Omgaan met lichamelijke klachten: Werkboek voor de cliënt [1 ed.] 978-90-368-0468-4, 978-90-368-0469-1 [PDF]

Dit boek is voor iedereen die veel last heeft van de gevolgen van lichamelijke klachten waar geen medische verklaring vo

132 100 2MB

Dutch Pages [67] Year 2015

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD PDF FILE

Table of contents :
Front Matter....Pages 1-6
Inleiding....Pages 7-9
Hoe dit boek te gebruiken....Pages 11-11
Sessie 1: Breng de klachten in kaart....Pages 13-15
Sessie 2: Wat gaan we behandelen?....Pages 17-19
Sessie 3: Cognitieve therapie: de niethelpende en rampzalige gedachten....Pages 21-23
Sessie 4: Leren relativeren: op weg naar helpende en realistische gedachten....Pages 25-28
Sessie 5: Het versterken van rationele en helpende gedachten met experimenten....Pages 29-33
Sessie 6: Doen en niet doen, dat is de kwestie....Pages 35-36
Sessie 7: Doen, niet doen en de ja-maren....Pages 37-38
Sessie 8: Doen en niet doen: het overwinnen van hindernissen....Pages 39-41
Sessie 9: Vaardigheden in het omgaan met lichamelijke klachten....Pages 43-44
Sessie 10: Blijven oefenen met vaardigheden....Pages 45-46
Sessie 11: Zorgen voor uzelf....Pages 47-48
Sessie 12: Evaluatie: hoe blijf ik op de rails?....Pages 49-49
Back Matter....Pages 51-75
Papiere empfehlen

Omgaan met lichamelijke klachten: Werkboek voor de cliënt [1 ed.]
 978-90-368-0468-4, 978-90-368-0469-1 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Omgaan met lichamelijke klachten

Dit Werkboek omgaan met lichamelijke klachten is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in de reeks Protocollen voor de GGZ geven een sessiegewijze omschrijving van de behandeling van een specifieke psychische aandoening weer. De theorie is beknopt en gestoeld op wetenschappelijke evidentie voor zover deze bekend is. Protocollen voor de GGZ is bedoeld voor psychologen, psychotherapeuten, psychiaters en andere hulpverleners. Bestellen De boeken zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks via de webwinkel van uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum: www.bsl.nl. Redactie Dr. Marieke Pijnenborg is werkzaam als universitair hoofddocent aan de afdeling Klinische psychologie en experimentele psychopathologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast werkt zij als gz-psycholoog en cognitief gedragstherapeut bij de TOPGGz afdeling Psychosecircuit van Drenthe. Drs. Willemijn Scholten is gz-psycholoog, psychotherapeut, cognitief gedragstherapeut en onderzoeker. Zij werkt op de TOP klinische academische polikliniek angst- en dwangstoornissen en op de onderzoeksafdeling van GGZ inGeest in Amsterdam.

Omgaan met lichamelijke klachten Werkboek voor de cliënt

prof. dr. Sako Visser dr. Michel Reinders

Houten 2015

© 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 368 0468 4 NUR 777 Ontwerp omslag en binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Pre Press Media Groep, Zeist

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl

Inhoud

Inleiding

7

Hoe dit boek te gebruiken

11

Sessie 1:

Breng de klachten in kaart

13

Sessie 2:

Wat gaan we behandelen?

17

Sessie 3:

Cognitieve therapie: de niet-helpende en rampzalige gedachten

21

Sessie 4:

Leren relativeren: op weg naar helpende en realistische gedachten

25

Sessie 5:

Het versterken van rationele en helpende gedachten met experimenten

29

Sessie 6:

Doen en niet doen, dat is de kwestie

35

Sessie 7:

Doen, niet doen en de ja-maren

37

Sessie 8:

Doen en niet doen: het overwinnen van hindernissen

39

Sessie 9:

Vaardigheden in het omgaan met lichamelijke klachten

43

Sessie 10: Blijven oefenen met vaardigheden

45

Sessie 11:

47

Zorgen voor uzelf

Sessie 12: Evaluatie: hoe blijf ik op de rails?

49

Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2:

51 51

Het gevolgenmodel Analyse volgens het gevolgenmodel: hulpvragen en aandachtspunten Bijlage 3: Inventarisatie van de vaardigheden die nodig zijn om optimaal met lichamelijke klachten om te gaan Bijlage 4: Vul een eigen voorbeeld van het schema in Bijlage 5: Eigen voorbeelden uit het schema Bijlage 6: Uitleg invullen van het dagboekformulier Bijlage 7: Dagboekformulier Bijlage 8: Schema voor redeneerfout en niet helpen van gedachten Bijlage 9: Inventarisatie van veiligheidsmaatregelen die niet helpen om de problemen de baas te worden Bijlage 10: Formulier gedragsexperiment Bijlage 11: Voorbeeld van het stappenplan van Klaas

52 53 57 58 59 60 61 62 63 64

6

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 12: Formulier om een stappenplan te maken voor doen en laten Bijlage 13: Formulier om successen bij te houden Bijlage 14: Het noteren van de niet-helpende en helpende gedachten bij de opdrachten Bijlage 15: Inventarisatie van de vaardigheden die nodig zijn om optimaal met lichamelijke klachten om te gaan Bijlage 16: Checklist bij het uitvoeren van een opdracht Bijlage 17: Formulier voor vaardigheden

65 66

Over de auteurs

75

67 68 72 73

7

Inleiding

Het is heel gebruikelijk dat mensen regelmatig lichamelijke sensaties of lichamelijke klachten ervaren, zeker in perioden van drukte of stress. Veelvoorkomende lichamelijke verschijnselen zijn vermoeidheid, vastzittende spieren en een versnelde hartslag of verhoogde bloeddruk. Lichamelijke ongemakken en kwalen zijn onderdeel van het leven. Uit onderzoek blijkt dat tachtig tot negentig procent van de bevolking per week een of meer lichamelijke klachten heeft. Iedereen zou willen dat artsen voor alle kwalen en ongemakken een oplossing hebben. De realiteit is echter anders. Er is een grote groep mensen met hinderlijke lichamelijke klachten waarvoor artsen geen oorzaak kunnen vinden. Bij de huisarts geldt dat voor minstens een kwart van de patiënten op het spreekuur. Bij sommige medisch specialismen loopt dat percentage zelfs op tot meer dan de helft van het patiëntenbestand. In veel gevallen gaan onbegrepen of onverklaarde lichamelijke klachten spontaan over. Maar helaas gebeurt dat niet bij iedereen. Een aantal mensen houdt langdurig onverklaarde klachten waarvan ze veel hinder en beperkingen ondervinden. Is daar dan niets aan te doen? Jawel, het is zeker mogelijk om verbetering te brengen in iemands leven, maar misschien op een andere manier dan u denkt of tot nu toe gedaan hebt. Om na te kunnen denken over verbetering is het goed om het begrip ‘last van de klachten’ te introduceren. Wat maakt klachten tot een last? Dat is een aantal dingen. Ten eerste speelt uiteraard de ernst van de lichamelijke klacht een belangrijke rol. Veel pijn is erger dan een beetje pijn. Veel duizeligheid is erger dan een beetje duizelig. Hoe vermoeider je bent, hoe hinderlijker dat is. De tweede factor die meespeelt, is de mate waarin de klacht ingrijpt in iemands leven. Soms kan iemand bijvoorbeeld door pijn slecht slapen. Gebroken nachten maken het nog moeilijker om met de pijnklachten om te gaan. Verder kan iemand met sommige klachten gewoon doorwerken, terwijl andere klachten dit onmogelijk maken. Dat heeft vaak financiële gevolgen, wat weer een bron van stress kan zijn. Ook gaan mensen zonder werk zich vaak nutteloos voelen. Door lichamelijke klachten zijn ze vaak prikkelbaarder en minder beschikbaar. Dat heeft invloed op het gezinsleven. Sommige partners kunnen daar beter mee omgaan dan andere. Als iemand door lichamelijke klachten niet meer bezig kan zijn met dingen als een hobby of sport, heeft dat gevolgen voor het sociale leven en voor de conditie. Oftewel, lichamelijke klachten kunnen nogal wat gevolgen hebben voor iemands totale leven en de kwaliteit ervan. Ten derde kan ook iemands karakter een rol spelen voor de last die iemand van de klachten heeft. Mensen met veel ambitie waarvan het lijf niet mee wil, lopen eerder tegen beperkingen aan dan mensen met minder ambitie. Als iemand vanwege de klachten rustig aan moet doen, heeft hij daar meer last van als hij perfectionistisch is. Wanneer iemand moeite heeft om met onzekerheid om te gaan, ontstaan problemen als je niet van tevoren weet of je op je lichaam kunt rekenen. Optimisten, die makkelijker relativeren, gaan luchtiger om met klachten dan iemand die piekert en beren op de weg ziet.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_1, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

8

omga an met lichamelijke kl achten

Ten vierde spelen sociale vaardigheden een rol. Iemand die goed de eigen grenzen kan aangeven en nee kan zeggen, zal zichzelf minder snel overbelasten dan iemand die daar moeite mee heeft. Vindt iemand het makkelijk om om hulp te vragen, dan is dat een voordeel bij lichamelijke beperkingen. Kortom: het is niet alleen de lichamelijke klacht die de last veroorzaakt, maar ook de invloed die het heeft op het leven en hoe iemand daarmee omgaat. De klachten en hoe iemand er mee omgaat beïnvloeden elkaar. Niet iedereen gaat op de beste manier met lichamelijke klachten om. Hoe ernstiger de lichamelijke klachten zijn, hoe moeilijker het wordt om ermee om te gaan. Het werkt ook andersom: hoe slechter iemand met de klachten omgaat, hoe meer ze iemand belasten, waardoor de klachten ook weer kunnen toenemen. Soms doen mensen dingen die de klachten erger maken of verbetering in de weg staan. Soms kan iemand niet anders, soms overziet iemand de gevolgen niet. Iemand die gewend is om met zijn problemen om te gaan met doorzetten en aanpakken, heeft niet door dat je bij sommige problemen juist even pas op de plaats moet maken. Zo iemand gaat over zijn grenzen heen, wat kan leiden tot overbelasting en blessures, en dus meer lichamelijke klachten. Iemand die erg bang is dat beweging en inspanning zijn klachten zullen verergeren, zal weinig ondernemen. Dat kan tot gevolg hebben dat zijn conditie verslechtert of dat hij in een sociaal isolement terechtkomt, wat niet bevorderlijk is voor de lichamelijke klachten en de kwaliteit van leven. Hulp bij het beter leren omgaan met deze klachten is niet zozeer medische hulp. Het is psychologische hulp. Niet iedereen is even blij met psychologische hulp. Dat komt voort uit de misvatting dat voor alles een oorzaak te vinden is. Wanneer deze oorzaak niet op het lichamelijke vlak te vinden is, zal die wel op het psychische vlak liggen. Soms denken mensen dat een verwijzing naar een psycholoog betekent dat ze zich aanstellen, psychisch gestoord zijn, of nog sterker: gek zijn. Dat is niet het geval. In dit boek gaan we niet op zoek naar de oorzaak van de lichamelijke klachten. We gaan ervan uit dat alles is begonnen met de lichamelijke klachten en dat deze er ook echt zijn. Als gevolg van deze lichamelijke klachten kunnen mensen allerlei andere problemen krijgen. Daarom kijken we juist naar de gevolgen van de klachten, niet naar de oorzaken. Als gevolg van lichamelijke klachten kunnen mensen psychische problemen krijgen, zoals angst over hun gezondheid of somberheid. Dat betekent niet dat iemand een aansteller is of gek is. Veel tegenslag kan iemand somber maken. We kijken in dit boek naar de factoren die invloed hebben op de lichamelijke klachten en hoe iemand beter met de klachten om kan gaan. Het gaat over de vraag: hoe ga ik met het probleem van mijn gezondheid om en hoe kan ik zorgen dat die klachten mijn leven zo min mogelijk verstoren. We hebben dit boek in eerste instantie geschreven als behandeling voor mensen met onbegrepen lichamelijk klachten, maar ook voor mensen met (gedeeltelijk) begrepen lichamelijke klachten kan het nuttig zijn te leren hoe ze daar mee om kunnen gaan. Sommige mensen vragen zich af: is er niet meer medisch onderzoek nodig? Op die vraag geeft dit boek geen antwoord en zal deze behandeling evenmin antwoord geven. Het kan zijn dat u zich afvraagt of uw klachten goed en volledig zijn onderzocht. Dergelijke vragen kunt u het best aan uw huisarts stellen. Hij is degene die een overzicht heeft van alles wat er bij u aan onderzoek heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft in Nederland de huisarts als enige de taak gekregen om te beslissen of verder onderzoek nodig is. De huisarts heeft de bevoegdheid om mensen door te verwijzen naar een specialist. Dat is niet de taak (en bevoegdheid) van uw therapeut. Een enkele keer kan het nodig zijn dat doktersbezoek besproken wordt in de therapie. Dat heeft met het volgende te maken. Sommige mensen bezoeken hun huisarts zeer frequent terwijl keer op keer blijkt dat er geen (ernstige) aandoening te vinden is. Er is dan sprake van loos alarm. In feite staat het alarm te scherp afgesteld: de patiënt denkt dat het ernstig mis is, terwijl er sprake is van klachten die wel hinder-

inleiding

9

lijk maar niet ernstig zijn. Soms is het verstandig om met de therapeut te bespreken hoe je realistischer kunt inschatten of een bezoek aan de huisarts nuttig is. Dit boek bestaat uit een behandelprogramma voor mensen die veel last hebben van de gevolgen van lichamelijke klachten waar geen medische verklaring voor te vinden is. Het behandelprogramma bestaat uit twaalf sessies met de volgende onderdelen. Eerst wordt gekeken welke factoren van invloed zijn op de lichamelijke klachten onder het motto: eerst begrijpen, dan veranderen. Vanaf de derde sessie besteden we een aantal hoofdstukken aan wat cognitieve therapie wordt genoemd. Deze vorm van therapie bestaat uit het opsporen van iemands frequente negatieve gedachten, en het leren relativeren en anders tegen problemen aankijken. Centraal staat de vraag: welke gedachten helpen om met de lichamelijke klachten om te gaan en welke gedachten helpen juist niet. Vanaf de zesde sessie kijken we naar iemands gedrag: welke gedragsveranderingen zijn nodig om beter met de klachten om te gaan. Vanaf sessie tien besteden we aandacht aan sociale vaardigheden. Mensen die beperkingen hebben door hun lichamelijke klachten, hebben meer dan gemiddelde sociale vaardigheden nodig om het hoofd boven water te houden. Ten slotte eindigen we met een evaluatie waar alles wat u geleerd hebt nog eens op een rijtje wordt gezet. Het boek gaat over veel verschillende lichamelijke klachten en is geschreven voor veel verschillende mensen. Dat betekent dat sommige gedeelten erg goed op u van toepassing zijn, maar andere passages misschien niet. Ook kan niet iedereen in hetzelfde tempo door het boek en de behandeling heen werken. Het kan zijn dat u voor sommige hoofdstukken diverse weken nodig hebt. Dit gebeurt natuurlijk in overleg met uw therapeut. Veranderingen kosten vaak energie en hebben tijd nodig. Maak daarbij ook goed gebruik van de therapeut: vraag dingen, bespreek waar u tegen aanloopt, en laat u prijzen voor de successen die u boekt. Wij wensen u veel succes met uw behandeling.

