153 68 1MB
Dutch Pages [80] Year 2010
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn Praktische handleiding voor toetsen en beoordelen in competentiegericht onderwijs
Nicolien van Halem Tera Stuut Henny Verbeek
Houten 2010
Ó 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiee¨n of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopiee¨n uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 8446 4 NUR 897/841 Ontwerp omslag: A-Graphics Design, Apeldoorn Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Pre Press Media Groep, Zeist Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten
Inhoud
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3 3.1 3.2
Woord vooraf
7
Begrippen en afkortingen
9
Beoordelen, een begripsbepaling Wat is de relatie tussen competentiegericht leren en competentiegericht toetsen en beoordelen? Wat is het verschil tussen toetsen en beoordelen? Wat zijn de stappen in het kwalificerende beoordelingsproces? Wat beoordeel je? Hoe beoordeel je? Wat is het verschil tussen een product- en een procesbeoordeling?
14 14 16 18 19 21 22
Competentiegericht toetsen en beoordelen Aan welke eisen moeten competentiegerichte toetsen voldoen? Welke toetsvormen passen bij competentiegericht onderwijs? Met welke toetsvormen heb je in de praktijk te maken? Wat hebben beoordelingsvormen en leerstijlen met elkaar te maken? Hoe beoordeel je studenten die alleen/ zelfstandig werken?
24
De beoordelaar Wie beoordelen er? Wat is een assessor, wat doet hij en welke competenties heeft hij nodig?
45 45
24 27 30 42 43
46
6
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
3.3
Hoe zorg je voor een goede afstemming tussen school en praktijk? Welke gespreksvormen zijn geschikt voor het geven van een beoordeling? Welke missers kun je maken bij beoordelen? Beoordelen, een vak apart?
3.4 3.5 3.6 4 4.1 4.2 4.3 4.4
Kwaliteit van de examinering Hoe zorg je voor kwaliteit bij toetsen en beoordelen voor de student? Hoe zorgt de school voor kwaliteit bij toetsen en beoordelen? Hoe borgt de praktijk de kwaliteit van toetsen en beoordelen? Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij toetsen en examinering?
50 52 57 59 62 62 63 64 64
Geraadpleegde bronnen Bijlage 1 Mbo-competenties Bijlage 2 Checklist voor de beoordelaar volgens de Wacker-methode Bijlage 3 Kwalificatiestructuur Gezondheidszorg en Welzijn, 2009/2010 Bijlage 4 Reflectiemodel volgens Korthagen Bijlage 5 STARRT-model om te gebruiken bij de reflectie op ontwikkelingsgerichte toetsen Bijlage 6 De ABC-methode Bijlage 7 Beoordelingsformulier: reflectie op het beroepsbekwaam handelen
66 67
70 72
Register
78
68
74 76 77
Woord vooraf
Zorgvuldige examens met daarbij een onafhankelijke beoordeling is een van de punten die de MBO Raad in 2007 formuleerde voor al haar aangesloten 70 mbo-instellingen (in Tien punten voor een goed MBO). Ook de Inspectie van Onderwijs houdt zich bezig met de kwaliteit van de examinering. De beroepsgroep zelf, medewerkers binnen zorg en welzijn, hebben net zo goed belang bij goede examens en goede beoordelingen: zij leiden immers hun toekomstige collega’s op. En natuurlijk de studenten; bij zorgvuldige examens en beoordelingen weten zij precies waar zij aan toe zijn. Maar hoe realiseer je een kwalitatief goed examen en een goede beoordeling? Dit zakboek is een praktische handleiding voor beoordelaars1 in de sector Zorg en Welzijn. Het is ontwikkeld om hen handvatten te geven voor dagelijks gebruik. De veranderingen in de beroepspraktijk en vooral het competentiegerichte leren hebben ervoor gezorgd dat de werkbegeleiders, praktijkopleiders en docenten op school veelvuldig als beoordelaar (assessor) betrokken zijn en hiervoor ook getraind zijn (of worden). nieuw Er zijn veel boeken en artikelen geschreven over het beoordelen van competenties in het competentiegerichte leren. Ook worden er cursussen en trainingen gegeven speciaal voor docenten en praktijkopleiders om als vakbekwame assessor een adequate beoordeling te kunnen geven. Met dit zakboek willen de auteurs de beoordelaar in de dagelijkse praktijk van school en werk een 1
Aanwijzing voor de leesbaarheid: de beoordelaar wordt met hij/hem aangeduid, de student met zij/haar. Uiteraard kan dit in de praktijk ook anders zijn. Student is de benaming die gebruikt wordt in de kwalificatiedossiers.
8
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
handzaam hulpmiddel aanreiken waarin de beoordelaar snel kan opzoeken of nalezen wat hij kan doen in verschillende situaties: wat hoort nu bij welke toetsvorm en wat betekent dat voor mijn rol als beoordelaar? De informatie is verzameld uit diverse bronnen en overzichtelijk geordend. Het zakboek begint met een lijst met veelgebruikte begrippen en afkortingen. De bijlagen bevatten voorbeeldmateriaal (checklist, reflectie-instrument, enzovoort). In hoofdstuk 2 en 3 geven wij tips
of benoemen we missers.
Wij hopen dat dit zakboek een bruikbaar instrument zal zijn in de competentiegerichte beroepspraktijkvorming. We wensen alle beoordelaars veel wijsheid en plezier toe bij het beoordelen van studenten in de beroepspraktijk. Natuurlijk staan we open voor ervaringen, opmerkingen en suggesties ter verbetering. Nicolien van Halem Tera Stuut Henny Verbeek Haarlo, mei 2010
Begrippen en afkortingen
Assessor De assessor is een onafhankelijk en deskundig beoordelaar van de leerresultaten van een student. BBL Beroepsbegeleidende leerweg, de opleiding vindt voor het grootste deel plaats op de werkplek. Voor het praktijkdeel van de opleiding wordt een overeenkomst afgesloten met het leerbedrijf, de student en de school. BPV Beroepspraktijkvorming, ook wel stage genoemd. BOL Beroepsopleidende leerweg, de opleiding vindt voor het grootste deel plaats op school. Voor de stages van de opleiding wordt een overeenkomst afgesloten met het leerbedrijf, de student en de school. CGO Competentiegericht Onderwijs. Calibris Kenniscentrum voor leren in de praktijk voor de sectoren Zorg, Welzijn en Sport. Beginnend beroepsbeoefenaar Een student die start in de beroepspraktijk. Beheersingscriteria Voorwaarden die aangeven waaraan een student moet voldoen om te laten zien dat zij een competentie beheerst.
10
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Classificeren Waarnemingen noteren in beoordelingsschalen. Competente beroepsbeoefenaar Een student die het diploma heeft behaald. Zij is dan startbekwaam. Competentie Een competentie is samengesteld uit vaardigheden (kunnen), kennis (weten), inzicht (begrijpen), houding (een onderdeel hiervan is motivatie) en persoonlijke eigenschappen (karakter is hier een onderdeel van). Een competentie wordt in een context toegepast en ontwikkeld. Competentiegericht onderwijs Vorm van onderwijs gericht op het verwerven van competenties die nodig zijn om een vak te leren. Competentiematrix In een competentiematrix worden leertaken verbonden aan competenties. EVC Eerder verworven competenties. Evalueren Achteraf beoordelen/bespreken van een situatie. Formatieve beoordeling Een formatieve beoordeling is een voortgangsbeoordeling en heeft betrekking op het leerproces van een student. Gevorderde beroepsbeoefenaar De student die al gedeeltelijk competent is voor het vak dat zij aan het leren is. Intervisie Intervisie is een vorm van gestructureerd collegiaal overleg. Intervisie is leerzaam, laagdrempelig en heeft een systematische aanpak van werksituaties en/of problemen, gericht op concrete
Begrippen en afkortingen
11
uitkomsten. Bij intervisie leer je van elkaar door met elkaar over een werksituatie te praten. Kerntaak Een kerntaak vormt een onderdeel van de beroepsuitoefening en bestaat uit een geheel van met elkaar samenhangende werkprocessen die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening. Kerntaken, werkprocessen en competenties vormen samen het hart van de beroepsbeschrijving. Kwalificatie De inhoud van het diploma, zoals beschreven in het kwalificatiedossier, bijvoorbeeld diploma verzorgende. Kwalificatiedossier Een verzameling van kwalificaties met een beeld van het beroep, de uitwerking en het verantwoordingsdocument, volgens een vaste standaard beschreven. Kwalificerende beoordeling Een kwalificerende beoordeling is een eindbeoordeling en gericht op het product. Bijvoorbeeld aan het einde van een stage, een proeve van bekwaamheid of een klinische les. Kwantificeren Aan ieder item op een beoordelingsschaal een cijfer toekennen. Leermeester De leermeester is een vakman/vakvrouw die zijn vakbekwaamheid wil overdragen op een student. Zo leerde hij het vak zelf ook. Het is dus belangrijk dat hij leert zijn kennis en inzicht goed over te dragen. Omdat de leermeester in de eerste plaats vakman is, heeft hij richtlijnen en leermiddelen nodig om het begeleiden/ coachen van een student goed vorm te geven. Ontwikkelingsgerichte beoordelingen Beoordelingen die gericht zijn op het leerproces.
12
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
PAP Een PAP (persoonlijk activiteitenplan of persoonlijk actieplan) is de uitwerking van het POP waarbij een student de acties (opdrachten) vastlegt die zij wil uitvoeren (zie POP). POP In een POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) geeft een student aan waarom, wat, hoe en waar, wanneer en met wie zij leeractiviteiten gaat verrichten. Ook legt een student vast hoe het geleverde product eruit moet zien. Proces In het competentiegericht onderwijs wordt de ontwikkeling van de student ook wel aangeduid als proces. Product In het competentiegericht onderwijs wordt het resultaat ook wel aangeduid als product. Reflecteren Reflecteren betekent letterlijk terugkijken. Je kijkt terug op je handelen: wat wilde ik doen, hoe verliep het en wat was het resultaat? Het doel van reflectie is te leren van de goede en minder goede (leer)ervaringen en je handelen in de toekomst te verbeteren. Risicovolle handelingen Risicovolle (voorbehouden) handelingen zijn medisch technische handelingen die onder de Wet BIG vallen. Summatieve beoordeling Een summatieve beoordeling is een beoordeling die aangeeft of een opdracht of toets (on)voldoende is. Transfer Transfer geeft aan of en in welke mate een beroepsbeoefenaar in staat is haar competenties toe te passen in uiteenlopende situaties. Het geeft de reikwijdte en wendbaarheid van de kennis en vaardigheden aan.
Begrippen en afkortingen
13
Wacker-methode Deze methode wordt gebruikt bij het beoordelen van een praktijktoets. Wacker staat voor: – Waarnemen – Aantekeningen maken – Classificeren – Kwantificeren – Evalueren – Rapporteren. Werkproces Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepshandelingen binnen een kerntaak. Zelfsturing De mate waarin een student, onafhankelijk van haar docent of begeleider, beslissingen neemt over hoe zij het beroep leert.
Beoordelen, een begripsbepaling
1
Dit hoofdstuk gaat over de begrippen toetsen en beoordelen en wat dat betekent voor competentiegericht onderwijs. Beoordelen is in het competentiegerichte leren een ijkpunt voor een student: aan de hand van tussentijdse beoordelingen en toetsen kan zij bepalen wat zij beheerst en nog moet ontwikkelen. Omdat beoordelen zo belangrijk is, moet dat zo veel mogelijk volgens vaste patronen en regels gebeuren. Een student moet van tevoren weten wat er beoordeeld wordt, hoe er beoordeeld wordt en om wat voor soort beoordeling het gaat, zodat de student zich optimaal kan voorbereiden. 1.1
Wat is de relatie tussen competentiegericht leren en competentiegericht toetsen en beoordelen?
