143 17 1MB
Dutch Pages [112] Year 2009
basiswerk niveau 3 niveau 4
nederlands en burgerschap ld iaa ter
igitaal beschikb
aa r. Ga
rvoor h ie
aanvulle oek is nd it b ma
in de zorg it
e:
ij d
naar de w eb s
extras.springer.com
B
M. ten Brink
Nederlands en burgerschap in de zorg
Website In de oorspronkelijke uitgave van Nederlands en burgerschap in de zorg was een cd-rom toegevoegd met aanvullend digitaal materiaal. Vanaf deze editie is echter al dit aanvullende materiaal vindbaar op: http://extras.springer.com Vul op deze website in het zoekveld Search ISBN het ISBN van het boek in: 978-90-313-6172-4
Let op: het is belangrijk om precies deze schrijfwijze aan te houden, dus met tussenstreepjes. Overal waar in deze uitgave verwezen wordt naar de cd-rom, wordt bovenstaande website extras.springer.com bedoeld.
Basiswerken Verpleging en Verzorging Onder hoofdredactie van: Drs. J.H.J. de Jong MHA Drs. J.A.M. Kerstens Drs. IJ.D. Ju¨ngen S. van der Meijden-Meijer E.M. Sesink
Nederlands en burgerschap in de zorg
Niveau 3-4
Matthijs ten Brink
Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009
Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiee¨n of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopiee¨n uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 6172 4 NUR 897 Ontwerp omslag: Bottenheft, Marijenkampen Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: pre press media groep, Zeist Eerste druk, 2009
Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
Inhoud
1 1.1 1.2 1.3
1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Voorwoord
7
Over de auteur
8
Redactionele verantwoording
9
Curriculummodel
10
Manieren van leren Lezen Luisteren Spelling Onderwerp en persoonsvorm Werkwoorden De persoonsvorm Spreken Taalstijl Schrijven Gesprekken voeren
13 13 15 16 16 17 18 20 22 25 27
Kwaliteit verbeteren Lezen Luisteren Feedback ontvangen Spelling Het voltooid deelwoord Spreken Motiverende gesprekstechnieken Taalstijl Schrijven De sollicitatiebrief Gesprekken voeren Kwaliteitsgesprekken door ouderenadviseurs
29 29 31 31 32 34 34 34 35 37 37 42 42
Argumenteren en beslissen Lezen Luisteren Spelling Het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt Spreken Taalstijl Congruentiefouten Schrijven Mening en argument Gesprekken voeren
43 43 45 47 48 49 50 50 51 51 53
6
nederlands en burgerschap in de zorg
4 4.1 4.2 4.3
4.4 4.5 4.6 4.7
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
6.7
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Wie beı¨nvloedt?
53
Organiseren en communiceren Lezen Luisteren Spelling Meervoud Verkleinwoorden Spreken Lastige gesprekssituaties Taalstijl Schrijven Gesprekken voeren Overleggen met een clie¨nt
55 55 56 58 58 60 61 61 63 64 67 67
Samenwerken en overleggen Lezen Luisteren Spelling Spreken Instructies aan kinderen Taalstijl Hoofdletters Schrijven Gesprekken voeren Samenwerken met collega’s
69 69 70 72 74 74 75 75 77 78 78
Respect voor elkaar Lezen Luisteren Spelling Leestekens Spreken Omgaan met elkaar Taalstijl Voorzetsels Schrijven Betoog Beschouwing Gesprekken voeren Een klacht
79 79 81 83 83 85 85 86 86 87 87 89 89 89
Problemen signaleren Lezen Luisteren Spelling Engelse werkwoorden Spreken Voorlichting Taalstijl Schrijven Gesprekken voeren Observeren is een vak Antwoorden Nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
91 91 93 95 95 96 96 97 98 1 00 1 00 101
Voorwoord
Het boek Nederlands en burgerschap maakt deel uit van de reeks Basiswerk voor verzorgenden en verpleegkundigen. In dezelfde serie is ook een boek Nederlands en burgerschap voor helpenden beschikbaar. Deze boeken hebben dezelfde opzet en zijn in samenwerking tussen beide auteurs Matthijs ten Brink en Ank van de Wiel tot stand gekomen. In deze boeken worden Nederlands, beroep en burgerschap gecombineerd. Je weet al dat taal in de zorg- en welzijnssector ontzettend belangrijk is: het is noodzakelijk dat je elkaar goed begrijpt. Zorgvragers worden steeds mondiger en kritischer en daar krijg jij mee te maken. Je zult al je sociale en communicatieve vaardigheden nodig hebben om succesvol te zijn in je toekomstige beroep. Dit boek helpt je je vaardigheden te vergroten. Burgerschap gaat over respect voor anderen en natuurlijk voor jezelf. Ook je eigen mening geven en opkomen voor jezelf horen bij burgerschap. Dit boek helpt je competent te worden in het beroep door taal en burgerschap te ontwikkelen. Er wordt in de teksten en opdrachten steeds een link gelegd naar je toekomstige beroep, want Nederlands en burgerschap staan in het beroepsveld voortdurend op de voorgrond. In dit boek is gekozen voor een herkenbare structuur met vaste onderdelen. Ieder hoofdstuk begint bijvoorbeeld met een tekst met vragen. Alle teksten in het boek hebben te maken met je beroep. Zo train je leesvaardigheid en ben je tegelijkertijd met je beroep bezig. Je leest teksten met achtergrondinformatie over uiteenlopende zaken uit de sector. Bij het onderdeel luisteren gebruik je de bijgeleverde cd. Spelling, taalstijl en schrijven train je aan de hand van voorbeelden uit de beroepspraktijk. Naast Nederlands staat dus ook steeds je toekomstige beroep centraal. Bij de onderdelen spreken en gesprekken voeren worden theorie en praktijk behandeld. Eerst lees je de theorie en daarna voer je de samenwerkingsopdracht uit. Bij deze opdrachten gaat het niet alleen om de vaardigheid spreken, maar ook om het luisteren naar elkaar. In de opzet is bovendien rekening gehouden met de verschillen tussen niveau 3 en niveau 4. De opdrachten voor niveau 4 staan steeds in een apart kadertje. Overleg met je docent of jij die opdracht ook moet doen. De meeste opdrachten kun je zelfstandig, al dan niet samen met een klasgenoot, maken. Veel succes met het doorwerken van het boek en het maken van de opdrachten. Matthijs ten Brink
Over de auteur
De auteur, Matthijs ten Brink, heeft de docentenopleiding Nederlands gedaan met als specialisaties leerlingbegeleiding en Nederlands als tweede taal. Na zijn studie heeft hij in het beroepsonderwijs gewerkt in verschillende functies. Daar gaf hij onder andere Nederlands. De laatste jaren werkt hij voornamelijk mee aan verschillende methodes Nederlands voor het voortgezet- en beroepsonderwijs.
Redactionele verantwoording
Binnen het verpleegkundig en verzorgend beroepsonderwijs gaan de ontwikkelingen snel. Zo zien we onder andere: – een aanpassing van de kwalificatiestructuur die gebaseerd is op (beroeps)competenties. Centraal daarbij staat de vraag: welke kennis, vaardigheden en attitudes zijn noodzakelijk om binnen de verpleegkundige beroepscontext de juiste taken en de daaruit voortvloeiende acties uit te voeren met een effectief resultaat; – een centrale plaats voor de beroepspraktijk (de praktijk als krachtige leeromgeving); – een scherpere profilering van de verzorgende en verpleegkundige functies/rollen en de daaraan gerelateerde functie-eisen; – een toenemende aandacht voor flexibele leerwegen in het onderwijs; – een toenemende aandacht voor het gebruik van elektronische leeromgevingen en leermiddelen die gebruikmaken van de computer; – een toenemende zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de student binnen het leerproces; – een nieuwe rol voor de docent; – een andere organisatie van het onderwijs en andere toetsvormen. Deze ontwikkelingen in het verpleegkundig en verzorgend beroepsonderwijs vragen om leermiddelen die op deze ontwikkelingen aansluiten.
Curriculummodel
Voor de ontwikkeling van de basiswerken is het curriculummodel van de reeks leerboeken Bouwstenen voor het gezondheidszorgonderwijs gehandhaafd. Het model sluit aan bij de kwalificatiedossiers voor de verpleegkundige en verzorgende beroepen op MBO-niveau, de diverse beroepsprofielen op HBO-niveau en het rapport Met het oog op de toekomst; beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Bij de ontwikkeling van het curriculummodel waren twee uitgangspunten belangrijk: 1 Een theoretisch uitgangspunt waarbij het beroepsopleidingprofiel centraal staat: de competenties en eindtermen voor de onderscheiden kwalificatieniveaus. 2 Een praktisch uitgangspunt waarin de beroepsprofielen en de daarvan afgeleide functie- en taakprofielen in de verschillende beroepscontexten centraal staan. Belangrijk is daarbij de vraag welke kennis, vaardigheden en attitudes nodig zijn om in een gegeven beroepscontext de vereiste taken, het adequate gedrag en het effectieve resultaat te bereiken. De eindtermen gerelateerd aan de taakprofielen en de competenties (algemeen, algemeen professioneel en beroepsspecifiek) zijn richtinggevend voor de invulling van de leer- en vormingsgebieden verpleegkunde, ziekteleer, gezondheidsleer en methoden en technieken. Centraal daarin staat de verpleegkunde. In de verpleegkunde leert de verpleegkundige competent te worden in belangrijke beroepssituaties/verpleegsituaties afgeleid uit de zorgsituaties (multidisciplinair aandachtsgebied). Evidence based werken, klinisch redeneren en reflectie op de beroepspraktijk (ontwikkelen van professioneel gedrag) zijn belangrijke pijlers voor de toepassing en integratie van elementen uit de andere leer- en vormingsgebieden in de verpleegsituatie. In de verpleegsituatie heeft de beroepsbeoefenaar te maken met gezondheid en gezondheidsproblematiek. In het kader van gezond gedrag heeft hij te maken met zorgvragen vanuit het zelfzorgproces dat gericht is op het in stand houden en/of ondersteunen van het gezond functioneren van de mens. In het kader van gezondheidsproblematiek heeft hij te maken met zorgvragen van het patie¨ntenzorgproces. Uiteraard hebben beide processen een nauwe relatie met elkaar. Schematisch ziet het curriculummodel voor de opleiding tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en 5) er als volgt uit:
beginsituatie student
eindtermen voor verpleegkundig en verzorgend onderwijs
competenties - algemeen - algemeen professioneel - beroepsspecifiek
taak profielen
zorgvra(a)g(en) (patiëntenzorgproces)
gezondheidsproblematiek
gezondheid
zorgvraag (zelfzorgproces) 1
2
leer- en vormgevingsgebied ziekteleer/diagnostiek/therapie
theoriecomponent
patiënt zijn in relatie tot de omgeving hulpverleningssituatie gezondheidsproblematiek
ontwikkeling als persoon, hulpverlener/functionaris en beroepsbeoefenaar (reflective practice)
toepassing en integratie in de praktijk
leer- en vormgevingsgebied verpleegkunde en verzorging
toepassing en integratie in de praktijk
ontwikkeling als persoon, hulpverlener/functionaris en beroepsbeoefenaar (reflective practice)
theoriecomponent
mens zijn in relatie tot de omgeving hulpverleningssituatie gezondheidssituatie
leer- en vormgevingsgebied gezondheidsleer
3. beroepsspecifieke vaardigheden
2. algemene professionele vaardigheden
1. algemene vaardigheden
toepassing t.b.v. participatie in patiëntenzorgproces (competentieontwikkeling)
leer- en vormgevingsgebied methoden en technieken
toepassing t.b.v. participatie in zelfzorgproces (competentieontwikkeling)
curriculummodel 11
Curriculummodel voor de opleiding tot verpleegkundige op kwalificatieniveau 4 en 5.
1
Manieren van leren
1.1 Lezen Wat kost een blindedarm? 1 Marktwerking dwingt ziekenhuizen tot zelfonderzoek: wat zijn onze kosten, wat willen we nog wel doen, wat niet? Dat is winst, vindt Franck Asselman, econoom van het AMC in Amsterdam. Maar hij maakt zich ook zorgen: de topzorg mag niet verminderen. Marktwerking 2 Sinds 2005 bestaat er in de zorg marktwerking. Marktwerking betekent onder meer concurreren op prijs. Als een product in de ene winkel duurder is dan in een andere, dan stapt de klant over naar die andere winkel. Het enige wat er dan op zit, is de prijs te verlagen. Dat geldt ook voor ziekenhuizen. Dat zijn ook een soort winkels. De producten die er te koop zijn, heten diagnosebehandelcombinaties (dbc’s). Een dbc is een code in de gezondheidszorg die het geheel van een geleverd zorgproduct omschrijft. Het gaat dan om alle activiteiten van het ziekenhuis en de betrokken medisch specialisten. 3 Volgens Franck Asselman betekent het dbc-systeem een revolutionaire verandering voor de ziekenhuizen: ’In het oude stelsel kregen de ziekenhuizen jaarlijks een budget toegewezen. Maar hoeveel een bepaalde verrichting kostte? De ziekenhuizen hadden geen idee. Dankzij de dbc’s en de kostprijzen die het AMC inmiddels jaarlijks voor alle ziekenhuisactiviteiten berekent, zijn de kosten per patie¨nt en per patie¨ntengroep nu wel inzichtelijk. Dat is een grote vooruitgang. Het heeft me verbaasd dat er helemaal geen inzicht was in de kostprijs per patie¨nt, terwijl er veel geld in omgaat.’ Medisch en financieel beleid 4 Asselman heeft in de wereld van de ziekenhuizen naam gemaakt door een beslissysteem te ontwerpen waarmee ziekenhuisbesturen keuzes kunnen maken: welke activiteiten zijn voor ons ziekenhuis financieel interessant of om een andere reden van belang? Het kan zijn dat een verrichting meer kost dan oplevert. Je moet dan ook kijken naar de relevantie. In een universitair medisch centrum (UMC) als het onze kan het zijn dat je een bepaalde patie¨ntengroep toch in huis wilt houden voor onderwijs of onderzoek. Maar valt er niets aan de kosten te doen en is de patie¨ntengroep voor het ziekenhuis ook niet interessant genoeg, dan kun je in overleg met ziekenhuizen in de regio proberen patie¨ntenstromen te verleggen. Zo wordt er een koppeling gelegd tussen het medische en het financie¨le beleid. Vroeger gebeurde dat nauwelijks.
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_1, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
14
nederlands en burgerschap in de zorg
5 Asselman praat over zijn ziekenhuis als een bedrijf. Hij komt dan ook uit het bedrijfsleven. Tien jaar geleden stapte hij over van een bank in Londen naar het AMC. Zijn bedrijfsmatige aanpak trekt bij andere ziekenhuizen veel belangstelling. En dat is wel te begrijpen, want de dbc’s dwingen ziekenhuizen na te denken over hun activiteiten. Richttarief 6 Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn met die dbc’s. Zeker in het begin keken patie¨nten nogal eens verbaasd naar de rekening: een eenvoudige behandeling kon plots stukken duurder zijn. Anderzijds leidt het systeem ertoe dat ziekenhuizen soms akkoord gaan met een tarief dat lang niet kostendekkend is. Hoe kan dat? Asselman: ’Zo’n tarief wordt eerst landelijk vastgesteld. Het is een soort richttarief, gebaseerd op wat zo’n dbc gemiddeld in een kleine groep Nederlandse ziekenhuizen kost. En de verzekeraars willen natuurlijk niet meer betalen dan het gemiddelde. 7 Voor UMC’s en topklinische ziekenhuizen vormen de dbc’s dan ook een speciaal probleem. Asselman: ’Die topziekenhuizen schieten er bij in, omdat de vaak complexe zorg die ze leveren duurder is dan gemiddeld. Nu is er wel een apart potje voor de meerkosten die UMC’s maken vergeleken met andere ziekenhuizen. Daar zit voor alle UMC’s 500 miljoen euro in. Het AMC krijgt 90 miljoen. Maar stel dat de bekostiging in de toekomst alleen gebeurt op basis van dbc’s, dan hebben we een groot probleem. De patie¨nten in universitaire medische centra zijn nu eenmaal heel moeilijk te standaardiseren.’ Inzicht 8 Hoe kan dat dan toch goed geregeld worden? Asselman: ‘Terug naar het verleden moeten we niet. Die budgetten van vroeger waren veel te globaal. Dat past niet meer in de huidige maatschappij. We willen inzicht. En die transparantie hebben we aan de dbc’s te danken.’ 9 Ziekenhuizen kunnen door de dbc’s nu dus vergeleken worden. Alleen voor complexe zorg werkt het dbc-systeem niet zo goed. Daarvoor moet nog een oplossing gevonden worden, zonder dat er te veel administratieve handelingen bijkomen. Bron: Wilfried van der Bles, Trouw, 5 augustus 2008.
Opdracht 1.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 Vertel in je eigen woorden wat een dbc is. 2 Waarmee worden in alinea 2 dbc’s in ziekenhuizen vergeleken? 3 Wat is een groot voordeel van de invoering van de dbc’s? 4 Waarom is het voor een ziekenhuis soms toch interessant een verrichting te doen die meer kost dan oplevert? 5 Alinea 4 eindigt met de zin: Vroeger gebeurde dat nauwelijks. Wat gebeurde er vroeger nauwelijks? 6 Waarom zijn veel ziekenhuizen geı¨nteresseerd in de aanpak van Franck Asselman? 7 Wat is volgens alinea 6 een nadeel van de dbc’s? 8 Waarom hebben UMC’s last van het dbc-systeem? 9 Welk woord in alinea 8 betekent ongeveer hetzelfde als inzicht? 10 Waarom is het volgens de laatste alinea moeilijk om een oplossing te vinden voor complexe zorg?
1
manieren van leren
15
1.2 Luisteren
Luister naar het volgende gesprek en beantwoord daarna de vragen. Aan het gesprek nemen drie studenten deel: Tanja (T), Soraya (S) en Leila (L).
T
Weet jij al of je na je opleiding verder wilt leren?
S
Ja zeker, daar heb ik wel zin in. Niveau 4 lijkt me een echte uitdaging. Je krijgt dan ook meer vakken.
L
Het is inderdaad een leuke opleiding, want je gaat veel meer doen. Ik kan je echt aanraden om ook niveau 4 te gaan doen. Ik vond het wel veel zwaarder dan niveau 3, maar ik heb er geen dag spijt van gehad dat ik deze opleiding doe.
T
Ik heb echt zin om te gaan werken. Ik houd interessante vacatures goed in gaten.
L
Ik twijfel nog. Eigenlijk ben ik er wel aan toe om onder de mensen te komen en lekker aan het werk te gaan. Maar heel misschien ga ik verder met de opleiding Verpleegkunde HBO.
T
Ik zag laatst een baan bij het revalidatiecentrum hier in de stad. Ik dacht: oh, als die baan er nog maar is als ik klaar ben.
S
Ik merk dat ik steeds meer wil weten van de verpleging en dat ik dus het best verder kan gaan leren. Aan de andere kant zou ik ook wel vast wat willen gaan verdienen. Maar ja, voorlopig heb ik geen plannen om een gezin te stichten of zo.
L
Kinderen, het lijkt me enig. Zeker als je een fijne opvang hebt. Maar eerst ga ik deze opleiding afmaken. Ik denk dat ik daarna de praktijk inga, want ik heb dan tenslotte een goede opleiding. En nog vier jaar studeren vind ik misschien toch wel te veel.
T
Oh nee, ik weet zeker dat ik geen kinderen wil. Ik wil lekker werken en mijn tijd leuk besteden. Ik ga geen opleiding meer doen op niveau 4.
S
Trouwens wat gaan jullie dit weekend doen?
T
Jullie weten toch dat ik vrijwilliger ben bij het zorgcentrum hier om de hoek. Daar ga ik morgenmiddag even langs. Ik ga dan gewoon even kletsen met een paar bewoners. Die vinden dat hartstikke leuk!
L
Ik vind dat heel goed van je, maar ik doe doordeweeks al genoeg. Ik ga eerst uitslapen en daarna ga ik de stad in. Misschien ga ik wel naar de film met Marcel. En wat ga jij doen, Soraya?
S
Op zaterdagochtend sta ik lekker vroeg op en ga ik een half uurtje hardlopen. ’s Middags ga ik naar dat callcenter waar ik werk.
Opdracht 1.2.1
1 Welk onderwerp staat in het gesprek van de meisjes centraal? a Uitgaan en lekker feesten. b Werken na de opleiding. c Verder na de opleiding. d Vrijwilligerswerk doen. 2 Wie doet momenteel niveau 3? a Zowel Soraya als Tanja. b Zowel Soraya als Leila.
16
nederlands en burgerschap in de zorg
c Alleen Soraya. d Alleen Tanja. 3 Wat is een groot voordeel van niveau 4? a Je gaat meer verdienen. b Je hebt een uitgebreide stage. c Je gaat veel meer doen. d Je hebt leukere vakken. 4 Wat is een nadeel van niveau 4? a Het is veel saaier dan niveau 3. b Het is veel zwaarder dan niveau 3. c Het kost je heel veel meer tijd. d Het kost veel meer geld. 5 Wat wil Tanja? a Tanja heeft zin om te gaan werken. b Tanja wil graag een gezin stichten. c Tanja wil een opleiding op niveau 4 gaan doen. d Tanja wil graag bij een callcenter werken. 6 Wie denkt erover ooit nog eens Verpleegkunde HBO te gaan doen? a Zowel Soraya als Tanja. b Zowel Leila als Tanja. c Alleen Soraya. d Alleen Leila. 7 Wie zou er wel kinderen willen? a Alleen Tanja. b Alleen Leila. c Zowel Tanja als Soraya. d Zowel Soraya als Leila. 8 Wat gaat Tanja in het weekend doen in het zorgcentrum waar ze vrijwilliger is? a Gewoon even kletsen met bewoners. b Een potje kaarten met andere vrijwilligers. c Achter de receptie zitten en de telefoon aannemen. d Wandelen met bewoners. 9 Met wie wil Leila naar de film? a Met enkele bewoners van het zorgcentrum. b Met Marcel en Soraya. c Alleen met Marcel. d Alleen met Soraya. 10 Welke uitspraak is waar? a Leila gaat op zaterdagochtend een half uurtje hardlopen. b Tanja wil graag de opleiding Verpleegkunde HBO gaan doen. c Soraya werkt in het weekend bij een callcenter. d Tanja heeft een leuke baan bij het revalidatiecentrum in de stad.
1.3 Spelling Onderwerp en persoonsvorm
De persoonsvorm in een zin kun je vinden door de zin in een andere tijd te zetten. Je kunt de persoonsvorm ook in het meervoud zetten of juist in het enkelvoud. Het onderwerp verandert dan mee. Het onderwerp kun je vinden door te vragen: wie of wat? + de persoonsvorm.
1
manieren van leren
Voorbeelden
De assistente schreef een klachtenbrief. persoonsvorm = schreef wie schreef? de assistente onderwerp = de assistente De assistentes schreven een klachtenbrief. persoonsvorm = schreven wie schreven? de assistentes onderwerp = de assistentes Die opleiding wil ik gaan volgen. persoonsvorm = wil wie wil? ik onderwerp = ik Die opleiding willen Dinesh en Paul gaan volgen. persoonsvorm = willen wie willen? Dinesh en Paul onderwerp = Dinesh en Paul Het boek ligt op de plank. persoonsvorm: ligt wat ligt? het boek onderwerp = het boek Opdracht 1.3.1
Noem van elke zin de persoonsvorm en het onderwerp.
(1) De Nederlandse gezondheidszorg staat al jaren in het middelpunt van de belangstelling. (2) Iedereen heeft ermee te maken. (3) Er werken ontzettend veel mensen in de zorg. (4) Zij doen met veel warmte en liefde het zware werk. (5) Dat kan alleen maar als je bereid bent het leven van je medemens aangenamer te maken. (6) De verpleegkundigen houden het leven van zieken of zorgbehoevenden leefbaar. (7) De wijkverpleegkundige, de thuiszorg en de buurvrouw die met liefde ervoor zorgt dat een oudere vriendin gewoon thuis kan blijven wonen, zijn het cement in de Nederlandse samenleving. (8) Zij zijn onmisbaar! Bron: De Telegraaf, 22 november 2008.
Werkwoorden
Werkwoorden hebben drie verschillende vormen: – persoonsvorm (pv), – infinitief (inf), – voltooid deelwoord (vdw).
17
18
nederlands en burgerschap in de zorg
Voorbeelden
1 Sjoerd schopt tegen de emmer. 2 Sjoerd wil tegen de emmer schoppen. 3 Sjoerd heeft tegen de emmer geschopt. In zin 1 is schopt de persoonsvorm. De persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet. Zet je zin 1 in de verleden tijd, dan krijg je: Sjoerd schopte tegen de emmer. Staat er maar e´e´n werkwoord in de zin, dan is dit werkwoord altijd de persoonsvorm. In zin 2 is schoppen de infinitief, ook wel het hele werkwoord genoemd. De infinitief is de vorm van het werkwoord die in het woordenboek staat. Als je de betekenis van schopt niet weet, dan zoek je in het woordenboek bij de infinitief: schoppen. Let op: de persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud heeft dezelfde vorm als de infinitief! In zin 3 is geschopt een voltooid deelwoord. In een zin met een voltooid deelwoord is de persoonsvorm altijd een vorm van hebben, zijn of worden. Opdracht 1.3.2
Geef van de schuingedrukte werkwoorden aan welke vorm ze hebben: pv, inf of vdw. 1 Werknemers in de zorg hoeven zich nooit te vervelen! 2 Mevrouw Van den Berg besefte niet dat ze hulp nodig had. 3 Ik heb die regenjas van mijn collega’s gekregen! 4 De bewoners van het zorgcentrum klaverjassen de hele middag. 5 Meneer Willems is vannacht weer uit bed gevallen. 6 Peter en Dinesh willen de patie¨nten adviseren over medicijngebruik. 7 Ik kan de uitslag van de operatie niet voorspellen. 8 Door de zon waren de papieren helemaal verkleurd. 9 Tijdens het bezoekuur glinsterden haar ogen. 10 De lekkere soep werd tussen de middag opgediend.
De persoonsvorm
De tijd van een zin wordt bepaald door de persoonsvorm. Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, staat de zin dus ook in de tegenwoordige tijd. Hetzelfde geldt voor de verleden tijd. Bij de persoonsvorm worden nog wel eens spelfouten gemaakt. Dat staat heel slordig en is ook niet nodig. Onthoud de volgende regels. tegenwoordige tijd
Voor de ik-vorm neem je de infinitief en je laat -en weg. Voor de hij-vorm neem je de infinitief, je laat -en weg en zet er een -t achter. Voor de wij-vorm hoef je niets te doen. Deze ziet er hetzelfde uit als de infinitief. Voorbeelden
struikelen – en ? ik struikel struikelen – en + t ?hij struikelt struikelen ? wij struikelen Soms moet je een kleine aanpassing doen voor de uitspraak: maken – en ? ik maak (er is een a toegevoegd voor de uitspraak)
1
19
manieren van leren
stemmen – en ? ik stem (er is een m vervallen, die is overbodig) doven – en ? ik doof (er is een o toegevoegd en de v is veranderd in een f ) lezen – en ? ik lees (er is een e toegevoegd en de z is veranderd in een s) Opdracht 1.3.3
Vul de juiste vorm van de werkwoorden in. ik bewaar
hij ————————
wij ————————
ik ————————
hij ————————
wij begeleiden
ik ————————
hij kucht
wij ————————
ik besef
hij ————————
wij ————————
ik ————————
hij ————————
wij mailen
ik ————————
hij zweeft
wij ————————
ik bloed
hij ————————
wij ————————
ik ————————
hij ————————
wij lozen
ik verplicht
hij ————————
wij ————————
ik ————————
hij verzwikt
wij ————————
ik ————————
hij ————————
wij niezen
ik sport
hij ————————
wij ————————
ik ————————
hij ————————
wij ontdekken
ik ————————
hij beeft
wij ————————
ik huil
hij ————————
wij ————————
verleden tijd
In de verleden tijd krijg je bij werkwoorden die niet van klank veranderen -te(n) of de(n) achter het werkwoord zonder -en. Je neemt de infinitief en je laat -en weg. Kijk dan naar de laatste letter. Als deze letter in ’t kofschip zit, krijg je in de verleden tijd de uitgang -te(n). Let op: dit geldt alleen voor de medeklinkers, dus de o en de i doen niet mee! Voorbeelden
maken – en + te ? ik maakte maken – en + ten ? wij maakten slurpen – en + te ? ik slurpte slurpen – en + ten ? wij slurpten Staat de laatste letter niet in ’t kofschip, dan krijg je als uitgang -de(n). Voorbeelden
voorspellen – en + de ? ik voorspelde voorspellen – en + den ? wij voorspelden luiden – en + de ? ik luidde luiden – en + den ? wij luidden
20
nederlands en burgerschap in de zorg
Zoals je in het laatste voorbeeld ziet, krijg je bij werkwoorden die op -den eindigen een verdubbeling van de d in de verleden tijd. Werkwoorden die op -ten eindigen, krijgen in de verleden tijd een verdubbeling van de t. De verleden tijden van bijvoorbeeld verplichten zijn: ik verplichtte en wij verplichtten. Opdracht 1.3.4
Vul de juiste vorm in de verleden tijd in. (printen) het recept twee keer uit. 1 Ik 2 De familie (wandelen) in het park. 3 De collega’s (opbouwen) een leuke relatie . (draaien) een dubbele dienst. 4 Farida en Sjaak 5 Zijn moeder (veronderstellen) dat de ziekte wel mee zou vallen. (verrichten) een gecompliceerde ingreep. 6 De dokter (verhuizen) naar een grotere ruimte. 7 De afdeling (articuleren) hij niet meer zo goed. 8 Na de operatie 9 Mariska (stoppen) het dossier in het archief. (veinzen) van niets te weten. 10 Die leuke verpleger Opdracht 1.3.5
Je buurvrouw kan niet meer zo goed lopen. Binnenkort wordt ze opgenomen in het ziekenhuis. Dat vindt ze nogal eng. Jij weet dat dat allemaal best meevalt. Zet voor haar op papier wat er gaat gebeuren. Doe dat in ongeveer 200 woorden. Bespreek je tekst daarna met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent.