Hoe dit boek te gebruiken

Elk hoofdstuk begint met een uitleg van wat er in het hoofdstuk wordt behandeld. Dit wordt steeds geïllustreerd aan de hand van voorbeelden van mensen met lichamelijke klachten. Daarna volgen oefeningen die we huiswerk hebben genoemd. Ook geven we voorbeelden van hoe het huiswerk gemaakt kan worden. Ieder mens is uniek, en er zijn heel veel verschillende lichamelijke klachten waar mensen last van kunnen hebben. Dat is de reden dat we veel verschillende voorbeelden geven. Sommige voorbeelden zullen herkenbaar zijn en andere weer niet, omdat u andere klachten hebt of met andere gevolgen van de klachten in uw maag zit. Voordat u naar de therapeut gaat, leest u het hoofdstuk dat bij die sessie hoort. Ook doet u de bijbehorende opdrachten. We hebben geprobeerd de opdrachten zo duidelijk en overzichtelijk mogelijk te maken. Toch kan het zijn dat u er niet uitkomt of dat er nog iets onduidelijk is. Zo is bijvoorbeeld het bedenken van oplossingen voor de klachten die u al lange tijd hebt, waarschijnlijk niet heel eenvoudig, want anders had u al lang zelf kunnen bedenken wat u te doen staat en zou therapie niet nodig zijn. Maak daarom gerust gebruik van hulp bij de opdrachten. Vraag ook hulp aan de therapeut, die is ervoor en hij is erin gespecialiseerd u te helpen bij dit soort klachten. Het is niet erg als u er met een van de opdrachten niet goed uitkomt. Bespreek het in de sessie en maak de opdracht af met hulp van de therapeut.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_2, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Sessie 1: Breng de klachten in kaart

In het eerste hoofdstuk bekijken we de invloed van de klachten en hun gevolgen op uw leven. We leggen uit hoe de behandeling werkt aan de hand van de beschrijving van een fictieve cliënt: Klaas Datema. Zijn lichamelijke problemen hebben nogal wat gevolgen voor zijn relatie, werk en zelfwaardering. Casus van Klaas Datema Na een drukke periode op zijn werk en een griep ontwikkelt Klaas Datema lichamelijke klachten. Hij heeft last van duizeligheid, overgevoeligheid voor licht en geluid en concentratieproblemen. Aanvankelijk heeft hij milde klachten, maar deze nemen in de loop der tijd toe in ernst. Klaas is 25 jaar, woont samen en werkt als computertechnicus. Door de overgevoeligheid voor licht kan hij niet naar een beeldscherm kijken. Ook kan hij zich niet concentreren. Vanwege de griep heeft hij zich ziek gemeld. In die periode wordt het huis naast zijn woning grondig verbouwd zodat hij de hele dag last heeft van bouwgeluiden. Na deze ziekmelding vanwege de griep keert Klaas niet meer terug naar zijn werk. Zijn baas toont begrip voor zijn klachten, omdat Klaas altijd een trouwe werknemer is geweest, die zich nooit ten onrechte ziek zou melden. Klaas is uitvoerig onderzocht door diverse medisch specialisten en er is geen verklaring voor de klachten. Daarop wordt hij verwezen naar de Polikliniek Psychosomatiek. Klaas komt binnen met een zonnebril op zijn hoofd die hij het hele gesprek ophoudt omdat hij daglicht niet kan verdragen. Als hij zijn bril enige tijd afzet, raakt hij overprikkeld, doen zijn ogen pijn, neemt de vermoeidheid toe en kan hij het gesprek niet meer volgen. Klaas denkt dat er een lichamelijke oorzaak aan zijn klachten ten grondslag ligt. Hij is bang dat een virus (griepvirus) de klachten veroorzaakt. De klachten hebben nog meer gevolgen voor zijn leven. Klaas was altijd een sportief persoon. Zijn hobby en uitlaatklep was hardlopen. Door de lichamelijke klachten kan hij dat niet meer. Klaas voelt zich gefrustreerd dat hij niet kan sporten. Een andere hobby van Klaas was het maken van en luisteren naar muziek. Vanwege de overgevoeligheid voor geluid is hij ook daarmee gestopt. Op visite gaan en visite ontvangen doet hij nauwelijks meer, omdat hij de drukte niet aankan. Ook het lezen van een boek of tijdschrift lukt niet meer. Klaas woont samen met zijn vriendin, die een paar maanden zwanger is van hun eerste kind. Als zijn vriendin van haar werk thuiskomt, doet Klaas verslag van zijn klachten en vertelt hij over de moeite die hij had om de dag door te komen. Hij is blij dat hij zijn ei kwijt kan bij haar. Klaas maakt zich veel zorgen over de situatie. Hij denkt dat hij niet bij de bevalling kan zijn. Hij is bang dat hij dat niet aankan vanwege zijn klachten. Ook maakt hij zich zorgen over zijn aanstaande vaderschap. Door zijn slechte lichamelijke toestand denkt hij dat hij de aanwezigheid van het kind niet kan verdragen, laat staan dat hij kan bijdragen aan de verzorging van een baby. Klaas vindt dat hij voor de komst van de baby zo veel verbeterd moet zijn dat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn. Omdat hij vooralsnog alleen maar verslechtering van zijn klachten ziet en geen verbetering, raakt hij in paniek. Hij is angstig, somber en vraagt ook aan behandelaren veelvuldig of het wel goed komt en hij op tijd beter wordt. Hoewel zijn vriendin de eerste tijd begripvol luistert, beginnen de verhalen over de klachten en hoe moeilijk hij het heeft haar te irriteren. Ze heeft een drukke baan en voelt zich vaak niet

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_3, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

14

omga an met lichamelijke kl achten

fit vanwege de zwangerschap. Ze wil graag een man die haar steunt in deze periode in plaats van dat zij naast haar drukke baan en eigen ongemakken ook haar echtgenoot moet steunen. Ze heeft het gevoel dat ze een huilerig kind naast zich heeft. Klaas heeft het gevoel dat hij faalt. Zijn vriendin is een keer meegekomen naar het intakegesprek. Verdere gesprekken bij de ggz wil zij niet voeren, omdat zij dat er niet ook nog bij kan hebben. Inmiddels zijn de spanningen tussen Klaas en zijn vriendin zo hoog opgelopen dat een (tijdelijke) scheiding ter sprake is gekomen. Zoals u kunt lezen hebben de klachten van Klaas grote gevolgen. In dit boek gebruiken we een model dat het gevolgenmodel genoemd wordt (zie bijlage 1). We kijken daarbij naar de gevolgen van de lichamelijke klachten. Bij sommige mensen hebben die gevolgen weer een negatieve invloed op de lichamelijke klachten. Een afbeelding van het gevolgenmodel staat hieronder. Het begint allemaal met de lichamelijke klachten die u hebt. De betekenis van de klacht is van belang. Pijn die iemand ervaart als gevolg van een bevalling wordt anders beleefd dan pijn die het gevolg is van een ongeluk dat de schuld is van een dronken automobilist. Voor de een zijn de klachten een reden om te bedenken dat hij niets meer voorstelt. Voor anderen is een handicap een uitdaging en iets om te overwinnen, zoals je dat ziet bij deelnemers aan de Paralympics.

Het gevolgenmodel Bij emotionele gevolgen kunt u denken aan invloed op uw stemming , zoals angstgevoelens, overbezorgdheid of somberheid. Met cognitieve gevolgen worden problemen bedoeld met uw denken, zoals met de concentratie, de aandacht of het geheugen. Over gedragsmatige gevolgen hebben we gesproken: soms moeten mensen bepaalde dingen doen of laten door hun klachten. Lichamelijke gevolgen kunnen vele vormen aannemen. Doordat iemand bepaalde inspanningen of sport vermijdt (gedrag), kan zijn conditie (lichamelijk gevolg) achteruitgaan. Ook hebben klachten meestal sociale gevolgen: voor het werk, vriendschappen, sociale contacten en ook binnen de relatie en het gezin. In bijlage 2 vindt u per onderdeel een lijst met vragen die het gevolgenmodel verhelderen. Voordat iemand lichamelijke klachten krijgt, loopt zijn leven meestal goed. Bij tegenslagen wordt dat moeilijker. Het hebben van veel lichamelijke klachten kan zo’n tegenslag zijn. Het kan zijn dat u allerlei dingen niet meer kunt die u voorheen moeiteloos deed. Vroeger kon u misschien altijd ‘ja’ zeggen als iemand u vroeg te helpen. Nu moet u regelmatig ‘nee’ zeggen, omdat u bijvoorbeeld te moe bent of te veel lichamelijke klachten hebt. Dat zat misschien niet in de aard van het beestje en moet u nu gaan leren. Vroeger hoefde u niet zo veel te relativeren, omdat er niet zo veel te relativeren viel. Het ging immers vanzelf. Door de lichamelijke klachten bent u nu wel genoodzaakt om te relativeren. Sommigen lukt dat vanzelf, maar anderen moeten dat zichzelf aanleren. We noemen hier een aantal voorbeelden van vaardigheden die handig kunnen zijn om beter met de lichamelijke klachten en de gevolgen daarvan om te kunnen gaan: (praktische) hulp vragen, (emotionele) steun vragen, grenzen stellen, dingen naast je neerleggen, omgaan met onzekerheid, jezelf belangrijk genoeg vinden, loslaten van verleden, en relativeren. In bijlage 3 vindt u een lijst met deze vaardigheden en kunt u beoordelen op welke vlakken u het goed doet en op welke vlakken er nog iets te leren valt.

sessie 1: breng de kl achten in k a art

15

Huiswerk 1. In bijlage 1 vindt u het schema van het gevolgenmodel. Om ermee te oefenen kunt u dat invullen voor de situatie van Klaas. 2. Vul dat schema ook in voor uw eigen situatie. In bijlage 2 vindt u hulpvragen. U hoeft ze niet allemaal te beantwoorden, maar ze kunnen u op weg helpen om de gevolgen van uw lichamelijke klachten in kaart te brengen. 3. Vul vervolgens de lijst met vaardigheden in die u vindt in bijlage 3. Het is verstandig om dit samen met een goede bekende of uw partner te doen.

Tips Het maken van huiswerk kost tijd en energie. Kijk hoever u komt. Vul in wat u weet. Doe de rest samen met de therapeut. Door het huiswerk samen met uw therapeut te bespreken, leert hij u beter kennen en kan hij u ook beter helpen.

Sessie 2: Wat gaan we behandelen?

In het vorige hoofdstuk zagen we dat de last die iemand heeft van lichamelijke klachten veel verdergaat dan alleen de lichamelijke klachten. Dat zal u niet verbazen, u hebt dat waarschijnlijk aan den lijve ondervonden. De gevolgen van lichamelijke klachten spreiden zich als een olievlek uit en door het ene probleem ontstaat het volgende. In deze sessie gaat u met uw therapeut een schema maken. In dat schema gaan we kijken welke dingen het gevolg zijn van de klachten en hoe ze mogelijkerwijs de klachten beïnvloeden. Dat schema ziet er niet bij iedereen hetzelfde uit. Dit is een algemeen schema, en we lopen het schema door naar aanleiding van het verhaal van Klaas Datema.

lichamelijke verschijnsel

lichamelijke reacties als spierspanning, hartkloppingen

aandacht

niet-helpende of rampzalige gedachten

doen en niet doen emotie, zoals angst, somberheid of kwaadheid

invloeden van buitenaf, zoals werkproblemen of problemen in de familie

Zoals beschreven hebben de meeste mensen (vaak samen met hun arts) al flink veel moeite gedaan om de (lichamelijke ) oorzaak van de klacht te achterhalen. Meestal heeft dat weinig opgeleverd, aangezien de klachten zijn blijven bestaan. In de inleiding beschreven we dat bij blijvende lichamelijke klachten oorzaken vaak niet gevonden worden. Daarom wordt er ook gesproken over onverklaarde (of onvoldoende verklaarde) lichamelijke klachten. In andere gevallen hebben lichamelijke klachten oorspronkelijk een aanleiding. Hierbij valt te denken aan mensen die te lang veel te hard hebben gewerkt, overbelast zijn geraakt en daarbij lichamelijke klachten hebben gekregen. De aanleiding is dan bekend, maar het kan zijn dat de klachten blijven bestaan hoewel de aanleiding is weggenomen, zoals overbelasting door te hard werken. Ook dan is er weer sprake van onverklaarde lichamelijke klachten. Dit was bijvoorbeeld bij Klaas Datema het

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_4, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

18

omga an met lichamelijke kl achten

geval. In zijn geval viel een drukke periode op zijn werk samen met een griep. Toen zowel de griep als de drukke periode voorbij waren, bleven de lichamelijke klachten bestaan. Daarnaast is er bij Klaas nog iets anders aan de hand. Hij meent wel een idee over de oorzaak te hebben, namelijk een uit de hand gelopen virusinfectie. Zijn huisarts is het niet met hem eens, omdat hij geen sporen van een virus in zijn bloed heeft teruggevonden. De interpretatie – de gedachten die Klaas heeft over zijn lichamelijke klachten – bepaalt dus ook in sterke mate hoe hij zich gedraagt. In het bovenste vak van het schema staan de lichamelijke klachten en verschijnselen. Dit zijn de uitlokkers van de gevolgen. Die zullen voor de meeste mensen helder zijn. Bij Klaas zijn dat de duizeligheid en de overgevoeligheid voor licht en geluid. Deze lichamelijke klachten hebben voor hem allerlei gevolgen. Allereerst staan er in het volgende vak van het schema diverse niet-helpende of rampzalige gedachten. Dat zijn gedachten over de lichamelijke klachten die mensen somberder of angstiger maken. Zo zijn er mensen die ervan overtuigd zijn dat ze een ernstige ziekte onder de leden hebben. In hun gedachten spelen zich al hele rampscenario’s af: de rampgedachten. Anderen denken dat de klachten nooit overgaan of hebben negatieve gedachten over zichzelf, bijvoorbeeld dat zieke mensen profiteurs zijn. Deze gedachten helpen niet om te leren omgaan met lichamelijke klachten: de niet-helpende gedachten. Het kan voorkomen dat bepaalde gedachten juist zijn, bijvoorbeeld ‘ik ben zo moe’, ‘ik heb zo weinig energie’, maar ze helpen iemand niet om op een betere en minder belastende manier met zijn lichamelijke klachten om te gaan. Klaas bijvoorbeeld heeft veel gedachten die hem niet helpen. Om er een paar te noemen: hij vindt dat hij faalt als echtgenoot, maakt zich zorgen of hij voor de bevalling van zijn vriendin weer op de been is, en hij maakt zich zorgen of hij weer terug kan naar zijn werk. De gedachten zijn weliswaar begrijpelijk, maar versterken zijn angstgevoelens en somberheid. In die zin helpen ze hem niet. In dit verband willen we het onderscheid tussen denken en piekeren uitleggen. Denken kan leiden tot oplossingen. Bij piekeren draaien uw gedachten rondjes en komt er geen oplossing in zicht. Daarmee komen we terecht bij het vak ‘emotie’. Dat zijn alle negatieve emoties die een gevolg zijn van de niet-helpende gedachten, zoals angst, somberheid, woede en frustratie. Die emoties zijn niet, zoals veel mensen denken, het directe gevolg van de klachten. Het is juist hoe iemand denkt over klachten wat de negatieve emoties kan veroorzaken. Er zijn mensen die heel anders op lichamelijke klachten reageren. Dat komt doordat ze andere gedachten over de klachten hebben. In de komende hoofdstukken gaan we hier verder op in. Vervolgens komen we bij het vak ‘aandacht’. Wanneer we ons bedreigd voelen, trekt de dreiging onze aandacht. Dat maakt dat mensen veel aandacht besteden aan de lichamelijke klachten en steeds voelen of het beter of slechter gaat. Daardoor voelen we meer in ons lijf dan wanneer we er geen aandacht aan geven. Dit is een natuurlijk proces. Om een voorbeeld te noemen van wat aandacht kan doen: stel u voor dat u door de stad loopt. Hoeveel zwangere vrouwen ziet u doorgaans? Meestal niet veel. Maak diezelfde wandeling met een vriendin die zwanger is. Hoeveel zwangere vrouwen komt u dan tegen? Meestal meer, omdat de aandacht van uw vriendin haar alert maakt op zwangere vrouwen. Bij zwangerschap is dit verschijnsel van bovenmatige aandacht niet erg, bij lichamelijke klachten kan de bovenmatige aandacht u nog bewuster maken van uw klachten. Dat is onprettig, en bovendien zien veel mensen daarin een bevestiging dat er toch iets mis is. Klaas wilde zo graag beter worden voordat zijn vriendin zou bevallen dat hij de hele dag aan het opletten was of het al beter met hem ging. Op die manier was hij voortdurend met zijn klachten bezig en niet met de rest van zijn leven. Hij werd een beetje blij als hij zich een uurtje beter

sessie 2: wat g a an we behandelen?

19

voelde en erg gefrustreerd als het een uurtje slechter ging. Kortom: dit opletten of het al beter ging, ging hem helemaal beheersen. Het volgende vak gaat over ‘doen en niet doen’. Dat gaat over gedrag. Een van de dingen die Klaas is gaan doen sinds hij de klachten heeft, is er veel over praten met zijn vriendin. Als hij weer een dag had doorgeworsteld, was hij blij als zijn vriendin thuiskwam. Hij kon dan zijn zorgen en frustraties aan haar kwijt. Vanuit Klaas zijn beleving valt dat te begrijpen. Zijn vriendin was er minder blij mee. Als we naar de korte termijn kijken, was Klaas opgelucht als hij zijn verhaal kwijt kon. Kijken we naar de lange termijn dan leidden zijn verhalen over de klachten tot steeds meer spanningen binnen hun relatie. Daarnaast is Klaas dingen gaan nalaten. Hij werd angstig van de duizeligheid en was bang dood neer te vallen. Daardoor vermeed hij lichamelijke inspanning en stopte met hardlopen. Vanuit zijn gedachtegang is dat ook wel weer begrijpelijk, maar het heeft ook nadelen. Door een gebrek aan sport en inspanning is zijn conditie snel afgenomen. Daardoor werd hij sneller duizelig, als hij bijvoorbeeld opstond uit zijn stoel. Allerlei emoties gaan met lichamelijke reacties gepaard. Van spanningen kan men hartkloppingen krijgen of maagklachten. Ook kunnen spieren zich chronisch aanspannen waardoor er spierpijn kan ontstaan. Door spanningen kan iemand wazig gaan zien. Allerlei sterke emoties kunnen ervoor zorgen dat iemand zich slecht kan concentreren. Ook maakt een staat van spanning, somberheid of boosheid, dat iemand sneller geprikkeld raakt door bijvoorbeeld geluiden uit de omgeving. Bij Klaas was het niet duidelijk of zijn overprikkeldheid verergerd werd door zijn emotionele toestand, maar dit is zeker niet uit te sluiten. Het laatste vak betreft ‘invloeden van buitenaf’. Ook invloeden van buitenaf kunnen spanning veroorzaken en daarmee een slechte invloed op de klachten hebben. Hierbij kunt u aan verschillende dingen denken. In het geval van Klaas ging het om huwelijksproblemen, die ontstonden na de klachten. Andere mensen hebben een conflict met hun werkgever over de ernst van de klachten, of financiële problemen. Ook kan er een rechtszaak spelen, bijvoorbeeld als de klachten een gevolg zijn van een aanrijding. Ook dat kan veel stress geven en van invloed zijn op de ernst van de klachten. Ook bij de ‘invloeden van buitenaf’ geldt dat het de gedachten over deze gebeurtenissen zijn die maken hoeveel impact ze hebben. Daar komen we later uitgebreid op terug.

