je als herboren; поwёл он в баню! -1- /grof hij kan het dak ор!, hij kan de pot ор!; поwёл в баню! -1-/grof donder ор!, sodemieter ор! баобаб (m.; 1 3} bot. ЬаоЬаЬ, apebroodboom баобабовый (adj.; la} ЬаоЬаЬ-, ареЬrооdЬооm­ баптИзм (m.; 1 а} rel. baptismeh, doperdom h баптйст (m.an.; la} rel. baptist баптИстка (f.an.; 3*а> rel. baptiste баптИстский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) rel. baptistisch бар (m.; 13) 1 bar, cafe h, tent •:• fiИ.!lliOй - Ьiertent, kroeg 2.f.ls. bar (a/s eenheid v. atmosferische druk) З tech. schoepenrad ь Бараба (f.; 1 3) geog. Barabasteppe (in Sib.) барабан (m.; 1 3) 1 muz. trommel, trom, drum •:• � в - (ор) de trommel/trom slaan, de trom

.!.1

:roeren; вставать/ложиться под - (ovdr.) ор militaire �t geschoeid zijn; .!ШШ!.1! на барабане ор de trom­ ::nel spelen 2 tech. cilinder, trommel •:• - бетономе­ .апки mengtrommel; - стиральной � wastrom­ �l; - пистолета cilinder; тоомозной - remtrommel 3 Ьwk. trommel (cilindervormige onderboиw v. е. slecht pianospelen, tingelen {ор} •:• - по фортепьяно erop los rammen ор de piano 4 (pf: отбарабанить; щ!i/barg. [celstraf] ;.ritzitten •:• я десять лет отбарабанил от звонка АО звонка ik heb tien jaar opgeknapt, de volle mep барабанный (adj.; l*a} trom-, trommel- •:• барабан­ кая � (trom)geroffel h; барабанная .rnimшL � trommelstok; барабанная пеоепонка !Jnat. trommelvlies " барабанчик (т.; за> dim. v. барабан барабанщик (т.аn.; за> drummer, tamboer, trom­ melaar, trommelslager •:• отставной козЫ - (ir.) min mannetje (benaming voor iem. die overal ееп beetje Ьuiten valt) барабанщица (f.an.; sa> drumster, trommelaarster барабинский (adj.; за; kv. ?; сотр. 111} van/uit/in de Вarabasteppe •:• Барабинская степь Barabasteppe барабу.11ька (f.an.; з*а} vis. zeebarbeel барак (т.; за> barak, keet ·:· - для больных zieken­ Ьarak; Ж!Ш.2й - woonkazerne; строИтельный Ъouwkeet барак-изолятор (т.; за-1а} med. isolatiebarak баран (т.аn.; la} 1 zoo/. ram •:• не - начихал/чихнул !! geen kattenpis; � как - на новые ворота J, staan te kijken of men het in Keulen hoort donde­ ren, kijken of men water ziet branden, ezelachtig/ schaapachtig toekijken, met open mond staan kijken; куда -, туда и всё Шло (gez.) als er een schaap over de dam is, volgen er meer 2 !! (ovdr.) luldebehanger, Jan Lul, eikel бараний (adj.; pron.б*a} rams- •:• баранья � rоп.2.В..1 !! domkop, stomkop; бараньи глаза bolle ogen; - :mJin jas v. schapenbont; согнУ.,.ь/гнvтьt � в - рог iem. in de tang hebben/nemen баранина (f.; la} schapenvlees h баранка (f.; з*а} 1 си/. broodring (hard ringvormig broodje) 2 !! stuur (v. аиtо) •:• � баранкой aan/ achter het stuur; КJlУТЙI1! баранку achter het stuur zitten 3 J, sport. nul punten (a/s waardering) •:• � баранку nul/geen punten krijgen Барановичи (pl.t.; т.4а) geog. Baranowitsji h (stad in Witrиs.) барановичский (adj.; за; kv. ?; сотр. 111> adj. v. Барановичи бараночный (adj.; l*a} си/. broodring­ бapaнчик (т.аn.; за> bokjeh барать (if; la; pf: отбарать; tr.} vиlg. iem. neuken, naaien, wippen met •:• м.оШ - in de war brengen бараться (if; l a) vиlg. neuken, wippen барахлить (if. 4Ь} J, (v. machine, motor, etc.) haperen, sputteren, het niet goed doen, gebreken vertonen •:• .моШ барахлит J, er is iets met de motor; � барахлит у [2] J, het aan z'n hart hebben барахлишко (n.; з*а(l)> dim. v. барахл6

барабанить - баржа

барахло (n.; l*b; pl. ?> .l- (m.b.t. eigen kleding/ideeёn) (oude) spullen, rommel, troep; (v. boek, film, slecht werk) rotzooi, wanproducth •:• - 1 wat een prul!; � [собрать] z'n spullen/de hele handel [Ьij elkaar halen]; � - (waardeloze dingen) prullaria барахолка (f.; з*а} J, rommelmarkt, vlooienmarkt, voddenmarkt барахольный (adj.; l*a> rommel-, rоtzооi­ барахольщик (т.аn.; за> rommelverzame]aar; ver­ koper ор de rommelmarkt/vlooienmarkt/vodden­ markt барахольщица (f.an.; sa> rommelverzamelaarster; verkoopster ор de rommelmarkt/vlooienmarkt/ voddenmarkt барахтанье (n.; б*а} gespartel "; sparteling барахтаться (if; l a} (v. iem.) spartelen •> - � (6) rond­ spartelen in барачный (adj.; l*a} barakkenбapaшeк (т.; з*а} 1 (an.} rammetje h, lam h •:• барашки (ovdr.) 1 (ор zee) schuimkoppen 2 schapenwolken; � барашках (v. golven) met schuim bedekt 2 (gelooid) ramsveJh •:• барашком met fijne krulletjes 3 J, (v. wi/g) katje" .., - в бумажке :j: steekpenning барашковый (adj.; l a} van lamsvacht/lamsvel ·:· - винт vleugelschroef; барашковая гайка vleugel­ moer Барбадос (т.; l a} geog. Barbados h барбадосский (adj.; за) Barbadaans, van/op Barbados барбарИс (т.; la} bot. berberis, zuurbes барбарИсник (т.; за> zuurbessenbosje " барбарИсный (adj.; l*a) bot. berberis-, zuurbessen­ бapбapИcoвый (adj.; la} => барбар:Исный барби (f.an.; о} (pej.) Barble, modepop, modepop(pet)jeh (modebewиst meisje) барбос (т.аn.; la} 1 straathond 2 !! (ovdr.) bullebak барвИнковый (adj.; l a} maagdenpalm-, van de maagdenpalm барвИнок (т.; з*а> bot. maagdenpalm баргузИн (т.; 1 а} bargoezin (noordoosterstorm ор het Bajkalmeer) бард (т.ап.; la} тиz. 1 bard (Kelten; volksdichter) 2 protestzanger, bard барда (f.; 1 Ь; pl. ?} (a}Valprodиct v. blerbroиwerij, als veevoer) spoeling бардак (т.; зЬ> 1 J, hoerenkast, bordeel h 2 !! (gezegd v. е. sitиatie ofplaats) troep, keet, rotzooi, rotzooitjeh, puinhoop, chaos, zwijnenboel (vиile, wanordelijke bende); orgie •:• ну и - 1 't is me toch een zootje! бардачить (if; 4а; intr.) s/. hoereren, aan de rol gaan бардачный (adj.; l*a) !! rommelig, rotzooierig бардачок (т.; з*Ь> .l- , dim. v. бардак 2 (in аиtо) handschoenenkastje " бардаш (т.аn.; 4Ь} groflsl. sodomiet, pedofiel бардИзм (т.; 1 а} het optreden als protestzanger бардовый (adj.; l a} barden-, protestzangers­ бapдянoй (adj.; l b; kv.т. 111} spoelings- (adj. v. барда) бареж (т.; 4а} tex. barege" (Ьер. lichte, doorschijnende textielsoort) барежевый (adj.; la} adj. v. бареж барельеф (т.; 1 а} bas-reliёfh барельефный (adj.; 1*а} in bas-reliёf баренцев (adj.poss.; pron.1a} •:• Баренцево море geog. Barentszzee (ten N. v. Еиr. Rиs.) баретка (f.; з*а) gesloten damesschoen баржа (f.; 4а} (vrachtvaartиig) aak, praam, duwbak ·=· жилая - woonboot; нефтеналивная - olieschip "; - для � zandschuit; саморазгружаюwаяся -

42

баржа - бархатный hopper; самоходная - motorvrachtschiph; � kolenschuit баржа (f.: 4Ь) :::} ба ржа баржевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 121) van/voor een aak баржевый (adj.; la) => баржев6й бариевый (adj.; 1а) bariumбapий (m.; 7а) chem. barium h барин (m.an.; 1°а; 1 pl. ook баре/бары; als pl.; rоспода, rосп6д, rосподам, . ") landheer, landeigenaar; (ovdr.) luilak, werkschuw iem. •:• жить барином een heren­ leven/rijkeluisleven leiden; как - prinsheerlijk; т�_зJ� в бары (depr.) hogerop proberen te komen; нvLнuvmiи - 1 daar hoef je je niet te goed voor te voelen!, je hoeft je niets te verbeelden!; � барином/как - :j: geen vinger uitsteken; � из себЯ барина de grote mijnheer uithangen баринов (adj.poss.; pron.1a) :j: hеrеn­ барисфера (f.; la) geo/. barysfeer, aardkem барИт (m.; l a) chem. barieth, zwaarspaath, bariumsulfaat h барИтовый (adj.; l a) chem. Ьаriеtбаритон (m. (an.); 1 а) bariton (stem; zanger) баритональный (adj.; 1*а> baritonachtig (v. stem) баритонный (adj.; l*a) muz. Ьаritоn­ баритбновый (adj.; l a) => барит6нный барич (m.an.; 4a) :j: zoon van een landheer; (ovdr.) werkschuw iem. барИческий (adj.; за; kv. ?; comp. "> meteo. luchtdruk-, m.b.t. de atmosferische druk барк (m.; за> mar. bark барка mar. aak, schuit баркарбла (f.; 1 а) muz. barcarolle, gondellied h баркас (m.; la) rnar. barkas баркасный (adj.; l*a) mar. ЬаrkаsБармалей (m.an.; ба) (ong.) boeman (uit gedicht v. Чуковский) бармен (m.an.; la) barkeeper, barman барменский (adj.; за> Ьаrkеереrsбарменша (f.an.; 4а) J. barkeepster, barjuffrouw бармы (pl.t.; f.1 a) hist. (rijk versierde) schoudermantel, stola (gedragen door Moskovische vorsten bij p/echtigheden) Барнаул (m.; 1 а) geog. Bamaoelh (stad in Rus.) барнаульский (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") adj. v. Барнаул барограмма fYs. barogram h бароrраф (m.; 1a)}Ys. barograaf" барографный (adj.; 1 *a>fYs. barograaf­ бapoкaмepa (f.; 1 а) tech./med. hogedrukkamer, onderdrukkamer барокамерный (adj.; 1*а> tech./med. hogedrukkamer-, onderdrukkamer­ бap6ккo (n.; о) barok барометр (m.; 1 а) barometer, luchtdrukmeter барометрИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. "} barometrisch барон (m.an.; 1 а) baron баронесса (f.ап.; 1а) barones; (dochter v. baron) jonkvrouw баронессин (adj.poss.; pron.1a) van een barones баронет (m.an.; 1а) baronet баронский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "} baronnen•:• - nfixn. baronnentitel бароскоп (m.; la) baroscoop баротерм6метр (m.; la} barothermometer барочник (m.an.; 3а) mar. aakschipper барочный (adj.; l*a} mar. aak-, van een aak

барочный (adj.; 1*а) barok- •:• - стиль barokstijl барраж (m.; 4a/prof. 4Ь) av. versperring d.m.v. Ьlimps барражИрование (n.; 7а) av. sb. v. барражИ:ровать барражИровать (if; 2а; intr.} av. met luchtpatrouilles vijandelijke vliegtuigen uit de buurt houden баррель (m.; 2а} (inhoudsmaat) barrel h баррикада (f.; 1 а} barricade, straatversperring •:• � на баррикадах barricadegevechth баррикадИровать (if; 2а; pf: забаррикадйровать; tr.} barricaderen, versperren баррикадный (adj.; 1*а) barricadeбapc (m.; 1 а) 1 (an.) zoo/. luipaard, panter •:• снежный sneeuwluipaard 2 luipaardveJh, panterveJ h 3 tech. (zware) houten hamer, moker барсёнок (m.an.; 3°а) luipaardenwelp, luipaardenjongh барсетка (f.; з*а) (pols)tasjeh (voor таппеп) ; tasjeh (voorfototoeste/, mobleltje) Барсик (m.an.; 3а} (dim. паат v. gestreepte katten) Barsik барский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "} heren-; (v. d. landsheer) heerlijk •:• жить на барскую � ор grote voet leven; устр6итъ [ 4] на барскую ногу (v. feest, inrich­ ting, etc.) het groots aanpakken; с барского � (ir.) 1 (v. kleding) iets te royaal/groot 2 (v. schenking) minzaam gegeven/geschonken барсовый (adj.; 1 а) luiрааrdеnбарственность (f.; 8а) 1 (wat behoort аап de heer) heerlijkheid 2 hooghartigheid, hoogmoedigheid, arrogantie барственный (adj.; l*a[(1))) heerlijk, van een heer; hooghartig, hoogmoedig, arrogant •:• барственные � manieren van een heer; барственным !Он.ом ор neerbuigende toon барство (п.; l a) 1 (an.} (со/.) herenvolk\ Jandheren 2 werkschuwheid; hooghartigheid, hoogmoedigheid •:• - Это - 1 (tegen iem.; a/s reactie ор iem.s gedrag, houding) doe maar gewoon/normaal, stel je niet aan; (over iem.; a/s reactie ор iem.s gedrag, houding) een beetje overdreven барствовать (if; 2а; intr.) in ledigheid leven, als een heer leven барсук (m.ап.; 3Ь) zoo/. das барсучий (adj.; pron.б*a} dassen- •:• барсучья н.о1Ш dassenhol h; барсучья шкуоа dassenbonth барсучнха (f.an.; за> vrouwtjesdas барсучонок (m.an.; 3°а} dassenjongh бартер (m.; l a) hnd. ruilhandel •:• взять [4] по бартеру iets ruilen voor (in natura); получмть [4] по бартеру via/door ruilhandel verkrijgen бартерный (adj.; 1*а) hnd. •:• бартерная сделка ruiltje h; бартерная !О.1lfОшш ruilhandel баруха (f.an.; 3а} vulg. hoer бархан (m.; l a) geo/. landduin h; opgewaaide zand­ heuvel (in steppe/woestijn) •:• барханы verstuiving, zandverstuiving барханный (adj.; 1*а) adj. v. бархан бархат (m.; 1 а; 2*sg.) fluweel h, velours d/h бархатец (m.; 5Ь) bot. afrikaantje h бархатистость (f.; 8а) fluwelen zachtheid бархатИстый (adj.; ia} fluweelachtig, fluwelig бархатка (f.; з*а) fluwelen lintjeh; lapje fluweel бархатность (f.; 8а} fluweligheid бархатный (adj.; 1*а} fluwelen (ook ovdr.: v. stern), velours d/h •:• бархатные � gitzwarte ogen; бархатное � bot. fluweelboom; - напильник tech. zoetvijl, zeer fijne vijl; бархатное пИ.tю trappis­ tenЬierh; - � nazomermaanden •••

r

43 бархотка (f.; з*а} => бархатка барчонок (m.an.; 3°а} t./! zoon van een landheer, herenzoontjeh, rijkeluiszoontjeh барчук (m.an.; 3Ь} ! rijkeluiszoon, rijkeluiszoontje h � барчуки rijkeluiskinderen барщина (f.; 1а} hist. herendienst, corvee h, vroon­ dienst (11. pachters еп lijfeigenen) •:• отработать барщину herendiensten verrichten барщинный (adj.; 1*а} herendienst-, corvee � (depr.) heler; afzetter (markt­ koopman die de prijzen opdrijft) барынин (adj.poss.; pron.1a} van de vrouw van de landheer/landeigenaar барынька (f.an.; з*а} dim. v. барыня барыня (f.; 2а} 1 (an.} vrouw van een landheer/land­ eigenaar, meesteres (ook als aanspreektitel); (in adel­ lijkefamilie) vrouw •:• .1И..!Ш! барыней een rijkeluis­ leven leiden 2. barynja (Rus. 110/ksdans/110/ksliedje) барЬ1ш (m.; 4Ь} ! winst, baat, voordeel h, gewin h 1 ! (tussen)handelaar (in gesto­ len goed, narcotica, kaartjes e.d.) 2. :j: paardenkoopman барЬ1шничать (if; 1а; intr.} :j: / ! als tussenhandelaar werken, tussenhandel bedrijven; ([5]} handelen in [gestolen goed, narcotica, kaartjes e.d.] барЬ1шнический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) t /! tussenhandelaarsбapЬ1шничecтвo (n.; 1а} 1 + tussenhandelaarschap h 2. .J, (pej.) het ор winst uit zijn барышня (f.an.; 2*а} :j: dochter van de landheer; jongedame; juffrouw (ook als aanspreektitel; uit de hogere standen) •:• � - nuf, kakmadam; телефонная - telefoniste барьер (m.; ia} barriere; balustrade; (rechtszaal e.d.) balie; hip. horde; (bij duel) streep, lijn (tussen de duel­ lerenden) •:• � - barriere nemen; � geluidsbarriere; таможенный - ее. tolbarriere; тарИФный - tariefmuur; IORrODIЙ - handels­ baпiere; языковой - taalbarriere барьер-автомат (m.; ia·1a} spw. automatische overwegboom барьер:Ист {m.an.; 1а} sport. hordeloper барьерный (adj.; i*a} barriere-; adj. v. барьер •:• - � sport. hordeloop; - JU!..Ф barriererifh барьерчик (m.; за> opstaande rand БАС (m.; о} (afk. 11. Болъш6й академu'Ческий словdръ, gangbare benaming 11oor Словdръ

современного русского литературнQго языкd) Groot academisch woordenboekh (11er­ k/arend Rus. woordenboek in 17 delen, 1950-1965) бас {m.; 1с; na в б*sg.} 1 (stem, Ыааs- ofstrijkinstrument) bas •:• � басом met een basstem spreken; !!fJШn на басу ор bas spelen 2. (an.} bas (zanger) 3 (a/s pl.t.) basregister h (lagere tonen 11. е. instrument) басенка {f.; з*а} dim. v. басня басенник (m.an.; за> fabelverteller; fabeldichter басенный (adj.; 1*а; kv.m. ?} fаЬеlбасИстый (adj.; 1а} 1 muz. basachtig, laag (11. toon) 2. (11. iem.) met een basstem басИть (if; 4Ь; intr.} ! met een basstem spreken баск (m.an.; за> Bask •:• � басков geog. Basken­ land h баска (f.; з*а> volant, strook stof (die 11. d. taille 11. е. jurk

ба рх6тка - басурманин

naar het l(jfje loopt) баскак (m.an.; за> hist. baskaak (Tataarse belastinginner) баскетбол (m.; ia} basketbal h •:• и..m.D.Th в - basket­ ballen баскетболИст (m.an.; i a} basketballer, basketbalspeler баскетболистка (f.an.; з*а} basketbalster, basketbal­ speelster баскетболИстский (adj.; за> van/voor een basketbal­ speler/basketballer баскетбольный (adj.; 1*а} basketbal- •:• - М.ilr! basketbalwedstrijd; баскетбольная площадка basketbalveld h баскетка {f.; з*а} basketbalschoen басюiйский {adj.; за> + => баскский баской {adj.; зЬ> � /dial. mooi, aardig, elegant, proper, handig басконка {f.an.; з*а> Baskische баскбнский {adj.; за> => баскский баскский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) Baskisch •:• - язЫк het Baskisch басма {f.; ia} haarverf (zwarte kleur) басма {f.; id} 1 drijfwerk h (als 11ersiering) 2. hist. geloofs­ brief (medaillon met ееп portret 11. Tataarse khan) басмач (m.an.; 4Ь} hist. basmatsj (sub11ersie11e nationa­ list in Centr.-Az.) басмаческий {adj.; за; kv. ?; comp. 0} hist. adj. v. басмач басмачество {n.; 1а} hist. het basmatsj-zijn баснописец {m.an.; s*a} fabeldichter баснословие {n.; 7а}:� mythologie; (011dr.) verzinsel h, mythe баснословность {f.; 8а} legendariteit баснословный {adj.; i*a} fabelachtig, mythologisch; (011dr.) ongelooflijk •:• баснословно .11.0D.oro peperduur; баснословные !Шн.1!1. astronomische bedragen/prijzen басня {f.; 2*а} (lett./011dr.) fabel •:• рассказывать басни fabeltjes vertellen, sterke verhalen vertellen, uit z'n nek kletsen (!); � баснями не кормят (sprw.) praatjes vullen geen gaatjes, woorden alleen zijn niet voldoende; (bij uitnodiging от аап tafel te gaan па ееп lang gesprek) genoeg gepraat, laten we aan tafel gaan басовитый {adj.; ia} => бас:Истый басовый {adj.; ia} bas- •:• - � muz. bassleutel, f-sleutel; басовая партия muz. baspartij басок {m.; з*Ь} muz. 1 ! zwakke basstem 2. bassnaar басолай {m.an.; ба} � /dial. kwajongen бассейн {m.; 1а} bassin h, zwembad h; vijver; bekken h (reservoir, zeebekken) •:• водный - waterbassin h; водосборный - verzamelgebled h (11. ri11ier); в.оШш: Ш!1.Й - luchtruim h; - с искусственными волнами golfslagbad h; каменно-угольный - kolenbekken h; плавательный - zwembad h; - � stroomgebled h; � - zoutpan; уmеносный - kolenbekken h; - промывного шлюза spuikolk бассейновый {adj.; ia} bassin-, zwembad-; vijver-; bekkenбacтa {int.} ! basta!, genoeg! бастард (m.an.; ia} bastaard бастион {m.; ia} (ook 011dr.) bastionh; bolwerk h бастионный {adj.; i*a} Ьаstiоnбастовать {if; 2а; intr.} staken, in staking zijn; het werk platleggen/stilleggen бастр {m.; 1а} basterdsuiker бастующий (m.an.; adj.4a} staker басурман {m.an.; 1а[(1)]} :j: => басурманин басурманин {m.an.; i0a} :j: barbaar, ongelovige (т.п. mohammedaan)

басурманка - бахнуть

басурманка :j: vr. v. басурманин,

barbaarse

басурманский (adj. ; за; kv. �; comp. 0} + adj. v. басурманин басурманщина (f.; , а} �: ongclovighcid батавец (m.an.; s*a> Batavier батавский (adj.; за> Bataafs батаJ1�р (m . a n .; 1а} mor. opperhofmeester бuтuлнст {m.an.; ia) schilder va11 oorlogstaferelen баталнстский (adj.; за> van/voor een schilder van

oorlogstaferelen

баталия (f.; 7а} 1 :� (veld)slag, gevechth •:• м.орgМ zeeslag 2 J, (scherts.) massale vechtpartij, veldslag, knokpartij : семейная - familietwist, familieruzie; ••

словесная - woordenstrijd батальный (adj.; l*a> oorlogstaferelen uitbeeldend •:• батальная сuена oorlogstafereel h баталь6н (m.; la) bataljon h •:• батальоны [2] legio " . ; дисuиплинаоный - mil. disciplinair bataljon (ols strof), strafЬataljon h баталь6нный (adj.; 1*а) 1 bataljons- •:• - командИр bataljonscommandant 11 (m.an.} bataljonscomman­ dant батареец (m.an.; s*a} artilleriesoldaat, artillerist, kanonnier батарейка (f.; 3*а} 1 (v. zoklontaarn e.d.) batterij •:• .!ШUп.ая батерейка staafЬatterij; радиоприёмник !:Ш батарейках radio ор batterijen, batterijradio z dim. v. батарея батарейка-стимулЯ:тор (f.; f.3*a-m.1a) med. pace­ maker батарейный (adj.; i*a} (zowe/ v. elektrische batterij o/s v. ortillerie) batterij- ·=· батарейная палуба тог. geschutdekh; батарейное питание е/. batterijvoeding; с батарейным питанием snoerloos батарея (f.; ба) mil. /alg. batterij; (v. verwarming) radiator •:• береговая - kustbatterij; - � batterij flessen; вжйм/полюс батареи batterijklem; напояжение батареи batterijspanning; (шш)� J1jt батареи batterijlading; солнечная - zonnecollec­ tor, zonnepaneel h батат (m.; 1а) zoete aardappel. patat батенька (m.an.; f.3*a> :J:/J. vadertje h; m'n beste (als familiaire aanspreekvorm v. е. gesprekspartner) батиаль (f.; 8а} mar. zeediepte (tussen 200 еп 3000 m) батиальный (adj.; i*a) mar. bathyaal батик (m.; за> batik батиметрнческий (adj.; за; kv. ?; comp. 111} bathymetrisch батиметрия (f.; 7а) bathymetrie батискаф (m.; 1 3} mar. bathyscaaf, bathysfeer батискафпый (3dj.; 1*а> mar. bathyscaaf-, bathysfeerбатнст (m.; ia; 2*sg.) batisth батистовый (adj.; l a) batisten батисфера (f.; 13) mar. bathysfeer батл (m.; 1 Ь) s/. fles (vooral met a/coholische drank) батлер (m.an.; 1а) butler батник (m.; за) button-down kledingstukh бат6r (m.; 3Ь} JJ./dial. stok •:• Ш!! батогами stokslagen geven батожок (m.; 3*Ь) dim. v. бат6г батожьё (n.; б*Ь; pl. ?> :j: roede (als strafinstrument) батометр (m.; 1 3) mar. dieptemeter бат6н (m.; 13) stokbrood h, baton ·:· - хлеба (heel) brood батончик (m.; 3а} dim. v. бат6н •:• шоколадный с начинкой reep chocolade met vulling

44 батрак (m.3n.; 3Ь) boerenknecht, landarbeider,

los arbeider

батрацкий (adj.; за; kv. ?; сотр. "> adj. v. батрак батраческий (adj.; за; kv. ?; сотр. 111) => батрацкий батрачество (n.; 1а) daglonersarbeid; (со/.) land-

arbeiders, dagloners батрачий (adj.; pron.б*a> J, => батрацкий батрачить (if; 4а; intr.} als dagloner werken батрачка (f. an.; з"'а) dagloonster батрачонок (m.an.; 3°3) kind van dagloners баперфлЯй (m.; ба) sport. vlinderslag •:- плыть баперфлЯем vlinderen (zwemstij/) Батуми (m.; о) geog. Batoemi h (stad i11 Geor.) баrумский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. Баrуми баrут (m.; 1а} sport. trampoline •:• прыжки на батУте trampolinespringen батутИст (m.an.; ia} trampolinespringer батутнстка (f.an.; 3*а> trampolinespringster батутный (adj.; 1*а) trampoline- •:• - спорт het trampolinespringen батька (m.an.; f.3*3) 1 jj. vader, vadertje h •:• каков -, таковы и детки zo vader, zo zoon, de appel valt niet ver van de boom; поперёк батьки в пекло не мn laat dat maar aan de oude garde over 2 (onder Orth. gelovigen; pej. ) geestelijke, priester, eerwaarde •:• кто ни шш, тот - (gez.) maakt niet uit wie 3 hoofdman (v. partizanen tijdens 2е W. O. ) батюшка (m.an.; f.3*a> 1 + (met respect; ook als aan­ spreekvorm) vader, рарра •:• батюшки! J, grote/goeie grutten!, gossiemijne, jee(tje); батюшки мой! 1 jee(tje), mijn/lieve hemel!, lieve help!; величать/ звать no батюшке Ьij de vadersnaam noemen; как вас по батюшке? hoe is uw vadersnaam?; батюшки светы/свЯты! :J:/J. mijn God!, mijn/lieve heme\!, hemeltjelief1 2 J, (onder Orth. gelovigen, met respect, m.b.t. alle rangen) geestelijke, priester, eerwaarde, vader 3 + (soms scherts.; alleen als vrien­ delijke, fomiliaire aanspreekvorm) beste man, m'n beste •:• - + voornaam еп vadersnaam (v. boer of '/agere' tegenover ееп heer) meneer батюшкин (3dj.poss.; pron.13) :/: van рарра, pappa's батя {m.an.; f.23(2)) J, => батька баул (m.; 13} 1 :j: (hand)koffer, valies z (weekend)tas, (plunje)zak, roltas •:• - горнолЫжный skitas, winter­ sporttas; дорожный - reistas; - для � grote picknicktas; спортИвный - sporttas; стенной - (plun­ je)zak met hengsels; транспортнровочный - draagtas, plunjezak, grote tas/rugzak; хоккейный - hockeytas баульный (3dj.; 1*а> adj. v. баул баульчик (m.; З3) dim. v. баул бах (int.) (geluid v. schot, schietwapen) poef; (plotseling hard geluid v. klap of schot) pang!, boem!, plof1 баханье (n.; 6*3) J, gebons h, geplofh бахать (if; 1а) => бахнуть бахаться (if; 1 а) => бахнуться бахвал (m.an.; 1a) J, snoever, opschepper, zwetser, windbui\, bralkikker бахвалиться (if; 4а; [5]) J, pochen, snoeven {ор}, opscheppen over, brallerig doen бахвалка (f.3n.; 3*a) J, opschepster; zwetser (vr.) бахвальский (adj.; за> adj. v. бахвал бахвальство (n.; 13) gepoch h, opschepperij, gesnoefh, snoeverij, gezwets h бахила (f.; 1а) •:• бахилы (zachtleren) lieslaarzen бахнуть (pf; 3а; if: бахать; [4] (о/в/на [4])) JJ. lazeren, dreunen {tegen/op} •:• - об пол ор de grond miete­ ren/flikkeren

г 1

45

бахнуться (pf; за; if: бахаться; о/в/на (4)) ti lazeren,

neerdonderen {tegen/op} Бахрейн (m.; 1а) geog. Bahreinh бахрейнский (adj.; за> Bahreins, van/uit/in Bahrein бахрома (f.; 1 Ь; pl. ?) franje; rafel •:• � с бахро· МОЙ uitgerafelde broek; скатерть/гоодИны С бахро­ мой tafelkleed/gordijnen met franje бахр6мка (f.; з*а) dim. v. бахрома бахр6мчатость (f.; 8а) franje бахр6мчатый (adj.; 1а) met franje; franjeachtige бахтарма (f.; 1Ь; pl. ?) blnnenzijde van een vacht Бахус (m.an.; 1а) myt. Bacchus eigenaar van een (water-) meloenen- of pompoenenveld бахчев6д (m.an.; 1а) /Ь. (water)meloenenteler, pompoenenteler бахчев6дство (n.; 1а) /Ь. (water)meloenen- en pompoenenteelt бахчев6дческий (adj.; за; kv. ?; comp. ") m.b.t. het telen/de teelt van meloenen en pompoenen бахчев6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) (water)meloenakker-, pompoenakkerбaц {int.) (plotseling hard geluid v. schot ofklap) plof1, pang!, beng!, bons!; (m.b.t. onverwachte actie) pats! , pats-boem!, blngo!; (v. klap) pets!, pats! (daar kreeg-ie een klap) бацать (if; 1 а) => бацнуть бацИлла (f. (an.); 1а) bacil (ook ovdr.) •:• - чумь1 pestbacil бацИлловый (adj.; 1а> ЬасillеnбацИллоносИтель (m.an.; 2а) bacillendrager бациллЯрный (adj.; 1*а) bacillair бацнуть (pf; за; if: бацать) J. 1 (intr.) ploffen, klap­ pen, knallen 2 (tr.) hard slaan, een harde mep geven 3 (tr.) iets doms zeggen бачки (pl.t.; f.з*а) J. dim. v. баки бач6к (m.; з*Ь) J. dim. v. бак; (fot.) (ontwikkel)tank •:• сливной - stortbak; смывной - spoelbak (v. toilet); туалет со с.мывнЪt.м бачком wc met water­ spoeling баш (m.; 4а) •:• - .!Ш - ti (bij rui/) gelijk oversteken!, zonder Ьijbetalen, met gesloten beurzen, met gelijke munt башенка (f.; з*а) dim. v. башня башенный (adj.; 1*а; kv.m. ?) toren- •:• - !:ША!1 toren­ kraan; башенные � torenklok башибузук (m.an.; за) :j:/J. bandiet; basjiboezoek, Turkse ruitersoldaat uit ongeregelde cavalerie­ eenheden башибузукский (adj.; за; kv. ?; comp. "> :j:/J. bandieten-; basjiboezoeksбaшкa (f.; з*Ь; 2pl. ?) ti (hoofd) harses, kanis, kop, knar, kersenpit •:• вбитьfвтемЯшить/вколотИть (4) [З] в башку iets in z'n oren knopen; � - dom­ kop, stomkop; мякинная - stuk onbenul; отчаян­ ная - waaghals; получИть по башке ор z'n kop krijgen; � башкой niet van gisteren zijn, koppie koppie hebben; свернУть/снять башку (З] een kopje kleiner maken башкИр (m.an.; 1а(2)) Basjkier Башк:Ирия (f.; 7а) geog. Basjkiriёh (vroeger autonome repuЬ/iek in Eur. Rus.) башкнрка (f.an.; з*а) Basjkirische, inwoonster van Basjkiriё башкИрский (adj.; за; kv. ?; comp. ") geog./etn. Basjki­ risch •:• - язь1к het Basjkiers (taal)

бахнуться - бе

башковитость (f.; 8a> ti pienterheid, snuggerheid башковнтый (adj.; 1а) ti pienter, snugger •:• парень ­ .!. pientere kerel/vogel башли (pl.t.; о) ti pegels, poen башлЬ1к (m.; зЬ> capuchon (wijde capuchon die over de hoofdbedekking kan worden getrokken, met /ange uiteinden die от de hals worden gebonden) башлык6вый (adj.; 1а) adj. v. башльхк башлЬ1чный (adj.; 1*а) adj. v. башльхк башлыч6к (m.; з*Ь) J. dim. v. башльхк башмак (m.; зЬ> 1 J. schoen (tot boven de enkel)

•:• � под башмаком у (женЫ] onder de plak zitten blj [z' n vrouw], onder de pantoffel zitten van .. " een pantoffelheld zijn, een Jan Hen zijn; деревянный klomp (schoeisel); держать мужа под башмаком (ovdr.: v. vrouw in huwelijk) de broek aanhebben; протезный - klompvoet 2 spw. remschoen, rem­ slof •:• тормозной - remschoen башмачник (m.an.; за> 1 :j: schoenmaker 2 spw. sloffer (rangeerder die met remschoenen werkt) башмачница (f.an.; sa> :j: schoenmaakster башмачный (adj.; 1*а) adj. v. башмак башмач6к (m.; з*Ь) dim. v. башмак 1 башня (f.; 2*а) toren; geschutstoren •:• водонапор­ ная - watertoren; - Вм.1:ю kasteeltoren; орудИйная mi/. geschut(s)koepel; силосная - graansilo; жить в башне из � кости (ovdr.) in een ivoren toren wonen; телевизионная - televisietoren баштан (m.; 1 а) reg. /Ь. (water)meloenenveld h баштанный (adj.; 1*а) adj. v. баштан •:• баштанные � familie der komkommerachtigen баю-бай (int.) suja, slaap, kindje, slaap баю-баюшки-баю (int.) => баю-бай ба.Оканье (n.; б*а> sb. v. ба:Юкать ба.Окать (if; 1а; pf: убаюкать; tr.) (zingend, sussend) [kind] wiegen, in slaap zingen/sussen баюшки-баю (int.> => баю-бай баядера (f.an.; 1a> :j: bajadere (lndische tempel­ danseres); buikdanseres, tempeldanseres баядерка (f.an.; з*а> �: => баядера БаЯн (m.an.; 1а) myt. Bajan (legendarische Oudrussische volksdichter еп zanger) баЯн (m.; 1а) 1 muz. accordeon d/h, (grote) harmonica •:• быть нужным, как коВ - J. kunnen missen als kiespijn 2 drugssl. spuit баяннст (m.an.; 1а) muz. accordeonist, harmonicaspeler баянистка (f.; з*а> muz. accordeoniste, harmonicaspeelster баЯнный (adj.; 1*а> muz. ассоrdеоnбаять (if; ба; tr.> ti/dial. zeggen, spreken; vertellen бдение (n.; 7а) orth. •:• всенощное - vigilie, nachtelijke aanbldding; � - (nacht)wake бдеть (if; 5Ь; pres. 1 sg. ?; intr.) :j: waken, opletten; rel. waken (bij vigilie) бдИтельность (f.; 8а) waakzaamheid, oplettendheid; (v. bewaking, toezicht) scherpte •:• проявить - waak­ zaamheid betrachten; не EШlli бдИтельности waak­ zaam Ьlijven бдИтельный (adj.; 1*а) waakzaam, oplettend; (v. bewaking, toezicht) scherp •:О бдИтельно met argusogen; � бдИтельным (, чтобы не + inf.) ор z'n hoede zijn, (ervoor) waakzaam zijn, (ervoor) opletten, (ervoor) waken {(dat)} бе •:• ни бе ни ме не говорнть J. geen stom woord zeg­ gen; ни бе ни ме (ни кукареку) не понимать в (6] J. geen (flauw) benul hebben van, geen sikkepit/barst/ fluit/snars begrijpen van

беб ешка - беда

бебешка (m./f.an.; f.3*a) s/. klein meisje • беr (m.; за; na на б*sg.} 1 loop, het hardlopen О:• во шЮ..м.в беrа tijdens het lopen; - на МШ.П gym. pas(sen) ор de plaats; !Ш бе,.У onder het lopen/rennen, in volle ren; на беzу опрокuнутъ iets omver­ rcnnen; на бегу сва.л:uтъ iets omverrennen; ровным беrом (бежать) steeds in hetzelfde tempo (rennen) 2 (atletiek) wedstrijd, loop, race; (m.b.t. iem.) wedloop •:О - в мешках zaklopen; - м время race tegen de tijd; - на дл:uпную дистанцию langeafstandswedstrijd; - на короткую дистан­ цию sprint; - на пятьсот метров de vijfhonderd meter (schaatsen); - на сто метров de honderd meter (hardlopen); - на -четЪ�реста метров (с баръерами) de vierhonderd meter (horden); - по пересечённой местности veldloop; - с препЯт· ствиями hindemiswedloop; скор остной - на коньках hardrijden ор de schaats; эстафетный - estafetteloop беrа J. (arme) ziel, arme kerel/ drommel/duivel/Ьliksem/donder, stakker(d), zielen­ poot, stumper, tobber (mn./vr.) беднЯжечка (m./f.an.; f.з*а) J. (arme) ziel, arm wicht, arm kind, zielenpoot (mn./vr.) бедняжка (m./f.an.; з*а) J. (arme) ziel, zielig hoopje mens, arm wicht/kind/schaap, zielenpoot (mn./vr.) •:• - 1 J. dat arme ding!, arm kind!, het arme mens!, die arme ziel!, arm schaap! (mn./vr.); (ook ir.) wat zielig! беднЯк (т.аn.; зЬ> :j: 1 arme (man), pauper, honger­ lijder, armoedzaaier •:• бедняки armelui, arme lieden/mensen 2 arme boer 3 arme kerel/drom­ mel/duivel/sloeber /Ьliksem/donder, stakker(d), zielenpoot, stumper, tobber беднЯцкий (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) :j: arm, armoedig, behoeftig •:• бедняцкое хозЯйство arme boerderij беднЯчка (f.an.; з*а) :� arme vrouw/boerin бедовать (if; 2а; intr.) J. een noodlijdend/armoedig bestaan leiden, in behoeftige omstandigheden leven, armoede lijden бедовость (f.; 8а) J. sb. v. бедовый бедовый (adj.; 1a> J. ondeugend, dartel, baldadig, schalks бедокур (т.аn.; 1 а) J. kwajongen, brokkenmaker, onruststoker бедокурить (if; 4а; pf: набедокурить; intr.) J. katten­ kwaad/kwajongensstreken uithalen, (ondeugende) streken uithalen, een (ondeugende) streek uit­ halen бедолага (т./f.an.; за> U zielenpoot, pechvogel, stakker(d) бедренный (adj.; 1*а(1); kv.т. ?) anat. dij-, van boven­ been, heup- •:• бедренная кость dijbeen h' heup­ been h; бедренная � си/. schenkel бедро (n.; 1*d(ё)) anat. heup; dij, bovenbeen h бедственность (f.; 8а) sb. v. бедственный бедственный (adj.; 1*а[(1)]) catastrofaal, rampzalig; (v. toestand) ellendig, jammerlijk, kommervol; (v. leven, bestaan) noodlijdend •:• бедственное положение noodsituatie, rampzalige toestand;

находuтъся в бедственном положении noodlijdend bestaan leiden бедствие (n.; 7а) nood, ramp, ongelukh, plaag, cala­ miteit, catastrofe, ramp(spoed) •:• бедствия войнЫ de gesel van de oorlog; (nо):пш.пm - ·mar. in nood raken/zijn; судно, терпящее - schip in nood; район бедствия noodgebled h; сигнал бедствия noodsignaal h; стихИйное - catastrofe, natuurramp бедствовать (if; 2а; intr.) armoede lijden, in armoe­ dige omstandigheden leven, een noodlijdend/ armoedig bestaan leiden •:• бедствующий (zeer) behoeftig, noodlijdend бедуИн (т.аn.; 1а) bedoeien бедуИнка vr. v. беду:Ин бедуИнский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0> bedoeienen­ бeж (adj.; о) beige бежать (if; sb> 1 hardlopen, hollen, rennen; (in schaats­ wedstrijd) rijden; (v. Ыоеd, tranen) stromen •:• бегУ ( , бегУ)I ik vlieg al!; бежИмl we moeten 'm smeren!, weg wezen!; - §ш2м J. hard rennen, haasten, vliegen;

бежевый - безб режный - �е_т [ по лестнице] [trap] opho11en; - вперёд vooruitsnellen, vooruitrennen, voorwaarts rennen; - впоипоЫжку (вслед) за [5] nahuppelen; .1UШмв бежИт de tijd vliegt; - ;ш [5] achternalopen, narennen; - до изнеможения (к [З]) z. doodlopen (naar [plaats/ iem.]): - на коньках hardrijden (ор de schaats); - мИмо (12]) (iets) voorЬijrennen; - [ЭJ � tegemoetrennPn; - !ШШШ tPrugrennen; achteruit­ rennen; - О! [2] wegrennen van, weglopen van, ontvluchten, (proberen te) ontkomen aan; - (2.I) l2l :!: z. onttrekken aan [gerechtigheid e.d.]; iem. ontlopen, ontwijken; - О! [2] как от чумЫ iem. mijden als de pest; - О! ответственности (z. aan) de verantwoorde­ lijkheid ontlopen (onttrekken); - в � с [5] sport. tegen iem. rijden; meelopen met; - рЫсью (hard-) draven; - о тонущего кораблЯ het zinkende schip verlaten; - через гранйцу de grens overvluchten 2 (pf/if; из [2]) (alleen in pret.) ontvluchten, vluchten uit [gevangenis, land e.d.], (proЬeren te) ontkomen uit, uitbreken; (z. in vrijwiflige ballingschap begeven) uitwijken •:• летом лЮди беrjт из города 's zomers ontvluchten de mensen de stad бежевый (3dj.; 1 3) beige беженец (m.3n.; 5*3) (in oorlog, bij ramp) vluchteling, uitgewekene (mn.) •:• политИческий - politiek vluch­ teling; у [2] статус политuческого беженца vluchtelingenstatus hebben; экономйческий - eco­ nomisch vluchteling беженка (f.an.; 3*а} (in oorlog, bij ramp) vluchteling, uitgewekene (vr.) беженский (adj.; 3а; kv. ?; comp. G) vluchtelingenбeз (= безо) (prep.; [2]) 1 zonder, exclusief, ontdaan van, ontЪloot van; (t.a.v. ееп eigenschap) -loos, -vrij ·:· безо всего zonder iets; r.oA - трёх дней een jaar ор drie dagen na; - малого Ьijna; - меня [ze hebben iets geregeld] zonder dat ik het wist; (толъко) менЯ! J, daar doe ik niet aan mee!; - определён­ ного � жительства (afk.: бомж) zonder vaste woon- of verЫijfplaats; - наuенки exclusief toeslag; � - (2) met een behoorlijke dosis; наш сосед не хuтрости onze buurman is behoorlijk sluw; � того/Этого J, nou en of; daar zit wat in; - !Шr2 als hij er niet geweest was [, was zij onder de bus gekomen]; in z'n afwezigheid; � - (2) het doen zonder; безо всяких разговоров zonder meer; zonder tegen­ sputtering; - � buiten bewustzijn/westen/ kennis, bewusteloos; - сомнения zonder (enige) twijfel, ongetwijfeld; - �. пожалуйста! laat и die titel/titulatuur maar weg!; и - того toch al (niet);

не курuте, здесъ и - тог6 дышdтъ нечем wilt и niet roken, je kunt hier toch al geen adem halen; в комнате и - того холодно, а ты ещё окн6 открЪtл in de kamer is het toch al koud, en nou heb je nog een raam opengezet ook!; прощу, - uерембнийl zonder plichtplegingen, alstu­ Ьlieft! 2 (in k/oktijden) voor •:• - двадцатй пять tien (minuten) over half vijf; - десяти ( минУт) три tien (minuten) voor drie; - пятй час het is vijf voor een; - чётверти два kwart voor twee; он - пятй минУт дбктор/". (ovdr.) hij is Ьijna dokter/." без- (::::: безъ-, бес-) (pref.) (bij adj.: ontbrekend) zonder, gespeend van, ontdaan van, ontЫoot van; (t.a.v. ееп eigenschap) -loos, -vrij, on- •:• безбровый zonder wenkbrauwen; безрессорный zonder spring­ veren, ongeveerd безаварнйность (f.; 8а) sb. v. безавар:ййный безаварИйный (adj.; 1*3) J, (v. auto) zonder schade,

schadevrij •:• безаварййная � het schadevrij rijden безалаберность (f.; 83) J, slordigheid безалаберный (3dj.; 1*3) J, slordig безалаберщина (f.; 1 3) J, hopeloos/vreselijk gedoeh безалкоrольный (3dj.; 1*а) alcoholvrij, niet-alcoholisch, non-alcoholisch, zonder alcohol •:• безалко­ гольные ШI.ПИ:rни alcoholvrije dranken; безалкоголь­ ное nйво alcoholvrij bler, malt(bler) безапелляционность (f.; 83) eigengereidheid, eigenzinnigheid безапелляцибнный (3dj.; 1*3) categorisch, eigen­ gereid, geen tegenspraak duldend •:• безапелля­ ционно эаявйть onomwonden/categorisch verklaren безатомный (3dj.; 1*3) atoomvrij; kernwapenvrij •:• безатомная � kernwapenvrije zone безбандажный (3dj.; 1*3) zonder bandage безбедность (f.; 83) zorgeloosheid (in materieel opzicht) безбедный (adj.; 1*3) •:• жить безбедно zonder materiёle zorgen leven безбилетник (m.3n.; 33) J, iem. zonder kaartje, zwart­ rijder (in openbaar vervoer), verstekeling (ор schip, in vliegtuig) безбилетница (f.an.; 53) J, vrouw zonder kaartje, zwartrijdster (in openbaar vervoer), verstekelinge (ор schip, in v/iegtuig) безбилетный (3dj.; 1*3) •:• - пассажИр (iп openbaar vervoer) zwartrijder; (ор schip, in vliegtuig) versteke­ ling, Ьlinde passagier (zonder kaartje); - проезд reis zonder kaartje, het zwartrijden безбожие (n.; 73) goddeloosheid, godloochening безбожник (m.3n.; 33) J, atheist, goddeloze, god­ loochenaar безбожница (f.3n.; 53) J, vr. v. безб6жник, atheiste безбожничать (if; 13; intr.) goddeloze/godloochenaar zijn •:• � безбожничай! hang niet de godloochenaar uit! безбожность (f.; 83) (t.a. v. liegen, ste/en e.d.) godde­ loosheid безбожный (3dj.; 1*3) goddeloos •:• там безбожно воруют er wordt daar gestolen Ьij het leven; безбож­ но .!ШП!! goddeloos liegen; безбожно дорогой peper­ duur; безбожные � Ыasfemische taal безболезненность (f.; 83) pijnloosheid безболезненный (3dj.; 1*3(1)) pijnloos (door ver­ doving) •:• денежная реформа прошла безболез­ ненно de geldhervorming is pijnloos verlopen; v.!:1Оп совершенно безболезнен(ный) die prik doet geen pijn безбородый (adj.; 1 3) baardeloos безбортовой (3dj.; 1 Ь) •:• - .!ШI2н platte wagon безбоЯ:зненность (f.; 83) onverschrokkenheid, onbeschroomdheid безбоЯ:зненный (3dj.; 1*3(1)) onbeschroomd, onver­ schrokken, zonder vrees, onbeducht •:• действовать безбоЯзненно optreden zonder vrees безбрачие (n.; 73) 11' celibaat h, ongehuwde staat; maag­ delijke staat •:• обет безбрачия gelofte van kuisheid безбрачный (3dj.; 1*3) 11' (v. leven; v. iem.) celibatair, ongehuwd; maagdelijk безбрежность (f.; 83) onafzienbaarheid, eindeloos­ heid, grenzeloosheid безбрежный (3dj.; 1*3) (lett./ovdr.) onafzienbaar, eindeloos, grenzeloos; oeverloos •:• безбрежное мбре onafzienbare zee; безбрежные � eindeloze ruimte; безбрежные степи grenzeloze steppen; безбрежная !ОО!:Ш onafzienbaar verdriet

r

49 безбровость (f.; 83) het ontbreken van wenkbrauwen безбровый (adj.; 1 3) zonder wenkbrauwen безверие (n.; 73) ongeloof безверхий (3dj.; 33; comp. 0) (11. Ьотеп) zonder top безвёсельный (3dj.; 1*3) (11. schip) zonder roeispaan безвестность (f.; 83) 'ft onbekendheid, vergetelheid, obscuriteit •:• жить в безвестности in vergetelheid leven; хйп1 в - in de anonimiteit verdwijnen безвестный (3dj.; 1*3) (niet beroemd) obscuur ·> безвестно отс;Утствуюwийjur. de vermiste безветренность (f.; 83) windstilte; (11. weer) kalmte безветренный (3dj.; l *a(l)) windstil; (11. weer) kalm •:• безветренно het is Ьladstil безветрие (n.; 7а) windstilte; (11. weer) kalmte безвнзовый (3dj.; la) zonder visum безвннность (f.; 83) :j:jur. onschuld безвннный (adj.; 1*3) onschuldig •:• безвинно постоадавший 'ft buiten schuld gedupeerde безвкусие (n.; 73) .J, smakeloosheid, gebrek aan goede smaak, wansmaak безвкусица (f. ; 53) gebrek aan goede smaak, smake­ loosheid, wansmaak, geesteloosheid •:• в обстановке комнаты была какая-то - de inrichting van de kamer had iets kitscherigs; Это п.Опн.м - er is kraak noch smaak aan безвкУсный (adj.; 1*3) (11. eten) smakeloos, flauw, laf; (11. iem" kleding, inrichting, etc.) smakeloos, wan­ smakelijk, geesteloos; (ong.) kitscherig •:• безвкусно zonder smaak, truttig (gekleed zijn e.d.) безвластие (n.; 73) regeringloze periode, anarchie безводность (f.; 83) (11. steppe e.d.) dorheid безводный (3dj.; 1*3) (11. steppe e.d.) dor, waterarm •:• безводная � dorre/kurkdroge woestijn безводье (n.; 6*3) droogte, watergebrek\ water­ schaarste безвозбранность (f.; 83) 'ft onbelemmerdheid безвозбранный (3dj.; l*a> 'ft onbelemmerd, onge­ hinderd •:• - � onbelemmerde toegang безвозвратный (adj.; l*a) •:• - А.QШ oninbare schuld; безвозвратно погИбнуть reddeloos verloren zijn; безвозвратно� reddeloos verliezen; � ушло безвозвратно (nostalgisch) voorblj is voorblj!; безвозвратная УП!!.!!О!uш wegwerpverpakking безвоздУшный (3dj.; 1*3) luchtledig •:• безвоздуш­ ное пространство astr. ruimte, het luchtledige безвозмездный (3dj.; 1*3) 'ft (11. iem.) onbezoldigd, belangeloos; (11. arbeid, kwitantie, rekening) onbetaald; (11. diensten) kosteloos •:• безвозмездно zonder ver­ goeding, zonder tegenprestatie; - Шм renteloze lening;. безвозмездное пользование gratis gebruik; безвозмездная !!.Ом.о.!ш! hulp zonder tegenprestatie, belangeloze hulp безволие (n.; 73) willoosheid, karakterloosheid, futloosheid безволосый (adj.; 1 3) haarloos, onbehaard безвольность (f.; 83) willoosheid, futloosheid безвольный (adj.; l*a> willoos, futloos •:• быть безвольным оm'.mшм в руках (2) een willoos werk­ tuig zijn in de handen van; он совсем - � er zit geen fut in hem безворсовый (3dj.; 13) vleugloos (11. tapijt) безвредность (f.; 83) onschadelijkheid безвредный (adj.; l*a; (для [2])> onschadelijk, ongevaarlijk {(voor)}; (11. grap, opmerking, middel) onschul­ dig безвременность (f.; 83) 'ft (11. 011erlijden) voortijdigheid безвременный (adj.; 1*3) 'ft (11. dood, 011erlijden) voor-

безбр6вость - бездейственный

tijdig, vroeg, ontijdig, vroegtijdig •:• безвременная кончина ontijdig/voortijdig einde; безвременно скончаться een vroegtijdige dood sterven, vббr z'n tijd sterven безвЬ1ездный (3dj.; 1*3) •:• безвЫездно onafgebro­ ken, voortdurend (in ееп dorp/ ... wonen); безвЪtезд­ но жить в деревне het dorp niet uitkomen; он безвЪtездно жи.л, в деревне hij heeft altijd in een dorp gewoond; безвЪtездно сидеть дома voortdurend thuis zitten, het huis niet uitkomen безвЬшазный (3dj.; 1*3) .J, •:• безвылазно сидеть (дома) de deur niet uitkomen безвЬ1ходность (f.; 8а) (11. situatie) hopeloosheid, uitzichtloosheid безвЬ1ходный (adj.; l*a) (11. situatie) hopeloos, uit­ zichtloos •> безвЫходное положение uitzichtloze toestand, wanhopige/hopeloze situatie; быть/ оказаться в безвЪtходном положении (011dr.) in het moeras geraken/zitten, schaakmat staan, geen kant meer ор kunnen; (по)стdвить [4] в безвЪtходное положение (011dr. ) iem. schaak­ mat zetten, in de hoek drijven, voor het Ыоk zetten безгаражный (3dj.; 1*3) zonder garage безглавый (3dj.; 1 3) 'ft onthoofd; zonder hoofd безглагольный (3dj.; 1*3) ling. zonder werkwoord безглазый (3dj.; 1 3) zonder ogen безгласный (3dj.; 1*3) 1 .J, stom, niet kunnende spreken •:• безгласно плакать stilletjes huilen 2 slaafs безголовость (f.; 8а) (11. iem.) stommiteit безголовый (3dj.; 1 3) 1 Ьiо/. koploos 2 .J, (11. iem.) stom, dom безголосица (f.; sa> .J, z'n stem verloren zijn безголосый (adj.; l a) (11. zanger) geen stem hebbend; geen goede stem hebЬend безграмотность (f.; 8а) analfabetismeh; onwetend­ heid, ongeletterdheid, incompetentie безграмотный (3dj.; 1*3) analfabeet; onwetend, ongeletterd; (11. taa/, etc.) met veel fouten •:• 21!!1!! безграмотным niet kunnen lezen of schrijven, analfabeet zijn; veel fouten maken blj het lezen en schrijven; onwetend zijn, incompetent zijn; безграмотно писать schrijven met veel fouten; - руководИтель onwetende/incompetent leider безграничность (f.; 8а) (11. heelal, achting, 11er­ trouwen, 11erte) onbegrensdheid, oneindigheid безграничный (3dj.; l*a> (lett./011dr.) grenzeloos; (11. 11reugde, geluk, liefde, etc.) mateloos; (11. heela/, ach­ ting, 11ertrouwen, 11erte) onbegrensd; (11. ruimte, moge­ lijkheden, etc.) oneindig •:• безгранично � [З] iem. eindeloos vertrouwen; его � была безгра­ нична zijn vreugde kende geen grenzen; безгранично vuжm [41 een diep respect voor iem. hebben безгреховный (3dj.; 1*3) zondeloos безгрешность (f.; 83) zondeloosheid безгрешный (3dj.; 1*3) zondeloos, zonder zonde(n) бездарность (f.; 8а) 1 talentloosheid, gebrek aan talent, onbegaafdheid, geestesarmoede 2 .J, /pej. iem. zonder enig talent, onbegaafd iem" toonbeeld van talentloosheid бездарный (adj.; l*a) onbegaafd, derderangs; (11. schrij11er, kunstenaar e.d.) geesteloos; (11. werk) jammerlijk slecht; (11. beleid) klungelig бездарь (f.; 8a) .J, (pej.) kruk, iem. zonder enig talent, onbegaafd iem" toonbeeld van talentloosheid бездейственный (3dj.; l *a[(1)J> passief, inactief, zit­ tend •:• бездейственная � inactief/zittend leven

50

бездействие - б еззаветный

бездействие (п.; 7а) sb. v. безде йствовать. lеdig· heid, laksheid •:• ffi!ХОдИться/поебывать в бездейст вин stilzitten, niets uitvoeren бездейс·rнонать (if; 2а: intr.) stilzitten, stilliggen. stilstaan, niets uitvoeren, niet werken •:• мы т6же не бездействовали [jullie hebben misschien hard gewerkt], maar wij hebben ondertussen ook niet stil­ gezeten! ; бездействующий механизм apparaat dat stilstaat, apparaat buiten dienst безделица (f.; sa> .!.. bagatel d/h, kleinigheid, futiliteit; (v. gave, cadeautje e.d.) niemendalletjeh; (onbefangrijk ding, niet v. waarde) niets h безделка (f.; з*а) :j: Ьijou h; bagatel d", kleinigheid, futiliteit; (v. gave e.d.) niemendalletje h; (onbelangrijk ding, niet v. waarde) niets h безделушка (f.: 3*а) Ьijou h, prul h, snuisterij •:• женские безделушки Ьijous безделье (n.; б*а) dagdieverij, geluier h, lediggang, nietsdoen h •:• or безделья ум тупеет rust roest; п оедаватьс я безделью lekker luieren, lanterfanten, rentenieren, dagdieven; пооводИть время в - z'n tijd met nietsdoen verdoen бездельник (m.an.; 3а) lanterfanter, leegloper, niets­ doener, nietsnut, slampamper, baliekluiver, boeme­ laar •:• � (scherts.) leegloper die doet alsof hij druk bezet is, epibrerende nietsnut бездельница (f.an.; 5а) leegloopster бездельничанье (n.; б*а> J. gelanterfanterh, geluier h, geniks h, nietsdoen h, dagdieverij бездельничать (if; 1а; intr.) .L lanterfanten, luieren, niksen, rentenieren, nietsdoen, boemelen, niets uitvoeren, (zonder bezigheden/werkloos) rond­ hangcn, dagdieven, (de) lijn trekken, duimendraaien •:• не 1 hier wordt niet gelanterfant! безденежность (f.; 8а) geldgebrekh, geldnood безденежный (adj.; i*a> J, zonder geld безденежье (n.; б*а> geldgebrekh, geldnood бездетность (f.; 8а) 1 kinderloosheid •:• н.мQr на belasting ор kinderloosheid (voor vr. die geen kinderen wil) 2 onvruchtbaarheid (v. vr.) бездетный (adj.; 1*а> kinderloos, zonder kinderen •:• бездетные echtpaar zonder kinderen, kinderloos echtpaar бездефицИтность (f.; 8а) het voldoende vooпadig zijn бездефицИтный (adj.; 1*а> zonder tekort(en) •:• - � sluitende begroting бездеятельность (f.; 8а) inactiviteit, inertie, dadeloosheid, passiviteit бездеятельный (adj.; 1*а) inactief, passief бездна (f.; ia) 1 (diep) afgrond •:• морская - de peil­ loze diepte van de zee 2 ..!. (v. werk, ge/d, zaken, etc.) massa, bende •:• мп een massa dingen бёздник (m.; 3а) s/. (eind '70; hippies) verjaardag бездождье (n.; б*а> regenloze periode, droogte бездоказательность (f.; 8а) gebrekh aan bewijs бездоказательный (adj.; i*a> zonder bewijs •:• бездоказательное обвинение aantijging бездолье (n.; б*а> U. ellende бездольный (adj.; 1*а) jj. ellendig бездомность (f.; 8а) het dakloos/onbehuisd zijn бездомный (adj.; 1*а> dakloos, zonder dak boven het hoofd, onbehuisd, zonder onderdak; zwerf•:• � бездомным geen dak boven het hoofd hebben; бездомное животное zwerfdierh; бездом­ ная кошка zwerfkat; бездомная � zwerfhond; - � dakloze, zwerver ·

-

-

-

бездонность (f.; 8а) bodemloze diepte бездонный (adj.; 1*а> bodemloos, onpeilbaar (diep), peilloos •:• бездонная � .L bodemloze put; (schгrts.) zuipschuit, bodemloze put, bodemloos vat; безд6нная пропасть bodemloze afgrond бездорожный (adj.; i*a) zonder (goede) wegen бездорожье (п.; б*а) gebrek aan goede wegen, af­ wezigheid van goede wegen; slechte toestand van de wegen, onberijdbaarheid van de wegen •:• по осен· � бездорожью в Эту деревню не проехать door de modder is dat dorp in de herfst niet te bereiken бездотационный (adj.; 1*а) zonder donatie бездоходный (adj.; 1*а> zonder winst; zonder winst­ oogmerk, non-profit бездУмвость (f.; 8а) gedachteloosheid; onnaden­ kendheid бездУмный (adj.; 1*а) onnadenkend, zonder z. reken­ schap te geven, gedachteloos •:• бездумное Ж!Ш!i onnadenkend leven бездумье (n.; б*а) gedachteloosheid (zonder z. reken­ schap te geven) бездуховность (f.; 8а) (v.a. jaren ' 90) het ontbreken van geestelijke en intellectuele waarden, materia­ lisme h бездуховный (adj.; 1*а) zonder geestelijke en intel­ lectuele waarden бездушие (n.; 7а) (v. iem.) harteloosheid, gevoelloos­ heid; liefdeloosheid; geesteloosheid (zonder spranke­ ling) бездушность (f.; 8а) 1 (v. iem.) harteloosheid, ge­ voelloosheid 2 gebrek aan bezieling, doodsheid, geesteloosheid бездушный (adj.; 1*а) (v. iem.) harteloos, zielloos, liefdeloos; (ovdr.: v. spel e.d.) geesteloos, levenloos, onbezield •:• бездушная .!ШШ актёров onbezield spel van acteurs; бездушно отнестись к чужому горю geen medelijden hebben met iem.s verdriet бездЬ1мный (adj.; 1*а> rookvrij бездыханный (adj.; 1*а) 11' ontzield, dood •:• безды­ ханное тело ontzielde lichaam безе (n.; о) си/. schuimgebak(je) h, schuimpje h •:• !О1П - schuimtaart безжалостность (f.; 8а) meedogenloosheid, ombarmhartigheid, hardvochtigheid, wreedheid, liefdeloosheid безжалостный (adj.; 1*а) meedogenloos, hard­ handig, hardvochtig, liefdeloos, niets ontziend, onbaпnhartig, ongenadig, wreed, zonder deemis •:• быть безжалостным geen erbarmen kennen; - тиран meedogenloze tiran безжйзненность (f.; 8а) 11' levenloosheid, futloos­ heid, geesteloosheid; (v. Ьlik) lusteloosheid безжйзненный (adj.; 1*а(1}) 11' levenloos, futloos, onbezield, dood; (v. gezichtsuitdrukking) doods, geesteloos; (v. Ьlik) lusteloos беззаботность (f.; 8а) (v. iem., leven) zorgeloosheid, lichthartigheid, luchthartigheid, onbezorgdheid, nonchalance беззаботный (adj.; 1*а> zorgeloos, lichthartig, lucht­ hartig, onbezorgd, nonchalant, onbekommerd •:• беззаботная жизнь een leven zonder zorgen, zorgeloos leventje; - человек vrolijke Frans, makke­ lijk iem. беззаветность (f.; 8а) 11' (v. iem.) onbaatzuchtigheid; (v. liefde) grenzeloosheid беззаветный (adj.; 1*а) ft (v. iem.) onbaatzuchtig; (v. toewijding) onbaatzuchtig, onverdeeld; (v. liefde)

1

51 grenzeloos

беззак6ние - безнаказанный

•:• беззаветная поеданность Ьlinde/ беззаветно преданный

onvoorwaardelijke trouw;

met hart en ziel toegewijd aan; - � onbaat­

zuchtig werker;

беззаветная храбрость ongekende

ontvolkt raken

безлюдье (n.; б*а) tekort h aan mensen •:• .!Ш - door een tekort aan mensen

moed

беззаконие (n.; 73) 1 wetsverkrachting, wetteloos­ heid, rechteloosheid •:• � - totale rechteloos­ heid 2 illegale daad, onwettige daad •:• совершать беззакония misdrijven begaan беззаконничать (if; 1 а; intr.) J.. iets misdoen, mis­ drijven, misdrijf begaan

беззаконность (f.; 8а) wetteloosheid, onwettigheid; (v. staat) rechteloosheid беззаконный (adj.; l*a) wetteloos; (v. staat) rechte­ loos

беззастенчивость (f.; 8а) ongegeneerdheid, onЬeschaamdheid

беззастенчивый (3dj.; 13) ongegeneerd, onbe­ schaamd •:• он - l!IIO:f hij zit ongegeneerd te liegen; беззастенчивая ложь ongegeneerde leugen беззащитность (f.; 8а) weerloosheid беззащИтный (adj.; l*a) onЬeschermd, weerloos -О- быть беззащитным пШlu [5] weer]oos zijn tegen iets; чувствовать себЯ беззащИтным перед [5] geen verweer hebben tegen iets

беззвёздный (adj.; l*a) zonder sterren беззвучность (f.; 8а) geluidloosheid беззвучный (adj.; 1*3) geluidloos, geruisloos, klank­ loos, stil •:• - плач geluidloos gehuil; � geluid­ -

loos gelach

безземелье (n.; б*а) tekort h aan grond безземельный (3dj.; 1*3) zonder grond •:• безземельная беднота arme boeren zonder kavels беззл6бие (n.; 7а) :j: goedhartigheid, goedaardigheid беззлобность (f.; 8а) goedhartigheid, goedaardigheid беззлобный (adj.; l*a) goedhartig, goedaardig беззубость (f.; 8а) tandeloosheid беззубый (adj.; l a) tandeloos; (ovdr. ook) slap •:• беззубая крмтика slappe/tamme kritiek; он старИк hij heeft geen tanden meer безлесный (adj.; l*a) boomloos, zonder bos безлесье (n.; б*а) tekort h aan bossen, het ontbreken van bossen; gebled h zonder bossen

безлИкий (adj.; 3а; comp. 0) (v. uiterlijk) onpersoonlijk, kleurloos •:• безликая толпа/масса meute, kudde безликость (f.; 8а) onpersoonlijkheid, kleurloosheid безлимИтный (adj.; l*a) ongelimiteerd •:О безлимИт­ ная � inschrijving zonder beperkingen (als inwoner) безлиственный (adj.; l*a[(1)]) Ьladloos безлИстный {3dj.; l*a) Ыadloos безлистый (adj.; 13) Ыadloos безличие (n.; 73) (v. uiter/ijk) onpersoonlijkheid, kleurloosheid

безличность (f.; 8а) (ling. /ovdr.: v. stijl) onpersoonlijk­ heid

безлИчный (adj.; 1*3) (/ing.; ovdr. v. stij� onpersoon­ lijk •:• - глагол onpersoonlijk werkwoord безлопастный (adj.; 1*3) zonder schoep(en) безлошадник (m.an.; 33) (pre-rev.) boer zonder paarden

безлошадный (3dj.; 1*3) zonder paarden (voor het bedr!.if) безлуние (n.; 7а) afwezigheid van de maan, het niet schijnen van de maan

безлунный (adj.; l*a) maanloos •:• безлунная � maanloze nacht

безлюдный (3dj.; 1*а) (v. gebled, straat e.d.) leeg, on­ bewoond, verlaten, doods, stil •:• стать безлюдным

безмазнЯ:к (m.; 3Ь) s/. (begin '70; hippies) volstrekt uitzichtloze situatie, zinloze bezigheid, iets dat geen enkel positief resultaat oplevert

безмазовый (adj.; 1 3) s/. 1 ongeluks-, klote- 2 (v. situ­ atie) uitzichtloos, zinloos •:• безмазовые расклады uitzichtloze situaties 3 (v. mens) onaangenaam, onsympathiek

безмарочный (adj.; 1*а) merkloos, wit безматерний (adj.; 2*а; kv.m. ?) zonder moeder безмен (m.; 1а) balans, unster •:• � на безмене met een unster wegen безмерность (f.; 83) 1t (v. vreugde, geluk, liefde, etc.) mateloosheid, grenzeloosheid

безмерный (adj.; l*a) 1t (v. vreugde, geluk, liefde, etc.) mateloos, grenzeloos; (ovdr.) grondeloos безмозглость (f.; 8а) J.. hersenloosheid безмозглый (adj.; 1 3) .J.. hersen]oos безмолвие (n.; 7а) stilte, stilzwijgen h; (v. iem.) zwijgen h •:• � - doodse stilte (ор toendra's еп ijsvlakten); кругом uарИт - overal heerst de stilte безмолвный (adj.; 1*а) роёt. (v. woud, steppe e.d.) zwijgend, doodstil •:• - шШ stilzwijgend verwijt безмолвствовать (if; 2а; intr.) 1t (v. iem., de natuur) zwijgen •:• .!ШJЮА безмолвствует het volk zwijgt безмоторный (adj.; 1*а) motorloos безмудый (adj.; 1*а) grof 1 gecastreerd, gelubd

2 stompzinnig, klunzig

безмужний (3dj.; 2*а; kv.m. ?) zonder echtgenoot/man безмятежность (f.; 83) sb. v. безмятежный безмятежный (adj.; 1*а) onaangedaan, onbewogen; (v. geluk) ongestoord; (v. slaap, leven) vredig •:• спать безмятежным сном in zoete sluimer liggen безнадёга (f.; за> !i hopeloze toestand безнадёжность (f.; 83) reddeloosheid; (v. gebaar, liefde, poging, situatie, zaak) hopeloosheid; (v. bestaan, toestand) uitzichtloosheid безнадёжный (adj.; 1*а) (v. gebaar, liefde, poging, situatie, zaak) hopeloos, onverbeterlijk, reddeloos, wanhopig; (v. bestaan, toestand) uitzichtloos, hope­ loos, wanhopig; (ovdr.: v. iem.) hopeloos •:• безна­ дёжно болен ongeneeslijk ziek; безнадёжно mxn godvergeten stom; Мпо не (так) безнадёжно daar is wel wat ор te vinden; он безнадёжно махнул рукой hij maakte een moedeloos gebaar; безнадёж­ ное положение hope]oze situatie/toestand; поло­

жение бОЛ'ЬНОZО безнадёжно de toestand van de zieke is hopeloos; безнадёжное предприЯтие hopeloze onderneming; � безнадёжным [zieke] opgeven

безнадзорность (f.; 8а) gebrekh aan toezicht, afwezigheid van toezicht

безнадзорный (adj.; 1*а) zonder toezicht; (v. kind) verwaarloosd

безнаказанность (f.; 8а) straffeloosheid, het onge­ straft Ьlijven •:• дело в безнаказанности er wordt niet voldoende gestraft

безнаказанный (adj.; 1*3 (1)) ongestraft, straffeloos •:• остаться безнаказанным de dans ontspringen, ongestraft Ьlijven, vrijuit gaan; безнаказанное престvпление ongestrafte misdaad; Это ему не пройдёт безнаказанно hij zal de dans niet ont­ springen

безнал - безотлагательность

безнал (m.; i a) s/. finan. afrckcning безналичный (adj.; i*a> •:• �finan. clearing, verefТeпing; betaling via bank/giro; оплаткть по безнаnИчному � met gesloten beurs/beurzen betalen безначалие (n.; 7а) 11 gebrek h aan leiding б�зник (m.; 3а} s/. (eind '70; hippies) verjaardag безнбrий (adj.; 3а; сотр. r,,) zonder been/Ъenen безносый {adj.; ia) zonder neus безнравственность immoraliteit, ondeugdzaamheid, onstichtelijkheid, onzedelijkheid; (ovdr.) ontaardheid; (v. iem" gedrag) zedeloosheid без11ране·rпе1111ый (adj.; 1*а[(1)]) zedeloos, onzede­ lijk, amoreel, immoreel, (moreel) slecht, onstichte­ lijk, ondeugdzaam; (ovdr.: v. vader, zoon e.d.; v. kunst) ontaard •:• безнравственно вести себЯ z. onzedelijk gedragen; безнравственные действия jиr. onzede­ lijke handelingen; - � man zonder moraal безо (ргер.; [2]> => без безобйдность (f.; 8а} onschuld, onschadelijkheid безобйдный (adj.; i*a) onschuldig, ongevaarlijk, onschadelijk; (v. grap, opmerking) (dood)onschuldig, niet kwetsend безоблачность (f.; 8а) (ook ovdr.) wolkeloosheid; afwezigheid van wolken безоблачный (adj.; i*a> (11. d. lucht) onbewolkt, wolkeloos, zonder wolken; (v. geluk) ongestoord безобразие (n.; 7а) wanstaltigheid; (iets ongehoords, schande) schandaal h; (m.b.t. werkstuk, product) wan· gedrocht h; wangedrag h •:• - ! het is een schandaal!; - ( , как ...) het is schandalig (zoals/zoveel/".); [красИвый/ ] АО безобразия .!! (scherts.) afschuwe­ lijk/schandalig [mooi/ ...]; шшОо - 1 (verontwaardigd) dat is nogal kras!; поекоатнть безобразия stoppen met vervelend doen; (не) терпеть безобразия wan­ gedrag (niet) dulden/tolereren безобразить (if; 4а) 1 (tr.) (11. kleding, make-up) lelijk maken, misvorrnen •:• Это платье безобразит � deze jurk maakt haar/... lelijk, deze jurk staat haar/ ... niet 2 (intr.) .\! de beest uithangen, wangedrag vertonen, z. misdragen, baldadigheden uithalen безобразник (m.an.; за> deugniet безобразница (f.an.; 5а) vr. v. безобразник безобразничать (if; ia; pf: набезобразничать; intr.)J, z. misdragen, baldadigheden uithalen, de beest uithangen. wangedrag vertonen, z. wan­ ordelijk gedragen безобразность (f.; 8а) vormeloosheid безобразность (f.; 8а) lelijkheid, wanstaltigheid без6бразный (adj.; i*a) zonder beelden, vorrneloos безобразный (adj.; i*a) afschuwelijk, foeilelijk, lelijk, monsterachtig; (11. uiterlijk) wanstaltig, gedrochtelijk; (11. gedrag, toestand e.d.) schandalig; (11. huizenbouw, muziekuitvoering e.d.; 11. gedrag, optreden e.d.) stijlloos; (m.b.t. werkstuk, product) wangedrochtelijk; (ovdr.) wansmakelijk •:• безобразно вестИ/повестИ себЯ по отношению к [З] lelijk doen tegen iem.; он безобраз­ но влип ф hij zit er lelijk in; безобразное поведение wangedrag hi - посрiпок wangedrag h безоброчный (adj.; i*a) hist. zonder cijns безобъектный (adj.; i*a) zonder object безоrлЯдный (adj.; i*a) zonder nadenken/overwegingen, overhaast, onbezonnen безоrоворочность (f.; 8а) sb. v. безогов6рочный; (v. overgave) onvoorwaardelijkheid; (11. steun, toestem­ ming) volmondigheid безоговорочный (adj.; i*a) zonder voorbehoud, �

.•.

52 zonder enige reserve, totaal; (v. eensgezindheid) onge­ stoord; (v. 011erga11e) onvoorwaardelijk; (11. steun, toe­ stemming) volmondig •:• требовать безоговорочного исполнения onvoorwaardelijke uitvoering eisen; безоговорочная капитvnЯuия onvoorwaardelijke capitulatie; безоговорочное подчинение onvoor­ waardelijke oпderwerpiпg; безоговорочно IUlИt1Dn zonder bezwaren acceptercn; сказать безоговороч­ ное � volmondig 'ja' zeggen безоконный (adj.; i*a) zonder ramen безопаска (f.; з*а) J, (veiligheids)scheermesje h безопасность (f.; Ва> veiligheid; onschadelijkheid, l1et ongevaarlijk zijn •:• � в безопасности in veiligheid zijn, veilig zijn, hoog en droog [thuis/ ... ] zijn; госудаоственная - staatsveiligheid, Ьinnen­ landse veiligheid; - движения verkeersveiligheid; международная - internationale veiligheid; тш: тивопожарная - brandpreventie; � безопа­ сности veiligheidsriem; Совет Безопасности Veiligheidsraad; � безопасности veiligheids­ instructie; чувствовать себЯ в безопасности z. veilig voelen (11oor achtervolgers e.d.) безопасный (adj.; i*a; (для [2])) veilig (voor); (11. mid­ del) ongevaarlijk, onschadelijk { (voor)} •:• безопасная брИтва veiligheidsscheerrnes(je) h; безопасное � veilige plaats/plek; - секс veilige seks, veilig vrijen безоперационный (adj.; 1*а) zonder operatie(s)/ chirurgische ingreep безоружный (adj.; i*a) zonder wapens, ongewapend безосколочный (adj.; l*a) ·:· безосколочное стекло veiligheidsglas h безосновательность (f.; 8а) ongegrondheid безосновательный (adj.; i*a) ongegrond безостановочность (f.; 8а) (v. beweging, activiteit) voortduring, ononderbrokenheid безостановочный (adj.; i*a> (v. beweging, activiteit) voortdurend, ononderbroken, zonder onderbreking; non-stop •:• безостановочное движение (v. voertuig) non-stopvervoerh; безостановочно � ononderbroken werken безответность (f.; 8а) het onbeantwoord zijn; nederigheid, zachtmoedigheid безответный (adj.; 1*а> onbeantwoord; zwijgend; nederig, zachtmoedig •:• безответная � onbeantwoorde liefde; безответное � weerloos wezen безответственность (f.; 8а) onverantwoordelijkheid •:• .!!.P.OНIU1II! постЫдную - z'n plicht schandelijk ver­ waarlozen безответственный (adj.; i*a[(1)]) onverantwoord, met weinig plichtsbesef, onverantwoordelijk •:• безответственное заявление onverantwoorde verklaring; безответственно постvпать z. onverant­ woordelijk gedragen; безответственное � onverantwoorde beslissing безотвЯзный (adj.; i*a) voortdurend achtervolgend, niet loslatend, niet losmakend безотrоворочный (adj.; i*a) t zonder voorbehoud, onvoorwaardelijk безотказность (f.; 8а) (v. werking) feilloosheid; (11. iem.) onfeilbaarheid безотказный (adj.; i*a) (11. werking 11. machine, motor e.d.) feilloos, zonder haperen, zonder storingen; (11. iem.) onfeilbaar •:• он безотказен hij weigert nooit, hij zegt nooit 'nee' безоткатный (adj.; i*a) (11. 11uurwapen) terugstootloos безотлаrательность (f.; 8а) urgentie

53

безотлагательный (adj.; 1*а) spoedeisend, urgent •:• безотлагательно onverwijld, zonder uitstel; met

spoed, direct безотлучность (f.; 8а) onafscheidelijkheid безотлучный (adj.; 1*а) onafscheidelijk, voortdurend •:• безотлучно находИться при (6) onafscheidelijk Ьij

iem. Ьlijven

безотносИтельный (adj.; 1*а) 11' onafhankelijk •:• безотносИтельно к [3] zonder enig verband met безотрадность (f.; 8а) 11' troosteloosheid, triest(ig)­

heid, vreugdeloosheid безотрадный (adj.; 1*а) 11' vreugdeloos; (v. toestand) desolaat, troosteloos; (v. stemming, (toekomst)beeld, vooruitzicht e.d.) triest, troosteloos; (v. aanЬ/ik, /and­ schap, /even e.d.) troosteloos •:• безотрадное � � troosteloos bestaan

безотрЬ1вный (adj.; 1*а) zonder onderbreking безотходный (adj.; 1*а) afvalloos •:• безотходное производство productie zonder afval, productie

waarblj afval zoveel mogelijk hergebruikt wordt безотцовщина (f.; 1а) 1 J, het zonder vader opgroeien 2 (an.) � (pej.) kind h zonder vader безотчётность (f.; 8а) onbewustheid; onberede­ neerdheid, ongecontroleerdheid; (v. angst) redeloos­

heid безотчётный (adj.; i*a> instinctmatig, instinctief, onbewust; (v. angst, gedrag e.d.) onberedeneerd; (v. beheer, bestuur e.d.; angst e.d.) ongecontroleerd; (v. angst) redeloos безошИбочность (f.; 8а) (foutloosheid) feilloosheid; (v. midde/, teken, etc. ) onfeilbaarheid безошИбочный (adj.; 1*а) feilloos, foutloos; (v. mid­ de/, teken, etc.) onfeilbaar •:• безошИбочно zonder fouten, met feilloze zekerheid; (о)� безоши­ бочно (4) iets goed doen безработица (f.; 5а) werkloosheid •:• � massawerkloosheid; - среди молодёжи jeugdwerk­ loosheid; � по безработице werkloosheids­ uitkering; скрЫтая - verborgen werkloosheid безработная (f.an.; adj.1a) werkloze (vr.) безработный (adj.; i*a> 1 werkloos, zonder baan •:• � безработным werkloos zijn, zonder werk zitten; стать безработным werkloos worden, zonder werk komen te zitten 11 (m.an.) werkloze безрадостность (f.; 8а) vreugdeloosheid, triestheid безрадостный (adj.; i*a) vreugdeloos, triest безраздельный (adj.; i*a) (v. aandacht, macht, steun) onverdeeld •:• безраздельно властвовать над [5] onverdeeld heersen over; безраздельное имущество jur. onverdeeld eigendom; безраздельно � (3) z. geheel wijden aan безразлИчие (n.; 7а; (к [3])) onverschilligheid,

indolentie, nonchalance, onbewogenheid, lauwheid {(voor/jegens/ten opzichte van)} •:• � - doffe berusting безразличность (f.; 8а) => безразл:Ичие безразличный (adj.; i*a; (к [3])> onverschillig, indo­ lent, nonchalant, onbewogen, lauw {(voor/jegens/ ten opzichte van)}; onaangedaan; niet van betekenis, niet van belang •:• мне безразлично mij best, het is mij eender/onverschiШg, het kan me niet(s) schelen; � [3] безразличным iem. onverschillig laten, het kan iem. niet schelen, het is iem. gelijk; оста.л:ьн6е мне безраз.л:uчно voor de rest kan het mij niet schelen; быть безразлИчным и [3] ongevoelig zijn voor/jegens; безразлично кто/что/где/как onver­ schillig wie/wat/waar/hoe; для нас далеко � без-

безотлагательный - безудержность

различно het laat ons helemaal niet onverschillig; относиться ко всему безразлично alles maar laten waaien безразмерный (adj.; l*a) (v. panty, sokken) een maat, strеtсhбезрассудность (f.; 8а) onbezonnenheid, onver­ standigheid, onbekooktheid, onnadenkendheid, onbesuisdheid, onbezonnenheid, redeloosheid, driestheid, dwaasheid; (v. idee, р/ап e.d.) krank­ zinnigheid, ondoordachtheid безрассудный (adj.; i*a) onbezonnen, onbekookt, onnadenkend, onbesuisd, driest, dwaas, dol, roeke­ loos; (v. plan, idee e.d.) krankzinnig, ondoordacht; (v. handeling, gedrag e.d.) onberedeneerd, onverstan­ dig •:• - п.оШnои onverstandig gedrag, onberede­ neerd gedrag; overmoedige daad; безрассудная страсть Ыinde passie (voorbijgaand, spontaan e.d.) безрассудство (n.; 1а) 1 onbezonnenheid, onbe­ kooktheid, onnadenkendheid, onverstandigheid, onbesuisdheid, onbezonnenheid, redeloosheid, driestheid, dwaasheid, overmoed; (v. idee, р/ап e.d.) krankzinnigheid, ondoordachtheid 2 overmoedige daad •:• совершать безрассудства overmoedige daden begaan; Юношеское - jeugdige onbezonnen­ heid/overmoed безрасчётный (adj.; i*a) :j: zonder berekening безрезультатность (f.; 8а) (v. poging, inspanning, werk e.d.) vruchteloosheid безрезультатный (adj.; i*a) vergeefs, zonder effect/ resultaat/succes; (v. poging, inspanning, werk e.d.) vruchteloos •:• � безрезультатным geen effect sorteren; безрезультатные � speurtocht zon­ der resultaat/succes; I!.!Нll!шш оказалась безрезуль­ татной de poging was niet geslaagd безрельсовый (adj.; ia) zonder rails •:• - транспорт vervoer niet per spoor безрессорный (adj.; i*a) zonder springveren, ongeveerd безрогий (adj.; за; comp. 121) (v. vee) hoornloos безродный (adj.; i*a) 1 eenzaam, zonder familie, alleenstaand •:• - � (eenzame) zwerver 2 :j: van lage adel безропотность (f.; 8а) gelatenheid, deemoed безропотный (adj.; 1*а) gelaten, deemoedig, nederig; (v. berusting e.d.) stil •:• безропотно zonder (te) mop­ peren/klagen, zonder tegen te spreken; - шшопнИ: � iem. die iets zonder mopperen doet; безропот­ ное подчинение zonder protest onderworpen zijn; безропотное � stille/doffe berusting безрукавка (f.; з*а) mouwloos vesth, jasjeh zonder mouwen (soort bodywarmer) безрукий (adj.; за; comp. 121) zonder arm/armen; zonder hand/handen; (m.b.t. iem. die weinig kan) krukkerig Щ •:• � (такИм) безруким zo onhandig zijn, twee linkerhanden hebben безрукость (f.; 8а) onhandigheid безрЬ1бье (n.; б*а) gebrek h aan vis 1111- на - и 1ШК рЫба (sprw.) in het land der Ыinden is eenoog koning безубЬ1точный (adj.; 1*а) (v. е. onderneming) zonder verlies •:• безубь1точное предприЯтие onderneming die geen verlies lijdt безударный (adj.; i*a) toonloos, zonder klemtoon •:• - гласный/слог onbeklemtoonde klinker/letter­ greep безудержность (f.; 8а) 11' (v. ge/ach, gehui/, etc.) onbe­ daarlijkheid; (v. ijver, eerzucht, fantasie, hartstocht, vrolijkheid e.d.) tomeloosheid

безудержный - б езыс ходный

безудержный ("' :]: безудержный) (adj.; 1"a} ft (v. gelach, gehuil, etc.) onbedaarlijk; (v. ijver. eerzucht, fantasie, hartstocht, vrolijkheid e.d.) tomeloos, onge· breideld; (v. vreugde) uitbundi�; (v. beweging. gevoels­ uiting) onstuimig •> безудержно веселиться (ор het feest, etc.) erg uitbundig zijn; безудержная � ongebreide\de fantasie безукорнзненность (f.; 8а} feilloosheid, onЬerispe· lijkheid, perfectie, vnlmaaktheid; (v. gedrag. spel, uit­ spraak, werk e.d.) vlekkeloosheid безукорИ:зненный (adj.; 1*а(1)) feilloos, onЬerispe­ lijk, foнtloos, keнrig, perfect, volmaakt; (v. reputatie) smetteloos; (v. gedrag, spe/, uitspraak, werk e.d.) vlekkeloos •) - шш; voortreffelijke smaak; безуко­ рйзненно ОАО! tiptop gekleed; безукорйзненное поведение onberispelijk/onЬesproken gedrag; - оаббтник perfecte werknemer безумец (m.an.; s*a} ft dolleman, dwaas, waanzinnige безумие (n.; 7а) 1 verstandsverЬijstering; krankzin­ nigheid, waanzin, dwaasheid; uitzinnigheid, razer­ nij , dolheid •:• Это чмстое/прбсто dat is pure waan­ zin; бЫло бы безумием идтИ туда het zou krank­ zinnig zijn daarheen te gaan; АО безумия tot in het krankzinnige; (verliefd, тое, etc.) waanzinnig/erg veel; � [41 до безумия iem. tot waanzin drijven 2 gekkenwerkh, kolder безумная (f.an.; adj.1a) ft dwaze; (ovdr.) waanzinnige (vr.) безумный (adj.; 1*а} 1 krankzinnig, waanzinnig, dwaas; (v. gedrag, vreugde) dol; (v. plan, idee e.d.) krankzinnig; (ovdr.: v. idee, plan, vermoeidheid e.d.) waanzinnig •:• безумно влюблённый в [4) smoor­ verliefd ор; безумная радостъ uitzinnige vreugde 11 (m.an.) dwaze; (ovdr.) waanzinnige безумолчный (adj.; 1*а> (v. geluid, stem) onophoude­ lijk безумство (n.: 1а} dwaasheid, overmoedige daad •:• - молодости jeugdige overmoed; совеошать безумства overmoedige daden begaan, dwaasheden begaan безумствовать (if; 2а: intr.} :j: (v. iem.) z. gedragen als een krankzinnige, razen. tekeergaan, dwaas­ heden begaan, gek doen, idioot doen; (v. storm, wind, etc.) razen, tekeergaan безупр�чность (f.; 8а} feilloosheid, onberispelijk­ heid; (v. gedrag, mens, werk, mechanisme) perfectie; (v. gedrag, spel, uitspraak, werk e.d.) vlekkeloosheid; (v. iem., werk, omgangsvormen e.d.) volmaaktheid безупречный (adj.; 1*а} feilloos, onberispelijk, fout­ loos, keurig; puntgaaf, zonder gebreken; (v. mens, werk, mechanisme e.d.) perfect, piekfijn; (v. spel, uit­ spraak, werk, gedrag) vlekkeloos, perfect; (v. gedrag) onbesproken; (v. reputatie) smetteloos; (v. iem., werk, omgangsvormen e.d.) volmaakt; (v. smaak) voortref· felijk •:• он безупречен � [6] hem treft geen Ыааm; безупречная репутация smetteloze reputatie; � [4] безупречно feilloos werk leveren безусадочный (adj.; 1*а> spec. krimpvrij •:• безуса· дочные nШн.и krimpvrije stoffen безуслбвностъ (f.; 8а} (v. afkeuring, vertrouwen, gehoorzaamheid) onvoorwaardelijkheid безусловный (adj.; 1*а} absoluut; (v. succes e.d.) ge­ garandeerd: onverЬiddelijk; (v. ajkeuring, vertroиwen, gehoorzaamheid) onvoorwaardelijk •:• безусловно het lijdt geen twijfel dat, het staat vast dat, ongetwijfeld, vast en zeker, beslist; безусловное обязательство onvoorwaardelijke verplichting -

54

безуспешность (f.; 8а} (v. poging, inspanning, werk e.d.) vruchteloosheid безуспешный (adj.; i*a> niet erg succesvol, weinig geslaagd, zonder succes; (v. zaak) mislukt; (v. poging e.d.) niet geslaagd; (v. poging, inspanning, werk e.d.) vruchteloos •:• его Il.!Шlltiшt оказалась безуспешной zijn poging had geen succes/resultaat, zijn poging was niet geslaagd безустанный (adj.; 1"а} ft onvermoeibaar безусый (adj.; 1а} zonder snor; (ovdr.) jong, onervaren •:• безусые .!ОН.!1!d (ir.) baardeloze knapen безутешность (f.; Ва> ontroostbaarhcid безутешный (adj.; 1*а} 11 (v. weduwe, kind) niet te troosten, ontroostbaar, desolaat; (v. leed) ontroostbaar •:• быть безутешным niet te troosten zijn, on· troostbaar zijn; безутешное rQJШ bodemloos leed без:fхий (adj.; за; comp. 0> zonder oren/oor безучастие (n.; 7а; (к [3])> onverschilligheid, onge­ interesseerdheid { (voor/jegens /ten opzichte van) } безучастность (f.; 8а; (к [3])} onverschilligheid, on­ geinteresseerdheid {(voor/jegens/ten opzichte van)} безучастный (adj.; 1*а; (к [3])> onverschillig, niet geinteresseerd, ongeinteresseerd, gezapig, apathisch, Ыаsе {(voor/jegens/ten opzichte van)} •:• безучастно met de armen over elkaar (ovdr.); безучастно наблюдdтъ за [5] werkeloos toezien; безу'Чdст­ но с.мотретъ на [4] lijdzaam toezien; я не .мог безу'Чdстно с.мотретъ, как ik kon niet lijde­ lijk toezien hoe ; - взгляд onverschillige Ьlik безъ- (pref.) => безбезъ.Ядерный (adj.; 1*а} 1 kernwapenvrij •:• безъ· Ядерная � kernwapenvrije zone; � de status van een land zonder kernwapens 2 Ьiо/. zonder pit, pitloos безъязЬпшй (adj.; за: comp. 0) 1 zonder tong 2 (ovdr.) stom, zonder spraak безъязЬ1ч11е (n.; 7а} taalarmoede безъязЬ1чный (adj.; 1*а: comp. 0) => безъ.язЬ1кий безыдейность (f.; 8а} geesteloosheid (zonder ideeёn, principes, inhoud) безыдейный (adj.; 1*а> arm aan ideeёn, gespeend van enig principe, geesteloos, zonder ideeёn/prin­ cipes/inhoud безызвестность (f.; 8а) onbekendheid безызвестный (adj.; 1*а} onbekend безымянность (f.; 8а) naamloosheid безымянный (adj.; 1*а} anoniem, naamloos, zonder naam •:• безымянные герби anonieme/naamloze helden; безымянная могИла naamloos graf; - палец ringvinger; vierde teen безынициат(1вность (f.; 8а} gebrek aan initiatief, passiviteit (gezegd v. niet-productieve еп niet-enthou· siaste arbeiders, etc.) безыниц11ат:Ивный (adj.; 1*а) initiatiefloos безынтересный (adj.; 1*а} oninteressant безыскfсный {adj.; 1*а) simpel, eenvoudig, ongekunsteld безыскусственность (f.; 8а} (v. iem., gedrag) ongekunsteldheid, natuurlijkheid безыскУсственный (adj.; 1*а((1)]} (v. iem., gedrag) ongekunsteld, natuurlijk безысходность (f.; 8а) (v. situatie) uitzichtloosheid, het onherstelbare, hopeloosheid, onherstelbaarheid, troosteloosheid •:• он осознал - своего положения hij zag het wanhopige van zijn (eigen) positie in безысходный (adj.; 1*а) (v. situatie) hopeloos, wan­ hopig •:• безысходная � bodemloos leed ."

".

-

r

ss

бей (m.an.; ба) bei (titel v. lage adel еп aтbtenaren in Nabije Oosten еп Midden-Oosten) бейка (f.; з*а) ingenaaid strookje h (als versiering v. jиrk, rok, etc.) Бейрут (m.; 1а) geog. Beiroeth бейрутский (adj.; за> van/uit/in Beiroet бейсбол (m.; 1а) sport. baseball h, honkbal h бейсболист (m.an.; 1а) baseballer, honkballer бейсболистка (f.an.; з*а) baseballspeelster, honkЬalspeelster бейсболка (f.; з*а) .!. baseballpet, baseballcap, honk­ Ьalpet бейсбольный (adj.; 1*а) baseball-, honkbal- •:• бейс­ бОльная команда baseballploeg, honkbalploeg; - � honkbalbal бейсик (m.; за> сотри. Basic •:• .1:Ш бёйсике in Basic бекар (m.; 1 а) тиz. herstellingsteken h, oplossingsteken h бекас (m.an.; 1а) zoo/. watersnip бекеша (f.; 4а) bekesja (теt bont gevoerde kozakkenjas) бекон (m.; 1а; 2*sg.) си/. bacon d/h, ontbljtspekh беконный (adj.; 1*а) van/met bacon Бе"'lа (f.an.; 1а) Bella бела (f.; 1а) hist. => белка Беларусь (f.; 8Ь; 5sg. Беларусью) Wit-Rusland h белая (f.; adj.1a) 1 (an.) Ыanke (vr.) 2 .!. wodka Белая Церковь (f.; 8*е) geog. Belaja Tserkowh (stad, ong. 50 kт ten Z. v. Кiёw) Белгород (m.; 1а) geog. Belgorodh (stad in Rиs.) белгородский (adj.; за; kv. ?; comp. /IJ) adj. v. Белгород Бе.11град (m.; 1а) geog. Belgrado h белградский (adj.; за> adj. v. Белград белёк (m.; з*Ь) 1 (an.) zoo/. zeehondenjongh 2 zee­ hondenbonth белемнит (m.; 1а) 1 versteend object; geol. donder­ steen 2 (an.) (ong.) uitgestorven dierh белена (f.; 1Ь(ё); pl. ?) bot. Ьilzekruidh •:• как/будто/ словно/точно белень1 � .U. helemaal van lotje getikt zijn, gek geworden, helemaal betoeterd zijn, van de ratten besnuffeld zijn, van de pot gerukt zijn беление (n.; 7а) sb. v. бел:Ить 1 ,3 беленной (adj.; 1 Ь; kv.m. 11J) m.b.t. Ьilzekruid белёный (adj.; 1а; kv. ?) geЫeekt •:• - XQLШI geЫeekt linnen беленькая (f.; adj.зa> .!. wodka беленький witstenen, van witte steen/ stenen белокочанный {adj.; 1*а) •) белокочанная капуста witte kool белокровие {n.; 7а) med. leukemie, Ьloedkanker белокровный (adj.; 1*а> med. adj. v. белокр6вие белокрЬшый {adj.; 1а) met witte vleugels белокурый {adj.; 1а) Ыond, Ыondgelokt, hoogЫond, lichtЫond, vlasЫond, witЬlond (met krullen) белолИцый {adj.; sa> (v. gezicht) Ыееk беломесцы {pl.t. an.; m.5*a) hist. van belasting vrij­ gestelde inwoners (in Moskoviё) Беломор (m.; 1а) J.. 1 (sigarettenmerk) Belomor (met mondstuk) 2 (ajk. v. Беломоркансi..л.) Witte Zee­ kanaal h (off. benaming: Witte Zee-Oostzeekanaal) Беломорканал (m.; 1а) geog. (spreektaal voor Бело­ морско-Балтuйский кансi..л.) Witte Zeekanaal h (off. benaming: Witte Zee-Oostzeekanaal) беломорский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. 0) v./aan de Witte Zee Беломорско-БалтИйский (adj.; 3а; kv./comp. 121) geog. •:• - канал (off. benaming voor Беломор­ канал) Witte Zee-Oostzeekanaal h беломорье (n.; б*а) geЬied van de Witte Zee белопарусвик (m.; 3а) boot met wit zeil •:• но.шi.6пи..н - Ьootje met een wit zeil белорус (m.an.; 1а) Wit-Rus белоруска (f.an.; з*а> Wit-Russische Белоруссия (f.; 7а) geog. Wit-Rusland h белорусский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Wit-Russisch •:• - язЫк het Wit-Russisch Белорусь (f.; 8а) geog. Wit-Ruslandh белоручка (m./f.an.; f.з*а) (pej.) iem. die z'n handen liever niet vuil maakt (i.t.t. arbeiders) белорЬ1бица (f.an.; 5а) zоб/. witte zalm Белоснежка (f.an.; 3*а) Sneeuwwitje •:• - и семь � Sneeuwwitje en de zeven dwergen белоснежность (f.; 8а) sb. v. белоснежный белоснежный (adj.; 1*а) sneeuwwit, spierwit, hagel­ wit, hagelЬlank. wit als sneeuw •:• как белоснежная тШи.в zo Ыank als een lelie белотелый (adj.; 1а) met witte/lichte/Ьlanke huid белоус (m.; 1а) bot. borstelgras h белохвостый (adj.; 1а) met witte staart белоцерк6вс1шй (adj.; за; kv. ?; comp. 121) van/uit/in Белая Церковь Белочка (f.; з*а) 1 (поот von) chocoladebonbon met zachte walnotenvulling 2 {an.) (dim. koosvorm v. Белла) Belotsjka белочка (f.an.; з*а) (dim. v. белка) eekhoomtje h белочный (adj.; 1*а) ооgwitбелошвейка {f.an.; з*а) linnennaaister белошвейный (adj.; 1*а) m.b.t. het naaien v. linnengoed белоэмигрант (m.an.; 1 а) hist. emigrant (ajkomstig uit gelederen v. d. Witten) белоэмигрантка (f.an.; з*а) hist. emigrante (ojkom­ stig uit gelederen v. d. Witten)

56 белоэмигрантский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hist. adj. v. белоэмигрант белуга {f.an.; 3а) zoo/. (grote) steur •:• mmm белугой J, krijsen/gillen als een speenvarken, brullen, tranen met tuiten huilen белужий (adj.; pron.б*a) adj. v. белуга белуха (f.an.; 3а) zool. beloega, beluga, witte walvis (soort dolfyn, levend in Poolstr.) белые (pl.t.; adj.1a) schaak./dam. wit •:• играть белыми met wit spelen; КО1lОп1! белых witte koning белый (adj.; 1а/с") 1 (v. Ыоет, Ьопеп, brood, marmer, Ыoedlichaompjes, goud, muis, vlees, wijn; ovdr.: v. magie, nachten, steenkool, plek ор de kaart) wit; (v. iem.) Ьlank; (v. dier) witharig •:• по-белому (v. badhuis) manier van stoken waarЬij de rook door een schoor­ steen naar buiten gaat; всё вокруг беnЫм-беnо het is een witte wereld; белая � badhuis h (met schoor­ steen); белая � bot. zilverberk; - �:j: bewijs van vrijstelling van militaire dienst; белая гооЯчка med. delirium tremens; - mшп onoverdekte achter­ ste gedeelte van het erf; средь бела A!ffi J.. op/Ьij klaar­ lichte dag, midden ар de dag; (pej.) open en Ыооt; Белый Дом het Witte Huis; белое духовенство wereldgeestelijkheid, seculiere geestelijken, wereld­ geestelijken; белая � boerderij met een schoor­ steen (i.t.t. met enkel ееп rookgat); белая 1111Й!:А wit­ Ьoek h; белая кость (vaak ir.) Ыauw Ыоеd; - � poolbeer, ijsbeer; Белое море geog. Witte Zee (in Eur. Rus.); шИто белыми нИткамм het ligt er dik bovenop; het is erg doorzichtig; белые ночи witte nachten; Белое озеро geog. Witte Meer (in Eur. Rus.); - OI [мукИ] wit van [het meel]; белая � het Ыanke ras; - иих lit. Ыank vers; - :riнm.L schrikkeldans (waarbij ееп vr. ееп тп. uitnodigt); видеть только белое и чёрное alles zwart-wit zien 11 (m.an.) 1 Ыanke 2 pol. / hist. Witte бельведер {m.; 1 а) belvedere бельrИец {m.an.; 5*а) Belg бельгИйка {f.an.; з*а> Belgische бельrИйсю1й {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Belgisch Бельrия (f.; 7а) geog. Belgiё h бельё (n.; б*Ь; pl. ?) linnengoed h; ondergoed h; was, wasgoed h •:• грЯзное - vuile was, vuil goed; U.м.: сков/женское - damesondergoed h, lingerie; - Аl!В глажки strijkgoed h; нижнее - ondergoed h; no.cJi.l!.I!: � - beddenlinnen h, beddengoed h; � копаться в чужом/грЯзном белье (ovdr./neg.) z'n neus in andermans zaken steken (vooral onfrisse zaken); стоповое - tafellinnen h; � - schoon goed бельевая (f.; adj.1b) linnenkamer бельев6й (adj.; i b) 1 (kv.m. 0) linnen- •:+ бельевая верёвка waslijn; бельевая � wasmand; - � linnenkast 11 (f.) => бельевая бельевщИца (f.an.; 5а) linnennaaister; linnenvrouw (v. d. linnenkamer) бельёвщица {f.an.; 5а) linnennaaister бельишко {n.; 3*а(1)) J.. dim. v. бельё бельканто {n.; о) muz. belcanto h бельковый (adj.; 1а) 1 zoo/. van zeehondenjong 2 van zeehondenbont бельмес (m.; 1а) (vnl. in uitdrukkingen) (helemaal) niets •:• нм бельмеса в/о (6) не смь1слить/знать/ � U. ergens geen flikker/bal/lor/barst/fluit/ snars/moer/sodemieter van weten, ergens geen bal verstand van hebben бельмо (n.; 1d) med. staar •:• быть [ЗJ как - в пюll J..

1

57 iem. een doorn in het oog zijn; JШПй бельма grof kijk uit je doppen бе:�ьмовой (3dj.; 1 Ь; kv.m. 0} med. stааrбе.:IЬэтаж (m.; 43} 1 eerste etage, bel-etage •:• в. бель­ этаже ор de eerste etage 2 (in theater) balkon h бе."Iьэтажный (3dj.; 1*3) 1 adj. v. бельэтаж 1 2 (in theater) balkonбe."IЯк (m.3n.; 3Ь} 1 zoo/. sneeuwhaas 2 J. pol./hist. Witte (Gardist) Бе."IЯнка (f.3n.; 3*3} (dim. koeiennaam) Beljanka бе."IЯнка (f.3n.; 3*3) !i Ыonde vrouw, Ыond meisje h бе.'IЯШ (m.; 4Ь} си/. beljasj (soort oliebol gevuld met gehakt, uien) бемоль (m.; 23) muz. (als teken) mol; (a/s onverbogen odj. achter toonaanduiding) een halve toon lager бемольный (3dj.; 1*3} muz. m.b.t. het molteken; in mol бенгалец (m.3n.; 5*3} Bengalees, Bengaal беяrали (m.; о} het Bengaals, Bengali Беяrалия (f.; 73} geog. Bengalen бенгалка (f.3n.; 3*3} Bengaalse, Bengalese бенгальский (3dj.; 33; kv. ?; comp. 0) Bengaals, Bengalees •:• бенгальские огнИ/свечи sterretjes, Bengaalse lucifers; - огонь Bengaals vuur Бендер (m.3n.; 13} •:• Остап - (hoofdpersoon uit «Двенdдцатъ стулъев» еп «Золотой телёнок» v. l/fеп Petrow) Ostap Bender бендерский (3dj.; 33; kv. ?; comp. fll) adj. v. Бендеры Бендеры (pl.t.; f.1 3) geog. Benderyh (stad in Mold.) бенедиктин (m.; 13) benedictine (likeur) бенедиктинец (m.3n.; 5*3) rel. benedictijn бенедиктИновый (3dj.; 1 3} van benedictine (likeur) бенедикт.Инский (3dj.; 33; kv. ?; comp. fll} benedictijns бенефйс (m.; 1 3) benefieth, benefietvoorstelling ·> � [ЗJ - 1 benefietvoorstelling voor iem. geven 2 J. (scherts.) iem. een loer draaien, in de luren leggen бенефИсный (3dj.; 1*3) Ьenefiet- •:• - спектакль Ьenefietvoorstelling бенефициант (m.3n.; 13) beneficiant (artiest voor wie ееп benefiet wordt gegeven) бенефициантка (f.3n.; 3*3} beneficiante (artieste voor wie ееп benefiet wordt gegeven) бенефициантский (3dj.; 33; kv. ?; comp. fll} van bene­ ficiant(e) бензИн (m.; 13} benzine •:• авиационный - vliegtuig­ Ьenzine; - � superbenzine; - � superben­ zine; - высшего качества superbenzine, super; неэтилИоованный - loodvrije benzine; очистИтель­ � - wasbenzine бензИнный (3dj.; 1*3} ЬеnzinебензИновый (3dj.; 1 3} benzine- •:• - � benzinetank; - двИгатель benzinemotor; - МО!ОQ benzinemotor бензобак (m.; 33) benzinetank бензовоз (m.; 13} tankauto (voor benzine) бензовозный (3dj.; 1*3} adj. v. бензов6з бензозаправочный (3dj.; 1*3} tank-, pomp•:• - m'.!:1.!П tankstation h, benzinestation h; бензо­ заправочная � tankstation h, benzinestation h бензозаправщик (m.; 33} tankwagen (wagen die vliegtuigen e.d. v. brandstof voorziet) бензоколонка (f.; 3*3) (benzine)pomp бензокосИлка (f.; 3*3) motormaaier бензол (m.; 1 3) chem. benzeen h' benzol d/h бензоловый (3dj.; 1 3) chem. Ьenzeen-, Ьеnzоl­ бензольный (3dj.; 1*3) benzeen-, Ьеnzоl­ бензомер (m.; 13} benzinemeter

бельмов6й - бередйть

бензомоторный (3dj.; 1*3} benzinemotor-, met een benzinemotor •:• бензомоторная !1!ШЙ motorzaag (ор benzine) бензонасос (m.; 13} tech. brandstofpomp бензопила (f.; 1d> motorzaag, kettingzaag (ор benzine) бензопровод (m.; 13) tech. benzineleiding бензостанция (f.; 73} Ьenzinestation h бензоуказатель (m.; 23} benzinemeter бензофИльтр (m.; 1 3} tech. benzinefilterh бензохранилище (n.; 43} benzinetank бензоцистерна (f.; 13} tankwagen (voor benzine) БенилЮкс (m.; 13} Benelux •:• страны БенилЮкса de Benelux, de Benelux-landen Бенни (m.; 1 3} geog. Benin h бенИнский (3dj.; 33} Benins бенкарт (m.3n.; 13) hist. /West-Rus. onwettig kind бентамский (3dj.; 33; kv. ?; comp. 0) uit/van Bantam •:• бентамская .!ОО�!яш zoo/. krielkip; - мШ zool. krielhaan бенуар (m.; 13} theat. (parterre)loge бенуарный (3dj.; 1*3) theat. in de (parterre)loge бербер (m.3n.; 1 3} berber берберка (f.3n.; 1 3) vr. v. бербер берберский (3dj.; 33; kv. ?; comp. fll} berbers, ЬеrЬеr­ бергамот (m.; 1 3} 1 bot. bergamotboom •:• !U!..й с бергамотом Earl Grey thee 2 bergamot(peer) бергамотный (3dj.; 1*3} => бергам6товый бергамотовый (3dj.; 13} bergamot- •:• бергамотовое м§мо bergamotolie Берг-коллегия (f.; 73) hist. Mijnbouwcollege h (Mijnbouwministerie onder Peter de Grote) берданка (f.; 3*3> +. /!i buks, geweerh бёрдо (n.; 1 3) weefkam, rieth (in weeftoestel) бёрдовый (3dj.; 1 3} adj. v. бёрдо бердЬ1ш (m.; 4Ь} hist. strijdbljl БердЯнск (m.; 33) geog. Berdjanskh (stad iп de Oekr.) бердЯнский (3dj.; 33; kv. ?; comp. fll} adj. v. Берд.Янск берег (m.; 3с(1); n3 на б*sg.; на берег/на берег} 1 kust, oever, kant, wal(len)kant •:• � берега voor/onderflangs de kust; войтИ в (своИ) берега weer goedkomen; вь1бооситься на - (v. walvis e.d.) ор het strand vastraken, stranden; на другом берегУ aan de overkant/overzijde (van het water); � Берег geog. de Goudkust; вЫступить/вЫйти � берегов buiten de oevers treden; плыть к береrу landwaarts varen; � - zeekust; !:Ю берегУ aan de (water)kant/kust/oever; .!:Ш берег naar de oever; (5 километров] OI берега (5 km] uit de kust; � - (v. rivier, теег) zandoever; (v. zee) strand h (soms ook v. meer, rivier); противоположный/другой (v. rivier, meer e.d.) overkant; - � rivieroever; у otмoro берега dicht langs de kust 2 тог. vaste­ land h, wal (i.t.t. (verЬ/ijfор) water) •:• � на - aan land/wal gaan/stappen, voet aan wal zetten, debar­ keren, van boord gaan; списаться на - afmonsteren береговой (3dj.; 1Ь; kv.m. 0) kust-, oever-, kant-, wal­ (len)kant- •:• - ветер landwind, aflandige wind; береговая лИния kustlijn; береговь1е оrнй kustlichth; - � oeverafschuiving; береговая � kustwacht; kustbewaking; береговая стооона land­ zijde; береговая Фауна (v. dieren) oeverbewoners берегоукрепительный (3dj.; 1*3) ter voorkoming van oeverafschuiving •:• берегоукрепИтельное сооружение oeverbekleding бередйть (if; 4Ь; pf: разбередить; tr.} [wond e.d.] irriteren •:• - старые раны (ovdr.) oude wonden openrijten/openhalen

бережёный - бес

бережt!ный (adj.; 1а; kv. ?) J! beschermd •:• бережё­ ноrо � бережёт zeker is zeker! бережлИвость (f.; 8а) (a/s eigenschap v. iem.) zuinig­ heid, spaarzaamheid •:• он � - hij is de zuinig­ heid in (eigen) persoon

бережJ1Иный (adj.; 1а) (v. iem.) zuinig, spaarzaam бережность (f.; 8а) (in omgang, behandeling) Ьehoed­ zaamheid. voorzichtigheid; (uit zorg, aandacht, от niet te beschadigen e.d.) voorzichtigheid, omzichtig­ heid

бережный (adj.; i*a) (in omgang, behandeling) behoedzaam, met zorg; (m.b.t. zorg, aandacht, от niet te beschadigen, kwetsen) voorzichtig, omzichtig

бережок (m.; 3*Ь; па на б*sg.) dim. v. берег •:• no бережку vlks-poёt. langs de oever берёза (f.; 1а) 1 bot. berk; Ьerkenhouth •:• � zilverberk; � - treurЬerk 2 (m.an.) s/. stille (agent in burger) Березина (f.; i b) geog. Berezina (rivier in Witrus.) березннский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. Березина берёзка (f.; 3*а) 1 dim. v. берёза, berkje h 2 hist. Berjozka (паат v. winkels waar voor buitenlands geld in de jaren '60-'80 /ихе artikelen werden verkocht) 3 bot. wilde dagЫoem березник (m.; 3а) berkenbos(je) h березняк (m.; зЬ> berkenЬos(je) h берёзовик (m.; 3а) bot. Ьerkenboleet берёзовый (adj.; 1 а) berken-; Ьerkenhouten, van berkenhout •:• - пес berkenbos h; - � limonade (zoet, zonder prik) IJJ> берёзовая .tШw.iJ. �': (scherts.) roede

берёзонька (f.; 3*а) dim. koosnaam v. берёза берейтор (m.an.; 1 а) hip. pikeur, rijmeester берейторский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) hip. adj. v. берейтор

беременеть (if; 1а; pf: забеременеть; intr.} zwanger worden/raken

беременная (f.an.; adj.1a} zwangere (vrouw) беременность (f.; 8а) zwangerschap; (v. dieren) dracht •:• отпуск по беременности zwangerschaps­ verlof"

беременный (adj.; 1*а(1)) 1 (m. еп п. alleen ovdr.) zwanger; (v. dieren) drachtig •:• быть беременной .QI [2] zwanger zijn van [man]; быть беременной � zwanger zijn van [tweeling] 11 (f.an.) ==> беремен­ ная беремя (n.; 8°с; pl. ?; 2pl. 0) t,/ JJ./dial. een arm vol, bundel

бересклет (m.; 1а) bot. kardinaalsmuts бересклетовый (adj.; 1а) bot. van kardinaalsmuts берест (m.; 1а) bot. ruwe iep берёста (f.; 1 3) 1 bot. berkenschors h 2 (hist.) berken­ schorsdocumenten (Oudrus. documenten ор stukken berkenschors) береста (f.; 1 d (ё); pl. ?) bot. berkenschors h берёстовый (adj.; 1а) bot. berkenschors­ бepecтянoй (3dj.; i b; kv. m. 0) 1 bot. berkenschors2 hist. m.b.t. berkenschorsdocumenten (берёсmа) •:• берестяная пШмоm berkenschorsdocumenten берет (m.; 1 3) alpino(pet), baret, muts •:• зеnёные � J, mil. de groene baretten (commandotroepen) беретка (f.; з*а> JJ. ==> берет беретный (adj.; 1*а> adj. v. берет беречь (if; 8Ь/Ь(г)(ё); pf: поберечь/сберечь/при­ беречь; [4] (от [2])) [kind, eigendom] beschermen (tegen (gevaar e.d.)); [herinnering, gedachtenis]

koesteren; [geld e.d.] (op)sparen; [krachten e.d.] sparen, ontzien; [gezondheid, zichzelf] in acht nemen; zuinig zijn ор [meubels, kleding, auto e.d.]; lief/goed zijn voor [milieu, planten, dieren e.d.] •:• береrИ свом rmi..UI denk om je ogen!; - каждую копейку iedere cent omdraaien (zuinig zijn); - 21 сглаза voor het boze oog behoeden; - 21 сЫростиl vochtvrij be­ waren!; - себЯ z. ontzien, voorzichtig zijn, zichzelf in acht nemen беречься (if; 8Ь/Ь(г) (ё)) 1 (pf: поберечься; [2]) waken tegen (misbruik, aanval e.d.], z. hoeden/wachten voor, oppassen voor, uitkijken voor; (па ziekte e.d.) z. ontzien, z. in acht nemen •:• берегнсьl kijk uit!, pas ор!, let ор!, voorzichtig!, berg je!; берегйтесьl wees gewaarschuwd!, men zij gewaarschuwd!; береrнсь автомобнnяl voorzichtig! uitrit!; � берегнсьl dat is je geraden!; берегнтесь юшмВн: никовl pas ор voor zakkenrollers!; берегитесь П2А: .!Шпниl wacht/hoed u voor namaak! 2 pass. v. беречь бери-бери (f./n.; о) med. beriberi бериевский (adj.; 33; kv. ?; сотр. 0) hist./pol. van Beria берИлл (m.; 1 а) min. beril берИллий (m.; 7а) chem. beryllium h берИлловый (adj.; 1а) min. ЬеrilБеринrов (adj.poss.; pron.1a) •:• Беринrово � geog. Beringzee (tussen Rus. еп Alaska); - пролив Bering­ straat беринговоморский (adj.; 33; kv. ?; comp. 0) adj. v. Берингово м6ре берингоморский (3dj.; 33; kv. ?; сотр. 0) adj. v. Берингово м6ре берковец (m.; s*a) hist. berkowets (gewichtseenheid

v. 163,8 kg, gefijk аап 10 poed) беркут (m.an.; 13) zoo/. steenarend беркутИный (adj.; 1 3) zoo/. van steenarend БерлИн (m.; ia) geog. Berlijn h •:• Западный - WestBerlijn h

берлИнец (m.an.; s*a> Berlijner берлИнский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Berlijns •:• берnннская � hist./pol. de (Berlijnse) muur берлога (f.; 3а) (beren)hol; (ovdr.: v. armoedig huis) holh

берложный (adj.; 1*а) adj. v. берлога берлii:ть (if; 1 а) s/. 1 zuipen, drinken 2 bikken бермудский (adj.; за> Bermudaans, Bermuda•:• Бермудские � de Bermuda-eilanden, de Bermuda's; - треуrоnьник Bermudadriehoek Бермуды (pl.t.; f.1a) geog. Bermuda's, Bermudaeilanden

бермуды (pl.t.; f.1 a) J, Bermuda shorts, bermuda Берн (m.; 1 3) geog. Bern h бернардИнец (m.3n.; s*a) rel. bernardijn бернский (adj.; 33) Berner бёрце (n.; s*a) anat. scheen-; kuitбepцo (n.; s*d(ё)) ==> бёрце берцовый (adj.; 1 3) anat. scheen-; kuit- •:• берцовая кость kuitbeen h; scheenbeen h; бо.л:ьшсiя берцовая костъ scheenbeen h; мdл.ая. берцовая костъ kuitbeen h

бес (m.an.; l a) duivel ·:· виться мелким бесом J, (v. haar) krullen; - всеnнnся в него de satan/duivel is in hem gevaren; - (его/её/их) знает J, God!Joost mag het weten; � бесов de duivel uitdrijven; на кой - ? U. waarom in godsnaam?; одержнмый бесами door de duivel bezeten; - шшirм [4] JJ. het is het werk van de duivel; рассыпаться/внться мелким бесом J, kruipen voor; � в бороду, а - в ребро (gez.) een

59 oude bok lust ook nog wel een groen Ыaadje; Умный/хИтРый/ловкий как - .J, uitgekookt; 12ПЙn! как - перед эаУ,.реней (перед [5]) :j:/.J, slijmen Ьij бес- (pref.) => безбеседа (f.; 1 3) 1 ((с [5], о [6])) gesprek h, conversatie, onderhoudh, praatje h, boom {(met, over)}; causerie (over) •:• - по радио radiopraatje h 2 discussie, debath {(met, over)} •:• � беседу debat leiden беседка (f.; 3*3) 1 prieel h, tuinhuis h, paviljoen h, koepel (a/s losstaand bouwwerk) 2 bouwsteiger беседковый (3dj.; 1 3) van bouwsteiger беседовать (if; 23; pf: побеседовать; (с [5] о [6])) praten; een gesprek voeren, een praatje maken, spreken, z. onderh6uden, converseren {(met iem. over iets)} •:• � побеседовать о (6) een boom opzetten over беседочный (3dj.; 1*3) adj. v. беседка беседчик (m.3n.; 33) discussieleider бесёнок (m.3n.; 3°3; pl. бесенЯта, бесенЯт, бесенЯ­ там, " . ) kleine duivel (ook ovdr.) бес:Ить (if; 4с((4)); p.pret.p. ?; pf: взбесй:ть; [4], ([5])) stapelgek/hoomdol/woedend maken, tot razernij brengen {(met)} бес:Иться (if; 4с) .J, 1 (pf: взбесй:тъся) vet. hondsdol worden 2 (pf: взбесй:тъся) (stapel)gek/knettergek/ hoomdol worden, uitzinnig van woede raken, als een gek/idioot tekeergaan, razen •:• - с � bulken van de poen, zwemmen in het geld, geld als water hebben 3 de beest uithangen бескамерный (3dj.; 1*3) zonder Ьinnenband, enkel­ wandig бесклассовость (f.; 83) sb. v. бесклассовый бесклассовый (3dj.; 1 3) klasseloos •:• бесклассовое � klasseloze maatschappij бескозЬ1рка (f.; 3*3) muts/pet zonder klep •:• матрос­ � - matrozenmuts, matrozenpet бескозЬ1рный (3dj.; 1*3) 1 adj. v. бескозЬ1рка 2 zonder troef бескомпром:Иссность (f.; 83) het niet willen weten van (een) compromis(sen), onverzoenlijkheid, starheid бескомпромИссный (3dj.; 1*а) compromisloos, onverzoenlijk, star бесконечность (f.; 8а) (v. tijd, ruimte; v. vergadering e.d.; ovdr.) eindeloosheid; (v. leed, hoeveelheid, woestijn e.d.) onafzienbaarheid; (v. ruimte, tijd, maat; ovdr.: v. geluk, etc.; v. breuk) oneindigheid •:• ,go бесконеч­ ности tot in het oneindige, ad infinitum; вечер затянулся до бесконечности de avond kwam maar niet om, er kwam geen eind aan de avond, het was alsof de avond nooit omkwam бесконечный (adj.; 1*а) voortdurend; (v. tijd, ruimte; ovdr.) eindeloos; (ovdr.) ellenlang, grondeloos, oever­ loos; (v. leed, hoevee/heid, woestijn e.d.) onafzienbaar; (v. ruimte, tijd, maat; ovdr.: v. geluk, etc.; v. breuk) on­ eindig; (v. vergadering e.d.) eindeloos; urenlang; (v. ergernis) mateloos •:• бесконечная дРобь mat. repeterende breuk; бесконечно ЖШ1..1! eeuwig zonde/ jammer; ему бесконечно жалъ hij heeft spijt als haren ор zijn hoofd; бесконечно малый mat./fys. ondeelbaar klein; - шт mat. eindeloze reeks; он бес­ конечно сожалеет hij heeft spijt als haren ор zijn hoofd бесконтактный (adj.; 1*а) zonder contact te maken, zonder iem. aan te raken бесконтрольность (f.; 8а) ongecontroleerdheid, afwezigheid v. controle

бес- - беспа рт:Ийный

бесконтрольный (adj.; 1*а) ongecontroleerd •:• - PO! :I: voedselgebrekh (v. vee) бескоровный (3dj.; 1*а) (v. boeren) zonder koeien, zonder veestapel бескорЬ1стие (n.; 73) belangeloosheid, onbaatzuch­ tigheid, onzelfzuchtigheid бескорЬ1стность (f.; 83) belangeloosheid, onbaat­ zuchtigheid, onzelfzuchtigheid бескорЬ1стный (3dj.; 1*3) belangeloos, onbaatzuch­ tig, onzelfzuchtig •:• бескорь1стная � belange­ loze hulp; - !Р)'А liefdewerkh бескостный (3dj.; 1*3) zonder bot/botten/botjes, zonder ruggengraat бескофеИновый (3dj.; 1 3) zonder coffeine, coffeinevrij бескрайний (3dj.; 2*а> 11 => бескрайный бескрайный (3dj.; 1*а) (v. ruimte) eindeloos, oneindig бескрасочный (3dj.; 1*а) (ovdr.) kleurloos, saai бескровность (f.; 83) 1 Ыoedeloosheid (weinig of geen Ыоеd bevattend); (v. gezicht) Ыeekheid 2 het zonder Ыoedvergieten plaatsvinden бескровный (3dj.; 1*а) 1 Ыoedeloos (weinig ofgeen Ыоеd bevattend); (v. gezicht) Ыееk •:• бескровное l!IO.iO Ыееk gezicht 2 zonder Ыoedvergieten •:• бескровная револЮuия fluwelen revolutie бескрЬ1лость (f.; 8а) fantasieloosheid, gebrekh aan fantasie бескрЬ1лый (3dj.; 13) zonder vleugels, ongevleugeld; (ovdr.) fantasieloos бескультfрье (n.; б*а) .J, gebrekh aan cultuur беснование (n.; 7a) .J, (v. iem.) razernij, het furieus zijn, het als een gek/idioot tekeergaan бесноватый (3dj.; 1 3) .J, bezeten, bevlogen; :j: door de duivel bezeten, krankzinnig бесноваться (if; 23) (v. iem.) razen, furieus zijn, als een gek/idioot/razende tekeergaan бесовка (f.an.; 3*3) V, heks (ook ovdr.: lelijke vrouw), toverkol бесовский (3dj.; за; kv. ?; comp. 0) duivels-, duivels бесовщина (f.; 1а) duivels karakter h; razernij беспалый (adj.; 13) vingerloos, zonder vinger(s); teenloos, zonder teen/tenen беспамятность (f.; 8а) .J, vergeetachtigheid беспамятный (3dj.; 1*а> .J, vergeetachtig беспамятство (n.; 1 3) 1 bewusteloosheid, flauwte •:• � в - flauwvallen; lШЖill в беспамятстве bewusteloos zijn 2 woede, razemij 3 �: vergeet­ achtigheid беспардонность (f.; 8а) .J, sb. v. беспард6нный беспардонный (3dj.; i*a) .J, (v. gedrag e.d.) onbe­ schaamd, schaamteloos, ongegeneerd •:• беспардонно zonder pardon, riicksichtslos; беспардонная l12Ж2 godvergeten leugen беспартИйная (f.3n.; adj.13) partijloze vrouw (geen /id v. ро/. partij); vrouw die geen lid is van de com­ mun. partij беспартИйность (f.; 8а) het partijloos zijn (geen lid v. ро/. partij zijn); het geen lid van de commun. partij zijn беспартИйный (3dj.; 1*3) 1 partijloos (vooral m.b.t.

бо

беспарусный - бесполезный

de соттип. partij) •:• временное беспартИйное правительство zakenkablneth 11 (m.an.} partijloze (man), iem. die geen lid is van de commun. partij

беспарусный (adj.; 1*а> zonder zeil беспаспортный (adj.; 1*а) zonder paspoort беспереб6йность (f.; 8а} sb. v. беспереб6йный, vlotheid, continuiteit, bedrijfszekerheid

бесперебойный (adj.; 1*а) (v. machine) feilloos, zonder storingen, bedrijfszeker; (zonder onder­ brekingen, opstoppingen: v. verloop v. werkzaamheden, aanvoer e.d.) vlot, gladjes verlopend; (v. arbeid e.d.) continu •:• бесперебойное ctta.� continue/

ononderbroken voorziening беспересадочный (adj.; 1*а> zonder overstappen •:• поезд беспересадочного сообщения doorgaande trein

бесперспектИвность (f.; 8а) (v. bestaan, Ьаап e.d.) uitzichtloosheid, het ontbreken van perspectieven/ vooruitzichten, hopeloosheid бесперспектИвный (adj.; 1*а> uitzichtloos, hopeloos, zonder veel perspectief/vooruitzicht(en), niet veelbelovend, kansloos •:• бесперспективная оабота baan zonder perspectief/doorstroom­ mogelijkheden беспечальность (f.; 8а) zorgeloosheid (zonder

zorgen/verdriet) беспечальный (adj.; 1*а> zonder zorgen/verdriet, zorgeloos •:• беспечально Ж1Ш! een zorgeloos leven­ tje leiden; беспечальное существование zorgeloos bestaan

беспечность (f.; 8а) (zonder goed па te denken) licht­ zinnigheid, lichthartigheid, luchthartigheid, zorge­ loosheid, onbezorgdheid, nonchalance; (v. leven) zorgeloosheid, onbezorgdheid беспечный (adj.; 1*а) zorgeloos, lichtzinnig, licht­ hartig, luchthartig, zonder goed na te denken, onbe­ zorgd, gemakkelijk, nonchalant; (11. le11en(tje)) zorge­ loos, onbezorgd, vrolijk •:• - человек bon-vivant, vrolijke Frans беспилотный (adj.; 1*а> onЬemand (v. vliegtuig) беспИсьменный (adj.; 1*а((1))> zonder geschreven taal, zonder schrift •:• бесписьменные .!:ШD.О.А!!!. volkeren die geen schrift kennen; бесписьменные языки schriftloze talen бесплановость (f.; 8а) sb. v. бесплановый бесплановый (adj.; 1а) zonder plan, ongepland •:• бесплановая работа ongepland werk

onvruchtbaar; (11. bodem) dor; (ovdr.) onvruchtbaar, vruchteloos, vergeefs бесплотность (f.; 8а) rel. / роёt. onstoffelijkheid, het zonder lichaam zijn бесплотный (adj.; 1*а) rel./poёt. onstoffelijk, zonder lichaam бесповоротность (f.; 8а) onherroepelijkheid бесповоротный (adj.; 1*а> (v. besluit e.d.) onherroepelijk •> бесповоротно (ook) eens en voor altijd бесподкладочный (adj.; 1*а) (11. kleding) ongevoerd бесподобность (f.; 8а) adj. v. беспод6бный бесподобный (adj.; 1*а> ..J, (over iets dat niet 11erbeterd kan worden) niet te overtreffen, onverbeterlijk, on­ overtroffen; onvergelijkelijk, uniek; (11. voorstelling, го/, stem, etc.) hartstikke goed, fantastisch; (v. stem,

11oorstelling, schouwspel, boek, schrijver, atleet, etc.) weergaloos •:• он бесподобен � (6) hij is ongeёve­ naard in беспозвон6чное (n.an.; adj.1a) zoo/. ongewervelde, ongewerveld dierh беспозвоночный (adj.; 1*а) 1 ongewerveld

11 (n.an.} => беспозвон6чное беспокоить (if; 4а; tr.) 1 (pf: побеспок6ить; [5]) storen, hinderen, lastigvallen {met}; overlast bezor­ gen met/door •:• вас беспокоит (1) (beleefde frase аап tel.) и spreekt met ". (, ik hoop niet dat ik stoor, maar ".); - (4) Из-за мелочей voor ieder wissewasje storen; позвольте вас побеспокоить (formeel) mag ik и even storen/lastigvallen; - по пустякам voor ieder wissewasje storen; - � [2] iem. in z'n slaap storen 2 verontrusten, zorgen baren •:• Это бес­ покоит (4) dat baart ". zorgen, dat houdt ". bezig, dat zit ". dwars; его беспокоит [рука] hij heeft last van [zijn arm]; какой зуб вас беспокоит? (bij tand­ arts) wat zijn de klachten?