1.4 Spreken Praten met mensen is belangrijk. Als je gemakkelijk met mensen overweg kunt, bereik je veel meer in je werk. Als je ergens voor het eerst gaat werken, probeer je een goede indruk achter te laten. Je stelt je voor aan de mensen die je gaat verzorgen.
1
manieren van leren
21
Opdracht 1.4.1 Voorstellen tijdens de stage
Stel je om de beurt kort voor aan de bewoners of clie¨nten. Vraag je in je rol af wat belangrijk en interessant is om te vertellen of te horen. De spreker: – Welke punten wil ik vertellen? – Vertel ik nog iets persoonlijks? – Let ik op de goede toon? De luisteraar: – Is het een duidelijk verhaal? – Is het prettig om te horen? – Is het een goede start van de werksituatie? Doe deze opdracht met een klasgenoot. Bereid ieder kort voor wat je wilt gaan vertellen. Stel je vervolgens aan je klasgenoot voor. Je klasgenoot bekijkt jouw verhaal vanuit het standpunt van een zorgvrager. Wissel vervolgens van rol. Opdracht 1.4.2 Oefening voorbereiding begeleidingsgesprek
Tijdens de stage voer je begeleidingsgesprekken. Beantwoord de volgende vragen voor een instelling waar je stage hebt gelopen of voor een instelling waar je in de toekomst stage wilt lopen.
22
nederlands en burgerschap in de zorg
Vraag:
Waar loop je stage?
Antwoord:
————————
Vraag:
Wie is het aanspreekpunt bij de instelling?
Antwoord:
————————
Vraag:
Wat zijn je taken?
Antwoord:
————————
Vraag:
Wat weet je van het zorgplan van de instelling?
Antwoord:
————————
Vraag:
Waar kun je nog wat hulp bij gebruiken?
Antwoord:
————————
Vraag:
Wat gaat goed?
Antwoord:
————————
Vraag:
(eigen vraag)
Antwoord:
————————
Opdracht 1.4.3 Standpunt over actueel onderwerp
Je geeft je mening over een onderwerp uit je vakgebied dat de laatste tijd flink in de belangstelling staat. Je geeft minstens drie argumenten bij je mening. Zorg ervoor dat je verhaal een inleiding, een kern en een slot heeft. De spreker: – Zet een paar trefwoorden op papier. – Zorg voor een goede slotzin. De luisteraar: – Is het een begrijpelijk verhaal? – Is het actueel? Doe deze opdracht met een klasgenoot. Bereid ieder kort voor wat je wilt gaan vertellen. Vertel vervolgens je verhaal aan je klasgenoot.
1.5 Taalstijl verwijswoorden
In teksten staan vaak woorden die verwijzen naar andere woorden in de tekst. Dat zijn verwijswoorden. Verwijswoorden kunnen verwijzen naar een woord, een groep woorden of een hele zin. Verwijswoorden worden gebruikt omdat teksten anders saai worden en om te voorkomen dat je twee keer hetzelfde moet lezen. Als je een tekst goed wilt begrijpen, moet je doorhebben waar verwijswoorden naar verwijzen.
1
manieren van leren
23
Voorbeelden
Hugo komt morgen niet, want hij heeft een vrije dag. Het woord hij verwijst naar Hugo. Ik heb voor haar verjaardag schitterende nieuwe theeglazen gekocht, want die kan ze goed gebruiken Het woord die verwijst naar schitterende nieuwe theeglazen. Ik eindigde gisteren als laatste. Dat is heel jammer. Het woord dat verwijst naar de zin: Ik eindigde gisteren als laatste. Meestal is een verwijswoord e´e´n woord, maar het kan ook uit twee woorden bestaan: er ... in, daar ... voor, hier ... mee. Voorbeelden
Mijn auto heeft een ingebouwd navigatieapparaat. Hier kun je gemakkelijk de weg mee vinden. In deze zin verwijst hier ... mee naar: een ingebouwd navigatieapparaat. Dat is een leuke tas. Maar er kan niet zoveel in. In deze zin verwijst er ... in naar: een leuke tas. Opdracht 1.5.1
Schrijf de schuingedrukte woorden op en zet ernaast waar ze naar verwijzen. 1 Ik heb Andre´ gevraagd mee te komen, maar hij had geen tijd. 2 Mevrouw Van Vliet is te laat, omdat ze geen parkeerplaats kon vinden. 3 De benzineprijs is alweer gestegen. Ik had dat niet verwacht. 4 Het was heel gezellig, maar daar was ik niet voor gekomen. 5 Met de fiets reed ik tegen een paaltje. Dat had ik niet zien staan! signaalwoorden
Met een signaalwoord geeft een schrijver aan dat er iets belangrijks komt. Hij geeft dus eigenlijk het signaal: Let op: nu komt er iets belangrijks. Het belangrijke dat aangegeven wordt, noemen we een tekstverband. Bij elk tekstverband passen verschillende signaalwoorden. Tekstverband
Signaalwoord
reden
omdat, want, daarom
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds, daar staat tegenover
opsomming
ook, verder, bovendien, nog, en, daarnaast, daarna, niet alleen ... maar ook, ten eerste ... ten tweede
voorbeeld
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals
oorzaak en gevolg
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
middel en doel
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om ... te
toelichting
dat wil zeggen, met andere woorden, ter toelichting
vergelijking
zoals, hetzelfde, net als, vergeleken met
24
nederlands en burgerschap in de zorg Tekstverband
Signaalwoord
conclusie
dus, alles overziend, concluderend
samenvatting
kortom, al met al, alles bij elkaar, samenvattend
voorwaarde
op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij
Opdracht 1.5.2
Geef aan welk tekstverband er in de zin staat. 1 Het is vandaag erg koud, dus ik doe een extra dikke jas aan. 2 Mariet kan niet te lang blijven, want ze moet morgen heel vroeg opstaan. 3 Ik houd erg van aardbeien, bananen en kersen. 4 Maartje mag alleen komen als zij haar huiswerk gedaan heeft. 5 Mijn vader is dit jaar in veel landen geweest, zo was hij afgelopen maand nog in Turkije. 6 Aiden is platzak, hij heeft met andere woorden helemaal geen geld meer. 7 Hij is net als zijn broer niet zo lang. 8 Het heeft geregend. Daardoor is alles nat geworden. 9 Gelukkig zijn er allerlei dingen bedacht om dit wel mogelijk te maken. 10 De meisjes willen voetballen, maar de jongens willen niet meedoen.
Reanimatie is keus individu De staatssecretaris van Volksgezondheid wil geen standaardregels voor reanimatie. Al dan niet reanimeren moet een individuele keuze vooraf zijn. ‘De clie¨nt beslist dat in overleg met zijn arts.’ Dat zei de staatssecretaris gisteravond in een overleg met de Tweede Kamer. Volgens haar gaat de keuze van een clie¨nt altijd boven de keus van de beroepsgroep. Er was om het overleg gevraagd nadat er in de zomer over reanimatie van ouderen grote ophef was ontstaan. Een verzorgingshuis in Amersfoort stuurde in juni een brief aan alle bewoners waarin werd gesuggereerd dat reanimatie van zeventigplussers met meerdere aandoeningen zinloos is. Bewoners konden aangeven of zij in de toekomst gereanimeerd zouden willen worden. Dit nee-tenzijbeleid (niet reanimeren tenzij iemand nadrukkelijk heeft aangegeven dat wel te willen) is niet gebruikelijk in verzorgingshuizen, maar wel in verpleeghuizen. Die hebben daarvoor een richtlijn, waardoor er geen onduidelijkheid bestaat. Ee´n richtlijn De staatssecretaris wil graag dat verpleeg- en verzorgingshuizen e´e´n richtlijn aanhouden, want dan is het voor iedereen duidelijk. Zo’n richtlijn kan volgens haar nooit gaan over elke uitkomst. En al helemaal niet in elk individueel geval. Hier moet je natuurlijk mee uitkijken: hij biedt alleen houvast voor de te volgen procedure. Soms is het niet duidelijk wat een patie¨nt wil. Dan is reanimeren de enige optie. De overheid moet heel terughoudend zijn in deze ingewikkelde kwestie. Zij heeft niet de taak om te kiezen voor een ja- of nee-tenzij. De staatssecretaris was blij met het initiatief van het verzorgingshuis in Amersfoort om met bewoners afspraken te maken, maar er mag geen enkele indruk bestaan dat mensen het niet meer waard zouden zijn om gereanimeerd te worden. Zij had alleen bezwaar tegen de toonzetting van de brief. Ook de inspectie vond de brief van het gasthuis onzorgvuldig geformuleerd.
1
manieren van leren
25
Zelfbeschikkingsrecht Er zijn verschillende ideee¨n over wel of niet reanimeren. Het zelfbeschikkingsrecht van patie¨nten staat voorop. Dat wil zeggen dat de patie¨nt uiteindelijk zelf beslist, tenzij het een kritiek moment betreft: dan moet ook het oordeel van de arts ruimte krijgen. Een arts weet al met al wanneer reanimeren niet meer zinvol is. De keuzevrijheid van de patie¨nt is dus het belangrijkst en het moet duidelijk zijn wie wel en wie niet gereanimeerd wil worden. Zo is het een goed idee om ouderen die niet gereanimeerd willen worden een snel herkenbare polsband of penning te geven. Bron: NRC Next, 24 september 2008.
Opdracht 1.5.3
1 Schrijf de schuingedrukte woorden uit de tekst onder elkaar op. 2 Schrijf naast de verwijswoorden op waar ze naar verwijzen. 3 Schrijf naast de signaalwoorden op welk verband ze aangeven.
1.6 Schrijven Als je een tekst goed gelezen en begrepen hebt, kun je er een samenvatting van maken. Om te beginnen maak je een structuurschema: je schrijft per alinea in e´e´n zin op wat er wordt verteld. Als je uit elke alinea het belangrijkste opgeschreven hebt, kun je ook een samenvatting maken. De samenvatting moet geschreven zijn in correct Nederlands en natuurlijk ook prettig leesbaar zijn. In een samenvatting staan geen details of voorbeelden. Daarna leg je je samenvatting nog een keer naast de tekst. Als je alle hoofdzaken uit de tekst gehaald hebt, heb je een goede samenvatting.
Personeel is slechte zorg zelf ook beu Te veel verpleeghuizen kunnen geen verantwoorde zorg meer bieden omdat ze bezuinigen op hun personeel. Familie die zich daarover beklaagt, wordt afgescheept door het management. Managers weten niet wat zich afspeelt op de werkvloer en zijn vooral bezig met bureaucratische verplichtingen. Dat zegt Marian Kaljouw, de voorzitter van V&VN, de beroepsvereniging die 400 000 verpleegkundigen en verzorgenden vertegenwoordigt. ‘Wij schamen ons heel diep dat we niet de zorg kunnen bieden die we willen. Maar we staan met de rug tegen de muur en dat zijn we zat.’ Kaljouw reageert op de recente negatieve berichtgeving over verpleeghuizen. In anderhalve week tijd stelden drie tv-programma’s de falende zorg aan de kaak. Terecht, meent ze. Familieleden zijn zo verontrust dat ze een landelijke stichting voorbereiden. Bij de initiatiefnemer zijn al honderden meldingen binnengekomen.
26
nederlands en burgerschap in de zorg
De vakbonden waarschuwden een paar maanden geleden al voor het effect van de bezuinigingen. Volgens Kaljouw voelt het personeel zich gemangeld tussen de steeds zwaardere zorg en een groot gebrek aan collega’s. Er is meer geld nodig om de zorg te kunnen bieden. Schaarste Ze signaleert schaarste aan personeel, maar ziet ook dat hoogopgeleide werknemers worden ingeruild voor laaggekwalificeerd personeel. In veel huizen kan de basiszorg, zoals toezicht in de huiskamers en hulp bij toiletbezoek, al niet worden gerealiseerd. Manager Ewoud van den Brink van een Groningse zorggroep vindt dat Kaljouw overdrijft: ‘Er is genoeg personeel dat zonder morren de zorgvragers hulp biedt. Je hoeft geen goede opleiding te hebben om basiszorg te geven. Het is veel belangrijker om een goed management te hebben, want zonder een goed management kan een zorgorganisatie nooit concurrerend zijn.’ De Inspectie voor de Gezondheidszorg constateerde vorige week dat in vijftig instellingen de zorg nog niet op orde is. Kaljouw vermoedt dat de werkelijkheid ernstiger is, omdat de Inspectie vooral op papier toetst. ‘Slechte zorg is allang geen incident meer.’ Van den Brink: ‘Er moet een goede balans gevonden worden tussen beschikbaar geld en de zorgvraag op een bepaald moment. En dat is niet altijd makkelijk. De mensen moeten gewoon wennen aan een zakelijke bedrijfsvoering, waarin efficie¨nter gewerkt moet worden.’ Kaljouw weet dat familie met klachten weinig gehoor vindt. Daarom pleit ze ervoor de Nationale Ombudsman ook voor conflicten in de zorg toegankelijk te maken. ‘De klachtencommissies in verpleeghuizen zijn niet altijd onafhankelijk. En de inspectie heeft te weinig menskracht om overal achteraan te gaan.’ De regie in de verpleeghuizen moet terug naar het personeel, aldus Kaljouw. ‘Managers zijn druk met procedures. Dan staat er we´e´r een boekwerk in de kast; maar leiding op de werkvloer ontbreekt.’ Bron: Ellen de Visser, de Volkskrant, 15 mei 2008.
Opdracht 1.6.1
Vul het structuurschema voor bovenstaande tekst in. Alinea
Hoofdzaak
1
————————
2
————————
3
————————
4
————————
5
————————
6
————————
7
————————
8
————————
9
————————
10
————————
1
manieren van leren
27
Opdracht 1.6.2
Vat de tekst samen in maximaal 180 woorden. Maak er een goedlopend geheel van. Gebruik voor je samenvatting het structuurschema van de vorige opdracht.
1.7 Gesprekken voeren Opdracht 1.7.1 Oefenen met een POP-gesprek
Als je stage loopt of werkt, voer je regelmatig een POP-gesprek. POP staat voor Persoonlijk Ontwikkelings Plan. Vooraf krijg je een vragenlijst waarmee je jezelf beoordeelt: Wat heb je tot nu toe bereikt? Wat zijn je sterke en minder sterke punten in de uitoefening van je vak? Wat wil je bereiken? Voor zo’n POP-gesprek kun je best wel een beetje nerveus zijn. Door zo’n gesprek nu alvast te oefenen zul je je een stuk zekerder voelen! Over deze vragen heb je nagedacht: 1 Ben ik flexibel? 2 Hoe is de verdeling tussen werk en prive´? 3 Wat zijn eventuele wensen om deze verdeling aan te passen? 4 Waar ben ik opvallend goed in? 5 Benut ik deze kwaliteiten? 6 Welke zaken in mijn huidige functie gaan mij goed af ? 7 Breng ik voldoende in in het team? 8 Welke taken in mijn huidige functie vind ik minder goed gaan? 9 Welke kennis en ervaring wil ik meer inzetten? 10 Houd ik de actualiteiten in mijn vakgebied bij? 11 Zijn er zaken die ik graag verder wil ontwikkelen? 12 Op welke manier wil ik geholpen worden door de instelling? 13 Hoe blijf ik gemotiveerd? 14 Zijn er andere functies of uitdagingen die me aanspreken? Oefen het POP-gesprek met een klasgenoot. Er zijn twee rollen: de leidinggevende voert het gesprek met jou als werknemer. Beiden zorgen ervoor dat het gesprek in een goede sfeer verloopt. Verdeel de rollen en voer het gesprek. Draai daarna de rollen om.
Opdracht 1.7.2
Je bespreekt een bepaald probleem met je leidinggevende. Je zet het probleem helder uiteen en doet een voorstel waar je je leidinggevende van probeert te overtuigen. Kies een van deze problemen: – te veel taken; – onplezierig rooster; – klacht over materiaal; – gevaarlijke situatie.
28
nederlands en burgerschap in de zorg
Voer het gesprek. Een klasgenoot speelt de rol van leidinggevende en geeft achteraf commentaar op het gesprek.
2
Kwaliteit verbeteren
2.1 Lezen Zuster Gies, een klassezuster! 1 Ze woont nog steeds in de buurt van de Maartenskliniek in Beek Ubbergen. Dat plaatsje bij Nijmegen is tevens haar geboortedorp. Het interview vindt plaats in haar gezellige appartement aan het dorpsplein, midden in Beek. Zuster Gies is een begrip. ‘Noem me maar niet anders, want zo kennen de mensen mij. Zo werd ik altijd aangesproken, zelfs als leerling al,’ zegt de voormalige hoofdzuster van de klassenafdeling orthopedie en reuma, waar ze werkte van 1952 tot 1990. Eng 2 Ze was twintig toen ze, net vanuit de schoolbanken, terechtkwam op de Maartenskliniek. Haar vader had haar geadviseerd daar te gaan solliciteren, omdat het een klein ziekenhuis was. Grote ziekenhuizen en verpleegafdelingen lagen haar niet. Te gehaast en te onpersoonlijk. Tegenwoordig volg je eerst een lange opleiding voordat je de verpleging inrolt. In haar tijd was dat anders. ‘Ik heb altijd in de verpleging willen werken,’ herinnert zuster Gies zich, ‘maar wat vond ik het eng. Zonder goede opleiding werd je zomaar voor de patie¨ntenzorg ingezet. Ik was er eigenlijk nog niet klaar voor. Toen ik twintig was, was ik nog zo´ jong. Ik vond het ook doodeng toen ik voor het eerst een zwaargewonde patie¨nt zag. Maar daar wen je gauw aan.’ Klassenafdeling 3 Wilde je verpleegkundige worden, dan liep je vroeger eerst een tijd mee op een verpleegafdeling. Voor zuster Gies was dat de klassenafdeling, een afdeling waar zowel orthopedie- als reumapatie¨nten verbleven. Gies: ‘Het woord ‘klassenafdeling’ was een beladen begrip, alsof er alleen schatrijke patie¨nten lagen. Maar het waren vooral mensen die er gewoon iets meer geld voor over hadden. Het voornaamste verschil met een gewone afdeling was dat je op een eenpersoonskamer lag,’ legt ze uit. De verdere voorzieningen waren voor alle patie¨nten gelijk, alhoewel Gies het eten voor klassenpatie¨nten wel uitserveerde in dekschaaltjes. ‘En ze kregen wel eens iets speciaals, een ander toetje of zo,’ moet ze toegeven. 4 Al gauw kreeg ze meer taken: ‘Ik was een keurig net meisje, dus mocht ik snel de overstap naar patie¨nten maken. Wassen en aankleden, po’s legen, bloemwater verversen, dat soort werk.’ De Maartenskliniek was toen nog geen opleidingsziekenhuis, dus voor het behalen van haar diploma moest ze uitwijken naar het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen. Na ruim twee jaar zou ze terugkeren naar haar eigen klassenafdeling in de Maartenskliniek.
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_2, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
30
nederlands en burgerschap in de zorg
Eerst werd ze daar waarnemend hoofd, later werd ze zelfs hoofd. ‘Je zorgde ervoor dat alles reilde en zeilde,’ vertelt ze nuchter. ‘En ik hielp nog steeds mee hoor, vooral in de weekenden want dan zat je krapper in je personeel.’ Omgangsvormen 5 Het grote verschil tussen toen en nu zit hem vooral in de omgang met collega’s, meent Gies: ‘Zoals bijvoorbeeld dokter Ba¨r. De zusters keken reuze tegen hem op, die aanbaden die man. Ik had dat niet zo. Bovendien, daar wordt zo’n man op den duur ook kriebelig van hoor! Wij hadden ook dokter Bingen. Dat was ook zo’n god, dat kun je je nu niet meer voorstellen. Als patie¨nt had je niet veel bij hem in te brengen. Hij vond: de patie¨nt moet gewoon luisteren naar mij! Ik heb het er wel eens met hem over gehad, dat hij meer zou moeten overleggen met de patie¨nten. Daar heeft hij mij later gelijk in gegeven.’ Streng 6 De zusters van de Maartenskliniek waren vooral heel streng, weet ze zich te herinneren. Gies: ‘Zuster Francisca was de baas en je ging niet zo familiair met haar om. Je hield heel veel rekening met haar. Ze sliep op mijn afdeling. Als je nachtwacht had, deed je altijd heel voorzichtig als je langs haar kamertje liep. Zij bemoeide zich ook overal mee. Mijn vader kwam mij na een avonddienst altijd ophalen, want hij vond het niks als ik in mijn eentje in het donker over straat ging. Een keer zei ik tegen haar dat mijn vader me kwam halen. ‘‘Oh,’’ zei ze achterdochtig, ‘‘dan wil ik wel eens even kennis met hem maken.’’ Ze dacht natuurlijk dat het om een vriendje ging. Gelukkig dat ik heel erg op mijn vader leek.’ Bron: http://www.maartenskliniek.nl
Opdracht 2.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 Waarom solliciteerde zuster Gies juist bij de Maartenskliniek? 2 Om welke twee redenen is ze niet zo enthousiast over grote ziekenhuizen? 3 In alinea 3 staat het woord Maar schuingedrukt. Welk verband geeft dit signaalwoord aan? 4 Welke drie verschillen tussen de gewone afdeling en de klassenafdeling worden er in alinea 3 opgesomd? 5 Waarom mocht zuster Gies al snel de overstap maken naar patie¨nten? 6 Waarnaar verwijst het schuingedrukte woord daar in alinea 4? 7 Wat is volgens zuster Gies het grootste verschil tussen vroeger en nu in de verpleging? 8 Waar waren zuster Gies en dokter Bingen het eerst niet over eens, maar later wel? 9 Kijk nog eens naar de volgende zin uit alinea 6: Zuster Francisca was de baas en je ging niet zo familiair met haar om. Leg in je eigen woorden uit wat familiair betekent. 10 In de laatste zin van de tekst zegt zuster Gies dat ze blij is dat ze heel erg op haar vader leek. Waarom was ze daar blij mee?
2
kwaliteit verbeteren
31
2.2 Luisteren
Feedback ontvangen
Feedback kun je zien als een geschenk. Je kunt het aannemen, uitpakken en ervan genieten. Of je neemt het geschenk aan, bedankt de gever en legt het vervolgens weg om er nooit meer naar om te kijken. Je kunt feedback beter zien als een kans om iets te leren. Hoe? Door goed te luisteren, toelichting te vragen en vervolgens te bedenken wat je ermee gaat doen. Luister naar het volgende gesprek en beantwoord daarna de vragen. Frans (F) is leidinggevende. Hij geeft Satcha (S) feedback. Er is vorige week iets voorgevallen op de afdeling. F
Ik wil graag even je aandacht over het voorval op de afdeling.
S
Ja, dat is wel noodzakelijk.
F
De dochter van mevrouw Sanders was wel erg boos. Vond je niet?
S
Mmm, ze had ook wel een punt. Het had ook nooit mogen gebeuren dat ik de ziekenhuisafspraak van die arme mevrouw Sanders vergeten was.
F
Ik zie je altijd heel druk bezig. Gebeurt het vaker dat je zaken vergeet?
S
Eigenlijk wel. Ik probeer het iedereen naar de zin te maken en als ik dan zie dat een andere verzorgende iets vergeten is te doen, dan ga ik het nog even rechtzetten. Dan merk ik later dat ik hierdoor zelf ook wel eens vergissingen maak.
F
Je bent ontzettend betrokken bij de bewoners. Ik bewonder je daarom. Toch is het zaak evenwicht te houden.
S
Hoe bedoel je evenwicht te houden?
F
Het is fijn dat je je om de bewoners bekommert. Als je er maar voor zorgt dat je in ieder geval de dingen doet die gedaan moeten worden. Doordat je erg lang met meneer Brecht sprak, vergat je mevrouw Sanders klaar te maken voor het ziekenhuis en kon zij dus niet geopereerd worden.
S
Ik ben erg geschrokken en dit zal me echt niet nog eens gebeuren!
F
Ik heb alle vertrouwen in je en zou je niet graag kwijtraken. Voor de bewoners is jouw menselijke benadering erg belangrijk.
S
Ik ga eens goed nadenken hoe ik ervoor kan zorgen dat ik mijn werkdagen beter besteed.
F
Als ik je ergens mee kan helpen dan hoor ik het toch wel van je? Is er op dit moment nog iets wat je wilt bespreken?
S
Nee, niet echt. Bedankt voor je advies en je hoort zeker nog van me.
Opdracht 2.2.1
1 Bij wat voor een organisatie werken Frans en Satcha? a Frans en Satcha werken in het ziekenhuis. b Frans en Satcha werken in een verzorgingshuis. c Frans en Satcha werken bij een adviesbureau. 2 Wat is de aanleiding van hun gesprek? a Mijnheer Brecht zit altijd te praten.
32
nederlands en burgerschap in de zorg
b Er moet bezuinigd worden. c Satcha heeft te lang met bewoners gekletst. d Satcha heeft een belangrijke taak vergeten te doen. 3 Welke mensen worden er genoemd in dit gesprek? a Satcha, mevrouw Sanders, Frans en de dochter van mevrouw Sanders. b Frans, Satcha, meneer Brecht en mevrouw Sanders. c Meneer Brecht, mevrouw Sanders, Satcha, de dochter van mevrouw Sanders. d Satcha, mevrouw Sanders en haar dochter, meneer Brecht, Frans. 4 Werkt Satcha hard genoeg? a Ja, Satcha is altijd bezig met de bewoners. b Ja, Satcha is altijd bezig met de collega’s. c Nee, Satcha vergeet de bewoners. d Nee, Satcha kletst te veel met bewoners. 5 Wil Frans Satcha ontslaan? a Misschien, hij denkt erover na. b Nee, hij wil haar niet graag kwijtraken. c Ja, ze vergeet te veel. 6 Waarom maakt Satcha vergissingen? a Satcha ziet de fouten van collega’s. b Satcha is een sloddervos. c Satcha verbetert de fouten van collega’s. d De bewoners houden haar van haar werk. 7 Begrijpt Satcha het advies van Frans meteen? a Nee, ze vraagt om een toelichting. b Nee, want ze is het er niet mee eens. c Ja, het zal haar nooit meer gebeuren. d Ja, ze gaat meteen aan de slag. 8 Is Satcha boos over het gesprek? a Ja, ze vindt het gesprek niet zo prettig. b Ja, ze vindt dat haar collega’s schuldig zijn. c Nee, ze bedankt voor het gesprek. d Nee, ze vergeeft haar leidinggevende. 9 Wat gaat Satcha doen met deze feedback? a Mensen op tijd klaarmaken voor het ziekenhuis. b Nadenken over hoe ze haar werk beter kan doen. c Nadenken over hoe ze meer kan werken. d Collega’s bedanken voor het gesprek. 10 Welke uitspraak is waar? a Frans vindt Satcha een kletskous. b Frans denkt dat Satcha een goede werknemer is. c Satcha kan goed met haar collega’s opschieten. d De dochter van mevrouw Sanders heeft een hekel aan Satcha.
2.3 Spelling In het vorige hoofdstuk zijn de spellingregels voor de verleden tijd herhaald: in de verleden tijd krijg je bij werkwoorden die niet van klank veranderen -te(n) of -de(n) achter het werkwoord zonder -en. Zoals je weet zijn er ook werkwoorden die wel van klank veranderen in de verleden tijd. Werkwoorden die van klank veranderen, noemen we sterke werkwoorden. Werkwoorden die niet van klank veranderen, noemen we zwakke werkwoorden.