Huiswerk U leest de informatie over cognitieve therapie en schrijft een aantal niet-helpende gedachten op. U noteert onduidelijkheden en eventuele vragen over deze uitleg. Bekijk het schema uit dit hoofdstuk goed. Bedenk hoe dat op u van toepassing is. Probeer bij elk vak een voorbeeld te bedenken uit uw eigen ervaring. Gebruik daarbij het formulier uit bijlage 5. Eén voorbeeld is genoeg. U kunt eventueel hulp vragen aan uw partner of een goede bekende.

Tip Ook bij deze opdracht geldt: kijk hoever u komt. Denk er rustig over na. Wat u niet weet, dat weet u niet en kunt u overslaan. In de sessie kunt u de vraagtekens bespreken met uw therapeut.

Sessie 3: Cognitieve therapie: de niethelpende en rampzalige gedachten Wanneer u wilt leren beter om te gaan met uw lichamelijke klachten, is het belangrijk dat u meer grip krijgt op uw niet-helpende en rampzalige gedachten. Daarmee leert u het piekeren te beheersen, de niet-helpende en ondermijnende gedachten te relativeren en zo realistisch mogelijk te blijven wat betreft uw klachten en de gevolgen daarvan. Sommige mensen hebben dat van nature, anderen moeten dat leren. Gelukkig valt dat te leren en is er een behandelmethode die wetenschappelijk goed onderzocht is. Deze behandelmethode heet cognitieve gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat niet de gebeurtenissen bepalen hoe iemand zich voelt, maar dat de gedachten die iemand heeft over deze gebeurtenis een belangrijke rol spelen bij de gevoelens over de gebeurtenis. We leggen dat uit aan de hand van een voorbeeld. Twee mensen krijgen een auto-ongeluk. Om het voorbeeld niet al te dramatisch te maken, stappen ze beiden redelijk ongeschonden uit het wrak. De een kijkt om en ziet het wrak en denkt: ‘Ik ben een geluksvogel, ik moet wel een engeltje op mijn schouders hebben om hier zonder al te veel kleerscheuren van af te komen.’ De ander kijkt om en denkt: ‘Ik had wel dood kunnen zijn, het verkeer is levensgevaarlijk. Vandaag heb ik het misschien overleefd, maar een mens kan niet altijd geluk hebben.’ Beiden hebben hetzelfde ongeluk meegemaakt, maar hebben andere gedachten over het ongeluk. Wat heeft dat voor gevolgen voor hun gevoel na het ongeluk? De eerste persoon zal opgelucht zijn. De tweede persoon zal zich angstig voelen. Voor hun gedrag heeft dat ook gevolgen: de eerste persoon zal minder moeite hebben om weer in een auto te gaan rijden dan de tweede. Met andere woorden: hoe je tegen dingen aankijkt, bepaalt voor een belangrijk deel hoe je je voelt en je gedraagt. Dat geldt ook voor lichamelijke klachten en lichamelijke sensaties. We geven een voorbeeld uit een therapiesessie dat laat zien hoe mensen daar verschillend mee om kunnen gaan. Therapeut:

Er zijn twee mensen die de trein moeten halen. Ze zijn allebei te laat en moeten hard lopen om net op tijd de trein in te springen. Even later zitten beiden met bonzend hart in de trein. Meneer A denkt: ‘O jee, nu gaat het fout. Ik voel het aan mijn hart. Hier komt het hartinfarct waar ik altijd al zo bang voor was.’ Hoe denkt u dat de heer A. zich zal voelen?

Patiënt:

Ik denk behoorlijk angstig, want hij denkt dat hij doodgaat.

Therapeut:

Nu gaan we naar meneer B., die ook in de trein zit met bonzend hart. Hij denkt echter: ‘Nou, nou, het is niet best met mijn conditie. Zo’n klein eindje rennen en dan al zo’n snelle hartslag. Ik moet nodig weer eens wat aan mijn conditie doen.’ Hoe denkt u dat de heer B. zich zal voelen?

Patiënt:

Hij zal zich niet angstig voelen, maar hoogstens wat bezorgd zijn over zijn slechte conditie.

Therapeut:

Ziet u dat deze situatie lijkt op het vorige voorbeeld? Twee mensen maken hetzelfde mee. Ze denken er heel verschillend over en voelen zich ook totaal verschillend: de een angstig en de ander bezorgd. Bovendien zullen ze zich ook verschillend gaan gedragen: de een zal misschien naar de dokter gaan en de ander zal misschien besluiten om wekelijks te gaan sporten.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_5, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

22

omga an met lichamelijke kl achten

Patiënt:

Dat kan ik me voorstellen.

Therapeut:

Als u nu naar uzelf kijkt, op wie lijkt u dan het meest?

Patiënt:

Nou, natuurlijk op degene die gelijk het ergste denkt.

In de komende hoofdstukken pluizen we uw automatische gedachten en interpretaties uit. Ten eerste kijken we of ze kloppen, dat wil zeggen: of er voldoende of onvoldoende ondersteuning voor is. Dit doet u met name bij rampgedachten en doemscenario’s. Daarnaast spoort u samen met uw therapeut niet-helpende gedachten op en kijken we of we gedachten kunnen vinden die u beter helpen om met de lichamelijke klachten om te gaan. Het is niet altijd even makkelijk om niet-helpende gedachten te herkennen. Dat komt omdat de niet-helpende gedachten soms kloppen. Stel je voor: iemand heeft elke avond een migraineaanval. ’s Ochtends staat hij op en denkt: ‘O help, vanavond krijg ik weer die pijn.’ Dat kan een juiste gedachte zijn, maar de gedachte aan de komende migraineaanval maakt hem gedurende de dag, als hij nog geen hoofdpijn heeft, somber of angstig. De gedachte klopt, maar het helpt hem niet om op een plezierige manier de dag door te komen. In die zin is het een niet-helpende gedachte. Een ander voorbeeld: een vrouw is vanwege haar lichamelijke klachten sterk afhankelijk van de hulp van haar man. Vaak denkt ze: ‘Wat moet ik als mijn man eerder overlijdt dan ik?’ Deze gedachte maakt haar angstig en somber. Het zou kunnen dat haar man eerder overlijdt. Het kan ook niet het geval zijn. Dat weten we niet, maar wat wel vaststaat, is dat de gedachte haar niet helpt om op een zo goed mogelijke manier met de klachten om te gaan. Het is voorstelbaar dat ze zich hierover zorgen maakt, maar het helpt haar niet.

Huiswerk U leest nog een keer de uitleg door over cognitieve therapie en de uitleg over de dagboekformulieren (de laatste staat in bijlage 6). Als dit vragen oproept of onduidelijkheden, dan noteert u die. Voor de volgende sessie gaat u dagelijks de eerste vijf vakken van een dagboekformulier invullen, tot aan de uitdaging (bijlage 7). U beschrijft situaties waarin u last hebt van negatieve gevoelens en zoekt naar de bijbehorende automatische gedachten. Beschrijf onder het kopje ‘gedrag’ wat u deed. Bijvoorbeeld: als u op de bank bleef zitten piekeren, schrijft u dat op. Als u uw partner om geruststelling vroeg, noteert u dat. Voor sommige mensen is het confronterend om het dagboekformulier in te vullen. Het staat dan zwart op wit op papier. Het kan zijn dat het invullen juist angst oproept, bijvoorbeeld omdat u het moeilijk vindt om dat op te schrijven wat u juist het meest vreest. Het is goed om dit vooraf met uw therapeut te bespreken. Ter illustratie laten we zien hoe Klaas Datema, uit de casus van hoofdstuk 1, zijn dagboekformulier invulde:

s e s s i e 3 : c o g n i t i e v e t h er a p i e : d e n i e t- h el p en d e en r a m p z a l i g e g ed a c h t en

23

Dagboekformulier van Klaas Dagboekformulier voor het bijhouden van gedachten datum en tijdstip: situatie:

eergisteren

ik zit thuis op de bank

symptomen: z pijn op de borst z hartkloppingen of snelle hartslag z kortademigheid z duizeligheid z benauwdheid z misselijkheid z gevoel van onwerkelijkheid

2

z z z z z z z

2

gevoel: gespannen en moedeloos (70) automatische gedachten en beelden: ik kan nooit meer werken met deze klachten (80) ook sporten gaat niet meer want alles gaat me te snel (70)

tintelingen of verdoofd gevoel vlagen van warmte of koude beven of trillen transpireren blozen vermoeid

sterkte van het gevoel (0–100)

geloofwaardigheid (0–100)

gedrag: blijven zitten en wachten tot mijn vriendin thuiskomt

uitdaging: ik merk dat ik zwart-wit denk, alles of niks of ik sport en werk weer als vroeger, of ik doe niets is er een tussenweg?

rationele gedachte: van niks doen word ik alleen maar slechter (50)

nieuw gedrag: klein stukje wandelen

geloofwaardigheid (0–100)

Sessie 4: Leren relativeren: op weg naar helpende en realistische gedachten In dit hoofdstuk bekijken we hoe u kunt leren om gedachten te ontwikkelen die realistisch zijn en die u helpen om met de lichamelijke klachten om te gaan. De automatische gedachten zijn niet altijd realistisch. Door vragen te stellen gaan we dit onderzoeken. Soms kloppen de automatische gedachten wel, maar is de situatie niet zo erg als u zich die voorstelt. In andere gevallen kloppen de gedachten, is de situatie ook erg, maar helpt het u niet om er voortdurend mee bezig te zijn. Vo or beel d

Raymond heeft last van hartkloppingen. Hij is bang dat hij een hartaanval krijgt en dat dit het einde van zijn leven betekent. Dat zorgt voor veel spanning en jaagt bovendien de snelheid van zijn hartslag omhoog. Raymond beseft dat spanning een rol speelt en is bang dat zijn hart al die spanning niet aankan en hij juist daardoor een hartaanval krijgt. Raymond is herhaaldelijk bij zijn huisarts geweest en ook op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Er werden nooit afwijkingen gevonden. Een a nd er vo or beel d

Eva heeft aan een scooterongeluk chronische schouderpijn overgehouden. Ook staat haar schouder een beetje omhoog. Een ongelukkige behandeling bij een fysiotherapeut heeft de pijn verergerd. Sinds de fysiotherapeutische behandeling is Eva bang dat beweging en belasting van de schouder de klachten doen verslechteren. Ze probeert haar schouder zo veel mogelijk te ontzien. Dat houdt in dat ze haar schouder (en arm) nauwelijks gebruikt. Ook rijdt ze niet meer op haar scooter en gebruikt ze de bus niet meer omdat ze bang is dat ze van de schokken tijdens het rijden meer pijn krijgt. Eva blijft veel binnen, deels omdat ze bang is dat mensen tegen haar aanstoten als ze op straat komt, deels omdat ze bang is voor gek te lopen met de schouder die omhoog staat. Welke automatische rampzalige of niet-helpende gedachten hebt u ontdekt bij Raymond en Eva? Deze noteert u en daarna slaat u pas de bladzijde om, voordat u verder leest. Wij kwamen tot de volgende automatische gedachten: Raymond Hartkloppingen zijn een teken van een hartafwijking. Dat betekent dat je een hartaanval krijgt. Een hartaanval heeft altijd een dodelijke afloop. Door spanning krijg je vroeger of later een hartaanval.

Eva Beweging of belasting van de schouder maakt de klachten erger. Je kunt het beste alle situaties vermijden waarin je het risico loopt op schokken en aanstoten. Iedereen ziet dat mijn schouder scheef staat en vindt mij daarom raar.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_6, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

26

omga an met lichamelijke kl achten

Soorten gedachten We hebben het tot nu toe gehad over automatische gedachten, die rampzalig of niethelpend kunnen zijn. Er zijn verschillende soorten automatische gedachten, zoals we in de voorbeelden van Raymond en Eva hebben kunnen zien. De eerste gedachte is een idee, een interpretatie van een lichamelijk verschijnsel of een lichamelijke klacht. Vaak volgen daarna redeneringen. Dit zijn vaak ‘als … dan’-redeneringen: ‘als mijn hart overslaat, dan krijg ik een hartinfarct’, ‘als er een vlekje op mijn huid zit, dan is dat huidkanker’ of ‘als ik iets in mijn lichaam voel, betekent dat dat ik ziek ben’. Na de eerste ‘als ... dan’-redenering volgen vaak nog meer ‘als ... dan’-stappen. Vaak monden die uit in een doemscenario. Wanneer iemand meerdere automatische gedachten en ‘als ... dan’-redeneringen op een rij zet, zijn er vaak terugkerende thema’s te herkennen. Een bekend thema bij lichamelijke klachten is het willen hebben van absolute zekerheid. Men wil voor honderd procent zeker weten dat men gezond is. Het zoeken naar zekerheid betreft vaak niet alleen de klachten. Een ander thema is gezondheid versus ziekte. Veel mensen met lichamelijke klachten hebben het idee dat je wanneer je gezond bent helemaal geen lichamelijke klachten hebt. Terwijl lichamelijke klachten een onderdeel zijn van het normale menselijke leven. Een thema dat ook veel mensen bezighoudt, is het (lichamelijk) lijden, het sterven en de dood. Dit zijn zware onderwerpen, die veel spanning en angst kunnen oproepen. Het is daarom goed dat deze thema’s bij u duidelijk worden en ook besproken worden met uw therapeut. De verschillende gedachten die een rol spelen bij de lichamelijke klachten worden in de behandeling al vragenderwijs onderzocht. Dit is de volgende stap in de behandeling, namelijk het uitdagen.

Uitdagen Bij het uitdagen stelt u kritische vragen bij uw automatische gedachten. Eerst doet u dat samen met uw therapeut in de sessie en vervolgens alleen thuis. Met dit uitpluizen en vragen stellen onderzoekt u of uw automatische gedachten wel kloppen en of ze helpend zijn. Bij rampzalige gedachten is het goed om te onderzoeken of ze wel realistisch en kloppend zijn. Bij gedachten die wat minder rampzalig zijn, is het handig om te bekijken of ze u wel helpen met het omgaan met lichamelijke klachten. Voor dit uitdagen en vragen stellen kunt u in eerste instantie gebruik maken van standaard vragen: • Wat zijn de bewijzen of argumenten die deze gedachte ondersteunen? • Wat zijn de bewijzen of argumenten die deze gedachte tegenspreken? • Hoe zou iemand anders hierover denken? (bijvoorbeeld een familielid of mijn partner) • Wat als het klopt wat ik denk? Hoe zou ik daar dan mee om kunnen gaan? • Is deze gedachte wel helpend voor mij? Of maakt deze gedachte mij alleen maar emotioneel onrustiger?

Kloppen de gedachten wel? Lang niet altijd kloppen de automatische gedachten die iemand heeft. Enkele voorbeelden: Clara was bang dat voedsel in haar longen terecht zou komen en ze daardoor zou stikken. Ze zag dit voor zich: de slokdarm en luchtpijp eindigen beide in de keel. In haar idee kon het eten niet weten of het in de slokdarm of luchtpijp terechtkwam. Uiteraard klopt het idee van Clara niet. Er is een klepje dat de luchtpijp automatisch afsluit als er voeding langs komt. Ook het idee dat hartkloppingen altijd een voorbode zijn van een hartaanval, zoals Raymond dacht, klopt medisch gezien niet. Evenmin was Eva’s angst terecht dat

se ssie 4: leren rel ativeren: op weg na ar helpende en re alis tische gedachten

27

iedereen het raar vond dat zij haar schouder omhoogtrok. Veel mensen letten niet op en zien bijvoorbeeld niet dat iemands schouders scheef staan; en als ze het toch zien, veroordeelt lang niet iedereen een medemens op een afwijking.