беспокоиться (if; 4а) 1 (pf: обеспок6иться; за [4]/ о [6]) z. zorgen/ongerust maken, tobben, inzitten {over}; z. bekommeren, in angst zitten {om}

•:• о чём не знаешь, о том не беспокоишься wat niet weet, dat niet deert; излИwне - z. nodeloos ongerust maken; напрасно - z. onterecht/over­ bodige zorgen maken; .!Ш беспокойтесь! maakt и geen zorgen, maakt и niet ongerust; нечего er is geen reden tot ongerustheid; - Из-за пустяков/ J.. ерунды z. zorgen maken от niets; не стоит je hoeft je niet ongerust te maken 2 (pf: побеспо­ к6иться} moeite doen •:• � - z. de moeite

onvruchtbaarheid беспл6дность (f.; 8а) (v. mensen, dieren, bodem) onvruchtbaarheid; (v. bodem) dorheid; (ovdr.) onvruchtbaarheid, vruchteloosheid, vergeefsheid

kunnen besparen, dat is vergeefse moeite; .!Ш 't wel geloven; (in spec. contexten) uit z'n hoofd zetten; .!Ш беспокойтесь! bespaart u z. de moeite!, doe geen moeite!, laat и maar! беспокойный (adj.; 1*а> (v. karakter) druk, onge­ durig, rusteloos, ongedurig; (v. mens, dier, Ьlik, zee) onrustig, rusteloos; (v. /е11еп, nacht e.d.; v. zee, rivier e.d.) woelig, roerig, turbulent; (v. Ьlik, gezicht e.d.) ongerust; (11. situatie) zorgwekkend •:• беспокойно спать onrustig slapen беспокойство (n.; 1а} 1 (v. karakter) ongedurigheid, rusteloosheid, drukte; (v. situatie) onrust, hinder, drukte; (v. slaap) onrust; zorgwekkendheid •:• доставлЯть/причинЯть (3) - iem. onrustig maken; простите за - sorry dat ik и stoor, neemt и mij niet kwalijk dat ik и stoor 2 ongerustheid, verontrusting, zorg { (over/om)} бесполезность (f.; 8а} doelloosheid, ijdelheid; nutteloosheid, zinloosheid, het zonder nut zijn

беспл6дный (adj.; 1*а) (v. mensen, dieren, bodem)

бесполезный (adj.; 1*а) (zonder effect; 11. poging)

бесплатный (adj.; 1*а) (v. hulp, onderwijs, toegang) gratis, kosteloos; (v. toegang, /evering, kost еп inwo­ ning e.d.) vrij, zonder vergoeding •:• бесплатно jur. pro Deo; бесплатно ничего не бывает voor niets gaat de zon ор; - � vrijkaart(je); - m!ао.в. geen vooпijkosten; пересЫлка бесплатно franco; бесплатное приложение (011er iets/iem. dat/die eigen­ lijk ongewenst is) ор de koop toekrijgen, dat/die krijg je er gratis Ьij; - � багажа (bij reizen) kosteloos vervoer van bagage, bagagevrijdom; - пооезд gratis ritje; het zwartrijden; (als iem. recht erop heeft) het gratis reizen бесплацкартный (adj.; 1*а) zonder gereserveerde plaats

бесплодие (n.; 7а) (v. mensen, dieren, bodem)

61

бесполётность - бесприветный

.-ergeefs, vruchteloos, ijdel; nutteloos, nodeloos, zinloos; (v. iem.) nutteloos (waarje niets аап hebt) -О- ему бесполезно говорнть об Этом het heeft geen zin от dat tegen hem te zeggen; � бесполезным geen effect sorteren; бесполезная D.Ш.Wl je hebt er geen klap/bal aan; Это бесполезное Мпо [hem pro­ Ъeren te veranderen] is onbegonnen werk; беспо­ лёзная IJШm времени tijdverspilling бесполётность (f.; 8а} gebrek aan amЬities бесполётный (adj.; 1*а} die geen amЬities heeft, zonder veel amЬities бесп6лость (f.; 8а} geslachtloosheid; blol. het onge­ slachtelijk v66rkomen бесп6лый (adj.; 1а} geslachtloos; Ыо/. ongeslachtelijk -О- бесполое оазмножение ongeslachtelijke voort­ planting бесп6мощность (f.; 8а; (перед (5))) hulpeloosheid, machteloosheid, onbeholpenheid, weerloosheid {(tegenover) }; (ovdr.: bv. v. argument) het wanhopig slecht zijn, het hopeloos zijn, zwakheid бесп6мощный (adj.; 1*а; (перед (5))) hulpeloos, machteloos, onbeholpen, weerloos {(tegenover)}; (011dr.) wanhopig slecht, hopeloos, zwak •:• - � zwak argument; � беспомощным weerloos/ machteloos staan беспоп6вщина (f.; 1а} hist. (со/.) popenlozen (sekte

hard(vochtig), wreed, genadeloos, onbarmhartig, nietsontziend, rticksichtslos {(jegens)}; (v. gevecht) verbeten; (bestraffen e.d.) zonder pardon, rigoreus, ongenadig бесправие (n.; 7а} 1 wetteloosheid (a}Wezigheid v. wetten) 2 (v. iem.; in ееп staat) rechteloosheid, het zonder (burger)rechten zijn бесправность (f.; 8а) (v. iem.) rechteloosheid, geen (burger)rechten hebbend бесправный (adj.; 1*а) 1 1 (v. iem.) rechteloos 2 onrechtvaardig 11 (m.an.) rechteloos iem., iem. zonder rechten беспредел (m.; 1а) ! (m.b.t. ес. /ро/. situatie) afwezig­ heid van regels, totale wetteloosheid, volledige vrij­ heid, chaos; schending van de regels van het fatsoen •:• чиновный - ambtelijke willekeur беспредельничать (if; 1а) ! de beest uithangen, z. te buiten gaan, gewetenloos handelen беспредельность (f.; 8а) (v. ruimte, heelal) eindeloos­ heid, oneindigheid, onbegrensdheid, grenzeloosheid

Ьiппеп de Oudgelovigen) беспор6дность (f.; 8а} sb. v. беспор6дный беспор6дный (adj.; 1*а) rasloos •:• беспородная � straathond, (hond van het) vuilnisbakkenras беспор6чность (f.; 8а} integriteit, eerlijkheid беспор6чный (adj.; 1*а} integer, eerlijk •:• беспороч· ное поведение onberispelijk gedrag беспорт6чный (adj.; 1*а} Jj. zonder broek; straatarm беспорЯдок (m.; з*а; 2*sg.} 1 wanorde, bende, ravage,

беспредл6жный (adj.; 1*а} ling. zonder voorzetsel/

keet, rommel, puinhoop (ook ovdr.); (v. voorwerpen) \\·arwinkel •:• быть D. беспорЯдке overhoopliggen; D. беспорЯдке wanordelijk, ordeloos, dooreen, door elkaar, overhoop; � в - een troep maken (van), overhoopgooien, overhoophalen, in de war brengen/maken; у них в доме страшный - het is daar een huishouden van Jan Steen; - � движения verkeerschaos; художественный (scherts.) artistieke wanorde 2 (als р/. беспорЯдки) onlusten, ongeregeldheden, oproerh, opstootje \ opstootjes, rel, relletje h, relletjes •:• � бес­ порЯдки rassenrellen; студенческие беспорЯдки studentenrelletjes беспорЯдочность (f.; 8а} sb. v. беспор.Ядочный беспорЯдочный (adj.; 1*а} onsamenhangend, onregelmatig, ordeloos, rommelig, wanordelijk, ongeordend •:• Ж!1!1! беспорЯдочно maar raak leven, erop los leven беспосадочный (adj.; 1*а} av. (v. vlucht) zonder tussenlandingen, non-stop, rechtstreeks, direct бесп6чвенность (f.; 8а} sb. v. бесп6чвенный бесп6чвенный (adj.; 1*а((1))} ongefundeerd, ongegrond бесп6шлинный (adj.; 1*а} accijnsvrij, belastingvrij, onbelast, vrij van invoeпecht(en), vrij van rechten, taxfree; (v. invoer e.d.) tolvrij •:• беспошлинная � belastingvrije zone; магазин беспошлинной !ОШD.т!. taxfreeshop; беспошлинная IОШО1ш.н vrijhandel беспощадность (f.; 8а} meedogenloosheid, hard­ (vochtig)heid, wreedheid, genadeloosheid, ombarm­ hartigheid; (v. gevecht) verbetenheid беспощадный (adj.; 1*а; (к [3])} meedogenloos,

(ook ovdr. ) беспредельный (adj.; 1*а} (v. ruimte, heelal) einde­ loos, oneindig, onbegrensd, grenzeloos; (v. geluk, ergernis) mateloos, grenzeloos беспредельщик (m.an.; 3а) s/. (hippies) iem. die geen rekening houdt met de regels van het fatsoen prepositie

беспредметный (adj.; 1*а) zonder inhoud; (v. kunst) non-figuratief •:• - оазговор gesprek dat niet tot duidelijk resultaat leidt

беспрекословность (f.; 8а) onbetwistbaarheid, onaanvechtbaarheid

беспрекословный (adj.; 1*а} onbetwistbaar, onaan­ vechtbaar •:• беспрекословно ! (ook) zonder tegen te spreken; беспрекословное повиновение onvoor­ waardelijke gehoorzaamheid; беспрекословно подчиняться z. onvoorwaardelijk onderwerpen беспременно (adv.) ! beslist, absoluut беспрепятственность (f.; 8а) sb. v. беспрепЯт­ ственный беспрепятственный (adj.; 1*а[(1))} onbelemmerd, ongehinderd •:• беспрепЯтственно (с)делать своё дело onbelemmerd/ongehinderd zijn gang gaan беспрерЬ1вность (f.; 8а) continuiteit, het onop­ houdelijk/onafgebroken doorgaan

беспрерЬ1вный (adj.; 1*а) onafgebroken, doorlopend, onophoudelijk, ononderbroken, voortdurend, gedu­ rig, onverpoosd; (v. regen) gestadig vallend; (v. werken, eten, slapen, etc.) aan een stuk (door), aldoor •:• бес­ прерЫвное заседание marathonzitting; беспрерЫв­ ная � continudienst; - сеанс doorlopende voorstelling; беспрерЫвная � собЫтий aaneen­ schakeling van gebeurtenissen беспрестанный (adj.; 1*а) ft onafgebroken, onver­ poosd, doorlopend, gedurig, onophoudelijk, ononder­ broken, voortdurend; (v. regen) gestadig vallend; (v. werken, eten, slapen, etc.) aan een stuk (door), aldoor беспрецедентность (f.; 8а} ft sb. v. беспрецедент­

ный беспрецедентный (adj.; 1*а} ft zonder precedent, ongekend

беспрИбыльный (adj.; 1*а) geen winst gevend/ makend, zonder winst, belangeloos

бесприветность (f.; 8а) gevoelloosheid, kilheid бесприветный (adj.; 1*а) onwelkom

беспрИ:вязный - бессл�зный беспрИвязный (adj.; 1*а) agr. (v. gehoornd vee) loslopend (niet аап touw, zonder stal) бесприданница (f.an.; 5а) + arm meisjeh (zonder

bruidsschat) беспризорная (f.an.; adj.1a) ::::} бесприз6рница беспризорник (m.an.; 3а) thuisloos/dakloos kind h, vcrschoppcling, zwcrfjongcrc, zwervcr, zwervertje h беспризорница (f.an.; sa> thuisloos/dakloos meisje h, verнchoppelinge, zwerfjongere, zwerfster, zwerf­ stertjeh беспризорничать (if; 1а; intr.) .!. zwerven, ор straat leven, dakloos/thuisloos zijn беспризбрность (f.; 8а) het zwerven, het ор straat leven, dakloosheid беспризорный (adj.; 1*а) 1 (v. dieren, etc.) zonder toe­ zicht, loslopend; (v. mensen, kinderen) thuisloos, dak­ loos, zwervend •:• беспризорные А§!И verwaarloosde/ verlaten kinderen, zwerfkinderen 11 (m.an.) thuis­ loze/dakloze jongen, verschoppeling, zwerver, zwer­ vertje h, zwerfjongere, zwerfkind 111 (f.an.) ::::} бес­

призорная

беспримерность (f.; 8а) 1't het z'n gelijke niet hebben/kennen; (v. daad, moed) ongeёvenaard­ heid, weergaloosheid беспримерный (adj.; 1*а) 1t die z'n gelijke niet heeft/ kent; (v. daad, moed) ongeёvenaard, weergaloos беспр:Имесный (adj.; 1*а) puur, zonder toevoegin­ gen; (v. vloeistoffen) onvermengd; (v. metalen) niet­ gelegeerd беспринцИпность (f.; 8а) beginselloosheid; (ovdr.) opportunisme h беспринцИ:пный (adj.; 1*а) beginselloos, zonder principes; (ovdr.) opportunistisch бесприставочный (adj.; 1*а} ling. zonder voorvoeg­ sel/prefix : - глагбn ongeprefigeerd werkwoord беспристрастие (n.; 7а) (11. toeschouwer, oordeel) onbevooroordeeldheid, onpartijdigheid; (v. oordeel) onzijdigheid беспристрастность (f.; 8а) sb. v. беспристраст­ ••

ный беспристрастный (adj.; 1*а) (v. toeschouwer, oor­ deel, advies) onbevooroordeeld, onpartijdig, onzijdig; (11. standpunt) neutraal •:• быть беспристрастным boven de partijen staan беспричИ:нность (f.; 8а) ongegrondheid беспр11ч:Инный (adj.; 1*а) ongegrond •:• - смех lach zonder reden бесприЮтность (f.; 8а) dakloosheid бесприютный (adj.; 1*а) dakloos, zwervend беспроблемность (f.; 8а) conflictloosheid, conformisme h; (v. literaire kritiek v.a. jaren '90) vlakheid беспробудный (adj.; 1*а) zonder wakker te worden, onophoudelijk •:• - пьЯниuа .!. zuipschuit; пьянь беспробудная ./J. (со/.) zatladders; беспробудно спать/спать беспробудным сном slapen als een os, diep/vast slapen беспроводной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) tech. ::::} беспро­

волочный беспроволочный (adj.; 1*а) tech. draadloos; (v. appa­ raat) snoerloos •:• беспрбвоnочная связь draadloze verЬinding беспроглядный (adj.; 1*а) (v. nacht) zwart беспроигрышный (adj.; 1*а) (in lotery) zonder nieten, altijd prij s •:• беспрбигрыwная лотерея loterij zonder nieten беспросветность (f.; 8а) (v. duisternis) ondoordring­ baarheid; (v. situatie) uitzichtloosheid

62 беспросветный (adj.; 1*а) (v. duisternis) ondoordring­ baar; (11. nacht) zwart; (ovdr.: v. toekomst e.d.) somber, donker; (v. situatie) uitzicht1oos •:• беспросветная нужда Ьittere ellende беспросЬшный (adj.; 1*а) J, (v. slaap) diep; onophou­ delijk беспроцентный (adj.; 1*а) (v. krediet, lening e.d.) renteloos беспутица (f.; 5а) J, gebrek aan goede wegen, af­ wezigheid van goede wegen, slechte toestand van de wegen, de onberijdbaarheid van de wegen беспутник (m . a n . ; за) J, losbol, schuinsmarcheerder, lichtzinnig/losbandig iem. беспутница (f.an.; sa> .l- losbol (vr.), lichtzinnige/ losbandige vrouw беспутничать (if; 1а; intr.).l- z. als een losbol gedra­ gen, z. lichtzinnig/losbandig gedragen, een ontuch­ tig leven leiden беспутнический (adj.; за; kv. ?; comp. "> van losbol, schuinsmarcheerders-, m.b.t. lichtzinnig/losbandig iem. беспутный (adj.; 1*а) lichtzinnig, losbandig беспутство (n.; 1а) lichtzinnigheid, losbandigheid Бессарабия (f.; 7а) geog. BessaraЬiёh (landstreek grenzend аап Roemenie) бессарабский (adj.; за; kv. ?; comp. ") BessaraЬisch бессвЯ:зность (f.; 8а) incoherentie, onsamenhan­ gendheid бессвЯ:зный (adj.; 1*а) incoherent; (v. verhaal e.d.) als los zand aan elkaar hangend, kop noch staart hebbend; (v. woorden, geheel) onsamenhangend, zonder samenhang/verband бессемейный (adj.; 1*а) zonder familie/gezin бессемянный (adj.; 1*а) (v. vruchten) zaadloos бессердечие (n.; 7а) harteloosheid, liefdeloosheid, onbarmhartigheid, hard(vochtig)heid бессердечность (f.; 8а; (к [3])) harteloosheid, liefdeloosheid, onbarmhartigheid, hard(vochtig-) heid {(jegens)} бессердечный (adj.; 1*а) harteloos, liefdeloos, onbarmhartig, hardvochtig, hard бессилие (n.; 7а) (fysiek) krachteloosheid, zwak­ heid; (ovdr.) machteloosheid, onmacht, onvermogen h {(ор het geЬied van)} •:• прмэнак бессИnия zwaktebod h; поnовбе - med. impo­ tentie бессильный (adj.; 1*а) (fysiek) krachteloos, zwak; ((перед [5])) (ovdr.) machteloos, onmachtig, zwak { (tegenover)} •:• бессИnьная ненависть machteloze haat; руки егб бессИnьно опустИnись zijn armen vielen slap omlaag; он бессИnен перед [5] hij mist de kracht weerstand te Ьieden aan; пООтив [2] мы бессильны tegen [kanker] is niets te doen, wij staan machteloos tegen ." бессистемность (f.; 8а) sb. v. бессистемный бессистемный (adj.; 1*а) systeemloos, zonder systeem; (a/s eigenschap) onsystematisch бесславие (n.; 7а) sb. v. бесславный бесславность (f.; 8а) sb. v. бесславный бесславный (adj.; 1*а) 1't roemloos •:• - .!10..!:!iY roemloos einde бесследный (adj.; 1*а) spoorloos; (v. verdwijning) zonder een spoor achter te laten •:• он бесследно исчез er is geen spoor van hem te bekennen, hij is spoorloos (verdwenen); не тшйn1 бесследно niet in iem.s kouwe kleren gaan zitten бесслёзный (adj.; 1*а) zonder tranen

63 бесс:10весность (f.; 8а) (v. vee) redeloosheid бесс."Iовесный (adj.; i*a) 1 willoos; redeloos + бессловесное � willoos werktuig 2 (v. dier) stom (niet kunnen praten) &е J, abracadabra h, gewauwel h, onzin (ook als uitroep), wartaal, ongerijmdheden, gedaas h бесснежность (f.; 8а) sb. v. бесснежный бесснежный (adj.; i*a> sneeuwvrij бессовестность (f.; 8а) sb. v. бесс6вестный бессбвестный (adj.; i *a) oneerlijk; gewetenloos, zonder scrupules, eerloos; (v. leugens, leugenaar) onЬeschaamd, schaamteloos •:• бессовестно ge­ v;etenloos, ор een gemene manier; бесс6вестно вратъ onbeschaamd/schaamteloos liegen; Это бессовестно с его стороны dat vind ik ontzettend lullig van hem бессодержательность (f.; 8а) sb. v. бессодержа­

тельный бессодержательный (adj.; i*a) gespeend van enige inhoud, zonder inhoud бессознательность (f.; 8а) 1 med. bewusteloosheid 2 sb. v. бессознательный 2 бессознательный (adj.; i*a) 1 Ьewusteloos •> бессознательное состояние bewusteloosheid 2 instinctief, instinctrnatig; (v. beweging e.d.) onbe­ wust, onwillekeurig; routinematig •:• бессознатель­ но onbewust, zonder het te willen бессолевой (adj.; i b; kv.m. lil) zoutloos, zonder zout -> бессолевая мШ zoutloos dieet бессонница (f.; sa> slapeloosheid бессонный (adj.; i*a) slapeloos •:• бессонная � slapeloze nacht бессоюзный (adj.; i*a) ling. zonder voegwoord, asyndetisch •> бессоюзное сложноподчинённое nРедпожение samengestelde zin waarvan de hoofd­ zin en de Ьijzin asyndetisch/zonder voegwoord verbonden zijn бесспорно (adv./tussenv.) natuurlijk бесспорность (f.; 8а) (v. feit, talent) onbetwistbaar­ heid; onweerlegbaarheid; (v. bewijs) waterdichtheid бесспорный (adj.; i *a) onbetwist; onmiskenbaar; onbetwistbaar, buiten kijf staand; (v. bewijs) water­ dicht •:• бесспорно ontegenzeggelijk, zonder enige twijfel; natuurlijk; бесспорное � onbetwistbaar recht

бессловесность - бестия бессребреник (m.an.; 3а) onbaatzuchtig/onzelfzuch­ tig iem.; iem. die niet in geld/rijkdom geinteres­ seerd is бессребреница (f.an.; 5а) onbaatzuchtige/onzelf­ zuchtige vrouw; vrouw die niet in geld/rijkdom geinteresseerd is бессребренический (adj.; 3а; kv. ?; comp. "> m.b.t. een onbaatzuchtig/onzelfzuchtig iem., m.b.t. iem. die niet in geld/rijkdom ge'interesseerd is бессрочность (f.; 8а) sb. v. бессрочный бессрочный (adj.; i*a) ongelimiteerd; (m.b.t. pas­ poort, gebruik) voor onbepaalde tijd/termijn •:• - � onbepaald verlof бессточный (adj.; i*a) zonder afvoer бесстрастие (n.; 7а) onaangedaanheid, onberoerd­ heid, onbewogenheid; (ijzige) kalmte бесстрастность (f.; 8а) sb. v. бесстрастный, afstandelijkheid; (ijzige) kalmte бесстрастный (adj.; i*a) onaangedaan, onberoerd, onbewogen, afstandelijk; (ijzig) kalm бесстрашие (n.; 7а) onbevreesdheid, onversaagd­ heid, onverschrokkenheid, onvervaardheid; onbe­ schroomdheid, vrijmoedigheid бесстрашность (f.; 8а) onbevreesdheid, onversaagd­ heid, onverschrokkenheid, onvervaardheid; onbe­ schroomdheid, vrijmoedigheid бесстрашный (adj.; i*a) onbevreesd, onversaagd, onverschrokken, onvervaard; onbeschroomd, vrijmoedig бесструктурный (adj.; i *a) zonder structuur бесстЬщник (m.an.; 3а) J, schaamteloze kerel бесстЬщница (f.an.; 5а) J, schaamteloze vrouw бесстЬщничать (if; ia; intr.) J, z. schaamteloos gedragen бесстЬщность (f.; 8а) schaamteloosheid, onbe­ schaamdheid бесстЬщный (adj.; i*a) zonder schaamte, onge­ geneerd, zonder gene, onbeschaamd, schaamteloos •:• � бесстЫдным geen schaamte kennen; - Ш!Sml schaamteloze leugenaar бесстЬщство (n.; i a) ongegeneerdheid, onbeschaamd­ heid; (karaktereigenschap; daad) schaamteloosheid •> у [2] !.!Ш!Ипо бессть1дства iem. had het lef бесстЬщствовать (if, 2а; intr.) z. ongegeneerd/ onbeschaamd/schaamteloos gedragen бесстЬ1жесть (f.; 8а) � => бесстЬщность бесстЬ1жий (adj.; 4а) � => бесстЬщный •:• бессть1жая 1!Оl!ш � een brutaal stuk vreten бесстыковой (adj.; i b; kv.m. "; overige kv. ?) spw. langgelast •:• - ПУn! langgelast spoor бессубъектный (adj.; i*a) ling. zonder subject бессчётный (adj.; i *a) ontelbaar, talloos бестактность (f.; 8а) tactloosheid, tactloze daad, indiscretie бестактный (adj.; i*a) tactloos, ontactisch, onkies, onfatsoenlijk; (v. vraag ook) indiscreet бесталанность (f.; 8а) onbegaafdheid бесталанный (adj.; i*a) 1 onbegaafd 2 onfortuinlijk •> бесталанная головушка v/ks-poёt. arme drommel бестелесный (adj.; i*a) niet materieel; zonder lichaam бестеневой (adj.; i b; kv.m. lil) zonder schaduw, schaduwvrij бестия (f./m.an.; f.7a) J, ploert, doortrapt iem. •:• llOIO:шн - (ir.) fijn heerschap; продувная - linke jongen, doortrapte ploert, gewiekste kerel, sluwe vos; I2шюн - sluwe vos

бестолк6вость - бетонир6вка

бестолковость бечевнйк бечевник {m.; 3Ь} jaagpad h бечевой {adj.; 1 Ь; kv.m. 0) treklijn-, jaaglijn- •:• бечевая Wжв hist. trekschuit; бечевое � hist. trekschuit бечёвочка {f.; 3*а} dim. v. бечёвка бечёвочный {adj.; 1*а) Ьindgаrеnбешамель {f.; 8а} си/. bechamelsaus бешенство {n.; 1а} 1 razemij, woede, dolle woede; (11. 11aart) woestheid •:• он в бешенстве всё перебИл hij ging tekeer als een razende en sloeg alles in elkaar, in zijn woede sloeg hij alles in elkaar; я её ещё никогда не вИдел в таком бешенстве ik heb haar nog nooit zo razend gezien; � до бешенства iem. gek/razend maken; � 11et. gekkekoeienziekte, BSE; � в [4] - iem. tot razemij brengen, hels/razend/woedend maken; nрийтИ в razend/woest worden 2 (honds)dolheid; waanzin, kolder, dolheid •:• � (scherts.) nymfo­ manie; тРопИческое med. tropenkolder бешенствовать {if; 2а; intr.} woedend/woest zijn, razen, tekeergaan бешеный {adj.; 1 а} 1 (honds)dol, hoomdol; (gedrag) dol •:• бешеная � dolle hond 2 razend (ook 11. 11aart), woedend (ook 11. Ьlik), uitzinnig (van), Ьezeten (van); (11. tempo) moordend; (11. vaart) waan­ zinnig, woest; (v. galop, race, rit, dans, gedrag) wild •> бешено [кричать, работать, ехать, ] als een waanzinnige [gillen, werken, rijden, ".] ; бешеным Ш1.l!..!ОRо.м in volle galop; - как � als een dolle stier; бешеные � J. gemakkelijk verdiend geld, een Ьoel/smak geld; (эа ) платИть бешеные Мн.tlП! J. een buitensporig hoge prijs betalen, grof geld betalen; .tШН als een dolleman/bezetene/gek; на бешеной � in razende vaart [rijden]; с бешеной скоростью met een razende snelheid, in tomeloze vaart; в бешеном темпе in hoog/waanzinnig/moor­ dend tempo [rijden, lopen, ".]; in razende vaart [iets afmaken]; бешеная шиШ gepeperde/absurde prijs, woekerprijs; бешеная � dolle razernij бешмет {m.; 1а} besjmet (О.; kort strak onderhemd) Бештау (f.; o> t de Besjtaoe (berg in de N. Каиk.) бздёж {m.; 4Ь} vиlg. 1 stank (vooral v. scheet) 2 gelul h, lulpraat, lulkoek бздение {n.; 7а) vиlg. 1 sb. v. бздеть 2 lafheid бздеть {if; 5а; 1sg. бзжу/бзджу; pf: набздеть; intr.} vи/g. 1 ruften, scheten/een scheet laten 2 het in z'n broek doen, in z'n broek schijten (v. angst) 3 ouwehoeren, zeiken 4 stinken бздёх {m.; 3а} vиlg. scheet бздёха {f.an.; 3а} vиlg. vrouw die veel scheten laat бзднИка (f.; 3а) vиlg. bot. (zwarte) nachtschade бзднуть {pf; 3Ь; intr.} vиlg. sf. v. бздеть, een scheet laten, ruften -

-

-

-

••.

-

бздо {n.; 1 Ь} vиlg. scheet (zonder gelиid) бздун {m.an.; 1 Ь} 11и/g. 1 rufter (iem. die veel winden laat) 2 schijtlaars, (bange) schijterd, schijtluis бздунИшка {m.an.; f.3*a} vиlg. dim. v. бздун бздУнья {f.an.; б*а} vr. v. бздун бздух {m.an.; 3а} 11иlg./dial. => бздюх бздушка {f.; 3*а} vиlg. bot. stuifzwam бздЬ1хать {if; 1 а} vиlg./dial. een scheet laten бздюль {m.an.; 2Ь} vиlg. stinkerd (iem. die vies rиikt) бздюх {m.an.; 3Ь} vиlg. 1 rufter (iem. die veel winden laat) 2 dial. zoo/. bunzing, fret бздЮха (f.an.; 3а} vr. v. бздюх бздюхать (if; 1 а} vиlg./dial. een scheet laten, ruften бзик {m.; 3а) � tic бзюх {m.an.; 3а} vиlg./dial. => бздюх би- {samenst.} Ьiбиатлон {m.; 1 а} sport. Ьiatlon биатлонИст {m.an.; 1а) sport. deelnemer aan een Ьiatlon, Ьiatlonbeoefenaar биатлонистка {f.an.; 3*а} sport. deelneemster aan een Ьiatlon, Ьiatlonbeoefenaarster биатлонный {adj.; 1*а} sport. Ьiаtlоn­ бибабо {f.; о} handpop бИ-бИ {int.} toet toet бибИкать {if; 1 а; intr.) J. toeteren, claxonneren Би-би-сИ {f.; о} ВВС библейский {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Ьijbels; Ьijbel•:• - текст Ьijbeltekst библиоrраф {m.an.; ia} ЬiЬliograaf библиоrрафИческий {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) ЬiЫio­ grafisch •:• библиографИческая � antiquarisch werk/boek библ11оrраф11я {f.; 7а} (i.a.b.) ЬiЫiografie библиолоr {m.an.; 3а} ЬiЫioloog библиолоrнческий {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) ЬiЬliologisch библиолоrия (f.; 7а} ЬiЬliologie библиоман {m.an.; 1 а} ЬiЬliomaan библиомания {f.; 7а} ЬiЬliomanie библиотека {f.; 3а) (i.a.b.) ЬiЬliotheek; (a/s instelling ook) leesЬiЬliotheek •:• домашняя thuisЬiЬlio­ theek; передвИжная - rijdende ЬiЬliotheek, ЬiЫio­ bus; nvблИчная - openbare ЬiЬliotheek библиотека-передвИжка {f.; 3а-3*а} rijdende ЬiЬliotheek, ЬiЬliobus библиотекарский {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) van ЬiЬliothecaris, ЬiЫiоthесаrisбиблиотекарша {f.an.; 4а) ..!. ЬiЬliothecaresse библиотекарь {m.an.; 2а) ЬiЬliothecaris библиотековедение {n.; 7а) ЬiЬliotheekwetenschap библиотековедческий {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. библиотековедение библиотечка {f.; 3*a) J. ЬiЫiotheekje h (verzameling -

boeken) библиотечный {adj.; 1*а) ЬiЬliotheek- •:• - мн.!! ЬiЬliotheekdag (stиdiedag voor individиeel onderzoek ор onderzoeksinstitиten); - юшшОr ЬiЬliotheek­ catalogus библиофИл {m.an.; 1 а} ЬiЬliofiel библиофИлка (f.; 3*а) J. vr. v. библиофйл библиофИльский {adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) ЬiЫiofiel библиофИльство {n.; 1 а} ЬiЬliofilie БИблия {f.; 7а} Ьijbel •:• детская бИблия kinderbljbel бивак {m.; 3а} Ьivakh, kamp h •:• ЖНТh (как) на биваках Ьivakkeren (tijdelijk wonen); РаэбИть z'n Ьivak opslaan; стоЯть биваком/на биваках Ьivakkeren бивать {if; 1 а; p.pret.p. 0; tr.} ..!. iter. v. бить 1 ,3,4 -

66

биначный - бино минальный ••

бивачный (adj.; 1*а) �t Ъivak· : бивачная жизнь het leven in een Ъivak; (ovdr.) ongeordend leven бИвепь (m.; 2*а) slagtand (v. olifant, таттоеt, walrus) •:• сдон�u111й olifantstand би вуак (m.; за) � бивак биrамия (f.; 7а) Ъigamie бигарадия (f.; 7а) bot. pomeransboom бигбnнг (m.; 3а) s/. klap, slag, nPdPrlaag бИrос (m.; 1 а) (Witrus.) Ъigos (gestoofde kool met -

st/,/kjes mager varkensv/ees off/,/ndvlees еп tomaten)

бю·удн (pl.t.; о; J,бигудей/бигуд.Ям/бигуд.Ями/ биrудЯх> kmlspelden, papillotten, haarkтullers •:• "�ISP� волосы на - krulspelden zetten, het haar inrollen, papillotten leggen/zetten биде (n.; о) Ъidet d/h бидон (m.; 1а) bus; melkbus; Ьidon; (v. metao/, plastic) kan •:• - для � petroleumЫikh; - для М2l!2fШ melkbus бидонный (adj.; 1*а> bus-, mеlkЬus­ бидончик (m.; за> dim. v. бид6н биение (n.: 7а) (v. hort) sb. v. бить; (11. hort, pols) slag •:• - жмзни hartslag van het leven биеннале (f./n.; о) � бьеннале бижу (n.; о) edelsteen бижутерия (f.; 7а) imitatiejuwelen, namaakjuwelen, nepjuwelen бизань (f.; 8а) mar. bezaan бизань-мачта (f.; 1 а) bezaansmast, achtermast бизменка (f. 3n. ; 3*3) J.. zakenvrouw бйзнес (m.; 1 а) zaken, business •:• малый - kleine ondememing; (�)делать - на (6) in [handel, verzeke­ ringen] zitten бit:зпесбапк (m.; 33) handelsbank бit:зпесвумен (f.3n.; о) zakenvrouw бit:знес-класс (m.; 1 а) business class бнзнес-кблледж (m.; 4а) (ong.) heao, business school бизнесмен (m.3n.; 1 3) zakenman •:• стать бизнесме. ном in zaken gaan бизнесменский (adj.; за> adj. v. бизнесмен бизнесменша (f.an.; 4а) J.. zakenvrouw бit:знесцентр (m.; 1 3) handelscentrum h, business centerh бизон (m.an.; 1а) zoo/. Ьizon бизоний (adj.; pron.б*a) zool. Ьizon· бизоновый (3dj.; 1 а) zoo/. Ьizon· бикарбИд (m.; 1 а) chem. Ьicarbld h бикарбонат (m.; 1 а> chem. Ьicarbonaath биквадрат (m.; 1 3) mat. Ьikwadraath биквадратный (adj.; 1*а> rnat. Ьikwadraats· •:• биквадратное уоавнение vierdemachts· vergelijking бикини (n.; о) Ьikini бИкса (f.an.; 1 a} s/. hoer, slet бикфордов (adj.poss.; pron.1a) •:• - !Al.IO'D :j: tech./rnijnb. Bickfordlont h билабиальный (adj.; 1*3>fon. Ьilablaal б ил а те р а л ь ный (adj.; 1*а) Ъilateraal билет (m.; 1 а) 1 (voor toegang, vervoer) kaart, kaartje h, p1aatskaart, ticket h, bil j et h •:• абонементный про­ ездной - spw. abonnement •; ездить � билета zwart rijden; - D. первый/во второй класс kaartje voor de eerste/tweede klas; - в театр kaartje voor het theater, schouwburgkaartjeh; взр0слый - kaartje voor volwassenen; � - entreekaartjeh, toe­ gangsbewijs h; � - jaarkaart, jaarabonne· meпt h; детский - kinderkaart, kinderkaartje h; - АО (2) spw. enkele reis (naar), een enkeltje .";

есть билеты? ( in het theat.) zijn er nog plaatsen vrij ?; железнодорожный spoorkaartje h, treinkaar· tjeh; месячный ( проездной) - maandkaart, maand­ abonnementh; шt концерт kaartje voor het concert; - на пароход passageblljet•; - на поезд trein· kaartje h; - на самолёт vliegticketh; билеты на шестичасовой сеанс kaartjes voor de voorstel· ling van zes 11ш; - на се.мъ трuдчатъ kaartje voor half acht; - на трам вай tramkaartje h; билетов шп theat. uitverkocht; �11tЫЙ - retour(Ьiljet) h; проездной - reisЬiljet\ vervoerbewijs h 2 lidmaat­ schapskaart, lidmaatschapsbewijs h •:• военный mil. zakboekje 1'; комсомольский - bewijs van lid­ maatschap (van de Komsomol); охотничий - jacht· akte; паотмйный - partijboekje h; стvденческий inschrijvingsbewijs h (v. universiteit); членский bewijs van lidmaatschap, lidmaatschapskaart 3 :j:: waardeЬiljeth •:• казначейские билеты �: bank· Ьiljetten van 1, 3 en 5 roebel; кредмтный - bank· blljeth 4 kaart, kaartjeh, briefjeh (met uitnodiging/ toesternrning/ . . . ) •:• пригласительный - invitatiekaart 5 loth •:• вь1игрыwный - het winnende lot; потерей· Н.!!!.Й - loth, loterijbriefje h 6 briefje met vragen/ examenopgaven (de kandidaat kiest ееп билет uit ееп aantal) •:• тянУть - vragenlijstje trekken билетёр ( m .an . ; 1 а) controleur (11. kaartjes); (in bloscoop e.d.) zaalwachter, plaatsaanwijzer билетёрский (adj.; за> adj. v. билетёр билетёрша (f.an. ; 4а) ! controleuse (v. kaartjes) ; (in bloscoop e.d.) ouvreuse, plaatsaanwijzer билетик (m.; за> kaartje h билетный (adj.; 1*а) 1 kaartjes· 2 lidmaatschapskaart· билингвизм (m.; 1 а} Ьilinguisme h, tweetaligheid биллион (m.; 1 а) Ьiljoen• биллионный (adj.; 1*3) Ьiljoenste; van een Ьiljoen билль (m.; 2а) bill, wetsvoorste\ h (in V. S. /Eng.) бнло (n.; 1а) 1 gong 2 tech. klopper, stamper бильбоке (n.; о> Ьilboquet d/h бильЯрд (m.; 1 а) Ьiljarth •:• играть на биnьЯрде :j:: Ьiljarten; играть в - Ьiljarten; играть в карманный vulg. zichzelf seksueel prikkelen met de hand in de zak бильярднст (m.an.; 1 3) J.. Ьiljarter, Ьiljartspeler билъЯрдная (f.; adj.1a) Ьiljartzaal бильЯрдный (adj.; 1*а) Ьiljart· •:• - .с.п.ош: Ьiljartsport; - ОIОП Ьiljarttafel биметалл (m.; 1 а) tech. Ьimetaal h бИметаллИческий (adj.; 33; kv. ?; comp. 121) Ьimetalen бИмолекулЯрный (adj.; 1*а) chern. Ьimoleculair бимс (m.; 1 а) таг. dekbalk •:• угловой - hoekspanth бнмсовый (adj.; 1а} mar. dekbalk· бинарный (3dj.; 1*а} Ьinair •:• бинарная оппозмuия ling. Ьinaire oppositie биндюжник (m.an.; 3а) 1 :j:: (in de haven, ор het station) kruier 2 U. (depr.) zuiplap, zuipschuit биноклевый (adj.; 1а> Ьinocle· бинокль (m.; 2а) (veпe)kijker (met twee objectieven), Ьinocle •:• смотреть D. - met/door een veпekijker kijken; � - nachtkijker; полевой - veldkijker; театральный - toneelkijker бинокулЯ:рный (adj.; 1*а) Ьinoculair •:• бинокуnЯр­ ное � zicht met beide ogen; - микроскоп ЬinocuJair(e microscoop) бином (m.; 1 а) rnat. Ьinomium h, tweeterm биномиальный (3dj.; 1*а) mat. Ьinomiaal, twee· termig биноминальный (adj.; 1*а) Ьinominaal, dubbel· namig -

-

бинт - бискв:Итный

бинт (m.; 1 Ь) zwachtel, verband \ windsel h •:• м.Шиш.: вый - verbandgaas h бКнтик (m.; за> dim. v. бинт бинтовать (if; щ pf: забинтовать; tr.) [gewonde, v;ond, lichaamsdeel] verblnden, inzwachtelen; Jichaamsdeel] omzwachtelen бинтоваться (if; 2а; pf: забинтоваться) z. verblnden бинтовой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) verbandбвo- (samenst.) Ьiобнобиблиография (f.; 7а) ЬioblЬliografie бвогенез (m.; 1а) Ьiogenese бногенетИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Ьiogenetisch биогенный (adj.; 1*а) Ьiogeen бногеография (f.; 7а) Ьiogeografie биограф (m.an.; 1а) Ьiograaf биографИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Ьiografisch биография (f.; 7а) 1 Ьiografie, levensbeschrijving 2 leven \ loopbaan (terugЬ/ikkend) •:• лЮди � такИми биографиями mensen met een dergelijke achter­ grond/geschiedenis, mensen met een dergelijk leven achter zich; споотИвная sportloopbaan бкодинамика (f.; за> Ьiodynamica бнодинамИческий (adj.; за; kv. ?; comp. "> Ьiodynamisch бноиндикатор (m.; 1 а) Ьio-indicator бноиндустрИя (f.; 7а) Ьio-industrie бноинженерия (f.; 7а) Ьio-engineering биокрем (m.; 1а) huidcreme биолог (m.an.; за> Ьioloog биологизация (f.; 7а) het Ьiologisch maken, het blologiseren биологизм (m.; 1 а) Ьiologismeh биологИчесю1й (adj.; за; kv. ?; comp. 0) blologisch •:• биологическое � blologische wapens биология (f.; 7а) Ьiologie, natuurlijke historie бнолюминесценция (f.; 7а} Ыо/. Ьioluminiscentie бномагнетИзм (m.; 1а} Ьiomagnetismeh биомасса (f.; 1а) Ыо/. Ьiomassa биометрика (f.; за> Ыо/. Ьiometrie биометрИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Ыо/. Ьiometrisch биометрия (f.; 7а) Ыо/. Ьiometrie бномеханика (f.; за> Ьiomechanica бномеханИческий (adj.; за; kv. ?; comp. ") Ьiomechanisch бионика (f.; за> Ьionica, Ьiotechniek бионический (adj.; за> blonisch биопсИческий med. ЫорsiебиопсИя (f.; 7а} med. Ьiopsie биоритмы (pl.t.; m.1a) Ьioritmes биосИнтез (m.; 1а} Ьiosynthese биосфера (f.; 1а) Ьiosfeer биосферный (adj.; 1*а) Ыоsfееrбиотехника (f.; за> blotechniek, Ьionica бнотехнИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) blotechnisch биотит (m.; 1а) geo/. Ьiotieth биотический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) blotisch биотоки (pl.t.; m.за> Ыо/. blo-elektrische stroom(pjes) биотоп (m.; 1а) Ьiо/. Ьiotoop биофак (m.; за> .!. Ьiologische faculteit биофИзик (m.an.; за> Ьiofysicus биофИзика (f.; за> Ьiofysica биофизИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Ьiofysisch бИофИльтр (m.; 1а} Ьiofilter h биохимИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0} Ьiochemisch биохИмия (f.; 7а} Ьiochemie бИоценоз (m.; 1а} Ьiocoenose бИоценология (f.; 7а) Ьiocoenologie -

бИоэлектрИческий (adj.; за; kv. ?; comp. "> Ьioelektrisch биплан (m.; 1 а) av. tweedekker биполЯрность (f.; 8а} Ьipolariteit биполЯрный (adj.; 1*а) blpolair, dubbelpolig бИржа (f.; 4а} 1 jinan./ec. beurs •:• � spec. houtloods, houtopslag(plaats); - пооШ hist. arbeids­ bureau h; (voor tijdelijk werk) uitzendbureau h; Фондовая - ее. effectenbeurs, fondsenbeurs 2 + wachthuisje voor koetsiers биржевик (m.an.; зЬ> beurshandelaar биржевой (adj.; 1Ь; kv.m. 0} beurs- •:• - маклер make­ laar in effecten, effectenmakelaar, beursmakelaar; биржевая сделка aandelentransactie; спекулЯнт beursspeculant бИржевый (adj.; 1 а) => биржев6й бИрка (f.; з*а) 1 hist. kerfstok 2 labeld/h (vroeger v. hout) Б:Ирма (f.; 1 а) geog. Birma h бирманец (m.an.; 5*а} Birmaan бирманка (f.an.; з*а) Birmaanse бирманский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Birmees, Birmaans Биробиджан (m.; 1 а} geog. Birobldzjan h (stad in Rus.) биробиджанский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Биробиджан бироновщина (f.; 1 а} hist. buitenlanderheerschappij (m.n. in de 18е eeuw; genoemd naar de Baltisch-Duitse -

-

minister Бирон) б:Ирочный (adj.; 1*а) lаЬеlбирюза (f.; 1 Ь; pl. ?> min. turkoois бирюзовый (adj.; 1а} min./kleur turkooizen ·:· - перстень ring met een turkoois бирЮк (m.an.; зЬ> 1 dial. (solitaire) wolf 2 .!. iezegrim. somber iem. •:• � бирюком J, er nors/somber Ьijzitten, er Ьijzitten met een gezicht als een oor­ wurm; � бирюком J, nors/somber kijken, een gezicht als een oorwurm trekken бирюковатый (adj.; 1а) .!. chagrijnig. nors бирЮлька (f.; з*а} benen staaf]e uit het knibbelspel •:• .!ШШТh в бирюльки 1 knibbelspel spelen 2 .!. (ovdr.) duimendraaien бирЮч (m.an.; 4Ь) hist. heraut, omroeper бирЮчий (adj.; pron.б*a) van een (solitaire) wolf бирюч:Ина (f.; 1 а} bot. liguster бис 1 (int.) theat. bls, nog eens 11 (m.; 1а) theat. toegift •:• исполнить .!Ш - blsseren; спеть .!Ш две песни als toegift twee liederen zingen; сыграть .!Ш - toegift spelen/geven бисексуал (m.an.; 1а} .!. Ьiseksueel бисексуальность (f.; 8а) Ьiseksualiteit бисексуальный (adj.; 1*а} Ьiseksueel б:Исер (m.; 1а; pl. ?; 2*sg.) (со/.) kraaltjes •:• что � - 1 (v. handschrift) wat een gepriegel!; рассыпаться мелким бИсером перед [5] iem. honing/stroop от de mond smeren, iem.s hielen likken; метать перед � paarlen voor de zwijnen werpen бИсерина (f.; 1а} .!. kraal, kraaltje h б:Исеринка (f.; з*а> kraaltje h бИсерный (adj.; 1*а) kralen-; (v. handschrift) pietepeu­ terig. minuscuul •:• � klein handschrift. priegelschrift h бисИровать (pf/if; щ tr.} theat. Ьisseren, een toegift geven бискайский (adj.; за} •:• Бискайский залИв geog. Golf van Biscaje бисквит (m.; 1 а) Ьiscuit бисквИтный (adj.; 1*а) Ьiscuit- •:• бисквитное � Ьiscuitdeegh -

-

68

биссектрйс а - бйть ся

биссектрИ:сп (f.; 1а) mot. blssectrice бистро (n.; о) blstro бисуш.фат (m.; 1а) blsulfaath бисульфит (m.; 1а) blsulfieth бит (m.; 1 a[(2)J> , muz. beat 2 сотри. Ьit бита (f.; 1 Ь) J, sport. (bij honkbol/ ... ) slaghout'; crick. bath бнтва (f.; 1а) fr (veld)slag, strijd, gevecht ' •:- - ;ш (4) de s\ag от [Stalingrad/".]; БИтва на!)Одов (nод Лейпцигом) hist. volkerenslag; - ttALn.Rи [6] de slag aan [de Marпe/".]/bij " . ; - шш [5] de slag Ьij [Stalin­ grad/ " .] бйт-группа (f.; 1а) muz. beatgroep битком (adv.) •:• стоять в - набИтом трамвае ор elkaar gepakt staan in de tram, als haringen in een ton staan in de tram; - набмтый J, Ьomvol, propvol, mudvol, stampvol Битлз (p l .t.; о) the/de Beatles битлбвка (f.; з*а) .!. rolkraag битлбвый (adj.; 1а) .!. adj. v. Битлз битломания (f.; 7а> .!. Beatlemanie, Beatlemania БИтлы (pl.t.; m.1a) .!. => Битлз БитлЬ1 Битлз бИ:т-музыка (f.; 3а) beatrnuziek бИтник (m.an.; за> s/. beatnik, hippy бИтниковский (adj.; за; kv. ?; comp. "> adj. v. б:Итник битбк (m.; з*Ь) 1 gehaktbal(letje) h, vleesballetje h, hamburger 2 ЫU. speelbal биточек (m.; з*а> gehaktballetje h, vleesballetje h б:Итум (m.; 1 а) bltumen h битумизация (f.; 7а> bltuminering битуминбзный (adj.; 1*а) bltumineus б:Итумный (adj.: i*a) (van) bltumen бИ:тумовоз (m.; i a) asfaltwagen бИтый (adj.; 1 а) kapotgeslagen •:• - час .!. (11erwijtend) een uur lang, een vol uur бить (if; 1 1 Ь) 1 ([4]; [5]; по [3]/в [4]/на [4]/о [4]) slaan; een slag geven {met; op/tegen/in} •:• волны бьют о корабль/берег de golven slaan tegen het schip/de kust; - в mlli (11. licht, zon, etc.) recht in z'n ogen schijnen; (011dr.: 011er /ихе, weelde e.d.) in het oog lopen, (zeer) opvallen; - по глазам :j: in het oog lopen, (zeer) opvallen; - себЯ в !Jm11! (ook 011dr.) zich(zelf) ор de Ьorst slaan; - .!Шm:у krt. met [aas/heer) er overheengaan/slaan; карта бuта z'n kaart is geslagen; - козырем krt. aftroeven; - копытами trappelen, met de hoeven slaan; - копЪ�то.м (11. paard) stampen; - крЫльями met de vleugels slaan (bij op11/iegen); - мопо:rкQм hameren; - наверняка het zekere voor het on­ zekere nemen; - � :j: buigingen maken; - куда 1ШП.1Шо in den Ьlinde erop losslaan; - по рvкам (ovdr.) een akkoord sluiten, Ьeklinken; - ставку hoger inzetten; - в одну � z. helemaal richten ор; z. ор een punt concentreren/richten; - � met de staart kwispelen; - � [Зl hist. diep buigen (ter begroeting/als dank/bij 11erzoek); in het stof vallen voor iem.; [hulp, ееп gunst] afsmeken, verzoeken (аап het hof ofbij ееп regeringsinstantie) 2 iem. slaan, afranselen, een pak slaag geven, tuchtigen (met (stok)slagen) {met; in/op} •:• - (4) в !:1ОО12 iem. ор de borst s\aan; - кнvтом met de zweep slaan, (af-) ranselen; - [4] JSY.lliUWм iem. met z'n vuist slaan; - (4) в ПИJ.L6Ln2 лицУ iem. in het gezicht slaan; кого люблю, того и бью wie men liefheeft. kastijdt men; - [4] нш:Ш1 iem. trappen 4 (pf: побйть; tr.) [vijand] vers\aan, overwinnen, slaan •) - все оекорды alle records brekcn 5 dankbaar, erkentelijk { (jegens/tegenover voor)} •:• быть благодарным за [4] dankbaar zijn voor, waarderen; очень вам благодарен hartelijk bedankt, dank u •..

70

GJшгuдарстненный - благопри.Ятный zeer; мы вам за Это 6ченъ благодарны (reactie ор beweze11 die11st) dat wordt erg gewaardeerd; я буду вам (6ченъ) благодарен, если . . . ik zou het zeer ор prijs stellen als [u dat voor mij deed] 2. dankbaar, veelbelovend •:• благодарная ПмS!. dankbaar/vrucht­ baar onderwerp благодарственный (adj.; i*a[(1)]} �:/1t dank•:• - мол��н daпkdieпsL. daпkstoпd, daпkzegging; благодарственное � dankbrief благодарствовать (if; и; in tr.) :j: bedanken •:• благодарствую/благодарствуй(те)I dank u zeer бJIUl'Oдapft (prcp.; [3]} (pos. ) dankzij •:О - ей dankzij haar, door haar toedoen, zij heeft ervoor gezorgd (, dat ...) ; Этот город получнл свою известность - [З] deze stad ontleent haar bekendheid aan . . . ; - удачно сложнвwейся � я ••• ik verkeer in de geluk­ kige omstandigheid, dat . . . ; - счастливой � � dankzij ееп gelukkig toeval; - благоскпбн·

ному/благожелательному/доброжелательному содействию (2) met/dank zij welwillende mede­ werking van; - � обстоЯтельств door een samenloop van omstandigheden; - roмi, что (als conj.) dankzij het feit dat, doordat; - � 1t (a/s conj.) waardoor, en daarom; - Пому daardoor благодатный (adj.; 1*а) 11' zegenrijk, gezegend, weldadig; (v. regen) mild, mals •:• благодатная пбчва (для [2]) (ovdr.) gunstige voedingsbodem (voor) благодать 1 (f.; 8а) 1 :!: weldaad, zegening, ver­ ademing 2 :!: re/. genade, zegening 3 overvloed 11 (pred.) J, een paradijs, heerlijk благоденственный (adj.; 1*a[(1)J> :j: welvarend,

gelukkig, succesvol благоденствие (n.; 7а) :j: welstand, welvaart благоденствовать (if; 2а; intr.) t- (vaak ir.) het goed maken, in welvaart leven •:• он благоденствует het gaat hem voor de wind благодетель (m.an.; 2a} :j: (vaak ir.) weldoener, begunstiger благодетельница (f.an.; 5а) 11' (vaak ir.) weldoenster, begunstigster благодетельность (f.; 8а) weldadigheid, gunstigheid благодетельный (adj.; 1*а) 11' weldadig, gunstig •:• благодетельное � gunstige invloed благодетельский (adj.; 3а) 1t weldadig благодетельство (n.; i a} weldadigheid, milddadig­ heid благодетельствовать (if; 2а; heeft p.pres.p.; pf: облагодетельствовать; [З]) :j: [de armen] wel­ daden bewijzen, weldoen, begunstigen благоде.Яние (n.; 7а) 11' weldaad •:• оказать [З) iem. een weldaad bewijzen благодУшествовать (if; 2а; intr.) in een onbezorgde stemming zijn, zonder zorgen zijn, onbezorgd zijn благодУшие (n.; 7а) onbezorgdheid, het zonder zorgen zijn благодУшный (adj.; 1 *а} welgemoed, onbezorgd, zonder zorgen •:• о благодуwном настооении goedgemutst благожелатель (m.an.; 2а) :j: goedgunstig gezind iem., welwillend iem. благожелательница (f.an.; sa> vr. v. благожела­ тель благожелательность (f.; &а) 1t goede gezindheid, welwillendheid •:• чтобы � - [t6ch iets doen] om z'n goede wil te tonen благожелательный (adj.; 1*а) 11' welwillend, goed­ gezind

благожелательствовать (if; 2а; intr.} welwillendheid tonen благозвучие (n.; 7а} welluidendheid благозвучность (f.; 8а} welluidendheid благозвучный (adj.; 1*а} melodisch, harmonisch, melodieus, welluidend благой (adj.; 3Ь/с; comp. 0) 1 :j: goed (vaak ir.) •:• благая МWШ!l goede gedachte; благие намерения goede voomemens/bedoelingen; благjю �.itC.J.ll избрав 1t (ir. bij ееп keuze) (hij) heeft l1eL beste stuk voor zich­ zelf gehouden 2 dial. dwaas • кричать благим матом .IJ moord en brand schreeuwen благолепие (n.; 7а) :� schoonheid, grandeur благолепный (adj.; 1*а) �с sclюon, elegant благонадёжность (f.; 8а} �: 1 betrouwbaarheid 2 ]oyaliteit, trouw (аа11 de mo11archie) благонадёжный (adj.; 1*а) :j: 1 betrouwbaar, vertrouwenwekkend 2 loyaal (аап de monarchie), gezagsgetrouw благонамеренность (f.; 8а} :j: 1 welgemeendheid 2 loyaliteit (аап de monarchie), gezagsgetrouwheid благонамеренный (adj.; i*a(l)) :j: 1 vol goede bedoe­ lingen, goed bedoelend 2 loyaal (аап de monarchie), gezagsgetrouw благонравие (n.; 7а) :j: deugdzaamheid, eerbaarheid благонравный (adj.; i*a) :j: zedig, eerbaar, deugd­ zaam благообразие (n.; 7а} achtenswaardigheid, waardige schoonheid благообразность (f.; 8а) achtenswaardigheid, waardige schoonheid благообразный (adj.; i*a) achtenswaardig, schoon, nobel (v. uiterlijk) благополучие (n.; 7а) 1 welvaart, welvaren h, wel­ varendheid, welzijn h •:• кажущееся - schijnwelvaart; материальное - materiёle welstand 2 gelukh, voor­ spoed •:• � - familiegelukh благополучный (adj.; i*a) (gunstig verlopend: v. reis, bevalling, ajloop e.d.) voorspoedig, zonder proЫemen;

(gunstig verlopend: v. einde, huwelijk,jeugd, leven, ajloop e.d.) gelukkig; (v. ajloop, vooruitzicht, ontwikkeling) gunstig •:• если всё будет благополучно, то als 't meevalt, dan ... ; благополучного двухть1сячного [ОJш een voorspoedig 2000; благополучно добраться до дому veilig thuiskomen; благополучно � (bij aankomst ар station e.d.) een voorspoedige reis hebben; - конец happy end(ing); всё обстоит благо­ получно alles o.k. благоприлИчие (n.; 7а) :j: fatsoenlijkheid благоприличный (adj.; i*a) + fatsoenlijk благоприобретение (n.; 7а) verworvenheden, eigendom h (dat door eigen arbeid is verkrege11) благоприобретённый (adj.; i*a) verworven, verkregen (door eigen arbeid) благоприст6йность (f.; 8а} fatsoen h, eerbaarheid, ingetogenheid; (v. kleding, gedrag) zedigheid благопристойный (adj.; 1*а) welvoeglijk, eerbaar, fatsoenlijk, ingetogen; (v. kleding, gedrag) zedig, decent благоприЯ:тность (f.; 8а) gunstigheid благоприЯ:тный (adj.; i*a) (v. omstandigheden) gelukkig; (v. antwoord, gelegenheid, ligging, moment, reactie, voorwaarde, weer, etc.) gunstig; (v. moment, tijd) geschikt, gelegen, opportuun; (v. invloed, klimaat, omstandigheden) gezegend •:• Это оказывает благо­ приЯтное воздействие на рь1нок труда dat bevordert •••

de werkgelegenheid, dat heeft een gunstige invloed ор de werkgelegenheid; если метеоусловия будут

1

благопри.Ятствование - благоустраивать

�гоприЯтными als de weersomstandigheden het :::iela.ten; использовать - � van de gelegenheid �;ruikmaken; при благоприЯтных обстоятельствах �er gunstige omstandigheden; благоприЯтная �да для парусного спорта zeilweer h; при благо­ "!ОМIПной norOl;ш als het weer het toelaat; благо­ "!ll)М!Пное Решение gunstige beslissing; (! :j: gunstige gezind­ heid, welwillendheid б..."'Iагорасположенвый (adj.; i*a(2)} gunstig gezind, -�;elwillend б..."'Jагорастворение (n.; 7а} •:• - � :j: (scherts.) gezond/zacht weer/klimaat б."'lагородие (n.; 7а} :� •:• ваше (aanspreekvorm voor officieren) Uw Edele; Ш - (m.b.t. officieren) Zijne Edele б."'Iагородвость (f.; 8а} edelheid, grootmoedigheid, nobelheid б.... агородный (adj.; i*a} 1 1 edel, edelmoedig, eerbledwaardig, nobel, grootmoedig, ridderlijk; (v. bedoelingen; meisje) eerbaar; (v. verontwaardiging) heilig; (v. daad, karakter e.d.; v. streven) nobel; (v. ge­ dachten, ideeёn, daden, stijl, gevoelens, doel) verheven ·> - Ж§.0! breed gebaar; - поШпон nobele daad; на благородном расстоянии J. (scherts.) ор eerbledige afstand 2 adellijk, edel •:• лЮди благородного nШtи.н mensen van adel, de adel 3 (v. gas, metaal, .. ) edel, edel- •:• - r:n chem. edelgas h; - .!iО1Ш1:ш Ыoedkoraal d/h; благородные � edele metalen; - 2lШ.t:t.ll zоб/. edelhert h 11 (m.an.} hist. edelman, edele благородство (n.; ia} edelheid, edelmoedigheid, grootmoedigheid, nobelheid, ridderlijkheid; distinc­ tie, voornaamheid; (v. bedoelingen; v. meisje) eerbaar­ heid; (v. karakter, bedoelingen, gevoelens) verheven­ heid •:• душевное - zielenadel благосклонность (f.; Ва) 1t goedgunstigheid, bereid­ willigheid, welwillendheid, welgezindheid, genegen­ heid, goedertierenheid •:• - к [З] ingenomenheid voor; пользоваться благосклонностью (2) de gunst genieten van iem.; � - z'n goede wil tonen; он � - (2) hij vond genade in de ogen van -



...

•••

.

-

.

благосклонный (adj.; i *a; к [3]} 1t welwillend, goedgezind, goedgunstig, welgezind, bereidwillig, genegen, goedertieren •:• благосклонно goedwillig [aanhoren e.d.]; пользоваться благосклонным вниманием (2) 1t iem.s welwillende aandacht heb­ ben; очень благосклонно отнестись к [3] heel posi­ tief zijn over [plan, voorstel e.d.]; благосклонное отношение welwillende houding, welwillendheid; судьба была благосклонна к нему het lot was hem gunstig gezind благословение (n.; 7а} 1 rel. zegen, zegening; (v. handen) oplegging •:• да (пре) будет с вами � (door geestelijke gezegd) God zegene и; 1ШI1! [3] (своё ) - iem./iets zegenen; она - ш�н семьи zij is een zegen voor het gezin; - .!Ю. брак huwelijkszegen 2 J. (scherts.) zegen, goedkeuring •:• АИ!! своё - (на (41) (ir.) z'n zegen geven [aan een plan e.d.] 3 :j: dankbaarheid благословенный (adj.; i*a[(1)J> hoogdr. gebenedijd, gezegend благословить (pf; 4Ь; if: благословлять; tr.) rel. zegenen, de zegen geven (aan), de zegen uitspreken (over), de handen opleggen •:• благослови вас Господь moge God и behoeden; благословляю �1 mijn zegen heb je благословлЯть (if; ia} => благослов:Ить благосостояние (n.; 7а} voorspoed, welvarendheid, welstand, welvaart •:• государство всеобщего благосостояния verzorgingsstaat, welvaartsstaat благосостоЯтельный (adj.; i*a) •:• он родИлся в благосостоЯтельной � hij is van goede komaf благостность (f.; 8а} + zaligheid, aangenaamheid, prettigheid, heerlijkheid благостный (adj.; 1*а) :j: zalig, aangenaam, prettig, heerlijk благостЬшя (f.; 2а} :j:/11' liefdadigheid, nobelheid, goedheid благость (f.; 8а} t/11' goedheid, goedhartigheid благотворение (n.; 7а} :j:/11' liefdadigheidswerk h благотворИтель (m.an.; 2а) 1t weldoener благотворИтельница (f.an.; sa> 1t weldoenster благотворИтельность (f.; 8а} liefdadigheid, armenzorg благотворИтельный (adj.; i*a} liefdadig, mild­ dadig, weldoend, charitatief •:• К2Н.LШJи benefiet­ concerth; благотворИтельное меРопРиЯтие liefdadig­ heidsactie; благотворИтельное обшество/учреЖА8ние liefdadigheidsinstelling, charitatieve instelling; благотворИтельная помощь liefdewerk h; - спектакль liefdadigheidsvoorstelling благотворИтельский (adj.; за> wеldоеnеrs­ благотворИтельствовать (if; 2а; intr.} + liefdadig­ heidswerk doen; weldoener zijn благотворИть (if; 4Ь; intr.) t/11' weldoener zijn, lief­ dadigheid verrichten благотворность (f.; 8а} het weldadige, weldadige (uit)werking, weldadigheid благотворный (adj.; i*a) gezond, heilzaam; (v. in­ vloed, klimaat, omstandigheden) gezegend; (v. regen, -

-

bad, warmte, slaap, behandeling, gevoe/, invloed e.d.) weldadig •:• благотворное влияние heilzaamheid, heilzame werking, heilzame invloed благоусмотрение (n.; 7а} :j: (eigen) beoordeling, (eigen) besluith •:• tш - [2] aan iem.s beoordeling [overlaten] благоустраивать (if; ia} => благоустроить

72

благоустраиваться - бледный

бJшгоустраиваться (if; 1 а) ::::} блаrоустр6иться благоустроенность (f.; 8а) (v. huis e.d.) gerief(e)lijk­ heid благоустроенный (adj.; 1*а(1)) (v. huis e.d.) gerief(e)­ lijk/comfortabel/gezellig ingericht, van alle gemak­ ken voorzien, gerief(e)lijk, comfortabel •:• благо­ устроенная tшаJПЙJШ comfortabele woning благоустроить (pf; 4а; if: благоустраивать; tr.) gerief(e)lijk inrichten благоустроиться (pf; 4а; if: бJшгоустраиваться) z. comfortabel inrichtcn, het z. gcrieflijk maken

(iм huis e.d.)

благоустройство (n.; ia) (v. huis e.d.) gerief(e)lijkheid

благоухание (n.; 7а) 11' (aangename) geur, aroma \ parfumh; (v. Ыоетеп, etc.) welriekendheid благоуханный (adj.; 1*а) geurig; (v. Ь/оетеп, etc.) welriekend благоухать (if; 1 а; intr.) 11' (aangenaam) geuren •:• благоухающий geurig, welriekend благочестнвый (adj.; 1 а) + rel. devoot, godvruchtig, vroom, godsdienstig благочестие (n.; 7а) rel. devotie, godvruchtigheid, rechtzinnigheid, vroomheid, godsdienstigheid, orthodoxie благочиние (n.; 7а) 1 + fatsoen \ fatsoenlijkheid : правила благочиния fatsoensregels 2 hist. open­ bare orde •:• управа благочиния hist. ordebewaking 3 rel. dekenaath благочинный (adj.; 1*а) 1 fatsoenlijk, ordentelijk 11 (m.an.) rel. deken (die toezicht houdt ор meerdere ••

parochies) блаженненький (adj.; 3*a) J, 1 (kv. ?; comp. 0) onnozel 11 (m.an.) onnozele блаженный (adj.; 1*а (1)) 1 1 rel. zalig, gelukzalig; (v. glimlach, Ыik ook) hemels •:• блаженное безделье J, zalig nietsdoen; блажен, кто верует bijb. wie gelooft, wordt zalig; блаженны невИдевшие и уверовавшие bijb. zalig zijn zij, die niet gezien hebben en toch geloven; блаженны нИwие дУхОМ bijb. zalig zijn de armen van geest; [1] блаженной шiм.нrи (mijn vrouw] zaliger, wijlen " . 2 J, onnozel, dom 11 (m.an.) J, onnozele, domme блаженство (n.; 1 3) 1 gelukh, (geluk)zaligheid, heer­ lijkheid, (innig) welgevallen h; wellust; rel. zaligheid •:• быть на верху блаженства (от [2]) een en al ver­ rukking zijn (over); вечное - rel. heil; отойтм к вечному блаженству :j:/11' het eeuwig heil deel­ achtig worden 2 (a/s р/.) zaligsprekingen •:• � блаженств bijb. de acht zaligheden/zaligsprekingen блаженствовать (if; 2а; от [2]> een en al verrukking zijn, in genot zwelgen {over} блажнть (if; 4Ь) J, dwaasheden begaan, de idioot/ malloot uithangen блажнбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) � mallotig, buitenissig, grillig, excentriek блажь (f.; 8а) J, bevlieging, gril, kuur •:• всё Это - � dat zijn maar kuren; на [4] нашла - J, iem. haalde/ kreeg het in z'n hoofd, is bevangen door een bevlie­ ging/gri1, heeft het ор z'n heupen блайзер (m.; ia) J, Ыazer Uasje) бланк (m.; 3а) (invul)formulierh, invulblljeth •:• - доверенности machtigingsformulier h; - � bestelbon, bestelformulier h; - описи повреждений schadeaangifteformulierh; подписной - inteken­ blljeth; - для пропмски (v. vreemdeliмg) inschrijvings­ formulierh; - для теnеграммь1 telegramformulierh; - тоебования aanvraagformulierh (bv. in ЫЬ/iotheek)

бланковый (adj.; 13) formulier- •:• - � Ыаnсо cheque бланманже (n.; о> си/. Ыanc-mangerh бластула (f.; 13) Ыо/. Ыastula, kiemЫaasjeh блат (m.; 1 3) 1 Bargoens h 2 J, (het hebben van) vriendjes/connecties/relaties (voor het verkrijgen v. spullen ofander voordeel waar gebrek аап is) •:• у него есть - hij heeft een kruiwagen; у нас блата нет/ без блата we doen hier niet aan vriendjespolitiek; 02 блату via een achterdeurtje, via-via, door een kruiwagcn; получuтъ [4] по блату [baan e.d.] krijgen door/dankzij een kruiwagen; (с)делатъ [4] по блату vriendjespolitiek bedrijven, aan vriend­ jespolitiek doen 3 :j: penoze, onderwereld блатарь (m.3n.; 2Ь) s/. 1 tussenpersoon (iem. die be­ middelt от via-via wat te krijgen) 2 onderwereld­ figuur dth блатмейстер (m.an.; 1 3) ::::} блатарь блатной (adj.; 1 Ь) 1 (kv.m. 0) 1 Bargoens •:• блатнь1е песни dievenliederen (gezongen onder dieven, in kam­ pen); - нш!J.к Bargoens h, dieventaal 2 die vriendjes/ connecties/relaties heeft, die veel mensen kent; (v. baantje e.d.) dat je via-via krijgt/hebt gekregen 11 (m.3n.) tl zware jongen, figuur uit de onderwereld, onderwereldfiguur блатнЯ:к (m.an.; 3Ь) ::::} блатарь блатнЯчка vr. v. блатарь блевать (if; 2Ь; intr.) tl kotsen блевота (f.; 1 а) tl gekots h; kots блевотина (f.; 1a) tl kots; smerigheid блевотный (adj.; 1*а) tl kоtsбледненький (adj.; з*а; kv. ?; comp. 0) Ыeekjes •:• он - hij ziet witjes (om de neus); (па griep e.d.) hij ziet nog wat wit/pips бледнеть (if; 1 а; pf: побледнеть; intr. (от [2])) Ыееk worden (van [angst, schrik e.d.]), verЫeken; (v. iem. ook) wit wegtrekken/worden, van kleur veranderen, z'n kleur verliezen :• их успехи бледнеют пеоед нашими onze successen doen de hunne verЫeken; - в сравнении с [5] (ovdr. m.b.t. diпgeм, verschijпseleп) in het niet zinken blj бледннть (if; 4Ь; tr.) Ыееk maken бледноватость (f.; 8а) Ыeekheid бледноватый (adj.; 1 а) Ыeekjes, nogal Ыееk •:• он hij ziet witjes (om de neus); (па griep e.d.) hij ziet nog wat wit/pips бледно-голубой (3dj.; 1 Ь; kv.m. 0) ЫeekЫauw, lichtЫauw бледно-жёлтый (3dj.; 1 а; kv.f. ?; comp. 0) strokleurig бледно-зелёный (adj.; 1 а; kv. ?; comp. ?) reseda бледнокожий (adj.; 4а) (v. Ьепеп, iem.) met een Ыеkе huid, Ыееk, wit бледнолнкий (3dj.; 3а; comp. 0) met een Ыееk gezicht бледнолнцый (adj.; 5а) met een Ыееk gezicht, die er Ыееk uitziet бледно-розовый (adj.; 1 а) lichtroze бледность (f.; 8а) Ыeekheid, fletsheid •:• лицо восковой бледности wasЫeek gezicht; покрь1ться бледностью verЫeken бледнота (f.; 1d; pl. ?) ::::} бледность бледный (3dj.; 1 *а/с') Ыееk, flets; (v. gezicht, iem.) pips; (v. licht) flauw; (v. kleur) mat; (v. zоп) waterig; (пiet gebruiпd: v. huid, Ьепеп, iem. e.d.) wit •:• - как шюн wasЫeek; выглядеть бледно niet zo best eruit­ zien; он какой-то - hij ziet witjes (om de neus); с бледным l1.ИУОм met een Ыееk gezicht; - как М.!И (v. iem.) krijtwit; - как полотно zo wit als een doek; •

73

блезйр - блйзкий

смеотельно - lijkЫeek, doodsЫeek; (v. gezicht) spierwit; - как � lijkЬleek, doodsЬleek; бледное с0лнuе/сОлнышко waterigfЬleek/vriendelijk zonnetje б.""IезИр (m.; 1а> •:• АПН блезИру U. alleen maar voor de sier б.""Iейвейс (m.; 1а) chem. loodwit h б.""Iейзер (m.; 1а) � блайзер б.""Iейштейн (m.; 1 а) loodsteen б.""Iёклость (f.; 8а) (v. k/eur, licht) matheid, fletsheid; '•aalheid б.""Iёклый (adj.; 1 а) (v. kleur) Ыееk, mat, flets; vaal б.""Iёкнуть (if; з0а[(5)](6); pf: поблёкнуть; i ntr.) (v. Ыоет; iem.) verwelken; (door zonlicht) verЫeken, verschie­ ten, vaal worden, z'n kleur verliezen; (v. kleur) tanen б.""Iенда (f.; 1а) •:• светозаwИтная - fot. zonnekap б."'Jеск (m.; за; 2*sg.) glans, geflonkerh, geschitterh; (ор hout e.d.; uiterlijk voorkomen) schijn; glinstering; (v. zon, metaaf, ogen, water) schittering, fonkeling, spiegeling; (ovdr.) glorie, luister, pracht en praal ·> просто - 1 (als reactie) een pracht van een ... ; D.Q всём блеске in al z'n glorie; - � haarglans; - для Ш lip gloss; натереть до зеркального блеска spiegelglad wrijven; металлический - metaalglans; - мОт1ии het flitsen van de Ьliksem; навести - laten glanzen; показной - ( ovdr.) klatergoud h; пуопурный purperglans; � блеском met glans; - сошёл de fleur is eraf; с � блеском в глазах met een twinke­ ling in z'n ogen; чИстить/вЫчистить до блеска Ыank schuren блесна (f.; 1*d(ё)) vis. lepel, lepelaas h, Ьlinkerd ."

(kunstaas) блеснуть (pf; зЬ; intr.) 1 sf. v. блестеть •:• - на � � Ьij een examen uitЬlinken 2 (v. licht, gedachte) flitsen; (v. hoop) opflakkeren •:• у (21 блеснула .м.!!!М!! een gedachte flitste door iem.s hoofd блестеть (if; 5Ь; ([5])> Ьlinken, glanzen, schitteren, flikkeren, glinsteren, spiegelen, glimmen {(van/ door)}; uitЬlinken door [scherpzinnigheid, verstand e.d.] •:• в темноте блестели его пш.U. in het donker flikkerden zijn ogen; - как Шк.мо (v. auto, kast, etc.) als een spiegel glimmen; нВмн пота блестели у него на лбу het zweet parelde ор zijn voorhoofd; он � не блещет hij is moeders mooiste niet; - от .1ШАо.!шt vreugde uitstralen; в его глазах блестели W.3kl in zijn ogen glommen tranen; - на � schitteren in de zon; - � kraak­ zindelijk zijn, brandschoon zijn блёстка (f.; з*а) ·=· блёстки glittertjes, pailletjes, glimmende deeltjes; (ор water) schittering; - жWш (ор soep) vetoogh блёсткий (adj.; за> glimmend, glanzend блёсточка (f.; з*а) dim. v. блёстка блестЯщий (adj.; 4а) (lett./ovdr.) schitterend, Ьlin­ kend; (ovdr.) eclatant, glansrijk, illuster, luisterrijk, briljant; (v. ogen, verstand; v. idee) helder; (v. geheugen, grap, opmerking) ijzersterk; (v. idee) lumineus, voor­ treffelijk; (v. resultaat e.d.) magnifiek; (v. geest, ver­ haal) sprankelend; (v.jas, mouw e.d., lett.) glimmend •:• блестяще met glans, met vlag en wimpel (slagen e.d.); блестящая возможность buitenkans, prachtige gelegenheid; А.шШ идУт блестяще de zaken gaan ge­ weldig; его А.шШ не блестящи zijn zaken staan er niet zo best voor; блестящая краска glansverf; блестящая мысль briljant idee, ingeving; положение не блестя­ щее de toestand is niet rooskleurig; - vм een grote geest блеф (m.; 1 а) 1t Ыuf

блефарИт (m.; 1 а) med. ooglidontsteking блеяние (n.; 7а) (v. geit, schaap e.d.) geЫaath, gemekkerh блеять (if; ба; pf: проблеять; tr.) (v. geit, schaap e.d.) mekkeren, Ыaten ближайший (adj.; 4а; kv. ?> dichtstbljgelegen, dichtst­ Ьijzijnd, (zeer) nablj; (v. verwant, toekomst, buurman) naast •:• ближайшее � zeer nablje toekomst; в ближайшем � spoedig, Ьinnenkort, weldra; в - Шш1и!! dinsdag a.s.; на ближайшие два/три/ r:9AD voor de komende twee/drie/". jaar; в ближай­ шие АНИ dezer dagen; при ближайшем рассмотре­ н.и.и Ьij nader inzien/onderzoek, Ьij nadere over­ weging; ближайшие родственники naaste familie ближневост6чный (adj.; 1*а) van/uit/in het Nablje Oosten блИжний (adj.; 2*а) 1 (kv.m. ?) dichtstbljgelegen; (v. vrienden, verwanten) naaste •:• БлИжний Восток het Nablje Oosten; блИжняя шшОm kortste weg; - DVI!! kortste weg; - � gedimd licht, dimlicht h; не - � (ovdr.) niet naast de deur zijn 11 (m.an.) naaste, medemens близ (ргер.; [2]) in de omgeving van •:• - АОм.а in de buurt van het huis близенек (adj.; з*а; alleen kv.; сотр. 0) U. dichtblj блИзиться (if; 4а; (к [3])) iem./iets naderen; (v. tijd, gebeurtenissen) naderen, naken •:• лето блИзится к .!1ОНУi de zomer begint al ор te schieten; блИзится lШ!о de zomer is dichtblj; дело блИзится к развЯзке de zaak nadert zijn ontknoping; блИзится �. когда de tijd is nablj, dat блИзкий (adj.; 3*а/с') 1 (сотр. блйже; к [3]) 1 (v. plaats) dichtblj, nablj(gelegen), in de buurt (gelegen) •:• блИзко nablj; ты уже блИзок к тому, чтобы стать алкоголиком je bent hard ор weg от alcoholist te worden; блИже к АШ!уl Ьlijfblj het onderwerp!, niet afdwalen!, ter zake!; блИзко APYr к другу dicht Ьij elkaar [staan, zitten]; блИже н началу (in boek) verder naar voren; блИже н середИне meer naar het midden; блИже н сцене (in theater) verder naar voren; что блИзко lШЖ!П wat voor het grijpen ligt; она была близка к отчаянию zij was de wan­ hoop nablj; � блИзко от (2) (v. steden, dorpen e.d.) vlakblj; я знаю, как блИже ПR2Й!И (к [3]) ik weet een kortere weg (naar . . ); расстояние не блИзкое de afstand is niet gering; с блИзкого расстояния van geringe afstand, van dichtblj; � - dichtst­ Ьijzijnd; � блИзко (от (21) in de onmiddellijke nabljheid (van), dicht/direct in de buurt (van) 2 (v. tijd) nablj •:• блИзкое � nablje toekomst; .!ШJШ1ш!. близка к завершению het schilderij nadert zijn voltooiing; его � блИзок zijn einde nadert; .!12.!ШУ уже блИзок het eind(e) is in zicht 3 (v. verwan­ ten) naast; (v. verwanten; v. interessen, be/angen) (nauw) verwant •:• блИзкие naaste verwanten; [31 блИзко hij/ ... heeft een open oog voor; интересы (2) блИзки (3) hij/". voelt z. verwant met [deze partij e.d.]; - родственник naaste verwant, verwant in de eerste graad; онu блuзкие родственники zij zijn nauw verwant; блИзкое � verwantschap in de eerste graad 4 (v. vriendschap, contact, relatie) intiem, nauw, vertrouwd •:• - ADYr intieme vriend; блuзкие друзыi dikke vrienden; при более блИзком знакомстве/ ознакомлении Ьij nadere kennismaking; знать (4) блИзко iem. van nablj kennen; наши отношения стали более блИзкими onze betrekkingen werden hechter; в блИзких отношениях с (5) intiem met; (nо)знакомиться (по)блИже с (5) nader kennismaken •••

.

•••

блИзкорбдственный - блошка met iem.; он блИзок � отцом z'n vader staat hem na 5 (v. kopie, gedachte, onderwerp) dichtЬij, verwant, ge­ lijkend •:• - к Q_pJlfИIЯtЛY dicht Ьij het origineel; - по � zinverwant б (m.b.t. minister, etc.) uit de naaste kringen van, vrije toegang hebbend tot •:• от блИзких к министру людей [bericht] uit de naaste kringen van de minister 11 (m.ап.) hist. verwante блнзкородстпенный (adj.; 1 *а[(1))) nauw verwant •t• блмзкор6дственные языки zustertalen блИзлежащий (adj.; 4а) naЪijgelegen близнец (m .an . ; 5Ь) tweeling (ееп v. е. twee/ing) •:• близнецы tweeling, drieling, vierling, etc.; ОА!!О: Яйцевые близнецы eeneiige tweeling; мы !< ней сёстры-близнець1 zij is mijn tweelingzuster; сиам­ ские близнецы Siamese tweeling близнецовый (adj.; 1 а) twееlingБлизнецЬ1 (pl .t. ап.; m.5b) astr. Tweelingen близорукий (adj.; за; comp. "> Ьijziend, kippig близорукость (f.; 8а) Ьijziendheid, kippigheid •:• свидетельствовать о близорукости (ovdr.) van gebrek aan visie getuigen блИзость (f.; 8а> naЬijheid (v. p/aats, tijd); intimiteit, vertrouwelijkheid •:• генети ческая - языков taalverwantschap; духовная - geestverwantschap; - .н [З] vertrouwelijke omgang met ." блйзстоЯ:щий (adj.; 4а) dichtbljstaand блик (m.; 3а) lichtglinstering, lichtplek, lichtvlek блнковый (adj.; 1 а) adj. v. блик блин 1 (m.; 1 Ь) pannenkoek, flensjeh •:• первый комом alle begin is moeilijk; (чтб-либо дел ать) как блины ШШ! J. de een na de ander erdoorheen jassen, in een vloek en zucht iets maken/doen, in een hand­ omdraai iets maken; � как - zo plat als een dubbeltje/pannenkoek; - со шпиком spekpannen­ koek 11 (int.) � (еиf v. б.аядъ; v. ergernis, verbazing) verdorie, jezus; (v. enthoиsiasme) allemachtig, jezus блиндаж (m.; 4Ь) (bomvrije) schuilplaats, kazemat блиндажный (adj.; 1*а) kazematten-, van/voor een (bomvrije) schuilplaats блиндИрование (п.; 7а) sb. v. блинд:Ировать, Ьlindering блиндИровать (pf/if; щ tr.) Ыinderen блИнная (f.; adj.1a) poffertjeskraam, flensjeskraam блИнница (f.; 5а) pannenkoekenbakmachine блИнный (adj.; 1*а) pannenkoeken- •:• блннная мvJШ. zelfrijzend bakmeel блинок (m.; з*Ь> J. dim. v. блин блинт (m.; 1Ь) typ. sieropdruk (zonder k/eиr) блинчатый (adj.; 1 а) uit verschillende lagen flensjes bestaande; ор pannenkoeken of flensjes lijkend блннчик (m.; за> flensje h блистание (n.; 7а) geflonkerh, geglinsterh, geschitter h 6листательность (f.; 8а) schitterendheid блистательный (adj.; 1*а) schitterend; (v. geest, verhaaf) sprankelend •:• блистательно met glans блистать (if; 1а/бс; pres. блещу, блещешь, ".; intr.) glanzen, glinsteren; ([5]) (ovdr.: opvallen, in ееп го/, ор ееп Ьа/, etc.) schitteren door •:• - � schit­ terend mooi zijn; не - остроумием niet overlopen van humor; - отсУтствием (ir.) door afwezigheid schitteren; не - умом geen licht zijn, niet bepaald uitЬlinken door slimheid; не - успехами в [6] geen held zij n in, niet uitЬlinken in блиц (m.; 5a)fot. flits(lamp) блиц- (samenst.) Ыiksеmблiщвизнт (m.; 1 а) риЫ. Ьliksembezoekh блнцвстреча (f.: 4а) риЫ. Ьliksemontmoeting

74

блицкрИг (m.; за> Blitzkrieg, Ыiksemoorlog блнцопрос (m.; 1 а) Ьliksemenquete блйцтурннр (m.; 1 а> snelschaaktoernooi h блок (m.; 3а) (a/g.) Ыokh; tech. katrol; ро/. coalitie; (sigaretten) slof •:• ( про) гол осовать � блоке с [5) ро/. meestemmen met; - fPA!tliпt (vierkant) Ыоk graniet, granietЫok "; грузоподъiiмный - hijsЫok"; - данных сотри. gegcvensЫok "; жилИwный - huizenЫok h, woningЫok "; моторный - motorЬlok "; неподвИж· тnй - vaste katrol; - пИп Ьierpack "; подвИжный losse katrol; ШU1Н11Тh на блоке/с помощью блока [last, meubcls e.d.] optakelen; подъЕ!мный - hijs­ Ыok "; талевый - takelЫok "

блокада (f.; 1 а) (a/g.) Ыokkade; (in de oorlog) beleg", belegering •:• прорвать блокаду beleg opbreken блокадник (m.an.; за> inwoner van Leningrad tijdens de Duitse belegering (1941-1944) блокадница (f.an.; 5а) vr. v. блокадник блокадный (adj.; 1*а) Ыokkade-; belegerd, geЫok­ keerd •:• - Ленинград het belegerde Leningrad (1941-1944) блок-аппарат (m.; 1 а) spw. Ыoktoestel h блокгауз (m.; 1 а) mi/. bunker, sperforth (geschikt voor het rondom schieten met machinegeweren) блок-диаграмма (f.; 1 а) Ыokdiagram" блокИрование (п.; 7а) Ыokkering; ро/. Ыokvorming блокнровать (pf/if; 2а; tr.) (fett./ovdr.) Ыokkeren; (ovdr.) verlammen, lamleggen, dwarsbomen; tech. vergrendelen

блокировка (f.; з*а) Ыokkering; spw. Ыokstelsel h; vtb. obstructie •:• автоматическая - automatisch Ыokstel­ sel; - � сотри. schrijfЬeveiliging (т.Ь. t. systeem) блокировочный (adj.; 1*а) van het Ыokstelsel, Ыоk­ блокнот (m.; 1а> Ыocnote, notitieЬlok", schrijfЬlok" •:• черновой - kladЬlok h блокнотик (m.; за> dim. v. блокнбт блокнотный (adj.; 1*а) Ыocnote блоковндный (adj.; 1*а) •:• - � anat. scharnier­ gewricht"

блоковский (adj.; за> van/m.b.t. de dichter Блок блоковый (adj.; 1 а) Ыоk-, betrekking hebbend op een Ыоk

блокпост (m.; 1 а) spw. Ыokpost блок-сигнал (m.; 1а) spw. Ыoksein " блок-схема (f.; 1 а) е/. stroomschema •, flowchart блок-участок (m.-m.; за·з*а> spw. Ыokh блокшив (m.; 1а) mar. Ыokschip " блондин (m. a n . ; i a) Ьlonde man, man met Ыond haar •:• он - hij is Ыond, hij heeft Ьlond haar блондИнистый (adj.; 1 а) � (scherts.) Ыond блондИнка (f.an.; з*а) Ыondine, Ьlonde vrouw, vrouw met Ыond haar, Ыondje " •:• она - zij is Ыond, zij heeft Ыond haar; ослепительная/Яркая - platina­ Ыonde vrouw; пепельная - asЬlonde vrouw блондиночка (f.an.; з*а) dim. v. блонд:Инка блоха (f.an.; зd/зf) vlo •:• у него блохи hij heeft vlooien; ловИть/выИскивать блох .!. mierenneuken, muggen­ ziften; подковать блоху J. (ovdr.) een meesterwerkje afleveren

блочный (adj.; 1*а) Ыоk-; (v. onderwijs, . " ) modulair •:• - А.ОМ 1 Ыоk flats 2 voorgefabriceerd/prefab huis; блочное стооИтельство systeembouw

блошиный (adj.; 1 a) vlooien- •:• - оЫ.!шн vlooienmarkt блошистый (adj.; 1а) vol vlooien, onder de vlooien zittend

блошка (f.an.; з*а) dim. v. блоха ·:· .!ШШ в блошки vlooienspel "

блошливый - бобр6вый

0."Jошл:Ивый (adj.; 1 а) � блошистый 0."JУд (m.; 1 а) :j: ontucht; losbandigheid; overspel h О.ч·днть (if; 4с; intr.) U. 1 (rond)zwerven 2 hoereren, in ontucht leven, een ontuchtig leven leiden; los­ "1ndig leven leiden

О..ч·длнвость (f.; 8а) U. ontuchtigheid, bandeloosheid, geilheid, liederlijkheid

0.."JУдл:Ивый (adj.; 1 а) U. ontuchtig, bandeloos, geil, liederlijk, verdorven; gluiperig

б--.Удни (pl.t.; m.2*a) uitspattingen О..ч·днИк (m.an.; 3Ь) :j: hoereerder б.ч·днИца (f.an.; 5а) :j: lichtekooi, ontuchtige vrouw -О- вавилонская - bijb. hoer van Babylon 0..-.Удный (adj.; 1*а) •:• - � 11' bijb. verloren zoon б.ч·ждание (n.; 7а) gedwaal h б.ч-ж.цать (if; 1а; (по [3])) (door velden, stad, wereld e.d.; ор zoek naar iets) zwerven (door); (ook ovdr.: v. Ыik, gedachten) dwalen (door); (v. iет., spook, ziekte, dood) rondwaren door •:• его мЫсли блуждали где-то/далеко hij had zijn hoofd niet Ьij de zaak, zijn gedachten dwaalden rond; блуждающий огонь dwaallichth; - no (белу) свету door de wijde wereld zwerven; блуждающая почка wandelende nier б:1уза (f.; 1а) Ыouse •:• короткая - kiel; поозрачная doorkijkЬlouse

б.-.Узка Ыouse, Ыоеs б.-.Узочка (f.; з*а) dim. У. блузка б:подечко (n.; з*а(l)) schoteltjeh •:• как нв блюдечке J. klaar als een klontje; получмть/преподнестм .!:Ш блюдечке (с голубой каёмочкой) J. ор een presen­ teerЫaadje aanreiken/aangeboden krijgen

б.mдо (n.; 1 а) schaal, schotel; (wat теп eet) gerecht h, schotel, gang •:• � - hoofdgerechth; � !:!..!Ш - dagschotel; - мв пожертвования collecte­ schaal; изЫсканые блЮда comestiЫes; � vleesgerechth, vleesschotel; о.§§л из трёх блюд diner met drie gangen, driegangendiner h; � visgerecht h, visschotel; тоетье - nagerecht h; фмрменное - (in restaurant) specialiteit (van het huis)

блюдце (n.; 5*а) schoteltje h блюз (m.; 1а) тиz. Ыues блюминг (m.; 3а) tech. Ыokwals блюминговый (adj.; 1 а) tech. Ыоkwаls­ блюст:И (if, 7Ь/Ь(д); pf: соблюстИ; tr.) 11' 1 [regels e.d.J in acht nemen, naleven, [deugd] betrachten 2 :j: waken over, [belangen] behartigen, toezien ор [discipline, orde] блюст:Итель (m.an.; 2а) 11' handhaver, hoeder (v. d. orde/vrede); hist. toezichthouder, opzichter;

(titel v. h. hoofd v. d. Slavisch-Grieks-Latijnse Acadeтie in Mos.) rector •:• - (2) waker over [goede zeden, orde]; - закона wetsdienaar, ordebewaarder (politie­ agent); - нравственности zedenmeester; - � ordebewaarder, arm/handhaver van de wet

блюстИтельница (f.an.; 5а) 11' hoedster, handhaafster бля (prt.) (krachtterт) � блядь блЯдий (adj.; ргоn.б*а) grоf hоеrеnблЯдин (adj.poss.; pron.1a) �:/grof •:• блЯдино семя rotzak, klootzak, hufter; - � rotzak, klootzak, hufter блядИще (f.an.; П-4а [ (1)]) grofaug. v. блядь блЯдка (f.; з*а) grofslemppartij (wildfeest) •:• ИА!ИL. пойтм на блЯдки de hort ор gaan, hoerenlopen, met veel/verschillende vrouwen/mannen rotzooien

бляднЯ (f.; 2Ь) :�/grofhoererij , gehoereerh, ontucht блядовать (if; 2а) grof 1 hoereren, naar de hoeren lopen/gaan 2 slempen, de beest uithangen

блядовской (adj.; 3Ь; kv.m. 0; comp. 0) :j:/grof � бл.Ядский

блядовство (n.; 1 Ь) groflosbandige manier van leven, liederlijkheid, geilheid

блЯдский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) grof 1 hoerachtig, hoeren- •:• - АQМ hoerenkast; блЯдские ОRШ bot. cedernoten; блЯдская � typ. weduwe (overЬ/ijven­ de regel); блЯдская трава bot. varen 2 tering-, ver­ domd •:• блЯдское АШ1о daar zijn we mooi klaar mee; блЯдская работа teringwerk h; - RO.AI wel verdomme! блЯдство (n.; 1 а) grof 1 vunzigheid, verdorvenheid 2 liederlijkheid, geilheid 3 smerige/vuile/gore streek

блЯдствовать (if; 2а) grofhoereren, als hoer werken блядун (m.an.; 1 Ь) vulg. rokkenjager, seksmaniak; hoerenloper

блядунья (f.an.; б*а) vulg. aug. v. блядь блядушка (f.an.; з*а) vulg. symp. dim. v. блядь; gewillige vrouw

блядь grof 1 (f.an.; 8а; 5pl. блядьмИ/блядfrми) 1 hoer, slet, temeier; teef •:• - � ... m'n kop d'r af als " . ; - засоанная stinkhoer; .!1ОJПОш!.н - goedkope hoer; последняя - rothoer; ходмть по блЯдЯм naar de hoeren lopen, hoerenlopen, aan de rol gaan;

хождение по блЯдЯм het hoerenlopen 2 (m.an.) (t.a.v. тап) klootzak 11 (a/s prt. ter versterking) godver, kloten; zogezegd

блядЮга (f.an.; 3а) grof aug. v. блядь блядЮшка (f.an.; 3*а) vulg. symp. dim. v. блядь блЯмба (f.; 1 а) U. bobbel, bult, uitpuilend iets блЯха 1 (f.; 3а) (Ьlikken) plaatjeh; penning (politiepenning e.d. ) ; plak (тedaille) 11 U. (als prt., ter verster­ king) symp./euf. v. блядь •:• блЯха-мiм godver; - - мЮш godver

бляшечка (f.; з*а) dim. У. блfrха 1 бляшка (f.; з*а) dim. У. бл.Яха 1 бо (conj./prt.) :j: / Ks/av. immers, want (ook als Oekra­ ienisтe) боа (m.an.; о) Ьоа, halsbonth боб 1 (m.; 1 Ь) boon, tuinboon •:• какаовые бобЫ cacaobonen; конские бобЫ grote bonen; кофейные бобЫ koffiebonen; огненный - bot. pronkboon; остаться на бобах J. er bekaaid afkomen, achter het net vissen, met lege handen achterЬlijven, aan het kortste eind trekken; сидеть на бобах J. er bekaaid afkomen, achter het net vissen, met lege handen achterЬlijven, aan het kortste eind trekken; соевые бобЫ sojabonen; � из бобов bonensoep; тvреuкий snijboon 2 (m.; 1 а) sport. glij-ijzers (v. bobs/ee) Боба (m.an.; f.1a) kind. (diт. vorт v. Борuс) ВоЬа бобёр (m. (an.); 1*Ь) bever(bont) бобИна (f.; 1 а) tech. boblne; klos, spoel (от garen ор te winden); filmspoel бобовндный (adj.; 1*а> boonvormig бобовый (adj.; 1 а) bonen- •:• бобовые (со/.) peulgewassen, peulvrucht(en); - � bonensoep бобок (m.; з*Ь> dim. v. боб бобочка (f.; з*а> J. hemd h бобр (m.an.; 1 Ь) zoo/. bever •:• � бобра J. /ir. een kat in de zak kopen бобрёнок (m.an.; 3°а) zoo/. beverjong h бобрик (m.; за> tex. kastoorh •:• остомчь под - [haar] millimeteren бобриковый (adj.; 1 а) tex. van kastoor бобрИха (f.an.; 3а) zoo/. vrouwtjesbever бобровина (f.; 1 а) bevervlees h бобровый (adj.; 1 а) bever-; van bevervacht •:• - � beverbonth

Бобруйск - богатый

Бобруйск (т.; 3а) geog. Bobroejskh (stad in Witrus.) бобруйский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. 0) adj. v. Бобруйск бобсленст (т.аn.; 1а) sport. bobsleeёr, bobber бобслей (т.: ба) sport. bobslee; het bobsleeёn, het bobben •:• двухместный - tweemansbob; �­ � - viermansbob бобслей-двойка (f.; 3*а) sport. tweemansbob бобслей-четвЕ!рка (f.; 3*а} sport. viermansbob бобылИха (f.an.; за> 1 hist. vrouw van een landloze, arme boer 2 J, vrijgezellin

бобьшкn (f.an.; з*а) � бобылиха бобЬJЛь (т.аn.; 2Ь> 1 hist. arme, landloze boer, pacl1ter 2 ! vrijgezel •> жит.1t бобылём kind noch kraai hebben; ор zichzelf wonen

бобьшьский (adj.; за; kv. ?; сотр. 11J) 1 hist. van een landloze, arme boer 2 J. vrijgezellenбoг (т.аn.; 3е; voc. :j:ббже) 1 god (heidens) •:• верховный - myt. oppergod; - � krijgsgod, oorlogsgod; - из машИны deus ех machina; - моря zeegod; - OD:!..!i vuurgod; - � zonnegod 2 God, de Heer (christelijk) •:• боже (мой)! Jezus!, goeie God!, lieve hemel!, grote genade!, gunst!, jee(tje); боже (мой), как ты можешь говорИть, что ."! hoe kun je in vredesnaam zeggen, dat ".!; благодари Бога J. je mag God (ор je Ыоtе knietjes) danken; ни бога ни чёрта не боЯться God noch zijn heiligen vrezen; � в бога in God geloven; ни в ббга ни в чёрта не � in geen kerk of kluis komen, van God noch gebod weten; кто рано встаёт, тому - даёт (gez.) de morgenstond heeft goud in de mond; uй God geve/gunne; uй - памяти J. laat ik niet liegen; не Ш - 1 de Heer verhoede!, God verhoede!; шум был - Ш - 1 J. een kabaal van heb-ik-jou-daar; "., но его сын тоже - ш каждому [hij is een geleerde] maar zijn zoon mag er ook wezen; - А!Ш - - взял J. (gez.) de Heer heeft gegeven, de Heer heeft geno­ men; zo gewonnen, zo geronnen; - UOI J. als het God belieft; UOI -, свидимся J. Ьij leven en welzijn ontmoeten we elkaar; отдать богу М!УХ J. de geest geven; м богу! J. ik zweer 't je, werkelijk waar, Ьij God; - �. что Это такое J. wat dat ook moge zijn; одИн - знает/ведает J. dat weet alleen God, God mag het weten; - знает/ведает/весть J. God mag weten, God/de hemel!Joost mag het weten; и - знает/весть что ещё J. ". en weet ik wat al niet meer; не - WШ � как/какой J. niet Ьijzonder .". maar zozo; не знает/весть сколько J. niet bepaald veel; � оборонИ/не приведи бог/боже! :j:/J.. God beware!, God verhoede!; одному бОгу известно de hemel mag het weten; � - 1 :j:/J. God weet!, God weet dat ik waarheid spreek!; ну его/." 11 бОгуl � hij/". kan opdonderen/opsodemieteren!; боже/бог (ты) мой! lieve hemel!, goeie help!; ни боже МQ8 onder geen beding, in geen geval; t/J. geen greintje, voor geen prijs; - наградил его здоровьем hij is gezegend met een goede gezondheid; на Бога надейся, а сам не плошай (gez.) help uzelf, zo helpt и God; давай нQrи ! er als een haas vandoor gaan, zo hard z'n benen hem kunnen dragen; здоровьем его - не � hij is gezegend met een goede gezondheid; (о)поШI! в бозе/в боге :j:/J. het moede hoofd neer­ leggen, tot de vaderen gaan; OI бога van God gegeven, met de goddelijke vonk; иметь талант OI бога door God begenadigd zijn; как � богом J.: God weet dat ."; побойся/поббйтесь бога! J. schaam je!; шт богом J. ор aarde, onder de zon, ор dit onder­ maanse; Бог подаст daar zal God wel in voorzien;

как - на душу шшОжи:r J. uit de losse hand, zoals het in hem/". opkomt, half/haastig [doen]; Бог noм.QжQ:r daar zal God wel iн voorzien; Бог в пбмоwь/пОмочьl :j:/J, God helpe u!; вот -, а вот шш2f:I (gez.) daar is het gat van de deur!; куда - пошлёт J. z'n neus achter­ na; боже праведный/правый! un- wel allemachtig!; - � [4] J, het is met hem gedaan; n.Ми бога om godswil, uit liefdc voor God; J. (a/s tussenv.) in 's hemelsnaam. in godsnaam; (а/ну ладно) - � ним/ нею/".! J, waarom zou ik ook!, het doet er ook niet toe!, ach, laat maar zitten/waaien!; - Q тобой/вами J.. 1 (bij afscheid) ga met God, God zij met je/u 2 (als verbazing, verontwaardiging) God zal me liefhebben, mijn God!, God zal me kraken; ну да - Q нИми/Этим zand erover!, we zullen er maar overheen stappen; Q Богом! J. God helpe u!; ни богу свечка/свеча ни чёрту кочерга U. vlees noch vis, dertien in een dozijn; как - QЯII Ц� dat staat buiten kijf; слава бОгу God zij dank; Бог � лЮбит (gez.) alle goede dingen komen in drieёn, driemaal is scheepsrecht; (да) убей/накажИ/разразИ (4] - (на Этом месте) J. (in сотЬ. met если, ежели, коли) moge God те met een Ьliksem slaan (als); богом убИт/убИтый J. van lotje getikt, van God los/verlaten; бОже упасИ/ сохранИI de hemel beware!, God verhoede!, bespaar me!; все под Богом ходим (gez.) voor God zijn we alle­ maal gelijk; человек предполагает, а Бог располагает (gez.) de mens wikt, maar God beschikt; н же не - 1 ik ben ook maar een mens!; � - 1 J. (euf) pot­ verdorie! богаделенный (adj.; i *a; kv.т. ?> godshuis·, oude­ mannenhuis-, oudevrouwenhuis­ бoгaдeльный (adj.; 1*а> ==> богаделенный богадельня (f.; 2*а) godshuis h, liefdadig gesticht h, tehuis h, hofje h, diakenhuis h, armenhuis h (met ге/.

achtergrond, voor ouderen еп invaliden) •:• развели богадельню (ovdr.) [ze/jullie] zitten duimen te draaien

богара (f.; 1 Ь; pl. ?> spec. onge'irrigeerde landerijen (Centr.-Az.) богарный (adj.; 1*а> zonder bevloeiing/irrigatie (Centr.-Az.) богатей (т.аn.; ба> J. rijkaard богатейский (adj.; за> rijkеluisбогатенький (adj.; 3*а; kv. ?; сотр. 0) dim. v. богатый богатеть (if; ia; pf: разбогатеть; (на [6]; за счёт [2])) rijk worden, fortuin maken; z. verrijken (aan/van; ten koste van) богатство (n.; 1а; ([2])> rijkdom (aan), welstand

•:• естественные/природные богатства страны natuurlijke rijkdommen van een land; здоровье самое большое - gezondheid is de grootste schat; � дороже богатства gezondheid is de groot­ ste schat; - � kleurenrijkdom; - � ge­ dachterijkdom; у него несметные богатства hij is schatrijk; словарное - (v. taa/, dialect, jargon) woor­ denrijkdom, rijke woordenschat богатый (adj.; 1 а) 1 (сотр. богаче) (v. iem" ЬiЬ/iotheek,

bodem, Ьгоп (van inkomsten), ervaring, geschenk, ge­ schiedenis, land, таа/, mengsel, mens, oogst, rijm, stad, taa/, thema, vangst, verbeelding, etc.) rijk; (v. behui­ zing) riant; (v. keuze, collectie, etc.) rijkgeschakeerd; (v. keus, assortiment,Jondsen e.d.) ruim; (v. tafe/, dis, ЬiЫiotheek, wijnkelder e.d.) welvoorzien •:• - белком eiwitrijk; - витаминами vitaminerijk; у него гардероб hij zit goed in de kleren; богатая � (v. andere dieren dan vis) rijke vangst; страна богата

f J

� het land is rijk aan bossen; богатый/ 5оrатейwий Qnl!II een schat aan ervaringen; - по ::одержанию rijk aan inhoud; - D11fiшми vogelrijk; "letot богаты, тем и рады (tegen gasten) ik hoop dat ·.; het

voor lief wilt nemen, het is niet veel, maar het C>mt uit een goed hart; - рЫбой visrijk; - собЫтиями , rгis, dag: waar vee/ gebeurde) veelbewogen; с бога­ '"'WМ идейным содержанием rijk aan gedachten; - � welvoorziene tafel, goed/rijk voorziene tafel; - � (v. vis) rijke vangst; - шожМ. rijke/overvloe::ige oogst; - � Ыoemrijk 11 (m.an.) rijke, rijk :em. •:• богатые rijkelui; богатые и бедн:ые rijk en arm, hoog en laag боrатЬ1рский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) reuzen-, helden­ '°' богатЬlрское � ijzeren gezondheid; - QOOI �e-uzengestalte; богатЫрская � reuzenkracht; боrатЬlрское � reuzengestalte; спать боrатЬlрским оном (scherts.) slapen als een os/Ыok; - ! Boheems •:• Богемские WTh8. rtl. Boheemse broeders; богемское стекло Boheems glas бопfня (f.an.; 2а) godin •:• - м2ш1 zeegodin; - мУ1i!1инL возмездия wraakgodin; - плодородия vruchtbaar­ heidsgodin; - � geluksgodin богоборец (m.an.; s*a) 1 myt. hemelbestormer 2 rel. [benaming voor] iem. die de kerk actief bestrijdt богоборческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hemelbestor­ mersбогоборчество (n.; la) het hemel bestormen богобоЯзненность (f.; 8а) rel. godsvrucht, het god­ пezend zijn богобоЯзненный (adj.; l*a(l)) godvrezend ооговдохновенный (adj.; l*a[(1))> door God geinspi­ reerd/bezield богоданный (adj.; l*a; kv.m. ?) door God gegeven богодохновенный (adj.; l*a[(1)J> 11 1 � боговдох­ новенный 11 (m.an.) ziener, profeet бОгодухновенный (adj.; l*a[(1)J> 11 � боговдохновенный богоИзбранный (adj.; l*a) rel. uitverkoren богоискатель (m.an.; 2а) godzoeker богоискательство (n.; la) godzoekerij Богоматерь (f.an.; 8а) rel. Onze Lieve Vrouwe, Moeder Gods, Madonna богомерзкий (adj.; з*а; comp. 0) godslasterlijk; goddeloos богомИл (m.an.; l a) hist. Bogumiel богомИльский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hist. Воgumiеlеn­ богомИльство (n.; la) hist. Bogumielendom h богомол (m.an.; la) iem. die veel bldt богомолец (m.an.; s*a) bedevaartganger, pelgrim •:• - государев hist. godbldder (tite/, door Rus. geeste­

lijkheid voor zichzelfgebruikt bij het aanspreken v. d. tsaar)

богатЬ1рский - бодл:Ивость

богомолка (f.an.; з*а) , bedevaartgangster, pelgrim 2 vrouw die veel bldt

богомолье (n.; б*а) Ьedevaart, pelgrimstocht богомольный (adj.; l*a) veel Ьiddend богомольческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) :j: pelgrims-; m.b.t. iem. die veel bldt

богоненавИстник goddeloze богооткровенный (adj.; l*a) (v. godsdienst) geopenbaard

богоотступник (m.an.; за> rel. apostaat, afvallige богоотступница (f.an.; 5а) rel. vr. v. богоотсrупник богоотступнический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) rel. afvallig; аfvаlligеn-

богоотсrупничество (n.; la) rel. afvalligheid богоподобный (adj.; l*a) godgelijk богопочитание (n.; 7а) godsverering богопротивный (adj.; l*a) goddeloos Богородица (f.an.; 5а) rel. de Heilige Maagd, Moeder Gods, Madonna

богородичный (adj.; l*a) rel. van de Heilige Maagd, van de Moeder Gods, van de Madonna

богослов (m.an.; l a) orth. godgeleerde, theoloog богословие (n.; 7а) orth. theologie, godgeleerdheid богословский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) orth. theologisch богослужебный (adj.; l*a) orth. liturgisch •:• - пш orth. kerkelijk jaar богослужение (n.; 7а) eredienst, godsdienst, godsdienstoefening, kerkdienst •:• заупокойное requiemmis, zielenmis; совершать - een dienst houden, mis opdragen; � - morgenwijding богоспасаемый (adj.; la) :j: (ir.) Ыoeiend, welvarend боготворнть (if; 4Ь; pf: обоrотворйть; tr.) (ovdr.) aanЬidden, verafgoden, vergoddelijken, een afgod maken van, dwepen met Бог-Отец (m.an.; за-s*Ь) rel. God de vader богоугодность (f.; 8а) welgevalligheid aan God богоугодный (adj.; l*a) God welgevallig, godgevallig •:• богоугодные заведения liefdadige instelling, armenhuis h, gasthuis h богохульник (m.an.; за> :j: godslasteraar; vloeker богохульница (f.an.; 5а) :j: vr. v. богохульник богохульничанье (n.; б*а) het uitslaan van godslasterlijke/schunnige taal богохульничать (if; la; intr.) godslasterlijke taal uitslaan, schunnige taal uitslaan богохульнИческий (adj.; за> godslasteraars­ бoгoxyльный (adj.; l*a) godlasterend богохульственный (adj.; l*a) godslasterlijk •:• богохульственные � godslasterlijke taal богохульство (n.; l a) godslastering, Ыasfemie, heiligschennis; (godslasterlijke) vloek богохульствовать (if; 2а; intr.) God lasteren, vloeken, Gods naam misbruiken богочеловек (m.an.; за; pl. ?) god in mensengedaante Богоявление (n.; 7а) orth. theofanie; Epifanie, ver­ schijning des Heren (feest v. d. doop v. Christus in de jordaan, 6jan. /19jan.) ; Driekoningen, driekoningen­ feesth богоявленский (adj.; за> rel. der/van de goddelijke openbaring Бог-Сын (m.an.; за-1с) rel. God de zoon бодать (if; la; pf: забодать; tr.) (v. bok e.d.) met de hooms stoten бодаться (if; la; intr.) (v. bok e.d.) met de hooms stoten бодибИлдинг (m.; за> sport. bodybuilding бодлИвость (f.; 8а) stootsheid (v. bok, stier e.d.)

бодливый - бозартма

бодливый (adj.; 1а) (v. koe e.d.) stotend; stoots •> бодлйвой .11!Ш2.1ш бог рогов не даёт (gez.) ver­ vlocktc kocicn hcbbcn kortc hoorns

боднут�. (pf; 3Ь; p.pret.p. ?) sf. v. бодать б6древький (adj.; з*а; kv. ?; comp. 121) kwiekjes, fit бодрёхонький (adj.; 3*а; comp. 0) .U. => бодренький бодрИт1. (if; 4Ь; tr.) (v. drank, lucht) opmonteren; (v. bad, dronk, lucht, s/aap) verkwikken •:• кофе бодрйт van koffie Ьlijf je wakker бодрИться (if; 4Ь) de moed erin hoнden, sterk proberen te Ьlijven

бодрость (f.; 8а) levenslust, levensmoed, frisheid, flinkheid, fut, fleurigheid, opgeruimdheid, opge­ wektheid, vitaliteit •:• терЯть - � de moed verliezen бодрствование (n.; 7а) 1t sb. v. б6дрствоватъ •:• в состоянии бодрствования in wakende toestand, wakker бодрствовать (if, 2а; intr.) 1t waken, wakker Ьlijven, niet slapen •:• в бодрствующем состоянии in wakende toestand, wakker бодрый (adj.; 1а/с') fit, fris, flink, levenslustig, fleu­ rig. monter, opgeruimd, kwiek, wakker, opgewekt; (v. muziek) opwekkend, vlot; (v. bejaarde e.d.) kras, vief, vitaal; (v. iem.) vitaal •:• бодро welgemoed; он ещё бодр (v. oude тап) hij is nog recht van lijf en leden; .1U1№м opgewekt; в бодром оасnоложе­ нии духа welgemoed; - старйк krasse grijsaard; чувствовать себЯ бодрым z. fit voelen бодрЯ:к (m.an.; 3b) .\J. (scherts.) kwieke vent, vitaal iem. бодрЯ:цкий (adj.; 3а) J. => бодр.Яческий бодрЯческий (adj.; 3а) J. geforceerd opgewekt, voorgewend kwiek бодрячок (m.an.; з*Ь) dim. v. бодр.Як бодрЯщий (adj.; 4а) opmonterend, verkwikkend, weldadig; (v. drank) opwekkend; (v. humor, gesprek e.d.) verfrissend бодУн (m.an.; 1 b) .\J. stootgraag dierh (v. stier, bok e.d.) бодУнья (f.an.; б*а) .U. stootgraag dier h (vr.; v. koe e.d.) бодЯrа (f.; за> 1 ((an.)) zoo/. zoetwaterspons 2 .U. gegiebel h, flauwe grapjes; getreuzel h, geteuth •:• кончай бодЯгуl hou ор met dit getreuzel!; бодЯгу оазводйть dralen, dreutelen, teuten �

бодЯ:жить (if; 4а; pf: разбодЯжить/забодЯжить; tr.) drugssl. een (vloeibare) drug bereiden бодяк (m.; зЬ> bot. distel боевИк (m.; 3Ь) 1 (an.} strijder, militielid 2 actiefilm, thriller, knokfilm 3 (top)hit боевитость (f.; 8а> strijdlustigheid, voortvarendheid, assertiviteit, inzet, energieke aanpak

боевИтый (adj.; 1а) strijdlustig, voortvarend, assertief, strijdvaardig

боев6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 111) 1 mi/. krijgs-, strijd-, gevechts-; ( v. patroon) scherp; (v. missie, opdracht e.d.) tactisch •:• боевая группа gevechtsgroep; боевь1е действия gevechtsactie; - m2{ strijdlust, vechtlust; боевая � (niet organiek) gevechtseenheid; - � (lett.) strijdkreet; боевая М!!.J.!1..1!н.и gevechtsvoertuig h, militair voertuig; войска в - обстановке (in oorlogs­ tijd) troepen te velde; боевая оnшШwш krijgsverrich­ ting; - опыт gevechtservaring; стрелять боевЫми патронами (в [4]) met scherp schieten (ор); боевая песня strijdlied h; боевая подготовка gevechtsoplei­ ding, militaire opleiding; - порЯдок slagorde, forma­ tie; боевая оубка mil./mar. (commando)toren; боевая сИла gevechtssterkte; - состав gevechts­ sterkte; боевое средство strijdmiddel h; Это на его боевом � J. (scherts.) dat komt ор zijn rekening;

боевЫетоваоиши mil. strijdmakkers, wapenbroeders; (ovdr.) oude getrouwen; боевая :rшшO_rn mil. alarm h; боевая единйца mпOm vlooteenheid; боевая � gevechtseenheid 2 J, (v. iem.) voortvarend, onver­ schrokken •:• она у нас боевая zij is niks verlegen; - � J. voortvarende jongen 3 J. dringend, urgent •:• - вопрос dringende vraag; боевая тема belangrijk onderwerp

боеголовка (f.; 3*а) mil. kernkop, atoomkop бог боженька (m.an.; f.3*a) •:• наградйл менЯ/его/ - 1 (ir.) je zult ermee gezegend zijn! божеский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) goddelijk; J. (v. prijs, eis e.d.) schappelijk •:• сделай(те)/явй(те) божескую мйлость :!: wees zo goed/vriendelijk, mag ik om een gunst vragen; божеское наказание J. gesel Gods; обойтмсь с (5) по-божески iem. genadig/schappelijk •••

behandelen

божественность (f.; 8а) goddelijkheid божественный (adj.; 1*а[(1)]) aanЬiddelijk, goddelijk •:• - напйток godendrank божеств6 (n.(an.); 1 Ь) God, godheid ббжий (adj.; pron.6*a) goddelijk •:• - МR gave Gods, godsgave, godsgeschenk; charisma h; каждый - АШf1! iedere dag; Ясно как - АШf1! zo klaar als een klontje

(zijn), als een paal boven water (staan); nнОн. - wet Gods; (schoolvak) Ьijbelkennis, godsdienstleer, gods­ dienstlessen; йскра божья goddelijke vonk; божья коровка zoo/. lieveheersbeestje h; божья мать Moeder Gods (Maria); божьей мйлостью Ьij de gratie Gods; народ - volk Gods; - одуванчик J. oude sul, oude goedzak; (ir.) de onschuld zelf; перст - 11' de vinger Gods; с божьей nбмошью J. met Gods hulp; - � Godsbode, Godsgezant; явйться на � божий/белый J. ter wereld komen, het levens­ licht aanschouwen; света божьего/белого не взвм· деть J. (v. pijn, werk) het wordt iem. zwart voor de ogen; � божьему/белому не рад J. mismoedig zijn; - ОУА godsgericht h; � божье godsrijkh, het koninkrijk Gods; - человек godzalige man божиться (if; 4Ь; pf: побожйться) J. Ьij/voor God zweren божнИца (f.; 5а} iconenplankje h, iconenkastjeh божок (m.an.; 3*Ь) afgodsbeeld h; (fett. /ovdr.) afgod бозартма (f.; 1 Ь) (cul./Geor.) bozartma (dikke soep

v. vet schapenvlees ofkip, ui еп tomaten)



iозбаш (m.; 13) (cul./Arm.) bozbasj ( (meestal wat z.ire) soep v. vette schapenborst met tomaten, реи/еп, :;iaprika, appels, aubergine, kweepeer еп alytsja) бой (m.; бс; б*sg.) 1 ({за [4]; на/при [6]; под (5))) strijd (om/voor), gevecht (om/voor) h; (het slaan: �- klok, trom; mil.: veldslag) slag (om/voor; aan; Ьij) -О- - за Берлйн strijd от Berlijn; бой под Сталин­ грёiдом slag blj Stalingrad; барабанный - geroffel h, gettommel h; (не) без боя (niet) zonder slag of stoot; � [4] с бою (vesting, neerzetting, stad, etc.] na �e б6йлерная

бойнИrер (m.3n.; 1 3) s/. zwart schaap \ pispaaltjeh бойнИца (f.; 53) mi/. schietgat h бойнИчный (3dj.; 1*3) mi/. schietgatбoйный (3dj.; 1*3) gevechts-, vесhtбойня (f.; 2*3) abattoir\ slachterij, slachthuis h; (lett./ovdr.) slachting; (ovdr.) moordpartij бойскаут (m.3n.; 1а) padvinder бойскаутИзм (m.; 1а) padvinderij бойскаутский (3dj.; 3а; kv. ?; comp. "> padvinders•:• бойскаутская организация padvinderij бойцовский (3dj.; 33) vecht-, gevechts-; slagvaardig, strijdvaardig •:• бойцовские � vechtkwali­ teiten, de eigenschappen van een vechter

бойцовый (adj.; 1а) vecht- •:• - � kemphaan

бозбаш - б6ксовый

бок (m.; 3с(1); б*sg.) zij, zijde, flank, (zij)kant •:• взять в бока J, dwingen, geen andere keuze laten; tШ. правом боку ор de rechter zij [liggen]; на правый ор de rechter zij [draaien]; носитъ меч на боку het zwaard opzij dragen; сто.R.тъ на боку ор z'n kant staan; лежатъ на боку J, (ovdr.) niksen, luieren, duimen zitten draaien; перевdдиватъся с боку на - (v. zwaar iem., dier) heen en weer wag­ gelen; (по)ставитъ на - ор z'n kant zetten, kante­ len; с боку на - (z. omdraaien e.d.] van de ene zij ор de andere; намять/наломать бока [З] .U. iem. een pak rammel geven, afrossen; - о - zij aan zij [staan], dicht Ьij elkaar [staan, zitten], schouder aan schou­ der [staan]; житъ - о - с [5] J, wonen naast iem.; no бокам aan beide zijden; ПОА боком J, dichtblj , vlakblj, dicht/direct in de buurt; житъ под боком in de buurt wonen; находитъся под боком z. onder handbereik bevinden; RiIO! в боки стоять .J, met z'n handen in de zij staan; не знать, � какого бока/боку подступйться к [З] niet weten, hoe het in het vat te gieten IJio- tШ. все бока :j:/.U. verrot [slaan, schelden] бокал (m.; 1 3) beker, bokaal, wijngla s h, roemer •:• .!l.О.А.Н.Й!.!! - за [4] het glas heffen ор бокаловИдный (adj.; 1*а) bekervormig бокальный (adj.; 1*а) beker-, Ьоkааl­ бокальчик (m.; 33) dim. v. бокал боковИна (f.; 1 3) zijkant боковой (adj.; l b; kv.m. "> zij-, lateraal •:• - � zijaltaar h; боковая ветвь (v. Ьоот) zijtak; - ветео zijwind, wind van opzij; - JШШ zij-ingang; боковая .11..!ИШ.1! zijdeur, zijuitgang; боковое зеркало (заднего вйда) zijspiegel, buitenspiegel (v. auto); - шш.мШ:1. zijzak; боковая нО.м.шшi (uitgebouwde) zijkamer; боковая лйния sport. zijlijn; боковая ложа zijloge; боковое онн.Q zijraam(pje) h; - побег zijscheut; - ПУI!1 spw. zijspoorh, parallelspoor"; боковое � portierraampjeh (in auto); боковая стена zijmuur, zijwand; боковая Шшю zijwand (v. doos, kast e.d. ) ; боковая � zijkant, zijvlakh, zij(de); - � sport. grensrechter, lijnrechter; удар/бросок йз-за vtb. ingooi; - №А (in grot, mijn) zijgang IJio- шш1 на боковую J, (gaan slapen) onder zeil gaan, gaan pitten; D.OJШ на боковую .J, het is tijd om onder de wol te gaan боковушка (f.; 3*3) .J, zijkamertje h; zijbed h (in de

trein) боком (3dv.) (v. beweging v. krab, circuspaard, etc.) zijwaarts, dwars •:• Это ему вЫйдет - .J, dit zal hem opbreken; � - .J, verkeerd aflopen бокс (m.; 13) 1 sport. het boksen, bokssport •:• � Европы по боксу Europees kampioen boksen, kam­ pioen boksen van Europa 2 (garage; in ziekenhuis) Ьох; med. isoleercel 3 crew cut (korte, opgeschoren haardracht) •:• стричь !1ОА - kortknippen, een crew cut geven

боксёр (m.3n.; 1 3) 1 sport. bokser, vuistvechter •:• - наилегчайшего � vlieggewicht h 2 (honden­ ras) bokser боксёр-профессионал (m.3n.; 13·1а) beroepsbokser боксёрск11й (3dj.; 33; kv. ?; comp. 0) 1 sport. boksers•:• боксёрская � bokshandschoen 2 (honden­ ras) ЬоksеrбоксИровать (if; щ intr.) sport. boksen боксИт (m.; 13) geol. bauxiet боксИтовый (3dj.; 13) Ьаuхiеt­ боксовый (3dj.; 1 3) med. isoleercel-

80

болван - бОJ16тистый болван {m.; 1а} 1 {an.} ! (schimp.) malloot, kluns, suf­ ferd, oen 2 hoedenbol 3 dial. houtЫok h 4 + afgods­ beeld h

болванка (f.; 3*а) Ыоk (v. metaa/, hout); tech. (giet­ ijzeren) staaf, gieteling

болваночный {ad1.; 1*а> Ыоk-; stааf­ бОJшанчик (m.; за) 1 Ыokjeh 2. hoedenbolletje h 3 zittend afgodsbeeldje h болгарин (m.an.; 1°3; 1 pl. болгары) Bulgaar Болгария {f.; 7а) geog. Bulgarije h болгарка {f.; з*а) 1 {an.) Bulgaarse 2 haakse slijper, slijpschijf

болгарский {adj.; за; kv. ?; comp. 0> Bulgaars болевбй (3dj.; i b; kv.m. 0} zeer, pijnlijk •:• - порог pijn­ grens; болевая точка zere/gevoelige plek (ook ovdr. voortot dan toe verborgen gehouden maatsch. рrоЬ/етеп) бблее (adv.comp.) (ter vorming v. d. сотр.) meer •:• Ш - и - meer en meer; - всего 1t (a/s adv.) bovenal; - Или � min of meer; не - и не менее, как niet(s) meer en niet minder dan; ни - ни менее niets meer en niets minder (dan), niets minder dan; - половины [21 meer dan de helft van; тем - des te meer, daarenboven, en daar komt nog Ьij, laat staan, sterker nog, zeker; (in ontkende zinnen) en al hele­ maal niet; (met ontkenning in hoofd- ofbijzin) en zeker niet/geen; в Этих лесах нет ни волков, ни те.м - .медведей in deze bossen zijn geen wolven, en zeker geen Ьeren, in deze bossen zijn geen wolven, en al helemaal geen beren; ни'Чего не решается без nрофсоЮза, тем - вопреки его nозuциям niets wordt opgelost buiten de vak­ bond om, en а! helemaal niet in strijd met de stand­ punten daarvan; разговdриватъ вообще нелъзЯ. бЪtло, с женщинами те.м. - praten mocht hele­ maal niet, laat staan met vrouwen; . . ., тем теперъ, когда ты болен [je kunt niet komen,] zeker niet nu je ziek bent; :ш.м - ..., что dit is des te "., daar, temeer omdat, zoveel temeer, omdat; тем - надо + inf. reden temeer от te " . ; - того (nog sterker) daar komt nog Ьij, dat "., bovendien " . ; - � достаточно meer dan genoeg, ruimschoots genoeg; (v. proeJWerk e.d.) ruim voldoende; - чем скромные результаты zeer povere resultaten болезненность {f.; &а) pijnlijkheid; ziekelijkheid болезненный (adj.; 1*a(l)) ongezond; (uit ziekte voort­

komend, v. Ыоs e.d.; v. nieuwsgierigheid, belangstelling e.d.) ziekelijk; (v. woord, gevoel) pijnlijk; (v. lichaam, maatsch.) verziekt •:• быть болезненным slecht in je vel steken/zitten; болезненная меРа (ovdr.) pijnlijke ingreep; болезненно раздражать [zenuw e.d.J over­ prikkelen; болезненное Раздражение overprikke­ ling; - румЯнеu (met Ь/оs) ziekelijke kleur; - vкОп een prik die pijn doet; - � лица ziekelijke kleur; - человек sukkelaar (zieke) болезнетворность {f.; 8а) 1t sb. v. болезнетв6рный. ziekteverwekkend karakterh

болезнетворный {adj.; 1*а) ziekteverwekkend 6олезнеуст6йчивость {f.; 8а} biol. resistentie болезнеустойчивый (3dj.; 1 3) Ьiо/. resistent боJiезный {adj.; 1*3) .U. meelijwekkend болезнь {f.; 8а) (a/g.) ziekte, aandoening, kwaal, euvel h •:• - нашего времени een kwaal van onze tijd; - горла keelaandoening, keelziekte; - дауна med. Downsyndroom h, syndroom van Down; детская kinderkwaal, kinderziekte (ook ovdr. ) ; заразная besmettelijke ziekte; у него звёздная - hij vertoont sterallures; - мnot� longziekte, longaandoening;

модная - modekwaal; наследственная - erfelijke zickte; no болезни om gczondheidsredenen, wegens ziekte; после тяжёлой продолжительной болезни скончался na een lang en smartelijk lijden over­ leed ." ; у него - пРнобРетЗтелJlИU.ii hij is erg koop­ ziek; продолжИтельная - langdurig ziekbed; болезни RilШttий plantenziektes; болезни � (ovdr.) •••

kinderziekte; - т:ш.Ш veeziekte

болельщик (m.an.; за> ! sport. aanhanger, supporter, fan •:• болельщики (ook) aanhang; футбольный voetbalsupporter

болельщица {f.an.; sa> J, sport. vr. v. болельщик, aanhangster

болельщицкий (3dj.; за> ! sport. supporters-, fаn­ болеро (n.; о) muz./dans. bolero болеть (if; intr.) 1 (1а) pijn hebben, ziek zijn (v. е. levend wezen) •:• - (5) [ziekte, kwaal e.d.] hebben, lijden aan, ziek zijn van; - болью [2] z. het leed aantrekken van; - грИппом griep hebben; - душой за [4Vo [6] ! met iem. te doen hebben, z. zorgen maken om, erg mee­ leven met, lijden onder/van iets; - корью de mazelen hebben; ничем � - vrij van ziekte zijn; не болей(­ те) ! beterschap!; - оспой de pokken hebben; - OI не­ доедания aan ondervoeding lijden 2 {ia; за [4]> sport. supporter/fan zijn van, aanmoedigen 3 (5Ь} (v. (delen van) het lichaam) pijn/zeer doen •:• Wни - hels pijn doen, afschuwelijk/verschrikkelijk zeer/pijn doen; у меня Мн/в боку болит ik heb pijn in mijn zij; lli болИт hij/ ." heeft overal pijn; у меня болит голова ik heb pijn in mijn hoofd; у меня болит rODдo ik heb keelpijn/een zere keel; душа болит при вИде [2] het is hartverscheurend te zien, dat " . ; под ложечкой болит ik heb pijn in m'n borst/zij; болИт в Этом месте de pijn zit ор deze plaats; у меня болит спина ik heb 't in mijn rug, ik heb last van m'n rug; что у вас болИт? waar heeft и pijn?, waar heeft и last van? ..,. что у кого болит, тот о том и говорИт (gez.) waar het hart van vol is, vloeit/loopt de mond van over болеутоление (n.; 7а) pijnbestrijding болеутолЯ:ющий (adj.; 4а} pijnstillend •:• болеутоля­ ющее средство pijnstillend middel, pijnstiller; принЯ.тъ болеутолЯ.ющее средство een pijn­ stiller nemen болИвар {m.; 1а) bolivar (munteenheid v. Venezuela) боливар {m.; 13) bolivarhoed (hoed met brede rand

еп brede cylinder) боливИец {m.an.; s*a} Boliviaan боливИйка (f.an.; з*а} Boliviaanse боливИйский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Boliviaans, van/uit/in Bolivia

БолИвия {f.; 7а} geog. Bolivia h болиголов {m.; 1 3) •:• - (крапчатый) bot. dollekervel болИд {m.; 1а} astr. bolide, vuurbol болометр {m.; 1а) tech. bolometer болометрИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) tech. bolometrisch

болона (f.; 1f'/1f) bot. uitwas (ziekelijk uitstulpsel аап Ьоот) болонка (f.an.; 3*3} schoothondjeh, Bolognezer hond болонья (f.; 6*3; pl. ?} tex. bolognah (weefsel uit Ьер. soort kunstvezel); bolognajas (uit deze stofgeweven (regen)jas) болотина {f.; 1 a) .U. moeraslandh, moerassig gebled h, moerasgebled h

болбтистость {f.; 8а} drassigheid, moerassigheid болотистый (adj.; 1а) drassig, moerassig; (v. gebled) veenachtig •:• болотистая местность moerasland h, drasland h

болотище - больной

iо.."16тище (n.; 4а) aug. v. болото 00.."IОТНИК (m.an.; 3а) zoo/. watersnip 0о."16тный (adj.; i*a) moeras- •:• - � chem. methaan h, moerasgas h; болотные ОIО..!:1.!!НЙ dwaallichtjes; болот­ ное � moerasplant; болотные сапоги bagger­ :.aarzen

00.."Iбто (n.; о) moeras h, zomp •:• ну тебЯ/его/... .Q. - 1 .U.

jijfhij/." kan van mij de pot ор!; � - hoog­ »een h; завязнуть в болоте in het moeras Ьlijven steken; � - moeras droogleggen; � ...-eenmoeras h, veen h; бЫло бы -, а черти всегда найдУтся (gez.) als de gelegenheid z. voordoet ". бо:ютоведение (n.; 7а) moeraskunde бо."Iотоведческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") moerask-undig бо."Iотоход (m.; ia) moeraswagen бо:�отце (n.; 5*а(2)) dim. v. бол6то бо.тr (m.; i b) 1 tech. (schroef)bout •:• анкеоный keilЬout 2 grof lul, pik, tamp •:• болты � een heel eind wegkletsen; завинтИть/ввинтИть/ � - [З] nummertje maken; положить - на [4] iets aan z'n laars lappen бо.тrание (n.; 7а) (v. v/oeistof. in stoel) geschommel h бо.тrанка (f.; з*а) .J.. av. remous бо.тrать (if; ia) .J.. 1 (pf: взболтать; tr.) [mengsel] schudden (v66r gebruik) 2 ([5]) zwaaien/bungelen/ schommelen/wiebelen met [benen, ."] •:• лодку болтало het bootje schommelde [ор de golven]; не болтай нопiмиl hou je benen stil!, zit niet met je Ьenen te zwaaien! 3 (tr.) kletsen, babbelen, kweb­ Ьelen, kwekken, keuvelen, kleppen, kakelen, dazen, kouten, grapjes/leugens/praatjes verkopen •:• - ШОQ (onzin) kletsen/praten; болтать-то легко/просто, но ". hij/." weet het allemaal mooi te vertellen, maar . . . ; tш болтай! hou je kop/koest!; не болтай слuшком мн6zо weet wat je zegt; tш болтай глупости! schei uit met dat geklets!; - !< [5] een praatje maken met; - без � honderd uit praten, ор z'n praatstoe] zitten; � - 1 nu is het uit met dat geklets!, geen woorden maar daden!; - � ouwehoeren болтаться (if; 1а) 1 bungelen, bengelen, loshangen, slingeren; (v. kleren) flodderen, slobberen, lubberen •:• болтающийся flodderig, slobberig; hobbezak­ kerig; бе1 strijder, vechter, militant; sport. worstelaar; (ovdr.) kampioen(e); voorvecht(st)er

van/voor, strijd(st)er voor [ideaal e.d.] •:• - легчайшего веса (worstelaar) bantamgewicht h; классИческого стИля Grieks-Romeins worstelaar; - с коррупцией fraudebestrijder; - за .м.!Ш strijder voor de vrede, kampioen van de vrede; за свободу vrijheidsstrijder Б6речка (m.an.; f.3*a) (dim. koosvorm v. Борuс) Borjetsjka борж6м (m.; 1а; 2*sg.) J. => борж6ми борж6м11 (n.; о) Borzjomi (soort mineraalwater) борж6мный (adj.; 1*а) J. adj. v. борж6ми борзеть (if; 1 а; intr.) U. grofoptreden, stennis maken борз6й (adj.; l b) 1 •:• борзая � barzoi, Russische hazewindhond; брать борзЫми � J. (ovdr./scherts.) zonder scrupules steekpenningen aannemen; - wенок barzoipuppydJh 2 U. brutaal борзописание (n.; 7а) (ir.) broodschrijverij, veel­ schrijverij борзопИсец (m.an.; s*a) (ir.) broodschrijver, veel­ schrijver б6рзый (adj.; la/c) snel (v. paarden) борзнтник (m.an.; 3а) hondenmenner, oppasser van jachthonden Борне (m.an.; la) Boris бормашина (f.; l a) (11. tandarts) boor бормашИнный (adj.; l*a) tandartsboor­ бopмoтaниe (n.; 7а) gebrabbeP, gemompeP, geprevel h -

-

бормотать (if; бс; p.pret.p. ?; pf: пробормотать; tr.) brabbelen, (Ьinnensmonds) mompelen, prevelen, stamelen •:• - [4] (себе) под ноо iets in z'n baard brommen, onder z'n snor mompelen бормотун (m.an.; l b) J. brabbelkous, prevelaar бормотунья (f.an.; б*а) J. brabbelkous, prevelaarster бормотуха (f.; 3а) s/. (еиf) rioolwijn, koppijnwijn, bocht, chateau migraine (slechte, goedkope wijn) борнейский (adj.; за> => борнеоский Борнео (n.; о) geog. Bomeoh борнеоский (adj.; за> Bomeoos, van/op Bomeo борнокйслый (adj.; 1а; kv.m. ?) chem. boorzuur­ б6pный (adj.; l*a) chem. boor- •:• борная � boorzuur h; борная � boorzalf б6ров (m.) 1 (an.; l e) barg, gecastreerd mannetjes­ varken; U. (schimp.) vetzak, vetkledder •:• ленивый lui varken 2 (1c(l}) tech. horizontaal rookkanaal