2
33
kwaliteit verbeteren
Enkele veelgebruikte sterke werkwoorden zijn: lopen, slapen en rijden. lopen
liep
gelopen
slaap
sliep
geslapen
rijden
reed
gereden
Opdracht 2.3.1
Vul hetzelfde schema in voor de volgende werkwoorden. 1
roepen
————————
————————
2
komen
————————
————————
3
ruiken
————————
————————
4
krijgen
————————
————————
5
beginnen
————————
————————
6
breken
————————
————————
7
schrikken
————————
————————
8
kijken
————————
————————
9
buigen
————————
————————
10
bedragen
————————
————————
11
liegen
————————
————————
12
binden
————————
————————
13
staan
————————
————————
14
vangen
————————
————————
15
fluiten
————————
————————
Opdracht 2.3.2
Bedenk samen met een klasgenoot nog minstens tien werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd. Opdracht 2.3.3
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in. Sterke en zwakke werkwoorden zijn door elkaar gebruikt. 1 Een 79-jarige vrouw (willen) niet gereanimeerd worden. (afspreken) ze met een tatoee¨erder. 2 Daarom 3 Die (tatoee¨ren) de woorden ‘niet reanimeren’ op haar borst. (melden) de Australische televisie vanmorgen. 4 Dit 5 Sommige regeringen (verbieden) euthanasie. (wijzigen) de wetgeving door deze actie. 6 Deze landen 7 Voor die tijd (reanimeren) doktoren een patie¨nt altijd. (duren) het ook lang voor deze wetgeving er was. 8 In Nederland 9 Organisaties in Nederland (aandringen) hier toen erg op . (verliezen) iemand zelfs 10 In landen waar het nog steeds niet mag een rechtszaak.
34
nederlands en burgerschap in de zorg
Het voltooid deelwoord
Je weet dat zwakke werkwoorden in de verleden tijd een uitgang krijgen op -te(n) of de(n) achter het werkwoord zonder -en. Om te bepalen welke werkwoorden -te(n) of -de(n) krijgen, gebruik je ’t kofschip. Hetzelfde geldt voor het voltooid deelwoord. Zwakke werkwoorden die in de verleden tijd op -te(n) eindigen, krijgen een voltooid deelwoord met de uitgang -t. De andere zwakke werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat op een -d eindigt. Bij sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord altijd op -en. Voorbeelden
maken – maakte – gemaakt spellen – spelde – gespeld schenken – schonk – geschonken Opdracht 2.3.4
Vul het voltooid deelwoord in. 1 Het heeft vannacht weer heel erg (vriezen). 2 De familie werd door het goede nieuws (verrassen). (red3 Haar leven werd door het kordate optreden van de broeders den). (beleven). 4 De jongen heeft daar een heel angstig moment 5 Onze patie¨nt is door een horzel (steken). (beseffen) dat er bijwerkingen 6 De geschrokken man heeft niet waren bij die medicijnen. 7 De verpleegkundige heeft een zwelling op zijn been (ontdekken). (blazen). 8 De automobilist heeft tijdens de alcoholcontrole even (rondzwerven). 9 Het verdwaalde katje heeft dagenlang 10 Mevrouw Van Vliet-de Hooge wordt door haar zoon (begeleiden). Opdracht 2.3.5
Je neefje van tien jaar moet binnenkort aan zijn been geopereerd worden. Dat vindt hij vreselijk eng. Vooral verdoofd worden lijkt hem heel griezelig. Stel je voor dat jij aan je been geopereerd bent. Zet jouw ervaring voor hem op papier. Je schrijft je ervaring in de verleden tijd op. Gebruik ongeveer 200 woorden. Bespreek je verhaal met een van je klasgenoten. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Let er ook op dat het verhaal in de verleden tijd geschreven is.
2.4 Spreken Motiverende gesprekstechnieken
Een verzorgende of verpleegkundige is een belangrijke gesprekspartner voor mensen die lijden aan hart- en vaatziekten. Zeker als het erom gaat dat mensen beter kunnen worden als zij hun leefstijl veranderen. Bovendien zal een patie¨nt goed gemotiveerd moeten worden om zijn medicatie
2
kwaliteit verbeteren
35
dagelijks in te nemen. Starten met preventieve medicatie betekent langdurig en dagelijks medicijnen innemen zonder dat men hier direct iets van merkt. Patie¨nten hebben daar eigen ideee¨n en gedachten bij, al dan niet beı¨nvloed door hun omgeving of de media. Kortom, dagelijks medicijnen slikken vraagt veel van een patie¨nt, en daarmee ook van een zorgverlener. Want hoe motiveer je je patie¨nten om hun medicijnen te blijven slikken? Hoe zorg je voor verandering van de leefstijl van je patie¨nt? Opdracht 2.4.1 Oefening motiverend gesprek
Bedenk motiverende zinnen voor het gesprek met de zieke. De zieke zal zijn levensstijl echt moeten veranderen en dus goed zijn medicijnen moeten slikken als hij wil blijven leven. Zieke:
Dag zuster
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
`? Het gaat niet zo goed met me, he
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
Ik vind het wel moeilijk. Ik doe meestal maar wat.
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
Ook dat nog?
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
Je weet het wel weer goed te brengen.
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
Ik ga het wel proberen, maar ik weet niet of me dat allemaal gaat lukken.
Verpleegkundige:
————————
Zieke:
Je bent een schat als je nu nog even de televisie op een andere zender zet.
Opdracht 2.4.2
Vraag een klasgenoot welke zinnen heel motiverend zijn. Welke zinnen vindt je klasgenoot niet handig voor een motiverend gesprek?
2.5 Taalstijl Sommige fouten worden heel vaak gemaakt, terwijl de regels niet zo moeilijk zijn. als of dan
Je gebruikt als om aan te geven dat twee zaken hetzelfde zijn. In andere vergelijkingen gebruik je dan.
36
nederlands en burgerschap in de zorg
Voorbeelden
Freek is even lang als zijn broer Koen. Freek is langer dan zijn broer Koen Freek is niet zo lang als zijn broer Koen. te danken of te wijten
Je gebruikt te danken bij iets positiefs en te wijten bij iets negatiefs. Voorbeelden
Dat goede cijfer is te danken aan urenlang studeren. Dat slechte cijfer is te wijten aan onvoldoende studeren. met behulp van of met de hulp van
Je gebruikt met behulp van als je een hulpmiddel gebruikt. Je gebruikt met de hulp van als het om personen gaat. Voorbeelden
Met behulp van mijn rekenmachine los ik al die sommen op. Met de hulp van mijn wiskundeleraar los ik al die sommen op. alle of allen
Je gebruikt alleen allen als er geen zelfstandig naamwoord achter het woord staat en het woord op personen slaat. Deze regel geldt ook voor andere(n), sommige(n), enkele(n), beide(n) en vele(n).
2
kwaliteit verbeteren
37
Voorbeelden
De patie¨nten wisten de weg terug niet meer. Ze waren allen verdwaald. De tassen waren verdwenen. Ze waren alle onvindbaar. Alle patie¨nten waren verdwaald. Alle tassen waren verdwenen. Opdracht 2.5.1
Kies de juiste vorm. 1 De opgelopen ziekte is te danken / te wijten aan een bacterie. 2 Met de hulp van / Met behulp van vrienden en buren kon zij nog jaren zelfstandig blijven wonen. 3 Dat leuke bijbaantje heeft hij te danken / te wijten aan zijn moeder. 4 Onze leraar kan veel beter uitleggen als / dan die van jou. 5 De steriele doekjes waren op. Alle / Allen waren gebruikt. 6 Ik heb net zoveel voldoendes als / dan onvoldoendes. 7 De bewoner heeft zich met de hulp van / met behulp van de zuster aangekleed. 8 De radio van de buren staat nu net zo hard als / dan gisteren. 9 De stagiaires waren heel enthousiast. Alle / Allen mochten gelijk met het afdelingshoofd meelopen. 10 De omzetstijging is voornamelijk te danken / te wijten aan nieuwe klanten. 11 Verkoop uw huis sneller met de hulp van / met behulp van onze nieuwe website! 12 Hij is net zo oud als / dan mijn zus. 13 Leer schaken met de hulp van / met behulp van een computer. 14 Alle / Allen bewoners kozen voor het menu met vis. 15 Alle verbeteringen zijn te danken / te wijten aan de moderne techniek. 16 De stoelen werden opgestapeld. Ze stonden alle / allen in de weg. 17 De aanrijding is te danken / te wijten aan die onoverzichtelijke kruising. 18 Er zijn tegenwoordig meer zeeleeuwen als / dan vroeger. 19 Zijn vrienden kwamen allemaal langs. Ze hadden alle / allen iets lekkers meegenomen. 20De gevangene ontsnapte met de hulp van / met behulp van zijn broer.
2.6 Schrijven De sollicitatiebrief
Een sollicitatiebrief is je visitekaartje. De brief is het eerste wat een toekomstige werkgever van je ziet. Het is dan ook belangrijk dat je sollicitatiebrief er verzorgd uitziet en dat er geen spelfouten instaan. Een goede sollicitatiebrief bestaat net als elke andere zakelijke brief uit drie onderdelen: inleiding, kern en afsluiting. de inleiding
Hierin schrijf je dat je solliciteert en naar welke functie. Verder vertel je hoe je te weten bent gekomen dat deze vacature bestond. De inleiding bestaat uit een alinea.
38
nederlands en burgerschap in de zorg
de kern
In de kern vertel je waarom je juist bij dit bedrijf wilt werken. Je vertelt waarom je voldoet aan de functie-eisen. Verder vertel je wat jij voor dit bedrijf kunt betekenen. Ook vertel je iets over jezelf. De kern bestaat meestal uit twee of drie alinea’s. de afsluiting
In de afsluiting spreek je de hoop uit uitgenodigd te worden voor een gesprek en verwijs je naar je bijgevoegde curriculum vitae. De afsluiting bestaat uit een alinea. Figuur Sollicitatiebrief.
naam en adres afzender
Sanne van Meulen Vincent van Goghlaan 365 3072 GL Rotterdam
plaats en datum
Rotterdam, 12 mei 2009
naam en adres geadresseerde
Smeetsland Verpleeghuis T.a.v. mevrouw G. van Willigen Pietersdijk 60 3079 TD Rotterdam
aanhef
Geachte mevrouw Van Willigen,
inleiding
Vanmorgen las ik op uw site dat er bij u verschillende vacatures openstaan. Hierbij solliciteer ik naar de functie van oproepkracht op de afdeling oncologie.
kern
Ik heb de opleiding Verpleging en Verzorging niveau 3 gedaan en heb kort geleden mijn diploma gehaald. Tijdens de opleiding heb ik stage gelopen in een verpleegtehuis en daar heb ik gezien dat ik echt verschil kan maken.
Het is voor mij geen enkel probleem om in wisseldiensten te werken en ook 's nachts werken vind ik niet erg. Ik vind het fijn om nieuwe dingen te leren en kan het snel goed met mensen vinden. Uw verpleeghuis staat goed aangeschreven en ik heb gehoord dat de sfeer er erg goed is. Bovendien is het voor mij maar tien minuten op de fiets.
In mijn vrije tijd lees ik graag een boek of ga ik met vrienden naar de film. Verder steek ik veel tijd in mijn vrijwilligerswerk bij het dierenasiel. Ik houd namelijk erg van dieren. Ten slotte vind ik het hartstikke leuk om met vriendinnen de stad in te gaan.
slot
Ik hoop dat u een duidelijk beeld van mij heeft gekregen. Graag licht ik in een persoonlijk gesprek mijn enthousiasme over deze baan verder toe. Ik hoop daarvoor een uitnodiging van u te mogen ontvangen.
slotformule
Met vriendelijke groet,
handtekening en naam
Sanne van Meulen
bijlage
Bijlage: Curriculum vitae
2
kwaliteit verbeteren
39
In het bijgevoegde curriculum vitae, meestal kortweg cv genoemd, zet je je gegevens overzichtelijk op een rijtje. Een voorbeeld van een sollicitatiebrief staat in figuur ’Sollicitatiebrief’. Een voorbeeld van een sollicitatiebrief staat in figuur ’Curriculum vitae’. Curriculum vitae Naam: Voornamen: Roepnaam: Adres: Postcode: Woonplaats: Telefoonnummer: Geboortedatum: Geboorteplaats: Burgerlijke staat: Geloofsovertuiging: Burgerservicenummer/sofinummer: Opleidingen:
Talenkennis:
Overige diploma's:
Werkervaring:
Figuur Curriculum vitae.
Tegenwoordig kun je steeds vaker solliciteren door online een sollicitatieformulier in te vullen. Ook al lijkt het een beetje onpersoonlijk, het is voor de werkgever heel prettig, omdat hij gerichte vragen kan stellen. Voordeel voor de sollicitant is dat je geen hele brief hoeft te schrijven, maar dat je antwoord geeft op de plaatsen waar dat gevraagd wordt. Let op bij sollicitatieformulieren dat je de vragen goed leest en dat je in je antwoorden geen spelfouten maakt. Houd zelf ook bij wat je ingevuld hebt! Opdracht 2.6.1
In sollicitatiebrieven staan vaak standaardzinnen. Zo zijn er standaardzinnen om te beginnen, standaardzinnen om alinea’s te verbinden en standaardzinnen om een brief mee af te sluiten.
40
nederlands en burgerschap in de zorg
Schrijf samen met een klasgenoot zoveel mogelijk standaardzinnen op. Op internet kun je veel sollicitatiebrieven vinden. Lees in de figuren de advertenties met een vacature voor groepsleider en verzorgende, en maak daarna de schrijfopdracht. Figuur Advertentie groepsleider.
GROEPSLEIDER NIVEAU 3/4 Altijd al willen werken in de kinderopvang? Kinderdagverblijf Hogendreef is een zelfstandig en kleinschalig kinderdagverblijf waar de persoonlijke benadering en de continuïteit in de opvang voorop staan. Wij willen de ouders en de kinderen een veilige en vertrouwde omgeving bieden. Alle kinderen zijn welkom, ongeacht geloofsovertuiging, nationaliteit, maatschappelijke achtergrond en cultuur. Verstandelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen kunnen meestal ook worden geplaatst.
Wij vragen Ambitieuze medewerkers die het werken met kinderen als een meerwaarde en een uitdaging zien. Je bent een leuke kandidaat met gevoel voor en affiniteit met kinderen. Je denkt mee over het rooster en stelt zelf ook een deel van het programma samen. De uren en dagen zijn in overleg en het salaris is volgens CAO kinderopvang.
Wij bieden Dienstverband:
fulltime, parttime of op oproepbasis
Werktijden:
volgens dienstrooster
Salaris:
arbeidsvoorwaarden conform CAO kinderopvang
En verder:
ruimte voor interne opleiding
Informatie De heer Gerrit van Galen Tel. 073-3657492 E-mail: [email protected] Meer info: www.hogendreef.nl Solliciteren Stuur je brief met cv voor 1 maart naar: Kinderdagverblijf Hogendreef T.a.v. Gerrit van Galen De Grote Singel 2 7492 AH Geldrop
Opdracht 2.6.2
Bovenstaande advertenties trof je vanmorgen in een landelijke krant aan. Kies er e´e´n uit of zoek er zelf een in de krant. Je hebt net je diploma gehaald en wilt ontzettend graag aan de slag. Schrijf de brief met bijbehorend cv. Lever je brief en cv bij je docent in.
2
Figuur Advertentie verzorgende.
kwaliteit verbeteren
41
VERZORGENDE 3 IG OF VERPLEEGKUNDIGE NIVEAU 4 FLEXIBELE WERKTIJDEN Onze bewoners zijn jou waard! Woonzorgcentrum Lagenvoort biedt zorg, wonen en welzijn voor 112 bewoners in het verzorgingshuis (basiszorg en meerzorg). Extramurale zorg wordt geboden aan bewoners van 48 aanleunwoningen. In woonzorgcentrum Lagenvoort zijn gemotiveerde en deskundige medewerkers onmisbaar. Wij hebben veel aandacht voor levensvragen en het geestelijk welzijn van de bewoners. We streven ernaar het 'warme, persoonlijke en welkome gevoel van thuis' uit te stralen. Wij vragen Enthousiaste, flexibele medewerkers in het bezit van een diploma verzorgende 3 of MBO-verpleegkundige. Je verpleegt en verzorgt ongeveer 40 basis- en meerzorgcliënten op basis van hun eigen zorgplan en levert een aandeel in het totale woon- en leefklimaat op de afdeling. Ook vragen we van al onze medewerkers af en toe in het weekeinde te werken. Wij bieden Dienstverband:
fulltime, parttime of op oproepbasis
Werktijden:
volgens dienstrooster
Salaris:
arbeidsvoorwaarden conform CAO verpleeg- en verzorgingshuizen, schaal 35
En verder:
ruimte voor scholing en bijscholing, fietsservice en maaltijden
Informatie Mevrouw K. Koehorst Tel. 012-8375630 E-mail: [email protected] Meer info: www.lagenvoort.nl Solliciteren Stuur je brief met cv voor 1 maart naar: Woonzorgcentrum Lagenvoort T.a.v. mevrouw K. Koehorst Prinses Beatrixlaan 33 1723 XK Bovenkarspel
Opdracht 2.6.3
Samen met je leidinggevende voer jij een sollicitatiegesprek met een sollicitant. Je kunt de informatie van de vorige opdracht gebruiken. Welke belangrijke informatie uit het gesprek noteer je? Het gaat om informatie die niet in de sollicitatiebrief of in het cv staat: die heb je immers al op papier staan.
42
nederlands en burgerschap in de zorg
2.7 Gesprekken voeren Kwaliteitsgesprekken door ouderenadviseurs
Onze ouderenadviseurs voeren continu gesprekken met clie¨nten. Aan hen wordt gevraagd hun mening te geven over de zorg die ze thuis van onze instelling krijgen. Ook via enqueˆteformulieren vragen we al onze clie¨nten naar hun mening over de zorg en diensten die onze instelling biedt. De opmerkingen en percentages worden door de ouderenadviseurs verwerkt in een verslag. Vaak gaat het maar om kleine verbeteringen, maar ook een kleine verbetering is een groot plezier voor de oudere. Opdracht 2.7.1
Oefen met een klasgenoot een kwaliteitsgesprek. Je bent om de beurt de ouderenadviseur en de clie¨nt. Zet vooraf ongeveer tien vragen op papier. Help de clie¨nt met het verzinnen van oplossingen voor een mogelijk probleem.
Opdracht 2.7.2
Je neemt actief deel aan een discussie met vier personen aan de hand van een van de onderstaande stellingen. Je ondersteunt je mening met argumenten. Neem een actieve houding aan en breng waar mogelijk nieuwe punten in. Stellingen: – Ouderen moeten zo lang mogelijk thuis wonen. – De kwaliteit van een instelling is niet meetbaar. – De zorg voor ouderen in Nederland is onvoldoende.
3
Argumenteren en beslissen
3.1 Lezen Zwaarste baan in zorgsector 1 Werknemers in de zorgsector hebben de zwaarste baan van Nederland. Bijna vier op de tien stellen regelmatig te maken te hebben met fysiek zwaar werk en een hoge werkdruk. 2 Daarmee is de zorg de sector waarin het werk als het zwaarst wordt ervaren, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vorig jaar had gemiddeld dertien procent van de werkzame beroepsbevolking regelmatig last van een combinatie van fysiek zwaar werk en een hoge werkdruk. 3 Onderzoekster Lian Ko¨sters is niet verbaasd dat de zorg als zwaar wordt ervaren. ‘Het werk van verzorgenden bestaat onder andere uit het wassen en aankleden van hulpbehoevenden. Dat is fysiek zwaar werk. Daarnaast is het aantal mensen dat door een persoon verzorgd moet worden vaak groot, waardoor de tijdsdruk en de hoeveelheid werk ook groot is.’ Tekorten 4 Monique Verkerk van Beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland beaamt dat. ‘De werkdruk is hoog, omdat er sprake is van tekorten in de zorg. Daarnaast zie je steeds vaker dat taken van een arts worden overgenomen door de verpleegkundige en taken van de verpleegkundige door de verzorgende. Lang niet altijd zijn die bekwaam en ervoor opgeleid, wat de werkdruk niet ten goede komt.’ 5 Verkerk stelt wel dat hoewel het beroep nog fysiek zwaar is, er wel sprake is van vernieuwing en verbetering om de verzorgenden te ontlasten. ‘Denk aan tilliften. Toch is niet al het zware werk op te lossen. Verzorgenden zijn wat dat betreft net als bouwvakkers.’ 6 Werkenden in de zorg maken een onderscheid tussen de inhoud van het werk en de omstandigheden waaronder zij het werk uitvoeren. Over de inhoud van het werk is een ruime meerderheid van de verpleegkundigen en verzorgenden uitermate positief: het werk is leuk en zinvol, men kent de verantwoordelijkheden en weet wat er wordt verlangd. Voldoening 7 Lian Ko¨sters stelt ook dat werkenden in de zorg veel voldoening in het werk hebben. Bovendien hebben ze het gevoel te worden gewaardeerd door de leiding. Hoewel over de inhoudelijke kant van het werk veel meer positieve dan negatieve punten worden genoemd, is er wel bezorgdheid over de beschikbare tijd voor zorg aan het bed. Slechts een derde van de werkenden in
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_3, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
44
nederlands en burgerschap in de zorg
de zorg vindt dat er voldoende tijd is om aandacht aan de clie¨nten te geven en ze te verzorgen. 8 Bij fysiek zwaar werk staat de bouw trouwens op nummer een. Bijna driekwart van de mensen in deze beroepsgroep gaf aan regelmatig fysiek zwaar werk te moeten doen. Het gaat hier om bijvoorbeeld metselaars en timmerlieden. Op de tweede plek staan de middelbare medisch-verzorgende beroepen zoals de ziekenverzorgenden. Op de derde plek staan de metaalkundige beroepen, zoals metaalbewerkers. 9 Ook binnen de agrarische beroepen, zoals bij arbeiders in de akkerbouw of veeteelt, kwam fysiek zwaar werk veel voor. Qua werkdruk hebben vooral managers het zwaar. Ruim de helft van de managers in alle sectoren klaagt over de werkdruk. Ook hier scoren de medische beroepen hoog. Na de managers komen de medisch-wetenschappelijke beroepen met 52 procent. Het gaat hier om beroepen als arts-specialisten en tandartsen.
8
7
10%
7%
1
12% 2
6
21%
17% 3 3%
5% 4 5 25%
Bron: Germa Graveland, de Telegraaf, 20 november 2008. Motieven om in de zorgsector te werken: 1. Waardering van patie¨nten en clie¨nten: 10%. 2. Leuk werk: 21%. 3. Veel verdienen: 3%. 4. Met mensen werken: 25%. 5. Iets kunnen zeggen over de werktijden: 5%. 6. Veel voldoening uit je werk: 17%.
3
argumenteren en beslissen
45
7. Een prettige sfeer op de afdeling: 12%. 8. Ander motief: 7%.
Opdracht 3.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 In alinea 1 staat: bijna vier op de tien. Hoeveel procent is dat? 2 Onderzoekster Lian Ko¨sters noemt als voorbeeld van fysiek zwaar werk het wassen en aankleden van patie¨nten. Welk voorbeeld geeft zij nog meer? 3 Wat zijn volgens Monique Verkerk de twee redenen voor de hoge werkdruk in de zorg? 4 In alinea 5 geeft Monique Verkerk als voorbeeld tilliften. Waar is dit een voorbeeld van? 5 In de laatste zin van alinea 5 staat het signaalwoord net als. Welk verband geeft dat signaalwoord aan? 6 Waarnaar verwijst het schuingedrukte woord ze in alinea 7? 7 Waar maken veel werkenden in de zorg zich zorgen over? 8 In welke sector is het werk fysiek het zwaarst? 9 Wie hebben de hoogste werkdruk? 10 Kijk eens naar het cirkeldiagram onder de tekst. Wat is het belangrijkste motief om in de zorg te gaan werken?
3.2 Luisteren
Luister naar het volgende gesprek en beantwoord daarna de vragen. Aan het gesprek nemen deel Mireille (M), Labiba (L) en Taja (T) die alle drie werken in de kinderopvang. M
Ik heb het zo gehad hier! Ik heb weer bijna de hele ochtend alleen op de groep gestaan.
L
Echt waar? Maar hoeveel kinderen zijn er dan?
M
Twaalf, en zeker niet de gemakkelijkste! Shirley heeft weer de hele ochtend aan mijn been gehangen en Tommy krijst alles bij elkaar.
T
Maar je mag toch helemaal niet alleen op de groep staan? Waar was die andere groepsleidster dan, hoe heet ze ook al weer?
M
Mascha bedoel je? Wat denk je, bezig met de administratie en daarna een lang gesprek met iemand van het bestuur.
L
Nou, je moet daar echt wat van gaan zeggen hoor, Mireille. Als er straks iets gebeurt met een van de kinderen, heb jij het gedaan.
M T
Ja maar tegen wie? Ze houden elkaar toch de hand boven het hoofd. Vind je dat? Ik had laatst wel een goed gesprek met de vestigingsmanager. Ik had wel het idee dat ze echt naar me luisterde.
M
Oh, dan weet je zeker niet wat er met je voorganger is gebeurd? Nadat die haar mond open had gedaan, werd ze overgeplaatst naar een plek die ze echt niet wilde!
46
nederlands en burgerschap in de zorg L
Ja, misschien kun je beter bij de vakbond informeren naar wat je kunt doen. Ben je daar eigenlijk lid van?
M
Nee joh, veel te duur.
L
Dat moet je niet zo snel zeggen hoor. Zij kunnen wel echt voor je opkomen en geven je adviezen over een heleboel zaken. Dat is het geld echt wel waard.
T
Ik zag laatst op internet allerlei leuke testjes over werkdruk en stress. Dat is best handig hoor. En je kon ook allerlei vragen stellen over je contract en zo.
M
Ja, want Mascha zei laatst nog dat ik weet voor welk beroep ik gekozen heb en dat het hier nou eenmaal altijd druk is. Misschien moet ik maar iets anders gaan zoeken.
L
Ja, ik denk ook wel eens dat we hier te lang zitten. Laatst zag ik een vacature waar ze een woonbegeleider vroegen voor gehandicapte jongeren die zelfstandig willen wonen.
T
Nou zeg! Jullie laten je toch niet wegjagen? Dat moet je echt niet doen hoor. Misschien moet ik verder gaan leren en een goede manager worden die dit soort problemen voorkomt. Op korte termijn kunnen we nu beter gaan zoeken naar een oplossing voor het probleem van Mireille.
M
Maar wat dan?
L
Misschien moeten we anders een gezamenlijk overleg aanvragen.
T
Dat vind ik best, maar Mireille moet wel leren om voor zichzelf op te komen. Zoek nou eerst eens precies uit wat wel en niet mag, dan kunnen we dat voorleggen.
M
Oke´ dan, en dan nu weer snel aan het werk anders verhongeren mijn schatjes. Ik vind de kinderen geweldig. Heerlijk dat ik even stoom kan af blazen en dat jullie met me meedenken.
Opdracht 3.2.1
1 Waarom is Mireille boos? a Omdat ze heel hard aan vakantie toe is. b Omdat ze altijd alleen met de kinderen is. c Omdat ze vanochtend alleen op de groep stond. d Omdat ze een andere baan wil. 2 Hoeveel kinderen zitten er in de groep van Mireille? a Iets meer dan twaalf kinderen. b Iets minder dan twaalf kinderen. c Precies twaalf kinderen. d Dat is niet bekend. 3 Is Mascha volgens Mireille nuttig bezig? a Ja, ze werkt de administratie bij. b Ja, ze voert een lang gesprek met een bestuurslid. c Nee, ze verdoet haar tijd. d Nee, ze moet op de groep zijn. 4 Wat voor een groep hebben Mireille en Mascha? a Een gemakkelijke groep. b Een hanggroep. c Een krijsende groep. d Een moeilijke groep. 5 Waar waarschuwt Labiba voor? a Voor de oorzaken. b Voor de gevolgen. c Voor de kinderen. d Voor de vakbond. 6 Wie vindt dat Mireille de vakbond moet inschakelen? a Taja.
3
argumenteren en beslissen
b Mascha. c De vestigingsmanager. d Labiba. 7 Waarom is Mireille geen lid van de vakbond? a Ze heeft hiervan geen gegevens. b Het heeft geen zin. c Het is te duur. d Het kost te veel tijd. 8 Vindt Mascha dat het zin heeft om te praten over de werkdruk? a Nee, want het hoort bij kinderen. b Nee, want het hoort bij het beroep. c Ja, samen met vriendinnen. d Ja, in een gezamenlijk overleg. 9 Wie zeggen misschien iets anders te gaan doen? a Mascha, Labiba en Mireille. b Mireille, de vestigingsmanager en Taja. c Shirley, Tommy en Labiba. d Mireille, Taja en Labiba. 10 Welke uitspraak is waar? a Alle werknemers vinden dat er een te hoge werkdruk is. b Een goede manager staat op de groep. c Mireille bedankt haar collega’s. d Mascha en Mireille vinden hun kinderen schatjes.
3.3 Spelling Opdracht 3.3.1
Lees de tekst en vul de juiste werkwoordsvormen in.
Verpleeghuis schuldig aan dood bejaarde man (zijn, tt) schuldig aan de dood Een verpleeghuis in Rotterdam (1) (veroordelen, vt) de van een 81-jarige man. De rechtbank (2) stichting vrijdag tot een geldboete van 10.000 euro. Het (3) (betreffen, tt) de helft van wat het Openbaar Ministerie had (4) (eisen, vdw). (komen, vt) in juli 2005 om het leven omdat Het slachtoffer (5) (vastbinden, vdw) met een hij op een verkeerde manier was (6) (tekortschieten, vt) zogenoemde Zweedse band. De stichting (7) volgens de rechtbank in de zorg en de veiligheid van haar (concluderen, vt) dat het verpleegpatie¨nten. De rechtbank (8) huis het personeel beter had moeten (9) (uitleggen, inf) hoe de (gebruiken, vdw) moest worden. Zweedse band (10) De 81-jarige man (11) (worden, vt) in juli 2005 hangend in de (vinden, vdw). Waarschijnlijk (13) band naast zijn bed (12) (verkeren, vt) hij enige tijd in die positie. Uit het onderzoek (14) (blijken, vt) dat de man eerder in bed was (15) (leggen, vdw) in een Zweedse band. De rechter (16) (vermoeden, tt) dat die niet op de juiste wijze was (17) (aanbrengen, vdw). (pleiten, vt) de Inspectie voor de Gezondheidszorg Onlangs (18) voor het uitbannen van de Zweedse band. Bron: De Telegraaf, 12 december 2008.