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) werkt sinds 2005 met kwalificatiedossiers. In een kwalificatiedossier staat per opleiding beschreven welke kerntaken, werkprocessen en competenties een bekwaam beroepsbeoefenaar moet beheersen. De inhoud van de kwalificatiedossiers is door opleidingen en het praktijkveld samen bepaald. De kwalificatiedossiers in het hele mbo zijn op dezelfde manier geformuleerd, of dit nu de bouw, horeca of gezondheidszorg is. Competenties zijn samengesteld uit vaardigheden (kunnen), kennis (kennen), inzicht (begrijpen), houding (waaronder motivatie) en persoonlijke eigenschappen (waaronder karakter). Een ander woord voor competentie is bekwaamheid. Ook competenties zijn in het hele mbo op gelijke wijze geformuleerd (zie bijlage 1, Mbo-competenties). Het hangt af van de kwalificatie (het beroep) hoe de competentie wordt ‘ingekleurd’. Voor de kwalificatie Schipper binnenvaart N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1_1, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Beoordelen, een begripsbepaling
15
heeft dezelfde competentie D ‘aandacht en begrip tonen’ een ander gewicht dan voor de Verzorgende (beide niveau 3). Competentiegericht onderwijs (CGO) is erop gericht om kerntaken, werkprocessen en competenties te ontwikkelen, zoals ze beschreven staan in de kwalificatiedossiers. Uitgangspunten voor competentiegericht onderwijs zijn: 1 Beroepsvaardigheden staan centraal; de student laat de beroepsvaardigheden in de ree¨le werksituatie (context) zien. 2 Afstemming: de inhoud van het onderwijs wordt in samenspraak met school en praktijk ontwikkeld. Deze afstemming zorgt voor actueel en relevant onderwijs. Bij de beoordeling hebben het werkveld en de school een gelijkwaardige rol. Vaak wordt er gesproken over ‘de driehoek student-schoolpraktijk’. Met school wordt de studieloopbaanbegeleider / stagedocent bedoeld. Met praktijk de werkbegeleider of praktijkopleider. 3 Werken vanuit het geheel (de beroepspraktijk) naar de delen (het specifieke werkveld en daarbinnen specifieke situaties); 4 Toepassen van kennis in verschillende situaties (de zogenaamde transfer), van school naar praktijk en ook tussen verschillende praktijksituaties. 5 Leren leren: er is aandacht voor de wijze waarop de student leert. Doel is om tot reflectie te komen over het eigen handelen op school en in de beroepspraktijk. 6 Verantwoordelijkheid: een student wordt steeds meer verantwoordelijk voor haar eigen leerproces. Zij is regisseur van haar eigen leerproces. De mate van zelfsturing is afhankelijk van het niveau en het vermogen van de student en de fase van de opleiding. Deze uitgangspunten komen samen in competentiegerichte toetsen. Mensen uit het onderwijs weten: ‘als je het onderwijs wilt veranderen, moet je beginnen met de examens te veranderen’ (Klarus & Creemers, 2006, Bekwaamheid op de proef gesteld, p. 143). Studenten laten zich sturen door wat er in toetsen gevraagd wordt. Als deze competentiegericht zijn, dwingt het de opleiding om de weg naar de toetsen (namelijk het onderwijs) ook competentiegericht in te richten. De beroepspraktijk speelt bij alle uitgangspunten een belangrijke rol. Studenten kunnen immers op de werkvloer het beste laten
1 Begripsbepaling
1
16
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
zien dat ze de competenties beheersen. In stage (voor de BOLstudent) en werk (voor de BBL-student) kan de student laten zien dat zij competent is. Het is daarom vanzelfsprekend dat de praktijk een belangrijke rol heeft gekregen bij het opleiden en vervolgens bij het toetsen en beoordelen. Collega’s uit de praktijk zien immers hoe de student werkt en kunnen als beste beoordelen of zij de competenties beheerst. 1.2
Wat is het verschil tussen toetsen en beoordelen?
toetsen Volgens het woordenboek is toetsen ‘uitzoeken of iemand voldoet aan bepaalde voorwaarden’. Toetsen gaat verder dan kennis toetsen. Toetsen is een werkwoord: de student maakt een toets, de docent zoekt uit of de student voldoet. Daarnaast is toetsen een algemeen woord dat een grote verzameling van toetsvormen omvat (zoals een kennistoets, praktijkopdracht of een projectpresentatie). Toetsing gaat ook over alle stappen die gezet worden in het toetsproces. Beoordelen is daar e´e´n van de vele stappen. In dit proces zijn er zeven stappen te onderscheiden: 1 vaststellen van het doel; 2 de constructie van de toets; 3 de vaststelling van de toets; 4 de afname en uitvoering van de toets; 5 het nakijken en beoordelen van de toets; 6 de toetsanalyse en de becijfering; 7 de evaluatie. Competentiegerichte toetsvormen worden verder uitgelegd in paragraaf 2.3. beoordelen Volgens het woordenboek betekent beoordelen ‘tot een oordeel komen oftewel tot een mening komen’. Met andere woorden: beoordelen is meten, nagaan in hoeverre iemand in iets gevorderd is. Competenties beoordelen is het uitspreken van een waardeoordeel. De beoordelaar stelt vast of een student beschikt over de juiste competenties als ‘starter’. Tegelijkertijd weegt hij mee of een student zich kan ontwikkelen tot ‘gevorderde’ en vervolgens
17
Beoordelen, een begripsbepaling
tot een ‘competente student’ (beginnend beroepsbeoefenaar). In tabel 1.1 is een voorbeeld uitgewerkt waarin deze drie niveaus duidelijk worden. Tabel 1.1
Fasen van competentieontwikkeling tijdens de praktijkopleiding
Starter
Gevorderde
Competente
Ik weet wat een zorgleefplan is, maar heb er nog niet mee gewerkt
Ik kan een zorgleefplan voor een clie¨nt maken
Ik kan zorgleefplannen maken voor verschillende clie¨nten en evalueren met mijn clie¨nten
Ik observeer dat een clie¨nt een hulpvraag heeft, maar ik weet niet wat ik ermee moet
Ik kan de hulpvraag van een clie¨nt inventariseren en doorgeven aan mijn collega/leidinggevende
Ik kan relevante informatie over de hulpvraag van de clie¨nt bespreken in het multidisciplinaire team
In de praktijk van het competentiegerichte onderwijs kijken beoordelaars naar de volgende aspecten: het kennen, kunnen, inzicht, de houding en persoonseigenschappen. Het is niet altijd mogelijk om al het kennen en kunnen te beoordelen in de praktijk. Een deel van de theorie en vaardigheden kan beoordeeld worden op school. Voorbeelden zijn casusopdrachten en simulaties. Voordat een student kan laten zien dat zij een competentie beheerst, zal zij zich tijdens haar leerproces moeten bekwamen in kennen, kunnen, inzicht, houding en persoonseigenschappen en laten zien dat zij op haar eigen handelen kan reflecteren. Toetsvormen waarin reflectie een rol speelt komen terug in paragraaf 2.2. en 2.3. Bij beoordelen in competentiegericht onderwijs kun je beter spreken van ontwikkelingsgerichte beoordelingen en kwalificerende beoordelingen: – ontwikkelingsgericht beoordeling: er wordt vastgesteld waar een student staat in haar leerproces; de competenties die nodig zijn om het vak te beheersen zijn tenslotte ontwikkelbaar; – kwalificerende beoordeling: er wordt vastgesteld of een student competent is.
1 Begripsbepaling
1
18
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Kenmerken van een ontwikkelingsgerichte beoordeling zijn: – de beoordelaar geeft feedback op de ontwikkeling van de student; – de student geeft aan waar zij mee bezig is; – de student is betrokken bij de beoordeling. Kenmerken van een kwalificerende beoordeling zijn: – de beoordelaar geeft aan de hand van vastgestelde criteria een oordeel in de vorm van een cijfer, goed/fout of geslaagd/gezakt; – de beoordelaar beoordeelt het totaal van kennis, kunde, houding en reflectie en komt tot een totaaloordeel; – er is geen inbreng van een student; – het sluit een onderdeel af (een periode, een jaar of de hele opleiding). 1.3
Wat zijn de stappen in het kwalificerende beoordelingsproces?
Het kwalificerende beoordelingsproces kan worden onderverdeeld in zes stappen (Wacker-methode, bron: LBA-Assessmentmethode) en wordt altijd uitgevoerd door meerdere assessoren. 1 Waarnemen 2 Aantekeningen maken 3 Classificeren 4 Kwantificeren 5 Evalueren 6 Rapporteren. De eerste 2 stappen worden uitgevoerd tijdens de opdracht, de overige stappen vinden plaats na afloop van de opdracht. Wacker wordt ook wel ‘wakker’ genoemd en vervoegd tot werkwoord: ‘wakkeren’. De c van classificeren wordt dan vervangen door een k (klassificeren.) uitleg stappen bij kwalificerend beoordelen Waarnemen: Bij waarnemen gaat het vooral om het observeren van en luisteren naar de student. Je let specifiek op waarneembare gedragingen die passen bij de competentie. Aantekeningen maken: Je maakt aantekeningen van dat wat je waarneemt. Het is belangrijk om de aantekeningen in steek-
Beoordelen, een begripsbepaling
19
woorden te noteren, omdat je anders de kans loopt te veel bezig te zijn met het maken van aantekeningen en te weinig kunt zien. Classificeren: Je plaatst het waargenomen gedrag in beoordelingsschalen. Dit doe je niet tijdens de uitvoering van de opdracht, omdat het steeds moeten kiezen en zoeken van de juiste plaats in de beoordelingsschalen te veel de aandacht van de observatie zou afleiden. Kwantificeren: Je geeft per schaal een kwantitatieve beoordeling door bijvoorbeeld een 1, 2, 3, 4 of 5 te omcirkelen. Je gebruikt hierbij de gemaakte aantekeningen. De ‘norm’ is opgenomen in de omschrijvingen, de moeilijkheidsgraad en het niveau van de opdracht. Evalueren: Je bespreekt met de andere assessor de verschillende waarnemingen en hoe de schalen ingevuld zijn. Je komt daarbij in onderling overleg tot een waardering. Rapporteren: De assessoren schrijven voor elke student een rapport met de kwantitatieve beoordelingen en per competentie de belangrijkste waarnemingen. Ook geef je een eindbeoordeling over de competenties die aan de orde zijn (de uitgevoerde opdracht). Je bespreekt het rapport met de student. Je vertelt de student per opdracht de resultaten en licht deze toe. De student heeft geen invloed op het eindoordeel. Er is immers sprake van een kwalificerende beoordeling. Nota bene Bij een ontwikkelingsgerichte beoordeling kun je ook de Wackermethode gebruiken, maar zul je het evalueren vooral invullen met de student tijdens een reflectiegesprek. Bij de rapportage geef je dan aan wat de student nog moet leren/verbeteren. Een checklist voor de beoordelaar bij de Wacker-methode vind je in bijlage 2. 1.4
Wat beoordeel je?
Allereerst is het belangrijk om te weten dat er in het competentiegericht onderwijs twee aspecten worden beoordeeld, namelijk (1) de ontwikkeling (proces) en (2) het resultaat (product). De student kan een ontwikkelingsgerichte beoordeling gebruiken
1 Begripsbepaling
1
20
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
om zicht te krijgen op haar ontwikkeling van beginnende beroepsbeoefenaar tot een competente beroepsbeoefenaar. Je beoordeelt een competentie op kennis (kennen), vaardigheden (kunnen), inzicht, houding en persoonseigenschappen (zijn en willen). de ontwikkelingsgerichte beoordeling Bij een ontwikkelingsgerichte beoordeling stel je als beoordelaar samen met een student vast in welke mate zij haar doelen heeft bereikt en kijk je samen met een student naar de voortgang van het leerproces. Dit is een cyclisch proces en hierin zijn de volgende stappen te onderscheiden: 1 Welke doelen moeten gehaald worden? 2 Welk resultaat moet het opleveren? 3 Hoe wordt de bewijslast geleverd? 4 Hoe stel je vast of de gestelde doelen behaald zijn? Wat beoordeel je in de praktijk bij een ontwikkelingsgerichte beoordeling? – Je gaat na wat het kennisniveau is, je stelt dus vast wat een student minimaal moet weten en hoever de student hierin is. Dit kom je te weten door te vragen welke voorbereiding (theorie- of vaardigheidstoetsen) de student al gedaan heeft en welk cijfer zij heeft gekregen. – Je beoordeelt of een student een handeling kan uitvoeren, je stelt dus vast wat een student moet kunnen en je kijkt dus wat er nog verbeterd kan worden om de handeling helemaal goed uit te voeren. Bijvoorbeeld door te kijken of de student weet wat er nodig is om een handeling uit te voeren. – Je kijkt of de student zich een handeling al eigen gemaakt heeft oftewel of zij de handeling bij verschillende clie¨nten of in verschillende situaties kan uitvoeren (transfer). Voorbeeld Voorlezen aan een gezond kind op een basisschool is wat anders dan voorlezen aan een autistisch kind op een medisch kinderdagverblijf (kwalificatie Onderwijsassistent). de kwalificerende beoordeling Voordat een student beoordeeld kan worden zal zij over voldoende kennis en vaardigheden moeten beschikken om succes-
Beoordelen, een begripsbepaling
21
vol een competentie te beheersen. Daarbij moet zij laten zien dat zij op de juiste manier weet om te gaan met de clie¨nt en kennis heeft opgedaan door lessen te volgen op school en door het lezen van vakliteratuur, door vaardigheden te oefenen in een praktijklokaal en door losse praktijkopdrachten uit te voeren in de beroepspraktijk. Op school wordt de kennis getoetst, de vaardigheid voorbereid en in de praktijk wordt de vaardigheid geoefend en getoetst. Als de student heeft laten zien dat zij voldoende vaardig is en alle kennis beheerst rondom een kerntaak, dan pas kan zij in de beroepspraktijk, de omgeving waar de taak helemaal uitgevoerd kan worden, getoetst en beoordeeld worden. Voorbeeld Een student verpleegkundige moet eerst een voldoende halen voor de vaardigheidstoets ‘sonde inbrengen’ in het praktijklokaal op school, voordat zij een sonde inbrengen mag oefenen bij een clie¨nt. Pas daarna kan ze meedoen aan de vaardigheidstoets in de praktijk (kwalificatie Verpleegkundige). Wat beoordeel je in de praktijk bij een kwalificerende beoordeling? – Je start vanuit het vaststellen welke minimale kennis een student moet hebben en welke vaardigheden voldoende ontwikkeld zijn, speciaal als het gaat om risicovolle handelingen. De minimale kennis wordt op basis van het kwalificatiedossier vastgesteld, in overleg met school en praktijk. – Je beoordeelt de kerntaak, de werkprocessen en de competenties, zoals je hebt afgesproken met de opleiding (Zie Competentiegerichte toetsen in de praktijk, paragraaf 2.3). 1.5
Hoe beoordeel je?
