Oefeningenboek voor groepen [2nd ed]
 978-90-313-7767-1, 978-90-313-7768-8 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Oefeningenboek voor groepen

Oefeningenboek voor groepen 150 korte oefeningen therapie - opleiding - training

derde druk

Lex Mulder Herma Hagen Wicky Voors

Bohn Stafleu van Loghum Houten 2010

Ó 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopiee¨n of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopiee¨n uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 7767 1 NUR 840 Ontwerp omslag: Bottenheft, Marijenkampen Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Pre Press Media Groep, Zeist Eerste druk 1989 Tweede druk 2004 Derde druk 2010

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl

Inhoud

1 1.1 1.2

2 2.1

3

4

Woord vooraf

11

Inleiding

12

deel i algemeen

15

Werken met oefeningen Wanneer gebruik je een kortdurende oefening? Aandachtspunten bij het gebruik van oefeningen

17 17

De keuze van een oefening Het zoeksysteem: hoe kies je een oefening?

20 20

deel ii oefeningen

41

18

Handleiding bij de oefeningen 0 Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen

43

Beschrijving van de 150 oefeningen 1 Kennismaken in drietallen 2 Kennismaken op een cocktailparty 3 Kennismaken door middel van tekeningen 4 Groepsgesprek over verwachtingen 5 Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking 6 Unieke belevenis 7 Sleutels: wat betekenen ze voor mij?

46 46 47

43

48 49 50 51 52

6

Oefeningenboek voor groepen

8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44

Naamspelletjes voor een beginnende groep Observeren Gedragsbeschrijving Waarnemingsexperiment De psychiater Caesar en Cleopatra Subjectieve verwachtingen Eerste reactie Verboden te luisteren Luisteren en samenvatten in een discussie Het gerucht Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Tekeningen beschrijven Spelen met brabbeltaal Tweezijdige versus eenzijdige communicatie De leugendetector Spelimprovisaties in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Jan-Jaap of Jaap-Jan Zwart-wit: werken met tegenstellingen Hier sta ik Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten De roze olifant Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet De overgang van huis naar groep Themagroepsgesprek Brainstormen Cirkel-warming-up

53 55 56 57 58 59 61 62 63 64 66 69 72 73 75 79 80 84 86 88 90 91 92 93 94 95 96 98 99 1 00 101 1 02 1 03 1 04 1 05 1 06 1 07

7

Inhoud

45 ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging 46 Klankimprovisatieopdrachten 47 Voorwerp kiezen 48 Mijn geheim 49 Non-verbale communicatieoefening: ga je gang 50 De groepsmachine 51 De springreeks 52 Lopen of stilstaan 53 De ruimte gelijkelijk verdelen 54 Vorm met meerderen een dier 55 Het enveloppenspel 56 Kettingverhaal 57 Sprekers en zwijgers 58 Communicatiebalspel 59 De vijf geboden 60 Groepssociogram op papier 61 Actiesociogram van de groep 62 Sociogramvariaties 63 Breng de groep in beeld 64 Tekenen: de groep en de groepsrollen 65 Assertief optreden in conflictsituaties 66 Ontspanningsinductie 67 Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen 68 Ademhalingsoefening in tweetallen 69 De aardingsoefening: basispositie van het staan 70 Jezelf masseren van top tot teen 71 Losmaken van de gewrichten van top tot teen 72 Opwarmen van het gehele lichaam 73 Zintuiglijk ervaren van de omgeving 74 Losmaken van de stem 75 Spelen met klank 76 De woordenstroom 77 Dansimprovisatie: herhalende beweging 78 Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen 79 Annemarie koekoek 80 Spelen met gezichtsuitdrukkingen

1 08 1 09 111 1 12 1 13 1 14 1 16 1 18 1 19 1 20 121 1 23 1 24 1 25 1 27 1 28 1 29 1 30 1 32 1 34 1 35 1 36 1 37 1 39 141 1 43 1 45 1 47 1 48 1 50 1 52 1 54 1 56 1 58 1 59 1 60

8

Oefeningenboek voor groepen

81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116

Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Loopmaniertjes Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Blindemannetje Begroetingen Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object ‘Er was eens... ‘ Wees een dier De koffiekamer Zoek je partner-beest Handen- en voetenwerk Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Openen en sluiten Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging Telefoneren Ontmoeting zonder taal Klanken doorgeven in een kring Handen leren kennen Samen tekenen met e´e´n potlood De poppenspeler en de marionet Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Houding en gevoel

1 62 1 64 1 67 1 69 171 1 73 1 74 1 75 1 76 1 78 1 80 181 1 82 1 83 1 85 1 86 1 87 1 88 1 89 1 90 1 92 1 94 1 95 1 97 1 98 1 99 20 1 202 203 205 206 208 210 212 214 215

9

Inhoud

117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150

Wie ben ik? Aandacht voor gevoel Elementen van de natuur Schreeuwoefening Een stoel maken Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Sociaal atoom tekenen Sociaal atoom in actie Rolwisseling met een belangrijke ander De lege stoel Spelen met je subpersoonlijkheden Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid De levenslijn Ouder zijn van het kind dat je zelf was Terug naar het gezin van herkomst Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Levensdoelstellingen Een reis door de tijd Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling Geleide fantasie: ‘thuis’komen Geleide fantasie: de driesprong Geleide fantasie: een reis door je lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Geleide fantasie: de ideaalfantasie Geleide fantasie: de wijze Toekomstprojectie Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Ontmoetingen Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Positief-negatief: een evaluatieoefening Overgangsritueel Carrousel

216 217 218 220 22 1 223 224 225 227 229 23 1 232 234 236 238 239 240 24 1 243 245 247 249 252 254 256 258 260 262 263 265 266 267 268 269

10

Oefeningenboek voor groepen

deel iii indices

271

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel

273

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

282

Index C: indeling van de oefeningen naar de procescategoriee¨n

302

Index D: indeling van de oefeningen naar de werkvormen

308

Bronvermelding oefeningen

315

Literatuur

320

De auteurs

322

Woord vooraf

In 1989 schreven wij dit boek omdat wij steeds misgrepen in de boekenkast. Veel groepsbegeleiders putten oefeningen uit boekjes, een reader, wat losse aantekeningen en de eigen ervaringen. Het ontbreken van een duidelijk overzicht van korte oefeningen ervoeren wij als een gemis bij het werken met groepen. Dit motiveerde ons toen tot het schrijven van dit boek. Gedurende de jaren die lagen tussen het verschijnen van de eerste druk en de vraag van de uitgever een nieuwe druk te verzorgen, zijn veel exemplaren door lezers gekocht. Kennelijk voorziet het boek nog steeds in een behoefte. Uit de reacties die wij ontvingen, werd duidelijk hoe intensief het boek gebruikt wordt. Wij zijn daar blij mee en erkentelijk aan de gebruikers voor de positieve reacties. Bij het verschijnen van de herziene druk in 2004 hebben wij ons best gedaan het boek nog gebruiksvriendelijker te maken. Het lag toen voor de hand een cd-rom te ontwikkelen, die het zoeken naar passende oefeningen vergemakkelijkt. Door dit medium kon het zoeksysteem verfijnd worden. Inmiddels is de cd-romtechnologie verlaten en hebben we gekozen voor een website. Op de website extras.bsl.nl/ oefeningenboekvoorgroepen vind je een verbeterd, nog gemakkelijker te hanteren zoeksysteem. En verder onder meer gesproken instructies, foto’s en de mogelijkheid hand-outs en dergelijke uit te printen. Voor het heldere inspreken van de instructies willen wij Monique Weiland bedanken. Verder Joost Baas, die ons voortdurend heeft ondersteund bij het werken met de tekstverwerking; Monique Weiland en Ben van der Leeden, die de manuscripten voor ons corrigeerden en ons terzijde stonden bij de laatste loodjes. Ten slotte alle groepsleden met wie wij gewerkt hebben en alle creatieve groepsbegeleiders door wie wij geı¨nspireerd werden tot het schrijven van dit boek. Met plezier hebben wij gewerkt aan deze nieuwe druk. Wij hopen dat het boek met evenveel plezier gebruikt zal worden. Lex Mulder Herma Hagen Wicky Voors

Inleiding

Dit boek beschrijft honderdvijftig kortdurende oefeningen die gebruikt kunnen worden in het werken met groepen. De oefeningen zijn ingedeeld volgens een nieuw principe: een zoeksysteem dat het jou gemakkelijker maakt die oefening te kiezen die het best aansluit bij het doel dat je wilt bereiken en het proces, de cultuur en de sfeer van de groep op een bepaald moment. De indices achter in het boek alsmede het zoeksysteem op de website helpen je daarmee. Oefeningen kunnen sterk varie¨ren in tijdsduur. De kortste duren slechts enkele minuten, terwijl er ook oefeningen zijn die enkele dagen beslaan. Er zijn meerdere goede boeken te verkrijgen over het werken met oefeningen. In deze boeken vind je meestal slechts oefeningen die tussen de e´e´n en vier uur duren. Er zijn echter ook kortdurende oefeningen; oefeningen die niet langer duren dan dertig tot vijfenveertig minuten. Er is geen Nederlandstalig boek met dit soort oefeningen. Toch zijn kortdurende oefeningen uitermate geschikt voor het werken met groepen. Een korte oefening kan op een snelle en efficie¨nte manier zaken verhelderen, en kan dienen om een thema te illustreren. Ook kunnen kortdurende oefeningen variatie aanbrengen in de groepsactiviteiten, zodat leren in groepen aantrekkelijker wordt. Tot slot zijn kortdurende oefeningen uitermate geschikt om de groep ‘op te warmen’ voor een thema en het werken aan de doelstellingen van de groep. In dit boek richten wij ons niet op e´e´n specifiek deelgebied van het werken met groepen. We sluiten aan bij de bonte verzameling van groepswerk met diversiteit wat betreft: – het doel van de groepsbijeenkomsten; – de aard, motivatie, kennis en vaardigheden van de deelnemers; – de aard, motivatie, kennis en vaardigheden van de begeleider; – de theoriee¨n waarvanuit gewerkt wordt; – de methoden die gehanteerd worden.

Inleiding

Deze diversiteit wordt onder andere veroorzaakt door de verschillen in achtergrond die begeleiders hebben. Sommigen komen uit het onderwijs, anderen uit de hoek van de sociale wetenschappen, de gezondheidszorg en het maatschappelijk werk, en weer anderen vertegenwoordigen de meer exacte richtingen. In de laatste jaren is de onderlinge kruisbestuiving tussen de verschillende disciplines op gang gekomen. Maar dat kan nog meer gebeuren. Het is onze hoop dat dit boek daar een hulpmiddel bij is. In trainingsprogramma’s persoonlijke effectiviteit kunnen vaker oefeningen gebruikt worden uit bijvoorbeeld het theater of de bewegings- en lichaamsgerichte therapie. De vaak als te cognitief ervaren managementtrainingen kunnen meer resultaat boeken bij gebruik van op ervaren gerichte oefeningen uit de (psycho)therapie. In therapiegroepen is soms een eenvoudige oefening afkomstig uit communicatietrainingen meer dan welkom. Het selectiecriterium dat wij hanteerden bij de keuze van de oefeningen was in eerste instantie de tijdsduur van maximaal een half uur. In een klein aantal gevallen is de duur maximaal vijfenveertig minuten, omdat wij het jammer vonden een iets langer durende oefening niet op te kunnen nemen. De oefeningen die uiteindelijk in dit boek zijn opgenomen bleken voor ons in de praktijk bruikbaar, nuttig en stimulerend. De meeste van de oefeningen zijn niet door onszelf bedacht. Veel zijn ‘uit overlevering’ opgeschreven. Wel hebben wij geprobeerd de herkomst van de oefeningen zo veel mogelijk te achterhalen (zie voor de bronvermelding achterin het boek). Soms lukte dit, soms niet. Voor dit laatste onze excuses aan de bedenkers van die oefeningen. Meestal worden in boeken die groepsoefeningen beschrijven de oefeningen ingedeeld naar hun doelstelling of inhoud. Aangegeven wordt dan op welke vaardigheden of ervaringen de oefening betrekking heeft, zoals kennismaken, luisteren, samenwerken. Aangezien een dergelijke indeling zeker van belang is vermelden wij deze doelstellingen bij elke oefening. Zie daarvoor index B. Een indeling naar doelstelling heeft echter haar beperkingen. Deze houdt namelijk geen rekening met het proces van de groep. In de praktijk is ons gebleken dat met een oefening, hoe goed deze ook past qua doelstelling, toch niet altijd het gewenste resultaat bereikt wordt. Daarvoor is meer nodig. De oefening moet ook passen bij het proces waar de groep in zit, de sfeer van het moment, het energieniveau van de groepsleden, motivatie en weerstand, enzovoort. Als jij als begeleider dergelijke groepsvariabelen mee laat wegen in de

13

14

Oefeningenboek voor groepen

keuze van de oefening vergroot je de kans dat de oefening haar doel bereikt. Bovendien wordt het dan gemakkelijker de sfeer in de groep te beı¨nvloeden in de gewenste richting door het kiezen van de juiste oefening. In dit boek wordt daarom ook een indeling van oefeningen gepresenteerd, die gebaseerd is op groepsprocesvariabelen. Met behulp van deze indeling kun je die oefening kiezen die niet alleen qua doelstelling (bijvoorbeeld leren samenwerken), maar ook qua proces (bijvoorbeeld activiteitverhogend) het best aansluit bij de groep. Zie daarvoor index C. Dit boek bestaat uit de volgende drie delen en een website. Deel I bestaat uit twee hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft een korte uiteenzetting van het werken met kortdurende oefeningen. In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd hoe je tot de juiste keuze van een oefening kunt komen. Het zoeksysteem dat daarbij behulpzaam kan zijn, wordt in dit hoofdstuk gepresenteerd. Deel II is de kern van het boek: het bevat de beschrijving van 150 oefeningen (hoofdstuk 4) en de handleiding bij het lezen daarvan (hoofdstuk 3). Deel III ten slotte bestaat uit vier indices. De eerste index geeft de oefeningen in alfabetische volgorde. De tweede geeft oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen. De derde index geeft de oefeningen ingedeeld naar de procescategoriee¨n. De vierde index geeft de oefeningen ingedeeld naar de gebruikte werkvorm. Maar het zal in de praktijk gemakkelijker zijn om het onlinezoeksysteem op de website te gebruiken. Daar vind je de handleiding hoe dat te doen. Op de website vind je verder: – alle oefeningen; – van een aantal oefeningen een gemakkelijke printversie van de letterlijke instructie; – printversies van uit te delen materialen, zoals scoringslijsten, tekeningen, foto’s; – van een aantal oefeningen meer voorbeelden van rolomschrijvingen en situatieschetsen; – ingesproken instructies van een aantal oefeningen, direct te gebruiken in de groep; – muziek die gebruikt kan worden voor een aantal oefeningen. We hopen dat dit boek samen met de website het werken met groepen vergemakkelijkt, verbetert en plezieriger zal maken.

Deel I Algemeen

1 Werken met oefeningen 1.1 Wanneer gebruik je een kortdurende oefening? 1.2 Aandachtspunten bij het gebruik van oefeningen 2 De keuze van een oefening 2.1 Het zoeksysteem: hoe kies je een oefening?

1

Werken met oefeningen

1.1

Wanneer gebruik je een kortdurende oefening?

Kortdurende oefeningen kunnen gebruikt worden als warming-up of ter illustratie. de oefening als warming-up In de sport is de warming-up een algemeen bekend verschijnsel. Voordat je gaat sporten, moeten de spieren opgewarmd worden. Je voorkomt hiermee blessures en het heeft een gunstige invloed op de sportieve prestaties. Een warming-up vergroot de sportieve mogelijkheden, aangezien je je stapsgewijs voorbereidt op de komende activiteit. Hoewel voor sommige groepsactiviteiten, zoals bewegingstherapie en actieve vormen van groepspsychotherapie, een fysieke warming-up van nut kan zijn, dient de warming-up bij het werken met verschillende groepen ook nog een ander doel. Het kan nodig zijn om een mentale warming-up te doen. Hiermee worden potenties opgewarmd, zoals introspectief vermogen, inlevingsvermogen, spontaniteit en fantasie. Ook voor deze warming-ups geldt hetzelfde principe als voor de fysieke warming-up. Het gaat er namelijk om dat je je klaarmaakt voor de komende activiteit. Meestal worden korte oefeningen met een warming-upfunctie aan het begin van de bijeenkomst uitgevoerd. Hier volgt een aantal voorbeelden van wat je met oefeningen met een warming-upfunctie kunt beogen: – kennismaken met elkaar (bij een beginnende groep); – de aandacht van de groepsleden richten op het thema, het doel, de taak van het moment; – persoonlijke ervaringen genereren om verder mee te werken; – de overgang vergemakkelijken van eerdere activiteiten buiten de groep naar het werken in de groep; – een gezamenlijke start maken, en daarmee een stevig fundament leggen voor de bijeenkomst.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8_1, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

18

Oefeningenboek voor groepen

de oefening als illustratie De oefening ter illustratie is een oefening waarin het thema dat in de groep aan de orde is, extra wordt belicht. Zo’n oefening gebruik je meestal niet aan het begin, maar in de loop van de bijeenkomst. Het kan ook voorkomen dat je met een illustratie begint naar aanleiding van een vorige bijeenkomst. Er is dan veel overeenkomst tussen de illustratieve functie en de warming-upfunctie. Hier volgen enkele voorbeelden van wat je kunt beogen met een oefening ter illustratie: – het thema dat aan de orde is verhelderen; – nieuw licht op het thema werpen; – de groepsleden een andere ervaring geven met betrekking tot het thema. 1.2

Aandachtspunten bij het gebruik van oefeningen

opbouw van het programma Bij het gebruiken van oefeningen is het belangrijk om oog te hebben voor de opbouw van het totale programma van de groep. Een goed uitgebalanceerd programma wordt gekenmerkt door een zekere afwisseling in activiteiten, bijvoorbeeld in termen van passief - actief, denken - voelen, in kleine groepjes - met de hele groep. presentatie van de oefening Het is noodzakelijk dat een oefening helder wordt uitgelegd. De te volgen procedure moet duidelijk zijn, wil de uitvoering van de oefening niet verstoord worden door onduidelijkheden en vragen van de deelnemers. Al te gedetailleerd ingaan op het doel van de oefening is bij de uitleg niet altijd zinvol. Soms ondergraaft dit zelfs de uitvoering ervan en ontneemt het de groepsleden hun onbevangenheid. Het is aan te raden om het globale doel van de oefening wel aan te geven, zodat de groepsleden enigszins geı¨nformeerd zijn over de richting waarin de oefening gaat. Verder is het belangrijk dat jij als begeleider zelf achter de oefening staat die je aanbiedt. Als je de instructie niet met overtuiging brengt, doen de groepsleden de oefening vaak maar half en komt de werkelijke uitvoering niet echt op gang. Ten slotte is het gunstig als je uit eigen ervaring weet wat de oefening bij de deelnemers kan oproepen. Bij twijfel raden wij je aan de oefening te testen met bijvoorbeeld een aantal collega’s.