боровйк - борьба

боровик (m.; зЬ> bot. eekhoorntjesbrood h боров:Инка (f.; з*а) bot. borowinka (soort арре/) боровичок (m.; з*Ь> diт. v. боров:йк боровой (adj.; 1Ь; kv.m. "> naaldbos-, naaldwoud­ бopoвoк (m.an.; з*Ь) diт. v. б6ров, bargje h борода (f.; 1f') baard; (bij dieren ook) sik •:• и..м§nL носИть бороду een baard hebben/dragen; козлиная geitenbaard, geitensik; � - stoppelbaard; отпустить бороду baard laten staan; анекдот � бородой тор теt een baard; синяя Борода Blauw­ baard; � в бороду in z'n vuistje lachen; wкИперская - ringbaard бородавка (f.; 3*а) wrat бородавочка (f.; з*а) diт. v. бородавка бородавочник (m.an.; за) zoo/. wrattenzwijn h бородавочный (adj.; 1*а) wrаttеn­ бородавчатка (f.an.; з*а) zoo/. steenvis бородавчатый (adj.; 1а) wrattig бородастый (adj.; 1а) ruigbebaard, теt een lange baard бородатенький (adj.; з*а; kv. ?; comp. ") diт. v. боро­ датый бородатый (adj.; 1а) bebaard, теt een baard, baardig бородач (m.an.; 4Ь) ! (v. iem.) baardaap, iет. теt een baard Бородино (n.; о) geog. Borodino h (dorp nabij Mos. waar in 1812 ееп grote veldslag met Napoleon plaats­ vond) бородИнский (adj.; за; kv. ?; comp. ") adj. v. Боро­ дин6 бородИща (f.; 4а) flinke/lange baard бородка (f.; 3*а) baardje h; sik; (v. haan) lel; (v. sleute/, plant, oester) baard •:• - клИныwком spits baardje, spitsbaardje h; � - geitensik, geitenbaard, puntbaard бородок (m.; 3*Ь) tech. doorslag бородушка (f.; 3*а) (dim. koosvorm) baardjeh борозда (f.; if/1f') (in grond, plant, gezicht) groef, voor/vore; tech. gleuf •:• старый К2.!1.!! борозды не испортит (gez.) een ervaren iет. verknoeit de zaak niet бороздИть (if; 4Ь; p.pret.p. "> 1 (pf: взбороздить; tr.) voren trekken (in) 2 (pf: пробороздйть/изборо­ здйть) (ovdr.) doorplбegen; (zee] doorklieven; zwal­ ken op/over [de zee(ёn)/oceaan/land] •:+ � (из)бороздИли его лицо z'n gelaat is теt diepe voren doorploegd бороздка (f.; 3*а) kleine voor, groefje h бороздковый (adj.; 1*а) in voren geplant/geteeld бороздной (adj.; 1 Ь; kv.m. 11J) groef-, voor-, gleuf-; in voren geplant/geteeld бороздочка (f.; з*а) diт. v. бор6здка бороздчатость (f.; 8а) sb. v. бор6здчатый бороздчатый (adj.; 1а) bedekt теt voren, gegroefd борона (f.; 1f'/1f) eg •:• дИсковая - schijveneg; зубовая - Zeeuwse eg, kweekeg боронильщик (m.an.; за> egger боронильщица (f.an.; 5а) vr. v. боронйльщик

боронИть (if; 4Ь; pf: взборонйть/заборонйть; tr.) eggen

бороновальный (adj.; 1*а) еg­ бороновальщик (m.an.; за> => боронильщик бороновальщица (f.an.; sa> => боронильщица боронование (n.; 7а) sb. v. бороновать бороновать (if; 2а; pf: взбороновать/забороновать; tr.) eggen бороновой (adj.; 1 Ь; kv.m. "> eg-

бороньба (f.; 1Ь; pl. ?> => боронование бороться (if; 10с) strijden, vechten; stoeien •:• - с [5] [тisbruiken/verkeerde gewoonten/ ... ] bestrijden, tegengaan; (a/s spe/, sport) vechten tegen; (ovdr.) tegen [vermoeidheid/stroom/wind]/тet [рrоЫетеn] wor­ stelen/vechten; - не на жизнь, а на смерть vechten/ strijden ор leven en dood; n [5] voorvechter zijn van (revolutie/vrede/ ... ), strijden/ijveren voor, voor­ staan; - за мир voor de vrede strijden; - за правое дело strijden voor een rechtvaardige zaak; - за 'Честъ strijden от de eer; за что боролись, на что и напоролись! hun verdiende loon!; - ОАЮ!. на одИн тап tegen тап vechten; - против [2] его же оружием (ovdr.) iет. теt eigen wapens bestrijden; - с самим собой теt zichzelfworstelen, in tweestrijd staan; в нём боролись OTh!.11 и самолюбие schaaтte en eerzucht streden in hет от de voorrang борт (m.; 1с(1); б*sg.) mar./av. boord d/h; (v. ЬiUart) band; (v. boot, laadbak) zijkant; (v. stoep, weg, plein) rand; (v. kledingstuk) overslag •:• мИнный - ЬiU. lange band; n бортом [2] buitenboord, overboord; человек n бортом! тап overboord!; вЫбросить � - overboord gooien; � борт/за - overboord; задний - (кузова) laadklep; иаШ в три борта ь;u. driebandenspel h; � от борта ЬiU. over de losse band spelen; левый - bakboord; на левом борту aan bakboord; взять .!Ш. - aan boord neтen; вы должны быть .!Ш. бортУ в пять часов и dient z. от 5 uur aan boord te vervoegen; шi борт/на - aan boord (richting); � Ш!1Й - mar. vrijboord h; накрениться на правый slagzij тaken naar stuurboord; - о- boord aan boord, langszij; стоять - о - langszij liggen; оставлять [4] за бортом (ovdr.) in de steek laten, geen aandacht be­ steden aan; � за бортом er bekaaid afkoтen; � на бортУ aan boord Ьlijven; падать/упасть за - overboord vallen; подветренный - mar. lijzijde; правый - stuurboord h; по прdво.1,�у борту aan stuurboord; � борта naast het schip бортануть (pf; зЬ; p.pret.p. ?) jj. uitstoten (uit ееп groep) бортевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 11J) Ьijenkorfбopтик (m.; за> diт. v. борт бортинженер (m.an.; 1а) av. boordwerktuigkundige бортмеханик (m.an.; 3а) av. boordтecanicien, boordwerktuigkundige бортник (m.an.; за> iтker (die met wilde bijen werkt) бортничанье (n.; б*а) sb. v. б6ртничать бортничать (if; 1а; intr.) теt wilde bljen iтkeren бортничество (n.; 1а) het iтkeren теt wilde Ьijen бортный (adj.; 1*а) iтkеrijбортовка (f.; з*а) tex. buckraт h бортовой (adj.; 1Ь; kv.m. 11J) boord-; zijkant-; overslag­ (v. kledingstuk) •:• бортовое вооружение boord­ wapens; - камень trottoirband бортовочный (adj.; 1*а) tex. van buckraт бортовщик (m.an.; зЬ> stoeprandlegger бортпроводник (m.an.; зЬ> av. steward бортпроводнИца (f.an.; sa> av. stewardess борттехник (m.an.; за> av. boordwerktuigkundige борть (f.; 8е) :j: Ьijenkorf (v. е. primitieftype) борцовский (adj.; за> sport. worstelaarsбopщ (m.; 4Ь) Ьietensoep, borsjtsj борщевик (m.; зЬ> bot. berenklauw борщовник (m.; за> => борщевик борщовый (adj.; 1а) Ьietensoep-, borsjtsj­ бopщoк (m.; з*Ь; 2/3/5/бsg./pl. ?) ! diт. v. борщ; soep uit Ьietenbouillon борьба (f.; 1 Ь; pl. ?> 1 ((пр6тив [2]/с [5]; за [4])> (/ett./ -

Б6рька - боч6нок

ovdr.) strijd, gevechth { (tegen; om/voor)}; bestrijding - с алкоголИзмом drankbestrijding; вестИ борьбу пр6тив [2] (ook ovdr.) strijd voeren tegen, te velde trekken tegen; внУтренняя - zielenstrijd; - не на жизнь/живот, а на смерть strijd/gevecht ор leven en dood; - с (снежными) � strijd tegen de sneeuw; изматывающая - uitputtingsslag; классо­ u..в - klassenstrijd; конкурентная - concurrentie­ strijd; - с крЫсами rattenbestrijding; - с � !tl!.В..МИ strijd met het water; - с наркотиками drugs­ Ьestrijding; - за независимость onafhankelijkheids­ strijd; - за освобождение от [2] vrijheidsstrijd tegen; паотИйная - partijstrijd; - за .шшr президента race от het presidentschap; предвь1бооная - verkie­ zingsstrijd; - с пресrупностью misdaadbestrijding; � - rassenstrijd; - за � vrijheidsstrijd; - с симптомами symptoombestrijding; � борьбЫ с [5] verdelgingsmiddel h; - со стихиями strijd met de elementen; - за существование strijd от het bestaan; - JJllilн.o§. titanenstrijd; - с шумом lawaaibestrijding 2 sport. worstelen h, vechtsport; v.-orsteling •:• � - vrij worstelen; классическая - Grieks-Romeins worstelen Б6рька (m.an.; f.з*а) (ре). vorm v. Борuс) Borjka Б6ря (m.an.; f.2a) (inform. vorm v. Борuс) Borja босиком (adv.) Ыootsvoets, bar(re)voets, met/op Ыоtе Yoeten •:• настvпИть - куда-нибудь met z'n Ыоtе voet ergens in trappen; � - Ыootsvoets lopen боскет (m.; 1 а) kreupelbosjeh боснИец (m.an.; 5*а) Bosniёr боснИйка (f.an.; з*а) Bosnische боснИйский (adj.; за> Bosnisch, van/uit/in Bosniё Босния (f.; 7а) geog. Bosniёh •:• - и Герцеговина Bosniё-Herzegovina h босой (adj.; 1 Ь/с) Ыootsvoets, ongeschoeid, baпevoets, теt/ор Ыоtе voeten •:• - ни2й met z'n Ыоtе voet [ergens in trappen e.d.]; на босу н.2rу Ыootvoets, met/op Ыоtе voeten босоногий (adj.; за; comp. 0) met/op Ыоtе voeten, Ыootsvoets, barrevoets босоножка (f.; з*а) 1 (damesschoen) sandaal 2 (an.) J, ongeschoeide vrouw, vrouw /meisje ор Ыоtе voeten босс (m.an.; 1 а) baas, kopstuk h (v. partij e.d.) ·� ШШI!iii: .!:!..!!1..0. - (ре).) partijbons бостон (m.; 1 а) (krt.; soort wollen stof) boston h; (dans in driekwartsmaat) boston бостонный (adj.; 1*а) krt. van/voor het bostonspel бостоновый (adj.; 1а) van/voor bostonstof Босфор (m.; 1а) geog. Bosporus босфорский (adj.; за> van/aan de Bosporus босЯк (m.an.; зЬ> armoedzaaier, arme sloeber, schooier босЯ:цкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) armoedzaaiers­ бocЯчecтвo (n.; 1 а) 1 het armoedzaaier zijn, armoedzaaiersbestaan h 2 (со/.) armoedzaaiers босЯчка (f.an.; з*а) vr. v. босяк бот 1 (m.; 1 а) mar. sloep 2 (m.; 1а((2)]) overlaars ботало (n.; 1 а) 1 plonsstok, stok от vissen een net in te drijven 2 dial. koebel ботанизирка (f.; з*а) botaniseertrommel ботанизИровать (if; щ tr.} botaniseren ботаник (m.an.; за> botanicus, plantkundige ботаника (f.; за> botanica, botanie, plantenleer, plantkunde ботанический (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) botanisch, plantkundig •:• - питомник plantenkwekerij; - � botanische tuin, hortus ботать (if; 1а) 1 met een plonsstok vissen in een -О-

net te drijven 2 ti./barg. lullen (praten/spreken) •:• - по фене dieventaal spreken ботва (f.; 1 Ь; pl. ?} loof (v. knolgewassen e.d.) •:• картофельная - aardappelloofh; - моркови wortelloofh ботвИнник (m.; за> (со/.) tuinkruiden ботвинья (f.; б*а) си/. botwinja (soep v. kwas, vis еп groenteloof) ботик (m.; за> 1 mar. sloepje h 2 overlaars ботИнок (m.; 3*а(2)} laarsje h; schoen (die minstens tot de enkels reikt) •:• - (от) .!10.lU!Шi schaatsschoen; ботИнки на микропоре schoenen met spekzolen; хоккейные ботИнки hockeyschoenen; - на шнуровке rijglaars ботиночек (m.; 3*а(2)) dim. v. бот:Инок ботИночный (adj.; 1*а) sсhоеnботл (m.; 1 а/1Ь} hippiesl. fles ботовый (adj.; 1а) mar. slоерБотсвана (f.; 1а) geog. Botswana h ботсванский (adj.; за> Botswaans, van/uit/in Botswana ботулИзм (m.; 1а) med. botulisme h ботфорт (m.; 1 а> rijlaars боулинг (m.; за> bowling h боцман (m.an.; 1а; prof. 1c(l)) mar. bootsman боцманмат (m.an.; 1 а} mar. onderbootsman боцмансю1й (adj.; за; kv. ?; comp. 0) mar. van de bootsman, bootsmansбoчaг (m.; 3Ь) diepe plek, kuil (in rivier of meer) бочажный (adj.; 1*а} kuil-, diepte- (in rivier- ofmeerbodem) бочажок (m.; з*Ь} dim. v. бочаг бочар (m.an.; 1 Ь) kuiper, vatenmaker бочарничать (if; 1 а; intr.) als kuiper werken, kuipen бочарный (adj.; 1*а) kuipers-, kuiperij- •:• бочарная доска duig бочарня (f.; 2*а) kuiperij, kuiperswerkplaats бочечка (f.; з*а> vaatje h бочечный (adj.; 1*а} van/voor een vat бочка (f.; з*а) 1 vat\ ton, fusth ·:· бездонная - J, bodemloze put; (scherts.) zuipschuit, bodemloze put, bodemloos vat; � - бочкой J, tonnetje rond zijn, zo dik als een ton zijn; в. бочках ор fust; - для вина wijnvath; винная - wijnvath; - для водь� waterton; деньги на бочку! J, handje contantje, meteen betalen; он всЯкой бочке затычка 1 hij is overal haantje-de­ voorste 2 hij moet altijd als noodhulp dienen; катить бочку на [4] ti. iem. kapot proberen te krijgen, eruit (proberen te) werken, in een kwaad daglicht stellen; - для/Из-под нефти olievath; - .!!!ШШ пИвом vat Ьier; тШо из бочки Ьier van het vat, tapЬierh; пить как - drinken als een tempelier; пить пИво бочками sloten Ьier drinken; пороховая - (/ett./ ovdr.) kruitvath; сидетъ на пороховой бочке ор een kruitvat zitten; он nwiмo как - hij is tonnetje rond, hij is zo dik als een ton; ПУИШ1 - звонче гремит holle vaten klinken het hardst; - сельдей kantje haring; сельдяная/селёдочная - harington; сорок бочек арестантов J, (scherts.) heel veel arrestanten 2 hist. vath (Rus. inhoudsmaat v. 491, 96 /, gelijk аап 40 wjodra (аат)) 3 av. rolvlucht бочковый (adj.; 1 а) vat- •:• бочковое тШо tapЬierh, Ьier van het vat, vatblerh бочком (adv.} zijwaarts, ор z'n kant, half omgedraaid бочок (m.; 3*Ь; б*sg.} dim. v. бок •:• � бочком worm­ stekig; бычок чёрный - (in sprookjes) Zwartje de stier бочонок (m.; 3*а) fust\ tonnetje h, vaatjeh

86

боч6ночек - бракодел

бочбночек (m.; з*а) dim. v. боч6нок бочбночный (adj.; 1*а) adj. v. боч6нок бош (m.an.; 4а) .U. mof (schimp. voor Duitser) боязливость (f.; 8а) angstvalligheid, bang(ig)heid; vreesachtigheid

боязливый (adj.; 1 а) angstig, angstvallig, bang, bangelijk; vreesachtig

ббязно (pred.) .U. eng, angstaanjagend •:• мне боЯзно

ik knijp 'm, ik ben bang боЯ:знь (f.; 8а; ([2])) angst, bang(ig)heid, vrees { (voor)} •:• - высоты hoogtevrees; � боЯзни + inf. uit vrees te ." ; - неудачи psych. faalangst; - nоостоанства psych. ruimtevrees БоЯн (m.an.; 1а) (personage uit het lgorlied; sagen­ verteller) Bojan боЯрин (m.an.; 1°а) hist. bojaar •:• боЯре введенные hist. bojaren die tot de vertrouwelingen van de tsaar behoorden; земские боЯре hist. landbezittende adel; - конюший hist. cavaleriebojaar (verantwoordelijk voor het onderhoud v. d. cavalerie); - nУтный hist. departe­ mentsbojaar (verantwoordelijk voor ееп departement v. h. vorstelijk bestuur) боЯрка (f.; з*а) 1 .U. bot. bes van de meidoom 2 :,t muts met omslag van bont (voor mn./vr.) боЯ:рский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> Ьоjаrеn­ боЯрство (n.; 1 а) bojarenschap h боЯрщина (f.; 1 а) 1 herendiensten 2 bojarenheerschappij боЯрыня (f.an.; 2а) hist. bojarenvrouw боЯрышник (m.; за> bot. meidoom боЯрышня (f.an.; 2*а) hist. bojarendochter бояться (if; 5Ь; ([2])> 1 (pf: побояться) bang zijn (voor), vrezen, duchten, schuwen, vrees hebben voor •:• боЮсь, мне nридётся вас разочаровать ik vrees dat ik и moet teleurstellen; боЮсь, (что) вы правы ik vrees dat и gelijk heeft; боЮсь, (что) нет ik vrees van niet/wel; боЮсь, что он не приедет ik vrees dat hij niet komt; боЯсь (2) uit vrees voor; волков - - в лес не ходИть (gez.) wie niet waagt, wie niet wint; - встать на чьЮ-либо сторону geen partij durven kiezen; - руки запачкать bang zijn z'n handen vuil te maken (wars v. werk); - известности de puЬliciteit schuwen; .tШ - (2) iem. aandurven; (да) не бойся daar hoef je niet bang voor te zijn; не - за [4] z. niet bang maken voor, z. geen zorgen maken over; не - обнажатъ свои слабые сто­ роны z. kwetsbaar durven opstellen; не - сказатъ niet aarzelen te zeggen; он не побоЯлся + inf hij schroomde niet te [zeggen]; нечего - er is niets te vrezen; ва.м нечего - и heeft niets te duchten; - (2) как огня als de dood zijn voor .. " doodsbang zijn voor ".; - слово произнести geen woord durven te zeggen; - (2) до смерти doodsbang zijn voor; боЮсь � ik weet het niet precies; � как боИтся hij/". is hartstikke bang; - � het ergste vrezen; чего мне - ?! waarom zou ik bang zijn?! 2 niet tegen iets kunnen, niet verdragen •:• - водь� waterschuw zijn, watervrees hebben; - высоты hoogtevrees hebben; не - жарьr goed tegen de warmte kunnen; - � geen licht kunnen ver­ dragen; slecht tegen licht kunnen, lichtschuw zijn; - сЫрости gevoelig zijn voor vocht; - щекотки niet tegen kietelen kunnen бр. (ajk. v. брутто) br. (ajk. v.: bruto) бра (n.; о) muurlamp; (v. /атр) armatuur Брабант (m.; 1а) geog. Brabanth брабантец (m.an.; 5*а) Brabander

брабантский (adj.; за; kv. 0; comp. ?> Brabants бравада (f.; 1а) 11' opschepperij, vertoon van bravoure/ moed

бравИрование (n.; 7а) 11' opschepperij, vertoon van bravoure/moed

бравИровать (if; 2а; [5]) 11' bravoure tonen, over­ moedig doen; (v. lot, gevaar) uitdagen •:• - своей

грубостью met z'n grofheid te koop lopen; - опасностью het gevaar tarten брависсимо (int.) bravissimo браво (int.) bravo бравурность (f.; 8а) 11' bravoure бравурный (adj.; 1*а) 11' met bravoure •:• бравурные марши muz. pittige marsen бравый (adj.; 1 а) ferm, flink, kranig, stoer; (v. pas, marsmuziek e.d.) pittig •:• - парень ferme kerel, kranige vent брага (f.; за> braga (oud Rus. licht alcoholisch bler) брада (f.; 1 Ь) �:; роёt. baard брадобрей (m.an.; ба) t (scherts.) barbler бражка (f.; з*а> dim. v. брага бражник (m.an.; за) t fuifnummerh, boemelaar, slemper бражничать (if; 1 а; intr.) :,i: aan de boemel/rol gaan, de Ыoemetjes buiten zetten бражничество (n.; 1 a> t boemel, drinkgelag h, slemppartij бражный (adj.; 1*а) adj. v. брага бразда (f.; 1 Ь) , :.t groef, voor 2 (pl.t.) � браздь1 браздЬ1 (pl.t.; f.1 b; 2pl. ?> 11' teugels •:• - правления teugels van de regering; взятъ - правления в свои руки (ovdr.) het roer ovememen (van iem.); держатъ - правления в своих руках de teugels van de regering in handen hebben, de scepter zwaaien (over) бразИлец (m.an.; 5*а) Braziliaan Бразилия (f.; 7а) geog. Braziliёh бразильский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Braziliaans, van/ uit/in Braziliё бразильЯнка (f.an.; з*а> Braziliaanse Брайль (m.an.; 8а) •:• шриФт Брайля braille(schrift) h брак (m.; за> , echt, huwelijk h, huwelijkse/echtelijke staat, echtvereniging •:• вне брака buitenechtelijk; вступИть в - in de echt/het huwelijk treden; вступИть в граЖАанский - voor de wet trouwen; Ши от первого брака kinderen uit het eerste huwelijk; неравный - mesalliance; расторгнуть huwelijk ontblnden; смешанный - gemengd huwe­ lijk; счастлИвый/хороший/плохой - gelukkig/goed/ slecht huwelijk 2 (2*sg.) gebrek h, defect h (in/aan apparatuur, waren), fout; (m. b.t. goederen) uitschoth •:• � с браком strijd tegen productiefouten; � браком (v. waren) met een defect, gebrekkig; тканъ с браком stof met een weeffout бракёр (m.an.; ia) keurmeester (in fabriek) бракераж (m.; 4а) keuring [v. goederen], het sorteren бракбванный (adj.; 1 *а(1)) (v. waren) gebrekkig, met defect(en), met fout(en) •:• - оттиск misdruk браковать (if; 2а; pf: забраковать; tr.) [goederen] (af)keuren (infabriek); [materiaal, product] afdanken; [plan, werkstuk] in de prullenmand deponeren бракбвка (f.; з*а) keuring [v. goederen], het sorteren бракбвочный (adj.; 1*а) keurend, sorterend бракбвщик (m.an.; за> keurmeester (in fabriek) бракбвщица (f.an.; 5а) keurmeesteres (in fabriek) бракодел (m.an.; 1 a) J, brekebeen, broddelaar; (prutser) knoeier

бракодельство - брать

бракодельство (n.; 1а) J. broddelarij, broddelwerkh, ?fUt5Werkh браконьер (т.аn.; 1 а) stroper iраконьерский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. ") stroop-. strореrsбраконьерство (n.; 1а) stroperij браконьерствовать (if; 2а) [wild] stropen бракопосреднический (adj.; 3а; kv. ?; сотр. ") huwelijksbemiddelings- •:• бракопосредническое бюро bureau voor huwelijksbemiddeling, huwe­ lijksbureau h бракоразводный (adj.; 1*а) (echt)scheidings­ бpaкocoчeтaниe (n.; 7а) huwelijksvoltrekking, trouw­ plechtigheid •:• � бракосочетаний 'Huwelijks­ paleis' h ifraai gedecoreerd gebouw waar de huwelijks­ ceremonie plaatsheeft; ter vervanging v. kerkelijk huwe­ lijk), trouwzalen; - в � burgerlijk huwelijk браман (т.аn.; 1 а) brahmaan браманИзм (m.; 1а) brahmanismeh брамин (т.; 1a) :j: rel. brahmaan брамИнский (adj.; 3а; kv. ?; comp. ") brahmaans брамсель (m.; 2а; prof. 2c(l)) mar. bramzeil h брамсельный (adj.; 1*а) mar. van bramzeil, bramzeil­ бpaм-cтeньra (f.; 3а) mar. bramsteng брандахлЬ1ст (т.; 1 а) :j:; Jj. 1 (pej.) bochtd'h, slootwaterh, derrie (m.b.t. dranken, soep) 2 (an.) (waarde­ loosfiguur) minkukel, leeghoofd h брандвахта (f.; 1а) mar. brandwacht брандвахтенный (adj.; 1*а(1 ) ; kv.т. ?) mar. brandwachtбрандер (т.; 1 а) �: brander брандерный (adj.; 1*а) :j: Ьrаndеrs­ брандмайор (т.аn.; 1 а) hoofd van de brandweer, brandmeester брандмауэр (т.; 1 а) brandmuur брандмауэрный (adj.; 1*а) van brandmuur, brand­ muurбрандмейстер (т.аn.; 1 а) brandmeester, hoofd van de brandweer, spuitrneester брандспойт (т.; 1 а) brandspuit, spuit, waterkanon h (drijvende brandspuit) бранИть (if; 4Ь; pf: вьrбранить; tг.) foeteren ор, schel­ den op/tegen •:• - !ШШ!.12 artikel afkraken; - [4] за шалости foeteren ор iem. om z'n kwajongensstreken браниться (if; 4Ь) 1 (pf: побранИ:ться; (с [5]/друг на друга)) kijven (tegen elkaar), foeteren (op/tegen elkaar), ruzie maken (met elkaar), schelden (ор/ tegen elkaar) 2 (pf: вьrбраниться) elkaar uitfoeteren /uitschelden бранный (adj.; 1*а) 1 scheldend •:• бранное !ШО1.Q scheldwoord h, krachtterrn 2 :j:/ft krijgs-, strijd•:• бранное поле slagveld h бранчлИвость (f.; 8а) twistzucht бранчлИвый (adj.; 1 а) twistziek браный (adj.; 1а) :j: (in sprookjes) geborduurd •:• браная скатерть geborduurd tafelkleed брань (f.; 8а) 1 gefoeterh, gekijf", gescheld h, gevloekh, het vloeken, scheldpartij; (со/.) scheldwoord h •:• матерная - grofgrove scheldkanonnade; obsceen taalgebruik; площадная - vuile/schunnige taal, viswijventaal 2 :j:/ft oorlog, strijd •:• пасть на пОм брани vallen ор het veld van eer брас (m.; 1 а) mar. bras (v. schip) брасик (т.; 3а) mar. (bij roeien) roertouwh браслет (т.; 1а) 1 arrnband 2 JJ./barg. (als р/. браслеты) armbandjes (handboeien) браслетик (m.; 3а) armbandje h

браслетка (f.; 3*а) arrnbandje h браслетный (adj.; 1*а) аrmЬаnd­ браслет-цепочка (m.; т.1а-f.3*а) schakelarmband брасс (т.; 1 а) schoolslag (zwemmen) •:• плыть � het schoolslag zwemmen брассИст (т.аn.; 1 а) J. schoolslagzwemmer брассИстка (f.an.; 3*а) J. schoolslagzwemster брат (m.an.; 1 а; pl. братья, братьев, братьям, ...) broer, broeder, frater; maatje h, makker; J. (a/s vriende­ lijke/familiaire aanspreekvorm) joh, jongen •:• братья gebroeders, broederschap; ваш - J. van jouw soort, iem. zoals jij; двоЮродный - (zoon v. oom/tante) neef; братья наши меньшие ft onze kleine vrienden (v. dieren); - милосердия verpleger, broeder; молоч­ ный - :j: zoogbroeder, zoon van de voedster; � брата J. per persoon, elk; по стакану � брата J. aan ieder een glaasje [geven e.d.]; названный - iem. die je als broeder bestempelt; ШU1!. - iem. zoals wij, een van ons; братья по оm'ж!!.!о strijdmakkers; ROAНOй ­ Ыoedeigen broer; � брата J. (bij братъ, получdтъ, давdтъ, платuтъ, etc.) per persoon; � halfЬroer, stiefЬroer; свой - J. een van ons; :ш.о.!ОRоА: Ш!fЙ - achterneef (kleinzoon v. oudoom/oudtante); братья во Христе medechristenen братан (т.аn.; 1 a) JJ. broer; maatjeh, makker; (ook a/s vriendelijke/familiaire aanspreekvorm) joh, jongen братание (n.; 7а; (с [5])) verbroedering (met); jumelage (met) брататься (if; 1 а; pf. побрататься; с [5]) z. verbroe­ deren, broederschap sluiten {met}; jumeleren met братва (f.; 1 Ь; pl. ?) JJ. (со/.) maten, makkers, onze jongens брателло (т.аn.; о) JJ. => братан брательник (т.аn.; 3a) JJ. broer, broertje h братец (т.аn.; s*a) dim v. брат братик (т.аn.; 3а) dim v. брат братина (f.; 1а) hist. bowl (grote ronde kom waaruit ор feesten drank geschept werd) Братислава (f.; 1 а) geog. Bratislava h братиславский (adj.; 3а) adj. v. Братислава братишка (т.аn.; f.3*a) dim. v. брат братия (f.; 7а) (со/.) broederschap (rel.); (scherts.) gildeh •:• актёрская - acteursgilde "; шi11ш - ons clubje; н.И.uш.н - hist. bedelaarsgilde h братнин (adj.poss.; р го n . 1 а) J. broeders, broeder-, van de broer браток (т.аn.; 3*Ь) J. (aanspreking) broer, maat, joh, jongen братолюбие (n.; 7а) broederliefde братоубИйственный (adj.; 1*а[(1)]) m.b.t. broeder­ moord •:• братоубмйственная .1!2Й.!Ш broederoorlog, burgeroorlog братоубИйство (n.; 1a) :�/ft broederrnoord братоубИйца (т./f.an.; f.5a) :j: broederrnoordenaar Братск (т.; 3а) geog. Bratskh (stad in Rus.) братский (adj.; 3а; kv. ?; сотр. ") 1 broederlijk, broeder- •:• - AOl!I broederplicht; братская � broederliefde; братская могмла (v. helden, soldaten) massagraf" 2 geog. adj. v. Братск братство (n.; 1а) broederschap; hist. religieuze broederschap, broedergemeente, congregatie братуха (т.аn.; f.3a) JJ. => братан братчина (f.; 1а) hist. broederschap; feestbanketh (waarbij recht werd gesproken onder de aanwezigen) братщина (f.; 1 а) => братчина брать (if; 6°Ь/с; р.ргеt.р. ?) 1 => взять 1 2 (на [4]) (v. wapen) dragen over een afstand van ...

браться - бретонка

браться (if; 6°Ь/с") => вз.Яться браузер (m.; 1 а) сотри. browser браунинг (m.; 3а) browning (automatisch pistool) брахицефал (m.an.; 1 а} med. brachycefaal, kortschedelige

брахицефалия (f.; 7а) med. brachycefalie брахман (m.an.; 1 а) re/. brahmaan, brahmapriester брахманИзм (m.; 1 а} brahmanismeh брахманский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0} brahmaans брачный (adj.; 1*а) 1 bruids-, huwelijks •:• - �

huwbare leeftijd; - .!!OНIDiкr huwelijkscontracth; брачное ложе 1t bruidsbed h; брачная ночь huwe­ lijksnacht; брачное свидетельство J, trouwboekje h; - союз huwelijksgemeenschap, echtelijke verblnte­ nis 2 zoo/. balts- •:• брачное опеоение самцов verentooi van mannetjes in de baltstijd; - !!..!Ш.!iQg baltstijd, bronsttijd; - llИIDll paringsritueel h брач6к (m.; 3*Ь} dim. v. брак 2 брачующийся (m.an.; adj.4a} een van het bruids­ paar (ongeacht wie) •:• дорогие брачующиесяl geacht bruidspaar! брашпилевый (adj.; 1а) mar. van braadspil, braad­ spilбрашпиль (m.; 2а) mar. braadspil бревенчатый (adj.; 1а} balken, uit balken opgetrokken (als bij ееп Ыokhut), van balken gemaakt бревешко (n.; 3*a(l)) t dim. v. бревно бревн6 (n.; 1*d(ё)} 1 balk 2 (pej.) dommerik, stom­ merik 3 (depr.) plank (frigide vrouw) бревноукладчик (m.; за> stapelaar (v. balken еп boomstammen) брёвнышко (n.; 3*a(l)) dim. v. бревн6 1 брег (m.; 3c(l)) �:/11' /роёt. oever, kust брегет (m.; 1а} (Breguet-)zakhorloge h (met slagwerk) бред (m.; 1 а; pl. ?; 2*sg., па в б*sg.) sb. v. бредить, geraaskalh Щ, wartaal, waandenkbeeldh •:• (что за) - 1 hij/ ... raaskalt!; � бреду in ijlkoorts; гооЯчечный delirium h; - сивой кобЫлы grofflauwekul, larie, geraaskal h, nonsens in het kwadraat; лихооадоч­ ный - ijlkoorts; (ovdr.) koortsdroom; koortsfanta­ sieёn; (nо)tш.ИЙ - J, onzin/wartaal uitslaan бредень (m.; 2*а> sleepneth бредить (if; 4а; intr.} 1 (in koorts) ijlen; (v. (geestes-) zieke) wartaal uitslaan, waandenkbeelden hebben 2 ([5]} J, bezeten zijn van, dwepen met бредни (pl.t.; m.2*a> J- geijP, wartaal, waandenkbeel­ den •:• � - grote flauwekul бредов6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0} koortsig бред6вый (adj.; 1 а) (v. idee, gedachte, р/ап, etc.) waan­ zinnig, dwaas брежневский (adj.; 3а; kv. ?; com.p. 0} Brezjnew-, van Brezjnew брежневщина (f.; 1 а} (па de dood v. Brezjnew) brezjnewismeh (synoniem voor ее. stagnatie) брезг (m.; 3а} •:• !Ш брезгУ :\:/tl. Ьij de eerste zonne­ stralen брезгать (if; 1а; pf: побрезгать; [5]> afkeer hebben, vies zijn {van}; terugdeinzen, terugschrikken voor, schuwen •:• .!Ш побрезгай(те)I + tast toe!; ничем не geen middel schuwen, nergens voor te beroerd zijn, niets afslaan; ни'Чем не -, 'Чтобы er opuit zijn от [iets te doen, te bereiken, etc.); не - применить сИлу (door politie e.d.) bepaald niet zachtzinnig te werk gaan; не - никакими средствами nergens voor terugdeinzen брезгливец (m.an.; s*a} J, afkerige брезглИвица (f.an.; 5а) J, vr. v. брезглйвец

88

брезгливость (f.; 8а) afkeer, weerzin, kieskeurigheid брезглИвый (adj.; 1а) vies, afkerig, kieskeurig, vies uitgevallen •:• быть брезгливым vies uitgevallen zijn; - nпшл. vieze Ьlik, vieze kijk; (с)делать брезглИ· вую мИю1 (lett.) een vies gezicht zetten; - человек engerd брезговать (if; 2а; pf: побрезговать} => брезгать •:• .!Ш побрезгуй(те)I �: tast toe! брезгун (m.an.; 1 b} ti. afkerige брезгунья (f.an.; б*а} V. vr. v. брезгун брезент (m.; 1 а) (a/s materiaal) zeildoekd'\ canvas h (grof weefsel); dekzeiP, dekkleedh, tentdoekh, tent­ zeil h брезент6вка (f.; 3*а) J, zeildoeks jasje h брезентовый (adj.; 1 а) zeildoeks, canvas h (grof weefsel) брезжить (if; 4а; intr.) (zwak) oplichten; ('s ochtends) schemeren •:• потихоньку � - het wordt zachtjes aan licht; брезжит рассвет de dag breekt aan; в брезжущем рассвете blj het krieken van de dag брезжиться (if; 4а} J, ('s ochtends) schemeren •:• брезжится рассвет de dag breekt aan брейк-данс (m.; 1 а) breakdance брейкер (m.an.; 1а) breakdanser брел6к (m.; 3а) J, bedeltje h •:• � с брелоками bedelarmband; - для ключей sleutelhanger брел6чек (m.; 3*а} dim. v. брел6к брел6чный (adj.; 1*а} adj. v. брел6к бремсберг (m.; 3а} tech. remhelling бремя (n.; 8°с(ё); pl. ?) last, belasting •:• взять/взвалить на себЯ непосильное - ondraaglijke last ор zich nemen; ложИться (тяжёлым) бременем на (4) zwaar drukken ор; налоговое - belastingdruk; нести своё - z'n last dragen; !!ОА бременем забот onder het gewicht van de zorgen; согщjтъся под бременем забот buigen onder een zorgenlast; разрешиться от бремени ([51) 1t verlossen van, baren бренд (m.; 1 а) (bekend) merkh, (firma)naam •:• мировой - wereldmerk\ groot merk бренность (f.; 8а) :� (v. leven, bestaan, etc.) broosheid, eindigheid, vergankelijkheid бренный (adj.; 1*а) + (v. leven, bestaan, etc.) broos, eindig, vergankelijk •:• бренные � stoffelijke resten, stoffelijk overschot бренчание (n.; 7а; на [6]) gerammeJ h, getokkeJ h, gepingel h, het tingelen {ор [muziekinstrument)}; (v. sleutels e.d.) gerinkel h бренчанье (n.; б*а> => бренчание бренчать (if; 5Ь; pf: пробренчать; на [6]> rammelen, pingelen, tingelen {ор (piano)}; tokkelen ор [gitaar]; (v. glaswerk, sporen, ketens e.d.) rinkelen •:• - на .ФОR: тепьЯно (v. slechte pianist) er maar wat ор los slaan Брест (m.; 1 а} geog. Bresth (stad in Witrus.) брести (if; 7Ь/Ь(д)(ё); p.pret.a. бредший; intr.} z. voort­ slepen, voortstrompelen •:• -, еле таща ноги z. moei­ zaam voortbewegen брестский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. Брест бретель (f.; 8а} bretel; (v. schort e.d.) schouderband •:• !Ш бретелях met bretels бретелька (f.; 3*а} => бретель •:• без бретелек strapless бретёр (m.an.; 1 а} :� vechtersbaas (iem. die veel еп graag duelleert) бретёрский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0} �: adj. v. бретёр брет6нец (m.an.; 5*а} Breton брет6нка (f.an.; 3*а) Bretonse

брёх - брод.Яжничество

орёх {m.; за; 2*sg.) !J. 1 geЫaf" 2 ре). gelul h, gore .eugens, bullshit

брехаловка {f.; з*а) !J. (depr.) kletsvergadering брехание {n.; 7а) geЫaf" бреханье {n.; б*а) => брехание орехать {if; бс; intr.) !J. 1 {pf: пробрехать) Ыaffen 2 pf. набрехать) liegen dat men barst/dat men scheel/zwart ziet, uit z'n nek(haren) lullen

брех:mвый {adj.; 1 a) !J. 1 Ыaffend •:• брехливая собачонка keffer, keffertje h 2 leugenachtig

брехло {n.; 1d>!J. vuile leugenaar, zwammer, zwamneus брехв:fть {pf; зЬ; intr.) !J. s( v. брехать брехвЯ {f.; 2*Ь) !J.; ре). gore/grove leugens; gelul h ореф {m.an.; 1 Ь) !J. vuile leugenaar; zwammer, Z'ill>-amneus

орефья (f.an.; б*а) !J. vr. v. бреJСУ'н орешь (f.; 8а) breS, gath; mi/. doorbraak •:• ПРОбИТЬ в (6) bres schieten/slaan in бреющий (adj.; 4а) •> - полёт scheervlucht; идтИ на бреющем полёте над (5) (v. vliegtuig e.d.) scheren over бриr (m.; за> mar. brik бриrада {f.; 1 а) brigade; (werk)ploeg, team h -О- концертная - groep artiesten die voor militairen optreedt; локомотивная - spw. locomotiefЬeman­ ning, locomotiefpersoneel h; поездная - spw. trein­ personeel h; - Ремонтников reparatieploeg; :rМ.ко: вая - mil. tankbrigade бригадИр {m.an.; 1 а) 1 (v. bouwwerk) opzichter, ploeg­ ::iaas ·:· - поезда hoofdconducteur 2 11' mil. brigadier бриrадИрский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. бригадйр бриrадйрствовать {if; 2а; intr.) J. (v. bouwwerk) ::>pzichter/ploegbaas zijn бриrадИ:рша (f.an.; 4а) 1 J. opzichter (vr.) 2 :j: vrouw \d.Il een brigadier бригадный {adj.; 1*а) 1 brigade- •:• - генерал mil. ":Jrigadegeneraal 2 team-, ploeg- •:• работать бригад­ ным методом in ploegen werken (in fabriek, ор het w:ld e.d.); - п.2.1ШНg teamwerk h; бригадная � :eamwerk h бригантина (f.; 1 а) �: brigantijn брИдер (m.; 1 а) tech. kweekreactor бридж (m.; 4а) bridge, het bridgen •:• играть в bridgen брИ:джи (pl.t.; m.4a) rijbroek бриз (m.; 1а) bries бризантный (adj.; 1*а) tech. brisant- •:• бризантная ббмба brisantbom; бризантная граната brisant­ granaat брикет (m.; 1 а) briket, turf (a/s voorwerp) •:• кормовые брикеты voer in de vorm van een briket; � steenkoolbriket брикетИровать (pf/if; 2а; tr.) briketten maken бр11кетный (adj.; 1*а) adj. v. брикет бр11Ллиант (m.; 1 а) briljant, (geslepen) diamant бр11ллиантИ:н (m.; 1 а) brillantine бр11ллиантовый (adj.; 1а) briljanten, diamanten ·:· - перстень diamanten ring; бриллиантовая � radium bruiloft (75jaar huwelijk) брильянт (m.; ia) => бриллиант брильянтовый (adj.; 1 а) => бриллиантовый бриолин (m.; 1а) brillantine бриолог (m.an.; за) bryoloog бриологИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) bryologisch бриология (f.; 7а) bryologie бриония (f.; 7а) bot. brionie, heggenrank бриошь (f.; 8а) brioche Бристоль (m.; 2а) geog. Bristol h

брит. afk. v. британский британец (m.an.; s*a) Brit Британия (f.; 7а) geog. Groot-Brittanniёh британка (f.an.; з*а> Britse британский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Brits, van/uit/in Groot-Brittanniё •:• Британская Й ндия Brits Indiё

брИтва (f.; 1 а) scheermes h •:• безопасная - veilig­ heidsscheermes(je) h; опасная - scheermes h (uit­ klapbaar); острый как - (lett. /ovdr.) vlijmscherp; электрИческая - elektrisch scheerapparaat

брнтвенный (adj.; 1*а(1); kv. ?) scheer- •:• - прибор scheergerei h, scheerbenodigdheden, scheertuig h

бритоголовый (adj.; 1 а) 1 kaalgeschoren 11 (m.an.) skinhead бритт (m.an.; 1 а) Brit брить (if; 1 2а; pf: побрйть/сбрить; tr.) [baard, snor, haar, hoofd] scheren

бритьё (n.; б*Ь; pl. ?) sb. v. брить брнться (if; 12а; pf: побр:йться) 1 z. scheren •:• гладко - gladscheren 2 (В (6]/у (2)) Z. Jaten scheren Ьij

брнфинг (m.; за> o.ff. briefing, persconferentie брнчечный (adj.; 1 *а) adj. v. брйчка брнчка (f.; з*а) (wagentje) brik бровастый (adj.; 1 a) !J. met zware wenkbrauwen бровка (f.; з*а) 1 dim. v. бровь 2 kant, rand •:• - канавы slootkant

брбвный (adj.; 1*а) wenkbrauw- •:• бровкые .!IYn1 wenkbrauwbogen

бровь (f.; 8е; па на ook б*sg.) wenkbrauw •:• (попасть) не � -, а (прЯмо) в глаз! J. (v. е. opmerking e.d.) die was raak!, in de roos schieten, de spijker ор zijn kop slaan; .!Ш бровях !J. lazarus, stomdronken; тонко очерченные брови fijn getekende wenkbrauwen; и бровью не повестИ/поwевелИть geen spier ver­ trekken, geen krimp geven; поднЯть брови wenk­ brauwen optrekken; сросшиеся брови doorlopende wenkbrauwen брод (m.; 1 а) doorwaadbare plaats •:• не � броду, не суйся в воду (ovdr.) men moet z. niet ор glad ijs wagen; и.мИ бродом doorwaden бродвей (m.; ба) s/. Broadway (gezegd v. straten waar trendy puЬ/iek komt) бродИльный (adj.; 1*а) ferment-, gist- •:• - � fermentor броднльня (f.; 2*а) gistkamer бродИть (if; 4с) 1 ((по [3])) dwalen, zwalken, rond­ dolen {door [de stad]/over [de velden]}; (v. artiesten) rondtrekken (door); (v. Ыik, geesten, gedachten) waren (door/over); (v. geest; door het huis) rondspoken (door) ·:· мЬlсли его бродили далеко zijn gedachten dwaalden rond; - в � (ovdr.) in het duister tasten; - по дому как прнзрак door het huis spoken 2 (intr.) fermenteren, gisten •:• у (2) кровь бродит vol energie zijn; z'n Ыоеd kolkt/kookt бродЯrа (m./f.an.; f.за) zwerver; landloper, vageЬond, clochard (mn./vr.); zwerfster (vr.) бродяжий (adj.; pron.б*a) adj. v. брод.Яга бродяжить (if; 4а) J. => брод.Яжничать бродяжка (m./f.an.; f.з*а) dim. v. брод.Яга бродЯжничать (if; 1а; intr.; (по [3])) zwerven (door/ over), vagebonderen, het bestaan van een landloper/ zwerver/vagebond leiden бродЯжвический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. бродяжничество ·:· - образ жизни het bestaan van een landloper бродяжничество (n.; 1а) landloperij

90

бродЯ:чий - бросить

бродЯ:чий (adj.; 4а) zwerf-, zwervers- •:• бродячая жизнь zwerversbestaan h; zwerversleven h; бродячая кошка zwerfkat; бродячие музыканты rondtrek­ kende muzikanten; бродячая � zwerfhond; - сюжет zwerfthema h; бродячая :шiппв rondtrek­ kend theatergezelschap брожение (n.; 7а) (v. deeg; ovdr.) gisting, fermentatie; (ovdr.) opwinding, onrust •:• в народе началось het gistte onder het volk; - УМ.ОD het verhit raken van de gemoederen, opwinding, agitatie (in de maatsch.) бройлер (m.an.; 1а) braadkuiken h •:• чеонббыльский ­ (sсhеrts.) tweekoppige adelaar ор het wapen van Rus. бройлерный (adj.; 1*а) braadkippen-, braad•:• бройлерное птицеводство productie van braad­ kippen брокер (m.an.; l a) (effecten)makelaar, commissionair брокерский (adj.; за; kv. ?; comp. 111) adj. v. брокер •:• брокерская контооа makelaarskantoorh бром (m.; 1а; 2*sg.) chem. broom h бром:Ид (m.; la) chem. bromide

бромистый (adj.; 1а) (in chemische verblndingen) broom-, -broom •:• - калий kalibroom h

бромный (adj.; 1*а) Ьrооmбромовый (adj.; la) van broom, Ьrооm­ бронеавтомоб:Иль (m.; 2а) pantserauto бронебашня (f.; 2*а> geschuttoren бронебойный (adj.; l*a) pantserdoorborend •:• бронебойная гоаната pantsergranaat

бронебойщик (m.an.; за> antitankschutter броневик (m.; зЬ> pantserauto, pantserwagen броневой (adj.; 1 Ь; kv.m. 111) pantser- •:• броневая � geschuttoren

бронедрез:Ина (f.; 1а) spw. gepantserde lorrie бронежилет (m.; la) kogelvrij vest бронекатер (m.; 1c(l)) gepantserd vaartuigh, pantser­ boot, pantserschip h

бронемашина (f.; la) pantserauto, pantserwagen броненосец (m.; 5*а) 1 pantserkruiser, pantserschip h 2. (an.) zoo/. gordeldier h, pantserdierh броненосный (adj.; 1*а) (v. schip) gepantserd бронепоезд (m.; 1c(l)) gepantserde trein, pantser­ trein

бронестекло (n.; l*d(ё)) pantserglas h, kogelvrij glas бронетанковый (adj.; la) mi/. pantser- •:• бронетан­ ковые войска pantsertroepen; бронетанковая � pantservoertuigen бронетранспортёр (m.; la) gepantserd voertuig h

(о.а. voor troepenvervoer) бронза (f.; 1а) brons h бронзировать (pf/if; 2а; pf: набронзировать; tr.) bronzen

бронзировка (f.; з*а) sb. v. бронзировать бронзовость (f.; 8а) sb. v. бр6нзовый бронзовый (adj.; la) bronskleurig, bronzen •:• - мн bronzen tijdperk, bronstijd; - загар gebronsde teint

бронйрование (n.; 7а) reservering, bespreking (v. p/aats); (in schouwburg e.d.) voorbespreking бронирование (n.; 7а) sb. v. бронировать, pantse­ ring (v. auto's) бронированный (adj.; 1*a(l)) gepantserd •:• бронированное средство передвижения pantserauto (voor geldvervoer)

бронИровать (pf/if; 2а; pf: забронйровать; tr.) [hotel­ kamer, Ьiljet e.d.] reserveren, [plaats, hotelkamer] bespreken •:• (за)броннровать Ш:rо на пароход/ самолёт (в [4]) passage boeken ор een boot/vliegtuig naar, een reis/vlucht boeken (naar)

бронировать (pf/if; 2а; pf: забронировать; tr.) (be)pantseren, versterken, Ьlinderen (met pantser) бронировка (f.; з*а) het bepantseren, bepantsering бронтозавр (m.an.; la) zoo/. brontosaurus бронх (m.; за> •:• бронхи bronchiёn бронхиальный (adj.; l *a) med. bronchiaal •:• бронхиальная астма astma bronchiale

бронхит (m.; la) med. bronchitis бронхитный (adj.; l*a) med. adj. v. бронхит бронхопневмония (f.; 7а) med. bronchopneumonie бронхоскопический (adj.; за; kv. ?; comp. 111) med. adj. v. бронхоскопия

бронхоскопия (f.; 7а) med. bronchoscopie бронь (f.; 8а; (на [4])) reservering (voor), reserverings­ bewijs (van/voor) h; theat. gereserveerde plaats •:• м.Тh - [З] (m.b.t. dienstplicht wegensfamilieomstan­ digheden, werkzaamheden in de oorlogsindustrie e.d.) vrijstelling verlenen aan ... van; - на железнодорож­ ный билет (vooral voor militairen) reservering van een treinkaartje; - на квартнру reservering van een woning броня (f.; 2а) => бронь броня (f.; 2Ь) mi/. (v. tank, schip, ovdr.) pantserh, bepantsering, Ьlindering, harnas h •:• - безразличия (ovdr.) muur van onverschilligheid; - � scheepshuidbepantsering; листовая - plaatbepantse­ ring; � бронёй (v. wagen, schip, etc.) bepant­ serd; одетый в броню gehamast; покрЫть бронёй bepantseren бросание (n.; 7а) sb. v. бросать бросательный (adj.; l*a) werpend •:• бросательные движения werpende bewegingen бросать (if; la) => бросить бросаться (if; la) 1 => броситься 2. ([5]> elkaar gooien met •:• - камнями elkaar met stenen gooien/ bekogelen 3 ([5] ) ..!. niet geven om, geen waarde hechten aan •:• - деньгами geld rondstrooien; он не .может - денъгd.ми finan. hij kan geen grote sprongen maken; - обещаниями gul zijn met beloftes

бросить (pf; 4а; if: бросать; [4]/ [5]) 1 (в [4]; [3]; из [2]; на/о [4]) (toe)werpen, (toe)gooien, keilen {in; tegen/naar; uit; op/tegenaan}; [anker, reddings­ boei, etc.) uitgooien •:• - войска в бой mi/. troepen in de strijd werpen, troepen inzetten; - в бой резервы de reserve inzetten; бросить (косой/серднтый/ беглый/.") взгляд на [4] een (zijdelingse/boze/ vluchtige/".) Ьlik werpen ор; - [4] на ветер [geld] te grabbel gooien; [woorden] in de wind slaan; - [З] вслед nagooien, nawerpen; - вЫзов uitdaging sturen; [4) бросило в жsш iem. kreeg het er warm van; - жребий loten; tossen; жребий брошен de teerling is geworpen; - первый камень в [4] (ovdr.) de eerste steen werpen naar; - МI mar. loden; - монетку tossen (met muntstuk); - [З] обвинения в [6] beschuldigingen naar het hoofd slingeren dat ... ; - � de wapens wegwerpen; [4] бросило в (холодный) пот (от [2]) (v. angst, schrik) het (klamme) zweet brak iem. uit; - свет на [4] (ovdr.) licht werpen ор; - � на [4] een Ыааm werpen ор, een smet werpen ор [iem.s reputatie); - в тюрьму in de gevan­ genis stoppen; - упрёк [З] в лицо в том, что . . . (ovdr.) iem. iets voor de voeten werpen, een verwijt naar het hoofd slingeren 2 ([4]/inf.) ophouden met, opgeven, afhaken (..!.); [studie, school, werk, etc.] vaarwel zeg· gen; [gewoonte, voomemen, vooroordeel e.d.] laten varen, kappen met, breken met; het uitmaken met

бр6ситься - брусчатый ::neisje/."J; (ovdr.) iets laten rusten •:• брось! hou ор!, :..Ut dat!; laat af1; брось [4]1 doe weg!, gooi weg!, laat . staan/zitten/vallen)!; м брось (ты)! doe niet zo ::auw!, doe/wees niet zo vervelend!, kom nou!, ::.Ои toch ор!; брось Это Мпо laat dat maar (zitten)!; брось Эту .!UШНl!I (т.Ь.t. drank e.d.) laat die troep :och staan!; брось думать об Этом! zet dat maar uit :е hoofd!; брось дуоачиться laat die dornheden achterwege; - курИть stoppen met roken, het roken :Э.ten; - � стихи z'n lier aan de wilgen hangen; - поактику z'n praktijk neerleggen; - привычку gewoonte afleren, van een gewoonte afstappen; - � het werk neerleggen, het werk erblj neer­ gooien; брось трепаться houd ор met dat geouwe­ hoer 3 weggaan van/uit/Ьij [iem" gezin e.d.], ver­ !aten, in de steek laten; onbeheerd achterlaten, af;allen; [spullen] afdanken •:• - в � iem. laten stikken; - [4] на 1ШО..1.1.ВОп судьбЫ iem. aan z'n lot oт,;erlaten; - [4] на съедение львам/волкам (ovdr.) iem. voor de leeuwen/wolven werpen; МIО брось J, 1ullig. erg slecht, waardeloos, het kon niet slechter бр()ситься (pf; 4а; if: бросаться) 1 ((к [3])> z. gooien, tkomen) toeschieten, afspringen {ор}, naar iem./iets �oestormen, ор iem./iets toesnellen, snellen naar, springen naar [bal e.d.]; (naar de deur, naar iет. toe) \iiegen naar ". toe •:• - бежать het ор een lopen zetten, ор de vlucht slaan; - в � z. in de strijd v;erpen; - !Ш.!1 из комнаты de kamer uit stormen; - � z. vooruitwerpen; (vanuit stilstand) vooruit­ stormen; - врассыпную J, uiteenstuiven, alle kanten ор vliegen/vluchten/stuiven; - вслед/вдогонку за [5] achternazetten, nastormen, achter iem. aansnellen, achterna jagen; - в глаза in het oog lopen, naar \'Oren springen, er dik ор liggen, zeer opvallend (prominent, markant) zijn; мне бр6силосъ в глаза, что " . het is mij opgevallen, dat ".; ег6 отсутствие бросается в глаза hij schit­ tert door afwezigheid; - [З] в rOn.2u (v. Ыоеd, wijn, etc.) naar het hoofd stijgen; шШшю бросилась [З] в лицо rood aanlopen; - [З] навстречу ор iem. aan­ rennen, afvliegen ор, naar iem. toe stuiven, ор iem. afsnellen, ор iem./iets toesnellen, tegemoetstor­ men; (от te begroeten e.d.) ор iem. af stormen; - навстречу опасности z. in het gevaar storten; - [З] в объЯтия iem. in de armen vliegen; - в п.оrОн.!о за [5] de jacht inzetten ор; - (к) [З] на !10.мо.!w! iem. te hulp snellen; - во все/в разные � (v. тenigte, groep) uiteenstuiven, alle kanten ор vliegen/vluch­ ten; стремглав/опрометью - als de Ьliksem (iets) gaan (doen); - [З] на шШ iem. om de hals vallen/ vliegen 2 (на [ 4]) aanstormen, losstormen, los­ stuiven, z. storten { ор}, te lijf gaan, heftig aanvallen; (v. hond) toebljten •:• волк бросился на свою добЫчу de wolfwierp z. ор zijn prooi; как � - на [4] als een beest tekeergaan tegen 3 z. werpen, z. gooien, z. storten •:• - � по [З] [trap, heuvel] ор vliegen/ stormen; - � по [З] z. afstorten/afwerpen van; - в вШ z. in het water werpen/storten; - головой вниз z. met het hoofd omlaag naar beneden storten; - на Вмто перед [5] z. voor iem. ter aarde werpen; - на колени перед [5] ор de knieёn voor iem. neervallen; бросаться из одной крайности в другУю van het ene uiterste in het andere overslaan; - к .!:!..Ortм. [2] z. aan de voeten van iem. werpen; - [З] в .!:iOnt z. aan iem.s voeten werpen; - под п.ОиА z. voor de trein werpen броский (adj.; з*а') J, (v. kleur) in het oog lopend,

opzichtig; (v. k/eding e.d.) opvallend; (v. kopregel) sprekend •:• � брбским naar voren springen, zeer opvallend zijn броскость (f.; 8а) sb. v. бр6ский бросовый (adj.; 1 а) J.. •:• бросовые � dump­ goederen; бросовая 1ШШi hnd. spotprijs, afЬraak­ prijs, stuntprijs, weggeefprijs; - � dumping бросок (m.; 3*Ь) (bij balsport,judo, worstelen, etc.) gooi, worp; (bij (ijs) hockey e.d.) slag; (teтpoversnelling: bij wielrennen e.d.) sprint; (naar de trein e.d.) spurt •:• марш-бросок geforceerde mars; - через � heupworp; - от .!ШJl.2I (door doelverdediger) uitworp; - � (/ett.) sprong voorwaarts, snelle beweging voorwaarts; - захватом сверху/снИзу sport. boven­ handse/onderhandse worp; (�)� - een worp doen; (от de trein te halen, etc.) een run onder­ nemen, een sprintje trekken; (bij wielrennen) sprin­ ten, een sprintje trekken; штрафной - strafworp брошенка (f.; 3*а) .U. gescheiden vrouw (die de bons

heeft gekregen v. haar тап) брошечка (f.; з*а) dim. v. бр6шка брошка (f.; 3*а) (sieraad) borstspeld, broche, clip брошь (f.; 8а) � бр6шка брошЮра (f.; 1 а) brochure, folder, vlugschrifth •:• рекламная - reclamefolder

брошюрка (f.; з*а) dim. v. брош:Юра брошюрный (adj.; 1*а> adj. v. брош:Юра брошюровальный (adj.; 1*а) brocheer- •:• брошюровальная машина brocheermachine

брошюрование (n.; 7а) sb. v. брошюровать брошюровать (if; 2а; pf: сброшюровать; tr.) [boek] innaaien, brocheren

брошюровка (f.; з*а> sb. v. брошюровать брошюровочный (adj.; 1*а) brocheer- •:• - .!Ш1! brocheerafdeling, brocheerderij

брошюровщик (m.an.; за> brocheerder брошюровщица (f.an.; sa> vr. v. брошюр6вщик брр (int.) (uitroep v. kou) brr брудер (m.; 1 а) kunstrnoeder (ter opfok v.jonge kuikens) брудергауз (m.; 1 а) verwarmd hok (ter opfok v. jonge kuikens еп blggen) брудершафт (m.; 1 а) •:• вЫпить на - с (5) broeder­ schap drinken met; (ook als resultaat) elkaar tutoyeren na 't drinken van een borrel

Бруней (m.; ба) geog. Brunei h брунейский (adj.; за> Bruneis, van/uit/in Brunei брус (m.; 1а; pl. брусья, брусьев, брусьям, " .) 1 balk •:• буферный - spw. bufferbalk; коньковый archt. nokbalk; тупиковый - spw. stootЫokh 2 sport. (als р/.) brug •:• параллельные брусья brug met ge­ lijke leggers; разновысокие брусья brug met onge­ lijke leggers брусковый (adj.; 1 а) adj. v. брус6к брусника (f.; за> bot. vossebes бруснИ:чка (f.; з*а) dim. v. брусника бруснИчник (m.; за> veldje waar vossebessen groeien бруснИчный (adj.; 1*а) adj. v. бруснйка •:• брусничное варенье jam van vossebessen; семейство брусничных heidefamilie брусок (m.; з*Ь) 1 wetsteen 2 (/ood, glas e.d.) staaf; (zeep e.d.) stukh брусочек (m.; з*а) dim. v. брус6к брусочный (adj.; 1*а> adj. v. брус6к бруствер (m.; 1a/1c(l)) borstwering, schans брустверный (adj.; 1*а> adj. v. бруствер брусчатка (f.; з*а) (steen) klinker; klinkerweg брусчатый (adj.; 1а) klinker- •:• � улицу

92

Брут - бряцание брусчаткой met klinker bestraten; брусчатая

� klinkerweg; брусчатое покрЫтие klinker­

bestrating Брут (m.an.; 1 а) Brutus •:• и ты, - ? ook gij, Brutus? брутто (adj.; о) bruto бруцеллёз (m.; 1 а) med. brucellose бруцеллёзный (adj.; 1*а) rned. adj. v. бруцеллёз брыжеечный (adj.; 1*а) rned. adj. v. брыжейка брыжейка (f.; з*а) rned. darmvliesh, darmschil брЬ1жи (pl.t.; m.4a) :\: bef; rnil. witte hemdkragen брЬ1згалка (f.; з*а) J. waterpistool h брЬ1зганье (n.; б*а) sb. v. брЬrзгать брЬ1згать (if; intr.) 1 (ба; (на [4])> spatten, spetteren {ор} 2 (1а; [5]) besprenkelen, bespatten, besproeien {met} •:• говорнть, брЫзжа/брЫзгая слюной spreken met consumptie брЬ1згаться (if; � а/ба; imp. брьrзгайся/:j:брьrзжись; ger. брЬrзгаясь/tбрьrзжась; [5]) J. elkaar met [water] spatten брЬ1зги (pl.t.; f.за> spatten, spetters; (v. vloeistof) nevel •:• - гоЯзи modderspatten брызговик (m.; зЬ> spatlap, spatbord h брызготня (f.; 2*Ь) J. gespetter h брызгун (m.an.; 1 Ь) .!. spetteraar брызгунья (f.an.; б*а) J. vr. v. брызгун брЬ1знуть 1 sf. v. брЬrзгать, spuiten, stromen •:• грязь брЫзнула ей на платье de modder spatte ор haar jurk: .!ШОШl брЫзнула во все стороны het Ыоеd spatte in het rond; кровь брЫзнула из (21 Ыоеd spoot uit [de wond]; - (15]) в Ш1У.О in het gezicht [water e.d.] spatten 2 J. uiteenstuiven, alle kanten ор vliegen/ vluchten •:• ребЯта брьrзнули врассыпнiю kinderen stoven uiteen брык (pred.} getrappel h (v. paarden) брыкать (if; 1а; tr.) (v. paarden, etc.) achteruitslaan, (achteruit)trappen; trappelen брыкаться (if, 1а) 1 (v. paarden, etc.) achteruit­ slaan, (achteruit)trappen; elkaar trappen; trappelen (onbewust) 2 Jj. (ovdr.) tegenstribbelen, tegensput­ teren брыклИвость (f.; 8а) sb. v. брыклИ:вый брыклИвый (adj.; 1 a} JJ. 1 (v. paarden, etc.) geneigd tot trappen (als eigenschap) 2 weerspannig, onwillig брыкнуть (pf; зЬ: p.pret.p. ?} s( v. брыкать брыкнуться (pf; зЬ> sf. v. брыкаться брыкун (m.an.; 1 b) JJ. 1 dier dat gauw trapt 2 (v. kind) trappelaar брыкунья (f.an.; б*а} Jj. 1 vr. v. брыкун 1 2 (v. kind) vr. v. брыкУн 2 брыла (f.; 1 Ь> hangwang, zakwang брыластый (adj.; 1а} adj. v. брыла брыле (pl.t.; f.o) schaamlippen брылЯстый (adj.; 1а) � . брыластый брЬшза (f.; 1 а} (Oekr.) brynza (korstloze jonge kaas

v. geiten- ofschapenrnelk) брЬшзовый (adj.; 1а) adj. v. брЬr нза брысь (int.} (от ееп kat te verjagen) kssst! брэндбвый (adj.; 1а} hippiesl. spiksplinternieuw, gloednieuw

БрЮгге (n.; о} geog. Bruggeh брюзга (m./f.an.; f.зЬ; 2pl. ?) J. brombeer, kniesoor,

knorrepot, zuurpruim, brompot •:• злой - nijdas

брюзгливость (f.; 8а) J. brommerigheid, knorrig­ heid, narrigheid, nurksheid, gemelijkheid

брюзглИвый (adj.; 1а} J. brommerig, knorrig, grommig, nurks, narrig, gemelijk, kribblg

брЮзгнуть (if; з·а: pf: обрюзгнуть; intr.) opgezet raken, pafferig worden

брюзжание (n.; 7a>J. gemopper h, gebrom h, gegrom \ gemor h, gekanker h

брюзжать (if; 5Ь; pf: пробрюзжать: [4] (на [4])> .!. mopperen, morren, kankeren (alleen intr.) {ор} брЮква (f.; 1 а) (kool)raap •:• � - voederraap брЮквенный (adj.; 1*а(1 ) ; kv.m. ?) kооlrаарбрЮки (pl.t.; f.за> (lange) broek, pantalon

·:· женские - damesbroek; - до колен kniebroek; ходнть оУ!iм в - een lui leventje leiden брюмер (m.; 1а) brumaire (tweede kalenderrnaand tijdens de eerste Fr. repuЬ/iek (v. 22 oktobertot 21 november)) брюнет (m.an.; 1 а} man met donker/zwart haar брюнетистый (adj.; 1 а) J. donkerharig брюнетка (f.an.; з*а) brunette брюнеточка (f.an.; з*а) dim. v. брюнетка Брюссель (m.; 2а) geog. Brussel h брюссельский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Brussels, van/ uit/in Brussel •:• брюссельская капуста spruitjes брют (adj.; о) (v. charnpagne) brut брюхан (m.an.; 1 a/1 b) J]. vetzak, bolle, dikzak брюхастый (adj.; 1а) JJ. met een (flink) buikje/(dikke) pens брюхатая (f.an.; adj.1a) t /JJ. vrouw met een bolle buik

(zwangere) брюхатеть (if; 1 а; intr.) Jj. bol zijn, een dikke toeter hebben (zwanger), met een dikke buik lopen брюхатить (if; 4а; pf: обрюхатить; tr.) kind maken брюхатый (adj.; 1 а} JJ. met een dikke pens, met een (flink) buikje

брЮхо (n.; за(l)) (v. dier) buik; Jj. (v. mens) pens

•:• отрастить себе - dikke pens kweken; ползать на брЮхе перед (5) voor iem. door/in het stof gaan/ kruipen, z. in het stof wentelen voor; - �. да глаза голодны z'n oog is groter dan z'n maag; сЫтое - к учению глухо een volle maag studeert niet graag; на сЫтое - met een volle buik; ховнть с брЮхом met een dikke buik/toeter lopen (in ver­

wachting zijn) брюховина (f.; 1 а) (v. dieren) ingewanden брЮчина (f.; i a> J. broekspijp брЮчки (pl.t.; f.з*а) dim. v. бр:Юки брЮчный (adj.; i*a) broek- •:• - .!Ш.1Н!Шн broekzak; - костюм kostuumh, pakh UasJe еп broek) брюшина (f.; ia) buikvlies h брюшинный (adj.; 1*а) adj. v. брюшина брюшкб (n.; з*Ь(1) (2)) 1 buikj e h, hangbuik 2 (v. insect) achterlijfh, abdomen h

брюшнбй (adj.; i b; kv.m. 0) buik- •:-0 брюшная мЫшuа anat. buikspier; брюшная полость anat. buikholte; - !!1Ф rned. buiktyfus брюшняк (m.; зЬ> J. med. buiktyfus бряк J. 1 (m.; за> (v. rnetaal, glas, etc.) gerammel h 11 (int.} boem, bam, boing брЯ:канье (n.; б*а) J. (v. rnetaal, glas, etc.) gerammeP брЯкать (if; 1а; if: бр.Якнуть) .!. 1 ([5]) rammelen met [metalen voorwerpen] 2 (tr.} met gerammel gooien/ smijten met 3 (tr.) (ovdr.) eruit flappen брЯ:каться (if; 1а; if: бр.Якнуться; на/о [4]) .!. neerkwakken, smakken {tegen/op}

брЯ:кнуть (pf; за> sf. v. бр.Якать брЯкнуться (pf; за> sf. v. бр.Якаться Брянск (m.; за) geog. Brjanskh (stad in Rus.) брЯнский (adj.; за: kv. ?; comp. 0) adj. v. Брянск бряцание (n.; 7а) (v. wapens, metaal) gekletter h, het kletteren •:• - оружием 11 (ovdr.) wapengekletterh

эз

бряцать - будущий

бряцать (if; ia; intr.) (v. wapen, metaal e.d.) kletteren -О- - !Шiж.!ш.м 11' (ovdr.) met de wapens kletteren БССР (f.; о) geog./hist. (ajk. v. Белорусская Советская Социалистuческая Республика) Socialistische SovjetrepuЬliek Wit-Rusland

БСЭ (f.; о) (ajk. v. Болъшdя советская энцикло'liдия) Grote sovjetencyclopedie б-то (ajk. v. брутто) br. (ajk. v.: bruto) БТР (m.; о) afk. v. бронетранспортёр БТС (m.; о) (ajk. v. Болъшой толковый словdръ) Groot verklarend woordenboekh (eendefig verk/arend Rus. woordenboek, 1998) БТУ (n.; о) (ajk. v. бюро по трудоустройству) arЬeidsbureau h, uitzendbureau h

б/у (ajk. v. бЪtвший в употреблении) gebruikt (11. auto, etc.) бi-бен (m.; 1*а) tamboerijn ..,,. славны бубны за rооами Ьij de buren is het gras altijd groener

бубенец (m.; s*b) 1 rinkelbel; (аап paardentuig e.d.) schel 2 .U. (als р/. бубенцЪt) ballen, kloten бубенчик (m.; за) dim. v. бубенец бi-блик (m.; за) си/. ЬоеЫik (ring11ormig broodje) •:- дЫока от бублика .J, (scherts.: gezegd 11. iets zonder enige inhoud) gebakken lucht бi-бликовый (adj.; 1а) adj. v. бублик бубличек (m.; за> dim. v. бублик бубличный (adj.; 1*а) adj. v. бублик бубнИть (if; 4Ь; pf: пробубнить; tr.) .J, (depr.) mumme­ len, mompelen; opdreunen •:• - себе под нос wat in zichzelf zitten/lopen mummelen бубновый (adj.; 1а) krt. ruitenбyбны (pl.t.; f.1*a/1*e) krt. ruiten бубон (m.; 1 а) med. bubo бубонный (adj.; 1*а) med. •:• бубонная � builenpest б)тай (m.an.; бЬ) 1 dial. stier 2 .J, (ovdr./pej.) beer van een vent, poteling, klerenkast бУrи-вуги (n.; о) muz. boogie-woogie бугор (m.; i*b) 1 heuvel, heuveltjeh; (ор weg) hobbel; (ор huid) buil, bult, bobbel, (eelt)knobbel; verkeers­ drempel •:• песчаный - zandheuvel; о буграми knoestig; (v. huid) knobbelig 2 (an.) barg. bollebof, baas; kampbaas бугорковый (adj.; 1*а) heuvelachtig; (v. weg) hobbelig; (v. huid) met builen, met bulten, bobbelig, knobbelig бугорок (m.; з*Ь) dim. v. бугор •:• венерин - anat. venusheuvel бугорчатка (f.; з*а) :j: med. tering бугорчатый (adj.; 1а) heuvelachtig; (11. weg) hobbelig, bobbelig; (v. huid) met builen, met bulten, knobbelig бугрИстость (f.; 8а) sb. v. бугрИстый бугрИстый (adj.; 1 а) (11. huid) bultig, knobbelig Будапешт (m.; 1а) geog. Boedapesth будапештский (adj.; за> adj. v. Будапешт Будда (m.an.; f.1a) Boeddha буддИзм (m.; 1 а} boeddhisme буддИйский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) boeddhistisch буддИст (m.an.; 1а) boeddhist буддИстка (f.an.; з*а} boeddhiste буддИстский wekker •:• дорожный - reiswek­ ker; завестИ/поставить - на ." uur zetten

..•

часов de wekker ор

будИть (if; 4с; tr.) 1 (pf: разбудИть) (uit s/aap) wakker maken, wekken 2 (pf: пробудИть) (v. ge11oelens) wakker maken/schudden, opwekken •:• - в (6) совесть iem.s geweten wakker schudden будка (f.; з*а} 1 (wacht)huisje h, hok(je) h; (honden-) hokh •:• - машинИота spw. machinistenhuish; сторожевая - wachthuisjeh (t.b.v. terreinbewaking e.d. ) ; суФлёрокая - souffieurshokje h; телефонная telefooncel 2 .U. (ре).) smoelwerkh будни (pl.t.; m.2*a) werkdagen (geenfeestdagen); het dagelijks leven •:• � - door de week; ор werkdagen; no будням door de week, ор werkdagen; � de alledaagse/grauwe sleur будний (adj.; 2*а; kv.m. ?) (v. dag) doordeweeks, werk­ •:• - МЮ! werkdag будничность (f.; 8а) alledaagsheid, saaiheid, grauw· heid будничный (adj.; 1*а) (v. dag, kleding) doordeweeks; (11. kleding) (alle)daags; (v. zorgen, bezigheden e.d.) dagelijks; doodgewoon •:• будничная � saai/ alledaags leven буднишний (adj.; 2*а; kv.m. ?) => будничный будоражить (if; 4а; pf: взбудоражить; tr.) .J, [iem., het volk] opzwepen, in opschudding brengen, onrustig maken; leven in de brouwerij brengen •:• - весь АОМ het hele huis ор stelten zetten; ... будоражит плоть . " is zinnenprikkelend будоражиться (if; 4а; pf: взбудоражиться) .J, z. zorgen maken, z. ongerust maken будочка (f.; з*а) dim. v. будка будочник (m.an.; за> diender, wachtpost (pre-re11.); .J, spw. baanwachter будочный (adj.; 1*а) adj. v. будка будра (f.; 1 а) bot. hondsdraf будто 1 (conj.) 1 alsof, als zou •:• (как) - (бы) = будто 2 (twijfel/onzekerheid uitdrukkend) naar het schijnt, schijnbaar, dat ... zou •:• (как) - (бы) = будто 11 (prt.) 1 (twijfel/ ongefoof uitdrukkend) schijnbaar, (net) alsof, zogenaamd •> (как) - (бы) = будто; он, - бъt, об Этом не знал hij zou dat niet geweten hebЬen; км - ... het is net of ... ; он как - создан для [2] hij is Ьij uitstek de man voor [dat werk e.d.]; (с)делатъ как - doen alsof 2 (vragend partike/) werkelijk? будуар (m.; 1 а) boudoir h будуарный (adj.; 1*а) Ьоudоirбудучи ([5]) => быть; (in de hoedanigheid van) als •:• - (5) [monteщ dokter] zijnde [wist hij dat] будущее (n.; adj.4a) toekomst; (ovdr.: toekomst; vaak neg.) voorland h •:• у него большое - er is voor hem een grote toekomst weggelegd; � будущем (tijdsbep.) in de toekomst, mettertijd; in het verschiet; voort­ aan; в обозрUмом будущем Ьinnen afzienbare tijd; - � [детьмИ] [de kinderen] hebben de toekomst; .!:Ш - voor de volgende keer; неэавИдное - geen aan­ trekkelijk toekomstperspectief; его/ - обеспечено (011dr.) zijn/ ... bedje is gespreid; - совершенное ling. voltooid toekomende tijd будущий (adj.; 4а) (v. tijd, periode) toekomstig, vol­ gend, komend, aanstaande; (11. iem. m.b.t. functie/ beroep) aspirant, in spe •:• Это - военный/ er zit een militair/ ... in hem; будущее � ling. toe­ komende tijd; на будущее время voor de toekomst; в будущем rШ (in het) komend(e) jaar; будущей зимой komende winter, van de winter; (не) иметь будущего (geen) toekomst hebben; будущая М!П.!l aanstaande moeder, zwangere; будущая невеста •••

••.

94

будущность - буколька toekomstige bruid; на будущей � (in de) aanstaande week; (Ьiппеп de week) volgende week; будущую � (de hele week lang) volgende week; � в будущее in de toekomst kijken; � будущего mens van morgen будущность (f.; 8а) :j:: (in tijd; ook ovdr.: gиnstige per­ spec1ieven) toekomst; carriere; (ovdr.: slechte perspec­ tieven) voorland h •:• у него большая - er is voor hem een grote toekomst weggelegd будь (conj.) indien, zo •:• - ro (in opsomming) of ... of ".; - .н als ik ". was буёк (m.; з*Ь) boei •:• Якорный - таг. ankerboei буер (m.; 1с(1)/1а) ijszeiler (boot ор ijzers) буерак (m.; за> klein ravijn; gat tussen sneeuwhopen буерачный (adj.; 1*а) adj. v. буерак буерИст (m.an.; 1 а) ijszeiler буерИстка (f.an.; з*а) ijszeilster буерный (adj.; 1*а) van ijszeiler •:• - спорт het ijszeilen буженина (f.; 1 а) си/. varkensfricandeau (gebakken •••

ofgekookt) буженинный (adj.; i*a) си/. adj. v. буженина буза {f.; 1 Ь; pl. ?) 1 си/. (Tиrks) boeza (licht alcoholische drank иit boekweit of haver) 2 U. herrie, rel •:• поднЯть бузу herrie/rel schoppen

бузИла {m./f.an.; f.1 a) U. herrieschopper, relschopper, reltrapper

бузина (f.; i b; pl. ?) bot. vlier(bes); vlierstruik бузИнник {m.; за) vlierbosje h бузИнный (adj.; 1*а) => бузйновый бузИновый {adj.; 1 а) vlier-, vlierbessen- •:• бузИновое � vlierboom; - � vlierstruik

бузИть {if; 4Ь; 1 sg. ?; pf: набузйть) J, herrie schoppen, rel schoppen/trappen

бузлИвый {adj.; 1а) rellerig бузотёр (m.an.; 1 а) J, herrieschopper, relschopper, reltrapper

бузотёрка (f.an.; з*а) J, vr. v. бузотёр бузотёрский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) J, adj. v. бузотёр буй {m.; бс) mar. boei, ton •:• светЯwийся - lichtboei буйвол {m.an.; 1 а) 1 zoo/. buffel, karbouw •:• � индИйский - waterbuffel 2 U. (ovdr.) beer van een vent буйволёнок {m.an.; з0а) zoo/. buffeljong h буйволица {f.an.; 5а) zoo/. vrouwtjesbuffel, wiЩesbuffel буйволовый {adj.; 1 а) buffel-, van karbouw б)тйнопомешанный {adj.; 1*а) (krankzinnig) razend буйность (f.; 8а) (v. iem. (als karaktertrek) ) onstuimigheid; (v. haardos, plantengroei, onkrиid) weligheid; (v. haardos, plantengroei, onkrиid; v. jaren; v. vreиgde) wildheid; (wild tekeergaand: v. iem., storm) woestheid, razernij

буйный (adj.; 1*а') (v. iem. (als karaktertrek) ) onstui­ mig; (v. discиssie) verhit; (v. haardos, plantengroei, on­ krиid) welig; (v. haardos, plantengroei, onkrиid; v. jaren; v. vreиgde) wild; (wild tekeergaand: v. iem" storm)

woest, razend •:• О1!!П! буйным een woesteling zijn; в свои буйные r2A!!! in mijn wilde jaren; буйная головушка роёt. losbol; буйно разрослись сорняки het onkruid tierde welig; он буен во хмелю hij heeft een kwade dronk over zich буй-ревун {m.; бс-1Ь) таг. brulboei буйство (n.; i a) 1 (v. storm) het woeden, geweld h, woestheid; (v. iem.) onstuimigheid, razernij, woest­ heid •:• - красок wemeling v. kleuren 2 herrie, kabaal h; rebellie буйствовать {if; 2а; intr.) razen, tieren, fulmineren бук {m.; за> bot. beuk, beukenboom бука (m./f.an.; f.за) U./kind. boeman (fictiefi ook ovdr.)

•:• смотреть букой nors kijken

букашечка {f.an.; з*а) dim. v. букашка букашка (f.an.; з*а) beestje h, insectje h буква {f.; 1а) letter •:• человек с большой буквы man met hoge moraal; - !!. букву letter voor letter, woord voor woord; придерживаться буквы закона de letter van de wet volgen; согласно букве закона naar de letter van de wet; его Имя вписано золотыми буквами в историю нашей странь1 zijn naam staat met gulden letters in onze historieЬladen opge­ tekend; быть/оставаться мёртвой буквой ор papier Ьlijven; и.в букву А (in woordenboek) onder letter А [zoeken); назвать/сказать по буквам spellen; прописная - hoofdletter; строчная - kleine letter; идИ на mн буквы krijg de puntje-puntje-puntje буквалистский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) letterlijk буквальность (f.; 8а) sb. v. буквальный буквальный (adj.; 1*а) woordelijk; (v. betekenis, vertaling) letterlijk; (v. vertaling) slaafs •:• буквально echt, inderdaad, werkelijk; в буквальном смь1сле in de letterlijke zin van het woord, letterlijk букварный {adj.; 1*а) adj. v. букварь букварь (m.; 2Ь) abc-boek h, eerste leesboekh буквенно-цифров6й {adj.; i b; kv.m. 0; overige kv. ?) in letters en cijfers •:• буквенно-цифровые � сотри. alfanumerieke gegevens буквенный {adj.; 1*а(1); kv.m. ?) letter- •:• буквенная аббревиатУоа letterwoord h; - НО.А lettercode; буквен­ ное сокращение letterwoord h буквица {f.; 5а) drk. initiaal буквоед (m.an.; i a) (ре).) haarklover, letterzifter, pietlut, letterknecht, scherpslijper, muggenzifter буквоедский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. буквоед, pietluttig буквоедство {n.; 1а) haarkloverij, letterzifterij, scherpslijperij, muggenzifterij букет {m.; 1а) 1 ruiker, boeket h, bos Ыoemen, tuil •:• душистый - ruiker; - � bruidsboeket h; приподнестИ [31 - bos Ыoemen aan iem. geven; - полевых ШШ!2!!. veldboeket h; - ШШ!2!!. bos Ыoemen 2 (v. wijn) bouqueth, aroma h 3 verzameling букетик {m.; за> boeketje h, bosjeh Ыoemen букетный (adj.; 1*а> adj. v. букет буки (n.; o) :j: boeki (Ks/av. паат v. d. letter б) букинист {m.; 1 а) 1 {an.) tweedehandsboekhandelaar, antiquariaatseigenaar (v. boeken) 2 tweedehands­ boekwinkel, antiquariaath (v. boeken) букинистИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) antiqua­ risch (v. boeken) •:• - магазин winkel voor tweede­ hands boeken, tweedehandsboekwinkel, antiqua­ riaat h (v. boeken) букле (n.; о) boucle буклет {m.; 1а) foldertje h, brochure букля (f.; 2а(2) > ).: krul, lok букмекер (m.an.; ia) bookmaker БуковИна {f.; 1а) geog. Boekowina (landstreek in

de Oekr. еп Roem.) буковИнец {m.an.; 5*а) iem. die afkomstig is uit de Буковина

буковИнский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Буков:Ина буковка (f.; з*а) dim. v. буква буковый (adj.; 1 а) beuken-, beuken (hoиtsoort) •:• буковое � beukenboom

бук6лика {f.; за> lit. bucolisch werkh, herdersdicht h, pastorale

буколИческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) bucolisch буколька (f.; з*а) dim. v. букля

букс - бумагопряд:йльня

95

1

букс (m.; 1 а) bot. flox б)-кса (f.; 1а) tech. manchet, lager h буксИр (m.; 1 а} mar. 1 sleepboot, sleper •:• � zeesleepboot 2 sleeptouw h, sleepkabel •:• М1Ш! на [auto, schip] wegslepen; (lett./ovdr.) ор sleeptouw nemen; шпИ на буксИре (v. schip, auto; ovdr.) z. laten opslepen [ор rivier e.d.]; (ovdr.) z. door iem. laten helpen, het niet zelf kunnen opknappen

буксИрный (adj.; 1*а) mar. sleep- •:• - мШ sleep­

kaЬel; буксИрная компания sleepbootmaatschappij

буксирование (n.; 7а) sb. v. букс:йровать б�-ксИровать (if; 2а; pf: отбукс:йровать; tr.) mar. boeg­ seren; [schip een rivier ор e.d.] opslepen; (lett./ovdr.) ор sleeptouw nemen; (a/g.) [schip, auto] (weg)slepen буксировка (f.; з*а) sb. v. букс:йровать б�-ксировочный (adj.; 1*а) sleep-, trek- •:• канатная буксировочная AOJl2.rn skilift

б�-ксировщик (m.; за> sleepwagen буксование (n.; 7а) sb. v. буксовать буксовать (if; 2а; intr.) (v. wielen) slippen •:• �

буксуют de wielen pakken niet б�-ксовка (f.; з*а) sb. v. буксовать б)-ксовый (adj.; 1а) tech. manchet-, lager­ б�-кcyc (m.; 1а) bot. buxus бу."Iава (f.; lb) strijdknots; gym. knots; hist. hetmans­ scepter (als teken v. waardigheid v. е. hetman) будавка (f.; з*а) knopspeld, speld •:• англИйская •;eiligheidsspeld; - для � dasspeld; !:Ш булавки extraatje h; деныи на булавки speldengeld h (geld voor kleine uitgaven); не подсунешь/подпустишь и булавки J. daar is niets ор aan te merken, daar is geen speld tussen te krijgen булавовИдный (adj.; 1*а) knotsvormig булавочка (f.; з*а> dim. v. булавка булавочник (m.an.; за> speldenmaker булавочница (f.; sa> speldenkussen h; speldendoos, speldendoosje h булавочный (adj.; l*a) spelden- •:• булавочная головка speldenknop; с булавочную головку J. zo groot als een speldenknop; булавочные � (lett./ovdr.) speldenprik буланый (adj.; 1 а) (v. paarden) geelbruin (meestal

in comblnatie met zwarte staart еп тапеп); (v. andere dieren, vogels) geel, gelig булат (m.; 1 а) gedamasceerd staal h; degen v. gedamas­ ceerd staal

булатный (adj.; l*a) van gedamasceerd staal h •:• булатная � gedamasceerd staal булгачить (if; 4а; pf: взбулгачить; tr.) in opschudding brengen, onrust veroorzaken onder

булдыхнУть (pf; 3Ь) => бултыхн)rть булдыхнуться (pf; 3Ь) => бултыхн)rться булев (adj.poss.; pron.1a) mat. /compu. boolean•:• булева ошшtwш сотри. booleanbewerking булка (f.; з*а) broodjeh, kadetje h, puntje h, bolletjeh; dial. brood h булла (f.; la) (pauselijk) bul булочка (f.; з*а) dim. v. булка ·:· - с � krentenbol; - � [5] een broodje ." (bv. ham/kaas); � - luxe broodje булочная (f.; adj.1a) bakker (winkel), bakkerij булочник (m.an.; 3а) (brood)bakker (eigenaar v. bakkerfJ) булочница (f.an.; sa> :j: (brood)bakker (eigenaresse v. bakkerfJ) булочный (adj.; l*a) brood-, ЬrооdjеsбултЬ1х (int.) plons! (geluid v. voorwerp dat in het water valt)

бултыхать (if; 1 a) J. 1 in [water/".] (laten) plonzen 2 => бултыхаться 1 бултыхаться (if; 1 a> J. 1 (neer)plonzen in water/ vloeistof 2 spartelen, in het water бултыхнуть (pf; 3Ь; [4] в [4J> J. sf. v. бултыхать бултыхнуться (pf; 3b} J. 1 (в [4]} sf. v. бултыхать­ ся •:• он бултыхнулся в воду hij floepte het water in 2 klotsen (v. vloeistofergens tegenaan/overheen) булЬ1жник (m.; 3а} kei, straatklinker, straatsteen, kinderhoofdje h

булЬ1жный (adj.; 1*а} keien-, adj. v. булЬ1жник Буль (m.; 2а} •:• � - (ir. benaming voor Eng.) John Bull

бульба (f.; la) 1 muz./dans. boelba (volksdans/volks­ liedje uit Witrus.) 2 dial. aardappelen бульбаш (m.an.; 4b) V. (soms depr. /admir.) Wit-Rus буль-буль (int./pred.} (v.jles met water) klok-klok; (v. verzinken) ЫиЬ-ЫuЬ бульвар (m.; la) boulevard •:• ll.OJ.!.IЙI!! бульвары :j:/V. straatslijpen; по бульвару over de boulevard

бульварный (adj.; 1*а) boulevard- •:• бульварная П!.Ип!. boulevardЫad \ sensatieЬlad h; бульварная � roddelpers; - IШ.Мiн keukenmeidenroman, stuiversroman

бульварщина (f.; 1 а} (ре).) pulplectuur бульдог 1 (m.an.; 3а) buldog 2 (m.; 3Ь) J. revolver (groot kaliber, met korte /оор) бульдожий (adj.; pron.б*a) buldog-; (ook ovdr.) sterk бульдозер (m.; 1 а} bulldozer бульдозерИст (m.an.; la} bulldozerbestuurder бульдбзерный (adj.; 1*а) bulldozerбyльк (int.) J.. (ong.) 'Ьlub' (borrelend geluid) Булька (m./f.an.; f.3*a) (dim. hondennaam) Boelka бульканье (n.; б*а) (v. water) geklokh; gegorgel h булькать (if; 1а; intr.) (v. water) klokken булькнуть (pf; за> sf. v. булькать бульон (m.; 1а; 2*sg.) bouillon •:• � - kippen­ bouillon; .мвш!..Ой - vleesbouillon бульонный (adj.; l*a) bouillon- •:• - Шик bouillon­ Ыokjeh, maggiЬlokjeh

бум 1 (m.; 1 а} 1 'boom' (plotselinge grote vraag naar iets of орЬ/оеi v. Ьер. verschijnsel), hausse, wilde opleving 2 gym. (evenwichts)balk 11 (int.) (geluid v. klok, of v. geweerschot in de verte) bom!, boem! •:• ни бум-бум V. (scherts.) geen donder/sikkepit/barst/fluit (van iets) (bij begrijpen) бумага (f.; за> 1 papierh; geschrift h, paperassen, papieren (ook als legitimatie) •:• - для � klad­ papierh; l1.!Ш.!:ш.н - от мух vliegenvanger (v. papier); заявление tш бумаге verklaring die iem. zwart ор wit heeft; оФиuиальные бумаги bescheiden; � tШн - carbonpapierh; писчая - schrijfpapierh; читать no бумаге [toespraken e.d.] van papier lezen; поомокательная - vloeiЬlad h; - для рисования tekenpapierh; - всё терпит papier is geduldig 2finan. (als pl.) fondsen, waardepapieren, effecten •:• процентные бумаги fondsen; Фондовые бумаги finan. effecten; � бумаги waardepapieren 3 :j:/V. tex. katoen d/h (als /ар) бумагодержатель (m.; 2а) finan. fondsenhouder бумагомарание (n.; 7а) J.. (onnodig geschr!if) veel­ schrijverij, prulschrijverij бумагомаратель (m.an.; 2а} J. kladschrijver, prul­ schrijver, papierbederver, papierbekladder бумагопрядИльный (adj.; 1*а) m.b.t. katoen spin­ nen •> бумагопрядИльная � katoenspinnerij бумагопрядИльня (f.; 2*а> katoenspinnerij

96

бумагопрядйльщик - буржуазка

бумагопрядИльщик (m.an.; 3а) katoenspinner бумагорезальный (adj.; 1*а) � бумагорезатель­ ный бумагорезательный (adj.; 1*а) papiersnij•:• бумагорезательная машина papiersnijmachine, snijmachine, shredder бумаготв6рчество (n.; 1a) J, (depr.) bureaucratie бумаженция (f.; 7a) J, (depr.: document) vodjeh (papier) бумажечка (f.; з*а) dim. v. бумажка бумажка (f.; з*а) 1 papier(tje) h, stuk(je) h papier; (pej.: document) vodje h (papier) 2 J, finan. flap, brief)e h, lapjeh •:• - 1!. сто рублей J. brief)e v. honderd roebel; папиросная - vloeitjeh; сотенная - blljet/ brief)e/bankje v. honderd (roebel), honderdjeh бумажник (m.; 3а) 1 (v. geld) portefeuille 2 (an.) arbeider in de papierindustrie бумажно-заседательский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0} gepaard gaand met veel formulieren en toespraakjes бумажный (adj.; 1*а) katoenen; (v. industrie, winkel e.d.) katoen-, papieren; papier- •:• бумажная волокита papieren rompslomp, papierwinkel (administratie); бумажные деньги papiergeld h; бумажные отходы papierafval h; бумажные салФетки papieren servet­ ten; бумажная ткань katoen dfh; - Фонарь lampion бумаж6нка (f.; 3*а) (depr.: document) vodje h (papier) бумазейный (adj.; 1*а) �: flanellen бумазея (f.; ба) �t tex. flanel d/h бумеранг (m.; 3а} boemerang бунгало (n.; о) bungalow Бунд (m.; 1 а) hist. Algemeen Joods Vakverbond h (begin 2ое ееиw) бундеса (pl.t. an.; m.1b(l}) s/. West-Duitsers бундесвер (m.; 1 а) Bundeswehr ( Dui. leger) бундесверовский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) J, adj. v. бундесвер бундесканцлер (m.an.; 1а) bondskanselier бундес6вый (adj.; 1 а) s/. West-Duits бундесрат (m.; 1 а) bondsraad бундестаг (m.; за> Bundestag, bondsdag (Dui. parle­

ment) бундестаговский (adj.} J, adj. v. бундестаг, bonds­ dag-

Бунзен (m.an.; 1 а) Bunsen •:• горелка Бунзена bunsenbrander

бунзеновский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) bunsen•:• бунзеновская горелка bunsenbrander бункер (m.; 1с(1)/1 а) (i.b.b.) bunker •:• - комбайна /Ь. (graan)silo; - для шт mar. kolenbunker, kolen­ ruim h бункерный (adj.; 1*а) bunker- •:• - вагон spw. silo­ wagen бункеровать (if; 2а; pf: забункеровать; tr.) bunkeren

(brandstof innemen) бункер6вка (f.; з*а) sb. v. бункеровать бунт 1 (m.; 1а/1с) opstand; muiterij, oproerh, revolte; (ор kleinere schaal; tegen ouders, gevestigde orde) rebellie 2 (m.; 1 Ь; [2]) spec. baal, bundel, pakh бунтарка (f.an.; 3*а) opstandelinge, opruier; (ор school e.d.) rebel бунтарский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) muitziek; muit­ zuchtig; (v. massa, volk, geest) oproerig, rebels; (v. rede e.d.) opruiend бунтарство (n.; 1а) oproerigheid, opstandigheid, rebellie

бунтарь (m.an.; 2Ь) ft opstandeling, opruier; (ор school e.d.) rebel

бунтовать (if; 2а) 1 ({пр6тив [2])) muiten, in oproer komen, revolteren {(tegen)}; (ор kleinere schaal, v. puber e.d.) rebelleren, in opstand komen {(tegen (ouders, school e.d.])} 2 (pf: взбунтовать; tr.) [men­ sen] aanzetten tot rebellie/muiterij, opruien

бунтовск6й (adj.; 3Ь; kv.m. 0; comp. 0} opstandig, rebels

бунтовщик (m.an.; 3Ь) muiter, oproerling, opstande­ ling, rebel

бунтовщИца (f.an.; sa> vr. v. бунтовщйк, oproer­ linge, opstandelinge

бунтовщИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) van muiter, oproerlingen-, opstandelingen-, rеЬеllеn­

бунчужный (adj.; 1*а) adj. v. бунчук бунчук (m.; зЬ) 1 hist. hetrnansvaandel h (stafv. hetman met paardenstaart eraan, als machtsteken) 2 muz. boentsjoek (soort lier, versierd met paardenstaarten) бунчук6вый (adj.; 1а} � бунчужный бур (m.; 1 а) 1 boor •:• буром переть grofdoor roeien en ruiten gaan 2 (an.) (Zuid-Afrika) Boer бура (f.; 1Ь; pl. ?) chem. borax бурав (m.; 1 Ь) boor буравить (if; 4а; pf: пробуравить; tr.) boren, drillen •:• - (4) глазами met z'n ogen doorboren

буравчик (m.; за> dim. v. бурав бурак (m.; 3Ь) JJ./dial. 1 bastrnand, spanen mand (cilindervormig) 2 bot. Ьiet, kroot � червонный lul

буран (m.; 1 а) sneeuwstorm •:• поднЯлся - er brak een sneeuwstorm los

буранный (adj.; 1*а) van sneeuwstorm, sneeuwstorm­ бypaчный (adj.; 1*а} JJ./dial. , adj. v. бурак 1 2 bot. Ьieten-, kroten-

бypaч6к (m.; 3*Ь) dim. v. бурак бурб6н (m.an.; 1 а) :� (pej.) bullebak, boeman (tegelijker­ tijd ook machtig) бургграф (m.an.; 1а) hist. burggraaf бургомИстерский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) burgemees­ ters-

бургомИстр (m.an.; 1а) burgemeester; hist. schepen, drost

бург6нское (n.; adj.зa> bourgogne (wijn) бурrундец (m.an.; 1 а) Bourgondiёr Бургундия (f.; 7а) geog. Bourgondiёh бургундский (adj.; за> Bourgondisch, van/uit/in Bourgogne •:• бургУндское вино bourgogne

бурда (f.; 1 Ь; pl. ?) J, (pej.: v. eten) brouwsel h (vloeibaar); (v. koffie) bochtd/h бурд:Юк (m.; зЬ> (wijn/water)zak (gemaakt v. dieren­ huid) бурд:Ючный (adj.; 1*а) adj. v. бурд:Юк буревестник (m.an.; 3а) stormvogel (ook personage uit «Буревестнию> v. Gork1) бурев6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) stопnбурел6м (m.; 1а; 2*sg.) (afgebroken) houth; (in bos) omgewaaide bomen

бурение (n.; 7а) boring •:• глубокое - diepboring; - нефти olieboring; разведочное - proefЬoring

Бурёнка (f.an.; з*а> Boerjonka (dim. koeiennaam) бурёнка (f.an.; 3*а) J, koe бурёнушка (f.an.; 3*а) dim. koosnaam v. бурёнка буреть (if; 1а; pf: побуреть; intr.) bruin(er) worden, bruinen; (v. iets bruins) zichtbaar zijn буржуа (m.an.; о) bourgeois буржуазия (f.; 7а) bourgeoisie, burgerij, burger­ klasse (in S.U. neg. over kapitalistische maatsch.) буржуазка (f.an.; з*а> {./J, vr. v. буржуа

буржуазный - бутанский

,5уржуазный (adj.; 1*а) bourgeois5)-pжjй (m.an.; ба) ,J.. (depr.) bourgeois •:• проклятый ::i.ke stinkerd

�)ржуйка (f.; 3*а) ,J.. 1 (an.) (depr.) bourgeois 2 icacheltjeh (v. ijzer) 6ур.жуйский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) bourgeois-, 7u.rger-

G)-pJQaнoв (adj.poss.; pron.1a} van Buridan (Fr. jilosoof J,1 14e eeuw) •:• - � de ezel van Buridan (vergelijking юоr iет. die niet kan kiezen) iурй.:IЪНЫЙ (adj.; 1*а} Ьооrоурн:IЪщик (m.an.; за} boorder оурЙ.:IЪЩИЦа (f.an.; 5а} vr. V. бур:ЙЛЬЩИК оурйть (if; 4Ь; pf: пробурИть; tr.} (in de bodem) boren; :OOebron] aanboren

оi-рка (f.; з*а) 1 boerka (vilten соре v. Kauk. berg�ners) 2 Ьoerka (viltlaars met leren zolen) ifркалы (f.; 1 а) grofdoppen, kijkers (ogen) оi-рканье (n.; б*а} gegrom h, geknorh; gemompel h 6fркать (if; 1а; tr.} grommen, knoпen; mompelen Б)-ркию\-Фас6 (о} geog. Burkina Fasoh 6уркина-фасский (adj.; за) Burkinees, van/uit/in Burkina Faso

6уркиннйский (adj.; за> =:) буркина-фасский 6i-ркнуть (pf; за; tr.> J.. sf. v. буркать •:• - в О!И! �ttig/nors antwoorden

6)-р."Iак (m.an.; зЬ> scheepsjager, schuitenjager б)-рдацкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0} scheepsjagers-, schuitenjagers-

O)-p."Iaчить (if; 4а; intr.) treilen (ееп schip аап ееп lijn voorttrekken) б)-рление (n.; 7а} sb. v. бурлйть 0)1JЛНВОСТЬ (f.; 8а} sb. v. бурлйвый б�-рлнвый (adj.; 1а} turbulent; (v. rivier, zee; ovdr.) kolkend, woelig

б)-рл:Ить (if; 4Ь} borrelen, bobbelen; (v. zee, rivier) bruisen, kolken; (v. gevoelens, etc.) z. hevig doen gevoelen

б)-рм:Истр (m.an.; 1 а) hist. =:) бургомИстр бурм:Истрский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hist. van drost бfрность (f.; 8а} hevigheid, woestheid; (v. wind, zee, golven; v. stroom (van gevoelens e.d.)) onstuimigheid; (v. feest) ruigheid бурнус (m.; 1а} boernoes (vroeger: wijde, /ange 11rouwenmantel) бурнусный (adj.; 1*а} adj. v. бурн:Ус бfрный (adj.; 1*а'} (v. iem.) onstuimig; (v. leven, tijden; met veel onprettige ervaringen) (veel)bewogen; (v. applaus, welkom) ovationeel, daverend, uitbundig; (v. applaus, enthousiasme, energie, ruzie) geweldig; (v. ruzie) hevig; (v. zee) hoog, roerig; (v. feest) ruig; (v. weer, zee) ruw; (weertype; ontwikkeling, debatten, tijden) stormachtig, turbulent; (v. zee, golven, stroom, tempo, spel, kinderen, vreugde, enthousiasme) wild; (v. zee, rivier; v. leven, nacht; weertype; ontwikkeling, debatten, tijden) woelig; (stormachtig: v. leven, feest, zee e.d.) woest •:• быть бурным (m.b.t. vergadering, discussie e.d.) er warrn aan toe gaan; бурные .iШllO: дисментыl (v. conferencier) applaus!; бурно встретить/ приветствовать [41 iem. een uitbundig welkom be­ reiden; провести бурную � een zware nacht heb­ ben (gehad) (feesten); - протест stormachtig protest; у них - ooмWt (v. paren) het is dik aan tussen hen; - � felle discussie буРо- (samenst.} met een grijsbruine/grijsrode/rood­ bruine schakering буроватый (adj.; 1 а) bruinachtig

буровая (f.; adj.1b} Ьoortoren буров:Ик (m.an.; 3Ь) Ьoorspecialist бур6вить (if; 4а; tr.) grofouwehoeren буров6й (adj.; 1Ь; kv.m. 0; overige kv. ?) boor- •:• буровая вЫwка boortoren; буровая скважина boorput (t.b.v. olieboring); - � boorinstallatie (t.b.v. olieboring) бурозём (m.; 1 а} bruine aarde бурса (f.; 1 а) priesterinternaat h, seminarie h бурсак (m.an.; зЬ> seminarist бурсацкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0} rel. seminaristen­ б;Vpcкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) •:• Бурская война Boerenoorlog (in Zuid-Afrika) бурт (m.; 1Ь/1с) agr. stapel, tas (bedekte walvormige stapel groente/fruit (ор het land, ter bewaring)) буртовать (if; 1а; pf: забуртовать; tr.) /Ь. inkuilen буртов6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0; overige kv. ?} adj. v. бурт бурун (m.; 1 Ь/+1а) brandingsgolf Бурунди (m.; о) geog. Boeroendi h бурунднйский (adj.; за> Boeroendisch, van/uit/in Boeroendi

бурундук (m.; зЬ> 1 (an.} zoo/. aardeekhoorn 2 aardeekhoornbont h

бурундук6вый (adj.; 1а) adj. v. бурунд:Ук бурундУчий (adj.; 4а) adj. v. бурунд:Ук бурчание (n.; 7а) =:) бурчанье бурчанье (n.; б*а} ,J.. 1 geknorh, gegrom h; gemompel h 2 geborrel h; (in buik) gerommel h бурчать (if; 5Ь; intr.) ,J.. knoпen (ook v. maag), grom­ men; mompelen; (v. maag) rommelen •:• [у менЯI в Ж1!11.QИ бурчИт [mijn] maag rommelt; - себе под нос ,J.. in zijn baard mompelen бурый (adj.; 1а'} grijsbruin; grijsrood; (v. dierenvacht, aarde) bruin (zwart met ееп bruine glans erin); (v. vos) roodbruin •:• бурая П!..ИП.1l bruine/rotte plek (ор fruit); - � zool. bruine beer; - ir.on.I! bruinkool бурьЯн (m.; 1а; 2*sg.) (hoog) onkruidh бурьЯнный (adj.; 1*а) onkruidбypя (f.; 2а} storm •:• - аплодисментов donderend applaus; Шш: - er is storrn ор til; � буре er is storrn ор til; перИод бури и натиска hist./lit. Sturm­ und-Drangperiode; - протестов storrn van protes­ ten; - оазразИласьl (ovdr.) de bom is gebarsten!; - в стакане водь� (ovdr.) een storrn in een glas water бурЯт (m.an.; 1 а((2))} Boerjat (inwoner v. d. Boerjaten­

repuЬ/iek) БурЯтия (f.; 7а) geog. BoerjatenrepuЬliek (in Sib.) бурЯтка (f.an.; 3*а} Boerjaatse (inwoonster v. d. Boer­ jatenrepuЬ/iek) бурЯтский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Boerjaats; van/uit/ in de BoerjatenrepuЬliek

бусина (f.; 1 а} (sieraad) kraal бусинка (f.; з*а) dim. v. бусина ·:· бусинки � ,J.. kraaloogjes; rтШU!к.!1 как бусинки ,J.. kraaloogjes бусс6ль (f.; 8а} tech. boussole бусс6льный (adj.; 1*а) tech. adj. v. буссоль бусурман (m.an.; 1 а} hist. moslem; buitenlander; barg. Aziaat бусы (pl.t.; f.1a} kralenketting, halssnoerh •:• � бус kralen-; стеклянные - glazen kraaltjes

Буська (f.an.; з*а) Boeska (dim. koeiennaam/honden­ naam) бут (m.; 1 а} bwk. (vnl. voorfundamenten) hardsteen \ natuursteen h

бут. (ajk. v. бут-Ьtл:ка) fl. (ajk. v.:jles) Бутан (m.; 1 а) geog. Bhutan h бутан (m.; 1 а} chem. butaan h бутанский (adj.; за> Bhutaans, van/uit/in Bhutan

98

бутаф6р - бушевать

бутаф6р (m.an.; 1 а) theat. rekwisiteur бутаф6рия (f.; 7а) (in ееп etalage) dummies, lege verpakkingen; theat. rekwisieten бутаф6рный (adj.; 1*а) (in ееп etalage) dummy-; van lege verpakking; theat. rekwisieten­ бyтaф6pcкий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) (in ееп etalage) dummy-; van lege verpakkingen; theat. rekwisiteurs-; rekwisieten-; nep, schijn-

бyтepбp6д (m.; 1а) boterham •:• закон бутерброда J, (scherts.) Wet van Murphy; - о [ветчиной/окороком] broodje h [ham]

бутербр6дная (f.; adj.1a) eettent, eetgelegenheid бутербр6дный (adj.; 1*а) Ьоtеrhаm­ бутир6метр (m.; 1 а) agr. butyrometer бутИть (if; 4Ь; pf: забутйть; tr.) bwk. (ong.) metselen (met ееп hardstenen laag opvullen) бутовый (adj.; 1 а) bwk. hardstenen, natuurstenen бут6н (m.; 1а) (Ьloem)knop •:• - оозы rozenknop бут6нный (adj.; 1*а) adj. v. бут6н бутоньерка (f.; 3*а) corsage бутоньерочный (adj.; 1*а) corsageбyтca (f.; 1а) voetbalschoen; (a/s р/. ook) spikes бутуз (m.an.; 1а) J, (v. jongen) wolk van een ЬаЬу, leuk/ lekker jochh/kereltje h

бутузик (m.an.; 3а) dim. v. буrуз бутца (f.; 5а) => бутса бутЬшка (f.; 3*а) 1 fles •:• винная - wijnfles; - �

пИва/винсi/". fles wodka/Ьier/wijn/ ... ; водочная wodkafles; не шшr буть1лке wel een glaasje lusten (v. iem. die veel drinkt); на А!Ш буть1лки onder in de fles; заглЯдывать в бутЫлку J, diep in het glas kijken; - � водки/••• wodkafles (type); молоко в буть1лках flessenmelk; молочная - melkfles; пивная - Ьierfles 2 hist. 'Ьutylka' (Rus. vochtmaat v. 0, 615 /, gelijk аап 0,05 аат) 111- � в буть1лку J, ор z'n achterste benen gaan staan, opvliegen, over de rooie gaan/zijn, door het lint gaan бутЬшочка (f.; 3*а) dim. v. бут:Ьrлка бутЬшочник (m.an.; 3а) J, glasboer бутЬшочно-зел�ный (adj.; 1 а/с'(ё); kv. ".-зелен, " .-зелена, ".-зелено, ".-зеленьr) flessengroen бутЬшочный (adj.; 1*а) flessen-, in flessen; (a/s kleur) flessengroen •:• бутЫлочное вино wijn ор flessen; буть1лочное пИво flessenЬierh бутЬшь (f.; 8а) fles (groot) бутЬшьный (adj.; 1*а) flessen- (groot) буфер (m.; 1c(l)) (in auto e.d.) bumper, stootkussen h; (spw. /ovdr.) buffer •:• - обмена сотри. klembord h; служнть буфером [ЗVдля [2] als buffer fungeren voor буфера (pl.t.; m.1c(l)) J, tieten, bumpers буферастый (adj.; 1 а) => буферЯ:стый буферный (adj.; 1*а) (in auto e.d.) bumper-, van stootkussen; (spw. /ovdr.) buffer- •:• буферное государство bufferstaat буфер.Истый (adj.; 1 a) .l. met grote borsten/tieten буфет (m.; 1 а) 1 (toonbank) buffeth, bar; (ruimte) kantine, koffiekamer; snackbar; cafetaria; (ор station) restauratie; av. pantry •:• солдатский - mil. man­ schappenkantine 2 (meubelstuk) buffet h, dressoirh буфет-автомат (m.; 1 а-1а) automaat, automatiek

(met eetwaar) буфетная (f.; adj.1a) buffetkamer, kantine буфетный (adj.; 1*а) 1 (voor verkoop v. hapjes/ drankjes) buffet-, bar-; (ruimte) kantine-, koffie­ kamer-; snackbar-; cafetaria-; (ор station) restau­ ratie- 2 (meubelstuk) buffet-, van dressoir буфетчик (m.an.; за) buffetbediende, kantinemede-

werker; s/. (pej.) barkeeper буфетчица (f.an.; 5а) buffetjuffrouw, kantinejuf­ frouw; (ong.) koffiejuffrouw буфетчицкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. буфет­ чик буфф 1 (adj.; о) muz./theat. buffa 11 (m.an.; о) komiek буффонада (f.; 1 а) theat. slapstick •:• фильм-6уФфо­ н.Шш slapstick(film), gooi-en-smijtfilm; (ovdr.) bouf­ fonnerie, (grove) grappenmakerij

буффонадный (adj.; 1*а) theat. slapstick-, slapstick­ achtig

буфф6пить (if; 4а; intr.) J, de clown uithangen буфы (pl.t.; f.1a) smokwerkh •:• п буфах met smok­ werk; украсить буфами smokken (v. k/eding); фиf'iрные - smokwerkh

бух 1 (int./pred.) boem!, bons!; (doffe klap, v. zware zak e.d.) plof! •:• - п Яму! en toen viel hij in de kuil! 11 (m.an.; за> J, boekhouder буханка (f.; з*а) een brood h •:• - � een heel wit, een witbrood; - тёмного een bruinbrood

буханочный (adj.; 1*а) adj. v. буханка Бухара (f.; 1 Ь) geog. Boechara h (stad in Oezb.) Бухарест (m.; 1а) geog. Boekaresth бухарестский (adj.; за> adj. v. Бухарест бухарец (m.an.; 5*а> inwoner v. Boechara бухарский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Бухара бухать (if; 1а) => бухнуть 1 бухать (if; i a: pf: бухнуть) J, zuipen, er eentje nemen бухаться (if; 1 а) => бухнуться бухгалтер (m.an.; 1а) boekhouder ·:· главный hoofdadministrateur

бухгалтерия (f.; 7а) boekhouding; loonadministra­ tie, salarisadministratie •:• двойная - dubbele boek­ houding; (ovdr.) oplichterij; Это uёлая - dat is een hele rekenarij бухгалтер-ревиз6р (m.an.; 1 а-1а) accountant •:• присяжный - registeraccountant бухгалтерский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) boekhouders-; van boekhouding, boekhoud- •:• - уШ verrekenings­ balans бухгалтерша (f.an.; 4а) J, administratief medewerk­ ster бухнуть , (pf; за; if: бухать; intr.) J, dofklinken, plof­ fen; neerploffen; (in het donker, ор zolder e.d.) stom­ melen 2 (pf; за; if: бухать; tr.) J, [tas, boek, etc.] (neer-) gooien, (neer)smijten; (bv. ор schouder, tegen deur) hard slaan, meppen 3 (if; з0а(5) (6); pf: разбухнуть; intr.) opzwellen бухнуть (pf; зЬ> => бухать бухнуться (pf; за; if: бухаться; на [4]) J, (neer)plof­ fen, neervallen; neerdonderen бух6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0; overige kv. ?) V. stomdronken, bezopen, lazarus, lam бухта (f.; 1 а) inham, baai; bocht; (v. zee) kreek бухтеть (if; 1а) jJ. 1 konkelfoezen 2 stennis maken

(bezwaar maken) бухточка (f.; з*а} dim. v. бухта бухты-барахты (adv.) 111- о - J, halsoverkop, zomaar, ondoordacht, als een kip zonder kop, in het wilde weg буча (f.; 4а) jJ. heibel, tumult h •:• поднЯть бучу V. heibel maken, herrie schoppen, ruziёn бушевание (n.; 7а) geraas h; (v. storm) gebulderh бушевать (if; 2а; intr.) (v. iem.) fulmineren; (v. iem., storm) razen, tieren, tekeergaan; (v. storm) bulderen; (v. zee, gevoelens) bruisen; (v. zee) koken; kolken; (v. wind, vlammen) loeien; (waaien) stormen; (v. storm,

бушель - быльё

99

orond, vuur, zee, water) woeden; (v. onkruid) woeke­ ren •:• � бушевало alles was in rep en roer; м2Jш бушевало het spookte ор zee, er stond een hoge zee; бушующая толпа razende menigte бi"IIIeль (m.; 2а) bushel (inhoudsmaat, ong. 36 liter) б�"IIIЛат (m.; 1 а) 1 (korte) matrozenjas, matrozeniekker 2 barg. doodkist б�"IIIЛатный (adj.; 1*а) adj . v. бушлат бушмен (m.an.; i a) bosjesman б�"IIIМенка (f.an.; 3*а) vr. v. бушмен бушменский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 11!) bosjesmannen-, m.b.t. bosjesmannen б�"IIIпрИт (m.; i a) mar. boegspriet буmУющий (adj.; 4а) (v. vuur, zee) razend; (v. zee, srorm, golven) woedend; (v. golven, zee, elementen e.d.; v. menigte) woest; (v. golven, zee) ziedend •:• - !J.2Ж!Ш uitslaande brand; - шторм vliegende storm БуЯн (m.an.; i a) Boejan (hondennaam) буЯн (m.an.; ia) ruziemaker, \awaaimaker, herrie­ schopper буЯнить (if; 4а; intr.) ! (v. iem., massa, dronkeman e.d.) fulmineren, razen, tieren, (woest) tekeergaan буЯнство (n.; i a) ! sb. v. буЯнить, razernij бы (prt.; + vb. pret.) (conditionalis) zou/zouden; (als advies, wens, etc.) je kunt beter "., ik zou wel eens . " -> ты уж помолчал бы! jij kunt maar beter zwijgen!; ты прилёг бы (m.b.t. vermoeidheid) zou je niet wat gaan liggen?; шёл бы ты домой je moe(s)t nu maar naar huis gaan; Ш бы ! (verlangen) het zou goed zijn от; � бы он (, что ••• )! hij moest eens weten (dat [het totaal anders is dan hij denkt])!; .1Ш.!! бы alsof, als het ware; Ш!.Н бы ни hoe ." moge zijn; как бы ни был.а велика ez6 вина hoe groot zijn schuld ook moge zijn; не ••• в какой бы то нм было форме geen enkele vorm v. " .; бЫло бы неплохо/хорошо het zou geen kwaad zijn/kunnen; так бы и �1 had dat dan gezegd! ; сколько бы Это ни стоило onverschillig hoeveel het kost; 1ШD.О.11.12 бы + inf. het zou geen gek idee zijn (om) te; � бы я знать het zal mij benieuwen; кто бы не 1Ш!Шl + inf. wie zou niet graag [reizen; gelukkig zijn/ worden) ?; н бы • . • ik zou graag [wat drinken] бывало (tussenv.) ! meestal; (v. iem.) (hij/".) placht •:• он, -, сидел там hij placht daar te zitten; -, иду по улице ••• soms als ik over straat liep ... бывалый (adj.; i a; kv.sg. ?) ervaren, doorgewinterd, Ьedreven, geroutineerd; ! gewoon, oud •:• АМ.о бывалое het gewone proЫeem; - � bevaren zeeman; человек - ouwe rot, iem. die weet wat er (in de wereld) te koop is; он - человек hij weet wat er in de wereld te koop is бывать (if; i a; intr.) 1 (в/на [6]) (frequent) [concert, vergaderingen, etc.] Ьijwonen, frequenteren; over de vloer komen Ьij, vaak/regelmatig Ьij iem. zijn 2 af en toe v66rkomen, vaak/regelmatig v66rkomen/ gebeuren, z. vaker/nog al eens voordoen •:• бывает, что er zijn gevallen, dat, het gebeurt soms dat; Этого товара у нас не бывает dat product voeren wij niet; где ещё такое бывает? waar vind je nog zoiets?; (Именно) так в жйзни и бывает zo gaan die dingen!; леса бывают хвойные и лйственные je hebt naald­ wouden en loofwouden; подобные осложнения бывали и раньше dergelijke complicaties hebben z. vaker voorgedaan; почтй не - дома meestal niet thuis zijn; с ним нечто подобное уже бывало hij heeft zoiets al meer Ьij de hand gehad; у меня часто бывают [головокружения} ik heb vaak last v. [duize-

lingen]; бывай(те) (здоровы)! !!. hou je taai!; как не бывало ! alsofhet er nooit geweest was, spoorloos verdwenen, als sneeuwvoor de zon verdwenen; боли как не бывсiл.о de pijn is helemaal verdwenen; Ш!.Н не - 1 ! hoe kan het ook anders! ; Ш!.Н ни в чём не бывало ..J, alsof z'n neus Ыoedt (ovdr.), alsof er niets aan de hand is/was, alsof er niets gebeurd was, doodgemoedereerd [aan komen lopen e.d.J; с .!ШМ не бывает ..J, dat kan met iedereen gebeuren; - в высших кругах (/ett.) af en toe in hoger sferen zijn; - на лЮдях/сРедИ людей onder de mensen komen; нигде не - altijd thuis zitten, nooit iem. zien; � не бывало ! helemaal/absoluut niet; бывает и так, что ". het komt 66k voor, dat ."; :шк бывает с тем, кто ••• zo vergaat het degenen, die ... ; такбе бывает раз в жИзниl dat is de kans v. je leven! ; � только на свете не бывает men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt; бывают (же) � (на свете) de wonderen zijn de wereld nog niet uit; � не - 1 dat gaat mooi niet door!, dat gebeurt niet! бЬ1вший (adj.; 4а; kv. ?) ех-, gewezen, vroegere, oud-; (voormalig: v. vriend, huis e.d.) oud •:• - игРок сборной sport. oud-international; бЫвwие лЮди :/: mensen die hun tijd gehad hebben (ook m.b.t. wie door de

Oktoberrevolutie geprivilegieerde posities zijn kwijtge­ raakt); - .мнн..!i! .!. adj. v. быт6вка бытовщина (f.; i a)jur.-sl. huiseliijk geweldh; doodslag

(bijfamilieruzie) бытописание (n.; 7а) + lit. zedenschildering, zeden­ schets

бытописатель (т.аn.; 2а) lit. zedenbeschrijver быть (if; 1 7а/с; intr.) 1 (als zelfstandig vb.) zijn, bestaan •:• l1ОдЖН.О - zeker, (zeer) waarschijnlijk; - может 11'

wellicht, mogelijkerwijs; может - misschien, het kan zijn, mogelijk; !:!.Ш1о - U. het zit er (dik) in, (zeer) waarschijnlijk 2 (als koppelwerkwoord; [5]) zijn, vormen;

(in fut.: m.b.t. beroep. functie; hoedanigheid: revolutio­ nair, dief, vader, man/vrouw (v. iem.)) worden •:• ему будет два года hij wordt twee jaar; их бЫло девять человек ze waren met z'n negenen; [два] плюс [три] будет [пять] (in sommen) [twee] plus [drie] is [vijf]; она была [девятая/вторая] (in ееп uitslag) zij werd/ was [negende/tweede]; кто бы Это мог - ? wie zou dat zijn?, wie mag dat zijn?; будучи [министром] tijdens z'n [ministerschap], in de tijd dat hij .. . ; как Это будет по-русски? hoe zeg je dat in het Russisch?; кем ты хочешь - ? wat wil je worden?; кто Это будет, мальчик Или девочка? wat wordt het, een jongen of een meisje?; - n [4] ergens v66r zijn, geporteerd zijn voor; лучше, чем когда бы то нм было beter dan ooit; кто/какой бы !2 нм был onverschillig wie/wat, wie hij/wat het ook moge zijn, wie/wat dan ook; где/как/что бы !2 нм было waar/hoe/wat het ook zij, onverschillig waar/hoe/wat, waar/hoe/wat dan ook; !2 есть 1 (als conj.: preciserend, corrigerend) dat wil zeggen, met andere woorden 2 .!. (als prt. dat de emotionaliteit v. е. uitspraak versterkt) gewoon 3 .!. (a/s vraag) hoezo?; hoe/wat bedoel je?; будь !2 (11, будь то [1] of het ... is of ... [, mij maakt het niets uit]; всё будет � het komt wel weer goed, het loopt wel los, het zal allemaal wel lukken; .в не я буду, если .!. mijn kop eraf, als ... , ik ben een boon als ... 3 (als zelfstandig vb.) (m.b.t. ееп plaats) z. bevinden, (ergens) zijn ·:· первое время его не будет hij za) in de eerste tijd niet komen; его вчера долго не было hij is gisteren lang uitgeЫeven; кто будет с [5]? wie past er ор [de kinderen]?; в нём нет ничего от родмтелей hij heeft niets v. zijn ouders; [2] полгода не было hij /... is er een half jaar tussenuit geweest; бЫло и !Шnl .!. foetsie!, weg!; откуда будешь? .!. waar kom je vandaan? 4 (als zelfstandig vb.) (m.b.t. gebeu­ rens) plaatshebben, plaatsvinden, zijn, gebeuren •:• есть чему поучмться от (2] je kunt nog iets leren van; урока не будет de les valt uit; как он сказал, так и будет zijn woord geldt hier; - �! .!. kijk uit voor moeilijkheden!, dat gaat fout!; да будет воля Твоя hoogdr. Uw wil geschiede; доЖАь/снег/." будет er is regen/sneeuw/ ... ор komst, er zit regen/ sneeuw/ ... in de lucht; .!ШК [3] - hij/ ... is radeloos, hij/ ... weet z. geen raad; как - с [5]? wat moeten we doen met ... ?, en hoe staat het met ... ?; как (же) - ? wat nu [te doen, etc.]?; была ( -) .!1!l была .!. het is buigen of barsten, erop of eronder, kome, wat komt. we moeten het er maar ор wagen; .!1!l будь его (рЯдом) , то als hij er niet geweest was [, was hij onder de •••

бытьё - бЯ:ка gekomen]; н§. было ( ни ) дня, чтобы ••• er ging �n dag voorblj of ... ; - по � :j: het zij zo (bij onder­

:>r.lS

=«ening door tsaar); так бЫло и с (5) dat was ook het

� met, zo ging het ook met; :шк и - 1 .J.. in gods­ (dan maar), laat het dan zo zijn, vooruit (dan ::-.aar) , het zij zo!, je hebt gelijk!; да будет так! het zij :w:; :шк и - .J.. goed hoor; будь � будет .J.. god zegene .ie greep; we laten het erop aankomen; kome, wat mmt; � будет, что будет! het zal er от spannen!; ""'° бЫло, то бЫло wat gebeurd is, is gebeurd; Шrо не будет! daar komt niets v. in!, dat zal niet gebeuren! 5 -:,· [2]; [3]) (voorwerpen, geld, ziekte e.d.] hebben; \OOrhanden zijn (Ьij), ter beschikking staan (aan) -о- у неё теперь другой ze heeft nu een ander, ze gaat :::iu met een ander (11erkering hebben); у меня нет времени ik heb geen tijd; ему есть что/о чём рас­ сказать [die auteur:] hij heeft werkelijk iets te zeggen; у вас не будет полкило сь1ру? kunt и mij aan een pond aas helpen?; [З] в Это будет dat belooft wat voor iem., iem. zal er voor gestraft worden; будет � менЯ/ нас! .J.. genoeg!, hou ор!, schei uit! 6 (в [6]) [bril, hoed, pruik e.d.] ophebben, [kleding] aanhebben, dragen, :schort) voorhebben •:• она была в платье zij droeg een jurk; на ней бЫло платье zij droeg een jurk; она вЫбежала на улицу в � была (gekleed) zoals ze '11.0iS, rende ze de straat ор 7 (+ inf.if) (a/s modaa/ hulpwerkwoord 11. tijd) zullen, gaan •:• будешь есть? kom je eten?; вы будете чай? (bij keuze) wilt и een kopje thee?; ты есть не будешь? moet je niet eten? .,. есть! 1 mil. ja 2 sport. (als uitroep bij worstelen) touche; будет врать-то/ .! genoeg gelogen/ ... !; будет тебе плакать/ hou ор met huilen/".! бытьё (п.; б*Ь) :j: leven h, manier v. Jeven, levenswijze -> житьё-бытьё .J.. het leven бычатина (f.; i а) .U. stierenvlees h бычачий (adj.; ргоп.б*а) => бЬIЧий бЬ1чий (adj.; ргоп.б*а) stieren- •:• бЫчья w.U (lett./ 011dr.) stierennek (kleine dikke nek) бычиться (if; 4Ь; if: набьrчиться) .U. nors/somber kijken бычок (m.; з*Ь) 1 (an.) dim. v. бык, jonge stier •> � бычку на верёвочке (gez.) je zult je er in moeten schikken, je moet gehoorzaam zijn; � про белого бычка sprookje van Moeder de Gans 2 (an.) grondel (zee11is) 3 .U. peuk, peukje h бьеннале (f./n.; о) Ьiennale бьющийся (adj.; 4а) breekbaar бэr (m.; 3а) s/. rugzak, tas БэйпИн (m.; 1 а) �: geog. Peking h бэйпИнский (adj.; 3а) :j: adj. v. БэйпИ:н бЭйсик (m.; 3а) сотри. Basich (programmeertaal) БэйцзИн (m.; i a) geog. Beijingh бэйцзИнский (adj.; за> adj. v. Бэйцзйн бэкrраунд (m.; 1 а) s/. background, achtergrond БЭла (f.an.; 1 а) => БЭлла БЭлка (f.an.; з*а) (ре). 11orm 11. Белла) Belka БЭлла (f.an.; 1 а) Bella (meisjesnaam) БЭлочка (f.ап.; з*а) (dim. koos11orm 11. Белла) Belotsjka бювар (m.; 1 а) buvard, vloeimap, vloeiboek h, schrijf­ map бюджет (m.; 1 а) budgeth; begroting •:• вь1йти из бюджета het budget overschrijden, de begroting te boven gaan; государственный - staatsbegroting, miljoenennota; - � gezinsbudgeth бюджетник (m.an.; за> .J.. iem. die in dienst is van de overheid ::.a.am

.•.

•.

бюджетный (adj.; 1*а) begrotings-; budgettair, budget- •:• - пш Ьegrotingsjaarh; бюджетные деньги overheidsgeld h; - излишек (ook pl.) begrotingsover­ schoth; бюджетное финансИрование financiering uit de staatsbegroting/door de overheid, budget­ financiering бюллетенить (if; 4а) .J.. (11. medewerker) met ziekte­ verlof zijn, in de ziektewet zitten/lopen, ziek zijn бюллетенщик (m.an.; за> .J.. iem. die met ziekteverlof is, iem. die in de ziektewet zit бюллетенщица (f.an.; 5а) vr. v. бюллетенщик бюллетень (m.; 2а) 1 (mededeling; uitga11e) bulletin h, mededelingen •:• биржевой - beursberichth; избиоательный - stembiljet\ verkiezingsЬiljeth; информационный - informatiebulletin h, voorlich­ tingsbulletin h; � - finan. koersberichth; торговый - handelsbericht h, marktberichth 2 .J.. doktersverklaring, ziekenbriefje h (ор grond 11. е.

бюллетенъ mag теп 11. h. werk wegЬ/ij11en еп ont11angt теп ееп uitkering) •:• быть/сидеть tш бюллетене (11. medewerker) ziek zijn, met ziekteverlof zijn, in

de ziektewet zitten/lopen; оплачивать - ziekengeld uitkeren бЮрrер (m.an.; 1a) :j: burger (stadsbewoner in West-

Europa) бЮрrерский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> burger­ бЮprepcтвo (n.; 1а) burgerij, burgerklasse бЮрrерша (f.an.; 4а) .J.. burgeres бюро (n.; о) 1 bureau h, dienst, kantoor h; (11. politieke partU) dagelijks bestuur •:• � - huwelijks­ bureau h; - учёта вакантных мест vacaturebank; гастрОльно-конuертное - impresariaath; - Вшши актов гражданского состояния (ajk.: ЗАГС) burger­ lijke stand, bevo]kingsbureau h; информационное voorlichtingsdienst, informatiebureau h; патентное octrooiraad; - по найму uitzendbureau h; - по реги­ страции изобретений и вЫдаче патентов octrooiraad; - по трудоустройству arbeidsbureau h, arbeidsbemid­ delingscentrum h; uitzendbureau h; похоронное begrafenisonderneming; проектное - planbureau h; - пvтешествий reisbureau h; регистрационное registratiekantoorh; справочное - informatie­ bureau h; туристическое - WV (ajk. 11.: Vereniging 11oor Vreemdelingen Verkeer) 2 (meubelstuk) bureau h бюрократ (m.an.; 1 а) (depr.) bureaucraat бюрократизация (f.; 7а) bureaucratisering бюрократизм (m.; 1 а) (depr.) bureaucratie бюрократический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) (depr.) bureaucratisch •:• бюрократическая � bureaucratie; - � ambtelijke willekeur бюрократичность (f.; 8а) (depr.) bureaucratie бюрократичный (adj.; 1*а) bureaucratisch; аmЬtеnаrеnбюрократия (f.; 7а) (col./depr.) bureaucratie, ambtenarij бюрократка (f.an.; з*а) (depr.) bureaucrate бюст (m.; i а) 1 (beeld, 11. 11rouw) buste; borstbeeld h 2 (11. 11rouw) boezem, borsten бюстгальтер (m.; 1 а) bustehouder, bh бюстrальтерный (adj.; 1*а) ЬhбЮстик (m.; за> , dim. v. бюст 2 .U. dim. v. бюстгальтер бюстовый (adj.; 1а) adj. v. бюст 1 бЯзевый (adj.; 1 а) adj. v. бязь бязь (f.; 8а) tex. ruwe calicot бЯка (f.; 3а) kind. 1 iets vies e.d., bah •:• брось, Это gooi weg, dat is bah! 2 (m./f.an.) boze man/vrouw

1 02 (Rus.) slaapwagen/couchetterijtuig derde klas; почтб­ вый - postwagon; postrijtuigh (11. trein); прицепной bljwagen (11. tram); спальный - slaapwagen, slaap­ rijtuig h; - и маленькая тележ.JШ (2) .!./scherts. een

в

scheepslading ... , zakken vol ... , bergen ...