47
48
nederlands en burgerschap in de zorg
Het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Van elk voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Als een voltooid deelwoord op -en eindigt, eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -en. Als het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt, eindigt het bijvoeglijk naamwoord meestal op een -e. Voorbeelden
Wij hebben vanmorgen de route door het bos gelopen. De gelopen route. In de eerste zin is gelopen een voltooid deelwoord. In de tweede zin is gelopen geen werkwoord meer: het is een bijvoeglijk naamwoord, want het zegt iets over de route. Bij de volgende zinnen geldt hetzelfde: Het eten is aangebrand. Het aangebrande eten. De pillen werden door de zieke geslikt. De geslikte pillen. Het bijvoeglijk naamwoord schrijf je altijd zo kort mogelijk. Je krijgt alleen een verdubbeling van letters als je die nodig hebt voor de uitspraak: Voorbeelden
De geredde hartpatie¨nt. De geplette blikjes. Opdracht 3.3.2
Vul de bijvoeglijke naamwoorden in. (vergroten) ro¨ntgenfoto’s. 1 De 2 De (sluiten) deur. (verrassen) jarige. 3 De (controleren) medicijnen. 4 De (genezen) patie¨nt. 5 De 6 De (schminken) kinderen. (verroesten) spijkers. 7 De 8 De (ontsmetten) operatiekamer. 9 De (bederven) groente. (grijnzen) verpleegkundigen. 10 De Opdracht 3.3.3
Vanmorgen, op weg naar school, zag je een oudere man bij de bushalte onderuitgaan. Gelukkig belde iemand meteen het alarmnummer en was de ambulance snel ter plaatse. Het ambulancepersoneel begon de man meteen te reanimeren en bracht hem naar het ziekenhuis. Het voorval wil je maar niet loslaten. Op school stuur je een e-mail aan een vriend of vriendin waarin je vertelt wat er precies gebeurd is en wat jouw gevoel daarbij was. Gebruik in je mailtje in ieder geval de bijvoeglijke naamwoorden: gereanimeerde, geschrokken en uitgestelde. Gebruik ongeveer 200 woorden.
3
argumenteren en beslissen
49
Bespreek je mailtje met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Controleer ook of de bijvoeglijke naamwoorden gereanimeerde, geschrokken en uitgestelde zijn gebruikt.
3.4 Spreken Veel organisaties vinden dat elk team zich moet blijven ontwikkelen. Door informatie en ideee¨n met elkaar te delen houden de teamleden hun kennisniveau op peil. Daardoor kan het team problemen op het werk beter oplossen. Je kunt een conflict zien als een ruzie, maar je kunt ook anders met een conflict omgaan. Je kunt proberen er samen beter van te worden. Als twee teamleden een conflict hebben, proberen ze er zo goed mogelijk uit te komen. Zwijgen en negeren totdat de bom barst, is niet de juiste aanpak. De nadruk moet liggen op wederzijdse uitwisseling van informatie en openhartige discussies. Teamleden gebruiken conflicten om goede oplossingen te ontwikkelen en hun relaties te versterken. Besluiten over belangrijke zaken neem je met elkaar.
Opdracht 3.4.1 Oefening conflicthantering
Maak een keuze uit de onderstaande personen en bedenk welk conflict er tussen deze personen is. – Twee verpleegkundigen in het ziekenhuis. – Een verzorgende en een bewoner. – Een arts en een patie¨nt. – Een stagiaire en een leidinggevende. 1 Noteer in het kort het probleem.
50
nederlands en burgerschap in de zorg
2 Er zijn twee personen bij het conflict betrokken. Geef de argumenten van beiden en noteer ze. 3 Het conflict moet opgelost worden: weeg alles goed af, neem een beslissing en noteer deze. 4 Speel het conflict met een klasgenoot na.
Opdracht 3.4.2
Je geeft een korte presentatie van het conflict van de vorige opdracht. Noteer vooraf enkele trefwoorden. Geef de argumenten van beide personen en geef je standpunt over de oplossing van het conflict. Bespreek de voor- en nadelen van de oplossing. Draag ook nog een andere oplossing aan.
3.5 Taalstijl Congruentiefouten
Congruentiefouten zijn fouten waarbij onderwerp en persoonsvorm niet met elkaar kloppen. Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn. Is het onderwerp enkelvoud, dan is de persoonsvorm ook enkelvoud. Voorbeelden
De politie liepen naar het ziekenhuis. Politie is enkelvoud. Het moet dus zijn: De politie liep naar het ziekenhuis. Of: De politieagenten liepen naar het ziekenhuis. Een aantal mensen kwamen op bezoek. Een aantal mensen is enkelvoud. Het moet dus zijn: Een aantal mensen kwam op bezoek. Of: Enkele mensen kwamen op bezoek. Opdracht 3.5.1
Schrijf de nummers op van de zinnen waarin een congruentiefout zit.
Wie beslist? (1) Er zijn een aantal clie¨nten die niet meer voor zichzelf kunnen beslissen. (2) Deze mensen kunnen dus niet zelf instemmen met hun behandeling of verzorging. (3) Een vertegenwoordiger van de clie¨nt treedt dan als belangenbehartiger op. (4) Meestal is dat de echtgenoot of een kind. (5) De vertegenwoordiger
3
argumenteren en beslissen
51
nemen beslissingen over verzorging, verpleging en behandeling. (6) De problemen die zo’n vertegenwoordiger tegenkomt, is van verschillende aard. (7) Soms is het moeilijk om een vertegenwoordiger te vinden. (8) Dan benoemen het kantongerecht een mentor, bijvoorbeeld een goede vriend of een buurman. (9) Een mentor is de vertegenwoordiger bij beslissingen over verzorging, verpleging en behandeling. (10) Een mentor beslist niet over financie¨le zaken. (11) Hiervoor benoemt de rechters weer iemand anders: een bewindvoerder.
3.6 Schrijven Mening en argument
Het is meestal niet zo moeilijk om ergens een mening over te hebben. Veel mensen vinden het wel moeilijk om een argument bij hun mening te geven. Met een argument geef je aan waarom je iets vindt. Er zijn objectieve en subjectieve argumenten. Voorbeelden
1 Dat medicijn mag niet meer gebruikt worden, want uit onderzoek is gebleken dat er ernstige bijwerkingen optreden. 2 De Zweedse band mag je niet gebruiken, want ik heb gemerkt dat patie¨nten dan gemakkelijk knel kunnen komen te zitten. 3 Doktoren die fouten maken, moeten voor de tuchtcommissie verschijnen, want deze mensen hebben zoiets ergs gedaan, dat ze niet zomaar verder mogen met hun werk. 4 Euthanasie moet overal toegestaan worden, want iedereen heeft het recht waardig te sterven. Voorbeeld 1 is een objectief argument: in dit geval het resultaat van een onderzoek. Voorbeeld 2 is een subjectief argument: in dit geval iets dat je zelf hebt meegemaakt. Voorbeeld 3 is een subjectief argument: in dit geval een gevoel dat je ergens bij hebt. Voorbeeld 4 is een subjectief argument: in dit geval een opvatting over goed en kwaad. Voor vrijwel elke ziekte heb je in Nederland een patie¨ntenvereniging. Tijdens bijeenkomsten kunnen lotgenoten ervaringen en tips uitwisselen. Ook worden de laatste ontwikkelingen rond de ziekte bijgehouden op de website van de vereniging en kunnen leden online met elkaar in contact komen. Op veel van dit soort sites staat ook een forum. Op het forum kan iemand een stelling of onderwerp inbrengen, waarop andere leden kunnen reageren. Ze kunnen dus hun mening geven. Op de volgende pagina staat een deel van een forum van een patie¨ntenvereniging. Het betreft een stelling en de reacties van enkele leden. Zoals je kunt lezen, lopen de meningen van de leden nogal uiteen.
52
nederlands en burgerschap in de zorg
Webforum Stelling: Na een medische fout moet je direct de media inlichten.
Angela: Als er sprake is van een medische fout, dan vul je een klachtenformulier in of ga je naar de tuchtcommissie. Peter: Als je de media inlicht, voorkom je dat het anderen ook gebeurt. Ik zou het dus zeker doen!
Kimberley: Volgens mij verdwijnen er heel wat medische missers in de doofpot. Als je de pers belt, voorkom je dat de zoveelste fout in de doofpot verdwijnt.
Paul: Ik vind het belachelijk als je meteen de media inlicht. Je weet tenslotte niet meteen zeker of het echt een medische fout betreft!
Sylvana: Ik ben het er wel mee eens. Als er een schuldige wordt aangewezen, zuiver je ook meteen de naam van alle mensen die er niets aan konden doen!
Mirjam: Als je de media inlicht, dan verlies je onmiddellijk je privacy. De media blazen het op en voor je het weet lopen cameraploegen en verslaggevers de deur plat. Of je daar zin in hebt!
Christina: Ik vind het flauwekul om de media meteen in te lichten. De fout is dan toch al gebeurd. Je schiet er niets meer mee op.
Pablo: Uit onderzoek is gebleken dat ziekenhuizen gevoelig zijn voor media-aandacht: er komt dan vaak sneller een oplossing!
Opdracht 3.6.1
1 Wie zijn voor de stelling? 2 Wie zijn tegen de stelling? 3 Welk argument heeft Angela? 4 Welk argument heeft Peter? 5 Welk argument heeft Kimberley? 6 Welk argument heeft Paul? 7 Welk argument heeft Sylvana? 8 Welk argument heeft Mirjam? 9 Welk argument heeft Christina? 10 Welk argument heeft Pablo?
Opdracht 3.6.2
Welke twee personen gebruiken objectieve argumenten?
3
argumenteren en beslissen
53
3.7 Gesprekken voeren Wie beı¨nvloedt?
Op het werk zijn er zaken waar jij en je collega’s verschillend over denken, bijvoorbeeld over budgetten die maar een keer kunnen worden uitgegeven. Hoe wordt het geld uitgegeven op jouw afdeling? Er zijn twee mogelijkheden: je laat andere mensen beslissen, of je wilt het spel zelf meespelen en beı¨nvloedt de situatie. Waar kies jij voor? Als je kiest voor het spel meespelen ga je een strategie bedenken. Daarvoor moet je voor jezelf bepaalde vragen beantwoorden: Wat wil je bereiken? Wie spelen mee in dit spel? Hoeveel macht heb je zelf ? Wie is er bepalend in het besluit? Opdracht 3.7.1 Oefening overtuigend gesprek
Tijdens een werkoverleg vertelt het hoofd dat er veranderingen op de afdeling zullen worden doorgevoerd. De inspectie was namelijk niet zo tevreden over de veiligheid. Het hoofd moedigt iedereen aan mee te denken over verbeteringen. Jij ziet dit als een uitdaging en wilt zeker je steentje bijdragen. Je maakt een afspraak met het hoofd omdat je een voorstel hebt over veiligheid. Zet in het kort een paar ideee¨n op schrift. 1 Je voert samen met een klasgenoot het gesprek. Je klasgenoot is het hoofd. 2 Je overtuigt het hoofd van je goede ideee¨n over een betere veiligheid. Je geeft je argumenten op een zelfverzekerde manier. 3 Je klasgenoot probeert argumenten te verzinnen tegen je voorstel. 4 Je laat zien dat je die reacties had verwacht en daarop een antwoord hebt.
Opdracht 3.7.2 Oefening reflecteren
Na het gesprek overdenk je het gesprek. Je vraagt je af hoe je de volgende keer nog overtuigender kunt zijn. Je voert opnieuw een gesprek met een klasgenoot. Jij bedenkt hoe de zorg het best georganiseerd kan worden. Vind je dat er een paar enorme organisaties moeten bestaan, of veel aparte diensten? Je legt helder je standpunt uit en noemt vijf overtuigende argumenten. Je klasgenoot is het niet altijd met je eens en probeert je argumenten te weerleggen.
4
Organiseren en communiceren
4.1 Lezen Zelf bepalen wanneer je werkt 1 Jaren geleden zag professor Andris Kreicbergs in zijn orthopedische kliniek in Zweden steeds meer personeelsleden vertrekken. Op de vraag waarom, was het antwoord: ‘Wij kunnen ons prive´leven niet meer combineren met de werktijden.’ 2 Daarop zette Kreicbergs een bord neer, waarop hij het personeel op diensten liet intekenen. Toen dat te ingewikkeld werd, liet hij een vriend een computerprogramma maken. Zo ontstond Time Care, het bedrijf dat met behulp van software complete zelfroosteroplossingen op maat biedt. Werk en prive´ combineren 3 ‘Door zelfroosteren kan de werknemer werk en prive´ beter combineren en voelt hij zich meer betrokken bij het werk,’ vertelt Leendert Venema, de Nederlandse directeur van Time Care. ‘De werkgever kan de productie beter plannen en hij kan zelfroosteren gebruiken als instrument om zijn personeel beter te behouden. Kern van het concept is dat teams gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het werk dat moet worden gedaan.’ 4 Inmiddels werkt 45 procent van de Zweedse ziekenhuizen en verzorgingshuizen met Time Care. In andere sectoren begint het concept ook door te dringen, aldus Venema, bijvoorbeeld in de luchtvaart, de industrie en de detailhandel. Nederland 5 In Nederland zijn nog niet zo heel veel bedrijven en instellingen bezig met zelfroosteren. Het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI) en adviesgroep Dehora schatten dat circa veertig bedrijven met zelfroosteren bezig zijn. Werkgevers zijn volgens hen vaak nog huiverig, omdat ze denken dat ze de controle van het werk uit handen geven. 6 Fredy Peltzer, programmamanager van het NCSI, was enkele maanden geleden met een Nederlandse bedrijvendelegatie in Zweden op bezoek om te zien hoe zelfroosteren werkt. ‘Een bedrijf moet de werkprocessen exact in kaart brengen en precies uitrekenen hoeveel werknemers wanneer nodig zijn,’ zegt Peltzer. ‘Het is belangrijk duidelijk te maken dat het geen bezuiniging is. Het blijkt vaak wel dat het ziekteverzuim en het verloop dalen. Daarnaast leidt een betere afstemming van vraag en aanbod tot een betere productiviteit.’
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_4, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
56
nederlands en burgerschap in de zorg
De zorgsector 7 Peltzer en Esther Segers van Dehora, dat Time Care in Nederland ondersteunt, signaleren dat met diverse experimenten wordt uitgeprobeerd hoe zelfroosteren bevalt. Bij Jeugdzorg en de recreatiebranche beginnen onderzoeken en ook bij KLM, Transavia en de NS lopen projecten. Vooral in de zorgsector gebruiken veel instellingen vormen van zelfroosteren, al dan niet ondersteund door geautomatiseerde roosterprogramma’s. De zorgsector kan wat dat betreft als voorbeeld dienen voor de andere sectoren. 8 Bij een verpleeghuis in Gelderland bijvoorbeeld heeft het personeel al structureel invloed op diensten. Sinds juli vorig jaar worden werknemers van dit verpleeghuis flexibel ingepland met behulp van ASK, een nieuw roosterprogramma dat onder meer rekening houdt met voorkeuren en afspraken over werktijden. Werkgeversvereniging AWVN ziet zelfroosteren als ‘een veelbelovende manier om arbeid flexibeler in te zetten en de productiviteit te verhogen,’ aldus een woordvoerder. ‘Wij zijn voor experimenten om de optimale vorm te vinden.’ 9 Op de Nederlandse arbeidsmarkt kunnen de toeslagen voor onregelmatig werk wel een obstakel zijn, zeker als toeslagen een vast onderdeel van het salaris zijn. Peltzer en Segers erkennen dat. ‘In een proefperiode moet je daar niet aan tornen, maar wel kijken hoe de toeslagen efficie¨nter kunnen worden verdeeld.’ Bron: Miranda Megens, Algemeen Dagblad, 8 augustus 2008.
Opdracht 4.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 Waarom raakte professor Andris Kreicbergs zijn personeel kwijt? 2 Hoe loste de professor dit op? 3 Welke twee voordelen voor werknemers van zelfroosteren worden in alinea 3 genoemd? 4 Welke twee voordelen voor werkgevers van zelfroosteren worden in alinea 3 genoemd? 5 In alinea 4 staat dat zelfroosteren ook in andere sectoren begint door te dringen. Welke voorbeelden van luchtvaartmaatschappijen worden verderop in de tekst genoemd? 6 Waarom stappen veel werkgevers volgens het NCSI en adviesgroep Dehora nog niet over op zelfroosteren? 7 In de laatste zin van alinea 6 staat het signaalwoord daarnaast. Welk verband geeft dat signaalwoord aan? 8 Waarom dient het verpleeghuis in Gelderland dat in alinea 8 genoemd wordt als voorbeeld? 9 Hoe denkt werkgeversvereniging AWVN over zelfroosteren? 10 Welk probleem vraagt aandacht als je zelfroosteren op de Nederlandse arbeidsmarkt wilt invoeren?
4.2 Luisteren
4
organiseren en communiceren
57
Luister naar het gesprek en beantwoord daarna de vragen. Aan het gesprek nemen deel Karin (K), Mario (M) en Adinda (A). Ze gaan binnenkort werken in de thuiszorg. Daarnaast is er een instructeur (I) aanwezig die uitleg geeft. I
Welkom allemaal op deze instructiemiddag tiltechniek. Goed tillen is zoals jullie weten erg belangrijk, dus ik hoop dat jullie goed kijken en luisteren.
K
Nou volgens mij weten we het allemaal al. Bijna iedereen heeft al een keer stage gelopen!
I
Dat denk je misschien, maar heel vaak doe je het vanuit jezelf verkeerd en hier leer je hoe je het wel moet doen. Dus een beetje aandacht zou fijn zijn. Dan kan ik beginnen. Als je gaat tillen moet je in ieder geval eerst goed door je kniee¨n gaan. En als je bijvoorbeeld een wat groter kind moet tillen zet je hem eerst op je knie. Na dit tussenstapje kun je hem zo optillen.
A
Ssst! ik hoor niets.
I
Jongeman wat heb ik zojuist verteld?
M
Uhm, iets over een stapje met je kniee¨n of zo?
I
Nou niet helemaal. Het is voor je eigen bestwil om goed te tillen hoor. Weet je wel hoeveel mensen er elk jaar door hun rug gaan in de zorg?
M I
Oke´, oke´, ik luister al. Waar waren we? Oh ja. Als je verkeerd tilt, krijg je klachten in je rug. In je rug zitten allemaal wervels met daartussen schijfjes die net iets zachter zijn. Deze werken als schokbrekers. Bij een patie¨nt van nog geen vijftig kilo kun je al rugklachten krijgen.
I
Als ik naar e´e´n kant til, worden de schijfjes aan e´e´n kant platgedrukt. Hierdoor raken de zenuwen die hier lopen bekneld. Zeg dame als je niet het fatsoen kunt opbrengen om te luisteren, heb ik liever dat je vertrekt.
K
Ja maar het is ook vrijdagmiddag! Weet u wel hoe moe we zijn?
I
Dat begrijp ik, maar de opleiding is wettelijk verplicht om jullie goed te leren tillen, wist je dat wel?
M I
Echt waar? Dat vind ik dan wel weer geschikt. Nou je zou het vooral nuttig moeten vinden. Weet je dat er elk jaar meer dan zeven miljoen verzuimdagen worden gemeld naar aanleiding van rugklachten?
A
Jeetje, dat is wel heel veel zeg. Dus eigenlijk weten we bijna van tevoren al dat wij ook klachten gaan krijgen?
I
Dat hoeft niet als je maar steeds goed nadenkt over wat je doet en zo ergonomisch mogelijk werkt.
K I
En wat is dat dan weer? Dat betekent dat je probeert je lichaam zo veel mogelijk te ontzien bij je werk. Dat je steeds bedenkt: hoe belast ik mijn lichaam zo min mogelijk? Dus eigenlijk gewoon verstandig werken.
M I
En als je dan alleen staat en je moet zo’n zware dame verplaatsen? Ook dan moet je vooral onthouden dat je bij het tillen je rug recht houdt en een zware last zo dicht mogelijk tegen je lichaam houdt. Als je de last te ver voor je houdt, worden je spieren overbelast.
K
Maar sommige clie¨nten zijn echt niet te tillen in je eentje hoor!
A
Ja maar ze hebben toch ook van die rijapparaten?
I
Precies, de tillift, maar daar gaan we het volgende week over hebben. Dus tot dan en een fijn weekend.
58
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.2.1
1 Waar gaan de studenten binnenkort werken? a In een kinderdagverblijf. b In de thuiszorg. c In een ziekenhuis. 2 Wat doe je het eerst als je een patie¨nt gaat tillen? a Een kind op je knie zetten. b Een paar tussenstapjes zetten. c Door je kniee¨n gaan. 3 Wat moet je niet vergeten bij het tillen van een groter kind? a Op je knie zetten. b Goed kijken. c Goed luisteren. 4 Wie luistert goed naar de instructeur? a Mario. b Karin. c Adinda. 5 Hoe kun je rugklachten krijgen? a Als je verkeerd tilt. b Als je wervels zachter worden. c Door je schokbrekers. 6 Wat kan er gebeuren als je te veel naar e´e´n kant tilt? a Dan valt de patie¨nt. b Dan raken je zenuwen in je rug bekneld. c Dan krijg je klachten van je patie¨nt. 7 Wie heeft bepaald dat je goed moet leren tillen tijdens de opleiding? a De leiding. b De instructeur. c De wet. 8 Wanneer hebben de studenten tilinstructie? a Op maandagmiddag. b Op dinsdagmiddag. c Op vrijdagmiddag. 9 Waarom moeten de patie¨nten goed getild worden? a Omdat anders de kans groot is dat de hulpverlener rugklachten krijgt en daardoor niet kan werken. b Omdat hulpverleners anders last van hun kniee¨n kunnen krijgen en daardoor niet kunnen werken. c Omdat de patie¨nten anders verzuimen naar de therapie te gaan. 10 Welke uitspraak is waar? a Bij het tillen van zware patie¨nten krijg je zeker rugklachten. b Bij het tillen van lichte patie¨nten krijg je geen rugklachten. c Bij een juiste tiltechniek heb je minder kans op rugklachten.
4.3 Spelling Meervoud
Het is meestal niet moeilijk om een zelfstandig naamwoord in het meervoud te zetten. Dit zijn de belangrijkste regels daarvoor.
4
59
organiseren en communiceren
Regel 1
Voorbeelden In de meeste gevallen zet je achter het zelfstandig
papier – papieren
naamwoord -s of -en.
gebouw – gebouwen opvoeder – opvoeders competitie – competities
2
Soms heb je voor de uitspraak een verdubbeling van
bak – bakken
letters nodig, of vervallen juist overbodige letters.
hagedis – hagedissen baan – banen school - scholen
3
Soms schrijf je -’s als dat voor de uitspraak nodig is.
taxi – taxi’s radio – radio’s baby – baby’s
4
Sommige woorden die op een -s of een -f eindigen,
roos – rozen
krijgen -zen of -ven als uitgang. Maar dat geldt niet
korf – korven
voor alle woorden die op een -s of een -f eindigen!
graaf – graven graf – graven dans – dansen fotograaf – fotografen
5
Sommige woorden die op -ee eindigen, krijgen in het meervoud -e¨n erachter geplakt.
idee – ideee¨n zee – zeee¨n slee – sleee¨n abonnee – abonnees
6
Bij woorden die op -ie eindigen, let je op de klem-
knie – kniee¨n
toon: valt de klemtoon op de laatste lettergreep,
melodie – melodiee¨n
dan krijg je in het meervoud -iee¨n. Als de klemtoon
allergie - allergiee¨n
niet op de laatste lettergreep valt, krijg je -ie¨n.
olie – olie¨n kolonie – kolonie¨n porie – porie¨n
7
Ook bij woorden die op -ik eindigen, let je op de
havik – haviken
klemtoon. Als de klemtoon niet op de laatste let-
perzik – perziken
tergreep valt, schrijf je -iken. Valt de klemtoon wel
slimmerik – slimmeriken
op de laatste lettergreep, dan schrijf je -ikken.
valstrik – valstrikken tetanusprik – tetanusprikken
8
Woorden die op -um eindigen, kunnen een meer-
museum – musea
voud -a hebben.
datum – data medium – media
9
Woorden die op -cus eindigen, krijgen in het meer-
medicus – medici
voud de uitgang -ci.
politicus – politici musicus – musici
10
Sommige woorden krijgen in het meervoud de uit-
kind – kinderen
gang -eren.
blad – bladeren lam – lammeren ei – eieren
11
Sommige woorden hebben geen meervoud.
afval vee honger spijt
60
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.3.1
Geef het meervoud. 1 internaat 2 huisarts 3 epidemie 4 flauwerik 5 bacterie 6 bejaardencentrum 7 crisissituatie 8 wee 9 pyjama 10 steunkous 11 criticus 12 weekmenu 13 mitella 14 gehandicapte 15 evacue´ 16 clie¨nt 17 wasbak 18 muziek 19 lied 20snee
Verkleinwoorden
Het is meestal niet moeilijk om van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord te maken. De belangrijkste regels vind je in dit schema. Let op: voor een verkleinwoord schrijf je nooit het lidwoord de! Regel 1
Voorbeelden In de meeste gevallen zet je achter het zelfstandig
het huis – het huisje
naamwoord de uitgang -je.
de band – het bandje de laptop – het laptopje
2
Soms heb je een extra letter nodig voor de uit-
de radio – het radiootje
spraak.
de sate´ – het sateetje de taxi – het taxietje het vat – het vaatje
3
Woorden die eindigen op -y krijgen de uitgang -’tje
de baby – het baby’tje de lolly – het lolly’tje
4
Bij veel woorden die eindigen op een l, n, r of w,
de balzaal – het balzaaltje
krijg je de uitgang -tje.
de baan – het baantje de snaar – het snaartje de computer – het computertje de geeuw – het geeuwtje
5
Bij veel woorden die eindigen op een m, krijg je de
de droom – het droompje
uitgang -pje.
de boom – het boompje de strohalm – het strohalmpje de zalm – het zalmpje het raam – het raampje
4
61
organiseren en communiceren Regel 6
Voorbeelden Sommige woorden krijgen een langere uitgang.
de bouwval – het bouwvalletje de som – het sommetje de tram – het trammetje de wang – het wangetje de bar – het barretje het lam – het lammetje de kip – het kippetje
7
Bij sommige woorden die op -ing eindigen, veran-
de woning – het woninkje
dert de g in een k.
de buiging – het buiginkje de ketting – het kettinkje de rekening – het rekeningetje de wandeling – het wandelingetje de leerling – het leerlingetje
8
Na een afkorting gebruik je vaak -’je of -’tje.
de sms – het sms’je de cc – het cc’tje de cd – het cd’tje
Opdracht 4.3.2
Geef het verkleinwoord. 1 leefomgeving 2 kleuter 3 taken 4 verband 5 bijsluiter 6 team 7 tillift 8 uitdaging 9 kindertehuis 10 brug 11 behandeling 12 gedragsprobleem 13 begeleider 14 activiteit 15 peuterspeelzaal 16 diagnose 17 hobby 18 beperking 19 drama 20opleiding
4.4 Spreken Lastige gesprekssituaties
Gesprekken voeren is een vak apart. Je zult wel eens meegemaakt hebben dat een gesprek niet helemaal liep zoals je bedoelde. Vervelende situaties waar iedereen in terecht kan komen: situaties waarin het gesprek stroef verloopt, de voortgang stag-
62
nederlands en burgerschap in de zorg
neert en concrete acties of afspraken ver weg lijken. Een coach kan hulp bieden in lastige gesprekssituaties. Bij coaching worden verschillende technieken gebruikt. Die vergroten de kans op voortgang en een goede afloop van de gesprekken. Prestatie- of resultaatgericht coachen is een prettige manier van coachen: het leidt tot een resultaat. Het is een methode waarbij inzichtgevende vragen gesteld worden. Die vragen zijn bedoeld om bewustzijn aan te boren bij de gecoachte en hem te stimuleren om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn situatie. Het accent bij deze techniek ligt op het komen tot concrete acties die de gecoachte zelf kan uitvoeren. Als de gecoachte niet zelf oplossingen weet te verzinnen, ben je blijkbaar te snel gegaan. Je moet dan een stapje terug doen.
Dounya is het afdelingshoofd van een internaat en Merel werkt als medewerkster. Merel vindt Dounya te autoritair en vindt dat ze te weinig ruimte krijgt om goed te functioneren. Gelukkig heeft het internaat een coach waar je altijd heen kunt als je een hulpvraag hebt. Merel maakt een afspraak. Tijdens het gesprek blokkeert Merel volledig. Terwijl zij altijd vrij gemakkelijk praat.