1 Werken met oefeningen

nabespreking Een nabespreking biedt de deelnemers de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en hun belevenissen te verwerken. Het leerrendement van de oefening wordt gee¨xpliciteerd, de activiteit krijgt een meer gezamenlijk karakter. Er zijn oefeningen die incompleet zijn zonder een nabespreking. Juist het uitwisselen van effecten en ervaringen in kleine groepjes of in de hele groep onderstreept het doel van de oefening. Er zijn ook oefeningen die, afhankelijk van wat je ermee beoogt, zowel met als zonder nabespreking gedaan kunnen worden. Bij andere oefeningen is een nabespreking overbodig. Het doel is bereikt en het effect duidelijk zichtbaar, of impliciet voelbaar voor iedereen. Een nabespreking zou in die gevallen een flauwe herhaling kunnen betekenen van de oefening zelf, of een ‘dood praten’ van de opgedane ervaring. andere aspecten Al vo´o´r de start van een groep heb je te maken met een aantal aspecten die het werken met de groep beı¨nvloeden: – het doel van de groepsbijeenkomsten; – de kennis en vaardigheden van jou als begeleider; – de expliciete en impliciete afspraken met de deelnemers; – het aantal en het soort deelnemers waar de groep uit bestaat; – het totaal aantal bijeenkomsten; – de duur van iedere bijeenkomst; – de tijdsintervallen tussen de verschillende bijeenkomsten; – de grootte en de aard van de groepsruimte; – de aanwezigheid van materiaal. Al deze aspecten vormen de condities waaronder gewerkt wordt. Bij het ontwerpen van een programma voor de groepsbijeenkomsten is het goed om ermee rekening te houden. De vraag of je al dan niet oefeningen in het programma zult opnemen, hangt dus nauw samen met vragen als: Past het doen van oefeningen binnen het doel van het programma? Welk soort oefeningen past binnen het programma? Tevens speelt de persoonlijke stijl van jou als begeleider een rol: werk je graag met oefeningen en zo ja, op welke manier, en wat voor soort oefeningen heeft jouw voorkeur?

19

De keuze van een oefening

2.1

2

Het zoeksysteem: hoe kies je een oefening?

Het uitkiezen van een kortdurende oefening is niet een blinde grabbel in de grote ton vol ‘leuke spelletjes’. Toch gaat het in de praktijk wel vaak zo dat je als begeleider kort voor een bijeenkomst een boekje doorbladert, of een idee vraagt aan een collega. Het kan zijn dat je er op die manier goed uitkomt, en intuı¨tief steeds een passende oefening weet te vinden. Om je te helpen bij het kiezen, hebben wij een zoeksysteem ontwikkeld. Het gaat er steeds om een oefening te vinden die de groep op dat moment nodig heeft. Je kunt een keuze maken op grond van een aantal criteria. De belangrijkste zijn het doelstellingscriterium en het procescriterium. Het kan ook zijn dat je voor de broodnodige afwisseling een keuze wilt maken voor een bepaalde vorm (bijvoorbeeld schrijven, werken met de stem, bewegen). Daarom is als derde criterium de te gebruiken werkvorm toegevoegd. Ten slotte kan het zijn dat je op een moment graag een keuze wilt maken tussen oefeningen die je met de gehele groep of met een subgroep doet. Dit is het vierde criterium. zoeken in het boek en op de website In het boek gaat iedere oefening vergezeld van de belangrijkste informatie die je nodig hebt om een keus te maken. In de handleiding bij de oefeningen op pagina 45 wordt uitgelegd hoe je deze informatie kunt gebruiken. Achter in het boek vind je een aantal indices: de oefeningen in alfabetische volgorde, de oefeningen ingedeeld naar doelstellingen, naar procescategoriee¨n en naar werkvormen. Afhankelijk van wat voor jou het belangrijkste criterium is, begin je daarin te zoeken. Als je een oefening hebt gevonden die je ‘wel wat lijkt’, kijk je vervolgens of deze ook past bij andere mogelijk belangrijke criteria. Op de website vind je naast genoemde indices no´g een index. Een indeling van oefeningen die je met de gehele groep of met subgroepen doet. Zoeken op de website is uiteraard eenvoudiger. Je typt in aan

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8_2, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

2 De keuze van een oefening

welke criteria de oefening moet voldoen en je krijgt de selectie van de oefeningen die daarmee corresponderen. de doelstelling De inhoudelijke doelstelling is uiteraard bepalend voor de keuze van een oefening. Wij geven in het boek onder de titel van iedere oefening het specifieke inhoudelijke doel aan. Maar een oefening kan andere toepassingen hebben, afhankelijk van de accenten die jij als begeleider eraan geeft.

Voorbeeld 1 Oefening 5 ‘Voor een ander denken’ is een (hernieuwde) kennismakingsoefening. Ook zou deze oefening een feedbackoefening kunnen zijn. De groepsleden laten elkaar immers hun vooroordelen, inschattingen van hoe de ander is en leeft, weten.

In het zoeksysteem op de website en in index B achter in het boek vind je ingedeeld naar doelstelling alle oefeningen die voor die doelstelling te gebruiken zijn. Je kunt zoeken op de volgende 24 doelstellingen: Afsluiten Oefeningen die een groepsbijeenkomst of een reeks bijeenkomsten passend afsluiten. Communiceren Oefeningen op het brede gebied van communicatie: het proces waarin twee of meer personen informatie uitwisselen. De oefeningen zijn gericht op het verbeteren van communicatieve vaardigheden. Concentratie Oefeningen die een sfeer van concentratie bevorderen. De concentratie kan gericht zijn op de persoon zelf, op elkaar of op een bepaald thema of bepaalde handeling. Contact Oefeningen waarin het maken van contact met elkaar, of het onderzoek naar de kwaliteit ervan, centraal staat. Dit kan zowel op verbale als op non-verbale wijze.

21

22

Oefeningenboek voor groepen

Fantasie en creativiteit Oefeningen die een stimulerende werking hebben op de fantasie en creativiteit. Feedback Oefeningen waarin de vaardigheid van feedback geven en ontvangen wordt vergroot. Geven/ontvangen Oefeningen die de thematiek van het geven en ontvangen van aandacht verhelderen. Groepscohesie Oefeningen die de cohesie van de groep bevorderen en de onderlinge betrokkenheid in de gehele groep vergroten. Groepsdynamiek Oefeningen waarin de interpersoonlijke relaties en interactiepatronen van de gehele groep centraal staan. Inlevingsvermogen Oefeningen waarin het inleven wordt bevorderd. Het kan gaan om inleving in de ervaringen en gevoelens van anderen, maar ook om rolinleving of inleving in situaties. Introspectie Oefeningen die specifiek uitnodigen tot reflectie en zelfonderzoek. Kennismaken Oefeningen die specifiek bijdragen tot elkaar leren kennen in een beginnende groep of de bekendheid met elkaar te vergroten in een gevorderde groep. Leiden/volgen Oefeningen die de thematiek van leiding nemen en leiding volgen verhelderen. Lichaamsbeleving Oefeningen die de bewustwording van het lichaam bevorderen.

2 De keuze van een oefening

Luisteren Oefeningen waarin de verschillende aspecten van de vaardigheid luisteren worden geı¨llustreerd en geoefend. Non-verbale signalen Oefeningen die het bewustzijn vergroten van informatie die zonder woorden wordt overgebracht. Ontspannen Oefeningen die specifiek gericht zijn op het bevorderen van lichamelijke en geestelijke ontspanning. Samenwerken Oefeningen die de kwaliteit van de samenwerking in de groep onderzoeken of de bereidheid tot samenwerken bevorderen. Spontaniteit Oefeningen die de deelnemers uitnodigen om hun spontane impulsen te volgen. Spreken in het openbaar Oefeningen waarin het gemak en de spontaniteit bij het toespreken van groepen worden vergroot. Starten Warming-ups en ijsbrekers die te gebruiken zijn als een (snelle) start van een bijeenkomst of reeks bijeenkomsten. Vertrouwen Oefeningen die uitnodigen tot het zich toevertrouwen aan de ander(en). Vitaliseren Oefeningen die de energie van de deelnemers om in actie te komen, en de levendigheid van de gehele groep bevorderen. Waarnemen versus interpreteren Oefeningen die het objectief waarnemen bevorderen en/of de kleuring door subjectieve verwachtingen illustreren.

23

24

Oefeningenboek voor groepen

Zelfexpressie Oefeningen die de expressie van gevoelens stimuleren, of uitnodigen tot het uiten van persoonlijke ervaringen. het proces Het zoeken op doelstelling is niet altijd voldoende om tot een keuze te komen voor een geschikte oefening.

Voorbeeld 2 In een training ‘Coaching voor leidinggevenden’ is een van de doelstellingen: het leren geven en ontvangen van feedback. Hiervoor zijn twee bijeenkomsten gepland; e´e´n daarvan heeft al plaatsgevonden. Voor de volgende bijeenkomst lijkt oefening 38 ‘Feedback via symbolen’ geschikt om mee te beginnen. Inhoudelijk sluit het doel, op een speelse manier feedback geven, goed aan. Maar het is een oefening die nieuw materiaal oproept. Afhankelijk van de wijze waarop de vorige bijeenkomst is verlopen, zul je moeten bedenken of dit gewenst is.

Voorbeeld 3 In een cursus ‘Psychodrama voor hulpverleners’, die een week duurt, wordt aan het begin van iedere bijeenkomst een warmingup gedaan. Er worden veel speelse oefeningen gedaan, met als doel: de creativiteit en de spontaniteit verhogen. Dit is een belangrijke doelstelling bij het doen van psychodrama. Het effect van een dergelijke werkwijze is echter dat de groepsleden steeds meer naar buiten gericht raken en weinig in contact komen met hun binnenwereld. De speelse oefeningen kunnen dan zelfs belemmerend werken op de voortgang van de psychodramacursus.

Uit deze voorbeelden blijkt dat je er met alleen letten op de doelstelling niet komt. Als in een groep al voldoende materiaal aanwezig is om mee te werken, is het niet gewenst om hier met een nieuwe oefening

2 De keuze van een oefening

nog eens een schepje bovenop te doen. Ook in het tweede voorbeeld bereik je niet het gewenste effect, als je niet let op de balans tussen naar binnen gerichte en naar buiten, op elkaar gerichte, aandacht van de groepsleden. Behalve op de inhoudelijke doelen moet je dus ook letten op het proces van de groep. Een oefening zal, wil zij het gewenste effect sorteren, moeten aansluiten bij datgene wat er in de groep leeft en waar de groep aan toe is. Om tot een keuze te komen, is er een soort momentopname of ‘diagnose’ van het groepsproces nodig. Dit maken we concreet met behulp van drie vragen. Indeling 1: Welk aangrijpingspunt past op dit moment het best bij de groep? – het individuele groepslid; – de relaties tussen deelnemers; – de totale groep. Indeling 2: Welke soort activiteit moet de oefening stimuleren? – naar binnen gerichte activiteit; – naar buiten gerichte activiteit. Indeling 3: Heeft de groep behoefte aan toevoer van nieuw materiaal? – ja; – nee. Op basis van deze vragen hebben wij de oefeningen ingedeeld in categoriee¨n. Hiermee kun je in index C en op de website op zoek gaan naar een oefening die ook wat het procescriterium betreft past. Hierna worden de vragen verder uitgewerkt en wordt het categoriee¨nsysteem besproken. Indeling 1: Welk aangrijpingspunt past op dit moment het best bij de groep? I, R, G. De verzamelde oefeningen zijn wat deze vraag betreft ondergebracht in drie categoriee¨n. Iedere categorie vertegenwoordigt een van de hiervoor genoemde aangrijpingspunten. Het gaat om de ‘sociale eenheid’ (ik, ik en de ander, wij), waar de oefening in eerste instantie op aansluit. Dus: is de oefening gericht op individuen (I), relaties (R), of op de totale groep (G)?

25

26

Oefeningenboek voor groepen

I-oefeningen Deze oefeningen hebben het individuele groepslid als aangrijpingspunt. In de meer op ervaring gerichte groepen, zoals een therapiegroep, hebben zij de bedoeling de aandacht van de verschillende groepsleden te vestigen op vragen als: Hoe voel ik me? Wat kan/wil ik leren/doen in de groep? Wat durf ik wel/niet? Daarnaast kunnen zij simpelweg de bedoeling hebben om het energieniveau van de afzonderlijke groepsleden te verhogen. In meer vaardigheidsgerichte groepen zullen deze oefeningen voornamelijk gericht zijn op het individueel nagaan in hoeverre men een vaardigheid beheerst of op het aanleren van een vaardigheid.

Voorbeeld 4 Geleide-fantasieoefening 141 ‘Ontmoeting met het kind dat je was’, met als doel in contact te komen met gevoelens en gedachten over de kindertijd, is een I-oefening. Ieder groepslid is hierbij volledig op zichzelf geconcentreerd. Er is geen sprake van interactie met anderen.

Voorbeeld 5 Oefening 15 ‘Eerste reactie’, met als doel inzicht krijgen in primaire reactiepatronen, is een I-oefening, omdat het de individuele deelnemers met zichzelf en met hun eigen wijze van reageren confronteert. De oefening wordt weliswaar met de hele groep gedaan, maar de andere groepsleden fungeren slechts als aanbrengers van materiaal, waarop gereageerd kan worden.

R-oefeningen Deze relationele oefeningen vestigen de aandacht van de groepsleden op hun onderlinge relaties en beı¨nvloeden die relaties. Het gaat hier om verschijnselen als openheid en vertrouwelijkheid, de mate van bekendheid met elkaar, interactie-effecten, wederzijdse sympathiee¨n of antipathiee¨n en beeldvorming.

2 De keuze van een oefening

Voorbeeld 6 Met oefening 145 ‘Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland’ kun je de kwaliteit van de onderlinge relaties in de groep exploreren. Het gaat in deze oefening om de verheldering van die relaties en pas in tweede instantie om de individuele beleving.

Voorbeeld 7 Oefening 9 ‘Observeren’ is een oefening waarin de groepsleden oefenen met observeren. De activiteit noopt de groepsleden goed naar elkaar te kijken. De kwaliteit van het contact van de groepsleden wordt daardoor beı¨nvloed.

G-oefeningen Deze oefeningen vestigen de aandacht van de groepsleden op de groep als geheel en beı¨nvloeden het totale groepsgebeuren. Bijvoorbeeld de wijze van samenwerken, de groepssfeer, of de normen die er heersen. G-oefeningen verhelderen veelal waar de groep in zijn totaliteit mee bezig is. Meestal stimuleren ze de groepsontwikkeling, bevorderen ze de groepssfeer en de betrokkenheid bij elkaar.

Voorbeeld 8 Oefening 64 ‘Tekenen: de groep en de groepsrollen’ geeft de groepsleden de gelegenheid om met behulp van een tekening iets over de groep te zeggen. Het gaat erom dat de groepsleden de gelegenheid krijgen hun indruk van en oordeel over de groep en de groepsleden uit te wisselen. Hierdoor kan deze oefening een instrument zijn om de groepsontwikkeling te beı¨nvloeden.

27

28

Oefeningenboek voor groepen

Voorbeeld 9 Oefening 51 ‘De springreeks’ is een non-verbale samenwerkingsoefening voor de hele groep.

Hoe kies je aan de hand van deze indeling? Indeling 1 biedt je de mogelijkheid om bewust te kiezen voor een van de aangrijpingspunten. Probeer na te gaan wat de groep het meest mist. Welk niveau heeft een extra stimulans nodig? Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er sterke subgroepen zijn in een groep en dat de groep als geheel weinig met elkaar deelt. Een andere mogelijkheid is dat men individueel heel hard werkt, maar te weinig gebruikmaakt van elkaars steun in de groep. Door het gebruiken van een I-, R- of G-oefening kun je het niveau dat weinig aandacht krijgt, versterken. Hier volgt een aantal voorbeelden hoe je tot een keuze kunt komen.

Voorbeeld 10 Een ambulante psychotherapiegroep bestaat al enige tijd. Er wordt hard gewerkt aan allerlei persoonlijke problemen. In de groep hangt een wat tobberige, zware, weinig extraverte en weinig creatieve sfeer, die het werken aan de persoonlijke problemen nodeloos zwaar en vermoeiend maakt. Een G-oefening, bijvoorbeeld oefening 63 ‘Breng de groep in beeld’, geeft duidelijkheid over de dynamiek en het klimaat van de groep, waarna het eventueel mogelijk is deze te beı¨nvloeden.

Voorbeeld 11 In een opleidingsgroep van aanstaande psychotherapeuten worden de zakelijke en technische aspecten van de onderwerpen met veel energie aangepakt. Onduidelijk blijft echter hoe deze onderwerpen, die veelal toch dicht bij ieders persoonlijke belevingswereld liggen, door de deelnemers zelf beleefd worden. Het persoonlijke element ontbreekt. Het blijft een enigszins koele,

2 De keuze van een oefening

afstandelijke groep, terwijl het nodig is de eigen beleving meer aan de orde te laten komen. Derhalve zou I-oefening 125 ‘Sociaal atoom tekenen’ geschikt kunnen zijn.

Voorbeeld 12 Het betreft hier een groep hbo-verpleegkundestudenten tijdens de lessen gesprekstechniek. Doelstelling van de lessen is dat de studenten na afloop een goed interview kunnen houden. Het oefenen in de practicumgroep lukt echter niet zo goed. Plenair durven maar een paar studenten te oefenen, en in kleine groepjes kan men niet serieus werken. Met G-oefening 57 ‘Sprekers en zwijgers’ kun je de aandacht richten op dit groepsprobleem en kan de sfeer mogelijk worden beı¨nvloed.