Denkfouten Iedereen maakt denkfouten, maar er zijn bepaalde denkfouten die het ons moeilijk maken om lichamelijke klachten en de gevolgen hiervan te relativeren. We zetten ze op een rij en geven voorbeelden. Sommige voorbeelden passen bij meerdere denkfouten. • Eén symptoom maakt een ziekte (selectieve abstractie): ‘een dag hoofdpijn betekent dat ik een hersentumor heb.’ • Alles over één kam scheren (overgeneraliseren): ‘niemand begrijpt mij’, ‘iedereen zal mij uitlachen’, ‘alles loopt mis’, ‘ik ben altijd moe’, ‘al mijn vrienden worden mij zat’. • Bijzondere conclusies (arbitraire gevolgtrekking): ‘als ik flauwval , zal iedereen dat belachelijk vinden’, ‘mijn kinderen houden niet meer van me omdat ik niet met hen kan stoeien’, ‘zolang ik de oorzaak van mijn klachten niet ken, kan ik niets doen’. • Doemdenken en het bedenken van rampen (catastroferen): ‘hartkloppingen betekenen dat ik aan een hartaanval ga overlijden’, ‘mijn echtgenoot houdt dit niet vol en zal me verlaten’. • Kansoverschatting: ‘het lijkt wel alsof iedereen kanker heeft’, ‘als ik nu geen hersenscan krijg, ben ik te laat, zaait het uit en ben ik niet meer te helpen’. • Op jezelf betrekken (personalisatie): ‘zul je nou net zien, dat gebeurt mij weer’, ‘de kans op kanker is misschien klein, maar je zult zien dat het mij treft’, ‘iedereen kijkt naar mij en ziet dat mijn schouder scheef staat’. • Magisch denken: ‘als ik aan een ziekte denk, krijg ik deze ook’, ‘door te denken dat ik gek word, word ik ook gek’. • Gedachtelezen: ‘hij vindt me een zielig figuur’, ‘als ik niet werk, vinden mensen mij een profiteur’, ‘mensen lachen me uit vanwege een scheve schouder’. • Zwart-wit denken: ‘ik ben ziek of gezond’, ‘een gezond lichaam heeft nooit last van lichamelijke klachten’, ‘als ik niet kan leven als vroeger, heb ik geen leven meer’, ‘zonder werk stelt mijn leven niets voor’.

Hoe erg is het hebben van lichamelijke klachten? Uiteraard is het vervelend om lichamelijke gebreken te hebben. De overgang van een gezond leven naar een leven met lichamelijke klachten is niet eenvoudig. Niettemin is het belangrijk om kritisch te zijn en u af te vragen of alle vervelende dingen ook meteen dramatisch en rampzalig zijn. Wellicht zijn er bepaalde aspecten niet zo dramatisch als u er iets langer over nadenkt. We noemen een paar voorbeelden. Manja heeft na de bevalling van haar tweede kind het instabielebekkenbodemsyndroom gekregen. Als ze zich te veel inspant, heeft ze pijn. Als ze regelmatig rust neemt, heeft ze minder pijn. Het nemen van rust vindt ze een drama. Ze voelt zich een nietsnut en een ‘muts’ wanneer ze gaat zitten. ‘Ik ben toch geen oud wijf’, zegt ze. Door van rusten een drama te maken, zit ze zichzelf behoorlijk in de weg. Rosemary is chronisch moe, waardoor ze moeite heeft de dag door te komen. Om haar dag wat korter te maken, staat ze meestal pas om tien uur op. Ze maakt zich veel zorgen over wat de buren denken als die zien dat de gordijnen tot tien uur gesloten zijn. Ze denkt dat de buren haar lui vinden en een profiteur omdat ze niet werkt. Uiteraard is dit een voorbeeld van gedachtelezen: het is maar de vraag of de buren dit denken. En als een van de buren dit denkt, is het maar de vraag of de hele straat dezelfde mening heeft. Het is zelfs de vraag of het de buren opvalt dat de gordijnen tot tien uur gesloten zijn. Maar dan nog: zelfs als geen van de buren begrip heeft voor de situatie, is dat dan echt zo dramatisch?

28

omga an met lichamelijke kl achten

Willem heeft al jaren een brandend gevoel in zijn benen en armen. Hij zit er erg mee dat aan de buitenkant niets te zien is. Als de klachten erg zijn, blijft hij thuis. Als hij een goed moment heeft, gaat hij op visite. Mensen zien niet hoeveel hij lijdt. Aan de buitenkant lijkt hij gezond en anderen zien hem alleen op zijn goede momenten. Hij is het zat om telkens uit te moeten leggen dat hij erg veel last heeft van de klachten. Onbegrip lijkt zijn deel. Ook hier kun je je afvragen: hoe dramatisch is het dat veel mensen niet zien hoe erg de situatie is? Wellicht is het verstandiger om zich erbij neer te leggen dat veel mensen zijn dagelijkse strijd niet begrijpen.

Gedrag In het dagboekformulier vult u ook uw gedrag in. Uw therapeut heeft met u besproken wat de invloed kan zijn van vermijdingsgedrag (van moeilijke situaties), controleren (van het lichaam) en geruststelling zoeken (bij artsen). Het is de bedoeling dat u voor de volgende sessie het formulier in bijlage 8 invult, waarmee u uw eigen gedrag in kaart brengt. Soms wordt dit gedrag ‘vermijding’ genoemd, maar je kunt het ook ‘zelf bescherming’ of ‘veiligheidsmaatregelen’ noemen. Daarbij is het de vraag of elke vorm van zelfbescherming op lange termijn helpt om de klachten te verminderen.

Huiswerk U vult nu het dagboekformulier helemaal in, dus ook het vak met de uitdaging, de rationele (realistische of helpende) gedachte en het nieuwe gedrag. Bij het uitdagen kunt u gebruikmaken van de standaardvragen. Ook gaat u na of u een denkfout maakt. Maak daarbij gebruik van het lijstje uit dit hoofdstuk. Hieronder staan voorbeelden van Raymond en Eva. Ten slotte vult u het formulier in dat het vermijdingsgedrag, controleren en geruststelling zoeken inventariseert (bijlage 9).

Voorbeelden naam: Raymond automatische gedachte

Hartkloppingen betekenen dat je een hartaanval krijgt.

redeneerfout

Ik denk er het ergste van (doemdenken).

waarom is dit een niethelpende gedachte?

Ik jaag mezelf angst aan.

rationele (helpende) gedachte

Het is altijd loos alarm als ik bij de dokter kom. Mijn hart kan die kloppingen aan.

naam: Eva automatische gedachte

Van bewegen worden de klachten erger.

redeneerfout

Zwart-wit denken: of ik beweeg en de klachten verergeren, of ik beweeg niet.

waarom is dit een niethelpende gedachte?

Door bewegingen zo veel mogelijk uit de weg te gaan, zijn de klachten niet beter geworden.

rationele (helpende) gedachte

Door stapsgewijs te bewegen, maak ik mijn schouder weer sterker.

Sessie 5: Het versterken van rationele en helpende gedachten met experimenten In het vorige hoofdstuk hebben we geoefend met het formuleren van rationele en helpende gedachten. Daarbij hebt u genoteerd hoe geloofwaardig uw automatische gedachten zijn en hoe geloofwaardig de rationele, helpende alternatieven. Vaak zijn de rationele of helpende gedachten in het begin niet erg geloofwaardig, terwijl de automatische gedachten hun geloofwaardigheid nog niet verloren hebben. Dit heeft te maken met het feit dat u nog emotioneel reageert op de automatische, rampzalige of niet-helpende gedachten. De volgende stap is om te onderzoeken voor welke gedachte de meeste ondersteuning te vinden is in de dagelijkse werkelijkheid. Magda is een 42-jarige vrouw die sinds vijf jaar last heeft van fibromyalgie. Ze is altijd een actieve vrouw geweest en probeert ondanks haar klachten nog steeds zo veel mogelijk te doen. Ze heeft een behandeling gehad in een centrum voor reumatische aandoeningen. Daar heeft ze herhaaldelijk te horen gekregen dat ze het rustiger aan moet doen en regelmatig pauzes moet nemen. Dat heeft ze geprobeerd, maar ze wordt vreselijk onrustig als ze gaat zitten. Voortdurend malen er gedachten door haar hoofd over wat er allemaal moet gebeuren in huis. Dat is een van haar problemen. Een ander probleem speelt zich af in haar relatie met Karel. Zij heeft haar man zeven jaar geleden ontmoet toen ze ‘nog een spontane vrouw was die alles kon en voor alles in was’, zoals ze zelf zegt. Nu is ze niet meer de vrouw voor wie haar man destijds gekozen heeft. Ze denkt dat ze hem tekortdoet en begrijpt niet waarom hij bij haar blijft nu ze zo krakkemikkig is. Ze voelt zich schuldig. Dat heeft tot gevolg dat ze probeert haar man zo veel mogelijk in de watten te leggen om iets van het verlies goed te maken. Als ze samen zijn, is ze voortdurend met de vraag bezig: heeft hij het wel naar zijn zin? Ze staat om de haverklap op om hem iets te drinken of te eten aan te bieden. Rustig zitten is er niet bij als haar man thuis is. Haar angstige gedachte is: ‘ik moet hem goed verzorgen, anders gaat hij bij mij weg vanwege alle klachten die ik heb.’ Kloppen uw gedachten? Het zou zonde zijn als u zich druk maakt over dingen die in werkelijkheid niet kloppen. In zogeheten gedragsexperimenten onderzoeken we de werkelijkheid. Bij een gedragsexperiment toetsen we voor welke gedachte de meeste ondersteuning te vinden is: de automatische gedachte of de rationele, helpende gedachte. Daarbij neemt u de volgende stappen: 1. Bepaal welke automatische gedachte u gaat onderzoeken en geef aan hoe geloofwaardig die is. 2. Wat is de alternatieve, rationele gedachte en hoe geloofwaardig is deze? 3. Bedenk een experiment met gedrag dat ondersteuning geeft aan of indruist tegen een van beide gedachten. Maak dit zo concreet mogelijk. 4. Wat is het resultaat als u het experiment hebt uitgevoerd? 5. Welke conclusies kunt u daaruit trekken en welke gedacht wordt volgens u ondersteund.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_7, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

30

omga an met lichamelijke kl achten

Een voorbeeld van een experiment dat Magda uitvoerde. datum Welke gedachten gaat u toetsen? Mijn man Karel gaat me verlaten vanwege alle klachten die ik heb. Hoe geloofwaardig is deze gedachte? (0–100): 85 Wat is uw alternatieve gedachte? Karel gaat problemen niet uit de weg. Als hij voor iemand gekozen heeft, blijft hij daarbij. Hoe geloofwaardig is dit alternatief? (0–100): 50 Bedenk een experiment om uit te zoeken of de gedachten kloppen. Wat gaat u doen? Het op een rustig moment bij Karel navragen. Waar? Thuis Wanneer? ’s Avonds na het journaal Waar gaat u op letten? Vooral hoe Karel reageert.

Zijn er problemen die u kunt tegenkomen? Zo ja, hoe gaat u die oplossen? Het kan zijn dat hij de waarheid niet zegt. Ik zeg van tevoren dat hij echt eerlijk moet zijn.

Resultaat: Wat hebt u ervaren? Tot welke conclusie bent u gekomen? ? Karel reageerde heel verbaasd op mijn vraag of hij wel eens overwoog om bij me weg te gaan. Hij zei dat hij daaraan nog nooit gedacht heeft. Ik geloof hem. Karel is niet van plan mij te verlaten.

Wat hebt u geleerd van het experiment? Geef opnieuw een cijfer voor de geloofwaardigheid van de alternatieve gedachte (0–100). Is de geloofwaardigheid van de alternatieve gedachte groter geworden? Zo, ja, waarom? De geloofwaardigheid is gestegen naar 90, omdat ik het bij Karel heb nagevraagd .

Kunt u nog meer experimenten doen? Welke? Ik ga meer bij andere mensen navragen

Hoe bedenk je een gedragsexperiment? Er zijn veel experimenten mogelijk. Samen met uw therapeut gaat u bekijken wat voor gedragsexperimenten u zou kunnen uitvoeren. We noemen een aantal categorieën waaraan u kunt denken met wat korte voorbeelden. Gedragsexperimenten met lichamelijke sensaties

Een experiment kan illustreren hoe de aandacht voor een lichamelijke sensatie of klacht ervoor zorgt dat u een sensatie voelt die u normaal gesproken niet zult opmerken. Let op uw linkervoet. Ga na of uw voet warm of koud aanvoelt. Voel op welke plekken uw schoen knelt. Als u er op let, is dat goed te voelen. Die gevoelens waren er een halfuur geleden ook. Maar u hebt die toen niet opgemerkt, omdat u er niet op lette. We noemen een ander voorbeeld van de rol van aandacht: bij bijna iedereen vertoont de hartslag kleine, betekenisloze onregelmatigheden. Dat valt niet op, tenzij iemand scherp op zijn hartslag let. Gedreven door hun bezorgdheid hebben sommige mensen zoveel aandacht voor hun hart dat ze die kleine veranderingen kunnen waar-

sessie 5: het versterken van r ationele en helpende gedachten met experimenten

31

nemen. Wanneer Fred hartkloppingen heeft, is hij bang dat het een aankondiging van een hartaanval is. Ook heeft hij het idee dat zijn hart de verhoogde activiteit niet aankan. Een experiment zou kunnen zijn om een aantal kniebuigingen te maken en te merken dat de hartslag versnelt. De conclusie is dan: er zijn meerdere redenen, waaronder inspanning, waardoor een hartslag versnelt. Ook zal hij merken dat een snellere hartslag geen kwaad kan. Demonstreren van een redenering met denkfouten

Mensen zijn vaak overbezorgd over specifieke dingen en zien daarvoor bevestiging in hun omgeving. Hierboven beschreven we Fred, die de specifieke angst voor een hartaanval heeft. Andere mensen zijn bijvoorbeeld bang voor een hersenbloeding. De therapeut gaat met u bespreken hoe iemand met angst voor een hersenbloeding overal bevestiging ziet voor zijn angst, bijvoorbeeld wanneer hij hoofdpijn heeft, zich duizelig voelt bij snel opstaan of ’s nachts veel zweet. Een aantal willekeurige symptomen worden aan elkaar geplakt met slechts één conclusie: er is iets mis. De bedoeling is om u inzicht te geven in uw eigen overbezorgde redeneringen. Navragen als experiment

Reageren anderen in dezelfde situatie net zoals u? Navragen kan een goed experiment zijn. Iemand die bijvoorbeeld bang is voor duizelingen, bedenkt dat het beter is om de straat niet meer op te gaan. Om de gedachte te testen dat je beter thuis kunt blijven als je zomaar overvallen kunt worden door duizelingen, kan iemand navraag doen bij anderen. Kiezen anderen ook voor de optie om thuis te blijven wanneer ze zich duizelig zouden kunnen voelen? Door navraag te doen kan iemand erachter komen dat sommige mensen niet opgesloten willen zitten in hun eigen huis en daarom toch het huis uitgaan ondanks het risico dat ze zich op straat duizelig gaan voelen. Dat geldt in het bijzonder voor mensen die de kans lopen op epileptische aanvallen. Niet iedereen die risico loopt op een epileptische aanval blijft aldoor thuiszitten. Door navraag te doen kunt u er dus achter komen of andere mensen in dezelfde situatie wellicht andere dingen doen. Dat relativeert de overtuiging dat uw manier van reageren op de klachten de enige mogelijkheid is. Dingen doen die u normaal gesproken nalaat

Sommige mensen vermijden het om hun hart te belasten. De gedachte is: als mijn hartslag versnelt, gaat het mis. Doordat iemand zich nooit inspant, zal hij er niet achter komen dat zijn hart een bepaalde inspanning gewoon aankan. Een gedragsexperiment zou zijn om zich stapsgewijs wel in te spannen en zo aan de conditie te gaan werken. Een vrouw met een duidelijk zichtbare handicap had het idee: iedereen zal mij verafschuwen als ze mijn handicap zien. Dat was voor haar reden om binnen te blijven. De alternatieve gedachte was: er zijn ook mensen die wel normaal met je omgaan, ondanks de handicap. Door een gedragsexperiment waarbij ze wel naar buiten ging en ook mensen aansprak, ontdekte ze dat andere mensen haar als een gewoon mens behandelden. Dingen laten die u normaal gesproken doet

Wanneer u een opgezwollen klier in uw nek voelt, kan dat leiden tot verontrustende gedachten over de oorzaak hiervan. Soms gaan mensen veelvuldig voelen om te controleren of de bult groter wordt. De automatische gedachte kan zijn: de zwelling is een teken dat er iets grondig mis is, bijvoorbeeld leukemie. De alternatieve gedachte kan luiden: door elke keer op die plek te drukken, veroorzaak ik zelf irritatie en mogelijk een zwelling. Een experiment zou kunnen zijn om de plek enkele dagen niet aan te raken en daarna te kijken hoe het met de zwelling is.