Opdracht 4.4.1 Helpen met een oplossing
De coach helpt Merel meer inzicht in de situatie te krijgen. Stel je voor dat jij Merel bent. Verzin welke oplossing Merel geeft aan het einde van het gesprek. Geef de oplossing gedetailleerd weer. Coach:
Merel, leuk om je weer eens te zien. Wat kan ik voor je doen?
Merel:
Ja, ik wil vertellen over ... snik snik (Zij komt niet uit haar woorden.)
Coach:
Hier is een zakdoek. Ik zie dat je het ergens heel moeilijk mee hebt.
Merel:
Ja, ja, ik kan haar wel wat doen ... snik snik.
Coach:
Ben je eraan toe om de zaak uit de doeken te doen?
Merel:
Je weet dat ik altijd lekker heb gewerkt onder de leiding van Alfons. Maar sinds die nieuwe er is, is mijn werk een drama. Dounya heeft een hekel aan me.
Coach:
Hoe weet je dat?
Merel:
Ik krijg alleen maar op mijn donder en altijd houdt ze me in de gaten. Ze moet hiermee stoppen. Ik kan mijn werk altijd heel goed zelf plannen.
Coach:
Heb jij wel aan Dounya gevraagd waarom ze dat doet?
Merel:
Nee, maar ze vertrouwt me niet denk ik.
Coach:
Heeft ze daar een reden voor?
Merel:
Nee, want ik ben heel precies en doe mijn werk gewoon goed. (Ze voelt zich weer helemaal goed.)
Coach:
Hoe moet dit nu verder? Hoe kun je dit oplossen?
Merel:
———————————————————————————————————————— ———————————————————————————————————————— ———————————————————————————————————————— ————————————————————————————————————————
Coach:
Ik wens je veel succes en kom langs om te vertellen hoe het gegaan is.
4
organiseren en communiceren
63
Opdracht 4.4.2 Een verhaal houden
Vertel in het kort aan een klasgenoot wat Merels probleem is en welke oplossing ze bedacht heeft. Maak vooraf een paar aantekeningen. Nadat je je verhaal hebt gehouden, geeft je klasgenoot zijn commentaar. Je klasgenoot let op je manier van spreken en of het verhaal begrijpelijk is. Je klasgenoot geeft zijn reactie en geeft ook zijn mening over je oplossing.
Opdracht 4.4.3 Een betoog over een gesprek
Je beschrijft aan een groepje klasgenoten een gesprek (op de opleiding of een stage) dat niet zo goed liep. Zorg dat je verhaal een duidelijke indeling heeft: inleiding, kern en afsluiting.
4.5 Taalstijl Soms is een zin moeilijk te lezen, omdat woorden op de verkeerde plaats staan, of omdat er te veel of juist te weinig woorden gebruikt zijn. Voorbeelden
1 Iedereen is niet geschikt om met kinderen om te gaan. 2 Niet iedereen is geschikt om met kinderen om te gaan. In zin 1 staat het woord ‘niet’ op de verkeerde plaats. De zin is erg moeilijk te lezen zo. In zin 2 is het wel goed gedaan. 3 Iedereen was overtuigd dat hij de operatie goed zou doorstaan. 4 Iedereen was ervan overtuigd dat hij de operatie goed zou doorstaan. In zin 3 staat een woord te weinig. Daardoor loopt de zin niet goed. In zin 4 is het wel goed gedaan. 5 Je mag nooit geen alcohol combineren met deze medicijnen. 6 Je mag nooit alcohol combineren met deze medicijnen. In zin 5 staat een woord te veel. Daardoor is niet helemaal duidelijk wat er precies staat. In zin 6 is het wel goed gedaan.
64
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.5.1
Verbeter de volgende zinnen. 1 De dokter is uiteindelijk getrouwd zijn grote liefde. 2 De peuters wilden bovendien ook nog een liedje zingen. 3 De kinderen liepen opeens na de gezellige picknick zonder te bedanken weg. 4 Wil je mij herinneren dat ik straks mevrouw Van Vleuten nog even bel? 5 De personeelsleden met een speciaal pasje mochten alleen naar binnen. 6 Aan het einde van de middag hadden de kinderen bijna hun tekeningen af. 7 De nachtzuster van die afdeling maakt nooit geen fouten. 8 De zwangere vrouw werd snel naar het ziekenhuis gereden door haar man met gebroken vliezen. 9 Ik ben het niet oneens met mijn leidinggevende. 10 De verpleegkundige kon hem weerhouden uit bed te stappen.
4.6 Schrijven Lees de volgende tekst en beantwoord de vragen.
Gebruik landelijk EPD 1 Het uitwisselen van medicatiegegevens en huisartswaarneemgegevens zijn de eerste twee toepassingen van het landelijk elektronisch patie¨ntendossier (EPD). Het landelijk EPD is een virtueel dossier. Dit dossier moet alle relevante
4
organiseren en communiceren
65
gegevens gaan bevatten die van belang zijn voor de behandeling van de patie¨nt. 2 De gegevens blijven bij de bron (het zorginformatiesysteem van de zorgaanbieder) en kunnen, indien nodig, langs elektronische weg door andere zorgverleners worden opgevraagd. Let wel, zorgaanbieders mogen alleen gegevens opvragen van patie¨nten waarmee zij een behandelrelatie hebben en nadat ze toestemming hebben gevraagd aan de patie¨nt. Er wordt bijgehouden wie op welk moment welke gegevens heeft opgevraagd. 3 Die raadplegingen, maar niet de medische inhoud daarvan, worden vastgelegd. Dit heet logging. Zo kan achteraf worden gecontroleerd of de inzage rechtmatig was. Het CBP (College Bescherming Persoonsgegevens) en de IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) zien toe op het gebruik van het landelijk EPD. De IGZ richt zich op het leveren van verantwoorde zorg en het CBP richt zich op misbruik van persoonsgegevens. 4 De zorginformatiesystemen die zorgaanbieders gebruiken, moeten voldoen aan eisen van veiligheid en betrouwbaarheid voordat ze aangesloten kunnen worden op het landelijk schakelpunt (LSP). Deze eisen zijn vastgelegd in de voorwaarden voor een zogeheten goed beheerd zorgsysteem (GBZ). Bron: www.infoepd.nl
Opdracht 4.6.1
1 Wat betekenen de volgende afkortingen? a EPD b CBP c IGZ d LSP e GBZ 2 Wat wordt bedoeld met logging? 3 In welke situaties heb jij in jouw toekomstige beroep te maken met een zorginformatiesysteem? Iedereen die werkzaam is in de zorg, krijgt te maken met een zorginformatiesysteem. Je maakt een verslag als je iemand wilt laten weten wat er precies gebeurd of besproken is. Je kunt een verslag ook maken omdat je zelf niet alles kunt onthouden. Als je een verslag schrijft, moet het goed begrijpelijk zijn voor degene die het leest. Dat geldt ook andersom: als jij een verslag van iemand anders leest, moet je begrijpen wat er staat. Een verslag hoort altijd objectief te zijn, dat wil zeggen: zonder dat er een mening inzit. Je beschrijft in een verslag dus precies wat er gebeurd of besproken is en je laat je eigen mening weg. objectief = beschrijving van feiten subjectief = met een mening erin
66
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.6.2
Lees de volgende tekst en geef aan welke twee zinnen in de tekst subjectief zijn.
Verslag Vanmorgen om 11:00 sprak ik met mevrouw Van Hoogenhuyzen. Ze zag er niet uit. Ze kwam voor dokter Gerritsen, maar die was er nog niet. Ze klaagde over vreselijke pijn in haar buik, maar wilde geen andere dokter spreken. Ze had geen haast zei ze. Ze wilde mij ook verder niets vertellen. Ze zal wel zwanger zijn. Ik heb gevraagd of ze in de wachtkamer wilde wachten. Toen dokter Gerritsen er na een half uur nog niet was, is ze weggegaan. Ze heeft gevraagd of dokter Gerritsen haar zo spoedig mogelijk wil bellen.
Opdracht 4.6.3
Lees de tekst en geef aan welke zinnen subjectief zijn.
Verslag dagje uit Gisteren ben ik met drie andere begeleiders en een helpende met onze gehandicapten naar de dierentuin geweest. Het was ontzettend leuk. Naomi en Ido vonden de olifanten leuk, terwijl Barbara, Rix en Amir de aaibare dieren het leukste vonden. Rix was weer vervelend, zoals altijd. Ze moest drie keer naar de wc. Dat is een hoop gedoe met een rolstoel. Er was een lunch voor ons georganiseerd. De erwtensoep was ontzettend smerig. Bovendien was hij koud toen hij geserveerd werd. We hadden wel een heel leuke ober. De terugreis verliep zonder problemen. Ido had in zijn broek geplast. Had ik zijn reservekleren tenminste niet voor niets meegenomen! Gelukkig is het een heel lieve jongen.
Opdracht 4.6.4
Bespreek de vorige twee opdrachten met een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde zinnen gevonden? Opdracht 4.6.5
Kies een van deze situaties. 1 Je hebt met ouders besproken dat hun gehandicapte kind niet goed functioneert in een groep. 2 Je hebt een gesprek gevoerd met een groepje hangjongeren over de geluidsoverlast die ze veroorzaken. 3 Je hebt een gesprek gevoerd met de familie van een 12-jarig kind dat heel erg ziek blijkt te zijn. Schrijf een verslag waarin je eerst zegt wat je zelf verteld hebt. Beschrijf de reactie van je gesprekspartners. Beschrijf ten slotte de voorgestelde oplossing. Let erop dat het verslag helemaal objectief is. Let ook op je spelling en op de stijl. Gebruik ongeveer 200 woorden.
4
organiseren en communiceren
67
Bespreek je verslag met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Let er ook op dat het verslag objectief is.
Opdracht 4.6.6
In het zorgcentrum waar jij werkt, krijgen de bewoners sinds kort ’s middags warm eten in plaats van ’s avonds. Niet iedereen is daar even blij mee. Daarom is er een bijeenkomst met de bewoners georganiseerd. Tijdens de bijeenkomst zijn veel argumenten voor en tegen genoemd. In een verslag leg jij uit wat er aan de hand is. Noteer drie argumenten voor ’s middags warm eten en drie argumenten tegen. Noteer ook wat er besloten is. Let erop dat het verslag helemaal objectief is. Let ook op je spelling en op de stijl. Gebruik ongeveer 300 woorden. Bespreek je verslag met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Let er ook op dat het verslag objectief is, dat er drie argumenten voor en drie argumenten tegen genoemd zijn en dat de oplossing beschreven is.
4.7 Gesprekken voeren ¨ nt Overleggen met een clie
Je moet je er als hulpverlener goed van bewust zijn dat de clie¨nt in een andere positie zit dan jij. Een aspect, bijvoorbeeld de handicap van de clie¨nt, is onderwerp van gesprek. Zijn handelen en soms falen wordt uitvoerig besproken. Bij jonge clie¨nten speelt bijvoorbeeld ook mee dat de ouders van de clie¨nt zich ook bekeken kunnen voelen: er wordt door vreemden over hun gezin gesproken. Beslissingen, oordelen en conclusies hebben dan ook invloed op hun leven en niet op het leven van de hulpverlener of gespreksleider. De clie¨nt staat centraal in alle gesprekken. Een overleg mag nooit een routinegesprek zijn. Je hoort altijd bewust stil te staan bij wat het voor deze clie¨nt en zijn omgeving betekent om met hulpverleners in overleg te gaan. Je hoort zorgvuldig af te wegen wat het overleg de clie¨nt en zijn omgeving oplevert. Alles wat jij zegt, heeft effect op de betrokkenen. Bij een goed overleg worden er afspraken gemaakt en procedures in gang gezet. De procedures moeten goed worden omschreven, zodat er in de praktijk geen vergissingen worden gemaakt. Zorg dat de hulp voor de clie¨nt gecoo¨rdineerd verloopt. Sommige clie¨nten en hun gezinsleden hebben meer ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld als ouders negatieve ervaringen hebben met hulpverleners. De ouders denken dan bijvoorbeeld dat alle hulpverleners onvoldoende betrokken of zelfs bedreigend zijn. Een goed overleg met de clie¨nt leidt tot een volgend overleg. Als hulpverlener is het altijd belangrijk om een overleg met de clie¨nt goed voor te bereiden.
68
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.7.1 Oefening overleg met een clie¨nt
Voor veel ouders is het plaatsen van hun gehandicapte kind een gevoelig onderwerp. Coletta is een zwaar gehandicapt meisje. Zij kan alleen haar gezicht bewegen. Zij is dus afhankelijk van goede zorg. Gelukkig heeft zij een goed verstand en kan zij prima leren. De ouders hebben een overleg aangevraagd met het hoofd van een instelling voor gehandicapten. Het gaat om de vraag of het voor Coletta beter is om naar de instelling te gaan en niet meer thuis te wonen. Voer het overleg met drie klasgenoten. Er zijn vier rollen: – Coletta: zij wil graag veel leren. – Coletta’s vader: hij is niet zeker van de kwaliteit van de instelling. – Coletta’s moeder: zij kan de zorg voor Coletta niet meer aan, maar ziet er tegelijkertijd tegen op haar dochter te moeten missen. – Het hoofd van de instelling: zij weet dat haar instelling Coletta veel te bieden heeft.
Opdracht 4.7.2 Oefening overleg over kwetsbaarheid
In een overleg van verzorgers in het bejaardenhuis wordt de kwetsbaarheid van bejaarden besproken. Er worden ook oplossingen bedacht om de bejaarden minder kwetsbaar te maken. Jij voert met een paar klasgenoten het overleg. Bespreek eerst alle kwetsbare punten en bedenk daarna oplossingen hiervoor. Een van jullie noteert alle punten en oplossingen.
5
Samenwerken en overleggen
5.1 Lezen Strijd tegen medische fouten 1 Uit woede en verdriet over de dood van zijn zoontje liet Arnhemmer John Kleijn een vliegtuig met spandoek cirkelen boven het ziekenhuis waar het misging. Ook stuurde hij vervelende berichten naar de huisadressen van de verantwoordelijke artsen. Dat gaat te ver, zegt hij nu zelf. 2 ‘Een fout maken is menselijk, een medische fout ontkennen is onmenselijk.’ Het is een zin die John Kleijn (43) graag gebruikt. Hij voert een niet aflatende strijd tegen de ‘doofpottencultuur in de medische sector’. Open buikje 3 Op 7 december 2004 werd in een ziekenhuis in Nijmegen de tweeling Fabian en Dimitri ter wereld gebracht. Meteen waren er zorgen, want Dimitri had een zogenoemd ‘open buikje’. 4 John Kleijn: ‘De inhoud van de buik ligt dan door een defect buiten de buik met een vliesje eromheen. De situatie van Dimitri leek niet echt levensbedreigend. Volgens de statistieken lag het risico op overlijden rond de 20 procent, bij adequate medische zorg, maar die ontbrak.’ 5 ‘Door een foute diagnose en een verkeerde behandeling had Dimitri onnodig veel pijn,’ vervolgt John Kleijn. ‘De behandelaars hebben er gewoon heel lang volkomen naast gezeten. Maar ze waren ervan overtuigd dat hun aanpak juist was. Dimitri was een moeilijk geval zeiden ze. Een open buikje komt bijna nooit voor.’ 6 ‘Maar dat is niet waar. Ze waren gewoon te beroerd om op internet te kijken, want daar worden genoeg vergelijkbare gevallen beschreven. Al die tijd word je heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop. Dag en nacht aan het bed van zo’n klein, weerloos kindje dat vreselijk ligt te lijden. Die pijn en onmacht, de angst dat hij zou sterven: dat kan niemand begrijpen die het niet zelf heeft meegemaakt.’ 7 Dimitri overleed. De ouders kregen hun kindje van zeven maanden, gewikkeld in een dekentje, mee naar huis. In de daarop volgende dagen werden John en Ingrid volledig in beslag genomen door de begrafenis. John: ‘Het is onbeschrijflijk wat het met een ouder doet om het lichaampje van je zoontje vast te houden, het deksel op het kistje te schroeven en hem naar zijn graf te dragen.’ 8 Het ziekenhuis heeft het dossier inmiddels door externe deskundigen laten bestuderen, om alle twijfel weg te nemen. In het dossier staat dat er geen verband is tussen de medische behandeling en het overlijden van Dimitri. Ook de conclusie van de externe deskundigen was dezelfde: Dimitri is overleden aan de gevolgen van een virusinfectie.
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_5, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
70
nederlands en burgerschap in de zorg
Medische missers 9 Hij rilt en veegt het zweet van zijn voorhoofd. Na een slok water zegt hij vastbesloten door te gaan met zijn strijd tegen medische missers. Om de dood van Dimitri ‘zin’ te geven. Hij is te ver gegaan in het intimideren van medici, geeft hij toe. Zijn strijd richt zich nu op het algemeen belang. 10 Dat doet hij met succes. Zijn internetpagina heeft inmiddels 2,5 miljoen bezoekers getrokken. Zijn landelijke stichting speelt een rol van belang binnen de wereld van patie¨ntenverenigingen. Ook krijgt hij uitnodigingen voor symposia en draait hij mee in onderzoeken over klachtafhandeling. Bovendien overlegt hij met medisch deskundigen en krijgt hij zelfs vertrouwelijke rapporten vanuit de gezondheidszorg toegespeeld. Bron: De Gelderlander, 1 november 2008.
Opdracht 5.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 In welke plaats woont John Kleijn? 2 Wat is een open buikje? 3 Waardoor had Dimitri volgens John Kleijn onnodig veel pijn? Noem twee redenen. 4 Welk verband zit er tussen alinea 5 en 6? 5 Welk argument staat in alinea 6? 6 Waarom heeft het ziekenhuis externe deskundigen ingeschakeld? 7 Was er in het geval van Dimitri sprake van een medische misser? 8 Hoe wil John Kleijn de dood van zijn zoon zin geven? 9 Kijk nog eens naar de volgende zin uit alinea 9: Hij is te ver gegaan in het intimideren van medici, geeft hij toe. Welke twee voorbeelden daarvan worden in de tekst genoemd? 10 Noem minstens drie voorbeelden waaruit blijkt dat John Kleijn succes heeft met zijn strijd tegen medische missers.
5.2 Luisteren
Luister naar de telefoongesprekken en beantwoord daarna de vragen. Aan de gesprekken nemen deel: Peter Ginalski (P) clie¨nt, Henrie¨tte (H) teamleidster en Olena (O) helpende. P
Hallo, Peter hier van nummer 13. Komt er vandaag nog iemand van jullie, want ik zit al een uur te wachten! Knap balen.
H
Oh, hallo. Wat vervelend voor u. Olena komt toch altijd bij u op maandag, of was het nou op dinsdag?
P
Nou dat was eigenlijk maandag en toen heeft ze dat veranderd in dinsdag omdat dat haar beter uitkwam. Terwijl ik dinsdag nu niet meer naar klaverjassen kan!
H
Uhm, het is vreemd. Ik ga haar even bellen.
H
Hallo, Olena waar zit je ergens?
5
samenwerken en overleggen O
Oh, hallo, ja ik kom wat later vandaag want mijn zoontje krijgt vandaag een prik.
H
Maar dat heb je toch helemaal niet aangegeven?
O
Dat kan ik toch nu doen dan?
H
Nee, Olena dat kan echt niet hoor. Meneer Ginalski zit al een uur op je te wachten.
O
Ja, maar mijn zoontje moet die prik toch hebben. Je hebt zelf gezegd dat dat belangrijk
71
is! H
Jawel maar niet onder werktijd! Ik wil dat je nu naar meneer Ginalski gaat. En bel hem eerst maar op om te zeggen dat je komt. En daarna wil ik je eerst op kantoor zien.
O
Oh, nou oke´ dan.
O
Dag meneer Ginalski, vindt u het erg als ik over een half uur kom. Mijn zoontje moet een prik krijgen en ...
P
Sorry, maar ik kan niet nog een half uur wachten. Ze komen me zo ophalen voor de dagbehandeling en ik zit hier nog in mijn pyjama. En een excuus zou ook mooi zijn!
O
Oh ja. Maar het valt heus niet mee als alleenstaande moeder hoor!
P
Ik hoop dat u mij daar niet verantwoordelijk voor houdt!
Verbreekt de verbinding. O
Hallo, hallo ...
Even later op kantoor. H
Zo Olena, waar was je nou eigenlijk mee bezig vandaag?
O
Ik wilde heus wel op tijd komen hoor maar het lukte gewoon allemaal niet.
H
Ik heb iemand anders naar meneer Ginalski moeten sturen. Wat vind je daar nu van?
O
Maar ik had gezegd dat ik er over een half uur zou zijn!
H
Ten eerste is het niet aan jou om zo maar zonder overleg afspraken te verzetten en ten tweede begrijp ik dat je nog niet eens je excuses wilde aanbieden?
O
Nou daar kreeg ik niet de kans voor. Hij hing gewoon op.
H
De mensen moeten ervan op aankunnen dat je op de afgesproken tijd komt. En niet alleen de clie¨nten maar ook je collega’s. Die moeten er anders voor opdraaien.
O
Meestal ben ik toch wel op tijd?
H
Jawel, maar het is de bedoeling dat je altijd op tijd komt. Je werktijden staan duidelijk in het contract en dat heb je zelf getekend.
O
En hoe moet het dan als mijn zoontje ziek wordt?
H
Daar hebben we het bij je sollicitatiegesprek over gehad. Daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Kijk als hij moet worden ingee¨nt, weet je dat van tevoren. Je had vrij kunnen vragen of je dienst kunnen ruilen met iemand. Ik vind het erg oncollegiaal om gewoon later op je werk te verschijnen.
O
Nou het is wel lastig hoor, en ik heb ook geen auto!
H
Dat betekent dat je extra goed moet plannen. Bijna iedereen hier heeft thuis een of meer zorgtaken, dus we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. We zullen het hier maar even bij laten. Zorg gewoon dat het niet weer gebeurt! Kunnen we in het vervolg op je rekenen?
O
Uhm, oke´ dan maar.
Opdracht 5.2.1
1 Hoe omschrijf je de gemoedstoestand van meneer Ginalski als hij Henrie¨tte belt? a Vrolijk. b Geı¨nteresseerd. c Boos.
72
nederlands en burgerschap in de zorg
d Bang. 2 Waarom heeft meneer Ginalski gebeld? a Hij is ontevreden over de zorg. b Zijn vaste zorgverlener is te laat. c Hij wil eerder dan normaal geholpen worden. d Hij belt graag met Henrie¨tte. 3 Wat is de vaste dag dat Olena langskomt bij meneer Ginalski? a De ene week maandag en de andere week dinsdag. b Het was maandag en het is nu dinsdag. c Het was dinsdag en is nu maandag. d Daar gaan ze het op kantoor nog over hebben. 4 Waarom is Olena niet bij meneer Ginalski? a Haar zoontje moet worden ingee¨nt. b Haar zoontje heeft zich geprikt. c Ze denkt dat haar zoontje ziek kan worden na de prik. d Henrie¨tte heeft gezegd dat prikken belangrijk is. 5 Heeft Olena meneer Ginalski laten weten dat ze later komt? a Ja, ze heeft gebeld om te zeggen dat ze een half uur later komt. b Ja, ze heeft contact met Henrie¨tte gehad. c Nee, ze heeft geen contact met hem gehad. d Nee, ze was hem vergeten. 6 Is het een probleem voor meneer Ginalski als Olena wat later komt? a Nee, want hij gaat toch door naar de dagbehandeling. b Ja, want hij gaat klaverjassen. c Ja, want hij houdt van vaste tijden. d Ja, want hij moet door naar de dagbehandeling. 7 Wordt meneer Ginalski nog geholpen? a Ja, door Henrie¨tte. b Ja, door Olena. c Ja, door een ander. d Nee, er was niemand. 8 Waarom moet Olena op kantoor langskomen? a Henrie¨tte wil een gesprek voeren over het werk. b Henrie¨tte wil Olena vertellen dat ze beter met het werk moet omgaan. c Henrie¨tte wil bespreken hoe ze beter met haar zoontje moet omgaan. d Henrie¨tte wil bespreken hoe ze beter met collega’s moet omgaan. 9 Wat staat er in het contract dat Olena heeft ondertekend? a De werktijden. b Afspraken met patie¨nten. c Afspraken met collega’s. d De werktijden, afspraken met patie¨nten en afspraken met collega’s. 10 Welke uitspraak is waar? a Henrie¨tte is boos en heeft geen vertrouwen meer in Olena. b Henrie¨tte vindt dat ze een goed gesprek met Olena heeft gehad. c Olena belooft dat ze 100 % inzet zal tonen. d Olena belooft zonder heel veel enthousiasme beterschap.
5.3 Spelling In de meeste zinnen staat zowel een persoonsvorm als een onderwerp. Soms staat er geen onderwerp in de zin. Bijvoorbeeld bij een bevel, een verzoek of een instructie. Dat noemen we de gebiedende wijs. Soms staat er een uitroepteken achter een gebiedende wijs, maar dat hoeft niet.
5
samenwerken en overleggen
73
Bij de gebiedende wijs staat de persoonsvorm in de ik-vorm. Voorbeelden
Houd de deur even open! Geef de peper even aan. Opdracht 5.3.1
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 1 (geven) me een pijnstiller. 2 (reanimeren) die patie¨nt. (controleren) hem op letsel. 3 4 (onthouden) dat goed! (slurpen) niet zo! 5 (antwoorden) mij! 6 (bewaren) dat goed. 7 8 (zeggen) eens aa. (vermijden) contact met je ogen. 9 10 (schrikken) niet. Opdracht 5.3.2
Vul de volgende werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op de juiste plekken in: verzorgd - geremedieerde - gedeprimeerde - verwondde - gebeurd - schudt - geı¨njecteerd - klaagt verzorgt - klaag - rijdt - geı¨njecteerde - gedeprimeerd - remedieerde - gebeurt - verwonde gedesinfecteerde - schud - desinfecteerde - rijd. 1 daar niet zo mee! zijn achtervolgers af. 2 Hij patie¨nt sliep meteen in. 3 De 4 De dokter had de patie¨nt . 5 Zijn zus hem al sinds lange tijd. . 6 Zijn zus heeft hem al die tijd 7 Is er iets ? nooit wat. 8 Want hier man werd snel geholpen. 9 De de man. 10 De jongen 11 niet zo. over hoofdpijn. 12 De vrouw 13 Het kind loopt weer als vanouds! 14 De fysiotherapeut het kind zeer professioneel. operatiekamer was weer klaar voor gebruik. 15 De 16 De speciale ploeg de operatiekamer. me niet voor de voeten! 17 18 De rolstoeler over het fietspad. vrouw werd opgenomen in een psychiatrisch zieken19 De huis. 20Hij is de hele dag al een beetje .
74
nederlands en burgerschap in de zorg
5.4 Spreken Instructies aan kinderen
Instructies gebruik je om een kind of tiener iets te laten doen (bijvoorbeeld huiswerk maken) of om gedrag van een kind te stoppen (bijvoorbeeld een ander kind pesten). Wanneer kinderen vaak niet doen wat hen opgedragen wordt, kan dit komen door de manier waarop ze instructies krijgen.
Als je instructies geeft, moet je erop letten dat je: – niet te veel instructies geeft. Hoe meer instructies je geeft, hoe groter de kans dat een kind weigert. Een overdosis instructies roept weerstand op. – niet te weinig instructies geeft. Kinderen lijken soms ongehoorzaam omdat niemand ze rustig uitgelegd heeft wat er precies van ze wordt verwacht. – instructies niet te moeilijk zijn. Soms zijn de eisen die je aan een kind stelt te hoog. Verwacht niet van een tiener dat hij uit zichzelf de rommel in zijn kamer opruimt. – je timing goed is. Als je een instructie geeft terwijl het kind lekker speelt of geboeid televisie kijkt, is de kans groot dat het kind niet luistert. – de instructies zo weinig mogelijk emotionele lading meegeeft. Soms kan een instructie het kind als persoon afwijzen in plaats van het ongewenste gedrag corrigeren. Bijvoorbeeld als je zegt: ‘wat ben je weer een nare meid’ in plaats van ‘stop met schoppen’. Kinderen zijn erg gevoelig voor persoonlijke afwijzingen en kunnen dan juist lastiger worden.
Opdracht 5.4.1 Oefening instructie geven
Je geeft een kind instructies over een goede leefwijze. Neem een kind in je gedachten met een veelvoorkomende stoornis, ziekte, beperking
5
75
samenwerken en overleggen
en/of handicap. Denk aan iemand uit je stagesituatie of uit je eigen omgeving die dergelijke instructies nodig heeft. Je kunt ook gebruikmaken van de volgende situatie.
Een nieuwe leefwijze Peter (10) doet erg zijn best om zijn leefwijze aan te passen. Hij heeft obesitas en is zeker 40 kilo te zwaar. Hij zit sinds deze maand op een voetbalclub, wandelt af en toe met vrienden. Hij gaat naar de die¨tiste en volgt een dieet. Hij vindt het erg moeilijk om zich hieraan te houden. De kilo’s gaan er wel af, maar langzaam. Met lotgenoten bespreekt hij de problemen die hij tegenkomt. Verder hebben ze ook adressen van speciale kledingwinkels uitgewisseld. Hij heeft veel moeite zijn leefwijze aan te passen.