Indeling 2: Welk soort activiteit moet de oefening stimuleren? In, Ex. Het denken, doen en voelen van groepsleden kan voornamelijk naar binnen of voornamelijk naar buiten gericht zijn. Bij een groep die voornamelijk gekenmerkt wordt door naar binnen gerichte activiteit, is de aandacht van de leden van de groep gericht op de binnenwereld. Er wordt niet veel gepraat; iedereen is op een rustige manier bezig. Er lijkt een wat afwachtende stemming te heersen. Voor jou als begeleider kan het moeilijk zijn om te peilen waar iedereen mee bezig is. Als het individu zijn activiteit naar binnen richt, is het introspectief en reflectief bezig. Zijn eigen gedrag, ervaringen, gedachten en gevoelens staan meer op de voorgrond dan de interactie met elkaar. Bij een groep die voornamelijk gekenmerkt wordt door naar buiten gerichte activiteit, is de aandacht van de groepsleden op elkaar en de buitenwereld gericht. Vaak wordt er veel gepraat, gelachen, bewogen, initiatief genomen. Kortom, er vindt een levendige communicatie plaats. In ons systeem zijn de oefeningen ingedeeld in een van de twee categoriee¨n In of Ex. Dit zijn afkortingen van intern en extern.

29

30

Oefeningenboek voor groepen

In-oefeningen De oefeningen van categorie In hebben gewoonlijk als gevolg dat de groepsleden hun aandacht meer naar binnen richten, introspectief bezig zullen zijn.

Voorbeeld 13 Geleide-fantasieoefening 139 ‘De driesprong’ heeft als doel het concretiseren van keuzemogelijkheden bij belangrijke beslissingen. Deze oefening richt de aandacht van de deelnemers sterk op zichzelf.

Voorbeeld 14 Oefening 10 ‘Gedragsbeschrijving’ heeft als doel het oefenen met observeren. In deze oefening zijn de groepsleden geconcentreerd bezig met het ontwikkelen van hun vaardigheid op dit gebied, wat een voornamelijk interne aangelegenheid is.

Ex-oefeningen De oefeningen van de categorie Ex daarentegen richten de aandacht van de groepsleden meer op elkaar, de buitenwereld.

Voorbeeld 15 Oefening 36 ‘Elkaar beeldhouwen’ heeft als doel het feedback geven over elkaars lichaamshouding. In deze oefening moeten de groepsleden gericht zijn op elkaar, willen ze de taak goed kunnen uitvoeren.

Voorbeeld 16 Oefening 89 ‘Drie is te veel’ heeft als doel het bevorderen van een speelse groepssfeer. De oefening kan pas slagen als de groeps-

2 De keuze van een oefening

leden goed op elkaar letten en elkaar stimuleren in het spelen. Deze oefening zal ook de nodige hilariteit teweegbrengen.

Hoe kies je aan de hand van deze indeling? De keuze voor een In- of Ex-oefening is in eerste instantie afhankelijk van de vraag wat je met de groep wilt bereiken. Sommige doelstellingen zijn beter te verwezenlijken in een wat meer introverte, andere in een wat meer extraverte sfeer. Voor iedere groepsbijeenkomst is er theoretisch gezien een plek aan te wijzen op de dimensie In-Ex, die qua sfeer optimaal is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van dat moment. Indien jij als begeleider de indruk hebt dat de groep wat ver van dat optimale punt verwijderd is, dan kun je daar met de keuze van de oefening rekening mee houden. We geven een paar voorbeelden.

Voorbeeld 17 Een groep managers in een training heeft als doel het verbeteren van het persoonlijk functioneren. Vrijwel alle deelnemers hebben, voordat de bijeenkomst begint, naar een voetbalwedstrijd op de televisie gekeken. Met veel gelach, gepraat en hilariteit wordt aan de bijeenkomst begonnen. Het programma van deze zitting vraagt van de deelnemers zich te verdiepen in hun persoonlijke levensgeschiedenis. In zo’n situatie is het handig om met behulp van een kortdurende In-oefening (bijvoorbeeld oefening 44 ‘Cirkel-warming-up’) de groep weer wat rustiger en de groepsleden wat meer geconcentreerd op zichzelf te krijgen.

Voorbeeld 18 Het gaat hier om bewegingstherapie met een groep patie¨nten die een programma volgen bij een dagkliniek. De patie¨nten hebben net een verbale groepstherapiebijeenkomst achter de rug. Waarschijnlijk onder invloed van die bijeenkomst zitten de deelnemers

31

32

Oefeningenboek voor groepen

er wat afwezig, in zichzelf gekeerd, bij. Het is duidelijk dat er niet zonder meer begonnen kan worden met de bewegingstherapie. Er moet een brug geslagen worden tussen de energie van de groepsleden en datgene wat in het kader van de bewegingstherapie gebeuren moet. Een Ex-oefening, bijvoorbeeld oefening 72 ‘Opwarmen van het gehele lichaam’ kan daarvoor gebruikt worden.

Voorbeeld 19 Het betreft hier een workshop kennismaken met lichaamsgeorie¨nteerde technieken, die vroeg in de morgen begint. De deelnemers komen nog halfslaperig de groepsruimte binnen. Als men dan als eerste oefening een In-oefening, bijvoorbeeld geleide-fantasieoefening 140 ‘Een reis door je lichaam’, doet, heb je grote kans dat iedereen in slaap valt.

Dus: bied een Ex-oefening aan als de groep gekenmerkt wordt door een voor zijn doelstelling te veel naar binnen gerichte activiteit, en bied een In-oefening aan als de groep gekenmerkt wordt door een voor zijn doelstelling overmaat aan naar buiten gerichte activiteit. Indeling 3: Heeft de groep behoefte aan toevoer van nieuw materiaal? Mat+, Mat0. Onder materiaal verstaan we alles wat gebruikt kan worden om verder te werken in of met de groep. In een psychotherapiegroep kunnen dit problematische relaties zijn met belangrijke anderen of gedachten en herinneringen aan vroegere traumatische ervaringen. In een meer lichaamsgeorie¨nteerde therapiegroep kan dit zijn de bewustwording van de plaatsen die in het lichaam gespannen of ontspannen zijn. In een trainingsgroep vergadertechnieken kan dit zijn het vaststellen van de problemen die iedere afzonderlijke deelnemer ervaart bij het leiden van vergaderingen. De verzamelde oefeningen zijn verdeeld in de categoriee¨n Mat+ en Mat0.

2 De keuze van een oefening

Mat+-oefeningen De oefeningen van categorie Mat+ zijn oefeningen die nieuw materiaal oproepen.

Voorbeeld 20 Oefening 136 ‘Een reis door de tijd’ heeft als doel de groepsleden contact te laten maken met gevoelens die bepaalde leeftijdsfasen oproepen. Het zal duidelijk zijn dat door middel van deze oefening veel materiaal naar voren kan komen waarmee in de verdere bijeenkomst(en) gewerkt kan worden.

Voorbeeld 21 Oefening 17 ‘Luisteren en samenvatten in een discussie’ heeft als doel het bevorderen van de luistervaardigheid. Deze oefening levert een inzicht op waaraan in de loop van de training gerefereerd kan worden.

Mat0-oefeningen De oefeningen die zijn ingedeeld in de categorie Mat0, roepen geen materiaal op.

Voorbeeld 22 Oefening 77 ‘Dansimprovisatie: herhalende beweging’ heeft als doel alleen en samen te experimenteren met beweging. Het is meer een warming-up om verder te werken dan dat de oefening zelf nieuw materiaal oproept.

Voorbeeld 23 Oefening 97 ‘De koffiekamer’ heeft als doel de groep op te warmen voor een rollenspel: rolinleving. Deze oefening roept op

33

34

Oefeningenboek voor groepen

zich geen materiaal op, maar dient slechts als opwarmer voor de rollenspelers.

Hoe kies je aan de hand van deze indeling? De vraag of de groep behoefte heeft aan nieuw materiaal is met name belangrijk voor een goede beheersing van de ‘volheid’ van een programma. Beginnende begeleiders hebben regelmatig de neiging een programma te vol te plannen: steeds nieuwe oefeningen die nieuw materiaal oproepen. Tijd om met het materiaal dat opgewekt is, iets te doen, ontbreekt dan. De indeling in Mat+ en Mat0 biedt de mogelijkheid om met deze dimensie bewuster om te gaan. Het gebruik van het onderscheid tussen Mat+ en Mat0 lichten we hier aan de hand van enkele voorbeelden toe.

Voorbeeld 24 De deelnemers aan een kortdurende workshop die gericht is op verbetering van de wijze van relaties aangaan, kennen elkaar niet. Het thema is vrij ruim. Er zal behoefte bestaan om de groep een opstapje te geven om met het thema aan de gang te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door middel van oefening 3 ‘Kennismaken door middel van tekeningen’, een Mat+-oefening.

Voorbeeld 25 Een van de eerste doelstellingen van een training sociale vaardigheden voor studenten psychologie is leren luisteren. De studenten vinden dit over het algemeen een wat overbodige vaardigheid om te trainen, omdat zij het vermoeden hebben dit al in voldoende mate te beheersen. Oefening 18 ‘Het gerucht’ heeft als doel de vervorming van een boodschap te laten zien, die ontstaat bij informatieoverdracht. Deze oefening kan in die zin materiaal

2 De keuze van een oefening

oproepen dat de deelnemers inzien hoe moeilijk luisteren eigenlijk is.

Er zijn ook situaties waarin het verstandiger is een Mat0-oefening te nemen. Met name is dat het geval indien je als begeleider de indruk hebt dat het oproepen van nieuw of meer materiaal eerder belemmerend dan bevorderend zal werken.

Voorbeeld 26 Het is het begin van de tweede dag van een training gespreksvoering van drie dagen. De eerste dag zijn de leerpunten van de deelnemers geı¨nventariseerd. Het is duidelijk wat er deze dag op het programma staat. Een algemene, geen materiaal oproepende, maar wel losmakende, sfeer bevorderende, slaap verdrijvende warming-upoefening kan dan gebruikt worden. Oefening 91 ‘Het uitbeelden van gezegden’ is een geschikte Mat0-oefening.

Voorbeeld 27 Uit vorige bijeenkomsten van een assertiviteitstrainingsgroep bleek dat de deelnemers voldoende aandachtspunten hadden om naar voren te brengen in de groep. Meestal was er tijd te kort om alle problemen die ingebracht werden, te behandelen. Plots, bij de derde bijeenkomst, lijkt het er echter op dat er geen werkpunten meer zijn. Een materiaal opwekkende oefening is niet op haar plaats. Immers, de stagnatie van de groep heeft waarschijnlijk een andere oorzaak dan een gebrek aan materiaal. Een Mat0-oefening, maar dan een die tevens de naar buiten gerichte activiteit van de groep stimuleert, zal een betere keus zijn (bijvoorbeeld oefening 112 ‘Spiegelen van beweging’).

35

36

Oefeningenboek voor groepen

Creatief omgaan met het procescriterium Bij het categoriseren van de oefeningen hebben wij de meest voor de hand liggende categorie gekozen. Maar het zoeksysteem is slechts een hulpmiddel. Door je eigen accenten te leggen, kun je er flexibel mee omgaan. Een aantal voorbeelden: Indeling 1 Je kunt het aangrijpingspunt aanpassen aan je eigen bedoeling met de oefening. Een I-oefening bijvoorbeeld kan soms door een accentverschuiving veranderd worden in een G-oefening.

Voorbeeld 28 De ‘Ademhalingsoefening in tweetallen’ (oefening 68) is een I-oefening. Er is hier sprake van een duidelijke rolverdeling tussen de ‘werker’ en de ‘helper’ in de oefening. De ‘helper’ is hier slechts een hulpmiddel om de ander de ervaring te bieden die de oefening beoogt. Het gaat hier om een vorm van samenwerking waarbij het accent niet in eerste instantie ligt op de persoonlijke uitwisseling tussen de personen, maar op datgene wat de persoon op dat moment voor zichzelf ervaart. Je kunt deze oefening wijzigen in de zin dat het meer om een wederzijdse uitwisseling gaat. Beiden stellen zich dan in op elkaar en elkaars ademhaling. De oefening wordt dan een R-oefening.

Zo kan ook een G-oefening een I-oefening worden:

Voorbeeld 29 Oefening 148 ‘Positief-negatief: een evaluatieoefening’ is een groepsoefening, omdat deze de mening van de verschillende groepsleden over de gebeurtenissen in de groep duidelijk maakt. Met een iets andere opdracht, bijvoorbeeld: ‘Kijk wat je van jezelf in de afgelopen bijeenkomsten positief en negatief hebt gevonden en schrijf dat op’, wordt deze oefening een I-oefening, omdat

2 De keuze van een oefening

er dan meer van individueel werken en bezinning sprake is dan van gezamenlijke evaluatie.

Indeling 2 Ook voor deze indeling geldt dat je de oefeningen kunt aanpassen aan je eigen wensen. Van Ex-oefeningen kun je soms In-oefeningen maken, en omgekeerd. Het gaat hier vaak om accentverschuivingen.

Voorbeeld 30 Oefening 47 ‘Voorwerp kiezen’ heeft als doel elkaar beter te leren kennen. De groepsleden kiezen een voorwerp uit waarmee zij zich kunnen identificeren. Dit is een naar binnen gerichte activiteit. Later worden de identificaties uitgewisseld. Wij hebben deze oefening dan ook voorzien van de categorie In. Als je als begeleider echter minder de nadruk legt op het identificeren met het voorwerp, en hiermee de keuze van een voorwerp minder zwaar beladen maakt, kan het een Ex-oefening worden. De nadruk komt dan meer te liggen op de uitwisseling, een naar buiten gerichte activiteit.

Voorbeeld 31 Oefening 42 ‘Themagroepsgesprek’ heeft als doel de aandacht te richten op een thema en op elkaar. In deze oefening wisselt men ervaringen uit aan de hand van een thema. Wij hebben deze oefening als Ex gecategoriseerd. De nadruk ligt meer op de uitwisseling. Zou je de groepsleden bijvoorbeeld vragen om voor zichzelf na te gaan wat een bepaald thema voor hen betekent, dan wordt de oefening meer naar binnen gericht van aard, en zou dus vallen in de categorie In.

37

38

Oefeningenboek voor groepen

Indeling 3 Door een Mat0-oefening enigszins te wijzigen, kan deze een Mat+oefening worden, en omgekeerd. Dit is afhankelijk van de manier van aanbieden. Door bijvoorbeeld bezinningsmomenten in te lassen in een oefening, of tijdens de nabespreking gerichte vragen te stellen, kun je van een Mat0-oefening een Mat+-oefening maken.

Voorbeeld 32 De oefening ‘De ruimte gelijkelijk verdelen’ (oefening 53) heeft als doel de concentratie op elkaar te bevorderen en non-verbaal samen te werken. Deze oefening roept niet direct materiaal op om mee verder te werken. Als je deze oefening doet aan het begin van een bijeenkomst over samenwerking en hierop tijdens de oefening meer expliciet de nadruk legt, kan het een Mat+-oefening worden, met als doel het leren kennen van een aantal samenwerkingsaspecten en de eigen rol in het oplossen van een groepsprobleem.

de werkvorm Door gebruik te maken van de doelstellings- en procescategoriee¨n kun je dus je eigen keuzeproces versnellen en verfijnen. Een derde criterium kan zijn de vorm die je wenst te gebruiken. Voorbeelden zijn: Verbaal, Drama, Schrijven, Tekenen. Afwisseling van de werkvormen die je gebruikt, maakt een bijeenkomst of serie bijeenkomsten aantrekkelijker en effectiever. In index D en op de website kun je zoeken op de volgende tien omschrijvingen. Beweging Oefeningen waarin gewerkt wordt met verschillende vormen van bewegen. Dans Oefeningen waarin vooral gewerkt wordt met het bewegen op muziek. Drama Oefeningen waarin dramatische werkvormen gebruikt worden.

2 De keuze van een oefening

Fysiek Oefeningen waarin direct met het lichaam gewerkt wordt. Dit kan op de beleving van het lichaam gericht zijn, maar ook op actief het lichaam gebruiken bij het uitvoeren van een taak of opdracht. Geleide fantasie Oefeningen waarin de fantasie rond een bepaald thema begeleid wordt. Schrijven Oefeningen waarin in de eerste plaats geschreven wordt, of waarin een schrijfopdracht voorkomt. Speels Oefeningen met een speels en luchtig karakter. Stem Oefeningen waarin vooral gewerkt wordt met de stem: klanken, intonatie, intentie. Tekenen Oefeningen waarin voornamelijk getekend wordt of met tekeningen wordt gewerkt. Verbaal Oefeningen waarin primair met elkaar gesproken wordt. oefeningen voor de gehele groep of voor subgroepen Het kan voorkomen dat je een sterke voorkeur hebt voor oefeningen waarbij de groep bij elkaar blijft, of juist waarbij in subgroepen uiteengegaan wordt. Als dit criterium een rol speelt, kun je op de website hiernaar zoeken. Je kunt zoeken op twee categoriee¨n: – Gehele groep. Oefeningen waarbij de gehele groep bij elkaar in de ruimte blijft werken. – Subgroepen. Oefeningen waarbij in subgroepen of tweetallen uiteengegaan wordt.

39

Deel II Oefeningen

3

Handleiding bij de oefeningen

4

Beschrijving van de 150 oefeningen

De inhoudsopgave van de oefeningen met hun doel vind je in index A.

3

Handleiding bij de oefeningen

De in hoofdstuk 4 volgende 150 oefeningen worden alle op een gelijkvormige wijze beschreven. Aan de hand van een voorbeeld wordt dit geı¨llustreerd. 0 Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Doel: (Verder) kennismaken Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per opdracht 3 minuten Website: een lijst met mogelijke variabelen

instructie De begeleider geeft de groep opdrachten, zoals ‘ga met elkaar op een rij staan...’: – van groot naar klein (schouder aan schouder); – naar de kleur van de ogen, van donker naar licht; – naar de kleur van het haar, van donker naar licht; – naar de grootte van de handen/voeten; – van dik naar dun; – van jong naar oud. variant In plaats van met uiterlijkheden kan ook met minder zichtbare kenmerken en eigenschappen gewerkt worden. De begeleider vraagt de groepsleden zich te verdelen in groepen aan de hand van bepaalde kenmerken of eigenschappen. Bijvoorbeeld: – links gaan de mensen staan die wel ervaring hebben met dit soort groepstraining, en rechts diegenen die dat niet hebben;

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8_3, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

44

Oefeningenboek voor groepen

– andere kenmerken of eigenschappen (die natuurlijk te varie¨ren zijn naargelang de doelstelling van de groep): het al dan niet hebben van een vaste partner; vinden de groepsleden zichzelf al dan niet: driftig, rustig, intelligent, sociaal voelend, enzovoort; het al dan niet aan sport doen; het hebben van een bepaalde hobby; het uit een groot dan wel een klein gezin komen; enzovoort. . .