32

omga an met lichamelijke kl achten

Experimenten om invloed op de klacht uit te oefenen

Wanneer iemand regelmatig hoofdpijn heeft, kan de automatische gedachte ontstaan dat hij een hersentumor heeft. Na uitdagen kan de alternatieve gedachte geformuleerd worden dat hoofdpijn veel verschillende oorzaken kan hebben. Gezien zijn drukte van de laatste tijd kan het ook heel goed spanning zijn. Een gedragsexperiment zou kunnen zijn: neem dagelijks een warme douche, daardoor ontspant het lijf regelmatig. En registreer hoe het gaat met de hoofdpijn. Informatie verzamelen

Soms zijn angsten gebaseerd op ideeën die niet kloppen. Dan kan het verstandig zijn om informatie te verzamelen. Bij het verzamelen van informatie kan men de volgende stappen nemen: 1. wat is de ontbrekende informatie? 2. waar of bij wie is overtuigende informatie te verkrijgen? 3. welke concrete actie ga ik ondernemen om de informatie te krijgen? We noemen een voorbeeld: iemand denkt dat het hart versleten raakt naarmate het intensiever gebruikt wordt. Na het uitdagen gaat hij toch twijfelen. Wordt de hartspier juist niet sterker van inspanning, bijvoorbeeld bij sporten? Als experiment wordt afgesproken dat hij informatie gaat verzamelen over de effecten van inspanning op het hart. Hij gaat dit doen via de Hartstichting. Eerst kijkt hij op internet en als hij het antwoord niet kan vinden, gaat hij de Hartstichting bellen. Het resultaat is dat hij te horen krijgt dat het hart een spier is en dat het hart net als andere spieren sterker wordt door (een juiste) training. Bij het bedenken van een gedragsexperiment is het belangrijk om concreet en duidelijk te zijn. In bijlage 10 staat een formulier dat u helpt om een experiment op te zetten. Tot slot: een gedragsexperiment zal nooit absolute zekerheid kunnen bieden. Het is vaak een proces van herhaling en het bedenken van verschillende soorten gedragsexperimenten. Langzamerhand leert u om genuanceerder over uw klachten te denken.

Gedrag: doen en laten Vanwege hun klachten gaan mensen dingen uit de weg of doen juist dingen om hun angst of bezorgdheid te bezweren. Wanneer iemand snel moe is, kan hij activiteiten uit de weg gaan waar hij nog vermoeider door wordt. Wanneer iemand bang is dat zijn symptomen op een ernstige ziekte duiden, kan hij om herhaald onderzoek vragen ook al heeft eerder onderzoek geen afwijkingen aangetoond. De volgende stap is te onderzoeken welke dingen u uit de weg gaat vanwege uw klachten en welke dingen u juist bent gaan doen sinds u last hebt van de lichamelijke klachten. Sommige dingen die u doet of laat, zijn zinvolle aanpassingen aan een leven met lichamelijke klachten. Als u chronische rugpijn hebt, is het zinnig om niet te zwaar te tillen. Soms gaan de aanpassingen verder dan nodig is. In het geval van rugpijn kan iemand zo bang zijn voor verergering van de klachten dat hij nauwelijks meer durft te bewegen. Het is niet altijd eenvoudig om een goed onderscheid te maken tussen een zinvolle aanpassing en aanpassingen die overdreven zijn of op de lange termijn de klachten zelfs verergeren. In de eerste twee hoofdstukken hebben we in kaart gebracht welke gevolgen van uw gedrag uw klachten wellicht negatief beïnvloeden. We hebben hierbij verschillende soorten gedrag beschreven, namelijk dingen die u uit de weg gaat, oftewel vermijdingsgedrag, het controleren van het lichaam en het zoek van zekerheid of geruststelling. Samen met uw therapeut neemt u de lijst door van het vermijdingsgedrag, controlehandelingen en geruststelling zoeken (bijlage 9) die u in de vorige sessie hebt gemaakt, en breidt u die waar mogelijk uit. U gaat deze lijst thuis verder uitwerken. Met een spanningsthermometer scoort u hoe moeilijk

sessie 5: het versterken van r ationele en helpende gedachten met experimenten

33

het zou zijn om gedrag wat u nu juist doet na te laten of gedrag wat u nu vermijdt juist uit te voeren: 0 is ‘geen spanning of onrust. Kost geen moeite’ en 100 ‘de meest vreselijke paniek of onrust. Kost zeer veel moeite’. Aan de hand van deze scores gaat u een eigen stappenplan opstellen, dat u de volgende sessie met uw therapeut bespreekt. In bijlage 12 is het formulier voor een stappenplan weergegeven. Bijlage 11 is het ingevulde hiërarchieformulier van de casus van Klaas die we in hoofdstuk 1 beschreven.

Huiswerk Bedenk samen met uw therapeut een gedragsexperiment. Maak daarbij gebruik van het formulier voor een gedragsexperiment uit bijlage 10. Voer dat gedragsexperiment de komende week uit. Vul ook dagelijks een dagboekformulier in. Wanneer dit helemaal ingevuld is, probeert u daar een gedragsexperiment bij te bedenken. Als het gedragsexperiment helemaal duidelijk is, bespreekt u het met uw therapeut. En dan voert u het experiment ook uit. U vult het formulier in bijlage 12 verder in met dingen die u vanwege uw lichamelijke klachten nalaat of juist meer bent gaan doen. Zet deze lijst in volgorde van moeilijkheidsgraad. Het kan soms handig zijn om hierbij hulp van uw partner of een goede bekende te vragen.

Het maken van een stappenplan (hiërarchie) Het is de bedoeling dat u een stappenplan (ook wel hiërarchie genoemd) maakt om situaties te oefenen die u normaal gesproken uit de weg gaat, en te oefenen met het nalaten van gedrag dat u nu doet om u rustiger te voelen, zoals controleren en geruststelling zoeken. Voor het maken van een stappenplan van oefensituaties, volgt u de volgende punten: 1. Bedenk een aantal dingen die u niet meer doet vanwege uw klachten of dingen die u daardoor juist wel bent gaan doen. Vaak bent u dit gaan nalaten of juist gaan doen vanwege de onrust of spanning die dit anders zou oproepen. Maak gebruik van de eerder geformuleerde veiligheidsmaatregelen. Bijvoorbeeld: ik doe nauwelijks meer iets aan beweging, om te voorkomen dat ik mijn lichaam forceer of beschadig, en ik controleer mijn hartslag goed of er geen onregelmatigheden zijn. 2. Formuleer het gedrag dat u wel moet doen of juist moet laten. Bijvoorbeeld: ik moet weer iets aan mijn conditie doen. 3. Maak het specifiek. Bijvoorbeeld: ik ga elke dag vijftien minuten fietsen. 4. Varieer in moeilijkheidsgraad. Bijvoorbeeld: ik ga elke dag vijftien minuten rustig fietsen, of: tijdens de fietstocht maak ik het inspannender door ook de dijk (heuvel) op te fietsen. 5. Zorg dat u voldoende verschillende opdrachten hebt, die ook over alle thema’s gaan waarover u inzit. Probeer er tien te verzinnen. 6. Zorg dat de opdrachten dagelijks uitvoerbaar zijn. 7. Geef een cijfer tussen de 0 en 100 aan de moeilijkheidsgraad van de opdracht. Het cijfer 100 is het moeilijkste wat u kunt bedenken. 8. Zorg dat er niet alleen opdrachten zijn met een hoge moeilijkheidsgraad (70 of hoger), maar bedenk ook opdrachten die een lagere moeilijkheidsgraad hebben (een cijfer lager dan 50). 9. Maak een afspraak met uzelf hoe vaak en wanneer u de opdracht gaat uitvoeren. Bedenk: oefening baart kunst. Hoe meer u oefent, hoe sneller uw klachten zullen afnemen. Tip: oefen dagelijks.

Sessie 6: Doen en niet doen, dat is de kwestie

Het is lastig om met lichamelijke klachten om te gaan. Bepaalde dingen ga je het liefst uit de weg uit angst dat de klachten erger worden of omdat je bezorgd bent dat er andere onaangename dingen zullen gebeuren. Sommige mensen zijn bang dat klachten erger worden als ze bepaalde dingen doen. Ze zijn bang dat moeheid, pijn of duizeligheid toenemen als ze zich inspannen. Dat is reden om zo min mogelijk ‘risico’ te nemen. Vaak werkt dat averechts, want juist door het vermijden van inspanning gaat de conditie achteruit en is men sneller moe of duizelig. Een voorbeeld hiervan is Wim Peters die last heeft van hartkloppingen. Uit angst voor een hartaanval houdt hij zichzelf zo rustig mogelijk. Hij zorgt er voor dat zijn hartslag nooit versnelt. Daarmee gaat zijn conditie achteruit, zijn hart wordt minder getraind en hij krijgt bij zeer geringe inspanning al een versnelde hartslag, wat hij weer als bewijs ziet dat er toch iets mis is met zijn hart. Bij Wim Peters is dus te zien dat vermijding van inspanning hem op korte termijn rust geeft, maar op de lange termijn sneller klachten veroorzaakt en juist meer ongerustheid geeft. Dit is iets wat we vaker zien bij vermijdingsgedrag: op de korte termijn minder spanning, maar op de lange termijn juist meer. Mensen met veel lichamelijke klachten kunnen vaak minder aan dan mensen zonder lichamelijke klachten en zullen beter op hun grenzen moeten letten. Zij kunnen niet overal ja op zeggen, omdat hun energie beperkt is. Dat betekent dat je soms dingen moet weigeren en grenzen zult moeten aangeven. Lang niet iedereen durft dat, bijvoorbeeld uit angst dat mensen hen niet meer aardig vinden of uit angst om ruzie te krijgen of vriendschappen kwijt te raken. Dat kan juist weer tot overbelasting leiden. In de latere hoofdstukken zullen we bespreken hoe iemand daar beter mee om kan gaan Veel mensen met lichamelijke klachten gaan meer letten op hun lichaam en controleren of alles nog in orde is. Dit was ook goed te zien in figuur 2 in sessie 2. Een voorbeeld: Els constateerde dat het bot op haar rechterelleboog glad aanvoelde, terwijl zij op het bot van haar linker elleboog een bobbel voelde. Meerdere keren per dag voelde ze en duwde ze om vast te stellen of de bobbel groeide. Ze raakte die plek zo vaak aan dat de huid geïrriteerd raakte en er een wond ontstond. De wond voelde hobbelig aan, waardoor ze niet goed kon voelen of de bobbel groeide en ze nog meer ging controleren. Els is op die manier in een vicieuze cirkel beland, waarbij ze door steeds meer te controleren de klachten alleen maar erger maakt. Ook dit is iets wat vaker voorkomt bij mensen met lichamelijke klachten. Het intensief controleren van het lichaam lijkt in eerste instantie geruststelling te geven, maar doet dit op lange termijn niet en kan de klachten zelfs verergeren, zoals we bij Els zagen. In het geval van Klaas uit hoofdstuk 1, was hij voordat hij klachten kreeg een sportief type dat meerdere malen per week hardliep. Hij had veel loopvrienden. Nadat hij in een drukke tijd griep had gekregen, waaraan hij allerlei klachten had overgehouden, kon hij niet meer hardlopen. Hij was ook snel overprikkeld: licht scheen te fel, geluiden klonken te hard. Hij wilde graag weer hardlopen, maar het lukte hem niet, de inspanning was te groot, en hij was bang dat hij dan nog meer klachten zou krijgen. Klachten beïnvloeden het leven, maar soms beïnvloeden klachten het leven meer dan nodig is. Mensen zoeken manieren om met hun klachten en angsten daarover om te gaan. Dat zijn niet altijd de handigste manieren. In het geval van Klaas is het

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_8, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

36

omga an met lichamelijke kl achten

enerzijds begrijpelijk dat hij de overprikkeling niet kon verdragen en zich afzonderde in een donkere kamer. Anderzijds hadden de klachten zijn leven volledig overgenomen en zag hij geen perspectief meer. Door de sociale afzondering werd Klaas steeds somberder, wat het voor hem nog extra moeilijk maakte om met de lichamelijke klachten om te gaan. Mevrouw Ebbers heeft last van trillingen in de borststreek. Ook voelt ze soms een doof gevoel in haar linkerarm afgewisseld met een pijnlijke steek. Op dat soort momenten versnelt haar hartslag. Ze vindt dit niet normaal en maakt zich zorgen dat dit tekenen zijn van een ernstige aandoening. Meerdere keren per maand gaat ze naar de huisarts voor onderzoek en geruststelling. Een aantal keren is al een hartfilmpje gemaakt, waarbij steeds geen afwijkingen zijn gevonden. Een enkele keer is ze al beland op de spoedeisende hulp, waar ook weer geen afwijkingen werden gevonden. De huisarts probeert haar gerust te stellen. Meestal lukt dat wel, maar na verloop van tijd voelt ze toch weer klachten en beginnen de angsten opnieuw. Geruststelling zoeken is iets wat veel mensen met lichamelijke klachten doen. Eerst in de directe omgeving, bij de partner, familie en vrienden, maar daarna bij artsen, eerst de huisarts en dan de medisch specialisten. Bij mevrouw Ebbers zien we dat ze eerst wel even gerustgesteld is, maar dat dit maar van korte duur is. Na verloop van tijd voelt ze weer iets, en dat was mogelijk net anders dan de vorige keer, en dan is ze weer bezorgd. Ook bij het geruststelling zoeken zien we het fenomeen van de korte termijn en de lange termijn. Eerst is iemand gerustgesteld, maar op de lange termijn is dit niet blijvend.

Huiswerk U gaat door met het invullen van de dagboekformulieren, en indien mogelijk bedenkt u er een gedragsexperiment bij en voert dit vervolgens uit. U kiest in overleg met uw therapeut enkele opdrachten uit het stappenplan van dingen die u vermijdt of te veel doet. Voer deze opdrachten komende week dagelijks uit. U noteert de successen op het formulier uit bijlage 13.

Tip Misschien dat bepaalde opdrachten nu nog nauwelijks haalbaar lijken, maar na verloop van tijd worden dingen beter beheersbaar en daardoor haalbaarder. Denk hierbij aan andere vormen van herstel, zoals bijvoorbeeld het herstel van een gebroken been. Wanneer het gips er af is, kunt u het been nauwelijks belasten. Na de nodige oefeningen worden de spieren sterker en kunt u weer een wandeling maken. Oefening baart kunst.

Sessie 7: Doen, niet doen en de ja-maren

In dit hoofdstuk gaan we verder met het terugdringen van de invloed van de klachten op uw leven door dingen te doen of juist te laten. U hebt in overleg met uw therapeut de afgelopen week verschillende opdrachten gedaan. Daarbij is het vooral belangrijk te letten op de dingen die lukken, en u hebt dan ook uw successen genoteerd. Toch kunnen tijdens de opdrachten de nodige bedenkingen en ja-maren door uw hoofd schieten. Dat zijn in feite ook niet-helpende gedachten. U kunt de ja-maren invullen op het dagboekformulier en helpende gedachten bedenken. Hier zijn enkele voorbeelden van Klaas en Els uit het vorige hoofdstuk: Klaas: de opdrachten en de ja-maren opdracht

niet-helpende gedachte of de ja-maar …

helpende gedachte

’s avonds 15 minuten wandelen

Dat stelt niets voor.

Niets doen is geen optie. Revalideren gaat met kleine stapjes tegelijk.

Het gaat niet lukken, ik voel me te slecht.

Ik hoef niet alles alleen te kunnen, misschien kan mijn vrouw of broer een paar keer mee.

Els: de opdrachten en de ja-maren opdracht

niet-helpende gedachte of de ja-maar …

helpende gedachte

wandelen met mijn man

Ik ben niet gezellig en niet meer de kletskous van vroeger.

Niet gaan wandelen is nog ongezelliger voor mijn man. Het geeft hem moed als hij ziet dat ik mijn best doe er iets van te maken

een vriendin bellen

Ik heb niets te vertellen, want ik maak niets meer mee.

In een gesprek hoef je niet altijd iets te vertellen. Je kunt ook belangstellende vragen stellen. Mijn vriendin vindt het sowieso leuk als ik weer eens bel en informeer hoe het is.

Opdrachten die op dit moment nog te moeilijk zijn, kunnen in kleinere tussenstappen wel lukken. Het opbouwen van de conditie Klaas is daarvan een voorbeeld. Ook bij Els werden kleinere tussenstappen bedacht. Els realiseerde zich dat ze op het verkeerde pad was door zoveel aan de bobbel op haar elleboog te voelen dat ze zelf een wond veroorzaakte. Zij raakte de plek bijna voortdurend aan. Ze was echter zo angstig dat het voor haar niet mogelijk was om in één keer te stoppen. In overleg met haar therapeut ging ze het aanraken in stappen af bouwen. Ze nam zich voor om

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_9, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

38

omga an met lichamelijke kl achten

het eerste kwartier van elk uur haar elleboog niet aan te raken. Ze turfde hoe vaak dat lukte. Het bleek dat ze het voelen kon uitstellen (soms met de gedachte: straks mag ik toch weer voelen). In de volgende week breidde ze de tijd uit tot 20 minuten en de week daarop tot 25 minuten enzovoort. Op die manier trainde zij zich om steeds langer van de plek af te blijven. Kleinere tussenstappen maken is een manier om moeilijke opdrachten haalbaar te maken. Otto de Wilde ging vroeger altijd kijken naar het voetbal van zijn zoon. Sinds hij rugklachten heeft, doet hij dat niet meer, omdat hij niet meer de hele wedstrijd aan de rand van het veld kan staan. Otto de Wilde zat vast in alles-ofnietsdenken: of hij gaat de hele voetbalwedstrijd van zijn zoon kijken of hij gaat niet. In overleg met zijn therapeut wordt de opdracht dat hij weer de thuiswedstrijden van zijn zoon bezoekt en maximaal een kwartier blijft. Hij fietst naar de wedstrijd, gaat een kwartiertje kijken, zwaait naar zijn zoon en fietst daarna weer terug. Dit is voor hem goed haalbaar. Zijn zoon is erg blij dat vader ondanks zijn klachten weer komt kijken. Dat zijn vader slechts korte tijd aanwezig is, maakt zijn zoon niet uit.