Schrijf puntsgewijs op welke instructies je wilt geven. Vraag dan een klasgenoot de rol van het kind te spelen en geef de instructies. Je klasgenoot geeft naderhand zijn reactie op jouw manier van instructies geven. Opdracht 5.4.2 Aanwijzingen geven
Je leidinggevende is erg enthousiast over de stage die je gelopen hebt. Hij wil dat je aanwijzingen gaat geven hoe je het best op de afdeling kunt samenwerken. Noteer vooraf enkele trefwoorden. Zorg dat je voor alle medewerkers begrijpelijk bent. De medewerkers varie¨ren nogal in opleiding en culturele achtergrond.
5.5 Taalstijl Hoofdletters
Dit zijn de belangrijkste regels voor het gebruik van hoofdletters. 1
Een zin begint met een hoofdletter. Behalve
De kinderen waren ’s morgens heel ver-
als de zin begint met een afgekort woord of
velend.
een cijfer.
’s Morgens waren de kinderen heel vervelend. 33 kinderen waren heel vervelend.
2
Namen van mensen schrijf je met een hoofd-
Safira, Kimberley, Hayat
letter.
Linda van Laarhoven Mevrouw Van Laarhoven L.A.G. van Laarhoven Linda van Laarhoven-Prinsenbeek
3
Aardrijkskundige namen schrijf je met een
Leeuwarden, Rotterdam, Zeist
hoofdletter.
Belgie¨ ligt in West-Europa Donau, Pyreneee¨n
76
nederlands en burgerschap in de zorg Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen
Groningse koeken
ook een hoofdletter.
De Russische taal Amsterdammers en Almeerders. Noordpoolexpeditie
Straatnamen schrijf je ook met een hoofd-
Hugo de Vriesstraat
letter.
Kerklaan Derde Looiersdwarsstraat
4
Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Koninginnedag, Kerstmis, Suikerfeest, Moederdag, Nieuwjaar
5
Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen
koninginnedagfeest, kerstbrood, paas-
een kleine letter.
vuur, nieuwjaarsdag, kerst
Namen van bedrijven en instellingen schrijf
Europese Unie, Tweede Kamer, Volvo,
je met een hoofdletter.
Coca-Cola, Real Madrid, De Telegraaf
Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen
Tweede Kamerdebat
ook een hoofdletter.
Europese Uniegebouw Renaultgarage
6
Titels van boeken en films schrijf je met een
Heb je De reu ¨ nie van Simone van der
hoofdletter.
Vlugt al gelezen?
In titels van Engelstalige boeken en films
Gisteren heb ik Shutter Island met Leo-
schrijf je alle belangrijke woorden met een
nardo DiCaprio gezien.
hoofdletter.
Die leuke acteur speelt ook mee in The Man in the Iron Mask.
7
8
Namen van heilige personen en zaken schrijf
Boeddha, God, Allah, Jezus, Mohammed
je met een hoofdletter.
de Bijbel, de Koran, de Talmoed
Namen van groepen mensen die geloven,
katholieken, moslims, protestanten,
schrijf je met een kleine letter.
joden, gereformeerden, boeddhisten
Namen van tijdsindelingen en tijdperken
middeleeuwen, renaissance
schrijf je met een kleine letter.
lente, herfst, winter, zomer januari, augustus, december dinsdag, donderdag, zondag
Opdracht 5.5.1
Schrijf de volgende zinnen over. Zet waar nodig een hoofdletter. 1 aanstaande donderdag heb ik een afspraak in het radboudziekenhuis in nijmegen. 2 meneer van der laan spreekt naast nederlands en engels ook een beetje duits. 3 in april vieren we in nederland koninginnedag, maar ik kijk dan al uit naar kerst! 4 het bezoekadres van het leids universitair medisch centrum is albinusdreef 2. 5 18 december gaan we met het team naar bowlingbaan hogenbirk. 6 veel winkelcentra zijn tijdens christelijke feestdagen gesloten. 7 we gingen ’s middags naar een lezing over de middeleeuwen van mevrouw van roozendaal-beekbergen. 8 op school lees ik voor uit harry potter and the order of the phoenix. 9 in de patie¨ntenboekenkast staan onder andere de bijbel en de koran. 10 ’s morgens liepen alida en marissa over de markt in groningen.
5
samenwerken en overleggen
77
5.6 Schrijven Organisaties zijn steeds in beweging. Soms gaan de ontwikkelingen binnen een organisatie zo snel, dat het niet meevalt je meteen aan de nieuwe situatie aan te passen. Gelukkig zijn de meeste veranderingen verbeteringen. Een verandering doorvoeren binnen een organisatie gaat gemakkelijker als iedereen ziet dat de verandering ook een verbetering is. Opdracht 5.6.1
Je werkt bij een instelling waar het steeds zo druk is, dat er nauwelijks tijd is voor pauzes. Koffiedrinken ’s ochtends is er vaak al helemaal niet bij en voor de lunch kun je tussen de bedrijven door vaak alleen staand even twee boterhammen naar binnen werken. Veel collega’s klagen hierover bij jou, maar niemand durft er echt iets van te zeggen. Er wordt immers voortdurend zorg gevraagd en er is al zo weinig personeel. Je ziet je collega’s alleen voorbijrennen, dus voor een gezellig praatje is nooit tijd. Jij besluit een ingezonden brief in het personeelsblad te zetten. Eerst schets je het probleem en geef je jouw oplossing met minstens twee argumenten. Denk eraan dat iedereen (dus ook je leidinggevenden) er belang bij heeft dat er een goed contact is tussen de collega’s en dat de samenwerking op die manier verder wordt verbeterd. Een ingezonden brief lijkt niet erg op een zakelijke brief. Je begint gewoon met ‘Beste collega’s’ als het voor collega’s is en onder de ingezonden brief zet je je naam. Gebruik voor de ingezonden brief ongeveer 200 woorden. Vergeet niet op de spelling en de stijl te letten. Bespreek je ingezonden brief vervolgens met een klasgenoot.
Opdracht 5.6.2
Om de samenwerking verder te bevorderen heeft je leidinggevende jou gevraagd de invulling voor de personeelsdag te verzinnen. De personeelsdag moet natuurlijk gezellig zijn: er moet veel ruimte zijn voor onderling contact. Verder moeten er activiteiten in het programma worden opgenomen die de samenwerking bevorderen. Het is niet de bedoeling dat het alleen maar sportieve activiteiten zijn. Schrijf je plan voor de personeelsdag in ongeveer 300 woorden op.
78
nederlands en burgerschap in de zorg
5.7 Gesprekken voeren Samenwerken met collega’s
Je werkt met collega’s of studiegenoten in een team aan een gezamenlijke opdracht en soms loopt het niet zo lekker. Je voelt ergernis en je wilt hier iets aan doen. Je vraagt je af wat er eigenlijk niet goed gaat. In teams wordt wel eens slecht geluisterd. Je ziet dat bepaalde teamleden altijd het hoogste woord hebben terwijl anderen zich stil houden. Daardoor mis je belangrijke informatie en goede ideee¨n. Iedereen heeft de verantwoordelijkheid naar elkaar te luisteren, elkaar ruimte te geven en elkaar feedback te geven op de communicatie. De voorzitter heeft daarin de belangrijkste taak. Tijdens het teamoverleg moet hij ervoor zorgen dat iedereen aan de beurt komt. Pas als het team een gezamenlijke visie heeft, kunnen de taken goed verdeeld worden. Je wilt meedoen aan een teamoverleg als je er wat aan hebt. Bijvoorbeeld dat je gewaardeerd wordt en gezelligheid krijgt. Voor sommige teamleden wegen die sociale behoeften zwaarder dan het belang van de taak. Dat hoeft hun bijdrage niet in de weg te zitten, zolang ze het maar gezellig blijven vinden en het gevoel hebben erbij te horen. Opdracht 5.7.1
In jouw team krijg jij de opdracht om een bewoner of een patie¨nt op de hoogte te stellen van een behandeling of ingreep die volgende week plaatsvindt. Je kiest voor een veelvoorkomende behandeling of ingreep. Bijvoorbeeld een therapie of een knieoperatie. 1 Bedenk om welke behandeling of ingreep het gaat en schrijf hierover kort enkele gegevens op. 2 Voer het gesprek. Een klasgenoot is de bewoner of patie¨nt. 3 Vertel aan een paar collega’s (klasgenoten) hoe het gesprek verlopen is. 4 Een van je collega’s reageert professioneel op je verhaal door informatie uit te wisselen of advies te geven.
Opdracht 5.7.2 Oefening gesprekken met instanties
Een clie¨nt of patie¨nt heeft een flink probleem met een instantie en is niet in staat het gesprek met de instantie zelf te voeren. 1 Bepaal met een klasgenoot om welk probleem het gaat. 2 Bereid voor hoe je het probleem kunt uitleggen. 3 Bepaal welke instantie hierbij betrokken is. 4 Voer het gesprek met een medewerker van de instantie en probeer tot een oplossing te komen. 5 Vertel op een teamoverleg hoe het gesprek met de instantie verlopen is en geef aan of je hierover tevreden bent. 6 Een teamlid (klasgenoot) geeft je een compliment over je functioneren.
6
Respect voor elkaar
6.1 Lezen De Johannes Wier Stichting 1 De Johannes Wier Stichting zet zich in voor mensenrechten in de gezondheidszorg. Het centrale aandachtspunt is de specifieke verantwoordelijkheid van alle gezondheidswerkers voor de mensenrechten. 2 Naast andere mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International heeft de Johannes Wier Stichting een speciale plaats. Nog altijd vinden mensenrechtenschendingen plaats, waarbij in een aantal gevallen medische aspecten een rol spelen. Ook kan het voorkomen dat gezondheidswerkers direct betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. In de praktijk blijkt dat beroepsorganisaties van artsen of verpleegkundigen niet of onvoldoende aandacht besteden aan deze betrokkenheid. Daarom is het nodig dat de Johannes Wier Stichting bestaat. Onderzoek 3 De Johannes Wier Stichting doet onderzoek en levert daarmee een bijdrage aan het openbaar maken en bestrijden van schendingen van mensenrechten. Verder helpt de stichting anderen bij het onderzoek naar schendingen van mensenrechten. Daarnaast geeft zij steun aan gezondheidswerkers die door hun inzet voor het respecteren van de mensenrechten in de problemen komen. Tot slot is ook mensenrechteneducatie een kernactiviteit van de stichting. 4 De Johannes Wier Stichting is opgericht in 1986. Zij maakt deel uit van de International Federation of Health and Human Rights Organisations (IFHHRO). De stichting is voor het functioneren afhankelijk van donaties en subsidies. Organisatie 5 De Johannes Wier Stichting heeft e´e´n betaalde bureaumedewerker in dienst en is verder afhankelijk van de inzet van vrijwilligers en het bestuur. Het bureau is gevestigd in Diemen. De bureaucoo¨rdinator is maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag aanwezig om medewerkers van de stichting te ondersteunen en anderen van dienst te zijn. Bestuur 6 De Johannes Wier Stichting wordt bestuurd door het Dagelijks Bestuur (DB) en het Algemeen Bestuur (AB). Het DB, bestaande uit voorzitter, secretaris, penningmeester en vice-voorzitter, geeft directe leiding aan de organisatie en neemt beslissingen. Het AB omvat de leden van het DB en vertegenwoordigers
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_6, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
80
nederlands en burgerschap in de zorg
van alle werkgroepen. Het DB komt vier keer per jaar bijeen en beslist over het beleid en de koers van de stichting en stelt de jaarrekening en de begroting vast. Werkgroepen 7 Voor de belangrijkste thema’s waar de Johannes Wier Stichting zich mee bezighoudt, zijn inhoudelijke werkgroepen opgericht, die onder andere onderzoek doen, bevindingen publiceren, expertise aanbieden, aandacht vragen voor mensenrechtenschendingen en mensenrechteneducatie geven. Daarnaast zijn er contactpersonen voor bepaalde aandachtsgebieden. Tot slot zijn er enkele interne werkgroepen, die de stichting ondersteunen op het gebied van communicatie, PR, fondsenwerving en het voorbereiden van missies. Johannes Wier 8 De Johannes Wier Stichting ontleent haar naam aan de zestiende-eeuwse Brabantse arts, Johannes Wier. Johannes Wier werd in 1515 of 1516 te Grave geboren als zoon van een handelaar. Hij groeide op in Grave en ging later naar school in ’s-Hertogenbosch. Hij werd leerling in Antwerpen en studeerde later in Parijs. 9 In 1545 werd hij stadsgeneesheer te Arnhem. Daar ontstond zijn interesse in de in die tijd spelende heksenvervolgingen. Hij publiceerde een boek met zijn mening over deze kwestie. Hij was bijvoorbeeld tegen lange voorarresten en onder marteling afgelegde bekentenissen. Johannes Wier was van mening dat bekentenissen onder vreselijke marteling geen waarde hadden en dat mensen na zo’n ‘bekentenis’ dus niet vervolgd mochten worden. Bron: www.johannes-wier.nl
Opdracht 6.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 Waarin onderscheidt de Johannes Wier Stichting zich van andere mensenrechtenorganisaties? 2 Schrijf de zin uit alinea 2 over waarin staat waarom het nodig is dat de Johannes Wier Stichting bestaat. 3 Alinea 3 bestaat uit een opsomming van activiteiten waarmee de Johannes Wier Stichting een bijdrage levert aan het openbaar maken en bestrijden van schendingen van mensenrechten. Welke vier activiteiten worden genoemd? 4 Hoe komt de Johannes Wier Stichting aan geld voor deze activiteiten? 5 Waar is de stichting verder van afhankelijk? 6 Hoeveel leden telt het DB? 7 Waarnaar verwijst het schuingedrukte woord die in alinea 7? 8 Kijk nog eens naar de volgende zin uit alinea 9: Hij publiceerde een boek met zijn mening over deze kwestie. Welke twee voorbeelden van zijn mening worden genoemd? 9 Waarom staat het woord ‘bekentenis’ in alinea 9 tussen aanhalingstekens? 10 Wat is volgens jou de reden dat de Johannes Wier Stichting vernoemd is naar Johannes Wier?
6
respect voor elkaar
81
6.2 Luisteren
Luister naar het volgende gesprek en beantwoord daarna de vragen. Katja (K) een verzorgende is in gesprek met mevrouw Pasic (P). Mevrouw Pasic is gevlucht uit Bosnie¨. Saida (S) is verpleegkundige en is gevlucht uit Afghanistan. K
Goedemorgen dames hebben jullie lekker geslapen?
P
Dromen, altijd weer die dromen. Ze laten me niet met rust.
K
Droomt u veel over vroeger en over uw eigen land?
P
Over mijn land, over de familieleden die er niet meer zijn en mijn mooie huis met de prachtige tuin. En ook over mijn werk en alle patie¨ntjes die ik heb moeten achterlaten.
S
Patie¨ntjes? Maar wat deed u dan?
P
Ik heb twintig jaar als kinderarts gewerkt. Vooral de oorlogsslachtoffertjes hadden veel hulp nodig.
S
Wat bijzonder dat u een arts bent. In Afghanistan zijn er nauwelijks vrouwelijke artsen.
K
Goh, ik wist helemaal niet dat u dokter was. We hebben het er nooit over gehad.
P
Nou, dat verbaast me niet echt. De meeste mensen blijven je toch zien als vluchteling. Vooral als je de taal niet goed spreekt. Vaak denken ze ook dat je een beetje dom bent terwijl je dan alleen niet weet hoe de dingen werken hier.
S
Raakten de kinderen ook gewond door kogels?
P
Niet alleen door kogels. Veel kinderen stapten op mijnen en jonge meisjes waren vaak slachtoffer van geweld en verkrachting. Sommigen zullen nooit meer kinderen kunnen krijgen.
K
Afschuwelijk. Dat u dat werk heeft kunnen vol houden. Het zusje van Saida had veel aan iemand als u kunnen hebben.
S
Mijn ouders wilden dat mijn zusje, Mina, onderzocht werd, want ze zag blauwig. Omdat er in onze omgeving geen vrouwelijke arts was, heeft zij geen behandeling gehad en is bijna doodgegaan. Mijn ouders zijn toen gevlucht en in Nederland is Mina geopereerd aan haar hart.
P
Voor vrouwen is het leven overal wat harder. Ik kon jammer genoeg niet meer werken. Op het laatst waren er bijna geen artsen meer. Iedereen was gevlucht of gedood.
K
En waarom bent u uiteindelijk gevlucht?
P
Mijn man was moslim en ik ben christen. We dachten wel dat we veilig zouden zijn, maar uiteindelijk hebben onze eigen buren ons verraden. Het ging allemaal om de godsdienst, terwijl wij niet eens echt gelovig waren. Je beste vrienden werden je ergste vijanden. Verschrikkelijk. Als ik was gebleven zouden ze me gedood hebben. Ik had geen keus meer.
S
Het is te zien dat u klappen hebt gehad. Loopt u daarom nu zo moeilijk?
P
Ja ze hebben me dagenlang gemarteld om de rest van de familie te kunnen oppakken. Ik moet er niet meer aan denken want dan word ik gek. Maar toch komen de gedachten ’s nachts vaak weer terug. Vroeger loste ik alle problemen zelf op, nu kan ik alleen nog maar wachten. Ik weet eigenlijk niet eens meer waarop.
K
Denkt u dat u nog ooit teruggaat naar uw land?
82
nederlands en burgerschap in de zorg P
Mijn land? Wat is mijn land? Mijn huis is ingepikt, de mensen die ik kende zijn veranderd. Ze zijn vreemd voor me. Ik ben een oude vrouw geworden, ik kan niets meer doen. Kijk Saida is jong en kan later misschien wel haar land helpen opbouwen.
S
Ik vind het vreselijk voor u mevrouw Pasic. Ik wou dat ik wat voor u kon doen.
P
Ach, dat jullie naar me geluisterd hebben, helpt al. Verder kunnen jullie er toch ook niets aan doen. Ik vind het heel wat dat jullie zo goed zijn in je werk en dat ik goed behandeld word.
Opdracht 6.2.1
1 Uit welk land komen de personen? a Katja uit Belgie¨, mevrouw Pasic uit Bosnie¨ en Saida uit Nederland. b Saida uit Afghanistan, mevrouw Pasic uit Bosnie¨, uit welk land Katja komt, is onbekend. c Mevrouw Pasic uit Bosnie¨, Saida en Katja uit Afghanistan. 2 Slaapt mevrouw Pasic goed? a Nee, ze droomt te veel over haar familie, haar huis en haar vroegere werk. b Nee, ze droomt vaak over het verleden. c Ja, ze heeft veel mooie dromen over haar huis en tuintje. 3 Wat voor werk deed mevrouw Pasic? a Zij was arts voor de oorlogslachtoffers. b Zij was arts voor hartpatie¨nten. c Zij was kinderarts. 4 Wisten Saida en Katja dat mevrouw Pasic arts was? a Nee, ze waren zeer vereerd een arts te verzorgen. b Nee, ze vonden het ongelofelijk van zo’n oude vrouw. c Nee, er was nog nooit over gesproken. 5 Voelt mevrouw Pasic zich serieus genomen in Nederland? a Ja, ze heeft goed contact met de verzorgenden. b Nee, ze vindt dat Nederlanders vluchtelingen discrimineren. c Nee, ze vindt dat Nederlanders buitenlanders discrimineren. 6 Waarom is Saida in Nederland? a Haar zusje moest behandeld worden en dat kon niet in Afghanistan. b Zij is gevlucht uit Afghanistan en zij doet een opleiding voor verpleegkundige. c Door de oorlog is het te gevaarlijk om te leven in Afghanistan. 7 Waarom vluchtte mevrouw Pasic naar Nederland? a Omdat vrienden vijanden werden en ze oud is. b Omdat ze bang was vermoord te worden. c Omdat er een godsdienstoorlog aan de gang was. 8 Voor wie is het leven ‘overal wat harder’? a Kinderen. b Oorlogsslachtoffers. c Vrouwen. 9 Wat voor klachten heeft mevrouw Pasic? a Mevrouw Pasic heeft psychische en fysieke klachten. b Mevrouw Pasic denkt te veel aan de martelingen en moorden in haar land. c Mevrouw Pasic heeft door de martelingen last van haar been. 10 Welke uitspraak is waar? a Mevrouw Pasic is ontevreden over het luisteren van de Nederlanders. b Mevrouw Pasic is tevreden over de zorg die ze krijgt in Nederland. c Mevrouw Pasic mist haar werk, maar ze kan toch niet meer aan het werk.
6
83
respect voor elkaar
6.3 Spelling Leestekens
Leestekens zorgen ervoor dat een tekst goed gelezen kan worden. De belangrijkste leestekens vind je in onderstaand schema. Leesteken punt
.
Gebruik
Voorbeelden
Een punt geeft aan dat een zin is
Ik ben aan de beurt.
afgelopen. vraagteken
?
Een vraagteken geeft aan dat een
Ben ik aan de beurt?
vraagzin is afgelopen. uitroepteken
!
Een uitroepteken geeft aan dat
Ik ben aan de beurt!
een zin waarop je nadruk wilt leggen is afgelopen. komma
puntkomma
,
;
Een komma geeft een kleine
Ik ben aan de beurt, want ik was
pauze in een (lange) zin aan.
voor die mevrouw.
Je schrijft ook een komma tussen
Ik houd van popmuziek, klassiek
de delen van een opsomming.
en rock.
Een puntkomma geeft aan dat
Ilias zat alleen thuis; zijn vrouw
twee zinnen heel erg bij elkaar
lag in het ziekenhuis.
horen. Je gebruikt ook een puntkomma
De volgende onderwerpen komen
tussen delen van een opsomming
vandaag aan de orde:
die langer zijn en onder elkaar
– de hulp aan de slachtoffers
staan.
van het ongeval op de A12; – de vervelende gebeurtenissen rondom mevrouw Teunissen; – de geboorte van het zoontje van meneer en mevrouw De Boer; – de klacht van mevrouw El Halili over de onleesbare bijsluiter bij haar medicijnen; – het nieuwe meubilair in de kantine.
dubbele punt
:
De dubbele punt geeft aan dat er
De volgende kinderen gaan mor-
een opsomming komt.
gen schilderen: Hayat, Arjan en Ulrike.
De dubbele punt geeft ook aan
De minister zei alleen: ‘Geen
dat er een citaat komt.
commentaar!’
aanhalingste-
‘...’
Aanhalingstekens geven aan dat
De juffrouw zei: ‘Morgen gaan we
kens
‘‘...’’
iets een citaat is.
knutselen en schilderen.’
Aanhalingstekens kunnen ook
Het beoordelingsgesprek was
aangeven dat er iets bijzonders
echt een ‘feest’.
aan de hand is met een woord. koppelteken
-
Een koppelteken staat tussen sa-
minister-president
menstellingen met gelijkwaardi-
boekhandel-uitgeverij
ge delen.
schilder-dichter sergeant-majoor
84
nederlands en burgerschap in de zorg Leesteken
afbreekstreep-
-
je
Gebruik
Voorbeelden
Je gebruikt hem ook bij sommige
ex-vriend
voorvoegsels.
Sint-Nicolaas
Je gebruikt hem ook als het nodig
garage-ingang
is voor de uitspraak.
auto-ongeluk
Je gebruikt hem ook bij samen-
Zuid-Amerika
gestelde aardrijkskundige na-
Noord-Nederland
men.
West-Europa
Een afbreekstreepje gebruik je als
ont-zet-tend
een woord niet meer op de regel
ba-len
past en deels op de volgende regel
ko-nin-gen
komt te staan. Je mag een woord alleen afbreken op het eind van een lettergreep. apostrof
’
De apostrof geeft aan dat er iets
’s Morgens had ik m’n auto in
is weggelaten.
A’dam laten staan.
De apostrof wordt ook gebruikt
dvd’tje
bij letterwoorden.
sms’en
En bij sommige meervouden.
baby’s bikini’s
trema
¨
Een trema gebruik je als dat no-
reu ¨ nie
dig is voor de uitspraak.
coo ¨ rdinator ruı¨ne ree¨le driee¨ntwintig
Als het niet nodig is voor de uit-
elektricien
spraak, gebruik je hem niet.
plooiing truien
haakjes
()
Haakjes worden gebruikt om
Voor sommige medicijnen (para-
minder belangrijke zaken binnen
cetamol en dergelijke) heb je
een zin aan te geven.
geen recept van de dokter nodig.
Opdracht 6.3.1
Schrijf de zinnen over en plaats waar nodig leestekens. 1 De sergeant majoor was met zijn compagnie en medische team gelegerd in Oost Afrika 2 In de verbanddoos zaten pleisters gaasjes en jodium 3 Ik heb alles op een A4tje gezet omdat dat veel overzichtelijker is 4 De afdeling non food begint vanaf rij tweeentwintig 5 Waarom is Marijke s ochtends altijd te laat 6 Lionel en Giorgio zeiden dat ze proberen op tijd te zijn 7 De besproeiing van het land gebeurde geheel automatisch 8 Kun jij straks even wat eten halen bij dat Chinees Indische restaurant 9 Op sommige reparaties batterijtjes verwisselen en dergelijke kunt u gewoon wachten 10 De maker van het prachtige mozaiek in R dam riep uit Dit is mijn beste werk tot nu toe
6
respect voor elkaar
85
Opdracht 6.3.2
Je nicht brengt haar dochtertje niet naar de kinderopvang. Ze werkt niet, dus ze wil zelf voor de opvoeding zorgen. Jij hebt gelezen dat kinderopvang een verrijking kan zijn voor elk kind. Kinderen krijgen namelijk de mogelijkheid vriendschappen op te bouwen, rekening te houden met anderen en kennis te maken met verschillende normen en waarden. Jij vindt het een nuttige aanvulling op de opvoeding en bovendien krijgt je nicht zo ook nog eens wat tijd voor zichzelf. Stuur een e-mail aan je nicht om haar te vertellen dat ze het volgens jou wat rustiger aan zou moeten doen en om uit te leggen wat jij van kinderopvang vindt. Gebruik in je mailtje in ieder geval de volgende leestekens: uitroepteken, komma, aanhalingsteken, koppelteken en trema. Gebruik ongeveer 200 woorden. Bespreek je e-mail met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Let er ook op dat de volgende leestekens gebruikt zijn: uitroepteken, komma, aanhalingsteken, koppelteken en trema.
6.4 Spreken Omgaan met elkaar
Goed burgerschap heeft alles te maken met de wijze waarop mensen met elkaar omgaan. Daarbij kun je denken aan de regels van de etiquette, maar ook aan de omgang in dagelijks voorkomende situaties. Mag een medewerker ‘hoi’ zeggen tegen een bejaarde heer als ze het eten in de kamer komt brengen? Nee, zegt de directie van een zorginstelling, iemand die zich in het gedrag niet aanpast aan de omgangsregels, wordt ontslagen. Tijdens je opleiding krijg je omgangskunde. Bovendien werk je aan je kennis, vaardigheden en houding. Niet alleen theoretisch: het is ook van belang dat je de leerstof toepast. Je bent grootgebracht met bepaalde normen en waarden, die nogal kunnen verschillen met die van sommige klasgenoten. Bijvoorbeeld met de hand eten in plaats van met bestek is in sommige culturen heel gewoon. Op het werk heb je te maken met bewoners en medewerkers die nog veel meer varie¨ren in leeftijd en opvoeding. Geen enkele pedagogische, verzorgende of verpleegtechnische handeling kan los worden gezien van de omgangssituatie. Hoe een zorgvrager een handeling ervaart, hangt in grote mate samen met de houding en vaardigheden waarover de medewerker beschikt. Voor een student is het van wezenlijk belang om goed te leren omgaan met de zorgvrager, diens familie en met collega’s. Opdracht 6.4.1 Oefening speech
Je houdt een speech over de normen en waarden die jij van thuis hebt meegekregen of die jij jezelf hebt eigen gemaakt. Bespreek onderwerpen als begroetingen, manier van (aan)spreken, manier van eten, kleding, cosmetica en luchtjes. Vervolgens geef je aan hoe je omgaat met mensen die andere normen en waarden hebben.
86
nederlands en burgerschap in de zorg
1 Bedenk welke voorbeelden je gaat noemen van jouw normen en waarden en schrijf een paar trefwoorden op. 2 Geef enkele voorbeelden van mensen die andere normen en waarden hebben. 3 Vertel hoe je omgaat met mensen die andere normen en waarden hebben. 4 Bedenk een slot waar mensen over kunnen nadenken of lachen. 5 Houd je speech voor een paar klasgenoten en vraag of ze nog wat te vragen hebben.
Opdracht 6.4.2 Een goede beroepshouding
Voor de groep houd je een speech over het belang van een goede beroepshouding. Je legt uit wat de grote lijn is van je beroepshouding en geeft enkele voorbeelden om het te verduidelijken. Je geeft ook aan wat je geen juiste beroepshouding vindt en wat de gevolgen hiervan zijn. Tot slot leg je uit waarom je trots op je beroep kunt zijn.