In competentiegericht onderwijs onderscheiden we twee soorten beoordelingen: de formatieve beoordeling en de summatieve beoordeling. Wat is een formatieve en summatieve beoordeling? Wat past hierbij? Cijfers, beschrijving, voldoende of onvoldoende? Een formatieve beoordeling is niet gericht op het nemen van een beslissing, maar op het proces waarin nog bijgestuurd kan wor-
1 Begripsbepaling
1
22
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
den. Meestal denk je dan aan het bijsturen van het leergedrag van een student, maar je kunt ook denken aan het bijsturen van je eigen gedrag als beoordelaar. Een beoordelaar kan namelijk de neiging hebben om van zichzelf uit te gaan en dus verwachten van de student dat zij zich gedraagt en handelt zoals de beoordelaar dit wenst. Verplaatst de beoordelaar zich in de student, dan zou het wel eens kunnen betekenen dat hij moet uitgaan van de manier van werken van de student, die misschien een hele andere manier heeft gekozen om tot een goed resultaat te komen (zie ook de beoordelaarsfouten in paragraaf 3.5). Een formatieve beoordeling heeft meer het karakter van feedback en stelt een student in staat om zichzelf te verbeteren en te bekwamen in het vak. Een formatieve toets is diagnosticerend bedoeld. De student vraagt zich af: ’Hoever ben ik? Moet ik misschien meer leren? Moet ik anders leren? Leer ik wel het goede? Kan ik in de praktijk wel alle opdrachten uitvoeren?’ Een summatieve beoordeling leidt altijd tot een kwalificerende beslissing. Dat betekent gezakt of geslaagd, voldoende of onvoldoende. Een cijfer lager dan 5.5 is dan onvoldoende. In de beroepspraktijk is een stagebeoordeling en een proeve van bekwaamheid een summatieve beoordeling. 1.6
Wat is het verschil tussen een product- en een procesbeoordeling?
Om het verschil te kunnen aangeven moet je eerst weten wat een product is en wat het proces is. Het product: de student levert in de loop van de opleiding producten zoals een kennistoets, een beroepsproduct, een proeve van bekwaamheid of een presentatie. Hier hoort een kwalificerende beoordeling bij met een summatief karakter. Het proces: de student doorloopt vanaf de eerste dag van de opleiding tot en met de laatste dag waarop het diploma wordt uitgereikt een proces om zich professional te mogen noemen. Hier hoort de ontwikkelingsgerichte beoordeling bij met een formatief karakter. Het verschil met een productbeoordeling is dat het proces gedurende de hele opleidingsperiode beoordeeld wordt zodat een student tijdig kan ingrijpen. Een product kan uitsluitend beoordeeld worden als goed of fout, voldoende of onvoldoende.
1
23
Beoordelen, een begripsbepaling
Tabel 1.2
Proces- en productbeoordeling
Productbeoordeling
Procesbeoordeling
Kwalificerend
Ontwikkelingsgericht
Summatief
Formatief
Waardering voldoende/onvoldoende
Feedback
Nota bene Een student kan, volgens het reglement van de opleiding, een product meestal herkansen. Bij een onvoldoende beoordeling kan de student het toetsresultaat gebruiken om te weten waar zij aan moet werken om een voldoende te halen. Zo gebruikt zij een productbeoordeling in haar leerproces.
1 Begripsbepaling
Tabel 1.2 maakt inzichtelijk wat bij elkaar hoort:
Competentiegericht toetsen en beoordelen
2
Dit hoofdstuk geeft weer waar toetsen in het algemeen aan moeten voldoen en gaat verder in op de specifieke eisen aan competentiegericht toetsen en beoordelen. Als een docent / beoordelaar verschillende toetsvormen kent, kan hij deze ook gerichter inzetten en zo aansluiten bij de leerstijl of leervoorkeur van de student. 2.1
Aan welke eisen moeten competentiegerichte toetsen voldoen?
Algemene kwaliteitseisen van toetsing en beoordeling zijn: – transparantie: alle betrokkenen zijn op de hoogte van de methodiek van toetsen en beoordelen; de student weet waar ze aan moet voldoen en wat haar te wachten staat; – betrouwbaarheid: een meting (dat wil zeggen de beoordeling) is betrouwbaar als deze, herhaald onder vergelijkbare omstandigheden, tot dezelfde uitslag leidt; – validiteit: stelt de beoordeling datgene vast wat de bedoeling was (en niet iets anders)? – authenticiteit: de toets en beoordeling zijn gebaseerd op ree¨le praktijksituaties; de praktijk is hierbij betrokken; – doelmatigheid: de beoordelingsinstrumenten zijn handig in gebruik; – deskundigheid: de kwaliteit van de beoordelaar of assessor, zoals onpartijdigheid, onafhankelijkheid en toetsdeskundigheid, spelen natuurlijk een rol bij de betrouwbaarheid van de toetsen. Daarover gaat paragraaf 3.3. – inhoud: de toets en beoordeling kan betrekking hebben op het product en/of op het proces. Als bepaald moet worden of een student in de beroepspraktijk goed functioneert, dan moet zij in de situatie gebracht worden N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1_2, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Competentiegericht toetsen en beoordelen
25
waarin zij dit gedrag kan laten zien. Om de competenties goed te kunnen beoordelen moet de toetsvorm dus passen bij de beroepspraktijk. Voorwaarden voor competentiegericht toetsen zijn daarom: – methodemix: gebruik van verschillende methoden en beoordelingsvormen; ze worden verder uitgewerkt in paragraaf 2.3. Gebruikmaken van een methodemix verhoogt de validiteit; – de situatie moet waarheidsgetrouw zijn: het moet overeenkomen met de beroepspraktijk. Dit verhoogt de authenticiteit (echtheid); – representatief: de toetssituatie moet lijken op de veelzijdige en complexe praktijk (ook wel kritische beroepssituatie genoemd); het moet een totaalbeeld geven. Dit verhoogt de betrouwbaarheid; – inzet van competente beoordelaars: deskundige beoordelaars zijn noodzakelijk om de prestatie-indicatoren te wegen in het licht van een beginnend beroepsbeoefenaar; – gebruik van prestatie-indicatoren: dit zijn criteria die aangeven wanneer de student goed functioneert. prestatiecriteria Elk kwalificatiedossier bevat per kerntaak een reeks prestatieindicatoren. De prestatie-indicatoren kunnen voor een beoordelingsinstrument meer verfijnd worden tot beoordelingscriteria/ beheersingscriteria voor specifieke werkprocessen. Belangrijk is dat de indicatoren in concreet waarneembaar gedrag zijn geformuleerd en dat de beoordelingslijsten te behappen zijn voor de beoordelaar/assessor (doelmatig). Ze mogen daarom niet te gedetailleerd zijn. Bovendien moeten de prestatie-indicatoren geldig en dekkend zijn. In de beoordelingscriteria moet aangegeven zijn welke criteria zwaarder wegen en daarom voldoende moeten zijn om aan de competenties te voldoen. Dit worden ook wel ‘vitale criteria’ genoemd. Bijvoorbeeld een helpende wordt getoetst op de kerntaak: ondersteunen bij persoonlijke zorg. Een vitaal criterium is hierbij: ze werkt hygie¨nisch. Voorbeelden van vitale criteria (in cursief) uit een proeve van bekwaamheid voor helpende zorg en welzijn:
2 Beoordelen in CGO
2
26
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Werkproces: Maakt een werkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan
Waargenomen?
Beoordelingscriteria:
Ja
&
Je maakt een overzichtelijke werkplanning waarin je prioriteiten stelt.
&
Je stemt je werkplanning af op de wensen en behoeften van de clie¨nt/zorgvrager en mantelzorger.
&
Je verbetert, na aanwijzingen van je werkbegeleider, je werkplanning.
&
Je doet je werk volgens je werkplanning.
&
Je rapporteert duidelijk en kort over je werk.
Nee
n.v.t
eenheid van beoordelen De inspectie van onderwijs heeft als standaard bij kwalificerend beoordelen dat ‘de minimale eenheid van beoordelen niet kleiner mag zijn dan een werkproces’ (zie Standaarden Examinering). Vaak is het nodig om een aantal werkprocessen te combineren om te voldoen aan de eis van een ree¨le en herkenbare praktijksituatie. Er mag ook getoetst worden per kerntaak of per certificeerbare eenheid. Bij ontwikkelingsgericht beoordelen is het ook aan te bevelen om op het niveau van het werkproces te toetsen, al kunnen er ook onderdelen van het werkproces getoetst worden. leerwegonafhankelijk Competentiegerichte toetsen zijn in principe leerwegonafhankelijk. De competenties van dezelfde kwalificatie zijn immers identiek voor de BOL- of BBL-leerweg. beroepshouding Competentiegerichte toetsen zijn bij uitstek geschikt voor het beoordelen van de beroepshouding. De elementen van de beroepshouding zijn immers terug te vinden in de competenties. Daarom moeten beoordelingslijsten altijd beroepshoudingaspecten bevatten.
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
27
Beoordelaars hebben soms moeite met het beoordelen van de beroepshouding. In paragraaf 3.6 zijn hierover adviezen opgenomen. Welke toetsvormen passen bij competentiegericht onderwijs?
Om de competenties van een student te beoordelen zijn verschillende toetsvormen geschikt. Sommige vormen worden gebruikt op school om kennis en vaardigheden te toetsen. Andere vormen worden gebruikt in de beroepspraktijk en worden beoordeeld door de praktijk- en/of werkbegeleider/assessor. Verschillende toetsvormen kunnen zowel op school als in de beroepspraktijk beoordeeld worden. Werkbegeleiders of praktijkopleiders komen ook naar school om te participeren in toetsen en beoordelingen. En andersom ook: docenten van school gaan naar de beroepspraktijk om mee te werken aan toetsing en beoordeling. Competentiegerichte toetsvormen zijn:
2 Beoordelen in CGO
2.2
x x
x
x
x
Skillslab
Casustoets
Clie¨ntsimulatie
x
Beroepsprestatie
Beroepsproduct
x
Praktijkopdracht/vaardigheidstoets
x
x
Video-opname van een ree¨le praktijksituatie
Verslag
x
Clie¨ntbespreking
x
Lesgeven aan groepsgenoten x
x
Mondelinge theorietoets
Beoordeling in de praktijk
Klinische les
x
Schriftelijke theorietoets
Beoordelingsvormen
Beoordeling op school
Tabel 2.1
Toetsvorm
x
x
x
x
x
x
x
x
Demonstreren = laten zien, handelen
x
x
Reflecteren = terugkijken
x
x
x
x
x
x
x
Produceren = een product maken
x
x
x
x
x
x
Presenteren = mondeling aan anderen uitleggen
28 Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
x
x
x
Reflectiegesprek
Reflectieopdracht
Projectpresentatie
x
EVC
Competentiescan
x
Portfolio
Proeve van bekwaamheid/meesterproef
Assessment met behulp van simulatie
x
x
Rollenspel
Kwaliteitsplan
Beoordeling op school
Toetsvorm
x
x
x
x
Beoordeling in de praktijk
x
x
x
x
x
x
Reflecteren = terugkijken
x
x
x
x
Produceren = een product maken
x
x
x
x
Presenteren = mondeling aan anderen uitleggen
Competentiegericht toetsen en beoordelen
2 Beoordelen in CGO
x
x
x
x
Demonstreren = laten zien, handelen
2 29
30
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Door gebruik te maken van diverse toetsvormen, dat wil zeggen een methodemix, verhoog je de validiteit van de beoordeling. Alle vormen zijn geschikt voor zowel een kwalificerende als ontwikkelingsgerichte beoordeling. Bij kwalificerende toetsen wordt gebruikmaakt van assessoren (bewerkt naar Waaier Competentiegerichte Beoordelingsvormen, Calibris (2010)). 2.3
Met welke toetsvormen heb je in de praktijk te maken?
Competentiegerichte toetsen die toepasbaar zijn in de beroepspraktijk, zijn er in veel vormen: – klinische les; – clie¨ntbespreking; – video-opname in ree¨le werksituatie; – skillslab; – praktijkopdracht/vaardigheidstoets; – beroepsprestatie; – beroepsproduct; – kwaliteitsplan; – proeve van bekwaamheid/meesterproef; – competentiescan; – reflectiegesprek. Bij het beoordelen van een competentiegerichte toets is een aantal algemene en een aantal specifieke aandachtspunten te geven. In tabel 2.2 vind je de algemene aandachtspunten. Vervolgens worden de verschillende toetsvormen apart uitgewerkt in tabel 2.3 t/m 2.14.