Huiswerk Kies samen met uw therapeut nieuwe opdrachten uit uw stappenplan, en blijf ook dagelijks de vorige opdrachten doen. Blijf ook uw successen noteren. Maak een dagboekformulier waarop u de ja-maren bij de opdrachten invult (zie bijlage 14), en voeg helpende gedachten toe. U gaat door met het invullen van de dagboekformulieren over situaties die zich de afgelopen periode hebben voorgedaan. Koppel er indien mogelijk ook een gedragsexperiment aan, dat u vervolgens uitvoert.

Tip Helpende gedachten zijn geen wondermiddel. Ze zijn bedoeld u te steunen terwijl u probeert dingen anders aan te pakken. Helpende gedachten kunnen niet alle twijfels wegtoveren of ervoor zorgen dat opdrachten opeens niet meer moeilijk zijn. Als u merkt dat het moeilijk is of spanning geeft, is dat juist een teken dat u goed aan het oefenen bent. Het is een zaak van doorzetten en vaak herhalen. U zult merken dat het door het herhalen steeds hanteerbaarder en makkelijker wordt.

Sessie 8: Doen en niet doen: het overwinnen van hindernissen

In dit hoofdstuk gaan we verder met het terugdringen van de invloed die de klachten op uw leven hebben. U gaat door met het oefenen van nieuw gedrag en het nalaten van het controleren en geruststelling zoeken. Dat gaat meestal voorspoedig, maar er kunnen zich ook hindernissen voordoen. We kijken naar veelvoorkomende hobbels en valkuilen. Lees onderstaande voorbeelden door. Wanneer u uzelf herkent in een van de valkuilen, kruist u deze aan.

Hindernissen Opdrachten blijken te moeilijk te zijn

De klacht waar iemand de meeste last van heeft, is niet altijd de makkelijkste klacht om als eerste aan te pakken. Voor veel mensen is het een drama dat zij door de klachten niet kunnen werken en zij willen het liefst zo snel mogelijk weer aan het werk. Die stap is in veel gevallen te groot. Met kleinere en realistische tussenstappen lukt het vaak wel. Ook bij het opbouwen van de conditie nemen mensen vaak te grote stappen: ze herinneren zich hoe ze vroeger sportten en willen graag op diezelfde manier hun conditie opbouwen. Op het moment dat je beperkt bent door je lichamelijke klachten, gaat het niet meer zoals vroeger. Steeds over grenzen heen gaan maakt de kans op blessures groter. Niets doen is ook geen optie. Het gaat om het vinden van een tussenweg. Ook wanneer iemand door duizeligheid de straat niet meer op durft, zijn kleine stapjes gewenst. Een blokje om is al heel wat. De beste aanpak is om het stap voor stap op te bouwen, zoals we in het vorige hoofdstuk al beschreven. Otto de Wilde uit het vorige hoofdstuk oefende een kleinere stap door slechts een deel van de wedstrijd te kijken en dan alleen bij de thuiswedstrijden. Te hoge verwachtingen van opdrachten

Er is zelden een oplossing waardoor alle problemen verdwijnen. Oplossingen lossen stukjes op. Teun heeft last van geheugenproblemen nadat hij een stalen balk tegen zijn hoofd heeft gekregen. Het is voor hem frustrerend dat ‘aan de buitenkant’ niets te zien is van zijn klachten. Hij merkt dat veel mensen, vrienden en collega’s, niet begrijpen dat hij nog steeds klachten heeft, hoewel dat niet aan hem is te zien. Na een rollenspel met de therapeut gaat hij een aantal kennissen uitleggen wat zijn problemen zijn. Bij sommige mensen merkt hij begrip, maar er blijven mensen zeggen ‘goh, maar zie je er toch goed uit’. Teun had gehoopt dat een goede uitleg bij iedereen tot meer begrip zou leiden. In een later stadium van de behandeling leerde Teun hoe hij hier mee om kon gaan. Te snel succes verwachten

Wanneer de verwachting is dat paniek acuut verdwijnt door het bedenken van meer realistische en helpende gedachten, komt iemand bedrogen uit. Ursula is een bezige bij, die van zichzelf van alles moet en zichzelf op die manier overbelast. Ze heeft haar hele leven hard gewerkt. Om zichzelf tot rust te manen, heeft ze helpende gedachten geformuleerd, zoals: ken je grenzen en neem dan rust.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_10, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

40

omga an met lichamelijke kl achten

Maar ze zegt: ‘Ik kan het wel zeggen, maar het komt niet binnen.’ Ze kan de alternatieve, helpende gedachten wel bedenken, maar vindt ze nog niet erg geloofwaardig. Door hier mee te oefenen en experimenteren kunnen ze geloofwaardiger worden. Te snel opgeven

Veranderen kost tijd. Leren om op een optimale manier met lichamelijke klachten om te gaan, vergt van veel mensen een behoorlijk grote verandering. Het is een klus om te veranderen van een actief persoon die altijd bezig is in iemand die haar grenzen bewaakt en genoeg rust neemt. Mieke heeft ontdekt dat spanningen invloed hebben op haar klachten. Ze is daarom begonnen met ontspanningsoefeningen. Ze heeft thuis een keer geoefend en de oefening na twee minuten afgebroken ‘omdat ze zich niet kon concentreren’. Samen met de therapeut doet ze nogmaals de ontspanningsoefeningen, en ze ontdekt dat ze toch rustiger wordt als ze langer doorgaat met de oefening. Niet rekenen op terugval

Veranderen gaat met vallen en opstaan. Bij een behandeling zal het op veel momenten voorspoedig verlopen, maar er zijn ook momenten dat het moeizaam gaat. Vallen gaat meestal vanzelf en opstaan is een hele klus. Bijna niemand verbetert zich in een rechte stijgende lijn. Iedereen heeft zijn betere en slechtere momenten, ook iemand die in behandeling is. Klaas Datema, de casus uit hoofdstuk 1, is goed aan het oefenen met de opdrachten. Hij vraagt zijn vriendin niet meer om geruststelling, en als hij wel iets vraagt geeft zij een standaardantwoord. Ook is hij begonnen om binnen geen zonnebril meer te dragen ondanks zijn overgevoeligheid voor licht. De volgende stap is dat hij ook buiten als de zon niet schijnt geen zonnebril meer draagt. De volgende sessie komt Klaas in zak en as binnen, hij heeft een slechte week gehad. Om onduidelijke redenen heeft hij slecht geslapen, waardoor zijn vermoeidheid is toegenomen, en hij is ook weer meer duizelig. Hij moest zijn zonnebril ook binnen weer opzetten, terwijl hij juist zo goed aan het oefenen was die niet meer te dragen. Hij heeft het gevoel dat hij weer terug is bij af. Hij is erg teleurgesteld door de terugval. Voor Klaas is het belangrijk om te beseffen dat het vroeger soms weken achtereen slecht met hem ging. De laatste tijd komen slechte periodes veel minder voor. Als hij de draad weer oppakt met de technieken die hij tot nu toe geleerd heeft, is er een gerede kans dat hij in de komende periode toch weer beter gaat slapen. Hij is immers goed bezig om het piekeren te bestrijden door helpende gedachten te formuleren en stap voor stap te oefenen. Bij de pakken neer gaan zitten is niet-helpend gedrag. Het mag niet mislukken

Het leren omgaan met lichamelijke klachten gaat niet alleen met vallen en opstaan, het is ook zoeken naar de juiste oplossing. De juiste oplossing dient zich vaak niet in één keer aan. Simone had het advies gekregen om het vanwege haar fybromyalgie rustig aan te doen. In het reumacentrum had men haar aangeraden om elk dagdeel een half uurtje op de bank te gaan liggen. Tijdens het rusten spookten allerlei gedachten door haar hoofd over dingen die ze nog moest doen. Simone werd er gek van. Na deze ‘mislukking’ werd gezocht naar een andere vorm van rust. Simone zou niet meer op de bank gaan liggen, maar in die periode een activiteit gaan doen die fysiek weinig belastend was. Ze ging borduren. Doordat ze tijdens het borduren de steken moest tellen, had ze geen ruimte meer in haar hoofd om na te denken over alle andere dingen die ze moest doen. Ze werd er erg rustig van.

sessie 8: doen en niet doen: het overwinnen van hindernissen

41

Het mag geen moeite kosten

Je kunt ervan uitgaan dat alle verandering moeite kost. Bij een opdracht is het paradoxale dat het eigenlijk geen goede opdracht is wanneer deze geen moeite kost. Een goede opdracht kost moeite om uit te voeren, iemand is dan echt goed aan het oefenen. Niek heeft last van overgevoeligheid voor geluid. Daardoor blijft hij binnen en gaat niet meer naar de bibliotheek, waar hij vroeger graag kwam omdat hij een fervent lezer is. Hij wil het lezen weer oppakken en heeft samen met de therapeut als opdracht afgesproken om naar de bibliotheek te gaan. Op straat is hij vrij snel weer omgekeerd, omdat hij veel last had van het geluid. Hij had gehoopt zonder problemen naar de bibliotheek te kunnen gaan. Niek moet leren accepteren dat hij – hoe zwaar het ook voor hem is – de stress van de vele geluiden op straat zal moeten doorstaan als hij wil zorgen dat de klachten minder invloed op zijn leven hebben en hij zijn oude hobby weer kan oppakken. Samen met zijn therapeut worden tussenstappen in het oefenen afgesproken. Hij gaat eerst oefenen met het verdragen van de geluiden op straat. De lichamelijke klachten worden niet minder

Veelal staren mensen zich blind op de lichamelijke klachten. De pijn wordt niet minder, of de darmklachten blijven hetzelfde. Dat is vervelend, maar denk eens terug aan het gevolgenmodel, waarbij het doel van de behandeling juist het verminderen van de last en de gevolgen van de lichamelijke klachten is. De gevolgen van de lichamelijke klachten hangen niet uitsluitend af van de hoeveelheid pijn of krampen, maar ook van hoe men met de lichamelijke klachten omgaat: gaat iemand dingen uit de weg of onderneemt iemand juist dingen. Soms is de winst dat men ‘ondanks de klachten’ toch vaker op visite gaat. Oscar de Vries is taxichauffeur, die door een grote hoeveelheid lichamelijke klachten niet meer werkt. Hij durft niet meer in zijn taxi te rijden uit angst dat er iets misgaat. Voor hem is het moeilijk te verteren dat hij niet kan werken. Stapsgewijs gaat hij weer aan het werk en merkt dat hij ondanks zijn klachten (en met moeite) toch zijn werk kan uitvoeren. De hoeveelheid klachten blijft gelijk, maar de gevolgen van de klachten op zijn leven zijn kleiner doordat hij wel weer werkt. Het hebben van klachten heeft een minder prominente rol in zijn leven en hij is er minder op gefixeerd.

Huiswerk Bespreek met uw therapeut weer nieuwe opdrachten uit het stappenplan om dagelijks te oefenen. Als u tijdens de opdrachten last hebt van niet-helpende ja-maar-gedachten, maak dan hiervan ook een schema. Vul een gedachtenschema in en bedenk hier een experiment bij. En voer dit vervolgens uit. In de eerste sessie vulde u het formulier in over vaardigheden die iemand nodig heeft om met klachten om te kunnen gaan. Vul dat formulier nogmaals in en bedenk op alle terreinen een idee voor verbetering. Vraag daarbij eventueel hulp aan een vriend of aan uw partner. Het formulier staat in bijlage 15.

Sessie 9: Vaardigheden in het omgaan met lichamelijke klachten

Diederik had zijn zaakjes altijd goed voor elkaar: zijn huis was op orde evenals zijn administratie. Als hij iets wilde kopen, deed hij eerst gedegen onderzoek om te bekijken welk product het beste was. Hij was een harde werker, maar had daarnaast genoeg tijd voor zijn hobby’s. Hij had een geordend en prettig leven. Enkele jaren geleden kreeg hij na een virusinfectie een onverklaarbare moeheid over zich en duizeligheidsklachten. Deze klachten waren zo ernstig dat hij niet meer kon werken. Hij merkte dat hij met zijn oude manier van dingen organiseren niet meer uit de voeten kon. Het lukte hem niet meer om alles perfect te doen, en hij voelde zich daar uitermate ontevreden over. Zijn leven lang had hij het principe gehanteerd: eerst werken, dan genieten. Maar als hij nu ’s ochtends begon met de nuttige klussen, was zijn energie aan het eind van de ochtend op. Voor zijn hobby’s had hij geen energie meer over. De dag beginnen met leuke dingen, was voor hem geen optie. Diederik stond voor een moeilijke taak: hoe ga ik om met mijn beperkingen door de klachten zodat ik een nog enigszins bevredigend leven kan leiden? Daarvoor moest hij een aantal vaardigheden ontwikkelen die hij tot nu toe niet in huis had gehad: dingen iets minder perfect doen, pauzes nemen en niet doorgaan tot iets af is, taken spreiden over meerdere dagen, plezierige dingen voorrang geven boven nuttige dingen. Marijke van Ooi was een buurvrouw zoals iedereen die wenst. Ze stond altijd voor anderen klaar. Zij was degene die de kinderen van het hockeyteam altijd naar de wedstrijden reed. Bij de buurtbarbecue kon je altijd op haar medewerking rekenen. Weigeren deed ze nooit. Ze kreeg daar altijd veel waardering voor. Marijke was bescheiden: voor zichzelf vroeg ze nooit iets. Sinds enige jaren heeft ze last van onverklaarde pijn in haar onderrug. Als ze niet regelmatig rust, verergert de pijn. Ook tillen geeft veel pijn. Ook Marijke staat voor een lastige taak. Als ze minder last wil hebben van de pijn in haar rug, heeft ze een aantal vaardigheden nodig die haar niet eigen zijn. Ze moet grenzen stellen en bij tijd en wijle nee-zeggen wanneer haar iets gevraagd wordt. Aan de ouders van het hockeyteam zou ze moeten vragen of ook zij de kinderen naar wedstrijden willen rijden. Ze zou met haar broer en zus een gesprek moeten voeren om hun te vertellen dat ze een belangrijk deel van de verzorging van hun moeder moeten overnemen. Ook zou ze hulp moeten vragen bij het doen van de boodschappen, zodat zij de zware tassen niet hoeft te dragen. Al deze dingen voelen onwennig voor Marijke en ze voelt zich haast egoïstisch. Hoe ga je zo goed mogelijk om met lichamelijke klachten? Dat vraagt aanpassingen waarvoor meer vaardigheden nodig zijn dan bij iemand die geen last heeft van lichamelijke klachten. Vanwege de klachten moet u dingen doen die u nog nooit gedaan hebt. Vaak moet u dingen doen die u voorheen uit de weg bent gegaan. Het anders leren omgaan met lichamelijke klachten vergt inzet en inspanning. U wilt uw leven veranderen en dat vraagt dat u anders omgaat met niet-helpende gedachten en met (vermijdings-) gedrag, en het vraagt ook om andere vaardigheden. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan deze andere vaardigheden. Ieder mens komt problemen tegen in zijn leven en heeft een bepaalde manier gevonden om met die problemen om te gaan. Meestal gaat dat goed. Bij tegenslag is het vaak nuttig om door te zetten. Wanneer je ergens niet uitkomt, is het goed om hulp te vragen. Wanneer iemand lichamelijke klachten krijgt, vraagt dat een enorme aanpassing. Wanneer je met lichamelijke klachten probeert om te gaan, moet je opeens veel beter kunnen relativeren. Hulp vragen is bij ziekte veel noodzakelijker dan

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_11, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

44

omga an met lichamelijke kl achten

wanneer men gezond is. Doorzetten is niet altijd de beste strategie bij lichamelijke klachten. Kortom: bij lichamelijke klachten wordt een veel groter beroep gedaan op iemands vermogen zich aan te passen. U hebt het formulier met vaardigheden nogmaals ingevuld. Neem nu samen met uw therapeut deze lijst door en kies met uw therapeut een onderwerp waarmee u aan de slag wilt. Op welk terrein wilt u uw vaardigheden uitbreiden? Wat hebt u nodig heeft om dat doel te bereiken. U kunt daarbij gebruikmaken van de checklist uit bijlage 16. Ook staan in deze bijlage voorbeelden van oefeningen die u zou kunnen gaan doen.

Huiswerk U gaat oefenen met de door u gekozen vaardigheden, zoals grenzen stellen, rust nemen of hulp vragen. U noteert de successen die u geboekt hebt bij het oefenen. U gaat door met het invullen van de dagboekformulieren en bedenkt daar mogelijk een experiment bij. Dat voert u vervolgens uit. Let daarbij vooral op niet-helpende gedachten die u kunnen belemmeren bij het uitvoeren van de opdrachten.