в 1 (= во) (ргер.) 1 ([4]) (bestemming waarheen) in; naar; (richting waarin) naar Ьinnen, in de richting van; (bij tijdstip) от; met; (in andere toestand) tot; (11. leeftijd) ор •:• в двадцать лет ор z'n twintigste; в пять часов вечера om vijf uur 's avonds; в город de stad in; комната в двадцать (квадратных) метров kamer van twintig (vierkante) meter; комната в два окна kamer met twee ramen; у него шрам во всю щёку een litteken loopt over zijn hele wang; в .минШL час/неделю/год per minuut/uur/week/jaar; в одну неделю Ьinnen een week 2 ([6]) (plaats waar) in, ор •:• в Этом турнИре Ьij dat toemooi; в рублЯх (waarde 11. iets) in roebels uitgedrukt; в мае 31 день mei heeft 31 dagen; в Москве te Moskou; в трёх километрах от деревни ор drie kilometer van het dorp; в трёх мИлях от берега drie mijl uit de kust; в шлЯпе met z'n/een hoed ор; жить в пяти минУтах (ходьбЫ/ездЫ) от вокзала vijf minuten van het station wonen; дама в белом dame in het wit; (1] � в краске/пылИ/ hij/ ... zit helemaal onder de verf/het stof/ ... ; пальцы в краске verf aan z'n/ ... vingers hebben; пальто в МШ!У z'n/." jas zit vol krijt; находИться в [пятИ кило­ метрах] от [2] (5 km] verwijderd liggen van; оружие в � wapens met zilver ingelegd; сапоги в � z'n/... laarzen zitten onder de sneeuw; быть всегда в чёрном altijd zwart dragen 11 (n.; о) we ( паат 11. d. letter в) в- (= во-, въ-) (pref.) 1 (ruimtelijk: richting) in-, Ьinnen­ •:• влететь invliegen, blnnenvliegen 2 (meestal met -ся: doordringend/inle11end) in- •:• влюбИться в (4) verliefd worden ор в. afk. v. век/(века/ . . . ) ВААП (m.; 1а) (afk. 11. Всесоюзное агентство по dвторски.м правdм) Sovjet auteursrechten­ ••.

bureau h

ва-банк (adv.) krt. va-banque •:• и гоать/пойтИ (lett. /011dr.) va-banque spelen, al z'n geld inzetten Вава (f.an.; 1а) kind. (dim. 11orm 11. Варвара) Wawa Вавилон (m.; 1 а) geog. Babel h, Babylon h ... выводИть/ писать/выпИсывать/выдitлывать вавилоны (нога­ ми) :!;/.!. wankelen, zwalken (a/s теп dronken is) Вавилония (f.; 7а) geog. Babylonie вавилонский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Babylonisch, Babels, van/uit/in Babel/Babylon/Babyloniё

•:• вавилонская !)ашня de toren van Babel; вавилон­ ская � 11' de hoer van Babylon; вавилонская Ш treurwilg; вавилонское стол потворение 11' Baby­ lonische spraakverwarring; complete chaos вавилонянин (m.an.; 1 а) Babyloniёr вавилонянка (f.an.; з*а) Babylonische вага (f.; за> �: 1 (grote) weegschaal, bascule 2 hefЬoom вагинИзм (m.; 1 а) med. vaginisme h вагинит (m.; 1 а) med. vaginitis вагон (m.; 1а) spw. wagon, rijtuig\ spoorwagen; (ook 011dr.: ееп heleboel) wagonlading •:• � вагонами J. (011dr.) met scheepsladingen aanvoeren; вре мени - J. tijd zat; грузовой - goederenwagen; - .iOOm JJ/barg. een berg shit; железнодорожный spoorwegrijtuigh; ездить в вагоне первого класса eersteklas reizen; � - (Rus.) slaapwagen tweede klas; моторный - motorwagen (11. tram); пассажИрский - personenrijtuigh; плацкартный -

вагон-бункер (m.; 1а-1а) spw. silowagen вагон-буфет (m.; 1а-1а) spw. buffetrijtuigh вагонетка (f.; з*а) (t.b.11. smalspoor e.d.) (mijn)wagentje h, lorrie

вагонеточный (adj.; 1*а) adj. v. вагонетка вагонетчик (m.an.; за> bestuurder van een (mijn-) wagentje

вагонка (f.; з*а) plankjes вагон-ледник (m.; 1а-за> spw. koelwagen вагонник (m.an.; за) J. venter (11. etenswaar еп drinken in de trein) вагонный (adj.; 1*а) wagon- ·:· вагонное М.!10 spw. wagonloods

вагоноважатая (f.an.; adj.1a) t trambestuurster вагоновожатый (m.an.; adj.1a) :j: trambestuurder вагоноремонтный (adj.; 1*а) wagonreparatie·:· - � spoorwegwerkplaats

вагоностроение (n.; 7а) wagonbouw вагоностроИтель (m.an.; 2а> wagonbouwer вагоностроИтельный (adj.; 1*а) wagonbouw•:• - завод wagonfabriek вагон-платформа (f.; m.1a-f.зa) platte wagon/wagen вагон-ресторан (m.; 1а-1а) spw. restauratierijtuigh, restauratiewagen

вагон-рефрижератор (m.; 1 а-1 а) spw. (machine-) koelwagen

вагон-самосвал (m.; 13-la) spw. kiepwagon (ze/f lossend) вагон-цементовоз (m.; 1 а-1а) spw. cementwagen вагон-цистерна (m.; m.1 a-f.1a) spw. ketelwagen, tankwagon

вагончик (m.; за) (Ьouw)keet; (t.b.11. arbeiders, circus e.d.) wagen •:• жилой - (11oor wegwerkers e.d.) woon­ wagen

вагранка (f.; З*3) tech. koepeloven, schachtoven вагранковый (3dj.; 13) tech. koepeloven-, schachtoven-

ваграночный (3dj.; 1*3) => вагранковый вагранщик (m.an.; за> tech. koepelovenbediende вадемекум (m.; 1 а) vademecum h Ваденька (m.3n.; f.з*а) (dim. koos11orm 11. Вадuм) Wadjenka

Вади (n.; О) geo/. wadi Вадик (m.an.; З3) (inform. 11orm 11. ВадUм) Wadik ВадИм (m.3n.; 13) Wadim Вадька (m.3n.; f.з*3) (pej./symp. vorm v. Вадuм) Wadjka

Вадя (m.3n.; f.23) (dim. koos11orm 11. ВадUм) Wadja важенка (f.an.; З*3) dial. wijfJesrendier h, rendierkoe важивать (if iter.; 13; p.pret.p. 111 ; tr.) :j: (vaak) leiden/ voeren/brengen

важнецкий (3dj.; 33; kv. ?; comp. 111) jJ geweldig, uitstekend

важничанье (n.; 6*3) J. dikdoenerigheid, gewichtig­ doenerij, grootdoenerij, praalhanzerij

важничать (if; 13; intr.) J. belangrijk/dik doen, een hoge borst (op)zetten, gewichtig/zwaarwichtig doen, z. een air geven •:• не важничай! maak niet zo'n deining! важность (f.; 83) 1 belangrijkheid, belang h, gewich­ tigheid, importantie, gewicht\ relevantie, voor­ naamheid, waarde •:• не велика - J. het geeft niet;

важный - Валент:Ина

величайшей важности van het grootste belang; Нпо большой важности belangwekkende kwestie,

rnk van gewicht/groot belang; пеовостепенной важности van levensbelang; проблема первосте­ "енной важности рrоЫеет van de eerste orde; nрмнuипиальной важности van fundaтenteel �g; i1ш - ! nou en? 2 dikdoenerij, gewichtig­ doenerij •:• напускать на себЯ - een hoge borst юp)zetten, z. belangrijk voordoen, z. een air geven; ,\ЛЯ пущей важности ! voor een goede indruk, от z. goed voor te doen, от goed voor de dag te komen; оаздувшийся от важности verwaand, opgeЫazen важный (adj.; 1*а/с') 1 belangrijk (ook v. hoge positie); :,e1angwekkend, gewichtig, van betekenis; (v. besluit г.d.) zwaarwegend •:• - .!UIA (vaak ir.) het z. gewichtig •·oordoen, air d'importance; - � een hele mijnheer; жйзненно - (v. lichaaтsorgaan, kwestie, .-erЬinding; тi/.: object, etc.) vitaal; красота не важна, '1!tl.U..I! бы бЫло .•. het hoeft niet mooi te zijn, als het maar ... is; .!!§ важно doet er niet toe; важная П!И1Ш een hoge piet/ome; важная ROill! belangrijke rol; мне важно только, чтобы ••• het is тij er slechts om te doen " .; � ещё важнее en wat meer is, en 'illr-at meer zegt " .; [З] rn важно er is iem. veel aan gelegen, iem. vindt dat belangrijk 2 waardig, trots ! hoge piet/ome ваза (f.; 1 а) (v. Ыоетеп, ook antiek) vaas, pul; (voor fruit) schaal •:• - для конфет bonbonschaaltje h; - с тюльпанами vaas met tulpen; - для � '>тuchtenschaal, fruitschaal вазелйн (m.; 1 а; 2*sg.) vaseline вазелИновый (adj.; i a) vaselineoaзик (m.; за> ! wazik (alg. паат voor personenauto's

v. d. Волжский автомобuлънъtй завод, zoals dг Жигулu еп de Лада) вазовый (adj.; 1а) vaas-, sсhааlвЗзомоторный (adj.; 1*а) anat. vasomotorisch вазомоторы (pl.t.; m.1 a) anat. vasomotoren вазон (m.; 1 а> Ыoempot; grote vaas вазочка (f.; з*а) vaasjeh; schaaltjeh; coupe (voor ijs г.d.) •:• - для варенья jamschaaltje h; - для конШ Ьonbonschaaltje h; - для ложечек lepelvaasje h Вайrач (m.; 4Ь) geog. Wajgatsj h (eiland ten N. v. Eur. Rus.) вайrачский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Вайгач вайн (m.; 1а) s/. (a/g. voor allerlei alcoholische dranken) drank

вайя (f.; б*а) palrntak вакансия (f.; 7а) vacature, openstaande betrekking вакантный (adj.; 1*а) onbezet; onbekleed; (v. post, атЬt) vacant •:• вакантные должности vacatures (ook als rubriek in krant); вакантное � vacature вакации (pl.t.; f. 7а) :!: vakantie (bij onderwijsinstellin­ gen) вакационный (adj.; 1 *а) vakantie- (bij onderwijsinstellingen) вакса (f.; 1а) schoencreme, schoensmeerdfh ваксить (if; 4а; pf: наваксить; tr.) schoenpoetsen вакуоль (f.; 8а) � ваку6ля вакуольный (adj.; 1*а) anat. vасuоlеnвакуоля (f.; 2а) anat. vacuole вакуум (m.; 1 a)fys. / ovdr. vacuiimh вакуум-аппарат (m.; 1 а) vacuiimapparaat h вакуум-камера (f.; 1 а) vacuiimkamer вакуум-компрессор (m.; 1 а) vacuiimcoтpressor

вакуумметр (m.; 1 а) vacuiimтeter вакуум-насос (m.; 1 а) vacuiimpomp вакуумный (adj.; 1*а} vacuiim-, vacuiiт, luchtledig •:• вакуумная поисоска zuignap (ook v. е. plopper); - � spw. vacuiimrem; вакуумная У.1Ш.К2шш ! vacuiimverpakking

вакуум-сушИлка (f.; з*а) tech. vacuiimdroger вакуум-фильтр (m.; 1а) tech. vacuiiтfilterh Вакх (m.an.; за> туt. Bacchus вакханалия (f.; 7а) bacchanaal h вакханальный (adj.; 1*а> Ьассhаnааlвакханка (f.an.; з*а) 1 туt. bacchante 2 :!: fuifnum­ mer h (vr.) вакхический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) bacchisch вакцИна (f.; 1 а) теd. vaccin h, seruт h, entstof •:• - против оспы koepokstof, pokstof вакцинация (f.; 7а) vaccinatie, inenting вакцинИровать (pf/if; 2а; [4] (пр6тив [2])) теd. vaccineren (tegen)

вакцинный (adj.; 1*а) vассin­ вакцИнотерапИя (f.; 7а) теd. vaccintherapie вал (m.; 1с; na на б*sg.) 1 (v. schroef e.d.) as; (tech.: от te pletten) wals; (v. speeldoos, katrol) rol •:• бумаго­ � - (v. schr!ifтachine) rol, degel 2 (grote/ hoge) golf, baar •:• девятый - тог. negende golf (volgens zeelieden de zwaarste golfin ееп storт); - ПR.!Ш.!Ш.и vloedgolf (grote golf, door vloed ontstaan) 3 (ter bescherтing, verdediging; v. sneeuw e.d.) wal; dijk •:• городской - stadswal; кольцевой - ringdijk; (ringvorтig) wal; крепостной - omwalling, bolwerk h, vestingwal; (тииr) veste; мишенный - (kogelvanger) doelen; огневой - тi/. spervuurh, vuurwals; отойтй за - buiten de muren gaan (de vesting uitgaan); стрельбищный - kogelvanger 4 (pl. ?) bruto pro­ duct (totale kosten v. productie) валаамов (adj.poss.; pron.1a) van Bileam •:• валаамова

� zachtrnoedig iem. die plotseling in heftig protest uitbarst валанданье (n.; б*а) .\.L getreuzel h, geteut h, gedreutel h валандаться (if; 1a) .\.L 1 treuzelen, teuten, dreutelen 2 ergens rondhangen; (ver weg) ergens uithangen валансьен (adj.; о) valenciennes- •:• � valenciennes(kant) валансьенский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} uit Valen­ ciennes •:• валансьенские кружева valenciennes(­ kant) валах (m.an.; за> Walach (inwoner v. Walachije) Валахия (f.; 7а) geog. Walachijeh

валахский (adj.; за> � валашский валашка (f.an.; з*а> Walachijse валашский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Walachijs, van/uit/ in Walachije

Валrалла (f.; 1 а) туt. walhalla h валежник (m.; за; 2*sg.) (со/.) sprokkelhouth Валёк (m.an.; з*Ь) (diт. sутр. vorт v. Валентuн) Waljok

валёк (m.; з*Ь} 1 houten schop от de was mee te beuken 2 zwenghouth (v. wagen, kar) 3 wals, rol (bv. от schip het water in te rollen e.d.) 4 dikte aan de bovenkant van een roeiriem

валенок (m.) 1 adj. v. Валлетта валлИйский (adj.; за> Wels, WeJsh •:• - � Welsh (taal 11. Wales) валлон (m.an.; 1 а) Waal, inwoner van Walloniё Валлония (f.; 7а) geog. Walloniё h валлонка (f.an.; з*а) Waalse валлонский (adj.; за> Waals, van/uit/in Walloniё •:• - язь1к het Waals (taal) валован (m.; 1а) си/. vol-au-vent валованчик (m.; за> си/. diт. v. валован валовой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) (11. inkomen, opbrengst e.d.) onzuiver •:• валовая вь1Qучка ее. bruto-opbrengst; - доход bruto-ontvangst; валовая прИбыль bruto winst; - национальный !ШОЛУш ее. bruto nationaal product

валок (m.; 3*Ь) zwad h, zwade валом (adv.) •:• А.!!!.М - валит er komt een dichte walm vanaf; шшОА - валит het volk loopt/stroomt in dichte droтmen [ergens heen]

валторна (f.; 1 а) тиz. waldhoorn валторнИст (m.an.; 1 а) тиz. waldhoornist, waldhoornЫazer

валуй (m.; бЬ) bot. stinkende russula валун (m.; 1 Ь) steenЬlok h, zwerfkei, zwerfsteen валунный (adj.; 1*а) zwerfkei- •:• валунная rll.l!!ш keileeт d/h

валух (m.an.; 3Ь) dial. haтel, gecastreerde rат вальвация (f.; 7а) valuatie вальдшнеп (m.an.; 1 а) zoo/. houtsnip Валька (f./m.an.; з*а) (pej./symp. vorm v. Валентина, Валентuн) Walka валькИрия (f.an.; 7а) myt. Walkure вальковый (adj.; 1а) adj. v. валёк вальпургиев (adj.poss.; pron.1a) Walpurgis•:• Вальпургиева ночь hist. Wa]purgisnacht вальс (m.; 1а) wals (zowel dans als mиziek); walsтuziek •:• танцевать - walsen (dansen) вальсИровать (if; 2а; intr.) walsen, een wals dansen •:• вальсИрующий walser (danser) вальцевание (n.; 7а) sb. v. вальцевать вальцевать (if; 2а; tr.) tech. pletten, walsen (Ь11. 11. staal) пальцевой (adj.; 1Ь; kv.m. 0) tech. wаls­ вальцовка (f.; з*а) tech. 1 sb. v. вальцевать

2 walsтachine

вальцовочный (adj.; 1*а) tech. walsтachine-; wals- •:• - � walserij вальцовщик (m.an.; за> walser, wa]swerker вальцовщица (f.an.; 5а) vr. v. вальц6вщик, walswerkster

вальцовый (adj.; 1а) tech. wаlsвальцЬ1 (pl.t.; m.5*b) (tech.: met dиЬЬе/е rol) wals вальщик (m.an.; 3а) houthakker ·:· - леса houthakker вальяжность (f.; 8a> t (ir.) waardigheid, statigheid вальЯжный (adj.; 1*а) waardig, statig, representatief валюта (f.; 1 а) 1 valuta; тunteenheid ·:· иностоанная - finan. vreeтde/buitenlandse valuta, deviezen; свободно конвеотИруемая - vrij inwisselbare тunt­ eenheid, vrij converteerbare valuta; твёрдая - harde valuta 2 ! deviezen (betaalmiddel) валЮтка (f.; з*а) s/. hist. berjozka (winkel waar теп lиxeartikelen kon kopen 11oor bиitenlands geld)

валютник - варварство

-.а.:потник (m.; за> s/. valutabar (bar waar теп а//ееп -et deviezen kan betalen) :sа.:потно-финансовый (adj.; 1а) geld- •:• валЮтно­ :=жнансовая � financiёle beurs; - т!ш.ои valuta­ en

geldmarkt

11.а.;потный (adj.; 1*а) valuta- •:• валютная � ·.d.lutaЬeurs; валютная единмuа munteenheid; - � deviezenreserve; - � wisselkoers; валЮт­ кая nростиmка 'dollarprostituee' (prostituee die оl/ип harde valuta, zoals dollars, accepteert); - .1l1!1.н.2н ···alutamarkt; Международный Валютный � het Intemationaal Monetair Fonds; валютные � muntwaarden

ва:потчик (m.an.; 3а) (v.a. jaren '20) speculant, v.-oekeraar, geldhandelaar (in vreemde valuta) ва:потчица (f.an.; 5а) speculante, woekeraarster (m.b.t. buitenlandse valuta) Ва:поша (f.an.; 4а) (dim. koosvorm v. Ва.л.ентu:на) Waljoesja

Ва:пошенька (f.an.; з*а) (dim. koosvorm v. Вален­ тuна) Waljoesjenka Ва:1я (f./m.an.; 2а) (inform. vorm v. Валентuна/ Валерия, Валентuн/ Ва.л.ерий) Walja ва:1Яльный (adj.; 1*а) tex. vollers- •:• - � vollerij ва.."IЯ:льня (f.; 2*а) tex. vollerij ВЗ.."IЙЛьщик (m.an.; 3а) tex. voller ВЗ.."IЙЛЬЩИЦа (f.an.; 5а) tex. vr. V. ВаЛЯЛЬЩИК ВЗ.."IЙНИе (n.; 7а) sb. V. ВаЛЯТЬ ва.."Iяный (adj.; 1а; kv. ?) tex. gevold ва.."IЯть (if; 1а; tr.) 1 wentelen, rollen; slepen •:• - по полу over de vloer slepen; - в снегУ door de sneeuw rollen 2 (pf: свалЯ:ть) kneden •:• - � deeg kneden voor brood 3 (pf: свалять) tex. vollen, vervilten 4 (pf. навалЯть) .U. klungelen, prutsen, klooien; afraffelen, in elkaar flansen, met de Franse slag doen .... валЯйl .U. ga je gang!, doe maar!; - IWШКМ ваньку .!. idioot/dwaas/dom doen, de dwaas/clown uithangen; de onnozele spelen, voor gek spelen; не ва.л.Яй(те) дурака doe niet zo dwaas; хватит дурака-то - ! je moet je niet zo uitsloven/aan­ stellen валяться (if; 1а; intr.) 1 z. wentelen, ronddraaien •:• - в грязИ/пылИ z. in het slijk/stof wentelen

(lett./ovdr.) ; там конь ещё не валялся .!. (gezegd v66r aanvang v. nieuw, omvangrijk werk) er moet nog heel wat werk worden verzet; - в .!t.OПils у [2] .!. ор z'n knieёn liggen; - от смеха dubbel liggen van het lachen; - со смеху dubbel liggen van het lachen 2 J, liggen te luieren; ziek liggen •:• - весь день в постели de hele dag in bed liggen rotten; - без сознания in katzwijm Jiggen 3 .!. (v. spullen) rond­ slingeren, rondzwerven •:• везде валяются бумаги overal liggen papieren; - как какой-то хлам (v. k/e­ ding, fiets e.d.) ergens voor oud vuil liggen; его одежда валяется по всей комнате zijn kleren slin­ geren overal in de kamer rond; такое на в.мШ дороге не валяется zoiets heb je maar niet voor het oprapen, daar moet je iets voor doen

вамп (f.an.; m.1a) vamp вампир (m.an.; 1а) myt./zoд/. vampier ван (m.; 1а) s/. Ьiljeth van een roebel ванадиевый (adj.; 1а) chem. vanadium­ вaнaдий (m.; 7а) chem. vanadium h вандал (m.an.; 1а) 1 vandaal (vernielzuchtig iem.) 2 Vandaal (/id v. h. volk der Vandalen) вандалИзм (m.; 1а) vandalisme h, vandalenwerkh вандалИстский (adj.; за> vandalen-, vandalistisch

вандальский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Vandaals, van de Vandalen

вандейковский (adj.; за> Van Dijck-, als ор de schil­ derijen van Van Dijck •:+ вандейковская � puntbaardje h

вандемьер (m.; 1 а) hist. vendemiaire (eerste maand v. d. Fr. revolutionaire kalender) ванесса (f.an.; 1а) zoo/. vanessa Ванечка (m.an.; f.3*a) (dim. koosvorm v. Иван) Wanetsjka

ванилевый (adj.; 1а)=> ван:Ильный ванилин (m.; 1а; 2*sg.) vanilline ванилиновый (adj.; 1а) vanilline­ вaнИль (f.; 8а) (plant, specerij) vanille ванильный (adj.; 1*а) vanille- •:• - � vanillegeur; - сахар vanillesuiker ванна (f.; 1а) bad h, badkuip; (in spec. contexten) genees­ krachtig bad •:• воздушная - luchtbad h; грЯзевая modderbad h (met geneeskrachtig effect); � tech. oliebad h; напустить ванну [З] het bad laten vol­ lopen (voor iem.); принять ванну een bad nemen; тУnшн - kwikbad h; солнечная - zonnebad h ванная (f.; adj.1a) badkamer ванночка (f.; з*а) badjeh, kinderbadjeh;fot. bak •:• � - oogbadje h; - для l!bll.!l (in koelkast) ijsbakjeh; - для .!ПJ1.!1 vogelbadje h ванный (adj.; 1*а) bad- ·:· ванная комната badkamer; - павильон badinrichting ванта (f.; 1а) ·:· ванты 1 mar. wanth 2 tech. hang­ kabels, tuien (v. hangbrug) вантовый (adj.; 1а) , adj. v. ванты 2 2 ·:· - � hangbrug

вантуз (m.; 1 а) J, plopper (gootsteenontstopper) Ванька (m.an.; f.3*a) (pej. vorm v. Иван) Wanka ванька (m.an.; f.3*a) 1 bestuurder van een gammel huurkoetsje 2 s/. smeris, wout 3 s/. simulant .... вань­ ку валЯть/ломать .U. idioot/dwaas doen; de dwaas/ de clown uithangen; de onnozele spelen, voor gek spelen; кон'Чай ванъку ло.матъ! zeg, belazer jij je grootje even!; ты .мне ванъку не валЯй probeer je maar niet van de domme te houden ванька-встанька (m.an.; f.3*a-f.3*a) duikelaar, tuimelaartje h

Ванюша (m.an.; Ца) (dim. koosvorm v. Иван) Wanjoesja

ВанЮшечка (m.an.; f.3*a) (dim. koosvorm v. Иван) Wanjoesjetsjka

ВанЮшка (m.an.; f.3*a) (dim. koosvorm v. Иван) Wanjoesjka

Ваня (m.an.; f.2a) (inform. vorm v. Иван) Wanja вапоризация (f.; 7а) vaporisatie вапорИметр (m.; 1а) tech. verdampingsmeter, evaporimeter

вар (m.; 1а; 2*sg.) pekd'\ pik dJh варакушка (f.an.; 3*a) zoo/. Ьlauwborstje h •:• пёстрая sprinkhaanrietzanger

варан (m.an.; 1а) zoo/. varaan •:• гигантский - komodo­ varaan

варвар (m.an.; 1а) barbaar, heiden Варвара (f.an.; 1а) Barbara, Warwara •:• любопытная - nieuwsgierig Aagje варварИзм (m.; 1а) ling. barbarisme h варварка (f.an.; з*a) .U. loederh, barbaarse vrouw Варварка (f.an.; з*а) (pej. vorm v. Варвара) Warwarka варварский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0; adv. варварски) barbaars

варварство (n.; 1а) barbaarsheid

1 06

варганить - вата

варганить (if; 4а; pf: сварганить; tr.) grofin elkaar flansen/prutsen варево (n.; 1a> U. brouwseP (v. eten); prak варежка (f.; з*а) 1 want, winterhandschoen

•:• нужен/необходим как в � варежки :j:/J. kunnen missen als kiespijn 2 U. (depr.) muil, bakkes h •:• закрой варежку! hou je bek!; открЬ1ть/оаскрь1ть варежку 1 aangapen, schaapachtig (gaan) aankijken 2 z'n bek opendoen/opentrekken (praten) варенец (m.; s*b) warenets (gegiste melk) варение (n.; 7а) brouwen (v. bler) вареники (pl.t.; m.3a) 1 (Oekr.) wareniki (oorvormige

pasteitjes v. deeg zonder gist, gekookt in water, gevuld met bv. wrongel, kool, aardappel, paddestoe/en, kersen ofарре/еп) 2 U. oren •:• у него уши - ну просто, два вареника! hij heeft ontzettende flaporen 3 U. lippen вареничная (f.; adj.1a) restaurantje voor het eten van wareniki

вареничный 1 (adj.; 1*а) wareniki- 11 (f.) � варе­ ничная варёнка (f.; з*а) s/. spijkerjack h, stonewashed jackh •:• варёнки spijkerjack, stonewashed jeans варёный (adj.; 1а; kv. ?) gekookt •:• - картофель gekookte aardappelen; варёная колбаса gekookte worst, snijworst; варёное .нй..!!О gekookt ei варенье (n.; б*а) confiture, jam •:• апельсинное oranjemarmelade; вишнёвое - kersenjam; мали­ новое - frambozenjam; слИвовое - pruimenjam вареньице (n.; sa> dim. v. варенье Варенька (f.an.; 3*а) (dim. koosvorm v. Варвара) Warenka

вариант (m.; 1а) 1 (([2])) variant (ор) (alg.: bij schaak., lezing v. е. tekst) •:• сокраwённый - (v. boek, film e.d.) verkorte versie; - текста versie (van een tekst); тексто­ � - tekstvariant 2 model h, type h •:• � basismodel h; - внешнего оформления (bepaalde) vormgeving, (bepaalde) styling 3 (ovdr.) scenarioh •:• � - uitwijkmogelijkheid, reserveplan h; нулевой - ро/. nuloptie; промежУточный - ро/. tijdelijke oplossing; возможные варианты � оования Иска mogelijke schikkingen in een rechts­ zaak

вариантность (f.; 8а) sb. v. вариантный вариантный (adj.; 1*а) variant-; variёrend; alternatief вариатор (m.; 1а) tech. variator вариацибнный (adj.; 1*а) variatie- •:• вариационное исчисление mat. variatierekening вариация (f.; 7а) muz./blol./alg. variatie •:• Им.i!. с вариациями muz. thema met variaties; вариации на Шш variaties ор een thema варикбзный (adj.; 1*а) med. varicose-, varikeus, spatader- •:• варикозное расширение вен spataderen варИльщик (m.an.; 3а) iem. die kookt вариолЯция (f.; 7а) med. variolatie варибметр (m.; 1 а) tech. variometer вариообъектИв (m.; 1 a>fot. zoomlens варИть (if; 4с[(4)); pf: сварйть; tr.) 1 [voedsel, eten] koken, klaarmaken, bereiden; [Ьier] brouwen; [jam] inmaken; [koffie] zetten; [zeep) zieden •:• - � (из [2]) soep trekken (van); - � из (2) U. (ovdr.) iem. het Ыоеd onder de nagels vandaan halen, jennen/ treiteren/pesten; - картофель в мундИре aardappels in de schil koken; - на слабом оnШ koken ор laag vuur; - на .!Ш.Оi [aardappelen, rijst e.d.] stomen; - сталь staal bereiden 2 tech. lassen; solderen 3 U. werken, functioneren •:• башка/котелок не варит у (21 hij/". kan niet denken; головаtкотелок

варит у (2) een goed stel hersens hebben; м.оШ варят у (2) een goed stel hersens hebben варИться (if; 4с; pf: сварйться) koken, aan de kook zijn, gaar worden •:• � варится de soep staat ор варка (f.; з*а) (m.b.t. bler) sb. v. вар:йть 1; (m.b.t. staal) bereiding варкий (adj.; з*а') warmte afgevend; (v. vlees) mals Варлаам (m.an.; 1а) Warlaam (monnikennaam) варочный (adj.; 1*а) kook-, brouw- ·:· - котёл brouwketel

варрант (m.; 1a) jur. waпant, volmacht Варфоломеевский (adj.; за) Bartholomeus•:• Варфоломеевская � hist. Bartholomeusnacht Варшава (f.; 1а) geog. Warschau h варшавец (m.an.; s*a> Warschauer варшавка (f.an.; з*а) Warschause варшавский (adj.; 3а) Warschaus, van/uit/in Warschau •:• Варшавский договор Warschaupact h варшавянин (m.an.; 1а) Warschauer варшавЯнка (f.; з*а) 1 (an.) Warschause 2 hist. warsjawjanka (19e-eeuws Pls. еп Rus. revolutionair strijdlied) варщик (m.an.; за> iem. die kookt варьете (n.; о) variete варьИрование (n.; 7а) ft het variёren варьИровать (if; 2а; tr.) ft variёren варьИроваться (if; 2а) ft variёren Варька (f.an.; з*а) (pej. vorm v. Варвара) Warka ВарЮша (f.an.; 4а) (dim. koosvorm v. Варвара) Warjoesja

ВарЮшенька (f.an.; з*а) (dim. koosvorm v. Варвара) Warjoesjenka

Варя (f.an.; 2а) (inform. vorm v. Варвара) Warja варЯг (m.an.; 3а) 1 (m.b.t. Rus) Noorman, Varjaag 2 J. tijdelijke (arbeids)kracht; zwartwerker варЯ:жский (adj.; за; kv. ?; comp. 111) hist. Noormannen-, Varjaags

Васенька (f./m.an.; f.3*a) (dim. koosnaam v. Василиса, Василий) Wasenka

Василёк (m.an.; з*Ь) (dim. koosvorm v. Василий) Wasiljok

василёк (m.; з*Ь) U. bot. korenЫoem, centaurie •:• - синий korenЫoem ВасИ:лий (m.an.; 7а) Wasili, Basilius ВасИлий Тёркин (m.an.; ба adj.poss.1a) (soldaat in роёет v. Twardowski) Wasili Tjorkin ВасилИса (f.an.; 1а) (boerennaam) Wasilisa василиск (m.an.; 3а) 1 myt. basilisk ifabeldier: slang met dodende Ьlik) 2 zool. basilisk (soort hagedis) василькбвый (adj.; 1а) 1 zoo/. korenЬloem- 2 (kleur) korenЬloemЬlauw

вассал (m.an./m.; 1а) hist. ]eenman; (ook ovdr.) vazal •:• банановый � bananenrepuЫiek вассалитет (m.; 1а) hist. vazalliteit, leenmanschap h вассальный (adj.; 1*а) hist./ovdr. vazal-, leen·:· вассальное государство vazalstaat, leenstaat; вассальная � hist. leendienst вассальский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) vazalвaccap (m.; 1а) s/. ·:· стоять на вассаре u. ор de uitkijk staan, dekken

вась-вась (adv.) u. twee handen ор een buik •:• быть - с (5) dikke maten zijn Васька (m.an.; f.з*а) (pej./symp. vorm v. Василий; dim. паат v. kater/stier) Waska Вася (f.; 2а) 1 (f./m.an.) (inform. v. Василиса, Васи­ лий) Wasja 2 s/. sneeuw, morfine вата (f.; 1а) watten ·:· древесная - houtwol; минераль-

ватага - вбухивать

- tech. steenwol; шt (толстой) вате (v. k/eding) dilc) gewatteerd; пал:ьт6 на ват е gewatteerde "25; подбИть ватой watteren; � - gesponnen ...и

s-J.iker, suikerspin

aar.ira {f.; за; [2)) 1 J, zwerrn, meute, troep (luidruch­ :;? menigte mensen); j; (v. klein hoornvee (schapen, ... )) :c.idde •:• ватагами in zwerrnen; - ребятишек een ·:iende kinderen 2 dial. cooperatie van vissers sатажка {f.; з*а) dim. v. ватага ..атажный {adj.; 1*а) van/voor een cooperatie '-an vissers

sаrержакет {m.; 1 а) tech. watermantel :sЗтерклозет {m.; 1 а) watercloseth ватерклозетный {adj.; 1*а) watercloset­ sarep:пmия {f.; 7а) mar. waterlijn Ваrерлбо {n.; о) geog. Waterloo h ватер."16оский {adj.; за> adj. v . Ватерл6о ватерпас {m.; 1а) tech. waterpas h ааrерпасный {adj.; 1*а) tech. wаtеrраs­ ваrерполнст (m.an.; 1а) sport. waterpoloёr ваrерполИстка {f.an.; з*а) sport. waterpoloster ааrерпбло {n.; о) sport. waterpolo h вЗrерпбльный {adj.; 1*а) sport. waterpolo- •:• - � .,,ёiterpolobal

Ватикан (m.; 1а) geog. het Vaticaan, Vaticaanstad ваn1канский (adj.; за> Vaticaans, van/uit/in \'aticaanstad/het Vaticaan

ватИн (m.; 1а; 2*sg.) tex. wattine ватИновый (adj.; 1а) tex. wattine­ вaткa (f.; з*а) prop watten, watjeh ваn�ан {m.; 1а) arts. whatrnanpapierh (Ьер. soort tekenpapier) ватманский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. ватман ватник (m.; за) gewatteerde jas, gestikt/gewatteerd jackh, bodywarmer

ватный {adj.; 1*а) watten-; gewatteerd; (ovdr.) slap (t.g.v. angst, ziekte, etc.) •:• ватные коМни knik­ kende/slappe knieёn; ватные нОп!. slappe benen; с ватной подкладкой gewatteerd ваточник {m.; за> bot. zijdeplant ваточный (adj.; 1*а) wаttеnватрушечка {f.; з*а) dim. v. ватр:Ушка ватрушечный (adj.; 1*а) adj. v. ватрушка ватрушка {f.; з*а) си/. wrongelkoek ваТI' {m.; 1а(2)) е/. watt •:• лампа � шестьдесЯт/сто lamp van 60/100 watt

ваТl'аж {m.; 4Ь) е/. wattage -ваТl'ка (f.; з*а) J! -watt-lamp ·:· стовапка 100-wattlamp, lamp van 100 watt

ваТl'метр {m.; 1а) е/. wattmeter ВаТТ-ЧаС (m.; lC) е/. Wattuur h ваучер {m.; 1а) spec. voucher вафельница (f.; 5а) 1 wafelijzerh, tosti-ijzerh 2 (an.) vulg. pijpster вафельный {adj.; 1*а) wafel-; wafelvorrnig-, met wafelpatroon О:• вафельное полотёнuе wafeldoek; - стаканчик hoorntjeh (voor ееп ijsje) вафельщик {m.an.; за> wafelbakker вафельщица {f.an.; 5а) wafelbakster вафля (f.; 2*а) 1 wafel ·:· медовая - stroopwafel 2 sl./vulg. pik, lul •:• брать вафлю 1 beffen, minetten 2 pijpen; - с кремом pijpstertjeh вахи {pl.t.; m.an.зa; 2pl. вах) s/. zuiderlingen, Kaukasiёrs

вахлак (m.an.; зЬ) .J, (depr.) lompe zak/boer вахлацкий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. вахлак вахлачка (f.an.; з*а> J.. (depr. ) lompe trien

вахмистр (m.an.; 1а) :j: mi/. brigadier; mil.: hist. art. wachtrneester

вахмистрский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) mil. / hist. / art. brigadiers-, wachtrneesters-

вaxтa {f.; 1а) тог. wacht, uitkijk (zowel bezigheid als uitvoerders) •:• и вахте mar. ор wacht; .!:ШЯИ вахту mar. (de) wacht hebben, wacht lopen/kloppen; � .!:Ш.н - (ор schip) nachtwacht; � - mar. honden­ wacht; стоять/быть на вахте mar. ор wacht staan вахтенный (adj.; 1*a(l)) mar. 1 {kv.m. ?) uitkijk-, wacht­ •:• (судовой) - иоонШд logboek h, scheepsjournaal h; - � officier van de wacht; вахтенная � wachtdienst 11 (m.an.) wacht, wachthebbende вахтер (m.an.; 1a/1c(l)) => вахтёр вахтёр (m.an.; 1а) portier; conciёrge •:• - стоянки parkeerwachter; электронный - (ovdr. ) (elektroni­ sche) prikklok

вахтёрский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) portiers-, соnсiёrgе­ вахтёрша {f.an.; 4а) J, vr. v. вахтёр вахтовый (adj.; 1а) 1 wacht-, uitkijk- 2 ploegen­ •:• - метод ploegendienst ваш {pron.adj.; 4а) jullie; (beleefd) uw •:• вы и все ваши и en de uwen; Это ваша кнИга? is dit boek van u?; (служить) и шi.!1!.им и вашим (depr.) twee heren dienen, van twee walletjes eten; allemans vriend zijn; Q ваше net zo veel/lang/... als u/jullie; знаю не � вашего ik weet het net zo goed als и вашrерд (m.; 1а) mijnb. wasgoot, wastrog нашенский {pron.poss.; adj.зa> J! jouw/jullie Вашивrтон {m.; 1 а) geog. Washington h вашинrтбнский (adj.; за> Washingtons, van/uit/ in Washington вашинский {pron.poss.; adj.зa) J! => вашенский ваяние (n.; 7а) 11' beeldhouwkunst, boetseerkunst •:• искусство ваяния arts. plastiek ваятель {m.an.; 2а) 11' beeldhouwer, boetseerder ваять {if; 1а; p.pret.p. ?; tr.) arts. beeldhouwen, boetseren вбеrать {if; 1а) => вбежать вбежать (pf; 5Ь; if: вбегать; в [4]) [kamer, ruimte] inhollen, inrennen, invluchten •:• стремительно в комнату onbesuisd de kamer blnnenvallen вбивание (n.; 7а) het inslaan вбивать (if; 1а) => вбить вбирать (if; 1а> => вобрать вбираться {if; 1а) => вобраться вбить {pf; 1 1*Ь; if: вбивать; [4], в [4]> [spijker, wig] (in)drijven, drijven in, [paal, spijker e.d.] inslaan, slaan in, inhameren, hameren in, inkloppen, klop­ pen in •:• - гвоздь в [4] spijker in (de muur) slaan; - себе [4] в � J, z. iets in het hoofd zetten; - [3] [4] в голову iem. iets inhameren; iem. iets aan het verstand brengen; - клин в [4Vмежду [5] een wig drijven in/tussen вблизи 1 (adv.) dichtblj, nablj •:• - OI [2] in de directe omgeving van 11 {prep.; [2]) dichtblj, in de buurt van, in de directe omgeving van, in de nabljheid van вбок (adv.) naar opzij вбрасывание (n.; 7а) sport. ingooi, inworp вбрасывать (if; 1 а) => вбр6сить вброд (adv.) •:• � - [4] doorwaden; переправить­ оя - через [4] doorwaden вбросить (pf; 4а; if: вбрасывать; [4] в [4]) ingooien, inwerpen, gooien in, werpen in; (met schop e.d.) inscheppen вб:fхать (pf; 1а; if: вбухивать; tr.> J! ingieten, inschen­ ken (in ееп grote hoevee/heid); ingooien, inwerpen вбухивать (if; 1а) => вбухать

1 08

вбухнуть - вв6зный

вбухнуть (pf; за> sf. v. вбухать вв. (ajk. 11. века) eeuwen •:• искусство XVlll-XX kunst van de r8e-2oe eeuw

ВВА (f.; о> (ajk. 11. Военно-воздушная академия) Hogere militaire luchtvaartopleiding

вваливаться (if; 1 а) => ввалиться ввалиться (pf; 4с; if: вваливаться) .J.. 1 intuimelen, indonderen; blnnenstormen, Ьinnenvallen, instom­ melen •:• - в н.Ом.!:шn' de kamer blnnenstormen 2 (11. wangen, ogen) invallen вваривать (if; 1 а) => ввар:йть вварИть (pf; 4с; if: вваривать; tr.) lassen in, solderen in введение (n.; 7а; (в [4])> het invoeren, instelling, introductie, invoering; (11. boek, in 11ak) inleiding (in), introductie (in), preambule •:• - в должность (in ambt) installatie; - в � эксплуатацию ingebruikstelling; Введение во храм (Пресвятой Богородицы) R.К./orth. opdracht van Maria in de tempel (re/. feest, 21 по11. (оиdе stijl)); - в языко­ знание (stиdie11ak) algemene taalkunde

ввезти (pf; 7Ь/Ь(9) (ё); if: ввозить; [4], в [4]> (rijdend, met transportmiddel) invoeren, blnnenbrengen, importeren {in}; bovenbrengen •:• - товары в страну goederen in het land invoeren

ввек (adv.) voor eeuwig/altijd •:• - не забуду ik zal het nooit vergeten

ввергать (if; 1а) => ввергнуть ввергаться (if; 1 а) => ввергнуться ввергнуть (pf; 3а((5) (6)]; if: ввергать; tr.) 11' storten in, slingeren in •:• - страну в войну het land in een oorlog storten; - (41 в !!.!1!!.1Ш iem. in armoede stor­ ten; - (4) в пучнну бед iem. in afgrond van ellende/ ramp storten

ввергнуться (pf; 3а[(5) (6) ]; if: ввергаться) 11' z. storten/ slingeren in

вверзиться (pf; 4а; 1 sg. 0; intr.) .U. storten in, zakken in вверить (pf; 4а; if: вверять; [4] [3]) toevertrouwen aan •:• - (3) свою � z'n lot in handen leggen van

ввериться (pf; 4а; if: вверяться; [3]) z. toevertrou­ wen aan; z. verlaten ор ввернУть (pf; 3Ь(ё); if: ввёртывать; tr.) indraaien •:• - � lampje indraaien; - словцо/ словечко .J, (011dr.) ook een duit in het zakje doen вверстать (pf; 1 а (ё); if: ввёрстывать; tr.) typ. invoegen in het zetsel

ввёрстывать (if; 1 а) => вверстать ввертеть (pf; 5с; if: вверчивать) => ввернуть ввёртывать (if; 1 а) => ввернуть вверх (adv.) 1 omhoog, naar boven •:• � кннуть - omhooggooien; - и D..11.!0 (по [3]) ор en neer; лифт ходит - и вниз de lift gaat ор en neer; вверх-вниз ор en af, ор en neer; ходuтъ вверх-вниз по лестнице trappen ор en af lopen; движение - opgaande beweging; поднимать­ ся наклоJ:!.НQ - schuin omhoog hellen; направлен­ ный - (11. druk, kracht) opwaarts; отбнть - [bal] om­ hoogslaan; - no (3) (tegen ееп hеи11е/ ор e.d.) tegenop; - по лестнице de trap ор; броситъся - по [3) [trap, heuvel] ор vliegen, ор stormen; 1ОО1и - 1 han­ den omhoog! 2 blnnenstebuiten; ondersteboven •:• всё переверн)iть - дном (in kamer e.d.) alles over­ hoopgooien; - 11.!1.О.М .J, (bij 11Ьа. als идтu, стdвитъ) ondersteboven; met de onderkant boven; - ногами/ тормашками ор z'n kop, omgekeerd 3 stroomop­ waarts •:• плыть - по (3) opzwemmen; opstomen (stroomopwaarts)

вверху 1 (adv.) boven, bovenop •:• эдесь - hier­ boven; mм - (in de hoogte) daarboven 11 (prep.; [2]> bovenop •:• - лестницы bovenaan de trap вверчивать (if; 1а; pf: ввертеть) .J.. => ввернуть вверЯ:ть (if; 1 а) => вверить вверЯ:ться (if; 1 а) => ввериться ввести (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); p.pret.a. введший; if: вводИть; [4] в [4]> blnnenleiden; blnnenbrengen, invoeren {in}; initiёren; (meststof, medicijn e.d., buis in ader, longen e.d.] inbrengen, inleiden, instellen {in}; (in compиter) inlezen; (bij gezelschap e.d., in de han­ del) introduceren {in/Ьij} •:• - войска (bij relletjes) troepen inzetten; - добавочный поезд (trein e.d.] inleggen; торжественно - в должность [burgemees­ ter e.d.] inhuldigen; - (4) в ,gо.м iem. introduceren; - в эаблуЖдение misleiden, ор een dwaalspoor brengen; - сухой закон (alcoho/11erbod) droogleggen; - программу в компыОтер een programma invoeren in de computer; - [4] в нvш; дела iem. inwerken

(iет. in werk/zaak in11oeren); введённый в нvш; дела ingewijde; - нбвwество innoveren; - всЯхие новшества allerlei nieuwigheden invoeren; - ограничения restricties opleggen; - в � [2] opnemen in [organisatie]; - стоогости strenge maat­ regelen invoeren; - в строй/эксплуатацию in ge­ bruik stellen; - Шно в порт een schip de haven inloodsen; - комендантский час (11oor bиrgers) een

uitgaansverbod afkondigen/instellen

ввестИсь (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); if: вводИться) ingang vinden, in gebruik raken, ingevoerd worden

ввечеру (adv.) �с des avonds ввивать (if; 1а) => ввить ввиду (prep.; [2]> wegens, vanwege •:• - недостатка мест wegens plaatsgebrek; - определённых обстоя­ тельств wegens omstandigheden; - !O[Q, что gezien het feit, dat; (теt het oog ор) aangezien ввинтИ:ть (pf; 4с/4Ь(8); if: ввинчивать; tr.) [schroef, lamp] indraaien, inschroeven •:• - в [4] schroeven in ввйнчивание (n.; 7а) sb. v. ввинтить ввинчивать (if; 1а) => ввинт:йть ввить (pf; 11*Ь/с; if: ввивать; tr.) winden in, weven in ввод (m.; 1 а) invoering, het invoeren; input; invoer •:• - в §ой inzet (11. so/daten, legerтaterieef); - данных сотри. (gegevens)invoer, input; - в действие inge­ bruikstelling; удалённый - заданий сотри. remote­ jobentry; � ввода entertoets, enter; � het met de stem invoeren

ввбд-вЬшод (m.; 1а-1а) сотри. input-output •:• llQJl! ввода-вЫвода input-outputpoort; устройство ввода­ вЫвода input-outputapparatuur вводИть (if; 4с> => ввести вводИться (if; 4с) => ввестись ввбдка (f.; 3*а) (bij ееп kranten- of tijdschriftartikel) inleiding

вводно-выводнбй (adj.; 1 Ь) сотри. input-output­ •:• вводно-выводное устройство input-output­ apparatuur

вводнбй (adj.; 1 Ь) spec. inleidend, invoerend ввбдный (adj.; 1*а) inleidend •:• ввбдное слово ling. tussenvoegsel h (ongebonden woord) ввоз (m.; 1а) import, invoer ·:· - вина wijnimport; !!.!Ш! ввоза invoerhaven ввозить (if; 4с) => ввезти ввознбй (adj.; 1 Ь> invoer- •:• ввозная пбшлина invoerheffing, invoerrechth

ввбзный (adj.; 1*а) invoer-, import- •:• ввозная торговля invoerhandel

вволакивать - вд6воль

W83..Uкивать (if; 1а} => ввол6чь/�вволочИть -..ю чйть ввол6чь �чь (pf; 8Ь/Ь(к); tr.) J, inslepen, Ьinnenslepen � {adv.) J, naar hartelust, volop, zoveel men wil + � всего - ruimschoots van alles voorzien =.=.. � - je buik vol eten :80..:пошку (adv.) => вв6лю �рачивать (if; 1а) => вворотИть �ротйть (pf; 1а; if: вворачивать; tr.) Ьinnenrollen, �enwentelen

�еро (adv.) achtmaal 80Сь:м:ером (adv.) met z'n achten •-восьмЬIХ (adv.) ten achtste ВВС pl.; о) mil. (ajk. v. военно-воздушные :"IUы) luchtstrijdkrachten •:• � - luchtmacht­ -,:::cier; стоатегИческие - strategische luchtstrijd­ Cxhten

аwсь {adv.) hemelwaarts, omhoog-; (richting) in de =.:-ogre •:• � - (v. vogels) omhoogvliegen sаязЗть (pf; бс; if: ввязывать; tr.) invlechten, in6open, verwarren in, inwikkelen •:• - [4] и [4] J, хт. •;erwikkelen in [affaire, zaak]

sаязЗться (pf; бс; if: ввязываться; в (4)) J, (ре).) =-

mengen in, verwikkeld raken in [affaire, schan­

.:...al; gevecht] •:• - в чужой � z. mengen

:.:: een gesprek ааЯзка (f.; 3*а) sb. v. ввязать ав.Язывать (if; 1а) => ввязать :sвЯзываться (if; 1а) => ввязаться arwб {m.; 1а) buiging/bocht naar Ьinnen аrхбать (if; 1а) => вогн)rть аrхбаться (if; 1а) => вогн)rться аr:1убь 1 (adv.) diep in, ver in, (ver) de diepte in, tot � het Ьinnenste, naar het Ьinnenste 11 (prep.; (2)) 1 (m.b.t. ruimte) diep ... in, ver ... in •:• - оiши land­ inwaarts 2 (m.b.t. tijd) in lang vervlogen tijden, :.mg geleden вr:1ухую (adv.} potdicht, herrnetisch dicht вr:шдеться (pf; 5Ь; if: вглЯдываться; в (4)) opmerk­ zaam/precies bekijken, aandachtig kijken naar, turen in вr.,Ядываться (if; 1а) => вглядеться вгонять (if; 1а) => вогнать вгорячах (adv.) J, geirriteerd, kwaad, in opgefokte toestand вгрызаться (if; 1а} => вгрЬ1зться

вrрЬ1зться (pf; 7Ь; if: вгрызаться; в (4)) J, (lett./ovdr.) z. vastbljten in

вrустую (adv.) � dik, dicht в.д. (ajk. v. восто-чная долгота) O.L. (ajk. v.: oos­ terlengte) вдаваться (if; 13Ь) => вдаться в;�;авИть (pf; 4с; if: вдавливать; (4) , (в (4))) drukken in, indrukken, indeuken, inpersen

в;�;авИться (pf; 4с; if: вдавливаться} ingedrukt worden; doordringen in •:• вдавленный gedeukt; н2.пи вдавились de nagels staan erin вдавливать (if; 1а) => вдавить вдавливаться (if; 1а) => вдавиться вдавлина (f.; 1а) deuk вдалбливать (if; 1а} => вдолбИть вдалеке (adv.) in de verte •:• - OI дома ver weg van huis; - OI [2] ver van ( ... af) вдали (adv.) veraf; (plaats) in de verte •:• - OI [2] ver van ( ... af); - от (родного) дома ver (weg) van huis; - от шума ver van het lawaai; житъ - от людей verafgelegen wonen

вдаль (adv.) (richting) in de verte •:• � - in de verte kijken

вдаться (pf; 17Ь/с"; if: вдаваться) 1 doordringen in •:• море глубоко вдаётся в сушу de zee dringt diep in het land; мыс вдаётся в море de landtong steekt in zee uit 2 J, z. inlaten met •:• - в дискуссию с [5] in discussie treden met; - в nодообности/детали in Ьijzonderheden/details treden

вдвигать (if; 1а) => вдв:йнуть вдвигаться (if; 1а) => вдв:йнуться вдвИнуть (pf; 3а; if: вдвигать; (4) в (4)) inschuiven, induwen, schuiven, duwen {in} •:• - Яwик een la dichtschuiven

вдвИнуться (pf; 3а; if: вдвигаться; в (4)) inschuiven; induwen

вдвое (adv.) twee maal zo ... , tweemaal + comp. •> - � twee keer zo groot; требоватъ болъше het tweevoudige vragen; - � half zoveel; � - dubbelvouwen, (in tweeёn) vouwen, dubbelslaan

вдвоём (adv.} met z'n tweeёn, getweeёn •:• §.1!!!1! met z'n tweeёn zijn; мы вдвоём wij beiden вдвойне (adv.) 1 dubbel, twee keer zoveel •:• (по)� rD!!! - iets dubbel rekenen 2 in tweeёrlei opzicht, om twee redenen

вдевальный (adj.; 1*а) rijg- ·:· вдевальная игла rijgnaald

вдевание (n.; 7а) sb. v. вдеть вдевать (if; 1а)=> вдеть вдеваться (if; 1а) => вдеться вдевятеро (adv.) negenmaal, negen keer вдевятером (adv.) (v. mensen) met z'n negenen в-девЯтых (adv.) ten negende вделать (pf; 1а; if: вделывать; (4) в (4)) [gat, deur, etc.] maken in, vastmaken in, [parel, steen, deur] inzetten, zetten in; aanbrengen вделка (f.; 3*а) sb. v. вделать; inleg, inzet, inbouw вделывать (if; 1а) => вделать вдёргивать (if; 1а} => вдёрнуть вдёрнуть (pf; 3а; if: вдёргивать; tr.} duwen, persen {in}; rijgen door •:• - � в ботинки veters in schoenen rijgen вдесятеро (adv.) tienmaal •:• � het tienvoudige, tienmaal zoveel вдесятером (adv.) (v. mensen) met z'n tienen в-десЯтых (adv.) ten tiende вдеть (pf; 1 5а; if: вдевать; tr.) duwen, persen, steken {in}; (draad door naald) dббrsteken, rijgen in •:• - � в иголку een draadje door de naald halen; - нQа в стремя de voet in de stijgbeugel plaatsen вдеться (pf; 1 5а; if: вдеваться) passen in; passen, gaan {door} •:• .!:!.!Шш не вдевается в иголку de draad kan er niet door (door oog v. е. naald) вдиковину (adv./pred.) zeldzaam [zijn], een zeld­ zaamheid, verbazingwekkend вдобавок (adv.) J, bovendien, daarblj, ор de koop toe, (als) extra, ook nog, erblj •:• и - en wat meer is; - ко всему als klap ор de vuurpijl вдова (f.an.; 1d) weduwe, weduwvrouw •:• � шш - (ovdr.) onbestorven weduwe вдоветь (if; 1а; pf: овдоветь; intr.} weduwe zijn, weduwnaar zijn вдовец (m.an.; 5*Ь> weduwnaar вдовий (adj.; pron.б*a) weduwen-, weduw-; weduwlijk вдовИца (f.an.; sa> :j: weduwe вдоволь (adv.; (+ sb.: [2])) (tot volledige verzadiging: -

110

вдовство - вегетация eten, wandelen, genieten e.d.) volop, in overvloed, naar hartelust •:• у нас всего - wij zijn ruiтschoots van alles voorzien; мы - насмеялись wij hebben heel wat afgelachen; погvлЯть - heel wat afgewandeld hebben; (ovdr.) een losbandig leven geleid hebben; aan de zwier gegaan zijn; поесть - z. vol eten, z. naar hartelust eten вдовство (п.; 1 Ь; pl. ?) weduwschap h, de weduwlijke staat вдовствовать (if; 23; intr.) weduwe/weduwnaar zijn •:• вдовствующая douairiere; вдовствующая импеРатРИuа keizerin-weduwe вдовушка (f.3n.; 3*3) diт. v. вдова вдовый (3dj.; 13) weduwe/weduwnaar geworden вдогон (3dv.) ::::) вдогонку вдогонку (3dv.) (achter)na; achtema- (pref) •:• � - J, тoetjeh (gedwongen huwelijk); крИкнуть (3) - naroepen, achternaschreeuwen; � - за (5) achtema sturen; улюлюкать [З] - iет. najouwen вдолбнть (pf; 4Ь; if: вдалбливать; tr.) inraттen, inhaтeren •:• - [З] в голову J, [regels e.d.] indrillen, inhaтeren; - себе [4] в голову z. iets in het hoofd staтpen вдоль 1 (3dv.) langs, voorlangs, in de lengte(richting) •:• - и поперёк kris kras, in alle richtingen; знатъ всё - и поперёк J, door en door weten/kennen, van haver tot gort weten/kennen, als z'n broekzak weten/kennen 11 (prep.; [2]) langs •:• - берега onder de kust; - борта (v. schip) naast het schip; мяч про­ катился - воРот vtb. (over de grond) de bal ging voor­ langs; пройти - (2) lopen langs (in de lengterichting); - (берега) � (lopen e.d.) langs de kant van een rivier вдосталь (3dv.) U. ::::) вдоволь вдох (m.; 33) adeтtocht, inadeтing; teug (v. lucht) •:• (с)делать - inadeтen; (с)делать три глубоких вдоха и вь1доха drie тааl diep in- en uitadeтen вдохновение (п.; 73) bezieling, inspiratie, elan h, geestdrift •:• без вдохновения ongeinspireerd; на него нашло - de geest kwaт over hет, hij kreeg het heilige vuur; !ШО.А вдохновения geesteskind h; по вдохновению свЫwе ор inspiratie van boven вдохновенность (f.; 83) inspiratie, bezieling вдохновенный (3dj.; 1*3((1)]) geinspireerd, bezield вдохновИтель (m.3n.; 23) aanstichter, geestelijke vader, inspirator; inspiratiebron (v. iem.) вдохновИтельница (f.3n.; 53) aanstichtster, inspira­ tor вдохновИть (pf; 4Ь; if: вдохновлЯтъ; [4] на [4]) iет. bezielen, inspireren {tot} ·:· некто вдохновил его на Это iет. heeft hет daartoe geinspireerd вдохновИться (pf; 4Ь; if: вдохновляться) geinspireerd worden/raken, bezield raken вдохновлённость (f.; 83) sb. v. вдохновлённый вдохновлённый (3dj.; 1*3) bezield, geinspireerd вдохновлЯть (if; 13) ::::) вдохновйть вдохновляться (if; 1 3) ::::) вдохновиться

вдохнУть (pf; 3Ь; p.pret.p. ?; if: вдыхать; tr.) 1 sf. v. вдыхать, (eenтaal) inadeтen, insnuiven; med. inhaleren •:• - воздух lucht inadeтen; - пол­ ной грудью теt volle teugen inadeтen 2 ([4] в [4]) [leven, тоеd] inЬlazen, Ыazen in •:• - жизнь в (4) ieт./iets nieuw leven inЫazen

вдрабодан (3dv.) •:• напиться вдрабодан U. stoт­ dronken zijn/worden

вдребезги (3dv.) in/aan scherven, in stukken, aan diggelen •:• проиграться - J, (alles) tot de laatste cent

verliezen; - пьяный J, dronken als een tol/ketter; разбИть - iets te pletter slaan, aan diggelen/splin­ ters slaan, kapotgooien; разбИться - aan diggelen/

stukken vallen, in gruzeleтenten vallen

вдребодан (3dv.) ::::) вдрабодан вдрибодан (3dv.) ::::) вдрабодан вдруг (3dv.) 1 plotseling, ineens, onverhoeds, onver­ wachts, opeens •:• - вы подумаете, что zo тeteen denkt и nog, dat .. . ; - он придёт . .. ofhij verschijnt opeens; как - toen opeens, plotseling; не - МоQюШ строилась (ovdr.) Rоте is niet ор een dag gebouwd; � - J, niet тeteen 2 alleтaal tegelijk, ineens 3 als nu eens, stel dat •:• - + pf je weet nooit of; а - там бомба тisschien zit er wel een Ьот in; - да окажется кто-нибудь из знакомых stel je voor dat er een bekende Ьij is; - он рассердится waar­ •••

schijnlijk zal hij kwaad worden

вдругорядь (3dv.) :!:/U. voor een tweede keer, nog eens •:• � - 1 kот nog eens \angs! вдрызг (3dv.) U. 1 aan diggelen/scherven/splinters/ stukken 2 totaal, volkoтen (v. bedrinken, verliezen, nat worden e.d.) •:• - пьяный U. dronken als een kanon, straalbezopen

вдувальный (3dj.; 1*3) орЫааs-, от iets тее ор te Ьlazen/poтpen

вдувание (n.; 73) sb. v. вдуть вдуватель (m.; 23) inЫaasapparaat h вдувательный (3dj.; 1*3) inЫааs­ вдувать (if; 1 3) ::::) вдуть вдувной (3dj.; 1 Ь; kv.m. ") орЫааs-, от тее ор te Ыazen

вдуматься (pf; 1 3; if: вдУмываться; (в [4])) z. inden· ken (in) •:• вдумайтесь только denkt и z. eens in вдумчивость (f.; 8а) sb. v. вдУмчивый вд:Умчивый (adj.; 1а) nadenkend, peinzend, in gedachten verzonken

вдумываться (if; 1 а) ::::) вдУматься вдунуть (pf; 3а) sf. v. вдуть вдупелИну (adv.) grofstoтdronken, lazarus вдупель (adv.) ::::) вдупелйну вдуть (pf; 12а; if: вдувать; tr.) 1 inЬlazen, opЫazen, ЬinnenЫazen; (в [4]) Ыazen in 2 grofneuken 3 drugssl. een joint of stickie теt het brandende uiteinde in de тond neтen en rook inadeтen, zodat iет. anders een trekje kan neтen вдыхание (n.; 7а) inadeтing (proces) вдыхательный (adj.; 1*а) inadeтings­ вдыxaть (if; 1а) ::::) вдохнуть веб-странИца (f.; 5а) сотри. webpagina, webЫad­ zijde веверица (f.; 5а) hist. weweritsa (kleinste geldeenheid (9е-13е eeuw), vermoedelijk t.w. v. ееп zesde koena) вегетарианец (m.an.; 5*а) vegetariёr вегетарианка (f.an.; з*а) vr. v. вегетарианец вегетарианский (adj.; за; kv. ?; comp. ") vegetarisch, vleesloos •:• вегетарианская диета vegetarisch dieet, vegetarisch voedsel вегетарианство (п.; 1 а) vegetarisтeh вегетарианствовать (if; щ intr.) U. vegetariёr zijn, vegetarisch leven вегетатйвный (adj.; 1*а) Ьiol./med. vegetatief •:• вегетативное размножение vegetatieve verтeer­ dering; вегетативная нервная система vegetatief zenuwstelsel вегетационный (adj.; 1*а) vegetatie- •:• - перИод vegetatieperiode вегетация (f.; 7а) Ьiо/. / med. vegetatie

вегетоневр6з - вежливый

�невроз (m.; 1 а) теd. vegetatieve neurose RDJlз:w (m.; 1 а) re/. vedische religie w..Dнта (f.; 1а) re/. vedanta W.DТЬ (if, 1а; tr.) 1 ft weten, kennen •:• - � ведаю J.. � �Ь geen flauw idee/vermoeden; не -, что � ::..:.е: 'W·eten wat je/ ... doet 2 besturen, regelen + - делами [21 zaken van ... regelen; - хозЯйствен­ -смi частью huishoudelijke zaken regelen, verant­ a-.:юrdelijk zijn voor huishoudelijke zaken

w::�ение (n.; 7а) bestuurh, beheerh, rechtsgeЬied h, .::mtrole, competentie ·:· §n моего ведения buiten =.ri от; быть в ведении [2] onder het beheer vallen r .n; находнться в ведении [2] in iem.s beheer zijn; , afdeling onder тinisterie e.d.) vallen onder; в его :iдении находятся склады hij heeft de pak­ :::rizen onder zich; Это � в моём ведении dat valt :ir..uten mijn competentie; принЯть в своё - in �i}eer nemen

w::�ение (n.; 7а) sb. v. вестИ; besturing (v. auto �d.); uitoefening, het bedrijven (v. d. landbouw e.d.) + - � gevechtsvoering; - войнЫ oorlogvoering; - психологuческой войнЪt psychologische :o0rlogvoering; - А!Ш по доверенности сот. procu­ '-itie: - � (sport еп spe/; v. tv-quiz e.d.) spelleiding; - пеоепнски het voeren van een briefwisseling; - nбезда de besturing van een trein, het besturen о.ш een trein; - процесса procesvoering; - � Т11Вnе ния het Ьieden/leveren van tegenstand; - сель­ ского хозяйства het uitoefenen van de landbouw ве.:хёрко (n.; з*а(l)) emmertje h •:• - со льдом 1 wijn­ :i::oeler 2 ijsemmertjeh ве.:хёрный (adj.; 1*а) emmer-; hist. (met een inhoud) •сш een aam (12,3 � ве.:хёрочко (n.; з*а(l}) dim. v. ведёрко ве.:хёрце (n.; 5*а((2))) dim. v. ведёрко вk:�;и (n.; о) hist. wedi (oude паат v. d. letter в) ве;ulзм (m.; 1а) re/. vedische religie ве;ulйский (adj.; за; kv. ?; comp. "> Vedisch веХ"едь (m.an.; 2b) dia/./JJ. zоб/. beer ве.:ховской (adj.; 3Ь; kv.m. "; comp. ") :j: туt. hekserij-, tovenarij-, wichelarij-

вe.:xoвcтвo (n.; 1Ь; pl. ?) :j: туt. hekserij, tovenarij, wichelarij

ве.:хомо (n.; 1а) ·:· §n ведома [2] buiten medeweten 'l1an; 2N его ведома zonder dat hij het weet/wist; !;; ведома [21 met voorweten van, met medeweten van

ведомостичка (f.; з*а> J.. rapportje h, logboekje h ведомость (f.; 8е/8а) lijst, opgave, rapporth •:• Ведо­ мости (Ьfad) Mededelingen; налоговая - belasting­ Ьiljeth; платёжная - loonlijst, loonstaat; получать по (платёжной) ведомости [2] in loondienst zijn Ьij [iem./onderneming]; расходно-приходная атЬt. staat van inkomsten en uitgaven ведомственность (f.; 8а) sb. v. ведомственный ведомственный (adj.; 1*а((1))) bureaucratisch, departementaal •:• - � bureaucratische aan­ pak, hokjesgeest

ведомство (n.; 1а) ministerie h, departement\ af­ deling, ambtsgeЬied h, bureau h, diensttak •:• внешне­ политическое - Ministerie van Buitenlandse Zaken; морское - admiraliteit; налоговое - Belasting­ dienst; патентное - patentbureau h; � - :j: posterijen; таможенное - dienst invoeпechten en accijnzen

ведомый (adj.; 1а) bekend •:• - [З} bekend blj ведомый (adj.; 1 а) 1 1 av. geleid 2 tech. aangedreven

•:• ведомое колесо aangedreven wiel 11 (m.an.) av. geleide

ведренеть (if, 1а; intr. onp.) :j:/JJ. opklaren (v. weer) ведренный (adj.; 1*a(1J>t/JJ. klaar, helder, mooi (v. weer) вёдро (n.; 1а; pl. ?} jj. helder weer ведро (n.; 1*d(ё)} 1 emmer; puts (таr.) •:• � лил как из ведра het regende pijpenstelen/dat het goot, de regen viel in stromen neer; мусорное - vuilnis­ emmer 2 hist. wedro, aam h, emmer (Rus. vochtтaat v. 12,3 /, gelijk аап 0,025 vat) вёдрыmко (n.; з*а(l}) J.. dim. v. ведр6 ведун (m.an.; 1 Ь} v/ks-poёt. tovenaar, toveraar ведунья (f.an.; б*а) vlks-poёt. tovenares, toveres ведущий (adj.; 4а) 1 1 leidend, vooraanstaand, toonaangevend, vooroplopend •:• - актёр (v. е. genoeтde groep, theater) topacteur; - отдел hoofdafdeling; занимать ведущее положение een hoge functie bekleden; - редактор hoofdredacteur; (он играл) ведущую � (в [6 искусстве/ ]) (hij speelde) een •.•

toonaangevende rol (in [de kunst(wereld) /".)); (hij was) een toonaangevend [kunstenaar/ ... ) ; ведущая ЭВМ сотри. centrale computer 2 (к [3]) leidend tot, bevorderlijk voor 3 drijf-, aandrijf- •:• - .!Ш!!. tech. drijfas; ведущее колесо spw. aandrijfwiel h, drijf­ wiel h; - мост tech. achterbrug; ведущая 001! spw. drijfas 11 (m.an.} presentator, discussieleider, spel­ leider (v. е. radio- oftv-prograттa) •:• - викторнны quizmaster; spelleider веды (pl.t.; f.1a} re/. veda ведь (conj./prt.} immers, toch •:• надень толстое пальто, - зима же! trek een dikke jas aan! het is winter!; - не мне Это делать dat hoef ik toch zeker niet te doen!; .и - J.. (als conj.) hoewel ". toch, terwijl ". toch, en dat terwijl, maar ". toch, ondanks het feit dat; АИ - J.. 1 (tegenstellend) (ja) maar 2 (аап het begin v. е. repliek) maar ." toch 3 (ongelovig) maar dat is toch; да - Это же Иван! verrek!, het is lwan!; - Это невероЯтно?I dat kan niet waar zijn!; :юн - нет! [ik dacht, dat het wel afgelopen zou zijn), maar nee hoor!; - Это же Уиш! Weimar-, van/uit/in Weimar •:• Веймарская республика hist. WeimarrepuЬliek век (m.; 3c(l)) 1 eeuw •:• веками eeuwenlang; §О веки веков hoogdr. in de eeuwen der eeuwen; М!Ш!: надuатый/. .. - negentiende/". eeuw; - живИ, учИсь (а (всё-таки) дураком помрёшь) (gez.) men is nooit te oud om te leren; - будешь искать dan kun je nog lang zoeken; в кои-то веки J. er was/is ooit (heel zelden); начало века eeuwwisseling, begin van de eeuw; прославиться/жить в веках hoogdr. voortleven; собЫтие/находка века gebeurtenis/ vondst van de eeuw; установленный веками eer­ Ьiedwaardig, geijkt, traditioneel; через века door de eeuwen heen 2 (lett. / ovdr.) eeuwigheid •:• на веки

� voor eeuwig en altijd, tot in alle eeuwig­ heid; не закdивайтесъ/зарекdйтесъ на веки вечные J. zeg nooit nooit, doe geen eed voor het he]e leven; � веков J. sinds onheuglijke tijden; OI века al heel lang, sinds onheuglijke tijden, de eeuwigheid ingaan; ОIН!!иш и до века J. tot in de eeuwigheid, voor altijd; постройка на века J. onver­ woestbaar bouwwerk; до скончания века :J;./hoogdr. tot in de eeuwigheid; V.! wielerwedstrijd, wielerronde •:• - по трассе wegwedstrijd

1 14

велопутешествие - вентиль

велопутешествие (n.; 7а) fietstocht (over grote afstand) велорИкша (f.; 4а) riksja, fietstaxi велосипед (m.; 1 а) fiets, rijwiel h : водный - water­ fiets; гоночный - racefiets; гооный - mountainЬike; детский - kinderfiets; изобрести - J, (ovdr.) het wiel opnieuw uitvinden; лИдерский - sport. stayersfiets; ездить !:Ю велосипеде fietsen; парный - tandem; трековый - sport. baanfiets велосипедИст (m.an.; 1а) fietser, wielrijder; wielrenner велосипедИстка (f.an.; 3*а) fietsster, wielrijdster; ··

wielrenster

велосипедИстский (adj.; за> fietsers-, wielrijders­ вeлocипeдный (adj.; 1*а) fiets-, wieler- ·:· - завод rijwielfabriek; - Q.!1QJП wielersport; велосипедная � fietsketting; велосипедная шина fietsband велосипед-паук (m.; 1 а-3Ь) hist. velocipede велосипед-такси (m.; m.1a-n.o) riksja, fietstaxi велосипед-тандем (m.; 1а-1а) tandem велосипед-тренажёр (m.; 1 а-1а) hometrainer велоспорт (m.; 1а) wielersport, wielrennen велотрек (m.; 3а) wielerbaan, piste велотренажёр (m.; 1 а) hometrainer велошлем (m.; 1а) fietshelm; bromfietshelm, valhelm вельбот (m.; 1 а) mar. walvissloep вельботный (adj.; 1*а) mar. walvissloepвeльвeт (m.; 1а) ribfluweel h вельветин (m.; 1 а) tex. katoenfluweel h вельветки (pl.; з*а) J, ribbroek, corduroy broek, ribfluwelen broek

вельветовый (adj.; 1 а) corduroy, ribfluwelen, rib•:• вельветовые брЮки corduroy broek, ribfluwelen broek

вельзевул (m.an.; 1 а) duivel, demon; Beёlzebub вельможа (m.an.; f.4a) (hist. hoogwaardigheids­ bekleder) magnaat вельможеский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) hist. mаgnаtеn­ вельможный (adj.; 1*а) 1 hist. magnaten- 2 neerbuigend, aпogant

вел:Юр (m.; 1а) velours d/h, fluweel h вел:Юровый (adj.; 1а) velours-, fluwelen веляризация (f.; 7а) ling. velarisering велярный (adj.; 1*а) ling. velaar ·:· - согласный velaar Вена (f.; 1 а) geog. Wenen h вена (f.; 1 а) ader •:• (Н)двИнуть/ширнУ,.ься по вене s/. spuiten (verdovende middelen) ; яремная - anat. hals­ ader

венrерка (f.; з*а) 1 (an.) Hongaarse 2 :� wengerka (korte hиzarenjas met loshangende тоиwеп) 3 wengerka (Hongaarse dans) венrерский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Hongaars, van/uit/ in Hongarije •:• венгерское вино Hongaarse wijn венrр (m.an.; 1 а) Hongaar Венrрия (f.; 7а) geog. Hongarije h венд (m.an.; 1а) Wend, Sorb вендетта (f.; 1 а) vendetta вендиспансер (m.; 1а) med. kliniek voor venerische ziekten

вендский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Wendisch, SorЬisch венепункция (f.; 7а) med. venepunctie Венера (f.; 1а) 1 (an.) myt. Venus •:• - милосская/ мелосская de Venus van Milo 2 astr. Venus, avond­ ster

венера (f.; 1а) sl. geslachtsziekte венерианец (m.; s*a) (science fiction) Venusbewoner венерианский (adj.; 3а) astr. Venus-, van Venus венерик (m.an.; 3а) .u lijder aan een geslachtsziekte

венерик (adj.poss.; pron.1a) Venus- •:• - башмачок bot. vrouwenschoentje h

венернческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) med. venerisch •:• венерИческая болезнь geslachtsziekte венеролоr (m.an.; за> med. veneroloog венеролоrИческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) med. venerisch •:• - диспансер kliniek voor venerische ziektes

венеролоrия (f.; 7а) med. venerologie венесекция (f.; 7а) med. venesectie ВенесуЭла (f.; 1 а) geog. Venezuela h венесуЭлец (m.an.; s*a) Venezolaan венесуЭлка (f.an.; 3*а) Venezolaanse венесуЭльский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Venezolaans, van/uit/in Venezuela

венец (m.an.; 5*а) Wener, inwoner v. Wenen венец (m.; s*b) 1 :!: krans ·:· мученический - marte­ laarskroon; принять мученический - t/ft de martel­ dood sterven; терновый - bijb. doornenkroon 2 bruidskrans •:• вести под - naar het altaar (ge-) leiden; шшi под - trouwen 3 kroon •:• � ный - gloriekroon 4 (ovdr.) bekroning ·:· конец делу - (gez.) eind goed al goed; - творчества (2) de bekroning van z'n werk; - трудов (2) de kroon ор z'n werk 5 astr. halo 6 rel. aureool, aura венецианец (m.an.; s*a) Venetiaan венецианский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Venetiaans, van/uit/in Venetiё •:• венецианское стекло Veneti­ aans glas

Венеция (f.; 7а) geog. Venetiё h Венечка (m.an.; f.3*a) (dim. koosvorm v. Вениа.мuн) Wenetsjka, Benny

венечник (m.; 3а) bot. graslelie венечный (adj.; 1*а) kroon-, krans-; med./anat. coronair

вензелевый (adj.; 1а) mоnоgrаm­ вензелёк (m.; 3*Ь) dim. v. вензель вензель (m.; 2с(1)) monogram h •:• выводИть/писать вензеля .U (ir.) 1 ingewikkelde danspassen uitvoeren 2 zwalken, onvaste stappen nemen Вениамин (m.an.; 1 а) Benjamin, Weniamin веник (m.; 3а) roede, bezem, veger (иit twijgjes); bos berkentakken (waarmee jeje masseert in het badhиis) •:• веников не вязать J, niet zitten te niksen/duimen­ draaien; � пахнет веником de thee lijkt meer ор slootwater

вениковый vis. fuikvisser вентерь (m.; 2а; prof. 2с(1)) vis. (soort) fuik вентилнрование (n.; 7а) sb. v. вентилйровать вентилИровать (if; 2а; pf: провентилйровать; tr.) [ruimte, plan, idee] ventileren

вентиль (m.; 2а) (tech.; v. trompet) ventiel h; сотри. poort

115 вентильный (adj.; 1*а) ventiel- •:• - шланг ventiel­ slang вентилятор (m.; 1 а) ventilator вентиляци6нный (adj.; 1*а) ventilatie- •:• вентиля­ ционная труба koker, luchtkoker; вентиляционная !М.!U!..!! ventilatiesleuf/-opening вентиляция (f.; 7а) ventilatie, luchtverversing, ontluchting вентральный (adj.; 1*а) anat. ventraal венцен6сец (m.an.; s*a) ft /hoogdr. gekroond hoofd, monarch венцен6сный (adj.; 1*а) ft/hoogdr. van een gekroond hoofd, monarchaal венчальный (adj.; 1*а) kronings-, inhuldigings-; huwelijksвeнчaниe (n.; 7а) 1 huwelijksinzegening, trouw­ plechtigheid (kerkelijk) •:• А!Ш.!! венчания (kerkelijk) trouwdag; - в .!Ш.1шш! kerkelijk huwelijk 2 orth. kroning •:• - на царство kerk. inhuldiging (11. 11orst) венчать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.) 1 (pf: увенчать) kronen, bekransen ·=· - лаврами lauweren; увенчанный лаврами gelauwerd; - на � tot tsaar kronen 2 (pf: увенчать) bekronen, staan bovenop 3 (pf: увенчать) beёindigen, bekronen, voltooien •:• успех увенчал его попЫтки succes bekroonde zijn pogingen; � венчает дело ft eind goed а1 goed 4 (pf: обвенчать/повенчать) in de echt verblnden (kerkelijk) венчаться (if; 1а) 1 (pf: увенчаться; [5]) bekroond worden door/met, eindigen in •:• колонны венчались карнИзом de zuilen werden bekroond door een fries; попЫтки увенчались � de pogingen werden met succes bekroond 2 (pf: обвенчаться/повен­ чаться) in de echt verbonden worden, trouwen (in de kerk) венчик (m.; 3а) 1 astr. kleine halo 2 си/. kleine garde, klopper 3 bot. kroon, Ыoemkroon венчиковИ:дный (adj.; 1*а> Ыoemkroonachtig венчиковый bot. Ыоеmkrооn­ венчикообразный (adj.; 1*а> bot. Ыoemkroonvormig венчур (m.; 1а) J, (joint) venture венчурный (adj.; 1*а) ее. van een joint venture •:• венчурная компания/фИрма joint venture, ge­ zamenlijke onderneming; венчурное предприЯтие joint venture, gezamenlijke ondememing Венька (m.an.; f.3*a) (pej. 11orm 11. Вениа.мuн) Wenka, Benny Венюшка (m.an.; f.3*a) (dim. koos11orm 11. Вениа.мuн) Wenjoesjka, Benny Веня (m.an.; f.2a) (dim. 11orm 11. Вениа.мuн) Wenja, Benny венЯк (m.; 3Ь) s/. ader вепрь (m.an.; 2а) zoo/. wild zwijn h вепс (m.an.; 1а) Veps (lid 11. h. 110/k der Vepsen) вепсский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) Vepsisch •:• Вепсский язЫк de Vepsische taal, het Vepsisch Вера (f.an.; 1а) (inform. 11orm 11. Веронuка) Vera, Wera вера (f.; 1 а; (в [4])) (i.a.b.) geloof\ vertrouwen h {(in)} •:• брать [4] на жеру geloofhechten aan . . . ; быть воспитанным в католической вере katholiek opge­ voed zijn; � - het rechte geloof; (п.о)� [З] верой и правдой iem./iets trouw dienen; .DJU!.t1.!!I.1! на веру zonder meer aannemen, in goed vertrouwen/ voetstoots aannemen, klakkeloos aannemen; при­ нЯтъ на веру чъu-либо слова iem. ор zijn

вентильный - верёвочка

woord geloven; не прини.матъ всё/ всего на веру niet alles ор gezag/voor waar aannemen; - в � zelfvertrouwen h веранда (f.; 1а) veranda, galerij •:• застеклённая sепе (ор ееп balkon) верандный (adj.; 1*а) => верандовый верандовый (adj.; 1а) verandaвepбa (f.; 1а) bot. wilg •:• красная - Kaspische zandwilg вербальность (f.; 8а) sb. v. вербальный вербальный (adj.; 1*а) ft verbaal, mondeling •:• вербальная н.О.m dipl. verbale nota вербейник (m.; за> bot. wederik вербена (f.; 1а) bot. verbena, ijzerhard вербеновый (adj.; 1а) bot. verbena- •:• вербеновые verbena-achtigen верблюд (m.an.; 1а) kameel •:• легче верблЮду влезть в игольное ушко, чем een kameel kruipt eerder door het oog van een naald, dan ... ; докажи, что ты � - J, (ir.) probeer nu te bewijzen dat je niet slecht/dom/". bent; одногорбый - dromedaris; А. откуда? Б. от верблюда .U. А.: hoe kom je daaraan? / waar heb je dat vandaan? В.: dat gaat je niet aan верблюдица (f.an.; sa> wijfjeskameel верблюдов6д (m.an.; 1а) kamelenfokker верблюдов6дство (n.; 1а) kamelenfokkerij верблюдов6дческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) kamelenfokkers верблюжатина (f.; 1a) .U. kamelenvlees h верблюжатник (m.an.; за> kameelruiter верблЮжий (adj.; pron.б*a) kameel-, kamelen•:• верблюжья кол.Очка bot. kameeldoorn верблюжина (f.; 1 а) kamelenhuid верблюж6нок (m.an.; 3°а) zoo/. kameelveulen h вербный (adj.; 1*а) wilgen- •:• Вербное воскресенье Palmzondag; Вербная суббота kerk. zaterdag voor Palmzondag вербование (n.; 7а) sb. v. вербовать вербовать (if; 2а; pf: завербовать; tr.) [matrozen, soldaten, spionnen; vrijwilligers e.d.] (aan)werven, rekruteren, ronselen •:• - новых � для [2] nieuwe leden aanbrengen voor вербовка (f.; 3*а) werving, rekrutering [v. kandidaten e.d.], wervingsactie •:• - членов ledenwerving верб6вочный (adj.; 1*а) wervings-, rekruterings­ •:• вербовочная кампания ledenwervingsactie; - ПУНКI wervingsbureau h, rekruteringsbureau h, rekruteringscentrum h верб6вщик (m.an.; 3а) ronselaar, werver верб6вщица (f.an.; 5а) vr. v. верб6вщик вербовый (adj.; 1а) wilgenвepвь (f.; 8а) hist. dorpsgemeenschap; district h, gouw Верден (m.; 1 а) geog. Verdun верденский (adj.; за> adj. v. Верден •:• - .11.0IOJ!OR het verdrag van Verdun вердИ:кт (m.; 1а) hist./jur. verdict верёвка (f.; з*а) 1 koord d/h, lijn, touwh ·:· быть бычку на верёвочке (gez.) je zult je er in moeten schikken, je moet gehoorzaam zijn; бельевая � was­ lijn; !ИШ! верёвки из [2] J, iem. от de vingers win­ den; сколько (б) верёвке ни �. а концу быть J, (gez.) boontje komt om zijn loontje; по нём давно � J, hij groeit voor galg en rad, ze hadden hem allang moeten ophangen 2 s/. ader верёвочка (f.; 3*а) touwtje h, koordje h; (gez.) je zult je er in moeten schikken, je moet gehoorzaam zijn ·=· сколько - не вейся, а конец будет J, (gez.) boontje ••.

116

верёвочник - верный koтt от zijn loontje; завить горе верёвочкой 1 (scherts.) de ellende achter zich laten; и - пригодИт­ о.н 1 (scherts.) het kan altijd van pas koтen верёвочник {m.an.; за> touwslager верёвочный {adj.; 1*а> •:• - завод touwslagerij; верёвочная лестница touwladder; - :rшш (scheeps-) touwladder веред {m.; 1c(1)> +. /JJ./dia/. etterbuil, abces h вередИть {if; 4Ь; pf: развередить> JJ./dial. => бередйть верезжание {n.; 7а> Jj. sb. v. верезжать верезжать {if; 5Ь; tr.} Jj. krijsen, gillen вереница {f.; sa> (achter elkaar) rij; (v. vogels) vlucht •:• вереницами in rijen; - автомобИлей file (v. auto's); - мь1слей gedachtestrooт верее {m.; 1а; pl. ?} dial. bot. jeneverbes (struik) вереск {m.; 3а; 2*sg.} bot. heide, struikhei вересковый {adj.; 1а} heideachtig ·:· вересковая земля heidegrond веретеница {f.an.; 5а) zoo/. hazelworт веретенник {m.an.; 3а) zoo/. grutto веретённый {adj.; 1*а> spinrok-, spindel­ вepeтeн6 {n.; 1d (ё)) spinrokh, spindel веретенообразный {adj.; 1*а> spinrokvormig веретёнце {n.; 5*a[(2) J> diт. v. веретено верещание {n.; 7а) sb. v. верещать верещать {if; 5Ь; pf: проверещать; intr.) gillen, krijsen верен {f.; бЬ) deurpost (waar poortdeur аап opge­

hangen wordt) верзИла {m./f.an.; f.1a> 1 bonenstaak, lange lijs (mn./vr.) верзбха {f.; 3а) s/. reet верИги {pl.t.; f.3a) orth. boeteketenen верИжный {adj.; 1*а) orth. adj. v. верйги верИзм (m.; 1а) verisтeh верИтельный {adj.; 1*а) •:• верИтельные пШмо!.1!! dipl. geloofsbrieven верить {if; 4а; pf: поверить; в [4]) geloven in (spoken, God, etc.]; {[3]) iets/ieт. geloven, geloofhechten aan [ieт.s woorden e.d.] •:• а ты и поверил! (ir.) en jij gelooft dat!; поверь (мне) dat kan ik je wel zeggen, wat ik je Ьrот Щ; поверьте (.мне) daar kunt и van ор aan; слишком хорошо, чтобы можно бь1ло поверить (al) te тооi от waar te zijn; я Этому поверить не могУ dat is niet te geloven, dat wil er Ьij тij niet in; - в Бога in God geloven; - в свою � ор z'n goede gesternte vertrouwen; верьте нg верьте, но je kunt те geloven of niet, тааr; можете нg - of и het gelooft of niet; - в приведения in spoken geloven; - [З] на слово/на слово iет. ор z'n woord geloven, iets ор gezag aanneтen, ergens van ор aankunnen; mн мне и поверят! dat gelooft niemand!; так я и поверил! je tante!; так я тебе и поверил! maak dat de kat wijs!; не - своим уцШ.м zijn oren niet kunnen geloven вериться {if; 4а; onp.) ·:· .!Ш верится het is onge­ looflijk; просто не верится het is nauwelijks te geloven; (мне) что-то .!Ш верится 1 dat lijkt те stug; прЯмо глазам .!Ш - je moet het zien om het te geloven верификация {f.; 7а) verificatie Верка {f.an.; 3*а) (ре). vorm v. Вера) Werka верлИбр {m.; 1а> lit. vers libre вермахт {m.; 1а) mil. Wehrmacht вермикулИт {m.; 1а) geo/. verтiculieth вермильбн {m.; 1 а) verтiljoen h

вермишелевый {adj.; 1а) vermicelli- •:• - � vermicellisoep

вермишель {f.; 8а} vermicelli вермишельный {adj.; 1*а) => вермишелевый вермут {m.; 1а; 2*sg.} vermout вермутовый {adj.; la} vermoutвepниcaж {m.; 4а) vemissage вернисажный {adj.; 1*а> vemissageвepнo {adv./tussenv.) juist, zeker ·:· вернее всего veeleer; вернее говорЯ beter gezegd; - сказано! dat is een waar woord!; вернее сказать liever gezegd; совершенно - ! zeer juist!, klopt!, precies!, exact!; что -, то -, но dat zal wel zo zijn/dat kan wel ••.

waar zijn, maar ...

вернопбдданнический {adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) (ir.) gezagsgetrouw, onderdanig •:• верноподданниче­ ские чувства (vaak ir.) gezagsgetrouwheid, loyaliteit вернопбдданный {adj.; 1*а) 1 loyaal, gezagsgetrouw 11 {m.an.) gezagsgetrouw iет : вернопбдданство {n.; 1а> (ir.) gezagsgetrouwheid верность {f.; 8а> 1 juistheid, coпectheid, waarheid, geloofwaardigheid 2 trouw, trouwheid, loyaliteit {(aan)}, betrouwbaarheid, standvastigheid •:• для большей верности voor alle veШgheid; АШ1 верности voor de zekerheid; - своему A2lJa plichtsgetrouw­ heid; дружеская - vriendentrouw; клятва верности eed van trouw; � - hondentrouw; � екая - huwelijkstrouw вернуть {pf; 3Ь; p.pret.p. 111 ; tr.) 1 {([3])) teruggeven,

retoumeren, terugbrengen, terugbezorgen, terug­ sturen {(aan)} ; [kosten, schuld, wisselgeld e.d.] terugbetalen, (schuld] inlossen {(aan)} •:• - [З] сдачу iem. wisselgeld teruggeven 2 [leerling, voortvluch­ tige e.d.] laten terugkomen, terugroepen, terug­ halen; [kosten e.d.] terugverdienen •:• он вернул все своИ деньги hij heeft zijn geld er weer uit; - к жИзни in 't leven terugroepen; - в более низкую инстанцию jur. terugverwijzen (naar lagere instantie); - в прежнее положение/состояние in de oude, vroegere staat terugbrengen; terugleggen; - прошлое (ovdr.) de klok terugdraaien; - себе уважение [2] ieт.s achting herwinnen вернуться {pf; 3Ь; к [3]; с/из [2]) terugkeren, terug­ gaan, terugkoтen {naar; van/uit}; z'n rentree maken; [werk, studie, verhaal, etc.) weer opvatten, de draad weer opnemen Ьij; teruggrijpen ор (eerder genoem­ de passage e.d.]; terugvallen in (oude fout e.d.] •:• вернувшись с прогУлки eenтaal terug van de wandeling . ; я сейчас вернусь ik ben zб/in een oog· wenk terug; - домой thuiskoтen, naar huis terug­ keren; � - назад in gedachten teruggaan naar, terugdenken aan; - из � terugkomen van vakantie; - к старым привычкам weer tot de oude sleur vervallen, weer in de oude gewoonten vervallen; - к своей прежней проФессии z'n vroegere beroep weer opnemen; - к прежней � z'n vroe­ gere werk hervatten; к нему вернулись сИлы hij is weer ор krachten gekoтen верный {adj.; 1*а/с') 1 waar, betrouwbaar, juist, waar­ heidsgetrouw ·:· с подлинным верно (a/s opschrift ор ееп kopie) geautoriseerde kopie 2 zeker; onbedrieg­ lijk (teken, weergave) •:• - в действиях met vaste hand (optredend) 3 ((3)) trouw, loyaal {aan}; betrouwbaar; standvastig •:• - до гроба trouw tot in de dood; идтИ верной дорогой/верным путём de rechte weg be­ wandelen; - ARY.[ trouwe vriend; быть верным своим прИнципам voor z'n principes staan; на верном пШ "

••.

верньер - вертеться

117

(ovdr.) о р het goede spoor; верное средство beproefd/ probaat middel; часЫ идУт верно de klok loopt gelijk верньер (m.; i a) tech. vernier вернЯк (m.; зЬ> 1 s/. goed georganiseerde misdaad 2 JJ (a/s pred.) zeker, ongetwijfeld •:• Мп.о - - dat staat vast, die zaak zit geramd верование (n.; 7а) rel. cultus, religie ·:· верования древних славян het geloof van de oude Slaven веровать (if; 2а; intr.) ft geloven (in God) •:• - в [4] rel. geloven in/aan вероисповедание (n.; 7а) ft rel. godsdienst, con­ fessie, geloofsbelijdenis, gezindte, denominatie ·:· вы какого вероисповедания? tot welke gods­ dienst behoort и?; � вероисповедания vrij­ heid van godsdienst, geloofsvrijheid, godsdienst­ vrijheid вероисповедный (adj.; 1*а) ft rel. confessioneel вероломность (f.; 8а) (v. aanval, р/ап, vijand, iem.) verraderlijkheid вероломный (adj.; 1*а) achterbaks, trouweloos, ver­ raderlijk •:• - АШ trouweloze vriend; вероломное нападение achterbakse aanval; (по)вестн себЯ вероломно achterbaks/verraderlijk handelen вероломство (n.; i a) trouweloosheid; ontrouw (v. bondgenoot) веронал (m.; i a) med. veronal d/h вероника (f.; за> bot. ereprijs, veronica Веронйка (f.an.; за> Veronica вероотступник (m.an.; за> rel. renegaat, afvallige вероотступница (f.an.; 5а) rel. renegate, afvallige вероотступнический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) rel. renegaten-, аfvаlligеnвероотступничество (n.; la) geloofsverzaking, afvalligheid (m.b.t. geloof) веротерпИ:мость (f.; 8а) religieuze verdraagzaamheid веротерпимый (adj.; 1а) religieus verdraagzaam вероучение (n.; 7а) geloofsleer, kerkleer Верочка (f.an.; з*а> (dim. koosvorm v. Вера) Werotsjka, Veertje вероЯтие (n.; 7а) ft waarschijnlijkheid •:• по всему вероЯтию naar alle waarschijnlijkheid; � вся­ кого вероЯтия boven alle verwachtingen вероЯтно (tussenv.) waarschijnlijk, allicht, denkelijk, vermoedelijk •:• вероЯтнее всего het meest waar­ schijnlijke, het is eerder mogelijk ( , dat); вполне hoogstwaarschijnlijk; вполне -, что er is grote kans dat вероЯтностный (adj.; 1*а) waarschijnlijksheids­ вepoЯтнocть (f.; 8а) waarschijnlijkheid, kans •:• по всей вероЯтности naar alle waarschijnlijkheid, allicht, vermoedelijk; - попадания mil. trefkans; - [2] пятьдесят процентов er is vijftig procent kans dat ... ; � вероЯтности waarschijnlijkheidsgraad; теория вероЯтностей waarschijnlijkheidsleer, theo­ rie van de statistiek вероЯтный (adj.; i*a) waarschijnlijk, plausibel •:• вполне/весьма вероЯтно zeer waarschijnlijk Версаль (m.; 2а) geog. Versailles h Версальский (adj.; за> uit/van Versailles •:• - ПОJШу het Paleis van Versailles; - (мнрный) договор het Verdrag van Versailles версификатор (m.an.; i a) ft verzenmaker, prul­ dichter, rijmelaar версификаторский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) verzen­ makers-, pruldichters-, rijmеlааrs­ версификация (f.; 7а) 1 versificatie 2 rijme]arij .••

версия (f.; 7а) versie, lezing, verhaal h •:• оригинальная - de oorspronkelijke lezing; по другой версии volgens een andere lezing; стихотвор­ ная - berijmde versie верста (f.; id (ё)) hist. 1 werst (Rus. afstandsmaat v. 1,06678 km, gelijk аап 500 vadem) •:• � ". верстах от [2] ор ... werst van; вндеть за версrу ор een mijl afstand kunnen zien; за семь вёрст киселя хлебать zonder reden een grote afstand afleggen; нагово­ RЙ!I! семь вёрст до небес и всё лесом iets lang­ dradig vertellen; от него за версrу несёт hij stinkt een uur in de wind 2 afstandspaal (die langs de weg ееп afstand v. е. werst markeert) •:• коломенская - J, bonenstaak, lange slungel/lijs верстак (m.; зЬ> tech. werkbank •:• столЯрный schaafЬank; � верстака [werken] aan de werkbank верстальщик (m.an.; за> typ. zetter; opmaker верстальщица (f.an.; 5а) typ. zetster; opmaakster верстатка (f.; з*а> typ. zethaak верстать (if; 1а(ё); pf: сверстать; tr.) typ. opmaken, zetten верстачный (adj.; i*a) tech. werkbank­ вepcтaчoк (m.; з*Ь> dim. v. верстак вёрстка (f.; 3*а> typ. opmaak; drukproef (v. krant e.d.) вёрстный (adj.; 1*а) van een werst lang верстовой (adj.; i b; kv. ?) hist. van een werst; (met een lengte, etc.) van I werst (1, 0668 km) •:• - столб afstandspaal (die /angs de weg ееп afstand v. е. werst markeert) вертануть (pf; зЬ; tr.) s/. iets jatten van iem. вертел (m.; 1с(1)) (braad)spith, spies ·=· (по/из)жарить .!:Ш вертеле aan het spit braden вертелка (f.; з*а) J, puntenslijper, potJoodslijper вертельный (adj.; l*a) braadspit-, sрit­ вертельный (adj.; i*a) spec. drааiвертеп (m.; 1а) 1 rovershol h •:• разбойничий - rovers­ hol h 2 :j: poppenkast вертепный (adj.; 1*а> 1 adj. v. вертеп 2 :i: poppen­ kastвертеть (if; 5с; tr.) 1 ronddraaien, doen draaien •:• не вертн головой! hou je hoofd stil!, kijk voor je!; .!ШК не вертн, а J, hoe je 't ook bekijkt ; - в � [4] spelen met [z'n реп e.d.] 2 ([5]> (ре).) iem. be­ spelen, spelen met (beschikken over) •:• он вертел женщинами, как хотел hij kon doen met vrouwen wat hij wilde 3 rollen, draaien (от iets te maken) •:• - папироскv een sigaretje draaien вертеться (if; sc> 1 draaien, rondgaan, ronddraaien •:• - как белка в колесе J, z. geen rust gunnen, zo druk zijn als een klein baasje, het zo druk hebben als een klein baasje, handen te kort komen, z. uit de naad werken, van hot naar haar/her rennen/ vliegen; - волчком 1 rondtollen, draaien als een tol 2 zwoegen; druk in de weer zijn, ronddraven; лисой - J.. vleien, kruipen voor; - у [2] на языке ор de lippen liggen Ьij iem. 2 heen en weer draaien •:• .!ШК не вертнсь J, wat je ook doet, hoe je ook draait; tш вертнсь! lig/zit nu toch eens stil!; - перед зеркалом voor de spiegel staan; � z. in alle bochten wringen (ovdr.) 3 J, ronddraven, ronddren­ telen, rondhangen, rondfladderen •:• - вокруг [2] (ovdr.) om iem. heen fladderen; - у [2] под .шшiми iem. steeds voor de voeten lopen, alsmaar om iem. heen lopen; - перед глазами iem. voor de voeten lopen, hinderlijk aanwezig zijn 4 J, rondspoken (in het hoofd) •:• всякие мЫсли вертелись у неё в голове allerlei gedachten woelden door haar ."

".

-

118

вертикал - верхолазка

hoofd s J, eromheen draaien, smoesjes bedenken 6 J, z. aanpassen •:• хочешь Ж!Ш! - умей - (gez.) als je iets wil bereiken moet je flexibel zijn вертикал (m.; 1а) hoogtecirkel вертикаль (f.; 8а) loodlijn, verticaal вертикальность (f.; 8а) sb. v. вертикальный вертикальный (adj.; 1*а) verticaal, loodrecht; rechtstandig (11. muur e.d.) вертихвостка (f.an.; 3*а) JJ kokette/behaagzieke vrouw вёрткий (adj.; 3*а'(ё); kv. вёрток, вертка/вёртка, вёртко, вёртки; comp. ?) beweeglijk, kwiek вёрткость (f.; 8а) beweeglijkheid, kwiekheid вертлуг (m.; 3Ь) anat. heupkop вертлюг (m.; 3Ь) tech. wartel вертлюжный (adj.; 1*а) tech. wаrtеl­ вертлюжок (m.; з*Ь> dim. v. вертлюг вертлявость (f.; 8а) sb. v. вертлявый вертлЯвый (adj.; 1а) druk (11. bewegingen); overbeweeglijk вертоград (m.; 1а) :� lusthof, gaard, tuin вертодром (m.; 1а) helihaven, heliport вертодромный (adj.; 1*а> van/op de helihaven вертолёт (m.; 1а) helikopter, hefschroefvliegtuigh, wentelwiek вертолётный (adj.; 1*а} helikopter-; heli- •:• вертолёт­ ная Шн.шш helihaven вертолётоносец (m.; s*a} mil. helikopterschip h вертолётчик (m.an.; 3а) helikopterpiloot; helikopter­ specialist вертопрах (m.an.; 3а) J, losbol, leeghoofd, pierewaaier вертопрашество (n.; 1 a> J. onbezonnenheid, onbezorgd gedrag вертун (m.an.; 1 Ь) 1 J, draaikont, neuroot (onrustig iem.) 2 zoo/. tuimelaar (soort duif) верrунья (f.an.; б*а) vr. v. вертун 1 верrута (f.; 1а) (Mo/d.) wertoeta (ronde pastei 11. е. soort Ыaderdeeg, met ееп 11ulling 11ап koo/, appels, etc.) вертухай (m.an.; бЬ) s/. schildwacht; wacht die gevan­ genen naar het werk brengt вертухаться (if; 1а) sl. paniek zaaien; in paniek raken верrушка (f.; з*а) 1 draaiend voorwerp h (alg.) •:• гидрометоИческая - hydrometer (toestel dat de stroomsnefheid 11. water meet); звонИть по верrуwке intern telefoneren 2 spw. goederentrein (die pendelt tussen twee plaatsen) 3 (an.) J, flirt 4 sl. platenspeler S (tijdens het communisme) intem telefooncircuith (11. partijtop) Веруша (f.an.; 4а) (dim. koos11orm 11. Вера) Veertje, Weroesja Верушенька (f.an.; 3*а> (dim. 11orm 11. Вера) Veertje, Weroesjenka верующая (f.an.; adj.4a} gelovige (11r.) верующий (adj.; 4а) 1 gelovig, religieus 11 (m.an.) gelovige верфенный (adj.; 1*а) mar. wеrfверфь (f.; 8а) mar. (scheeps)werf •:• � marinewerf; судоремонтная - reparatiewerf верфяной (adj.; 1 Ь; kv.m. 111) => верфенный верх (m.; 3с(1) ; na на б*sg.) 1 top, bovenkant; (011dr.) toppunt h, summum h •:• быть на верху блаженства (от [21) een en al verrukking zijn (over); - .min.om1 het summum van dwaasheid; Ж!Ш! на самом верху helemaal boven wonen; ложка мукИ без верха een afgestreken lepel meel; лошадь шш - spec. rijpaard dat goed onder het zadel is; стоять в верху � in de top van het klassement staan 2 kap, dakh

(11. auto, rijtuig) •:• матерчатый - (11. kar) huif;

2IК.1ШН.Ой - vouwdak h; сдвижной - schuifdak h

3 buitenkant (11. kleren, stoffen) 4 overhand, over­ wicht h •:• брать/одержать - над [5) de overhand krijgen over; чей -, того и .!Шп.н wie de macht heeft, gebruikt haar s (pl.t.) leidende/hoogste kringen •:• встреча в верхах topconferentie; и верхИ и .!1.11ш!! van hoog tot laag 6 muz. (pl.t.) hoge tonen 7 opper­ vlak h, buitenkant (ovdr., 11. 11erschijnse/, /eerstof e.d.) •:• нахвататься верхов halfleren, snuffelen aan de leerstof; хватать по верхам halfleren, snuffelen aan de leerstof верхне- (samenst.) (in geografische samenstellingen) opper-; hoog-, ЬоvеnверхневольтИйский (adj.; за> hist. Opper-Voltaans, Boven-Voltaans, van/uitfin Opper-Volta/Boven-Volta (oude benaming 11oor Burkina Faso tot 1984) верхнелужицкий (adj.; за; kv. ?; comp. 111) Hoog­ sorЬisch верхненемецкий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111} Hoogduits верхний (adj.; 2а; kv.m. 111) bovenste; boven-; opper-; (11. /aag: /ett.) opperst ·:· верхняя комната boven­ kamer; - .!Ш!!Я bovenrand; верхняя � boven­ kleding; верхнее оннО bovenraam h, raam boven; верхняя палата Eerste Kamer; верхняя палуба mar. brugdek h, bovendekh, opperdek h; верхняя прослойка de bovenste laag, bovenlaag (Ь11.: 11. d. be110/king); самый - bovenste; верхняя часть Jiml bovenlichaam h; верхнее течение Ьovenloop (11. ri11ier); верхняя часть bovenhelft; на верхнем этаже ор de bovenste etage/verdieping верховенство (n.; 1а) 11' leiderschaph, bestuurh верховенствовать (if; 2а; intr.; над [5]) het leider­ schap hebben over верховность (f.; Ва) sb. v. верх6вный верховный (adj.; 1*а) hoogst, belangrijkst (11. be11el­ hebber, rechtsinstantie, regeringsorgaan); opper-; (11. ge­ rechtshof, macht, so11jet) opperst •:• верховная � hoogste gezag, suprematie, oppermacht, soevereine macht; - главнокомандуюwий нАто opperbevelheb­ ber van de NAVO; Верховный совет de Opperste Sovjet; Верховный � hooggerechtshofh, de Hoge Raad; верховное � rel. / myt. opperwezen h верховод (m.an.; 1a) J, leider, aanvoerder, haantje de voorste верховодить (if; 4а; [5]) J, de touwtjes in handen hebben, de baas spelen, commanderen •:• - в доме de broek aanhebben (011dr.) верховодка (f.an.; 3*а) J, vr. v. верхов6д верховой (adj.; 1 Ь) 1 (kv. ?) 1 boven-, bovenste; naar boven gaand •:• - ветер opwaartse wind 2 aan de bovenloop gelegen (bij ri11ier) •:• верховЫе псiстбиwа aan de bovenloop gelegen weidegronden 3 rij-, ruiter-, paardrij- •:• верховая � het paardrijden; верховая лошадь rijpaard h 11 (m.an.) (paard)rijder, ruiter верховье (n.; б*а((2) J> bovenloop (11. ri11ier) •:• - Енисея/ Волги de bovenloop van de Jenisej/Wolga верхогляд (m.an.; 1а) J, oppervlakkig beschouwer/ lezer/". верхоглядка (f.an.; з*а> J, vr. v. верхогляд верхоглЯдничать (if; 1 а; intr.) J. oppervlakkig zijn верхоглЯдский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) J, oppervlakkig верхоглЯдство (n.; 1 a) J, oppervlakkigheid верхолаз (m.an.; 1а) bouwvakker, arbeider (iп de hoogbouw); J, alpinist верхолазка (f.an.; 3*а) J.. vr. v. верхолаз

119

верхолазный (adj.; 1*а> adj. v. верхолаз верхом (adv.} bovenlangs, langs de rand верхом (adv.} te paard •:• � - te paard zitten; ездить - на [6] 1 paard rijden, rijden ор paard 2 J.. (ovdr.) commanderen, tiranniseren; примчаться komen aangalopperen (te paard); - на палочке � stokpaard rijden

1 1 1 1

верхотура (f.; 1а} 1 !). hoogte, hooggelegen gedeelte -> Ж!!.Тh на верхотУре ор zolder wonen; ор de boven­ ste verdieping wonen 2 s/. bovenste brits верхушечка (f.; 3*а} dim. v. верхУшка верхушечный (adj.; 1*а} top-, kruin-, spits­ вepxyшкa (f.; 3*а} J.. top, bergtop, boomtop, kruin, spits (v. berg, mast); J.. (ovdr.) bovenlaag (v. bevol­ king, partij e.d.) •:• - дерева boomtop; - Общества de betere/hogere kringen; в партИйной верхушке неспокойно het rommelt in de partijtop верчение (n.; 7а} het ronddraaien, het rondwentelen верша (f.; 4а[(2)]} fuik вершИна (f.; 1 а} 1 hoogste punth, top; (v. berg) kruin; spits •:• - roml! bergtop; на � вершИне ор het hoogst [van de berg]; irOll вершИны mat. tophoek; - � heuveltop 2 (ovdr.) toppunth •:• он был на вершИне славы hij was ор het toppunt van zijn roem; - счастья het summum van geluk вершИнный (adj.; 1*а} allergrootste, (aller)hoogste, top- •:• - � topwind вершИтель (m.an.; 2а} hoogdr. beschikker, bestuur­ der, heerser •:• - � bestuurder der lotgevallen вершИть (if; 4Ь; tr.} beslissen, de macht uitoefenen, heersen, beschikken

вершковый (adj.; 1 3} (met een lengte, etc.) van een wersjok, van een wersjok

вершок (m.; 3*Ь} 1 hist. wersjok (оиdе Rus. lengte­ maat (4,44 ст) ) •:• от горшка два вершка J./scherts. piepklein; tш - от [2] (ovdr.) ор de rand van, ор een haar na 2 J. (a/s pl.t.) bovenkant, top 8'> мне вершки, а тебе корешкИ (gez.) voor mij genot, voor jou werk вес (m.; 1с(1); 2*sg.} 1 gewicht\ zwaarte •:• какой у вас - ? hoeveel weegt и?; - � brutogewichth; весом п met een gewicht van; на - � ценить [4] hij/ ... is (z'n gewicht in) goud waard; и зл и шн и й/ иэбЬlточный - (v. lichaam, bagage) overgewichth; легчайший - sport. bantamgewicht h; .мn..ы и веса maten en gewichten; tш - (verkopen) per gewicht; tш весу hangend; полётный/взлётный - av. vlieg­ gewicht h; полулёгкий - sport. vedergewichth; полутяжёлый - sport. halfzwaargewichth; � sport. middengewichth; - !Шю lichaamsgewicht h; тяжёлый - sport. zwaargewicht h; � .fls. soortelijk gewicht; чистый - nettogewichth 2 gewicht h, belangh, autoriteit, significantie, impor­ tantie •:• и_мm - veel macht hebben; пользоваться большим весом hoog in aanzien staan весёленький (adj.; 3*а; kv. ?; comp. 0) vrolijk, fleurig •:• весёленькая � будет! (ir.) dat kan nog leuk worden!; весёленькая �1 (ir.) een mooie affaire! веселеть (if; 1а; pf: повеселеть; intr.} Ьlij worden, vrolijk(er) worden веселить (if; 4Ь; pf: развеселить; tr.} opvrolijken, amuseren, opkikkeren •:• Это веселило нас ещё целую неделю wij hadden nog een hele week napret; веселящий rn lachgas h веселиться (if; 4Ь} 1 (pf. развеселИться} opvro­ lijken, vroJijk(er) worden, een goede luim krijgen 2 (pf. повеселиться} een leuke tijd hebben, lol/

верхолазный - весовщица plezier/pret makenfhebЬen •:• в Этом городе негде повеселиться die stad kent geen uitgaansleven; - на мШ de tijd van z'n leven hebben, dolle pret hebben; (ор feest) z. uitstekend verrnaken весёлка (f.; 3*а} J. klopper, garde •:• - обыкновенная bot. stinkzwam весёлость (f.; 8а} vrolijkheid, lustigheid, opgewekt­ heid

весёлый (adj.; 1а/с'(ё); kv. весел, весела, весело, весельr} vrolijk, jolig; lollig, lustig •:• весело Ш!lll (ir.) dat kan nog leuk worden!; как бЬlло весело! wat hadden we een pret!; - А.ОМ hoerenkast, huis van plezier; весёлая музыка een leuk muziekje; - ншш (v. karakter) Ьlijheid, Ьlijmoedigheid веселье (n.; б*а> vrolijkheid, lustigheid, jolijt d'h; feestdrukte, feestgedruis h; pret •:• безудержное/ бурное - uitbundige vreugde; там иUI - het gaat daar vrolijk toe; предаваться веселью z. vermaken, veel jolijt hebben

весельный (adj.; 1*а} � вёсельный вёсельный (adj.; 1*а> met roeiriemen uitgerust весельчак (m.an.; 3Ь} J. 1 vrolijke Frans, pretmaker, vrolijke kerel, jolig heerschap •:• а ты - - нечего сказать! (ir.) jij bent zeker de lolligste thuis 2 s/. man met een kleine pik весенний (adj.; 2*а; kv.m. ?} lente-, voorjaars­ ·:· весенняя вспашка het omploegen van de grond in de lente; - М1:1.1! lentedag; весенние � lenteЫoesem; весенняя � voorjaarsbeurs весить (if; 4а} , (intr.} wegen ·:· сколько ты весишь? hoe zwaar ben je?; я веwу семьдесят килограм ik weeg 70 kilo 2 (tr.} !). wegen веский (adj.; 3*а} 1 (v. voorwerp) zwaar 2 (v. argu­ ment, reden, bewijs) zwaarwichtig, gegrond, krachtig, zwaarwegend •:• веское доказательство steek­ houdend bewijs

вескость (f.; 8а} 1 (v. voorwerp) zwaarheid 2 (v. argu­ ment e.d.) deugdelijkheid, gegrondheid, gewichtig­ heid

веслИще (n.; 4а} aug. v. весл6 весло (n.; 1*d(ё)} riem, roeiriem, roeispaan •:• байдарочное - pagaai, peddel; идУт - 11 - [de roeiers] liggen gelijk; идтИ tш вёслах mar. roeien веслоног (m.an.; 1а} •:• веслоноги zод/. schuimnest­ boomkikkers

веслоногий (adj.; за> zод/. roeipotige •:• веслоногие zод/. roeipotigen; веслоногая lJ.В.I:iw..!ш zод/. schuim­ nestboomkikker

весна (f.; 1*d (ё)} lente, voorjaar h ·:· весной in de lente, van/in 't voorjaar; .вШ весной de lente zit in de lucht; - жмзни (ovdr.) de lente van het leven; одна � весны не делает (gez.) een zwaluw maakt geen zomer; по весне !). in de lente, in het voorjaar; nОюмн - laat voorjaar; прошлой весной de afge­ lopen/vorige lente

веснушечка (f.; з*а} dim. v. веснУшка веснушка (f.; 3*а} (zomer)sproet веснушчатый (adj.; 1а} sproet(er)ig веснянка (f.; з*а} folk. lentelied h весовая (f.; adj.1b} weegbrug; waag весовой (adj.; 1Ь; kv. ?} 1 weeg- •:• весовая ШШ! spw. weegbrughuisjeh; весовая платформа weegbrug 2 gewichts- •:• весовая uинШ,ш gewichtseenheid 3 per gewicht verkocht •:• - � brood dat per ge­ wicht wordt verkocht

весовщИк (m.an.; 3Ь} weger; waagrneester весовщИца (f.an.; sa> vr. v. весовщИк, weegster

1 20

вес6мость - весь�

весомость (f.; 8а} 1 (v. gewicht) forsheid 2 (ovdr.: v. argument e.d.) gewichth, betekenis, gewichtigheid весомый (adj.; 1а} 1 (v. gewicht) fors, zwaar 2 (v. argu­ ment e.d.) gewichtig, van veel betekenis/gewicht вест (m.; 1а} mar. west; westenwind •:• к весту west­ waarts; к весту от (2) ten westen van весталка (f.an.; з*а> 1 myt. Vestaalse maagd 2 :j: (ovdr. /ir.) oude vrijster вестгот (m.an.; 1а} West-Goot, Visigoot вестг6тсю1й (adj.; за; kv. ?; comp. 0} West-Gotisch, Visigotisch вестерн (m.; 1а} westem, cowboyfilm вестернизация (f.; 7а} het verwestersen вест-з:Юйд-вест (m.; 1а} mar. westzuidwesten h вестн (if concr.; 7Ь/Ь(д) (ё); p.pret.a. ведший; p.pres.p. :j:вед6мый; tr.} 1 (be)geleiden, voeren, leiden •:• - под венец naar het altaar (ge)leiden; - [4] no [З городу/".] iem. gidsen door [de hele stad/...); - слепого een Ьlinde begeleiden 2 leiden, aan het hoofd staan; sport. voorliggen •:• - бег sport. ор kop liggen; - войска в бой een leger de strijd in voeren 3 voeren, besturen •:• - машИну een auto besturen; - троллейбус een trolleybus besturen 4 (pf: про­ вестИ} aanleggen, voeren •:• - � een voor trekken; - водопровод waterleiding aanleggen; - � een kabel trekken; - канал een kanaal graven; - каналы (в [6]/'Через [4] ) [gebled] kana­ liseren; - телефонные .!1ШШО1Ш telefoonleidingen aanleggen; - капитальный ремонт [woningen] reno­ veren; - телефон telefoon aanleggen; - туннель een tunnel boren; - электрИчество elektriciteit aanleggen s (pf: провестИ; (5) по [3)} voeren, bewegen, [met iets) gaan over, [de hand] laten glijden over [snaren], [met de hand] strijken over [hoofd] •:• и � глазом/Ухом/усом не - J, geen enkele aandacht schenken; geen kik geven; geen spier vertrekken; - гребёнкой по волосам een kam door de haren halen; - ногтём по стеклу met z'n nagel over glas krassen; - пальцем по стеклу met z'n vinger over het glas gaan; - рукой по волосам de hand door de haren halen/strijken; - смычком по струнам de (strijk)stok over de snaren bewegen, met de stok over de snaren strijken; - трЯпкой по столу met een doek over de tafel gaan; он провёл языком по [З] hij ging met zijn tong langs [zijn lippen] 6 (pf: при­ вестИ} voeren, leiden, (in een Ьер. richting) gaan •:• дорога ведёт в лес de weg loopt het bos in; мост ведёт через Ангару de brug loopt over de Angara 7 (pf: привестИ; к [ 3 )} leiden, voeren {tot}; resulteren in, uitlopen ор, tot gevolg hebben •:• Это ни к чему хорошему не ведёт dat loopt/draait ор niks uit, dat leidt nergens toe; не приведи Бог/Господь! :j: God/ de hemel verhoede het!; - к гИбели tot verderf leiden, ten ondergang brengen; к АОШ Это не приведёт daar komt narigheid van, dat leidt tot niets goeds; - к победе een overwinning opleveren, tot de over­ winning leiden 8 leiden, voeren, onderhouden, uitvoeren, veпichten •:• - агитацию за (4) (bij ver­ kiezing) propaganda maken voor, de boer opgaan voor; - � gesprek voeren, onderhoud hebben; - � с (5) slag leveren met, strijd voeren met, in een strijd gewikkeld zijn met; - дневник een dagboek Ьijhouden; - бесп)iтную жизнь een ontuchtig leven leiden; - � les geven; - записи (2) aantekening houden van; - опасную н.r.оУ (ovdr.) gevaarlijk spel spelen; - or2.!tli (по [З]) mi/. vuren (ор); - переговоры besprekingen voeren, onderhandelingen voeren,

onderhandelen; - � een programma presen­ teren; - переписку correspondentie voeren; - пеое­ стрелку (с [5]) schoten wisselen (met); - протокол de notulen Ьijhouden, notuleren; - слежку за (5) (v. rechercheur e.d.) iem. schaduwen; - торговлю handel drijven; - бухгалтерский � de boekhouding Ьijhouden; - (домашнее) хозЯйство het huishouden doen, de huishouding verzorgen 9 •:• - себЯ как ни в чём не бывало z. groothouden, doen alsof er niets gebeurd is; - себЯ z. gedragen; - себЯ загdдо'Чно (v. gedrag) geheimzinnig doen; - себЯ .муже­ ственно z. manhaftig gedragen; - себЯ � .!ШК следует/прилично! z. goed/fatsoenlijk gedragen 10 (с [2]> teruggaan ор •:• - (своё) начало от (2) (v. volk, volksstam e.d.) z'n oorsprong vinden in, afstammen van; - свой ШU1 от (2) z. als nakomeling van iem. beschouwen вестибулЯрный°(аdj.; 1*а} anat. vestibulum h •:• - � anat. inwendig oor вестибюль (m.; 2а} vestibule, hal, entree вестибюльный (adj.; 1*а} vestibule-, hal-, еntrее­ вестИ:мо (tussenv.} :j: natuurlijk, vanzelfsprekend Вест- Индия (f.; 7а} geog. West-Indiёh •:• Нидерландская - Nederlands West-Indiё вест-Индский (adj.; за> West-Indisch вестИсь (if; 7Ь/Ь(д)) 1 uitgevoerd worden, verricht worden •:• � будет - так же, как и раньше/прежде de zaak zal ор dezelfde voet worden voortgezet; ведУтся переговоры er worden onderhandelingen gevoerd 2 (onp.) J, gewoonte zijn, gebruik zijn •:• Это (У нас) Исстари так ведётся dat is Ьij ons van oudsher zo de gewoonte, dat is een oud gebruik вестник (m.; за> , (an.) 11' boodschapper, bode, heraut, koerier 2 (mededelingenЬ/ad) bode, koerier •:• Вестник Академии наук NieuwsЫad van de Academie van Wetenschappen вестница (f.an.; 5а} boodschapper, koerierster, bode вест-норд-вест (m.; 1а) mar. westnoordwesten h вестовой (adj.; 1 Ь) 1 (kv. ?) :j: signaal-, sein- •:• - огонь seinvuurh; вестовое судно mar. seinschip h 11 (m.an.) mi/. ordonnans вестовшИк (m.an.; 3Ь) � вестник вестовщИца (f.an.; sa> � вестница вестовый (adj.; 1а) mar. west- (v. windrichting) весточка (f.; з*а) dim. v. весть •:• МТh о себе весточку J, iets van zich laten horen; � весточку от (2) een levensteken van iem. ontvangen; IIJЖ!Шl!1 (:m) мне весточку J, laat eens wat van je horen вестфальский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) Westfaals •:• - м.�ш Vrede van Westfalen/Munster весть 1 (f. ; 8е} mare, tijding, berichth, boodschap •:• пропасть Ш вести spoorloos verdwijnen, zonder taal of teken verdwijnen; объявuтъ без вести пропавшим iem. als vermist opgeven; IШTh.L подать [З] - о себе J, iets van z. laten horen; !:!И het is onbekend; печальная/ооковая - jobstijding 11 (prt.) :j:/J.. (oude зsg. v. ведать) ·:· � - [где/ какой/кто/куда/что/ ] Joost mag weten [waar/ welk(e)/wie/waarheen/wat/...) ; не бог - какой (v. materiaal) niet (zo) best, niet je dat, niet je van het; не бог - кто/'Что niet zo belangrijk; не бог где niet zo ver weg; Это не бог - 'Что такое het is niets Ьijzonders ВесЬ1 (pl.t.; m.1b) astr. Weegschaal весЬ1 (pl.t.; m.1 b} weegschaal, balans •:• аптекарские apothekersweegschaal; вагонные - spw. weegbrug .••

1 21 весЬ1-автомат (pl.t.; m.1 b-m.1a) autoтatische weeg­ schaal

весь 1 (pron.adj.; 2*Ь) al; heel •:• все alle(n), alleтaal, iedereen; всёl ik kap ermee! ; basta! ; всё 1 alles 2 de hele tijd, alsтaar, nog steeds (ziek zijn, etc.) ; Ю всего zonder iets; - � [61 (bedekt met: Ыоеd, pukkels e.d.; v. gezicht, handen e.d.) vol (liggen, staan, zitten) (теt); автомобuль б'Ьtл - в грязu de auto was теt vuil overdekt; - в поту nat van het zweet; - в пЯтнах vol vlekken; весь/вся � мать/отца precies (als) z'n/". тoeder/vader zijn (v. uiterlijk, korakter); всё вместе взятое alles Ьij elkaar (ge­ rekend/genomen); .!lQ всём over de gehele lijn; бежать .tIO. всю J. rennen zo hard (als) je (тааr) kan; всё Шм.н steeds (тааr), de hele tijd, voortdurend, zonder ophouden, aldoor, alтaar, onophoudelijk; всё и � alles zonder uitzondering, alles en ieder­ een; - rOA het hele jaar rond; он всё М!1. неё hij is alles voor haar; всего дОбоого/хоооwегоl (bij ееп afscheid) het allerbeste! ; всё � nog altijd, nog steeds (ziek zijn, etc.); всё lМ echter, en toch, desondanks; (toch nog) alsnog; (nochtans) intussen; Шtш всё про всё jj. alles Ьij elkaar genoтen; и всёl en daarmee basta!, en daarтee uit!; кричать на всю ивановскую J. luidkeels/uit volle borst schreeuwen; все, нrо хочет wie ook тааr wil; весь/вся н.мШ hij/zij is een open boek; ОАЙ.11 за всех, И все за ОДНОГО een VOOr allen en allen voor een; все как ОАЙ.11 als een тап; всё ОАнО jj. dat is alleтaal hetzelfde; toch wel, even­ goed wel; 't тaakt niet uit; все до одного allen tot de laatste тап; � всего vббr alles, vooral, aller­ eerst, ор de eerste plaats, от te beginnen; !!JU! всём (при) том J. ondanks dat, niettemin; всё .1Ш.1U!.О 1 toch, nu eenтaal; ondanks alles, desalnietteтin; onverschillig, sowieso 2 (als pred.) doet er niet toe, maakt niet uit; мне всё равно voor тijn part!, тij best!; het is mij gelijk/onverschillig, dat interes­ seert/raakt те niet, тij een Ьiet!, dat laat тij Sibe­ risch, dat тaakt тij niets uit, dat тaakt voor тij geen verschil, het is тij eender, het is тij от het even, het kan me niet(s) schelen, daar zal ik niet wakker van liggen; а тебе -что, не всё равно?! dat kan jou toch niks schelen?!; во - шюз: van top tot teen, languit; � всем тем desalnietteтin; вся О1JШ.!Ш het hele land; у меня всё (bij ееп redevoering) ik heb verder niets te zeggen; хлеб/табак/ " - вЫwел J. brood/tabak/." is ор 11 (f.; 8а> :.с dorph •:• по � и весям door stad en land весьма (adv.) п zeer, heel, buitengewoon ·=· - � но niet onwaarschijnlijk, heel goed тogelijk; - кстати тааr goed ook [dat je een regenjas hebt тeege­ noтen e.d.]; - сомнИтельно uiterst twijfelachtig, (dat is) nog тааr (zeer) de vraag ветвистость (f.; 8а) sb. v. ветвй:стый ветвИстый (adj.; 1 а) getakt, теt veel takken, (wijd) vertakt •:• ветвистые � оленя hertengewei h ветвиться (if; 4Ь) z. vertakken ветвление (n.; 7а) het vertakken

ветврач (m.an.; 4Ь) (ajk. v. ветеринарн'Ьtй вра-ч) veearts, dierenarts

ветвь (f.; 8е) tak (v. Ьоот; spw.; wetensch., kunst, stam­ boom, taalfamilie); booтtak •:• � - (рода) (genealogie) zijlijn, zijlinie; (v. famifie) zijtak ветвян6й (adj.; 1Ь; kv.m. 0) tak-, van een tak ветер (m.; 1*е/1*а; na на б*sg.; роёt. ook 1*с{1)) wind •:• � на - J. leuteren, lege gesprekken voeren; деньги бросать на - geld te grabbel gooien; слова

весьr-автомат - ветреница

бросать на - woorden verspillen; ветры � .!1!!Ш vlagen van vijandigheid; у [2] - в голове iem. is een leeghoofd/losЬol/warhoofd; вЫйти/пойтИ .112 ветру jj. naar de plee gaan, gaan pissen/zeiken; знать, откуда/куда - � (ovdr.) weten uit welke hoek de wind waait; идтu/смотреть, куда ­ дует теt alle winden тeewaaien; каким ветром тебЯ � сюда? hoe kот je hier verzeild?, waar koтt jij (opeens) vandaan?; .!1.WИ ветра в поле J. daar kun je naar fluiten, dat is zoeken naar een naald in een hooiberg; к ветру mar. loefwaarts; стоЯть/раз­ вевЗться м ветру in de wind staan/wapperen; держать � по ветру (ovdr.) теt alle winden тee­ waaien; - � 1r (ovdr.) frisse wind; идтИ no ветру de wind in de rug hebben, voor de wind zeilen; ветром подбИтый J. 1 dun, slecht gevoerd (v. kleding) 2 Jichtzinnig, leeghoofdig (v. iem.); - поднЯлся/пере­ менИлся/стих de wind stak op/is gedraaid/is gaan liggen; попУ,.ный/пронИзываюwий/wтормовОй gunstige/gure/stormachtige wind; !!JU! ветре в шесть баллов blj windkracht zes; идтИ против ветра tegen de wind zeilen; � ветры :!: winden laten; � ветров meteo. windroos; у [31 в карманах - свИwет J. platzak/Ьlut zijn; быть свободным как - zo vrij als een vogel zijn; его как ветром � hij is van de aardbodeт verdwenen, hij is als sneeuw voor de zon verdwenen; кто � -, пожнёт бурю wie wind zaait, zal storm oogsten; на семИ ветрах naar alle windstreken open; его ветром шмШ hij staat onvast ор de benen, hij waggelt (zowel v. dronkenschap afs

v. vermoeidheid) ветеран (m.an.; 1 а) mil./ovdr. veteraan, oudgediende •:• - войнЫ oud-strijder ветеранка (f.an.; 3*а) J. veterane, oudgediende ветеранский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) vеtеrаnеn­ ветеранство (n.; 1а) veteranenschap h ветеринар (m.an.; 1 а) dierenarts, veearts, veterinair ветеринария (f.; 7а) diergeneeskunde, veeartsenijkunde

ветеринарный (adj.; 1*а) dierenarts-, veterinair, veeartsenij- •:• - � veearts ветерок (m.; 3*Ь) briesjeh, een zuchtje/vleugje wind •:• � - zoel windje; l!.!kкий - zuchtje/vleug­ je wind; .1:1И ветерка geen zuchtje wind; !! ветерком J. vlug; давай с ветерком! een beetje vlugger graag! ветка (f.; 3*а) takje\ twijg; ris(t) (v. bessen); spw. zijtak, zijlijn •:• боковая - spw. zijtak, zijlijn ветла (f.; 1*d(ё)) bot. zilverwilg ветлечебница (f.; 5а) dierenkliniek, veterinaire kliniek

ветловый (adj.; 1а) bot. zilverwilgen-, van een zilver­ wilg

ветнадзор (m.; 1а) vee-inspectie вето (n.; о) veto h •:• � - на [41 z'n veto uit-

spreken over; пшШ.о - vetorechth, recht van veto

веточка (f.; 3*а) takjeh, twijgje h веточный (adj.; 1*а) takken-, twijgenвeт6шкa (f.; 3*а) J. vod dJh, lap ветошник (m.an.; 3а) + voddenтan, uitdrager ветошница (f.an.; 5а) voddenvrouw, uitdraagster ветошный (adj.; 1*а) lappen-; vоddеnветошь (f.; 8а) doek, lap, vod dfh; (со/.) oude vodden ветпункт (m.; 1а) dierenkliniek, veterinaire kliniek ветр (m.) + => ветер ветренеть (if; 1а; intr. onp.) jj. winderig worden (v. weer) ветреник (m.an.; 3а) losbol, leeghoofd d/h ветреница (f.an.; 5а) vr. У. ветреник

ветреность - вешалка

ветреность (f.; 8а} frivoliteit, lichtzinnigheid, wuft­ heid ветреНЫЙ (adj.; la} 1 winderig 2 (ovdr.) friVOOl, licht­ zinnig, wuft ветрИло (n.; i a} :j: zeil h •:• без Jn'lUi и без ветрйл 11' [reizen e.d.J waarheen zijn pad hem maar voerde, z'n neus achterna [reizen] ветрнще (m.; n.4a[(1)J> i aug. v. ветер ветробой (m.; ба> dial. door de wind gevallen fruit; door de wind gevallen brandhout ветровал (m.; i a} dia/. omgewaaide bomen ветровальный (adj.; 1*а> dial. adj. v. ветровал ветровичок (m.; з*Ь> J., tochtraampjeh (in auto) ветровка (f.; з*а> windjackh ветровой (adj.; i b; kv. ?> wind- •:• ветровое стекло voorruit, windscherm h (v. auto); ветровая R.11!! slipstream; - цип windscherm h ветрогон (m.; 1а} jJ. 1 (an.} losbol, leeghoofd d/h 2 schijthuis h 3 (an.} kletskous, kletsmajoor ветрогонка (f.an.; з*а> jJ. vr. v. ветрог6н 1 ,3 ветрогонный (adj.; 1*а> med. •:• ветрогонное � med. middel tegen opgeЫazen gevoel in de maag ветрогонский (adj.; за; kv. ?; comp. 0} jJ. lichtzinnig, wuft ветродвигатель (m.; 2а) tech. windturblne ветрозащита (f.; l a} windscherm h ветрозащитный (adj.; l*a} winddicht ветролом (m.; 1а} windbreker ветромер (m.; 1а} windmeter ВеТрОНеПрОНИЦаеМЫЙ (adj.; l a} winddicht ветроопыление (n.; 7а> Ыо/. windbestuiving ветросиловой (adj.; 1 Ь; kv. ?} windkracht-, windaangedreven ветростанция (f.; 7а} weerstation h (voor windmeting) ветростойкий (adj.; за> stormvast ветротехника (f.; за> windtechniek ветроуказатель (m.; 2а} tech. windwijzer •:• конусный - windzak ветрочёт (m.; ia} av. /mar. windsnelheidsmeter ветроэнергетика (f.; за> windenergie, windkracht ветроэнергия (f.; 7а} � ветроэнергетика ветрЯк (m.; зЬ> J., windturblne; windmolen; windenergiecentrale ветрЯнка (f.; з*а} J., waterpokken ветряной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0} wind- •:• ветряная мельница windmolen ветряный (adj.; 1а} ·:· ветряная � med. water­ pokken ветхий (adj.; за/с; comp. ?} bouwvallig, vervallen; (v. iem.) stokoud •:• Ветхий Завет re/. Oude Testa­ ment ветхозаветность (f.; 8а} sb. v. ветхозаветный ветхозаветный (adj.; i*a> 1 oudtestamentisch 2 oeroud, uit het stenen tijdperk (ovdr.) ветхость (f.; 8а} bouwvalligheid ветчина (f.; 1d) ham ветчинка (f.; з*а} dim. v. ветчина ветчинный (adj.; l*a) hаmветшать (if, 1а; pf: обветшать; intr.} bouwvallig worden веха (f.; за> 1 (от pad ofperceelgrens аап te geven) grenspaal, merkpaal; mar. baken h •:• М!tltli!I! вехи de bakens verzetten 2 (ovdr.) mijlpaal •:• Зто собь1тие является вехой в его жйзни deze gebeurtenis is een mijlpaal in zijn leven вече (n.; 4а; 2pl. веч/вечей} hist. wetsje (stadsraad,

1 22 volksvergadering i n de Middeleeuwen) вечевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0} adj. v. вече •:• - колокол (hist.) klok (waarmee теп mensen bijeenriep voor de wet�je) вечер (m.; 1c(l)> 1 avond •:• вечером 's avonds; ве'Чером во вторник/в среду/ ... dinsdagavond/ woensdagavond/ ... ; вечерами 's avonds, des avonds (elke avond); ве'Черd.ми/ ве'Чером по вторникам dinsdagsavonds; вчеоа вечером gisteravond; � - 1 goedenavond; - жйзни (ovdr.) avond van je/z'n leven; н вечеру tegen de avond; ещё tш (ovdr.) we hebben/je hebt/ ... nog genoeg tijd; aller dagen de avond is nog niet gekomen (zaken kunnen nog veranderen); по вечерам 's avonds, des avonds; !1911 - tegen de avond; !< утра до вечера van de ochtend tot de avond; imo вечера мудренее (gez.) komt tijd, komt raad, de nacht brengt raad, morgen is er weer een nieuwe dag 2 avond, avondje h, avond­ Ьijeenkomst, soireetje h •:• - встоечи ontmoetings­ avond, contactavond; званый - soiree; музыкаль­ Ю!!.Й - muziekavond, muziekavondje h; - премьеры premiereavond; роЖАественский - kerstavond (25 dec.) ; танцевальный - dansavond вечер-встреча (m.; m.1c(1)-f.4a} ontmoetingsavond, contactavond вечереть (if; 1а; intr. onp.} (v. avond) aanbreken, schemeren •:• вечереет het wordt avond, het begint donker te worden вечерника (f.; з*а> avondje h, feestje h, fuif, soireetjeh •:• школьная - schoolfuif вечерний (adj.; 2*а; kv.m. ?} avond- ·:· вечерняя шшН avondschemering, avondrood h; вечерняя звезда avondster; - концепт avondconcert h; вечерние курсы avondcursus; вечернее отделение (инститУта) avond­ school; вечернее платье avondjapon; вечерняя � avondkoelte; вечерняя � orth. vesper­ dienst; - JD1Шr avondtoilet h, uitgaanskleding вечерник (m.an.; за> J., avondschoolleerling вечерница (f.an.; 5а} J., avondschoolleerlinge вечерня (f.; 2*а) orth. vesperdienst, avonddienst вечерок (m.; з*Ь) dim. v. вечер •:• вечерком 's avonds, des avonds (elke avond); провестй avondje ergens doorbrengen вечеря (f.; 2а} :j:/hoogdr. avondmaal h •:• Тайная - re/. Laatste Avondmaal вечерять (if; 1 а; pf: по вечер.Ять; intr.} dial. dineren, het avondeten gebruiken вечник (m.an.; за> hist. iem. die deelneemt aan de вече вечнозелёный (adj.; 1а; kv. ?; comp. ?} altijd groen вечность (f.; 8а} (lett./ovdr.) eeuwigheid •:• кануть в - spoorloos verdwijnen; отойтй в - voor eeuwig inslapen; мы с ним .1Шпv!о - не видались ik heb hem in geen jaren gezien; Это продолжсiл.осъ целую - (m.b.t. vergadering e.d.) er kwam geen eind(e) aan вечный (adj.; 1*а> eeuwig (i.a.b.); Ьlijvend •:• вечно altijd (en eeuwig), zonder eind(e), eindeloos; на веки вечные voor eeuwig en altijd, tot in alle eeuwigheid; - r2RoA de eeuwige stad (Rome); вечная доужба eeuwigdurende vriendschap; вечная жизнь het eeuwige leven; вечные льды eeuwig ijs; вечное шшО :j: vulpen(houder); - .!12.НОй eeuwige rust; - снег eeuwige sneeuw; - � eeuwige student; - холостяк eeuwige vrijgezel вечор (adv.} t/jj. gisteravond вешалка (f.; з*а} 1 kapstok; kleerhanger, knaapjeh

1 23

2 J, garderobe 3 (аап kledingstukken) (op)hang­ lus(jeh), lusjeh вешалочный (adj.; 1*а) kapstok-, kleerhanger-; hanglusвeшaниe (n.; 7а) het (op)hangen вешатель (m.an.; 2а) beul (die mensen ophangt) вешать (if; 1а; tr.) , (pf: свешать) iem./iets wegen 2 (pf: повесить; (на [4])> ophangen, laten hangen; opknopen (als executie) {(aan)} •:• - бельё de was ophangen; - на [4] свом проблемы Ьij iem. aan­ komen met z'n proЫemen, iem. opzadelen met z'n proЫemen; iem. alles in de schoenen schuiven; - на т'Н}' over de arm hangen; - на � aan de muur hangen; - � de telefoon ophangen; не вешайте трубку! Ьlijft и aan de lijn! ... - голову J. z'n moed verliezen; - lШПУ!i на уши U. leugens opdissen; не вешай �1 J. houd moed!, moed houden!; - всех � на [4] J. iem. overal de schuld van geven вешаться (if; 1 а) 1 (pf: повеситься) z. ophangen, z. opknopen, z. verhangen •:• - на мужиков U. een mannengek zijn; - [З] на .11Ш.!о J. (depr.) iem. ор z'n nek zitten, om de hals hangen (iem. lastig11al/en; 011er 11rouw); voortdurend om iem. heen hangen 2 (pf: свешаться) ор de weegschaal staan вешение (n.; 7а) sb. v. вешить вешИть (if; 4Ь; tr.) afЬakenen, uitbakenen вешка (f.; 3*а) dim. v. веха вешний (adj.; 2*а; kv.m. ?) роёt. lente- (alleen 11. natuur­ verschijnselen) •:• вешние воды lentewateren вещание (n.; 7а) 1 omroep 2 1't het plechtig spreken З 1't het voorspellen вещатель (m.an.; 2а) 1't voorspeller, profeet вещательница (f.an.; sa> 1't voorspelster вещательный (adj.; 1*а) оmrоервещать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.) 1 (11. radio, tele11isie) uit­ zenden, omroepen •:• - на всю стоану in het hele Jand uitzenden 2 (pf: провещать) 1't ор plechtige toon zeggen 3 (pf: провещать) 1't voorspellen, pro­ feteren вещевой (adj.; 1Ь; kv.m. 0) adj. v. вещь •:• вещевое довольствие bevoorrading van kleren; - � plunjezak; - рь1нок kledingmarkt вещественность (f.; 8а) stoffelijkheid вещественный (adj.; 1*а[(1)]) stoffelijk; materieel; zakelijk (v. bewijs: jur. ) •:• вещественное доказательf вжиться вжИве (adv.) :j: in leven, levend вживИть (pf; 4Ь; if: вживлять; tr.) implanteren, inbrengen вживление (n.; 7а) sb. v. вживить вживлЯть (if; 1 а) => вживИть вжик (prt.) (geluid v. iets dat glijdt) roetsj ! , zoefl вжИкать (if; 1 а) J. (11. kogels) fluiten; (11. schaar) een knippend geluid maken вжиматься (if; 1а) => вжаться вжИться (pf; 1 6Ь/с"; if: вживаться; в [4]) z. inleven in •:• актрнса вжилась в свою роль de actrice Jeefde z. in in haar rol вз- ( взо-, взъ-, вс- ) (pref.) 1 (ruimtelijk: opwaarts) omhoog-, ор- •:• взлететь opvliegen, omhoogvliegen, het luchtruim kiezen 2 (on11erwacht/intensief) ор•:• вспыхнуть opvlammen 3 (Ьер. toestand bereikend) ор- •:• взбить (op)kloppen взад (adv.) terug; achteruit •:• - и вперёд heen en terug; heen en weer; ни -, ни � niet meer voor­ of achteruit, voor- noch achteruit взад-вперёд (adv.) af en aan взаём (adv.) te leen •:• А!Ш! [ЗJ - под залог/заклад ор onderpand lenen aan iem. взаимность (f.; 8а) wederkerigheid •:• любовь Ю взаимности onbeantwoorde liefde; быть всегда готовым к взаимности/на - steeds tot wederdienst bereid zijn; на � взаимности ор basis van wederkerigheid взаимный (adj.; 1*а) onderling, wederzijds; wederkerig (11. hulp, gevoelens, 011ereenkomst; ling.) •:• взаимно over en weer, wederzijds, beiderzijds; (als antwoord ор wens) (van) hetzelfde; ко взаимной � tot wederzijds voordeel; взаимная любовь wederzijdse liefde; взаимное отчуждение weder­ zijdse vervreemding; по взаимному соглашению met onderling goedvinden; объём взаимной ==

1 24

взаИмов:Ьrгода - взбрести

торговли de oтvang van de onderlinge handel; быть всегда готовым к взаимной � steeds tot wederdienst bereid zijn взаИмовЬ1года (f.; 1 а> wederzijds voordeel h взаИмовЬ1годный (adj.; 1*а> wederzijds voordelig, tot wederzijds voordeel dienende взаИмовЬ1ручка (f.; з*а) onderlinge Ьijstand, weder­ zijds hulpbetoon h, onderlinge hulpvaardigheid взаимодействие (n.; 7а) interactie; (v. legers, team­ sporters) saтenwerking; fys. /fysiol. / chem. / ... wissel­ werking •:• вступать во - с [5] chem. een reactie aangaan теt взаимодействовать (if; 2а; intr./(c [5])} saтen­ werken (теt) взаимодоверие (n.; 7а) wederzijds vertrouwen h взаимозависимость (f.; 8а) onderlinge/wederzijdse afhankelijkheid взаИмозавИсимый (adj.; 1а) onderling/wederzijds afhankelijk взаИмозаменЯемый (adj.; 1а) onderling verwissel­ baar взаимоисключающий (adj.; 4а) onverenigbaar; elkaar uitsluitend взаимоконтроль (m.; 2а) wederzijdse controle взаимообусловленность (f.; 8а) wederzijdse/ onderlinge afhankelijkheid (v. feiten e.d.)