. . . .

opmerking Het is van belang om in de volgorde een zekere opbouw aan te brengen. Het is aan te raden om te beginnen met wat meer algemene/ afstandelijke dimensies en langzamerhand naar meer intieme aandachtspunten over te gaan. toelichting bij dit voorbeeld Titel en nummer Doel

Onder deze titel en dit nummer is de oefening in de indices terug te vinden. Het specifieke doel van de oefening.

In het kader staan de begrippen: proces, werkvorm, groepsgrootte en tijdsduur. Soms zijn daaraan toegevoegd: benodigdheden en website.

Proces Hier wordt aangegeven in welke procescategoriee¨n wij de oefening hebben ingedeeld. Werkvorm Hier wordt aangegeven welke werkvormen voornamelijk gebruikt worden in deze oefening. Groepsgrootte Hier wordt aangegeven voor welke groepsgrootte we de oefening geschikt achten. De kritische grens van wat gewoonlijk als een kleine groep wordt aangeduid, is twaalf personen. Aangegeven wordt of wij de oefening geschikt achten voor een groep van die grootte, of dat de oefening ook gedaan kan worden in een grotere groep. In dat geval denken we aan een groep tot ongeveer twintig personen. In een aantal

45

3 Handleiding bij de oefeningen

gevallen worden een minimum- en een maximumgrens aangegeven. Bij sommige oefeningen staat: ‘in verband met de tijd maximaal twaalf’. Dit omdat de oefening anders niet binnen dertig minuten gedaan kan worden. Soms wordt ook vermeld dat een oefening een veelvoud van een bepaald aantal deelnemers vraagt. Tijdsduur De tijdsduur van alle oefeningen is vrijwel altijd maximaal dertig minuten. Een enkele keer, als wij vinden dat een oefening niet voldoende tot haar recht komt binnen deze tijd, wordt de benodigde tijd, tot een maximum van vijfenveertig minuten, aangegeven. Soms wordt de tijd aangegeven per ronde of per opdracht. De vermelde tijdsduur geldt alleen voor de uitleg en uitvoering van de beschreven basisoefening, niet voor de eventueel vermelde varianten. De tijd van een eventuele nabespreking is er niet bij inbegrepen. Indien wij echter menen dat de oefening niet compleet is zonder nabespreking, noemen wij de nabespreking als onderdeel van de oefening bij de instructie. Alleen in dat geval is de tijdsaanduiding wel inclusief nabespreking. Benodigdheden Indien er extra benodigdheden voor de oefening gewenst zijn, bijvoorbeeld tekenmateriaal, pen en papier, muziek, dan wordt dit hier vermeld. Website Als laatste wordt vermeld welke extra materialen op de site te vinden zijn: voorbeelden, instructies, materiaal om uit te delen, enzovoort. Instructie Variant(en) Opmerking(en)

Dit is de instructie van de basisoefening, bestemd voor de begeleider. Op de basisoefening gelijkende oefening(en) of mogelijke uitbreiding(en). Zaken waarop gelet moet worden bij het gebruik van de oefening en eventuele suggesties.

Beschrijving van de 150 oefeningen

4

De inhoudsopgave van de oefeningen met hun doel vind je in index A 1 Kennismaken in drietallen Doel: Betrokkenheid vergroten in een beginnende groep Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – Er worden drietallen gevormd door de deelnemers te vragen twee anderen op te zoeken die zij niet kennen of naar verhouding het minst kennen. – Eerste ronde: A vertelt in drie minuten een aantal dingen over zichzelf. B en C doen vervolgens hetzelfde. – Tweede ronde: gezamenlijk vertellen B en C aan A wat zij gehoord hebben dat A verteld heeft, wat zij daarin gemist hebben en wat zij daarvan vonden. A en C doen daarna hetzelfde ten aanzien van B; A en B doen hetzelfde ten aanzien van C. varianten 1 Mogelijk vervolg op de basisoefening: A en B stellen in de hele groep C voor; A en C stellen B voor; C en B stellen A voor. Zo wordt iedereen door zijn subgroepgenoten voorgesteld aan de hele groep. 2 Deze oefening kan ook in tweetallen worden uitgevoerd.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8_4, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

2 Kennismaken op een cocktailparty Doel: Kennismaken met elkaar op een ontspannen manier Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 a` 30 minuten Benodigdheden: – per deelnemer een papier op A4-formaat – een stift – een (veiligheids)speld – een kookwekker

instructie – De groepsleden krijgen papier en pen, en tien minuten de tijd om vijf sleutelwoorden over zichzelf op te schrijven. Dit kunnen demografische gegevens zijn of bepaalde karaktereigenschappen van de persoon, verwachtingen ten aanzien van de cursus, enzovoort. De begeleider kan de inhoud/richting hiervan sturen. De leesbaarheid van het geschrevene is belangrijk. – De deelnemers spelden dit papier bij zichzelf op de borst. – Vervolgens hebben zij korte ontmoetingen met elkaar, waarbij de sleutelwoorden aanknopingspunten vormen voor het gesprek. – Elke twee minuten geeft de begeleider een teken dat er naar een ander gegaan moet worden. variant Simpeler is deze oefening als je niet met papier werkt. Op een teken van de begeleider breekt iedereen het gesprek van dat moment af en knoopt een gesprekje aan met een volgende onbekende. opmerking In situaties zoals deze, waar veel deelnemers door elkaar praten, is een kookwekker een welkom attribuut. Het spaart de stem.

47

48

Oefeningenboek voor groepen

3 Kennismaken door middel van tekeningen Doel: Op een creatieve manier kennismaken met elkaar Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten Benodigdheden: – voor elke deelnemer een groot vel papier (A2) – tekenmateriaal – eventueel materiaal om de tekeningen mee op te hangen

instructie – De deelnemers krijgen papier en stiften. – Ze beginnen met zichzelf op het vel te tekenen, in de vorm van een symbool. Ze kunnen volstaan met een simpel weergegeven vorm; het is niet de bedoeling uitgebreid te gaan tekenen. – Hieromheen tekenen ze vervolgens andere symbolen. Deze kunnen staan voor belangrijke anderen in het leven en voor hobby’s, beroep, woonsituatie, enzovoort; kortom, alle facetten die op dit moment voor de tekenaar in zijn leven belangrijk zijn en die hij in de groep wil prijsgeven. De symbolen kunnen varie¨ren wat hun vorm, grootte en kleur betreft en in de afstand die het symbool heeft tot het ‘eigen’ symbool. – Na ongeveer twintig minuten worden de tekeningen in tweetallen besproken. variant Als men voor deze oefening langer de tijd neemt, kunnen de tekeningen worden opgehangen, als in een tentoonstelling. Hier worden zij gepresenteerd, met een korte toelichting van de tekenaar.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

4 Groepsgesprek over verwachtingen Doel: Uitwisselen van verwachtingen over de komende bijeenkomst(en) Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De begeleider vraagt ieder van de groep iets te vertellen over zichzelf en zijn verwachtingen van de komende bijeenkomst(en). – Het eerste deel - iets vertellen over jezelf - kan met vragen door de begeleider gestuurd worden. – De begeleider stimuleert de andere groepsleden om vragen aan elkaar te stellen door zelf ook zo nu en dan om verduidelijking te vragen. – Ten aanzien van de verwachtingen reageert de begeleider niet verdedigend, dingen rechtzettend. Hij geeft ook ruimte aan negatieve verwachtingen. opmerkingen – Deze oefening kan het best gedaan worden na een introductie op wat komen gaat, dus niet aan het begin van de bijeenkomst. – Het gaat er bij deze oefening om aandacht te besteden aan de verschillende gevoelens, gedachten en verwachtingen die in een beginnende groep kunnen leven zoals: waarom zit ik in deze groep; wat wordt er van mij verwacht; wat moet ik hier gaan doen; zal ik niet (weer) buiten de ‘groepsboot’ vallen; zijn de beangstigende of leuke verhalen die ik over deze activiteit gehoord heb, waar; ik heb er geen zin in; ik kijk de kat uit de boom. . . . . .

. .

49

50

Oefeningenboek voor groepen

5 Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Doel: Hernieuwd kennismaken Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Speels, Schrijven Groepsgrootte: in verband met de tijd maximaal 12 Tijdsduur: 2 minuten per vraag

instructie – De groepsleden zitten in een kring of carre´. – Iedereen schrijft zijn naam op een A4-vel. – Om de beurt verzinnen groepsleden vragen over onderwerpen waarover zij graag iets van elkaar willen weten. Dit kan zijn ter (hernieuwde) kennismaking. Het kunnen gekke, leuke, maar ook meer serieuze vragen zijn. – De vellen papier worden doorgegeven aan de buurman links, die antwoord geeft op de vraag die gesteld is. Hij doet dit echter niet voor zichzelf, maar voor degene wiens naam op het papier staat. Hij schrijft dus op wat hij denkt dat diegene zou antwoorden. – Als de deelnemers de antwoorden onder aan het vel schrijven, kunnen ze het gegeven antwoord ‘wegvouwen’, zodat de volgende schrijver het niet kan lezen. – Hierna worden de vellen weer doorgegeven aan de buurman links. – Een volgende vraag wordt gesteld. – Iedereen schrijft weer een antwoord op voor degene wiens naam hij voor zich heeft op het papier. – Het antwoord wordt weer weggevouwen, en het papier doorgegeven. – Deze procedure wordt een aantal malen herhaald. Ook kan doorgegaan worden totdat iedereen zijn eigen papier weer voor zich heeft. – Ten slotte leest iedereen zijn eigen vel, en wordt kort het een en ander uitgewisseld. opmerking Afhankelijk van de beschikbare tijd en het doel dat hij voor ogen heeft, kan de begeleider het soort vragen sturen. Hij kan het leuk houden, maar het kan ook over meer wezenlijke dingen gaan. Van deze oefening kan dan ook gemakkelijk een feedbackoefening gemaakt worden. Dan zal de nabespreking echter meer tijd vergen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

6 Unieke belevenis Doel: Betrokkenheid bij elkaar vergroten, (nader) kennismaken Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring. – De begeleider vraagt hun een eigen belevenis te bedenken waarvan zij denken dat deze uniek is. Dat wil zeggen dat zij verwachten dat (bijna) niemand van de groep dit beleefd heeft. – Om de beurt vertellen alle groepsleden hun unieke belevenis. – Korte nabespreking.

51

52

Oefeningenboek voor groepen

7 Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Doel: Vergroten van de onderlinge bekendheid Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De begeleider verzoekt de groepsleden hun sleutelbos tevoorschijn te halen. – Iedereen krijgt gedurende ongeveer vijf minuten de gelegenheid zich te bezinnen op de vraag wat voor betekenis de verschillende sleutels voor hem hebben. – Vervolgens vertelt iedereen dit om de beurt aan de anderen. Bijvoorbeeld: ‘Dit is mijn huissleutel. Dat staat voor veiligheid en rust. En dit zijn de autosleutels. Die geven me het gevoel dat ik kan gaan en staan waar ik wil. De sleutel van mijn bureau... daar krijg ik allerlei onprettige gevoelens bij, schuldgevoel door al het achterstallige werk.’

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

8 Naamspelletjes voor een beginnende groep Doel: Kennismaken Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per spel 5 a` 15 minuten

instructie Hierna volgt een aantal verschillende mogelijkheden. a Namenrondje. Iemand noemt zijn naam. Degene rechts van hem noemt diens naam en zijn eigen naam (dezelfde procedure als in het kinderspelletje: ‘ik ga op reis en neem mee’). b Namenrondje met achtergrondinformatie. Iedereen vertelt zijn naam en eventueel bijnamen van vroeger en nu. Tevens hoe hij aan zijn roepnaam is gekomen (waarvan afgeleid of naar wie vernoemd). c Namenspel met beweging. – Iedereen loopt door elkaar door de ruimte. Een groepslid begint zijn naam te roepen en er tegelijk een beweging bij te maken. – De rest van de groep neemt de naam en de beweging over. Als iedereen het duidelijk te pakken heeft, springt een ander in met zijn naam en zijn beweging. Het is goed om hierbij te benadrukken dat het geen mooie of ingewikkelde beweging hoeft te zijn. Het gaat erom de eerste inval uit te voeren en er niet te lang over na te denken. d Namenspel met stem. – De groepsleden staan in een kring. Iemand noemt zijn naam en de hele groep herhaalt drie keer de naam: eerst gewoon, dan luider en dan op zijn allerhardst. – Iemand zingt zijn naam voor en de groep zingt hem na. Zo kan een heel namenzangspel ontstaan. e Namenspel in de kring. – Tweetallen (A en B) vormen een binnen- en een buitenkring, waarbij alle B’s achter de A’s staan. Ee´n groepslid staat alleen in de buitenkring (hiervoor is dus een oneven aantal nodig). De bedoeling is dat deze persoon iemand van de binnenkring bij zich krijgt. Dit doet hij door een naam te roepen van iemand van de binnenkring. B probeert echter, als zijn A genoemd wordt, deze tegen te houden. Het gaat er dan om zo snel mogelijk te

53

54

Oefeningenboek voor groepen

reageren. De B’s mogen niet steeds hun partners vasthouden. Zij houden hun handen op de rug. Pas als zij de naam van hun A horen, mogen zij hem tegenhouden. – Als het de B lukt iemand bij zich te krijgen, vormt hij met diegene een tweetal. B gaat dan in de binnenkring staan (anders zou zijn naam nooit genoemd kunnen worden) en A in de buitenkring. De B die zijn partner zojuist verloren heeft, is nu aan de beurt om iemand bij zich te ‘roepen’.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

9 Observeren Doel: Leren observeren Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – Groepsleden gaan twee aan twee tegenover elkaar zitten. – Ze observeren elkaar goed, gedurende een minuut. – Nu draaien ze zich beiden om, en veranderen iets observeerbaars, bijvoorbeeld een ring aan een andere vinger, bril af, knoopje los, of iets dergelijks. – Ze draaien zich weer naar elkaar toe. – Nu zoeken ze bij elkaar de verandering. variant Bij deze oefening kan ook meer nadruk worden gelegd op de communicatiesignalen die gegeven worden met de lichaamshouding. Bij deze variant wordt B, die in een bepaalde houding ‘bevriest’, gedurende een minuut door A geobserveerd. Daarna draait A zich om. Nu verandert B iets aan zijn houding. Als A zich weer omdraait, probeert hij de verandering te ontdekken. In de nabespreking kan worden nagegaan op welke lichaamsdelen men meer let (meestal zijn dit gezicht en handen). Verder: welke informatie wordt daarmee doorgaans overgedragen, welke met andere delen van het lichaam?

55

56

Oefeningenboek voor groepen

10 Gedragsbeschrijving Doel: Oefenen met observeren, op een objectieve manier beschrijven van nonverbale signalen Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 a` 30 minuten

instructie – Er worden drietallen geformeerd, met de rollen A, B en C. – A en B zitten met hun gezichten naar elkaar toe. A beschrijft gedurende twee minuten alle non-verbale signalen die hij bij B ziet. Zo nodig kan de begeleider een demonstratie geven door in het kort van iemand de non-verbale signalen te beschrijven, zoals: ik zie dat je met je ogen knippert, ik zie dat je je rechterbeen over je linkerbeen hebt, ik zie dat je slikt. C is de scheidsrechter die erop toeziet dat A alleen maar objectieve observaties geeft. – Het drietal bespreekt de oefening kort na. Gevoelens, interpretaties en andere observaties kunnen nu wel besproken worden. – Hierna wordt er van rol gewisseld. varianten 1 De begeleider kan ook rondes invoegen waarin degene die beschrijft juist wel mag interpreteren, om zo het verschil tussen observeren en interpreteren te laten ervaren. 2 In plaats van naar elkaar te laten kijken, kan de begeleider ook gebruikmaken van platen of afbeeldingen, die de deelnemers observeren en/of interpreteren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

11 Waarnemingsexperiment Doel: Bewust worden van de manier waarop de werkelijkheid gekleurd wordt door subjectieve waarneming Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Benodigdheden: een vage foto of afbeelding, pen en papier Website: foto’s

instructie – De begeleider geeft ieder groepslid dezelfde vage foto of afbeelding. – De groepsleden schrijven in vijf zinnen hun impressie van de foto op papier. – Om de beurt lezen ze hun beschrijving voor. – Ze gaan samen na op welke manier ze de werkelijkheid kleuren.

57

58

Oefeningenboek voor groepen

12 De psychiater Doel: Op een speelse manier oefenen met observeren Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 10 minuten

instructie – Ee´n groepslid gaat op de gang staan en wordt dan ‘psychiater’. – De overige groepsleden spreken met elkaar een ‘afwijking’ af die voor allen gelijk is, bijvoorbeeld: een antwoord geven voor de linkerbuurman; bij het spreken ergens aan friemelen; reageren op de vorige vraag. – Als de psychiater terugkomt, dient hij erachter te komen wat de ‘afwijking’ van de groep is, door directe vragen te stellen aan individuele groepsleden. De psychiater is af als hij driemaal een foutieve gevolgtrekking heeft gemaakt. – De oefening kan een aantal malen herhaald worden. . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

13 Caesar en Cleopatra Doel: Laten zien dat het eigen referentiekader het juist kunnen inschatten van een situatie belemmert; bevorderen van de groepscohesie Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Website: – meer voorbeelden van situatieomschrijvingen – materiaal om uit te delen: situatieomschrijvingen

instructie – Het is goed om van tevoren te vragen wie ‘Caesar en Cleopatra’ al kent. Degenen die de oefening al kennen, mogen geen vragen stellen. – Twee groepsleden krijgen de volgende situatieomschrijving op papier voor zich. 1 Cleopatra is een goudvis. 2 Deze goudvis leeft in een viskom. 3 De viskom staat op een grote luidspreker. 4 De luidspreker is van Oscar, die erg veel van muziek en dieren houdt. 5 Oscar heeft een poes, Caesar. 6 Op een dag, toen Oscar met zijn installatie aan het spelen was en hij daarbij de volumeknop maximaal had opengedraaid, 7 sprong de viskom en brak in stukken. 8 Cleopatra, de goudvis, lag nog maar net te spartelen op de grond, 9 toen Caesar eraan kwam rennen. 10 Omdat Caesar al vanaf zijn geboorte veel zin in Cleopatra had, greep hij zijn kans en hapte direct toe. 11 Maar helaas voor Caesar bereikte een van de glassplinters eerder zijn strot. 12 En zo lagen ze in die kamer, allebei dood. 13 Zij, omdat vissen niet op het droge kunnen leven. 14 Hij, omdat poezen geen glas kunnen eten. 15 Oscars installatie deed het gelukkig nog.