31
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.2
Checklist algemene aandachtspunten voor de beoordeling van competentiegerichte toetsen
Aandachtspunten voor de beoordeling
Waardering
Is het product (bijvoorbeeld een verslag) daadwerkelijk afkomstig van de student?
voldoende/onvoldoende
Weerspiegelt het product het huidige competentieniveau van de student?
voldoende/onvoldoende
Hoe specifiek is het product voor de te beoordelen competentie?
voldoende/onvoldoende
In welke mate komt het product overeen met de gewenste kwaliteit (voldoet het aan de criteria of standaard)?
voldoende/onvoldoende
Zijn er voldoende producten beschikbaar of is de duur van e´e´n ervaring voldoende om uitspraken te doen over de competentie?
voldoende/onvoldoende
Is de competentie in verschillende situaties bewezen?
voldoende/onvoldoende
Is er voldoende samenhang tussen de verschillende producten (bijvoorbeeld observatie resultaat door de beoordelaar en de reflectie van de student: komen die inhoudelijk overeen)?
voldoende/onvoldoende
Per toetsvorm is uitgewerkt wat de toetsvorm is, wat er getoetst wordt, hoe er getoetst wordt, hoe je een student kunt voorbereiden, hoe je de toets beoordeelt en welke feedback gegeven wordt. Verder is er een voorbeeld uitgewerkt. Zo krijg je als beoordelaar een goed overzicht hoe je de praktijkopdrachten kunt beoordelen.
2 Beoordelen in CGO
2
32
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.3
Klinische les
Klinische les Wat is het?
Een student kan door het geven van een klinische les kennis overbrengen over bijvoorbeeld een ziektebeeld, een behandelmethode of een instructie over de handeling/werkwijze. Er is ruimte voor interactie.
Wat wordt er getoetst?
Of een student in staat is een les voor te bereiden, uit te voeren en antwoord te geven op vragen van collega’s, medestudenten of professionals. Of de student goed kan presenteren of demonstreren als het om een handeling gaat.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, analyseert en waardeert.
Hoe bereid je de student voor?
Afspraken maken over het onderwerp, de duur, de plaats, de genodigden.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst/schema.
Wie geeft er feedback/ waardering?
360 graden feedback van beoordelaar, collega’s, professionals en andere studenten.
Tip
Geef al op een eerder moment feedback op de lesopzet van de student, zodat de student dit nog kan verwerken in haar definitieve les.
Voorbeeld
Een student houdt een klinische les over hoe om te gaan met de beperkingen die een clie¨nt ondervindt na een CVA (kwalificatie Verpleegkundige).
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.4
33
Clie¨ntbespreking
Wat is het?
De student bereidt zich voor en bespreekt de (verpleeg)problematiek van haar clie¨nt tijdens een bespreking / overleg over clie¨nten.
Wat wordt er getoetst?
Of een student in staat is de problematiek helder te verwoorden, de vraagstelling te verduidelijken en haar eigen vraag te formuleren.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, analyseert en waardeert.
Hoe bereid je de student voor?
Door middel van een voorbespreking.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
360 graden feedback van beoordelaar en collega’s.
Tip
Geef al op een eerder moment feedback op de voorbereiding van de student, zodat de student dit nog kan verwerken vo´o´r de clie¨ntbespreking.
Voorbeeld
Een student Helpende zorg en welzijn heeft het gedrag van een kind in een kinderdagverblijf geobserveerd en brengt haar bevindingen in een bespreking over het kind.
2 Beoordelen in CGO
Clie¨ntbespreking
34
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.5
Video-opname van een ree¨le praktijksituatie
Video-opname van een ree¨le praktijksituatie Wat is het?
Er wordt een video-opname gemaakt, terwijl de student een werkelijke beroepsactiviteit uitvoert.
Wat wordt er getoetst?
Het waarneembare gedrag van de student.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, analyseert, bespreekt het gedrag met de student en waardeert (bij kwalificerend beoordelen) en geeft feedback (bij ontwikkelingsgericht beoordelen).
Hoe bereid je de student voor?
Voorbespreking, bij welke clie¨nt, wanneer en hoe lang de opname duurt.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De beoordelaar.
Tip
Zorg voor toestemming voor het filmen van de betrokkenen (ouders, clie¨nten).
Voorbeeld
Er wordt een opname gemaakt van een verzorgende IG die een clie¨nt op bed wast.
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.6
35
Skillslab
Wat is het?
In het skillslab (praktijkoefenruimte) voert een student verzorgende/verpleegkundige een verpleegtechnische vaardigheid uit.
Wat wordt er getoetst?
Of een verpleegtechnische vaardigheid op de juiste wijze wordt uitgevoerd.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, evalueert en waardeert. Hij let hierbij op wat een student minimaal goed moet doen (vitale criteria).
Hoe bereid je de student voor?
Theorie, oefenopdrachten, een casus, rolbeschrijving van een simulatiepatie¨nt.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De observator, medestudenten, collega’s, de simulatiepatie¨nt. Zie voor de voorbereiding bijlage 2, Checklist voor de beoordelaar volgens de Wacker-methode.
Tip
Maak gebruik van een simulatiepatie¨nt (bijvoorbeeld Lotuspatie¨nt).
Voorbeeld
Een student verzorgende IG/verpleegkundige voert het inbrengen van een verblijfskatheter uit, met behulp van een oefenpop.
2 Beoordelen in CGO
Skillslab
36
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.7
Praktijkopdracht/vaardigheidstoets
Praktijkopdracht/vaardigheidstoets Wat is het?
Een student voert een praktijkopdracht uit in haar werksituatie.
Wat wordt er getoetst?
De opdracht/vaardigheid.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, evalueert en waardeert. Hij let hierbij op wat een student minimaal goed moet doen (vitale criteria).
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek over hoe, wanneer en waar de opdracht uitgevoerd wordt.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De beoordelaar, collega, werkbegeleider en de clie¨nt. Zie voor de voorbereiding bijlage 2, Checklist voor de beoordelaar volgens de Wacker-methode.
Tip
Vraag de clie¨nt van tevoren of hij zijn mening wil geven.
Voorbeeld
Een student apothekersassistent handelt een recept af.
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.8
37
Beroepsprestatie
Wat is het?
Een beroepsprestatie is een verzameling van praktijkopdrachten die de student zelfstandig uitvoert in de beroepspraktijk.
Wat wordt er getoetst?
Een kerntaak, meerdere werkprocessen of certificeerbare eenheid.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar observeert, maakt aantekeningen, evalueert en waardeert.
Hoe bereid je de student voor?
Voorgesprek.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
Beoordelaar, inhoudsdeskundige (bijvoorbeeld externe opdrachtgever), clie¨nt.
Tip
Als de beroepsprestatie een langere periode beslaat, observeer dan op verschillende momenten.
Voorbeeld
Een pedagogisch werker niveau 4 doet de intake en begeleiding van een jongere in de crisisopvang.
2 Beoordelen in CGO
Beroepsprestatie
38
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.9
Beroepsproduct
Beroepsproduct Wat is het?
Een product dat een student maakt, dat behoort bij een beroepssituatie (een zorgleefplan, een job-aid, een observatieverslag).
Wat wordt er getoetst?
Het product.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar leest, analyseert en waardeert.
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek vooraf welk product en hoe het product eruit moet zien.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De beoordelaar van school en uit de praktijk.
Tip
Het product kan ook beoordeeld worden op taalvaardigheid.
Voorbeeld
De student-verpleegkundige maakt voor een patie¨nt een verpleegplan en houdt dit gedurende de hele opname bij. Het beroepsproduct is dan het ingevulde verpleegplan.
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.10
39
Kwaliteitsplan
Wat is het?
Een plan geschreven door een student om de kwaliteit van het werk te verbeteren.
Wat wordt er getoetst?
Het kwaliteitsplan.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar leest, analyseert en waardeert het plan.
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek over welk onderwerp de student gaat uitwerken.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Lezen van het plan, bespreken van het plan in werkoverleg, waarderen van het totale plan.
Wie geeft er feedback/ waardering?
Meerdere beoordelaars, werkbegeleider en collega’s.
Tip
Betrek toekomstige gebruikers van het kwaliteitsplan bij het beoordelen.
Voorbeeld
Een doktersassistent-in-opleiding maakt een verbeterplan om het aanvragen van recepten te verbeteren. Zij maakt dit plan, omdat hierover klachten van patie¨nten zijn.
2 Beoordelen in CGO
Kwaliteitsplan
40
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.11
Proeve van bekwaamheid/meesterproef
Proeve van bekwaamheid/meesterproef Wat is het?
Een aantal praktijkopdrachten die in een situatie worden uitgevoerd.
Wat wordt er getoetst?
Of een student de werkprocessen en bijbehorende competenties in de beroepspraktijk beheerst.
Hoe wordt er getoetst?
In de beroepspraktijk voert een student de proeve uit, waarbij twee beoordelaars (werkbegeleider en de praktijkopleider of docent) observeren en een waardering geven.
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek vooraf bij welke clie¨nt, in welke situatie en de tijdsduur waarin de proeve uitgevoerd wordt.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst door de twee beoordelaars. Zie een voorbeeld van een reflectieformulier in bijlage 7, Beoordelingsformulier reflectie op het beroepsbekwaam handelen.
Wie geeft er feedback/ waardering?
Werkbegeleider en praktijkopleider/docent. Zie voor de voorbereiding bijlage 2, Checklist voor de beoordelaar volgens de Wacker-methode.
Tip
De proeve moet bij voorkeur beoordeeld worden door een werkbegeleider die deze student niet heeft begeleid.
Voorbeeld
Een student Helpende zorg en welzijn maakt in het verpleeghuis waar zij werkt een werkplanning op basis van het zorgleefplan, ondersteunt een zorgvrager bij zijn lichamelijke verzorging en zelfredzaamheid en evalueert de zorg met de zorgvrager.
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
Tabel 2.12
41
Competentiescan
Wat is het?
Een competentiescan is een overzicht van competenties, die een student al beheerst en welke competenties nog ontwikkeld moeten worden.
Wat wordt er getoetst?
Ee´n of meerdere competenties.
Hoe wordt er getoetst?
Invullen van de scan, inleveren van bewijsmateriaal en het voeren van een gesprek.
Hoe bereid je de student voor?
Niet van toepassing.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van de competentielijst, het ingeleverde bewijsmateriaal en de uitkomsten van het gesprek.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De beoordelaar (werk- of praktijkopleider) kijkt of het bewijsmateriaal voldoet aan de eisen en of de student in een gesprek aantoonbaar kan maken of zij de competentie voldoende beheerst.
Tip
Er worden steeds meer competentiebeschrijvingen met bijbehorende scan ontwikkeld. Kijk of je deze kunt vinden (bijvoorbeeld www.beroepspraktijkvorming.nl) en gebruiken.
Voorbeeld
Een student Maatschappelijk Zorg heeft een competentielijst ingevuld en bespreekt deze met de praktijkopleider. Zij vertelt welke competenties zij al beheerst en dat zij de competentie Q, Plannen en organiseren wil aantonen. Haar bewijsmateriaal: zij organiseert al vijf jaar als leidster scouting zeilkampen voor verstandelijk gehandicapte jongeren.
2 Beoordelen in CGO
Competentiescan
42
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 2.13
Reflectiegesprek
Reflectiegesprek Wat is het?
Een reflectiegesprek is een gesprek tussen een student en een beoordelaar waarbij een student reflecteert op haar handelen in een bepaalde werksituatie en waarbij ze kan uitleggen waarom zij zo heeft gehandeld.
Wat wordt er getoetst?
Het gesprek en de uitleg van de student.
Hoe wordt er getoetst?
De beoordelaar maakt aantekeningen, evalueert en waardeert.
Hoe bereid je de student voor?
Voorbespreking.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De beoordelaar (werk- en/of praktijkopleider).
Tip
Voer regelmatig reflectiegesprekken met de student gedurende de opleiding volgens een model (bijvoorbeeld het reflectiemodel van Korthagen of STARRT-methode, ABC’tje, zie bijlage 4, 5 en 6 Reflectiemodellen).
Voorbeeld
Na het uitvoeren van een proeve van bekwaamheid reflecteert een student Verzorgende IG met de beoordelaars op de uitvoering van de proeve en verantwoordt waarom zij bepaalde keuzes heeft gemaakt.
2.4
Wat hebben beoordelingsvormen en leerstijlen met elkaar te maken?
Door het gebruik van diverse beoordelingsvormen kom je tegemoet aan de diverse leerstijlen of leervoorkeuren van de studenten. Demonstreren, presenteren en produceren sluiten meer aan bij de doener of beslisser, reflecteren meer bij de bezinner en de denker (volgens de leercirkel van Kolb). Manon Ruijters hanteert in Liefde voor leren (2006) de term leervoorkeur. Zij gaat niet uit van de leercirkel van Kolb, maar vraagt zich af hoe iemand het ge-
2
Competentiegericht toetsen en beoordelen
43
De leervoorkeuren de ‘kunst afkijken’ of ‘participeren’ komen meer tot uiting bij puur praktische toetsvormen en werken aan een project. ‘Kennis verwerven’ past goed bij de schriftelijke kennistoets, verslag en casustoets. ‘Ontdekken’ komt aan bod bij het samenstellen van een portfolio en ‘oefenen’ is een prima voorbereiding op een proeve van bekwaamheid. 2.5
Hoe beoordeel je studenten die alleen/zelfstandig werken?