взаимообусловленный (adj.; 1*а) (v. feiten e.d.) wederzijds/onderling afhankelijk

взаимоотношение (n.; 7а) onderlinge verhouding •:• - между [5] onderlinge relatie tussen (тensen, verschijnselen]

взаимопомощь (f.; 8а) onderling hulpbetoon h, onderlinge/wederzijdse hulp •:• касса взаимопомощи fonds/kredietinstelling voor wederzijdse hulp

взаимопонимание (n.; 7а; (с/между [5])> weder­ zijds begrip h tussen; verstandhouding тet/tussen •:• у нас хорошее - wij hebben een goede verstand­ houding теt elkaar взаимосвязанность (f.; 8а) onderlinge verЬonden­ heid, het onderling saтenhangen взаимосвязанный (adj.; 1*а(2)) onderling gecoordi­ neerd; saтenhangend взаимосвязь (f.; 8а) onderling verband h, wederzijds contact \ relatie; wisselwerking взаймЬ1 (adv.) te leen •:• взять - у [2] [geld] lenen van/ Ьij; DTh [З] - (geld] lenen aan; (по)пРосИть - [boek, geld e.d.] te leen vragen взалкать (pf; 1 а; [2J > t/1l' dorsten naar, begeren •:• - славы dorsten naar rоет взамен 1 (adv.) in ruil ·:· а он - ничего daar staat Ьij hет niets tegenover; я ему ничего не дал - ik heb hет er niets voor in de plaats gegeven 11 (prep.; [2]> in ruil voor; in plaats van •:• � [3] - [2] iет. iets geven in ruil voor iets взапертИ (adv.) achter slot en grendel •:• � Ьinnenhouden; ЖИ!1! - in afzondering leven, ор zichzelfleven; сидеть - в [6] (in z'n kamer e.d.) opgesloten zitten in взаправдашний (adj.; 2*а) jJ. echt взаправду (adv.) jJ. heus, echt waar взапуски (adv.) J. от het hardst ·=· � - от het hardst lopen взасос (adv.) zuigend ·:· � - zuigzoenen geven взатЯ:жку (adv.) •:• .!OOllli - over de longen roken взахлёб (adv.) jJ. haastig (v. praten); struikelend over z'n woorden

взашей (adv.) jJ. Ьij de nek •:• гнать - iет. Ьij kop en kont eruit sтijten

взбадривать (if; 1а) � взбодрИть взбадриваться (if; 1а) � взбодрИться взбаламутить (pf; 4а; tr.) in verwarring brengen, zenuwachtig тaken, opwinden, alarтeren; [vloei­ stof] troebel тaken взбаламутиться (pf; 4а) opgewonden raken, in de war raken, zenuwachtig worden; (v. vloeistof) troebel worden взбалмошность (f.; 8а) J. onbezonnenheid, dwaas­ heid, zotheid; grilligheid; (v. iem.) onberekenbaarheid взбалмошный (adj.; 1*а) J. onbezonnen, dwaas, zot; grillig; (v. iem.) onberekenbaar взбалтывание (n.; 7а) het oтschudden, het schudden (v. vloeistoffen, от het te mengen) взбалтывать (if; 1а) � взболтать взбалтываться (if; 1а) � взболтаться взбежать (pf; 5Ь) [trap e.d.] oprennen взбеленИть (pf; 4Ь; tr.) jJ. pissig/witheet тaken, opfokken взбеленИться (pf; 4Ь) jJ. pissig/witheet worden, opgefokt raken взбесить (pf; 4ф))� бесИть взбеситься (pf; 4с) � беситься взбешённый (adj.; 1*а) woest, woedend, hels •:• он был взбешён hij was des duivels взбивалка (f.; з*а) J. си/. schuiтklopper, eierklopper; klopper, garde взбивание (n.; 7а) sb. v. взбить взбивать (if; 1а) � взбить взбиваться (if; ia) � взбИться взбИвка (f.; з*а> sb. v. взбить взбирание (n.; 7а) sb. v. взобраться •:• - на шест het paalkliттen взбираться (if; 1а) � взобраться взбИтый (adj.; 1а) geklopt •:• взбИтые сливки geklopte slagrooт взбить (pf; 11*Ь; if: взбивать; tr.) [eieren, slagrooт, saus e.d.] opkloppen, kloppen, stijfkloppen; [kussen] opschudden

взбИться (pf; 11*Ь; if: взбиваться) (v. slagroom, eieren e.d.) stijf worden взбодрИть (pf; 4Ь; if: взбадривать; tr.) J. verkwik­ ken, oppeppen, opfleuren ·:· чашечка кофе взбодрИт тебЯ een kopje koffie, daar kikker je van ор; взбадривающее средство pepтiddel h взбодрИться (pf; 4Ь; if: взбадриваться) J. opfleuren. wakker/тonter worden

взболтать (pf; 1а; if: взбалтывать; tr.) [drankje] oтschudden, [vocht] opschudden, (тengsel] schudden (v66r gebruik) ·:· перед употреблением взбалтывать (ор medicijn) schudden voor gebruik

взболтаться (pf; 1а; if: взбалтываться) (v. е. drankje, mengseltje) (oт)geschud worden взболтнуть (pf; зЬ> sf. v. взболтать взбороздить (pf; 4Ь; p.pret.p. взборождённый) � бороздИть взборонить (pf; 4Ь> � боронить взбороновать (pf; 2а) � бороновать взбредать (if; 1а) � взбрести взбрести (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); p.pret.a. взбредший; if: взбредать; intr.) oтhoogklauteren, oтhoogkruipen •:• ему взбрело в гОлову/на ум het kwaт plotseling in zijn hoofd ор; - на r2RY een berg opklauteren; он говорИт всё, что ему взбредёт на УМ hij zegt alles wat hет voor de тond koтt

7 25

1tзбрЬ1згивать (if; 1 3) => взбр:Ь1знуть юбрЬ1знуть (pf; 33; if: взбрЬ1згивать; tr.) 1 J. bespat­ :en 2 U. [alcohol] ор iets drinken JtзбрЬIКИвать (if; 1 3) => взбрыкнуть Jtзбрыкнуть (pf; 3Ь; if: взбрЬ1кивать; intr.} achteruit:rappen (v. paard e.d.) азбудораживать (if; 1 3) => взбудоражить .збудораживаться (if; 13) => взбудоражиться взбудоражить (pf; 4а; if: взбудораживать; tr.) alarmeren, in paniek brengen, opwinden; heel wat :osmaken Ьij •> взбудораженный lawaaierig, roerig; весь АОМ взбудоражен J, het hele huis stond ор stelten; все бЫли взбудоражены до пшшШю ieder­ een was in rep en roer; сообщение взбудоражило всех het bericht sloeg in

взбудоражиться (pf; 4а; if: взбудораживаться} in paniek/opgewonden raken взбулгачить булгачить взбунтовать (pf; 2а; tr.) in oproer/opstand brengen -О- взбунтовавшийся (in oproer gekomen) oproerig; ("· leger e.d.) opstandig взбунтоваться (pf; 2а; пр6тив [2]> aan het muiten slaan, muiten, in oproer komen, revolteren { (tegen)} ; (ор kleinere schaa/: v. puber e.d.) rebelleren, i n op­ stand komen { (tegen)} взбухать (if; 1 а} => взбухнуть

взбУх:нуть (pf; 3°3; if: взбухать; intr.) (v. rivier, knop) opzwellen; (door vocht: v. hout, Ьопеп, knop) zwellen взб)'чка (f.; 3*3} U. slaag; standjeh, uitbrander •:• шт [31 взбучку standje/uitbrander geven, ор z'n donder/lazer/falie/sodemieter geven; � взбУчку J, (met woorden) ор z'n lazer krijgen, z'n vet krijgen; ervanlangs krijgen

взваливать {if; 13) ::> взвалить взвалить {pf; 4с; if: взваливать; [4] на [4]) wentelen ор •:• - (всю) � на [4] iem. de schuld geven, de schuld ор iem. gooien; - [4] tш [4] J, (ovdr.) iem./iets ор z'n nek schuiven; - себе на � [4] z. iets ор de nek halen; слишком много на � - (ovdr.) te veel hooi ор z'n vork nemen; - на � [4] (m.b.t. werk) z. iets ор de hals halen; - на � [zak e.d.] over de schouders gooien

взвар (m.; 1 а; 2*sg.} dial. си/. wzwar (geconcentreerde compote v. gedroogde vruchten) взвеселИть взвеселить взвеселяться (if; 1 а} => взвеселиться взвесить (pf; 4а; if: взвешивать; [4] (на [6])) [iem., iets; ovdr.: woorden] wegen (ор), afwegen, doorden­ ken •:• - на весах ор de weegschaal wegen; взвесив Ш alles wel bekeken; - все в. и против alle voor­ en nadelen tegen elkaar afwegen

взвеситься {pf: 43; if: взвешиваться) z. laten wegen, zichzelf wegen

взвести (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); if: взводИть; tr.) omhoog­ voeren, omhoogleiden; [grendel van geweer] over­ halen, [haan] spannen; [Ьlik] omhoogrichten; ([4] на [4]} [beschuldiging] inbrengen tegen •:• - Ю'RОн de haan spannen (v. pistool); - на [4] напраслину/ поклёп J. iem. iets in de schoenen schuiven; - на [4] обвинение iem. iets ten laste leggen; - [4] на � (lett.) iem. ор het schavot brengen, naar het schavot Jeiden

взвестись (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); if: взводИться} (v. haan

взбр:Ь1згивать - взвол6чь

v. geweer) gespannen worden взвесь (f.; 83) fls. / chem. suspensie взвешенный (3dj.; 1*3} 1 (goed doordacht: v. р/ап, keuze, voorste/, woorden e.d.) weloverwogen 2 zwevend (v. deeltjes in oplossing) •:• взвешенное состояние zweeftoestand

взвешивание (п.; 73) (lett./ovdr.) (af)weging, het wegen

взвешивать (if; la) => взвесить взвешиваться (if; la) => взвеситься взвивать (if; 1 3) ::> взвить взвиваться (if; 1 3) => взвиться взвидеть (pf; 53) 11' aanzien, aanschouwen •:• он � белого не взвИдел het werd zwart voor zijn ogen взвизг (m.; 3а) gil взвизгивать (if; la; intr.} gillen; (v. zaag e.d.) snerpen, gieren

взвИзгнуть (pf; 3а; intr.) sf. v. взвизгивать, een gil geven •:• - (от [2]) het uitgillen (van) взвинтИть (pf; 4Ь(8)/4с; if: взвинчивать; tr.> J. 1 (zenuwachtig maken) opfokken •:• - � (zenuwach­ tig worden) z. opfokken 2 [prijs, belasting e.d.] op­ schroeven ·:· - uены de prijzen opdrijven/opschroeven взвинченность (f.; 83) sb. v. взвинченный взвинченный (adj.; l*a} opgefokt, met opgestoken zeilen •:• � - totaal opgefokt (nerveus) взвинчивать (if; 1 3) => взвинтить взвить (pf; l l*b/c; if: взвивать; tr.) omhoogwaaien •:• ветром взвивает Юбку de wind doet de jurk opwaaien

взвИться (pf; 1 1*Ь/с"; if: взвиваться} omhoogwaaien, opstuiven; (v. vlam, vlag, vogel) omhoogschieten, opschieten •> от ветра снег взвился de wind joeg de sneeuw ор; - ввысь omhoogschieten взвихривать (if; 1 3) => взвИхрить/взвихрИть взвИхриваться (if; 13) => взвИхриться/ взвихрИться

взвИхрить (pf; 43; if: взвИхривать; tr.) (v. windhoos) optillen, omhoogjagen, doen opwarrelen/opwaaien

взвихрИть (pf; 4Ь; if. взвихривать; tr.} J. 1 => взви­ хрить 2 [haar] in plukken omhoog doen staan, door elkaar halen

взвихриться (pf; 4а; if: взвихриваться} (v. sneeuw, stof, Ыaderen) opwervelen, opwarrelen взвихрИться (pf; 4Ь; if: взвИхриваться} J. 1 => взвихриться 2 in plukken omhoog staan, door de war zijn

взвод (m.; l a} 1 mi/. peloton h 2 (v. vuurwapen) spanner •:• Ю'RОн на взводе de haan is gespannen � быть/находИться на взводе J. 'm от hebben, aangeschoten zijn; nerveus zijn

взводить (if; 4с) � взвести взводиться (if; 4с} => взвестИсь взводной (3dj.; l b; kv.m. 0) spanner- (v. vuurwapen) взводный (3dj.; 1*3) 1 pelotons- 11 (m.an.) pelotonscommandant

взволакивать (if; 1 3) => взвол6чь взволакиваться (if; 13) ::> взвол6чься взволнованность (f.; 83) opgewondenheid взволнованный (adj.; l*a(l)) opgewonden; ontroerd, geёmotioneerd, bewogen •:• � взволнованно gejaagd spreken; взволнованно ходИть по [З] onrus­ tig heen en weer lopen

взволновать (pf; 2а} => волновать взволноваться (pf; 23) => волноваться взволочь (pf; 8Ь/Ь(к); if: взволакивать; tr.} J. naar boven slepen, omhoogslepen

1 26

взвол6чься - вздуматься

взволочься (pf; 8Ь/Ь(к); if: взволакиваться; tr.) ..1.

z. (met moeite) naar boven slepen, omhoogslepen взвывать (if, 1 3) � взвыть взвыть (pf; 1 23; if: взвывать; intr.) beginnen te huilen, het ор een huilen zetten •:• ребёнок взвыл от боли het jongetje begon te huilen van de pijn; взвЫли турбИны de turblnes begonnen te huilen взгляд (m.; 1 3) 1 Ьlik •:• бросить ( косой/сердИтый/ беглый/•••) - на (4) een (zijdelingse/boze/vluch· tige/ ... ) Ьlik werpen ор; - .!l будущее Ьlik op/in de toekomst; rnmИTh - (2) iem.s Ьlik proberen te vangen; обменяться взглядами с (5) Ьlikken wisselen met; обратИть - на (4) de Ьlik/de ogen vestigen ор; окИнvть взглядом met een Ьlik overzien; � - от (2) de ogen afwenden van; любовь с nmmoro взгляда liefde ор het eerste gezicht; на первый - ор het eerste gezicht; с потУпленным взглядом met neer· geslagen ogen; со скучным взглядом met een ver· veelde Ьlik; смеоить взглядом van top tot teen opnemen; томные взгляды smeltende Ьlikken; удостоить взглядом een Ыik waardig keuren; - украдкой steelse Ьlik; устоемИть - на (4) z'n Ьlik richten ор; чувствовать/ловить на себе - (2) voelen dat iem. naar je kijkt/staart, merken dat iem. je aan­ staart; (11. achteren) iem.s ogen in z'n rug voelen prik­ ken 2 ветер вздул лнстья de wind Ьlies de Ьladeren omhoog 2 (if: вздувать) jj. aanЬlazen (v. vuur) вздЬ1бить вздЬ1бливаться (if; 1а) => взд:Ьrбиться вздымать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.) 11' [schuim, golven] hoog opzwepen, [stof] doen opvliegen/opwaaien вздыматься (if; 1а) 11' (v. rook, stof) opdwaпelen, oprijzen, opvliegen, opwaaien •:• высоко взды­ мающиеся � hoog oprijzende torens вздыхание (п.; 7а) sb. v. вздыхать 1 вздыхатель (m.an.; 2a) :j: (scherts.) aanЬidder вздыхательница (f.an.; sa> :j: (scherts.) aanЬidster вздыхать (if; 1а; intr.) 1 zuchten (meerdere keren) 2 verlangen, zuchten •:• - о [6Vпо [З] dromen van, hunkeren naar; - по девушке naar een meisje smachten взимание (n.; 7а) o.ff. invordering •:• - шш.01:.§ (a/g.) belastingheffing; - сбооа (ор weg, brug) tolheffing; - � boete-inning взимать (if; 1а; p.pret.p. 0; [4] (с [2])> :j: [belasting, tol, boete e.d.] heffen, innen, invorderen (van) •:• - .1Ш.!!!! tribuut heffen, schatting opleggen; - налог belasting innen; - пошлину (a/g.) tol heffen; - .! взломать взлелеять (pf; ба) => лелеять 2 взлёт (m.; 1а) 1 sb. v. взлететь; sterke stijging (v. prijs, activiteit) •:• - инфлЯuии het omhoogschieten van de inflatie; - шtН scherpe prijsstijging 2 impuls, e]an h, bevlieging •:• взлёты и п.Шнин ups and downs, voor- en tegenspoed; минУты творческого взлёта momenten van creatieve vervoering взлетать (if; 1 а) => взлететь взлететь (pf; 5Ь; if: взлетать; intr.) 1 opvliegen, omhoogvliegen, het luchtruim kiezen; z. verheffen, opstuiven •:• - � по лестнице de trap opvliegen; - на воздух in de lucht vliegen, ontploffen; � -

вздУтие - взмолИться

(ovdr.: in maatsch. ca"iere) een grote sprong maken; так въtсок6 я ещё не взлетел zover heb ik het nog niet kunnen brengen; хотеть высоко - hoog willen vliegen 2 av. opstijgen, starten взлётно-посадочный (adj.; 1*а) •:• взлётно-посадоч­ ная полоса av. start- en landingsbaan, landingsstrip взлётный (adj.; 1*а) av. opstijg-, start- •:• взлётная площадка (lanceer)platform h; взлётная полосаt А2D.Ож!ш startbaan

взлИзина (f.; 1 а) .J, kale plek boven de slapen взлобок (m.; з*а) dial. heuveltje h взлом (m.; 1а) inbraak, kraak •:• - (2) het inbreken in [computersysteem]; магазинная .!ШШ!ш со взломом winkelinbraak; - программ computer­ kraak; пооизвестИ - inbreken взломать (pf; 1а; if: взламывать; tr.) [deur, vloer, kJuis] openbreken, kraken, forceren; inbreken in [computersysteem] •:• - оО.оRОнУ door de verdedi­ ging breken; - � (с [2]) het zegel verbreken (van); - сейф kJuis kraken взломщик (m.an.; за> inbreker; (m.b.t. brandkast) kraker •:• - программ computerkraker взлохматить (pf; 4а; if: взлохмачивать) => лохма­ тить

взлохматиться (pf; 4а; if: взлохмачиваться) => лохматиться взлохмаченный (adj.; 1*а) (v. haar) piekerig, ver­ waaid, verward

взлохмачивать (if; 1а; pf: взлохматить) => лохма­ тить взлохмачиваться (if; 1а; pf: взлохматиться> => лохматиться взлущИть (pf; 4Ь) => лущИть 2 взмах (m.; за> (v. hand, roeispaan, vlag, vleugel e.d.) zwaai (omhoog) •:• - весла slag (met roeiriem); - крьrльев vleugelslag; - JОО1Й zwaai met de hand, handzwaai; вз.мdхо.м рукu он дал понЯтъ, -что . .. met een wenk van de hand gafhij te kennen, dat ...

взмахивать (if; 1а) => взмахнуть взмахнуть (pf; зЬ; if: взмахивать; [5]> (omhoog-) zwaaien, een maaibeweging maken { met} •:• - крЫльями met de vleugels slaan взмести (pf; 7Ь/Ь(т) (9) (ё); if: взметать; tr.) omhoog­ smijten, omhooggooien; omhoogbewegen взмёт (m.; 1 а) 1 sb. v. взметнуть 1 2 sb. v. взмет­ нуть 2/взметать взметать 1 (pf; бс(ё)> => взметнуть 2 (if; 1 а) => взмести

взметнуть (pf; зЬ(ё); if: взмётывать; tr.) 1 agr. [grond] breken, openploegen 2 omhoogsmijten, omhooggooien; omhoogbewegen

взметнуться (pf; зЬ; if: взмётываться) (v. v/am, raket, vogel) omhoogschieten, omhoogslaan, de hoogte in­ schieten; (v. vlam, vuur) oplaaien •:• птiм.н высоко взметнулось het vuur laaide hoog ор; въtсок6 взметнувшееся плсi.мя hoog oplaaiende (knet­ terende) vlammen

взмётывать (if; 1а) => взметать/взметнуть взмётываться (if; 1а)=> взметнуться взмокать (if; 1а> => взм6кнуть взмокнуть (pf; з•а; if: взмокать) .J, bezweet raken, nat worden (v. zweet) •:• он весь взмок hij zweette over zijn hele lichaam, hij is nat van het zweet; - от n.Orn drijven van het zweet; � вся взмокла de rug was helemaal bezweet взмолИться (pf; 4с) smeken

1 28

взм6рник - взъесться

ВЗМОрНИК (m.; 3а) •:• МОРСКОЙ - bot. zeegras h взморье (n.; б*а) kustgebled h, kuststreek, zeekust, strand h; branding взмутИть (pf; 4Ь(8)/4с) � мут:Ить 1 взмывать (if; 1а) � взмыть взмЬшивать (if; 1 а) � взмь1лить взмЬшиваться (if; 1 а) � взмЬ1литься взмЬшить (pf; 4а; if: взмьшивать; tr.) met schuim laten bedekken, laten zweten •:• взмЫленный (v. paard) met schuim bedekt взмЬшиться (pf; 4а; if: взмьшиваться) J. hevig zweten; (v. paard) schuimen взмыть (pf; 1 2а; if: взмывать; intr.) omhoogvliegen, opstijgen; (v. vogel, vliegtuig, vlam, raket e.d.) in de hoogte schieten взнос (m.; 1а) Ьijdrage, contributie, tegemoet­ koming; (bij bank) inleg •:• вступИтельный - inleg­ geld h; (bij /idmaatschap e.d.) inschrijfgeld h, inschrij­ vingsgeld h; денежный - Ьijdrage in geld, geldelijke Ьijdrage; - в больничную кассу ziekenfondspremie; очередной - (bij ajЬetaling) (betalings)termijn; (Q)делать - (in geld) contribueren; страховой - (ver­ zekerings)premie; членский - lidmaatschapsgeld h взнуздать (pf; 1а; if: взнУздывать; tr.) [paard] breidelen, tomen взнуздывать (if; 1а) � взнуздать взо- (pref.) � взвзобраться (pf; 6°Ь/с"; if: взбираться) omhoog­ klauteren, omhoogkrabbelen, (met moeite) klim­ men •:• - на пту een berg beklimmen (met moeite); - � omhoog klauteren; он взобрался на самую высокую ступеньку общественной лестницы hij heeft de hoogste sport van de maatschappelijke ladder bereikt; на шест paalklimmen взойтИ (pf; 17Ь/Ь(9); if: всходйть; intr.) 1 (if: ook вос­ ходйть; на [4]) omhooggaan, oplopen •:• - на rОШ � een berg beklimmen; - по � de trap opgaan; - на небо ten hemel varen; - на � de troon bestijgen/aanvaarden 2 (v. gewassen) kiemen, opkomen •:• семена взошли het zaad was opgekomen 3 (v. deeg) rijzen 4 (if: ооk восходйть) (v. hemellicha­ men) opkomen, opgaan •:• солнце взошло de zon is ор взопреть (pf; 1 а) � преть 2 взор (m.; 1 а> 1t Ыik •:• мь1сленный - geestesoogh; перед его мЪtсленным взором проходuли ". ... gingen aan zijn geestesoog voorblj; с потУплен­ ным взором met neergeslagen ogen; поn(хшим/ угасающим взором met brekende ogen; устоемИть свой - z'n Ьlik richten ор взорвать (pf; 6°Ь/с; if: взрывать; tr.) (lett./ovdr.) opЬlazen, laten ontploffen •:• [4] взорвало hij/... werd woedend взорваться (pf; 6°Ь/с"; if: взрываться) in de lucht vliegen, ontploffen; (v. Ьот; ovdr.: v. iem.) explode­ ren; (v. iem.) woedend worden; uit z'n slof schieten •:• - от гнева/Ярости J. in woede uitbarsten, van woede ploffen; n2Rox легко взрывается kruit is licht ontplofЬaar взрастать (if; 1 а; pf: взрастй) hoogdr. � вь1расти взрастИ (pf; 7Ь/Ь(ст); if: взрастать) hoogdr. � вь1расти взрастИть (pf; 4Ь; if: взращивать; tr.) hoogdr. [gewassen, talent] voortbrengen, opkweken, aankweken взращивать (if; 1а) � взраст:Ить взреветь (pf; 1 7Ь; intr.) in brullen uitbarsten •:• - от боли 't uitbrullen van pijn взрез (m.; 1а) 1 sb. v. взрезать 2 snee взрезать (pf; ба; if: взрезать; tr.) opensnijden -

взрезать (if; 1 а) � взрезать взрослеть (if; 1 а; pf: повзрослеть; intr.) volwassen(er) worden •:• взрослеющие подростки opgroeiende jeugd взрослИть (if; 4Ь; tr.) J. volwassen(er) maken/doen lijken •) Это платье её взрослит met die jurk ziet ze er volwassener uit взрослый (adj.; 1*а'/1а") 1 1 (v. mensen) volwassen, volgroeid, groot •:• он достаточно -, чтобы (v. kind) hij heeft er de leeftijd voor от . ; стать взрослым (lett.) volwassen worden 2 voor volwassenen be­ stemd •:• два взрослых билета и одИн детский twee volwassenen en een kinderkaartje; - Фильм film voor volwassenen 11 (m.an.) volwassene •:• взрослые de grote mensen; только мн взрослых uitsluitend voor volwassenen; Это для взрослых dat is grote­ mensenwerk взрыв (m.; 1 а) 1 ontploffing, explosie •:• большой astr. oerknal, Ьig bang; Ядерный - kernexplosie 2 (v. applaus, gejuich, gelach, onrust, verontwaardi­ ging e.d.) uitbarsting, vloedgolf; (m.b.t. snelle groei v. Ьер. verschijnsel) explosie •:• - аплодисментов stormachtig applaus; - бешенства/гнева woede­ uitbarsting; - возмущения/негодования storm van verontwaardiging; - рождаемости geboortegolf; - смеха lachsalvo h взрыватель (m.; 2а) (v. Ьот e.d.) ontsteking, ont­ stekingsmechanisme h ·:· - замедленного � ontsteker met vertragingsmechanisme; - ударного действия mil. schokbuis взрывать (if; 1 а) 1 � взорвать 2 � взрыть взрываться (if; 1 а) � взорваться взрывник (m.an.; 3Ь) explosievendeskundige взрывной (adj.; 1 Ь) 1 (kv.m. 111) ontploffings-, explosie-, explosief;Jon. occlusief •:• взрывная волна schok­ golf, drukgolf; взрывнь1е работы dynamiterings­ werkzaamheden 11 (m.) fon. (v. klank) occlusief, plofklank взрЬ1воопасный (adj.; 1*а> explosief, ontploffingsgevaarlijk взрывчатка (f.; 3*а) J. explosieven, springstof взрЬшчатость (f.; 8а) explosiviteit взрЬшчатый (adj.; 1 а) ontplofЬaar, explosief •:• взрь1вчатое � springstof взрЬ1тие (n.; 7а) sb. v. взрыть взрыть (pf; 12а; if: взрывать; tr.) [bodem] opwoelen взрыхление (n.; 7а) sb. v. взрыхлйть взрыхлИть (pf; 4Ь; if: взрыхлять) � рыхл:йть взрыхлЯть (if; 1 а; pf: взрыхлйть> � рыхл:Ить взъ- (pref.) � взвзъёбка (f.; 3*а) vulg. uitbrander, schrobbering взъёбывать (if; 1 a) vu/g. erop los neuken взъедаться (if; 1а) � взъесться взъезд (m.; 1а) opgang взъезжать (if; 1 а) � взъехать взъерепениться (pf; 4а) � ерепениться взъерошенный (adj.; 1*а) (v. baard, haardos e.d.) ongekamd, borstelig, piekerig, woest взъерошивать (if; 1 а) � взъерошить взъерошиваться (if; 1а) � взъер6шиться взъерошить (pf; 4а; if: взъер6шивать; tr.) J. [veren] opzetten; [haren] in de war brengen/maken взъерошиться (pf; 4а; if: взъер6шиваться) J. (v. haren) in de war raken взъершИть (pf; 4Ь) J, � взъер6шить взъесться (pf; 17Ь; if: взъедаться; на [4J> J.l de man­ tel uitvegen, uitvaren tegen . .

•••

взъехать - взять

юЬlхать (pf; 17а; if: взъезжать; intr.) oтhoogrijden, ;.cihooggaan

юъярнться (pf; 4Ь; if: взъярЯться} + in woede :..:;.tsteken, in toom ontvlaттen

�ярЯться (if; 1а} � взъярйться азывание (n.; 7а} het oproepen азывать (if; 1а) � воззвать юыrрать (pf; 1а; if: взЬ1грывать; intr.) 1 onrustig "l'OQrden, storтachtig raken/worden, gaan woelen; j(Jk v. gevoelens) koтen opzetten; (v. gevoelens) :'Pkoтen •:• море взыграло de zee werd storm­ �tig, er kwaт een hoge zee opzetten 2 vrolijk •-orden, opvrolijken •:• пцШ взыграла у него ••• zim hart leefde ор ... азЬlгрывать (if, 1 а) � взыграть взыскание (n.; 7а} 1 inning, invordering (v. boete, schuld) •:• - долга schuldinvordering 2 1t boete, straf •:• дисциплинарное - mil. disciplinaire straf; � взыскания disciplinaire тaatregel (straf); наложМть - straf opleggen взыскательность (f.; 8а) veeleisendheid, strengheid взыскательный (adj.; 1*а) veeleisend, streng взыскать (pf; бс; if: взЬ1скивать; tr.) 1 1t [geld, boete, schuld e.d.] invorderen, opeisen, innen •:• - АОШ с (2) )ur. een schuld verhalen op/terugvorderen van; - 100.000 рублей дополнительного налога 100.000 roeЬel belasting navorderen; .!:Ш взЫщется (З] J. geen haan die er naar kraait; - с (2) убЫтки de schade ор iет. verhalen; - уwербtубЫток schadevergoeding eisen 2 straffen, beboeten, ter verantwoording roepen •:• не взЫщи(те) J. (vaak ir.) heb erbarmen взЬ1сю1вание (n.; 7а) incassering (v. schuld) взЬ1скивать (if; 1а) � взыскать взыскующий (adj.; 4а) :j:/hoogdr. zoekende, dorstende (naar bv. kennis, volmaaktheid e.d. ) взЯтие (n.; 7а) innaтe •:• - Бастмлии d e bestorтing van de Bastille; - в плен mi/. gevangenneтing; - под стражу inhechtenisneтing взЯтка (f.; з*а) 1 steekpenning, sтeergeld h; oтkope­ rij •:• брать взЯтку с (2) steekpenningen aanneтen van; давать [З] взЯтки oтkopen 2 krt. slag •:• � взятку een slag halen; первая - openingsbod h ... с него взятки rпШ1.нн blj hет is niets te halen, van hет is niks gedaan te krijgen взяткодатель (m.an.; 2а) oтkoper взЯток (m.; з*а) agr. honingopbrengst; het verzaтe­ len van honing (door bijen) взЯточник (m.an.; за> corrupt/oтkoopbaar iет" iет. die z. laat oтkopen взяточница (f.an.; 5а) vr. v. взяточник взяточнический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) corruptie-, отkоорвзЯточничество (n.; 1а) oтkoperij, corruptie взять (pf; 14Ь/с') 1 (if: брать; tr.) neтen, pakken, halen, aanneтen, inneтen •:• возьмИте/бермтеl (аап tafel, als aansporing) ga uw gang!; берм, что дают je тоеt neтen wat je krijgen kunt; где брали ( ••• ]? waar heeft и [ ... ] gekocht/gehaald?; раз, два, взЯлиl (bij tillen) een, twee, hup!; - хоть бы Этого мужика nеет пои die vent (a/s voorbeeld); возьмём, например, (вот) такой случай ••• neтen we, blj wijze van spreken, een dergelijk geva]: ... ; - на � enteren; - аккорд een akkoord aanslaan; - на шШш!. iет. bedonderen; - � barriere neтen; - (4) за бока J. ieт./iets onder handen neтen, flink aan­ pakken; - на � ор sleeptouw neтen; - себе § голову z. iets in het hoofd halen; - (4) § оборот

iет. onder druk zetten; - (4) § плен iет. krijgs­ gevangen тaken; § рот не возьмёшь niet te vreten; - себЯ § руки zichzelf onder controle houden; - (4) в. свом руки in z'n handen neтen; ваша взяла! J. die slag is voor u!; (m.b.t. discussie e.d. ) i k geef т е gewonnen!; ваша берёт jullie winnen; - .!НШ! над (5) de overhand krijgen/hebben ор, een voorsprong krijgen/hebben ор; - .!Ш!ЙМ!i1 у (2) van iет. lenen; - на водку geld vragen voor de wodka; - на вооружение z. bewapenen; � вместе взЯтое (ovdr.) alles blj elkaar (gerekend/genoтen) ; всем - J. теt kop en schouders boven iedereen uitsteken, alles in huis hebben; она всем взяла zij heeft alles тее (knap, rijk, etc.); - � (lett./ovdr.) een Ьер. hoogte halen; - в'Ысоту два .метра двадцатъ sport. de sprong over 2 тeter 20 halen; - в'Ысоту солнца mar. een zonnetje schieten; - (4) за mOiнyL rODn.o iет. het теs ор de keel zetten; - город een stad veroveren/inneтen; - (4) на А2М lenen; - (грех, преступление] на U!!IY ор z'n hart neтen; - (4) за душу/сердце diep raken, aangrijpen, ontroeren, eтotioneel raken, aan het hart gaan; - (4) на заметку notitie neтen van; его ;ио берёт V. hij wordt kwaad; - � iets afdwingen; - на иопУr iет. aan het schrikken тaken; - (4) к себе iет. тее naar huis neтen, Ьij zich (in huis) neтen; - [4] к себе в до.м iет. in z'n huis opneтen; - .!:!.НЙrУ в библиотеке een boek in de blЬliotheek lenen; - под козырёк salueren; наша берёт J. wij winnen; - 2I жмзни всё ten volle van het leven genieten; опООш ты Это взял? van wie heb je dat (gehoord/vernoтen)?, hoe kот je erblj ?; - [4] пО.А руку iет. blj de arm neтen; - (4) fl.OA сомнение iets in twijfel trekken; - себе за пШипо z. tot regel stellen; - пять процентов комис­ сионных vijf procent provisie berekenen; - (4) на � iет. aanstellen, in dienst neтen; - � на дом thuis werken; - быка за ROrВ de koe blj de horens vatten; - (4) голыми руками iets geтakkelijk/ ор z'n sloffen afkunnen; - [4] !< бою [vesting, neder­ zetting, stad, etc.] na hevige strijd inneтen; о него ничего не возьмёшь Ьij hет is niets te halen, van hет is niks gedaan te krijgen; - (4) !< собой тее­ nетеn, Ьij zich hebben/steken; - ! zoo/. houtduif Вит.Оша (m.an.; f.4a) (dim. koosvorm v. Вuктор) Witjoesja

ВИтя (m.an.; f.2a) (inform. vorm v. Buкmop/Bumd­ лuй) Witja

вИтязь (m.an.; 2а) myt./vlks-poёt. ridder (in Rus. sprookjes) Вифлеем (m.; 1 а) geog. Bethleheт h вифлеемский (adj.; 3а) Bethleheтs, van/uit/in Bethleheт •:• вифлеемские Ясли stalletje van Bethleheт, kerstkribbe

вихлЯвый (adj.; 1а) slingerend en raттelend, waggelend, wiebelend

вихлЯть (if; 1 а; [5]) wiebelen, waggelen {теt} вихлЯтъся (if; 1 а) тeewaggelen, тeeslingeren, bengelen

вихор (m.; 1*Ь) (v. haar) kuif, piek вихорок (m.; з*Ь) diт. v. вих6р вихрастый (adj.; 1 а) (v. haar) vol pieken; (v. mens) теt kuiven

вихревой (adj.; 1 Ь; kv.m. "> wervelwind-, wеrvеl­ вИхриться (if; 4а) � вихрИться вихрИться (if; 4Ь) ! (v. sneeuw, stof) (oтhoog-) wervelen, (op)warrelen

вихрь (m.; 2а) wervelwind, dwarreling, windhoos, werveling •:• внхрем (voorbijsnellen, Ьinnenkomen e.d.) als een wervelwind; внхрем влететь/ворваться в [комнату] de kaтer inwervelen; в вИхре собЫтий in de тaalstrooт van de gebeurtenissen

вИца (f.; sa> U. 1 dial. twijg 2 tech. verЬinding tussen twee vlotten

вИце- (samenst.) vice-, оndеrвИце-адмирал (m.an.; 1а) vice-adтiraal вице-адмиральский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. У. вице-адмирал вИце-rубернатор (m.an.; 1 а) vice-gouverneur вице-губернаторский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. вИце-губернатор вице-канцлер (m.an.; 1а) onderkanselier вице-канцлерский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) onder­ kanseliers-

вице-консул (m.an.; 1а) vice-consul вице-консульский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. в:Ице-к6нсул вИце-мЭр (m.an.; 1 а) loco-burgeтeester вИце-президент (m.an.; 1 а) vice-president вИце-президентский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) vicepresidentieel

вицмундИр (m.; 1 а) hist. (aтbtenaren)uniforrn h, uniformjas

вицмундИрный (adj.; 1*а) adj. v. вицмунд:И:р ВИЧ (m.; 1а) med. (afk. v. вuрус и.м.мунодефицuта 'Человека) Н IV (aids-virus) ВИЧ-инфицИрованный (adj.; 1*а(1)) теt НIV besтet, Н IV-positief

вишенка (f.; 3*а) diт. У. вйшня вИшенник (m.; 3а) dial. kersenbongerd, kersentuin, kersenbooтgaard

вишИ (n.; о) Vichy-waterh вишнёвка (f.; з*а) kersenlikeur вишнёвый (adj.; 1а) 1 kersen- •:• виwнёвое .!n!..!10 kersenwijn; виwнёвое дерево kersenbooт; kersen­ houth; виwнёвая � kersenpit; - � kersen­ tuin, kersenbooтgaard, kersenbongerd (:\:) 2 (v. kleur) kers(en)rood вИшня (f.; 2*а) bot. 1 kersenbooт, тeikers •:• н.Имм - тorel(lenbooт) 2 kers

вишнЯ:к - вк6вывать

вишняк (m.; зЬ> ! kersentuin, kersenboomgaard вишь (prt./tussenv.) .U. •:• да что ты здесь кричмwь! -, она спит! wat loop je hier te schreeuwen! je ziet toch dat ze slaapt!; - , какую историю вЫдумал? zie je wat een onzin hij heeft uitgedacht? - ш? zie je wel?, je ziet (toch wel?), zie je?!, zo zit dat!

вкалывать (if; la) 1 ((на [4])> ! sappelen, ploeteren, pezen, de beuk erin zetten, z. rot werken, zwoegen, sloven {(voor)} •:• - как собака sappelen; - по � � een sloof zijn 2 :::) вкол6ть вкапать (pf; la; if: вкапывать; tr.) ! indruppelen вкапнуть (pf; за> sf. v. вкапать вкапывать (if; l a) 1 :::) вкопать 2 :::) вкапать вкапываться (if; l a) :::) вкопаться вкатать (pf; la; if: вкатывать; [4] в [4]) inrollen, blnnenrollen, rollen in (in meerdere keren) вкатИть (pf; 4с; if: вкатывать) 1 ([4] на [4]> [vat e.d.] rollen ор [kar e.d.]; ([4] в [4)> [iets een ruimte] in­ rollen, blnnenrollen, rollen in •:• он вкатмл тачку с дровами в сарай hij kruide het hout de schuur in 2 (tr.) .u. (vervangt vba. als датъ, нанести, etc.; heeft

вклеивание (n.; 7а) sb. v. вклеить вклеивать (if; l a) :::) вклеить вклеить (pf; 4а; if: вклеивать; (4) в (4)) (in)lijmen, (in)plakken in [plakboek e.d.]

вклейка (f.; з*а) 1 sb. v. вклеить 2 het ingeplakte вклепать (pf; l а (ё); if: вклёпывать; tr.) tech. (klink-) nagelen

вклёпка (f.; з*а) tech. 1 sb. v. вклепать 2 (klink-) nagel

вклёпывать (if; l a) :::) вклепать вклинивание (n.; 7а) sb. v. вклинить вклинивать (if; 13) :::) вклинить вклиниваться (if; la) :::) вклиниться вклИнить (pf; 4а; if: вклинивать; (4) в [4]> (vast-) klemmen in/tussen

вклинИть (pf; 4Ь) :::) вклйнить вклИниться (pf; 4а; if: вклиниваться) 1 ingeklemd zitten tussen; (в (4)) (v. kaap e.d.) vooruitsteken in [zee e.d.]; mil. een wig drijven in [de vijandelijke linies] 2 J, z. mengen in, z. bemoeien met •:• - в разговор z. in het gesprek mengen

ееп versterkend karakter ofduidt onverwacht optreden v. iets аап; meestal neg.) •:• - [Э] нШ JJ. iem. een onvoldoende aan z'n broek geven; - поwёчину een oorvijg geven/uitdelen 3 (в [4]) JJ. (v. Ьа/ e.d.) rollen

вклинИться (pf; 4Ь) :::) вклИниться включать (if; l a) :::) включить включаться (if; la) :::) включиться включая (prep.; (4)) inclusief; [de kosten] daarin

in, inrollen, blnnenrollen

begrepen, inbegrepen, meegerekend, met inbegrip van •:• - и " . niet uitgesloten, ." ook meegerekend; �ш - [2] exclusief[toeslag e.d.], met uitzondering van включение (n.; 7а) sb. v. включить включённость (f.; 8а) betrokkenheid включИтельно (adv.) inbegrepen •:• АО 31-го декабрЯ - tot en met 31 december

вкатиться (pf; 4с; if: вкатываться; в [4]) [kamer, gang] inrollen, blnnenrollen, rollen in

вкатываться (if; la) :::) вкатИться вкачать (pf; la; if: вкачивать; (4) в [4]) inpompen, blnnenpompen

вкачивать (if; la) :::) вкачать вкидывать (if; 1 а) :::) вкинуть вкИнуть (pf; за; if: вкидывать; (4) в [4)> ! inschep­ pen (met schop e.d.), scheppen in, gooien in, ingooien (in meerdere keren) вкл. (ajk. v. вклю-чuтелъно) incl. (ajk. v.: inclusief) вклад (m.; l a; в (4)) 1 spaarbedragh, inleg •:• без вкладов нет и � de kost gaat voor de baat uit; вклады в сбеокассах de tegoeden ... Ьij de spaarbanken; сделать - на сумму ор een rekening storten; быть на � вкладе (v. kapitaal) vast­ liggen; (v. geld e.d. ) vaststaan; тайна вклада bankge­ heim h 2 (ovdr.) inbreng in [discussie, etc.], bljdrage aan •:• вложмть/внестМ/сдitлать - в (4) bljdrage leveren aan; шшrn свой - (в [4]) een woordje mee­ spreken (ор het gebled van); z'n deel/steentje blj­ dragen aan; - в дело ммра bljdrage tot de vrede; (с)делать посМльный - в (4) (ook /ett.) naar vermo­ gen bljdragen aan; - работодателя в расходы на социальное обеспечение werkgeversaandeel h; существенный - substantiёle bljdrage вкладка (f.; з*а) 1 sb. v. вкладывать 2 bljlage, inlegvel h

вкладной (adj.; l b; kv.m. 0) 1 adj. v. вклад 1 2 adj. V. вкладка : вЫпуск с вкладнь1ми � ··

losЫadige uitgave

вкладчик (m.an.; за> belegger, contribuant, inlegger, investeerder, ondersteuner, rekeninghouder, spaar­ der •:• - сберегательной кассы spaarder вкладчица (f.an.; 5а) belegger, contribuante, investeerder, ondersteunster, rekeninghoudster, spaarster вкладывание (n.; 7а) sb. v. вкладывать вкладывать (if; la) :::) вложить вкладыш (m.; 4а) 1 inlegvel h; (v. ringband e.d.) vulling •:• - для ушей oordop; ушной - oordop 2 tech. lagerh, inzetstuk h

включИть (pf; 4Ь; if: включать; tr.) 1 ((в (4)) ) insluiten, invoegen {in}; meerekenen, rekening houden met; omvatten, inhouden; opnemen in [bundel, elftal, lijst, wet, organisatie, protocol, reper­ toire, verdrag, vriendenkring, woordenboek]; [naam aan lijst, bepaling aan contract, etc.] toevoegen; [sporter] opstellen [in team] •:• в договор включён также/и параграф о ммре het verdrag bevat о.а. een paragraaf over de vrede; - кнмгу в учебную про­ грамму een boek opgeven in studieprogramma; включаем снова Москву wij geven и terug aan de studio in Moskou; в программу бЫли включены всякие торжества er stonden allerlei evenementen ор het programma; Это tш включено dat valt er buiten, dat is niet inbegrepen; - в репеотvао/поо­ грамму [toneelstuk e.d.] ор het repertoire zetten; - в � команды [voetballer e.d.] opstellen in team; - в счёт in rekening brengen; Это включено в уШ dat is blj de prijs inbegrepen 2 [apparaat] inschakelen, aansluiten (ор); [licht] aandraaien, aanknippen, aandoen, opsteken; [motor, radio, licht e.d.] aanzetten •:• батарея полностью включена de verwarming staat helemaal open; быть включённым (v. radio e.d.) aanstaan; - своё воображение z'n fan­ tasie laten werken; - � (m.b.t. versnelling) schakelen; включена вторая программа de tv staat ор het tweede net; - прямой №11 versnelling in z'n vooruit zetten

включИться (pf; 4Ь; if: включаться; в (4)) 1 z. mengen in [gesprek] 2 (opgenomen zijn in ееп geheel) vббrkomen in [programma e.d.], deel uitrnaken van [team e.d.]

вковать (pf; 2Ь; if: вк6вывать; в (4)) vastsmeden in •:• вкованный во льдах vastgevroren in het ijs вковывать (if; l a) � вковать

1 37 вколачивание (n.; 7а) sb. v. вколотйть вколачивать (if; 1а) => вколотйть вколотИть (pf; 4с; if: вколачивать; tr.) 1 ((в [4])) inhameren, [spijker] indrijven, [paal, spijker e.d.] inslaan, slaan { (in)} 2 J, (ovdr.) iem. iets aan het verstand brengen/peuteren, inhameren, instampen вколоть (pf; 10с; if: вкалывать; tr.) [drugs] spuiten; inprikken вконец (adv.) J, volledig, totaal ·=· - измiчиться volledig uitgeput zijn вкопать (pf; 1а; if: вкапывать; [4] в [4]) ingraven in •:• как вкопанный als aan de grond genageld, als Yersteend; остановuтъся как вкопанный als aan de grond genageld Ьlijven staan; стоЯтъ как вкопанный (v. schildwacht e.d.) stokstil/doodstil staan; als aan de grond genageld staan вкопаться (pf; 1а; if: вкапываться; в [4]) z. in­ graven in вкоренИть (pf; 4Ь; if: вкоренять; tr.) J, ingang doen vinden, inprenten, [regels e.d.] invoeren

вкорениться (pf; 4Ь; if: вкореняться) J, (v. gewoonte e.d.) inwortelen, inroesten вкоренять (if; 1а) => вкоренить вкореняться (if; 1а) => вкорениться вкось (adv.) (v. Ьlik; via ееп schuine lijn: /ореп, etc.) schuin •:• вкривь и - schots en scheef; in het wilde weg, lukraak, ор goed geluk; (vooral bij vba. als толковатъ, судuтъ, рассуждатъ, пони.матъ) naar willekeur, erop los, naar eigen inzicht; всё шло вкривь и - alles is spaak gelopen вкрадчивость (f.; 8а) flemerij , vleierij вкрадчивый (adj.; 1а) flemend, vleierig вкрадываться (if; 1 а) => вкрасться вкраивать (if; 1а) => вкроИть

вкрапить (pf; 4а; if: вкрапливать/вкраплять; tr.) besprenkelen, bespatten, bespikkelen (ook ovdr.); (ovdr.) doorspekken met [fouten e.d.] вкрапиться (pf; 4а; if: вкрапляться) (v. fout) insluipen

вкрапление (n.; 7а) doordrenking, doorsprenkeling (met kleuren e.d. ) ; impregnering вкрапливать (if; 1а) => вкрапить вкраплЯть (if; 1а) => вкрапить вкрапляться (if; 1а) => вкрапиться вкрасться (pf; 7Ь(д) ; if: вкрадываться; (в [4])) (lett./ovdr.) sluipen in, opduiken (in); (v. fout) in­ sluipen •:• - в доверие к [З] z. in de gunst dringen Ьij iem.

вкратце (adv.) bondig, in het kort, in kort bestek, in een notendop, in vogelvlucht; (kortom) enfin •:• изложИть - (kort) samenvatten; инФоРмИровать een korte uiteenzetting geven

вкривь (adv.) •:• - и � schots en scheef; in het wilde weg, lukraak, ор goed geluk; (vooral bij vba. als толко­ ватъ, судuтъ, рассуждать, пони.матъ) naar willekeur, erop los, naar eigen inzicht; всё uдёт и вкосъ alles loopt verkeerd/spaak вкровь (adv.) tot Ыoedens toe •:• стереть (себе) ноги - J, z. de voeten openlopen вкроИть (pf; 4Ь(8); if: вкраивать; tr.) instoppen

(in opengesneden/ ... materiaal) вкруг �': 1 (adv.) rondom 2 (prep.; [2]) om, rondom вкруговую (adv.) J, in de rondte вкрутИть (pf; 4с; if: вкрJчивать; [4] в [4]) [schroef e.d.] indraaien, draaien in

вкрутИться (pf; 4с; if: вкрJчиваться) ergens ingaan (draaiend)

вколачивание - влага-

вкрутУю (adv.) (v. е1) hardgekookt •:• н.йУ2 - hardgekookt ei

вкручивать (if; 1 а> => вкрутИть вкручиваться (if; 1 а} => вкрутИться вкупе (adv.) :j: tezamen •:• - и влЮбе in (volmaakte) harmonie; - о (5) samen met вкус (m.; 1а; к [3]> smaak; (ovdr.) plezier in; voorkeur voor •:• §. его/ ... вкусе naar z'n/ ... smaak; - .!Ш!!Ит:t vanillesmaak; быть не ио вкусе (2) niet z'n type zijn; войтИ ио - (2) de smaak te pakken krijgen/hebben; Мн.о вкуса een kwestie v. smaak; что Это � - ? waar­ naar smaakt dat?; какой - у [2]? wat voor smaak heeft .. . ?, hoe smaakt . . . ?; быть сладким/солёным

.!Ш - zoet/zout smaken, een zoete/zoute smaak hebben; .!Ш его/". - naar z'n/ ... smaak; на любой voor ieder wat wils; здесъ естъ товары на любой - ieder vindt hier iets van z'n gading; Это на - как трава (v. eten e.d.) er is kraak noch smaak aan; на - и цвет товарища нет (sprw.) over smaak valt niet te twisten; какой-то неприЯтный/ стоанный - у (2) er zit een (vies/vreemd) smaakje aan [de vis]; плохой - wansmaak; показатъ плохой - van wansmaak getuigen; быть/прийтИсь [З] по вкусу bevallen, aanstaan, naar de zin zijn, aan­ spreken, zinnen; Это ([3]) не пришлосъ по вкусу (m.b.t. gesprek, opmerking) het is niet goed gevallen (Ьij . . . ); добавитъ по вкусу [ingrediёnten e.d.] naar smaak toevoegen; каждый здесъ найдёт что-нибудъ по своему вкусу ieder vindt hier iets v. z'n gading; у всякого/каждого ШiQЙ - ieder z'n meug, ieder z'n smaak; � вкусом (v. kleding, inrichting e.d.; adv.) smaakvol, met smaak, stijlvol; одеватъся со вкусом smaakvol gekJeed zijn/ gaan; о вкусах не � over smaak valt niet te twisten; тонкий - verfijnde/fijne smaak; угодИть чьему-либо вкусу Ьij iem. in de smaak vallen; художественный - kunstzin; не чувствовать вкуса geen smaak meer hebben (bij verkoudheid) вкусИть (pf; 4Ь; if: вкушать; [4]/[2]} 1t proeven (de smaak proberen); [geluk, genot, roem] smaken •:• - плодЫ (2) (ovdr.) ergens de vruchten v. plukken; - ПП2А!!!_ благосостояния welvaart genieten вкуснейший (adj.; 4а; kv. ?) J, (v. voedsel) verrukkelijk вкусность (f.; 8а) 1 smaak, het aantrekkelijke 2 smakelijkheid, (heerlijke) smaak 3 delicatesse вкуснота (f.; 1d) J, lekkemij вкуснотИща (f.; 4а) J, aug. v. вкуснота вкусный (adj.; 1*а/с') lekker, smakelijk •:• какие вкусные груши/Яблоки! wat smaken die peren/ appels lekker!; там вкусно кормят daar kun je goed eten; быть вкусным (ook) smaken; очень/необы к но­ венно - (v. voedsel) verrukkelijk, heerlijk вкуснятина (f.; 1a)J, lekkemij •:• какая - 1 wat smaakt dat verrukkelijk!, dat streelt de tong вкусовой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) smaak- •:• вкусовое � smaakstof, smaakmaker (/ett.) ; - орган smaakorgaan h вкусовщина (f.; 1 а) J, / depr. subjectiviteit вкушать (if; 1а) => вкусИть вкушение (n.; 7а) 1t sb. v. вкусИть влага (f.; 3а) vochth (v. water) влагалище (n.; 4а) 1 anat. vagina 2 bot. oksel; Ыо/. schede, schacht •:• - волоса haarschacht влагалищный (adj.; 1*а) 1 anat. vagina-, vaginaal 2 bot. oksel-; Ьiо/. schede-, m.b.t. schacht влагать (if; 1а} t => вложить 2 влаго- (samenst.) vocht-, water-, vochtigheids-

влаrоёмкий - властный

влагоёмкий (adj.; з*а; comp. 0) vochthoudend влаrоёмкость (f.; 8а) tech. vochtigheidsgehalte h влагозащнтный (adj.; 1*а) waterdicht (11. horloge e.d.) влаголюбнвый (adj.; 1а) hydrofiel; vochtminnend влагонепроницаемый (adj.; 1а) tegen vocht bestand, vochtwerend, vochtafstotend влагосодержание (n.; 7а) tech. vochtigheidsgehalte h влагосодержащий (adj.; 43) vochthoudend влагостойкий (3dj.; 3*3; comp. 0) tegen vocht bestand, vochtwerend, vochtafstotend влагостойкость (f.; 8а) sb. v. влаrост6йкий влагоустойчивый (adj.; 1а) tegen vocht bestand, vochtwerend, vochtafstotend Влад (m.an.; 1 а) (inform. 11. Владислав) Wlad владелец (m.an.; s*a) bezitter, eigenaar; (11. wissel) houder •:• - tкУ.ий aandeelhouder; - � barkeeper (eigenaar); - газеты kranteneigenaar; - .ЕШШ1!Ш garagehouder; - гоузового судна vrachtvaarder (eigenaar 11. 11rachtschip); - завода/Фабрики fabrieks­ eigenaar; - � kasteelheer; - .!m!М cafehouder; - квартИоы/дОма woningbezitter; - � winkelier; быть владельцем магазина een winkel drijven; владельцы (мелких) магазинов midden­ stand (winkeliers); - облигаций oЫigatiehouder; - Ш1.!Шш!. octrooihouder; перейти к другому владельцу van eigenaar verwisselen; - кофейной плантации koffieplanter; - ресторана restaurant­ eigenaar, restauranthouder; - спортИвной школы sportschoolhouder; - счётаfiпап. rekeninghouder владелица (f.an.; 5а) eigenares, eigenaresse; (11. wissel) houdster ·=· - замка kasteelvrouwe владельческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. вла­ делец владение (n.; 73; [5]> het bezitten, bezith; (eigen­ dom, /andgoed) bezitting; (11. taa/, 11ak e.d.) beheer­ sing •:• ввести (4) во - iem. in het bezit stellen; госудаоственное - staatsdomein h; земельное grondbezitting; колониальные владения de over­ zeese gebledsdelen; ленное - leengoed h; � ные владения kerkelijke goederen (land); � prive-bezit h; - � taalbeheersing, taalvaardig­ heid Владенька (m.an.; f.3*a) (dim. koos11orm 11. Влади­ слав) Wladenka владетель (m.an.; 2а) + 1 bestuurder, heerser 2 eigenaar, bezitter владетельница (f.3n.; 53) :j: 1 bestuurster, heerseres 2 eigenaresse, bezitster владетельный (adj.; 1*а) :j: soeverein •:• - � soevereine vorst владеть (if; 1а; [5]) bezitten, in het bezit zijn van; [gevoelens, taal] beheersen; [taal] machtig zijn; houder zijn van [record]; [gevoelens, taal, wapen e.d.] iets meester zijh; [iem., gevoelens] in bedwang houden; [zwaard, pen] hanteren/voeren •:• - Шо.м слова de gave van het woord hebben; � - (5) vaardig omgaan met; - искусством + iпf. de kunst verstaan от; - искусством (2) de kunst van het ... verstaan; им владеет !'!1.!!1Ш1!! de gedachte houdt hem bezig; хорошо - � balvaardig zijn; не - ногами/ RУtШми z'n benen/armen niet kunnen gebruiken; полностью - (5) volledig in z'n macht hebben; - JШК21шом houd(st)er zijn v. een/het record; - � zichzelf in bedwang houden, z. beheersen, zichzelf meester zijn, zelfЬeheersing hebben; он владеет русским в совершенстве hij spreekt vlekkeloos Russisch; (5) владеет ! 1 11 heerser •:• мировой - wereld­ heerser 2 orth. wladyka (in de 11orm владЪt?со ge­ bruikt als aanspreekvorm v. е. Ьisschop)

владЬ1ко � владЬ1ка владЬ1чество (n.; 1 3) 11 heerschappij •:• мировое wereldheerschappij; монопольное - machtsmono­ polie h; !!ОА владычеством (2) onder (de) heerschap­ pij van

владЬ1чествовать (if; 23; intr./нaд [5]) 11 heersen over владЬ1чица (f.an.; 53) 11 heerseres Владька (m.an.; f.3a) (pej. 11orm 11. Владислав) Wladka

ВладЮша (m.an.; f.4a) (dim. koos11orm 11. Владислав) Wladjoesja

Владя (m.3n.; f.23) (dim. koos11orm 11. Владислав) Wladja

влажнеть (if; 13; pf: повлажнеть; intr.) vochtig(er) worden

влажностный (3dj.; 1*а) vochtigheids­ влaжнocть (f.; 83) natheid, nattigheid, vochtigheid; vochtgehalte h, vochtigheidsgehalte h; (11. hand, 11oor­ hoofd e.d.) kJamheid •:• - воздуха luchtvochtigheid влажный (3dj.; 1*3/с'; от [2]) vochtig, nat, kJef {van}; (11. hand, 11oorhoofd e.d.) kJam van [zweet e.d.] •:• влажные f.l!.Ш vochtige ogen (door tranen); - � de natte moesson; ладони влажны OI пота handen zijn kJam van het zweet

вламывать (if; 1а) � вломить вламываться (if; 13) � вломйться Влас (m.an.; 1 3) (inform. 11. Власий) Wlas Власий (m.3n.; 7а) :j: (boerennaam) Wlasi, Blasius власовец (m.3n.; 5*3) 1 + volgeling/aanhanger/soldaat in het leger van generaal Wlasow (deserteerde in 1943 еп 11ocht in het Russische be11rijdingsleger tegen Stalin) 2 (011dr.) overloper, deserteur властвование (n.; 7а) heerschappij властвовать (if; 2а; над [5]) heersen, de macht hebben {over}, iets/iem. in z'n macht hebben

властелин (m.an.; 13) t/11 heerser, machthebber, ge­ Ьieder; (gekroond hoofd, 11orst) potentaat •:• хозяин и heer en meester

властuтель (m.3n.; 2а) 11 heerser, machthebber, gebleder, potentaat •:• - мм geestelijk leidsman, bezieler

властнтельница (f.an.; sa> 11 heerseres, machtheb­ ster, gebledster, potentaat

властность (f.; 8а) bazigheid властный (adj.; 1*а) 1 autoritair, dictatoriaal; (11. karak-

139

властолюбец - влечь

ter, toon) bazig; (v. toon, gebaar) geЬiedend ·:· - nииш heersersЬlik, veldheersЬlik; властные КRXfi1 estaЫish­ menth 2 (als pred. kv. + inf) Ьij machte [zijn] om te ".; (a/s pred. kv. + над [5]) ". in de hand [hebben], vat [hebben] ор •:• � не властно над [51 de tijd heeft geen vat ор; (1) не властен над � hij/". heeft zichzelf niet in de hand в:1астолЮбец (m.an.; s*a> 11' heerszuchtig iem. В.'lастолюбИвый (adj.; 1а) 11' heerszuchtig, hunke­ rend naar macht В.'lастолЮбие (n.; 7а) 11' heerszucht В.'lасть (f.; 8е) 1 ((над [5])) bewind h, gezagh, macht {(over) }, invloed (ор); machtiging (tot) •:• � ( на то) его -, он бы als hij wat te zeggen had, zou hij "., als hij het voor het zeggen had, zou hij ".; не l!. его/ власти zo ver reikt zijn/". macht niet; � - :j: и bent de baas; веоховная - hoogste gezag, suprematie, oppermacht, soevereine macht; n..an - в свой руки het heft/de macht in handen nemen; быть IШ власти (2) geobsedeerd zijn door, in de ban/greep zijn van; overgeleverd zijn aan, in de macht zijn van; бытъ во власти отчdяния (aan) de wanhoop ten prooi zijn; кораблъ был во власти волн het schip werd een prooi der golven; он не в .моей власти ik heb over hem geen zeg­ genschap; она в его власти hij kan haar maken en breken; � - в свойх руках de macht in handen hebben; - держащие machthebbers; � - wettig gezag; захватйть - de macht grijpen; пытатъся захватuтъ - een greep naar de macht doen; злоупотоебйть властью de macht misbruiken; имlli в своей власти iem. in z'n macht hebben, gezag hebben over, beheersen; имlli gezag/zeggenschap hebben, macht uitoefenen; .!tМlli в руках - een machtspositie bekleden; - и..мiu.1.м estaЬlishmenth; исполнйтельная de uitvoerende macht; освободйться йз-под власти (2) z. uit de macht bevrijden van; пол властью (2) in de macht v., onder (de) heerschappij van, onder het bewind/gezag van; подчинйть (4) своей власти iem. aan het gezag onderwerpen; поставить у власти aan de macht brengen; поевЫсить власти de macht te buiten gaan; - предержащие (ir.) machthebbers; во власти предрассудков in de macht van vooroor­ delen; .!!JU!.й!И к власти aan de macht/het bewind komen; родйтельская - ouderlijk gezag; � екая - sovjetregimeh; nmm - над собой z'n (zelf)beheersing verliezen; - � bijb. de macht van de duisternis; быть у власти aan het bewind/ de macht zijn, een machtspositie bekleden, het heft in handen hebben; употребйть - по отношению к [З] de macht uitoefenen ор; Власть чёрным ро/. Black Power 2 (als р/. власти) autoriteiten, overheid •:• госудаоственные власти rijksoverheid; � власти de plaatselijke autoriteiten/overheid; оккупационные власти bezettende macht; � власти havenautoriteiten; провинциальные власти provinciaJe overheid; � власти justitiёle autoriteiten власЬ1 (pl.t.; m.1c) �: haarh (v. е. mens) власянИца (f.; 5а) :j: boetekleed h (harig) власяничный (adj.; 1*а) :j: adj. v. власян:Ица власяной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0):j: harig, van haar (gemaakt) влачИть (if; 4Ь ; tr.) 11' 1 :'� slepen, trekken 2 (met sba. als жизнъ, существование, etc.) z'n dagen slijten, voorttobben •:• - жалкое существование een armzalig/ellendig/vreugdeloos/kommervol ••.

•••

bestaan/leven leiden, een kwijnend/marginaal/ pover/armetierig Ьestaan leiden влачиться (if; 4Ь) 11' 1 :j: z. slepen 2 (met sba. als

жизнь, существование, дни, etc.) ·=· его ж..мIО! влачйлась hij leidde een arrnzalig/ellendig/vreug­ deloos/kommervol bestaan/leven, hij leidde een kwijnend/marginaal/pover/arrnetierig bestaan влево (adv.) (naar) links ·:· взять - (v. voertuig) naar links uitwijken; - OI (2) links van влезать (if; 1 а) => влезть влезть (pf; 7а; if: влезать; intr.) 1 (по [3]) [trap] opklimmen; (в [4]) [ruimte] Ьinnenklimmen, in­ kruipen, Ьinnengaan, ingaan; naar Ьinnen klim­ men; (на [4]) [dak, berg] opklimmen, klimmen ор, [boom, paal] inklimmen, klimmen in; (в/через [4]> klimmen door [raam]; (вслед за [5]) iem. naklim­ men •:• - в чьё-либо доверие z. dringen in de gunst van; - в шшrИ J, schulden maken, z. in de schulden steken; - в Ail!ll' [З] Ьij iem. in de gunst proberen te komen/dringen 2 (в [4]) J, [voertuig] instappen, aan boord gaan van 3 (в [4]) J, (voldoende ruimte hebben) passen, kunnen {in} •:• � влезет zoveel je maar wilt/kan, naar believen; с IРУА2м. в (41 z. wringen in [broek, laarzen e.d.] 4 J, z. be­ moeien •:• - не в своё Пп.о depr. z. met andermans zaken bemoeien, je neus in andermans zaken steken; - в чужой � z. in een andermans gesprek mengen влепИть (pf; 4с; if: влеплЯть; tr.) 1 ((в [4])) [foto's] inplakken in [plakboek, album e.d.] 2 .U. [oorvijg, tik, onvoldoende] uitdelen/geven •:• ему влепйли двойку по [З] (m.b.t. schoolwerk) hij kreeg een onvoldoende aan zijn broek voor влепИться (pf; 4с; if: влепляться; (в [4])) (vast)plakken, (vast)kleven {aan} влеплять (if; 1 а) => влеп:Ить влепляться (if; 1а) => влеп:Иться влёт 1 (m.; 1а) av. het Ьinnenvliegen, Ьinnenkomst 11 (adv.) in de lucht, tijdens de vlucht •:• � (4) (vogel/".] in de lucht neerschieten влетать (if; 1 а) => влететь влететь (pf; 5Ь; if: влетать; intr.) 1 ((в [4])) (/ett.) vliegen in, invliegen, Ьinnenvliegen, naar Ьinnen vliegen; vliegen door (venster, raam] •:• у него в одно Ш влетает, (а ) в другое вылетает het gaat Ьij hem het ene oor in, het andere oor uit 2 (в [4]) J, (ovdr.: ruimte, kamer, etc.) invliegen, instormen, inzeilen; naar Ьinnen vliegen; Ьinnenstormen, Ьinnenzeilen, Ьinnenvliegen 3 (onp.; (от [2] за [4])> J, ор z'n donder krijgen, ervanlangs krijgen; (met woorden) z'n vet krijgen, ор z'n kop krijgen {van iem. voor/ vanwege} •:• ему здорово влетйт за Это daar zal wat voor hem opzitten, er zwaait wat voor hem; Это [З] влетело в � J, dat was een duur grapje voor, dat heeft iem. veel geld/een aardige duit gekost, dat is een dure liefhebberij voor ". влечение (n.; 7а; к [3]) (aan)drift, neiging, aantrek­ king, sterke neiging {tot}, affiniteit met; (in roman­ tische zin, kennis) hang, zucht, hunkering {naar} •:• � - geslachtsdrift, wellustgevoel h; � влече­ нием driftig; - WJuш de aandrang des harten; чувственное - zinnelijke begeerte; чувствовать/ испытывать - к [З] z. aangetrokken voelen tot влечь (if; 8Ь/Ь(к) (ё); tr.) 1 aantrekkingskracht uitoefe­ nen, bekoren, trekken (ook lett. (:j:)) •:• меня влекло в. [4] [verlangen] dreef me naar ".; .мО1Ш влечёт de zee trekt; его влечёт шООш de wetenschap heeft een

вливание - влюблённый grote bekoring voor hem; его влечёт к науке hij voelt z. gedreven tot de wetenschap, hij loopt warm voor de wetenschap; его неодолИмо/неотсгlпно влечёт к [З]/+ inf.pfhij heeft de onbedwingbare neiging tot/om te; его неудержuмо/неодо.лИ.Мо в.лечёт к ней zij oefent een onweerstaanbare aan­ trekkingskracht ор hem uit 2 (pf: повлечь) [moeilijk­ heden, gevolgen, kosten] opleveren, met zich mee­ brengen •:• - [4] .u. собой на гИбель (ovdr.) iem. in z'n val meesleuren; - n собой ten/tot gevolg heb­ ben; Это дело пов.лечёт за собой неприЯт­ ные последствия dat zal nare gevolgen hebben, dat muisje zal een staartje hebben; - за собой ответственностъ verantwoordelijkheid inhouden/meebrengen/impliceren вливание (n.; 7а) het ingieten; med. infuus h •:• делать - infuus inbrengen вливать (if; 1а) � влить вливаться (if; 1 а) � влИться •:• - � [4] (v. rivier e.d.) uitstromen in [zee e.d.], uitkomen in [zee e.d.] влипать (if; 1 а) � влипнуть влИпнуть (pf; 3°а; if: влипать; в [4]) 1 vallen, terechtkomen {in [iets kleverigs]} 2 .U. verwikkeld raken in [affaire]; (zonder prep.) in het nauw zitten •:• вот я и влип daar ben ik mooi in gelopen, ik zit aardig in het nauw, ik zit in de puree; он влип hij was de sigaar; hij liep tegen de lamp, hij werd ge­ snaaid; он безобразно/коепко влип hij zit er lelijk in, hij was er vies Ьij; я здорово влип! (m.b.t. ander­ mans onachtzaamheid) ik zit er mooi mee! влитой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0; overige kv. ?) gegoten •:• будто/ как/словно - als gegoten; п.латъе сидuт как в.литое de jurk zit (je) als gegoten влить (pf; 1 1*Ь/с; if: вливать; [4] / [2] в [4]) 1 gieten/ schenken in [fles e.d.], ingieten, inschenken; med. infuseren 2 (ovdr.) [moed] inЬlazen, [krachten] op­ wekken •:• - свежих сил (in bestuur e.d.) voor nieuw Ыоеd zorgen 3 toevoegen aan, insluiten in 4 s/. bedriegen; liegen влИться (pf; 11*Ь/с"; if: вливаться; в [4]) 1 instro­ men/invloeien, stromen/vloeien in; (v. water, licht, lucht, troepen) Ьinnenstromen •:• - в 2.!1!::1.2 door het raam Ьinnenstromen 2 z. aansluiten, z. voegen {Ьii } , de gelederen versterken (mi/. еп ovdr.) влияние (n.; 7а; на [4]) invloed, inwerking {ор}; (v. woorden) draagwijdte •:• благотворное - heil­ zaamheid, heilzame werking, heilzame invloed; вь1йти Из-под влияния onder iem.s invloed komen; не иметь влияния niets in de melk te brokkelen hebben; не иметъ бо.лъше в.лиЯния на [4] (m.b.t. invloed) geen zeggenschap hebben over, niets meer te zeggen hebben (over); иметь/оказать - на [4] beinvloeden, invloed hebben/uitoefenen ор; macht hebben over; оказать - на [4] invloed aanwenden/ uitoefenen ор, beinvloeden; быть !!О.А влиянием [2] beinvloed worden door, onder invloed staan van, invloed ondervinden van, ingekapseld zijn door iem.; под влиянием минуты spontaan, in een opwelling, naar de ingeving van het moment; под влиянием фактов onder de druk van de feiten; подпасть под - onder de invloed raken; положи­ тельное - gunstige invloed; приобрести - invloed krijgen; - � seizoen(s)invloed; сфера влияния invloedssfeer; � - (aan) invloed verliezen; человек с большим влиянием man met grote invloed влиятельность (f.; 8а) gezag h, macht, autoriteit влиятельный (adj.; 1*а) gezaghebbend; voomaam;

цо (v. krant e.d.; v. vrienden, relaties) invloedrijk, machtig •:• быть влиятельным veel macht hebben; влиятель­ ные JШUЙ estaЫishment h; во в.лиЯте.лъных кругах in toonaangevende kringen; влиятельное тшО invloedrijk iem.; влиятельные � invloed­ rijke relaties; - человек man van betekenis, man met invloed

влиЯть (if; 1а; pf: повлиять; на [4]) iem./iets bein­ vloeden; invloed hebben, inwerken, invloed/druk uitoefenen { ор} •:• Это на него в такой степени/ настолько повлияло, что ••• het deed hem zoveel, dat . " ; отрицательно/вредно - на [4] nadelig werken ор; Это � влияет на [4] (m.b.t. gezondheid) dat is slecht voor; а.лкого.лъ пагубно в.лиЯет на [4] drank is de pest voor вложение (n.; 7а) 1 sb. v. вложИть 1 ; insluiting 2 (v. geld) sb. v. вложИть 3; belegging •:• - капитала inbreng van kapitaal; Это требует больших капиталь­ � вложений dat is kapitaalintensief; прИбыль от вложений winst uit investeringen вложить (pf; 4с; if: вкладывать; tr.) , [geld] in [brief] sluiten, [brief] insluiten in [envelop], Ьijvoegen in/ Ьij; (zwaard e.d.] steken in [schede e.d.] •:• - � [5) steken tussen; - меч в ножны (lett./ovdr.) het zwaard in de schede steken; - ОА.!!О в другое сотри. nesten; - [4] в понЯтие Ьер. inhoud geven aan een be­ grip; - слова в уста [2] iem. de woorden in de mond leggen 2 (pf: +влагать) (ovdr.) [ziel, betekenis, gevoel] leggen in; [moeite, werk] steken/stoppen in •:• - всю � в [4] z'n hart verpanden aan [de kunst, muziek e.d.], z. met hart en ziel geven/wijden aan; - свою лептv в [4] z'n steentje Ьijdragen tot/aan 3 (over geld) beleggen, plaatsen, investeren {in}; [kapitaal] inbren­ gen •:• - сто ть1сяч рублей под восемь процентов 100.000 roebel uitzetten tegen 8 procent Ьij diverse banken; все деньги вложены в [4] al het geld zit in [z'n zaak e.d.]; вложенный капитал investering влом (adv.) .U. geen zin •:• [З] - hij/ ... heeft geen zin вломИть (pf; 4с; if: вламывать; tr.) .U. 1 in elkaar slaan 2 s/. aansmeren, aannaaien •:• � - een straf aan­ smeren

вломИться (pf; 4с; if: вламываться; в [4]) J, (met geweld) [vertrek] Ьinnendringen, Ьinnenstormen; de toegang forceren van [vertrek, huis]

влопаться .U. 1 (plotseling, onver­ wacht) vallen, terechtkomen {in} 2 verwikkeld raken in [affaire]; (zonder prep.) in het nauw zitten, in de аар gelogeerd zijn, in de puree geraken

влупйть (pf; 4с; tr.) grof(depr.) neuken, palen влюбИть (pf; 4ф); if: влюблЯть; [4] (в [4])> -L iem. verliefd doen worden (ор), laten houden van

влюбИться (pf; 4с; if: влюблЯться; (в (4))) verliefd worden (ор), z. verlieven (in), z'n hart verliezen (aan) •:• до безумия - в [4] verzot zijn ор; влюбИлись с первого взглЯда het was liefde ор het eerste ge­ zicht (tussen hen); ШlШ - в [Этот дом] (ovdr.) meteen verkocht zijn [aan het huis]; - по У!Ц!!_ tot over z'n oren verliefd zijn, smoorverliefd zijn, 't zwaar te pakken hebben влюблённость (f.; 8а; (в [4])) verliefdheid ор •:• � - в [4) verzotheid ор влюблённые (m.an. pl.; adj.1a(l)) verliefd paarh/stel h влюблённый (adj.) 1 1 (1*а/Ь(2) (ё); (в [4])) (v. iem.) verliefd (ор) •:• - до � smoorverliefd (ор), verzot ор; по У!Ц!!_ - tot over z'n oren verliefd (zijn), smoorverliefd (zijn) 2 (1*a(l)) (v. Ьlik, ogen) verliefd 11 (m.an. pl.) � влюблённые

влюбл.Ять - внаём

L"'ПОблЯть (if; 1а) => влюбИть L"'ПОблЯться (if; 1 а) => влюбИться L-п0бЧИВОСТЬ (f.; 8а) sb. V. ВЛIО6ЧИВЫЙ L-ооб чивый (adj.; 1а) snel verliefd, amoureus + влюбчивая девушка jongensgek LLЙПаться (pf; 1а; if: влЯ:пыватъся) !). => вл6паться L-uiпъ1ваться (if; 1 а) => влfi:паться &И3зать (pf; ба; if: вмазывать) 1 ([4] в [4]) [steen] ·.45tmetselen (in) 2 ([3]> ! mep/dreun geven 3 intr.) !). zuipen •:• Шшшо 'm flink raken аиЗзка (f.; з*а; (в [4])) sb. v. вмазать зиазывать (if; 1 а) => вмазать вматывать (if; 1 а) => вмотать аиенение (n.; 7а) sb. v. вмен:Ить виенйть (pf; 4Ь; if: вменять) 11' •:• - (4) в .!U!11i [З] -

iem. iets ten laste leggen, beschuldigen van, \dll iets betichten; - [З] в обЯзанность (4) + inf. iem. de verplichting opleggen te "., verplichten tot; - себе в обЯзанность + inf. z. verplicht voelen

>н.

te ...

в:иен.Яемость (f.; 8a)jur. toerekeningsvatbaarheid в:иенЯ:емый (adj.; 1 a)jur. toerekeningsvatbaar -> (не) вполне - (niet) volkomen toerekeningsvat­ Ьaar; признать (4) вменяемым iem. toerekenings­ \ёitbaar verklaren

в:wенЯ:ть (if; 1 а) => вменить в:wерзать (if; 1а) => вмёрзнуть в:иёрзнуть (pf; 3°а; if: вмерзать; intr.; (в [4])) vast­ 'тiezen, vastraken {in}, invriezen (onder laag ijs) в:wёртвую (adv.) stevig (vast), vast в:wеснть (pf; 4с; if: вмешивать; 4 (в [4])) knedend toevoegen (aan)

вместе (adv.) samen, samen- (bv. samenЬ/ijven), Ьijeen, Ьijeen- (bv. bijeenzijn, bijeenbrengen), Ьij/met elkaar, aaneen, gezamenlijk, tezamen •:• вы - ? (in winkel, etc.) hoort и Ьij elkaar?; онИ - (v. mensen) zij horen Ьij elkaar; онИ живУ,. не - и не � ze hebben een los-vaste relatie; � - gezamenlijk, met z'n allen; Ш alles Ьij elkaar, alles Ьijeengenomen, en Ыос; говорИть все door elkaar (heen) praten; не ЖИ!!! -

-

niet meer samen wonen/leven, gescheiden zijn v. tafel en bed; подписать - с (5) medeondertekenen; - подумать de koppen Ьij elkaar steken; � с (5) meezenden/meesturen met; - мы сильны samen staan we sterk; - Q(O) (5) (samen) met, in samenwer­ king met, in gezelschap v.; (ор hetzelfde moment) ge­ lijk(tijdig) met; (vnl. bij vba. v. beweging) mee-, mede­ -

(bv. meevliegen, тее/ореп); с ним нас 6-Ьtло 'Четверо er waren er vier als je hem meetelt; с тем bovendien, daarenboven, tevens, daamaast (ook nog); - � jaargenoten zijn, samen studeren вместилище (n.; 4а) reservoirh, opslagplaats; (v. graan) silo вместИмость (f.; 8а) (capaciteit) ruimte, inhoud, volumeh; (v. zaal e.d.) aantalh plaatsen •:• резервуар большой вместимости reservoir met grote omvang, -

groot reservoir

вместИтельность (f.; 8а) (v. zaal, koffer e.d.) ruimte (het ruim zijn), grote/royale omvang •:• - � hotelaccommodatie

вместИтельный (adj.; 1*а) (v. zaal, koffer e.d.) groot, ruim •:• Это � - шкаф in deze kast kun je veel bergen, er kan/past veel in deze kast

вместить (pf; 4Ь; if: вмещать; [4] (в [4])) bergen, plaatsen {in} ; omvatten, plaats Ьieden aan, plaats hebben voor, kunnen plaatsen •:• зал может - сто человек er kunnen 100 personen in de zaal; бак

вмещает (4) de tank Ьevat [100 liter water/ ...], er zit/ kan ... in de tank

вместИться (pf, 4Ь; if. вмещаться; в [4]) kunnen, passen, gaan {in}

вместо (prep.; [2]) in plaats van (ajk.: i.p.v.), voor, ter vervanging van •:• он стал - отца главой фИрмы hij verving zijn vader als hoofd van de firma; - :rorO , чтобы (con j.) in plaats v. te . . . ; - того, 'Чтобы работать, он 'Читал кнuгу in plaats v. te werken, las hij een boek вметать (pf; 1а(ё); if: вмётывать; [4] (в [4])) innaaien (in) вмётывать (if; 1а) => вметать вмешательство (n.; 1а) 1 inmenging (mi/.), inter­ ventie, tussenkomst •:• - (со сторонЫ) государства/ правительства (в [4]) overheidsbemoeienis, over­ heidsbemoeiing, staatsbemoeienis {met}; - в лич­ ную � inmenging in het prive-leven; стихийное - в окружающую среду het wetteloos ingrijpen in het omringende milieu 2 med. ingreep •:• оператИв­ � - operatieve ingreep; пришлось прибегнуть к оператuвному вмешательству men moest operatief ingrijpen вмешать (pf; 1а; if: вмешивать; [4] в [4]) 1 (grondig) mengen (door) 2 ! (ovdr.) iem. verwikkelen in, be­ trekken Ьij вмешаться (pf; 1а; if: вмешиваться; в [4]) z. men­ gen, interveniёren {in}, z. bemoeien met; tussen­ beide komen; (v. politie e.d.) ingrijpen in, optreden •:• какого чёрта ты вмешиваешься?! !). dat gaat je geen snars aan!, waar bemoei je je verdomme mee?! (verwijtend); - §. разговор z. in het gesprek mengen; (z. inmengen) interrumperen; - не в своё Мп.о z. met andermans zaken bemoeien; не вмешивайтесь не в своё дело! и heeft er niets mee te maken! , bemoei и met u w eigen zaken! ; - в чужую жизнь inbreuk maken ор iem.s privacy; �ш - (в [4]) z. er­ buiten houden, z. afzijdig houden (van [gesprek]); ни во 'Что не вмешиваться z. nergens mee bemoeien; пришлось - правительству de regering moest er aan te pas komen вмешивать (if; 1 а) 1 => вмешать 2 => вмесить вмешиваться (if; 1 а) => вмешаться вмещать (if; 1 а) => вместИть вмещаться (if; 1 а) => вмест:Иться вмиг (adv.) ! in een ogenЫik, in een wip, meteen, onmiddellijk вминать (if; 1 а) => вмять вмонтИрованный (adj.; 1*а) ingebouwd вмонтировать (pf; 2а; [4] (в [4])) spec. inbouwen, aanbrengen {in} вмораживать (if; 1 а) => вмор6зить вморозить (pf; 4а; if: вмораживать; tr.) invriezen вмотать (pf; 1а; if: вматывать; tr.) [draad e.d.] wikkelen, winden {in}

вмуровать (pf; 2а; if: вмур6вывать; [4] (в [4])) inmetselen, inbouwen, vastzetten, vastmetselen {in} вмуровывать (if; 1 а) => вмуровать вмfi:тина (f.; 1 а) deuk; (v. vrucht) kneuzing •:• весь tш вмятинах helemaal gedeukt, onder de deuken; сделать вмятину deuken; устранИть вмятины [auto] uitdeuken вмЯтость (f.; 8а) deuk; (v. vrucht) kneuzing ВМЯТЬ (pf; 14*Ь(н); if: вминать; tr.) J.. 1 (В [4]) (in iets zachts) duwen, drukken {in}, induwen 2 deuken внаём (adv.) •:• брать (4) - [huis, kamer] huren;

внаймьr - внешнеполит:Ический

отдать/сдать [4] ([З]) - [huis, kaтer] verhuren (aan); сдача - het verhuren внаймЬ1 (adv.) � внаём внакИдку (adv.) ! (v.jas e.d.) over de schouders (ge­ slagen), over de schouders gegooid; (v. tas) over de schouders gegooid •:• надеть [4] - [jas, sjaal] oтslaan внакладе (pred.) u. : остаться - теt de gebakken ··

peren Ыijven zitten внакладку (adv.) U. (v. thee) теt suiker (erin) внатЯжку (adv.) •:• - хватать на [4] nauwelijks genoeg zijn voor внахлёстку (adv.) ! bwk. dakpansgewijs •:• соединять - overlaps verЬinden вначале (adv.) aanvankelijk, in het begin, allereerst, nu eerst, oorspronkelijk вне (prep.; [2]) buiten; buiten ". от; zonder; boven •:• - конкурса hors concours, buiten тededinging (bij ееп wedstrijd); zonder toelatingsexaтen; - контроля buiten het bereik van de controle, boven de controle verheven; - опасности buiten (levens)gevaar; - всякого подозрения boven iedere verdenking verheven; - nОш!. зрения buiten gezichts­ afstand; - пределов досягаемости [2] buiten bereik; - � слышимости buiten gehoorsafstand, onberoepbaar; - всякой связи с (5) zonder enig ver­ band теt; - � (от [2]) buiten zichzelf (van [angst, vreugde, woede]), uitzinnig; - службы buiten dienst; - � [2] buiten de тuren; - � collegevrij внебрачный (adj.; i*a} buitenechtelijk; (v. kind) onecht вневойсковой (adj.; 1 Ь; kv.т. 0} buiten het leger, paraтilitair вневременный (adj.; i*a>fil. (ook v. kunstwerk e.d.) tijdloos внедоrоворный (adj.; i*a) hnd. buitencontractueel •:• внедоговорная ответственность buitencontrac­ tuele aansprakelijkheid внедорожник (т.; за> ! terreinwagen (auto) внедрение (n.; 7а) sb. v. внедрйть внедренческий (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) adj. v. внедрение внедрИть (pf; 4Ь; if: внедрЯть; [4] в [4]> invoeren, ingang doen vinden, iтplementeren {in}; laten infiltreren in ·:· - в производство новые методы труда nieuwe productieтethodes invoeren; - в сознание [2] идеи iет. Ьер. ideeёn Ьijbrengen внедрИться (pf; 4Ь; if: внедрЯться; в [4}) (v. ideeёn, vooroordelen e.d.) z. nestelen, ingeburgerd raken {in} внедрЯть (if; i a} � внедр:Ить внедрЯться (if; i a) � внедр:Иться внеевропейский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) buitenEuropees внезапность (f.; 8а) onverhoedsheid, onverwacht­ heid; (karakter v. d. handeling e.d.; mi/.) verrassing •:• фактор внезапности verrassingseleтent h внезапный (adj.; 1*а> plotseling, onverhoeds, abrupt, onverwacht •:• внезапно opeens, plotseling, onver­ wacht(s) , pardoes; - отьезд onverwacht/plotseling vertrek; внезапная смерть plotselinge dood внеземной (adj.; i b; kv.т. 0} buitenaards •:• внезем­ нь1е цивилизации buitenaardse beschavingen внеклассный (adj.; 1*а) buiten de school/klas внеклассовый (adj.; i a) los van/buiten de (тaat­ schappelijke) klassen внеклеточный (adj.; 1*а} Ьiо/. buiten de се! внеконкурсный (adj.; 1*а) buiten тededinging •:• - � deelneтer buiten тededinging;

- фильм filт die buiten тededinging vertoond wordt (ор filmfestivals) внематочный (adj.; 1*а) buitenbaarmoederlijk внеочередной (adj.; 1 Ь; kv.т. 0} (v. verlof, zitting) buitengewoon •:• внеочередное заседание buiten­ gewone vergadering/zitting; - отпуск buitengewoon ver]of; - � extra vlucht; внеочередное совещание spoedberaad h внеочерёдность (f.; 8а) sb. v. внеочередн6й внеплановость (f.; Ва) sb. v. внеплановый внеплановый (adj.; l a) buiten de planning внерабочий (adj.; 4а} •:• внерабочее время vrije tijd; во внераб6-чее время buiten werktijd внесение (n.; 7а; в [4}) indiening [van voorstel], invoering (van de coпecties], het aanbrengen {in}; toevoeging [aan een lijst] •:• - �t:И в вопрос ver­ heldering van een рrоЫеет внеслужебный (adj.; i*a) buiten diensttijd/werktijd ·:· во внеслужебное время buiten diensttijd внести (pf; 7Ь/Ь(с) (9) (ё) ; if: вносйть; [4] в [4]} 1 Ьinnenbrengen, brengen in; ergens indragen, naar Ьinnen dragen, Ьinnendragen; [geld] storten ор, Ьijboeken ор; [voorstel] inbrengen, indienen, inleveren, opperen; Ьijschrijven, zetten {ор [lijst]}; inschrijven voor; aantekenen, opneтen {in/op [overzicht, lijst]} •:• - вкладjiпап. een storting doen; - вклад в [4] een Ьijdrage leveren tot/aan; - в дебет ([2]) finan. [iет., rekening e.d.] deЬiteren, ор het debet boeken van; - свою АОп.!о z'n deel Ьij­ dragen; - в законодательство in de wet opneтen/ vastleggen, wettelijk vastleggen; - изменение ver­ andering/wijziging aanbrengen; - изменение в закон een wetswijziging aanbrengen; - в ШПШ!Оr catalogiseren; - в приходно-расходную нннrуfiпап. boeken; - � nuanceren, nuances aanbrengen; - оживление в [4] voor enig vuurwerk zorgen Ьij/in [discussie, prograттa, wedstrijd e.d.); - оживле­ ние в компанию/дело leven in de brouwerij brengen; - поправки/исправления coпecties aan­ brengen; - n.omШ.!lliv в законопроект een wetsvoor­ stel aтenderen; - предложение een тotie/voorstel indienen, een voorstel inbrengen; - приЯтное � нообразие в (4) een welkoтe afwisseling brengen in; - в репертуар [toneelstuk e.d.] ор het repertoire neтen; - живую/свежую струЮ в [4] een frisse wind laten waaien; - в счёт in rekening brengen; - (пол­ ную) Ясность в (4) (volledige) duidelijkheid brengen in, tot klaarheid brengen, verhelderen 2 veroorzaken, teweegbrengen •:• - замешательство в (4) verwar­ ring stichten/zaaien; - раздор/разногласия (в [4]) tweedracht/verdeeldheid zaaien (in); - � между [5] (ovdr.) een wig drijven tussen, onenig· heid veroorzaken ВНеСТНСЬ (pf; 7Ь/Ь(с) (ё); if: ВНОСЙТЬСЯ} J.. naar Ьinnen storтen/vliegen внесудебный (adj.; 1*a)jur. buitengerechtelijk, extrajudicieel, buiten rechtsgeding, onderhands внеурочный (adj.; i*a) buiten/na de lessen •:• во внеурочное время buiten/na de lessen внеучебный (adj.; i*a) buiten het onderwijs от, buitenschools; collegevrij •:• внеучебная работа buitenschoolse werkzaaтheden/activiteiten

(excursies, theaterbezoek, etc.) внешкольный (adj.; 1*а) buiten de school/klas, buitenschools

внешнеполитИческий (adj.; за; kv. ?; сотр. "> de buitenlandse politiek betreffend •:• внешне-

чз

политйческое вiщомство ojf. (ir.) Ministerie van Buitenlandse Zaken; - JOOIO de koers van de buiten­ landse politiek внешнеторг6вый (adj.; 13) de buitenlandse handel Ьetreffend •:• внешнеторговое представйтельство buitenlandse handelsvertegenwoordiging; внешне­ торговые связи buitenlandse handelsbetrekkingen внешний (adj.; 2*а; kv.m. ?) , buiten-; (11. aanЬ/ik, eer­ betoon, effect, gedaante, gelijkenis, kenmerk, rиst, schijn, schoonheid, 11erandering e.d.) uiterlijk; (11. gedeelte, gehoorgang, kenтerken, maten, oorzaken e.d.) uit­ wendig; сотри. extem; schijnbaar •:• внешне (qua) uiterlijk; van buiten; - блеск/лоск uiterlijke schijn; - ВИl1 exterieur h; aanzien h; v66rkomen h; uiterlijk h; по внешнему вйду aan de buitenkant [te zien zijn, eruitzien e.d.); судuтъ о [6] по внешнему вuду iem. naar het uiterlijk beoordelen, ор iem.s uiterlijk afgaan; - М1Ш buitenwereld; - облик v66rkomen h; внешнее оФормление styling; внешняя 21Шiн_а mil. buitenwacht; внешняя IШмв11! сотри. extem ge­ heugen; внешнее спокойствие uiterlijke kalmte/ rust; - fum таt. buitenhoek 2 buitenlands •:• - АОШ buitenlandse schuld; внешняя П2l!1Шоо! buiten­ landse politiek; внешние сношения buitenlandse Ьetrekkingen; внешняя :rош:2шш buitenlandse handel внешность (f.; 8а} gedaante; (ook 11. iет.) uiterlijkh, v66rkomen h •:• � по внешности (11. iem.) naar het uiterlijk te oordelen, ор het uiterlijk afgaand внештатник (m.an.; 3а) J.. freelancer, freelance mede­ werker; exteme medewerker внештатный (adj.; 1*а> niet in vaste dienst •:• внеш­ татная работа freelance werk; - сотрудник exteme medewerker; freelance medewerker, freelancer; назна:читъ [4] внештатным сотрудником iem. tijdelijk aanstellen; работатъ внештат­ нъtм сотрудником in los verband werken Внешт6рг (m.; 3а) (ajk. 11. министерство внеш­ ней торговли) Ministerieh van Buitenlandse Handel внеэкономический (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) niet­ economisch •:• внеэкономйческие меры воз­ действия dwangmaatregelen/dwangmiddelen buiten de financiёle sfeer (Ь11. dwangarbeid, ge­ dwongen dienst11erlening) вниз (adv.) naar beneden, naar onder(en), omlaag, neerwaarts, teme(d)er; heuvelafwaarts •:• вверх и ор en neer; движение - neerwaartse beweging; (onder ееп zekere hoek, 11erticaal) neergaande be­ weging; лежать лицом - vooroverliggen; падать/ упасть лиuом - plat ор z'n gezicht vallen; (11. iет.) voorovervallen; направленный - neerwaarts gericht; - по [ЗJ de/het ... af; - по лестнице de trap af; - по течению/реке stroomafwaarts, de rivier af; прыжок головой - duiksprong внизу 1 (adv.) beneden, onder, onderaan, onderin; ор de begane grond; omlaag •:• Ж!!.Ill - beneden/ ор de begane grond wonen 11 (prep.; [2]) onderaan •:• - странйuы onderaan/aan de voet van de Ьlad­ zijde вникать (if; 1 а; pf: внйкнуть; в [4]> (diep) ingaan ор, d66rdringen tot •:• - в � (2) [proЫeem] doorgron­ den; - в (сdмую) сутъ дела tot (ор) de bodem doordringen, tot de kern van de zaak doordringen внйкнуть (pf; 3а} pf/sf. v. вникать внимание (n.; 7а) aandacht, acht, belangstelling; (ook bij omroepen) attentie •> - 1 sport. klaar voor

внешнеторг6вый - внутренний

de start!; (ор school) let ор!, pas ор!; оставить (4) без внимания buiten Ьeschouwing laten, onbesproken laten, geen acht slaan ор, laten passeren; благодарю за - ik dank u/bedankt voor de belangstelling; благосклонное - welwillende aandacht; он - весь/ � - hij is een en al aandacht/oor; достойный внимания de aandacht waard; завладеть внима­ нием (2) de aandacht van ... boeien; заслуживать de aandacht verdienen; ноль внимания J.. geen enkele aandacht; ОН - НОЛ'Ь внимания het kan/ kon hem geen moer/bal/snars schelen; обратйть ( на [4]) aandacht besteden/schenken (aan), acht slaan (ор), bemerken; opletten; � на себЯ (2) aandacht trekken, opvallen; � [4] внима­ нием iem. met zorg omringen, veel zorg aan iem. besteden, zorg dragen voor; останов йть своё - на [6] z'n aandacht vestigen ор; отнестйсь к [З] со внима­ нием aandacht schenken aan, belangstelling tonen voor; с !1Опн1!1м вниманием vol overgave; � [2] de aandacht trekken; принять [4] во - voor ken­ nisgeving aannemen, in aanmerking/overweging nemen, voor ogen hebben, rekening houden met; принимая во - met het oog ор, aangezien; не принимdя во - [4] met terzijdestelling van; ! 1 Ьinnen-, innerlijk, inwen­ dig; intrinsiek; intem •:• внjтренние болезни inwen­ dige ziekten; внjтренне и внешне (11. geestesgesteld­ heid e.d.) innerlijk en uiterlijk; внjтренние воды Ьinnenwateren; - голос innerlijke stem; внjтреннее лекаоство medicijn voor inwendig gebruik; - .м.!Ш gevoelsleven h; внjтреннее � Ьinnenzee; внjтрен­ нее оформление Ьinnenhuisarchitectuur; внjтрен­ няя память сотри. intem geheugen, RAM-geheu­ gen h; внjтренняя сторона Ьinnenkant, Ьinnenzijde; внjтреннее У№ Ьinnenoor h; - ФJloНI thuisfronth 2 Ьinnenlands •:• минйстр внjтренних АМ minister

144

внутренность - вовн:Утрь van Binnenlandse Zaken; внУ,.ренние � (v. lond) interne aangelegenheden; внУ,.ренние Рейсы Ьin­ nenlandse vluchten; внУ,.ренняя !OJl.[Qвnя Ьinnen­ landse handel внутренность (f.; 8а) 1 Ьinnensteh, het inwendige; (v. gebouw, outo, etc.) interieur h 2 (o/s р/.) de darmen, ingewanden внутрИ 1 (adv.) (m.b.t. ruimte) Ьinnen, Ьinnenin, innerlijk, van Ьinnen 11 (prep.; [2]) Ьinnen, in внутри- (samenst.) Ьinnen (ofs prep.), in (o/s prep.) , intrавнутриатомный (adj.; 1*а) Ьinnen het atoom внутриведомственный (adj.; 1*а[(1})) intradepartementaal внутривенный (adj.; 1*а) med. intraveneus внутрнвидовбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) Ьinnen de soort внутриглазнбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) Ьinnen/in het oog внутрнгородскбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) Ьinnen/in de stad, stads-, lokaal •:• - автобус stadsbus (i.t.t. streek­ bus); - телеФОн lokale telefoon внутрнгосударственный (adj.; 1*а/ 1*a (l)) •:• внутрИгосударственные мтi interne aangelegen­ heden (v. /ond) внутрнзаводскбй (adj.; 3Ь; kv.m. 0; comp. 0) Ьinnen de fabriek, fabrieksintern внутриклассовый (adj.; 1а) Ьinnen/in de klasse внутриклеточный (adj.; 1*а) intracellulair внутриматочный (adj.; 1*а) intra-uterien, Ьinnen de uterus/baarmoeder gelegen внутрИмашИнный (adj.; 1*а) сотри. intern внутрИмолекулЯрный (adj.; 1*а) intramoleculair внутримЬ1шечный (adj.; 1*а) intramuscuJair внутрИ:областнбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) Ьinnen een/het district внутрИ:отраслевбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) Ьinnen/in de branche внутрнпартИйный (adj.; 1*а> partij-intern •:• внутрИпартИйная дисuиплИна partijdiscipline внутрИ:политнческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) van/ m.b.t. de Ьinnenlandse politiek, de Ьinnenlandse politiek betreffende внутрйсоЮзный (adj.; 1*а) Ьinnen/in de Sovjet­ Unie, Ьinnenlands внутрИ:суставный (adj.; 1*а) Ьinnen/in een/het gewricht внутриЯдерный (adj.; 1*а> Ьinnen/in de kern внутрь 1 (adv.) (naar) Ьinnen, naar het Ьinnenste, Ьinnenwaarts, inwaarts •:• напРавленный/обРаwён­ ный - naar Ьinnen gericht, Ьinnenwaarts gericht 11 (prep.; [2]) (tot) in, naar (Ьinnen) внучатный (adj.; 1*а) => внучатый внучатый (adj.; 1а) achter- (m.b.t. fomilierelotie) •:• - � (kleinzoon v. oudoom/oudtante) achterneef; внучатая сестра achternicht внучек (m.an.; з*а) dim. v. внук внученька (f.an.; з*а) dim. v. внучка внучка (f.an.; з*а) kleindochter внУчкин (adj.poss.; pron.1a) van de kleindochter внучбк (m.an.; 3*Ь) JJ dim. v. внук внучбнок (m.an.; 3°а) dim. v. внук внушать (if; 1а) => внушй:ть внушение (n.; 7а) 1 suggestie, het inprenten, het inboezemen, het aanpraten •:• - иШ indoctrinatie 2 reprimande, vermaning, berisping •:• (Q)� [З] - iem. een reprimande/berisping geven, iem. berispen внушнтельность (f.; 8а) sb. v. внушйтельный

внушИтельный (adj.; 1*а) , imponerend, indrukwekkend, formidabel; (v. iem.) imposant; (v. argumenten, overwinning) klinkend 2 aanzienlijk, gewichtig

внушИть (pf; 4Ь; if: внушать; [3] [4]) suggereren, inprenten, aanpraten; [achting, respect] Ьijbrengen; [boze gedachten, overtuigingen] influisteren, [aversie] opwekken; (v. resultaten, situatie e.d.) stemmen tot [optimisme, vreugde e.d.] •:• - молодёжи � в (4] de jeugd bezielen met geloof in .; внушать � vertrouwen inboezemen (in deze bet. а//ееп if); - мысль [З] iem. ор een idee brengen; его здоровье внушает опасения zijn gezondheid loopt gevaar; внушать оптимизм tot optimisme stemmen; внушать отвращение afkeer inboezemen (in deze bet. а//ееп if); - с пелёнок van kindsbeen meegeven (in de op­ voeding); - [З] благоговейный страх iem. ontzag inboezemen; внушать уважение respect inboeze­ men (in deze bet. ol/een if) внюхаться (pf; 1а; if: внЮхиваться) JJ snuffen внюхиваться (if; 1а) => внюхаться внятность (f.; 8а) (v. stem, uitspraak) duidelijkheid; (v. stem, geluid e.d.) hoorbaarheid; (m.b.t. articulotie) verstaanbaarheid; helderheid внЯтный (adj.; 1*а) (v. stem, uitspraak e.d.) duidelijk; (v. stem, geluid e.d.) hoorbaar; (m.b.t. orticulatie) ver­ staanbaar; helder •:• внятно объяснить helder/ duidelijk uitleggen внять (pf; чс/с; pres. 0; if: внимать; [3]> 1 t/11' het oor lenen aan, iets/iem. aanhoren 2 1t iem. gehoor geven •:• - голосу рассудка tot rede komen; - мольбе [2] iem.s bede verhoren во 1 (prep.) => в 11 (int.) JJ (benadrukken v. kwaliteit, omvang, etc.) zo; (evaluatief. pos.) zo een •:• вО-вО! (instemmend) wat je zegt!, dat is het!, precies!; во как! absoluut, helemaal, hartstikke (bij ontken­ ning); ontzettend, hartstikke (bij pos. uitspraak) во- (pref.) => ввббла (f.an.; 1 а) zoo/. wоЫа (soort karper) •:• хvдОй как - J.. mager als een spiering вобрать (pf; б"*Ь/с; if: вбирать; [4] в [4]> [lucht, vloeistof e.d.] in zich opnemen, absorberen, op­ zuigen; zuigen in, naar Ьinnen zuigen •:• - � в плечи diep in z'n kraag duiken; - в себЯ in zich verenigen вобраться (pf; 6°*Ь/с"; if: вбираться) (v. vloeistof) intrekken, opgezogen/opgenomen worden ВОВ (f.; о) (afk. v. Велuкая отечественная война) Grote Vaderlandse Oorlog (1941-1945; in Ned. Tweede Wereldoorlog/WO 11: 1940-1945) Вбва (m.an.; f.1 a) (inform. vorm v. Владu.мир) Wowa вовек (adv.) 1t 1 eeuwenlang, voor eeuwig, voorgoed, voor altijd 2 (met ontkenning) nooit •:• - не забуду ik zal het van m'n leven niet vergeten вовеки (adv.) => вовек Вбвик (m.an.; 3а) (symp. vorm v. Владu.л�ир) Wowik Вбвка (m.an.; f.3*a) (pej./symp. vorm v. ВладU.мир) Wowka вовлекать (if; 1 а) => вовлечь вовлечение (n.; 7а) sb. v. вовлечь вовлечённость (f.; 8а) betrokkenheid вовлечь (pf; 8Ь/Ь(к)(ё); if: вовлекать; [4] в [4]) betrekken, inschakelen {Ьij}; wikkelen in [oorlog, proces e.d.], in het spel betrekken •:• - [4] в разговор iem. Ьij het gesprek betrekken вовне (adv.) 1t buiten вовнутрь (adv.) => внутрь "

· 45 Вбвочка (m.an.; f.з*а) (dirn. koos11orrn 11. ВладUмир) -;\'owotsjka .Овремя (adv.) ор tijd, Ьijtijds, tijdig, ор de gestelde :ijd, te rechter tijd; vroeg genoeg •:• как раз - het is maar) net aan, het is (maar) net ор tijd; mooi/pre­ des ор tijd, net ор tijd; ты как раз - dat heb je goed getimed [we zouden net beginnen); .�:ш - niet ор tijd, te laat; ongelegen; вот (как) не - ! dat komt slecht uit!, dat komt ongelegen!; - обнаружить (bij z.iekte) er tijdig/op tijd Ьij zijn; � - juist bljtijds, iuist ор tijd; поийтИ/явИться (как раз) - het treffen, ор het juiste moment komen, net gelegen komen вбвсе (adv.) ! geheel, helemaal, in het geheel, vol­ komen, volstrekt •:• Это - .�:ш так! het is helemaal niet zo!, dat is beslist niet waar!; niets daarvan!, geen sprake van!; - шul in het geheel niet!, in de Yerste verte niet!, geenszins! вовсю (adv.) Jj. uit/met alle macht, keihard во-вторЬ1х (tussenv.) ten tweede, ор de tweede plaats вогезский (adj.; за> van/uit/in de Vogezen Вогезы (pl.t.; m.1a) geog. Vogezen вогнать (pf; s*c/c; if: вrонЯть; [4] в [4]) jagen in, injagen; (11ее in de sta/, spijker in plank) drijven in, indrijven; [paal de grond] inslaan, [paal] slaan in [de grond] •:• - в Ш.2§ ! (011dr.) iem. de dood injagen; - (4) в краску iem. laten/doen Ыozen/kleuren, het schaamrood ар de kaken jagen, een Ыоs aanjagen; - (4) в пот iem. laten zweten вогнутость (f.; 8а) sb. v. вогнутый вогнутый (adj.; 1 а) concaaf; (11. lens, spiege/, beitel) hol •:• вогнутое � holle spiegel вогнУть (pf; зЬ; if: вгибать; tr.) indeuken, instulpen; (naar Ыппеп) inbuigen, indrukken вогнУться (pf; зЬ; if: вгибаться) naar Ьinnen buigen, ingedeukt zijn вогул (m.an.; 1 a) :j: Wogoel (/id 11. be110/kingsgroep in Sib.) вогулка (f.an.; з*а> :� Wogoelische вогульский (adj.; за; kv. ?; comp. 0> :j: Wogoelisch вода (f.; 1 d'/:j:1f'; на воду/на в6ду) waterh; (a/s pl.) wateren; anat. (vrucht)waterh •:• .!i.!iт1..ми по/на воде (пИсано) het hangt nog in de lucht; голодному и -, что с яйца, вкусна (gez.) honger maakt rauwe bonen zoet; воду возИть на (6) ! iem. uitbuiten; вьайти сухИм из водь� (011dr.: 11. iem.) de dans ontspringen, er zonder kleerscheuren afkomen, ор z'n pootjes terechtkomen; с него как с � - hij heeft er lak aan; онИ десятая/седьмая - на киселе ! (011dr.) ze zijn heel in de verte familie; он водЫ не n.мvnfi ! hij doet geen vlieg kwaad; под лежачий камень и не течёт (gez.) niet geschoten is altijd mis; rust roest; как/будто/словно/точно в воду канул hij is met de noorderzon vertrokken, hij is in rook opgegaan, hij is als van de aardbodem verdwenen; похожи как две .!Шш!.и водЫ друг на друга als twee druppels water ар elkaar lijken; и конuЫ в воду de sporen zijn uitge­ wist; mtn! воду ! over koetjes en kalfJes praten; ll.Иill воду на мельницу (2) dat is koren ар z'n molen, iem. in de kaart spelen; с птШ не воду пить :j:/JJ. uiterlijk schoon is slechts vertoon; в рассказе/докладе много водЫ ! verhaal/voordracht met veel franje; много (немало) водЫ утекло с тех пор sinds die tijd is er veel water door de Rijn gestroomd; � воду water troebel maken; ! (011dr./depr.) onrust stoken, moeilijkheden veroorzaken; в мХпtой воде рЫбку ловить in troebel water vissen; нв водах in het kuur­ oord; (rnet bronnen) in een badplaats; нв воде, на земле и в воздухе te land, ter zee en in de lucht;

Вовочка - водйть

он как водЫ в рот � hij zwijgt in alle/zeven talen, hij geeft geen asem, hij zwijgt als het graf; нейтоальные воды neutrale wateren; носить/таскать воду в решете/решетом ! dweilen met de kraan open; как/будто/словно/точно холодной водой облИть/окатИть (011dr.) een koude douche voor iem. betekenen/zijn; как/будто/словно/точно в воду опушенный (pred.) temeergeslagen zijn, van streek zijn, het land hebben; воды 2!2УU!Й (bij zwangerschap) de vliezen zijn gebroken, het water is gebroken; уйтИ пОА воду/под воду in de golven verdwijnen; друзья - не Разлей - ! zij zijn dikke vrienden; их водой не разлИть/оазольёwь ! zij zijn dikke vrienden, zij zijn onafscheidelijk (boezern11rienden); как оММ в воде als een vis in het water; как/будто/словно/ точно в воду смотоел/глядi�л alsof hij het voorzien had, hij heeft het voelen aankomen, hij lijkt wel helderziend; как/будто/словно/точно водой смЫло (41 ! als sneeuw voor de zon verdwenen, als van de aardbodem verdwenen; � на воду [schip e.d.] te water laten, van stapel laten lopen; спустить сточные воды в [41 in/op open water lozen; темна во облацех ! (scherts.) dat is een groot mysterie, dat is zeer duister; :j::/ 11 in nevelen gehuld; территориаль­ ные воды territoriale wateren; I!iu,ш водЫ, нИже травы ! hij/". doet geen vlieg kwaad, hij/". is zo mak als een lammetje, hij/". houdt z. altijd ар de achter­ grond, hij/". treedt nooit ор de voorgrond; толочь воду в стУпе (011dr.) zinloos werk doen, water naar de zee dragen; туалетная - eau de toilet; ходИть по воду ! water gaan halen (in dorp bij put, rnet ernmers) .,. воду ваоИть из (2) ! iem. compleet gek maken (011dr.) Бодав (m.an.; 1 а) Wodan водворение (n.; 7а) sb. v. водворИть водворИть (pf; 4Ь; if: водворЯть; tr.) 11 1 plaatsen, vestigen, onderbrengen, huisvesten 2 (orde] her­ stellen водворИться (pf; 4Ь; if: водворЯться) 11 z. vestigen водвор.Ять (if; i a) => водворИть водвор.Яться (if; 1 а) => водворИться водевИль (m.; 2а) vaudeville водевильный (adj.; i*a> adj. v. водевйль водевильчик (m.; за> dim. v. водевиль водИла (m.an.; f.1 a) JJ. (depr.) taxichauffeur водИло (m.an.; n.1a) => водйла водИтель (m.an.; 2а) chauffeur (ook als bestuurder 11. bus), rijder; (11. trarn, trolleybus, autobus) bestuurder •:• - � buschauffeur; - :rшш1 taxichauffeur; удостоверение водИтеля rijbewijs h водитель-испытатель (m.an.; 2а-2а) testrijder водИтель-лихач (m.an.; 2а-4Ь) wegpiraat, wilde/ woeste rijder водИтельский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) rij- •:• - Оп.1!1! rijervaring; водИтельские ШШJШ rijbewijs h водИтельство (n.; 1 а) :j:/11 leiderschap h водить (if; 4с; tr.) 1 abstr. v. вести 1 -3 ·:· - � sport. dribbelen (met de bal); - (4) за НОQ ! Ьij de neus nemen, een loopje nemen met, от de tuin leiden, te pakken nemen; - (41 на поводке/помочах iem. in z'n zak hebben (macht hebben 011er iern.) 2 heen en weer bewegen •:• - � met de ogen rollen 3 •:• - � с (5) bevriend zijn met; - но.м: .!:Ш.ни.!о с (5) (pej.) z. afgeven met, verkeren met; - � с (5) bevriend zijn met, omgaan met 4 •:• тебе - 1 jij bent 'm!; ты водишь! jij bent 'm! 5 t/JJ. [duiven, Ьijen e.d.] houden

водиться - водооч:йстный

вод:Иться (if; 4с) 1 zijn; (v. dieren: in ееп Ьер. gebled; ook alg.) vббrkomen •:• в Этих горах водятся волки in deze bergen huizen wolven; на свободе/воле не водятся (v. dieren) die komen in het wild niet voor; за ним никаких грехов не водится J. ik weet niets in zijn nadeel; за ним тоже грешки водятся hij is zelfook niet brandschoon, hij heeft zelf ook boter ор zijn hoofd; у (2) водятся деньжата/деньжонки J. een bom duiten hebben, er warrnpjes Ьijzitten, goed in z'n slappe was zitten, geld als water hebben; Это � ним водится (ir.) dat is (zo) zijn gewoonte, zoiets kun je van hem verwachten; .!ШН водится zoals ge­ bruikelijk (is), zoals dat gaat, zoals men gewoonlijk doet/handelt; так водится J, zo gaat dat, dat is hier de regel/gewoonte; там черти водятся het spookt daar 2 (с [5]) J. bevriend zijn, omgaan, z. afgeven (neg.) , z. ophouden (neg.) {met}; kind. vriendje(s) zijn met •:• я с тобой не вожусь kind. met jou wil ik geen vriendje zijn, ik ben je vriendje niet meer, jij bent m'n vriendje niet meer, ik speel niet meer met je водИца J. dim. v. вода водичка (f.; з*а) dim. v. вода водка (f.; 3*а) wodka •:• 1ШТh на водку [З] -J;./.\.t iem. een fooi geven, drinkgeld geven; крепкая - сhет. aqua fortis, salpeterzuurh; можжевеловая - jenever; царская - сhет. koningswaterh, aqua regia водник (m.an.; 3а) 1 (a/g.) medewerker v. watertransportbedrijf of rederij 2 J. watertoerist воднолЬ1жник (m.an.; за> waterskiёr воднолЬ1жница (f.a n . ; sa> waterskister воднолЬ1жный (adj.; 1*а) waterski- •:• - спорт waterskisport водноспорт:Ивный (adj.; 1*а) watersport·:· - комплекс watersportcentrum h водность (f.; 8а) tech. watergehalte h воднотранспортный (adj.; 1*а) watertransport­ BOДHЫЙ (adj.; 1*а) water-; (v. sport) nautisch ·:· - велосипед waterfiets; водная дорожка (zweт­ sport) baan; водные ЛЬIЖИ waterski's; водные � � badkuur (ter genezing); водным путём (т.Ь.t. andere waterwegen) verscheping; - спорт watersport; управление водного хозяйства waterschaph; водное хозяйство waterhuishouding; waterstaat; водная энергия waterkracht водобоязнь (f.; 8а) теd. raЬiёs, hondsdolheid; watervrees водовод (m.; 1 а) waterleiding водовоз (m.an.; 1 а) watervervoerder, waterboer ВОДОВОЗНЫЙ (adj.; 1*а) adj. v. водовоз водоворот (m.; 1 а) (draai)kolk, (water)kolk, neer; (lett. / ovdr.) maalstroom •:• в водовороте собьrтий in de maalstroom van de gebeurtenissen водогрейка (f.; з*а) J. boiler водогрейный (adj.; 1*а) adj. v. водогрейка •:• - котёл boiler, waterverwarrningseenheid водоём (m.; 1 а) waterbekken h, waterbassin \ water­ reservoirh водозабор (m.; 1 а) wbk. waterpompinstallatie (gebruikt от water uit rivieren e.d. ор te ротреп) водозаборный (adj.; 1*а) adj. v. водозаб6р •:• водозаборное сооружение waterpompinstallatie водозащ:Итный (adj.; 1*а) (v. kleding, stof e.d.) water­ dicht, geimpregneerd, waterafstotend; (v. installaties) waterkerend водоизмерительный (adj.; 1*а) watermeter­ ·:· - !Ш.!1.0.Qn watermeter водоизмещение (n.; 7а) waterverplaatsing

1 46 •:• - кораблЯ/судна сто тонн het schip meet 100 ton водоканал (m.; 1 а) (afk. v. управление водопро­ водно-канализационного хозяйства) dienst waterleiding en riolering водокачка (f.; з*а) (water)molen; pompstation h водолаз (m.an.; 1а) 1 duiker •:• - с акваланго_м kikvorsman 2 zоб/. newfoundlander водолаз-аквалангист (m.an.; 1 а-1 а) kikvorsman водолазка (f.; з*а) J. coltrui водолазный (adj.; 1*а) duik-, duikers- •:• - колокол duikkJok; - костюм duikpak h; водолазное снаря· жение duikuitrusting Водолей (m.an.; ба) astr. Waterrnan водолечебница (f.; 5а) herstellingsoord met genees­ krachtige bronnen, waterkuuroord h водолечебный (adj.; 1*а) geneeskrachtig (т.Ь.t. waterbronnen) водолечение (n.; 7а) hydrotherapie, watergenees­ wijze, waterkuur •:• - по методу доктора Кнейппа kneippkuur водолюб:Ивый (adj.; ia) (v. planten) waterminnend водомер (m.; l a) waterrneter водомерка (f.an.; з*а) zoo/. waterloper водомерный (adj.; i*a) adj. v. водомер •:• - !!20! (т.Ь.t. rivier e.d.) peilstationh; водомерная � peil­ schaal; водомерное стекло tech. peilglas h (voor water) водомёт (m.; l a) waterkanon h водомётный (adj.; i*a) adj. v. водомёт водомоина (f.; i a) diepe kuil (veroorzaakt door watervloed) водонагреватель (m.; 2а) boiler, verwarmingsketel •:• солнечный - zonnecollector водонапорный (adj.; i*a) •:• водонапорная башня watertoren водонепроницаемость (f.; 8а) sb. v. водонепро­ ницаемый водонепроницаемый (adj.; l a) (v. kleding, horloge; таr.: v. schotten) waterdicht, waterbestendig, bestand tegen water, geen water doorlatend, voor water ondoordringbaar водонос (m.; i a) 1 (an.) waterdrager 2 dial. jukh (voor water) водоносный (adj.; 1*а) waterhoudend •:• водоносная жИла waterader водоопреснйтель (m.; 2а) waterontzilter водоотвод (m.; 1 а) waterafvoer (v. d. bergen, etc.) водоотводный (adj.; l*a) adj. v. водоотвод •:• водоотводная канава (afvoer)sloot, (afvoer)grep­ pel; - канал afwateringskanaal h водоотлив (m.; 1 а) waterontlasting, afvoer van over­ tollig water водоотлИвный (adj.; i*a) adj. v. водоотлив •:• - насос waterontlastingspomp, afvoerpomp (от overtollig water afte voeren) водоотталкивающий (adj.; 4а) vochtafstotend, waterafstotend; vochtwerend •:• - состав vocht­ werend middel водоохранный (adj.; 1*а) waterbeschermings·:· водоохранная � waterwingebled h водоочистйтель (m.; 2а) waterreiniger водоочистйтельный (adj.; l*a) � водооч:Истный водоочистка (f.; з*а) tech. waterzuivering, waterreiniging водоочистной (adj.; 1 Ь; kv.m. 111) � водооч:Истный водоочистный (adj.; i*a) tech. waterzuiverings-, water­ reiningings- •:• водоочИстньrе сооружения water­ zuiveringsinstallatie, waterreiningingsinstallatie

1 47 водопад (m.; i a) waterval •:• Ниагаоский - de Niagara­ watervallen водоплавающий (adj.; 4а) •:• водоплавающая птИца zwemvogel, watervogel водоподъёмник (m.; за> wbk. wateropvoerwerktuigh водоподъёмный (adj.; l*a) wbk. wateropvoer·:· водоподъёмные сооружения wateropvoerinstallatie водопой (m.; ба) drenkplaats, drinkplaats водопойный (adj.; i*a) adj. v. водоп6й водопользование (n.; 7а) watergebruikh водопользователь (m. (an.); 2а) (v. bedr!if. iem. e.d.) watergebruiker водоприёмник (m.; за> wbk. waterinlaat водоприёмный (adj.; l*a) adj. v. водоприёмник водопровод (m.; i a) (systeem) waterleiding, aanvoerleiding •:• подводЯwий - toevoerleiding (v. water) водопроводный (adj.; i*a> adj. v. водопров6д •:• водопроводная D.oJIO leidingwaterh; - юшн waterkraan; водопроводная � pompstation h (v. water); водопроводная труба waterleiding(buis), waterpijp водопроводчик (m.an.; за> installateur, loodgieter, waterfitter водопроницаемость (f.; 8а} sb. v. водопрони­ цаемый водопроницаемый (adj.; l a} waterdoorlatend водопропускной (adj.; i b; kv.m. 0) wbk. waterdoor­ latend водоразборный (adj.; 1*а> •:• водоразборная .!1Оl!Ошш (zwengel)pomp; brandkraan водораздел (m.; i a} geog. waterscheiding, waterkering; scheidslijn, scheidingslijn водораздельный (adj.; 1*а> adj. v. водораздел водораспреде.11ение (п.; 7а} wbk. waterverdeling водораспределитель (m.; 2а} wbk. waterverdeler водораспределительный (adj.; 1*а} adj. v. водораспределитель водорез (m.; 1 а) mar. sneb водород (m.; 1 а} chem. waterstof •:• сернистый zwavelwaterstofh; хлористый - waterstofchloride h водородистый (adj.; i a} waterstofhoudend водородный (adj.; 1*а} waterstof- •:• водородная бомба H-bom, waterstofЬom; - � waterstofgas h; водородное соединение waterstofverblnding водоросль (f.; 8а} alg, wier ·:· � водоросли bot. zeewier h водосберегающий (adj.; 4а} waterbesparend водосбор (m.; 1 а} 1 wbk. verzamelgebled h (v. rivier) 2 bot. akelei водосборник (m.; за> wbk. wateпeservoirh водосборный (adj.; i*a> adj. v. водосб6р •:• - бассейн verzamelgebled h (v. rivier) водосброс (m.; 1 а} overlaat •:• аварМйный - overloop, noodoverlaat (in bad, gootsteen) водосбросный (adj.; 1*а> adj. v. водосбр6с водоскат (m.; i a) waterval; stroomversnelling водослив (m.; 1а} wbk. overlaat; overloop (аап dakgoot e.d.) водослИвный (adj.; 1*а} adj. v. водослив водосмягчающий (adj.; 4а} waterverzachtend .:· водосмягчающее � waterverzachter водосмягчИтель (m.; 2а} waterverzachter, water­ ontharder водоснабжение (п.; 7а} (a/g.) wateraanvoer; (drink-) watervoorziening, waterleiding, waterlevering водоспуск (m.; за> wbk. doorlaatspui h, waterafvoer­ spui h

водопад - военачальник

водостойкий (adj.; з*а; comp. 0) waterproef, water­ dicht, waterbestendig •:• - .!ШШ1 waterbestendige lijm; водостойкая � waterbestendig fineer ВОДОСТОЙКОСТЬ (f.; 8а} sb. v. водост6йкий водосток (m.; за> (dak)goot, watergoot; afvoerpijp, afvoergeul, afwatering; (v. wasbak e.d.; putje) waterafvoer водосточный (adj.; 1*а} adj. v. водост6к •:• водо­ сточная канава (afvoer)greppel; водосточная � (аап huis) regenpijp, afvoerbuis; (onder ееп weg) duiker, gootpijp водоток (m.; за> wbk. (spec.: kunstmatige, natuurlijke waterstroom: rivier, beek, kanaal, etc.) waterloop, waterstroom, wetering водотрубный (adj.; i*a} waterpijp- •:• - котёл water­ pijpketel водоупорность (f.; 8а} sb. v. водоуп6рный водоупорный (adj.; 1*а> bestand tegen water; (v. lijm, klei e.d.) waterbestendig водоустойчивость (f.; 8а} sb. v. водоуст6йчивый водоустойчивый (adj.; i a} waterbestendig водофобия (f.; 7а} watervrees водохлёб (m.an.; ia} J, spons (veel water drinkend) водохранилище (n.; 4а> spaarbekkenh, stuwbekkenh, stuwmeerh, wateпeservoirh водочка (f.; з*а} dim. v. в6дка водочный (adj.; 1*а} wodka- ·:· водочная продукция wodkaproductie, productie van wodka водоэмульсионный (adj.; 1*а} •:• водоэмульсионные � lakken/verf ор waterbasis водружать (if; i a} � водрузить водружение (n.; 7а) sb. v. водрузИть водрузИть (pf; 4Ь; if: водружать} 1l [vlag] planten водянистость (f.; 8а} sb. v. водянИстый водянИстый (adj.; i a) (v. aardappel, ogen) glazig; (v. soep e.d.; v. ogen) waterig; (aangelengd) water­ achtig водянка (f.; з*а> med. waterzucht •:• - мО.ни water­ hoofd h водяной (adj.; 1 Ь} 1 (kv.m. 0) water- •:• - � chem. watergas h; водяное животное waterdier h; - знак wateпnerk h; водяное !10.l!Ш wateпad h; водяная крЫса zод/. wateпat, woelrat; водяная лИлия bot. waterlelie; водяная мельница wateпnolen; водяное охлаЖАение waterkoeling; (игрушечный) - пистолет waterpistool h; - пузЫрь (ор water, huid) waterЫaas; водяная пушка waterkanon h; водяная струн water­ straal; - счётчик wateпneter 11 (m.an.} vlks-poёt. watergeest водяночный (adj.; 1*а> adj. v. водЯнка •:• - Oiil1 med. waterzucht водЯра (f.; 1 a> V. wodka воевать (if; 2а) 1 (пр6тив [2]/с [5]> oorlog/strijd voeren; strijden, vechten {tegen}; [vervuiling, onge­ dierte] bestrijden •:• - на двух войнах in twee oor­ logen vechten; - с предрассудками Ьijgeloof uit de wereld proberen te helpen 2 (с [5J> V. (ovdr.) ruzie maken, ruziёn { met} воевода (m.an.; f.1 a) hist. legeraanvoerder; gouvemeur van een provincie воеводский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. воев6да воеводство (n.; 1 а} hist. gouvemeurschaph; provincie; (in Polen) districth воедИно (adv.} 1l samen •:• � - samensmelten, samenvloeien; собрать сМлы - de kracht verzamelen военачальник (m.an.; за> bevelhebber •:• военачаль­ ники legerleiding (со/.)