Sessie 10: Blijven oefenen met vaardigheden

We beschreven al dat bij veel lichamelijke klachten geen duidelijke diagnose is te stellen. Er wordt dan gesproken over onbegrepen lichamelijke klachten. Toch blijven veel mensen lang zoeken naar een mogelijke oorzaak voor hun lichamelijke klachten. Dat is begrijpelijk , maar dit levert vaak nog meer medisch-specialistisch onderzoek op, zonder dat er duidelijkheid komt . Het aanpassen van gedrag en vaardigheden in het omgaan met de lichamelijke klachten is dan vaak verstandiger. U hebt de afgelopen periode geoefend met het toepassen van nieuwe vaardigheden. Bespreek met uw therapeut hoe dat gegaan is, of er hindernissen waren en vooral de successen.

Huiswerk Ga door met het oefenen van nieuwe vaardigheden in het omgaan met de lichamelijke klachten en de gevolgen daarvan. U noteert de successen of ‘wapenfeiten’. U gaat door met het invullen van de dagboekformulieren over situaties die zich de afgelopen periode hebben voorgedaan. U noteert de niet-helpende gedachten en gedachten die u belemmeren in het uitvoeren van de opdracht. Als het mogelijk is bedenkt u ook een gedragsexperiment, dat u daarna uitvoert.

Tips • Hoe groot is de kans dat de opdracht slaagt? Het is belangrijk om opdrachten te kiezen die wel een uitdaging zijn en waarvan u het idee hebt dat u ze aankunt. • Wat wilt u bereiken? Probeer het gewenste gedrag duidelijk en positief te formuleren. ‘Minder pijn’ is een negatief geformuleerd doel, waarop u meestal niet zoveel invloed hebt. ‘Op tijd rust nemen’ is positiever geformuleerd. • Kunt u zelf invloed uitoefenen op de situatie? Bijvoorbeeld: ‘Ervoor zorgen dat de familie mijn situatie begrijpt.’ Daarop hebt u weinig invloed op. U kunt wel een gesprek aangaan met de familie. Dat kunt u zelf doen. Of familieleden na uw uitleg meer begrip hebben, hebt u helaas niet in de hand. • Gaat de oefening u helpen om beter om te gaan met de lichamelijke klachten? Een betere conditie kan in sommige gevallen een verbetering van de klachten opleveren. Het hangt er wel erg vanaf hoe u dit aanpakt. Wanneer u te hard van stapel loopt, levert de oefening overbelasting en meer blessures op. Wanneer u de inspanningen geleidelijk opbouwt, hebt u meer kans op succes. • Kunt u de komende week voldoende vaak oefenen? Bijvoorbeeld: ‘Bij de volgende verjaardag ga ik vragen of mensen mij kunnen helpen met de voorbereiding.’ Dan gaat het nog 51 weken duren voordat u kunt oefenen. Bedenk een opdracht die komende week uitvoerbaar is. • Kunt u zelf bepalen of de oefensituatie optreedt? Bijvoorbeeld: ‘Als mijn ouders weer eens onaangekondigd langskomen, ga ik hun zeggen dat ze eerst moeten bellen om te vragen of het uitkomt en ik mij fit genoeg voel.’ Misschien komen uw

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_12, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

46

omga an met lichamelijke kl achten

ouders de komende weken niet onaangekondigd langs. Dan kunt u niet oefenen. U kunt beter zelf het initiatief nemen om het gesprek te beginnen door hen te bellen. Dan hebt u zelf in de hand of u kunt oefenen. • Oefen zoveel mogelijk de situatie van tevoren tijdens de sessie, bijvoorbeeld in een rollenspel. • Wat hebt u nodig om de opdracht uit te voeren (bijv. steun van iemand). • Zijn er problemen te verwachten in de uitvoering van de opdracht?

Sessie 11: Zorgen voor uzelf

Ook deze periode hebt u weer geoefend met het toepassen van nieuwe vaardigheden. Bespreek met uw therapeut hoe dat gegaan is en of er hindernissen waren, maar bespreek vooral uw successen. Bekijk nauwkeurig of er gedachten waren die het oefenen van de vaardigheden belemmerden. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat iemand oefent om wat meer hulp te vragen, maar dat die opdracht mislukt doordat iemand bijvoorbeeld aldoor denkt: ‘ik vraag al zo veel van mijn man, ik kan niet nog meer van hem vragen.’ Als het nodig is, oefent u de nieuwe vaardigheid eerst in de sessie met uw therapeut. We geven nog enkele voorbeelden van mensen die hun vaardigheden en manier van reageren hebben veranderd. Na jarenlang hard gewerkt te hebben, krijgt de heer Edward de Vries een burn-out die met veel lichamelijke klachten gepaard gaat. Hij heeft onder meer een halfzijdige verlamming in zijn gezicht (zijn linkeroog hangt half dicht), waarvoor diverse medisch specialisten geen verklaring kunnen vinden. Edward vindt dat zijn gezicht er raar uitziet en schaamt zich voor zijn uiterlijk. Dat maakt dat hij zich opsluit in zijn huis. Hij is bang dat hij het monster van Frankenstein wordt genoemd als mensen hem zien. Geheel ten onrechte is die angst niet, omdat een neef al een keer zo’n grapje gemaakt heeft. Hij zou wel graag de deur uit willen, maar telkens speelt een ja-maar in zijn hoofd: iedereen lacht me uit. Vanwege zijn schaamte is hij bijvoorbeeld al jaren niet meer bij de tandarts geweest. De komende week gaat Edward een afspraak bij de tandarts maken. Oftewel, hij stopt met vermijden en leert omgaan met onzekerheid. Annelies is een aardige vrouw, vooral voor anderen. Zij was altijd de eerste die bereid was om klassenmoeder te worden, de kinderen van de hele buurt naar voetbal te rijden en boodschappen te doen voor een zieke buurvrouw. Geleidelijk kreeg ze last van een zeurende pijn door haar hele lichaam. Een oorzaak voor de pijn werd niet gevonden. Annelies merkt dat ze bij kou meer last heeft van de pijn. Ondanks de pijn staat ze nog steeds zo veel mogelijk klaar voor anderen. In overleg met haar therapeut komt ze tot het plan om regelmatig naar de sauna in de sportschool te gaan. Haar spieren worden hierdoor soepeler en ze heeft minder last van de pijn. Echter, ze gunt zichzelf die tijd niet, want ze vindt zichzelf egoïstisch als ze dit zou doen. Dit betekent namelijk dat ze dan geen tijd voor de boodschappen van de buurvrouw heeft. De komende week gaat ze oefenen om een goede vriendin de situatie uit te leggen en te vragen om de boodschappen voor de buurvrouw te doen, zodat zij zelf naar de sauna kan. Ze vraag dus hulp en komt op voor zichzelf.

Huiswerk Kies een nieuwe opdracht uit de lijst van vaardigheden. Maak een plan hoe die uit te voeren. Noteer de successen die u boekt. De volgende sessie is de laatste en dan evalueert u samen met uw therapeut de behandeling. U bekijkt dan samen wat u geleerd hebt, welk doelen u bereikt hebt en welke doelen u in de toekomst nog wilt bereiken. Ter voorbereiding hierop schrijft u thuis al een evaluatie in de vorm van een brief aan uzelf.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_13, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

48

omga an met lichamelijke kl achten

U kunt in die brief bijvoorbeeld de volgende dingen schrijven: • Waarop bent u trots, wat hebt u bereikt? • Tips en valkuilen • Een bemoedigend woord voor momenten dat u het even niet ziet zitten. Laat de brief lezen aan uw partner of een goede vriend. Wellicht heeft diegene nog wat aanvullingen. Voorbeeld van een brief

Valerie schreef zichzelf de volgende brief: Als ik iets voel in mijn lichaam betekent dat niet dat ik een ernstige ziekte heb. Meestal betekent het dat ik te hard gewerkt heb. Als ik het te druk heb, ga ik meestal van alles voelen in mijn lijf en piekeren. Dan kan ik beter rustig aan doen en iets ontspannends gaan doen. Dat lukt me tegenwoordig. Ik hoef niet altijd de beste te zijn of de enige die alle deadlines haalt. Ook is het normaal dat ik het even niet zie zitten. Dan kan ik met mijn vriend bellen en er even over praten. Dat is geen gezeur en mijn vriend reageert er goed op. Doordat ik op tijd aan de bel trek, raak ik niet meer zo snel in paniek. Tip: als je in een dal zit, gaat het ook weer over. Er is meer in het leven dan een hand die niet goed functioneert. Ondanks je handicap kun je nog van alles. Een bemoedigend woord: ondanks lichamelijke beperkingen en klachten kun je toch een redelijk goed leven leiden, een goede moeder zijn of dingen doen die je prettig vindt. Blijf denken over mogelijkheden en denk niet te veel na over onmogelijkheden. Je bent de moeite waard. Voorbeelden van opdrachten Oefening

Hoe maak je het haalbaar?

Helpende gedachte

Edward

Een afspraak maken met de tandarts

Eerst bellen met de tandarts om de situatie uit te leggen

Er zijn mensen die wel begrip hebben. Van de tandarts verwacht ik een professionele houding.

Annelies

Met een goede vriendin de situatie bespreken en vragen of ze de boodschappen wil doen.

Verschillende stappen: eerst met vriendin bespreken, dan met de buurvrouw, en daarna naar de sauna gaan.

Dat je anderen helpt, is een goede zaak, maar het mag niet ten kostte gaan van jezelf.

Sessie 12: Evaluatie: hoe blijf ik op de rails?

In de laatste sessie blikken we terug. U hebt stappen vooruit gemaakt in het omgaan met lichamelijke klachten en de gevolgen daarvan. Ongetwijfeld blijven er wensen over. Veranderen kost tijd. Het vergt niet alleen overwinningen op de klachten, maar ook overwinningen op uzelf. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat er is bereikt. U hebt thuis een brief geschreven over de behandeling. U hebt beschreven waarop u trots bent en wat u hebt bereikt. Maar u hebt ook uw valkuilen beschreven en tips daarbij om die te voorkomen. En ten slotte hebt u voor uzelf een bemoedigend woord geschreven voor momenten dat u het even niet ziet zitten. Bespreek deze brief met uw therapeut. Uw therapeut heeft ook een evaluatie geschreven. Lees deze en bekijk welke punten u hiervan wilt overnemen in uw eigen evaluatie. Ter afronding komen we nog terug op de casus van Klaas Datema. De behandeling van Klaas is uiteindelijk voorspoedig verlopen. Hij oefende goed, maar zoals u in hoofdstuk 8 hebt kunnen lezen, had Klaas ook een ernstige terugval tijdens de behandeling. Een bepaalde week sliep hij slecht en werd hij vaker vermoeid en duizelig. Daardoor ging hij ook binnen weer zijn zonnebril dragen en zat hij bij de pakken neer. Samen met zijn therapeut wist hij zijn niet-helpende gedachten als ‘ik ben weer helemaal terug bij af’ en ‘het komt nooit meer goed met mij’, uit te dagen en te vervangen door meer rationele en helpende gedachten. Hierdoor kon hij de draad weer oppakken met het oefenen in het nalaten van geruststelling zoeken. Uiteindelijk leerde Klaas steeds beter met zijn lichamelijke klachten om te gaan. Dat wil niet zeggen dat hij helemaal geen lichamelijk klachten meer had, maar hij kon veel beter zijn grenzen bewaken. Zelfs het hardlopen heeft hij weer opgepakt, maar marathons zijn niet meer aan de orde. De klachten van Klaas en met name het aldoor vragen om geruststelling bij zijn vriendin hadden een zware wissel getrokken op hun relatie. Aanvullend hebben zij samen nog een aantal relatiegesprekken gevoerd om hun relatie voor de toekomst te bespreken. Bij de afronding van de behandeling schrijft de therapeut nog een afsluitende brief aan de huisarts, waar u ook een exemplaar van krijgt. Bespreek samen met uw therapeut wat er in deze brief komt te staan. Het boek mag dan uit zijn en de therapie afgesloten worden, maar dat betekent niet dat voor u het verhaal ten einde is. U hebt gereedschap en handvaten meegekregen waarmee u hopelijk zelf verder blijft bouwen.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1_14, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Bijlagen

Bijlage 1: Het gevolgenmodel

lichamelijke klachten

betekenis van de lichamelijke klacht

cognitieve en emotionele gevolgen

gedragsmatige gevolgen

lichamelijke gevolgen

sociale gevolgen

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

52

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 2: Analyse volgens het gevolgenmodel: hulpvragen en aandachtspunten Klacht:

Wat is de aard, locatie, intensiteit en frequentie van de lichamelijke klacht? Hoe is de klacht ontstaan en wat is het beloop? Wat zijn de begeleidende verschijnselen? Hoe verloopt een gewone doordeweekse dag? Ideeën over de klacht

Welke ideeën hebt u over de oorzaak van de klacht? Wat zijn automatische gedachten in reactie op de klachten? Wat betekent de klacht voor u? Cognitieve en emotionele gevolgen

Welke gevolgen hebben de klachten voor uw stemming (is er sprake van angst, boosheid, somberheid)? Als de klacht optreedt of toeneemt, hoe voelt u zich dan? Zijn er problemen met aandacht, concentratie of geheugen als gevolg van de klachten? (Lukt het een boek te lezen, tv te kijken of huiswerk te maken?) Gedragsmatige gevolgen

Wat voor gevolgen hebben de klachten voor uw doen en laten? Wat doet u als de klachten toenemen? Stopt u met activiteiten als de klachten toenemen? (vermijden van activiteiten). Gaat u zo lang mogelijk door tot het echt niet verder gaat? (verzetten tegen beperkingen/overbelasten). Wanneer u veel last hebt van de klachten, wilt u dan bij anderen zijn of juist alleen? Waarom? (Terugtrekken uit sociale situaties). Let u veel op uw lichaam of probeert u de klachten te negeren? Gebruikt u medicijnen of hulpmiddelen? Lichamelijke gevolgen

Welke gevolgen hebben de klachten voor uw lichamelijk functioneren? Denk aan: in- en doorslapen, vermoeidheid, verandering van eetpatroon, eetlust en gewicht, verslechtering van conditie, spierspanning (zijn de spieren gespannen in het gebied dat pijn doet?). Hebt u moeite met ademhalen? Wat zijn de gevolgen voor uw seksualiteit? Sociale gevolgen

Hebben de klachten gevolgen voor: werk of opleiding, contacten met familie en vrienden en met partner en kinderen, de financiële situatie. Hoe is het contact met de huisarts of behandelend specialist? Bent u verwikkeld in een juridische procedure die samenhangt met de klachten?

bijl agen

53

Bijlage 3: Inventarisatie van de vaardigheden die nodig zijn om optimaal met lichamelijke klachten om te gaan Iemand die last heeft van lichamelijke klachten moet daarmee leren omgaan. Dat is niet makkelijk en vraagt veel meer vaardigheden dan wanneer je gezond bent. In de onderstaande lijst noemen we een aantal veelvoorkomende struikelblokken. Bespreek deze met iemand die u goed kent (uw partner, een ander familielid of een vriend). Beschrijf bij elk punt een situatie waarin het goed is gegaan en een situatie waarbij verbetering mogelijk is. 1. Hulp vragen bij praktische zaken die u niet meer zelf kunt doen zonder dat dit tot een verergering van klachten leidt. Te denken valt aan praktische dingen zoals boodschappen of klusjes doen. Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

2. Emotionele steun vragen: emotionele steun maakt het vaak makkelijker om met problemen om te gaan. Vraagt u daar makkelijk om of houdt u liever uw mond, omdat u zichzelf anders een zeurpiet vindt? Of is het juist andersom: vraagt u zo vaak om hulp dat mensen uit uw omgeving daardoor geïrriteerd raken? Noteer: Een situatie waarin steun vragen goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

3. Grenzen stellen. Kunt u makkelijk grenzen stellen? Denk aan meerdere gebieden. Grenzen stellen kan betekenen: op tijd ophouden met een activiteit wanneer u merkt dat deze u te veel wordt. Grenzen stellen kan ook betekenen dat u niet ingaat op vragen van mensen uit uw omgeving, als iemand u bijvoorbeeld om hulp vraagt of wanneer iemand een hele avond op visite wil komen, terwijl u zoiets maximaal een uurtje volhoudt.