Hoe beoordeel je studenten die zelfstandig ‘op de groep staan’? Alleenwerkende studenten zie je vaak in de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdzorg. Er zijn ook studenten die solistisch werken bij een clie¨nt thuis (in de thuiszorg), in een kleinschalige woonvorm voor dementerenden of zelfstandig een groepsactiviteit uitvoeren in het sociaal-cultureel werk (jongerensoos). Het gaat om een student die je als begeleider/beoordelaar dus niet of weinig daadwerkelijk ziet functioneren, het zogenaamde stand-alone leren. Stand-alone leren doet een extra beroep op de begeleider en de beoordelaar. Tijdens de begeleiding is een goede observatie door de begeleider vaak al moeilijk te organiseren. Maar bij het beoordelen voert dit nog tot een extra probleem. Enkele tips: – Check of er een beleid is over het begeleiden en beoordelen van studenten in stand-alone situaties.1 – De beoordelaar moet de situatie, waarin de student verkeert, kennen: evalueer regelmatig met studenten in stand-alone situaties over leren en werken.
1
STAALKAART, handreiking en checklist, Calibris (2004).
2 Beoordelen in CGO
makkelijkst leert. Zij onderscheidt de volgende leervoorkeuren: – kennis verwerven; – oefenen; – de kunst afkijken; – participeren; – ontdekken.
44
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
– De beoordelaar dient competent te zijn: hij dient zich bewust te zijn van de complexiteit van de werksituatie waarin de student verkeert en de gevaren voor een objectieve beoordeling. – Bij toetsing: vooraf moet vastgesteld zijn welke kerntaken, werkprocessen en competenties er beoordeeld moeten worden: sommige lenen zich niet voor situaties van stand-alone leren en kunnen beter elders (bijvoorbeeld op school) worden getoetst. – Maak afspraken met de student over de bewijslast: kan de student aantonen dat zij de betreffende competentie of werkproces beheerst? Bewijs kan zijn: een reflectieverslag, een interviewverslag met een clie¨nt, een video-opname van een vaardigheid (gemaakt door een collega), deelname aan een clie¨ntbespreking, een werkoverleg, het geven van een klinische les. – Maak gebruik van 360 graden feedback: nodig anderen uit een oordeel te geven over het functioneren van de student (collega’s, mede-studenten, clie¨nten, mantelzorgers, andere disciplines). – Spreek met de student af dat zij nauwgezet verslag doet van de reflectiegesprekken en de voortgangsgesprekken en de afspraken die daaruit voortvloeien. – Beoordeel zo objectief mogelijk wanneer een student ‘examenrijp’ is, raadpleeg zonodig anderen die met de student samenwerken. – Overleg vroegtijdig met de school over de keuze van de toets-examenvorm: deze moet geschikt zijn voor situaties van stand-alone leren. – Bij summatieve toetsing (kwalificerende toetsing) moet een beoordelaar daadwerkelijk aanwezig zijn: om vast te stellen of een student de competenties beheerst, dient de beoordelaar bij de toetsing ervan aanwezig te zijn en als een professionele assessor op te treden.
3
De beoordelaar
Beoordelen valt of staat met de kwaliteit van de beoordelaar. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle kwaliteiten die belangrijk zijn voor beoordelaars, ook wel assessoren genoemd. Een van de thema’s in dit hoofdstuk is de afstemming tussen school en praktijk. Dit is vaak onderwerp van gesprek tussen opleiders op school en in de praktijk. Het hoofdstuk sluit af met beoordelaarsmissers en adviezen om een goede beoordelaar te zijn. 3.1
Wie beoordelen er?
De verantwoordelijkheden over examinering zijn als volgt verdeeld: de school is verantwoordelijk voor de examinering (en eindbeoordeling van een student) en de praktijk heeft een adviesfunctie. Dat houdt in dat de school uiteindelijk bepaalt of een student verder kan met de opleiding of het diploma haalt of niet. De beoordeling van de student vindt voor een groot deel plaats in de beroepspraktijk. De school maakt daarom met de praktijkinstelling afspraken over hoe er getoetst en beoordeeld moet worden in de beroepspraktijkvorming (BPV) en welke procedure ze hierbij volgen. Het moet duidelijk zijn wie, wanneer en op welke manier er wordt getoetst en beoordeeld. Ook moet de school aantonen dat de beoordelaars over voldoende kwaliteiten beschikken. Er zijn verschillende manieren om te toetsen en beoordelen (zie paragraaf 2.2 en 2.3). De school overlegt met de praktijkorganisatie over de mogelijkheden in de praktijk. Bij competentiegericht opleiden is ‘beroepsrelevant beoordelen’ een sleutelwoord: het beoordelen moet zo veel mogelijk gebaseerd zijn op het handelen in de beroepspraktijk. Het werkveld geeft het civiel effect aan het diploma, dat wil zeggen dat de N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1_3, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
46
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
beroepspraktijk oftewel de arbeidsmarkt de uiteindelijke waarde toekent aan het diploma. Bij de examinering zijn verschillende personen betrokken: – de constructeur (de ontwikkelaar, meestal van school); – de vaststeller van de toets (veelal docenten); – de assessoren (zowel docenten als praktijk- of werkbegeleiders). 3.2
Wat is een assessor, wat doet hij en welke competenties heeft hij nodig?
Een beoordelaar wordt ook wel assessor genoemd. Binnen competentiegericht onderwijs moet de assessor competent zijn in het toepassen van nieuwe beoordelingsvormen en beoordelingssituaties. De assessor is een onafhankelijk beoordelaar van de leerresultaten van een student. De werkbegeleider van de student kan dus nı´et de assessor zijn bij het examen van zijn student. Dit kan wel bij het examen van een student die hij nı´et begeleidt. Natuurlijk kan dit een dilemma vormen in een kleine werksetting, als de student maar een of twee collega’s heeft die tevens haar werkbegeleiders zijn. Het streven is om naar een oplossing te zoeken om toch onafhankelijk te kunnen beoordelen. Een assessor vanuit school of een collega van een andere locatie kan hierbij behulpzaam zijn. Bij een examen kunnen zowel assessoren uit het werkveld als van de school betrokken zijn. Samen bepalen zij het niveau van beoordelen binnen de opleiding. Wat zijn de taken van een assessor? De zes O’s zijn hierbij een handig hulpmiddel: – Organiseren en voorbereiden van de toets, het examen; – Observeren van het gedrag van de student; – Overleggen met de student die haar handelen moet motiveren; – Opschrijven van de observaties en de overleggen om specifiek feedback te kunnen geven; – Oordelen van de mate waarin de student de vereiste taken uitvoert en tot een eindoordeel komen; – Ontwikkelingsgerichte feedback geven.
3
47
De beoordelaar
(Bewerking naar Bekwaamheid op de proef gesteld (2006). kerntaak van de assessor De kerntaak van de assessor luidt als volgt: ‘Het organiseren en beoordelen van examinering en het administreren van examenresultaten, zowel in school als in de praktijk.’ Hieronder is de kerntaak uitgewerkt in een competentieoverzicht van de assessor. In dit overzicht is gebruikgemaakt van de mbocompetenties (zie bijlage 1). Mbo-competenties zijn afkomstig uit de kwalificatiedossiers van alle mbo-opleidingen en zijn gecodeerd met letters uit het alfabet (A t/m Y, totaal 25). Competentieoverzicht Assessor
Werkprocessen
Mbo-competenties
De assessor: 1. Organiseert in samenwerking met school de toets/het examen.
– – – –
–
–
Samenwerken en overleggen (E) Overtuigen en beı¨nvloeden (H) Plannen en organiseren (Q) Instructies en procedures opvolgen (T) Op de behoeften van de klant richten (R) Kwaliteit leveren (S)
Componenten –
–
–
–
Houdt zich aan de taakverdeling en afspraken met anderen. Probeert overeenstemming te krijgen door gebruik te maken van de juiste argumenten en methodes. Houdt rekening met mogelijkheden van de school en de student. Is actief gericht op het behalen van resultaten en doelstellingen.
3 De beoordelaar
Tabel 3.1
48
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Werkprocessen
Mbo-competenties
2. Observeert en beoordeelt/waardeert de competenties van de student aan de hand van het gebruikte toetsinstrument.
–
– –
Vakdeskundigheid toepassen (K) Analyseren (M) Omgaan met verandering en aanpassen (U)
Componenten – –
–
–
3. Analyseert en interpreteert het resultaat van de toets/het examen, eventueel in overleg met co-beoordelaar.
4. Maakt de beoordeling inzichtelijk voor de student.
– – –
Samenwerken en overleggen (E) Ethisch en integer handelen (F) Overtuigen en beı¨nvloeden (H)
–
Formuleren en rapporteren (J)
–
Vakdeskundigheid toepassen (K)
–
Beslissen en activiteiten initie¨ren (A) Aandacht en begrip tonen (D) Ethisch en integer handelen (F) Formuleren en rapporteren (J)
– – –
– –
–
– –
Kan scherp observeren. Heeft oog voor het geheel en voor detail. Trekt op basis van de beschikbare informatie juiste en realistische conclusies. Past zijn gedrag en werkwijze aan als de situatie erom vraagt. Observeert en interpreteert objectief. Neemt een onafhankelijke beslissing over het resultaat. Formuleert bij cobeoordeling een gezamenlijk standpunt.
Neemt een besluit over de waardering. Rapporteert aan en evalueert met de student de toets/het examen met de student.
–
Rapporteert feitelijk, voorkomt interpretaties, gebruikt concrete voorbeelden.
–
Is eerlijk en betrouwbaar. Toont respect voor de student.
–
49
De beoordelaar
Werkprocessen
Mbo-competenties
5. Legt het resultaat (schriftelijk) volledig en juist vast volgens voorschrift.
–
–
Instructies en procedures opvolgen (T) Kwaliteit leveren (S)
Componenten –
–
6. Is deskundig op het juiste niveau wat betreft vakinhoud en toetstechniek.
–
– –
Vakdeskundigheid toepassen (K) Leren (P) Kwaliteit leveren (S)
–
–
–
–
Rapporteert nauwkeurig, gedetailleerd en gestructureerd, in positieve bewoordingen en in termen van gedrag. Is zich bewust van zijn eigen referentiekader en de invloed ervan op de beoordeling. Heeft kennis/ervaring van het beroep/ vak. Is op de hoogte van de ontwikkelingen van het beroep. Is vaardig in toetsconstructie, procedures en toetsafname. Houdt zich op de hoogte van relevante onderwijsdocumenten.
scholingsplan voor assessoren De school dient ervoor te zorgen dat de beoordelaars in de praktijk voldoende gekwalificeerd zijn. Hiervoor is een assessorentraining een goed middel. Daarom worden veel docenten en werkbegeleiders opgeleid tot deskundige beoordelaar, een assessor. Onderdelen van deze assessorentraining zijn ten minste: – wet- en regelgeving; – kwalificatiedossiers; – systematisch observeren en rapporteren; – kwaliteitsstandaarden; – intervisie en collegiale consultatie. De training sluit af met een praktische toets, waarin de vereiste
3 De beoordelaar
3
50
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
competenties aangetoond worden. Het resultaat is een landelijk erkend certificaat. Een certificaat is op zich geen garantie voor voldoende kwaliteit, de school moet erop toezien dat de kwaliteit van de beoordelaars blijvend geborgd is (zie www.onderwijsinspectie.nl). De blijvende deskundigheid van assessoren kan in de organisatie deel uitmaken van ontwikkel- en beoordelingsgesprekken met de leidinggevende. 3.3
Hoe zorg je voor een goede afstemming tussen school en praktijk?
Binnen competentiegericht onderwijs is onderwijsvernieuwing niet alleen een zaak van het onderwijs, maar ook van de praktijk. Voorbeelden van vernieuwingen waar ook de praktijk mee te maken heeft zijn: – de student staat centraal in plaats van de leerstof; – meer flexibiliteit (bijvoorbeeld meer variatie in opleidingen/ opleidingstrajecten, meer instroommomenten, verkorte opleidingstrajecten). Onderwijs en praktijk moeten gezamenlijk het opleidingsbeleid voor de (nabije) toekomst vormgeven. De school is wettelijk verplicht de praktijk te betrekken bij de examinering. Ontwikkeling van toetsen en examens in de praktijk is daarbij een belangrijk onderdeel. Steeds vaker ontstaan er samenwerkingsverbanden tussen scholen en instellingen om deze afstemming goed te regelen. Er worden regionale projecten opgezet met werkgroepen en klankbordgroepen, die samen onderwijsinhoud, onderwijsvormen, toetsen en examinering ontwikkelen. De resultaten zijn veelbelovend, het onderwijs richt zich steeds meer op de beroepspraktijk, ondersteund door de ontwikkeling van beroepscompetentieprofielen (BCP’s) en kwalificatiedossiers (KD’s). Deze samenwerking werkt in het voordeel van de beginnende beroepsbeoefenaar. Hoe ziet de afstemming over toetsen en examinering er bij voorkeur uit? De school: – neemt het initiatief en nodigt de praktijk uit om toetsen te ontwikkelen en/of als klankbord te dienen voor reeds ont-
3
– – – –
De beoordelaar
51
wikkelde toetsen. In het examenplan (zie paragraaf 4.1) staat beschreven op welke wijze de toetsing en examinering wettelijk en vanuit de school geregeld is; geeft instructie hoe de toets gebruikt moet worden in de praktijk; organiseert (veelal) de training voor assessoren; ontwikkelt competentiegerichte toetsen, zoals praktijkopdrachten; evalueert regelmatig met de praktijk de afstemming tussen theorie en praktijk.