59

60

Oefeningenboek voor groepen

– De overige groepsleden krijgen het volgende gegeven: Caesar en Cleopatra liggen in de kamer. – Met dit uitgangspunt moeten zij erachter komen om welke situatie het gaat. Zij moeten zo veel mogelijk gegevens uit die situatie vinden, zodat zij als het ware voor zich zien wat er gebeurd is. Dit doen zij door vragen te stellen aan de twee anderen. Deze vragen moeten met ja of nee beantwoord kunnen worden. – De twee anderen krijgen de instructie alleen te antwoorden binnen de gestelde ja/nee-vragen. Zij kunnen wel met behulp van gezichtsuitdrukking en intonatie duidelijk maken of ‘nee’ een duidelijk nee is, of dat het betekent dat het er eigenlijk niet zo toe doet. Als halverwege de oefening de situatie nog lang niet is geraden, mogen zij een hint geven.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

14 Subjectieve verwachtingen Doel: Bewust worden van subjectieve verwachtingen Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: genoeg kopiee¨n van een tekst zoals genoemd Website: materiaal om uit te delen: dit verhaal en een aantal andere verhalen

instructie – De deelnemers krijgen een verhaal te lezen waarin subjectieve verwachtingen voorkomen.

Voorbeeld ‘Volgens mijn agenda kan ik over vijf minuten de heer Van der Stoep verwachten. Eens even kijken. Hier is zijn brief. O ja, een sollicitatiegesprek. Dat is voor die vacature op de administratie. Het is te hopen dat het wat wordt. Als er niet op korte termijn in wordt voorzien, loopt de zaak mis. De belangrijkste gegevens heb ik al onderstreept, zie ik. Laat eens zien. Leeftijd 41; dat zou wel eens een blijvende kracht kunnen worden deze keer. Opleiding is zeker voldoende. Geen ervaring in bedrijfsadministratie. Uitgetreden uit het priesterambt. Dat is waar ook, een uitgetreden priester. Dat is wel iets heel anders. Daar zal de afdeling rekening mee moeten houden. Waarschijnlijk wel een conscie¨ntieus figuur. Daar gaat de telefoon; dat zal hem zijn. Ik heb zo’n gevoel dat het wel eens wat zou kunnen worden.’

– Als de groepsleden het gelezen hebben, vraagt de begeleider hun welke subjectieve elementen ze ontdekt hebben. – Wanneer deze zijn geı¨nventariseerd, vraagt de begeleider de groep te praten over de subjectieve verwachtingen die de sollicitant in deze situatie zou kunnen hebben.

61

62

Oefeningenboek voor groepen

15 Eerste reactie Doel: Inzicht krijgen in primaire reactiepatronen Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Schrijven, Verbaal Groepsgrootte: 8 `a 12 personen Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: pen en papier

instructie – Ieder groepslid heeft een vel papier en een pen. – Een groepslid begint door in een zin iets over zichzelf te zeggen. Bijvoorbeeld: ‘Ik ben een impulsief iemand’; ‘Mijn favoriete vakantieland is Spanje’; ‘Als ik geen onderwijzer was geworden dan was ik het liefst architect geweest.’ – Alle andere groepsleden schrijven kort hun eerste reactie op deze uitspraak op. – Vervolgens zegt een tweede groepslid zijn zin en iedereen schrijft weer zijn eerste reactie op, totdat alle groepsleden aan de beurt geweest zijn. – Ieder groepslid heeft nu een lijstje voor zich met ‘eerste reacties’. – Bekijk in tweetallen of er een patroon te ontdekken is in je reacties. – Ben je geneigd te reageren met vragen? Geef je vooral gevoelsreflecties? Spreek je oordelen uit? Zeg je iets over jezelf ?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

16 Verboden te luisteren Doel: Laten ervaren hoe het is als er over en weer niet geluisterd wordt in een gesprek Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Er worden tweetallen gevormd, A en B. – A vertelt gedurende vijf minuten een verhaal aan B. Het moet een verhaal zijn over een ervaring, een gebeurtenis, waarover A graag wil vertellen, waar hij ‘vol’ van is. Als A vertelt, mag B niet luisteren. De opdracht voor B om zelf actief (intern) te associe¨ren op alles wat A vertelt, maakt het voor B gemakkelijker om niet te luisteren. Wat B verder doet, kan hij zelf kiezen, zolang maar duidelijk is dat hij niet luistert. – Hierna rolwisseling. – Nabespreken in de tweetallen.

63

64

Oefeningenboek voor groepen

17 Luisteren en samenvatten in een discussie Doel: Bevorderen van luistervaardigheid Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De groep wordt ingedeeld in drietallen, elk drietal in A, B, en C. – A en B gaan een discussie voeren, C treedt op als een soort scheidsrechter, bewaker van de regels. – De begeleider geeft een aantal suggesties voor gespreksonderwerpen, bijvoorbeeld: het huidige regeringsbeleid bevordert het filerijden; openbaar vervoer dient kosteloos te zijn; Human Resource Management heeft de toekomst; met seksuele voorlichting aan kinderen kan je niet vroeg genoeg beginnen; of meer op de groep toegespitste twistpunten. – A en B bepalen samen het gespreksonderwerp. De oefening werkt het best als beiden genoeg weten over het onderwerp, en daarover tegengestelde meningen hebben. – A begint de discussie als spreker. – Daarna dient elke spreker voordat hij wat zegt, in zijn eigen woorden, een samenvatting te geven van hetgeen de ander gezegd heeft. De samenvatting moet alle elementen van andermans opvatting bevatten. – Indien deze samenvatting niet juist is, kan zowel de andere spreker als de scheidsrechter corrigeren. – Als de samenvatting goedgekeurd is door de vorige spreker en de scheidsrechter, gaat de ander verder. – De scheidsrechter zorgt er verder voor dat A of B niet te lang aan het woord is. – Na zeven minuten wisselen de deelnemers van rol, zodat ook C een keer in een discussierol zit. . . . .

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– De nabespreking kan gaan over de volgende punten: Was het moeilijk naar de ander te luisteren? Waarom? Was het moeilijk om tegelijkertijd je gedachten te ordenen en te luisteren? Vergat je wat je wilde zeggen? Kon je je ideee¨n samenhangend naar voren brengen, of wilde je te veel ineens spuien? Waren de samenvattingen van de ander en jezelf goed? Kon je zeggen wat je wilde zeggen? Had de manier van discussie¨ren van de ander effect op jouw vermogen om te luisteren? . .

. . .

variant Met dezelfde afspraken omtrent samenvatten kan een groepsdiscussie over een controversieel onderwerp gehouden worden. Niemand mag dan reageren zonder de woorden van de laatste spreker samengevat te hebben.

65

66

Oefeningenboek voor groepen

18 Het gerucht Doel: Vervorming van een boodschap laten zien zoals die ontstaat bij informatieoverdracht Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – ‘het gerucht’ – het observatieformulier – flap-over met stift Website: – materiaal om uit te delen: dit ‘gerucht’ – een aantal andere ‘geruchten’ – het observatieoverzicht

instructie – Zes deelnemers bieden zich aan om met de oefening mee te doen. – Vijf van de zes gaan weg uit de ruimte. De overige deelnemers zijn observatoren. – De begeleider leest ‘het gerucht’ voor aan de achtergebleven deelnemer en de observatoren.

Voorbeeld Het gaat om het volgende verslag van een ongeval, dat via tussenpersonen uiteindelijk bij ‘de politieagent’ terechtkomt. ‘Ik kan niet wachten op de politie om te vertellen wat ik gezien heb, want ik moet direct naar het ziekenhuis. De oplegger, die richting centrum ging, sloeg rechtsaf op de kruising toen de sportwagen, die uit het centrum kwam, naar links wilde gaan. Toen ze zagen dat ze dezelfde kant opgingen, toeterden ze allebei, maar geen van tweee¨n remde af. Feitelijk leek het erop dat de sportwagen nog gas gaf vlak voor de botsing.’

67

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Degene die het verhaal gehoord heeft, gaat nu een van de wachtenden halen en vertelt aan hem het verhaal. Het is belangrijk om te onderstrepen dat elke deelnemer op zijn eigen manier de boodschap doorgeeft en niet geholpen mag worden door observatoren of andere deelnemers. – De tweede van de vijf op de gang wordt gevraagd om de ruimte binnen te komen. – Nu vertelt zijn voorganger hem het verhaal, dat hij zojuist gehoord heeft. – Dit gaat zo door totdat de vijfde persoon naarbinnen komt. Deze krijgt de rol van ‘de politieagent’. De vierde deelnemer herhaalt de boodschap voor ‘de politieagent’ en deze schrijft de boodschap op een flap-over zodat de hele groep deze kan lezen. – De begeleider schrijft dan tevens de originele boodschap op en deze wordt vergeleken met de boodschap van ‘de politieagent’. – Vervolgens wordt de oefening in de gehele groep nabesproken. Eerst kunnen de observatoren reageren; daarna de deelnemers. – Er kan gebruikgemaakt worden van het volgende overzicht. deelnemer

toevoeging

weglating

vervorming

1

2

enzovoort varianten 1 De begeleider kan ook een ander gerucht (zie website) of een krantenbericht kiezen. 2 Dit idee kan ook in tweetallen gebruikt worden. De oefening ziet er dan als volgt uit: A leest B een stuk tekst voor, gedurende een minuut. Hierna probeert B de tekst letterlijk weer te geven. A en B analyseren de vervormingen. Vervolgens wisselen zij van rol. 3 Het gerucht kan ook als kort speels opwarmertje dienen zonder nabespreking. 4 Het nieuwsbericht. Deze variant is meer gericht op het daadwerkelijk bevorderen van het vermogen tot luisteren naar de inhoud van een stuk informatie. Hierbij wordt gebruikgemaakt van lijsten met uit kranten verzamelde stukjes nieuws van een paar zinnen, oplo-

68

Oefeningenboek voor groepen

pend in moeilijkheidsgraad. A leest de stukjes nieuws langzaam en duidelijk voor. B tracht na ieder stukje de tekst letterlijk te herhalen. Na vijf minuten wisselen zij van rol. opmerking In de praktijk blijkt deze oefening de groepscohesie te bevorderen en tevens een speelse sfeer te cree¨ren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

19 Inleven en verwoorden Doel: Leren om je in te leven in de gevoelens van de ander en dit te laten merken Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 10 Tijdsduur: per persoon 3 minuten Benodigdheden: voor elke deelnemer een beschrijving op papier Website: materiaal om uit te delen: rolomschrijvingen

instructie – De groep zit in een kring. – Ieder groepslid krijgt een korte beschrijving van een persoon, met een uitspraak van die persoon op papier. Hierin is een bepaald gevoel of zijn meerdere gevoelens verweven.

Voorbeelden 1

Jonge vrouw, 23 jaar: ‘Ik ging naar Nellekes verjaardag. Ik dacht dat het een klein feestje zou zijn: een klein kringetje met de familie erbij. Ik had dan ook niets speciaals aangetrokken. Het bleek een flitsend feest te zijn. Iedereen zag er feestelijk uit. Prachtige jurken en pakken. Daar stond ik in mijn eentje in een spijkerbroek.’

2

Gehuwde vrouw, 33 jaar: ‘Het is niet te geloven. Tom kwam vorige week iedere dag op tijd voor het eten thuis. Ik dacht niet dat hij zich aan zijn woord zou houden.’

3

Man, 35 jaar: ‘Morgen moet ik voor onderzoek naar het ziekenhuis. De dokter vermoedt dat ik een maagzweer heb. Maar niemand heeft me verteld hoe zo’n onderzoek gaat. Ik denk dat ze dat met zo’n slangetje doen en dat ik nuchter moet zijn. Ik heb er wel eens wat over gehoord, maar eigenlijk weet ik er helemaal niets van.’

4

Vrouw, 28, vertellend over haar werk: ‘Het is wel niet zo’n ramp, maar het is nu al de derde keer deze maand dat ik mijn

69

70

Oefeningenboek voor groepen

dienst met haar moet ruilen. Je kunt wel zien wie de belangrijkste is. Waarom ben ik altijd degene die voor haar opzij moet gaan!’ 5

Scholier, 16 jaar, over zijn leraar: ‘Ik dacht dat hij me zou pakken. Ik was bang dat hij me zou gaan vertellen dat ik van school getrapt zou worden, maar we hebben rustig op zijn kamer zitten praten en een aantal afspraken gemaakt.’

6

Meisje, 17 jaar, tot schooldecaan: ‘Ik kan daarover hier niet praten. Wat er met mijn vriendje en thuis is, is te persoonlijk. U bent een vreemde voor mij en aan vreemden vertel ik geen prive´dingen.’

7

Groepslid in een cursus gesprekstechnieken, tegen een ander groepslid: ‘Ik weet zeker dat hij me gaat vragen om voor de groep een gesprek met een ander te voeren. Ik zie me daar al zitten. Het liefst zou ik ertussenuit gaan en zeggen dat ik ziek ben.’

8

Psychologe, 30 jaar, na een afwijzing voor een vacature: ‘Hij zei dat ik ben afgewezen omdat ik niet genoeg ervaring en opleiding heb. Maar dat hadden ze toch uit mijn brief ook wel kunnen opmaken? Daarvoor hoef ik toch niet twee keer te komen? Volgens mij gaat het om iets anders.’

9

Manager, 42 jaar, komend uit een vergadering met het managementteam: ‘Ik had alles prima voorbereid, wist precies hoe ik het moest aanpakken en wat ik zou zeggen. Ik weet zeker dat de oplossing die ik aangaf, voor iedereen de beste was. Dat zij erin slagen om in een vergadering van

amper een uur alles van tafel te vegen. Onbegrijpelijk.’ 10 Sollicitant, 28 jaar, na een assessment: ‘He`, he`, dat was een lange dag. Ik ben gesloopt. Achter elkaar bezig geweest, van negen uur vanmorgen tot nu. Maar ik heb hier wel een goed gevoel over. Anders dan na de vorige keer. Toen ben ik afgewezen. Ik denk dat ik het er nu wel goed van afgebracht heb. Ik ben benieuwd. Ik heb zin in die baan.’

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– De groepsleden krijgen twee minuten de tijd om zich in te leven in een van deze personen, zich daar een bepaalde voorstelling bij te maken, zodat ze de uitspraak met een bepaald gevoel kunnen voorlezen, of liever nog: zelf kunnen zeggen. – Om de beurt doet elk groepslid zijn uitspraak, zijn buurman geeft daarop een gevoelsreflectie. – Daarna wordt deze besproken. – Zo komt iedereen in beide rollen aan de beurt. varianten 1 De groepsleden kan ook de tijd gegeven worden om met een uitspraak van zichzelf te komen. De gevoelsreflecties kunnen dan beter op waarde geschat worden. 2 De oefening kan ook worden uitgebreid door ‘de buurman’ eerst door middel van actief luisteren in de gelegenheid te stellen zich een beter beeld te vormen van hoe de ander zich voelt, waarna hij met een gevoelsreflectie komt.

71

72

Oefeningenboek voor groepen

20 Gevoelsreflecties geven Doel: Leren om je in te leven in de gevoelens van de ander en dit te laten merken Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: 12 tot 15 Tijdsduur: per ronde 10 minuten

instructie – De groepsleden vormen drietallen met de rollen A, B en C. – A begint een verhaal te vertellen aan B over iets wat hij beleefd heeft, of hij geeft zijn opinie over een onderwerp. – B luistert actief naar A. – B verwoordt nu de gevoelens die hij bij A bemerkt. – A zegt of dit klopt of niet en gaat verder. – C is observator en maakt notities over het soort gevoelens dat B verwoordt, hoe zijn houding is, of hij actief luistert en of hij A daarmee stimuleert om verder te gaan. Hij let ook op of B zijn eigen gevoelens niet verwart met die van A. – In de drietallen wordt het verloop kort nabesproken. – Daarna worden de rollen gewisseld voor een volgende ronde. opmerkingen – Voor een goed verloop van deze oefening is het van belang dat het gekozen onderwerp aan de twee volgende voorwaarden voldoet: het moet algemeen zijn, dat wil zeggen: om het te kunnen begrijpen, moet geen specifieke kennis of ervaring noodzakelijk zijn; algemeen menselijke ervaringen, gevoelens of relaties lijken de beste onderwerpen; het verhaal mag niet louter een opsomming zijn van gebeurtenissen. – Deze oefening kan pas gedaan worden als eerder geoefend is met actief luisteren. – Deze oefening is goed te gebruiken in combinatie met oefening 21 ‘Gedachtespoor’. .

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

21 Gedachtespoor Doel: Bevorderen van het vermogen tot luisteren naar verbale en non-verbale communicatie Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 15 minuten

instructie – De groepsleden verdelen zich in drietallen: A, B en C. – A begint een verhaal te vertellen aan B over iets wat hij beleefd heeft, of hij geeft zijn opinie over een onderwerp. – De taak van B is goed te luisteren naar wat A zegt, in het bijzonder naar de gevoelens achter de woorden. – C treedt op als spelleider en observator. – Na ongeveer 30 seconden, als C van oordeel is dat B op dit moment een redelijke indruk kan hebben van A’s verhaal, onderbreekt hij A (het liefst midden in een zin). – B moet dan A’s zin afmaken en met enkele zinnen A’s verhaal volgen, alsof hij A is! Dat wil zeggen: hij spreekt in de ik-vorm, in de trant van A. Hij blijft doorlopen in het door A aangegeven gedachtespoor. – Na enkele zinnen wordt B door C onderbroken. – A vervolgt dan zijn verhaal, aansluitend bij B als B de gedachten van A goed aangevoeld heeft. Als B de gedachten van A niet of minder goed aangevoeld heeft, kan A het thema ombuigen naar wat hij zelf eigenlijk had willen zeggen. Vervolgens wordt A opnieuw door C gestopt en herhaalt de gehele procedure zich nog een aantal keren. – C wordt gevraagd tijdens de oefening te letten op de mate waarin B’s woorden aansluiten op A’s verhaal en de mate van overeenkomst tussen de wijze van uitdrukken van A en B. – Hierna volgt een korte nabespreking. – Vervolgens wisselen de rollen. opmerkingen – Het slagen van de oefening is afhankelijk van een goed gekozen onderwerp. Het gespreksonderwerp moet aan de twee volgende voorwaarden voldoen:

73

74

Oefeningenboek voor groepen

het moet algemeen zijn, dat wil zeggen: om het te kunnen begrijpen, moet geen specifieke kennis of ervaring noodzakelijk zijn; algemeen menselijke ervaringen, gevoelens of relaties lijken de beste onderwerpen; het verhaal mag niet louter een opsomming van gebeurtenissen zijn. – Het is een vrij moeilijke oefening, die vooral in aanmerking komt voor een groep die al wat meer geoefend heeft met luisteren. .