военврач - возбраняться

военврач (m.an.; 4Ь) militaire arts военизация (f.; 7а) militarisatie военизИрованный (adj.; 1*a(l)) gemilitariseerd •:• военизИрованная О!JШ.!:ш gemilitariseerde bewakingsdienst военизйровать (pf/if; 2а; tr.) militariseren военка (f.; 3*а) .(). militaire dienst; oorlogsindustrie военком (m.an.; la) hist. (ajk. v. военный комиссар) militair commissaris (hoofd v. е. rekruteringsbureau) военкомат (m.; 1а) (ajk. v. военный комисса­ риат) rekruteringsbureau h военкомовский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) J, adj. v. воен­ к6м военкор (m.an.; 1 а) (ajk. v. военный корреспон­ дент) oorlogscorrespondent военкоровский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) J, adj. v. воен­ к6р военно-воздушный (adj.; 1*а) luchtmacht·:· военно-воздушная база luchtmachtbasis; военно­ воздуwные сИлы luchtmacht, luchtstrijdkrachten военно-морской (adj.; 3Ь; kv.m. 0; comp. 0) marine-, van de marine, vloot- •:• военно-морская � marinebasis, vlootbasis; военно-морское учИлиwе opleidingsinstituut voor de marine; - � marine; офицер военно-морского флота marine­ officier; Денъ военно-морского флота vlootdag военнообязанная (f.an.; adj.la} vr. v. военнообязанный военнообязанный (m.an.; adj.la} dienstplichtige военнопленная (f.an.; adj.1a) krijgsgevangene (vr. ) военнопленный (adj.; 1 а) 1 (v. oorlogsbuit) buitgemaakt 11 (m.an.) krijgsgevangene •:• лагерь (для) военнопленных krijgsgevangenenkamph военно-полевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) •:• - ОУ.А militaire rechtbank, krijgsraad te velde; по приговору военно­ полевого � (t.a.v. militairen, ор gezag v. krijgsraad te velde) standrechtelijk военно-промЬ1шленный (adj.; 1*а> militair­ industrieel •:• - комплекс militair-industrieel complex h (grotefabrieken voor mil. productie) военнослужащий (m.an.; adj.4a} militair военный (adj.; 1*а> 1 militair, krijgs-, oorlogs-, krijgs­ kundig •:• военная академия Militaire Academie, Hogere Кrijgsschool; - билет mil. zakboekje h, mili­ tair paspoort; военное время tijd(en) van oorlog, oorlogstijd; военная вь1правка militaire houding; военные действия krijgsverrichting, militaire actie; военное Мдо 'militaire educatie' (a/s vak ор midde/­ bare scholen); законы военного времени (in oorlogs­ tijd) krijgswetten; - коммунИзм militair commu­ nisme, oorlogscommunismeh (ро/. beleid, 1918-1920); на - тш ор militaire leest (geschoeid); военное министерство ministerie van defensie; военная операция militaire actie; военное положение staat van oorlog; - престУпник oorlogsmisdadiger; воен­ ная промь1wленность oorlogsindustrie, wapenindu­ strie; военная служба militaire dienst; на военной службе in actieve dienst; - � krijgsraad (ver­ gadering v. officieren); - ОУ.А (rechtbank) krijgsraad; военная � mil. uniform h 11 (m.an.) militair •:• он - hij is in het leger (a/s beroeps) военпред (m.an.; 1а) (ajk. v. военный пред­ ставuтелъ) (militair) inspecteur (die toezicht houdt ор mil. productie in fabriek) военрук (m.an.; за> (ajk. v. военный руководuтелъ) leraar in de militaire beginselen (ор middelbare school) военспец (m.an.; 3а) hist. (ajk. v. военный специа-

лuст) officier van het tsaristische leger in dienst Ьij het Rode Leger военторг (m.; l a} (ajk. v. военная торговля) winkel voor militaire uitrusting (zoa/s tenue, pet, epauletten, etc.) военщина (f.; 1а) militaire kliek, oorlogshitsers, soldateska, de haviken вожак (m.an.; 3Ь) (v. groep e.d.) leider, aanvoerder •:• молодёжный - leider van een groep jongeren вожатая (f.an.; adj.1a) 1 :j: begeleidster, gids 2 (ор schoo/, kamp e.d.) leidster van een pioniersgroep вожатый (m.an.; adj.1a) 1 :j: begeleider, gids •:• - служебной � begeleider van een speur­ hond 2 (ор schoo/, kamp e.d.) leider van een pio­ niersgroep •:• - отрЯда бойскаутов (bij padvinder!J) hopman 3 :j: trambestuurder вожделение (n.; 7а) 11' begeerte, hunkering, wellust вожделенный (adj.; 1*a (l}) 11' begeerlijk, vurig gewenst вожделеть (if; 1а; intr.) 11' begeren, hunkeren naar вождение (n.; 7а} (v. auto e.d.) het besturen вождИзм (m.; 1а) ро/. (ре).) eenhoofdige leiding; (v.a. jaren '80) het streven naar een 'sterke man' (i.p.v. ееп (democratische) regering) вождь (m.an.; 2Ь) (v. stam e.d.) (opper)hoofd h; 11' ро/. leider •:• - народа volksleider; - племени stam­ hoofd h; (bij lndianen e.d. ) opperhoofd h, stamoudste вожжа (f.; 4f) leidsel h, teugel ·:· взять у [2] вожжи из рук (lett. / ovdr.) iem. de teugels uit handen nemen; вь1пустить вожжи из рук (lett./ovdr.) de teugels uit handen geven; держать вожжи в руках (lett. /ovdr.) de teugels in handen hebben/houden; .!:ШIН.Нfu вожжи (lett. / ovdr.) de teugels aanhalen; отпустить/ослабить вожжи (lett./ovdr.) de teugels laten vieren; - под хвост попала [З] .U het ор z'n heupen hebben/krijgen, de kolder in de kop heb­ ben/krijgen вожжевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) adj. v. вожжа ВОЗ (f.; 1 а) (ajk. v. Все.мuрная организация здравоохранения) WGO (ajk. v.: Were/dgezond­ heidsorganisatie) воз (m.; 1с; па на б*sg.) (hooi)wagen, kar; (v. hout, zand, etc.) (wagen)lading, (karren)vracht, (wagen)vracht •:• «а - и нь1не там» we zijn nog geen millimeter verder; - � wagen met brandhout; - новостей een berg nieuws; - с сеном wagen met hooi; IS!..!!!lШ! весь - одному overal alleen voor opdraaien, de kar alleen moeten trekken; что с возу упало, то пропало zeg maar dag met je handje, gedane zaken nemen geen keer воз- ( возо-, вое-) (pref.) 1 (ruimtelijk: opwaarts) omhoog- •:• возвести opheffen 2 (vemieuwend) ver-, her- •:• возобновить hervatten, (weer) opnemen, hernieuwen 3 (intensief/onverwacht inchoat.) ор•:• воспылать in vuur en vlam (ge)raken 4 (inten­ siverend) uit- •:• возгордИться bogen ор, z. beroemen ор 5 (reagerend) terug- •:• возмещать vergoeden, com­ penseren 6 (tot Ьер. criterium/niveau) •:• воспитать opvoeden 7 :j: (plechtig/ ongewoon) •:• воскурИть фимиам [З] iem. de hemel in prijzen возблаrодарнть (pf; 4Ь; tr.) t/11' danken возбранить (pf; 4Ь; if: возбранЯ:ть; tr.) t verbleden возбран.Ять (if; 1 а) � возбранить возбран.Яться (if; 1a> :J: /1l' verboden worden •:• ему (не) возбраняется так говорИть het is hem (niet) toegestaan zoiets te zeggen, zoiets mag hij (niet) zeggen ==

возбудймость - возвь1шенный

1 49

возбудИмость (f.; 8а} sb. v. возбудймый возбудИмый (adj.; 1 а} 1 snel opgewonden, prikkel­ baar, lichtgeraakt •:• легко - (011dr. ) licht ontvlambaar 2 Ыо/. (over)gevoelig, receptief •:• возбудИмые ткани receptieve weefsels

возбудИтель (m. (an.); 2а} instigator; (11. ziekte, onrust, etc.) verwekker •:• - болезни/заболевания/инФек­ У.Ю!.

ziektekiem, smetstof

возбудИть (pf; 4Ь; p.pret.p. возбуждённый; if: воз­ буждать; tr.} 1 (у [2] / в [6]; к [3]> (op)wekken; [haat, liefde, ontevredenheid, verblttering] kweken; [eet­ lust, nieuwsgierigheid, verbeelding, gevoel] prikke­ len {Ьij iem.; voor/tot} •:• - интерес в [6Vy [2] к [З] interesse/belangstelling wekken Ьij iem. voor; - любопь1тство [2] iem. nieuwsgierig maken; - подозрения в [6] iem. verdacht maken, de verdenking Ьij iem. wekken; - ревность (in liefdes­ verhoudingen) jaloezie opwekken 2 zenuwachtig maken, in beroering brengen, irriteren; (ook seksueel) opwinden, prikkelen •:• возбуждающие � stimulerende middelen; (11. tabak e.d.) genotmidde­ len 3 [vraag, proЫeem] opwerpen; [rechtszaak] aanspannen; [eis] instellen •:• - AШJo.jur. een zaak aanhangig maken, een zaak voor de rechter bren­ gen, een rechtszaak aanspannen, (gerechtelijke) vervolging instellen tegen, gaan procederen tegen; - � против [2]jur. een eis tegen iem. instellen 4 (против [2]> opzetten tegen •:• - против себЯ общественное � aanstoot geven возбудИться (pf; 4Ь; if: возбуждаться} 1 z. opwin­ den, opgewonden raken 2 (v. belangstelling e.d.) ont­ staan, gewekt worden возбуждаемость (f.; 8а} (ook seksueel) het gauw opgewonden zijn/raken возбуждать (if; 1 а} => возбудйть возбуждаться (if; 1 а} => возбудИться возбуждение (n.; 7а} opwinding, beroering •:• mж: вести в - in beroering brengen; прийти в - opge­ wonden raken, in opwinding raken; сексуальное seksuele opwinding возбуждённость (f.; 8а} sb. v. возбуждённый возбуждённый (adj.; 1*а(/Ь)} geagiteerd, opgewon­ den; geirriteerd, geprikkeld •:• прийтИ в возбуждён­ ное состояние in staat van opwinding raken; - IQJ:!. opgewonden toon возведение (n.; 7а} 1 (v. standbeeld, gebouw e.d.) aanbouw; oprichting 2 verheffing •:• - на престол verheffing tot de troon; - в � [2] benoeming [van Ьisschop e.d. ]; - в степень mat. machts­ verheffing возвел:Ичение (n.; 7а} => возвел'Wiивание возвелИчивание (n.; 7а} verheerlijking возвелИчивать (if; 1а} => возвел'Wiить возвелИчить (pf; 4а; if: возвел:Ичивать; tr.} 1't verheerlijken •:• - свой народ (себЯ) z'n eigen volk (zichzelf) ор een voetstuk plaatsen; - nQnш: героя iem.s heldendaad verheerlijken возвести (pf; 7Ь/Ь(д) (9) (ё); if: возводить; tr.} 1't 1 oprichten; (bouwen) optrekken 2 (в [4]} verheffen {in [kwadraat]/tot [macht, principe]} •:• - в в.кОн tot wet verheffen; - в квадрат mat. in het kwadraat verheffen; - в m mat. tot de derdemacht verheffen; - на престол ор de troon zetten, tot de troon ver­ heffen; - в прИнuип tot principe verheffen; - в шт [2] benoemen als/tot [Ьisschop e.d.] 3 (на [4]} [be­ schuldiging] inbrengen tegen •:• - обвинение (в [6] на [4]) iem. beschuldigen (van) 4 (к [3]} afleiden

van, terugbrengen ор 5 :j: opslaan •:• - П1.iШi (очи) к небу de ogen ten hemel slaan возвестИть (pf; 4Ь; if: возвещать; [4]/о [6]} 1't (plech­ tig) aankondigen •:• я возвещаю вам велИкую радость bijb. ik verkondig u grote Ыijdschap; - � новой Эры een nieuw tijdperk inluiden; - о no.OW overwinning aankondigen возвещать (if; 1 а} => возвестИть возводить (if. 4с} => возвести возврат (m.; 1 а} 1 teruggave •:• - долга inlossing [van schuld]; - шшОm belastingteruggave; - !2.!Ш1ш ее. retourzending; требование возврата ([2]) terug­ vordering 2 terugkeer; (v. jilmster, zanger) comeback •:• - к прошлому terugkeer naar het verleden возвратить (pf; 4Ь(щ); if: возвращать; [4] [3]} terug­ geven, restitueren, retour zenden, retoumeren {aan}, terugbezorgen aan/Ьij; (в [4]> terugverwijzen naar [commissie] •:• - н жИзни [drenkeling e.d.] tot leven wekken возвратиться (pf; 4Ь(щ); if: возвращаться} terug­ keren, teruggaan, wederkeren •:• возвращайся туда, откуда пришёл ga terug, vanwaar je gekomen bent; стрелка автоматически возвращается на ноль de wijzer springt vanzelf ор nul terug; - в родИмый дом naar z'n haardstede terugkeren возвратно-поступательный (adj.; 1*а> •:• возврат­ но-поступательное движение heen- en weergaande beweging возвратный (adj.; 1*а> 1 + => обратный 2 ling. reflexief, wederkerend •:• - глагол reflexief/weder­ kerend werkwoord, reflexiefh; возвратное � мmnш wederkerend voomaamwoord 3 •:• возврат­ ная пётля spw. keerlus возвращать (if; 1а} => возвратить возвращаться (if; 1 а} => возвратиться возвращенец (m.an.; s*a} spijtoptant, remigrant возвращение (n.; 7а} 1 teruggave, restitutie •:• - долгов/долга inlossing [v. schuld] 2 terugkeer, terugkomst, wederkomst; (v. artiesten) comeback, rentree •:• - домой thuiskomst; по возвращении na (z'n) terugkeer возвращенка (f.an . ; 3*а) spijtoptante возвЬ1сить (pf; 4а; if: возвышать; tr.} 1't [status, aanzien] verhogen; bevorderen, verheffen {(tot)} •:• - [4] в. глазахjмнёнии [2] in iem.s achting doen stijgen; - голос против [2] z'n stem verheffen tegen; - тш своей средой z'n milieu doen ont­ stijgen возвЬ1ситься (pf; 4а; if: возвышаться} (v. water­ ni11eau e.d.) stijgen (ook 011dr.: in iem.s achting e.d.) ВОЗВЫШаТЬ (if; 1а} => ВОЗВЬIСИТЬ ВОЗВЫШаТЬСЯ (if; 1а; (над [5])} 1 => ВОЗВЬIСИТЬСЯ 2 (v. berg, heuve/, wolkenkrabber e.d.) [omgeving, land­ schap e.d.] beheersen; (hoog) oprijzen, uitrijzen, uittorenen, uitsteken, opdoemen, z. verheffen, z. uitstrekken { (boven)} •:• высоко - над [5] huizen­ hoog/torenhoog/hemelhoog uitsteken boven ВОЗВЫШение (n.; 7а} 1 sb. V. ВОЗВЬIСИТЬ 2 (in ter­ rein) verhevenheid, verhoging; podium h, spreekge­ stoelte h •:• У.!:оп возвышения mi/. schootshoek, elevatiehoek возвЬ1шенность (f.; 8а} 1 sb. v. возв:Ь1шенный 1 2 terreinverheffing, verhoging in het terrein, ver­ hevenheid; geog. plateau h •:• Среднерусская - Centr. Rus. plateau возвЬ1шенный (adj.; 1*a(l)} 1 (v. stijl, idealen, etc.) (hoog)verheven; (v. gedachten, gevoelens, ideeёn, etc.)

возглавить - воздухонагреватель

hooggestemd, groots gelegen, verheven

2

(v. berg, plateau, etc.) hoog­

2ffi!:

зать - на (4) uitwerking/effect hebben ор, indruk

возглавить (pf; 4а; if: возглавлять; tr.)

z. aan het hoofd stellen van, de leiding van ... ор zich nemen; (in deze bet. а//ееп if) leiden, aanvoeren, aan het hoofd staan van [partij, land]• : • - � de kop nemen/pakken/grijpen in de strijd; - движение ро/. de leiding nemen in een beweging; возглавлять колонну aan het hoofd van colonne lopen, voorop­ lopen (in een colonne); возглавлять� de lijst aanvoeren, boven aan de lijst staan; возглавлять турнИрную таблИuу sport. de lijst aanvoeren, boven aan de ranglijst staan

возглавлять (if; 1а)� возглавить вбзглас (m.; 1а; [2])

действия een sterke invloed/werking hebben;

kreet, uitroep {van [verrassing]}

• : •тоожествуюwий - triomfkreet возгласИть (pf; 4Ь; if: возглашать; tr.) +

(plechtig)

uitspreken, aankondigen

maken ор; (v. alcohol, medicijn e.d.) werking hebben ор; ПОА воздействием (21 onder invloed van; методы психологического воздей.:твия methoden от iem.s geestesgesteldheid te beinvloeden; применить� � - fysieke dwangmiddelen toepassen (bv. elek­

troshocks tijdens verhoor) на [4]) iets/iem. bein­ vloeden; [invloed, druk] uitoefenen, inwerken, uitwerken {ор} возделать (pf; 1а; if: возделывать; tr.) [akker, land] bebouwen, bewerken; [groente] verbouwen, [groente, planten] telen возделывание (n.; 7а) (v. akker, land) bebouwing; (v. /and) bewerking; (v. groente) verbouw; (v. planten) teelt •:• - земли landontginning; - злаков het ver­ bouwen van (graan)gewassen

воздействовать (pf/if; 2а;

возглашать (if; 1а)� возгласить

возделывать (if; 1а)� возделать

возгбнка (f.; з*а) chem.

suЬlimering возгбнный (adj.; 1*а) tech. suЬlimeer-• • : - аппарат suЬlimeerapparaath

воздержавшийся (m.an.; adj.4a)• : •при пятИ

возгонять (if; 1а)� возогнать

воздержание (n.; 7а; в [6]>

воздержавшихся met vijf onthoudingen/Ьlanco

stemmen

возгорание (n.; 7а) ontbranding,

abstinentie, matigheid, matiging, soberheid {in}; (от [2]) (v. voedse/, ge­ s/achtsverkeer) onthouding van• : •периодИческое periodieke onthouding воздержанность (f.; 8а) matigheid, soberheid

возгораться (if; 1а)� возгореться

воздержанный (adj.; 1*а(1); в [6]>

возгораемость (f.; Ва) sb. v. возгораемый,

brand­

baarheid (ont)brandbaar het in brand vliegen, (het ontstaan van) brand

возгораемый (adj.; 1а)

возгордПться (pf; 4Ь; ([5])) bogen

(in het gebruik v. iets)

ор, z. beroemen

ор (ook ten onrechte) возгораться; [5] к [3]> (lett./ ovdr.) ontbranden in ... voor• : •из Искры возгорИтся пламя een vonk doet een vuur ontbranden (Poesjkin)

возгореться (pf; 5Ь; if:

воздавать (if; 13Ь)� воздать воздаваться (if; 13Ь)� воздаться воздать (pf; 17Ь/с; if: воздавать; tr.) ft

[eer e.d.] geven, verlenen; ([3] за [4]) iem. iets vergelden • • : - должное ft iem. de eer geven, alle eer aandoen, hulde brengen aan; - по заслугам ft iem. geven wat hem toekomt; - � ft iem. eer bewijzen; - споаведлИвость iem. recht doen (wedervaren); - сторИuею (ovdr.) iem. met rente terugbetalen, iets honderdvoudig vergelden; - 1ШШ1У bijb. de lof verkondigen van воздаться (pf; 17Ь/с; if: воздаваться; [3] за [4]> ft (v. vergelding, beloning, straf ) (aan iem.) gegeven worden voor [gedrag, prestatie e.d.]; (v. beloning) (aan iem.) toegekend worden voor [prestatie e.d.] • • : ему воздастся за злодеяния hij zal voor zijn misdaden gestraft worden; ему воздастся за трудЫ hij zal voor zijn werk beloond worden воздаяние (n.; 7а) ft beloning; (pos./neg.) vergelding • • : � - за (4) ter vergelding voor воздвигать (if; 1а)� воздвИгнуть воздвигнуть (pf; 3°а[(б)]; jf: воздвигать; tr.) ft

oprich­ ten, optrekken• • : - заграЖАения (mi/., door politie) versperringen opwerpen; - памятник (3) een monu­ ment oprichten voor

воздвИженье (n.; б*а)• • : - (Креста Господня)

orth.

Verheffing van het Heilig Kruis ifeest ор 14 sept./ 27 sept.) воздевать (if; 1а)� воздеть

на [4]) effect\ uitwerking; druk; (v. woorden e.d. ook) invloed; (v. genees-, genotmiddel, gife.d.) werking• • : благотворное - heilzaamheid, heilzame werking; �большой сИлой воз-

воздействие (n.; 7а;

matig, sober {in [het gebruik v. iets]} воздержать (pf; 5с; if: воздерживать; tr.) + tegen­ houden воздержаться (pf; 5с; if: воздерживаться; от [2]) afzien, z. onthouden {van}• • : временно - от (2) uitstellen van, opschorten van; - от высказываний z. van een oordeel onthouden; (bij gesprek) z. afzijdig houden; - от голосования Ыаnсо stemmen, z. van stemming onthouden; воздержИтесь от� (beleefdheidsvorm voor) verboden te roken воздерживать (if; 1а)� воздержать воздерживаться (if; 1а)� воздержаться воздеть (pf; 15а; if: воздевать; tr.)• • : - Diн.и

de armen

ten hemel heffen

(ovdr.) sfeer, om­ geving• • : взлететь на/в - (ovdr.) in de lucht (laten) vliegen; (v. р/аппеп, dromen, etc.) in rook opgaan; висеть в воздухе (onzeker) in de lucht hangen; всё висит (повисло) в воздухе (ovdr.) alles staat (is) ор Josse schroeven (komen te staan); горный berglucht; дышать воздухом (2) een geest ademen van; зимний - (koude lucht) winterlucht; морозный vrieslucht; морской - zeelucht; вь1йти .!Ш - een luchtje gaan scheppen; работать .!Ш (открь1том) воздухе buiten werken, in de buitenlucht/openlucht werken; необходИмый как - broodnodig; �в воздухе in de lucht zitten/hangen; питаться (однИм) воздухом J, van de lucht leven; по воздуху door de lucht (per vliegtuig); вопрос повИс в воздухе de vraag Ыееf in de lucht hangen; свежий/чИстый - buiten­ lucht, frisse lucht; однИм воздухом О.!!!! не будешь van de lucht kun je niet leven, je kunt niet van de wind leven; в воздухе чувствуется het zit/hangt in de lucht 2 rel. velumh воздуховбд (m.; 1а) luchtkoker воздуходувка (f.; з*а) tech. Ыaastoestel h, Ыaasbalg воздухолечение (n.; 7а) luchtgeneeskunde воздухонагреватель (m.; 2а) luchtverhitter

вбздух (m.; 3а) 1 (pl. ?; 2*sg.) lucht;

воздухонепроницаемость - возложить

воздухонепроницаемость (f.; 8а) luchtdichtheid воздухонепроницаемый (adj.; 1а) luchtdicht воздухообмен (m.; la) luchtuitwisseling воздухообменный (adj.; 1*а) adj. v. воздухообмен воздухоохладитель (m.; 2а) luchtkoelingsinstallatie

воздухоочиститель (m.; 2а) luchtfilter d/11 (11. auto) воздухоочистИтельный (adj.; 1*а> adj. v. возду­ хоочистИтель воздухоплавание (n.; 7а) ballonvaart, luchtvaart воздухоплаватель (m.an.; 2а) ballonvaarder, luchtvarende

воздухоплавательница (f.an.; 5а) vr. v. воздухоплаватель воздухоплавательный (adj.; 1*а) luсhtvааrt­ воздухоподогреватель (m.; 2а) luchtverhitter воздухопровод (m.; 1а) luchtkanaal \ luchtleiding (от lucht door te /aten) воздухопроводный (adj.; 1*а) adj. v. воздухопро­ в6д воздухопроницаемость (f.; 8а) sb. v. воздухопроницаемый воздухопроницаемый (adj.; la) luchtdoorlatend воздухораспределитель (m.; 2а) luchtverdeler воздухораспределительный (adj.; 1*а) luchtverdelings-

воздушнодесантный (adj.; 1*а) •:• воздушнодесант­ ные войска rnil. luchtlandingstroepen, paratroepen воздушно-реактИвный (adj.; 1*а) •:• - двИгатель straalmotor

воздушность (f.; 8а) luchtigheid, lichtheid воздушный (adj.; 1*а) lucht-; (11. cake, etc.) luchtig, licht •:• воздушная атака luchtaanval; - §ой lucht­ gevechth; воздушная ванна luchtbadh; - 1UU1I а11. schroef, propeller; строить воздушные nмки lucht­ kastelen bouwen; - канал luchtkanaal h; - llШ'ЬшR lijnvliegtuig h; воздушная лИния luchtlijn; воздуш­ ная лИния свЯзи luchtkabel; - моо:r luchtbrug; - насос luchtpomp; воздушное охлаждение lucht­ koeling; с воздушны.м охлаждением lucht­ gekoeld; воздушное пиоатство luchtpiraterij; воз­ дУшная подушка windkussen h; .fts. / а11. luchtkussen h; - поцелуй kushand, kushandje h, handkus; - � tech. luchtrem; воздушная � luchtalarm h; - � luchtfilterdth; - !1шО! luchtvloot; - !ШШ (lucht-) ballon; воздушная .!!мв 011. luchtzak воздыхание (n.; 7а) :j:/11' 1 (о [6]) weeklacht over 2 (по [3]) het verlangen, hunkering {naar}, aan­ Ьidding van воздыхатель (m.an.; 2а) 11' aanbldder воздыхательница (f.an.; 5а) 11' aanbldster воздыхать (if; 1а) 1 (о [6]) :� weeklagen over 2 (по [3]) 11' verlangen, hunkeren {naar}, iem. aanbldden возжаждать (pf; 6°а; [2]> :j:/11' verlangen, hunkeren {naar} возжелать (pf; 1а; p.pret.p. 0; [4] / [2]) 11' verlangen, hunkeren {naar} возжечь возложИть возлагаться (if; 1а; на [4]) (11. 11erantwoordelijkheid e.d.) in handen zijn van [iem" organisatie, etc.), ор de schouders van ". rusten; ." is belast met, ". is verantwoordelijk voor [controle, uitvoering e.d.] •:• контроль возлагается на него hij is belast met de controle; .tliUJ.Мuш возлагается на него de hoop is ор hem gevestigd; � возлагаются на него hij is verantwoordelijk voor de uitgaven, hij is belast met de uitgaven возле (prep.; [2]) (аап iern.s zijde) naast, Ьij возлежать (if; 5Ь; на [6]/за [5]) :j:/11' (аап tafel) aanliggen; (ор bed) liggen возлечь (pf; 8а/Ь(г) (ё); на [6]/за [5]) :j:/11' (scherts.) gaan liggen, z. neerleggen •:• - на лбже любвИ (scherts.) liefdesdaad verrichten возликовать (pf; 2а; intr.) 't uitjubelen возлияние (n.; 7а) plengofferh; (scherts.) drinkgelag h •:• совершИть - [wijn als offer] plengen возложение (n.; 7а) sb. v. возложить •:• - венков/ венка kranslegging возложИть (pf; 4с; if: возлагать; [4] на [4]) 11' leggen ор, neerleggen; [taak, verplichting e.d.] opleggen, toe­ vertrouwen aan; iem. [kroon] opzetten •:• - � на могИлу een krans ор een grafleggen; - l!И.!!У на [4] de schuld werpen ор; - � на [4] een taak ор iem.s schouders leggen; - судебные издержки на [4] tot de kosten van het proces veroordelen; возлагать � на [4] (011dr.) z'n hoop vestigen ор, ver­ wachten van; возлаиiтъ болъшuе надежды hoge verwachtingen hebben van; на прокуратjру возложен вЫсший надзор за (5) Ьij het Openbaar Ministerie rust het hoogste toezicht ор " . ; - обЯзан­ ность [2]/iпf. iem. de verplichting opleggen te ."; - ответственность на [4] за (4) de verantwoordelijk­ heid ор iem. leggen (overdragen) voor "., met de verantwoordelijkheid belasten, aansprakelijk/ver­ antwoordelijk stellen; - [4] на ппШ [2] (011dr.) ор de schouders leggen van; - полномочия на [4] iem. met volmachten bekleden

возлюбить - вознести

возлюбИть (pf; 4с) :j:/11 � полюбИть •:• возлюби блИжнего своего bijb. hebt uw naaste lief возлюбленная (f.an.; adj.1a)1I geliefde, minnares возлюбленный (adj.; 1 *а (1)) 1 11 geliefd 11 (m.an.) minnaar, geliefde, aanbedene, beminde (persoon)

возмездие (n.; 7а) 11 vergelding •:• вечное - rel. de eeuwige vergelding; неотвоатИмое - onvermijde­ lijke vergelding возместить (pf; 4Ь; if: возмещать; [4] ([3])) [schade, onkosten e.d.] vergoeden (aan), compenseren; [geld] terugbetalen, restitueren {(aan)}; schadeloos stellen •:• Этого нельзя - daar is geen verhaal ор; - свои убЫтки de schade vergoeden; (verhaa/ halen) de schade ор iem. verhalen; - [3] (нанесённый) � iem. de schade vergoeden, schadeloos stellen; - [3] часть расходов iem. een tegemoetkoming in de kosten geven возмечтать (pf; 1 а; о [6]) :J: dagdromen over •:• - о � J. hoge dunk van zichzelf hebben возмещать (if; 1 а) � возместить возмещение (n.; 7а; [2]/за [4]) vergoeding, terugbe­ taling, schadeloosstelling, compensatie, restitutie, bonificatie {voor/van (onkosten, schade]} •:• н.и ущерба ter compensatie van schade; - потеоь het compenseren van de verliezen; - дорожных расхб­ � reisvergoeding; требование возмещения jur. regres h; требование о возмещении ущерба schade­ claim, schade-eis; - убь1тка/убЫтков schadever­ goeding; - � schadevergoeding; получuтъ с [2] - ущерба verhaal halen ор iem. voor ge­ leden schade; - .материсiлъного и .морсiлъного ущерба smartengeld h возможность (f.; 8а) mogelijkheid, gelegenheid, kans, eventualiteit; aannemelijkheid, doenlijkheid; bestaanbaarheid ·:· если будет - als de gelegenheid z. voordoet; второй такой возможности больше не будет zo'n buitenkans komt nooit meer terug, zo'n kans krijg je nooit meer/maar een keer; у него большие возможности hij heeft grote capaciteiten; - выполнения haalbaarheid; m!.I!! [3] - iem. in staat stellen, de gelegenheid geven, een kans geven; иметь желание и - de wil en de mogelijkheid hebben; такая - не исключается dat behoort tot het rijk der mogelijkheden; не иметь ни малейшей воз­ можности geen schijn van kans maken; быть нИже возможностей [2] beneden iem.s kunnen zijn; для Этого нет никаких возможностей (ovdr.) daar is geen ruimte voor; no (мере) возможности voor zover mogelijk, waar mogelijk [helpen, etc.], zoveel mogelijk, naar gelang de mogelijkheden; если поедставится - als de gelegenheid z. voordoet; [3] предстdви.ласъ - de gelegenheid bood z. aan; .!ШН первой (же/представившейся) возмож· ности zodra de gelegenheid z. voordoet; - примене­ ния toepassingsmogelijkheid; возможности ШlО: движения по службе promotiekansen, de vooruit­ zichten vooruit te komen; равные возможности gelijke kansen; - расширения (v. bedriff, programma, etc.) uitbreidingsmogelijkheid; редчайшая - de kans van je leven; - роста (v. stad) uitbreidings­ mogelijkheid; (m.b.t. iem.) promotiekansen, de vooruitzichten vooruit te komen возможный (adj.; 1*а) mogelijk, eventueel; aan­ nemelijk; doenlijk; bestaanbaar •:• возможно (ook) waarschijnlijk, het kan zijn, wellicht, denkelijk, misschien, mogelijkerwijs; воз.можно (, что . . . ) de kans bestaat dat ... , er is nog kans ор, dat; воз-

можно + comp. zo [snel/goed/ ...] mogelijk; воз­ .можно скорее/лучше zo snel/goed mogelijk; возможны варианты varianten zijn mogelijk; весьма возможно niet onwaarschijnlijk, heel goed mogelijk; вполне возможно het is best mogelijk, het kan best zijn [dat hij komt), dat zou (heel goed) kunnen, dat kan heel goed, het is niet ondenkbaar; всё возможное а! het mogelijke; Это � ли воз­ можно dat is nauwelijks denkbaar; (О.)делать [4] возможным iets mogelijk maken; (�)� всё возможное z'n uiterste best doen, alles in het werk stellen, doen wat mogelijk is; (с)де.лаmъ всё воз­ можное и невозможное hemel en aarde bewegen возмужалость (f.; 8а) (v. uiterlijk e.d.) mannelijkheid возмужалый (adj.; 1а; kv.sg. ?) (v. jongen) volgroeid, volwassen •:• - .!!.!Ш mannelijk uiterlijk возмужание (n.; 7а) (v. jongen) ontwikkelingsjaren возмужать (pf; 1 а) � мужать возмутИтель (m.an.; 2а) :j: (v. rust, orde e.d.) verstoor­ der; ро/. activist •:• - спокойствия onruststoker возмутИтельница (f.an.; 5a) J, (v. rust, orde e.d.) verstoorster •:• - спокойствия onruststookster возмутИтельность (f.; 8а) sb. v. возмутИтельный возмутИтельный (adj.; 1*а) ergerlijk, schandalig, godgeklaagd возмутИть (pf; 4Ь; if: возмущать; tr.) 1 verontwaar­ digen, ontstichten 2 :j: aanstoken, opzetten, ophit­ sen (tot oproer, rel e.d.) возмутИться (pf; 4Ь; if: возмущаться) z. verontwaardigen возмущать (if; 1 а) � возмут:Ить возмущаться (if; 1 а) � возмутйться возмущение (n.; 7а) 1 11 verontwaardigd/ verstoord zijn over возненавИдеть (pf; 5а; p.pret.p. возненавиденный; tr.) haat opvatten, haatgevoelens gaan koesteren {tegen}, een Ыoedhekel krijgen aan вознесение (n.; 7а) orth. Hemelvaart, hemelvaartsdag •:• Вознесение Господне Hemelvaart вознести (pf; 7 Ь/Ь (с ) (9) (ё); if: возносить; tr.) 11 ophef­ fen, verheffen; [gebed] opzenden •:• - [4] до небес (ovdr.) iem. de hemel inprijzen, hemelhoog prijzen, de loftrompet steken over; � вознесла его

1 53 высоко het lot was hет gunstig gezind (hij heeft 11ее/ bereikt) вознестись (pf; 7Ь/Ь(с) (ё); if: возноситься) 1 11' (rel.: oprijzen) opvaren 2. hoge dunk van zichzelfhebben, z'n neus in de wind steken (.J..) возникать (if; 1 а) 1 => возникнуть 2. .J, tegenwer­ pen, z. тengen in, ruzie zoeken •:• tш возникай! wat тоеt je?!, wat is er nбu/nu weer?!, wat is er nou?!, hou je тond! возникновение (n.; 7а) sb. v. вознИкнуть возникнуть (pf; 3°а; if: возникать; (у [2])) (a/g.) ontstaan, opkoтen; (11. liefde) ontkieтen; (11. bee/d, herinnering e.d.) oprijzen, opdoemen; (11. рrоЬ/еет, 11raag e.d.) aan de orde koтen, z. voordoen; (11. ziekte e.d.) optreden; (11. idee, gedachte) ontspruiten {(blj)}; .J, opduiken, verschijnen •:• откуда ты вознИк? .J, waar kот je nou vandaan?; - благодаРЯ [З] z'n ont­ staan te danken hebben aan; у (2) возникла � Ьij ". kwaт de gedachte ор; - из ничего uit het niets opkoтen; возникает опасение het gevaar ontstaat; возник пожар er ontstond brand; если возникнут трудности als er тoeilijkheden rijzen, als z. тoei­ lijkheden voordoen вознИца (m./f.an.; f.5a) voerman, koetsier Возничий (m.an.; adj.4a) astr. Voerman вознИчий (m.an.; adj.4a) voerman, koetsier возносить (if; 4с) => вознести возносИться (if; 4с) => вознестись возня (f.; 2*Ь) 1 stoeipartij ; lawaaierige drukte, gehol \ geren h 2. (с [5]> .J.. gepruts h, gehannes h {aan/ теt}; geтoпel h, gesleutel h {aan [auto, radio]}; (met 11ее/ moeite) gewurm h 3 (вокруг [2]) .J, roтpsloтp, oтhaal, gedoe h {rond/om}; kopzorgen от; touw­ trekkerij от •:• мышиная - (011dr.) drukte от niets возо- (pref.) => ВОЗвозобладать (pf; 1а; (над [5])) 11' de overhand heb­ ben/krijgen (over), het winnen (van) •:• чувство долга возобладало в ней над страхом haar plichts­ besef heeft het gewonnen van haar angst возобновить (pf; 4Ь; if: возобновлять; tr.) [onder­ handelingen, besprekingen] hervatten, (weer) op­ neтen, [kennismaking] hemieuwen; :j: vemieuwen, herstellen •:• - Мпоjиr. rechtszaak heropenen; - деятельность (2) heractiveren; - � на (4) een abonneтent verlengen; - � het werk hervatten возобновление (п.; 7а) hervatting, voortzetting; (11.film, toneelstuk e.d.) heropvoering, reprise; (11. d. strijd) wederopleving; �: vemieuwing, herstelling возобновлять (if; 1 а) => возобновить •:• возобновляемый geschikt voor hergebruik, reversibel возовой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) vrасhtkаrвозогнать (pf; sc/c; if: возгонять; tr.) suЬliтeren возок (m.; 3*Ь) sleekoetsjeh •:• санный - sleekoetsjeh возомнИть (pf; 4Ь; tr.) (depr.) in z'n hoofd halen •:• - о � een hoge eigendunk hebben, hoge dunk van zichzelfhebben, z. veel inbeelden, verbeelding/ kapsones hebben; - себЯ [51 z. verbeelden een schrijver/artiest/held/". te zijn возопИть (pf; 4Ь; intr.) :j:/11' beginnen te schreeuwen, een kreet slaken •:• камни возопи.От bijb./lett. [ik zeg u, indien dezen zwijgen] zouden de stenen roepen; (011dr.: 011er iets 11reselijks) het is ten heтel schreiend, het is godgeklaagd/heтeltergend возрадоваться (pf; 2а; [3]) :t-/11' z. verheugen over возражать (if; 1а) => возразить возражение (n.; 7а) tegenwerping, bedenking;

вознест:Ись - возрождение bezwaarh, grief; protesth, tegenspraak;jur. oppositie •:• с моей стороны возражений нет/не будет ik zie geen bezwaren, ik heb geen tegenwerpingen; у него нет никаких возражений hij heeft daar niets tegen in te brengen; � возражений zonder tegenspar­ telen/tegenwerpingen; не иметь возражений против (2) geen Ьezwaar тaken/hebben; не � воз­ ражений geen tegenspraak dulden возразить (pf; 4Ь; if: возражать; [3] (на [4])> iет. tegenspreken, inbrengen tegen ieт./iets, iет. iets tegenwerpen over, repliceren, van repliek dienen, bedenkingen opperen tegen; (пр6тив [2]) inwerpen, bezwaren тaken, in verzet koтen, protesteren {tegen} •:• на Это он возразил hij ging er tegenin (met woorden); он ничего не (с)мог (на Это) - hij wist er niets tegen in te brengen; кто осмелится ему wie zou hem durven tegenspreken/weerstaan; что вы на Это можете - ? (bij beschuldiging e.d.) heeft u hierop (nog) iets te zeggen?; ты не возражаешь, если ••• vind je het niet vervelend als "., heb je er iets ор tegen, als ". ; � вы не возражаете als u geen bezwaar heeft, als het van u таg, als u het goedvindt; я tш возражаю ik heb daar niets (ор) tegen, daar zeg ik geen nee ор, daar heb ik geen рrоЫетеn тее, ik heb daar geen bezwaren tegen; !ШОnш Этого ничего не возразишь daar valt niets ор af te dingen; возражать ШlOnm (2) z. kanten tegen возраст (m.; 1а) leeftijd ·:· брачный - huwbare leef­ tijd; п возрасте от (2) до (2) in de leeftijd van ." tot . "; .п моём(-то) возрасте ор тijn leeftijd [doe/kun je zo­ iets niet meer]; .u. возрасте bejaard, ор leeftijd; .u.oйn1 в - .J, volwassen worden; вЫйти из того возраста, когда ••• te oud worden от dat ".; АПН всех возрастов (11. film e.d.) voor alle leeftijden; АПН своего возраста voor z'n leeftijd; ... для (2) tш - ... jaar is voor hem/ ... niet oud; tш по возрасту te jong (zijn); te oud (zijn); (11. gedrag, kleding e.d.) te jeugdig; te ouwelijk; быть одного возраста van gelijke leeftijd zijn, even oud zijn; пенсионный - de pensioengerechtigde leeftijd; пенсия по возрасту ouderdomspensioen h, AOW; � возрастом met het kliттen der jaren, met de jaren; � - (11. peuters, pubers) тoeilijke leeftijd возрастание (n.; 7а) toenaтe, groei, stijging возрастать (if; 1 а) => возрасти возрасти (pf; 7Ь/Ь(ст); if: возрастать; intr.) groeien, toeneтen, stijgen, aanwassen; (11. kracht, aantal e.d.) aangroeien; (11. be110/king, kosten, 11raag e.d.) nog verder vermeerderen (теt) •:• возрастающий интерес к [З] de toenemende belangstelling voor; покупательная способность возросла de koopkracht is gestegen возрастной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) leeftijds- •:• возрастная mYnn.@ leeftijdsklasse, leeftijdsgroep; возрастное ограничение leeftijdsbeperking; - шwША leeftijds­ klasse, leeftijdsgroep возревновать (pf; 2а; к [3]) :j: jaloers worden ор возроднть (pf; 4Ь; p.pret.p. возрождённый; if: воз­ рождать; tr.) [stad, tradities e.d.] doen herleven, [gebruiken e.d.] aan de vergetelheid ontrukken; (011dr.) weer tot leven brengen

возродИться (pf; 4Ь; if: возрождаться) (opnieuw actief worden) herboren worden; (11. zieke, ge11oelens, etc.) herleven; (011dr.) regenereren •:• - к жИзни (011dr.) tot leven komen; - из Di.r!m!. (011dr. ) uit z'n as verrijzen возрождать (if; 1 а) => возродить возрождаться (if; 1 а) => возродИться возрождение (n.; 7а) herleving; (11. stad e.d.) wederopleving; (011dr.) regeneratie, reveille; (in cult. zin; rel.)

1 54

возроптать - вокализ wedergeboorte; (v. kunst(uiting), fil./wetensch., tradi­ ties e.d.) renaissance, wederopЬloei •:• � Возрож­ дения Renaissance (a/s tijdperk) возроптать (pf; бс(щ); на [4]>:j:/11' (beginnen te) mopperen over возрыдать (pf; 1а; intr.) t/11' snikken возчик (m.an.; за> voerman •:• - хrпН kolendrager возчицкий (adj.; за; kv. ?) adj. v. возчик возыметь (pf; 1а; p.pret.p. 0; tr.) 11' hebben ·:· лекарство возымело действие het geneesmiddel werkte; - желание willen, de wens hebben; - намеоение intentie hebben, het voomemen hebben, voor­ nemens zijn, van plan zijn; он возымел охШ + iпf. de lust/het verlangen bekroop hem; - уважение к [З] achting hebben voor воин (m.an.; 1а) hoogdr. krijger, strijder •:• одИн в поле не - (gez.) een is geen (in je eentje kun / doe je niet

veel) воинский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) militair, krijgs-; strijders- •:• воинская дисциплина krijgstucht; воинская обЯзанность dienstplicht; воинские � krijgseer; - устав Wet ор de Кrijgstucht;

воинская часть legerafdeling; воинская честь soldateneer воинственность (f.; 8а) (v. volk e.d.) krijgshaftigheid; strijdbaarheid, strijdlust, vechtlust (mil./sport./ovdr.:

in discussie e.d.) воИнственный (adj.; 1*а[(1)]) oorlogszuchtig, strijd­ lustig, vechtlustig, krijgshaftig, krijgszuchtig, mar­ tiaal, strijdbaar •:• - НШf1 krijgsgeschreeuw h; быть в воинственном настроении ор het oorlogspad zijn; воинственно настроенный militant воинство (n.; 1 а) hoogdr. heerh, legerh, heerschaar •:• - небесное bijb. hemelse heerschaar воИнствующий (adj.; 4а) militant •:• - � militant atheisme; - элемент militante figuur в0Ист1шу (adv.) 11' voorwaar, waarlijk, waarachtig воИтель (m.an.; 2а) 1 �:/hoogdr. strijder, krijger 2 :j: vechtersbaas воительница (f.an.; sa> ruziezoekster вой (m.; ба) 1 geloeih, (langgerekt) gejankh; (v. storm, menigte) gehuil \ gegierh •:• - ветра het gehuil van de wind; волчий - wo] vengehuil h; - сирен(.!!!.) sirene­ geloei h 2 gejouw \ gejoe] h (a/s protest) •:• поднЯть gejoel/gejouw aanheffen войлок (m.; за; 2*sg.) vilth ·:· волосяной - haarvilt; мой войлока viltlaag войлочный (adj.; 1*а) vilten ·:· войлочная стелька viltzool (inlegzool v. vilt); войлочная � wisser, bordenwisser война (f.; 1d) mil./ec. oorlog •:• гражданская burgeroorlog; завоевательная/захватническая veroveringsoorlog; !1.r:R.Шo в войну oorlogje spelen (kinderspel); t!11!И войной на [4] ten strijde trekken tegen; истребИтельная - vernietigingsoorlog; Крь1мская - Кrimoorlog; мировая - wereldoorlog; !:Ш войне in de oorlog; !:Ш войне как на войне а la guerre comme а !а gueпe (zo is het пи еептаа/ in de oorlog); - за независимость onafhankelijkheids­ oorlog; объявить войну [З] de oorlog verklaren aan; Великая Отечественная - Grote Vaderlandse Oorlog (1941-1945 Tweede Wereldoorlog); партизанская guerrilla(oorlog); перИод между двумя (мировь1ми) войнами interbellum h; пойти на войну ten strijde trekken; находиться в состоянии войнЫ z. in staat van oorlog bevinden; страшнее атомной/:!:герман­ ской войнЫ zo lelijk als de nacht, spuuglelijk;

холодная - koude oorlog; Ядерная - kemoorlog

войско (n.; 3с; meestal pl.) troepen, legerh •:• войска по поддержанию мИра vredestroepen; войска f:!Aio NAVO-troepen; оккупационные войска bezettings­ troepen; пеоедвижение войск troepenbewegingen; регvлЯрные войска geregelde troepen; войска оезерва reservetroepen; войска связи verblndings­ troepen; в каких войсках ты служишь? Ьij welk wapen dien je?; сухопУ,.ные войска landmacht войсковой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) troepen-, militair (de troep

betreffende: v. administratie, commandant, onderdeel, etc.) •:• войсковое соединение militaire eenheid, legereenheid; - тоанспоот mar. troepentransport h; войсковая часть militaire eenheid

войтИ (pf; 17Ь/Ь(9); if: входить; в [4]) 1 Ьinnengaan, Ьinnenkomen, instappen, raken in •:• входИ(те)! J, (kom maar) Ьinnen!; войдИ(те)I Ьinnen!; корабль вошёл в гавань het schip voer de haven in; - в истб­ .РИ.!.О de geschiedenis ingaan; - в мОм in de mode raken/komen, in zwang komen/raken; - в обЫчай (v. gewoonte e.d.) ingeburgerd raken/zijn; - в ШlИ: вЫчку (v. gewoonte e.d.) ingeburgerd raken/zijn; - в употребле н ие ingang vinden, gangbaar worden; у него в одно У№ входит, (а) в другое выходит het gaat Ьij hem het ene oor in, het andere oor uit 2 lid worden/zijn (van), intreden (in), opgenomen worden/zijn (op/in), v66rkomen in [organisatie/ groter geheel], thuis horen in, behoren tot; vallen Ьinnen [de eisen, termen, raamwerk, competentie e.d.], deel uitrnaken van •:• Это слово вошло в рус­ ский язь1к dit woord is nu in het Russisch opgeno­ men; входить в компетенцию [2] tot de competentie behoren van, ressorteren onder; Это не входит в .моЮ компетенцию dat heb ik niet in mijn macht; (ovdr.) dat behoort niet tot mijn ressort; в НУРQ входит/входят [1] de cursus omvat ...; входИть в намерения 11' in het voornemen liggen; Это не входит в .моu намерения dat ligt niet in mijn bedoeling, ik ben niet voornemens dat te doen; Это входит в его обЯзанности dat is zijn plicht/taak, dat behoort tot zijn taak, dat staat niet in zijn taak­ omschrijving, dat is zijn werk niet; Это (не) входит в (наши, их, ... ) планы dat staat (niet) ор het/ons/ hun, ". programma; Это не входит в программу theat. dat staat niet ор het programma; входИть в состав [2] deel uitmaken van, behoren tot [organi­ satie e.d.]; входuтъ в состав правления in het bestuur zitten; - в спИсок ор een lijst komen; Это входит в .ьШну dat is Ьij de prijs inbegrepen; входИть в число [2] deel uitrnaken van 3 passen in •:• Этот кошелёк не входит в мою сумку die portemonnee past niet in mijn tas; все ваши вещи войдУт в чемодан а! uw spullen kunnen/passen in de koffer; сколько лИтров входит в бак? hoeveel kan/gaat er in de tank?; в Эту буть1лку входит три лИтра in die fles kan drie liter, dat is een drieliterfles 4 z. inleven, z. indenken {in}; gewend raken aan •:• - в §..!!!.! ingeburgerd raken/ zijn in/Ьij (v. materialen, woorden e.d.); - в IlOllOllШ: � [2] z. verplaatsen in de situatie van ".; войдuте в .моё положение denkt и z. mijn situatie eens in; - в ROl!..!! z. in een rol inleven; gewend raken aan [omstandigheden, verplichtingen, werk, etc.] вокабула (f.; 1а) lemma h, trefwoord h вокабулЯрий (m.; 7а) vocabulariumh вокал (m.; 1 а) zangstem ·:· техника вокала zang­ techniek вокализ (m.; 1 а) spec. zangoefening

1 55

вокализация (f.; 7а) vocalisatie вокализИровать (pf/if; 2а) muz.//ing. vocaliseren вокализм (m.; 1а) /ing./fon. vocalisтe h, klinkerbestand h

вокалист (m.an.; 1 а) vocalist, zanger вокалистка (f.an.; 3*а) vocaliste, zangeres вокальный (adj.; 1*а) muz. vocaal, zang- •:• вокальное искУсство zangkunst; - конкурс zangwedstrijd; - концерт (v. solist) zanguitvoering; вокальная � zangтuziek; - номер zangnuттerh; вокальная партия zangpartij; вокальная техника zangtechniek вокатИв (m.; 1а) ling. vocatief, vocativus вокатИвный (m.; 1а) ling. vocatief- •:• вокатИвное предложение aanspreking als zelfstandige taaluiting вокзал (m.; 1 а) station h, stationsgebouw h, spoor­ wegstation h •:• железнодорожный - hoofdstation h; морской - passagiersterтinal (voor zeeschepen); речной - aanlegplaats (v. rivierbootdienst) вокзальный (adj.; 1*а) stations- •:• - буфет stations­ buffet h вокруг 1 (adv.) rondoт, in het rond •:• - всё бело от снега alles rondoт ons is wit van de sneeuw; на десять километров - tot tien kiloтeter in de oтtrek; ..., а обошёл - [hij liep niet door de tuin,] тааr eroтheen; ходИть - да Около als een kat от de hete brij dansen/draaien, er omheen draaien; осмотреться - от zich heen kijken 11 (prep.; [2]) 1 rondoт, rond, от ." heen •:• - негО/неё/них eroтheen; - стола стоят сrулья от de tafel staan stoelen; он обмотался верёвкой - пояса hij sloeg het touw от zijn тiddel 2 rond, naar aanleiding van •:• - фИльма идУт споры het is een oтstreden filт вол (m.an.; 1 Ь) zoo/. os •:• � как - werken als een paard волан (m.; 1 а) 1 strook (langs onderrand v.jurk) 2 sport. shuttle Воланд (m.an.; 1а) (personage uit «Мастер и Маргарuта» v. Boelgakow) Woland (duivel) Волга (f.; 3а) 1 geog. Wolga (rivier in Eur. Rus.) 2 Wolga (automerk) волгарь (m.an.; 2Ь) J. bewoner van het WolgageЬied волглость (f.; 8а) .U. vochtigheid волглый (adj.; 1а; kv.f./n. ?) .U. vochtig волгнуть (if; 3°а(5) (6); pf: отв6лгнуть; intr.) .u. vochtig worden Волгоград (m.; 1а) geog. Wolgograd h (stad in Rus.;

vroeger Stalingrad) волгоградский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) adj. v. Волго­ град Волго-Дон (m.; 1 а) geog. (ajk. v. Во.л,го-Донск6й канd.л,) Wolga-Donkanaal h Волго-Донской (adj.; 3а) •:• - канал Wolga-Don­ kanaal h

волдЬ1рь (m.; 2Ь) Ыааr; waterЬlaas (ор de huid) волевой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) 1 тachts-, теt wilsopleg­ ging gepaard gaand 2 eigenwillig, eigenzinnig, wilskrachtig •:• - ши wilsdaad; - подбородок wils­ krachtige kin; волевое решение eigenwijze beslis­ sing (zonder naar iem. te luisteren); волевое � wilsinspanning; волевь1е чертЫ лица krachtige trekken волеизъявление (n.; 7а) wilsuiting, wilsverklaring; wilsbeschikking (v. h. volk) волейбол (m.; 1 а) volleybal h (de sport) •:• играть в volleyballen

вокализация - волновать

волейболИст (m.an.; 1 а} volleyballer волейболИстка (f.an.; 3*а) volleybalster волейбольный (adj.; 1*а) volleybal- •:• волейбольная команда volleybalteaт h; - � volleybal (als voor­ werp); волейбольная плошадка volleybalveld h волей-неволей (adv.) nolens volens, of ik (hij, etc.) wilde of niet; goedschiks of kwaadschiks

воленс-ноленс (adv.) nolens volens волжанин (m.an.; 1°а) bewoner van het WolgageЬied волжанка (f.an.; 3*а> bewoonster van het WolgageЬied волжский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) van/aan de Wolga волк (m.an.; 3е) 1 wolf •:• волков боЯться, в лес не ходИть (sprw.) die niet waagt, die niet wint; хоть волком .!!ОЙ J. het is een grote ellende (m.b.t. omstan­ digheden), 't is от te huilen (v. toestand); быть голод­

ным как - honger als een paard hebben; с волками жить, по волчьи выть (sprw.) je тоеt теt de wolven in het bos huilen; не первая волку зима al eens vaker теt dat Ьijltje gehakt hebben, al eerder wel eens voor рrоЫетеn hebben gestaan; как волка ни кормИ, всё в .!Ш!< смотрит (gez.) een vos verliest wel zijn haren, тааr niet zijn streken; .м.ошшО.й - 1 (iem.) zeebonk, zeerob, bevaren zeeтan 2 zод/. zeewolf; волка ноги кормят je тоеt hard werken от aan de kost te koтen (lett.: ееп wolf komt аап de kost door z'n snelle poten); и волки сь1ты и � целы (gez.) de kool en de geit sparen; к волку в пасть лезть z. in het hol van de leeuw wagen; � не - - в лес не убежит (gez.) de boog kan niet altijd gespannen zijn; смотреть волком nors/lelijk/kwaad/boos/dreigend/agressief kijken; степной - prairiewolf, coyote; брЯнский тебе товарищ ik ben je vriendje niet (als neg. reactie ор ты же мне товарищ); человек человеку (sprw.) de ene тens is voor de andere een wolf (de mens is zijn eigen grootste vijand); - в овечьей шкуре wolf in schaapskleren 2 barg. (admir.) bendeleider 3 s/. /grof gevangene die geen deel uitтaakt van een bende 4 barg. linkerd (gevaarlijk iem.) 5 barg. (depr.) gliттerik, sjouter, bout волкодав (m.an.; 1а) zoo/. wolfshond волна (f.; lf/1d) golf, baar (lett./ovdr.) ; radiogolf •:• волнами in golven; - беженцев vluchtelingen­ golf; взрывная - schokgolf; - забастовок stakings­ golf; � - geluidsgolf; кормовая - mar. hek­ golf; короткая/длИнная - rad. korte/lange golf; несущая - draaggolf; по волнам over/op de golven; - � (протестов) een golf van protest(en), een strooт van protesten волнение (n.; 7а) 1 golving. deining; beweging (ор zee) •:• на море сильное - ор zee staat veel deining, de zee is ruw 2 (ovdr.) opwinding, op­ schudding, соттоtiе, deining, drukte, onrust •:• душевное - geтoedsaandoening; OI волнения door/van de eтotie; город был охвачен волнением de stad was in rep en roer; приходИть в - opgewon­ den/nerveus raken 3 (a/s р/.) onlusten, ongeregeld­ heden, oproer h •:• в народе начались волнения het volk begon z. te roeren; рабочие волнения arbeidersoproer h волнИстость (f.; 8а) (v. landschap) welving волнИстый (adj.; 1а) golvend; gegolfd •:• волнИстые � golvend haar, golven; волнистая лИния golflijn, golvende lijn волнИтельный (adj.; 1*а) verontrustend волновать (if; 2а; tr.) 1 (pf: взволновать) in deining brengen, doen deinen, in beweging brengen (v. water) 2 (pf: взволновать) onrustig тaken, opwinden,

волноваться - волос6к verontrusten •:• его волнует её здоровье hij maakt z. zorgen over haar gezondheid; Это меня .1Ш волнует dat laat mij koud, dat raakt mij niet in het minst, daar ligt ik niet wakker van 3 + onrust stoken, opruien, in oproer brengen

волноваться (if; 2а) 1 (pf: взволноваться) (v. water) onrustig zijn, deinen, golven •:• море волнуется er staat een hoge zee, er staan hoge golven 2 (pf: взволноваться) z. opwinden, z. druk maken, z. ongerust maken •:• .!:Ш волнуйся! houd je/Ьlijf kalm!; - Из-за пустяков/ерундЫ z. zorgen maken от niets 3 (v. volk, arbeiders e.d.) in beroering zijn, oproerig/opstandig zijn •:• народ волновался het gistte onder het volk волновод (m.; 1а) tech. golfgeleider волновой (adj.; 1Ь; kv.m. 0) golf- •:• волновая � е/. golftheorie волнолом (m.; 1а) golfЬreker волноломный (adj.; 1*а) gоlfЬrееk­ волномер (m.; 1 а) golfmeter волнообразность (f.; 8а) sb. v. волнообразный волнообразный (adj.; 1*а> gegolfd (v. terrein, oppervlakte) •:• волнообразное движение golfЬeweging, golvende beweging, golving волнорез (m.; 1а) golfЬreker волнушка (f.; з*а) bot. baardige melkzwam волнующий (adj.; 4а) aangrijpend; opwindend; roerend волнующийся (adj.; 4а) bewogen, ruw (v. zee) воловий (adj.; pron.б*a) ossen-, runder- •:• воловья кожа rundleer; воловьи нервы stalen zenuwen; воловья цШн stierennek воловня (f.; 2*а) ossenstal Вологда (f.; 1а) geog. Wologda h (stad in Rus.) вологжанин (m.an.; 1 °а) inwoner van Wologda вологодский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) dial. � волог6дский вологодский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. Вологда •:• вологодское мt!шо roomboter van de hoogste kwaliteit (oorspronkelijk uit Wologda) вологоцкий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) dial. � волог6д­ ский

Володенька (m.an.; f.3*a> (dim. koosvorm v. Владu­ мир) Wolodenka Володик (m.an.; за> ! (dim. koosvorm v. ВладU.мир) Wolodik

Володька (m.an.; f.з*а> (pej./symp. vorm v. Владu­ мир) Wolodka Володя (m.an.; f.2a) (inform. vorm v. ВладU.мир) Wolodja

волок (m.; за> draagplaats, overtoom волокИта (f.; 1а) 1 ! bureaucratie, onnodige forma­ liteiten, getreuzel h (ambtelijk) •:• бюрократическая bureaucratie 2 (m.an.} ! versierder, rokkenjager волокИтный (adj.; 1*а) ! bureaucratie-, bureaucratisch

волокИтство (n.; 1а) ! (pej.) minnarij, rokkenjagerij волокИтчик (m.an.; за> ! bureaucraat волокнистость (f.; 8а) vezeligheid волокнИстый (adj.; 1а) vezelig, vezelachtig, draderig •:• волокнистые облака windveren, vederwolken; волокнистое растение vezelplant; волокнистая � vezelstructuur волокно (n.; 1*d> vezel, fiberdih, vezelstof •:• вискоз­ ное - rayonvezel; древесное - houtvezel; искус­ ственное - kunstvezel; кокосовое - kokosvezel; конопляное - hennepvezel; льняное - vlasvezel;

натуральное - natuurvezel; пучок волокон vezel­ bundel; растительное - plantenvezel; uеллюлоз­ !:12§. - celwol; штапельное - celwol волокноперерабатывающий (adj.; 4а) vezel­ verwerkend •:• волокноперерабатывающая промышленность vezelindustrie волоковой (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) •:• волоковое оннО rookgath волоком (adv.) slepend •:• таwИть [4] - voortslepen волоконный (adj.; 1*а) vezel-, fiber- •:• волоконная оптика vezeloptica волоконце (n.; 5*а((2)]> vezeltje h волокуша (f.; 4а) 1 travois (soort slee, bestaande

uit twee verbonden staken waarvan de uiteinden over de grond gesleept worden) 2 eg волонтёр (m.an.; 1а) ft vrijwilliger; mil. volontair волонтёрка (f.an.; з*а} ! mil. volontaire, vrijwilligster волонтёрный (adj.; 1*а) � волонтёрский волонтёрский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) vrijwilligers­ вoлoнтёpcтвo (n.; 1а) vrijwilligerswerkh волоокий (adj.; 3а; comp. 0) ft met grote, wazige ogen волос (m.; 1е(2); за волосы/за в6лосы) haar; (со/.) haarh •:• волосы (z'n/. . . ) haarh •:• у бабы - долог, да ум короток (gez. depr.) denken is niets voor vrouwen, ze zijn mooi, maar verstand ... !; волосы становятся/ встаЮт/поднимаются дь1бом у [2] ! de haren rijzen ... te berge; конский - paardenhaar h; краснеть до корней волос tot achter de oren Ыozen, een kleur krijgen tot over z'n oren, tot in de haarwortels kleu­ ren; ни н§ волос geen haartje/greintje; ни на волос сочувствия geen greintje medeleven; притянУть за волосы er Ьij de haren Ьijslepen (v. argumenten e.d.); рвать на себе волосы ! (ovdr.) z. de haren uit het hoofd trekken (v. spijt e.d.); дожить до седЫх волос een hoge leeftijd bereiken; до седь1х волбс tot iem. oud is geworden; схватиться за волосы met z'n handen naar z'n hoofd grijpen (v. schrik, afschuw e.d.); волосы шевелятся на голове у [2] ! de haren rijzen ... te berge волосатеть (if; 1а; intr.} U. harig worden волосатость (f.; 8а) harigheid волосатый (adj.; 1а) behaard, harig ·:· волосатая лягУшка zoo/. haarkikker; иметь волосатую оУнх ! (ovdr.) connecties hebben волосач (m.an.; 4Ь) U. harig iem. волосёнки (pl.t.; f.3*a) haartjes волосик (m.; 3а) haartjeh волос Инка (f.; 3*а) ! haartje h •:• у него на голове :mи волосинки (scherts.) het is Ьij hem volle maan, hij heeft geen kam nodig (hij is kaal) волосИстость (f.; 8а) behaardheid, harigheid волосИстый (adj.; 1а) bot./zool. behaard; (v. vruchten) harig волоснИк (m.; 3Ь) mutsje \ kapjeh волосной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) haardun •:• волосная лИния drk. haarlijn; волоснь1е сосуды Ьiо/. haarvaten волосность (f.; 8а) sb. v. волосн6й волосовина (f.; 1а) tech. haarscheurtje h (in metaa� волосок (m.; 3*Ь) haartje h; е/. gloeidraad •:• висеть на волоске aan een zijden draadje hangen, een dubbeltje ор zijn kant zijn; (v. iem. m.b.t. Ьаап) ор de wip zitten; держаться на волоске aan een zijden draadje hangen; быть н.и - от [2] een haarbreed ergens vanaf zijn, ergens vlakblj zijn, ор een haar na ergens zijn; бытъ на - от смерти het er ternauwernood levend afЬrengen, ор een haartje na dood zijn; ни на - geen haarbreed/millimeter;

1 57

J, (voor) geen meter, geen greintje; не � волоска [2Vy [2] �:/J, geen haar krenken

волосообразный (adj.; l*a) haarvormig волостной (adj.; i b; kv.m. "> hist. van een wolost, districtsвoлocть (f.; 8е) hist. wolost, districth (ор het platteland; deel v. е. уезд) волосяник (m.; зЬ> .U. met haar gevulde matras волосянка (f.; з*а) 1 s/. schaamhaarh 2 tex. haardoekh волосяной (adj.; i Ь; kv.m. ") haar-, haren •:• - гигоометр JYs. haarhygrometer; - � beharing; волосяная сторона haarzijde (v. leer) волох (m.an.; за> j; Romein волочение (n.; 7а) sb. v. волочить 1 ,2 волочИльный (adj.; i*a) sleep- •:• - � sleepapparaath волочИть (if; 4с) 1 (tr.) slepen, sjouwen, sjorren, sleuren ·:· - .!!.Ont een slepende gang hebben; еле/ насuлу/едвd - ноги het ene been nog maar nauwelijks voor het andere kunnen krijgen (v. ver­ moeidheid) 2 (tr.) tech. [draden] trekken 3 (в [6]) .U. verstand hebben van •:• � - в [6] de ballen verstand hebben van волочИться (if; 4с) 1 (v. jurk, anker e.d.) over [grond, bodem] slepen 2 (за [5]> .U. achter [vrouw] aanzitten, achternalopen, het hof maken волочь (if; 8Ь/Ь(к)) 1 (tr.) J, slepen, sleuren 2 (В [6]> .U. verstand hebben van •:• � - в [6] ergens de ballen verstand van hebben волочься (if; 8Ь/Ь(к)) z. slepen, z. sleuren, z. voort­ slepen волхв (m.an.; i b) tovenaar •:• свяwенные волхвы bijb. de drie Koningen волхвование (n.; 7а) tovenarij волхвовать (if; 2а; intr.) wichelen, waarzeggen, z. met tovenarij bezighouden Волхов (m.; ia) geog. Wolchow (rivier in Eur. Rus.) волховский (adj.; за; kv. ?; comp. "> adj. v. Волхов волчанка (f.; з*а) med. lupus волчатник (m.an.; за> wolvenjager волчец (m.; 5*Ь) bot. distel •:• - благословенный/ кудрЯвый J, gezegende distel волчеягодник (m.; за> bot. peperboompje h волчий (adj.; pron.б*a) wolven- •:+ - ШJ.!ШПП reuzen­ honger, honger als een paard; - §м§.! (pre-rev.) paspoort met opmerking over politieke onbetrouwbaar­ heid (v. ро/. verdacht iem.); - вкОн wet van de sterk­ ste; волчья пасть med. wolfsmond; волчья Шн wolvenroedel; волчья Жо.д.!!. wolfsbes; волчья НМi! valkuil (/ett.) волчиха (f.an.; за> J, wolvin волчица (f.an.; 5а) wolvin ВОЛЧИЩе (m.an.; П-4а(1); 2/З/4/5sg. OOk .IJ.: ВОЛЧЙЩИ, волчИще, волчищу, волчищей) aug. v. волк волчок (m.; з*Ь) tol (speelgoed) •:+ вертеться волчком 1 rondtollen, draaien als een tol 2 zwoegen; druk in de weer zijn, ronddraven волчонок (m.an.; з0а) wolvenjongh, welp (v. wo/f) волшба (f.; l b; pl. ?> :j: hekserij, tovenarij волшебник (m.an.; за) tovenaar (ook ovdr.) ·:· я не - 1 (ovdr.) ik kan niet heksen! волшебница (f.an.; 5а) fee, toverfee, tovenares волшебный (adj.; l*a) tovenaars-, tover-; betoverend, feeёriek, sprookjesachtig •:• - шш..�Пок toverdrankje h; волшебная � toverstokje h; волшебная ш1м toverkracht; - � toverlantaarn волшебство (n.; l b; pl. ?> toverkunst, tovenarij (in

волосообразный - вольность

sprookjes, ook ovdr.) ; Ьetovering (ook ovdr.) •:• Это какое-то - 1 het is een wonder!; (over iets heel moois) het is een sprookje!, het lijkt wel een sprookje!; словно no волшебству als Ьij toverslag; поевратИть волшебством в [4] (v. tovenaar) omtoveren tot/in волЬшить (if; 4а; intr.) .U. teuten, treuzelen волЬшка (f.; з*а> 1 muz. doedelzak •:• играть на волынке doedelen 2 .U. getreuzel h •:• � волЫнку zeuren; тянУть волЫнку steeds maar treuzelen/teuten, tijd rekken волЬ1нсю1й (adj.; за; kv. ?; comp. "> van/uit/in Wol­ hyniё ВОЛLIИЩИК (m.an.; за) , doedelzakspeler 2 J, treuze­ laar волЬшщица (f.an.; 5а) 1 J, doedelzakspeelster 2 .U. treuzelaarster ВолЬшь (f.; 8а) geog. Wolhynie (provincie ten W. v. Кiёw) волЬшянин (m.an.; 1°а) inwoner van Wolhyniё вольготность (f.; 8а) J, vrijheid, onbekommerdheid вольготный (adj.; i*a) J, vrij, onbekommerd •:• в саду детям вольготно in de tuin hebben de kinderen de vrijheid; вольготная � onbekommerd leventje вольер (m.; 1 3) � вольера вольера (f.; l a) voliere, vogelhuis h, vogelkooi, kippen­ ren вольерный (adj.; l*a) voliere-, kiрреnrеn­ вольная (f.; adj.1a) bewijs van vrijlating uit lijfeigen­ schap, vrijbrief •:• АШ1! [З] вольную [lijfeigene] vrij­ laten вольница (f.; 5а) 1 hist. vrij volk h, vogelvrijen (meestal naar de uithoeken v. h. land gevluchte slaven) 2 (m./f.an.) :j: eigenzinnig iem. вольничать (if; la; intr.) J, (wat) te vrij optreden, z. vrijheden veroorloven; eigengereid handelen вольнодУмец (m.an.; 5*a) :j: soc./po/. libertijn, vrijdenker вольнодУмие (n.; 7а) :j: � вольнодумство вольнодУмка (f.an.; з*а) vr. v. вольнодУмец вольнодУмничать (if; la; intr.) :j: vrijdenker zijn вольнодУмный (adj.; l*a) :j: vrijdenkers-; libertijns вольнодУмство (n.; ia) :j: vrijdenkerij вольнодУмствовать (if; 2а; intr.) + vrijdenker zijn вольнолюбИвый (adj.; ia) 11' vrijheidslievend вольнолюбие (n.; 7а) 11' vrijheidslievendheid вольномЬ1слие (n.; 7а) � вольнодумство ВОЛЬНОМLIСЛЯЩИЙ (adj.; 4а) vrijdenkend вольнонаёмник (m.an.; за> burger die Ьij een militaire instelling/organisatie werkt вольнонаёмный (adj.; i*a) door een вольнонаём­ ник verricht вольноопределяющийся (m.an.; adj.4a) hist. vrij­ williger (in het leger) вольноотпущенник (m.an.; за) hist. (m.b.t. slaaf, lijfeigene) vrijgelatene вольноотпущенница (f.an.; 5а) vr. v. вольно­ отпУщенник вольноотпущенный (adj.; l *a(l)) 1 (v. slaaf, lijfeigene) vrijgelaten 11 (m.an.) vrijgelatene вольнослушатель (m.an.; 2а) :\: toehoorder (bij colleges e.d.) вольнослушательница (f.an.; 5а) + toehoorster (bij colleges e.d.) вольность (f.; 8а) 1 vrijheid; onafhankelijkheid •:• поэтическая - dichterlijke vrijheid 2 vrijpostig­ heid •:• позволять себе вольности z. vrijheden ver­ oorloven

в6льный - вонЯть

вольный (adj.; i *a/b; kv.m. вблен; meestal in kv. gebruikt) 1 vrij, onafhankelijk, niet-lijfeigen •:• вольному воля dan moet hij/ ... het zelfweten, zoals hij/ ... wil (v. iem. die raadgevingen in de wind slaat); - .!ШШ eigen baas, vrije jongen; по вольному найму vrij­ willig; - шшОА vrij volk; - как .!1IИ.lш zo vrij als een vogeltje 2 vrij, onbeperkt, onbegrensd •:• (работать) на вольном воздухе in de open lucht (werken); вольная жизнь vrij leven 3 (alleen lv.) vrij, zonder beperkingen; (v. prijzen) losgelaten •:• вольная гавань vrijhaven; - гооод vrijstad 4 (v. interpretatie, vertaling) vrij; (v. gedrag) vrijpostig, onbeschaamd, familiair •:• - пеоевод vrije vertaling; вольная шУтка vrijpostig grapje 5 (alleen lv.) :j: prive, particulier (als tegengesteld аап staats-) 6 bewust, zonder dwang, met voorbedachten rade (v. overtreding, daad) •:• вольно Или невольно gewild of ongewild 7 (alleen kv.) vrij ·:· вы ВОЛЬНЬI сами решать и Ъent vrij te beslissen, het staat и vrij te beslissen; он волен + inf. hij heeft de vrijheid om [te gaan waar hij wil; te straffen, etc.] 8 sport. vrij •:• - стиль (zwemsport) vrije slag; (worstelen) vrije stijl; борец волъного стuля vrij worstelaar; вольные упражнения (bij turnen e.d.) vrije oefeningen 9 •:• вольно! mil. ор de plaats rust! � поставить на - пар/жар/дух even laten nakoken

(nadat het vuur gedoofd is) вольт 1 (m.; 1а; па на б*sg.) hip./scherm. volte 2 (m.; ia{2)) е/. volt Вольта (f.; ia) •:• Верхняя - geog. Opper Volta вольтаж (m.; 4Ь) voltaged'h вольтажный (adj.; i*a) vоltаgевольтаметр (m.; 1а) voltameter вольт-ампер (m.; i a (2)) е/. voltampere вольтамперметр (m.; ia) voltamperemeter вольтанутый (m.an.; adj .1a) s/. halve gare/zool, geschift iem.

вольтеровский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) ·:· вольтеров­ ское кресло voltaire (soort fauteuil) вольтерьЯнец (m.an.; s*a) voltairiaan (aanhanger v. Voltaire) вольтерьЯ:нский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) voltairiaans вольтижёр (m.an.; i a) hip. voltigeur, kunstrijder вольтижёрка (f.an.; з*а) hip. kunstrijdster вольтижёрский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) hip. voltige-, kunstrij-

вольтижИровать (if; 2а; intr.) hip. voltigeren, kunstrijden

вольтижировка (f.; з*а) hip. het kunstrijden, voltige вольтижировочный (adj.; i*a) hip. voltige-, kunstrij­ вoльтмeтp (m.; l a) voltrneter вольтов (adj.poss.; pron.1a) •:• вольтова � е/. vlamboog (bij е/. lassen) вольфрам (m.; i a) chem. wolfra(a)m h вольфрамит (m.; i a) chem. wolframieth вольфрамовый (adj.; ia) chem. wоlfrааm­ волюнтарИзм (m.; i a) voluntarisme h волюнтар:Ист (m.an.; 1а) voluntarist волюнтарист:Ический (adj.; за; kv. ?; comp. 0) => волюнта рйстский

волюнтар:Истский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) voluntaris­ tisch

воля (f.; 2а) 1 (к [3]> wil, streven h { om te} •:• желез­

ная - ijzeren wil; - к жИзни levensmoed, de wil om te leven; - н победе de wil om te overwinnen; .!::ШJ:!Ол.: ная - hist. Volkswil (ondergrondse revolutionaire be­ weging, eind 19е eeuw); сИла воли wilskracht, door­ zettingsvermogen h 2 wil, wens •:• да будет - твоя

bijb. Uw wil geschiede; Божьей волею D.V. (ajk. v.: Deo Volente); - ваша zoals и goeddunkt, zoals и verkiest; лЮди доброй воли mensen van goede wil; посланец доброй воли goodwill ambassa­ deur; последняя - laatste wil; она сделала Это не по своей воле zij deed dat niet uit eigen vrije wil, zij deed dat niet omdat zij dat zelf wilde; по воле случая het geval wilde, dat; волею судеб door een speling van het lot 3 vermogen h, macht •:• будь (на то) его -, он бы .. . als hij het (daarin) voor het zeggen had, zou hij . " 4 vrijheid, vrije ruimte, vrije loop •:• брать волю .L z. vrijpostig gedragen, z. vrij­ heden veroorloven; А!Ш! волю [31 . .. de vrije loop laten; датъ волю рукdм handtastelijk worden; рукам волю не давай! afЬlijven!, handen thuis!; датъ волю (своей) фантазии z'n fantasie de vrije teugel/loop laten, z'n verbeelding laten werken; датъ волю своuм страстям z'n lusten bot­ vieren; датъ волю своuм чувствам lucht geven aan z'n gevoelens; датъ волю (3] своему гневу lucht geven aan z'n woede, z'n woede luch­ ten; датъ волю языку еrg spraakzaam worden 5 (bewegings)vrijheid (niet in gevangenis) •:• жить .!Ш воле in vrijheid leven; .!Ш воле .L 1 buiten 2 buiten de gevangenis; .!Ш волю .L de frisse lucht in, naar buiten; отпустить (41 на волю iem. vrijlaten воляпюк (m.; за> Volapiik h (kunstmatige taal) вомчать (pf; 5Ь; p.pret.p. ?; tr.) blnnenbrengen, blnnen­ rijden вомчаться (pf; 5Ь) blnnenstuiven, blnnenrennen вон (adv./prt.) 1 weg, voort, ervandoor •:• - 1 .L weg!, er uit!; вь1гнать - wegjagen; вь1йти - weggaan; из рЯда - выходЯший uiterst merkwaardig; с � долой, из сердца - (gez.) uit het oog, uit het hart; из рук - плохо slechter kan niet, het is ver beneden peil, het is ver beneden de maat; пошёл/пошла - 1 J. scheer je weg!, vort!, wegwezen! 11 (adv.) 1 .L daar, daarginds, daarzo, daaro (J.) •:• - он (идёт) .L daar komt hij aan; - там daarginds 2 (versterkt de mate waarin) moet je eens zien hoe •:• - какой он боль­ шой! wat is hij groot!; - сколько конфеток! wat een boel snoepjes!; - � .L (a/s tussenv.) aha!, zit dat zo!, kijk, kijk!, kijk eens aan! (uitroep v. verbazing) вонзать (if; la) => вонзйть вонзаться (if; ia) => вонзиться

вонзИть (pf; 4Ь; if: вонзать; [4] ([3]) в [4]) (krachtig) (iem.) iets steken in; (в [4]) [degen e.d.] instoten, stoten in; [mes, dolk] indrijven, drijven in; [mes, speer, tanden] zetten in •:• - Ш.!!!. в (41 z'n tanden in iets zetten; - нО.пи в (41 de klauwen slaan in ... ; - (3) нож в (4) iem. een mes steken in [rug, buik, etc.), een mes in iem.s rug/buik/ ... steken; - шпоры в бока лошади het paard de sporen geven, de sporen in de flanken van het paard drukken

вонзиться (pf; 4Ь; if: вонзаться; в [4]) (v. spits voor­ werp) blnnendringen, doordringen in •:• - зубами в (4) (lett.) z'n tanden zetten in вонища (f.; 4а) !). aug. v. вонь вонь (f.; 8а) J. stank, vieze lucht •:• стояла страшная er hing een vreselijke stank

вонЮчий (adj.; 4а) J. stinkend •:• вонючая канава stinksloot

вонючка (f.; з*а) 1 (an.) zoo/. stinkdier h, bunzing 2 bot. stinkboom вонЯть (if; ia; intr.) 1 воплотить воплощаться (if; 1а) => воплотиться воплощение (n.; 7а) belichaming, incamatie, personificatie, verpersoonlijking; rel. menswording, vlees­ wording •:• - в жизнь implementering; - красоть1 schoonheidsideaal h; поэтическое - протеста de poёtische weergave van het protest; - сИлы (ovdr.) krachtfiguurdfh; он самб - честности hij is de vlees­ geworden eerlijkheid воплощённый (adj.; 1*a(l)) •:• она воплощённая доброта zij is de goedheid in persoon; воплощённое лицемерие monument van schijnheiligheid вопль (m.; 2а) schreeuw, kreet, gil •:• вопли gegil h, gejammerh, gekerm h вопрекИ (prep.; [3]) ondanks, niettegenstaande, in weerwil van, tegen ". in •:• - � [2] tegen de wil van; - собственной воле ondanks mijzelf; - � tegen de verdrukking in (groeien, etc.); - договорённости tegen de afspraak; - всем .!Ш§J1: сказаниям alle voorspellingen ten spijt; - здравому смЫслу tegen het gezond verstand in; - !2МУ (,) что ... niettegenstaande het feit dat "" ondanks dat ". вопрос (m.; 1а) 1 vraag •:• встречный - wedervraag;

1 60

вопрос:Ительный - ворожейка задать [З] - iem. een vraag stellen; обоатИться к [З] с вопросом z. tot iem. wenden met een vraag; Это остаётся поя вопросом dat Ьlijft/is nog (maar) de vraag; поставить [4] по.А - iets in twijfel trekken, een vraagteken plaatsen Ьij, vraagtekens plaatsen Ьij; по.А большим вопросом hangende/duЬieus (zijn), waar een vraagteken Ьij geplaatst is; завтрашний концерт ещё под болъшU.М вопросом het con­ cert van morgen is nog een groot vraagteken; пере­ говоры под (болъшu.м) вопросом de (grote) vraag is of de besprekingen doorgaan; � ский - retorische vraag 2. kwestie, vraag, proЫeem h, zaak •:• - вопросов kernvraag, allerbelangrijkste vraagstuk, de alfa en de omega; - беженцев vluch­ telingenproЫeem h; больной - netelige kwestie, teer onderwerp; _и вопросах [2] (m.b.t. film, kunst, litera­ tuur e.d.) in zake; - _и том, что ••• de vraag is, (of ... ) , het proЫeem komt hierop neer, dat . . . ; - большой � een vraag van groot gewicht; - виновности schuldvraag; вот в чём - 1 daar gaat het (nou juist) om! , that's the question!; бытъ uли не бытъ, вот в чё.м - zijn of niet zijn, dat is de vraag; - � een kwestie van tijd; деликатный teer punt; - Мм! een kwestie van geld, geldkwes­ tie; - (взаимного) доверия vertrouwenskwestie; Это другой - dat is een andere kwestie; жгУчий brandende kwestie; - � и смерти een zaak van leven of dood; что � - wat is dat nou voor vraag!, dat spreekt toch voor zich!; по � вопросу vraag ор persoonlijke titel; остаётся открЫтым о [6] de kwestie over ... Ьlijft nog open; поставить ребром een vraag ор de man af stellen, iets recht ор de man af vragen; - � gewetensvraag; Это спорный - het is een twijfelgeval; Вопросы языкознания/литератУры Tijdschrift voor taal­ wetenschap/literatuur вопросительный (adj.; 1*а} vraag-; (ling., 11. Ыik, toon, intonatie) vragend •:• - взгляд vragende Ьlik; - знак vraagteken h; вопросительное местоимение ling. vragend voornaamwoord; вопросительное предложение ling. vraagzin; вопросительное слово ling. vraagwoord h; вопросительная частИuа ling. vraagpartikel h вопросить (pf; 4Ь; if: вопрошать; tr.} vragen вопросник (т.; за> vragenboek\ vragenlijst вопросный {adj.; 1*а) vraag- •:• - лист vragenformulierh вопрошать (if; 1а) � вопрос:Ить вопрошающий (adj.; 4а) (11. Ьlik) vragend вор (т.аn.; 1е) 1 dief, inbreker, indringer •:• плохо не клад И, вора в грех не вводИ (gez.) gelegenheid maakt de dief; гостиничный - hotelrat; � вора! houd de dief!; - у вора � украл (gez.) met dieven moet men dieven vangen; - в законе s/. erkende/aanvaarde dief; карманный - zakkenroller; магазинный - winkeldief; мелкий - kruimeldief; не пойман - не - (gez.) je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is; польский - sl. eenzaat (dief die erkende die11en 11erlaten heeft); доброму вору всё в п.Ош (sprw.) spiering is ook vis, als er niets anders is; вору потакать - что самому воровать (sprw.) de heler is zo goed als de steler; раз v.!ШШ!. - навек вором стал (sprw.) wie eens steelt is altijd een dief; на воре (и) шапка горИт een kwaad geweten ver­ raadt zichzelf, wie de schoen past trekke hem aan 2. hist. misdadiger; bedrieger, oplichter •:• ПОАШ1О.м вору и мука (sprw.) dat is z'n verdiende loon; тушИн-

ский - de tweede pseudo-Dimitri (ajkomstig uit

Toesjino) порванный (adj.; 1*а) + adj. v. ворвань ворвань (f.; 8а) + traan, visolie, levertraan ворваться (pf; 6°Ь/с"; if: врываться; (в [4])) [land, ruimte] Ьinnendringen, Ьinnenvallen, een inval doen in; dringen in [kamer e.d.] (met geweld); [ruimte] Ьinnenstormen, instuiven, invliegen, Ьinnenvliegen; (к [3]) Ьinnenvliegen, Ьinnen­ stormen {Ьij} вор-взломщик (т.аn.; 1е-3а) inbreker вор-домушник (т.аn.; 1е-3а) s/. geveltoerist ворИшка (т.аn.; з*а) gauwdief, gannef воркование (n.; 7а) � воркованье воркованье (n.; б*а) gekoerh; J, (scherts.: 11. mens) getorteP, gekir h

ворковать (if; 2а; pf: проворковать; intr.) (11. duif) koeren, roekoeёn, tortelen; J, (scherts.: 11. mens) tortelen, kiпen

воркотать (if; бс; intr.) 1 brommen, mopperen 2. (11. duif) koeren, roekoeёn, tortelen; J, (scherts.: 11. mens) tortelen, kirren воркотня (f.; 2*Ь) J, gebrom h, gemopper h воркотун (т.аn.; 1 Ь) J, mopperaar, mopperkont воркотунья (f.an.; б*а) J, mopperaarster, mopperkont

Воркута (f.; 1 Ь) geog. Workoeta h (stad in Rus.) воркутИнский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) adj. v. Воркута воркутсю1й (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) :!: � воркут:Инский

воробей (т.аn.; б*Ь) zoo/. mus •:• - домовый huis­ mus; � не -, вь1летит - не поймаешь (sprw. ) je moet ор je woorden letten/passen; � воробьЯ на мякИне не обманешь/проведёшь (sprw.) hij/ ... is te oud от z. zomaar voor de gek te laten houden, hij/ . . . laat z. niet in de luren leggen; старый/стрел я­ .!i!!l.Й - J, (011dr./scherts.) gehaaide/geslepen kerel, ouwe/oude rot, sluwe vos; тростниковый - rietmus

воробушек (т.аn.; з*а) musje h воробышек (т.аn.; з*а) musje h воробьёнок (т.аn.; з0а) jonge mus, jong musjeh воробьИный (adj.; 1а) 1 mussen- •:• короче воробьИного � J, erg kort/klein; воробьИная � 1 mid­ zomemacht (kortste zomernacht) 2 nacht met veel onweer 11 (a/s pl.t. воробъuные) musachtigen воробьиха (f.an.; за> J. mus (11r.) воробьИшка (f.an.; з*а) musjeh вороватость (f.; 8а} sb. v. вороватый вороватый (adj.; 1а) diefachtig, roofachtig, langvingerig (011dr.); gluiperig, steels воровать (if; 2а; pf: своровать; [4] у [2]> -1- stelen, pikken { van}

воровка (f.an.; з*а) dievegge •:• магазинная - winkel­ dievegge

воровскИ (adv.) J, diefachtig, als een dief/bedrieger воровской (adj.; зЬ; kv.т. 0; сотр. 0) dieven-, boeven-, inbrekers- •:• воровское !Ш!:О Bargoens h, boeventaal, dieventaal; - жаргон Bargoens h, boeventaal, dieven­ taal; - � sl. dievenwetten; воровская мама s/. vrouwelijk hoofd van een dievenbende; houdster van een dievenhol; - притон rovershol h, dievenhol h воровство (n.; 1 Ь; pl. ?) diefstal, dieverij •:• литератУр­ шш - plagiaath ворог (т.аn.; за> :[:/11' vijand ворожба (f.; 1 Ь; pl. ?>folk. waarzeggerij •:• заниматься ворожбой waarzeggen ворожейка (f.an.; з*а) waarzegster

ворожение - ворс:Истый

ворожение (n.; 7а) waarzeggerij, het waarzeggen ворожей (f.an.; бЬ) folk. waarzegster ворожить (if; 4с; intr.) .J, waarzeggen •:• бабушка ворожит [З] .J, (scherts.) het werkt hem/ ... in de hand в6рон (т.аn.; 1 а) zoo/. raaf •:• - ворону глаз не вь1клюет (sprw.) de ene kraai zal de andere kraai niet de ogen uitpikken (mensen die ееп gemeenschap­ pelijk belang hebben, zullen samenwerken), dief en diefjesmaat; (куда) - костей не заносил .1 aan/naar het (andere) eind van de wereld, in een uithoek; чёоный - :1.:/.1 arrestantenwagen, overvalwagen вор6на (f.an.; 1а) 1 zoo/. kraai •:• � - (ovdr.) witte raaf, zwart schaap, buitenbeentjeh; - влетИт/залетИт (в рот) [З] .1 (gezegd als iem. gaapt ofz'n mond ореп heeft) 't tocht!; ловить/считать ворон .1 (ir.) staan suffen, (in de lucht) staan te staren, zomaar voor z. uit staren; - в павлиньих пеоьях (depr.) een kraai in pauwenveren (iem. die z. tevergeefs beter/belang­ rijker voordoet dan hij is); iem. die pronkt met ander­ mans veren; пуганая - куста боИтся (sprw.) een ezel stoot z. niet twee keer aan dezelfde steen 2 (т./f.an.) .1 sufferd в6рон-вещУн (т.аn.; 1а-1 Ь) myt. onheil voorspellende raaf Вор6неж (т.; 4а) geog. Woronezj h (stad in Rus.) вор6нежский (adj.; за; kv. ?; сотр. l'IJ) adj. v. Вор6неж воронение (n.; 7а) sb. v. воронИть воронёнок (т.аn.; з0а) jonge kraai; jonge raaf воронёный (adj.; 1а; kv. ?) tech. (v. staaf) gebruineerd; Ыauw aangelopen вор6ний (adj.; pron.б*a) kraaien- •:• воронье гнездо (lett./mar.) kraaiennesth вор6нить (if; 4а; pf: провор6нить; tr.) tl staan suffen, (in de lucht) staan te staren воронить (if; 4Ь; tr.) tech. [staal] bruineren; Ыauw laten aanlopen ворониха (f.an.; за> vr. v. в6рон вор6нка (f.; з*а) (om door te gieten) trechter, krater; bomtrechter, bomkrater •:• - от снаоЯда granaat­ trechter воронкообразный (adj.; 1*а) trechtervorrnig в6ронов (adj.poss.; pron.1a) raven- •:• !ШШ воронова крыла ravenzwart ворон6й (adj.; 1 Ь) 1 (kv.т. l'IJ) (vnl. m. b.t. paarden) pikzwart 11 (т.аn.) pikzwart paard h •:• прокатить на воронь1х :j: (scherts.) iem. wegstemmen; iem. ор de zwarte lijst zetten Ворон6к (т.аn.; з*Ь> (dim. paardennaam) Woronok ворон6к (т.; з*Ь) .1 arrestantenwagen, dievenwagen, boevenwagen, gevangenwagen вор6ночный (adj.; 1*а) trechter­ вopoньё (n.; б*Ь; pl. ?) (со/.) kraaien; raven воропай (т.аn.; ба) +. /s/. dief в6рот (т.; 1 а) 1 (v. kleding) hals, boord dJh; kraag (losse boord) •:• брань на воро,У не вИснет (gez.) schelden doet geen pijn; - � jaskraag; пО ворот/по в грязи tot z'n nek toe smerig (over iem. die heel erg vies is); схватить за ворот/за - iem. Ьij de kraag vatten/grijpen 2 tech. haspel; mar. kaapstander вор6та (pl.t.; n.1a) poort, inrijpoort; sport. doel h •:• входнЫе - toegangspoort; гаражные - garage­ deuren; - rОшш.и stadspoort; � - achterpoort; Это не � ни в какие - .J, dat lijkt/slaat nergens ор, dat deugt nergens voor, dat snijdt geen hout, dat kan niet waar zijn, nou breekt m'n klomp; lJ.ЙН..!Ш ворот sport. doellijn; монастЫоские - kloosterpoort; отлИвные - mar. ebdeur; дать [З] от ворот поворот .1

(door de instanties) iem. afschepen; (door vriendinne­ tje) iem. een Ьlauwtje laten lopen, de bons geven; получuтъ от ворот поворот .J, (bij de instan­ ties) het hoofd stoten; bot vangen, met een kluitje in het riet gestuurd worden; (bij vriendinnetje) een Ьlauwtje lopen, de Ьons krijgen; распечатать - sport. de score openen; решётчатые/решетчатые - hek h (poort); стоять в воротах sport. onder de lat staan, in het doel staan, ор doel staan; � по воротам sport. schot ор doel; шлюзные - sluisdeuren ворота (pl.t.; n.1d) +./tl � вор6та воротила (т.аn.; 1а) J, hoge piet/ome; (in sportwereld) ЬоЬо воротИть 1 (pf; 4с; tr.) J, teruggeven, terugbrengen •:• прошлого не воротишь (nostalgisch) voorblj is voorblj !, je kunt de klok niet terugdraaien; - � het verleden oprakelen 11 (if; 4с; tr.) 1 J, opzijdraaien, terugdraaien, zwenken •:• с душИ воротит от [2] ik word er (kots)misselijk van, ik moet ervan braken; - нос/морду/рЫло от [2] (ovdr.) de neus ophalen voor; его воротит OI [2] hij is afgeknapt/geflipt ор, dat komt z'n neus uit 2 (pf: своротйть) omvergooien ворот:Иться (pf; 4с) tl terugkeren, teruggaan воротник (т.; зЬ> (v. hemd) boord d/h; (v. jas, japon e.d.; v. vogel) kraag, boord dJh; (v. vogel) krans •:• меховой bontkraag, pelskraag; - � (aangenaaid ofaf neembaar) jaskraag; стоячий - staande boord, col; - с (острыми) уmВми puntkraag воротник6вый (adj.; 1а) adj. v. воротник воротнИк-ст6йка (т.; т.зЬ-f.з*а) staande boord, col воротнич6к (т.; з*Ь) kraagje h •:• белые воротнички J, witteboordenproletariaat h в6рох (т.; зс{l) /за; [2]) hoop [lichte voorwerpen], berg; (v. vragen, nieuwigheden e.d.) hoop, reeks; (v. papieren) stapel •:• целый - мп J, een heleboel zaken вор6чать (if; 1а) 1 (tr.) (omwentelen) omrollen 2 ([5]) J, rollen, draaien {met}; beheersen, besturen •:• - большими АшШмн z. met belangrijke zaken bezighouden; - ть1сячами J, goed in z'n slappe was zitten, bulken van het geld; он еле � ворочает (v. drank) hij heeft een zware tong, hij loopt te lallen вор6чаться (if; 1a) J, z. wentelen/omdraaien, omrol­ len, draaien (v. d. епе zij ор de andere) •:• - с §Ону на бок (in bed) liggen te woelen/draaien ворошение (n.; 7а) sb. v. ворош:йть Ворошилов (т.; 1а) geog. Worosjilowh (stad bij Wladi­

wostok) Ворошиловград (т.; 1а) geog. Worosjilowgrad h ( паат v. d. stad Луиi:нск, 1935-1958 еп 1970-1990) ворош:Иловrрадский (adj.; за; kv. ?; сотр. l'IJ) adj. v. Ворошиловград ВорошИловск (т.; за> geog. Worosjilowsk h ( паат v. d. stad Стdврополъ, 1935- 1943) ворошП:ловс1шй (adj.; 3а; kv. ?; сотр. l'IJ) adj. v. Воро­ ш:йлов ворошИть (if; 4Ь; tr.) keren, schudden, omkeren; [vuur] oppoken •:• - прошлое oude geschiedenissen oprakelen/ophalen, het verleden oprakelen/ophalen; - стаоое oude koeien uit de sloot halen ворош6к (т.; з*Ь) hoopje h, stapeltje h ворс (т.; 1а) tex. pool, pluis (dichte, donzige haartjes ор Ьер. stoffen); vleug (v. vezels/draden) •:• по ворсу naar de vleug; против ворса tegen de vleug ворсИнка (f.; з*а) , pluisje h 2 anat. villus h 3 bot. haarh ворсИ:стость (f.; 8а) sb. v. ворс:Истый ворс:Истый (adj.; 1а) (v. deken, pluche e.d.) pluiz(er)ig,

ворсовальный - воспитанница harig; (v. Ыaderen) viltachtig, harig; (v. stof, vacht e.d.) wollig ворсовальный (adj.; 1*а> tex. m.b.t. het ruwen/ kaarden ворсование (n.; 7а} sb. v. ворсовать ворсовать (if; 2а; pf: наворсовать; tr.) tex. ruwen, kaarden ворс6вка (f.; з*а) tex. sb. v. ворсовать в6рсовый (adj.; 1а) tex. adj. v. ворс ворчание (n.; 7а) (v. mens, dier) gebrom h, gegrom h; (v. mens) gemopperh, geknorh, gepruttelh, gekankerh (!) ворчать (if; 5Ь; на [4]) (v. mens, dier) brommen, grommen {tegen/op}; (v. mens) mopperen, knoпen, kankeren {tegen/op}, pruttelen •:• кончил - ? ben je uitgekankerd?; - [4] (себе) под НШ< iets in z'n baard brommen; - в ответ een nors antwoord geven; - по � [2] kankeren ор ворчливость (f.; 8а) (v. iem.) sb. v. ворчлйвый ворчлИвый (adj.; 1а} (v. iem.) brommerig, chagrijnig, grommig, mopperig, kniezerig, knorrig, morrig, nurks, pruttelig, chagrijnig, sikkeneurig, gemelijk, kribЬig, stuurs ворчун (m.an.; 1 Ь) ! brombeer, mopperaar, mopper­ kont, chagrijn, grompot, nurks, pruttelaar, iezegrim, kankeraar, kniesoor, knoпepot, kribbenЬijter ворчунья (f.an.; б*а} mopperaarster, pruttelaarster, kankeraarster, grompot вор:Юга (m./f.an.; f.3a) .U. (depr.) dief, indringer, inbreker вое- (pref.) :=::) возвосвоЯси (adv.) !/ir. naar huis •:• отпоавиться terugkeren naar waar men vandaan komt, huis­ waarts keren/gaan восемнадцатый (num.ordin.; adj.la) achttiende восемнадцать (num.; 9} achttien в6семь (num.; 7) acht; achttal •:• � - een achttal mensen в6семьдесят (num.; 1 5) tachtig восемьс6т (num.; 21) achthonderd в6семью (adv.) acht maal/keer воск (m.; 3а; 2*sg.) (v. kaars; boenwas) was d/h •:• � воска van was (gemaakt), wassen (adj.); мягкий как - (lett./ ovdr.) zo week als was; пчелиный - Ьijenwas d/h восклИкнуть (pf; 3а; if: восклицать; intr.) (emotioneef) uitroepen •:• оадостно - jubelen, vreugdekreet uiten восклицание (n.; 7а) uitroep, exclamatie •:• радост­ ное - (bij ontmoeting, uitpakken v. geschenk, etc.) een kreet/schreeuw v. vreugde, vreugdekreet восклицательный (adj.; 1*а) m.b.t. uitroepen, uitroepend •:• - � uitroepteken h восклицать (if; 1 а) :=::) восклйкнуть воск6вка (f.; з*а) J, stencil d/h восков6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) van was (gemaakt), was­ sen, was- •:• восковая свеча waskaars; - � (v. vruchten) halfrijp; восковая � wassen beeld, wasfiguurdth воскресать (if; 1а) :=::) воскреснуть воскресение (n.; 7а) herrijzenis, verrijzenis; rel. (weder)opstanding; (ovdr.: v. zieke) opleving •:• - из мёотвых resuпectie, wederopstanding, de opstanding uit den dode; Светлое (Христово) rel. paaszondag; - Христово de veпijzenis/opstan­ ding v. Christus воскресенье (n.; б*а) zondag •:• � - (ор) zondag, zondags; (m.b.t. voorste/ling, etc.) van zondag; Это бЪtло в - het was ор een zondag; � - orth. Palmpasen; по воскресеньям zondags, elke zondag,

ор zondagen; страстное - orth. Passiezondag воскресИть (pf; 4Ь; if: воскрешать; tr.) (uit de dood) doen verrijzen; (ovdr.) [zieke] doen opleven; (ovdr.) [herinneringen] ophalen, doen herleven •:• - из мёртвых bijb. uit de doden opwekken; - в памяти z. weer voor de geest halen

воскресник (m.; 3а) vrijwilligerswerkh (v.a. 1918, ор zondag, t.b.v. de gemeenschap, vooral het opruimen v. rommel in stad, park e.d.) •:• работать на воскреснике vrijwilligerswerk doen

воскреснуть (pf; 3°а [(б)); if: воскресать; intr.) rel. her­ rijzen, verrijzen, opstaan (uit de dood); (ovdr.: v. zieke) opleven, herleven; (ovdr.: v. herinneringen, etc.) boven­ komen, opduiken •:• воистину воскрес(е) Christus is waarlijk opgestaan (antwoord ор Христос воскрес(е)!); - из мёртвых verrijzen; - в памяти z. herinneren, weer (helder) voor de geest komen; Христос воскрес(е)! Christus is verrezen/herrezen! (groet ор paaszondag) воскресный (adj.; 1*а) zondag-, zondags-; ('s zondags plaatshebbend, tot de zondag behorend) zondags •:• воскресная газета zondagsЫad h, zondagskrant; - � zondag; по воскресным и праздничным дням ор zon- en feestdagen; воскресная церковная школа zondagsschool (voor kinderen, bij kerk behorend) воскрешать (if; 1а) :=::) воскресИ:ть воскурИть (pf; 4с; if: воскурЯть; tr.) •:• - Фимиам [З] 'J;./ir. iem. de hemel in prijzen воскурЯть (if; 1а) :=::) воскурИ:ть воспаление (n.; 7а} med. ontsteking; ontstoken plek •:• - глаза oogontsteking; - слепой кишки Ьlinde­ darmontsteking; - лёгких longontsteking, pneumo­ nie; - лобной � voorhoofdsholteontsteking

воспалённый (adj.; 1*а/Ь(2) (ё)) (v. wond e.d.) ontstoken

воспалительный (adj.; 1*а) med. ontstekings­ вocпaлИть (pf; 4Ь; if: воспалять; tr.) :j: [gevoelens e.d.] opwekken, doen ontbranden (in hevige mate) •:• - воображение de verbeelding prikkelen

воспалиться (pf; 4Ь; if: воспаляться) (v. wond) ontstoken raken/zijn, ontsteken; oosten h, oost; morgenland h, oosterse wereld •:• БлИжний/дальний Восток het Nablje/ Verre Oosten; н востоку naar het oosten, oostwaarts; к востоку от [2] oostelijk van, beoosten, ten oos­ ten van; � - naar het oosten, oostwaarts; Средний Восток het Midden-Oosten востоковед (т.аn.; 1а) oriёntalist востоковедение (n.; 7а) oriёntalistiek востоковедный (adj.; 1*а) m.b.t. oriёntalistiek востоковедческий (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) m.b.t. oriёntalistiek восток-северо-востбк (т.; за) oostnoordoosten h восток-Юго-востбк (т.; за> oostzuidoosten h востбрг (т.; за; (от [2])> geestdrift, uitgelatenheid, enthousiasmeh, verrukking, extase, vervoering {over} •:• восторги kreten van verrukking; администратйв­ ный - (ir./pej.) bureaucratisch enthousiasme; быть в бёшеном/дИком восторге от (2) ! helemaal weg zijn van, bezeten zijn van, in opperste verrukking verkeren over, wild enthousiast zijn over; п восторге in verrukking/vervoering/extase; быть п восторге (от [2]) in vervoering/extase zijn (over), verrukt/ geestdriftig zijn (over), dwepen/weglopen met, in z'n nopjes zijn (met); быть t:Ш в восторге от (2) niet weg/zo kapot/ondersteboven zijn van [film e.d.]; OI восторга van Ыijdschap/vreugde; быть в полном восторге (от [2]) een en al waardering zijn (voor), helemaal lyrisch zijn (over); привестИ в - ([5]) in verrukking brengen (met); прийтИ в - in vervoering raken, enthousiast worden; о восторгом enthousiast, verrukt, uitgelaten; телячий - kinderlijk enthou­ siasme восторгать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.) in verrukking/ver­ voering/extase brengen, verrukken, enthousias­ meren восторгаться (if; 1а; [5]> verrukt raken/zijn, in ver­ rukking raken/zijn, (wild) enthousiast raken/zijn {over}, bewonderen; dwepen, weglopen {met}

востбрженность (f.; 8а) (v. iem., applaus, toejuichin­ gen, uitingen, lof, welkom e.d.) uitbundigheid востбрженный (adj.; 1*а (1)) enthousiast, geestdrif­ tig, verrukt; (v. iem., applaus, toejuichingen, uitingen, lof, welkom e.d.) uitbundig; (v. stemming, atmosfeer e.d.) uitgelaten; (v. gezicht) verheerlijkt восторжествовать (pf; 2а) => торжествовать востбчник (т.аn.; за> ! oriёntalist восточно-австралИйский Oost-Australisch, van/uit/in Oost-Australiё

восточно-азиатский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) Oost­ Aziatisch, van/uit/in Oost-Aziё

восточно-африканский (adj.; за; kv. ?; сотр. 0) Oost-Afrikaans, van/uit/in Oost-Afrika

восточно-германский - восьмилетний

восточно-германский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111> Oost­ Duits, van/uit/in Oost-Duitsland; hist. Oost-Germaans восточно-европейский (adj.; за; kv. ?; comp. 111> Oost­ Europees, van/uit/in Oost-Europa

восточно-китайский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Oost­ Chinees, van/uit/in Oost-China

восточно-прусский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111> Oost­ Pruisisch, van/uit/in Oost-Pruisen

восточно-рймский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Oost­ Romeins, van/uit/in het Oost-Romeinse Rijk

восточно-сибИ:рский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111> Oost­ Siberisch, van/uit/in Oost-Siberiё

восточно-славЯнский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Oost­ Slavisch

восточно-фрнзский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Oost­ Fries, van/uit/in Oost-Friesland

восточно-фрисландский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) � восточно-фрИзский восточный (adj.; i*a) oost-, oostelijk, ooster-; oos­ ters, oriёntaal(s) •:• - � oostkust; - � oosten­ wind; восточная долгота oosterlengte; с восточной стороны aan de oostkant; (v. tuin e.d.) ор het oosten; восточные страны (dee/ v. d. wereld) Oost; - человек oosterling; - � spw. Oriёnt-expres востребование (n.; 7а) off. claim, eis;jur. terugvor­ dering (v. schulden) •:• АО востребования (aanduiding ор brief) poste restante (ajk.: p.r.) востребовать (pf; 2а; tr.) off. [bagage, schuld] opvra­ gen/opeisen; [goederen, post] afhalen •:• (не) вос­ требованный (v. brief, bagage e.d.) (niet) opgevraagd востро (adv.) •:• держать � - j, je oren goed open hebben/houden, je oor te luisteren leggen востроглазый (adj.; i a) (ook ovdr.) scherpziend востроносый (adj.; ia) met een puntneus вострушка (f.an.; 3*а) J.l flinke tante вострый (adj.; i*a/b) J.l � 6стрый восхваление (n.; 7а) 11' aanprijzing, lof восхвалить (pf; 4ф); if: восхвалять; [4] {за [4])> 11' (in hoge mate) iem. loven, prijzen, de loftrompet steken over, de roem verkondigen van { (vanwege)} •:• восхвалять [4] на все ладЫ iem. in alle toon­ aarden prijzen восхвалять (if; i а) � восхвал:Ить восхитнтельность (f.; 8а) sb. v. восхит:Ительный восхитнтельный (adj.; i*a) aanblddelijk, betoverend mooi; (v. optreden e.d.) schitterend, excellent, voor­ treffelijk; (v. ervaring: feest, tijd, gevoel, reuk, smaak) verrukkelijk, zalig, heerlijk •:• восхитительно! (аап tafel) het smaakt voortreffelijk восхитнть (pf; 4Ь(щ) ; if: восхищать; tr.) in verruk­ king/vervoering/extase brengen, verrukken, enthou­ siasmeren •:• восхищённый [5] verrukt van/over, geestdriftig/enthousiast over восхитИться (pf; 4Ь(щ) ; if: восхищаться; {[5])) verrukt zijn, in verrukking/vervoering/extase zijn/ raken, (wild) enthousiast raken/zijn, opgetogen zijn {over}, (erg) bewonderen восхищать (if; ia) � восхитить восхищаться (if; i a) � восхитИться восхищение (n.; 7а; {от [2])) verrukking, vervoering, geestdrift, enthousiasme h, bewondering {over} •:• быть в. восхищении verrukt zijn, in vervoering zijn, opzien tegen iem.; вызывать - verrukt maken, verrukken; быть в дИком восхищении wild/laaiend enthousiast zijn; привести в - ([5]) in verrukki n g brengen (met); прийти в - in verrukking/vervoering raken, verrukt raken

восход (m.; i a) (v. zon e.d.) opgang, opkomst •:• на восходе � blj/tegen zonsopgang

восходИть (if; 4с; intr.) 1 � взойтИ 1 2 (v. rook, klan­ ken) opstijgen, omhooggaan, rijzen 3 � взойтИ 4 •:• его звезд8/слава восходит zijn ster/roem is rij­ zende; страна восходящего � het land van de rijzende zon 4 (к [3)) (v. gewoonte, onderwijs, etc.) af­ komstig zijn van; teruggaan ор [oud gebruik, geslacht, vroeger tijden, Germaans woord e.d.] •:• - (своими) н.ошШми к [З] (ovdr.) wortelen in, z'n wortels vinden in, teruggaan ор [z'n bron), oorzaken hebben in восходЯщий (adj.; 4а) (v. hemellichaam, lijn) op­ gaand; (v. lijn) oplopend; (v. lijn, accent, toon) stijgend •:• восходящая � (ovdr.) rijzende/opkomende ster; он восходЯщая звезда z'n ster is rijzende; по восходЯщей llЙ.l1IOt in stijgende lijn; (v. verwant­ schap) in opkJimmende lijn; - тш чисел mat. op­ kJimmende reeks getallen; восходящее светило (ovdr.) opkomende ster восхождение (n.; 7а} (berg)bekJimming •:• - на � bergbekJimming, bergtocht восчувствовать (pf; 2а; tr.} :j: voelen восшествие (n.; 7а} :j: sb. v. взойт:И 1 •:• - на rОПУ bergbekJimming; - на � troonsbestijging

восьмернк (m.; 3Ь} 1 hist. (oude Rus. maat, acht een­ heden v. iets bevattend) acht, achttal h •:• - мif1.!1 acht poed meel 2 span van acht paarden

восьмериковый (adj.; ia} adj. v. восьмер:Ик восьмерИть (if; 4Ь} s/. z. dom voordoen, simuleren, z. eruit draaien

восьмернчный (adj.; i*a} hist. •:• «И» восьмерИчное aanduiding van de и in Oudrus. orthografie, ter onderscheiding van de «И» десятер:Ичное восьмёрка (f.; 3*а) (kaart, c!ifer, roeiploeg, buslijn e.d.) acht; achttal h •:• ехать на восьмёрке J, met lijn/bus/ tram acht gaan; � делает восьмёрку er zit een slag in het wiel восьмеро (num.; 24} achttal h •:• - глаз acht paar ogen; нш; - we zijn met z'n achten восьмёрочный (adj.; 1*а} adj. v. восьмёрка восьми- (samenst.} асhtвосьмибалльный (adj.; 1*а} meteo. (met/van) (wind)kracht 8 восьмигранник (m.; 3а) geom. achtvlak h, octaёder восьмигранный (adj.; i*a) achtzijdig, achtvlakkig, achtkanten восьмигрнвенный (adj.; i*a} :j: van tachtig kopeken восьмИдесятилетие (n.; 7а} (periode van) tachtig jaar; tachtigjarig jublleum h /bestaan h восьмИдесятилетний (adj.; 2*а) tachtigjarig, van tachtig jaar; tachtig jaar oud •:• - старИк/человек tachtiger восьмидесятый (num.ordin.; adj.1a) tachtigste •:• восьмидесятые rO.A.!ll de tachtiger jaren, de jaren tachtig восьмидневный (adj.; 1*а} achtdaags восьмиклассник (m.an.; 3а} achtstekJasser (scholier) восьмиклассница (f.an.; sa> achtstekJasser (scholiere) восьмиклассный (adj.; i*a} m.b.t. achtste kJas (ор

school) восьмиконечный (adj.; 1*а) achtpuntig восьмикратный (adj.; 1*а) achtvoudig восьмилетие (n.; 7а) (periode v.) acht jaar; achtjarig jublleum h/bestaan h (herdenking v. iets dat acht jaar geleden gebeurd is) восьмилетний (adj.; 2*а) achtjarig, van acht jaar, acht jaar oud

1 66

восьмимесячный - воцар:Иться

восьмимесячный (adj.; 1*а> (v. leeftijd, periode) van acht maanden; (v. leeftijd) acht maanden oud; (v. te vroeg geboren ЬаЬу) achtmaands восьмиметровый (adj.; 1а) acht meter lang, van acht meter

восьмисотлетие (n.; 7а) achthonderdjarig bestaan h/ jubileuт \ achthonderdste verjaardag

восьмисотый (num.ordin.; adj.1a) achthonderste восьмистопный (adj.; 1*а) lit. (v. versregel) achtvoetig ВОСЬМИТЬIСЯЧНИК (m.; 3а) spec. achtduizender (berg v. тinstens achtduizend тeter) восьмитЬ1сячный (num.ordin.; adj.1a) achtduizendste восьмиугольник (m.; 3а) gеот. achthoek восьмиугольный (adj.; 1*а) achthoekig восьмичасовой (adj.; 1 Ь; kv.m. 111> achturig, acht uur durend; (v. trein, bus e.d.) van acht uur (теt vertrektijd acht ииr) •:• - рабочий � achturige werkdag восьмой (num.ordin.; adj.1b) achtste •:• Ш1..!:Ш восьмая (als sb.) een achtste; уже - � het is al over zevenen восьмушечка (f.; з*а) diт. v. восьм)Тшка восьмушка (f.; 3*а) ,J.. achtste deel вот (prt.) 1 (verwijst naar iets dat nabij is (in plaats of tijd) ) hier (is), daar (is); nu •:• - он! daar heb je 'т!; (т.Ь.t. iет., voorwerp) dat is 'т!; - твоя книга daar is je boek; в самом деле - он идётl daar koтt hij zo­ waar!; - (вам/тебе) J, (bij aanreiken) ziehier, ziedaar, alstuЫieft/alsjeЬlieft, voila; .�ш вот (же) ,J.. (gezegd bij aanwijzen) (nou) daar/hier; и - ... en ziedaar, en daar; - он·то нам и �1 dat is de juiste man!, dat is onze таn! (die hebben we nodig) 2 (als koppelwerkwoord, als saтenvatting) dat is •:• благополУчие всех - наша цель het welzijn van iedereen, dat is ons doel 3 (от aandacht te trekken) kijk (eens), luister eens, тоеt je horen, zeg 4 (ter versterking v. е. uitroep, vaak + так) wat een ".!, dat is те nog eens ".! •:• - Это был i\.!ШШI dat was те nog eens een acteur!; - Это глупо! dat поет ik nog eens stoт!, dat is stoт zeg!; - Это .�ш J, (verbaasd, verrukt) kijk eens aan!, ge­ weldig!, prachtig!, dat liegt er niet от!; - так истооия wat een geschiedenis, het is те een (fraaie) geschie­ denis, het is me wat; - так неудача wat een pech!; - так n.or2u. wat een weer; - так � (ir.) dat is те ook een (тооiе) huisbaas 5 (ter versterking v. wat volgt in de zin) •:• а - докажите bewijs dat тааr eens, ik daag и uit dat te bewijzen; - будет удар! dat zal те een klap geven!; - он удивИтся daar zal hij (raar) van opkijken!; и - что � en dan nog wat: "., dit wou ik nog even zeggen: " . ; � - afijn 6 (теt pron., •••

adv. еп vraagwoorden, ter versterking v. hun betekenis) •:• - что я тебе скажу ik zal je 'ns wat zeggen; (ну) и всё dat is alles, ziezo, en daarтee uit; - .r.A§I daar/ hier is het dus; ну - Ш!Ш,1 ook dat nog!, dat тoest er nog Ьij koтen!; - Именно ,J.. (afs prt., uiting v. insteт­ тing) precies!, тijn idee, net wat ik zeg, dat is het 'т juist; - (оно) как! (verbazing of verduidelijking) zit dat zo!, gaat dat zo!, aha!, kijk eens aan!, wat zeg je те nou?!, wel heb je ooit!, wel nu nog тooier!, nee тааr!; (ах) вот .!ШК? (dat hadje gedacht) о ja?!; ах, вот кrol (А.: niet Piet, тааrjan heeftje verraden) [В.:] wel, wel!, zo, zo!; (а) - и ши J, (categorische ont­ kenning v. d. bewering v. d. gesprekspartner) wel, en toch, toch wel; dat heb je nu eens тis; - � ... daaroт "., dat is de reden, dat .", vandaar, dat ".; - � ... daaroт "., dat is de reden, dat "., van­ daar, dat " . ; - niн (от аап te geven dat gesprek is af gelopen еп voortzetting geen zin heeft) afgelopen!, en daarmee basta!; - так как/так! wat krijgen we nou/

nu?, wel heb i k ooit!, тijn heтel!; - � [daar groeien enorme paddestoelen] zulke!; - и хорошбl тооi zo!; - (оно) �1 (verbazing of verduidelijking) zit dat zo!, gaat dat zo!, aha!, kijk eens aan!, wat zeg je те nou?!, wel heb je ooit!, nee тааr! � - бы ,J.. (drukt verlangen uit) had ik тааr "., ging het тааr "., was er тааr " . ; - бы дожди1tка хорошего! viel er maar eens een lekker buitje!; - бы на.м такое kom daar hier eens от; - , Ш ,J.. (ееп voorafgaande uitspraak bevestigend) precies!, wat je zegt!; (и) !:Ш - ,J.. (uitroep v. verbazing) тоеt je nu eens kijken!, zowaar!, toch; П!.К - ,J.. (afs prt., concluderend) dus; так - где он оказdлся! daar was/zat hij dus!; - тебе и •••

(geeft аап dat iets anders is gelopen dan verwacht) dat was те 't [feestje/dagje, etc.] wel; - � раз! (verbazing) wat krijgen we nou/nu?, wel heb ik ooit!, тijn heтel!; (afkeuring) daar heb je het gedonder (in de glazen)!, daar heb je het gegooi in de glazen; - Ш.iLD (и) на wat krijgen we nou/nu?, wel heb ik ooit!, тijn heтel!, asjeтenou!; - я � ik zal je! Вотан (m.an.; 1а) Wodan вот-вот (adv.) ,J.. elk ogenЬlik/moтent, zo direct, zo тeteen •:• - обрушиться/развалится (v. bouwwerken e.d.) ор instorten staan; поезд - о:rойШ de trein staat ор vertrekken, de trein staat ор punt v. vertrek; крепость - пшШ! de vesting staat ор vallen; она родИт zij is hoogzwanger, zij loopt ор alle dagen, zij staat ор het punt te bevallen вотИровать (pf/if; 2а; tr.) stemтen вотировка (f.; 3*а> steттing воткать (pf; 6°Ь/с/6°Ь; [4] (в [4])) inweven, weven {(in)} Воткинск (m.; за> geog. Wotkinskh (stad in Rus.) воткинский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) adj. v. Воткинск воткнуть (pf; 3Ь; if: втыкать; [4] в [4])> stoppen, steken {in}; [теs e.d.] insteken; (теt kracht: v. spits,

scherp voorwerp: bijl in hout, раа/ in grond, теs in vlees, etc.) zetten in; inpluggen, pluggen {in} •:• - .!Шп в уши watten in de oren proppen; - вИлку в розетку de stekker in het stopcontact steken

воткнуться (pf; 3Ь; if: втыкаться; в (4]) (v. pijlen/".) terechtkomen in, z. boren in

вотский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) :f: Wotjaaks, Oedтoer­ tisch

вот-те (int.) •:• - !:ШI J.1. daar heb je het al!, daar heb je het gegooi in de glazen!, daar heb je het gedonder/gelazer!

вотум (m.; 1а) тotie, votuт h •:• - доверия/недоверия тotie van vertrouwen/wantrouwen

вотчина (f.; 1 3) hist. doтein h вотчинник (m.an.; 3а) hist. grootgrondbezitter вотчинный (adj.; 1*а) hist. van doтein, dотеin­ вотще (adv.) :f: vergeefs вотЯк (m.an.; 3Ь) Wotjaak, Oedтoert вотЯцкий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 111) Wotjaaks, Oedтoer­ tisch

вотЯчка (f.an.; з*а) Wotjaakse, Oedmoertische ВОХР (m.; 1а) hist. (ajk. v. внутренняя охрана республики) Inteme Veiligheid der RepuЬliek вохра (f.; ia) s/. (ajk. v. военизuрованная охрана) kaтpbewaking

вохровец (m.an.; 5*а) s/. bewaker van het kaтp­ garnizoen, kampwacht

воцарение (n.; 7а) 11 aanvaarding/bestijging van de troon

воцарИться (pf; 4Ь; if: воцаряться) 11 1 de troon aanvaarden/bestijgen 2 intreden •:• воцарИлся .м.!Ш de vrede brak aan; воцарИлась тишина er trad een stilte in, er viel een stilte

воцаряться - впечатляющий

воцарЯться (if; 1а) => воцарИ:ться воцерковление (n.; 7а) verkerkelijking (v. d. maat­ schappij, cultuur) вошка (f.an.; 3*а) J, dim. v. вошь вошь (f.an.; 8*Ь') zoo/. luis, pietje h •:• - � hoofdluis; у него в каомане - на аркане J, hij is zo kaal/arm als een luis; лобковая - schaamluis вощанка (f.; 3*а) J, wasdoek h; stencil d/h вощёный (adj.; 1а; kv. ?) was- (met was behandeld) •:• вощёная бумага waspapier\ stencil d/h; вощёная � hist./archeo. wastafeltjeh вощИна (f.; 1 а) spec. 1 lege honingraat 2 ongezuiverde (Ьijen)was

вощИнный (adj.; 1*а) adj. v. вощ:Ина вощИть (if; 4Ь; pf: навощйть; tr.) [meubels, vloer]

in de was zetten, met was behandelen, met een laag was bedekken воЮющий (adj.; 4а) oorlogvoerend, strijdend, belli­ gerent •:• воюющие � de strijdende partijen воЯж (m.; 4а) (vaak ir.) tocht, tochtje h, trip, reis вояжёр (m.an.; 1 а) hist. handelsreiziger; J, (vaak ir.) gast (die ееп lange reis heeft gemaakt) вояка (m.an.; f.3a> t/J.. (vaak ir.) strijder, ijzervreter, vechtjas, houwdegen впадать (if; 1 а) 1 => впасть 2 (в [4]) (v. rivier) uit­ monden in •:• Дон впадает в Чёрное море de Don mondt uit in de Zwarte Zee впадение (n.; 7а) monding (v. rivier) впадина (f.; 1а) , kom, holte ·:· � - oogholte, oogkas 2 geog. dal h , laagte, diepte (tussen heuvels, in zeebodem), (duin)pan впадинка (f.; 3*а) dim. v. впадина впаивать (if; ia; p.pret.p. 0) => впаять впайка (f.; 3*а) , het inlassen 2 inzet, ingelast stukh впалость (f.; 8а) sb. v. впалый впалый (adj.; 1а; kv.sg. ?) (v. ogen, wangen e.d.) inge­ vallen, hol •:• впалая rJOOIJl holle borst; с впалыми щеками met holle/ingevallen wangen впархивать (if; 1 а) => впорхнУть впасть (pf; 7Ь(д); if: впадать) 1 (v. ogen, wangen, borst) invallen, ingevallen raken, hol worden •:• wёки впали z'n wangen waren ingevallen 2 (в [4]) (v. toestand, gedrag) vallen, vervallen, raken {in} •:• - в � in zonde vervallen; - в детство kinds worden; - в .u: думчивость in gepeins vervallen; - в кому/транс in coma/trance raken; - в крайности in uitersten vervallen; - в ошИбку z. vergissen; - в унЫние/ � zwaarmoedig/wanhopig worden впаять (pf; 1а; if: впаивать) , (tr.) inlassen, lassen in 2 ([3] [4]> V. iem. [straf(maat)] aansmeren, (streng) staffen met, [boete] opleggen впендЮрить (if; 4а) V. neuken впервИнку (adv.) V. voor het eerst, voor de eerste keer/maal впервой (adv.) V. voor het eerst, voor de eerste keer/ maal •:• Это ему Ш!. - dat overkomt hem niet voor de eerste keer впервЬ1е (adv.) voor de eerste keer /maal, voor het eerst •:• Это ему Ш!. - dat overkomt hem niet voor de eerste keer вперебИвку (adv.) J, (elkaar) in de rede vallend, door elkaar •:• онИ пели - zij zongen door elkaar heen вперебой (adv.) J, om het hardst, door elkaar вперевалку (adv.) J, waggelend, zwalkend вперевалочку (adv.) J, => вперевалку вперегиб (adv.) diep (buigen) •:• кланяться/поклониться - diepe buiging maken

вперегбнкИ (adv.) J, om het hardst, от strijd вперегонку (adv.) V. => вперег6нк:И вперёд (adv.) 1 vooruit, voorwaarts, naar voren (ook ovdr.: v. vooruitgang) •:• побеги -, предупреди loop jij vast even vooruit om te waarschuwen; идтИ/пойтИ ­ vооruit gaan; Это большой ш.m: - dat is een grote stap voorwaarts; � - een stap naar voren doen 2 J, van tevoren, vooruit, vooraf •:• заплатить vooruitbetalen 3 J, voortaan •:• - не говорИ такой ерундЫ vertel voortaan niet meer van die onzin 4 J, vooruit (v. klok) •:• часЫ идУт - de klok loopt voor; перевести часы - на час de klok een uur voor­ uitzetten s V. eerst, van tevoren •:• - будь разумней! word eerst maar eens verstandig!

впереди 1 (adv.} 1 vooraan, voorop •:• ИА!И - voor­ opgaan, voorlopen (аап het hoofd v. со/оппе e.d.) 2 in de toekomst, in het verschiet •:• - ничего хорошего для него не предвидится (toekomst) het ziet er niet best uit voor hem; у нас ещё вся жизнь - het leven ligt voor ons; у нас - долгая дорога wij hebben een lange reis voor de boeg 3 J, vooruit (v. klok) •:• � - de klok loopt voor 11 (prep.; [2]} voor . . . uit •:• - колонны шёл оркестр de stoet werd voorafgegaan door een band

вперёдсмотрЯщий (m.an.; adj.4a) mar. uitkijk (matroos) вперемежку (adv.) J, afwisselend, beurtelings, от beurten •:• дубЫ - с елями eiken afgewisseld met dennen

вперемешку (adv.) J, 1 door elkaar 2 in wanorde, overhoop

впереть (pf; 9*Ь(ё); if: впирать; tr.} V. naar Ьinnen proppen/duwen

впереться (pf; 9*Ь(ё); if: впираться) J, (z.) ergens naar Ьinnen dringen

вперехват (adv.) V. , hand over hand, met de ene hand na de andere (v. hijsen, touwtrekken e.d.) 2 (v. riem) strak aangetrokken вперИть (pf; 4Ь; if: вперЯть; tr.) •:• - взор/глаза в [4] t/hoogdr. aanstaren, de Ыik strak richten ор вперИться (pf; 4Ь; if: вперяться) •:• - в. [4] J, (v. Ьlik, ogen) (strak) gericht zijn naar/op, z. richten ор вперЯть (if; 1 а) => впер:Ить вперЯться (if; 1а) => вперИ:ться впечатление (n.; 7а) indruk, impressie •:• � впечатлениями с [5] indrukken uitwisselen met; дорожные впечатления reisindrukken; у меня � хорошее - от [2] ik heb een goede indruk overgehouden aan . . . ; быть .!l0.11 впечатлением onder de indruk zijn; пооизвестИ сильное - на [4] impo­ neren; он производит - [нерешuтел:ьного, ... ] 'Человека hij maakt een [weifelende, . ..J indruk; он производит приЯтное - hij ziet er sympa­ thiek uit

впечатлИтелъность (f.; 8а} ontvankelijkheid, aan­ doenlijkheid, teergevoeligheid

впечатлительный (adj.; 1*а} ontvankelijk, aandoenlijk, teergevoelig

впечатляемость (f.; 8а) imponeerbaarheid впечатлЯемый (adj.; 1 а) imponeerbaar впечатлять (if; 1 а; p.pret.p. 0; tr.) (veel) indruk maken ор; ([5]) indruk maken met впечатлЯющий (adj.; 4а} indrukwekkend, aangrij­ pend, indringend •:• впечатляюще ор indrukwek­ kende wijze; у него - шт hij is een indrukwekkende verschijning; впечатляющим � ор indruk­ wekkende wijze

1 68

впивать - впритИрку

впивать (if; 1а; tr.} hoogdr. [indrukken, leerstof, wijze woorden e.d.] in zich opzuigen, met graagte opnemen впиваться (if; 1а} � впиться впирать (if; 1 а} � впереть впираться (if; 1 а} � впереться вписать (pf; бс; if: впйсывать; [4] в [4]} [letter, woord, tekst e.d.] inlassen; (mat., in fijst) inschrijven; te boek stellen •:• - в кнИrv inboeken; - в летопись optekenen in kroniek; - в систему invoeren in het systeem, in­ voeren; - в схему inpassen in het schema, invoeren вписаться (pf; бс; if: вписываться; в [4]} inpassen, invoegen {in} •:• - в архитект)iрный ансамбль in de omringende architectuur passen; - в компанию blj het gezelschap passen; не - в поворот J, uit de bocht vliegen вписка (f.; з*а} sl. slaapplaats, slaapadres h вписывать (if; 1а} � вписать вписываться (if; 1а} � вписаться впитать (pf; 1а; jf впйтывать; tr.} [vloeistoffen] opnemen, absorberen, opzuigen, opslorpen; (ovdr.) [indrukken e.d.] in zich opnemen •:• - с мопокОм матери met de moedermelk naar Ьinnen krijgen; - в себЯ (indrukken] in zich opnemen

впитаться пУтаться 5 впутывать (if; 1а) => впУтать впутываться (if; 1а; pf: впутаться) J. => пУтаться 5 впЯтеро (adv.) vijf maal; (in vijven: vouwen e.d.) vijfdubbel •:• - � vijf maal zo groot (e.d.)