Wie zijn betrokken bij het vaststellen van de kwalificerende beoordeling van een student in de beroepspraktijk: – de student; – de docent en/of stagebegeleider; – de werkbegeleider en/of praktijkopleider; – de assessor (van de school of praktijk); – eventueel inhoudsdeskundigen.
Er kan tussen school en praktijk verschil van mening zijn over het functioneren van de student. Bijvoorbeeld bij een eindbeoordeling van een stage beoordeelt de praktijk de student op basis van het beroepsmatig functioneren (niveau van de opleiding, leerjaar), terwijl de school vooral kijkt naar het leerproces (vordering of stilstand in het leerproces). De school kan de onvoldoende beoordeling van de praktijk negeren en de student toch laten doorstromen naar een volgend leerjaar. De school heeft hiertoe ook het recht, maar zou hier zo weinig mogelijk gebruik van moeten maken. Het is belangrijk dat beide partijen uitleggen aan elkaar en aan de student waarom men tot deze beslissing is gekomen. Verschil van mening over de beoordeling kan voorkomen worden door vooraf voldoende duidelijkheid te geven over de doelen van de toets, het examen of stage (vanuit de school), de leerdoelen van de student en de verwachtingen van de praktijk.
3 De beoordelaar
Onderlinge afstemming tussen deze personen is van belang, zowel wat betreft de inhoud en vorm van de toets/het examen, als de werkwijze en de invulling van de verschillende rollen.
52
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
3.4
Welke gespreksvormen zijn geschikt voor het geven van een beoordeling?
Om tot een beoordeling te komen kun je verschillende gespreksvormen gebruiken. Een beoordelingsgesprek is daar een voorbeeld van. Het gesprek op zich is niet-beoordelend. het beoordelingsgesprek Het doel van een beoordelingsgesprek is om vast te stellen of en in welke mate een student haar doelen aan het einde van een stage behaald heeft. In dit gesprek worden de resultaten van opdrachten en kwalificerende toetsen ingebracht en gewogen, ofwel: is het eindresultaat voldoende en kan de student doorgaan met de opleiding? Het gesprek zelf is niet-kwalificerend. In het beoordelingsgesprek is de ontwikkeling van de student een belangrijk onderwerp: een student heeft er, naast het toelichten van haar eigen beoordeling, behoefte aan om duidelijk en concreet te horen wat zij goed kan en wat zij nog kan verbeteren. Een student accepteert een beoordeling eerder als deze goed onderbouwd is en zij geholpen wordt met hoe zij haar verdere leerproces kan vormgeven. Een beoordelingsgesprek kan op geregelde momenten in de stageperiode plaatsvinden. Een beoordelingsgesprek kan lijken op een voortgangsgesprek of feedbackgesprek. Hier zitten meestal ook onderdelen van een beoordeling in. Bijvoorbeeld een student heeft een competentie of leerdoel behaald of moet hier juist nog aan werken. Voorwaarden voor een eindbeoordeling van een stageperiode: – Er moet voldoende informatie zijn over hoe een student gewerkt heeft tijdens de totale stageperiode. Het leerproces van een student is regelmatig gee¨valueerd, zodat een student weet waar zij staat en wat zij van een werkbegeleider nodig heeft. – Beoordelen gebeurt aan de hand van vastgestelde doelen en criteria. Deze doelen zijn uitgewerkt in observeerbaar gedrag. – Een student heeft vooraf vastgelegd in haar PAP en POP wat zij aan het eind van haar stageperiode bereikt wil hebben. – De beoordeling moet betrouwbaar zijn. Dat wil zeggen: komen alle beoordelaars tot dezelfde beoordeling? – In competentiegericht onderwijs heeft een student inbreng bij de beoordeling.
3
De beoordelaar
53
Uitvoeren: – Schep een ontspannen sfeer. – Geef zonodig informatie over het doel en de werkwijze. – Vraag naar gesprekspunten bij de anderen. – Kom zo nodig terug op afspraken uit het vorige gesprek. – Bespreek de vorderingen. – Geef feedback en vraag hierover de mening van de student. – Bespreek samen voorstellen voor verbeteringen/oplossingen voor problemen. – Vat het gesprek samen en controleer de samenvatting. – Bespreek de consequenties van deze beoordeling voor de student (doorgaan met de opleiding, stoppen, overdoen van de stage, bijspijkeren). – Maak afspraken over een evaluatie (ook een datum). – Sluit het gesprek goed af, bedank de aanwezigen. Afronden: – Voer de afspraken uit, koppel de beoordeling terug naar de praktijkopleider/de school. Bijzondere gespreksvormen om tot een beoordeling te komen zijn: 1 360 graden feedback; 2 panelgesprek; 3 criteriumgericht interview. Ze staan hieronder in tabel 3.2 t/m 3.4 (bron: www.score.hva.nl en Waaier Competentiegerichte Beoordelingsvormen Calibris (2010).
3 De beoordelaar
stappen bij het voeren van een beoordelingsgesprek Voorbereiden: – Stel een geschikt gespreksmoment vast met de deelnemers (de student, de werkbegeleider, andere beoordelaars, bijvoorbeeld praktijkopleider, leidinggevende). – Regel een geschikte ruimte. – Bereid de inhoud van het gesprek voor.
54
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 3.2
360 graden feedback
360 graden feedback Wat is het?
Bij 360 graden feedback worden meerdere (minimaal drie) beoordelaars betrokken om het functioneren van een student in de beroepspraktijk te evalueren door middel van feedback. De student beoordeelt zichzelf ook.
Wat wordt er getoetst?
Of een student een ree¨el beeld van zichzelf heeft. Het functioneren van de student.
Hoe wordt er getoetst?
Meerdere beoordelaars geven feedback op het functioneren, evalueren de bevindingen en waarderen.
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek vooraf wie beoordelen en feedback geven (beoordelaars moeten mensen zijn die de student en haar manier van werken goed kennen).
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst.
Wie geeft er feedback/ waardering?
Minimaal 3 beoordelaars die de student goed kennen en haar manier van werken kennen, bijvoorbeeld collega, werkbegeleider en leidinggevende.
Tip
De beoordelaars zijn zorgvuldig in het geven van feedback.
Voorbeeld
Een student-pedagogisch medewerker in de kinderopvang bespreekt de uitvoering na van een activiteit die zij heeft georganiseerd en haar functioneren hierin met een ouder, een collega en de werkbegeleider.
3
55
De beoordelaar
Tabel 3.3
Panelgesprek
Wat is het?
Een panelgesprek is een afsluitend gesprek waarbij een panel van beoordelaars een waardering uitspreekt over de student aan de hand van het portfolio.
Wat wordt er getoetst?
Of de student haar handelen/haar functioneren met argumenten onderbouwt.
Hoe wordt er getoetst?
Meerdere beoordelaars stellen vragen over het handelen van de student in kritische beroepssituaties en spreken een waardering uit over de antwoorden. Dit gebeurt volgens een vast protocol.
Hoe bereid je de student voor?
Gesprek vooraf wie de beoordelaars zijn en over welke kritische beroepssituatie(s) het gesprek zal gaan.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
Aan de hand van een beoordelingslijst uit het protocol.
Wie geeft er feedback/ waardering?
Minimaal 2 beoordelaars: uit school en praktijk.
Tip
Zorg voor een rustige omgeving om het gesprek te voeren.
Voorbeeld
Een sociaal-cultureel werker in opleiding begeleidt een groep jongeren bij een activiteit. In het panelgesprek wordt ingegaan op hoe zij zou handelen als zich een probleemsituatie voordoet, bijvoorbeeld vechtpartij tussen een paar jongeren.
3 De beoordelaar
Panelgesprek
56
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
Tabel 3.4
Criteriumgericht interview
Criteriumgericht interview Wat is het?
Een criteriumgericht interview is een techniek met als doel de competenties waarover de student al beschikt uit eerdere ervaringen te analyseren.
Wat wordt er getoetst?
Welke competenties een student eerder ontwikkeld heeft, op welk niveau en in welke context/omgeving.
Hoe wordt er getoetst?
De interviewer vraagt naar de ervaringen van de student volgens een bepaalde structuur. De STARRT-methode wordt veel toegepast (zie bijlage 5.
Hoe bereid je de student voor?
De student moet bewijzen meenemen over de reeds behaalde competenties (of na het interview beschikbaar stellen). De student is geı¨nformeerd over het doel en de werkwijze van het interview en welke beoordelaar(s) daarbij aanwezig is/zijn.
Hoe wordt de toets beoordeeld?
De bewijzen worden beoordeeld of de competenties al dan niet behaald zijn.
Wie geeft er feedback/ waardering?
De interviewer is de eerste beoordelaar. Hij kan de waarde van de bewijzen in overleg met een tweede beoordelaar vaststellen.
Tip
Zorg voor een rustige omgeving om het interview af te nemen.
Voorbeeld
Een volwassene wil de opleiding Helpende volgen en levert tijdens het interview het bewijs dat zij de competentie ‘aandacht en begrip tonen’ bij oudere clie¨nten beheerst, omdat ze jarenlang als vrijwilliger heeft gewerkt in de huiskamer van een verpleegafdeling. Zij heeft een verklaring van de coo¨rdinator vrijwilligerswerk bij zich.
De beoordelaar
3.5
Welke missers kun je maken bij beoordelen?
57
Beoordelen is mensenwerk, je kunt missers maken zonder dat je je daar bewust van bent. Het is belangrijk om jezelf te kennen in je beoordelingsgedrag. Veelvoorkomende missers zijn: – De gekleurde bril: de opgebouwde band met de student kan je oordeel vertroebelen. Maar ook als je zelf niet goed functioneert, bijvoorbeeld door spanning of een slechte nachtrust. Op een later tijdstip zou je op een andere beoordeling uitkomen. – Je evenbeeld: wat je in jezelf waardeert (bijvoorbeeld heel hard werken) of wat je zelf belangrijk vindt, zie je ook graag terug in een student. Het is moeilijker iemand te beoordelen die anders denkt of doet. – Je eigen stemming: als je moe bent of hoofdpijn hebt ben je misschien kortaf of ongeduldig. De beoordeling mag niet afhankelijk zijn van je eigen stemming (van dat moment). – Het halo- en horneffect: je oordeel over e´e´n aspect van het gedrag straalt uit naar de complete beoordeling. Dit kan leiden tot een totaal gunstig (halo = stralenkrans) of ongunstig (horn = duivel) oordeel. – Normverschuiving: tijdens de beoordeling word je steeds milder of strenger. – Streng of strak zijn: je houdt je strak aan je eigen ontwikkelde norm: bijvoorbeeld nooit meer dan een 8 of nooit minder dan een 4 geven (het veilige midden). Dit komt vaak voor, omdat beoordelaars bang zijn om een uitgesproken positief of negatief oordeel te geven. – Het niet-onderkennen van leeftijdsfasetypische kenmerken: je oordeelt over de kenmerken van de student die voortkomen uit zijn/haar levensfase, bijvoorbeeld de student is onzeker in haar houding naar de clie¨nt, terwijl dat voor veel adolescenten geldt. Soms camoufleren studenten juist die kenmerken door tegenovergesteld gedrag, bijvoorbeeld eigenwijs doen over de onzekere houding.