54

omga an met lichamelijke kl achten

Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

4. Dingen naast u neerleggen. Door de lichamelijke klachten kunnen allerlei dingen niet meer zo goed of zo precies als u misschien gewend was. Een dosis relativeringsvermogen is nodig. Kunt u makkelijk dingen naast u neerleggen of blijft u zich ergeren omdat het niet gaat zoals u gewend was? Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

5. Omgaan met onzekerheid. Wanneer het lichaam klachten vertoont, kunt u niet altijd rekenen op uw lijf. Wanneer u afspraken maakt, is het niet zeker of ze kunnen doorgaan. Kunt u tegen deze onzekerheid? Noteer: Een situatie waarin u de onzekerheid over uw lijf goed kon verdragen:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

bijl agen

55

6. Uzelf belangrijk genoeg vinden. Sommige mensen cijferen zichzelf weg voor anderen. Wanneer u lichamelijke klachten hebt, is het niet altijd handig om uzelf weg te cijferen, maar is het verstandig rekening met uzelf te houden. Hoe goed kunt u dat? Noteer: Een situatie waarin het lukte rekening met uzelf te houden:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

7. Loslaten van het verleden. Sommige mensen blijven treuren over hoe hun leven verslechterd is. Ze zien vooral wat er niet meer kan en hebben weinig oog voor de toekomst. Ze vinden het moeilijk het verleden los te laten en zich aan de huidige situatie aan te passen. Hoe is dat voor u? Noteer: Een situatie waarin u het verleden met succes los kon laten:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

8. Steunende gedachten. Maakt u zichzelf snel zorgen of kunt u makkelijk een lichtpuntje zien? Noteer: Een situatie waarin het u goed afging om optimistisch te blijven:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

56

omga an met lichamelijke kl achten

9. Andere punten waarmee u moeilijk kunt omgaan.

Tot slot: kies uit de lijst de drie punten die voor u het belangrijkst zijn. 1. 2. 3.

57

bijl agen

Bijlage 4: Vul een eigen voorbeeld van het schema in

lichamelijke verschijnsel

lichamelijke reacties:

aandacht

niet-helpende of rampzalige gedachten

doen en niet doen:

emotie:

invloeden van buitenaf:

58

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 5: Eigen voorbeelden uit het schema voorbeeld lichamelijke klachten/verschijnselen

niet-helpende of rampzalige gedachten (gedachten waarvan u verder in de put raakt, angstig wordt of waardoor u op een dood spoor terechtkomt)

emotionele reacties (bijvoorbeeld: angst, somber, boos, gefrustreerd)

aandacht

dingen die u extra bent gaan doen of die u laat sinds u de klachten hebt

lichamelijke reacties

spanningen uit de omgeving

bijl agen

59

Bijlage 6: Uitleg invullen van het dagboekformulier Het dagboekformulier is een hulpmiddel om u bewust te maken van uw manier van denken. Tijdens de sessie hebt u uitleg gekregen van uw therapeut over de manier hoe u het dagboekformulier kunt invullen en u hebt daarmee een start gemaakt. We zullen het invullen van het dagboekformulier nog eens voor u op een rij zetten. 1. Nadat u de datum en tijd hebt opgeschreven, vult u het vak in met de situatie. Dit is een concrete beschrijving van de situatie waarin u zich bevond. Het is een beschrijving alsof iemand anders zou beschrijven wat hij gezien heeft. Het gaat niet om een interpretatie of automatische gedachte over de situatie. Deze komen op een andere plek. Het kan zijn dat de situatie is dat u over iets nadenkt. Dan schrijft u op ‘ik zat na te denken’. Hetgeen waarover u nadenkt komt in het vak van de automatische gedachten. 2. Vervolgens kruist u aan welke lichamelijke sensaties of symptomen op dat moment een rol speelden. Als de sensaties of symptomen die u had er niet bij staan, dan vult u deze bij de stippellijn in. 3. In het volgende vak beschrijft u het gevoel. Hiermee worden de (negatieve) emoties bedoeld die op dat moment spelen. Een hulpmiddel kan zijn om te denken aan de vier belangrijkste emoties (de vier B’s): bang, boos, bedroefd en blij. Maar er kunnen natuurlijk ook andere emoties spelen. U geeft aan hoe sterk deze emotie was op een schaal van 0 tot 100, waarbij 100 het allersterkst is. 4. Vervolgens beschrijft u uw automatische gedachten of beelden. Dat zijn de rampgedachten of soms hele rampscenario’s en niet-helpende gedachten. Het is van belang dat de gedachten leiden tot de emotie die u daarboven hebt beschreven. En dat deze gedachten ook de sterkte van de emotie verklaren. Wanneer u noteerde een sterke angst te voelen, dan past daar geen gedachte bij die slechts een beetje bezorgdheid geeft. Waarschijnlijk bent u ervan overtuigd dat het helemaal mis is. Soms zetten mensen ook vragen bij de automatische gedachten neer, terwijl het negatieve antwoord meestal de sterke emotie veroorzaakt. Het is dus beter om dat negatieve antwoord te noteren. Iemand kan zich afvragen: ‘Komt het wel goed?’, maar hij wordt gespannen van het antwoord: ‘Het komt niet goed!’ Het kan zijn dat er geen gedachten zijn, maar dat u overvallen wordt door de emotie, zoals somberheid. Misschien is er wel een beeld, of blijken er toch gedachten te zijn wanneer u zich weer helemaal in de situaties inleeft. Ze worden automatische gedachten genoemd omdat het een automatisme is geworden om op die manier over situaties of lichamelijke klachten te denken. Ten slotte noteert u hoe geloofwaardig de automatische gedachte voor u is. Als u er helemaal van overtuigd bent, is dit 100 en bij twijfel kiest u een lager getal. 5. Als laatste noteert u in het vak gedrag wat u deed in die specifieke situatie. Dat kan bijvoorbeeld zijn geruststelling zoeken of uw lichaam controleren. En als u helemaal niets deed, noteert u dat. De volgende vakken hoeft u nu nog niet in te vullen. Dat gaat u in de volgende sessie samen met uw therapeut doen.

60

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 7: Dagboekformulier Dagboekformulier voor het bijhouden van gedachten datum en tijdstip: situatie: symptomen: z pijn op de borst z hartkloppingen of snelle hartslag z kortademigheid z duizeligheid z benauwdheid z misselijkheid z gevoel van onwerkelijkheid gevoel:

automatische gedachten en beelden:

z z z z z z z

tintelingen of verdoofd gevoel vlagen van warmte of koude beven of trillen transpireren blozen

sterkte van het gevoel (0–100)

geloofwaardigheid (0–100)

gedrag:

uitdaging:

rationele gedachte:

nieuw gedrag:

geloofwaardigheid (0–100)

bijl agen

61

Bijlage 8: Schema voor redeneerfout en niet helpen van gedachten naam: automatische gedachte

redeneerfout

waarom is dit een niethelpende gedachte?

rationele (helpende) gedachte

62

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 9: Inventarisatie van veiligheidsmaatregelen die niet helpen om de problemen de baas te worden De meeste mensen houden niet van angst en spanning en nemen maatregelen om die te voorkomen. Soms gaan mensen dingen uit de weg. Bijvoorbeeld: wanneer iemand bang is dat zijn hart zwak is, kan hij besluiten om inspanning te vermijden. Dit heeft vaak een averechts effect, omdat dan de conditie afneemt en de patiënt bij steeds geringere inspanning hartkloppingen krijgt. Soms gaan mensen juist dingen doen om zichzelf gerust te stellen. Bijvoorbeeld op internet kijken naar symptomen van een ziekte of veelvuldig geruststelling vragen aan hun partner. Ook dit kan een averechts effect hebben, want door de informatie van internet kan de ongerustheid toenemen. Uw partner kan chagrijnig worden van alle vragen, waardoor de spanning toeneemt, en spanning geeft meestal meer klachten. Noteer voor uzelf welke veiligheidsmaatregelen u neemt. Vraag uw partner, een familielid of een vriend u te helpen bij het invullen van de antwoorden. Noem drie dingen die u vanwege de klachten uit de weg gaat: 1. 2. 3. Noem drie extra voorzorgsmaatregelen die u neemt om de angst voor de klachten te bedwingen. 1. 2. 3. Beschrijf situaties waarin u deze week deze veiligheidsmaatregelen nam: 1. 2. 3.

bijl agen

Bijlage 10: Formulier gedragsexperiment datum Welke gedachten gaat u toetsen?

Hoe geloofwaardig is deze gedachte (0–100): Wat is uw alternatieve gedachte?

Hoe geloofwaardig is dit alternatief? (0–100): Bedenk een experiment om uit te zoeken of de gedachten kloppen. Wat gaat u doen? Waar?

Wanneer?

Waar gaat u op letten?

Zijn er problemen die u kunt tegenkomen? Zo ja, hoe gaat u die oplossen?

Resultaat: Wat hebt u ervaren? Tot welke conclusie bent u gekomen?

Wat hebt u van het experiment geleerd? Geef opnieuw een cijfer voor de geloofwaardigheid van de alternatieve gedachte (0–100). Is de geloofwaardigheid van uw alternatieve gedachte groter geworden? Zo ja, waarom?

Kunt u nog meer experimenten doen? Welke?

63

64

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 11: Voorbeeld van het stappenplan van Klaas uw eigen opdrachten om dingen te doen of te laten moeilijkheidsgraad van 0–100 geen geruststelling meer vragen aan mijn vriendin (als ik het wel doe, geeft zij een standaardantwoord, bijvoorbeeld: ‘Je weet dat ik je niet kan geruststellen.’)

80

buiten geen zonnebril dragen als de zon niet schijnt

70

niet iedere week naar de huisarts gaan voor geruststelling (is met de huisarts besproken)

70

binnen geen zonnebril dragen

50

een wandeling maken van een halfuur overdag

40

een wandeling maken van een kwartier ’s avonds (weinig licht)

30

bijl agen

65

Bijlage 12: Formulier om een stappenplan te maken voor doen en laten uw eigen opdrachten om dingen te doen of te laten moeilijkheidsgraad van 0–100

66

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 13: Formulier om successen bij te houden Welke successen hebt u geboekt? datum

gelukte opdrachten

moeilijkheidsgraad van 0–100

67

bijl agen

Bijlage 14: Het noteren van de niet-helpende en helpende gedachten bij de opdrachten de opdrachten uit het stappenplan en de ja-maren opdracht

niet-helpende gedachte of de ja-maar …

helpende gedachte

68

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 15: Inventarisatie van de vaardigheden die nodig zijn om optimaal met lichamelijke klachten om te gaan Iemand die last heeft van lichamelijke klachten moet leren daarmee om te gaan. Dat is niet makkelijk en vraagt veel meer vaardigheden dan wanneer je gezond bent. In de onderstaande lijst noemen we een aantal veelvoorkomende struikelblokken. Bespreek deze met iemand die u goed kent (uw partner, een ander familielid of een vriend). Beschrijf bij elk punt een situatie waarin het goed is gegaan en een situatie waarbij verbetering mogelijk is. 1. Hulp vragen bij praktische zaken die u niet meer zelf kunt doen zonder dat dit tot een verergering van klachten leidt. Te denken valt aan praktische dingen zoals boodschappen of klusjes doen. Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

2. Steun vragen: emotionele steun maakt het vaak makkelijker om met problemen om te gaan. Vraagt u daar makkelijk om of houdt u liever uw mond, omdat u zichzelf anders een zeurpiet vindt? Of is het juist andersom: vraagt u zo vaak om hulp dat mensen uit uw omgeving daardoor geïrriteerd raken? Noteer: Een situatie waarin steun vragen goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

bijl agen

69

3. Grenzen stellen. Kunt u makkelijk grenzen stellen? Denk aan meerdere gebieden. Grenzen stellen kan betekenen: op tijd ophouden met een activiteit wanneer u merkt dat deze u te veel wordt. Grenzen stellen kan ook betekenen dat u niet ingaat op vragen van mensen uit uw omgeving, als iemand u bijvoorbeeld om hulp vraagt of wanneer iemand een hele avond op visite wil komen, terwijl u zoiets maximaal een uurtje volhoudt. Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

4. Dingen naast u neerleggen. Door de lichamelijke klachten kunnen allerlei dingen niet meer zo goed of zo precies als u misschien gewend was. Een dosis relativeringsvermogen is nodig. Kunt u makkelijk dingen naast u neerleggen of blijft u zich ergeren omdat het niet gaat zoals u gewend was? Noteer: Een situatie waarin het goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

70

omga an met lichamelijke kl achten

5. Omgaan met onzekerheid. Wanneer het lichaam klachten vertoont, kunt u niet altijd rekenen op uw lijf. Wanneer u afspraken maakt, is het niet zeker of ze kunnen doorgaan. Kunt u tegen deze onzekerheid? Noteer: Een situatie waarin het omgaan met onzekerheid goed is gegaan:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

6. Jezelf belangrijk genoeg vinden. Sommige mensen cijferen zichzelf weg voor anderen. Wanneer iemand lichamelijke klachten heeft, is het niet altijd handig om jezelf weg te cijferen, maar is het verstandig rekening met jezelf te houden. Hoe goed kunt u dat? Noteer: Een situatie waarin u zichzelf niet hebt weggecijferd:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

7. Loslaten van het verleden. Sommige mensen blijven treuren over hoe hun leven verslechterd is. Ze zien vooral wat er niet meer kan en hebben weinig oog voor de toekomst. Ze vinden het moeilijk het verleden los te laten en zich aan de huidige situatie aan te passen. Hoe is dat voor u? Noteer: Een situatie waarin u het verleden met succes los kon laten:

bijl agen

71

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

8. Steunende gedachten. Maakt u zichzelf snel zorgen of kunt u makkelijk een lichtpuntje zien? Noteer: Een situatie waarin het u goed afging om optimistisch te blijven:

Een situatie waarin verbetering mogelijk is:

9. Andere punten waarmee u moeilijk kunt omgaan.

Tot slot: kies uit de lijst de drie punten die voor u het belangrijkst zijn. 1. 2. 3.

72

omga an met lichamelijke kl achten

Bijlage 16: Checklist bij het uitvoeren van een opdracht • • • • • • • • •

Wat wilt u bereiken? Is de vaardigheid duidelijk en positief geformuleerd? Gaat dit u helpen om beter om te gaan met uw lichamelijke klachten? Kunt u dit de komende week voldoende vaak oefenen? Kunt u het zo regelen dat de oefensituatie optreedt? Moet het eerst in de therapiesessie worden geoefend, in een rollenspel? Hebt u hulp nodig om het huiswerk uit te voeren (bijvoorbeeld steun van iemand)? Zijn er hindernissen te verwachten voor de uitvoering van het huiswerk? Hoe groot is de kans dat de opdracht slaagt? Wat te doen als de opdracht toch te moeilijk blijkt?

Voorbeelden van een opdracht

• Hulp vragen: het inschakelen van partner of kinderen bij taken die tot overbelasting leiden en daarmee tot verergering van klachten. • Hulp vragen: bij geleidelijke activering iemand vragen om samen te gaan zwemmen. • Grenzen aangeven: wanneer iemand op visite komt, aangeven dat u het op prijs stelt dat iemand langskomt, maar dat u het bezoek maar een uurtje volhoudt. • Rustpauzes inlassen en niet pas stoppen als u volledig uitgeput bent. • Uzelf belangrijk vinden: iets leuks voor uzelf doen terwijl ‘er nog zoveel andere dingen moeten gebeuren’. • Loslaten en minder puntjes op de i: de kamer stofzuigen in een kwartier in plaats van een uur. De wc kan wellicht twee keer per week schoongemaakt worden in plaats van vier keer. • Accepteren van beperkingen: als voetballen met uw zoon niet meer lukt vanwege de lichamelijke klachten, bedenk dan een andere activiteit om met uw zoon te doen. • Accepteren van beperkingen: vanwege de klachten kan het zijn dat u de drukte van de kinderen slecht kunt verdragen. Ga voor het slapen voorlezen als de kinderen rustig op bed liggen. Voorbeelden

Marijke vulde het volgende in: hulp vragen situatie waarin dat goed gaat

Kinderen betrekken bij het huishouden: zelf hun kamer opruimen, het huis stofzuigen

situatie die voor verbetering vatbaar is

De hele middag in het huis van mijn moeder bezig geweest.

idee voor verbetering

Met mijn broer en zus gaan praten of zij bepaalde taken kunnen overnemen in de zorg voor moeder.

Diederik vulde het volgende in: grenzen stellen situatie waarin dat goed gaat

Doe elke dag een beetje aan mijn administratie: één ding per dag.

situatie die voor verbetering vatbaar is

De hele ochtend bezig geweest met het repareren van een lamp. Kon ’s middags alleen nog maar op bed liggen. Geen tijd voor leuke dingen.

idee voor verbetering

Een dag in de week (woensdag) begin ik met mijn hobby (computeren) en laat de ‘nuttige’ dingen even zitten.

bijl agen

Bijlage 17: Formulier voor vaardigheden vaardigheid: situatie waarin dat goed gaat

situatie die voor verbetering vatbaar is

idee voor verbetering

73

Over de auteurs

Prof. dr. Sako Visser, klinisch psycholoog, is hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam en de hoofdopleider voor de GZ-opleidingen te Amsterdam. Daarnaast is hij hoofd somatoforme stoornissen bij Pro Persona GGZ en doet hij onderzoek naar de diagnostiek en behandeling van somatoforme stoornissen en angststoornissen. Dr. M. (Michel) J. Reinders is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Momenteel werkt hij op de Polikliniek Psychosomatiek van GGZINGEEST en als praktijkopleider. Hij publiceerde onder meer over psychosomatiek en geeft ook postdoctoraal onderwijs op dit gebied.

S. Visser, M. Reinders, Werkboek omgaan met lichamelijke klachten, DOI 10.1007/978-90-368-0469-1, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media