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

22 Tekeningen beschrijven Doel: Oefenen met het geven van concrete beschrijvingen Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – twee verschillende simpele tekeningen met hetzelfde onderwerp, bijvoorbeeld de tekeningen op de pagina’s na deze oefening – aantal kopiee¨n, afhankelijk van de groepsgrootte – pen en papier Website: – materiaal om uit te delen – de tekeningen van de pagina’s na deze oefening en een aantal andere tekeningen

instructie – De groep wordt verdeeld in tweetallen; elk tweetal in A en B. – A en B gaan met hun rug naar elkaar zitten. – Beiden krijgen nu een tekening voor zich. Deze zijn verschillend. Het zijn simpele tekeningen, zonder uitgewerkte details. Deze oefening werkt het best als het twee verschillende soorten tekeningen zijn van hetzelfde onderwerp. Als voorbeeld staan op de volgende pagina’s twee tekeningen van een eendje afgebeeld. De ene tekening geeft het eendje weer met zachte, ronde vormen, bij de andere tekening zijn strakke lijnen en vormen gebruikt. Verder is het perspectief van waaruit het eendje is getekend, verschillend. – Beide partijen gaan nu de tekening omschrijven met als doel dat de ander op grond van die informatie de tekening kan ‘kopie¨ren’. Hiertoe schrijven ze zeven zinnen van maximaal vijftien woorden elk. – Tijdens de oefening mogen de deelnemers niet met elkaar praten. – De papieren waarop de zinnen geschreven staan, worden uitgewisseld. – A en B tekenen nu het eendje aan de hand van de omschrijving. – Als ze klaar zijn, laten ze de resultaten aan elkaar zien. – Het tweetal bespreekt hoe het ging. Welke informatie de tekenaar miste. Hoe ze concreter kunnen aangeven wat de bedoeling is.

75

76

Oefeningenboek voor groepen

– In de plenaire nabespreking kunnen verschillende strategiee¨n worden nagegaan. Men kan eerst de grote lijn aangeven, bijvoorbeeld: ‘Het is een eendje dat je van voren ziet.’ Men kan ook onderdelen en details beschrijven, bijvoorbeeld: ‘Het is een ovaal, tien centimeter breed en vier centimeter hoog, met een cirkeltje erboven.’ Welke strategie werkt het best? Op welke manier kun je het duidelijkst aangeven waar het om gaat? Verder: in hoeverre ben je beı¨nvloed door je eigen uitgangspunt, je eigen tekening, je eigen referentiekader? varianten 1 De begeleider kan de groepsleden ook vragen zin voor zin over en weer uit te wisselen. Dit gaat als volgt: A en B schrijven tegelijkertijd e´e´n zin op, wisselen deze uit en voeren de aanwijzingen die de ander met die ene zin aangeeft, direct uit. Vervolgens schrijven zij allebei een nieuwe zin op, enzovoort. Als ze de oefening op deze manier doen, blijkt vaak dat de eigen tekening de nieuwe tekening meer beı¨nvloedt dan wanneer ze de aanwijzingen achter elkaar ‘optekenen’. Op deze manier kan sterker geı¨llustreerd worden dat het eigen referentiekader de communicatie (en waarneming) beı¨nvloedt. 2 De begeleider kan ook de tweetallen verschillende paren tekeningen aanbieden. Een aantal tweetallen krijgt bijvoorbeeld tekeningen van een verschillend onderwerp, anderen van hetzelfde onderwerp. Ze kunnen dan nagaan of de beı¨nvloeding vanuit het eigen referentiekader minder belangrijk is als de onderwerpen verschillend zijn. 3 De begeleider kan ook enkele tweetallen eenzelfde tekening geven en de resultaten hiervan vergelijken met die van andere tweetallen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

77

78

Oefeningenboek voor groepen

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

23 Spelen met brabbeltaal Doel: Demonstreren van het belang van intonatie en intentie van een gesproken boodschap Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Stem Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie Onder ‘brabbeltaal’ worden alle geluiden verstaan die men kan maken en die geen woorden vormen van een aan de persoon bekende taal. Het is bij brabbeltaal de bedoeling zo veel mogelijk verschillende klanken te gebruiken en bij het spreken te overdrijven met mondbewegingen en toonvariaties. Bijvoorbeeld: ‘Kokis baba liwaki brapolo bipartan tantje wawasi toepiepaai bischar se si na paf.’ Alvorens de groep de volgende spelopdracht in tweetallen te geven, werkt het stimulerend als de begeleider de groep eerst demonstreert hoe brabbeltaal kan klinken. Dit kan hij doen door de groep eerst enkele eenvoudige opdrachten te geven in brabbeltaal en met gebaren, zoals allemaal opstaan, rondlopen en uitrekken. – De groepsleden staan twee aan twee en maken uit wie A en wie B is. – A geeft B eenvoudige opdrachten in brabbeltaal, verwijzend naar een concrete handeling, bijvoorbeeld het raam openen. – Wisseling van rol. – Geeft de vorige opdracht de groepsleden nog alle gelegenheid hun ‘woorden’ te onderstrepen met gebaren, in de volgende opdracht is dat veel moeilijker omdat het niet steeds over concrete zaken gaat: A vertelt B nu iets wat hij pas heeft meegemaakt (bijvoorbeeld bezoek aan de tandarts). – B vertelt direct hierna iets aan A. – Napraten in gewone taal: wat heeft je partner je verteld? variant – A begint met het spreken van brabbeltaal. B moet zich zo veel mogelijk bewust zijn van alle details van deze geluiden om ze zo snel en accuraat mogelijk te herhalen. Hij wacht niet tot A een afgerond geheel van geluiden heeft gemaakt, maar begint ze meteen te imiteren. Hij herhaalt ze met dezelfde klank, dezelfde sterkte, met dezelfde aarzelingen, enzovoort. – Vervolgens wisseling van rol.

79

80

Oefeningenboek voor groepen

24 Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Doel: Het verschil ervaren tussen een- en tweezijdige communicatie Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen, Verbaal Groepsgrootte: in verband met de tijd maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – de twee tekeningen van de pagina’s na deze oefening – vellen tekenpapier (A5-formaat) – potloden Website: materiaal om uit te delen: de tekeningen van de pagina’s na deze oefening

instructie – Een van de groepsleden meldt zich aan als instructeur. – Hij krijgt twee tekeningen. De ene tekening bestaat uit drie vierkanten, de andere tekening uit drie driehoeken, die op een bepaalde wijze op elkaar gestapeld zijn. Hij gaat met zijn rug naar de groep zitten. – De andere groepsleden draaien zich eveneens om. Allen beschikken over twee vellen papier van A5-formaat (halve A4) en een potlood. – De verdere instructie luidt als volgt: ‘Het is de bedoeling dat je straks twee tekeningen maakt. De instructeur geeft aan wat je moet tekenen. In de eerste ronde mogen geen vragen gesteld worden aan elkaar of aan de instructeur over de tekening. Je kunt slechts afgaan op de aanwijzingen van de instructeur. In de tweede ronde mogen er wel vragen gesteld worden aan de instructeur.’ – Nadat de instructeur een minuut de tijd heeft genomen om de eerste tekening te bestuderen, begint hij met zijn instructie. – Gedurende enige tijd wordt er getekend, totdat de instructeur van mening is dat hij klaar is met zijn instructies. – Vervolgens neemt de instructeur weer een minuut de tijd, nu om de tweede tekening te bestuderen. – Dan begint de tweede tekenronde. Nu mogen de groepsleden wel vragen stellen. – Deze ronde wordt afgesloten als men het idee heeft dat de tekeningen af zijn.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– In de nabespreking wordt gekeken in hoeverre het verschil tussen de tekeningen van de twee rondes terug te voeren is op de verschillende communicatievormen. opmerking Het is belangrijk om het aangegeven A5-formaat aan te houden, omdat de voorbeeldtekeningen ook op dat formaat gegeven worden.

81

82

Oefeningenboek voor groepen

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

83

84

Oefeningenboek voor groepen

25 De leugendetector Doel: Bewustmaken van de non-verbale signalen in communicatie Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Website: materiaal om uit te delen: lijst met observatiepunten

instructie – De begeleider legt uit dat een van de groepsleden de anderen tweemaal twee verhaaltjes zal vertellen. Twee ervan zijn waar gebeurd, de andere twee zouden waar gebeurd kunnen zijn, maar zijn verzonnen. De opdracht voor de anderen is dan te kijken naar de non-verbale signalen bij de verhaaltjes. Zij moeten vooral letten op de verschillen in de manier van vertellen tussen de ware en onware verhaaltjes. Ze moeten dus niet op de inhoud letten. – De begeleider geeft de groepsleden de aandachtspunten die hierna worden genoemd. Deze kunnen zij bestuderen als de begeleider straks weggaat met het groepslid dat gaat vertellen. Het gaat er niet om op alle details te letten; dit zou ook onmogelijk zijn. De lijst is bedoeld om de andere groepsleden een idee te geven van de zaken waarop zij kunnen letten. Stem: hard, zacht, helder, duidelijk, snel, aarzelend, zich versprekend, stotterend, enzovoort. Zinnen: zijn het goede zinnen, worden zij afgemaakt, zijn het beeldende zinnen, enzovoort? Vertellen: moet de verteller vaak nadenken, hoe is het verhaal opgebouwd, enthousiasme, enzovoort? Gezicht: hoe is de uitdrukking, verandert het gezicht steeds, blozen, enzovoort? Handen: bewegen de handen, maken zij ondersteunende gebaren, samengeknepen handen, enzovoort? Benen: schommelen de benen, staan zij op de grond, zijn zij beweeglijk, enzovoort? Romp: is de romp naar de groep toe gericht, is de romp beweeglijk, hoe zit hij in de stoel, enzovoort? – Met behulp van de begeleider kiest de verteller in een andere ruimte twee waar gebeurde verhaaltjes om te vertellen. Dagelijkse gebeur.

.

.

.

.

.

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– – – – –

– –

tenissen van de afgelopen dagen lenen zich hier goed voor. Verder verzint de verteller twee soortgelijke onware verhaaltjes. De verteller vertelt een waar en een onwaar verhaaltje. De overige groepsleden noteren wat zij aan non-verbale signalen zien. Na de twee verhaaltjes worden de verschillen in non-verbale communicatie tussen de twee verhaaltjes op een rij gezet. De overige groepsleden stemmen over welk verhaal zij denken dat waar is. De verteller vertelt nu welk van de twee het ware verhaal is. Zo weten de groepsleden dan welke non-verbale signalen bij het ware en welke bij het onware passen. Vervolgens vertelt de verteller nog twee verhaaltjes, waarvan er een waar is. De groep stemt wederom over het ware verhaal.

85

86

Oefeningenboek voor groepen

26 Spelimprovisaties in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Doel: Aandacht vestigen op de non-verbale aspecten van communicatie Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: variabel, afhankelijk van het aantal opdrachten Website: materiaal om uit te delen: deze voorbeelden van teksten

instructie – Iedereen kiest een partner. – Ieder tweetal bedenkt een simpele dialoog (bijvoorbeeld tweemaal twee zinnetjes). – De paren gaan tegenover elkaar staan en spreken de zinnen uit. Alle groepsleden doen dit tegelijkertijd. – Vervolgens geeft de begeleider de opdracht ditzelfde te doen maar nu vanuit verschillende posities, bijvoorbeeld: de een kijkt naar de ander die afgewend staat, met de rug naar elkaar toe, tegenover elkaar op kleine/grote afstand, zittend op elkaars schoot, de een zit op een stoel, de ander staat ernaast, ervoor, ligt eronder. – Napraten in tweetallen. varianten 1 De begeleider verzint zelf, of samen met de groep, een simpele dialoog, bijvoorbeeld: A: ‘Waar ben je geweest?’ B: ‘In de stad.’ A: ‘Wat heb je daar gedaan?’ B: ‘O, een paar dingen gekocht.’ A: ‘Mag ik ook weten wat?’ B: ‘Nee, dat houd ik nog liever even geheim.’ – Er worden paren gevormd. – Ieder lid van het paar krijgt de opdracht de korte tekst met een bepaalde emotie uit te spreken, bijvoorbeeld: paar 1: A is boos, B is bang; paar 2: A is verdrietig, B is enthousiast; paar 3: A is verliefd, B is somber. – Ieder paar speelt vervolgens de sce`ne voor de gehele groep. . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Deze oefening laat zien, mits enigszins goed gespeeld, dat de lading van een interactie enorm kan varie¨ren bij gelijkblijvende inhoud. 2 Gegeven worden drie eenvoudige zinnetjes, zoals: ‘Waar kom jij vandaan?’ ‘Wat is er met jou aan de hand?’ ‘Nee.’ – A zegt elk zinnetje op drie verschillende manieren (met drie verschillende emoties) tegen B. B geeft steeds een tegenreactie, waardoor er een kleine sce`ne ontstaat. Het is belangrijk dat B zich zo blanco mogelijk opstelt, zodat hij soepel kan reageren op de op hem afkomende toon. Het gaat erom meteen de eerste associatie te volgen, dus direct te doen in plaats van te denken. – Wisseling van rol. 3 De begeleider geeft twee vaste zinnen, zoals: ‘Dat hondje heeft geen staart.’ ‘Het gras is groen.’ – De tweetallen spreken met elkaar af wie ze zijn en wat er gebeurt in de sce`ne die ze straks gaan spelen en waar deze sce`ne zich afspeelt. Het is aan te bevelen dat de sce`nes eenvoudig van opzet zijn, bijvoorbeeld: twee goede vrienden nemen op het vliegveld afscheid van elkaar. – Om de beurt geven de tweetallen een voorstelling van hun sce`ne voor de groep, waarbij de spelregel geldt dat A en B slechts gebruik mogen maken van de gegeven zinnen. – Als de sce`ne bee¨indigd is, raden de andere groepsleden waar het stukje over ging.

87

88

Oefeningenboek voor groepen

27 Jan-Jaap of Jaap-Jan Doel: Ervaren hoe belangrijk het is geconcentreerd te zijn op de eigen taak Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – De groep, inclusief de begeleider, zit in een kring. – De begeleider heeft twee pennen, in iedere hand e´e´n. Hij geeft de pen in zijn rechterhand aan het groepslid (groepslid 1) naast hem. Met de zin: ‘Dit is Jan-Jaap.’ Voordat zijn buurman de pen aanpakt, vraagt hij terug: ‘Wie is dat?’ Nadat de begeleider geantwoord heeft: ‘Jan-Jaap’, accepteert groepslid 1 de pen met de woorden: ‘Dank je.’ – Vervolgens wendt de nieuwe bezitter (groepslid 1) van de pen zich tot zijn rechterbuurman (groepslid 2) met de zin: ‘Dit is Jan-Jaap.’ Op de vraag van groepslid 2: ‘Wie is dat?’, aan groepslid 1 wendt deze zich tot zijn linkerbuurman (de oorspronkelijke bezitter van de pen) met dezelfde vraag. Deze antwoord uiteraard: ‘Jan-Jaap’, waarna de pen pas van eigenaar verwisselt als dit antwoord door groepslid 1 doorgegeven wordt aan groepslid 2. Het ‘dank je’ van dit groepslid wordt door het eerste groepslid weer naar links ‘doorgegeven’ aan de begeleider. Intussen is groepslid 2 begonnen de pen volgens hetzelfde proce´de´ door te geven aan zijn buurman: groepslid 3. – Als groepslid 4 aan de beurt is, hebben de deelnemers enigszins kunnen wennen aan de spelregels. Op dat moment wendt de begeleider zich tot zijn linkerbuurman met de woorden: ‘Dit is JaapJan.’ Volgens dezelfde spelregels als hiervoor start de tweede pen zijn rondgang door de groep. Jaap-Jan wordt steeds naar links doorgegeven, Jan-Jaap vervolgt tegelijkertijd zijn rondgang naar rechts. – Het spel eindigt als beide pennen weer bij de oorspronkelijke eigenaar zijn teruggekeerd. variant De begeleider kan zijn eigen rol in dit spel ook overdragen aan een van de groepsleden. Zelf heeft hij dan beter de gelegenheid de gang van zaken te observeren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

opmerking Omdat de beschrijving van de oefening vrij ingewikkeld is, volgt hier nog even de precieze volgorde van de uit te spreken zinnen. Begeleider: ‘Dit is Jan-Jaap.’ Groepslid 1: ‘Wie is dat?’ Begeleider: ‘Jan-Jaap.’ Groepslid 1: ‘Dank je.’ Groepslid 1: ‘Dit is Jan-Jaap.’ Groepslid 2: ‘Wie is dat?’ Groepslid 1: ‘Wie is dat?’ Begeleider: ‘Jan-Jaap.’ Groepslid 1: ‘Jan-Jaap.’ Groepslid 2: ‘Dank je.’ Groepslid 1 (tot de begeleider): ‘Dank je.’

89

90

Oefeningenboek voor groepen

28 Zwart-wit: werken met tegenstellingen Doel: Oefenen met het uitwisselen van argumenten Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Er wordt een onderwerp gekozen waarover twee duidelijk tegengestelde meningen mogelijk zijn. – Er worden twee stoelen geplaatst in het midden van de groep; e´e´n is de ‘voorstoel’ en de ander is de ‘tegenstoel’. – De groep wordt in tweee¨n gedeeld, in een groep ‘voor’ (de A’s) en een groep ‘tegen’ (de B’s). – De A-groep zit achter de ‘voorstoel’, de B-groep achter de ‘tegenstoel’. – Uit de A-groep neemt er een deelnemer plaats op de ‘voorstoel’ en uit de B-groep een op de ‘tegenstoel’. – Zij beginnen een discussie over het gekozen onderwerp. A begint met zijn mening te geven en B reageert hierop. – Als A en/of B niet meer verder kunnen komen in de discussie, bijvoorbeeld geen argumenten meer weten, staan zij op van de stoel. Een ander lid uit hun groep vervangt hen dan en gaat verder. – De overige groepsleden kunnen ook op eigen initiatief hun medegroepslid vervangen als zij denken nieuwe argumenten in de strijd te kunnen gooien. variant De groep wordt hier verdeeld in een ‘voorgroep’ en een ‘tegengroep’. Nu functioneren de groepen echter gelijktijdig als een geheel en niet de deelnemers een voor een. De beide groepen argumenteren met elkaar over het onderwerp op een ‘brainstormachtige’ manier. Zij mogen ruziemaken en daarbij alles zeggen wat in hen opkomt met betrekking tot het onderwerp. opmerking Als het onderwerp belangrijk is voor het verder werken van de groep, is het aanbevelenswaardig een of meer notulisten aan te stellen. De verschillende argumenten en eventuele oplossingen die worden aangedragen, worden dan genoteerd.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

29 Hier sta ik Doel: Oefenen met jezelf presenteren Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: in verband met de tijd niet groter dan 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten

instructie – Om de beurt komt iemand voor de groep staan. Het effect wordt vergroot door de ‘spreker’ letterlijk de ruimte te laten binnenkomen. – Hij gaat rustig staan, rechtop, en neemt de tijd. Hij neemt de situatie in zich op: hij kijkt de groep rond. Om te vermijden dat hij dit in e´e´n seconde doet, kan de instructie gegeven worden om ieder groepslid hierbij aan te kijken. – Hierna stelt de spreker zich voor, bijvoorbeeld: ik ben..., mijn grootste hobby is. – Als hij uitgesproken is, blijft hij nog een moment staan, en gaat dan weer rustig zitten. – Zo komt ieder groepslid aan bod. – Nabespreking in de groep.