впятером (adv.) met z'n vijven в-пЯтых (adv.) ten vijfde врабатываться (if; 1а) => враб6таться вработаться (pf; 1а; if: врабатываться) J. z. inwerken, erinkomen (in ееп baantje, werk) враг (m.(an.); зЬ> (a/g.) vijand •:• � - aarts­ vijand, doodsvijand, gezworen vijand; злейший aartsvijand; нажить себе врагов z. vijanden bezor-

впритЬ1к - враль gen, (z.) vijanden maken; - � volksvijand;

такого и врагУ не пожелаешь dat wens ik mijn erg­ ste vijand niet toe; он � не - hij weet wat goed voor hem is; � мой - - мой (sprw.) z'n mond voorblj praten

вражда (f.; 1 Ь; pl. ?; (к [3])) vijandschap (jegens) •:• жю:о во вражде с [5] in vijandschap leven met; непримирИмая - Ьittere haat; питать вражду к [3] vijandschap koesteren tegen/jegens, vijandig gezind zijn; смертельная - dodelijke haat; старИнная/ старая - oude vete; чувство враждь1 wrok, ressenti­ ment h враждебность (f.; 8а; к [3]) vijandigheid, animosi­ teit {jegens} •:• в его голосе звучала - er klonk iets vijandigs in zijn stem

враждебный (adj.; 1*а) (v. houding, Ьlik, toon; in het bestaan bedreigend: v. machten) vijandig •:• враждеб­ ные � (vijandige handelingen) vijandelijk­ heden; быть враждебно настоОенным к [3] iem. een kwaad hart toedragen, een vijandige houding aannemen t.o.v.; относиться враждебно к [3] vijandig gezind zijn jegens; враждебная � vijandelijke partij враждовать (if; 2а; с [5]) in vete/vijandschap leven met, vijandschap toedragen •:• враждующий strij­ dend (v. partijen, groeperingen); - л.ш с другом met elkaar in onmin leven, met elkaar ор gespannen voet staan вражеский (adj.; за; kv. ?; comp. ") (a/g.) vijandelijk •:• - оr2н..1! vijandelijk vuur вражий (adj.; pron.б*a) :j: => вражеский враз (adv.) .U. tegelijk, ineens; onmiddellijk, meteen, sublet вразбИвку (adv.) J. door elkaar, in willekeurige volg­ orde вразброд (adv.) elk voor zich (zonder sarnen te werken) вразброс (adv.) 1 met de hand [zaaien] 2 J. door elkaar, dooreen, verspreid, rommelig вразвалку (adv.) J. zwalkend, waggelend •:• ходИть zwalken (bij lopen) вразвалочку (adv.) J. => вразвалку вразлад (adv.) J. in onmin, in disharrnonie вразнобой (adv.) ongecoordineerd, door elkaar (heen), elk voor zich •:• работать - J. langs elkaar heen werken вразнос (adv.) •:• продавать - colporteren; продажа colportage; торговать - [5] venten met; !2Ш2!шн ambulante handel вразрез (adv.) •:• шшi - с [5] 1 (dwars) ingaan tegen, haaks staan ор, niet stroken met, strijdig met [de wet, het algemeen belang e.d.] zijn 2 in strijd zijn met, lijnrecht tegenover staan [afspraak, waarheid, beloften, etc.] 3 indruisen tegen [regels e.d.); - с вашим � in tegenstelling tot wat и meent вразрЯдку (adv.) J. •:• (НВ)� - spatiёren вразумИтельность (f.; 8а) (v. inhoud) begrijpelijk­ heid, duidelijkheid вразумИтельный (adj.; 1*а) (v. inhoud) begrijpelijk, duidelijk, zinnig вразумИть (pf; 4Ь; if: вразумлять; tr.) tot rede bren­ gen •:• его ничем не вразумишь hij is niet voor rede vatbaar вразумление (n.; 7а) sb. v. вразумИ:ть вразумлять (if; 1а) => вразумИть враки (pl.t.; f.за> J. leugens •:• � - - allemaal leugens; сплошные - van begin tot eind gelogen враль (m.an.; 2Ь) J. grove leugenaar

1 70

Вральман - врезать

Вральман (m.3n.; 1 3) (personage uit «Недорослъ» v. Fonwizin) Wralтan вральман (m.3n.; 13) .IJ grove leugenaar вральня (f.; 2*3) .IJ leugen врангелевский (3dj.; 33; kv. ?; comp. 0) adj. v. Вран­ гель Врангель (m.3n.; 23) hist. Wrangel (Witte generaal tijdens de burgeroorlog) •:• остоов Врангеля geog. het eiland Wrangel (ten N. v. Sib.) вранглеры (pl.t.; m.13) spijkerbroek (v. h. merk Wrangler) враньё (n.; б*Ь; pl. ?) (grove) leugens •:• - 1 J. het is gelogen!; чистое - J. pure leugens враскачку (3dv.) J. waggelend, huppelend (lopen) врасплох (3dv.) J. (overvallen, plotselinge mededelingen e.d.) blj overroтpeling, onverhoeds •:• застать [41 iет. overroтpelen (v. bericht, mededeling e.d.; mil.) врассыпную (3dv.) •:• бооситься - J. uiteenstuiven, alle kanten ор vliegen/vluchten/stuiven

врастание (n.; 73) sb. v. врасти врастать (if; 13) � врасти врасти (pf; 7Ь/Ь(ст); if: врастать; в [4]) ingroeien, groeien in •:• корнЯми J. (ovdr.: ergens lang Ьlijven wonen, werken) wortel schieten; ноготь врос в мЯсо -

de nagel is in het vlees gegroeid

врастЯжку (3dv.) J. (v. vallen, liggen) languit; (v. spreken) langzaaт, slepend врата (pl.t.; n.1 Ь) :j:/ft poort •:• - тю bijb. de poorten der hel; - оВн rel. heтelpoort; царские - orth. koninklijke/heilige deuren (grote deuren in midden v. iconostase) вратарский (3dj.; 33) sport. keepers-, doelтan-; doel­ •:• вратарская площадка doelgebled h вратарь (m.3n.; 2Ь) sport. doelтan, keeper •:• он хоро­ ший - hij keept goed врать (if; 6°Ь/с; p.pret.p. ?; ger. ?; pf: наврать/соврать; intr.) J. 1 (([3])) liegen (tegen) •:• ври да не завирайсяl тааk dat je grootje wijs!; - как сапожник hij liegt dat hij zwart ziet 2 (v. horloge, klok) verkeerd lopen, verkeerde tijd aanwijzen •:• чась1 врут de klok loopt verkeerd 3 (v. muziek) vals zingen/spelen 4 :j:/.IJ zwet­ sen, onzin/nonsens verkopen/uitkraтen

врач (m.3n.; 4Ь) (тп./vг. ) arts, dokter, geneeskundige, тedicus; (vr.) тedica •:• ветеринарный - veearts; dierenarts; глазной � oogarts; детский � kinderarts; домашний - huisarts; ШнОf! - tandarts; - � сам! ft geneesтeester, genees и zelf!; корабельный - scheepsarts; - nшШI!!! zaalarts; по поедписанию врача ор тedisch voorschrift; придворный - hofarts; участковый - huisarts врач-гинеколог (m.3n.; 4Ь-33) vrouwenarts, gynae­ coloog (mn./vr.) врач-диетолог (m.3n.; 4Ь·33) voedingsdeskundige (mn./vr.), diёtist(e) врачебник (m.; 33) :!: receptenboek h (met huismiddel­ tjes tegen kwaaltjes) врачебный (3dj.; 1*3) geneeskundig, тedisch (m.b.t. arts) •:• врачебная помощь doktershulp; врачебная Dii!ш!. тedisch geheiт врачевание (n.; 73) :!: sb. v. врачевать. genezing врачевать (if; 23(ё); pf: уврачевать; tr.) genezen, ,

heilzaaт zijn

врачИха (f.3n.; 33) .!J vr. v. врач врач-практикант (m.3n.; 4Ь-13) (ong.) seтi-arts (mn. /vr.) врач-псИхотерапевт (m.3n.; 4Ь-1а) psychothera­ peut(e)

врач-Ухогорлонос (m.an.; 4Ь-1с) keelarts вращательный (adj.; l*a) (v. beweging) draaiend •:• вращательное движение roterende beweging вращать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.) [wiel, zwengel e.d.] (от as) draaien, doen draaien, oтdraaien; ronddraaien; zwengelen aan •:• - � теt de ogen draaien/ rollen вращаться (if; l a) (v. wiel, zwengel e.d.) от as draai­ en, ronddraaien; roteren •:• вращающийся draai­ baar; draaiend (v. wiel e.d.); - .!Ш.fШir оси (z.) от z'n as wentelen; земля вращается вокруг солнца de aarde beweegt z. от de zon; - в высших � z. in de hoogste kringen bewegen вращение (n.; 7а) (v. wiel) rotatie, het draaien, draai­ ing; (v. hemel/ichaam, wiel, aarde) отlоор, oтwente­ ling •:• � вращения draaisnelheid, oтwente­ lingssnelheid, rotatiesnelheid; (v. satelliet) oтwen­ telingstijd, oтlooptijd; - оси aswenteling; � вращения draaisnelheid, oтwentelingssnelheid, rotatiesnelheid; (v. satelliet) oтloopsnelheid вред (m.; l b; ([3])) schade (aan), nadeel h, afЬreuk (aan). kwaad h (materieel: kwalitatiefi аап gezondheid, reputa­ tie e.d.) •:• не � никакого вреда в (6) ergens geen kwaad in zien; быть .�ш - ([З]) schadelijk zijn (voor); он действует .�ш - себе dat is in zijn eigen nadeel; hij snijdt z. in z'n eigen vlees; ИА!И во - здо­ ровью nadelig zijn voor de gezondheid; непоправИ­ Мl!!..Й - onherstelbare schade; причинить - ([З]) schade aanrichten; schade toebrengen aan вредИтель (m.an.; 2а) 1 Ьiо/. schadelijk insect •:• вредИтели /Ь. ongedierte h 2 ро/. schadelijk eleтent, staatsgevaarlijk iет. вредИтельский (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) ро/. schadelijk, sаЬоtеursвредИтельство (n.; la; [2]) sabotage van/aan [тotor, rails e.d.] вредИть (if; 4Ь; pf: навредить; [3]> [reputatie] scha­ den; schade berokkenen/toebrengen aan; deren, benadelen, kwaad doen •:• - здоровью ieт.s gezond· heid schaden; - самому себе (ovdr.) z. in z'n eigen vlees snijden; Этим ты только � вредИшь daar heb je alleen jezelf тааr тее вредничать (if; 1 a> .IJ vervelend/balorig doen, klieren •:• Ш!. вредничай! doe niet zo rot! вредность (f.; 8а) 1 (Для [2]) schadelijkheid voor •:• производства slechte arbeidsoтstandigheden 2 J. balorigheid вредный (adj.; 1*а/с') 1 ((для [2]/[3])> schadelijk, nadelig {voor} •:• вредно м.н (2) slecht voor; вредно для сердца/здор6въя slecht voor het hart/voor de gezondheid; .много естъ - вредно (для здор6въя) veel eten is ongezond; - для окружа­ ющей средЪt тilieuonvriendelijk; хотеть Ш!. вред­ но J. je kan zoveel wensen; вредные последствия nadelige gevolgen; вредное производство slechte arbeidsoтstandigheden; вредная точка зрения gevaarlijk standpunt 2 (alleen lv.) .!.L (v. hond, kind) geтeen, naar, rot- •:• вредная тётка lastige tante вредоносность (f.; 8а) ft schadelijkheid вредоносный (adj.; l*a) ft med. (v. stof) schadelijk врезавшись (pred.) � врезамшись врезамшись (pred.; (в [4])> .!J hoteldebotel, (sтoor-) verliefd (ор) врезание (n.; 7а) sb. v. врезать 1 врезать (pf; ба; if: врезать) 1 ([4] в [4]> zetten in (ор ееп uitgezaagde plaats) •:• - пмОн в дверь een slot in een deur zetten 2 ([3]> .IJ iет. een dreun/hijs/ -

1 71 hengst (voor z'n kop) geven •:• - [З] по [З] iem. een opdonder/mep/dreun geven/verkopen ор врезать (if; ia) => врезать

врезаться (pf; ба; if: врезаться/врезываться; в [4]) 1 (v. auto's, soldaten e.d.) (tegen elkaar) aanbotsen, inrijden ор, instormen ор, z. boren in; doordringen in •:• море глубоко врезается в сушу de zee dringt diep in het land; машины врезались друг в друга на полной скорости de auto's knalden in volle vaart ор elkaar; ремень врезается (мне) в плечо de riem snijdt diep in mijn schouder; лодка врезалась в песок het bootje ploegde z. vast in het zand 2 z. griffen in (geheugen, bewustzijn e.d.], diepe in­ druk maken ор iem. •:• - в память in het geheugen gegrift staan 3 U. verliefd worden, verkikkerd raken, vallen { ор} •:• он по уши врезался в неё hij werd tot over zijn oren verliefd ор haar врезаться (if; ia) => врезаться врезка (f.; з*а) (foto in artike/, slot in de deur e.d.) inzet •:• рекламная - reclamespot (ор tv), televisiespotje h

(met reclame) врезной (adj.; i b; kv.m. 0) inzet- •:• - .u..мО.к insteek­ sloth

врезываться (if; i a) => врезаться временник (m.; 3Ь) 1 :!: kroniek (type tijdschrift) 2 periodiekd/h, nieuwsbrief

временной (adj.; i b; kv.m. 0) tijds-; ling. temporee] •:• временная OQf! ling. tijdsas; временная Ф2пм.D ling. tijdvorm временность (f.; 8а) tijdelijkheid временный (adj.; i*a; kv.m. ?) tijdelijk, interim-, pro­ visioneel, temporeel, voorlopig •:• временно voor­ alsnog; временное жильё noodwoning; временное мероприЯтие overgangsmaatregel; во временное пользование in bruikleen; временная постООйка noodgebouw h; временное правительство interim­ regering, overgangsregering; назначить (4) на временную работу iem. tijdelijk aanstellen; - � � tijdelijke kracht; иметь - характер van voorЬij­ gaande aard zijn

временщИк (m.an.; зЬ> t 1 gunsteling 2 tijdelijk heerser

временщИцкий (adj.; за> t 1 gunstelingen2 van/voor een tijdelijk heerser

времечко (n.; з*а(l)) dim. У. время время (n.; 8°с(ё)> 1 tijd, tijdsduur; (kort) tijdstip; (/ang) tijdperk h •:• - 1 het is tijd!, de tijd is om! ; временами af en toe, soms, Ьij tijd en wijle, Ьij vlagen; Этот дом времён моего деда het huis dateert uit mijn groot­ vaders tijd; п короткое - Ьinnen korte tijd, in korte tijd [iets klaar hebben e.d.]; п любое - te allen tijde, altijd; в любое - дня и н6'Чи ор alle tijden; в. одно и то же - tevens, gelijktijdig; п ближайшее - in de naaste toekomst; D давние времена in lang vervlogen tijden, in onheuglijke tijden; п наше - in onze dagen, vandaag de dag, tegenwoordig; п последнее - de laatste tijd; п прежнее - vroeger, voorheen; п своё destijds, te zijner tijd; в своё - он бъtл однUм из лу'Чших hij was een van de besten uit zijn tijd; всё D своё - alles ор z'n tijd, dat komt later aan de orde; п то - как (a/s conj.: gelijktijdigheid v. hoofd- еп bijzin) terwijl; п то - destijds, indertijd, ор dat moment, toen (m.b.t. ееп periode); D скором времени Ьinnen­ kort, spoedig, ор korte termijn, eerdaags, weldra; настоящее - nu, heden ten dage, thans, in de huidige/tegenwoordige tijd; в.о - (2) (a/s prep.) tijdens, gedurende, in de loop van; во - войнЪt

п

врезать - время in tijd(en) van oorlog, in oorlogstijd; во - едЪt onder het eten, tijdens het eten; в.о времена (2) ten tijde van; � времени een kwestie van tijd; � steeds (maar), de hele tijd, voortdurend, zonder ophouden, aldoor, almaar, onophoudelijk; � времён [de beste schrijver] aller tijden; выиграть tijd winnen; - rOJш jaargetijde h, seizoen h; - - деньги tijd is geld; - детское J, de nacht is nog jong; АИПi своего времени ft kind van zijn tijd; АО какого времени tot hoelang, tot wanneer; АО последнего времени tot voor kort; АО того времени tot dat tijd­ stip; дополнительное/добавочное - sport. extra tijd; � времени tijdgeest, de geest van de tijd; - � (m.b.t. /ореп, werken) zachtjes aan; - не ЖАЮ er is haast Ьij, het kan niet wachten; n - (2) gedurende, tijdens; забЫть - de tijd vergeten; занять много времени veel tijd kosten; � - tijd opnemen; ИAni в ногу со временем met z'n tijd meegaan; - � de termijn is verstreken; и тому времени tegen die tijd, v66r die tijd [het werk af hebben]; не ио времени te vroeg, niet ор het goede ogenЬlik; бЫло -, .!Ш.а11i er was een tijd, dat ... ; коротать - J, de tijd korten; за � - in een kort tijdsbestek, in korte tijd; как бЫстро летит - 1 waar Ьlijft de tijd!; - летит de tijd vliegt (om/voorblj); времени м.Ш1о we moeten opschieten, er is niet voldoende tijd, er is maar weinig tijd; машинное (счётное) - computer­ tijd; ( v. computer) rekentijd; гонка .!Ш - (bij wieler­ sport) tijdrit; .!Ш - tijdelijk, voor een tijd(je), voor een Ьер. tijd, voorlopig, zolang, provisorisch; датъ [4] [3] на - iem. iets uitlenen; взятъ [ 4] у [2] на iets van/Ьij iem. lenen; занЯтъ [4] на - zolang iets lenen; Это т6лъко на - dat is ook maar voor zolang het duurt; .!Ш - войнь1 voor de duur van de oorlog, zolang de oorlog duurt; .!Ш первое - de eerste tijd, voorlopig; наверстать - tijd inhalen; найтИ/ вь1кроить - tijd maken; сейчас � - dit is niet het juiste moment; ещё не - de tijd is nog niet ge­ komen; некоторое - (тому) назад een tijdje geleden; у меня Н§! времени ik heb geen tijd; - обедать het is tijd voor de lunch; - OI времени van tijd tot tijd, Ьij tijd en wijle, (zo) nu en dan; не отставать от (своего) времени met z'n tijd meegaan, Ьij de tijd Ьlijven; •••

времён � и покоренья КрЫма J, (scherts.)

sinds onheuglijke tijden; сейчас два часа по московскому времени het is nu 2 uur Moskouse tijd; по временам zo nu en dan, af en toe; по тем временам voor die tijd, voor de toenmalige ver­ houdingen; по настоящее - off. tot ор heden; .!1ОШi ещё есть - voor het te laat is, zolang het nog kan; - приёма de uren van openstelling; пришло - + inf. de tijd is gekomen om; хорошо провести - een leuke tijd hebben, plezier hebben; поодлИть - sport. wedstrijd verlengen; - на размышление/обдумы­ вание bedenktijd; раньше времени voortijdig; рdнъше времени состdритъся v66r z'n tijd oud worden; .!< какого времени? sinds wanneer?; .!< недавнего времени sinds kort; .!< давних времён van oudsher; .!< незапамятных времён sinds mensen­ heugenis, sinds jaar en dag, sinds onheuglijke tijden, van oudsher; в самое - J, mooi/precies ор tijd; самое - 1 het is de hoogste tijd!; свободное - vrije tijd; сколько времени? 1 J, hoe laat is het?; вы не скажете, ск6лъко времени? weet и ook hoe laat het is?, heeft и de tijd? 2 hoe lang? ( v. tijd); ск6лъко времени у вас уйдёт на [4]? hoeveel tijd bent и kwijt aan ... ?; .! всадИ:ть всамделе (adv.) !]. echt, werkelijk всамделишный (adj.; 1 *a> !J. / kind. echt, heus всасывание (n.; 7а) absorptie всасывательный (adj.; 1*а) аЬsоrрtiевсасывать (if; l a) => всосать всасываться (if; 1 а) => всосаться всасывающий (adj.; 4а) zuig- ·:· - насос (instromend) zuigpomp; всасывающая � tech. zuigbuis всё 1 (п. sb.pron.) => весь 11 (adv.) J. 1 de hele tijd, steeds, steeds meer, aldoor •:• а он - жалуется en hij maar klagen; а он - плакал (и плакал) hij huilde (maar) en huilde maar; мы - бежали и бежали wij renden maar voort; - сильнее (и сильнее) steeds sterker 2 nog steeds •:• - ещё колебаться Ьlijven weifelen; ты - ещё не знаешь Этого? weet je het nu n6g niet?; дождь - не перестаёт het wil maar niet ophouden met regenen 3 nog altijd •:• читать журналы - - лучше, чем смотреть телевмзор tijd­ schriften lezen is nog altijd beter dan televisie � - � echter, en toch, desondanks; (toch nog) alsnog; (nochtans) intussen

все- - всепожирающий

1 73

все- (samenst.) al-, аllеrвсеблагой (adj.; 3Ь/с; kv. ?; comp. ") 1t /роёt. goedertieren всевать (if; l a) � всеять всеведение (n.; 7а) alwetendheid всеведущий (adj.; 4а) alwetend •:• Всеведущий de Voorzienigheid (God) всевидящий (adj.; 4а) alziend ·:· всевидящее Око het alziend oog; (ir.) een waakzaam oog всевластие (n.; 7а) 1t absolute/onbeperkte macht всевластный (adj.; i*a) 1t met absolute macht всевозможный (adj.; i*a) alle (mogelijke), allerhande, allerlei, velerlei, divers •:• всевозможные вещи dingen van allerlei soort; всевозможные товары goederen van allerlei soort Всеволод (m.an.; i a) Wsewolod ВсевЬ1шний (m.an.; adj.2a} rel. de Allerhoogste всегда (adv.) altijd, immer, te allen tijde, voortdurend; telkens •:• как - steevast, als vanouds, net als altijd; совсем как - precies als altijd; mк - dat is vaste prik всегдашний (adj.; 2*а; kv.m. ?) ! zoals altijd, van altijd; eeuwig (011dr.) •:• - гость eeuwige gast; всегдашние Ц!ftки eeuwige grapjes всего 1 � весь •:• - 1 J. (bij afscheid) de mazzel! 11 1 (adv.) in totaal; Ьij elkaar, gezamenlijk 2 (prt.} slechts, (alleen) maar •:• ей бЫло - двадцать лет zij was pas twintig; - лишь ! welgeteld; он был лишъ три дня в Москве hij is maar drie dagen in Moskou geweest; я - лишъ студент ik ben student, meer niet; - ничего ! (m.b.t. verdiensten, inkomsten, etc.) schijntje h; - :rOm!кo ! enkel maar всего-навсего (prt.) slechts, welgeteld, alles Ьij elkaar вседержащий (adj.; 4а} 1t/роёt. almachtig ВседержИтель (m.an.; 2а} rel. de Almachtige вседозволенность (f.; 8а) (pej.) toegeeflijkheid, overdreven tolerantie, vrijgevochtenheid •:• представление о вседозволенности het idee dat alles gepermitteerd/ toegestaan zou zijn в-седьмЬ1х (adv.} ten zevende всеевропейский (adj.; 3а} paneuropees всезнайка (m./f.an.; f.3*a}! betweter, wijsneus (mn./11r.) всезнайство (n.; la) ! (pej.) betweterij , wijsneuzigheid, alwetendheid всезнающий (adj.; 4а) alwetend вселение (n.; 7а} het betrekken (11. woning) вселенная (f.; adj.1a} heelal h, universum h •:• расширЯюwаяся - uitdijend heelal вселенский (adj.; 3а; kv. ?; comp. "} {./hoogdr. univer­ seel, alomvattend •:• вселенская � (11aak ir.) wereldleed h; - собор oecumenisch concilie вселнть (pf; 4Ь/4с(7); if: вселЯть; tr.) 1 vestigen, plaat­ sen (in woning) •:• - [4] в новую квартИру iem. in een nieuw huis onderbrengen 2 hoogdr. (011dr.) inboeze­ men, geven, wekken •:• - в [4] бодрость (духа) iem. moed geven/inspreken; - � в [4] Ьij iem. ver­ wachtingen wekken; - стоах!Vжас в [4] iem. angst inboezemen; - � в [4] iem. schrik inboeze­ men; - в [4] уверенность (iem. zekerder maken) iem. vertrouwen geven вселиться (pf; 4Ь/4с; if: вселяться} 1 z. vestigen, een woning betrekken •:• - Оп ордера een huis kraken 2 hoogdr. (011dr.) z. meester maken v. •:• сатанаtбес/ дьЯвол вселился в него de satan is in hem gevaren; в её сердце вселился страх het werd haar bang от het hart вселять (if; 1 а} � вселить

вселяться (if; i a} � вселиться всемерный (adj.; i*a} 1t volledig, algeheel, met alle middelen •:• оказать всемерную n2.м.о.!!!!! met alle middelen ten dienste staan; всемерное содействие alle mogelijke medewerking

всемеро (adv.) zeven maal; (vouwen e.d.) zevendub­ bel, zevenvoudig •:• - � zeven maal zo groot (e.d.)

всемером (adv.} met z'n zevenen, met zeven man всемИлостивый (adj.; i a) �с (v. vorsten, God) genadig, goedgunstig, goedertieren

всемИрно-исторИческий (adj.; 3а} •:• всеммрно­ исторИческая ШШ!! een/de rol in de wereldgeschie­ denis

всемИрный (adj.; i*a} wereldomvattend, wereld•:• всемИрно известный как wereldberoemd als; - � wereldcongres h; всемИрная организация wereldorganisatie; всемИрная � wereld­ proЫeem h; всемИрно прославленный певец wereld­ beroemde zanger; - � церквей (afk. : ВСЦ) •••

Wereldraad van Kerken; - � wereldverbondh, wereldbond всемогущество (n.; i a) hoogdr. almacht, oppermach­ tigheid всемогущий (adj.; 4а} hoogdr. almachtig, omni­ potent, oppermachtig, veelvermogend •:• - Бог God de Almachtige всенародность (f.; 8а) sb. v. всенар6дный всенародный (adj.; i*a} volks (eigen aan/geldend 11oor h. gehele 110/k) •:• всенародно ten overstaan van iedereen, in het openbaar; всенародные вЫборы algemene verkiezingen; всенародное движение volksbeweging; всенародное достояние volks­ bezit h всенепременный (adj.; i*a} beslist onmisbaar, absoluut niet weg te denken всенижайший (adj.; 4а; kv. ?) + allemederigst всенощная (f.; adj.1a} rel. metten, vigilie, midder­ nachtsdienst, wake •:• пасхальная - paaswake всенощный (adj.; 1*а) ·:· всенощное � rel. vigilie, nachtelijke aanЬidding всеобуч (m.; 4а} (ajk. 11. всеобщее обу'Чение) algemeen onderwijs h; Ьijscholing

всеобщий (adj.; 4а) (о.а. 11. kiesrecht, opstand, wel­ zijn, staking e.d.) algemeen •:• всеобщее достояние gemeengoed h; всеобщая забастовка algemene staking; - М!Ш wereldvrede; всеобщее соглашение consensus; к всеобщему удовольствию tot aller voldoening, tot vermaak van allen

всеобщность (f.; 8а) algemeenheid всеобъемлющий (adj.; 4а} 1t al(les)omvattend; (11. begrip) overkoepelend всеоружие (n.; 7а} hoogdr. •:• .�ш всеоружии tot de tanden gewapend, in volle wapenrusting; знаний met kennis gewapend всеохватность (f.; 8а) alomvattendheid всеохватный (adj.; 1*а) al(les)omvattend всеохватывающий (adj.; 4а} al(les)omvattend всепобеждающий (adj.; 4а) hoogdr. onoverwinnelijk, allesoverwinnend всепоглощающий (adj.; 4а} hoogdr. allesverslin­ dend; (011dr.) verslavend всепогодный (adj.; 1*а} voor elk weer geschikt всеподавлЯющий (adj.; 4а) hoogdr. (alles) over­ heersend (zucht naar: in11/oed, stre11en, wens e.d.) всепожирающий (adj.; 4а) hoogdr. allesverterend •:• - огонь vemietigingsvuur h .�ш всеоружии

1 74

всепок6рнейший - вскочить

всепокорнейший {adj.; 4а; kv. ?) allemederigst, alleronderdanigst

всепокорЯющий {adj.; 4а) alles overheersend/ onderwerpend/overwinnend/bedwingend, almachtig

всепроникающий {adj.; 4а) allesdoordringend, alles(door)ziend

всепрощение {n.; 7а) 11' het alles vergeven всепрощенчество {n.; 1 а) het alles vergeven, het door de vingers zien van alle verkeerde dingen всеразрушающий {adj.; 4а) allesvernietigend; (v. gevoelens ook) allesverdringend всероссИйский {adj.; за; kv. ?; comp. 0) van geheel Rusland, landelijk (m. b.t. geheel Rus.) , nationaal всерьёз {adv.) in (alle) emst, serieus; au serieux •:• говорИть - het ernstig menen; - поговорИть о [6] een hartig woordje spreken/praten over; D.Р.!1Н.ЙТh [4V[2J - iets serieus/au serieux nemen; я Ш не - dat is niet ernstig bedoeld, ik zeg maar wat; ты Это - да? meen je dat nou? всесветный (adj.; i*a) ! van de hele wereld всесИлие {n.; 7а) almacht всесИльность {f.; 8а) oppermachtigheid всесильный (adj.; 1*а) almachtig, omnipotent, oppermachtig, veelvermogend всеславянский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) van alle Slaven, gemeenslavisch всесожжение (n.; 7а) brandoffer h ,

всесокрушающий {adj.; 4а) hoogdr. •:• всесокру­ шающая � времени de tand des tijds всесоюзный {adj.; i*a) nationaal, landelijk, unie­ (m.b.t. de gehele S. U.) •:• - � nationaal record всесторонний {adj.; 2*а) alzijdig •:• всесторонне рассмотоеть van alle kanten bestuderen, uitdiepen всесторонность {f.; 8а) sb. v. всестор6нний всё-таки ("" всё ж таки) {prt.) toch, nochtans, al met al, desalniettemin, ondanks alles •:• так кто же Это - был? wie was dat toch?; я, -, dat neemt niet weg, dat ik . . ; я - приwёл ik ben toch nog maar even gekomen; .и - en toch ; нLн.о - (toch) nochtans; и.LнШ - (еп toch) niettemin; коль/раз ты - здесь nu je hier toch bent; какой ты - �1 wat ben .

•••

•..

...

je toch een kind!

всеуничтожение (n.; 7а) totale verwoesting всеуслЬ1шание {n.; 7а) •:• 12 - 11' voor ieder die het horen wil, en plein puЬlic, in het openbaar, ten over­ staan van iedereen всецело (adv.) 11' geheel en al; (toegedaan, overgelaten zijn, etc.) geheel, helemaal •:• он - поглощён работой het werk nam hem geheel in beslag всеЯдность (f.; 8а) 1 het omnivoor zijn, alleseterij 2 11' het weinig kieskeurig zijn всеядный (adj.; 1*а) omnivoor ·:· всеядное � zool. alleseter, omnivoor всеять (pf; ба; if: всевать; tr.) inzaaien вскакивать (if; 1 а) � вскочить вскапывать (if; 1 а) � вскопать

вскарабкаться (pf; ia; if: вскарабкиваться; на [4]> [boom e.d.] inklauteren

вскарабкиваться (if; ia) � вскарабкаться вскармливание (n.; 7а) voeding ·:· искусственное (v. zieke) kunstmatige voeding вскармливать (if; la) � вскормить вскачь (adv.) in volle galop вскидка (f.; з*а) sb. v. вскйнуть вскидывать (if; 1 а) � вскинуть вскидываться (if; 1 а) � вскинуться вскИнуть s/. er tussenuit knijpen, (onverwachts) vertrekken

вскипятИть (pf; 4Ь) � кипятИть вскипятИться (pf, 4Ь) � кипятИться всклокочивать (if; 1 а) � всклок6чить всклокочиваться (if; 1а) � всклок6читься всклокочить (pf; 4а; if: всклок6чивать; tr.) ! [haar, vacht] in de war brengen/maken •:• всклокоченный (v. baard, haardos e.d.) verward, woest всклокочиться (pf; 4а; if: всклок6чиваться) ! (v. haar, vacht) in de war raken, in plukken gaan staan

всклочивать (if; 1а) � всклок6чить всклочиваться (if; ia) � всклок6читься всклочить (pf; 4а; if: вскл6чивать) ! � всклок6чить

всклочиться (pf; 4а; if: вскл6чиваться) ! � вскло­ к6читься

всклубИть (pf; 4Ь) doen opwolken •:• ветер всклубИл пыль de wind joeg het stof ор ВСКОЛЫХаТЬ (pf; ба/1а; ба is in imp. �:; if: ВСКОЛЬIХИ­ вать; tr.) aan het schommelen brengen; in beweging brengen

всколыхаться (pf; ба/1а; ба is in imp. :j:; if: всколЬххи­ ваться) gaan/beginnen te schommelen; in beweging komen

всколЬ1хивать (if; 1 а) � всколыхнуть/всколы­ хать

всколЬ1хиваться (if; i a) � всколыхаться/вско­ лыхнуться

всколыхнУть (pf; зЬ; if: вскольххивать; tr.) in Ье· weging brengen, aan het schommelen brengen

всколыхнУться (pf; зЬ; if: вскольххиваться) gaan/ beginnen te schommelen; in beweging komen

(v. gordijn door wind; groep mensen; ovdr.: emoties e.d.) вскользь (adv.) terloops, vluchtig, langs z'n neus weg, en passant •:• - заметить losjes opmerken, en passant opmerken; поинтересоваться - langs de neus weg vragen; упомянУть [4Vo (6) iets -

terloops vermelden

вскопать (pf; 1а; if: вскапывать; tr.) [tuin, akker] omspitten, omwerken (spittend) •:• - � de tuin spitten

вскоре (adv.) al spoedig/gauw, Ьinnenkort, kort daama/daarop, na korte tijd, weldra •:• - � Этого kort nadien, spoedig daama; - после [2) kort na вскормИть (pf; 4с; if: вскармливать; tr.) [dier, kind] grootbrengen (met voer) •:• вскармливать !JOOuuo de borst geven

вскорости (adv.) ! � вск6ре вскочИть (pf; 4с; if: вскакивать; intr.) 1 opspringen, overeindschieten •:• - от нопШ van schrik opsprin·

вскрик - вспомниться

1 75 gen; - с .!ШОШШ! uit bed vliegen 2 (в/на [4]) sprin­ gen in/op •:• - в � in de tram springen вскрик (m.; за> gil вскрИкивание (n.; 7а) sb. v. вскрйкнуть вскрИкивать (if; 1а) � вскрйкнуть вскрИкнуть (pf; 3а; if: вскрйкивать; intr.) gillen, een gil geven, een kreet slaken, een schreeuw geven; schreeuwen (met korte, plotselinge schreeuwen) •> - от §Оп.и het uitschreeuwen van pijn; - от IШAoont een vreugdekreet slaken, van vreugde jubelen вскричать (pf; 5Ь; intr.) 11' (uit)roepen, een schreeuw geven вскружИть (pf; 4с/4Ь; tr.) •:• - [З] rОп.оп iem. het hoofd ор hol brengen; слава вскружuла ему голову de roem steeg hem naar het hoofd вскружИться (pf; 4с/4Ь) •:• от успеха у неё вскружилась голова het succes steeg haar naar het hoofd вскрывать (if; 1а) � вскрыть вскрываться (if; 1а) � вскрь1ться вскрЬ1тие (n.; 7а) 1 sb. v. вскрыть 2 anat. ontleding •:• - трупа autopsie, lijkschouwing вскрыть (pf; 12а; if: вскрывать; tг.) 1 openen, open­ breken, openscheuren, openleggen ·:· - месторож­ Мнм geol. afdekken 2 (11. gebreken e.d.) aan het licht brengen, openleggen •:• доклад вскрыл полное невежество докладчика zijn voordracht verraadde grote onkunde 3 (bij operatie, ontleding 11. lijk e.d.) [organen] openleggen, opensnijden вскрЬ1ться (pf; 1 2а; if: вскрываться) 1 openbarsten; openbreken 2 (11. rivieren) ontdooien, ijsvrij worden 3 (ovdr.) aan het licht komen, z. openbaren вскрЬIШа (f.; 4а) geol./tech. laag вскрышной (adj.; 1Ь; kv.m. 0) tech. openleggings-, voor het openleggen всласть (adv.) J,. naar hartelust вслед 1 (adv.) achtema 2 (prep.; [3], за [5]) .. . achtema, achter ... aan •:• бросить [З] - nagooien, nawerpen; � - за (5) nareizen, narijden; � - [З] iem. met de ogen volgen; - за шм dadelijk daarop; - за тем, как (als conj.) spoedig nadat, meteen nadat, onmiddellijk nadat; улюлюкать [З] - iem. najouwen вследствие (ргер.; [2]) ten gevolge van, als gevolg van, door •:• - :rorQ, что doordat; - тогО/Этого daar­ door, als gevolg daarvan, dientengevolge вслепую (adv.) Ьlind, in den Ьlinde •:• � (в шах­ маты) - Ьlind schaken; лететь - (v. vliegtuig) Ьlind vliegen, ор de instrumenten vliegen вслух (adv.) hardop •:• читать - hardop lezen вслушаться (pf; 1а; if: вслУшиваться; в [4]) aandachtig aanhoren, aandachtig luisteren naar вслушиваться (if; 1 а) � вслушаться всматриваться (if; 1 а) � всмотреться всмотреться (pf; 5с; if: всматриваться; в [4]) aandachtig/goed kijken naar всмЯ:тку (adv.) (v. е1) halfzacht •:• � - (v. auto e.d.) in de prak liggen/zitten, in (de) puin liggen; вй.У.О zacht gekookt ei всовывать (if; 13) � всунуть всосать (pf; 6°Ь; if: всасывать; tг.) inzuigen, absor­ beren, opzuigen; [stof] aanzuigen; [lucht, vocht] opzuigen •:• - [4] с молоком матери (ovdr.) iets met de paplepel ingegoten krijgen, met de moedermelk inzuigen/meekrijgen всосаться (pf; 6°Ь; if: всасываться; (в [4])) z. vast­ zuigen; (v. vloeistof) indringen •:• дождь всосался в землю de regen werd opgezogen in de grond, de regen drong door in de grond; пиявка всосалась

в спИну пациента de Ыoedzuiger zoog z. vast in de rug van de patiёnt

вспаивать (if; 1а) � вспо:йть вспархивать (if, 13) � вспорхнJть вспахать (pf; бс; if: вспахивать; tг.) beploegen, omploegen; (ploegend) omwerken вспахивать (if; 1 3) � вспахать вспашка (f.; з*а) sb. v. вспахать вспенивать (if; 1а) � вспенить вспениваться (if; 1 а) � вспениться вспенить (pf; 4а; if: вспенивать; tr.) [sop, zeep e.d.] laten schuimen; [ei, slagroom) opkloppen

вспениться (pf; 4а; if: вспениваться) inchoat. v. пениться; (v. Ьier, zee) opschuimen всплакнуть (pf; 3Ь; intr.) J,. even huilen, een paar tranen laten

всплеск (m.; 3а) geplas h gespetterh, plons; (v. acti­ ' viteit) (spontane/sterke) opleving •:• - человечности в человеке opflikkering van menselijkheid in de mens; - м.2А!d modegril; - wш prijsexplosie

всплёскивать (if; 1 а) � всплеснуть всплеснуть (pf; 3Ь(ё); if: всплёскивать; tr.) omhoog­ plonsen, omhoogspetteren •:• в воде вплеснула щука een snoek dook ор uit het water; - JООШми de handen in elkaar slaan (v. vreugde e.d.) всплошную (adv.) JJ. dicht opeen всплывать (if; 1а) � всплыть всплЬ1тие (n.; 7а) het opduiken, het boven water komen

всплыть (pf; 16Ь/с; if: всплывать; intr.) bovenkomen, opduiken; (v. е. duikboot e.d" v. kwestie, рrоЬ/еет) naar de oppervlakte drijven, aan de oppervlakte komen ·:· - наверх komen bovendrijven; - наружу

(uit de diepte: naar boven komen; bekend worden: v. feit) te voorschijn komen; - на поверхность (v. duiker, voorwerp dat gezonken is, etc.; ovdr.: v. details) boven water komen, opduiken; (ovdr.) aan de dag treden

вспоИть (pf; 4Ь/4ф); if: вспаивать; tr.) [jong dier e.d.] grootbrengen •:• - и вскормИть J,. grootbrengen всполох (m.; 3а) 1 :[: alarm h, paniek 2 � всполохи всполохи (pl.t.; m.3a) 1 f./dial. noorderlichth, bewegende lichtbanen in het noorderlicht 2 vuurgloed; weerlichtd/h (Ьlikseтjlits) 3 lichtflits всполохнуть (pf; 3Ь; р.ргеt.р. ?) � всполош:йть всполохнуться (pf; 3Ь) � всполош:йться всполошИть (pf; 4Ь; tr.) J,. in opwinding brengen, alarmeren всполошИться (pf; 4Ь) J,. opgewonden raken, z. opwinden, in paniek raken всполье (n.; б*а(2)) dial. rand van het veld вспоминать (if; 13) � вспомнить вспоминаться (if; 1 а) � вспомниться вспомнить (pf, 4а; if: вспоминать; tr.) in de herinnering terugroepen, gedenken, in het geheugen roepen, terugdenken aan •:• - былое oude herinneringen op­ halen; мы вспомнили, как ••• wij herinnerden ons hoe .. . ; никак не .м.ori - ik kan er echt niet ор komen; я не .могу - его u.мени ik kan niet ор zijn naam komen; вспоминать о (6) de herinnering aan ... levend houden; - о прошлом/прошлое het verleden ophalen; terugЫikken ор; вспомяни моё слово! let ор mijn woorden!; - дббрым слбвом [4] een goede herinnering bewaren aan; часто вспоминать [4] het vaak over iets/iem. hebben; я вспомнил, � ik be­ dacht, dat вспомниться (pf, 4а; if: вспоминаться) in de

вспомогательный - встрепать herinnering bovenkomen, te Ьinnen schieten •:• [З] вспомнилось (, что) hij/ ... herinnerde z. (dat); мне всп6мншюсь твоё лицо ik herinnerde те jouw gezicht вспомогательный (adj.; 1*а) hulp- •:• - глагол ling. hulpwerkwoord h; - двИгатель hulpmotor; вспомога­ тельная дисциплина hulpwetenschap; вспомога­ тельная лИния mat. hulplijn; вспомогательное соедство hulpmiddel h вспомянуть (pf; за> J. z. herinneren ·:· кто � вспомянет, тому глаз вон (sprw.) voorblj is voorblj, zand erover вспороть (pf; 10с; tr.) [jurk, buik, etc.] openrijten вспорхнуть (pf; зЬ; if: вспархивать; intr.) omhoog­ fladderen, omhoogvliegen, opfladderen, opvliegen (plotseling: v. vogel) •:• - вверх no лестнице de trap optrippelen вспотеть (pf; 1а) � потеть вспрЬ1гивать (if; 1а) � вспрЬ1гнуть вспрЬ1гнуть (pf; за; if: вспрь1гивать; на [4]) springen ор •:• - на стол ор de tafel springen/wippen вспрЬ1ски (pl.t.; m.за> borrel, het vieren (v. е. resultaat

dat behaald is) вспрЬ1скивание (n.; 7а) sb. v. вспрЬ1снуть 1 вспрЬ1скивать (if; 1а) � вспрЬ1снуть вспрЬ1скиваться (if; 1а) � вспрЬ1снуться вспрЬ1снуть (pf; за; if: вспрьrскивать; tr.) 1 bespatten 2 U. een borrel nemen ор •:• - � een akkoord bekJinken

вспрЬ1снуться (pf; за; if: вспрьrскиваться) J. z. besprenkelen (met parfum) вспугивать (if; 1а) � вспугнУть вспугнуть (pf; зЬ; if: вспУгивать; tr.) (doen) opschrikken; [vogels, wild, hert e.d.] opjagen

вспухать (if; 1а) � пухнуть вспухнуть (pf; з0а) � пухнуть вспухший (adj.; 4а) (v. lichaamsdeel) opgezet вспучить (pf; 4а) � пУчить 1 вспучиться (pf; 4а) � пУчиться вспылИ:ть (pf; 4Ь) opvliegen, opstuiven, kwaad worden, driftig worden

ВСПLIЛЬЧИВОСТЬ (f.; 8а) opvliegendheid, drift, prik­ kelbaarheid, lichtgeraaktheid, ontvlambaarheid

вспЬшьчивый (adj.; 1а) opvliegend, lichtgeraakt, driftig, heetgebakerd, kort aangebonden

вспЬ1хивать (if; 1а) � вспЬ1хнуть вспЬ1хнуть � топ6рщить встопорщиться (pf; 4а[(з) J> � топ6рщиться встояка (adv.) u. staande ·:· � - vulg. staande neuken встраивать (if; 1а) � встр6ить встраиваться (if; ia) � встр6иться встревать (if; 1а) � встрять встревожить (pf; 4а) � трев6жить встревожиться (pf; 4а) � трев6житься 1 встренуться (pf; за> reg. ор iem.s weg komen, opdoemen, tegenkomen встрёпанность (f.; 8а) sb. v. встрёпанный встрёпанный (adj.; 1*а(1)) .!. (v. haren) verward � .!ШК - als door een Ьij gestoken встрепать (pf; бс(ё); tr.) J. [haar] verwarren, in de war maken

встрепен)'ться - вступИть

1 77 встрепенуться (pf; 3Ь) (v. vogel) z. de veren schud­ den; (v. hart) sneller gaan kloppen; (ovdr.) opschrik­ ken

встрёпка (f.; 3*a) J. uitbrander, standje h •:• � встрёпку [З] iem. ор z'n kop geven, een flinke uitbrander geven

встретить (pf; 4а; if: встречать; tr.) 1 ontmoeten, tegenkomen •:• .!:Ш - [2] (niet tegenkomen) missen 2 afhalen, opwachten •:• - [4] на вокзале iem. van de trein halen; - [4] с поезда iem. van de trein halen 3 begroeten, verwelkomen; ontvangen •:• книга была встречена доброжелательно/плохо het boek werd gunstig/slecht ontvangen; - предложение с энту­ зиазмом/востбргом/воодушевлением/J. на ура een voorstel geestdriftig/met gejuich ontvangen; � - hartelijk verwelkomen; - [4] в штыки iem./iets zeer vijandig ontvangen 4 ondervinden, tegenkomen, aantreffen •:• - одобрение (со сторонь1 [2]) waardering (onder)vinden (van de zijde van); - Oiнmlli (у/средИ [2]) weerklank vinden (Ьij); - отпор van een koude kermis thuiskomen; много � на своём путИ veel proЫemen ор z'n weg vinden; редко где встретишь такую красотУ zo'n schoon­ heid zie je maar zelden; - смерть достойно waardig sterven; - сопротивление (v. maatregel, optreden v. politie e.d.; mil.) ор tegenstand/verzet stuiten, tegenstand ondervinden, verzet ontmoeten; всё реже можно - талант talent wordt schaars; - � een bedreiging het hoofd Ьieden 5 vieren •:• - .!::12в.l!!.й год nieuwjaar vieren, oud en nieuw vieren встретиться (pf; 4а; if: встречаться) 1 (с [5]) elkaar tegenkomen, elkaar ontmoeten, samenkomen, Ьij elkaar komen •:• когда мы снова встретимся? wan­ neer zie ik je weer?; наши взглiiды встретились onze Ьlikken ontmoetten elkaar; - с трудностями moeilijkheden ondervinden, met moeilijkheden te maken krijgen, ор veel proЫemen stuiten, veel proЫemen/moeilijkheden tegenkomen 2 elkaar treffen (voor strijd, wedstrijd) 3 vббrkomen, aangetroffen worden •:• средИ [2] Это встречалось весьма часто onder ". was dat zeer verbreid встреча (f.; 4а) 1 ontmoeting; afspraak; retinie, weer­ zien h; onderhoud h, kennismaking, kennismakings­ gesprek h •:• - выпускников retinie van oud-studen­ ten; АО встречи! tot ziens!, tot kijk!; до встречи в Москве! tot in Moskou!; до скорой встречи tot spoedig weerziens; доужеская gezellig samen­ zijn; личная - с [5] persoonlijk onderhoud met 2 ontvangst, verwelkoming •:• при/на встрече [иностранного гостя] ter verwelkoming (van de buitenlandse gast); им была устроена сердечная zij kregen een hartelijke ontvangst 3 viering •:• НО&О: годняя - de viering van de jaarwisseling 4 sport. tref­ fen h, wedstrijd •:• решающая - beslissingswedstrijd; товаоиwеская - vriendschappelijke wedstrijd; финальная - eindwedstrijd 5 conferentie •:• - в верхах topontmoeting, topconferentie, top; на вь1сшем уровне topontmoeting. topconferentie, top встречать (if; 1а) � встретить встречаться (if; 1 а) � встретиться •:• - � [5] omgaan met (met mensen: bevriend zijn met); verkering hebben встречающийся (adj.; 4а) vббrkomend •:• 1ШАко (v. ziekte, plantensoort e.d.) weinig bekend, zeldzaam встречный (adj.; 1*а) 1 1 tegemoetkomend, tegen­ •:• - ветер tegenwind, wind tegen; при встреч­ ном ветре Ьij tegenwind; встречное движение -

-

-

tegemoetkomend verkeer, tegenliggers; - поезд spw. tegemoetkomende trein; встречное � таг. tegenstroom 2 tegengesteld, tegen- •:• встреч­ ная демонстрация tegendemonstratie; встречное заявление tegenverklaring; - кандидат tegenkandi­ daat; встречное обвинение tegenbeschuldiging; - шшн eigen plan; встречное предложение tegen­ voorstel h; ее. tegenbod h, tegenaanbod h; встречная � tegenverzoek h; встречное требованиеjur. tegeneis; встречное ходатайствоjur. tegenverzoekh; - .wш: tegemoetkoming 11 (m.an.) J. tegenligger •:• первый - iedereen die langskwam, de eerste de beste; остановuтъ первого встречного de eerste de beste voorЬijganger aanklampen; каждый - поперечный Jan, Piet en Кlaas, Jan en alleman встроенный (adj.; 1*а) tech./compu. ingebouwd встроить (pf; 4а; if: встраивать; tr.) inbouwen

встроиться (pf; 4а; if: встраиваться) J. (ор snelweg) invoegen

встройка (f.; 3*а) inbouw, het inbouwen встр.Яска (f.; 3*а) (ook geestelijk) schok; stoot; hevige aandoening

встрять (pf; 15а; if: встревать; в [4]) .(J. z'n neus steken in, z. bemoeien met

встр.Яхивать (if; i а) � встряхн)'ть встр.Яхиваться (if; i a) � встряхн)'ться встряхнУть (pf; 3Ь; if: встряхивать; tr.) 1 dooreenschudden, door elkaar schudden/rammelen, wakker schudden, (om)schudden, [kussen] opschudden, [kleedje e.d.] uitschudden, [natte was e.d.] uitslaan 2 (ovdr.) in opschudding brengen встряхнуться (pf; 3Ь; if: встрЯхиваться) 1 z. schud­ den, z. uitschudden 2 J, (nieuwe) moed krijgen; (ovdr.) wakker geschud worden 3 J, z. ontspannen, z. vermaken вступать (if; i a ) � вступйть вступаться (if; i a ) � вступйться вступнтельный (adj.; 1*а) inleidend •:• вступИтельная � openingsrede, inaugurele rede; вступИ­ тельное Wво openingswoord h; вступИтельные экзамены toelatingsexamen h вступнть (pf; 4с; if: вступать; intr.) 1 (в [4]) Ьinnen­ stappen, Ьinnentreden •:• войска вступИли в город de troepen rukten de stad Ьinnen 2 (на [4]) oplopen, beklimmen •:• - на лестницу een trap beklimmen; - на престол/трон de troon bestijgen 3 (в [4]) lid worden van, toetreden tot •:• - в партию/армию/ профсоюз Ьij de partij/het leger/de vakbond gaan; - в члены [2] toetreden tot 4 (в [4]) beginnen (aan), aangaan, treden in, z. mengen in [discussie e.d.] •:• - в бой с [5] in gevecht komen/raken met; - в � in de echt/het huwelijk treden (v. тап, vrouw); - во владение (v. eigendom) in (het) bezit komen van; - в Uй.стш (v. wet, artikel e.d.) in werking treden; - в lШ1!о in actie komen; - в должность een ambt/ functie aanvaarden, in functie treden; - в и.mУ Ыу. aan stoot komen; - в контакт с [5] onderhandelingen/ betrekkingen/". aanknopen met; - в переговоры onderhandelingen aanknopen, in onderhandeling treden; - в переписку с [5] een briefwisseling be­ ginnen met; - в перестрелку (с [5]) vuurcontact krijgen (met); - в права [2] in de rechten treden van; - в противоречие in tegenspraak/tegenstrijd geraken; - в � een gesprek aanknopen; - в реакцию с [5] (chem. ook) reageren ор; - в (любов­ ную) связь с [5] een verhouding aangaan met; - в

вступИться - втёсываться � (v. wet) van kracht worden/zijn; - в соединение (с [5]) chem. een verblnding aangaan met; - в � (с [5]) een verbond sluiten (met); - в � с [5] in dis­ cussie treden met; - в � (v. е/. centrale e.d.) in ge­ bruik genomen worden вступИться (pf; 4с; if: вступаться; за [4]) opkomen, in de bres springen, ор de bres staan {voor}, inter­ veniёren, iem. onder z'n hoede nemen вступление (n.; 7а) 1 (в [4]) sb. v. вступйть 2. (на [4]) aanvaarding van •:• - на престбл/трон aanvaarding van de troon 3 (в [4]) intrede, opname {in} (in ambt, partij, leger e.d.) •:• - во владение [21 inbezitneming van (v. goederen); - в дблжность ambtsaanvaarding, inauguratie; - в партию opname in de partij; - в QЙМ inwerkingtreding (v. wet e.d.) 4 (к [3]) inleiding tot; muz. ouverture voor всуе (adv.) :j:/ft ijdel, vergeefs всунуть (pf; за; if: вс6вывать; tr.) insteken, toe­ steken, instoppen •:• - [З] деньги в руки iem. geld in de hand stoppen; - ключ в замбк de sleutel in het slot steken всухомЯ:тку (adv.) J. (v. eten) zonder erblj te drinken; zonder klaar te maken всухую (adv.) J. l sport. •:• сыграть - met nul-nul gelijkspelen 2. droog (zonder vocht/vet te gebruiken) всучивать (if; 1 а) => всучИть всучИть (pf; 4с/4Ь(8); if: вс:Учивать; tr.) 1 [draad] inwinden, inweven (in ееп streng) 2. ([3] [4]) ,l. iem. iets aanpraten, aansmeren, in de maag splitsen всхлип (m.; 1а) snik всхлипнуть (pf; за; intr.) sf. v. всхлипывать всхлипывание (n.; 7а) gesnikh всхлипывать (if; 1 а; intr.) snikken всходИть (if; 4с) => взойтИ всх6ды (pl.t.; m.1a) opkomend gewas h •:• трава даёт бЫстрые - het gras schiet omhoog всх6жесть (f.; 8а) kiemkracht всх6жий (adj.; 4а) kiemkrachtig всхолмлённый (adj.; 1*a (l)) heuvelachtig, glooiend всхрап (m.; 1 а) snurk всхрапнуть (pf; зЬ; intr.) l sf. v. всхрапывать, snur­ ken 2. J. een dutje/tukje doen, een uiltje knappen всхрапывать (if; 1 а) 1 snurken 2. (v. paarden) briesen всц (m.; О) (ajk. v. Всемuрн:ый совет церквей) Wereldraad van Kerken всЬшать (pf; ба; if: всыпать) ,[. 1 (в [4]) storten, schudden, strooien {in} 2. ([3]) iem. een pak slaag/ rammel geven •:• - � [З] JJ. iem. afranselen, aframmelen, in elkaar slaan, een pak slaag/rammel/ ransel geven; Ш!.К следует - een flink pak slaag geven; - [З] по первое число iem. ор z'n lazer geven; iem. een pak ор z'n donder geven всыпать (if; 1 а) => всьша ть всЬшка (f.; з*а) het strooien in всЮду (adv.) overal, alom всЯкий (pron.; за> 1 1 allerhande, allerlei •:• всякое бывает alles is mogelijk; всЯкие вещи allerhande dingen; всякого повидать/насмотреться van alles meemaken; и всЯкое такое J. (bij opsomming) ... en zo 2. elk, ieder •:• - ом iedere keer, telkens weer; во всЯком случае in elk/ieder geval, hoe dan ook; на - случай voor het geval dat, voor alle zeker­ heid, om zeker te zijn 3 (in spec. contexten) enig •:• без всякого таланта zonder enig talent; человек � всяких претензий iem. zonder pretenties; слушаться безо всЯкого/Ш всЯких J. Ыindelings

gehoorzamen; - , уважающий себЯ elke z. respec­ terende [arts/ .. . ] 11 (m.an.) iedereen ·:· - знает ieder­ een weet (het); хбдят тут всякие J. (scherts.) J an en alleman komen hier over de vloer, je treft hier Jan en alleman •.•

всЯкий-разный (m.an.; adj.зa-adj.1a) •:• не для всякого-разного niet voor Jan en alleman всЯко (adv.) JJ. ор allerlei manieren, zus en zo всяческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) J. allerhande, aller­ lei; (v. voorwerp) vreemdsoortig •:• � и всяческие ft allerlei; всячески спосббствовать [З] ор allerlei wijze(n) Ьijdragen tot; всячески стараться z. alle moeite geven

всячина (f.; 1 а) •:• всякая - J. voor elk wat wils, alle­ gaartje h; zootje ongeregeld, mengelmoes, van alles en nog wat, samenraapselh; (по)говорuт'Ъ о всЯкой всkчине over koetjes en kalfjes praten, over ditjes en datjes praten всячинка (f.; з*а) •:• � всячинкой J. nu eens zus, dan weer zo вт (ajk. v. ватт) W (ajk. v.: Watt) втайне (adv.) in het geheim, heimelijk ·:· - О! [2] buiten medeweten van вталкивать (if; 1 а) => втолкать/втолкнУть вталкиваться (if; 1а) => втолкаться/втолкнУться втаптывать (if; 1 а) => втоптать втаскивать (if; 1а) => втащить втаскиваться (if; 1 а) => втащиться втасовать (pf; 2а; if: втас6вывать; tr.) krt. Ьij het schudden ertussen schuiven втас6вывать (if; 1 а) => втасовать втачанный (adj.; 1*а) ingezet, ingenaaid (v. stuk

in kleding) втачать (pf; 1а; if: втачивать; tr.) [mouw in jas e.d.] zetten, inzetten, innaaien

втачивать (if; 1а) => втачать втачка (f.; з*а) sb. v. втачать втачн6й (adj.; 1 Ь) ingezet, ingenaaid (v. stuk in kleding) втащИть (pf; 4с; if: втаскивать) Ьinnenslepen, Ьinnensjouwen; omhoogslepen, omhoogsjouwen

втащиться (pf; 4с; if: втаскиваться) z. Ьinnen­ slepen; z. omhoogslepen •:• больной втащился на третий этаж de zieke sleepte z. naar de eerste verdieping

втекать (if; 1 а) => втечь втёмную (adv.) JJ. •:• играть - krt. /schaak. Ыind spelen втемяшивать (if; 1а) => втемяшить втемяшиваться (if; 1 а) => втемяшиться втемяшить (pf; 4а; if: втемяшивать; tr.) JJ. iem. iets inpompen, inhameren Ьij iem.

втемЯшиться (pf; 4а; if: втемяшиваться) JJ. (v. ge­ dachte) in het hoofd opkomen •:• втемяшилось ему в голову dat heeft hij z. in zijn hoofd gezet, dat heeft hij in zijn kop gehaald

втереть (pf; 9*Ь(ё); if: втирать; tr.) inwrijven •:• - мв.n в кбжу de huid met zalf inwrijven; - [З] очки iem. knollen voor citroenen verkopen, een rad voor ogen draaien, zand in de ogen strooien

втереться (pf; 9*Ь(ё); if: втираться) l (v. za/fe.d.) opgenomen worden 2 J. z. blnnendringen, z. Ьinnen­ werken •:• - в � к [ЗJ z. in de gunst dringen van/Ьij; - в компанию z. blnnendringen in een gezelschap

втесаться (pf; бс; if: втёсываться) Jj. z. Ьinnen­ dringen, z. Ьinnenwerken, doordringen

втёсываться (if; 1 а) => втесаться

1 79

втечь (pf; 8Ь/Ь(к)(ё); if: втекать; intr.; в [4]) Ьinnenstromen, instromen, invloeien; stromen, vloeien {in} втирание (n.; 7а) 1 het inwrijven 2 smeersel h, zaЩeh втирать (if; 1а) � втереть втираться (if; 1а) � втереться втИскать (pf; 1а; if: втИскивать; tr.) .U. indrukken

(ееп aantal таа/) втискаться (pf; ia; if: втИскиваться) .U. z. Ьinnendringen, z. Ьinnenwerken

втИскивать (if; 1 а) � втИснуть/.U.втИскать втискиваться (if; 1а) � втИснуться/.U.втИскаться втиснуть (pf; за; if: втйскивать; [4] в [4]) inproppen, instoppen, Ьinnenduwen, Ьinnenpersen; proppen, persen, stoppen {in} втИснуться (pf; за; if: втискиваться) J, z. wringen, z. persen, z. dringen {in} втихарЯ (adv.) .U. � втихом6лку втихомолку (adv.) J, stiekem, in het geheim, stilletjes; in het geniep втихую (adv.) .U. � втихомолку ВТО (f.; о) (afk. v. Все.мu,рная торговая органи­ зация) WHO (afk. v.: Wereldhandelsorganisatie) втолкать (pf; 1а; if: вталкивать) � втолкн)1ть втолкаться (pf; 1 а; if: вталкиваться} � втолк­ нУться втолкнуть (pf; зЬ; if: втолкать; [4] в [4]) induwen, duwen in, naar Ьinnen duwen, instoten, stoten in •:• его втолкнули в комнату hij werd de kamer Ьinnengedrongen; пинками их втолкнули в камеру ze schopten hen de cel in втолкнуться (pf; ia; if: втолкаться} J, in een keer ergens doorheen komen, ergens in doordringen втолковать (pf; 2а; if: втолк6вывать; [3] [4]} J, [kennis, regels e.d.] Ьijbrengen, inprenten втолковывать (if; 1а} � втолковать втоптать (pf; бс; if: втаптывать; [4] в [4]} instampen, stampen in, intrappen, trappen in; inlopen (vuil in ееп vloerkleed) •:• - гоязь в ковёр vuil in het tapijt lopen; - [4] в � (ovdr.) iets/iem. naar beneden halen, door het slijk halen; - � в землю een peuk in de grond trappen втора (f.; 1а} muz. tweede stem вторгаться (if; 1а} � вт6ргнуться

вторгнуться (pf; з0а[(5) (6)]; if: вторгаться; в/на [4]) Ьinnenvallen, Ьinnendringen, Ьinnenrukken; in­ dringen in [andermans gebled, leven]; mif. invallen •:• - в чужую жизнь z. met het leven van anderen bemoeien; - в частную жизнь [2] inbreuk maken ор iem.s prive-leven; - на чьЮ-либо теооиторию ор iem.s terrein komen, in iem.s vaarwater komen вторжение (n.; 7а} invasie; mil. inval вторить (if; 4а; [3]} 1 muz. de tweede stem zingen Ьij 2 (v. andermans woorden ofgefuiden) napraten; herhalen •:• Ш вторит het weerkaatst/galmt/echoot 3 J, beamen вторИчность (f.; 8а} sb. v. вторйчный вторИчный (adj.; i*a} 1 tweede, voor de tweede keer herhaald; extra; weder- •:• вторИчно andermaal, ten tweeden male; вторИчное крещение wederdoop; вторИчные материалы materialen voor hergebruik/ recycling; - � ее. parallelmarkt; вторИчное сырьё materialen voor hergebruik/recycling; вторИчное учреждение (v. vereniging e.d.) weder­ oprichting 2 secundair •:• вторИчные половые прИзнаки secundaire geslachtskenmerken вторник (m.; за> dinsdag ·:· � воскресенье вторничный (adj.; 1*а} dinsdag-

втечь - втрИдорога

второгодник (m.an.; за> zittenЬlijver, douЫeur (ор school) второгодница (f.an.; 5а) zittenblijfster (ор school) второгодничество (n.; 1а} het zittenЬlijven, het douЫeren (ор schoo� второе (n.; adj.1b} си/. tweede gang, hoofdgerecht h Второзаконие (n.; 7а} bijb. Deuteronomium h второй (num.ordin.; adj.1b} 1 tweede •:• быть вторЫм (sport: ор ranglijst) aJs tweede eindigen; вторЫе ключи reservesleutels; - пилот copi]oot; из вторь1х gук (v. berichten) uit de tweede hand; - � (в классе) (ор school) de ор een na beste leerling; - ll!iж eerste verdieping 2 tweede, tweederangs, secundair •:• на втором плане ор het tweede plan, ор de achtergrond; он всегда на вторЫх � hij speelt altijd Ьijrollen (lett./ovdr.) ; вторая скрИпка 1 muz. tweede viool 2 (ovdr.) iem. die de tweede viool speelt 3 (als f. вторая} •:• ОАtШ вторая mat. een tweede, de helft

второклассник (m.an.; 3а) tweedeklasser (scholier) второклассница (f.an.; 5а} tweedeklasser (scholiere) второклассный (adj.; i*a) van de tweede klas второклашка (m./f.; f.з*a> .U. tweedeklasser (scholier(e)) второкурсник (m.an.; за> tweedejaars student, tweedejaars

второкурсница (f.an.; sa> tweedejaars studente, tweedejaars

второкурсный (adj.; 1*а} van het tweede jaar, twееdеjааrs-

второочередной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0} secundair, van secundair belang •:• - вопрос secundaire vraag/ kwestie

второочерёдность (f.; 8а} sb. v. второочередн6й второпях (adv.} J, in allerijl, inderhaast, overhaast, haastig

второразрЯдный (adj.; i*a} (v. hotel e.d.) tweede­ rangs

второсортность (f.; 8а} sb. v. второс6ртный второсортный (adj.; 1*а) (v. waren, dichters, geleerden e.d.) tweederangs •:• второсортная � rubber van mindere kwaliteit; - учёный tweederangs geleerde второстепенность (f.; 8а} sb. v. второстепенный второстепенный (adj.; 1*а) secundair, Ьijkomstig, tweederangs, van secundair belang; ondergeschikt •:• второстепенной важности van secundair belang; - поЭт/писатель tweederangs dichter/schrijver; играть второстепенную � een ondergeschikte rol spelen; второстепенные члены предложения ling. ondergeschikte zinsdelen (objecten, (bijwoorde­

lijke) bepalingen, bijstellingen) вторсырьё (n.; б*Ь) (afk. v. вторu-чное съtръё) materialen voor hergebruik/recycling •:• !UШ1 на als grondstof gebruikt worden; использовать как als grondstof gebruiken

втравИть (pf; 4с; if: втравливать/втравлять; tr.} 1 jag. [jachthond] africhten voor de drijfjacht 2 (в [4]) .IJ. (pej.) iem. verwikkelen in [affaire, zaakje]

втравливать (if; 1а} � втравить втравлять (if, 1а) � втравить втрескаться (pf, 1а; if: втрескиваться} 1 (в [4]> .U. (v. тап, vrouw) verkikkerd raken ор •:• - по хwи в [4) smoorverliefd/stapel verliefd worden ор 2 � тре­ скаться 2

втрескиваться (if; 1 а} � втрескаться в-третьих (adv.} ten derde втрйдорога (adv.} J, peperduur (onevenredig duur)

1 80

втр6е - входн6й

•:• запросить - een extreem hoge prijs vragen; продать - voor een boel geld verkopen втрое (adv.) drie keer (zoveel) втроём (adv.) gedrieёn, met zijn drieёn втройне (adv.) driemaal zoveel •:• - платить driemaal zoveel betalen

втуз (m.; 1а) (ajk. v. в-Ьtсшее технu:ческое учеб­ ное заведение) technische hogeschool

втузовец (m.an.; s*a) J.. leerling van een technische hogeschool

втузовка (f.an.; з*а) J.. leerlinge van een technische hogeschool

втузовский (adj.; за; kv. ?; comp. 121) adj. v. втуз втулка (f.; з*а) 1 tech. bus, mof, huls, naaf (v. machine e.d.) •:• колёсная - wielnaaf; переходная - verloop­ stuk h 2 bom (v. vat) втулочный (adj.; 1*а) adj. v. вrулка втуне (adv.) :f: nutteloos, vergeefs в т. ч. (ajk. v. в том числе) w.o. (ajk. v.: waaronder) втыкать (if; 1а) :::) воткнуть втыкаться (if; 1а) :::) воткн:Уться втЮриваться (if; 1а) :::) втЮриться втЮриться (pf; 4а; if: втЮриваться; в [4]> .J.. (depr.) verkikkerd raken ор, stapel verliefd zijn ор •> он втЮрился (в неё) (ook) hij heeft 't zwaar/lelijk (van haar) te pakken

втЯгивание (n.; 7а) (v. hoofd, buik, klauw e.d.) intrekking

втягивать (if; 13) :::) вт.ян:Уть втягиваться (if; 1 3) :::) втян:Уться втЯгивающийся (3dj.; 4а) (v. landingsgeste� intrekbaar втяжной (adj.; 1 Ь; kv.m. 121) inlaat-, inzuig­ втЯнутость (f.; 8а) sb. v. вт.Янутый втЯнутый (adj.; 1 а) ingevallen, ingetrokken •:• - жиШ ingetrokken buik

втянуть (pf; зс; if: втягивать; tr.) 1 Ьinnenslepen, Ьinnensleuren •:• - маwИнv в гараж een auto de garage Ьinnenslepen 2 Ьinnenzuigen, Ьinnentrek­ ken, intrekken •:• - � water Ьinnenzuigen; - гблову в плечи in z'n kraag wegduiken; - А.1!!.М сигареты de rook van de sigaret inhaleren; - кО.m! de nagels/ klauwen intrekken; - [41 н.QQом insnuiven, opsnuiven 3 J.. meeslepen, meesleuren •:• егб втянули в [4] hij raakte betrokken Ьij втянуться (pf; зс; if: втягиваться) 1 Ьinnengesleept/ Ьinnengetrokken worden 2 ingetrokken zijn; inge­ vallen zijn •:• живбт втянулся de buik was ingetrok­ ken 3 (v. е. stoet mensen) z. voortslepen •:• войска втянулись в. лес de troepen trokken het bos in 4 J.. gaan deelnemen, z. aansluiten S J.. in een ge­ woonte vervallen, meegesleept worden •:• - в раббту in het werk opgaan вуаер (m.an.; 1а) voyeur вуалевый (3dj.; 13) adj. v. вуаль, sluier­ вyaлeткa (f.; З*3) kleine voile вуалехвост (m.3n.; 1 3) zoo/. sluierstaart вуалИровать (if; 23; pf: завуалйровать; tr.) [feiten e.d.] verhullen, verЫoemen, versluieren, verdoeze­ len, camoufleren вуаль (f.; 83) (ook als stof) voile; (ookfot.) sluier •:• она была в. вуале zij was gesluierd; шш вуалью gesluierd; � вуалью (/ett.) (om)sluieren; пШvо..!шн - rouwsluier вуальный (3dj.; 1*a> fot. m.b.t. sluier вуз (m.; 1 3) (ajk. v. в-Ьtсшее учебное заведение) instelling voor hoger onderwijs h, hogeschool; hoger beroepsonderwijs h

вузовец (m.an.; s*a) J.. student aan de вуз, H BO­ student

вузовка (f.an.; з*а> J.. studente aan de вуз, H BOstudente

вузовский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) m.b.t. de вуз; Н ВО­ Вулкан (m.an.; 1а) myt. Vulcanus вулкан (m.; 1а) vulkaan •:• действующий - werkende/ actieve vulkaan; жить (как) � вулкане (011dr.) ор een

vulkaan leven; � - uitgedoofde vulkaan; сnЯwий - slapende vulkaan вулканизатор (m.; 1 а) , vulkaniseerapparaath 2 (3n.) iem. die z. bezighoudt met vulkanisatie вулканизационный (adj.; 1*3) tech. vulkaniseer-, vulkаnisаtiевулканизация (f.; 7а) tech. vulkanisatie, vulkani­ sering вулканизИровать (pf/if; щ tr.) tech. vulkaniseren

вулканизИрующий (adj.; 4а) tech. (11. middel e.d.) vulkaniseer-

вy лкaнйзм (m.; 1а) vulkanismeh вулканический (3dj.; 33; kv. ?; comp. 121) vulkanisch, vulkааn-

вулканолог (m.an.; за> vulkanoloog вулканологический (3dj.; З3; kv. ?; comp. 0) vulkanologisch

вулканология (f.; 73) vulkanologie вульгаризатор (m.3n.; 1 3) vulgarisator вульгаризаторский (3dj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. вульгаризатор

вульгаризация (f.; 73) vulgarisatie вульгаризйровать (pf/if; 2а; tr.) [wetenschap] vulgariseren, banaliseren

вульгарИзм (m.; 13) vulgarisme h вульгарность (f.; 8а) platvloersheid, vulgariteit, het vulgair/platvloers zijn

вульгарный (adj.; 1*3) 1 laag-Ьij-de-gronds, plat­ vloers, vulgair, obsceen, ordinair; (11. taalgebruik) plat 2 gevulgariseerd ·:· вульгарная лать1нь vulgair Latijn

вульгарщина (f.; 13) (со/.) vulgariteiten вульгата (f.; 1а) Vulgaat (r.-k. bijbe/11ertaling) вундеркИнд (m.3n.; 1а) wonderkind h вундеркИндовский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj. v. вундерк:Инд

вурдалак (m.an.; за> vampier вхлам (adv.) U. stomdronken, straalbezopen, lazarus вход (m.; щ (в/на [4])) 1 (handeling) Ьinnenkomst (van), entree, intrede 2 (plaats; kosten) entree, in­ gang, toegang {van/tot} •:• бесплатный - gratis toegang; - воспреwён/запреwён eigen terrein, verboden toegang; все вхбды и вЫходы alle 'ins' en 'outs' ; Вход Госпбдень в Иерусалим rel. Palm­ zondag; - в здание ingang van het gebouw; � вхбде off. (v. gege11ens) ter bewerking; вхбда нп geen in­ gang/toegang; отдельный - (v. huis, kamer) vrije op­ gang; платный - toegang tegen betaling; - !! улицы ingang aan de voorzijde/straatzijde, vooringang; своббдный - vrij entree, vrije toegang; - � двора achterom dth входИть (if; 4с) :::) войт:И входной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) m.b.t. Ьinnenkomst; entree-, van ingang, toegangs- •:• - билет entreekaartje h, toe­ gangsbewijs h; входнь1е данные сотри. input­ gegevens, input; входная � voordeur, buiten­ deur, toegangsdeur; входная плата toegangsprijs, entreegeld h; - � spw. inrijsein h; входная стрелка spw. inrijwissel d/h

входящий - выбиваться

входЯщий (adj.; 4а) o.ff. (v. post) inkoтend •:• - U2ll mat. inspringende hoek вхождение (n.; 7а; (в [4])> 1 Ьinnenkoтst 2 (lid wor­ den) toetreding 3 (duidt begin v. handeling/toestand e.d. аап) •:• - в � het in de тоdе raken; - в привь1ч­ ку/обЫчай (v. gewoonte e.d.) inburgering; - в vno: тРебление het in gebruik raken 4 sb. v. войтй 4 вхожий (adj.; 4а) .J, vaak uitgenodigd/aanwezig •:• он вхож во � hij heeft vrije toegang tot het hof; он вхож в АОМ hij is een graag geziene gast, hij is kind aan huis

вхолодную (adv.) tech. (v. metaal) door koudbewer­ king

вхолостую (adv.) zonder nuttig effect, nutteloos •:• двИгатель работает - de тotor loopt onbelast вхуЯчить (pf; 4а; [3]> vulg. 1 veroordelen 2 slaan, treffen

вцепИться (pf; 4с; if: вцепляться; (в [4])) .J, z. vast­ grijpen (aan), z. spannen от [stok, etc.]; (v. hond; ook ovdr.) z. vastbljten in •:• - друг друrу в � (fett.) elkaar in de haren vliegen; - [Э] в � iет. Ьij de haren grijpen; - за rOJuiQ iет. naar de keel vliegen; - мёртвой/смертной � in een dode­ lijke greep houden

вцепляться (if; la) � вцепйться вчера (adv.) gisteren •:• - � gisteravond; - АШiм gisterтiddag; - � gistemacht, vannacht, afgelopen nacht; - i:ш.ом gistermorgen вчерашний (adj.; 2*а; kv.m. ?) 1 van gisteren •:• - МН!! gisteren, de dag v. gisteren; искать вчерашнего АНН z. теt een hopeloze ondemeтing bezighouden 2 (ovdr.) oud-, voormalig; (ovdr.: v. ideeёn, opvattingen, etc.) verouderd, ouderwets, achterhaald вчерне (adv.) in het klad, nog niet afgewerkt вчертить (pf; 4с; if: вчерчивать; tr.) tekenen in, intekenen вчерчивать (if; 1 а) � вчерт:йть вчетверо (adv.) vier maal; (iets vouwen e.d.) vierdub­ bel, in vieren (tweemaal dubbel) •:• - больше vier тааl zo groot вчетвером (adv.) теt z'n vieren в-четвёртых (3dv.) ten vierde вчинИть (pf; 4Ь; if: вчинЯть; tr.) •:• - ион. [Э] +Jиr. eis/ klacht indienen, stappen ondemeтen {tegen} вчинЯть (if; 1 3) � вчин:йть вчистую (adv.) .U. heleтaal, volledig •:• � sport. [tegenstander] afmaken вчитаться (pf, 13; if: вчитываться; (в [4])) z. inlezen (in) •:• просмотреть, � вчитываясь oppervlakkig doorlezen вчитываться (if; 13) � вчитаться вчувствоваться (pf; 23; (в [4])> z. inleven in [rol e.d.]; iets kunnen invoelen вчуже (3dv.) zijdelings, als buitenstaander вшестеро (3dv.) zes maal; (in zessen: vouwen e.d.) zesdubbel, zesvoudig •:• - больше zes тааl zo groot e.d. вшестером (3dv.) теt z'n zessen в-шестЬ1х (tussenv.) ten zesde вшивание (n.; 7а) sb. v. вшить вшивать (if; 1 3) � вшить

вшиветь (if; la; pf: завшйветь/обовшйветь; intr.) onder de luizen/luis koтen/zitten

вшивка (f.; з*а) .J, sb. v. в шить вшивной (3dj.; 1 Ь; kv.m. 0) (v. kraag e.d.) ingenaaid вшИвость (f.; 83} sb. v. вшйвый вшИвый (3dj.; 1 3) luizig, vol luizen, onder de luizen вширь (3dv.) in de breedte

вшить (pf; l l*b; if: вшивать; [4] в [4]} [тouw, lap] inzetten, innaaien, zetten/naaien in [kledingstuk]

въ- (pref.) � ввъёбывать (if; l a) vulg. z. uit de naad werken, sappelen

въедаться {if; l a) � въесться въедливость {f.; 83) (v. iem.) pietepeuterigheid, muggenzifterij

въедливый {3dj.; 1 3) pietepeuterig, тuggenzifterig •:• - п.шШн:r тierenneuker въедчивость (f.; 8а) sb. v. въедчивый ВЪеДЧИВЫЙ (adj.; l З) 1 (ook OVdr.) invreten; (V. ZUUr e.d.) Ьijtend 2 (v. iem.) pietepeuterig, muggenzifterig въезд {m.; la) 1 Ьinnenkomst; (v. koning e.d.) intocht (per as) 2 het oprijden (v. е. berg e.d.) 3 inrijpoort (van), oprit (naar/van) •:• m.U.ный ­ invalsweg

въездной (3dj.; l b; kv.m. 0) 1 adj. v. въезд 2 inreis-; toegangs- •:• въездная � inreisvisuт h; въездные J!Q.Jl2n!. toegangspoort въезжать (if; 13) � въехать въесться (pf; 17Ь; if: въедаться; (в [4])> invreten; (v. zuur e.d.) inbljten; (v. stof in, ор huid; ovdr.: in het geheugen) z. vastzetten in/op •:• въевшаяся привычка ingebakken gewoonte

въехать (pf; 173; imp. 0; if: въезжать; intr.; (в [4])) 1 [stad/land] inrijden/intrekken, Ьinnenreizen/ Ьinnentrekken/Ьinnenrijden; aanrijden tegen [Ьоот, paal]; [Ьinnenplaats, berg, heuvel e.d.] oprijden 2 [huis] betrekken, trekken in ·:· - без ордера [huis] kraken 3 .U. ergens in kunnen koтen, begrijpen 4 .U. een dreun geven •:• - [Э] по .м.ОDм iem. ор z'n sтoel/bek slaan, een hijs/hengst geven въявь (3dv.) + 1 wakend 2 in werkelijkheid вы (pron.pers.; 7) (р/.) jullie; (sg. еп pf.) u, gij •:• быть/ говорИть с [5] .!Ш вы 'u' zeggen tegen iem., теt 'u' aanspreken, vousvoyeren; мы о вами wij beiden; � вы?! (verrassing, verbazing) je zou het niet zeggen!, wat zegt u те nou?! вы- (pref.) 1 (ruimtelijk: verlatend, verwijderend) (er)uit-, naar buiten, weg- •:• вь1ехать weggaan, vertrekken; вь1бить [tand, spijker] uitslaan, slaan (uit) 2 (volledig­ heid bereikend) helemaal, ор-, uit- •:• вь1ведать [ge­ gevens e.d.] achterhalen/uitvorsen, [(ieт.s) geheiт, bedoeling] doorgronden 3 ( (volledig) bereikend door de handeling) heleтaal, uit-, af- •:• выстирать schoon­ wassen, uitwassen 4 (ееп toestand verdurend) uit•:• вь1сидеть uitzitten выбалтывать (if, l a) � вь1болтать выбалтываться (if, la) � вь1болтаться вЬ1беrать (pf; 13) (veel plaatsen) afrennen, aflopen выбегать (if; 1 3) � вь1бежать вЬ1беrаться (pf; 13) .J, rennen tot je niet тееr kunt, z. rot/uit de naad/тoe rennen вЬ1бежать (pf; 5а; if: выбегать) 1 ((из [2])) weghol­ len, wegrennen, (hard) weglopen {uit} •:• - из шш2! sport. (v. keeper) uitlopen 2 ((на [4])> (vanuit Ьер. ruimte) [straat] oprennen/ophollen •:• - навотРечу tegeтoet koтen hollen выбеливать (if; 1 3; pf: вЬ1белить) � белйть 3 вЬ1белить (pf; 43; if: выбеливать) � белйть 3 вЬ1белка (f.; 3*3) .J, (voor muur e.d.) witsel h; (voor gezicht) Ыanketsel h; (voor stof e.d.) Ыeekmiddel h выбивалка (f.; з*а> .J, тattenklopper выбивание (n.; 7а) sb. v. вь1бить выбивать (if; 1 а) � вь1бить выбиваться (if; l a) � вь1биться

выбивн6й - вь1браться

выбивнбй {adj.; 1 Ь; kv.m. "> adj. v. вь1бить 3 выбирать {if; 1 а) � вь1брать выбираться {if; 1 а) � вЬ1браться вЬ1бить {pf; 1 i a; if: выбивать; tr.) 1 {(из [2])) (door slaan verwijderen) [deur, bodem] inslaan; [ruit] ingooi­ en, inwerpen, insmijten; [tand, spijker] uitslaan, slaan (uit); [bal] wegschieten, schieten (uit); wegslaan, slaan (uit) •:• выбивай! sport. weg met die bal!, schieten!; - глаз у [2] iem. een oog uitstoten/uit­ slaan; - � (ор trom) roffelen; - у [2) (всю) AmJ! из ГОЛОВЬI iem. z'n kuren afleren; - [4) из колен ..!. (ovdr. ) iem. uit z'n evenwicht brengen, van slag brengen; - � за (боковую) лннию sport. de bal uit schieten/slaan; 0!1t!O вь1било ветром er is een ruit uitgewaaid; - у [2] � из рук (ovdr.) iem. de wapens uit handen slaan, de wind uit de zeilen nemen; - очкн (sport, school) [tien/twintig) punten scoren/halen; - почву Из-под ног (У) [2) de poten onder iem.s stoel wegzagen; - из � (lett./ovdr.) iem. uit het zadel werpen/wippen; (ovdr. ) iem. van z'n stuk brengen; - mкr in de maat slaan 2 [kleed e.d.] kloppen, uitkloppen •:• - трубку as uit pijp kloppen, pijp uitkloppen 3 (door s/aan iets uithollen) [inscriptie] graveren; [treden in bergwand, grot in berg, etc.] uithakken; (door s/aan iets maken) [medaille] slaan 4 (door slaan plat maken) [koper, lood] uitslaan, pletten, platslaan s .U. te pakken krijgen, bemachtigen, uit het vuur slepen, in de wacht slepen 6 .U. [kassabon] maken вЬ1биться {pf; 1 1 Ь; if: выбиваться) 1 {(из [2])) z. naar buiten werken, z. werken uit (ook ovdr. ), uitbreken (uit) •:• выбиваться из ансамбля uit de toon vallen; - из � ор het schema achter zijn; - из � uit de schulden komen; - на широкую AOD.OIY ..!. z. een goede positie verwerven, z. een (goede) plaats in de maatschappij (weten te) veroveren, slagen (in de maatschappij), z. een weg naar de top banen; - из колен uit z'n gewone doen zijn, van de kaart zijn; - в лЮди ..!. het tot iets brengen; z. een goede positie verwerven, z. een (goede) plaats in de maat­ schappij (weten te) veroveren, slagen (in de maat­ schappij), z. een weg naar de top banen; (v. iem. v. lage afkomst) z. naar boven werken; - из сил z. afmatten, z. kapotwerken, aan het eind(e) v. z'n krachten raken/zijn, doodop raken/zijn, z. afsloven 2 (v. water) (op)wellen (uit); (v. haren onder muts e.d.) tevoorschijn komen (vanonder) вЬ1блевать {pf; 2а; if: выблёвывать; tr.) .U. uitkotsen вЬ1блеваться {pf; 2а; if: выблёвываться) .U. kotsen, overgeven выблёвывать (if; la) � вь1блевать выблёвываться (if; l a) � вь1блеваться вЬ1блядок {m.an.; 3*а) grofbastaard; (schimp.) klootzak, hoerenzoon, hoerenjongh вЬ1блядыш (m.an.; 4а) � вь1блядок вЬ1боина (f.; ia) (in weg) kuil; Ыuts вЬ1бойка (f.; 3*а> 1 (v. metaal) het pletten 2 (v. katoen) het bedrukken 3 ..!. bedrukt katoen h вЬ1бойчатый {adj.; i a) adj. v. вь1бойка вЬ1болеть {pf; sa; intr.) ..!. wegkwijnen; gekweld zijn вЬ1болтать (pf; ia; if: выбалтывать; (4) (3)) ..1. [geheim] eruit flappen, prijsgeven/verklappen/ verklikken (aan) •:• - секрет uit de school klappen вЬ1болтаться {pf; ia; if: выбалтываться) ..!. z'n hart luchten, alles zeggen wat iem. ор z'n hart ligt вЬ1бор (m.; ia) 1 keuze, keus, alternatiefh; selectie

•:• 22.uШ!!.й - [2] (v. waren) groot/rijk aanbod, ruime keus, keur v. [gerechten, waren e.d.]; � - een keus doen/maken, kiezen; - н тобой ..!. daarin laat ik je vrij; - (правильного) момента timing; м ваш de keus is aan u; м - 1 ter keuze; (ор de markt e.d.) uitzoeken maar!; - !Ш!! на [4] de keuze is gevallen ор; по вЫбору ..!. naar keuze; полагаться на чей­ лмбо - iem. de keuze laten; предложить [З] на iets ter keuze voorleggen aan; - слов woordkeuze, woordgebruikh (taalgebruik v. iem.); перед ним стонт ­ hij staat voor een keuze; - товаров assortimenth; удачный - gelukkige greep 2 het weghalen, het verwijderen, verwijdering; extractie вЬ1борка (f.; 3*а) 1 (v. anker, touw e.d.) intrekking, het inhalen 2 � вь1бор 2 •:• время вЫборки дан· ных сотри. toegangstijd; проверить на вЫборку een steekproef nemen вЬ1борность {f.; 8а) verkiesbaarheid (het aanstellen v. mensen ор Ьер. posten via verkiezingen) вЬ1борный {adj.; i*a) 1 1 verkiezings-; gekozen •:• вЫборная должность functie waarvoor men ver­ kozen moet worden 2 exquis 11 (m.an.) + gekozene вЬ1борочность {f.; 8а) sb. v. вь1борочный вЬ1борочный {adj.; i*a) selectief, gedeeltelijk •:• давать материал вЫборочно hij deed hier en daar een greep uit de stof; вь1борочная � steekproef вЬ1борщик (m.an.; 3а) 1 kiesman 2 verkiezingsmede­ werker •:• коллегия вЫборщиков kiescommissie вЬ1борщица (f.an.; 5а) verkiezingsmedewerkster вЬ1боры (pl.t.; m.1a) verkiezingen •:• - .!l [4] verkiezin­ gen voor [de Tweede Kamer e.d.J); - в .муниципdл-ьный совет gemeenteraadsverkiezing; .1ШН.!! вь1боров verkiezingsdag; косвенные - indirecte verkiezingen (d.m.v. kiesmannen); - на местах lokale verkiezingen; терпеть поражение м вЫборах een nederlaag lijden Ьij de verkiezingen; - президента presidentsverkiezingen; прямЫе - rechtstreekse verkiezingen вЬ1бранить {pf; 4а) � бранить вЬ1браниться {pf; 4а) � браниться выбрасывание {n.; 7а) sb. v. в:Ь1бросить выбрасывать (if; 8а) � в:Ь1бросить выбрасываться (if; i a) � вЬ1броситься вЬ1брать (pf; 6°а; if: выбирать; tr.) 1 wegnemen, uittrekken, verwijderen; extraheren •:• - долотом (met beitel) wegsteken; - � [profiel] weg· schaven 2 [cadeau, goed plekje] uitkiezen, uit­ zoeken; kiezen (tussen); selecteren, verkiezen, in zee gaan met [kandidaat, firma), opteren voor [kandidaat, firma] •:• ему не из чего hij heeft het niet voor het kiezen; выбирай(те)I je/u mag kiezen!, zoek maar uit!, uitzoeken maar!, kies welke и wilt/je wil; - [4] .!l друзья iem. tot vriend kiezen; выбирай выражения! praat fatsoenlijk!, let ор je woorden!; - шшnооо positie kiezen, z. opstel­ len; идтн по вЫбранному пУ!И (ovdr.) ор de ingesla­ gen weg doorgaan 3 (d.m.v. stemming) [presi­ dent] kiezen, verkiezen {(tot)} •:• - большинством голосов kiezen met meerderheid v. stemmen; не иметь шансов быть вЫбранным (ор kandidatenlijst) ор een onverkiesbare plaats staan 4 [anker, touw, etc.] intrekken, inhalen, [net e.d.] ophalen •:• - � het anker ophalen/hijsen/lichten 5 (tijd) vinden, (kunnen) vrijmaken •:• - для [21 свободную минУтv tijd voor iem. vrijmaken вЬ1браться {pf; 6°а; if: выбираться) 1 ((из [2])> z. naar buiten werken, met moeite naar buiten

выбредать - в:Ьrвернуть komen, met enige moeite uitstappen, wegkomen; (ovdr.: uit ееп ruimte, ееп рrоЬ/еет) (met moeite) eruit kunnen komen {uit} •:• - из AO.llfO.!! uit de schulden zijn; - из затруднений uit de moeilijk­ heden komen; - наверх (uit ееп put e.d.) z. omhoog­ werken; он не мог - из !У.!1!:!.f.Ш (ovdr. ) hij draaide steeds in dezelfde kring rond 2 J. tijd vinden om (naar het theater te gaan e.d.J

выбредать (if; 1 а) => в:Ь1брести вЬ1брести (pf; 7а(д) (9); if: выбредать; из [2]) J. uitstrompelen, strompelen uit

выбривать (if; 1 а) => в:Ь1брить выбриваться (if; 1 а) => в:Ь1бриться вЬ1брить (pf; 12а; if: выбривать; tr.) scheren; [haar] (geheel) wegscheren, [hoofd] kaalscheren •:• гладко вь1бритый (v. gezicht, etc.) gladgeschoren вЬ1бриться (pf; 12а; if: выбриваться) z. gladscheren; (m.b.t. haar) z. kaalscheren вЬ1брос (m.; 1а) 1 sb. v. в:Ьrбросить 1 •:• - пШ.!utв (verkeersteken) opspattend grind h, splitgevaar h; - пЫли uitstoot v. stof; - радиоактивных материалов/ веществ radioactieve straling; - � zoutlozing; Ядерный - radioactieve neerslag 2 (met dobbel­ stenen) gooi, worp 3 (v. vlag) het hijsen 4 .U. (v. pro­ ducten) lancering, het ор de markt gooien вЬ1бросить (pf; 4а [(3)]; if: выбрасывать; tr.) 1 weg­ gooien, wegsmijten, wegwerpen; (spul/en e.d.; ook ovdr.: iem.) afdanken; [stof e.d.] uitstoten; [geld] wegsmijten •:• на � (door storm) [schip] ор de -

kust werpen; .лодку вЪtброси.ло на берег de boot strandde ор de kust; за � (lett./ovdr.) overboord gooien; - мяч от в..2JШ! (de Ьа/ in het spel brengen) uitgooien; из головы iets uit het hoofd zetten; вЪtброси из го.ловЪt! vergeet het maar!, schrijf het maar ор je buik!; Это вь1броwенные деньги het is weggegooid geld; - деньги на ветер geld te grabbel gooien; десант mil. troepen aan land zetten; parachutisten uitwerpen; - [4] как � (ovdr. ) iem. als een baksteen laten vallen, Ьij het oud vuil zetten, dumpen; - в/за окно door het raam naar buiten gooien; из памяти uit het geheugen bannen; на рЫнок J. ор de markt gooien/brengen; на � (ovdr.) ор de vuilnishoop gooien; - :ro.UR J. een schaars product ор de markt gooien (voor korte tijd); - на � J. (ontslaan) iem. ор straat zetten, de zak geven, ор de keien zetten 2 (met dobbelsteen) [twee zessen] werpen, gooien 3 [vlag] hijsen, (span­ doek] ophangen •:• - лозунг (/ett.) spandoek ophan­ gen; (ovdr.) leuze verkondigen 4 vooruitsteken, uit­ steken •:• - � вперёд z'n arrn naar voren steken 5 bot. uitlopen, uitlopers/scheuten krijgen вЬ1броситься (pf; 4а[(3)]; if: выбрасываться) z. naar beneden storten/werpen •:• - на берег (v. walvis, etc.) ор het strand vastraken, stranden; - из о.н.tШ (m.b.t. zelfmoord) uit het raam springen вЬ1броска (f.; з*а> 1 sb. v. вьrбросить 1 2 (v. para­ chutisten) landing 3 (v. vlag) het hijsen вЬ1бросы (pl.t.; m.1a) uitstoot (v. schadelijke stoffen -

-

-

-

-

-

in de atmosfeer) выбуривать (if; 1а) => в:Ь1бурить вЬ1бурить (pf; 4а; if: выб:УРивать; tr.) (gat] uitboren (in de grond) выбывать (if; 1а) => в:Ь1быть вЬ1бывший (m.an.; adj.4a) (bij wedstrijd, tijdens cursus) uitvaller, afvaller

выбЬ1тие (n.; 7а; из [2]) vertrekh (uit stad, Ьij club, etc.), het verlaten van (school)

вЬ1быть (pf; 17а; if: выбывать; intr.) 1 (из [2]) ojf. vertrekken uit (stad]/Ьij [organisatie, club, etc.] 2 (bij spel, cursus e.d.) afvallen, uitvallen; (bij sport) uitgeschakeld worden •:• - из игрЫ (sport. /ovdr.) niet meer meedoen, af zijn

вываживать (if; 1а) => в:Ьrводить вываливание (n.; 7а) sb. v. ВЬIВалить вываливать (if; 1а; tr.) 1 => ВЬIВалять 2 => вЬ1валить вываливаться (if; , а) 1 => вЬ1валяться 2 => вЬIВалиться вЬIВалить (pf; 4а; if: вываливать; [4] (из [2], на/в [4])) J. wegsmijten, weggooien, [de straat] opsmijten; smijten/gooien uit . ор [straat, etc.], er uitgooien, kieperen uit ". in/op, [vuilnis] storten ор [stortplaats] вЬIВалиться (pf; 4а; if: вываливаться; (из [2])) uit­ "

donderen, uitvallen, uittuimelen; donderen, vallen, tuimelen, kieperen {(uit)}; sport. afhaken, loslaten (het peloton e.d. niet meer kunnen bijhouden) •) - � (41 over [de leuning van het balkon e.d.J vallen вЬ1валка (f.; з*а) J. sb. v. в:Ь1валить вЬ1валять (pf; ia; if: вываливать; [4] (в [6]}) J. wente­ len, rollen {(door)} •:• (4) в говнё/деоьмё vulg. (ovdr.) iem. door de stront halen -

вЬ1валяться (pf; ia; if: вываливаться; в [6]) J. z. wentelen in (sneeuw, modder, etc.]

вываривание (n.; 7а) 1 sb. v. ВЬIВарить вываривать (if; l a) => в:Ь1варить вывариваться (if; 1а) => ВЬIВариться вЬ1варить uitsluiten, verwijderen, ontzetten { (uit)} •:• - из .!fIP.!!!. (ovdr.) iem. buitenspel zetten; sport. [tegenstander] uitschakelen; - [4] из 1ША2.!! [2] iem. uit (de partij e.d.) stoten; - из строя kapot/stuk maken; buiten bedrijf stellen; (ovdr.) iem. buiten gevecht stellen, uitschakelen; - из числа членов royeren 3 [vlek] verwijderen; [ongedierte, onkruid] uitroeien, verdelgen •:• - вшей у [2] iem. ontluizen; - шШш с [2Vна [6] iets ontvlekken, vlek­ ken verwijderen/halen uit 4 concluderen, conclusie trekken; [gemiddelde] berekenen; [saldo] opmaken;

таt. afleiden •:• - заключение conclusie trekken, tot een conclusie komen, concluderen s (v. vogels) [jongen] uitbroeden; (v. insecten, poezen) [jongen] krijgen; [dieren] fokken; [planten] kweken; [planten, vee, oesters] telen •:О - племенной скот [vee] veredelen 6 [letters, melodie, noten, etc.] nauwgezet/netjes тaken/zingen/schrijven etc. 7 lit. [personage] ten tonele voeren, opvoeren вЬIВестись (pf; 7а(д); ger. вЬIВедясь/:�вЬ1ведшись; if выводиться) 1 (v. gewoonte, gebrиik) uitsterven, verdwijnen 2 ter wereld koтen; (v. kиikens e.d.) uitkomen, uit het ei komen/kruipen выветривание (n.; 7а) 1 sb. v. в :Ьrв етрить 2 erosie

выветривать (if; 1а} => в:Ьшетрить выветриваться (if; 1а) => в:Ьrветриться вЬшетрить (pf; 4а; if: выветривать; tr.} 1 (v. weersinvloeden e.d.) [rots e.d.] doen verweren, eroderen •:О выветренная скала verweerde rots 2 [stank] verdrijven (door ventilatie/lиchten) вЬ1ветриться 1 (v. rots e.d.) verweren, aan erosie onderhevig zijn 2 verwaaien •:• - из памяти/головы J. (ovdr.: v. kennis) wegzakken, verwaaien

вывешивание (n.; 7а) sb. v. в:Ьшесить вывешивать (if; 1а; tr.) 1 => в:Ьшесить 2 => в:Ь1вешить вЬшешить (pf; 4а; if: вывешивать; tr.) .!! afpalen вЬ1винтить (pf; 4а; if: вывинчивать; [4] (из [2])) uitschroeven, uitdraaien; schroeven, draaien { (uit)}

вЬ1винтиться (pf; 4а; if: вывинчиваться) (v. schroef) losdraaien, loslaten, niet vast Ыijven zitten

вывинчивать (if; 1а} => в:Ьrвинтить вывинчиваться (if; 1а} => в:Ь1винтиться вЬших (m.; 3а} 1 теd. (v. gewricht) verstuiking, verzwikking, ontwrichting, verrekking 2 J. (ovdr./ scherts.) kronkel вьшИ:хивать (if; 1 а) => в:Ьшихнуть вывИхиваться (if; 1а) => в:Ьrвихнуться вЬшихнуть (pf; 3а; if: вывихивать; tr.) [enkel, voet, pols] verstuiken, [enkel, voet] verzwikken, [arm, been, voet] verrekken, verdraaien, ontwrichten; z. verzwikken (heeft betrekking ор voet)

вЬ1вихнуться (pf; 3а; if: вывихиваться} (v. enke/, voet, pols) verstuikt zijn; (v. enkel, voet) verzwikt zijn; (v. аrт, Ьееп, voet) verrekt/verdraaid/ontwricht zijn вЬ1вод (m.; 1а} 1 sb. v. в:Ьшести 1; lozing [v. vocht, urine]; тi/. terugtrekking; сотри. uitvoer, output •:• - данных сотри. uitvoer, output 2 uitsluiting, verwijdering, ontzetting •:• для вЫвода [2] из D: трудннтельного положения от iem. er bovenop helpen; - из игрЫ (sport.: tegenstander) uitschakeling 3 conclusie, gevolgtrekking; het opmaken [v. saldo]; таt. afleiding •:• обоснованный - gefundeerde conclusie; (! в:Ь1вести выводИться (if; 4с) => в:Ьшестись вЬшодка (f.; 3*а) verwijdering [v. vlek]; uitroeiing [v. ongedierte, onkruid], verdelging

выводной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) 1 adj. v. в:Ь1вести 1 2 tech. uitvоеrвЬ1водок (m.; з*а) zoo/. gebroed h; (v. vogels) broedsel

•,

broed h

вЬ1воз (m.; 1а) 1 ((из [2])) (v. goederen) export, uitvoer

ВЬIВОЗИТЬ - в:Ь1года {(uit)} ; (v. materiaal) afVoer (uit) 2 (v. е. expeditie, vakantie e.d.) sb. v. вЬrвезти 2, meename вЬ1возить (pf; 4а; tr.) U. [kleding] erg vies maken вывозИ:ть (if; 4с) => вьrвезти вЬ1возиться (pf; 4а; в [6]) U. z. besmeuren met [modder e.d.J, z. onder de [modder e.d.] smeren, onder de [modder] komen te zitten

вЬ1возка (f.; з*а) => вьrвоз вывозной (adj.; l b; kv.m. 0) uitvoer-, export- •:• вывоз­ ная лицензия на [4] uitvoervergunning voor выволакивать (if; la) => ВЬIВОЛОЧЬ/!J.вьIВОЛО­ ЧИТЬ ВLIВОЛОЧИТЬ (pf; 4а) !J. => ВЬIВОЛОЧЬ вЬ1волочка (f.; з*а) U. uitbrander •:• задать [З] вЫволочку iem. (een pak) ор z'n donder geven ВLIВОЛОЧНЫЙ (adj.; l*a) adj. V. ВЬIВОЛОЧЬ вЬ1волочь (pf; 8а(к); if: выволакивать; tr.) J. 1 (из [2]) [ruimte] uitsleuren/uitslepen, sleuren/ slepen uit, naar buiten sleuren/slepen 2 (на [4]) [straat] opsleuren

выворачивание (n.; 7а) 1 het uitdraaien [v. schroef] 2 verdraaiing [v. gewricht], verstuiking 3 het keren [v. zak, mouw, etc.]

выворачивать (if; 1а) => вь1вернуть/U.вьrворо­ тить выворачиваться (if; la) => вьшернуться/ U.вьшоротиться вЬ1ворот (m.; 1 а) med. inversie, omstulping вЪIВоротить (pf; 4а; if: выворачивать; tr.) U. 1 ((из [2])) loswrikken, losrukken 2 [zak, mouw] keren •:• - карманы z'n zakken omkeren; - наизнанку Ьinnenstebuiten keren/draaien; его выворотило наизнанку hij kotste alles uit 3 wegsmijten, weggooien, [de straat] opsmijten, smijten/gooien uit .. . ор [straat, etc.], er uitgooien, kieperen uit ... in/op, [vuilnis] storten ор [stortplaats]

вЬ1воротиться (pf; 4а; if: выворачиваться> U. => вь1вернуться вЬ1воротный (adj.; l*a) 1 m.b.t. het keren [v. zak, mouw, etc.] 2 med. m.b.t. inversie, m.b.t. omstul­ ping

вЬ1вязать (pf; ба; if: вывязывать; tr.) J. breien

•:• - иОР patroon breien вЬ1вязка (f.; з*а) sb. v. в:Ьrвязать

вывязывать (if; la) => в:Ь1вязать вывяливать (if; la) => вьшялить вывяливаться (if; 1 а) => вь1вялиться вЬ1вялить (pf; 4а(з); if: вывяливать; tr.) [vlees, vis] drogen (ter conservering) вЬ1вялиться (pf; 4а(з) ; if: вывяливаться) (v. vlees, vis) drogen, droog worden вЪ1гадать (pf; la; if: выгадывать; [4] (на [6])) [tijd, geld] sparen, besparen (ор) выгадывание (n.; 7а) besparing выгадывать (if; la) => вь1гадать вЪ1гиб (m.; la) tech. bocht, buiging выгибание (n.; 7а) kromming, buiging выгибать (if; la) => вь1гнуть выгибаться (if; la) => вь1гнуться вЬ1гладить (pf; 4а[(2)); if: выглаживать) => гладить 1 выглаживать (if; 1 а; pf: вЬ1гладить) => гладить 1 вЬ1глядеть (if; 5а; p.pret.p. 0; intr.) eruitzien, lijken •:• бледно - Ыееk zien; бледно/жалко - в сравне­ нии с [5Vна фоне (2) (v. iem.) in het niet zinken Ьij, magertjes/povertjes afsteken Ьij; .�шк ты вЫглядишь! (verbazing) wat zie jij eruit!; - маленьким/большим

klein/groot lijken; - молодо er jeugdig/jong uitzien; - моложе своИх лет er jong uitzien voor z'n leeftijd; ну как, � выглядит? .J, en, oogt het een beetje?, пои, ziet het er een Ьeetje goed uit?; - как � eruitzien als het eeuwige leven; - не по годам старым er oud uitzien voor zijn leeftijd; � er goed/verzorgd uitzien выглядывать (if; la) , => вь1глянуть 2 (tr.) J. proberen te vinden, zoeken вЬ1гляиутъ (pf; за; if: выглЯдывать; intr.) 1 (В [4]/ из [2]) kijken uit •:• - .!l окно uit het raam kijken; - � окна на улицу door het raam naar buiten kijken 2 (v. zon, таап v. achter de wolken, Ыоет door de sneeuw e.d., haren v. onder muts, etc.) tevoor­ schijn komen (van achter) •:• у тебЯ Юбка выгляды­ вает Из-под пальто je rok komt onder je jas uit; луна вЫглянула Из-за rучи de maan gluurde door de wolken вЪ1гнать (pf; 5а; if: выгонЯть; tr.) 1 ((из/с [2])) naar buiten jagen, wegjagen uit/van; [vee] uitdrijven, drijven uit [stal]; [vijand] verjagen, verdrijven; J. (ovdr.: over iem.) uitstoten, stoten uit [partij, groep], verstoten •:• - (4) взашей U. iem. hardhandig ver­ wijderen; - коров на луг de koeien in de wei jagen; - Ш! улицу de straat ор jagen; (ovdr.: ontslaan) iem. ор straat/op de keien/aan de dijk zetten, de laan uit sturen; - (4) с работы iem. ор straat/op de keien/aan de dijk zetten, de laan uit sturen; - [4] в три шеи U. iem. eruit donderen/lazeren; - в шею U. iem. eruit donderen/lazeren; - из школы van school (af)sturen/ (af)trappen Щ 2 bot. groei- of Ыoeiproces versnel­ len, versneld kweken (vaak buiten het gebruikelijke seizoen) 3 U. distilleren

выгнивать (if; la) => ВЬIГНИТЬ ВLIГНИТЬ (pf; 1 2а; imp. ?; if: выгнивать; intr.) (v. Ьiппеп) rotten, verrotten

вЪ1гнутость (f.; 8а) sb. v. вЬ1гнутый вЬ1гнутый (adj.; 1а) p.pret.p. v. вЬ1гнуть; convex, bol вЬ1гнуть (pf; 3а; if: выгибать; tr.) buigen, [rug, hals] krommen •:• - спИну (v. kat) een hoge rug opzetten вЪ1гнуться (pf; за; if: выгибаться) buigen; (v. kat e.d.) een hoge rug opzetten

выговаривать (if; la) , => вь1говорить 2 ([3] (за [4])> .l. iem. emstig toespreken, een standje geven {wegens}

выговариваться (if; la) => вь1говориться вЬ1говор (m.; la) 1 berisping, reprimande, streng verwijt h, terechtwijzing, vermaning; uitbrander, standje h •:• объявить - (3) за [4] iem. berispen/ terechtwijzen voor; � - от [2] een standje/ berisping/uitbrander krijgen van, emstig toegespro­ ken worden door; сделать - [З] standje/berisping/ uitbrander geven, ernstig toespreken; стоогий afstraffing 2 (manier v. spreken) uitspraak, accenth •:• по его вь1говору слЫшно, что men kan aan hem horen, dat [hij uit het zuiden/uit Moskou komt] вЬ1говорить (pf; 4а; if: выговаривать; tr.) 1 (met nadruk ор articulatie) [woord] uitspreken; (v. woorden) kunnen uitbrengen •:• Эту фамилию невозможно die naam is niet uit te spreken 2 J. [recht] bedingen •:• - себе право на (4) z. het recht ор . . . voorbehouden вЬ1rовориться (pf; 4а; if: выговариваться) J. uit­ spreken, z'n hart luchten вЪ1rода (f.; la) voordeel h, winst, profijth; nuth, baat; winstpunt h, pluspunth •:• какая ему от/с того - ? wat voor nut heeft hij daarvan?; взаимная - wederzijds voordeel; личная - eigenbelang h; получИть/извлечь

1 86

в:Ьrгодность - в:Ьrдать вь1году от [2) profijt/voordeel hebben van, profiteren van, baat hebben Ьij; � вЫгодой (inkopen e.d.) voor­ delig; (v. verkoop) met winst; выгоды и Шоn!!. de lusten en de lasten; употребИть [4] с вЫгодой для себЯ z. iets ten nutte maken вЬ1годность (f.; 8а) voordeel h, nuth; winstgevendheid вЬ1годный (adj.; 1*а; [3]/для (2)) (v. belichting, maat­ regel; ovdr.) gunstig, voordelig; lonend, nuttig {voor}; (v. transactie, belegging, etc.) winstgevend, interessant •:• [З] вЫгодно in iem.s voordeel werken; - нпиЮ goede klant; � же выгодно + inf.? in wiens voor­ deel kan het nou zijn om te ... ?, wie is er nou Ьij gebaat om te ... ?; быть в вь1годном положении (in spel, gevecht, politiek) in het voordeel zijn; (по-) стdвитъ [4] в более вЪtгодное положение bevooпechten; выгодно IIJlШШTh met voordeel/winst verkopen; представить [4] в выгодном � iets in een fraai daglicht stellen, van z'n beste kant laten zien; выгодная Wтш winstgevend zaakje (m.b.t.

transactie); Это будет выгодно обеим � dat strekt tot wederzijds voordeel; Это вь1годно и с одной, и с другой � het mes snijdt aan twee kanten; показать себЯ с выгодной OIOJШНJ!I. zichzelf v. z'n beste kant laten zien

ВЬ1гозеро (n.; 1 а) geog. het Wygmeer (in Eur. Rus.) вь1гозерский (adj.; за; kv. ?; comp. 0) adj . v. ВЬ1г6зеро вЬ1гон (m.; 1а) 1 het weiden [v. vee], [vee] de wei opdrijven, het opjagen [v. vee] 2 weide(plaats) , grasland h вЬ1гонка (f.; 3*а) 1 !). destillatie 2 spec. / bot. voorkiemen (voor ееп versnelde groei/Ьloe1)

выгонять (if; 1а) => в:Ь1гнать выгораживание (n.; 7а) sb. v. в:Ьrгородить 1 выгораживать (if; 1 а) => в:Ь1городить выгорать (if; 1а) => в:Ь1гореть вЬ1горелый (adj.; 1а) (v. stof) verschoten вЬ1гореть (pf; 5а; if: выгорать; intr.) 1 (helemaal) verbranden; (v. bos, dorp e.d.) uitbranden; (v. huis e.d.) (tot ор de grond toe) afЬranden; (v. gewassen, gras e.d.) verzengen 2 (door zon: v. stof, haar, k/eur, verf) verschieten, verЫeken, verkleuren; (door was­ sen e.d.) vaal worden •:• вь1горевwий verЬleekt; tш выгорающий lichtecht 3 J. slagen, lukken •:• М@ не выгорело de zaak is afgesprongen/ goed misgelopen, de zaak is ор niets uitgelopen вЬ1городить (pf; 4а; if: выгораживать; tr.) 1 [stuk land] afzetten, afschermen 2 J. (ovdr.) beschermen, elkaar dekken, in bescherming nemen

вЬ1гравировать (pf; 2а) => гравировать выгранивать (if; 1а) => в:Ь1гранить вЬ1гранить (pf; 4а; if: выгранивать; tr.) [stenen, glas, diamant e.d.] slijpen

вЬ1греб (m.; 1а) sb. v. в:Ьrгрести 1 выгребание (n.; 7а) sb. v. в:Ьrгрести 1 выгребать (if; 1а) => в:Ь1грести выгребаться (if; 1 а) => в:Ь1грестись вЬ1гребка (f.; 3*а) sb. v. в:Ьrгрести 1 выгребной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) m.b.t. het leegscheppen/ leeghalen •:• выгребная Яма latrine, beerput вЬ1грести (pf; 7а(б); if: выгребать; (из [2])) 1 (tr.) leegscheppen, leeghalen, scheppen (uit) •:• - � из печИ de kachel uithalen 2 (intr.) wegroeien (uit) вЬ1грестись (pf; 7а (б); if: выгребаться) wegroeien выгружать (if; 1а) => в:Ь1грузить выгружаться (if; 1а) => в:Ь1грузиться вЬ1грузить (pf; 4а; if: выгружать; (4) (из (2)))

[bagage] lossen, uitladen, afladen; [goederen; mil.: ook iem.] landen, ontschepen •:• - на беоег [lading, goederen] aan wal brengen вЬ1грузиться (pf; 4а; if: выгружаться) (bagage/ ... ) lossen, uitladen, afladen; (v. goederen; mil.: ook v. iem.) landen, ontschepen вЬ1грузка (f.; 3*а) sb. v. в:Ьrгрузить, lossing; (v. goederen; mil.: ook v. iem.) landing, ontscheping ·:· место вь1грузки losplaats; ПО1П вь1грузки los­ haven вЬrгрузочный (adj.; 1*а) adj. v. в:Ьrгрузка, lossings-; landings-, ontschepings-

выгpызaть (if; 1а) => в:Ь1грызть вЬ1грызть (pf; 7а; if: выгрызать; (4) (из [2])) [gat, etc.] wegknagen, knagen (uit)

вЬ1гул (m.; 1а) sb. v. в:Ьrгулять •:• - � запрещается (opschrift) verboden honden uit te laten выгуливание (n.; 7а) sb. v. в:Ь1гулять выr;Уливать (if; 1 а) => в:Ь1гулять выr;Уливаться (if; 1а) => в:Ь1гуляться вЬ1rульный (adj.; 1*а) adj. v. в:Ьrгул, uitlaat•:• выгульная площадка /Ь. loopstal вЬ1гулять (pf; 1а; if: выгуливать; tr.) [hond] uitlaten вЬ1гуляться (pf; 1а; if: выгуливаться) (v. vee) vet/ dik(ker) worden (door in de wei te zijn) выдавать (if; 13Ь) => в:Ьrдать выдаваться (if; 13Ь) 1 => в:Ьrдаться 2 ([5]> z. onder· scheiden door [capaciteiten, etc.], uitsteken boven [anderen] 3 pass. v. выдавать •:• книги выдаются на [две/три недели] de uitleentermijn v. boeken bedraagt [2/3 weken], boeken worden voor [2/3 weken] uitgeleend вЬщавить (pf; 4а; if: выдавливать; tr.) 1 ((из [2])> persen, drukken {(uit)}; [puist] uitknijpen, uitdruk­ ken, openknijpen, opendrukken; [vruchten, sap] uitpersen •:• - � tranen eruit persen (gedwongen huifen); ИЗ него СЛОВа не вЫдаВИWЬ je kunt geen woord uit hem krijgen; из неё � не вь1давиwь er kan Ьij haar geen lachje af 2 uitslaan, [raam] slaan uit [sponning] 3 (на/в [6]) [letters) inpersen, persen; stansen (in metaal), ponsen {in} выдавливание (n.; 7а) sb. v. в:Ьrдавить

выдавливать (if; 1а) => в:Ьrдавить выдаивать (if; 1а) => в:Ьrдоить выдалбливать (if; 1а; pf: в:Ьrдолбить) => долбйть 2 вЬщанье (n.; б*а) :j:/!J. •:• Ш!. - (v. meisje) huwbaar вЬщать (pf; 1 7а; if: выдавать; tr.) 1 [loon, geld] uit· betalen; [paspoort, signaal] afgeven; [paspoort, docu­ ment] uitgeven; [document, kleding, rantsoen) ver­ strekken, uitreiken; [bedrag] uitkeren, [beurs, toe· lage] toekennen; [gevangene] uitleveren; J. [dochter] uithuwelijken •:• - [З] � iem. een voorschot geven, voorschieten; - [З] взамен [4] iem. iets geven in ruil voor iets; - [З] диплом diplomeren; - [З] на 11ОМ [boeken] uitlenen (door ЫЬ/iotheek); - D.муж за [4] [dochter] ten huwelijk geven aan, uithuwelijken aan; - на-гора mijnb. [kolen] omhoogbrengen; � не - [2] niets laten Ьlijken van; - патент на [4] patent verlenen (ор), patenteren; выдавать по карточкам (afs systeem) rantsoeneren; - долговую � een schuldbekentenis tekenen; - [З] [4] на 1ОО1И iem. iets ter hand stellen, overhandigen, in handen geven; не - чувств gevoelens verbergen/niet Ыootgeven 2 [geheim] veпaden, verklikken, prijsgeven, ver­ klappen; [ergemis e.d.] laten Ьlijken; J. [opmerking] eruit gooien ·:· в.кuiн! вь1дал его je kon het merken aan zijn accent, zijn accent verried/veпaadde hem;

вьщаться - вьrделить - � (с головой) z. (helemaal) Ыootgeven, door de mand vallen, z. laten kennen, z. (lelijk) in de kaart laten kijken 3 (за [4]) z./iets uitgeven voor, z. voor­ doen als, doen v66rkomen alsof •:• - желаемое за действительное de wens is de vader van de ge­ dachte; - за � voor waarheid uitgeven; - � не за того (ovdr.) onder valse vlag varen 4 V. [opmer­ king] er uitgooien (ор ongelegen moment) в:Ьщаться (pf; 17а; if: выдаваться) 1 (v. uitbouw, kaap; jukbeenderen, kin) uitsteken, vooruitsteken, naar voren springen, uitspringen, naar buiten steken 2 .j, zijn, gebeuren, plaatsvinden ·:· ну и выдался �1 het was me het dagje wel!; выдался небыва­ лый mожМ de oogst is buitengewoon goed uitge­ vallen в:Ьщача (f.; 4а) 1 (v. /ооп, geld) uitbetaling; (v. paspoort, signaa� afgifte; (v. document) uitgifte; (v. document, kleding, rantsoen) verstrekking, uitreiking, distribu­ tie; (v. bedrag) uitkering; (v. gevangene) uitlevering; (via ЫЬ/iotheek) uitleen •:• - на АО.М (v. boeken e.d.) uitleen; OJAil1 ВЬlдачи uitleen(afdeling); «ВОПРОС о выдаче .rnuil1m рассматривается» 'octrooi aan­ gevraagd'; - заработной шШ!.!!1 salarisbetaling; � вь1дачи uitleen(balie) 2 (v. waardepapieren, bankblyetten) uitgifte (dat wat uitgegeven is) 3 sb. У. вьщать 2 вьщаЮщийся (adj.; 4а) uitrnuntend, eclatant, emi­ nent, meesterlijk, voortreffelijk, buitengewoon; (v. persoonlijkheid, talent) formidabel, schitterend, uitzonderlijk; (v. iem" plaats) markant; (in gunstige zin) opvallend; (v. persoonlijkheid, geleerde, politicus, specialist e.d.) vooraanstaand, prominent, voomaam •:• выдающееся достижение (ovdr.) meesterstuk h, meesterwerk h; topprestatie; играть выдающуюся ШШ!! een vooraanstaande rol spelen; у него выда­ ющиеся [математические] способности hij munt/ Ьlinkt uit in [wiskunde]; - ученик uitschieter, uit­ Ьlinker; - человек (a/g.) uitЬlinker

выдвигать (if; 1а) => вЬщвинуть выдвигаться (if; 1а) 1 => вЬщвинуться 2 z. kandidaat stellen •:• - .!l президенты z. kandi­ daat stellen voor het presidentschap

выдвиженец (m.an.; s*a) caпieremaker; hist. vooruit­ geschoven arbeider (in de eerste jaren v. d. 5. И.; iem. die uit de arbeidersgelederen ор ееп belangrijke positie gezet werd) выдвижение (n.; 7а) 1 (v. stelling) het poneren; (v. рrоЬ/еет, vraag) het opwerpen; (v. р/ап, idee, theorie) voorlegging, het ontvouwen, indiening, lancering; (v. argumenten, beschuldigingen e.d.) het aandragen 2 (v. kandidaat) het naar voren schuiven, voordracht { (voor)} •:• быть Избран­ ным (на [4]) � выдвижения другой кандидатУры zonder tegenkandidaat gekozen worden (voor, als); - кандидатов kandidaatstelling выдвиженка (f.an.; 3*а) hist. vr. v. выдвиженец вьщвиженческий (adj.; 3а; kv. ?; comp. 0) hist. adj. v. выдвиженец выдвижной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) (v. lade e.d.) uittrekbaar, uittrek-, uitschuif-, schuif-; (v. antenne e.d.) uitschuif­ baar •:• выдвижная � uitschuifЬlad h, uittrek­ plank; выдвижная � uitschuifladder; (die uit ееп opening kan worden getrokken) schuifladder; грузовой автомобuл:ь с - .лестницей ladder­ wagen; - .В..Ш.ИК (schuif)lade в:Ьщвинуть (pf; 3а[(3)); if: выдвигать; tr.) 1 (meubels, etc.] naar voren schuiven, vooruitplaatsen; [kin, kaak]

vooruitsteken; [lade] uittrekken, opentrekken, [lade, periscoop, antenne] uitschuiven 2 (ovdr.) [opmer­ king, bezwaren] naar voren brengen, opperen, uiten; (stelling] poneren; (proЫeem, vraag] opwerpen; [plan, idee, theorie] voorleggen, ontvouwen, indienen, lanceren; [argumenten, beschuldigingen e.d.] aan­ dragen •:• - � (на обсуждение) een kwestie ter sprake brengen; - � taken (aan de orde) stellen; - на обсущдение ter discussie stellen; - (4) на передний .!llШ.!1 iets ор de voorgrond plaat­ sen; - предпожение een motie indienen, een voor­ stel inbrengen/ter tafel brengen; - предложение

на обсуждение/рассмотрение ([2]) (o.ff. : in vergade­ ring) een voorstel in overweging geven (aan); - новые требования (v. arbeiders, etc.) met nieuwe eisen komen; - условия (naar voren brengen) voorwaarden stellen (aan); - vтверждение, что ." de stelling ver­ kondigen, dat . ; - в шшm внимания in (het cen­ trum van) de belangstelling plaatsen 3 ((на/в [4])> (ovdr.) [kandidaat] naar voren schuiven, voordragen { (voor)} •:• - (4) в. [секретарИ] iem. pushen als (secre­ taris]; - встречного кандидата een tegenkandidaat stellen; - свою кандидатУру z. verkiesbaar stellen; "

вновь - своЮ кандидатуру z. herkiesbaar stel­ len; - кандидатуру [2] на пост президента iem. kandidaat stellen voor het presidentschap в:Ьщвинуться (pf; 3а[(3)); if: выдвигаться) 1 ( (из [2])) naar voren komen/stappen/treden (uit); uitsteken; (v. lade e.d.) naar voren schuiven, uitschuifЬaar zijn •:• - !Ш передний план ор de voorgrond treden 2 stijgen ор de maatschappelijke ladder, z. opwerken •:• - .!l [1pl.] opklimmen tot [hogere rang] выдворение (n.; 7а) uitzetting вЬщворить (pf; 4а; if: выдворЯть; [4] (из [2])) [land, woning, stad] uitzetten, zetten uit; buiten zetten; (lett./ovdr.) iem. eruit trappen •:• - за � страны [vreemdeling, illegaal] over de grens zetten; - из YlliOl!..!!!. .J, van school sturen

выдворЯть (if; 1 а) => вЬrдворить вЬщел (m.; 1a) dia/. (v. middelen) verdeling, toebedeling, toekenning, omslag

вЬщелать (pf; 1а; if: выделывать; tr.) fabriceren, maken, bereiden; [leder] prepareren, looien •:• - к2жv looien

выделение (n.; 7а) 1 (v. /and, geld, zendtijd, etc.) toewijzing, verdeling, reservering 2 (chem.: iets uit iets anders; ook v. iem.) scheiding, afzonde­ ring {(van)}, isolatie, het vrijmaken {(uit)} 3 (door ееп land) afscheiding, afsplitsing 4 (v. chemische stolfen, etc.) uitscheiding, uitstoot; (v. chemische stof fen, straling) afgifte, het vrijkomen, ontwikkeling; (v. speekse/, ga/, etc.) afscheiding, het loskomen, af­ voer •:• - желчи galafscheiding; ПllO.AiIO: выделения uitscheidingsproduct h; (v. klier, etc.) afscheidings­ producth 5 sb. v. вЬщелить 4; benadrukking; сотри. highlighting выделительный (adj.; 1*а) (v. speekse/, vocht, etc.) uitscheidings-, afscheidings-, аfvоеr-

вЬщелить (pf; 4а; if: выделять; tr.) 1 ([3]) (geld, land e.d.] toebedelen, (geld, land, zendtijd] toewijzen {aan}; (на [4]) (geld, tijd] uittrekken, vrijmaken, reserveren {voor} •:• - ,!l резерв mil. Ьij de reserve indelen; - [З] niU! в [6] iem. een aandeel geven in; - достаточно 01:!.l!. genoeg krachten vrijmaken; - � [З] verkavelen onder (de boeren e.d.) 2 (из [2]) (chem.: iets uit iets anders; ook v. iem.)

1 88

в:Ьщелиться - в:Ьщубить scheiden, afzonderen {van}, isoleren, vrijmaken {uit} •:• он его выделяет (средй другйх) hij heeft een streepje voor Ьij hem; - � из [2] z. afzonderen van, z. afscheiden van; можно - разлйчные фазы men kan de verschillende fasen heel goed onder­ scheiden 3 [vocht e.d.] uitscheiden, afscheiden; [straling, warmte] afgeven; [gas] uitstoten, [vocht] uitzweten •:• растения выделяют углекйслый � planten ademen koolzuurgas uit 4 [passage] uit­ lichten, naar voren halen, doen uitkomen, de aan­ dacht vestigen ор [passage); met klem betogen, benadrukken; сотри. selecteren

вЬщелиться (pf; 4а; if: выделяться) 1 (из [2]> z. afzonderen, z. losmaken {van} 2 uitrukken, [Ьlad­ zijde] rukken/scheuren (uit [boek]), uitscheuren

вЬщраться {pf; 6°а; if: выдираться> .U. z. losrukken, z. losmaken, z. bevrijden

выдрёнок {m.an.; з0а} zoo/. jong h van een otter вЬщрессировать {pf; 2а} � дрессировать вЬщрий {adj.; рrоп.б*а} 1 otter- 2 van otterbont вЬщровый {adj.; 1а} � вЬщрий вЬщрочить (pf; 4а} 1 � дрочить 2 grofiem. (hard­ handig) iets aan het verstand brengen

вЬщубить {pf; 4а} � дубйть

1 89

выдувалка (f.; з*а) bellenЫazer (speelgoed) выдувальщик (m.an.; 3а) glasЫazer выдувальщица (f.an.; 5а) vr. v. выдувальщик выдувание (n.; 7а) sb. v. вЬ1дуть выдувать (if, 1а) => вЬщуть вЬщувка (f.; з*а) het (glas)Ыazen выдувной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) m.b.t. Ыazen, Ыааs-; (v. glas) geЫazen; m.b.t. glasЫazen вЬщумать (pf; 13; if: выдумывать; tr.) [iets nieuws] uitvinden, uitdenken; [leugens, iets nieuws e.d.] bedenken; [leugens] verzinnen, fantaseren •:• вЫдуманный gefingeerd, bedacht; (v. personage, паат, scene e.d.) verzonnen; вЫдумал �! kom nou! вЬщумка (f.; 3*3) 1 bedenksel h, verzinsel h, leugen, fantasie; fabel, verdichtsel h •> о. вЫдумкой (adv.) fantasierijk 2 J. (ovdr.) uitvinding, idee h 3 J. vinding­ rijkheid .., П!т! на вЫдумки хитра (sprw.) armoede zoekt list вЬщумщик (m.3n.; 33) .!. fantast вЬщумщица (f.3n.; 53) .!. fantaste

выдУмывать (if; 1 3) => вЬ1думать •:• выдумыва­ ешь! dat verzin je maar!; .!::Ш выдумывай! (a/s теп vermoedt dat iem. ееп smoesje heeft verteld) geen smoesjes!

вЬщуть (pf; 1 23; if: выдувать; tr.) 1 (door Ыаzеп ver­ vaardigen) [glas] Ыazen 2 (из [2]) wegЫazen uit •:• - пыль из Ящика een stoffige lade uitЫazen 3 U. [glas, fles] leegzuipen, [drank] wegwerken

вьщыхание (n.; 73) uitademing, het uitademen выдыхательный (3dj.; 1*3) uitademings­ выдыxaть (if; 13) => вЬщохнуть выдыхаться (if; 1а) => вЬщохнуться вЬщюжить (pf; 43; intr.) U. z. beheersen, z. in bedwang houden

вЬ1ебать (pf; 6°3; tr.) vulg. 1 neuken, naaien 2 ор z'n lazer/donder geven, uitkafferen (straffen; uitbrander geven) .., - [31 � verneuken, verraden, verlinken; (aan iem.s kop) zeiken/zaniken, dwarszitten

вЬ1ебаться (pf; 6°Ь; pret. вЬ1ебся/вЬ1ебался, вЬ1еблась/вЬ1ебалась, вЬ1еблись/вЬ1ебались; if: выёбываться) vulg. (proberen) de Ьlits (te) maken, z. uitsloven, z. aanstellen •:• .!::Ш выёбывайся! kapsoneslijer!, je moet niet zo'n kapsones hebben

выёбистый (3dj.; 13) vulg. uitsloverig выебон (m.; 1 3) vulg. uitsloverij, braniegedrag h; streek (a/s daad) выёбывать (if; 13) vulg. 'т peren, 'm smeren, pleite gaan (weggaan) •:• .1Ш.1Юй выёбывай! donder/lazer/ sodemieter/pleur/rot ор!, smeer 'm!