6.5 Taalstijl Voorzetsels
Om een goede zin te maken heb je voorzetsels nodig. Met een voorzetsel geef je aan wat de andere woorden in de zin met elkaar te maken hebben. Voorbeelden
Marjorie verbindt haar met steriel gaas. De auto staat naast een lantaarnpaal. Vanmorgen fietste ik langs mevrouw Van Beusekom. Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: langs, naast, aan, bij, voor, op, achter en in. Een voorzetsel staat meestal voor een woordgroep. Soms staat het voorzetsel erachter. Voorbeelden
Ze reden het weggetje naar het verpleeghuis op. Marit reisde de hele wereld over. Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Voorbeelden
afrekenen met beginnen aan opheffen van
6
respect voor elkaar
87
Opdracht 6.5.1
In de volgende zinnen staan werkwoorden waar een vast voorzetsel bijhoort. Vul op de open plek het juiste voorzetsel in. 1 De dokter vroeg de patie¨nt zijn medicijngebruik. boerenkool met worst. 2 Het menu bestaat vandaag 3 De bewoners konden intekenen verschillende workshops. heroı¨ne. 4 Die zwerver is verslaafd 5 Mevrouw Van Slooten heeft een hekel lawaai. haar assistente. 6 De verpleegkundige was kwaad 7 De hoogbejaarde vrouw dingt mee de hoofdprijs bij de bingo. 8 De directeur ging onmiddellijk akkoord het voorstel. haar gelijk. 9 Julia was overtuigd 10 Het weesjongetje hechtte zich meteen de hulpverlener. zijn vader. 11 Joris lijkt ontzettend veel van de actie van de gulle gevers. 12 Alle bewoners profiteerden haar examen. 13 De assistente slaagde uiteindelijk 14 Mevrouw Aziz snakte een sigaretje. geriatrie. 15 De verpleegkundige specialiseerde zich
6.6 Schrijven Betoog
In een betoog reageer je op een stelling. Je geeft je mening met argumenten en vertelt dus waarom je het wel of niet met de stelling eens bent. Een betoog is meestal als volgt opgebouwd: in de inleiding wordt verteld waar het over gaat, in het middenstuk worden de argumenten genoemd en in de afsluiting wordt in het kort een conclusie getrokken. Een betoog is dus subjectief.
E-hulp populair onder multiculturele jongeren 1 Allochtone jongeren zoeken relatief gemakkelijk hulp via internet. Dat blijkt uit cijfers van Hulpmix.nl. Deze website, waar jongeren met een multiculturele achtergrond hulp kunnen zoeken, bestaat e´e´n jaar. In die periode hebben er ruim 1000 chatgesprekken plaatsgevonden met jongeren van hoofdzakelijk Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse herkomst. 2 Keer op keer blijkt uit onderzoek dat er een kloof bestaat tussen allochtone jongeren met psychische of sociale problemen en de reguliere hulpinstanties. Internethulpverlening kan dan uitkomst bieden. Surfen op internet is immers veel eenvoudiger dan aankloppen bij een hulporganisatie. Multiculturele jongeren 3 Hulpmix.nl is een gezamenlijk initiatief van verschillende zorginstellingen. Paul Willems, bestuurder van zo’n zorginstelling: ‘In de reguliere zorg is 15 procent van onze clie¨nten van niet-Nederlandse afkomst. Terwijl in Amsterdam ruim 60 procent van de jongeren multicultureel is. Met Hulpmix.nl weten we een deel van die groep wel te bereiken.’
88
nederlands en burgerschap in de zorg
Gevoelens, vrienden en relaties 4 In het eerste jaar trok Hulpmix.nl ruim 30.000 bezoekers. Op de site kunnen jongeren informatie opzoeken over diverse onderwerpen. Daarnaast kunnen jongeren ook chatten met een hulpverlener. Circa 1000 jongeren maakten gebruik van de mogelijkheid om gratis en anoniem te chatten. 80 procent van hen was van niet-westerse herkomst. De jongeren beoordeelden de chatgesprekken gemiddeld met een 8,6. Er werd vooral gesproken over gevoelens, vrienden en relaties. Oog voor achtergrond 5 ‘Iedere jongere is anders. We spreken ze aan op wie ze zijn, niet op hun afkomst. Er is echter wel oog voor hun achtergrond. Zestien van de twintig hulpverleners hebben naast de Nederlandse ook een andere culturele achtergrond. Hierdoor kunnen we ons goed inleven in hun situatie. Ook werken we intensief samen met cultuurgebonden websites zoals Marokko.nl en Hababam.nl en hebben veel multiculturele jongeren meegedacht bij de opzet van de site,’ licht Stephanie Kernizan toe. Zij is als hulpverlener actief bij Hulpmix.nl en voerde veel chatgesprekken met jongeren. Andere aanpak 6 Bij Hulpmix.nl wordt gekozen voor een aanpak die is afgestemd op de allochtone jeugd. Kernizan: ‘In de jeugdhulpverlening is men erg gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van jongeren. Bij multiculturele jongeren speelt vaak de sociale structuur van familie en vrienden een heel sterke rol. Wij betrekken dat bij de chat- en e-mailcontacten en kunnen de jongeren daardoor beter helpen.’ Enthousiaste reacties 7 Aan de reacties te merken zijn de meeste bezoekers enthousiast over de internethulpverlening. ‘Ik vind dit persoonlijk een goeie site, omdat je anoniem je problemen kwijt kan, en samen naar een oplossing kan zoeken, zonder dat je het gevoel krijgt dat je het helemaal alleen moet doen in het leven,’ aldus een 17-jarige Marokkaans-Nederlandse jongen. Bron: www.hulpmix.nl, 18 december 2008.
Opdracht 6.6.1
Zorg sluit niet altijd aan op de verwachtingen van zorgvragers. Toch zijn er veel nieuwe initiatieven van zorginstellingen die proberen meer zorg op maat te bieden. Zoals het initiatief in het artikel hierboven. Voor oudere mensen is er nog geen vergelijkbare site. Schrijf een betoog waarin je stelt dat er zo’n site moet komen. Gebruik voor je betoog niet meer dan 300 woorden. Vergeet niet op de spelling en de stijl te letten. Bespreek je betoog met een klasgenoot.
6
respect voor elkaar
89
Beschouwing
Een beschouwing is het tegenovergestelde van een betoog: de beschouwing begint met vertellen waar het over gaat. In het middenstuk worden beide kanten van het onderwerp belicht en in de afsluiting wordt afgewogen wie er gelijk heeft en wordt er op basis van de argumenten een conclusie getrokken. Een beschouwing is dus objectief. Opdracht 6.6.2
Schrijf een beschouwing van zo’n 400 woorden over een van de volgende stellingen: – Meer kinderen per begeleider lost het personeelstekort in de kinderopvang op. – Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. – Zorginstellingen moeten net als bedrijven zoveel mogelijk winst maken.
6.7 Gesprekken voeren Een klacht
Het Medisch Tuchtcollege behandelt klachten over de beroepsuitoefening van artsen, tandartsen en verloskundigen. Ook met klachten over de verstrekking van medicijnen en adviezen van apothekers, kun je terecht bij het Medisch Tuchtcollege. Je kunt niet met elke klacht over medisch handelen terecht bij het Medisch Tuchtcollege. Er moet sprake zijn van een onzorgvuldige behandeling of bejegening. En verder moet je klacht aan een aantal voorwaarden voldoen. Als je een klacht wilt indienen, moet je rechtstreeks belanghebbende zijn. Dat wil zeggen dat je klaagt over een behandeling die je hebt ondergaan, of die iemand heeft ondergaan met wie je een nauwe relatie hebt of hebt gehad. Ook de regionaal inspecteur van de volksgezondheid kan een klacht indienen. De inspecteur doet dat in de regel alleen als dat in het algemeen belang is. Voordat je een klacht indient, is het goed om (te proberen) je klacht te bespreken met degene die je heeft behandeld, of de instelling waar die persoon werkt. Als er sprake is van een misverstand, kan dat uit de weg worden geruimd. Veel instellingen in de gezondheidszorg hebben een eigen klachtencommissie waar je terecht kunt. Als het Tuchtcollege een klacht behandelt, kan het ook getuigen horen. Deze kunnen de zaak helder maken en zijn belangrijk voor een goede uitspraak. Opdracht 6.7.1 Rollenspel tuchtzaak
De familie van de overleden Jan van Ost maakt er bezwaar tegen dat er euthanasie is toegepast. Hans Bartol, huisarts, wordt aangeklaagd door Marie¨l van Ost, dochter van Jan van Ost. Marie¨l van Ost vindt dat er onzorgvuldig is gehandeld door de arts, want ze vond dat haar vader altijd vrolijk was als zij op bezoek kwam en dat er dus onterecht euthanasie is toegepast. Hans Bartol is 25 jaar huisarts geweest van de inmiddels overleden Jan van Ost. Met medeweten van de familie heeft Jan van Ost een euthanasieverklaring ondertekend.
90
nederlands en burgerschap in de zorg
Er was afgesproken dat er geen medische behandelingen gedaan zouden worden als het nog slechter met de zieke Jan van Ost zou gaan. De verzorgende, Bea Wit, heeft meegemaakt hoe verward Jan van Ost de laatste maanden was. Mevrouw Julia de Bik is voorzitter van de tuchtcommissie. Ze laat iedereen aan het woord en probeert een juiste beslissing te nemen. 1 Verdeel de vier rollen over vier klasgenoten: voorzitter van de tuchtcommissie, huisarts, dochter van de overledene en verzorgende. 2 Bespreek de rollen en schrijf in het kort de belangrijkste woorden op. 3 Voer het rollenspel op voor de groep. 4 De groep reageert op het rollenspel.
Opdracht 6.7.2 Gesprek over procedures
Je leidinggevende vertelt dat er klachten zijn. Men vindt dat de procedures beter nageleefd moeten worden. Zij is zelfs bang dat ze aangeklaagd wordt, omdat er fouten zijn gemaakt. Jij bespreekt met een klasgenoot hoe belangrijk het is om je tijdens het werk aan procedures te houden. 1 Spreek met een klasgenoot af welke procedure jullie gaan bespreken. 2 Je klasgenoot is de leidinggevende en jij de medewerker die professioneel reageert. 3 Voer het gesprek en bedenk voorstellen die klachten kunnen voorkomen.
7
Problemen signaleren
7.1 Lezen Gezond werken met een ergocoach 1 Bedrijven zetten regelmatig gezond werken op de agenda. En dat is een goede ontwikkeling. Maar hoe zorg je ervoor dat dit onderwerp onder de aandacht blijft? Ee´n manier is om sommige medewerkers tot ergocoach op te leiden. Zij krijgen de taak gezond werken op hun afdeling levend te houden. 2 Werknemers die jarenlang in een verkeerde houding hun werk doen of te weinig pauzes inlassen, ontwikkelen daardoor na verloop van tijd bepaalde klachten. Daar zijn bedrijven langzamerhand wel van doordrongen. Dus laten ze een ergonomisch adviseur langskomen of sturen ze hun werknemers naar een training over lichamelijke belasting. Maar aanpassing van houding, werktechnieken, materiaal, werkindeling, pauzegedrag en werkplekinrichting kost tijd, omdat mensen moeite hebben iets wat ze al jaren gewend zijn, te veranderen. 3 Zo zijn er nog vaak medewerkers die niet de moeite nemen hun bureaustoel goed in te stellen, met als gevolg dat ze in de verkeerde houding werken. Hetzelfde geldt voor de pauzesoftware. Vanuit een weerstand tegen verandering nemen medewerkers niet de tijd om te onderzoeken hoe je de pauzesoftware zo kan instellen dat die optimaal is aangepast aan je behoeften of manier van werken. Ergocoaches 4 Met een eenmalige actie ben je er dus niet. Om uiteindelijk een blijvende verandering te bewerkstelligen, is het nodig mensen regelmatig te confronteren met hun oude gedrag. Zo kan gezond werken in de organisatie verankerd worden. Daarnaast is het raadzaam ergocoaches op te leiden. Ergocoaches zijn medewerkers die naast hun gewone taken als extra taak hebben onjuiste lichamelijke belasting te voorkomen. Zij ondersteunen hun collega’s in gezond werken en zijn daarvoor het aanspreekpunt. De kracht van een ergocoach is dat het gaat om een collega. Dat maakt het makkelijker om op hem of haar af te stappen. 5 Om te weten welke medewerker voor de rol van ergocoach geschikt is, moet je zicht hebben op de competenties die daarvoor nodig zijn. Vaak zie je dat medewerkers die zelf lichamelijke klachten hebben, graag ergocoach willen worden. Zo’n persoon kan inderdaad zelf goed aanvoelen wat lichamelijk belastend is. Maar dat betekent niet automatisch dat deze persoon ook over de benodigde communicatieve vaardigheden beschikt. Een ander punt van belang is of de medewerker voldoende uren werkt.
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9_7, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
92
nederlands en burgerschap in de zorg
Kinderopvang 6 Stichting Kinderopvang Noord-Holland (SKN) maakt serieus werk van gezond werken binnen de organisatie. Alle medewerkers van de veertien kinderopvanglocaties hebben daartoe de training Fit blijven met kids gevolgd, een training voor de kinderopvang die gericht is op het verminderen van fysieke belasting. Vervolgens zijn er per locatie twee leidsters als ergocoach opgeleid. Hannie Nieuwenhuijs van SKN vertelt: ‘Wij zijn overgegaan tot het opleiden van ergocoaches om de effecten van de basistraining vast te houden.’ 7 ‘We willen graag dat de aandacht voor gezond werken op de werkvloer niet verloren gaat. We vinden het belangrijk dat de leidsters hun fysieke belasting zien als een zaak waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn. Neem zo’n in hoogte verstelbare aankleedtafel. Het mag binnenkort niet meer voorkomen dat leidsters voorovergebogen aan een veel te lage tafel een kind aankleden, terwijl die tafel met e´e´n druk op de knop op de juiste hoogte kan worden gebracht. We zijn nog maar een paar maanden bezig. Dus kunnen we nog geen echte conclusies trekken. Wat tijdens de training wel opviel, was het enthousiasme van de deelnemers. Ze gingen al snel met andere ogen naar hun eigen werkomgeving kijken.’ 8 De ergocoaches krijgen allemaal een eigen e-mailaccount, zodat ze gemakkelijk ervaringen kunnen uitwisselen. De ergocoaches zijn leidsters met een extra taak, maar ze blijven onder verantwoordelijkheid vallen van hun locatiemanager. Het is dus belangrijk dat de locatiemanagers er ook helemaal achter staan. Ergonomisch werken staat nu vast op de agenda en de locatiemanagers overleggen regelmatig met de ergocoach. Bron: Miranda Rep, Praktijkblad Preventie, oktober 2007.
Opdracht 7.1.1
Lees de bovenstaande tekst en beantwoord de vragen. 1 Wat doet een ergocoach? 2 In alinea 2 staat het woord daardoor schuingedrukt. Welk verband geeft dit signaalwoord aan? 3 Bedrijven proberen te voorkomen dat werknemers klachten krijgen. Waarom is het niet voldoende een ergonomisch adviseur langs te laten komen of werknemers op training te sturen? 4 Welke twee voorbeelden van de weerstand die werknemers tegen verandering hebben, worden in alinea 3 genoemd? 5 Welke conclusie wordt aan het begin van alinea 4 getrokken? 6 Op welke twee manieren kan gezond werken in een organisatie verankerd worden? 7 Waarom is het belangrijk dat een ergocoach een collega is? 8 In alinea 6 staat het woord om ... .te schuingedrukt. Welk verband geeft dit signaalwoord aan? 9 Kijk nog eens naar de volgende zin uit alinea 7: We vinden het belangrijk dat de leidsters hun fysieke belasting zien als een zaak waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn. Welk voorbeeld wordt daarbij gegeven? 10 Waaruit blijkt volgens Hannie Nieuwenhuijs van SKN het enthousiasme van de deelnemers aan de training?
7
problemen signaleren
93
7.2 Luisteren
Nikki (N) is adviseur infectiepreventie. Zij geeft voorlichting aan instellingen in de gezondheidszorg. Onur (O), Ria (R) en Mischa (M) zijn toehoorders van haar lezing. Onur is verpleegkundige, Ria is groepsleidster en Mischa verzorgende.
N
Als je infecties wilt voorkomen, is je persoonlijke hygie¨ne superbelangrijk. Jij moet ervoor zorgen dat je zo min mogelijk bacterie¨n overdraagt aan je clie¨nt, de patie¨nt of het kind. Ik noem zeven punten waarop je moet letten. Punt 1 Nagels Je nagels moeten kortgeknipt en schoon zijn. Ik zie dat Ria nagellak draagt. Nagellak dient intact te zijn, loop dus niet rond met brokken of schilfers. Punt 2 Haar Je haar moet schoon zijn. Lang haar moet je altijd opgestoken of bijeengebonden dragen. Punt 3 Baarden en snorren Als je een baard of een snor hebt, moet deze goed verzorgd en kortgeknipt zijn. Punt 4 Sieraden Je mag tijdens werkzaamheden geen ringen, armbanden of polshorloges dragen. Het is anders immers onmogelijk om je huid daar goed te reinigen. Een sieraad in een piercing dient te worden verwijderd wanneer dit hinderlijk is bij de verzorging of behandeling van je clie¨nt en al helemaal wanneer je piercing ontstoken is. En dan nu punt 5 Gebruik van zakdoeken Gebruik tijdens je werk alleen papieren zakdoeken. Na gebruik gooi je je zakdoek direct weg en was je je handen. Desinfecteren mag natuurlijk ook. Gebruikte zakdoeken die je bijvoorbeeld in je broekzak meedraagt, kunnen als besmettingsbron fungeren en iedere keer dat ze worden aangeraakt je handen besmetten. Dan punt 6 Eten en drinken In ruimten waar wordt gewerkt met organisch materiaal, zoals in de behandelkamer, de spoelkeuken en het laboratorium, mag niets gegeten of gedronken worden. En tenslotte punt 7 Kleding en schoenen Zorg dat je kleding altijd korte mouwen heeft. Korte mouwen maken een goede handhygie¨ne mogelijk. Werkkleding bedekt steeds de eigen kleding (Draag dus nooit een jas met korte mouwen over eigen kleding met lange mouwen). Je kleding wordt iedere dag verschoond en moet te reinigen zijn op een temperatuur van minstens 60 8C. Als je kleding tijdens de werkzaamheden zichtbaar vuil wordt, trek je meteen andere kleren aan. Voor bepaalde werkzaamheden moet je werkgever speciale kleding ter beschikking stellen. Schoenen moeten van goed te reinigen materiaal zijn gemaakt. Is dat duidelijk tot nu toe?
M
Ja, ik vind het begrijpelijk. Maar al deze procedures gelden natuurlijk niet alleen voor ons. Er komen ook familieleden en vrijwilligers met de bewoners in aanraking.
94
nederlands en burgerschap in de zorg N
Dat is zeker zo. Al deze procedures gelden ook voor anderen. Denk ook nog aan de ouders van de kinderen die begeleid worden. Eigenlijk geldt het voor iedereen die met de zorgvrager in aanraking komt. In ziekenhuizen bijvoorbeeld lopen per jaar 100.000 mensen een infectie op. Weten jullie wat een infectie kan betekenen?
O
Ziekenhuisinfecties kunnen leiden tot ernstige ziektes, omdat de mensen toch al minder weerstand hebben. Ook tot een hogere sterfte. Een ander probleem is de langere opnameduur en dus een toename van de kosten.
N
Inderdaad en daarom raad ik je aan goede voorzorgsmaatregelen te nemen en te letten op je persoonlijke hygie¨ne. Het kan in een ziekenhuis van levensbelang zijn. Zijn er nog opmerkingen?
R
Ik werk met kinderen met gedragsproblemen. Veel kinderen hebben zelfs een uitgesproken slechte persoonlijke hygie¨ne. Zij zullen ook een stuk schoner moeten worden.
N
Als kinderen iets geleerd hebben, dan hebben ze er een heel leven lang plezier van. Ik snap wel dat het niet makkelijk is om deze kinderen te leren goed voor zichzelf te zorgen. En natuurlijk hoef je niet je horloge of ring af te doen als je bijvoorbeeld in een internaat werkt. Jullie passen de procedures natuurlijk aan aan jullie werksituatie. Ik bedank jullie voor jullie komst en ik hoop dat jullie wat aan mijn verhaal hebben gehad.
Opdracht 7.2.1
1 Welk punt bespreekt Nikki het eerst? a Haar. b Nagels. c Snorren en baarden. 2 Is nagellak onhygie¨nisch? a Ja, het is onhygie¨nisch. b Niet als de lak heel is. c Dat is onbekend. 3 Hoe hoor je om te gaan met je haar volgens Nikki? a Het haar moet opgestoken zijn en de snor kortgeknipt. b Het haar is schoon en goed kortgeknipt. c Het lange haar is bijeengebonden en schoon. 4 Hoe gebruik je zakdoeken hygie¨nisch? a Door de zakdoeken te wassen. b Door papieren zakdoeken na gebruik weg te gooien. c Door vaak je handen te wassen. 5 Waar mag je volgens Nikki niet eten en drinken? a In de behandelkamer en operatiekamer van het ziekenhuis. b In de keuken en behandelkamer van het laboratorium. c In ruimtes waar met organisch materiaal gewerkt wordt. 6 Welke eis stelt Nikki aan schoenen? a Dat de schoenen gemakkelijk schoongemaakt kunnen worden. b Dat de schoenen gereinigd worden op minstens 60 8C. c Als de schoenen vuil worden, trek je andere schoenen aan. 7 Wie moeten zich aan de besproken procedures houden? a Iedereen die voor mensen zorgt. b Alle verpleegkundigen en verzorgenden. c De ouders en de kinderen. 8 Wat zijn de gevolgen van een infectie voor een patie¨nt? a De mensen worden veel zieker en blijven langer ziek. b De mensen worden soms zo ziek, dat zij doodgaan. c De opnametijd is langer en dus zijn de kosten hoger.
7
95
problemen signaleren
9 Waarom is het belangrijk om kinderen het nut van persoonlijke hygie¨ne bij te brengen? a Kinderen kunnen gemakkelijk leren. b Kinderen met gedragsproblemen hebben niets geleerd. c Kinderen hebben er hun hele leven wat aan. 10 Moet je je altijd aan alle procedures houden? a Ja, want de procedures zijn door een adviseur infectiepreventie opgesteld. b Ja, want de voorzorgsmaatregelen zijn er niet voor niets. c Nee, ze moeten passen bij de werksituatie. 11 Welke uitspraak is waar? a Horloges en armbanden draag je bij werkzaamheden in de spoelkeuken. b Sieraden en piercings kun je wel bij werkzaamheden in een internaat dragen. c Als een piercing ontstoken is, moet je hem verwijderen voordat je gaat werken.
7.3 Spelling Engelse werkwoorden
In het Nederlands worden veel werkwoorden gebruikt die uit het Engels afkomstig zijn. In principe gelden voor die werkwoorden dezelfde spellingregels als voor Nederlandse werkwoorden. Als de stam van een Engels werkwoord eindigt op een v/f of op een s/z, dan mag je in de verleden tijd zowel -te(n) als -de(n) gebruiken. Bij werkwoorden met een s-klank (zoals de x) aan het einde van de stam krijg je in sommige gevallen -te(n) in de verleden tijd. Ook bij sporten die eindigen op -ballen moet je uitkijken. Als het woord in het Nederlands nog steeds op zijn Engels uitgesproken wordt, blijft de dubbele ll bestaan. Bij werkwoorden die helemaal vernederlandst zijn vervalt een l. Voorbeeld 1
paintballen
paintballde
gepaintballd
2
volleyballen
volleybalde
gevolleybald
3
faxen
faxte
gefaxt
4
golfen
golfte
gegolft
golfde
gegolfd
leasete
geleaset
leasede
geleased
5
leasen
Opdracht 7.3.1
Vul hetzelfde schema in voor de volgende Engelse werkwoorden. Als er twee mogelijkheden zijn, schrijf je ze allebei op. 1
racen
————————
————————
2
deleten
————————
————————
3
stressen
————————
————————
4
promoten
————————
————————
5
basketballen
————————
————————
96
nederlands en burgerschap in de zorg 6
briefen
————————
————————
7
skaten
————————
————————
8
bridgen
————————
————————
9
backuppen
————————
————————
10
rugbyen
————————
————————
11
scoren
————————
————————
12
downloaden
————————
————————
13
crossen
————————
————————
14
barbecuen
————————
————————
15
baseballen
————————
————————
Opdracht 7.3.2
Je buurjongetje Tim is dol op sport. Helaas moest hij geopereerd worden aan zijn been, waardoor hij maandenlang niet mocht sporten. Van zijn ouders mag hij op sportkamp als hij weer helemaal hersteld is. Jij hebt dat sportkamp jaren geleden ook gedaan. Schrijf hem een persoonlijke brief waarin je hem vertelt wat je daar allemaal gedaan hebt. Gebruik in je brief in ieder geval vormen van de werkwoorden bowlen, honkballen, playbacken, poolen en squashen. Schrijf over je ervaringen in de verleden tijd. Gebruik ongeveer 200 woorden. Bespreek je brief met een klasgenoot. Controleer elkaars werk op spelfouten en leg bij de foutjes uit waarom het fout is en wat het wel moet zijn. Leg twijfelgevallen voor aan je docent. Let er ook op dat er vormen van de volgende werkwoorden gebruikt zijn: bowlen, honkballen, playbacken, poolen en squashen.
7.4 Spreken Voorlichting
Gezondheidsvoorlichting (GVO) helpt mensen beslissingen te nemen die te maken hebben met hun gezondheid. Dit gebeurt door samen de situatie te bekijken, door informatie te geven, door naar oplossingen te zoeken en door alternatieven aan te bieden. Het uitgangspunt hierbij is dat de mensen inzicht krijgen in hun eigen gezondheidsgedrag. Uiteindelijk moeten ze zelf een goede beslissing kunnen nemen over de optimalisatie van hun gezondheid en het daaruit voortvloeiende gedrag. De gezondheidsvoorlichting geeft mensen informatie over en hulp bij de zorg voor de eigen gezondheid, met de bedoeling: – zoveel mogelijk ongezonde situaties te voorkomen; – vroegtijdig mogelijke afwijkingen op te sporen, zodat ze nog goed te behandelen zijn; – beter te leren leven met een bestaande ziekte of handicap. Vaak gaat het niet alleen om het voorkomen of het beheersen van ziekte, maar ook om het verbeteren van de gezondheid en het welzijn van mensen. Ook als er helemaal geen sprake van ziekte is.
7
problemen signaleren
97
De GVO gaat meestal over een bepaald onderwerp dat met de gezondheid te maken heeft. Gezondheidsbevordering is het doel van deze voorlichting. Opdracht 7.4.1 Oefening GVO-gesprek
Bereid een GVO-gesprek voor over een onderwerp dat met de gezondheid van de zorgvrager te maken heeft. Kies een onderwerp dat veel voorkomt in jouw beroepsrichting. Meestal blijft het niet bij e´e´n gesprek, maar wordt er een volgend gesprek gepland. Bij ieder gesprek wordt bijgehouden welke afspraken er gemaakt zijn. 1 2 3 4 5
Beschrijf het onderwerp. Geef een omschrijving van de zorgvrager. Noteer in het kort welke punten je in het gesprek aan de orde wilt laten komen. Zorg dat er heldere afspraken gemaakt worden. Voer het gesprek met de zorgvrager (klasgenoot).
Opdracht 7.4.2
Je hebt zo meteen het derde gesprek met een zorgvrager. De gesprekken hebben tot nu toe weinig opgeleverd. De zorgvrager belooft steeds van alles, maar in werkelijkheid gebeurt er niets. Bereid het derde gesprek voor en stuur het gesprek: zorg dat je erachter komt waarom de zorgvrager niets doet. Maak daarna afspraken die wel haalbaar zijn voor de zorgvrager. 1 Noteer de afspraken die tot nu toe gemaakt zijn en wat ervan terechtgekomen is. 2 Bedenk een strategie om door te dringen tot de zorgvrager. 3 Vraag een klasgenoot de rol van de ‘onbetrouwbare’ zorgvrager te spelen. 4 Voer het gesprek.
7.5 Taalstijl Sommige woorden worden vaker fout geschreven dan andere woorden. Opdracht 7.5.1
Bestudeer de woorden van de volgende pagina. Vraag daarna iemand om ze aan jou te dicteren. Controleer daarna samen hoeveel fouten je had. Opdracht 7.5.2
Welke andere woorden met een moeilijke spelling kom jij regelmatig tegen in je vakgebied? Noem er minstens tien.
98
nederlands en burgerschap in de zorg
De onderstaande vijftig woorden komen vaak voor, maar worden heel vaak fout gespeld. 1
achttien
18
gezamenlijk
35
opticien
2
agressief
19
grenzeloos
36
origineel
3
aluminium
20
hartstikke
37
portemonnee
4
apparaat
21
hepatitis
38
product
5
begrafenis
22
hopelijk
39
puberteit
6
blocnote
23
interessant
40
pyjama
7
broccoli
24
interview
41
rechtstreeks
8
chagrijnig
25
kosteloos
42
rechtszaak
9
controle
26
lasagne
43
reclame
10
cosmetisch
27
liniaal
44
seksualiteit
11
`che cre
28
litteken
45
sieraad
12
diarree
29
loep
46
solliciteren
13
dieet
30
macaroni
47
stiekem
14
eczeem
31
millimeter
48
succes
15
elektronisch
32
namelijk
49
vacature
16
euthanasie
33
omelet
50
verrassing
17
gewelddadig
34
onmiddellijk
7.6 Schrijven Het is voor clie¨nten niet altijd even gemakkelijk te volgen waar zorgverleners het over hebben. Zeker bij bepaalde behandelingen, therapiee¨n of middelen is het niet altijd duidelijk wat er precies gaat gebeuren of hoe iets werkt. Ook hebben clie¨nten vaak vragen over bijvoorbeeld privacy, medicijnen en vergoedingen. Het is belangrijk dat alle zorgverleners weten waar deze informatie te vinden is. Het is nog veel beter als de zorgverlener in grote lijnen al weet waar het over gaat. Opdracht 7.6.1
Zoek informatie over een van deze onderwerpen: – mitella aanbrengen; – schaamluis behandelen; – vaccinatie tegen tropische ziekten; – infuus aanbrengen; – gebroken been in het gips zetten.