91

92

Oefeningenboek voor groepen

30 Roept u maar Doel: Oefenen in spontaniteit in het spreken Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring, zodat zij elkaar kunnen zien. – Een groepslid begint te praten over wat hij pas heeft meegemaakt, of over een bepaald thema (bijvoorbeeld: ‘Als ik rijk was, dan...’). Het onderwerp is niet zo belangrijk. Het gaat er alleen om dat men een vertrekpunt heeft van waaruit men gemakkelijk kan praten. – Als het verhaal enigszins loopt, roept een ander groepslid een woord. Hij doet dit duidelijk hoorbaar. De spreker probeert dit woord op een logische manier in zijn verhaal in te voegen. Als hem dat gelukt is, wordt een nieuw woord geroepen, enzovoort. – Zo komt ieder groepslid aan de beurt met het vertellen van een verhaal. variant De oefening kan ook als volgt worden gedaan: – De groepsleden lopen rond in de ruimte. – Iedereen murmelt voor zich uit over wat hij de afgelopen dagen heeft meegemaakt. – Als zijn naam wordt geroepen door de begeleider gaat een van de groepsleden hardop verder met zijn verhaal. De andere groepsleden roepen telkens een aantal woorden, die degene die de beurt heeft, inpast in zijn verhaal. Dit gaat zo door, totdat de begeleider een teken geeft waarop iedereen weer voor zich uit murmelt met zijn eigen verhaal. – Zo krijgt ieder groepslid een beurt. opmerking De overige groepsleden kunnen de oefening moeilijk of gemakkelijk maken door hun woordkeuze. Als de woorden passen binnen de context van het verhaal, is de opdracht vrij gemakkelijk uitvoerbaar. Maar woorden die uit een totaal andere context komen, doen een sterk beroep op de inventiviteit van de spreker. Hierover kunnen van tevoren afspraken gemaakt worden.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

31 Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Doel: vergroten van spontaniteit, stimuleren van fantasie Proces: G/In/Mat0 Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 25 minuten Benodigdheden: zo veel voorwerpen als er groepsleden zijn

instructie – De groepsleden zitten in een kring met gesloten ogen. – De begeleider heeft een verzameling voorwerpen meegenomen. Het zijn zowel dingen waarvan de vorm direct herkenbaar is, zoals een tas of een masker, alsook meer abstracte voorwerpen, zoals een stuk hout. – Iedereen krijgt een voorwerp in handen en onderzoekt dit op allerlei manieren behalve door ernaar te kijken. – Als iedereen voldoende heeft kennisgemaakt met zijn voorwerp, begint een groepslid met een verhaalfragment waarin zijn voorwerp voorkomt. Een ander gaat verder met het verhaal, zodanig dat zijn eigen voorwerp er op een gegeven moment ook in voorkomt. variant In een vaardigheidstraining ‘spreken in het openbaar’ of presentatie kunnen voorwerpen ook als uitgangspunt dienen voor individuele praatjes. Dan wordt een paar minuten voorbereidingstijd gegeven, waarna de presentaties worden gehouden. opmerking Deze oefening werkt beter als iedereen zijn aandeel levert op het moment dat men een aanknopingspunt heeft. Het verhaal boet aan levendigheid in als iedereen zijn beurt in de rij afwacht.

93

94

Oefeningenboek voor groepen

32 Voordracht op basis van drie woorden Doel: Oefenen zich verbaal adequaat uit te drukken Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten

instructie – Ieder groepslid schrijft drie zelfstandige naamwoorden op een papiertje. – Dit papiertje wordt doorgegeven aan de buurman. – Iedereen krijgt twee minuten de tijd om een verhaal/praatje te verzinnen, waarin de drie woorden terugkomen. – Om de beurt houden alle groepsleden hun praatje. opmerking In een eventuele nabespreking is het goed eerst te bespreken hoe (eng) dit was om te doen. Verder kan worden nagegaan hoe de deelnemers zich hebben voorbereid: logisch verhaal, zomaar onzin, zat er een boodschap in het verhaal, een climax, was het een lopend verhaal, of waren het zomaar woorden aan elkaar gepraat? Ten slotte zijn de reacties van het publiek belangrijk. Wat sprak hun aan?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

33 Voordracht met een korte vaste tekst Doel: Feedback krijgen over de manier van presenteren Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Website: materiaal om uit te delen: teksten van liedjes en gedichtjes

instructie – Ieder groepslid krijgt dezelfde korte tekst. Dit moet een tekst zijn die iedereen kent, of die zo eenvoudig en kort is dat men deze snel uit het hoofd kan leren. Bekende kinderliedjes zijn heel goed te gebruiken, bijvoorbeeld: ‘Ik zag twee beren broodjes smeren’ of ‘Slaap kindje slaap’. – De deelnemers krijgen vijf minuten de tijd om zich voor te bereiden op het presenteren van de tekst. – Korte presentatie van ieder groepslid. opmerking Omdat de tekst zo bekend en eenvoudig is, hoeft men daar niet op te letten. De nadruk kan daardoor op de presentatie van de tekst komen te liggen.

95

96

Oefeningenboek voor groepen

34 Geı¨mproviseerde voordrachten Doel: Bevorderen van de spontaniteit in het spreken Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 6 a` 7 personen kunnen binnen 45 minuten hun praatje houden Benodigdheden: situaties op papier Website: materiaal om uit te delen: situatieomschrijvingen

instructie – De groep wordt in tweetallen verdeeld. – Ieder tweetal krijgt een situatie op papier waarover een van de twee een geı¨mproviseerd praatje moet houden.

Voorbeelden 1 U bent chef van een afdeling. Uw meest gewaardeerde medewerker vertrekt. Hij kan elders meer verdienen en heeft daar meer mogelijkheden dan bij u. Bij zijn afscheid zegt u een paar woorden. 2 U heeft familie in zaken, aan wie u wel eens te kennen hebt gegeven dat u mee zou willen werken in een stand op de huishoudbeurs. En ja hoor, dit jaar rekenen zij op u. U krijgt een eigen stand, waarin u de zojuist ontwikkelde tandenborstelreiniger moet aanprijzen. 3 U bent rij-instructeur. Een van uw clie¨nten is vandaag geslaagd, voor zijn zeventiende rijexamen. Om dit te vieren, gaan jullie met zo’n twintig man in de botsautootjes. Daarna wordt ergens iets gedronken. Van u wordt een speech verwacht. 4 Uw eerste vriendje/vriendinnetje is getrouwd. Vanavond is er groot feest. U was het niet van plan, maar tijdens het feest krijgt u steeds meer zin om hem/haar (en echtgeno(o)t(e)) toe

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

te spreken, en wat oude anekdotes te vertellen. U besluit het gewoon maar te doen. 5 U geeft (als man) cursussen ‘koken voor mannen’. U doet dit al een tijdje met plezier. Vanavond begint een nieuwe cursus. Tot uw verbazing druppelt de ene na de andere vrouw binnen. En ja hoor, daar staat u, voor twaalf vrouwen. U introduceert de cursus. 6 U gaat naar een feest van een gewaardeerde collega en zijn vrouw. Zij zijn 25 jaar getrouwd. In een openhartige bui heeft uw collega u enige tijd geleden toevertrouwd dat hij verliefd is geworden op een andere collega, die ook op het feest aanwezig blijkt te zijn. Veel mensen voeren het woord. U bent de laatste in de rij die ook iets zegt. 7 Uw beste vriendin trouwt vandaag. Het is haar derde huwelijk. U weet dat zij dol is op haar huidige echtgenoot, maar ook dat zij hem wel een beetje saai vindt en het schrikbeeld heeft van vele avonden zappend voor de buis. Als beste vriendin mag u tijdens het diner als eerste het woord voeren.

– Een van het tweetal moet dit praatje nu in de groep gaan houden. De ander kan bij de snelle voorbereiding helpen (drie minuten). – Hierna worden de voordrachten, die maximaal vier minuten duren, gehouden en kort nabesproken.

97

98

Oefeningenboek voor groepen

35 De roze olifant Doel: Illustreren hoe moeilijk het is om ergens opzettelijk niet aan te denken Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 1 minuut

instructie – Dit is een kort experiment, waarbij de begeleider de groepsleden iets vraagt. – Dit gaat als volgt: ‘Ik wil jullie zo direct vragen om vijftien seconden ergens niet aan te denken, en om te kijken wat er dan gebeurt. Als ik straks een teken geef, wil ik dat jullie vijftien seconden niet aan een roze olifant denken. Dus vijftien seconden niet aan een roze olifant denken. Vanaf nu!... (vijf seconden stilte). Niet aan een roze olifant denken... (vijf seconden stilte). En nu nog vijf seconden daar niet aan denken... (vijf seconden stilte). Het is tijd.’ .

.

.

. .

.

opmerking De herhaling van het ‘niet denken aan de olifant’ komt misschien wat overdreven over. Het is echter wel essentieel voor het experiment.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

36 Elkaar beeldhouwen Doel: Feedback geven over elkaars lichaamshouding Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 5 a` 10 minuten

instructie – De groepsleden kiezen een partner, gaan tegenover elkaar staan en maken uit wie A en B is. A is de beeldhouwer en B is zijn materiaal (van klei of was). – De beeldhouwer neemt rustig de tijd om naar zijn partner te kijken en zich echt van hem bewust te worden: van zijn houding, hoe hij kijkt, enzovoort. De beeldhouwer begint vervolgens zachtjes de houding en de mimiek van zijn partner te veranderen, zodanig dat hij het karakteristieke ervan overdrijft. Bijvoorbeeld als de partner zijn hoofd iets naar achteren houdt, verplaatst de beeldhouwer diens hoofd nog iets verder naar achteren. Hij doet dit werkelijk alsof hij een beeld van klei of was aan het vormen is en niet alsof hij te doen heeft met een pop met scharnieren. – Degene die tot beeld gevormd wordt, gaat na hoe hij zich tijdens het vormen voelt. De beeldhouwer blijft de houding van zijn beeld veranderen tot hij tevreden is. Wanneer hij klaar is, doet de beeldhouwer een stap naar achteren en bekijkt zijn beeld. – Tot slot gaat hij tegenover zijn ‘werkstuk’ staan en maakt hij met zijn lichaam een exacte kopie van zijn beeld. Hij gaat na hoe dit voor hemzelf voelt. – Korte uitwisseling van ervaring en vervolgens wisselen van rol. variant De beeldhouwer kan ook uitgaan van meer gerichte opdrachten, zoals: – Ga na hoe je jezelf op dit moment hier in de groep voelt en beeldhouw de ander op die manier. of: – Hoe beleef je je partner hier in de groep? Geef dit in een beeld weer. Als iedereen zijn beeld klaar heeft, werkt het goed om een kleine tentoonstelling te houden. Iedere beeldhouwer verzorgt dan een korte uitleg bij zijn werkstuk, zoals: ‘Dit is Marijke, ze is heel energiek en heeft er zin in vandaag.’

99

100

Oefeningenboek voor groepen

37 Non-verbale oefening: loopjes nadoen Doel: Leren kijken naar en feedback krijgen over non-verbale signalen Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – Een van de groepsleden begint een rondje te lopen voor de groepsleden die aan de kant zitten. – Na ongeveer e´e´n minuut springt een ander uit de groep in en gaat achter diegene aanlopen. Hij doet diens manier van lopen na en overdrijft het karakteristieke ervan, maakt het heel groot. – Op het sein van de begeleider gaat de eerste persoon aan de kant staan en kijkt toe. – Vervolgens geeft de begeleider weer een seintje waarop de imitator op zijn eigen manier gaat lopen. Na enige tijd springt een ander groepslid in en imiteert diens loop..., enzovoort. – Op deze manier gaat men door totdat iedereen aan de beurt is geweest. opmerking Het is aan te raden deze oefening pas met een groep te doen als er sprake is van een zekere onderlinge vertrouwdheid. Als deze sfeer van veiligheid ontbreekt, kan men zich gemakkelijk ‘voor gek voelen lopen’.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

38 Feedback via symbolen Doel: Op een speelse manier feedback geven Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 20 a` 30 minuten

instructie – De groep zit in een kring. – De begeleider vraagt iedereen te bedenken wat hij een passend beroep zou vinden voor zijn rechterbuurman. – Om de beurt vertelt elk groepslid dit passende beroep aan zijn buurman. Hij vertelt erbij waarom hij hieraan denkt. – De buurman reageert, en gaat daarna verder in de ronde. – De oefening is afgelopen als ieder groepslid feedback heeft gegeven en ontvangen. variant In plaats van een beroep kunnen ook andere passende symbolen gekozen worden, bijvoorbeeld een bloem, een kleur of een dier.

101

102

Oefeningenboek voor groepen

39 Feedback via associaties Doel: Op een speelse, niet-bedreigende manier feedback geven Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 10 a` 15 minuten

instructie – De groep zit in een kring. – Een van de groepsleden (A) verlaat de ruimte. – De overigen kiezen e´e´n groepslid (B) uit hun midden uit. – A wordt binnengeroepen. – A moet proberen achter de identiteit van B te komen. Hij doet dit door aan de verschillende personen in de groep vragen te stellen in de trant van: ‘Als de desbetreffende persoon een kleur (landschap, schilderij, muziekstuk, meubelstuk, land, gerecht, enzovoort) zou zijn, wat voor kleur (landschap, enzovoort) zou hij dan zijn?’ – Het aangesproken groepslid antwoordt zonder na te denken met zijn eerste associatie. – A kan dezelfde vraag aan meerdere groepsleden stellen of steeds nieuwe vragen verzinnen. Hij mag zo veel vragen stellen als hij wil. – Indien hij meent dat hij op grond van de antwoorden die hij gekregen heeft, weet over wie het gaat, geeft hij zijn conclusie. Als hij het juist geraden heeft, gaat B naar buiten om als vragensteller op te treden voor de volgende ronde. Als A’s conclusie onjuist is, moet hij verdergaan met vragen. – Hij is echter af als hij drie keer onjuist geraden heeft. – De procedure herhaalt zich met een andere A en B. opmerking Na elke ronde kan er een uitgebreide nabespreking gehouden worden, waarin uitgewisseld kan worden waarop bepaalde associaties gemaakt werden, op grond van welke antwoorden A achter B’s identiteit kwam, enzovoort. In dit geval duurt de oefening wel aanmerkelijk langer dan 30 minuten.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

40 Levend kwartet Doel: Op een speelse wijze feedback geven Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: papier en pen

instructie – Iedereen schrijft op een papiertje een naam die hij passend vindt voor zichzelf, bijvoorbeeld IJspegel, Robin Hood, Tranendal, Vuilnisbak, Vlinder. – Alle papiertjes worden dichtgevouwen en door een van de deelnemers of de begeleider verzameld. – Vervolgens worden alle namen enige keren voorgelezen. – De groep splitst zich op in groepjes van drie a` vier personen. – Een van de groepjes begint. Hardop met elkaar pratend, overleggen ze wie er schuilgaat achter bijvoorbeeld de naam Robin Hood. Hierbij wordt ook duidelijk gemaakt waarom ze een bepaalde persoon op Robin Hood vinden lijken. Als overeenstemming is bereikt over de identiteit van Robin Hood, wordt deze persoon uitgenodigd om deel uit te maken van dit groepje. Als de identiteit goed is geraden, komt Robin Hood bij het groepje zitten en mag er nogmaals geraden worden. Indien het niet goed geraden is, is de groep af en mag de groep waarin de vermeende Robin Hood zat, doorgaan met vragen. – Het spel is uit als alle groepsleden uiteindelijk samen in een grote groep zijn terechtgekomen. variant In de basisoefening worden de deelnemers vrijgelaten in het kiezen van een naam. Het is ook mogelijk om een meer specifieke opdracht te geven, zoals de naam van een bloem, een land, een stad, een kleur, een dier. opmerking Deze oefening kan ook met een nieuwe groep gedaan worden. In dat geval werkt het als een kennismakingsoefening. Groepsleden hebben dan alleen hun eerste indrukken van elkaar ter beschikking.

103

104

Oefeningenboek voor groepen

41 De overgang van huis naar groep Doel: Opwarmen naar de hier-en-nu-situatie van de groep Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – (Voor een groep die ‘s morgens begint.) Iedereen beeldt tegelijkertijd uit wat hij gedaan heeft voordat hij in de groep kwam, zoals wakker worden, opstaan, ontbijten, hiernaartoe komen. – De begeleider geeft hierbij de verschillende fasen aan. varianten 1 Iets soortgelijks is ook mogelijk als afsluiting van een groepsbijeenkomst. Iedereen beeldt het afscheid uit, het naar huis gaan, hoe het is om thuis te komen, enzovoort. Dit kan de overgang tussen het in-de-groep-zijn en daarbuiten vergemakkelijken. 2 In plaats van uitbeelden kan ook volstaan worden met alle gebeurtenissen alleen in de fantasie nog eens te laten beleven: – ‘Je ligt nog in bed... Nu word je wakker. Gaat dat vanzelf? Of word je gewekt?... Wat vind je van deze nieuwe dag? Heb je er zin in of juist niet?’ – Eventueel kan de begeleider tussendoor vragen stellen, waar de groepsleden om de beurt een kort antwoord op geven.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

42 Themagroepsgesprek Doel: Aandacht richten op een thema en op elkaar Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De begeleider vertelt dat het in dit groepsgesprek de bedoeling is ervaringen uit te wisselen en geen meningen. Het dient dan ook niet verward te worden met een groepsdiscussie, die meer gericht is op een probleem en de intellectuele benadering daarvan. – De begeleider kiest een thema dat past bij de groep. Een aantal suggesties: in een cursus ‘persoonlijke effectiviteit’: ‘Wat ik leuk vind van mezelf...’ in een therapiegroep: ‘Over tien jaar...’ in een assertiviteitstraining: ‘Als ik iets te zeggen heb, dan...’ in een gesprekstraining hbo-verpleegkunde: ‘Gespreksvaardigheden zijn in mijn beroep nodig omdat...’ in een teamtraining: ‘Om goed te kunnen samenwerken, is het noodzakelijk dat...’ – Om de beurt vullen de groepsleden de beginzin aan. Daarna volgt aan de hand van deze eerste reacties het gesprek. .