выёбываться {if; 1 3) => вЬ1ебаться выедать (if; 13) => вЬ1есть вЬ1езд (m.; 13) 1 ((из [2])) het wegrijden, het vertrek {(uit)} •:• - на мм levering aan huis; (v. arts e.d.) bezoek aan huis; играть/быть Ш!. вЫезде sport. uitspelen; .матч на вЪtезде uitwedstrijd 2 uitrit •:• � - uitvalsweg 3 :j: equipage (rijtuig met toebehoren) вЬ1ездить (pf; 43; if: выезжать/.!.выезживать; tr.) [jong paard] africhten (аап leidsels/zadel wennen) вЬ1ездка (f.; 3*3) het africhten (v. е. paard) выездной (3dj.; 1Ь; kv.m. 0) 1 uitreis-, vertrek•:• выездная � uitreisvisum h; - мвr:t uitwedstrijd 2 uitrij- •:• выездные ворота uitrijpoort 3 (v. paarden) rij- (i.t.t. werkpaarden) •:• выездные лошади rijpaar­ den 4 moblel; .!. (v.a. jaren 'Jo) reislustig (gezegd v. iem. die veel naar het buitenland/het Westen mag/

выдувалка - вЬ1жечь gaat; vooral m.b.t. leden v. d. sovjetelite) •:• выездная бРигада moblele/vliegende brigade; выездные � buitendienst; выездная экспозИuия reizende tentoonstelling

выезжать (if; 13) 1 => вь1ездить 2 => вЬ1ехать вЬ1езженный {3dj.; 1*3) (v. paard) afgericht выезживать (if, 1 3) => вь1ездить вЬ1ем (m.; 1 3) => вЬ1емка 2 вЬ1емка (f.; 3*3) 1 sb. v. вЬ1нуть •:• - пИсем bus­ lichting 2 gleuf, groef, holte, uitholling; (in muur: voor leiding) sleuf вЬ1емочный (3dj.; 1*3) m.b.t. het uithalen, m.b.t. weghalen, m.b.t. het leeghalen

вЪ1емчатость (f.; 83) sb. v. вЬ1емчатый вЪ1емчатый (3dj.; 1 3) gegroefd, uitgehold, met sleuven

вЪ1есть (pf; 173; if: выедать; tr.) (v. muizen e.d.) uitvreten, wegvreten; (v. zuur) wegbljten вЪ1ехать (pf; 17а; if: выезжать; intr.) 1 weggaan, vertrekken (rijdend); wegrijden; verhuizen, het huis verlaten •:• семья вь1ехала из коммуналки het gezin is verhuisd uit de gemeenschappelijke woning;

- за [ОШН1 de stad uitgaan/uitrijden; пожарная команда выехала на пожар de brandweer rukte uit voor een brand; - на � een ritje gaan maken 2 [ergens] verschijnen, aankomen (rijdend) •:• - Из-за � от de hoek komen rijden; - на шоссе de hoofdweg oprijden 3 (на [6]) .!. profiteren van [situatie, omstandigheden e.d.], uitbuiten

выжаривать (if; 1 3) => вЬ1жарить выжариваться (if. 1 3) => вь1жариться вЬ1жарить (pf; 43 (3) ; if: выжаривать; tr.>J. bakken, goed doorwarmen •:• - � pottenbakken вЪ1жариться (pf; 4а(3); if: выжариваться) .!. (door en door) gebakken worden

вЪ1жарки (pl.t.; m.3*3) uitgebakken spek(jes), kaantjes

вЪ1жать 1 (pf; 143(м) ; if: выжимать; tr.) 1 [vrucht, tube, spons] uitknijpen; [wasgoed] uitwringen •:• - лимон een citroen uitknijpen/uitpersen; быть как вЫжатый п.им.Он z. als een uitgeknepen citroen voelen, (uit)gevloerd zijn, kapot zijn (doodmoe zijn); - признание из (21 een bekentenis uit iem. persen, een bekentenis afdwingen; он не смог - из себЯ ни слова hij kon er geen woord uitkrijgen; - � из лимона het sap uit een citroen persen; мокрый, хоть вЫжми .!. drijfnat, kleddernat, doorweekt, je kon hem uitwringen, zo nat was hij 2 [voordelen, resultaten] er uithalen •:• - всё возможное er uit­ halen wat er inzit (uit situatie e.d.; uit auto, machine e.d.); - вЫгоду из маленького завода winst slaan uit een kleine fabriek; - максимум er uithalen wat er inzit (uit situatie e.d.; uit auto, machine e.d.) 3 sport. stoten •:• - штанrv sport. een gewicht stoten 11 (pf; 143(н); if: выжинать; tr.) afmaaien; een Ьер. hoeveelheid maaien •:• - Ш желт:Ить вЪ1желтиться (pf; 43) J. z. met iets geels besmeuren вЪ1жечь (pf; 8а(г); if: выжигать; tr.) 1 [huis, woning, etc.] platbranden; [verf e.d.] afЪranden; [wrat e.d.J wegbranden; (v. zon, hitte e.d.) [gras, koren, etc.] ver­ schroeien, verzengen •:• солнцем вЫжгло траву het

1 90

выживаемость - в:Ьшгравшая gras was door de zon weggeschroeid; он вЫжег избу дотла hij brandde het boerenhuis plat; тактика/ полнтика вЫжженной в.мп.Н tactiek van de ver­ schroeide aarde 2 J, schoonbranden 3 [brandтerk e.d.] inbranden •:• - Ш!!!!iмО branden, brandтerken выживаемость (f.; 8а) overlevingskans; het overleven

выживание (n.; 7а) риЫ. overleving, het overleven выживать (if; 1а) => ВЬIЖИТЬ вЬ1жиг (m.; 3а) spec. het branden (v. houtskoo/, cokes e.d.: als bereidiпgswijze) •:• - древесного n:пВ het branden van houtskool

вЬ1жига (m./f.an.; f.3a) J.J. (over тп.) schoft, bruut, ploert; (over vr.) takkenwijfh, secreet h, serpenth выжигание (n.; 7а) sb. v. выжигать выжигать (if; 1 а) => в:Ь1жечь выжидание (n.; 7а) het afwachten, afwachting выжидательность (f.; 8а) afwachtendheid выжидательный (adj.; 1*а) afwachtend •:• занимать выжидательную � een afwachtende houding aanneтen, het nog wat aanzien

выжидать (if; 1а) => в:Ьrждать выжимание (n.; 7а) sb. v. вЬ1жать 1 1 выжимать (if; 1а) => вьrжать вЬ1жимка (f.; 3*а) 1 het uitpersen 2 (a/s pl.t.) => ВЬIЖИМКИ вЬ1жимки (pl.t.; f./m.3*a) persтassa (dat wat geperst wordt of restaпt па perseп); pulp (restaпt) вЬ1жимочный (adj.; 1*а) pers-, uitреrsвЬ1жить (pf; 1 6а; if: выживать) 1 (intr.) overleven, Ьlijven leven, het halen ·:· как-нибудь выживу (ovdr.) ik kот er wel dббr; - из памяти/ума vergeetachtig worden, kinds worden, seniel worden, deтenteren (door ouderdom) 2 ([4] из [2]) wegpesten uit/van, eruit werken, dwingen ". te verlaten (uit huis, v. h. werk) •:• его вЫжили из квартйры ze hebben hет het huis uitgepest; другне актёры вЫжили её из театра de andere acteurs hebben haar het theater uitgewerkt выжлёнок (m.an.; 3°а) puppy (v. е. jachthoпd) вЬ1жлец (m.an.; 5а) jachthond вЬ1жлица (f.an.; 5а) jachthond (teef) выжлятник (m.an.; 3а) jachtтeester

вызванивать (if; 1а) => в:Ь1звонить вЬ1звать (pf; б"а; if: вызывать; tr.) 1 oproepen, weg­ roepen •:• - � de hulp van een arts inroepen; - горничную (звонком) het kaтermeisje bellen; - к � voor het bord roepen; - � отпуска terugroepen van verlof; - в памяти in het geheugen roe­ pen; - [4] по � iет. laten oтroepen (via omroep­ iпstallatie); - в � voor het gerecht dagen, dagvaar­ den; - [4] к � iет. aan de telefoon roepen 2 (На (4]) oproepen tot; uitdagen tot •:• вь1звавwий (на [4]) uitdager (tot, voor duel, gevecht e.d.); - [4] на Ш theat. iет. от een toegift vragen; - на � uitdagen tot een duel; - на откоовенность от een eerlijk antwoord vragen; - на поклоны (acteur па optredeп) naar voren roepen 3 [gevoelens, herinne­ ringen e.d.] oproepen, opwekken, [gevoelens, ziekte, onrust, etc.] veroorzaken •:• - аппетйт eetlust opwek­ ken; вызывающий беспокойство verontrustend; - беспокойство/тревогv/волнение verontrusten, onrust veroorzaken, deining verwekken; � была вь1звана инфекцией de ziekte is veroorzaakt door een infectie; - � протеста (протестов) een storт van protest(en) oproepen; вызывающий (на [4]) uitdager (tot, voor duel, gevecht e.d.); - rнп

народа de volkswoede oproepen; - к � (ovdr.: ergeпs oorzaak/redeп v. zijп) aanleiding geven tot, tot leven wekken; вызывающий � interessant; - огонь (на [4]) mi/. vuur trekken (ор); - озабочен­ ность reden tot bezorgdheid zijn; вызывать ОШ!.о§: ния/тревогу beangstigend zijn; вызывающий отвоаwение/омеозение (a/g.) weerzinwekkend; - пожао brand veroorzaken; - скачок темпераrуры de teтperatuur opjagen; - � twijfel op­ roepen

вЬ1зваться (pf; 6°а; в/на [4]/+ inf.) z. aanbleden от te [helpen e.d.], z. melden voor [leger, patrouille e.d.J

вЬ1звездить (pf; 4а; intr.) (v. hemel) bezaaid zijn теt sterren •:• � вЫзвездило de hemel was теt ster­ ren bezaaid

вызволение (n.; 7а; из [2]) J, verlossing, bevrijding {uit [benarde toestand]}

ВЬIЗВОЛИТЬ (pf; 4а(3); if: вызвал.Ять; (4) из [2]) J, verlossen, bevrijden {uit [slavernij, gevangenis, etc.J} •:• - [4] из бедЫ iет. uit de nood helpen, uit de тoei­ lijkheden halen

ВЫЗВОЛЯТЬ (if; 1а) => ВЬIЗВОЛИТЬ вЬ1звонить (pf; 4а; if: вызванивать) 1 (tr.) laten weer­ klinken; [тelodie] ten gehore brengen •:• - � конШ! урока luiden/bellen voor het einde/begin van de les 2 (intr.) klokken lang en luid luiden 3 (intr.) J, weerklinken, rinkelen

выздоравливать (if; 1а) => вь1здороветь вЬ1здороветь (pf; 1а; if: выздоравливать; intr.) genezen, herstellen, opknappen, beter worden •:• (поскорее) выздооавливайте J, (spoedig) beter­ schap; он вЫздооовел hij is weer beter; жшШ.12 вам (по)скорее - ik wens и spoedige beterschap выздоровление (n.; 7а) genezing, herstel h вЬ1зимовать (pf; 2а; intr.) Jj. de winter overleven/ doorkoтen

вызнавать (if; 1 3Ь) => вь1знать вЬ1знать (pf; 1а; if: вызнавать; tг.) Jj. te weten koтen вЬ1зов (m.; 1а) 1 oproep •:• (n)платИть за - voorrijkosten betalen; ложный - vals alarm (m.b.t. braпd­ weer e.d.); ездить Il2 вЫзовам (v. arts) visites afleg­ gen; девочка no вЫзову callgirl; - в ! золотИть вЬ1золотить (pf; 4а; if: вызолачивать) => золотИть вызревание (n.; 7а) sb. v. в:Ь1зреть, (volledige) rijping

вызревать (if; 1а) => вь1зреть вЬ1зреть (pf; 1а; if: вызревать; intr.) (v. fruit) (heleтaal/volledig) rijpen

вызубривать (if, 1а; pf: вь1зубрить) => зубрИть 2 вЬ1зубрить (pf; 4а; if: вызубривать) => зубрИть 2 вызывать (if; 1а) => вь1звать вызываться (if; 1а) => вь1зваться вызывающий (adj.; 4а) (v. gedrag, houdiпg, Ьfik, tооп e.d.) aanтatigend, uitdagend, provocerend, tartend вызывной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) oproep- •:• - � oproepsignaal h

вызябать (if; 1а) => вь1зябнуть вЬ1зябнуть (pf; 3°а; if: вызябать; intr.) /Ь. (v. gewasseп) doodvriezen, kapotvriezen

вЬшгравшая (f.an.; adj.4a) winnares

вьrигравший - вьrйти

вЬшгравший (adj.; 4а) 1 (m.an.) prijswinnaar, win­ naar; winnende ploeg 11 (f.an.) � вьrигравшая вЬшграть (pf; la; if: выИгрывать; tr.) 1 winnen •:• JlOЙ..!:li de oorlog winnen; - на � de ver­ -

kiezingen winnen; Мпо een proces/zaak winnen; - в нШш!! Ьij het kaarten winnen; по � ор punten winnen; � sport. een punt scoren/ maken; Каспаров в'Ыuгр'Ывает у Карпова два очка Kasparow staat 2 punten voor ор Karpow; � een proces winnen; на � [4] [1000 dollar] winnen met/Ьij het paardenrennen 2 winnen, erblj winnen, verdienen •:• - время tijd winnen; or Этого мы только выиграем dat werkt alleen maar in ons voordeel, daar winnen we alleen maar Ьij; что ты вь1играл or Этого? wat heb je eraan?; ты � ничего не вь1играешь daar win je niets mee 3 waardering krijgen, succes hebben; stijgen (in iem.s achting) •:• на Этой стене картИна очень выИгрывает ор die muur komt het schilderij het best tot zijn recht; ОН ВЬIИГрал В МОИХ глазах hij is in mijn achting gestegen; выИгрывать при � нии с [5] gunstig Ьij iem. afsteken, de vergelijking met iem. met glans doorstaan выигрывать (if; 13) � вьrиграть вЬшгрыш (m.; 4а) 1 (bij wedstrijd e.d.) overwinning, winst ·:· быть .!! выигрыше aan de winnende hand zijn, ор winst staan (ook ovdr.) ; � puntenwinst 2 gewin h, winst (m.b.t. geld) •:• чистый nettowinst 3 (iп loterij e.d.) prijs •:• !1ШШ! на winstkans вЬшгрышный (adj.; l*a) 1 (bij wedstrijd e.d.) over­ winnings-, winst- ·:· быть в выигрышной � ор winst staan (meestal m.b.t. schaak./dam./e.d.) 2 (m.b.t. geld) winst-, gewin- 3 (bij loterij e.d.) prijs­ •:• - � het winnende lot 4 (v. situatie, positie e.d.) gunstig, voordelig •:• Мпо выигрышное je loopt daarblj geen enkel risico, 't kan niet mis(gaan); -

-

-

-

-

-

-

-

быть в вь1игрышном положении по сравнению с [5] in het voordeel zijn tegenover, z. in een gunstige positie bevinden in vergelijking met (iп spe/, gevecht,

politiek) вЬшскать (pf; бс; tr.) opsporen (met resultaat), vinden (па /апg еп groпdig zoekeп) вЬшскаться (pf; ба; if: выИскиваться) tevoorschijn komen, verschijnen ·:· тоже мне умник вь1искалсяl (ir.) jij bent nog eens een slimmerik! выИскивание (n.; 7а) opsporing, het opsporen, het grondig zoeken

выискивать (if; l a; tr.) opsporen, grondig zoeken, proberen te vinden (d.m.v. groпdig zoekeп) •:• � J, -

mierenneuken

выИскиваться (if; l a) 1 � вьrискаться 2 pass. v. выИскивать

вЬ1йти (pf; 17а(9); if: выходить; intr.) 1 (из [2]) uitgaan, uitkomen, verlaten; naar buiten gaan; (ovdr.) te buiten gaan •:• десятка пик уже вЫшла? krt. is schoppen­ tien al gevallen?; река вЫшла из беоегов de rivier trad buiten z'n oevers; из рЯда шш выходящий exorЬitant, wat alle perken te buiten gaat; buiten­ gewoon, opzienbarend; из � van het rooster afwijken; - n [5] er ор uitgaan om [een fles wodka, etc.] te halen; за добЪtчей ор buit uitgaan; .мяч вЪ�шел за боковую лuнию de bal is over de zij­ lijn (gegaan) , de bal is uit; из заноса uit een slip komen (v. bestuurder); из .!Шl.!!!. niet meedoen, buiten spel staan; В. вЪtшел из игрЪt (bij veld­ sport e.d.) В. is uitgevallen; я вЪtшел (из игрЪt) (bij spel) ik ben af/uit, ik doe niet meer mee, ik pas -

-

-

-

(z'п laatste kaarteп, domiпosteпeп, etc. пeergelegd hеЬЬеп); к деревне/реке uitkomen Ьij (het dorp, rivier); Из-под контооля z. aan de controle onttrek­ ken, aan de controle ontsnappen; из окоужения mil. uitbreken; за пределы/рамки [2] de grenzen van iets te buiten gaan; - за рd.мки плана het kader van het plan te buiten gaan; из RОпи (lett. / ovdr.) uit z'n rol va1len; из себЯ (от [2]) buiten zich­ zelf raken (door) (v. woede); из � сотри. uit­ loggen; из � zijn geduld verliezen; - из членов [2] z'n lidmaatschap opzeggen van; vertrek­ ken uit (club, vereпigiпg) 2 (в/на [4]) [de straat] op­ gaan, [de stad] ingaan; betreden •:• вся деревня вЫшла на улицу het hele dorp was uitgelopen; - в открь1тый космос ruimtewandeling maken; - в т2Аи carriere maken; vooruitkomen (iп de maatsch. ) ; - в море uitvaren, het zeegat uitgaan, 't ruime sop kiezen; в� met pensioen gaan, de dienst verlaten; на подмостки theat. (lett.) ор de planken komen, voor het voetlicht komen; на шiu!.ок de markt ор gaan (met product, uitviпdiпg e.d.); на � vrijkomen (v. gevaпgeпe); на � het -

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

toneel opkomen/betreden 3 tevoorschijn komen; naar voren komen •:• .!!ШШ!Ш (iп sportwedstrijd) naar voren gaan; в первом туре Н. вЪtшел вперёд in de eerste ronde nam N. de kop; - к � naar voren komen (uit de klas: naar het bord); победИтелем als winnaar tevoorschijn komen; на .D.O.Нll.2нl!!. (v. acteur па optredeп) naar voren komen; в � sport. in de finale uitkomen; в � rad./tv. in de lucht komen; в'Ыходuтъ в пря.м6.м эфuре rechtstreeks in de uitzending zijn/komen 4 (v. boeken e.d.) uitkomen, uit zijn •:• вЫшла новая кнИга er is een nieuw boek uitge­ komen; вЫшел новый фильм Михалкова er is een nieuwe film van Michalkow uit; в nшжШ (v.fi/m) in de Ьioscoop komen, in roulatie komen; - в Q.!!П in druk verschijnen, het licht zien 5 uitraken •:• платье вЫшло из моды de jurk is uit de mode geraakt; - из употребления buiten gebruik raken 6 opraken •:• ему rо1Ш вЫшли .U 1 hij is er al te oud voor 2 hij mag wel opschieten, hij heeft er de leef­ tijd voor; вЫшли � het geld is ор; вь1шли все � ржи alle voorraden rogge zijn ор 7 worden, ontstaan, voortkomen •:• из него вЫйдет великолеп· ный учёный hij wordt nog wel een uitrnuntend geleerde; из Этого вЫшла задержка в несколько недель daardoor ontstond een vertraging van enige weken; а если вЫйдет что-нибудь не так? maar als het anders uitpakt?; шш бы чего ни вь1шло 1 hoe het ook afloopt 2 er zou 'ns iets kunnen gebeuren! (tegeп iem. die gееп risico durft te петеп); вЫшла какая-то неприЯтность er ontstond een on­ aangename situatie, er kwam iets vervelends van 8 lukken •:• наконец-то вь1шлоl het is eindelijk ge­ lukt!; (uit ееп рrоЬ/еет) ik ben eruit!; внешностью/ наружностью она не вь1шла zij heeft haar uiterlijk niet mee; лиuбм она не вь1шла J, zij heeft haar uiter­ lijk niet mee; из Этого � не вь1шло daar kwam niets van; ростом он не вь1шел hij is niet lang genoeg; на славу voortreffelijk lukken; он характером вь1шел в отца hij heeft het karakter van zijn vader; он хорошо вЫшел hij staat er mooi ор (ор foto) 9 komen, zijn (v. е. Ьер. ajkomst) •:• я сам из про­ летариев вь1шел ik ben zelf van proletarische afkomst/komaf 10 •:• - (замуж) за [4] (v. vrouw) trouwen met, huwen met, in het huwelijk treden -

-

-

-

-

-

-

выкабJIУчиваться - вЬ1ключенность met 11 passend/genoeg zijn •:• из Этой ткани вЫйдет пальто uit deze stofkan een jas worden gemaakt выкаблучиваться (if; 1a) tl. kapsones/verbeelding hebben, een kapsoneslijer zijn выкадрИровать (pf/if; 1а; tr.) uitvergroten вЬ1казать (pf; ба; if: выказывать; tr.> ! (moed, durf, uithoudingsvermogen] aan de dag leggen, tonen, [gebreken, kenmerken, tekenen e.d.J ver­ tonen •:• - раскаяние berouw tonen вЬ1казаться (pf; ба; if: выказываться} ! tevoor­ schijn komen, zichtbaar worden; z. vertonen •:• � вЫказалась Из-за туч de maan kwam achter de wolken vandaan

выказывать (if; 1а) => вЬIКазать выказываться (if; 1а) ! 1 => вЬ1казаться 2 pass. v. выказывать выкалывать (if; 1 а) => вЬ1колоть выкамаривать (if; 1а; p.pret.p. 0; tr.> V. [streken e.d.] uithalen, uitvreten

вЬ1канье (n.; б*а) V. het 'u' zeggen, het vousvoyeren выканючивать (if; 1 а) 1 => вЬ1канючить 2 lang­ durig zeuren/zaniken от iets

вЬ1канючить (pf; 4а(2); if: выканючивать; tr.) V. door langdurig zeuren/zaniken (gedaan) krijgen

выкапывать (if; 1а) => вЬ1копать выкапываться (if; 1а) => вЬ1копаться вЬ1карабкаться (pf; 1а; if: выкарабкиваться; из [2]) ! (met moeite) ergens uitklauteren, klauteren uit (ook ovdr.: uit moeilijke situatie) •:• он вь1карабкался (ovdr.) hij is er weer bovenop gekomen, hij is weer boven Jan

выкарабкиваться (if; 1а} => вЬ1карабкаться выкармливание (n.; 7а) sb. v. вЪ1кормить выкармливать (if; 1а) => вЬ1кормить выкармливаться (if; 1а) => вЬ1кормиться вЬ1кат (m.; 1 а) V. het wegrollen вЬ1катать (pf; 1а) => катать вЬ1катить (pf; 4а; if: выкатывать} 1 вь1клянчить вЬ1клянчить (pf; 4а; if: выклянчивать; [4 у [2]) U. aftroggelen, afЬietsen, afЬedelen, lospeuteren { van/ Ьij [iem., instantie e.d.]}

выкобеливаться (if; 1 а) => выкобениваться выкобениваться (if; 1а; intr.) grofkapsones hebben, een kapsoneslijer zijn

вЬ1ковать (pf; 2а; if: вык6вывать; tr.) [hekwerk, zwaard] smeden; 11' (ovdr.) [karakter e.d.] kweken вык6вывать (if; 1 а) => вь1ковать выковЬ1ривать (if; 1 а) => вь1ковырять вЬ1ковырнуть (pf; за> sf. v. вЬ1ковырять вЬ1ковырять (pf; 1а; if: выковь1ривать; [4] из [2])) lospeuteren (uit), ergens uitpeuteren, peuteren uit, uitpulken •:• - изюм из булки krenten/een krent uit een broodje pulken; - [4] из зуббв iets tussen de tanden vandaan pulken выколачивание (п.; 7а) sb. v. выколачивать

выколачивать (if; 1 а) => вь1колотить выколашиваться (if; 1а; pf: вЬ1колоситься) => колос:Иться вЬ1колоситься (pf; 4а; if: выколашиваться) => колос:Иться вЬ1колотить (pf; 4а; if: выколачивать; tr.) 1 ((из [2])) (los)slaan, loskloppen, losrammen { (uit)} •:• - � из [2] geld slaan uit; с тРудбм - [4] U. [geld, spullen e.d.] uit het vuur slepen (ovdr.) 2 [kleed, pijp e.d.] uitkloppen, [kleed, dekens e.d.] uitslaan •:• - ШШ de as uit de pijp kloppen, pijp uitkloppen ВЬIКОЛОТКа (f.; 3*а) sb. V. ВЬIКОЛОТИТЬ вЬ1колоть (pf; 1оа; if: выкалывать; tr.) [ogen; patroon in voorwerp e.d.] uitsteken, uitprikken; tatoeёren •:• - [З] глаза (lett.) iem. de ogen uitsteken

вЬ1колупать (pf; 1а; if: выколупывать; [4] (из [2])) U. lospeuteren (uit), lospulken (uit), peuteren uit, pul­ ken uit вЬ1колупнуть (pf; за; tr.) sf. v. вЬжолупать

выколупывать (if; 1а) => вь1колупать вЬ1копать (pf; 1а; if: выкапывать; tr.) 1 (if: копать) [kuil, put e.d.] uitgraven, graven 2 (if: копать; (из [2])> opgraven, opdelven {(uit)}, [boom, steen e.d.] uitgraven; [boom, struik e.d.] uitspitten 3 .!. (ovdr.) opduikelen, opschaпelen, ор de kop tikken •:• откуда ты такбго мужика вЫкопалl waar heb je die vent opgeduikeld!

вЬ1копаться (pf; 1а; if: выкапываться} z. uitgraven, z. bevrijden (uit ееп zandhoop e.d.) вЬ1коптить (pf; 4а; tr.} 1 (if: коптйть) [vis, vlees] roken 2 (v. rook) [raam, glas e.d.] beroeten, helemaal met roet bedekken

ВЬIКЛЮЧИТЬ - ВЬIКрОШИТЬСЯ вЬ1корм (m.; 1 а) (v. kalveren e.d.) het grootbrengen; (v. kinderen) het opvoeden вЬ1кормить (pf; 4а; if: выкармливать; tr.) groot­ brengen •:• - � met de borst voeden вЬ1кормиться (pf; 4а; if: выкармливаться> .!. (v. paarden e.d.) genoeg eten, z. vol (vr)eten вЬ1кормка (f.; з*а) => вь1корм вЬ1кормок (m.ап.; з*а) => вь1кормыш вЬ1кормыш (m.an.; 4а) 1 dierenjong h (dat door mensen thuis is grootgebracht) 2 stukh uitschot/ uitvaagsel, iem. die voor galg en rad is opgegroeid

вЬ1корчевать (pf; 2а; if: выкорчёвывать; tr.) rooien, eruithalen (d.m.v. rooien); (ovdr.) [bureaucratie e.d.] (met wortel en tak) uitroeien

выкорчёвка (f.; з*а) J. sb. v. вь1корчевать выкорчёвывание (n.; 7а) sb. v. вЬ1корчевать выкорчёвывать (if; 1а) => вь1корчевать вЬ1косить (pf; 4а; if: выкашивать; tr.) afmaaien, kaalmaaien, neermaaien (ook ovdr.) •:• - протйвника пулемётом de tegenstander met een machinegeweer neerrnaaien

выкрадываться (if; 1 а) => вь1красться выкраивать (if; 1а) => в:Ь1кроить вЬ1красить (pf; 4а[(з)); tr.} [huis, schuur e.d.] schil­ deren; verven, beschilderen, met verf bestrijken; kleuren ·:· шкаф был вь1крашен в красный цвет de kast was rood geschilderd; (осталось тблько) - и вЫбРосить J, rijp voor de prullenmand вЬ1красть (pf; 7а(д); tr.) (weg)roven, stelen

вЬ1красться (pf; 7а(д); if: выкрадываться; из [2]) wegsluipen uit, er stiekem vandoor gaan

выкрашивать (if; 1 а) => вь1крошить выкрашиваться (if; 1 а) 1 => вь1крошиться 2 pass. v. выкрашивать вЬ1крест (m.an.; 1 а) :j: bekeerling вЬ1креститься (pf; 4а; if: выкрещиваться) :j: z. bekeren

вЬ1крестка (f.ап.; з*а) :!: bekeerlinge выкрещиваться (if; 1а)=> вь1креститься вЬ1крик (m.; за; [2]) uitroep, schreeuw {van [ontstemming, schrik e.d.]}

выкрИкивание (п.; 7а) geschreeuwh выкрИкивать (if; 1а) => вь1крикнуть вЬ1крикнуть (pf; за; if: выкрйкивать; tr.) [woorden, namen e.d.] uitschreeuwen

вЬ1кристаллизоваться (pf; 2а; if: выкристалли­ з6вываться) (ovdr.) uitkristalliseren выкристаллиз6вываться (if; 1 а) => вь1кристал­ лизоваться вЬ1кричать (pf; 5а) U. 1 uitschreeuwen, van zich afschreeuwen •:• - свою � z'n pijn van zich afschreeuwen 2 door schreeuwen (ver)krijgen

вЬ1кричаться (pf; 5а} U. het uitschreeuwen, van zich afschreeuwen •:• пусть вЫкричится laat hem uitrazen вЬ1кроечка (f.; з*а) dim. v. вЬ1кройка вЬ1кроить (pf; 4а; if: выкраивать; tr.) 1 [patroon] uitknippen, (jurk, broek e.d.] knippen 2 .!. [geld] ophoesten; [tijd] vrijmaken •:• надо - � wij moeten middelen zien te vinden

вЬ1кройка (f.; 3*а) (knip)patroon h, model h вЬ1крошить (pf; 4а; if: выкрашивать; [4] (из [2]}) .!. (d.m. v. verkruimelen) uitpeuteren, peuteren uit •:• - мякиш из хлеба het Ьinnenste uit een brood peuteren

вЬ1крошиться (pf; 4а; if: выкрашиваться} .!. verkrui­ melen, verbrokkelen, in kruimels breken •:• у меня Ш вЫкрошился een van mijn tanden is verbrokkeld

выкрутасы - вь1лететь выкрутасы (pl.t.; m.1a) ! (v. lichaam) vreemde/ grillige bewegingen; (v. letters e.d.) krullen; (ovdr.) nukken, grillen, vreemde kuren •:• без выкрутасов zonder (veel/verdere) flauwe kul (zonder overbodige handelingen); говооИть с выкрутасами aanstellerig spreken; с выкрутасами и завитУwками (v. (hand-) schrift) met halen en krullen, met tierelantijnen вЬ1крутить (pf; 4а; if: выкручивать; tr.) 1 losdraaien, uitdraaien •:• - лампочку een lamp losdraaien; - Dfu iem.s arm omdraaien 2 J). [was e.d.] uitwringen, uit­ knijpen •:• - бельё het wasgoed uitwringen вЬ1крутиться (pf; 4а; if: выкрJчиваться) (v. lamp e.d.) losraken (door draaien), losdraaien; z. eruit draaien (ook ovdr.), z. losdraaien; (ovdr.) z. eruit (proberen te) werken, eronderuit proberen te komen •:• он всегда найдёт способ - hij is niet voor een gat te vangen, hij vindt altijd wel een manier от eronderuit te komen; Ш!!п выкручиваться! geen uitvluchten meer! вЬ1крутка (f.; 3*а) ! sb. v. вЬ1крутить выкручивание (n.; 7а) => вь1крутка выкручивать (if; 1 а) => вьrкрутить выкручиваться (if; 1 а) => вь1крутиться выкувЬ1ркивать (if; 1 а) => вь1кувырнуть выкувЬ1р1шваться (if; 1 а) => вь1кувырнуться вЬ1кувырнуть (pf; 3а; if: выкувЬ1ркивать; [4] из [2]) J). [ergens, auto, kamer, etc.] uitgooien, uitduwen, gooien uit [kamer, auto, etc.], duwen uit вЬ1кувырнуться (pf; 3а; if: выкувЬ1ркиваться; (из [2])) .U. eruitrollen, eruitvallen, [ruimte] uitrollen, uitvallen, rollen uit, vallen uit, kukelen uit (rollend, wentelend) вЬ1куп (m.; 1а) afkoop, losgeld h, losprijs, vrijkoop; inlossing (v. pand) •:• потребовать - losgeld eisen вЬ1купать (pf; 1а) => купать выкупать (if; 1 а) => вь1купить вЬ1купаться (pf; 1а) => купаться выкупаться (if; 1 а) => вь1купиться вЬ1купить (pf; 4а; if: выкупать; tr.) 1 afkopen; (pand, ring e.d.] inlossen, lossen, aflossen, vrijkopen, terug­ kopen (uit de lommerd) •:• - [4] из ломбарда [ring, pand e.d.] lossen 2 [slaaf, gijzelaar e.d.] vrijkopen, loskopen вЬ1куш1ться (pf; 4а; if: выкупаться; из [2]) z. vrij­ kopen uit [slavernij e.d.] выкупной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) adj. v. в:Ь1куп •:• выкуп­ нь1е деньги (v. onderpand e.d.) afkoopsom; (m.b.t. gijzelaar, gevangene) losgeld h, losprijs выкуривание (n.; 7а) sb. v. вь1курить выкуривать (if; la) => вь1курить вЬ1курить (pf; 4а; if: выкуривать; tr.) 1 (sigaret, pijp e.d.] oproken, [(pakjes) sigaretten] er rokend doorheenjagen •:• он каждый день выкуривает двадцать сигарет hij rookt twintig sigaretten per dag 2 uitroken, door roken verdrijven; (ovdr.) weg­ pesten, wegtreiteren; wegsturen •:• охотники вЫку­ рили лису из норь1 de jagers rookten de vos uit zijn hol; его вь1курили Из дому ze hebben hem het huis uitgepest 3 :j: distilleren •:• - серой uitzwavelen; - спирт alcohol stoken/distilleren вЬ1курка (f.; 3*а) ! het distilleren, distillatie вЬ1кус (m.; 1 а) J). hap (plek waar ееп hap uit genomen is) вЬ1кусить (pf; 4а; if: выкJсывать; tr.) uitknagen, uitbljten ... на-ка, вь1куси! ! mooi niet!, je tante!, je grootje! выкусывать (if; 1 а) => вь1кусить вЬ1кушать (pf; 1а; tr.) :� drinken •:• вЫкуwайте чайку! neemt и een kopje thee!

1 94 вылавливание (n.; 7а) sb. v. в:Ь1ловить вылавливать (if; 1а) => вь1ловить вЬшаз (m.; 1a) J). kruipgath, opening вЬшазка (f.; 3*а) 1 :!: mil. (ook ovdr.) uitval, aanval •:• соверwИть вь1лазку een uitval doen 2 uitstapje h, tochtje h, excursie (meestal naar de natuur) вЬшакать (pf; 1а; tr.) J). (v. dieren еп mensen) [bord soep, schaal water e.d.] leegslobberen, [melk, water, soep e.d.] opslobberen; (v. mensen) [fles wodka/wijn e.d.] leegzuipen, (wodka, wijn e.d.] opzuipen выламывать (if; 1 а) => ВЬIЛОмать ·:· меня всего выламывает (па inspanning) ik ben geradbraakt, ik ben kapot/gesloopt; (bij ziekte) alles doet (me) pijn/ zeer выламываться (if; 1 a) J). (depr.) grimassen maken, gezichten/bekken trekken; z. aanstellen, z. uitsloven; z. ор de voorgrond proberen te dringen вылащивать (if; 1а) => ВЬIЛОЩИТЬ вЬшежать (pf; 5а; if: вылёживать; tr.) (week, maand e.d.J (Ыijven) liggen вЬшежаться (pf; 5Ь; if: вылёживаться) 1 (v. fruit, wijn e.d.) (de vereiste tijd) liggen, rijpen (door liggen); (v. tabak) narijpen 2 ! lange tijd liggen; liggend rusten; liggen tot men er genoeg van heeft вылёживать (if; 1а) => вь1лежать вылёживаться (if; 1а) => вЬIЛежаться вЬшежка (f.; 3*а) het narijpen вылезать (if; 1а) => вь1лезти вЬшезти (pf; 7а(3); if: вылезать; i ntr.) 1 ((из [2])) [ruimte, schuilplaats, etc.] uitklimmen, uitkruipen, uitklauteren; klimmen, kruipen, klauteren {(uit)}; .U. [bus, tram] uitstappen, stappen uit [bus, tram] •:• - на берег ор de oever klimmen; он не вылезает из долгов (ovdr.) hij slaagt er niet in uit de schulden te komen; - из норЫ uit een hol kruipen 2 J. tevoor­ schijn klimmen/kruipen •:• рубаха вЫлезла Из-под свитера je hemd komt onder je trui uitkijken; - на первый план z. ор de voorgrond dringen 3 naar buiten puilen, uitpuilen, puilen uit, uitsteken, steken uit •:• глаза [2] вь1лезли из орбИт (v. verbazing) iem.s ogen vielen uit de kassen; из раны вылезали наружу кишки de ingewanden puilden uit de wond naar buiten 4 (v. haar, pluis, wol) uitvallen •:• у него волосы вь1лезли zijn haren vielen uit s ор de prop­ pen komen met, weer beginnen/aankomen met [opmerkingen e.d.] вЬrnезть (pf; 7а[(3))) J. => вЬIЛезти вЬшепить (pf; 4а) => лепИть l вЬшет (m.; 1 а) (v. vliegtuig) vertrek h; (v. vogel) het wegvliegen •:• - � [4] av. vlucht naar; время вЫлета vertrektijd (v. vliegtuig); � вь1лета av. vertrekhal вылетать (if; 1 а) => ВЬIЛететь вЬшететь (pf; 5а; if: вылетать; intr.) 1 ((из [2])) (v. vogels) wegvliegen (uit), [ergens] uitvliegen; (v. vliegtuig) vertrekken; (v. palletje, hejЬoom e.d.) [ergens] uitschieten, schieten uit, losschieten ·:· птенец вь1летел из гнезда het kuiken is uitge­ vlogen; хмель моментально вь1летел у него из головь1 hij ontnuchterde van het ene moment ор het andere; Это совершенно вь1летело у меня из головь1 ik ben het straal vergeten, het is mij hele­ maal ontschoten, het is mij helemaal door het hoofd geschoten; - � дверь de deur uit stuiven; из камня вь1летела Искра een vonk sprong uit de steen; - из куколки (v. insect) z. ontpoppen; вылетать Из-под .мJШ uit de pen vloeien; - роем (v. bijen) uitzwermen; - в � 1 ! (v. bedrijf) ор de

вылечивать - в:Ь1мараться

1 95 fles gаап, baпkroet gаап, over de kop gаап 2 (v. geld) er doorheeп gejaagd wordeп/zijп 3 (v. tijd) пааr de Ьliksem gаап, verkпoeid wordeп/zijп 2 tevoor­ schijп vliegeпfkomeп, verschijпeп (vliegend) •:• орёл вь1летел Из-за горЫ de adelaar vloog achter de berg vaпdaan 3 U. eruit vliegeп, de zak krijgeп, oпtslageп wordeп •:• он вылетел из университета hij is vап de uпiversiteit geschopt; - с � er met ееп (grote) boog uit vliegeп

вылечивать (if; i а) => в:Ь1лечить вылечиваться (if; i а) => в:Ьrлечиться вЬшечить (pf; 4а; if: вылечивать; tr.) gепеzеп, gezoпd makeп •:• - больного ееп zieke gепеzеп вЬшечиться (pf; 4а; if: вылечиваться; ( от [2]}) gепеzеп (vап [ziekte]) (ook ovdr.), gezoпd/beter wordeп •:• она вылечилась от QШш ze is vап kaпker gепеzеп

выливать (if; 1а) => ВЬIЛИТЬ ВЫЛИВаТЬСЯ (if; l a) => ВЬIЛИТЬСЯ вЬшизанный (adj.; 1*а) (v. huis e.d.) kraakziпdelijk, kraakhelder

вЬшизать (pf; ба; if: вылИзывать; tr.) 1 [рап, bord e.d.] schooпlikkeп; [рап e.d.] uitlikkeп, [bord, lepel, schotel e.d.] aflikkeп •:• собака вылизала щенка de hoпd likte haar puppie schoon 2 J, braпdschooп makeп, helemaal аап kaпt makeп •:• комната была вЫлизана de kamer was braпdschooп/helemaal аап kaпt

вЬшизаться (pf; ба; if: вылизываться) (v. hond, poes e.d.) z. schooпlikkeп вылИзывать (if; i a) => в:Ь1лизать вылизываться (if; i a) 1 => в:Ьrлизаться 2 pass. v. выл:Изывать вЬшинять (pf; i а) => линЯть вЬшитый (adj.; 1а) gegoteп •:• он - � hij is het eveпbeeld vап zijп vader, hij lijkt sprekeпd ор zijп vader, het is sprekeпd zijп vader, hij lijkt als twee druppels water ор zijп vader ВLIЛИТЬ (pf; lla; if: выливать; [4] (из [2])) , [vloei­ stof] gieteп uit [fles, emmer e.d.], ergeпs uitgieteп •:• - вино � бутЫлки wijп uit de fles gieteп; - воду !Ш пол water over de vloer gieten 2 [beeld, monu­ ment] gieten (uit [broпs e.d.J) •:• - памятник из бронзы een monument uit brons gieten

вЬшиться (pf; i 1a; if: выливаться) 1 ( {из [2])) (v. v/oeistof) [ergens] uitstromen, stromeп uit [fles, emmer e.d.), wegstromen (uit), weglopen (uit) 2 (в [4]) overgaan iп, uitlopen ор [revolutie, gevech­ ten e.d.]s •:• пока нельзя сказать, во что всё Это вЫльется het is поg пiet te zeggeп, hoe alles zal uitpakkeп; шествие вылилось в демонстрацию de optocht liep uit ор ееп demoпstratie; беспорЯдки вь1лились в револЮuию de waпordelijkhedeп sloegen over in ееп revolutie вЬшов (m.; i a) het opvissen вЬ1ловить (pf; 4а; if: вылавливать; tr.) 1 [dreпke­ ling e.d.] oppikken; [vis, voorwerpen uit het water] opvissen 2 leegvissen •:• - всю � из озера een meer leegvissen ВLIЛОЖИТЬ (pf; 4а; if: выкладывать; tr.) 1 [spullen, aankopen, etc.] uitstalleп, пeerleggeп, uitspreiden (па ze eerst uitgepakt te hebben), uitpakken; [bedrag] ор tafel leggeп •:• - деньги на (4) geld пeertellen voor; - вещи � чемодана ееп koffer uitpakkeп, spullen uit ееп koffer haleп; - (41 .!Ш. стол [spullen] ор tafel uitstallen, ор tafel uitspreiden 2 J, eerlijk zeggen, opblechteп •) - [З] ШШ je hart luchten tegen

iem., alles uitpraten met; - � de waarheid opblechten/vertellen 3 ((5)) [muur e.d.] betegelen, [tegels e.d.] aaпbrengeп; bekledeп met; inleggen met •:• - дорожку кафелем een paadje betegeleп; � выложены met zilvereп borduursels 4 dial. castrereп, lubbeп

ВLIЛОЖИТЬСЯ (pf; 4а; if: выкладываться) J, (bij spe/, werk) al z'п krachteп geven, z. volledig inzetten, z. totaal inzetten, er alles uithalen; al z'n geld uit­ geven/verbrassen

вЬшом (m.; 1а) => в:Ьrломка вЬшомать (pf; ia; if: выламывать; tr.) uitbrekeп, wegbreken; [slot, deur e.d.] forcereп

ВLIЛОМИТЬ (pf; 4а; tr.) (in een keer) [deur e.d.j iпbeukeп, iпtrappeп; [raam e.d.] iпslaaп

вЬшомка (f.; з*а) 1 sb. v. в:Ьшомать/в:Ь1ломить 2 gath (ontstaan door intrappen/ins/aan/forceren e.d.) вЬшощенный (adj.; 1*а) glaпzend, gepolijst •:• выло­ щенные манеры verfijnde/gepolijste manieren ВLIЛОЩИТЬ (pf; 4а; if: вылащивать) polijsteп, dоеп glaпzen

вЬшудить (pf; 4с/4Ь) => луд:Ить вЬшупить (pf; 4а; if: вылупливать; tr.) grof[ogen] (wijd) opensperren

вЬшупиться (pf; 4а) 1 (if: выл:Уплива ться) (v. kuikens, vogels e.d.) uitkomeп, uit het ei komen/ kruipen 2 U. (v. ogen) wijd ореп staaп 3 grof(depr.) stareп (пааr), iem. aaпstareп, аапgареп •:• чего вЫлупился? wat stond je (daar) пои te kijkeп?, heb ik soms wat vап je aan?

вылупливать (if; i а> => в:Ьrлупить вылупливаться (if; i а) => в:Ьrлупиться вылущивать (if; i a) => в:Ьrлущить вЬшущить (pf; 4а; if: вылущивать; tr.) 1 => лущ:Ить 1 2 med. (operatief) verwijdereп, wegnemen

вЬ1мазать (pf; ба[(З)]; [4] [5]) 1 iпsmereп (met [verf, olie e.d.]) 2 J, [gezicht, kleren e.d.] volsmereп, ondersmereп, volkliedereп, oпderkliedereп {met} •:• - себе т!..!.&2 z'п gezicht vuilmaken/oпderkliede­ ren 3 (if: вымазывать) U. [zalf, smeer, olie e.d.] opmakeп вЬ1мазаться (pf; ба[(З)]) 1 ({[5])> J, z. volsmereп, z. oпderkliederen, z. oпdersmeren, z. volklie­ dereп { (met) •:• - маслом z. volsmereп met olie 2 (if: вымазываться) U. (v. zalf. smeer e.d.) opraken вымазывать (if; 1а) => в:Ь1мазать 3 вымазываться (if; 1а) 1 => в:Ь1мазаться 2 2 pass. v. вымазывать вЬ1макать (pf; 1а; tr.> J.. [olie e.d.] opmaken (door

voorwerpen erin onder te dompelen oferin te dopen) •:• он вымакал всё масло hij heeft alle olie opge­

maakt

вымаливать (if; 1а) => ВЬIМОЛИТЬ выманивать (if; 1 а) => в:Ь1манить вЬ1манить (pf; 4а; if: выманивать; tr.) 1 (из [2]> weglokkeп, пааr buiteп lokken, tevoorschijп lok­ keп •:• - пж.У из норЫ een vos uit zijп hol lokkeп 2 U. (door /ist, bedrog e.d.) iem. [geld e.d.] aftroggeleп, lospeuteren (blj/vaп), loskrijgen (vап); iem. [geld, geheim] oпtfutseleп; [geheim e.d.] loskrijgen (van), oпtlokkeп •:• - у (2) деньги iem. geld uit de zak kloppeп вЬ1марать (pf; 1а; tr.) 1 => марать 2 (if: вымары­ вать> U. [woordeп, regel e.d.] doorstrepeп, doorhaleп, doorkrasseп, oпleesbaar maken

вЬ1мараться (if; 1 а; if: вымарываться)=> мараться

вымаривать - в:Ь1мученный вымаривать (if; 1 3) => в:Ь1морить вымарывание (n.; 73) sb. v. в:Ь1марать 2 вымарывать (if; 1 3) => в:Ь1марать 2 вымарываться (if; 1 3; pf: вьrмараться) => мараться вЬ1матер11ть (pf; 4а; tr.) verrot schelden, uitschelden выматывать (if; l a) => в:Ь1мотать выматываться (if. 1 3) => в:Ь1мотаться вЬ1махать (pf; 13; if: вымахивать) 1 (tr.) JJ. wegjagen (door te zwaaien) 2 (tr.) JJ. [armen] тое zwaaien 3 (intr.) J, lang worden, groot worden •:• какой ты вь1махал! wat ben je groot geworden! вымахивать (if; l a) => в:Ь1махать вымачивание (n.; 7а) sb. v. в:Ь1мочить вымачивать (if; l a) => ВЬIМОЧИТЬ вымачиваться (if; la) => в:Ь1мочиться ВЫМаЩИВаТЬ (if; la; pf: ВЬIМОСТИТЬ) => МОСТ:ЙТЬ выменивать (if; 1 а) => в:Ь1менять выменн6й (adj.; 1 Ь) uiеrвЬ1менять (pf; la; if: выменивать; [4] на [4)) J, [artikel, object) ruilen voor [ander artikel, object) •:• - кннrу на авторучку een boek voor een vulpen ruilen вЬ1мереть (pf; 9а; if: вымирать; intr.) 1 (v. planten, dieren e.d.) uitsterven 2 (v. dorpen, gebleden e.d.) uitsterven, ontvolkt raken •:• rORo.a вЫмер de stad was uitgestorven; gо.м словно вЫмер het huis lag er verlaten Ьij

вымерзание (n.; 7а) bevriezing вымерзать (if; la) => в:Ь1мерзнуть вЬ1мерзнуть (pf; 3°а; if: вымерзать; intr.) (v. gewassen) bevriezen; (v. gewassen, planten) kapotvriezen; (v. insecten) doodvriezen вымеривать (if; 1 3) => в:Ь1мерить вЬ1мерить (pf; 4а[(З)]; pres. ook вьrмеряю, вьrмер­ яешь, ... ; if: вымеривать; tr.) (op)meten (zorgvuldig of helemaal) ·:· - площадь сада de oppervlakte van de tuin meten, de tuin opmeten

вЬ1мерший (adj.; 4а) (v. dier(soort) e.d" straat, stad e.d.) uitgestorven вымерЯ:ть (if; la) => в:Ь1мерить вЬ1месить (pf; 4а; if: вымешивать; tr.) [deeg e.d.] doorkneden

вЬ1меска (f.; з*а) sb. v. в:Ь1месить вымесн6й (adj.; l b) m.b.t. het doorkneden (v. deeg e.d.) вЬ1мести (pf; 7а(9); if: выметать; tr.) 1 [vuil de kamer) uitbezemen; [vuil] wegbezemen, wegvegen, vegen uit [kamer]; [kamer, gang] schoonvegen (met bezem), schoonbezemen •:• - мусор из комнаты het vuil uit de kamer vegen вЬ1местись (pf; 7а; if: выметаться) grofopdonderen, oplazeren, opsodemieteren, 'm smeren вЬ1местить (pf; 4а; if: вымещать; [4] на [6]) [woede, frustratie e.d.] afreageren ор •:• - свою злобу z'n woede koelen/afreageren; - на (6) z. uitleven ор iem. вЬ1метать (pf; tr.) 1 (1а; if: вымётывать/метать 1 1 1) omzomen, zoom stikken •:• - петли knoopsgaten maken 2 (ба) => метать 1 3 3 (ба; if: вымётывать) J, in delen/geleidelijk/beetje Ьij beetje uitgooien/ uitwerpen 4 (ба; if: вымётывать) [loten] doen ontspruiten

выметать (if; 1 а> => вЬ1мести выметаться (if; 1 а) 1 => вЬ1местись 2 pass. v. выметать вымётывать (if; la) => вЬ1метать 1 ,3,4 вЬ1мешать (pf; la; if: вымешивать; tr.) (helemaal) mengen (door roeren), grondig roeren (tot z. ееп massa/substantie vormt)

вымешивать (if; la; tr.) 1 => вЬ1мешать 2 => вЬ1месить вымещать (if; l a) => вЬ1местить вымирание (n.; 7а) (v. diersoorten) uitsterving •:• Эти птнцы находятся под угрозой вымирания deze vogels worden met uitsterven bedreigd

вымирать (if; 13) => в:Ь1мереть вымогание (n.; 7а) afpersing, het afpersen, chantage, het chanteren

вымогатель (m.an.; 2а) chanteur, afperser вымогательница (f.an.; 5а) chanteuse, afperser вымогательский (3dj.; за; kv. ?; comp. 0) afpersers-; afpersings-, сhаntаgе-

вымогательство (n.; 13) afpersing, chantage вымогать (if; la; p.pret.p. 0; tr./[2]) chanteren, [geld] afpersen •:• - � у (2) iem. geld afpersen, chanteren вЬ1моина (f.; l a) uitgeschuurde geul вымокать (if; la) => вЬ1мокнуть вЬ1мокнуть (pf; 3°а; if: вымокать; intr.) 1 doorweken, drijfnat worden 2 weken, geweekt worden •:• селёд­ ка вымокла de haring was geweekt вымолачивать (if; la) => вЬ1молотить вЬ1молвить (pf; 4а; tr.) spreken, uitbrengen •:• он не мог - ни Оl1.О1ш от (2) hij kon geen woord uitbrengen van [emotie e.d.]

вЬ1молить (pf; 4а; if: вымаливать; tr.) afsmeken, voortdurend vragen от, afЬedelen, afЬidden •:• - у Бога прошение за грехи Ьij God vergeving van z'n zonden afsmeken

вЬ1молот (m.; l a) => вЬ1молотка вЬ1молотить (pf; 4а; if: вымолачивать; tr.) uitdorsen вЬ1молотка (f.; з*а) 1 het uitdorsen 2 uitgedorst graan

вымораживание (n.; 7а) het doodvriezen; het koelen

вымораживать (if; la) => вЬ1морозить вЬ1морить (pf; 4а; if: вымаривать; tr.> 1 uithongeren, doodhongeren 2 [muizen e.d.] verdelgen (met gif) вЬ1морозить (pf; 4а(2); if: вымораживать; tr.) 1 (ijskoud) koelen 2 dood laten vriezen •:• - тарака­ .!f2§. kakkerlakken doodvriezen

вЬ1морозки (pl.t.; f.3*a) ".f./spec. alcoholische dranken (waarvan het water uitgevroren is) вЬ1морочность (f.; 8а) sb. v. вЬ1морочный вЬ1морочный (adj.; l*a)jur. vervallen (па erjloos overlijden overgeЬ/even) •:• выморочное имУwество erfloze nalatenschap

ВLIМОСТИТЬ (pf; 4а; if: вымащивать) => МОСТ:ЙТЬ вЬ1мотать (pf; la; if: выматывать; tr.) .J, uitputten, vermoeien •:• - Аiц!у [З] J, iem. aan het hoofd zeuren, de kop gek zeuren, doodongerust maken; - все снлы alle krachten uitputten

вЬ1мотаться (pf; la; if: выматываться) .J, uitgeput raken/zijn, aan het eind van z'n Latijn raken/zijn

вЬ1мочить (pf; 4а; if: вымачивать; tr.) 1 doorweken, door en door nat maken, kleddernat maken 2 in de week leggen/zetten, (laten) weken вЬ1мочиться (pf; 4а; if: вымачиваться) (staan/ liggen te) weken, in de week staan BLIMOЧKa (f.; 3*а) sb. v. ВЬIМОЧИТЬ вЬ1мпел (m.; 1 a/1c(l)) 1 wimpel, vaandel h; (v. с/иЬ, bij wedstrijd e.d.) vaantje h 2 av. berichtkoker вЬ1мпельный (adj.; 1*а) 1 wimpel-, vaandel-; (v. с/иЬ, bij wedstrijd e.d.) van (een) vaantje 2 adj. v. вЬ1мпел 2 вЬ1мученный (adj.; 1*а) (v. glimlach e.d.) gemaakt, geforceerd

вымУч ивать - выпаивать

1 97

ВЫМУЧИВаТЬ (if; lЗ) � ВЬiмучИТЬ вЬ1мучить (pf; 4а(3); pres. ook в:Ь1мучаю, в:Ь1муча­ ешь, . " ; imp. ook в:Ьrмучай; if: вымУчивать; tr.) eruitwringen, eruitpersen, afdwingen (ovdr.) ; for­ ceren •:• - признание een bekentenis afdwingen; - � geforceerd lachen, een lachje eruitpersen вЬ1муштрованность (f.; 8а) gedrildheid

вЬ1муштровать (pf; 2а) � муштровать вымывать (if; la) � ВЬIМЫТЬ 2 ВЫМЫВаТЬСЯ (if; l З) 1 (pf: ВЬIМЫТЬСЯ) � мЬ'IТЬСЯ 2 pass. v. вь1мыть 2 вЬ1мысел (m.; i*a) bedenksel h, verzinsel h, fabel, fantasie, verdichtsel h

вЬ1мыслить (pf; 4а; p.pret.p. в:Ь1мышленный; if: вымышлять; tr.) + verzinnen, bedenken ВЬIМЫТЬ (pf; 1 2а; tr.) 1 � мыть 1 2 (if: вымывать) geol. uitspoelen, uitschuren, uitwassen •:• - песбк из пбчвы zand uit de Ьоdет wassen; дождь вЫмыл Яш de regen heeft een kuil uitgeschuurd

вЬ1мыться (pf; 1 2а; if: вымываться) � м:Ь1ться вЬ1мышленный (adj.; i*a(l)) fictief, gefingeerd, verzonnen, denkbeeldig, bedacht

ВЫМЫШЛЯТЬ (if; l a) � ВЬIМЫСЛИТЬ вЬ1мя (n.; 8°с(ё); pl. ?) uier •:• кообвье - koeienuier вынашивать (if; la) � ВЬIНОСИТЬ вынесение (n.; 7а) sb. v. вьшести 1 .4 ·:· - поиговбоа (de uitspraak van een) vonnis h, uitspraak

вЬ1нести (pf; 7а(с) (9); if: вынос:Ить; tr.) 1 naar buiten dragen/brengen •:• !!Шп вЫнес бумажки за окнб de

papieren waaiden uit het rаат; ветром вЪtнесло бумажки за окно de papieren waaiden uit het rаат; - за скббки mat. buiten de haakjes brengen 2 verschuiven, naar voren schuiven •:• - благодар­ .!:!.00.!!! 11' iет. dank brengen voor; - � (на об· суждение) een kwestie ter sprake/tafel brengen; - на nодН in de kantlijn aantekenen; � вынесло егб в/на [4) de strooт voerde hет naar ." 3 (indruk v. iет., iets] overhouden •:• - впечатление из [2) een indruk overhouden van; - заключение conclusie trekken, tot een conclusie koтen, conclu­ deren; - mОн из [2) lering trekken uit 4 bekend­ тaken, naar buiten brengen, uitspreken, uitvaar­ digen (v. vonnis, beslissing e.d.) •:• - IШnм доверия/ недоверия een тotie van vertrouwen/wantrouwen indienen; - обвинение [З) в [6) iет. schuldig be­ vinden aan; - приговбрjиr. een vonnis uitspreken, uitspraak doen; бЫло вЫнесено благоприЯтное решение de beslissing is gunstig uitgevallen; - � о невиновности [2]jur. iет. onschuldig bevinden 5 uithouden, verdragen, doorstaan, dulden •:• выносить � ontberingen lijden; я прбсто не выношу таких людей ik kan dat soort тensen gewoon niet uitstaan, ik kan dat soort тensen niet luchten of zien вЬIНестись (pf; 7а(с); if: вынос:Иться) 1 wegschieten, wegstuiven •:• машина вынеслась из ворбт de auto schoot weg uit de poort, de wagen schoot de poort uit 2 tevoorschijn schieten/stuiven ·:· он вь1несся м улицу hij storтde de straat ор

вынимать (if; ia) � в:Ьшуть выниматься (if; i a) 1 � вьшуться 2 ..1. ergens (тakkelijk) uit kunnen koтen/worden gehaald

вЬIНос (m.; i a) 1 het naar buiten dragen •:• м - от af te halen (Chin. eten, etc.); продавать пuво на Ьier verkopen от тее te neтen; 2 het uitdragen [van dode] 3 lawine van тodder en stenen 4 (v. lang voertuig) uitzwaai; bwk. overstekh •:• - � (v. hijs-

kraan) reikwijdte 5 hip. voorspan h выносИмый (adj.; 1 а} draaglijk •:• IDY.Aнo - тoeilijk te verdragen

вьшосить (pf; 4а; if: вынашивать; tr.) 1 (zwanger­ schap] uitdragen 2 (gedachte e.d.] heleтaal rijp тaken, cultiveren •:• - заговор een coтplot sтeden; вынашивать � ор een plan zitten te broeden; - планы plannen sтeden выносить (if; 4с) � в:Ь1нести выноситься (if; 4с} � в:Ь1нестись вЬ1носка (f.; 3*а) 1 ..1. het naar buiten dragen 2 + noot

(in tekst) вынбсливость (f.; 8а) uithoudingsvermogen h; (ovdr. ) gehardheid, taaiheid; med. weerstandsverтogen h , tolerantie (v. mens, dier) •:• гоаннuа/предел вынбсли­ вости med. tolerantiegrens; хорбшая - groot uit­ houdingsvermogen

вынбсливый (adj.; i a} gehard, taai, теt groot weer­ standsverтogen/uithoudingsvermogen h •:• он - hij

heeft een groot uithoudingsverтogen, hij kan veel verdragen/hebben; � вынбсливым hard worden выноснбй (adj.; 1 Ь; kv.m. rэ} 1 draagbaar 2 hip. vооrsраn­ вьшошенный (adj.; i*a) ..1. (v. kleding) tot ор de draad versleten, versleten, afgedragen; (ovdr., v. zaken e.d.) rijp, voldragen вьшудить (pf; 4а; p.pret.p. в:Ьшужденный; if: вынуж­ дать; tr.} 1 dwingen, noodzaken ·:· я вь1нужден (был) + inf. ik тoet/тoest, ik voel(de) те gedwon­ gen, ik zie (zag) те genoodzaakt; - [4] уехать iет. dwingen weg te gaan 2 [bekentenis, belofte e.d.] afdwingen; afpersen

вынуждать (if; ia} � вьшудить вьшужденность (f.; 8а} sb. v. в:Ь1нужденный вЬIНужденный (adj.; i*a(l)) gedwongen, noodgedwongen, onvrijwillig ·:· вь1нужденная � noodтaatregel, noodvoorziening; вЫнужденная О!!ШШ.!ш gedwongen ontslag; вЫнужденная посадка noodlanding вьшуть (pf; 3а(2); if: вынимать; [4] из [2]} eruithalen, halen uit, eruitneтen, eruitpakken, neтen/pakken uit •:• - из [2] AiJш doodkwellen, het Ыоеd onder de nagels vandaan halen; - из к.мм.mш uit z'n zak halen; - � из плода een vrucht ontpitten; - из нбжен [теs] uit de schede trekken; вынь да Ш2.ll.Ож!!.1 !). voor de dag еrтее!, hier еrтее!, geef ор!, ik wil het тeteen hebben! вьшуться (pf; 3а(2); if: выниматься) ergens uitge­ trokken/uitgehaald worden, ergens uitkoтen вынЬ1ривать (if; 1а} � в:Ьшырнуть вьшырнуть (pf; 3а; if: вын:Ь1ривать; intr.; (из [2])) (lett., v. duiker e.d.) bovenkoтen; (lett./ovdr.) opduiken (uit) •:• - из темноты uit het donker opduiken; - Из-за � de hoek koтen 6тzetten вЬIНюхать (pf; 1 а; if: вынюхивать} vinden (door te ruiken); (о [6]/про [4]) pej. [geheiт] uitvissen

вынюхивать (if; 1а} � вь1нюхать вынянчивать (if; ia) � вЬ1нянчить ВЬIНЯНЧJIТЬ (pf; 4а; if: вынянчивать; tr.} J. [kind] grootbrengen

вьшад (m.; 1а) sport. uitval (ook ovdr.: iem. vijandelijk bejegenen) •:• � - schijnbeweging (boksen e.d.); сделать - в адрес [2] (ovdr.) een uitval doen naar iет. выпадать (if; ia} � в:Ьшасть выпадение (n.; 7а} (v. haar, tanden) het uitvallen; uit­ val; (v. neerslag) val •:• - волбс haaruitval; - дождевых осадков regenval; - памяти geheugenverlies h выпаивать (if; 1а) � в:Ьшоить

выпаливать - выпИсывать выпаливать (if; i 3) � в:Ь1палить вЬшалить (pf; 43; if: выпаливать; tr.) 1 schieten, vuren •:• - � пулемёта uit/met een machinegeweer vuren 2 .!. losbranden (gaan spreken); erop los praten •:• - [4] одним духом [les, jaartallen e.d.] opspuiten; - как из пулемёта iets raffelend opdreunen выпалывать (if; i3; pf: вЬшолоть) � пол6ть выпаривание (n.; 73) sb. v. в:Ьшарить выпаривать (if; 13) � в:Ьшарить выпариваться (if; 1 3) � в:Ьшариться выпарИтельный (3dj.; 1*3) uitstoom-; uitdamp-, inkооkвЬшарить sb. v. в:Ьшарить выпарной (3dj.; 1 Ь; kv.m. 0) inkook-, indаmр­

выпархивать (if; 1а) � в:Ьшорхнуть выпарывать (if; 1а) � в:Ьшороть 1 вЬшас (m.; 13) 1 weide(plaats), weideplaats 2 sb. v. выпасать выпасать (if; 1а) weiden, laten grazen выпасной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) wеidевЬшасть (pf; 7а(д); if: выпадать; из [2]> 1 uitvallen, vallen uit •:• старИк вь1пал из лодки de oude man viel uit de boot; его Имя вь1пало у менЯ из памяти zijn naam is mij ontschoten; у него вЫпал зуб hij heeft een tand verloren; у меня выпадают волосы mijn haren vallen uit, ik heb last van haaruitval; - из поля зрения uit het gezichtsveld verdwijnen 2 (v. neerslag) vallen •:• вЫпал Иней het heeft gerijpt (ег is rijp gevormd); выпала пошi het dauwt; выпал глубокий � er is een dik pak sneeuw gevallen 3 Ьlijken te zijn, toevallig zijn •:• лето вЫпало жаркое de zomer Ыееk heet te zijn; у [2] выпали четЫре шестёрки за одИн раз (bij dobbelen) vier zessen in een worp gooien; Это вЫпало мне/на моЮ долю het viel mij te beurt; жребий вЫпал на него het lot viel ор hem; мне вЫпало задание ор mij kwam de opgave neer . .. ; ему/на его долю вЫпало счастье hem is een geluk wedervaren 4 .!. passen, niet meedoen •:• - из н..rт!1 uit het spel stappen, met het spel ophouden •••

вЬшачкать (pf; 1а) � пачкать вЬшачкаться s/. uitslover выпендриваться (if, 1а) � в:Ьшендриться вЬшендриться (pf; 4а; if. выпендриваться> s/. (proberen) de Ьlits (te) maken, z. uitsloven; z. aanstellen •:• .�:ш выпендривайся! U. stel je niet aan!, je moet niet zoveel kapsones hebben! вЬшердеть (pf; sa> U. 1 iets eruit schijten 2 moeizaam schijten 3 iets met veel moeite voor elkaar krijgen 4 iets eruit flappen, iets stoms zeggen

вЬшерднуть (pf; за> � в:Ьшердеть вЬшердок (m.an.; з*а> U. (schimp.; t.a.v. kind) ettertje h, klein krengh

вЬшереть (pf; ga; if: выпирать) 1 ([4] из [2]) .!. uit-

dringen, uitduwen; dringen, duwen {uit} 2 (intr.) .!. uitsteken, uitpuilen •:• из раны выпирали наружу кишки de ingewanden puilden uit de wond naar buiten; из чемодана выпирала одежда de kleren puilden uit de koffer 3 ([4] из [2]) U. wegtrappen, eruitschoppen •:• вь1Переть[4] из комнаты de kamer uitwerken; - [4] из школы iem. van school trappen вЬшестовать (pf; 2а; tr.) [kind] grootbrengen вЬшеть (pf; 1 2а; if: выпевать) 1 duidelijk/helder zingen 2 U. ronduit zeggen, eruitgooien, recht voor z'n raap zeggen вЬшечка (f.; з*а> 1 het bakken; het goed doorbakken ·:· хлеб домашней вь1печки huisbakken brood; ШШ! для выпечки bakplaat; - хлеба het bakken van brood 2 (со/.) gebak h вЬшечь (pf; 8а (к); if: выпекать; tr.) 1 bakken (zonder vet/olie) 2 gaar bakken, doorbakken •:• хлеб хорошо вь1печен het brood is goed doorbakken вЬшечься (pf; 8Ь/Ь) doorbakken worden, gaar worden •:• печенье прекрасно вь1пеклось koekjes zijn mooi gaar geworden выпивала (m./f.an.; f.1a) U. zuiplap, dronkelap выпивать (if; 1а; intr.) 1 [Ьер. hoeveelheid] drinken 2 wel eens wat drinken (niet vee/, afеп toe, niet elke

dag) 3 � в:Ьшить вЬшивка (f.; з*а> U. 1 zuippartij, drinkgelag h, slemp­ partij 2 (со/.) drank •:• он не может без выпивки hij kan niet zonder drank

выпивон (m.; 1а) .!. drinkgelag h выпивоха (m./f.an.; f.за> u. zuiplap, zuipschuit, drinkebroer, pimpelaar, nathals

выпИливание (n.; 7а) het uitzagen •:• узорное het figuurzagen

выпИливать (if; 1а) � в:Ьшилить вЬшилить (pf; 4а; if: выпиливать; [4] из [2]) [figuur, paneel] uitzagen in; [gleuf e.d.J wegzagen uit •:• - � [6] [figuren, gat] zagen in; - лобзиком figuurzagen вЬшилка (f.; з*а) 1 het uitzagen 2 uitgezaagd stukh выпирать (if; 1 а) � в:Ьшереть вЬшисать (pf, ба; if: выписывать; tr.) 1 overschrijven •:• - задания из учебника een opgave uit het leerboek overschrijven 2 [order, rekening e.d.] uitschrijven •:• - � een recept uitschrijven; - счёт een reke­ ning uitschrijven, factureren; - � een cheque uit­ schrijven 3 zorgvuldig schrijven, netjes tekenen •:• отлично - буквы mooie letters schrijven 4 (schrif­ telijk) bestellen, z. abonneren ор •:• - газету z. ор een krant abonneren; - кнИги boeken laten komen S (schriftelijk) oproepen, een brief sturen от te laten komen 6 (из [2]) uitschrijven uit, ontslaan uit [zieken­ huis] •:• - из больнИuы uit ziekenhuis ontslaan, gezond verklaren; - [4] Шl работу iem. gezond verklaren вЬшисаться (pf; ба; if: выписываться) uitgeschreven worden, z. afmelden, uitchecken (uit ziekenhuis,

gemeente) вЬшиска (f.; з*а; из [2]> (v. patiёnt) ontslagh uit [ziekenhuis]; (v. rekening; uit gemeente) uitschrij­ ving; uittreksel h { uit} •:• - из актов гражданского состояния uittreksel uit het bevolkingsregister; - из больнИuы ontslag uit het ziekenhuis; после вЪtписки из [2] na het verlaten van [ziekenhuis];

- из счёта bankafschrift\ rekeningafschrifth выписной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) 1 oproep- 2 schoon­ schrijf-

выпИсывание (n.; 7а) sb. v. в:Ьшисать выписывать (if; 1а) � в:Ьшисать

1 99

выписываться (if; 1а) => в:Ьшисаться вЬшись (f.; 8а} �: uittreksel h •:• метрИческая geboortebewijs h

вЬшить (pf; 1 ia; if: пить/выпивать; tr.) => пить; opdrinken, leegdrinken, uitdrinken; [alcohol] drin­ ken; z. bedrinken, z. bezuipen •:• вЫпьемl proost; я ОМ вЫпил (чашку) чаю ik voel wel voor een kop thee; давай вЫпьем! laten we een Ьопеl nemen!, laten we er eentje nemen (m.b.t. borrel); - до .11.!:Ш tot ор de bodem leeg drinken; хочешь чегб-нибудь - ? wil je een drankje?

вЬшихать (pf; 1a) !J. => в:Ьшихнуть выпИхивать (if; 1а; pf: !J.вьшихать) => в:Ьшихнуть вЬшихнуть (pf; за; if: выпихивать; [4] из [2]) J. [kamer e.d.] uitduwen, duwen uit [kamer e.d.], uitstoten, buitenstoten

вЬшлавить (pf; 4а((3)]; if: выплавлять; [4] из [2]) [metalen] uitsmelten uit [erts] вЬшлавка (f.; з*а} tech. het uitsmelten (v. metalen

uit erts) выплавлять (if; 1 а) => в:Ьшлавить вЬшлакать (pf; ба(2); if: выплакивать; tr.) 1 uithuilen, in huilen uitbarsten •:• все Ul.i.Шi z'n ogen uithuilen; - своё � z'n leed uithuilen 2 afsmeken, afЬedelen (door te huilen) вЬшлакаться (pf; ба(2); imp. вьшлачься; if: выпла­ киваться) J. uithuilen •:• m!.Th [З] - iem. laten uithuilen

выплакивать (if; l a) => в:Ьшлакать выплакиваться (if; l a) => в:Ьшлакаться вЬшлата (f.; 1 а) uitbetaling (v. loon, gefd); afЬetaling; terugbetaling (v. (wissel)gefd, schuld, v. voorschot); uitkering (v. bedrag, vakantiegeld, etc.) •:• сумма (не) !lOAlШЖlfi вЫплате het bedrag is (niet) inbaar; - прИбыли winstuitkering вЬшлатить (pf; 4а; if: выплачивать; [4] [3]) [loon, geld] uitbetalen; [schuld] terugbetalen; [bedrag. rente, vakantiegeld, ... ] uitkeren {aan}; (schuld] delgen •:• - в рассрочку in termijnen afЬetalen; - в течение года betalingen spreiden over een jaar; - � de schade dekken; - всю сумму по � het gehele bedrag in termijnen afЬetalen выплатн6й (adj.; 1 Ь; kv.m. 111} uitЬеtаlings­

выплачивать (if; l a) => в:Ьшлатить вЬшлевать (pf; 2а) => в:Ьшлюнуть выплёвывать (if; l a) => в:Ьшлюнуть вЬшлеск (m.; за) het uitspatten вЬшлескать (pf; ба/1а; 1а is in pres. J.; if: выплёски­ вать; tr.) eruit laten plonzen/plenzen •:• - воду � ведра het water uit de emmer laten plonzen вЬшлескаться (pf; ба/1а; 1а is in pres. J.; if: выплёскиваться; из [2]> (v. water e.d.) eruitplonzen; plonzen uit, eruitspatten, spatten uit

выплёскивать (if; 1а} => в:Ьшлескать выплёскиваться (if; 1 а} => в:Ьшлескаться вЬшлеснуть (pf; за; tr.) sf. v. в:Ьшлескать •:• вместе с водой - и � het kind met het badwater weg­ gooien; - воду на iаИУУ water over de stoep plenzen вЬшлеснуться (pf; за) sf. v. в:Ьшлескаться •:• кофе вЫплеснулся tШ пол de koffie plensde ор de grond вЬшлести (pf; 7а(т) (9); if: выплетать; [4] из [2]) uit­ vlechten, losvlechten uit •:• - ленту из волос een lint uit het haar losvlechten

выплетать (if; 1 а) => в:Ьшлести выплывать (if; 1а) => в:Ьшлыть вЬшлыть (pf; l ба; if: выплывать; intr.) 1 uitvaren, uitdrijven, uitzwemmen; opvaren, opzwemmen, ор-

выпИсываться - выпотевать drijven •:• - в открЫтое .м.ОRО de open zee opvaren/ opzwemmen/opdrijven 2 tevoorschijn varen/ drijven/zwemmen; (sierlijk bewegend: v. danser e.d.; v. zon, таап) tevoorschijn komen •:• женшина вЫплыла в комнату (over dikke vrouw) de vrouw kwam de kamer Ьinnen zeilen; lJIOlii вЫплыла Из-за облака de maan gleed achter de wolk vandaan; - Из-за vпШ de hoek от komen varen 3 (lett./ovdr.) komen bovendrijven, bovenkomen, boven water komen •:• выплыли все ужасные подробности alle verschrikkelijke details kwamen bovendrijven вЬшлюнуть (pf; 3а[(З)]; if: выплёвывать; tr.) uitspugen, uitspuwen выплясывать (if; 1 а; p.pret.p. 111 ; tr.) J. met zorg Ьер. figuren dansen вЬшоить (pf; 4а; if: выпаивать; tr.) [dier] grootbrengen

(door het te drenken) вЬшойка (f.; з*а) sb. v. в:Ьшоить выполаскивать (if; l a) => в:Ьшолоскать выползать (if; la) => в:Ьшолзти вЬшолзень (m.an.; 2*а) dial. insecth dat net uit larve tevoorschijn is gekomen

вЬшолзок (m.; з*а) (buiten)huid (die fosfaat bij het vervellen) вЬшолзти (pf; 7а; if: выползать; intr./из [2]> [hol, tent e.d.] uitkruipen; tevoorschijn kruipen uit [hol, tent e.d.]

выполнение (n.; 7а) (v. besfuit, bestelling, bevel, dreige­ ment, instructie, opdracht, plan, vonnis, (herstel) werk­ zaamheden; in steen, hout e.d.) uitvoering; (v. plicht e.d.) nakoming; (v. verdrag, aftpraak) naleving; (v. taak, werk e.d.) verrichting, volbrenging •:• возможность выполнения haalbaarheid; - МD..rn plichtsbetrach­ ting; - команды opdrachtverwerking; - обязательств het nakomen van verplichtingen; - соглашений de tenuitvoerlegging van akkoorden; - Шн.Уии de uitoefening van een functie

выполнП:мость (f.; 8а) uitvoerbaarheid, doenlijkheid выполнП:мый (adj.; 1а) uitvoerbaar, doenlijk, haal­ baar •:• задача, хоть и трудная, но выполнимая de opgave is moeilijk, maar hij is te maken

вЬшолнить (pf; 4а; if: выполнЯть; tr.) uitvoeren, vervullen, volbrengen •:• - свой A2ll! z'n plicht vervullen/doen; - задачу z. van een taak kwijten;

- .!10.Rму de (productie)norm halen, aan de norm voldoen; - обешание een belofte houden/nakomen; выполнять обЯзанности z'n verplichtingen na­ komen; - условия z. houden aan de voorwaarden, de voorwaarden vervullen

выполнять (if; la) => в:Ьшолнить вЬшолоскать (pf; ба/1 а; 1а is in pres. J.; if: полоскать/ выполаскивать; tr.) [wasgoed] uitspoelen вЬшолоснуть (pf; за) sf. v. в:Ьшолоскать вЬшолоть (pf; 10а; if: выпалывать) => пол6ть вЬшорок (m.; з*а) => в:Ьшороток вЬшороток (m.; з*а) huid van een ongeboren dier; bonth van een ongeboren dier

вЬшороть (pf; 1оа; tr.) 1 (if: выпарывать) lostomen 2 (if: пор6ть) iem. afranselen, een pak slaag geven •:• - его надо een pak slaag heeft hij nodig вЬшорхнуть (pf; за; if: выпархивать; intr./(Из-зa [2])) uitfladderen, naar buiten fladderen; tevoor­ schijn fladderen, fladderen achter ". vandaan

вЬшот (m.; l a) med. exsudaat\ (oedeem)vochth, ontstekingsvochth (dat bij ontstekingen uit de ЫоеdЬаап doordringt in weeftels еп holten) выпотевать (if; 1а) => в:Ьшотеть

200

вЬшотеть - вЬшустить вЬшотеть (pf; 1а; if: выпотевать; intr.) uitzweten вЬшотный (adj.; 1*а) adj. v. вЬшот вЬшотрошить (pf; 4а) � потрошйть вЬшравить (pf; 4а((2)); if: выправлять; tr.) 1 rechtmaken, rechtbuigen; [auto e.d.] uitdeuken, uit laten deuken 2 verbeteren, corrigeren •:• - своё положе­ ние z'n situatie verbeteren; - оукопись een manu­ script corrigeren 3 [kleren e.d.] rechttrekken; [kleren, haar e.d.] fatsoeneren, in orde brengen •:• - � Из-под шапки een vlecht van onder de muts schikken; - оукава de mouwen onder je jas vandaan trekken 4 [document, toestemming e.d.] verkrijgen •:• - паспорт :j:/JJ een paspoort verkrijgen вЬшравиться (pf; 4а((З)); if: выправляться) z. recht­ buigen; J, (v. situatie, economie e.d.) goedkomen, z. herstellen ·=· дерево вь1правилось de boom groeide weer recht (па eerdere scheefgroei); поrШ совсем вь1правилась het weer klaarde helemaal ор; подрбсток вЫправился het kwam helemaal goed met de puber вЬшравка (f.; з*а) 1 houding •:• военная - militaire houding 2 sb. v. вЬшравить 1 ·3 выправление (n.; 7а) sb. v. вЬшравить 1 выправлЯть (if; 1 а) � вЬшравить выправляться (if; 1 а) � вЬшравиться выправной (adj.; 1*Ь) � вЬшравочный вЬшравочный (adj.; 1*а) tech. rechtbuig-, rесhtzеt­ выпрастывать (if; 1 а) � вЬшростаться выпрашивать (if; 1а) � вЬшросить выпревать (if; 1а) � вЬшреть вЬшреть (pf; 1а; if: выпревать; intr.) wegrotten, verrotten (v. gewassen, hout e.d.) выпроваживать (if; 1 а) � вЬшроводить вЬшроводить (pf; 4а; if: выпроваживать; tr.) buitenzetten, eruit bonjouren, afpoeieren •:• егб вЫпроводили без церембнии ze hebben hem zonder plichtplegingen de deur uitgezet выпрокИдывать (if; 1а) � вЬшрокинуть вЬшрокинуть (pf; за(2); if: выпрокйдывать; [4] из [2]) JJ eruitrollen, rollen uit [kamer e.d.], ergens uitrollen; eruitgooien, gooien uit [kamer e.d.], ergens uitgooien вЬшросить (pf; 4а; if: выпрашивать; tr.) [geld e.d.] afЬedelen, bedelen om, voortdurend vragen om [geld e.d.]; loskrijgen, lospeuteren (ovdr. ) •:• - у [2] деньги взаймь1 een lening weten los te krijgen van; выпрашивать чаевЫе de hand ophouden вЬшростать (pf; 1 а; tr.) losmaken, bevrijden; (Из-под [2]> iets ergens onder vandaan halen выпрЬ1гивать (if; 1 а) � вЬшрыгнуть вЬшрыгнуть (pf; за; if: выпр:Ь1гивать; intr./(из [2]/ Из-за[2]}) tevoorschijn springen (uit/achter ... van­ daan); eruit springen, springen uit •:• - на � aan land springen; - � окнб uit het raam springen; - .!Ш.DiжУ naar buiten springen выпрягаться (if; 1а) � вЬшрячься вЬшряжка (f.; з*а) het uitspannen (v. paarden) выпрямИтель (m.; 2а) е/. gelijkrichter •:• рМный kwikgelijkrichter выпрямИтельный (adj.; 1*а) е/. gelijkrichter­ вЬшpямить (pf; 4а; if: выпрямлять; tr.) recht­ buigen, rechtmaken; (rivier] normaliseren; tech. richten •:• - llORO!:v een bocht uit de weg halen, een weg rechttrekken; - кабель een knik uit een kabel halen вЬшрямиться (pf; 4а; if: выпрямлЯться) recht worden; (v. iem.) overeind gaan staan; (v. iem.,

v. schip e.d.) z. oprichten; (v. iem.) rechtop gaan zitten, z. strekken •:• вь1прямисьl hou je rug recht! выпрямление (n.; 7а) sb. v. вЬшрямить выпрямлять (if; 1а) � вЬшрямить выпрямлЯться (if; 1 а) � вЬшрямиться вЬшрячь (pf; 8а(г); if: выпрягать; tr.) (paarden] uitspannen (uit tuig) вЬшрячься (pf; 8а(г); if: выпрягаться) (v. paarden) z. ontdoen van het tuig, loskomen

вЬшуклина (f.; 1 а) JJ uitpuiling вЬшукло-вогнутый (adj.; 1а) (v. lens) holbol вЬшуклость (f.; 8а) l sb. v. вЬшуклый 2 verdikking, oneffenheid, hobbel; (v. lens) ronding; (ор ееп plat vlak) uitstulping •:• !; вь1пуклостями (v. huid e.d.) knobbelig; (v. Ьоот) knoestig; WLШI!! - в [6] uit­ stulpen (tr.)

вЬшуклый (adj.; 1 а) bol, convex, gewelfd, haut-reliёf-; (v. ogen) uitpuilend; uitstekend ·=· вь1пукло in alle scherpte; вЫпукnое зеокало bolle spiegel вЬшуск (m.; за> l het naar buiten laten •:• - водЫ wateruitlaat; - на вблю vrij]ating; - на � vrijlating 2 het uitbrengen, het uitgeven, uitgave; editie •:• вечерний - avondeditie; - нбвой модели het uitbrengen/lanceren van een nieuw model; - продукции het ор de markt brengen van de pro­ ductie; - романа de uitgave/het uitbrengen van een roman; У,.ренний - ochtendeditie 3 :� omissie, weg­ lating (uit tekst) 4 aflevering, fascikel d/h (v. lit. /weten­

sch. uitgave) •:• научное произведение издаётся тремя вь1пусками het wetenschappelijke werk wordt

in drie afleveringen uitgegeven 5 eindexamenklas, jaargang, jaarh Uaargenoten v. е. opleiding) •:• из нашего вЫпуска я одИн стал врачбм van ons jaar ben ik de enige die arts is geworden выпускать (if; 1 а) � вЬшустить выпускннк (m.an.; зЬ> l laatstejaars, eindexamen­ leerling, eindexamenkandidaat, ablturiёnt •:• - � laatstejaars (v. universiteit, hogeschool); он - средней шкблы hij zit in de eindexamenklas (v. d. middelbare school) 2 afgestudeerde выпускнИца (f.an.; 5а) l laatstejaars, eindexamen­ leerlinge, eindexamenkandidate, ablturiёnte 2 afgestudeerde выпускной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) uitlaat- •:• - клапан uitlaatklep; - � (eind)examenklas (ор school); - юшн aftapkraan; выпускная .!Ш.!:Ю marktprijs; - экзамен eindexamen h вЬшустить (pf; 4а; if: выпускать; tr.) l naar buiten laten, uitlaten, vrijlaten ·:· кто вь1пустил кота на улицу? wie heeft de kat ор straat/naar buiten ge­ laten?; - Из-под ареста uit arrest ontslaan; - Из mt.A)i � вИда (omstandigheid, feiten e.d.] uit het oog ver­ liezen, niet denken aan [omstandigheden, feiten e.d.]; - � из ванны het bad laten leeglopen; - � из радиатора de radiator ontluchten; выпускать клубь1 дЫма dikke wolken rook uit­ Ыazen; - заём een lening uitschrijven; - кишки JJ overhoop steken, opensnijden; - нОпи de nagels/ klauwen uitslaan; - шш (lett./ovdr.) stoom afЬlazen; - � je hemd uit je broek halen; - из РУК uit de handen laten vallen, laten schieten, loslaten; - на � ор vrije voeten stellen; de vrijheid geven, vrijlaten; - !ОIШШ torpedo lanceren/afvuren 2 (v. onderwijsinstituut) [afgestudeerden] afleveren, voortbrengen 3 [boek e.d.] uitbrengen, [producten, goederen] afleveren, produceren •:• книга тблько что вЫпущена het boek is zojuist van de pers gekomen;

201 - новую модель met een nieuw model uitkomen, een nieuw model uitbrengen/lanceren; - на ш!1.но.н ор de markt brengen; - на � [film] uitbrengen 4 [kleding, zoom e.d.] uitleggen 5 weglaten (uit tekst) •:• он вЫпустил из романа последнюю главу hij liet uit de roman het laatste hoofdstuk weg

вЬшутать (pf; 1а; if: выпУтывать; (4) (из [2])) 1 losmaken, ontwarren (uit) 2 ..!. (ovdr.) bevrijden

[uit een benarde positie), uit de proЫemen halen •:• отец вь1nутал его из неприЯтной истории zijn vader redde hem uit een onaangename situatie вЬшутаться (pf; 1а; if: выпУтываться; (из [2])> z. eruit draaien; z. losmaken, z. ontwarren (uit); .!. (ovdr.) z. bevrijden uit [moeilijkheden, vervelende situatie], z. redden uit, z. eruit draaien/werken выпутывать (if; 1а) => вьшутать выпутываться (if; 1 а) => вьшутаться вЬшученность (f.; 8а) sb. v. вьшученный вЬшученный (adj.; 1*а) (v. ogen) uitpuilend выпучивать (if; 1 а) => вьшучить выпучиваться (if; 1 а) => вьшучиться вЬшучить (pf; 4а(3); if: выпучивать/пУчить; tr.) ..!. ·:· - глаза de ogen opensperren; - глаза на [4] met (wijd) open ogen staren naar/aanstaren; он вЫпучил глаза zijn ogen puilden uit hun kassen вЬшучиться (pf; 4а(3); if: выпучиваться/пучиться) (v. ogen) uitpuilen; wijd openstaan вЬшушка (f.; з*а) Ьies, boord d/h (аап kleding) •:• � - bontrand вЬшытать J. [informatie, geheim e.d.] ontfutselen, loskrijgen, lospeuteren выпЬ1тывать (if; 1 а) => вьшытать выпь (f.an.; 8а) zoo/. roerdomp выпяливать (if; 1а) => вьшялить выпяливаться (if; 1а) => вьшялиться вЬшялить (pf; 4а(3); if: выпЯливать; tr.) U. naar voren steken, vooruitsteken •:• - глаза de ogen opensper­ ren; - глаза на [4] (ре).) iem. aanstaren, met grote ogen kijken naar вЬшялиться (pf; 4а(3) ; if: выпяливаться; на [4J> U./ ре). staren naar, aanstaren, met grote ogen kijken naar •:• что ты на мен Я вЫпялился? heb ik wat van je aan soms? вЬшятить (pf; 4а; if: выпЯчивать; tr.) ..!. naar voren steken, vooruitsteken; (ovdr.) nadruk leggen ор, Ьe­ nadrukken; (v. fout, tekorten, etc.) opЫazen; (ovdr.: ор ajkeurende wijze attenderen ор) naar voren halen •:• - ПШ1J! de borst opzetten; - � de lippen tuiten вЬшятиться (pf; 4а; if: выпЯчиваться) (v. buik, kin) vooruitsteken; (v. buik) bollen; (v. uitbouw, kaap, etc.) naar voren springen выпячивать (if; 1 а) => вьшятить выпячиваться (if; 1а) => вьшятиться вырабатывать (if; 1 а) => вь1работать вырабатываться (if; 1 а) 1 => вь1работаться 2 pass. v. вырабатывать •:• из нефти вырабатыва­ ются разные продукты uit ruwe olie worden diverse producten gemaakt вЬ1работанный (adj.; 1*а) 1 (v. rnijn) uitgeput 2 (p.pret.p.) zichtbaar geworden, tot ontwikkeling gekomen вЬ1работать (pf; 1 а; if: вырабатывать; tr.) 1 produ­ ceren; [(industriёle) producten] vervaardigen, fabri­ ceren, maken; [energie] opwekken, (op)leveren; [stoffen in het lichaam e.d.] vormen; [producten] (zorgvuldig/goed) afwerken 2 [plan, voorstel, crite­ rium; wet, regel] ontwikkelen, opstellen, uitwerken,

вьшутать - выразительный maken; [Ьер. stijl; eigenschap] ontwikkelen; [uit­ houdingsvermogen, karakter e.d.] vormen, kweken, aankweken (door training); [resultaten] opleveren; [vaardigheid, eigenschap] (zichzelf) (aan)leren (door te oefenen); [Ьер. danspassen/bewegingen] aanleren, trainen •:• - � een document opstellen; - иммунитет к (3) (lett./ovdr.) immuun worden voor; - Решения besluiten voorbereiden, tot besluiten komen 3 ..!. vangen, (Ьij elkaar) verdienen 4 [mijn, groeve] uitputten 5 [de hele dag/ ".] (door)werken вЬ1работаться (pf; 1а; if: вырабатываться) 1 (v. gewoonte e.d.) ontstaan 2 ..!. z. kapot werken 3 (v. rnijn e.d.) uitgeput raken вЬ1работка (f.; з*а) 1 het produceren, productie; het uitwerken 2 prestatie, rendementh, werkprestatie •:• дневная - dagproductie; заплатить (3) с вЫработ­ ки iem. naar werkprestatie betalen 3 rnijnb. (rneestal р/.) mijngang, mijnschacht выравнивание (n.; 7а) het nivelleren; typ. het (links/ rechts) uitlijnen; (v. terrein) nivellering •:• - � gebltsregu]atie выравнивать (if; 1а) => вь1ровнять выравниваться (if; 1 а) => вь1ровняться выражать (if; 1 а) => вь1разить выражаться (if; 1 а) 1 => вь1разиться 2 ..!. (rneestal geen pf) schelden выражение (n.; 7а) 1 (v. gedachten, gevoelens, ideeёn) uitdrukking, vertolking, weergave, uiting •:• - благо­ � dankbetuiging; в денежном выражении in geld uitgedrukt; в Этой стране нет препятствий для выражения мнения in dit land heerst een on­ belemmerde vrijheid van meningsuiting; найтИ ( в [6]) (v. ernotie, eigenschap, kwaliteit) tot uiting/ uitdrukking komen (in); - недоверия uiting van wantrouwen; - поддержки adhesiebetuiging; - соболезнования rouwbeklag h; в цифровом выражении in cijfers uitgedrukt; - � uiting van gevoel/sentiment, gevoelsuiting 2 (gelaats-) uitdrukking, expressie •:• он сказал � всякого выражения hij zei ор vlakke toon " .; - тяШ gelaats­ uitdrukking; читать !< выражением met gevoel voorlezen, met uitdrukkingsvolle stem voorlezen 3 uitdrukking; gezegde h, zegswijze •:• идиоматИче­ ское - idioom h; избмтое - (ovdr.) cliche h, sjaЬloon; � - beeldspraak; простите за - (rn.b.t. rnanier v. zeggen) neem те niet kwalijk dat ik het zeg; � - krachtterm, krasse bewoording 4 rnat. uitdrukking, formule вЬ1раженность (f.; 8а) sb. v. вь1раженный вЬ1раженный (adj.; 1*а) uitgesproken, geprononceerd, (duidelijk) waameembaar •:• - резкими словами (v. protest e.d.) scherp gesteld; Мно - (v. bedoeling, talent, voorkeur, vooroordeel) uitgesproken выразИтель (m.an.; 2а) vertolker; pleitbezorger, verdediger, vertegenwoordiger •:• - интересов pleit­ bezorger voor de belangen; - мнения woordvoerder, spreekbuis выразительница (f.an.; sa> vr. v. выраз:йтель выразительность (f.; 8а) expressie, uitdrukkings­ kracht; pittigheid, beeldende kracht, plasticiteit, plastiek (v. stijl) •:• � выразительности zeggings­ kracht выразительный (adj.; 1*а) 1 uitdrukkingsvol, ex­ pressief, sprekend; gevoelvol; (rnet bee/dende kracht) plastisch; (v. gelaatstrekken) markant, sprekend; (v. taalgebruik, beschrijving e.d. ) schilderachtig, beel-

вьrразить - вь1рей

202

dend •:• выразительное n.и..u.Q expressief gezicht; Это не недостаточно выразительно het komt niet goed uit de verf 2 veelzeggend, betekenisvol •:• выразительно посмотоеть на [4] iem. een veel­ zeggende Ыik toewerpen, veelzeggend kijken naar iem.; Это выразительные � de cijfers spreken voor zichzelf вЬ1разить (pf; 4а; if: выражать; tr.) uitdrukken, ge­ tuigen van, tonen, manifesteren, naar voren bren­ gen, uiten •:• его лицо выражало страдание zijn gezicht had een smartelijke uitdrukking; он умеет выражать своИ мь1сли hij kan z. goed uitdrukken, hij kan zijn gedachten goed onder woorden bren­ gen; разве можно Это так - по-русски? kun je dat zo wel zeggen in het Russisch?; - благодарность een woord van dank spreken; быть вЫраженным в [6] ingekleed zijn, vervat zijn in; - и [цИфрах/ словах;цветахjмузыке/ ] uitdrukken in [cijfers/ woorden/kleuren/muziek/ ... J; ст6и.мостъ Этой картИны нелъзЯ/не - в денъгdх de waarde van dit schilderij is niet in geld uit te drukken; - готовность к [З] z. bereid verklaren; - � z'n verlangen te kennen geven; выражать интересы belangen behartigen; - своё � z'n mening te kennen geven, z'n mening geven; Это � вЫражено het komt niet uit de verf, het komt niet tot uitdruk­ king; - неудовольствие het ongenoegen kenbaar maken; - одобрение о [6] instemming betuigen met; - озабоченность о [6] uitdrukking geven aan bezorgdheid; - своИ мЫсли � z'n gedachten in woorden weergeven; Это не - словd.ми dat is niet in woorden weer te geven; - [З] (глубокое/ •••

Искренние) соболезнование/сочувствие [ЗVв [6]

iem. condoleren met, oprechte deelneming be­ tuigen, uitdrukking geven aan diep medeleven/ oprechte deelneming t.o.v. (in rouwadvertentie) вЬ1разиться (pf; 4а; if: выражаться} z. uitdrukken, z. tonen, z. manifesteren •:• на его лице выражалось нетерпение zijn gezicht drukte ongeduld uit, het ongeduld was van zijn gezicht te lezen; - .!! [6] tot uitdrukking komen in, z. uiten in (openbaren in: v. ziekte e.d.); Ш!!! он (обЫчно) выражается zoa]s hij (het) pleegt te zeggen ... ; выражаясь популЯрно populair uitgedrukt; выражаясь словами [2] om de woorden van ... te gebruiken; он выражается � и кратко hij drukt z. kort en duidelijk uit вырастание (n.; 7а) het opgroeien вырастать (if; 1а} � вьrрасти вЬrрасти (pf; 7а(ст)} 1 (if: вырастать/растй} op­ groeien, groter worden (in de lengte/hoogte/aanzien) •:• вь1росло новое здание er is een nieuw gebouw verrezen; как ты вЫросl wat ben jij gegroeid!; - в� [2] in iem.s achting stijgen 2 (if: выра­ стать; из [2]) uit je broek/jas/schoenen/ ... groeien, te groot worden voor [broek, jas, schoenen e.d.] •:• - из пальто uit z'n jas groeien 3 (if: вырастать/ растй} volwassen worden, opgroeien •:• он родился и вЫрос в Москве hij is geboren en getogen in Moskou; когда я вь1расту большой, тогда als ik groot ben, dan ... 4 (if: вырастать; в [4]) uit­ groeien tot 5 (if: вырастать) opdoemen, zichtbaar worden ·:· перед его глазами вь1росли чёрные скалы voor zijn ogen doemden zwarte rotsen ор вЬrрастить (pf; 4а; if: выращивать/растйть; tr.) [kind, dier] grootbrengen; [plant, talent, gewassen] kweken; [jonge krachten] aankweken; [plant e.d.] opkweken, [gewassen] verbouwen, telen •.•

выращивание (n.; 7а) het kweken, het verbouwen, verbouw, kweek, teelt •:• - новых кадоов het op­ kweken van een nieuw kader; - � maisteelt выращивать (if; 1а) � вьrрастить вЬ1рвать (pf; 6°а; if: вырывать; [4] (из [2])) 1 uittrek­ ken, uitrukken; trekken, rukken { (uit)} •:• - [З] Ш J. een kies trekken Ьij; - у [2] .!1.1:!.И.rх из рук iem. een

boek uit de handen trekken, een boek uit iem.s handen trekken; - (4) ИЗ когтей смерти iem. aan de klauwen van de dood ontrukken; - из контекста [woorden, citaat e.d.J uit z'n voegen/verband rukken; - победу de overwinning wegslepen; - у [2] призна­ � iem. een bekentenis afdwingen; - у [2] � een geheim uit iem. loskrijgen (evt. onder dwang); - из сердца/душИ uit z'n hart bannen; - О!JШШШу из кнИги een Ыadzijde uit een boek scheuren 2 � рвать 7 ..,.. вино - вЫрви mn U. vreselijk zure wijn вЬ1рваться (pf; 6°а; if: вырываться) 1 z. losrukken, losbreken, uitbreken •:• - и кино met moeite tijd vrijmaken voor de Ьioscoop; - Из-под .1U!.ИНнш!. [2] z. de invloed van ... ontworstelen; - вперёд из [2] sport. wegspringen uit (het peloton); demarreren; - из окружения de omsingeling doorbreken; - с � J. z. van het werk losrukken, met moeite de tijd kunnen vrijmaken om even het werk te ont­ vluchten; - из 1ОО! врага uit de handen van de vijand ontsnappen; - из своей � (met moeite) z'n milieu ontstijgen 2 losschieten, tevoorschijn schieten, ontschieten ·:· у [2] вь1рвался .!ШИН hij/ ... slaakte een kreet, er ontsnapte hem/ ... een kreet; ... у [2] нев6лъно вырывается ... flapt er onwillekeurig uit, ... laat z. onwillekeurig ontvallen; у [2] вЪtрвалосъ признание hij/ ... liet z. een bekentenis ontvallen; вЫрвалось пламя er ontstond een steekvlam вЬ1рез (m.; 1а) 1 uitsnede 2 (in kleding) decollete; hals •:• глубокий - laag ingesneden hals; .!.Ш.ШШ.D!: ный - vierkante hals вырезание (n.; 7а) uitsnede, het uitsnijden вЬ1резать (pf; ба[(З)]; if: вырезать/вырезывать) 1 ((из [2])> [figuren, artikel e.d.] uitknippen, knippen uit [papier]; [gezwel; figuur uit karton/hout] uitsnij­ den; [holte uit iets] wegsnijden uit; ([3]/у [2]) [gezwel] wegsnijden Ьij iem. •:• у неё там всё вь1резали J. med. Ьij haar is alles weggehaald; - � свароч­ ным аппаратом een slot losbranden; - колёсиком [deeg] uitraderen; - волнИстую лИнию по краю/ краЯм [2] uitschulpen (snijdend); - ножницами (из [2]) wegknippen (uit) 2 (по [3]/на [6]) inkerven, ingriffen, [hartje in een boom e.d.] uitkerven {in} •:• - на � [reliёf: aan oppervlak] in hout uit­ snijden 3 stuk voor stuk ombrengen (met mes), iedereen doodsteken вырезать (if; 1а) � вьrрезать вЬ1резка (f.; 3*а) 1 uitsnede, het uitsnijden, het uitknippen, coupure; het uitkerven 2 knipsel h •:• � - krantenknipsel h 3 си/. filetd'\ haas •:• свиная - varkenshaas, varkenshaasje h вырезнбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) 1 uitgekerfd, uitgesneden 2 uitsnij-, uitknip- •:• вырезная открь1тка antwoord­ kaart (in krant, tijdschrift e.d.) вырезывание (n.; 7а) het uitsnijden вырезывать (if; 1 а) � вь1резать вЬrрей (m.; ба) folk. aards paradijs h (waar ook vogels, slangen еп insecten overwinteren); warme/zuidelijke streken

вЬ1решить - вь1светить

203

вь1решить (pf; 4а; tr.) t.I.u. helemaal oplossen вь1рисовать (pf; 2а; if: вырис6вывать; tr.) exact/ nauwgezet uittekenen

вь1рисоваться (pf; 2а; if: вырис6вываться) z. aftekenen; gestalte krijgen •:• начали вырисовы­ ваться контуры целого (m. b.t. р/ап, idee, werk, boek, kunstwerk, etc.) het geheel begon vorm te krijgen вырисбвывать (if; 1 а) :::) вь1рисовать вырисбвываться (if; 1а) :::) вь1рисоваться вь1ровнять (pf; 1а; p.pret.p. вЬ1ровненный; if: выравнивать) :::) ровнЯть вь1ровняться (pf; 1 а; if: выравниваться) 1 gelijk worden 2 z. oprichten (v. schip e.d.) 3 in orde/even­ wicht komen, goed komen •:• характео вЫровнялся z'n karakter kwam tot evenwicht

вЬ1родившийся (adj.; 4а) gedegenereerd; Ьiо/. ont­ aard

вЬ1родиться (pf; 4а; if: вырождаться) degenereren, verworden; Ьiо/. ontaarden вь1родок (m.an.; з*а) ! (ovdr./pej.) zwarte schaaph, buitenbeentje h, witte raaf •:• он - в нашей семье hij is het zwarte schaap van de familie

вырождаемость (f.; 8а) gedegenereerdheid вырождаться (if; 1 а) :::) вь1родиться вырожденец (m.an.; s*a) degenere, gedegenereerde вырождение (n.; 7а) degeneratie; bederfh; Ьiо/. ontaardheid, ontaarding

вырожденка (f.an.; з*а> degeneree вь1рожденный (adj.; 1*а) gedegenereerd вырожденческий (adj.; за; kv. ?; comp. 0) dеgеnеrе­ вь1ронить (pf; 4а; [4] из [2]) laten vallen uit •:• мQ1ш не - ! geen woord zeggen вь1рост (m.; 1 а) 1 groei ·:· .!:Ш - ор de groei [maken, kopen e.d.] 2 uitgroeisel h; (v. plant e.d.) spruit, uit· loper

вь1ростковый (adj.; 1 а) kalfsleren выростнбй (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) kweek-, tееlt­ вЬ1росток (m.; з*а> 1 (ап.) dial. thuis grootgebracht dier 2 kalfsleerh; kalfsvacht

вь1росший (adj.; 4а) volgroeid (v. iem.) вырубание (n.; 7а) het uithakken вырубать (if; 1 а) :::) вь1рубить вырубаться (if; 1 а) � вь1рубиться вЬ1рубить (pf; 4а; if: вырубать; tr.) 1 omhakken 2 weghakken (uitkiezen еп omhakken) •:• - � een dennenboom uitzoeken en omhakken (bv. a/s kerstboom) 3 uithakken (gleufin muur e.d.; loshakken; ореп plek in bos); inbeitelen •:• - � льда из рекИ een stuk ijs uit de rivier hakken; - � во льду een Ьijt in het ijs hakken; - � из куска льда een beeltenis hakken uit een stuk ijs 4 mijnb. win­ nen, uithakken 5 [licht, lamp e.d.] uitschakelen (met schakelaar) 6 .U. tegen de grond slaan, bewus­ teloos slaan ВЬiрубИТЬСЯ (pf, 4а; if: вырубаться) 1 (ИЗ (2]) Z. een weg hakken uit 2 .U. plat gaan, van z'n stokje gaan, het bewustzijn verliezen, flauw vallen 3 .U. als een Ыоk in slaap vallen вЬ1рубка (f.; з*а> hak, kerf; het weghakken •:• - � ontbossing вырубнбй (adj.; 1Ь; kv.m. 0) uithak-, uitkerf­ вЬ1pyraть (pf; 1 а) :::) ругать вЬ1ругаться (pf; 1 а) :::) ругаться выруливать (if; 1 а; pf: вЬ1рулить) :::) рул:Ить вЬ1рулить (pf; 4а; if: выруливать) :::) рул:Ить выручать (if; 1 а) :::) вь1ручить вЬ1ручить (pf; 4а; if: выручать; tr.) 1 helpen, te hulp

komen/schieten, de helpende hand Ьieden •:• - [4] из бедЫ iem. uit de misere/moeilijkheden/nood hel­ pen; - (4] из затруднения iem. uit de moeilijkheden helpen 2 (за [4]) ! [geld] ontvangen voor •:• сколько вь1ручили за картИну? hoeveel bracht het schilderij ор?; - деньги за товар geld voor koopwaar beuren вЬ1ручка (f.; з*а) 1 hulp •:• поспешить на вЫручку te hulp snellen; mшй!!i (к) [З] на вЫручку ! iem. te hulp komen, de helpende hand Ьieden 2 ontvangst, opbrengst, recette •:• чистая - netto-opbrengst вырывать (if, 1а) 1 :::) вЬ1рвать 2 :::) вЬ1рыть вырываться (if; 1 а) 1 � вь1рваться, spartelen от los te komen 2 :::) вь1рыться вЬ1рыть (pf; 1 2а; if: рыть/вырывать; tr.) 1 opdelven (uit de grond); [aardappels e.d.] rooien; uitgraven •:• - корни (/ett.) de wortels Ыootleggen 2 [kuil, kanaal e.d.] graven вЬ1рыться (pf; 12а; if: вырываться) ! z. een (uit)weg graven вЬ1рядить (pf; 4а; if: выряжать; tr.) ! uitdossen, feestelijk kleden, opdirken вЬ1рядиться (pf; 4а; if: выряжаться) ! z. opdirken, z. feestelijk kleden, z. uitdossen выряжать (if; 1 а) :::) вь1рядить выряжаться (if; 1 а) :::) вь1рядиться вЬ1садить (pf; 4а; if: высаживать; tr.) 1 (на [4]) [pas­ sagiers, troepen] landen, aan land zetten; laten uitstappen (uit [bus, vliegtuig]); mil. [parachu­ tisten] neerlaten •:• - на � debarkeren, aan wal brengen, ontschepen; - � mil. landing uit· voeren; - � [2] zetten uit [trein, tram]; - ребёнка ! een kind ор de ро zetten 2 bot. uit­ planten (in); verplanten (t.b. v. kweek) •:• - .11 грунт in de (volle) grond zetten; - помидоры � парников tomaten uit de broeikas halen (от ze uit te planten); - � jonge plantjes uitplanten 3 ! [deur] in­ beuken, [raam] inslaan 4 .U. [drank] wegwerken вЬ1садиться (pf; 4а; if: высаживаться; на [4]) aan land/wal gaan, z. ontschepen, debarkeren; (v. passa­ giers еп mil.) landen •:• - на � z. ontschepen, debarkeren, aan wal gaan вЬ1садка (f.; з*а) 1 debarkatie, ontscheping; (v. passa­ giers, mil.) landing •:• - (морского/воздушного) � П!. mil. landing (vanuit zee/de lucht); мШ;rо вь1садки mil. landingsplaats 2 bot. sb. v. вЬ1садить 2 вЬ1садки (pl.t.; m.3*a) bot. jonge aanplant, pootplan­ ten (plantjes die uit de kas overgeplant zijn in de volle

grond) высаживание (n.; 7а) 1 debarkatie, ontscheping; (v. passagiers, mil.) landing 2 sb. v. вЬ1садить 2 3 sb. v. вЬ1садить 3 высаживать (if; 1 а> :::) вЬ1садить высаживаться (if; 1 а) � вь1садиться высасывать (if; 1 а) � вЬ1сосать вЬ1сватать (pf; 1а; if: высватывать; tr.) �: /! uithuwelijken

высватывать (if; 1а) � вЬ1сватать высверливать (if; 1а) :::) вь1сверлить высверливаться (if; 1 а) :::) вЬ1сверлиться вЬ1сверлить (pf; 4а; if: высверливать; tr.} 1 uitboren (gat maken) 2 uitboren, wegboren (inhoud wegboren) •:• - пломбу kies openboren (die а/ eerder gevuld was) вЬ1сверлиться (pf; 4а; if: высверливаться> (v. gat) (uit)geboord worden

вЬ1свет11ть (pf; 4а; if: высвечивать; tr.) [ruimte, tafel] helder verlichten, in het volle licht zetten, helder licht werpen ор (ook ovdr.)

вЬ1светиться - вЬ1скочить

вЬ1светиться (pf; 4а; if: высвечиваться) helder verlicht worden (in het donker), z. helder aftekenen, in het licht staan (ook ovdr.) вЬ1светлить (pf; 4а> => светл:Ить высвеч11Вать (if; 1 а) => вьrсветить высвечиваться (if; 1а) => вЬ1светиться вЬ1свистать (pf; ба; if: высвйстывать; tr.) J. [deuntje) fluiten вЬ1свистеть (pf; 5а; p.pret.p. 0; if: высв:Истывать; tr.) (deuntje) fluiten высвf1стывать (if; 1 а) => вьrсвиста ть /вь1сви­ стеть вЬ1свободить (pf; 4а; p.pret.p. вЬ1свобожденный; if: высвобождать; tr.) 1 ((из [2])) [hand e.d.] vrijmaken, bevrijden, losmaken (uit [greep e.d.]) 2 (на [4]) (ovdr.) [plaats] inruimen, (geld, tijd] vrijmaken {t.b.v./voor} вЬ1свободиться (pf; 4а; if: высвобождаться; (из [2])) z. bevrijden, losbreken, loskomen, vrijkomen {uit [omhelzing e.d.)}; (ovdr.: v. gelden) vrijkomen высвобождать (if; 1 а) => вьrсвободить высвобождаться (if; 1 а} => вЬ1свободиться высвобождение (n.; 7а) sb. v. вьrсвободить вЬ1сев (m.; 1а) 1 het (uit)zaaien 2 (uit)gezaaide hoeveelheid •:• ноомы вЫсева standaard hoeveelheid zaaigoed per hectare высевание (n.; 7а) het (uit)zaaien высевать (if; 1а) => вьrсеять вЬ1севка (f.; 3*а) het (uit)zaaien вЬ1севки (pl.t.; m./f.з*a> kaf" высевной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0} zааiвЬ1севочный (adj.; 1*а) van kaf высеивать (if; 1 а> => вЬ1сеять высекать (if; 1 а} => вьrсечь высекаться (if; 1 а} pass. v. высекать выселенец (m.an.; s*a> + iem. die uit zijn woning gezet is; evacue выселение (n.; 7а) 1 uitzetting, het iem. zijn huis uit­ zetten; (v. huis) ontruiming; evacuatie 2 verhuizing выселенка (f.an.; з*а) + vrouw die uit haar woning gezet is; evacuee вЬ1селить (pf; 4а; if: выселять; [4] из [2]) iem. zijn huis uitzetten, uitzetten, de huur opzeggen вЬ1селиться (pf; 4а; if: выселяться; (из [2])} verhuizen, vertrekken, wegtrekken {uit} вЬ1селковый (adj.; 1а} adj. v. вьrселок вЬ1селок (m.; 3*а) (nieuwe) nederzetting (die z. heeft losgemaakt v. е. andere nederzetting); buitenwijk

(nieuw gevormd) выселять (if; 1 а} => вЬ1селить выселяться (if; 1 а} , => вь1селиться 2 pass. v. выселять вЬ1семениться (pf; 4а; if: высеменЯться) bot. z. uitzaaien (v. zaad, па rijping) высеменЯться (if; 1 а) => вьrсемениться вЬ1серебрить (pf; 4а) => серебр:Ить вЬ1сечь (pf; 8а(к); if: высекать; tr.) 1 ((из [2])) uithak­ ken, uithouwen; hakken, houwen {(uit)}; [treden in rotswand] inhakken, uithakken (in); inbei­ telen, ingriffen; griffen, beitelen {(in)} •:• - долотом (uit iets) wegbeitelen; - � мрамора статую een beeld in marmer uitbeitelen 2 [vuur] slaan (uit steen) 3 afranselen вЬ1сеять (pf; ба; if: высевать/высеивать; tr.) (graan] (uit)zaaien вЬ1сидеть (pf; 5а; if: выс:Иживать) 1 (tr.) (jongen, eieren] uitbroeden (ook ovdr. v. idee e.d., scherts.)

204 •:• высиживать .!ШU1.1Шв. (ор eieren) zitten te broeden 2 (intr.) (bijfilm, vervelende voomelling, etc.) Ьlijven zitten (met moeite) •:• "., но трудно - целых три часа maar drie uur is een hele zit; я там высидел только полчаса (m.b.t. film e.d.) na een half uur had ik het wel gezien; - до конuа (voorstelling] uitzitten вЬ1сидеться (pf; 5а; if: высиживаться} J. (lang) Ьlijven zitten ·:· - дома после болезни lang thuis­ Ьlijven na een ziekte вЬ1сидка (f.; 3*а) het uitbroeden высиживание (n.; 7а) sb. v. вьrсидеть ·:· воемя высиживания broedtijd выс:Иживать (if; 1 а} => вЬ1сидеть высиживаться (if; 1а} => вьrсидеться выс:Инивать (if; 1а) => вьrсинить вЬ1синить (pf; 4а; if: высинивать) 1 (helder)Ьlauw schilderen/maken/kleuren; [witgoed] Ыauwen 2 vlks-poёt. een Ыauwe glans geven op/in высирать (if; 1а} => вьrсрать ВLIСИТЬСЯ (if; 4а; imp. ВЬIСЬСЯ} oprijzen, rijzen •:• - нм (5) uitsteken/uitrijzen boven выскабливание (n.; 7а} , sb. v. вЬrскоблить 2 med. curettage выскабливать (if; 1 а} => вьrскоблить выскабливаться (if; 1 а) => вЬ1скоблиться вЬ1сказать (pf; ба; if: высказывать; [4] ([З])) [mening, standpunt] naar voren brengen, uiten, te kennen geven (aan), [idee, gedachte, overweging e.d.] opperen (Ьij), [dank, goedkeuring, hoop, mening, twijfel, verdenking, wens e.d.] uitspreken; opblechten (aan), over de brug komen met, iem. deel­ genoot maken van •:• - (своё) мнение zijn mening zeggen, mening geven, stelling nemen, voor zijn mening durven uitkomen; (v. commissie e.d.) een oordeel uitbrengen/vellen over, z. uitspreken over; - сообоажение een opmerking poneren вЬ1сказаться (pf; ба} zijn mening zeggen/geven, z. uitlaten over, een uitspraak doen over; opblech­ ten, over de brug komen met, met iets voor de draad komen; (за [4]/пр6тив [2]} stelling nemen, z. uitspreken { (voor/tegen) } ; (ovdr.) kleur bekennen •:• 1Ш!! (же) и мне - ! laat me toch uitspreken! ; laat mij ook eens wat zeggen!; ШШ! - обеим сторонам beide partijen horen высказывание (n.; 7а) 1 sb. v. в:Ь1сказать (ся) 2 uitlating, uiting, opmerking, uitspraak; (v. minister e.d.) verklaring 3 ling. frase высказывать (if; 1 а) => вЬ1сказать высказываться (if; 1 а) => вьrсказаться вЬ1скакать (pf; бс; if: выскакивать} naar buiten galopperen •:• - на дорогу de weg ор galopperen выскакивать (if; 1 а) , => вьrскочить 2 => вЬ1скакать вЬ1скоблить (pf; 4а; if: выскабливать; tr.) (door schrapen schoonmaken) (рап e.d.] uitschrapen, schoonschrapen, uitkrabben, uitschrabben; (door schrapen verwijderen) [verf e.d.] afschrapen, afkrab­ ben, afschrabben, wegschrapen, wegkrabben вЬ1скоблиться ,J.. (v. tand, vulling, etc.) uitvallen; (v. palletje, hejЬoom, etc.) uitschieten, schieten, weg­ schieten, wegspringen { (uit)} •:• его Имя вЫскочило у меня из памяти/головы zijn naam is mij ont­ schoten; - с замечанием i ор de proppen komen met een opmerking (ор ееп ongelegen moment) вЬ1скочка (m./f.an.; f.з*а) ,J.. 1 (v. тап) uitslover; (v. vrouw) uitsloofster 2 parvenu (mn./vr.) выскребание (n.; 7а) sb. v. вьrскрести выскребать (if; la) :=::) вьrскрести вЬ1скрести (pf; 7а (б) ; if: выскребать; tr.) ,J.. (reinigend) [pan e.d.] uitkrabben, schoonkrabben, uitschrabben, uitschrapen; (verwijderend) [verf e.d.] wegkrabben, wegschrappen, afkrabben, afschrapen вЬ1слать (pf; ба; if: высылать; tr.) 1 (в/на [4]) [brief, informatie] (ver)sturen, (toe)zenden, toesturen { aan, naar}; [patrouille, verkenners] sturen; [patrouille] laten uitrukken 2 < ( из [2], в/на [4] ) > [land] uit­ wijzen, verbannen, deporteren (uit, naar [stad, land]) , zetten uit [land] вЬ1следить (pf; 4а; if: выслеживать; tr.) [wild, mis­ dadiger e.d.] opsporen, speuren naar, jagen ор, het spoor volgen van; ор het spoor komen/zijn; de gan­ gen van iem. nagaan, iem. schaduwen, bespieden; [feit, vluchteling] achterhalen выслеживание (n.; 7а) sb. v. вьrследить выслеживать (if; 1 а) :=::) вьrследить вЬ1слуга (f.; за> •:• в выслугу лет off. voor/wegens trouwe dienst (gedurende vele jaren); в вЫслугой лет off. wegens (het) verstrijken van een termijn выслуживание (n.; 7а) sb. v. вьrслужить выслуживать (if; la) =:) вьrслужить выслуживаться (if; 1 а) :=::) вьrслужиться вЬ1служить (pf; 4а; if: выслУживать) 1 (tr.) [beloning] verdienen •:• - пенсию pensioengerechtigd zijn, een pensioen opbouwen, voldoende dienstjaren hebben voor een pensioen 2 (intr.) [tien/twintig/... jaar] dienen вЬ1служиться (pf; 4а; if: выслУживаться) ,J.. 1 (До [2]) het schoppen, het brengen, z. opwerken {tot} •:• - м рядов mil. uit de rangen voortkomen 2 ((перед [5])> strooplikken, slijmen, een wit voetje halen { (Ьij) }, z. de gunst verwerven van (door naar­ stig werken), voor zich in (proberen te) nemen, z. uit­ sloven voor (met diensten, gaven) вЬ1слушать (pf; 1а; if: выслушивать)=:) слушать 5,6 выслушивание (n.; 7а) 1 (tot het einde) het aan­ horen, het luisteren naar 2 med. auscultatie, het beluisteren, beluistering выслушивать (if; 1а) =:) вьrслушать высмаливать (if; 1 а; pf: вЬ1смолить) :=::) смол:Ить высмаркивание (n.; 7а) het snuiten (v. neus) высмаркивать (if; 1а; pf: вЬ1сморкать) =:) сморкать высмаркиваться (if; 1 а; pf: вЬ1сморкаться) :=::) сморкаться высматривать (if; 1 а) =:) вьrсмотреть 1 высмеивание (n.; 7а) het uitlachen, bespotting, spot, hoon высмеивать (if; la) :=::) вьrсмеять высмеиваться (if; l a) :=::) вь1смеяться

вьrскочка - высокомерие

вЬ1смеять (pf; ба; if: высмеивать; tr.) voor de gek houden; iem. (in z'n gezicht) uitlachen

вЬ1смеяться (pf; ба; if. высмеиваться) hartelijk/ smakelijk lachen

вЬ1смолить (pf; 4а; if. высмаливать) =:) смол:Ить вЬ1сморкать (pf; ia; if. высмаркивать) =:) сморкать вЬ1сморкаться (pf; 1а; if. высмаркиваться> :=::) сморкаться вЬ1сморкнуть (pf; за> sf. v. вь1сморкать вЬ1сморкнуться sf. v. вь1сморкаться вЬ1смотреть .J.. 1 (if: высматривать) (aandachtig) onderzoeken, inspecteren, doorz6eken

•:• - (все) глаза на [4] 1 i тое zijn van het kijken

naar ... , ingespannen kijken naar ... , heel lang turen naar (totje ogen er bij wijze v. spreken uitvallen) 2 :� z'n ogen niet kunnen afhouden van .. . 2 (kijkend, zoekend) [bekende] ontdekken, zien •:• он высмотрел в толпе знакомого hij ontdekte een bekende in de menigte выс6вывать (if; l a) :=::) вьrсунуть выс6вываться (if; i a) =:) в:Ьrсунуться выс6кий (adj.; за/с"; comp. вЬ1ше) (afmeting; v. berg,

etc., ligging; ovdr. о.а. v. concentratie, dunk, gast, kwali­ teit, opbrengst, ontwikkeling, positie, productie, prijs, rang, snelheid, stijl, toon; hoger dan normaal (bv. Ыoed­ druk)) hoog; (v. mens) lang; i (v. stijl, idealen) hoog­ verheven, verheven •:• стул мне высок die stoel is te hoog voor mij; � вЫwе [2] (lett.) groter zijn dan; (ovdr. ) boven iets staan; высокая вШ hoogwaterh, vloed; высокого роста groot (v. gestalte), rijzig, flink v. postuur; � вЫwе zie (hier)boven; разговаривать на высоких тонах ор hoge toon spreken (luid еп geprikkeld); - mонЮй rijke/over­ vloedige oogst; его высоко uенят hij wordt (ор zijn werk) erg gewaardeerd; он вЫwе Этого daar is hij boven verheven, daar staat hij boven

высоко- (= высоко-) (samenst.) (m.b.t. kwaliteit, plaatsing, etc.) hoog-, top-, zeer, Ьijzonder, hoogst высокоактивный (adj.; 1*а) tech. hoogactief высокоблагорбдие (n.; 7а) �:/pre-rev. ·:· ваwе (aanspreektitel) Uwe hoogedelgestrenge Heer (titel voor ambtenaren v. d. 8е tot de бе rang, еп voor mili­ tairen v. majoor tot kolonel) высоковбльтный (adj.; 1*а) hoogspannings•:• высоковольтная лИния hoogspanningsleiding высоког6рный (adj.; 1*а) 1 (m.b.t. landschap) hoog­ gebergte-, alpine, alpien ·:· - массив hooggebergte h 2 (m.b.t. ligging in de bergen) hooggelegen •:• высоко­ горное озеро bergmeer h высоког6рье (n.; б*а) hooggebergte h высокоградусный (adj.; i*a) (over dingen die in gradaties kunnen worden uitgedrukt) met een hoog percentage; (spec.: v. bler) zwaar высокодохбдный (adj.; 1*а) zeer winstgevend, zeer rendabel

высокоинтеллигентный (adj.; 1 *а) hoogbegaafd высококалорИйный (adj.; 1 *а) calorierijk, met een hoog caloriegehalte

высококачественный (adj.; 1*а[(1)]> van hoge kwaliteit, hoogwaardig, prima, eerstekJas, kwаlitеits­

высококвалифицИ:рованный (adj.; 1*a(l)) hoog­ gekwalificeerd

высококлассный (adj.; 1*а> van grote kJasse, eerste­ kJas, hoogwaardig, voortreffelijk •:• - игоок topspeler, topspeelster

высокомерие (n.; 7а) aпogantie, hooghartigheid, minachting, neerbuigendheid

высокомерничать - вь1ставить высокомерничать (if; 1а; intr.) z. arrogant/hoog­ hartig/hautain/neerbuigend/minachtend gedragen высокомерность (f.; 8а) � высокомерие высокомерный (adj.; 1*а) hautain, uit de hoogte, arrogant, neerbuigend, hooghartig высокомолекулЯрный (adj.; 1*а> hoogmoleculair высоконравственный (adj.; 1*a((1)J> moreel/ zedelijk hoogstaand высокообеспеченный (adj.; 1*а) kapitaalkrachtig; goed Ьij kas zittend, koopkrachtig высокообразованный (adj.; 1*а (1)) hoogopgeleid высокоодарённый (adj.; 1*а(1)) hoogbegaafd высокооктановый (adj.; i a) met een hoog octaangehalte •:• - � superbenzine высокооплачиваемый (adj.; 1 а) goed betaald, met een hoog salaris, hoogbetaald высокопарность (f.; 8а) hoogdravendheid, zwaar­ wichtigheid, gezwollenheid, gedragenheid высокопарный (adj.; 1*а) hoogdravend, bombas­ tisch, gezwollen, gedragen, pompeus, opgeschroefd, zwaarwichtig высокопоставленный (adj.; 1*а (1)) (v. iem.) hoogge­ plaatst •:• высокопоставленное l!..!!!!O hooggeplaatst iem., vip; (hoog)waardigheidsbekleder, dignitaris высокопревосходИтельство (n.; 1 а) •:• � Uwe/Zijne Excellentie высокопреосвященство (n.; 1 а) rel. ·:· вaшe/ero Uwe/Zijne Eminentie (aanspreektitel v. kardinalen) высокопреподобие (n.; 7а) ·:· ваше - eerwaarde

(aanspreektitel v. priester, lagere geestelijke) высокопробный (adj.; 1*а) hoogwaardig; (v. edel­ metaal) zuiver высокопродуктивный (adj.; 1*а) hoogproductief высокопроизводительный (adj.; 1*а) hoog­ productief

высокопрочный (adj.; 1*а) erg sterk •:• высокопроч­ ная сталь staal van hoogwaardige kwaliteit высокоразвитый (adj.; 1а) (v. land, industrie, etc.) hoogontwikkeld

высокородие (n.; 7а) :� •:• ваше - (als aanspreekvorm) weledelgeboren heer; его - de weledelgeboren heer высокородный (adj.; 1*а) t/pre-rev. (in brieven e.d.) weledelgeboren (gebruikt voor ambtenaren v. d. vijfde klasse) высокоскоростной (adj.; 1 Ь; kv.m. 0) hogesnelheids­ выcoкocлoжный (adj.; 1*а) hoogst ingewikkeld высокосортный (adj.; 1*а) van hoge kwaliteit, superieur

высокостепенство (n.; 1а) ·:· � - (hoge titel) Uwe/Zijne Excellentie/Hoogheid

высокость (f.; 8а) (v. stijl) verhevenheid высокоталантливый (adj.; 1 а) Ьijzonder getalen­ teerd

высокотоварный (adj.; 1*а) productief, met hoge opbrengst/productiviteit

высокоуважаемый (adj.; 1а) zeer geacht высокоуровневый (adj.; i a) van een hoog niveau, hoogstaand •:• - язь1к сотри. hogere programmeer­ taal

высокоурожайный (adj.; i*a) (v. grond) erg vrucht­ baar, met een hoge opbrengst, een rijke oogst opleverend высокочастотный (adj.; i*a) е/. hoogfrequent высокочтИмый (adj.; 1а) hooggeacht, hooggeёerd вL'1сосать (pf; 6°а; if: высасывать; [4] из [2]) leegzuigen; [gif, wond, ei] uitzuigen; zuigen uit; (ovdr.) iem. uitzuigen •:• - из пальца J, uit z'n duim zuigen

206 высота (f.; 1d) 1 (a/s afstand, afmeting; niveau, peil; dat wat boven de grond is) hoogte (ook ovdr.) •:• высотой � 5 метров 5 meter hoog, met een hoogte van 5 meter; � высотУ sport. over een Ьер. hoogte komen (bij hoogspringen); на должной высоте ор het vereiste niveau; лИния высоты hoogtelijn; быть/ оказаться ffil высоте [21 berekend zijn ор [taak e.d.), opgewassen zijn tegen [taak, situatie e.d.); ffil одной высоте с [51 (m.b.t. plaats) ор gelijke hoogte met; � высотУ (av.) hoogte winnen, klimmen; - полёта vlieghoogte; поыжкИ в высотУ sport. het hoogspringen; Q высотЬl uit de hoogte, van boven af; с высотЪt своего ве.л:uчия uit de hoogte (verwaand); с высотЪt птuчъего полёта . . . in vogelvlucht, panoramisch gezicht о р . .. ; высотой � башню (v. gebouw, Ьоот e.d.) torenhoog 2 mil. heuvel •:• � высотУ een heuvel innemen 3 (v. ontwikkeling e.d.) hoog niveau; (in carriere) hoogtepunth 4 mat. loodlijn S muz. toon(hoogte) высотка (f.; з*а) J. , mil. heuvel 2 wolkenkrabber высотник (m.an.; 3а) 1 hoog(bouw)werker 2 piloot die ор grote hoogte kan vliegen высотность (f.; 8а) sb. v. выс6тный высотный (adj.; i *a) 1 muz. m.b.t. toon(hoogte), toon-, toonhoogte- 2 ор grote hoogte •:• - полёт hoogtevlucht (ор zeer grote hoogte) 3 (v. gebouwen e.d.) (heel) hoog •:• - мм torenflat; высотное � wolkenkrabber; высотное строИтельство hoogbouw высотомер (m.; l a) hoogtemeter высотомерный (adj.; 1*а) van hoogtemeter, hoogte­ meterвЬ1сохнуть (pf; 3°а; if: высыхать) � с6хнуть 1 -3 вЬ1сохший (adj.; 4а; kv. ?) dor, uitgedroogd; vergaan; (v. bron) opgedroogd, droog; (v. fruit, iem.) ver­ schrompeld высочайший (adj.; 4а; kv. ?) 1 zeer hoog 2 t van de allerhoogste (m.b.t. de tsaar) высоченный (adj.; 1*а; kv.m. ?) J. huizenhoog, toren­ hoog, hemelhoog, reuzehoog высочество (n.; i a) (titel v. lid v. koninklijke familie; met ваше, их, ег6, ее) hoogheid •:• Ш - Zijne Hoogheid вЬ1спаться (pf; 5а; if: высыпаться) uitslapen •:• - за прежний недосып slaap moeten inhalen; .!:Ш высыпаться niet genoeg slaap krijgen выспевать (if; l a) � вь1спеть вЬ1спеть (pf; 1а; if: выспевать; intr.) rijpen выспрашивать (if; 1а) � вь1спросить вЬ1спренний (adj.; 2*а(1)) t /11' hoogdravend, bombastisch, gezwollen, gedragen, pompeus, opgeschroefd, zwaarwichtig вЬ1спренность (f.; 8а) t /11' hoogdravendheid, gezwol­ lenheid, gedragenheid, zwaarwichtigheid вЬ1спросить (pf; 4а; if: выспрашивать; tr.) J. (door te vragen) (nieuwtjes, etc.] te weten komen, achterhalen, lospeuteren вЬ1срать (pf; 6°а; if: высирать; tr.) vulg. eruit schijten вЬ1сраться (pf; 6°а) vulg. alles eruit schijten, z. hele­ maal leeg schijten вЬ1ссаться (pf; 5а; вЬ1ссусь, вЬ1ссытся/вЬ1ссется, вЬ1ссатся/вЬ1ссутся) vulg. alles eruit pissen, z. hele­ maal leeg pissen вЬ1ставить (pf; 4а[(з)); if: выставл.Ять; tr.) 1 (naar buiten/voren) neerzetten; buitenzetten; vooruit­ plaatsen; [voet, beenJ naar voren zetten; [stekels, borst] opzetten; J. iem. eruit gooien, eruit bonjouren, eruit knikkeren, naar buiten kegelen •:• - .!IШШ.U .

207 [borst, lip, kaak, buik] vooruitsteken; - � de borst opzetten (lett.) ; - (4) за дверь iem. de deur wijzen, buiten de deur zetten 2 [argumenten, eisen, kandidaat] naar voren brengen/schuiven; [eis] indienen; (getuige] leveren •> - кандидата een kandidaat stellen/voordragen; - кандидаJУру (2) на должность/пост (2) iem. als kandidaat voor­ dragen voor (presidentschap e.d.J, kandidaat stellen voor ". 3 (ovdr.) iets/iem. presenteren als, neerzet­ ten als •:• - [4] � iem. te kijk zetten, voor gek zetten; - в выгодном � in een gunstig daglicht stellen; - себЯ в глупом свете z. belachelijk maken 4 (schilderijen] tentoonstellen, exposeren; [artikelen] uitstallen •:• - (4) на шШн.Ау [onroerend goed] te huur aanЬieden; - напоказ (lett.) tentoon­ stellen, etaleren; (ovdr.) te koop lopen met, tentoon­ spreiden; выставлЯтъ себЯ напо-кdз aan de weg timmeren, z. afficheren; - (4) на обозоёние (lett./ovdr.) iets te kijk zetten; - [4] на .!!ШШШ [onroerend goed] in de verkoop brengen, te koop aanЬieden/zetten - для прощания opbaren 5 (vaak mil.) inzetten, ор de been brengen, [wachtposten] uitzetten/plaatsen •:• - часовЫх/каоаул/постЫ mil. wachtposten uit­ zetten 6 uithalen, uitnemen •:• - зИмние � voorzetramen uithalen 7 [rekening] (uit)schrijven; finan. [aandelen] uitgeven •:• - на (4) !1Шш hnd.cor. een wissel ор iem.s naam betaalbaar stellen; - тоёбо­ вание о компенсации за (4) een eis tot schadever­ goeding indienen voor вЬ1ставиться (pf; 4а[(3)); if: выставляться) J, 1 naar buiten leunen 2 (v. artiesten) z. aan het puЬliek presenteren 3 t interessant doen вЬ1ставка (f.; з*а) expositie, tentoonstelling •:• всемИрная - wereldtentoonstelling; - собак hondententoonstelling вЬ1ставка-продажа (f.; 3*а-4а) verkooptentoonstelling, galerie выставление (n.; 7а) sb. v. вЬ1ставить выставлЯть (if; 1 а) � вЬ1ставить выставляться (if; 1а) � вЬ1ставиться вЬ1ставочный (adj.; 1*а) tentoonstellings-, expositie•:• - зал showroom, toonzaal; expositiezaal, expo­ sitieruimte выстаивать (if; ia) � вЬ1стоять выстаиваться (if; ia) � вЬ1стояться вЬ1стеrать (pf; la; if: выстёгивать> � стегать выстёrивать (if; la) 1 (pf: вьrстегать) � стегать 2 � вЬ1стегнуть вЬ1стеrнуть (pf; 3Ь; if: выстёгивать; tr.) t 1 (met een zweep/".) [een oog/ ... ] uitslaan 2 [knoopje/."] los­ maken вЬ1стелить (pf; 4а; p.pret.p. вьrстеленный; if: высти­ лать; tr.) (geheel) beleggen, bedekken выстилать (if; 1 а) � вЬ1стелить/вЬ1стлать вЬ1стирать (pf; 1а) � стирать 2, [wasgoed] schoon wassen, uitwassen вЬ1стлать (pf; ба; pres. en imp. v. вьхстелить; p.pret.p. вьrстланный; if: выстилать) � вЬ1стелить вЬ1стоять (pf; 5а; if: выстаивать) 1 (tr.) (met moeite) Ьlijven staan; (a/s pf+ tijdsbep.) ( (langdurig) Ыijven) staan tot •:• - длИнную очередь in een lange rij Ьlijven staan tot je aan de beurt bent 2 ((пр6тив [2])> stand­ houden, bestand zijn { (tegen [vijand, verleiding])} •:• - АО конца tot het einde volhouden вЬ1стояться � строгать вЬ1страдать (pf; la; tr.) 1 lijden, te verdragen heb­ ben •:• много - veel aflijden; veel te lijden hebben 2 door lijden verdienen/krijgen, ten koste van veel moeite en leed bereiken •:• вЫстраданный met veel pijn en moeite verdiend/verkregen выстра11вание (n.; 7а) vorming выстра11вать (if; l a) � вЬ1строить выстра11ваться (if, 1 а) � вЬ1строиться выстрачивание (n.; 7а) (v. naaiwerk) het omzomen выстрачивать (if; 1а; pf: вьrстрочить)� строчить 1 вЬ1стрел (m.; 1 а; (в [4])) schot h (ор) (ook als geluid); knal •) - в затылок nekschot h; - из пистолета pistoolschot h; � - er klonk een schot; на ружейный - от [2] ор schootsafstand van выстреливать (if; 1 а) 1 � вЬ1стрелить 2 � в:Ь1стрелять вЬ1стрелить (pf, 4а; if: выстреливать; ([5]) в [4]) een schot lossen/afvuren, (eenmaal) vuren {ор}; (v. wapen) afgaan •:• - � [2] schieten met (pistool e.d.]; - из лука een pijl afschieten; пробка выстре­ лила met een knal sprong de kurk van de fles вЬ1стрелять (pf; 1а; if: выстреливать; tr.) leegschie­ ten, [kogels e.d.] opmaken (door schieten) •:• - все патроны al zijn patronen opschieten/verschieten вЬ1стричь (pf; 8а(г); [4] из [2]> [haar] wegknippen uit (nek, oor] вЬ1строrать вЬ1топтать вытаращивать (if; 1а; pf: вЬ1таращить) => таращить вытаращиваться (if; 1 а; pf: вЬ1таращиться} => таращиться вь1таращить (pf; 4а((3)]; if: вытаращивать) => таращить вь1таращиться (pf; 4а((3)]; if: вытаращиваться) => таращиться вь1таскатъ (pf; 1а; if: вытаскивать; [4] (из/с [2])) 1 J, (in enkele rukken) naar buiten sleuren, uitsleu­ ren, sleuren (uit); ergens uitrukken, rukken (uit) 2 U. [doos] leeghalen; [doos bonbons] leegeten вытаскивание (n.; 7а) sb. v. вЬ1таскать вытаскивать (if; 1 а; pf: вЬ1тащить (sf.)/J.вЬ1таскать) => вЬ1тащить вытаскиваться (if; l a) => вЬrтащиться вЬ1татуировать (pf; 2а) => татуй:ровать вЬ1татуироваться (pf; 2а) => татуИроваться вь1тачать (pf; 1 а) => тачать

ВЫТаЧИВаТЪ (if; la; pf: ВЬIТОЧИТЬ) => ТОЧИТЬ 1 ,2 вЬ1тачка (f.; з*а> figuumaadjeh ВЬIТаЩИТЬ (pf; 4а; if: ВЫТаСКИВаТЬ; (4] ИЗ (2]) 1 => тащИть 2 (de straat ор e.d.) [iem. de straat e.d.] opslepen; [kamer, tent] uitslepen, uit­ trekken; (weg)slepen, trekken {(uit [water, kuil]) } ; opdreggen; [geld, munten] opdiepen uit (zak, broek]; [dobber, vis] ophalen •:• - на берег/сушу [boot] aan land trekken; - (3) Ш J, een kies trekken Ьij; - кошелёк у (2) iem.s portemonnee rollen; - � omhoogtrekken (uit kuil e.d.); - на � божий (ovdr.) van stal halen, tevoorschijn toveren вь1тащиться (pf; 4а; if: вытаскиваться) ·:· гвоздь .!:Ш вытаскивается de spijker wil er niet uit, de spijker zit vast вь1твердитъ (pf; 4а(8); if: вытверживать) => твер­ дить вытверживать (if; la; pf: вЬ1твердить)=> твердИть вь1творить (pf; 4а; if: вытворять; tr.) J, (depr.) uit­ halen, uitspoken •:• вытворЯть � stommi­ teiten uithalen вытворЯ:тъ (if; l a) => вЬrтворить вытекать (if; l a; intr.) 1 => вьrтечь 2 (ИЗ [2]) (v. rivier) ontstaan, ontspringen {in [meer]}, vloeien uit [meer] 3 (из [2]) (a/s conclusie) volgen, voortvloeien {uit} •:• отсюда/из Этого вытекает daaruit kan men de conclusie trekken, daaruit kan men concluderen, hieruit volgt, dat ... ; одно вытекает из другого het ene volgt uit het andere вь1теребить (pf; 4а) => теребить 1 вь1теретъ (pf; 9а; if: вытирать; tr.) 1 [tafel e.d.] schoonwrijven, schoonvegen, schoonmaken, droog­ wrijven, droogmaken, (af)stoffen, [vloer, voeten] vegen; [ogen na huilen] uitwrijven; [handen e.d.] (af)drogen, droogwrijven; (с [2]) (met ееп doek ver­ wijderen) [stof] wegvegen, afvegen, afwrijven {van} •:• - досvха/насухо droogwrijven; - ноги о (4) de voeten vegen ор [mat e.d.]; - I!QI C лица het zweet van het gezicht vegen/wissen; - пыль stof afnemen, stoffen; - � (z.) de tranen uit de ogen wissen; - [3] с.лёзы iem.s tranen drogen 2 J, afslijten, doorslijten, (helemaal) verslijten, kaal slijten •:• - локти je ellebogen helemaal verslijten (ор

mouwen v. kleding) вь1тереться (pf; 9а; if: вытираться) 1 z. afdrogen, z. droogwrijven; z. schoonwrijven, z. afwrijven

вытапливаться - вЬrточка 2 J, (v. kleding) verslijten, afslijten, kaal slijten, aan slijtage onderhevig zijn вь1терпетъ (pf; 5а; p.pret.p. ?; if: вытерпливать) => терпеть 1 вытерпливать (if; l a) => вЬ1терпеть вЬ1тертый (adj.; l