7
problemen signaleren
99
Een zorgvrager (of zijn familie) vraagt jou een van deze onderwerpen uit te leggen. Schrijf in heldere bewoordingen stap-voor-stap op wat er gaat gebeuren. Bepaal eerst voor wie je precies schrijft en houd dat steeds in je achterhoofd terwijl je schrijft. Gebruik niet meer dan 200 woorden. Vergeet niet op de spelling en de stijl te letten. Bespreek je stappenplan met een klasgenoot.
Wat te doen in geval van bevriezing? De behandeling is vergelijkbaar met iemand die onderkoeld is: haal iemand met bevriezingsverschijnselen uit de koude en wind en breng de persoon, liefst liggend, naar een beschutte (warme) ruimte. Trek de natte kleding uit en geef droge warme kleding om aan te trekken. Wikkel de persoon in een isoleerdeken om hem te beschermen tegen verdere afkoeling. Geef iets warms te drinken (geen alcohol) en laat de persoon geleidelijk aan warmer worden in een goed verwarmde kamer of een lekker warm (niet heet) bad. Warm de patie¨nt niet actief op (niet wrijven).
Opdracht 7.6.2
Verwerk bovenstaande informatie in een schema. Presenteer de informatie overzichtelijk, bijvoorbeeld door stap-voor-stap weer te geven wat er moet gebeuren. Maak bij de stappen tekeningen. Iemand die geen Nederlands spreekt, moet aan de hand van de tekeningen toch kunnen zien wat hij moet doen. Vergeet niet in je tekeningen aandacht te besteden aan wat je vooral niet moet doen!
100
nederlands en burgerschap in de zorg
7.7 Gesprekken voeren Observeren is een vak
Je hebt al vaak moeten observeren en rapporteren. Het is een van de belangrijkste vaardigheden van verzorgenden en verpleegkundigen. Weet je nog waar je op moet letten bij observeren? Je gebruikt een of meer manieren om te observeren. Je zintuigen zijn het belangrijkste middel: observeren doe je vooral door te kijken. Non-verbaal gedrag is een belangrijk aspect van het totale gedrag. Je registreert non-verbaal gedrag door naar de lichaamstaal te kijken: je bekijkt wat voor handelingen iemand uitvoert: praten, wiebelen op een stoel, om zich heen kijken, wegkijken, blozen, friemelen, tikken enzovoort. Ook observeer je door te luisteren: je luistert naar wat iemand zegt, maar ook hoe iemand iets zegt. Praat iemand hard, zacht, agressief, hakkelend? Klinkt een stem hoog, laag, hees, helder? Is wat je hoort in overeenstemming met de lichaamstaal? Maar let op: niet alles is wat het lijkt. Bij twijfel kun je vragen wat iemand bedoelt of denkt. Je toetst op die manier wat je ziet, hoort of voelt. Als iemand schreeuwt, kun je vragen waarom hij dat doet. Schreeuwt iemand van verdriet of uit boosheid? Opdracht 7.7.1
Op het afdelingsoverleg heb je van je leidinggevende gehoord dat jij aan de beurt bent om een observatie te doen. Er is een probleem met iemand en dat moet nader onderzocht worden. Je hebt al vaak geobserveerd en een observatie voorbereiden is voor jou geen enkel probleem. Een klasgenoot is de persoon die geobserveerd gaat worden. Een andere klasgenoot kijkt naar je observatie en reageert op je uitkomsten. 1 2 3 4 5
Spreek af welk probleem de persoon (kind, bewoner, clie¨nt, patie¨nt) heeft. Bedenk wat de beste manier is om de persoon te observeren. Noteer de aandachtspunten. Doe de observatie en schrijf uitkomsten op. De andere klasgenoot reageert op je observatie en je uitkomsten.
Opdracht 7.7.2
Op je stage krijg je een speciale opdracht. Het gaat niet goed met een clie¨nt. Het hoofd wil weten wat er aan de hand is en wil dat je de clie¨nt observeert. Zij heeft met niemand echt contact en is erg op haarzelf. Je observeert de clie¨nt in een groep. Een klasgenoot speelt de clie¨nt en een andere klasgenoot is je leidinggevende. 1 Bedenk welk probleem de clie¨nt heeft. 2 Beschrijf in wat voor groep de clie¨nt zit. 3 Bedenk een strategie voor de observatie. 4 Noteer de aandachtspunten. 5 Observeer de clie¨nt en noteer de uitkomsten. 6 Bespreek je observatie met je leidinggevende.
Antwoorden Nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
hoofdstuk 1 Opdracht 1.1.1
1 Bijvoorbeeld: Een dbc is een code in de gezondheidszorg die het geheel van een geleverd zorgproduct omschrijft. Het gaat dan om alle activiteiten van het ziekenhuis en de betrokken medisch specialisten. 2 Met producten in winkels. 3 Het maakt inzichtelijk wat de kosten per patie¨nt zijn. 4 Als het om een bepaalde patie¨ntengroep gaat die een ziekenhuis graag in huis wil houden voor onderwijs of onderzoek. 5 Een koppeling maken tussen het medisch en het financie¨le beleid. 6 De dbc’s dwingen ziekenhuizen na te denken over hun activiteiten 7 Een eenvoudige behandeling wordt soms veel duurder en andere behandelingen zijn niet kostendekkend. 8 De vaak complexe zorg die ze leveren is duurder dan gemiddeld. 9 Transparantie. 10 Er komen al snel veel administratieve handelingen bij. Opdracht 1.2.1
1 C 2 A 3 C 4 B 5 A 6 D 7 B 8 A 9 C 10 C Opdracht 1.3.1
1 2 3 4 5 6 7
De Nederlandse gezondheidszorg = ond; staat = pv. Iedereen = ond; heeft = pv. Ontzettend veel mensen = ond; werken = pv. Zij = ond; doen = pv. Dat = ond; kan = pv; je = ond; bent = pv. De verpleegkundigen = ond; houden = pv. De wijkverpleegkundige, de thuiszorg en de buurvrouw die met liefde ervoor zorgt dat een oudere vriendin gewoon thuis kan blijven wonen = ond; zijn = pv; die = ond; zorgt = pv. 8 Zij = ond; zijn = pv.
M. ten Brink, Nederlands en burgerschap in de zorg, DOI 10.1007/978-90-313-7732-9, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
102
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 1.3.2
1 vervelen – inf 2 besefte – pv 3 gekregen – vdw 4 klaverjassen – pv 5 gevallen – vdw 6 adviseren – inf 7 voorspellen – inf 8 verkleurd – vdw 9 glinsterden – pv 10 opgediend – vdw Opdracht 1.3.3 ik bewaar
hij bewaart
wij bewaren
ik begeleid
hij begeleidt
wij begeleiden
ik kuch
hij kucht
wij kuchten
ik besef
hij beseft
wij beseffen
ik mail
hij mailt
wij mailen
ik zweef
hij zweeft
wij zweven
ik bloed
hij bloedt
wij bloeden
ik loos
hij loost
wij lozen
ik verplicht
hij verplicht
wij verplichten
ik verzwik
hij verzwikt
wij verzwikken
ik nies
hij niest
wij niezen
ik sport
hij sport
wij sporten
ik ontdek
hij ontdekt
wij ontdekken
ik beef
hij beeft
wij beven
ik huil
hij huilt
wij huilen
Opdracht 1.3.4
1 printte 2 wandelde 3 bouwden op 4 draaiden 5 veronderstelde 6 verrichtte 7 verhuisde 8 articuleerde 9 stopte 10 veinsde Opdracht 1.5.1
1 2 3 4 5
hij – Andre´ ze – Mevrouw Van Vliet dat – De benzineprijs is alweer gestegen. daar...voor – heel gezellig Dat – een paaltje
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
103
Opdracht 1.5.2
1 dus – conclusie 2 want – reden 3 en – opsomming 4 als – voorwaarde 5 zo – voorbeeld 6 met andere woorden – toelichting 7 net als – vergelijking 8 daardoor – oorzaak en gevolg 9 om ... te – middel en doel 10 maar – tegenstelling Opdracht 1.5.3
1 dat – al dan niet reanimeren 2 Dat – ‘De clie¨nt beslist dat in overleg met zijn arts.’ 3 haar – de staatssecretaris 4 zij – bewoners 5 maar – tegenstelling 6 die – verpleeghuizen 7 waardoor – oorzaak en gevolg 8 want – reden 9 hier...mee – een individueel geval 10 hij – de richtlijn 11 dan – Soms is het niet duidelijk wat een patie¨nt wil. 12 zij – de overheid 13 om te – middel en doel 14 maar – tegenstelling 15 ook – opsomming 16 dat wil zeggen – toelichting 17 tenzij – voorwaarde 18 al met al – samenvatting 19 dus – conclusie 20zo – voorbeeld Opdracht 1.6.1 Alinea
Hoofdzaak
1
Te veel verpleeghuizen kunnen geen verantwoorde zorg meer bieden omdat ze bezuinigen op hun personeel.
2
Verpleegkundigen en verzorgenden kunnen niet de zorg bieden die ze willen.
3
Kaljouw reageert op de recente negatieve berichtgeving over verpleeghuizen.
4
De vakbonden waarschuwden een paar maanden geleden al voor het effect van de bezuinigingen.
5
Kaljouw signaleert schaarste aan personeel, maar ziet ook dat hoogopgeleide werknemers worden ingeruild voor laaggekwalificeerd personeel.
6
Manager Ewoud van den Brink van een Groningse zorggroep vindt dat Kaljouw overdrijft.
7
De Inspectie voor de Gezondheidszorg constateerde vorige week dat in vijftig instellingen de zorg nog niet op orde is.
104
nederlands en burgerschap in de zorg 8
Volgens Van den Brink moeten de mensen gewoon wennen aan een zakelijke bedrijfsvoering, waarin efficie¨nter gewerkt moet worden.
9
Kaljouw weet dat familie met klachten weinig gehoor vindt.
10
De regie in de verpleeghuizen moet terug naar het personeel, aldus Kaljouw.
Opdracht 1.6.2
Te veel verpleeghuizen kunnen geen verantwoorde zorg meer bieden omdat ze bezuinigen op hun personeel. Verpleegkundigen en verzorgenden kunnen daardoor niet de zorg bieden die ze willen. Kaljouw, de voorzitter van V&VN, reageert op de recente negatieve berichtgeving over verpleeghuizen. De vakbonden waarschuwden een paar maanden geleden al voor het effect van de bezuinigingen. Kaljouw signaleert schaarste aan personeel, maar ziet ook dat hoogopgeleide werknemers worden ingeruild voor laaggekwalificeerd personeel. Manager Ewoud van den Brink van een Groningse zorggroep vindt dat Kaljouw overdrijft. Toch constateerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg vorige week dat in vijftig instellingen de zorg nog niet op orde is. Volgens Van den Brink moeten de mensen gewoon wennen aan een zakelijke bedrijfsvoering, waarin efficie¨nter gewerkt moet worden. Maar Kaljouw weet dat familie met klachten weinig gehoor vindt. Managers hebben het overal te druk voor. De regie in de verpleeghuizen moet terug naar het personeel, volgens Kaljouw. hoofdstuk 2 Opdracht 2.1.1
1 Haar vader had haar geadviseerd daar te gaan solliciteren (omdat het een klein ziekenhuis was). 2 De grote ziekenhuizen vindt ze te gehaast en te onpersoonlijk. 3 Een tegenstelling. 4 Op de klassenafdeling hadden patie¨nten (1) een eenpersoonskamer, (2) werd het eten uitgeserveerd in dekschaaltjes en (3) ze kregen wel eens iets speciaals (zoals een ander toetje). 5 Omdat ze een keurig net meisje was. 6 Daar verwijst naar: haar eigen klassenafdeling in de Maartenskliniek. 7 Het grote verschil tussen toen en nu zit hem vooral in de omgang met collega’s. 8 Over het al dan niet overleggen met de patie¨nten. 9 Bijvoorbeeld: Familiair betekent vertrouwelijk, als goede bekenden met elkaar omgaan. 10 Omdat zuster Francisca dacht dat het wel eens een vriendje kon zijn (in plaats van haar vader). Opdracht 2.2.1
1 B 2 D 3 D 4 A 5 B 6 C 7 A 8 C 9 B 10 B
105
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
Opdracht 2.3.1 1
roepen
riep
geroepen
2
komen
kwam
gekomen
3
ruiken
rook
geroken
4
krijgen
kreeg
gekregen
5
beginnen
begon
begonnen
6
breken
brak
gebroken
7
schrikken
schrok
geschrokken
8
kijken
keek
gekeken
9
buigen
boog
gebogen
10
bedragen
bedroeg
bedragen
11
liegen
loog
gelogen
12
binden
bond
gebonden
13
staan
stond
gestaan
14
vangen
ving
gevangen
15
fluiten
floot
gefloten
Opdracht 2.3.3
1 wilde 2 sprak af 3 tatoee¨erde 4 meldde 5 verboden 6 wijzigden 7 reanimeerden 8 duurde 9 drongen aan 10 verloor Opdracht 2.3.4
1 gevroren 2 verrast 3 gered 4 beleefd 5 gestoken 6 beseft 7 ontdekt 8 geblazen 9 rondgezworven 10 begeleid Opdracht 2.5.1
1 2 3 4 5 6
te wijten Met de hulp van te danken dan Alle als
106
nederlands en burgerschap in de zorg
7 met de hulp van 8 als 9 Allen 10 te danken 11 met behulp van 12 als 13 met behulp van 14 Alle 15 te danken 16 alle 17 te wijten 18 dan 19 allen 20met de hulp van Opdracht 2.6.3
De volgende informatie kan belangrijk zijn om te noteren: werkervaring, kwaliteiten, minder sterke punten, motivatie, teamspeler of liever individueel, wanneer de sollicitant kan beginnen, roosterwensen, vakantiewensen, welke vragen de sollicitant zelf nog had. hoofdstuk 3 Opdracht 3.1.1
1 Bijna 40% 2 Het aantal mensen dat door e´e´n persoon verzorgd moet worden, is vaak groot, waardoor de tijdsdruk en de hoeveelheid werk ook groot is. 3 (1) Er is sprake van een groot personeelstekort in de zorg. (2) Je ziet steeds vaker dat taken van een arts worden overgenomen door de verpleegkundige en taken van de verpleegkundige door de verzorgende. 4 Van vernieuwing en verbetering om de verzorgenden te ontlasten. 5 Vergelijkend verband. 6 Dit woordje verwijst naar: werkenden in de zorg. 7 Over de beschikbare tijd voor zorg aan het bed. 8 In de bouw. 9 Managers in alle sectoren 10 Met mensen werken. Opdracht 3.2.1
1 C 2 C 3 D 4 D 5 B 6 D 7 C 8 B 9 D 10 C
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
107
Opdracht 3.3.1
1 is 2 veroordeelde 3 betreft 4 gee¨ist 5 kwam 6 vastgebonden 7 schoot ... tekort 8 concludeerde 9 uitleggen 10 gebruikt 11 werd 12 gevonden 13 verkeerde 14 bleek 15 gelegd 16 vermoedt 17 aangebracht 18 pleitte Opdracht 3.3.2
1 vergrote 2 gesloten 3 verraste 4 gecontroleerde 5 genezen 6 geschminkte 7 verroeste 8 ontsmette 9 bedorven 10 grijnzende Opdracht 3.5.1
In de zinnen 1, 5, 6, 8 en 11 zit een congruentiefout. Juist is: 1 Er is een aantal clie¨nten die niet meer voor zichzelf kunnen beslissen. 5 De vertegenwoordiger neemt beslissingen over verzorging, verpleging en behandeling. 6 De problemen die zo’n vertegenwoordiger tegenkomt, zijn van verschillende aard. 8 Dan benoemt het kantongerecht op verzoek een mentor, bijvoorbeeld een goede vriend of een buurman. 11 Hiervoor benoemen de rechters weer iemand anders: een bewindvoerder. Opdracht 3.6.1
1 2 3 4 5 6 7 8
Peter, Kimberley, Sylvana en Pablo. Angela, Paul, Mirjam en Christina. Je kunt een klachtenformulier invullen of naar de tuchtcommissie gaan. Voorkomen dat het anderen ook gebeurt. Voorkomen dat het in de doofpot verdwijnt. Je weet niet meteen zeker of het een medische fout betreft. De naam van alle mensen die er niets aan konden doen, wordt gezuiverd. Je privacy verdwijnt.
108
nederlands en burgerschap in de zorg
9 De fout is toch al gebeurd. 10 Er komt sneller een oplossing. Opdracht 3.6.2
Angela en Pablo. hoofdstuk 4 Opdracht 4.1.1
1 De personeelsleden konden hun prive´leven niet meer combineren met de werktijden. 2 Hij zette een bord neer, waarop hij het personeel liet intekenen op diensten. 3 (1) De werknemer kan werk en prive´ beter combineren en (2) de werknemer voelt zich meer betrokken bij het werk. 4 (1) De werkgever kan de productie beter plannen en (2) hij kan zelfroosteren gebruiken als instrument om zijn personeel te behouden. 5 KLM en Transavia. 6 Werkgevers zijn volgens hen vaak nog huiverig, omdat ze denken dat ze de controle van het werk uit handen geven. 7 Opsomming. 8 Het personeel heeft structureel invloed op de diensten. 9 Werkgeversvereniging AWVN vindt zelfroosteren een veelbelovende manier om arbeid flexibeler in te zetten en de productiviteit te verhogen. 10 De toeslagen voor onregelmatig werk (kunnen een obstakel zijn zeker als toeslagen een vast onderdeel van het salaris zijn). Opdracht 4.2.1
1 B 2 C 3 A 4 C 5 A 6 B 7 C 8 C 9 A 10 C Opdracht 4.3.1
1 internaten 2 huisartsen 3 epidemiee¨n 4 flauweriken 5 bacterie¨n 6 bejaardencentra (of bejaardencentrums) 7 crisissituaties 8 weee¨n 9 pyjama’s 10 steunkousen 11 critici 12 weekmenu’s
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
109
13 mitella’s 14 gehandicapten 15 evacue´s 16 clie¨nten 17 wasbakken 18 muziek 19 liederen 20sneee¨n Opdracht 4.3.2
1 leefomgevinkje 2 kleutertje 3 taakjes 4 verbandje 5 bijsluitertje 6 teampje 7 tilliftje 8 uitdaginkje 9 kindertehuisje 10 bruggetje 11 behandelingetje 12 gedragsprobleempje 13 begeleidertje 14 activiteitje 15 peuterspeelzaaltje 16 diagnosetje 17 hobby’tje 18 beperkinkje 19 dramaatje 20opleidinkje Opdracht 4.5.1
1 2 3 4 5 6 7 8
De dokter is uiteindelijk getrouwd met zijn grote liefde. De peuters wilden ook nog een liedje zingen. De kinderen liepen na de gezellige picknick opeens zonder te bedanken weg. Wil je mij eraan herinneren dat ik straks mevrouw Van Vleuten nog even bel? Alleen de personeelsleden met een speciaal pasje mochten naar binnen. Aan het einde van de middag hadden de kinderen hun tekeningen bijna af. De nachtzuster van die afdeling maakt nooit fouten. De zwangere vrouw met gebroken vliezen werd snel naar het ziekenhuis gereden door haar man. 9 Ik ben het eens met mijn leidinggevende. 10 De verpleegkundige kon hem ervan weerhouden uit bed te stappen. Opdracht 4.6.1
1 a EPD – elektronisch patie¨ntendossier b CBP – College Bescherming Persoonsgegevens c IGZ – Inspectie voor de Gezondheidszorg d LSP – landelijk schakelpunt e GBZ – goed beheerd zorgsysteem 2 Het vastleggen van raadplegingen in een zorginformatiesysteem. 3 Eigen antwoord.
110
nederlands en burgerschap in de zorg
Opdracht 4.6.2
De volgende twee zinnen zijn subjectief: (1) Ze zag er niet uit. (2) Ze zal wel zwanger zijn. Opdracht 4.6.3
De volgende zes zinnen zijn subjectief: (1) Het was ontzettend leuk. (2) Rix was weer vervelend, zoals altijd. (3) Dat is een hoop gedoe met een rolstoel. (4) De erwtensoep was ontzettend smerig. (5) We hadden wel een heel leuke ober. (6) Gelukkig is het een heel lieve jongen. hoofdstuk 5 Opdracht 5.1.1
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Arnhem. De inhoud van de buik ligt dan buiten de buik met een vliesje eromheen. Door een foute diagnose en een verkeerde behandeling. Tegenstelling. (Want) daar worden genoeg vergelijkbare gevallen beschreven. Om alle twijfel weg te nemen. Nee. Door te strijden tegen medische missers. (1) Hij liet een vliegtuig met spandoek boven het ziekenhuis waar het misging cirkelen. (2) Ook stuurde hij vervelende berichten naar de huisadressen van de verantwoordelijke artsen. 10 (1) Zijn internetpagina heeft inmiddels 2,5 miljoen bezoekers getrokken. (2) Zijn landelijke stichting speelt een rol van belang binnen de wereld van patie¨ntenverenigingen. (3) Hij krijgt uitnodigingen voor symposia. (4) Hij draait mee in onderzoeken over klachtafhandeling. (5) Hij overlegt met medisch deskundigen. (6) Hij krijgt vertrouwelijke rapporten vanuit de gezondheidszorg toegespeeld. Opdracht 5.2.1
1 C 2 B 3 B 4 A 5 C 6 D 7 C 8 B 9 A 10 D Opdracht 5.3.1
1 2 3 4 5 6 7
geef reanimeer controleer onthoud slurp antwoord bewaar
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
111
8 zeg 9 vermijd 10 schrik Opdracht 5.3.2
1 Schud daar niet zo mee! 2 Hij schudt zijn achtervolgers af. 3 De geı¨njecteerde patie¨nt sliep meteen in. 4 De dokter had de patie¨nt geı¨njecteerd. 5 Zijn zus verzorgt hem al sinds lange tijd. 6 Zijn zus heeft hem al die tijd verzorgd. 7 Is er iets gebeurd? 8 Want hier gebeurt nooit wat. 9 De verwonde man werd snel geholpen. 10 De jongen verwondde de man. 11 Klaag niet zo. 12 De vrouw klaagt over hoofdpijn. 13 Het geremedieerde kind loopt weer als vanouds! 14 De fysiotherapeut remedieerde het kind zeer professioneel. 15 De gedesinfecteerde operatiekamer was weer klaar voor gebruik. 16 De speciale ploeg desinfecteerde de operatiekamer. 17 Rijd me niet voor de voeten! 18 De rolstoeler rijdt over het fietspad. 19 De gedeprimeerde vrouw werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. 20Hij is de hele dag al een beetje gedeprimeerd. Opdracht 5.5.1
1 Aanstaande donderdag heb ik een afspraak in het Radboudziekenhuis in Nijmegen. 2 Meneer Van der Laan spreekt naast Nederlands en Engels ook een beetje Duits. 3 In april vieren we in Nederland Koninginnedag, maar ik kijk dan al uit naar kerst! 4 Het bezoekadres van het Leids Universitair Medisch Centrum is Albinusdreef 2. 5 18 december gaan we met het team naar bowlingbaan Hogenbirk. 6 Veel winkelcentra zijn tijdens christelijke feestdagen gesloten. 7 We gingen ’s middags naar een lezing over de middeleeuwen van mevrouw Van Roozendaal-Beekbergen. 8 Op school lees ik voor uit Harry Potter and the Order of the Phoenix. 9 In de patie¨ntenboekenkast staan onder andere de Bijbel en de Koran. 10 ’s Morgens liepen Alida en Marissa over de markt in Groningen. hoofdstuk 6 Opdracht 6.1.1
1 De Johannes Wier Stichting zet zich specifiek in voor mensenrechten in de gezondheidszorg. 2 In de praktijk blijkt dat beroepsorganisaties van artsen of verpleegkundigen niet of onvoldoende aandacht besteden aan deze betrokkenheid. 3 De Johannes Wier Stichting doet (1) onderzoek, (2) helpt anderen bij het onderzoek naar schendingen van mensenrechten, (3) geeft steun aan gezondheidswerkers die door hun inzet voor het respecteren van mensenrechten in de problemen komen en (4) geeft mensenrechteneducatie. 4 De stichting is voor het functioneren afhankelijk van donaties en subsidies.
112
nederlands en burgerschap in de zorg
5 6 7 8
Van vrijwilligers. 4 leden. Die verwijst naar: inhoudelijke werkgroepen. Hij was bijvoorbeeld tegen lange voorarresten en onder marteling afgelegde bekentenissen. 9 Omdat er eigenlijk geen sprake is van een bekentenis: iemand die gemarteld wordt bekent uiteindelijk alles. 10 Bijvoorbeeld: Johannes Wier zette zich in de 16e eeuw in tegen martelingen bij de heksenvervolgingen. De Johannes Wier Stichting zet zich in voor mensenrechten in de gezondheidszorg. Opdracht 6.2.1
1 B 2 A 3 C 4 C 5 B 6 A 7 B 8 C 9 A 10 B Opdracht 6.3.1
1 De sergeant-majoor was met zijn compagnie en medische team gelegerd in OostAfrika. 2 In de verbanddoos zaten pleisters, gaasjes en jodium. 3 Ik heb alles op een A4’tje gezet, omdat dat veel overzichtelijker is. 4 De afdeling non-food begint vanaf rij tweee¨ntwintig. 5 Waarom is Marijke ’s ochtends altijd te laat? 6 Lionel en Giorgio zeiden dat ze proberen op tijd te zijn. 7 De besproeiing van het land gebeurde geheel automatisch. 8 Kun jij straks even wat eten halen bij dat Chinees-Indische restaurant? 9 Op sommige reparaties (batterijtjes verwisselen en dergelijke) kunt u gewoon wachten. 10 De maker van het prachtige mozaı¨ek in R’dam riep uit: ‘Dit is mijn beste werk tot nu toe!’ Opdracht 6.5.1
1 De dokter vroeg de patie¨nt naar zijn medicijngebruik. 2 Het menu bestaat vandaag uit boerenkool met worst. 3 De bewoners konden intekenen op verschillende workshops. 4 Die zwerver is verslaafd aan heroı¨ne. 5 Mevrouw Van Slooten heeft een hekel aan lawaai. 6 De verpleegkundige was kwaad op haar assistente. 7 De hoogbejaarde vrouw dingt mee naar de hoofdprijs bij de bingo. 8 De directeur ging onmiddellijk akkoord met het voorstel. 9 Julia was overtuigd van haar gelijk. 10 Het weesjongetje hechtte zich meteen aan de hulpverlener. 11 Joris lijkt ontzettend veel op zijn vader. 12 Alle bewoners profiteerden mee van de actie van de gulle gevers. 13 De assistente slaagde uiteindelijk voor haar examen.
113
antwoorden nederlands en burgerschap in de zorg 3-4
14 Mevrouw Aziz snakte naar een sigaretje. 15 De verpleegkundige specialiseerde zich in geriatrie. hoofdstuk 7 Opdracht 7.1.1
1 Een ergocoach heeft de taak het gezond werken op de afdeling levend te houden. 2 Oorzaak en gevolg 3 Mensen hebben er moeite mee dingen te veranderen die ze al jaren op een bepaalde manier doen. 4 Werknemers die niet de moeite nemen hun bureaustoel goed in te stellen en werknemers die de pauzesoftware niet goed instellen. 5 Met een eenmalige actie ben je er dus niet. 6 Door mensen regelmatig te confronteren met hun oude gedrag en door ergocoaches op te leiden. 7 Dat maakt het gemakkelijker om op hem of haar af te stappen. 8 Middel en doel. 9 Een in hoogte verstelbare aankleedtafel. 10 Ze gingen al snel met andere ogen naar hun eigen werkomgeving kijken. Opdracht 7.2.1
1 B 2 B 3 C 4 B 5 C 6 A 7 B 8 C 9 C 10 C 11 C Opdracht 7.3.1 1
racen
racete
geracet
2
deleten
deletete
gedeletet
3
stressen
streste
gestrest
4
promoten
promootte
gepromoot
5
basketballen
basketbalde
gebasketbald
6
briefen
briefte / briefde
gebrieft / gebriefd
7
skaten
skatete
geskatet
8
bridgen
bridgete / bridgede
gebridget / gebridged
9
backuppen
backupte
gebackupt
10
rugbyen
rugbyde
gerugbyd
11
scoren
scoorde
gescoord
12
downloaden
downloadde
gedownload
13
crossen
croste
gecrost
14
barbecuen
barbecuede
gebarbecued
15
baseballen
baseballde
gebaseballd