3 De beoordelaar
3
58
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
– Hanteren van vooroordelen: je hebt de neiging de student niet te beoordelen als individu, maar haar onbewust in te passen in een bepaalde categorie waarover vooroordelen bestaan, bijvoorbeeld jongeren zijn gemakzuchtig, Marokkanen houden zich niet aan afspraken. – Maatstaf voor je begeleiding: het resultaat dat de student laat zien is ook een maatstaf voor je begeleiding, bijvoorbeeld een slecht resultaat is het gevolg van onvoldoende begeleiding. Je verbloemt hiermee je eigen tekortkomingen in de begeleiding. – Generaliseren op grond van incidenten: je laat een recente positieve of negatieve gebeurtenis sterk meewegen in de beoordeling (eens een dief altijd een dief of je eerste indruk). Je houdt in je oordeel onvoldoende rekening met veranderingen en ontwikkelingen van de student. – Afgaan op wat anderen zeggen: de beoordelaar zal naast zijn eigen observaties van de student ook informatie verzamelen bij anderen (teamleden). Dit brengt het gevaar met zich mee dat je te veel afgaat op wat anderen zeggen. – Onvoldoende tijd voor de beoordeling: als je als beoordelaar niet voldoende tijd kunt uittrekken om een beoordeling voor te bereiden, zul je deze moeten uitstellen totdat je die tijd wel hebt. – De prestatie overwaarderen: na een reeks slechte beoordelingen een relatief goede prestatie overwaarderen of juist andersom. – De prestatie onderwaarderen: de vorige keer was de beoordeling slecht, dus het zal nu ook niet goed zijn. – Het stadium van de opleiding wordt niet goed meegewogen in de beoordeling: een eerstejaarsstudent wordt te hoog ingeschat, want aan haar mogen nog niet zulke hoge eisen worden gesteld. – Je eigen persoonlijkheid: stel je hoge eisen, dan kan de student faalangstig worden; .
3
De beoordelaar .
.
3.6
59
ben je onzeker (zie ik het wel goed, heb ik wel goed begeleid), dan durf je geen negatieve beoordeling te geven; ben je snel tevreden, dan zal de student zich minder inspannen en merkt zij later pas, dat ze toch niet zo vaardig is als ze dacht.
Beoordelen, een vak apart?
de duif of de havik? Je kunt twee extreme typen beoordelaars onderscheiden (Van Kralingen, Timemanagement voor docenten): 1 De havik-beoordelaar is zeer kritisch en kijkt zeer nauwgezet (tot achter de komma nauwkeurig) of een student een opdracht met een voldoende kan afsluiten. 2 Een duif-beoordelaar kijkt globaal naar de student. Het totaalplaatje van het functioneren van de student is vooral belangrijk. Een advies: Kijk goed waarbij je als duif kunt beoordelen, en waar je als een havik moet beoordelen.
Soms sta je voor dilemma’s Een eerstejaarsstudent Helpende komt iedere werkdag ‘behangen’ met oorbellen en kettingen naar haar werk. Als werkbegeleider heb je al meerdere keren feedback gegeven op dit gedrag: het is onhygie¨nisch en je kunt je clie¨nten ermee bezeren. Ze neemt de feedback ter harte, maar een week later tref je weer de student aan met oorbellen en kettingen. Tijdens het gesprek dat volgt zegt de student dat een van haar clie¨nten haar sieraden zo prachtig vindt, ze doet het eigenlijk voor hem. Ze belooft dit niet meer te
3 De beoordelaar
Beoordelen is een specifiek onderdeel in het werken met studenten in de beroepspraktijk. Dat betekent dat je hierin competent moet zijn, maar ook dat je kijkt naar een student met de blik van ‘wil ik jou als collega?’ Of: ‘zou ik mijn kind of moeder aan je toevertrouwen?’.
60
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
doen, maar je ziet haar nog regelmatig met sieraden. Hoe weeg je dit gedrag nu mee in de beoordeling? Laat je het zwaar wegen dat zij zich niet houdt aan de gemaakte afspraak of vind je haar onderbouwing met betrekking tot de clie¨nt (vraaggerichtheid) zo aardig dat je dit niet als ‘onvoldoende’ ziet.
Het komt in de beroepspraktijk helaas nogal eens voor dat een student voor alle opdrachten een voldoende heeft gehaald, op school zijn de resultaten redelijk tot goed en toch vinden de werkbegeleider(s) en praktijkopleider dat een student niet geschikt is. Het is een zogenaamd niet-pluisgevoel. De student krijgt dan een onvoldoende voor haar stage. In principe is dit niet mogelijk. Een student heeft dan al veel eerder niet voldaan aan de eisen die de opleiding in een bepaalde fase stelt. Het kunstje of de handeling is dan wel goed uitgevoerd, maar de juiste beroepshouding is niet (geheel) ontwikkeld. Hoe kun je als beoordelaar toch in de fase van oefenopdrachten boven tafel krijgen dat een student niet de juiste houding heeft om de competentie te behalen of om door te gaan naar een volgende fase van de opleiding? Hieronder volgen enkele tips die het je misschien gemakkelijker kunnen maken om datgene, wat onder de oppervlakte blijft, naar boven te halen en te benoemen. tips om missers tijdens het beoordelen te voorkomen zijn: – Ken je eigen vooroordelen, kwaliteiten en tekortkomingen, sterke/zwakke kanten, normen en waarden. – Wil je graag aardig gevonden worden (bijvoorbeeld je wilt absoluut niet discrimineren) dan beoordeel je misschien wel sneller voldoende. Wees je hiervan bewust. – Heb je medelijden met een student om wat voor reden dan ook, dan kan dit je blik vertroebelen.
De beoordelaar
61
– Vind je deze student sympathiek of minder sympathiek? Wees je ervan bewust dat dit meespeelt in je oordeel. – Meerdere beoordelaars geven meer objectiviteit in de beoordeling. Dit werkt alleen als je onafhankelijk van elkaar tot een oordeel komt. Schrijf dit op en bespreek het later. Vooral in het beoordelen van de beroepshouding is dit wenselijk. – Zijn de beoordelingscriteria duidelijk genoeg? Zo nee, dan eerst vaststellen en bepalen wat de student minimaal moet kunnen en welke beroepshouding daarbij hoort. – Leg observaties en feiten vast gedurende de gehele beoordelingsperiode. – Schrijf een beoordelingsverslag een week voor het gesprek en kijk er regelmatig naar. Je kunt het dan nog aanpassen. Je vermindert de invloed van je stemming van dat moment. – Kijk niet naar voorgaande beoordelingen, deze kunnen je nieuwe beoordeling kleuren. Soms is het wenselijk om bij een herkansing een andere beoordelaar te kiezen. – Leer jezelf beter kennen om te weten waar je sterke en zwakke punten liggen; – Organiseer intervisie met collega-beoordelaars. Kortom: probeer je beoordeling zo veel mogelijk te baseren op feiten en niet op gevoelens, incidenten of vooroordelen. Kijk wel kritisch naar de student als je toekomstige collega.
3 De beoordelaar
3
Kwaliteit van de examinering
4
Hoe zorg je voor kwaliteit bij toetsen en beoordelen? Dit hoofdstuk behandelt wat ieders verantwoordelijkheid is om te zorgen dat het toetsproces eerlijk en betrouwbaar verloopt. Alle betrokkenen hebben hierin een eigen rol: de student, de school, de praktijk, het kenniscentrum en de inspectie van onderwijs. Kwaliteitszorg rondom de examinering is niet vrijblijvend, maar wordt door de overheid opgelegd. Deze heeft bepaald dat examinering moet voldoen aan minimale wettelijke vereisten zoals vastgelegd in de wet (de WEB = Wet educatie en beroepsonderwijs). De standaarden van de Inspectie van het Onderwijs zijn dan ook uitgangspunt in dit hoofdstuk. 4.1
Hoe zorg je voor kwaliteit bij toetsen en beoordelen voor de student?
Het is verstandig dat de student op de hoogte is van zijn rechten en plichten bij de examinering. Een opleiding heeft alle afspraken hierover vastgelegd in een examenplan of toetsreglement en verstrekt deze aan elke student bij de start van de opleiding. In dit document staat belangrijke informatie over onder andere: – Toelating tot de toetsen: wanneer mag een student meedoen met de toets, welke summatieve onderdelen moet zij bijvoorbeeld voor een kwalificerende toets gedaan hebben? – Het toetsprogramma: wat is het jaarprogramma, hoe, wanneer en hoe vaak kan de student herkansen? – Nakijken van de toetsen: binnen hoeveel tijd moet de beoordeling bekendgemaakt worden? – Inzagerecht en bewaartermijn: wanneer mag de student toetsen inkijken en hoe lang moeten toetsen bewaard worden?
N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1_4, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
4
Kwaliteit van de examinering
63
– Onregelmatigheden en fraude: wat te doen als een student plagiaat pleegt of gegevens uit de praktijk vervalst? Welke maatregelen kan en mag de school nemen? informatie student De student heeft het recht om te weten wat haar bij elke toets te wachten staat en hoeveel punten zij kan behalen. De beoordelingscriteria en de wijze van beoordelen moeten bekend zijn. Ook moet zij weten waar de grens voldoende/onvoldoende ligt. Dit wordt cesuur genoemd. 4.2
Hoe zorgt de school voor kwaliteit bij toetsen en beoordelen?
examencommissie Elke opleiding (of meerdere opleidingen tezamen) zijn verplicht om een examencommissie in te stellen. De examencommissie is verantwoordelijk voor het totale examenproces. De examencommissie kijkt naar: – de afname van het examen (de regels worden gehanteerd); – de beoordeling (wordt steekproefsgewijs gecontroleerd); – de afgifte van de diploma’s en certificaten (minimaal 75% van de werkprocessen is gee¨xamineerd); – de deskundigheid van de beoordelaars/assessoren (de kwaliteit moet aangetoond worden). samenwerking De school is verplicht (vanuit de WEB) om de praktijk te betrekken bij de examinering. Als deze samenwerking op goede wijze vormkrijgt, hebben alle partijen (student, school en praktijk) hier baat bij.
4 Kwaliteit
docenten Docenten/stagebegeleiders zijn vaak betrokken bij het toetsproces als toetsconstructeur en toetsvaststeller. Zij zorgen voor kwalitatief goede toetsen die voldoen aan de toetstechnische eisen, dat wil zeggen: – de informatie aan de student moet beschreven zijn; – de afnamecondities moeten beschreven zijn; – er moet een beoordelingsvoorschrift zijn.
64
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
4.3
Hoe borgt de praktijk de kwaliteit van toetsen en beoordelen?
Werkgevers hebben er belang bij dat hun werknemers zodanig zijn opgeleid dat zij hun beroep op het juiste kwalificatieniveau kunnen uitvoeren. Kwalitatief goede examens geven meer garantie op kwalitatief goede medewerkers. De praktijk is zelf verantwoordelijk voor de voorwaarden waaronder zij mbo-studenten opleidt. Om studenten te kunnen opleiden moet de organisatie/instelling beschikken over een erkenning als leerbedrijf. Deze wordt toegekend door Calibris, Kenniscentrum voor leren in de praktijk voor Zorg, Welzijn en Sport, aan de hand van de volgende vier criteria: 1 Er bestaat overeenkomst tussen werkzaamheden en werkprocessen en de beroepstypering van de kwalificatie(s). 2 De student kan zich identificeren met ervaren collega’s die hetzelfde werk doen: een voorbeeldfunctionaris c.q. rolmodel. 3 Een organisatie heeft de intentie om haar functioneren als leerbedrijf af te stemmen met de onderwijsinstelling of het kenniscentrum (zie paragraaf 3.3). 4 Het leerbedrijf geeft toestemming voor opname in het bedrijvenregister. Calibris adviseert scholen en bedrijven hoe zij competentiegericht leren in de beroepspraktijk kunnen inrichten. Zij ondersteunt leerbedrijven met instrumenten om de kwaliteit van begeleiden en beoordelen in de praktijk te verbeteren, bijvoorbeeld de Waaier Competentiegerichte Beoordelingsvormen. Met (regionale) projecten ondersteunt Calibris de praktijk en de school om het onderwijs en de examinering competentiegericht vorm te geven. 4.4
Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij toetsen en examinering?
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de examinering. Zij gebruikt daarvoor ‘Standaarden examinering’. In zeven standaarden staat beschreven waar de school zich aan moet houden:
4
Kwaliteit van de examinering
65
1 Het beroepenveld heeft vertrouwen in de examenkwaliteit. 2 De deskundigheid van de betrokkenen is geborgd. 3 Het exameninstrumentarium voldoet inhoudelijk aan de uitstroomeisen. 4 Het exameninstrumentarium voldoet aan de toetstechnische eisen. 5 De examenprocessen van afname, beoordeling en diplomering zijn deugdelijk. 6 De examenkwaliteit is voldoende geborgd. 7 De instelling voldoet aan de wettelijke eisen rondom examinering.
4 Kwaliteit
De uitwerking van de standaarden is in criteria weergegeven en is te vinden op www.inspectieocw.nl/toezichtkader.
Geraadpleegde bronnen
Berkel, H. van, & Bax, A. (2006). Toetsen in het Hoger Onderwijs, Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Calibris (2004). STAALKAART, handreiking en checklist. Bunnik: Calibris. Calibris (2010). Waaier Competentiegerichte Beoordelingsvormen. Bunnik: Calibris. Groenendijk, J., & Dercksen, L. (2006). Beoordelen van bekwaamheid vraagt beoordelaarsbekwaamheid. In Bekwaamheid op de proef gesteld (Hoofdstuk 11). Themaboek Onderwijs & gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Halem, N. van, Leeuw, H. de, & Stuut, T. (2008). Zakboek Werkbegeleiden. Houten: Bohn Stafleu van Loghum: Klarus, R., & Creemers, M. (2006). Goed beoordelen is ook een vak! In Bekwaamheid op de proef gesteld (Hoofdstuk 13). Themaboek Onderwijs & gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kolb, D.A. (1984). Experimental learning: experirience as the source of learning and development. Englewood-Cliffs, NJ: Prentice Hall. Kralingen, R. van, (2008) Timemanagement voor docenten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. LBA-Assessmentmethode (1999). (Wacker-methodiek). Hengelo: ROC van Twente. Manneke, A. (2003). Studentbegeleiding in de gezondheidszorg. Baarn: Uitgeverij Nelissen. MBO-raad (2007). Competentiegericht Beoordelen in het MBO. Woerden: MBOraad. Ruijters, M. (2006). Liefde voor leren. Deventer: Kluwer.
Websites www.beroepspraktijkvorming.nl www.onderwijsinspectie.nl www.score.hva.nl
N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlage 1 Mbo-competenties1
Deze competenties worden aangewend bij de uitvoering van de werkprocessen van een kerntaak. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y 1
Beslissen en activiteiten initie¨ren Aansturen Begeleiden Aandacht en begrip tonen Samenwerken en overleggen Ethisch en integer handelen Relaties bouwen en netwerken Overtuigen en beı¨nvloeden Presenteren Formuleren en rapporteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten Analyseren Onderzoeken Cree¨ren en innoveren Leren Plannen en organiseren Op de behoeften en verwachtingen van de ‘klant’ richten Kwaliteit leveren Instructies en procedures opvolgen Omgaan met verandering en aanpassen Met druk en tegenslag omgaan Gedrevenheid en ambitie tonen Ondernemend en commercieel handelen Bedrijfsmatig handelen Mbo-competenties zijn afkomstig uit de kwalificatiedossiers van alle mbo-opleidingen en zijn gecodeerd met letters uit het alfabet (A t/m Y, totaal 25).
Waarnemen: beschrijf het gedrag in concrete bewoordingen, dus de feiten, geen interpretaties.
Maak aantekeningen in steekwoorden/niet te veel/niet te weinig.
A
Spreek desgewenst een taakverdeling af tussen de beoordelaars.
Kijk of de beoordelaarsinstrumenten (lijsten, schema’s, enzovoort) op orde zijn.
Check of de omstandigheden zijn zoals vastgelegd/afgesproken.
Bij ontwikkelingsgericht beoordelen: bekijk op welke wijze de feedback van de student en beoordelaar plaatsvindt.
Bij kwalificerend beoordelen: stel vast hoe je de beoordeling moet geven: met een cijfer, goed/ fout, geslaagd/gezakt, enzovoort.
Bekijk of de toets ontwikkelingsgericht of kwalificerend is.
Zorg dat je weet wat de fase van de opleiding van deze student is: startend, gevorderd of competent.
Zijn er bepaalde aandachtspunten in je beoordelaarsgedrag om rekening mee te houden (om beoordelaarsfouten te voorkomen)?
Stel vast wie de juiste persoon is om de student objectief te beoordelen.
W
Tijdens
Voor
Opmerkingen
Bijlage 2 Checklist voor de beoordelaar volgens de Wacker-methode
Evalueer: leg de beoordeling naast die van de collega-assessor. Maak een samenvatting van de belangrijkste waarnemingen. Stel met de collega-assessor per schaal de beoordeling vast. Evalueer de beoordeling met de student. Beoordeel ook het reflectieve vermogen van de student. Neem een besluit over de beoordeling.
Rapporteer schriftelijk de bevindingen (kwantitatief) en de belangrijkste waarnemingen. Geef een eindbeoordeling (cijfer, goed/fout, geslaagd/gezakt, enzovoort) en bespreek het rapport met de student. Geef ruimte aan de reactie van de student en beantwoord eventuele vragen.
E
R
Verzamel en archiveer de toetsdocumenten, zoals afgesproken.
Noteer de eindbeoordeling op de betreffende formulieren. Bespreek, indien nodig, met de studieloopbaanbegeleider de consequenties van de beoordeling.
Kwantificeer: geef een kwantificeerbare beoordeling (1, 2, 3, 4, 5 of o, v, g, enzovoort), tel de waarnemingen op en geef een gemiddelde waardering.
Noteer de gedragingen die niet passen bij de beoordelingsschaal op een speciale plaats op het beoordelingsformulier
Classificeer de gedragingen, dat wil zeggen: plaats de gedragingen in de beoordelingsschaal.
K
C
Na
Opmerkingen
Bijlagen 69
Bijlage 3 Kwalificatiestructuur Gezondheidszorg en Welzijn, 2009/2010
Kwalificatie ?
Verpleging en Verzorging (V&V)
Sociaal Agogisch Werk (SAW)
Assisterenden Gezondheidszorg (AG)
MBO Verpleegkundige
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener
Apothekersassistent
Sociaal cultureel werker
Doktersassistent
Niveau ; 4
Maatschappelijke zorg Uitstromen: - medewerker Volwassenenwerk - medewerker Gehandicaptenzorg Pedagogisch werk Uitstromen: - Pedagogisch werker 4 Kinderopvang - Pedagogisch werker 4 Jeugdzorg Onderwijsassistent 3
Verzorgende IG
Maatschappelijke zorg Uitstroom: - Medewerker maatschappelijke zorg Pedagogisch werk Uitstroom: - Pedagogisch werker 3 Kinderopvang
Tandartsassistent
Bijlage 3 Kwalificatiestructuur Gezondheidszorg en Welzijn, 2009/2010
Verpleging en Verzorging (V&V)
Sociaal Agogisch Werk (SAW)
2
Helpende Zorg en Welzijn
Helpende Zorg en Welzijn
1
Zorghulp
Kwalificatie ? Niveau ;
AKA (Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent Zorg en Welzijn)
AKA (Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent Zorg en Welzijn)
71
Assisterenden Gezondheidszorg (AG)
Bijlage 4 Reflectiemodel volgens Korthagen
5. uitproberen
4. nieuwe aanpak kiezen 1. handelen
3. bewustworden
2. terugblikken
Figuur 4.1 Reflectiemodel volgens Korthagen, 1993
Fase 1 Handelen van de nieuwe fase (is ook Fase 5 Uitproberen) – Wat wilde ik uitproberen? – Waar wilde ik op letten? – Wat wilde ik bereiken? Fase 2 Terugblikken – Wat gebeurde er precies? – Wat wilde ik bereiken? Wat wilde de ander bereiken? – Wat voelde ik? Wat voelde de ander? – Wat dacht ik? Wat dacht de ander? – Wat deed ik? Wat deed de ander?
Bijlage 4 Reflectiemodel volgens Korthagen
73
Fase 3 Bewustwording – Wat hebben de antwoorden met elkaar te maken? – Wat betekent dat voor mij? – Wat leer ik hieruit (of wat is de positieve ontdekking)? Fase 4 Nieuwe aanpak kiezen – Welke alternatieven en nieuwe mogelijkheden zie ik? – Welke voor- en nadelen hebben ze? – Wat past bij me? – Wat neem ik me voor? Fase 5 Uitproberen, zie Fase 1 Afronden – Noteer de uitkomst van de reflectie in steekwoorden of in een verslagje.
Bijlage 5 STARRT-model om te gebruiken bij de reflectie op ontwikkelingsgerichte toetsen
STARRT Situatie Wat was de situatie? Wat gebeurde er? Wie waren erbij betrokken? Waar speelde de situatie zich af? Taak Algemeen Wat was je taak? Wat werd er van je verwacht? Persoonlijk Wat wilde je bereiken? Wat vond je dat je moest doen? Actie Hoe was je aanpak? Wat heb je precies gezegd of gedaan? Hoe reageerde(n) de ander(en) op jou? Wat heb je vervolgens gezegd en of gedaan? Resultaat Wat kwam eruit? Wat heb je bereikt? Hoe is het afgelopen?
Ruimte voor aantekeningen
Bijlagen
STARRT Reflectie Hoe vond je dat je het deed? Was je tevreden met het resultaat? Wat zou je de volgende keer anders doen? Wat heb je daarvoor nodig? Transfer In welke andere situaties kun je deze taak uitvoeren? Waar let je dan op ?
75
Ruimte voor aantekeningen
Bijlage 6 De ABC-methode
ABC staat voor – Aanleiding: Wat is de aanleiding oftewel wat is er gebeurd? – Belangrijk: Wat was daarvoor voor mij belangrijk? – Conclusies: Welke conclusies kan ik daaruit trekken voor de toekomst? Een ABC kun je maken na een gesprek of bijeenkomst. Dit kan in een paar regels tot een half A4.
Je kunt aangeven wat goed en minder goed ging bij het geven van de huishoudelijke zorg bij de clie¨nt/zorgvrager.
Je kunt aangeven wat goed en minder goed ging bij het begeleiden van de clie¨nt/zorgvrager.
Je kunt aangeven wat goed en minder goed ging bij het evalueren met de clie¨nt/zorgvrager.
–
–
–
Ja
Nee
Geconstateerd?
.
.
Beoordelaar 2: Handtekening:
Beoordelaar 1:
Handtekening:
Goed
Voldoende
Onvoldoende
Normering / Cesuur: Scoor Voldoende als niet meer dan 30% van de beoordelingscriteria op staat, dat wil zeggen: 2 x nee Scoor Goed als niet meer dan 10% van de beoordelingscriteria op staat, dat wil zeggen: 0 x nee
Beoordeling reflectie
–
Wat kan beter?
Je kunt aangeven wat goed en minder goed ging bij het maken van de werkplanning.
–
Wat was goed?
Je kunt uitleggen welke keuzes je hebt gemaakt en waarom.
–
Beoordelingscriteria:
Bijlage 7 Beoordelingsformulier: reflectie op het beroepsbekwaam handelen
Register
360 graden feedback 54 aantekeningen maken 18 adviesfunctie 45 afstemming 15 assessoren 46 assessorentraining 49 authenticiteit 24 beginnend beroepsbeoefenaar 17 beheersingscriteria 25 bekwaamheid 14 beoordelaars 45 beoordelen 16 beoordelingsgesprek 52 beroepshouding 26, 60 beroepspraktijkvorming 41 beroepsprestatie 37 beroepsproduct 38 beroepsrelevant beoordelen 45 beroepsvaardigheden 15 betrouwbaarheid 24 bewaartermijn 62 BOL- of BBL-leerweg 26 Calibris 64 certificeerbare eenheid 26 cesuur 63 CGO 15 civiel effect 45 classificeren 19 clie¨ntbespreking 33 competente beoordelaars 25
competentiegericht onderwijs 15 competentiegerichte toetsen 30 competentiegerichte toetsvormen 27 competentieontwikkeling 17 competentieoverzicht van de assessor 47 competenties 14 competentiescan 41 constructeur 46 criteriumgericht interview 56 deskundigheid 24 diagnosticerende toets 22 docenten 63 doelmatigheid 24 duif-beoordelaar 59 eenheid van beoordelen 26 eindbeoordeling 52 erkenning 64 evalueren 19 examencommissie 63 examenplan 62 formatieve beoordeling 21 generaliseren 58 gespreksvormen 53 gevorderde 17 halo- en horneffect 57 havik-beoordelaar 59
N. van Halem et al., Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn, DOI 10.1007/978-90-313-8447-1, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
79
Register
informatie student 63 inhoud van de toets 24 Inspectie van het Onderwijs 64 inzagerecht 62 kenmerken van een kwalificerende beoordeling 18 kenmerken van een ontwikkelingsgerichte beoordeling 18 klinische les 32 kwalificatiedossier 14 kwalificerende beoordeling 17, 20, 21, 26 kwaliteit bij toetsen en beoordelen 62 kwaliteiten 60 kwaliteitsplan 39 kwaliteitszorg 62 kwantificeren 19 leercirkel van Kolb 42 leerproces 15 leerstijlen 42 leervoorkeuren 43 leerwegonafhankelijk 26 leren leren 15 methodemix 25, 30
procesbeoordeling 22 product 19, 22 productbeoordeling 22 proeve van bekwaamheid/meesterproef 40 rapporteren 19 reflecteren 17 reflectie 15 reflectiegesprek 42 representatief 25 risicovolle handelingen 21 samenwerking 63 scholingsplan voor assessoren 49 skillslab 35 standaarden examinering 64 stand-alone leren 43 starter 17 summatieve beoordeling 21, 22 toelating tot de toetsen 62 toetsen 16 toetsproces 16 toetsprogramma 62 toetsreglement 62 toezicht 64 transfer 20 transparantie 24
nakijken van de toetsen 62 onderwijsvernieuwing 50 onregelmatigheden en fraude 63 ontwikkelingsgerichte beoordeling 17, 20, 26 panelgesprek 55 PAP 52 POP 52 praktijkopdracht/vaardigheidstoets 36 prestatie-indicatoren 25 proces 19, 22
validiteit 24 vaststeller 46 veelvoorkomende missers 57 verantwoordelijkheid 15, 45 video-opname van een ree¨le praktijksituatie 34 vitale criteria 25, 35, 36 vooroordelen 58, 60 waarheidsgetrouw 25 waarnemen 18 Wacker-methode 18 WEB 62
80
Zakboek Toetsen en beoordelen in zorg en welzijn
werkgevers 64 werkproces 26
zelfsturing 15