. . .

.

105

106

Oefeningenboek voor groepen

43 Brainstormen Doel: Vinden van een groot aantal mogelijke oplossingen voor een probleem Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – papier en pen voor elke groep – bord of flap-over Website: materiaal om uit te delen: de spelregels van brainstormen

instructie – De groep wordt ingedeeld in groepjes van ongeveer zes personen. Per groepje wordt een schrijver benoemd. – De begeleider stelt de volgende regels voor het brainstormen: – Je mag alles zeggen wat er in je opkomt. – Alle associaties zijn welkom. Je hoeft niet op elkaar te reageren. – Er hoeft geen logische lijn in het gesprek te zitten. – Gekke ideee¨n zijn welkom. – Het gaat om de kwantiteit, niet om de kwaliteit. – Het is verboden: door elkaar te praten; het is de bedoeling dat je naar elkaar luistert; lang achter elkaar aan het woord te zijn; houd het kort; kritiek te geven op de gedachten van anderen; de realiteitswaarde of de haalbaarheid van wat iemand zegt in twijfel te trekken. – Dan wordt de vraag of het probleem geı¨ntroduceerd. – Vervolgens gaat elke groep gedurende tien minuten brainstormen over het probleem. – De schrijver moet alle ideee¨n en voorstellen die er genoemd worden, opschrijven. – Hierna mag men wat meer kritisch zijn. Men beoordeelt de ideee¨n op geschiktheid en selecteert de beste. Ook dit moet snel gebeuren om de spontaniteit niet kwijt te raken. – In de grote groep lezen de schrijvers de selecties voor. .

. . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

44 Cirkel-warming-up Doel: Bevorderen van openheid in de groep Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: flexibel, afhankelijk van het aantal vragen Website: voor de begeleider: uitgebreide lijst met vragen

instructie – De groepsleden zitten in een kring vrij dicht bij elkaar en een beetje naar voren gebogen. – De begeleider stelt vragen en de groepsleden geven een voor een antwoord. (Dit kan kriskras door elkaar gebeuren of de begeleider kan iemand aantikken die als eerste antwoord geeft; degene rechts van hem gaat dan verder.) Dit kunnen alle mogelijke soorten vragen zijn, die aansluiten bij datgene wat er in de groep speelt. Bij een nieuwe groep kan het als opwarming dienen om vertrouwd te raken met elkaar. Enkele suggesties: Noem je naam en een bijnaam(pje) van jezelf zoals je vroeger genoemd werd of nu genoemd wordt. Wat wil je bereiken in deze groepsbijeenkomst? Vertel iets wat je je van heel lang geleden herinnert. Hoe voel je je op dit moment hier in de groep? Welke kleur heeft de groep nu voor je? Wie staat het dichtst bij je? Wat vind je een prettige eigenschap van jezelf? Enzovoort. .

. . . . . . .

opmerkingen – Om de lengte van de antwoorden enigszins in te perken, kan bijvoorbeeld als opdracht gegeven worden dat ieder antwoord niet langer dan een of twee woorden of zinnen mag zijn. – Deze oefening is bijzonder geschikt om de groepsleden op te warmen voor een specifiek thema. De vragen die de begeleider stelt, zijn dan bedoeld om informatie te verzamelen over dit thema.

107

108

Oefeningenboek voor groepen

45 ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Doel: Vergroten van de onderlinge betrokkenheid Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – De groepsleden gaan zo op de grond liggen dat iedereen met zijn hoofd op de buik van een ander ligt en het hoofd van een ander op zijn eigen buik heeft (hier en daar komen armen en benen over elkaar heen te liggen). – Iedereen begint met het observeren van zijn eigen ademhaling en vervolgens met het onderling afstemmen hiervan tot een gelijkmatige ‘groepsademhaling’. – De begeleider vraagt de groep hierna om op het ritme van de ademhaling te gaan bewegen. Eerst kleine bewegingen met de handen en de voeten, later met armen en benen voor zover die vrij kunnen bewegen. Het hoofd blijft nog op de buik van de ander liggen. – Langzamerhand worden de bewegingen groter en komt men los van de ander. Iedereen beweegt zich door de ruimte op het ritme van de ‘groepsademhaling’. – Ten slotte zoekt men elkaar weer op en beweegt men zich weer naar de grond toe, totdat iedereen weer ligt. variant De uitgangspositie is dezelfde als hiervoor beschreven. Van de hilariteit die deze positie in het begin zal opwekken, wordt gebruikgemaakt door de groepsleden te stimuleren hardop en ongebreideld te lachen. Naar alle waarschijnlijkheid is de groep binnen niet al te lange tijd omgetoverd in een schuddebuikende massa. opmerking Het is van belang dat de begeleider ervoor waakt dat tijdens het groter worden van de bewegingen niet de ademhaling zo versterkt en verdiept wordt dat er duizeligheid gaat ontstaan.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

46 Klankimprovisatieopdrachten Doel: Bevorderen van groepscohesie en de concentratie op elkaar Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Stem Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie Ee´n groepslid is de dirigent. De andere groepsleden zijn koorleden. De dirigent geeft mimisch aan welk koorlid moet invallen, voor hoe lang, hoe krachtig, lange tonen, staccato, enzovoort. varianten 1 Er kan ook gewerkt worden met twee koren en twee dirigenten. Afhankelijk van de opdracht kunnen de dirigenten hun koren met elkaar in harmonie laten zingen, dan wel juist tegen elkaar in. – Vervolgens kan er met vier koren en vier dirigenten gewerkt worden. – Uiteindelijk blijven er tweetallen over: de e´e´n dirigeert de ander. Vervolgens wisselen. 2 De groep is een orkest in plaats van een koor. – Ieder groepslid neemt voor zichzelf een instrument in gedachten en de daarbij behorende klank (dit kan een verrassing zijn of van tevoren afgesproken). De dirigent componeert op het moment zelf het muziekstuk. – Een aanvullende opdracht kan ook een bepaald type orkest zijn, bijvoorbeeld een salonorkestje op een cruiseboot, een groot orkest in het concertgebouw, een popgroep. 3 In plaats van koor- of orkestleden zijn de groepsleden nu spelers in een geluidscollage. – Deze collage heeft een verhaaltje of thema als uitgangspunt. – In de geluidscollage kan een opbouw worden aangebracht, zoals carnaval: feestvierders komen een voor een binnen, kletsen, dansen op muziek, lopen de polonaise en gaan naar huis. – Mogelijke andere thema’s zijn: de zomer, de lente, angst, woede, gezelligheid, oorlog, een oerwoud, een receptie, een begrafenis.

109

110

Oefeningenboek voor groepen

opmerking De geluiden bij deze laatste variant worden alle´e´n met de stem gemaakt. Let erop dat gesproken woorden en zinnen vermeden worden.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

47 Voorwerp kiezen Doel: Elkaar beter leren kennen Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: voldoende voorwerpen van verschillende grootte, kleur, gewicht, samenstelling, structuur

instructie – De begeleider plaatst een aantal voorwerpen in het midden van de groep en geeft de volgende instructie. ‘Zo meteen kies je een voorwerp uit dat jou aanspreekt (waarmee jij je kunt identificeren). Bekijk de voorwerpen goed, voordat je je keuze maakt. Let op de kleur, de aard van het voorwerp, het gewicht, de grootte en de complexiteit. Als je er een uitgekozen hebt, ga je terug naar je plaats.’ – Wanneer alle deelnemers weer op hun plaats zitten, vertellen zij elkaar wat hen in dit voorwerp aantrekt. .

.

.

varianten 1 Deze oefening kan ook iets uitgebreider gedaan worden en is dan goed te gebruiken als feedbackoefening. Deze variant neemt echter wel meer tijd in beslag. Bij de keuze van het voorwerp legt de begeleider meer nadruk op de mogelijke identificatie ermee. De groepsleden krijgen meer tijd om na te denken over wat zij over het voorwerp naar voren willen brengen. Bij de bespreking in de hele groep worden de deelnemers aangemoedigd om in de ik-vorm te spreken. Hiermee zal meer zelfbeschrijving naar voren komen, in plaats van beschrijvingen van de voorwerpen. Vervolgens reageren de deelnemers op elkaar met feedback over de identificatiebeschrijving. Vinden zij dat die in overeenstemming is met de visie die zij hebben op de persoon? 2 De begeleider kan de groepsleden ook vragen op andere gronden een voorwerp te kiezen, bijvoorbeeld: kies een voorwerp dat je relatie met de groep weergeeft.

111

112

Oefeningenboek voor groepen

48 Mijn geheim Doel: Bevorderen van openheid in de groep Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Schrijven, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 25 minuten Benodigdheden: – papier en pen – ‘hoge hoed’

instructie – Ieder groepslid heeft een pen en papier voor zich. – De begeleider geeft de volgende instructie. ‘Schrijf een van je geheimen op. Het geheim kan betrekking hebben op gebeurtenissen in je verleden, gedrag of eigenschappen die je van jezelf afkeurt, ideee¨n of fantasiee¨n die je raar vindt, enzovoort. Je schrijft dit voor jezelf op. De briefjes blijven anoniem.’ Alle papiertjes gaan dichtgevouwen en anoniem in ‘de hoge hoed’. – Ee´n papiertje wordt uit de hoed gepakt en hardop voorgelezen. – De groepsleden die dat willen, reageren kort op hetgeen ze horen. – Het volgende geheim wordt voorgelezen, en wie wil, zegt er iets over, enzovoort. .

. .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

49 Non-verbale communicatieoefening: ga je gang Doel: Verkennen van de samenwerkingsbereidheid in de groep Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 5 a` 10 minuten

instructie – De groepsleden staan in een zo groot mogelijke kring. – Ieder groepslid stelt zich een ‘gang’ voor die door het midden van de kring naar de overkant loopt. De gang is even breed als ieders eigen breedste gedeelte als hij rechtop staat. Van de rest van de ruimte mag men per se geen gebruik maken. – Op het teken van de begeleider begint iedereen tegelijk naar de overkant van de kring te lopen. Bij de kruispunten van de ‘gang’ moet er zonder woorden duidelijk gemaakt worden wie er wat doet om de doorgang mogelijk te maken. De grenzen van de eigen gang mogen niet overschreden worden. Als men aan de overkant van de kring gekomen is, draait men zich om en gaat opnieuw ‘zijn gang’. variant De breedte en de hoogte van de ruimte die de groepsleden tot hun beschikking hebben, verandert mee als zij hun lichaamshouding veranderen. Dus als ze buigen, wordt de gang lager, als ze om hun as draaien om zijwaarts te bewegen, wordt de ruimte smaller. Verder geldt de regel: de ruimte die men heeft prijsgegeven, kan men niet meer terugwinnen. opmerking Deze oefening werkt alleen als iedereen zich exact aan de beperking van zijn eigen ruimte houdt en ook werkelijk binnen die beperking naar een gezamenlijke oplossing zoekt zonder dat erbij gepraat wordt.

113

114

Oefeningenboek voor groepen

50 De groepsmachine Doel: Verkennen van de kwaliteit van samenwerking Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Fysiek, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – Alle groepsleden zitten aan de kant. – Ee´n persoon gaat als eerste naar voren en begint een zich herhalende beweging te maken en daarbij een repeterend geluid te produceren. Hij vormt als het ware een onderdeel van een machine. – Een volgende persoon sluit zich hierbij aan met een eigen geluid en beweging, terwijl hij lichamelijk contact maakt met zijn voorganger. – Zo sluiten alle groepsleden zich een voor een aan. – Als alle ‘onderdelen’ ten slotte zijn samengevoegd, kan het tempo van de machine worden opgevoerd tot een climax en weer teruglopen tot stilstand. varianten 1 De climax kan ook leiden tot ‘oververhitting’, waardoor de machine uit elkaar klapt en alle onderdelen de ruimte in vliegen. 2 Ee´n groepslid neemt een object in zijn gedachten (dit kan een machine zijn, maar bijvoorbeeld ook een levend object, zoals een dier, een boom) en stelt zich voor dat hij hier een onderdeel van is. Hij zoekt bijpassend een houding, beweging en geluid. Zodra een ander groepslid denkt te weten wat voor object de ander heeft verzonnen, sluit hij zich bij hem aan, en vormt een ander onderdeel van het object. Op deze manier sluit iedereen aan. Na afloop vertelt iedereen om welk object hij dacht dat het ging. opmerkingen – Dit soort warming-up-oefeningen werken goed in een beginnende groep om het ijs te breken. Door de opdracht te herhalen en een aantal varianten te doen, kan men er een beetje in komen. – Als begeleider is het van belang om een vrij snelle opeenvolging van de onderdelen te stimuleren, waardoor mensen niet te lang gaan

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

nadenken, maar meer spontaan hun eerste impuls volgen. Dit verhoogt het spelplezier. – De opdracht bij de ‘groepsmachine’ kan vrij zijn in de zin van ‘laat maar gebeuren’ (een fantasiemachine). Een andere mogelijkheid is de opdracht te structureren: van tevoren afspreken wat voor een machine het gaat worden (bijvoorbeeld een was-, naai-, of stoommachine, of enkele machines gekoppeld, een lopende band). Het nadeel hiervan kan zijn dat er te veel vanuit het hoofd en heel planmatig wordt gewerkt.

115

116

Oefeningenboek voor groepen

51 De springreeks Doel: Non-verbaal samenwerken, bevorderen van de concentratie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Beweging Groepsgrootte: minimaal 8 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groep gaat in vier rijen staan. In de rijen staan de groepsleden naast elkaar met voldoende tussenruimte. Ze staan met het gezicht naar de begeleider, die vooraan in de ruimte staat (als voor een klas). Rij e´e´n staat het dichtst bij de begeleider, rij vier het verst van hem af. – Iedereen gaat springen op zijn eigen manier, in zijn eigen tempo. – Nu gaat de groep het tempo op elkaar afstemmen, totdat de hele groep in hetzelfde tempo springt. – Dit tempo, dat de groep nog even vasthoudt, vormt de basis voor het vervolg van de oefening. – Zonder een onderbreking vraagt de begeleider nu rij e´e´n om zestienmaal in hetzelfde tempo door te springen; de rest blijft stilstaan. Direct hierop aansluitend neemt rij twee het tempo over en springt achtmaal. De rest staat weer stil. Vervolgens neemt rij drie het over, enzovoort. In schema ziet dit er als volgt uit: rij

aantal malen springen

een

16

twee

8

drie

4

vier

2

een

4

twee

8

drie

16 en verder

– Dit patroon wordt voortgezet, totdat iedereen voldoende op elkaar let, om het tempo en de overgangen (meer) aan te voelen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

opmerking Als de groep moeilijk zijn eigen tempo kan vasthouden, helpt het als de begeleider het aangeeft door te klappen. Het is hierbij belangrijk dat de begeleider de volgorde goed in zijn hoofd heeft en de oefening helder kan begeleiden.

117

118

Oefeningenboek voor groepen

52 Lopen of stilstaan Doel: Non-verbaal samenwerken, bevorderen van concentratie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groep verdeelt zich gelijkelijk over de ruimte, niet in een kring. Iedereen blijft op een bepaalde plaats staan en let goed op elkaar. – Nu gaat e´e´n groepslid lopen. – Als deze stopt, gaan twee anderen tegelijk lopen. – Zij stoppen ook weer tegelijk. Dan gaan drie anderen lopen. – Hierna gaan vier anderen lopen, daarna vijf. – Nu loopt het aantal weer terug tot e´e´n. – De groep bewaakt samen het aantal lopers. De groepsleden mogen elkaar geen tekens geven, maar concentreren zich op elkaar door goed te kijken en te luisteren. – Bij de overgangen moet rust genomen worden. Hierna gaan de nieuwe lopers in hetzelfde ritme door als de vorige loper(s). – De groep gaat door met de oefening totdat hij beter in staat is om haar uit te voeren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

53 De ruimte gelijkelijk verdelen Doel: Non-verbaal samenwerken, bevorderen van de concentratie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groepsleden lopen door elkaar in de ruimte. – Als de begeleider in zijn handen klapt, bevriest iedereen in de houding waarin hij zich op dat moment bevindt. – Als dit een aantal malen gedaan is, komt er een nieuwe opdracht bij. Iedereen moet zich nu zo over de ruimte verdelen, dat deze steeds gelijkelijk bezet is. Verder blijft iedereen steeds in beweging. – Bij een klap staan de groepsleden stil, en kijken hoe de verdeling is. – Dan loopt iedereen weer verder tot de volgende klap. Deze oefening gaat door totdat de groepsleden bij iedere klap tot een redelijk gelijkmatige verdeling over de ruimte komen.

119

120

Oefeningenboek voor groepen

54 Vorm met meerderen een dier Doel: Non-verbaal samenwerken, stimuleren van fantasie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groep wordt in twee subgroepen verdeeld. Iedere subgroep gaat met elkaar e´e´n dier vormen. Het dier moet: zich enige tijd kunnen voortbewegen; een duidelijke identiteit hebben; een min of meer blijvende vorm hebben; een geluid voortbrengen dat bij hem past; een naam hebben. – Als de dieren klaar zijn, vertrekken ze ieder vanuit een hoek van de ruimte en ontmoeten elkaar. Wat zich tijdens de ontmoeting afspeelt, is in overeenstemming met de identiteit van het dier. Het is belangrijk dat de ontmoeting een duidelijk einde krijgt en de dieren weer elk huns weegs gaan. . . . . .

varianten 1 Dezelfde opdracht kan ook in twee- of drietallen gebeuren, waarbij meer ontmoetingen tegelijk plaatsvinden. 2 Het is tevens mogelijk om met de hele groep e´e´n groot dier te vormen, waarbij elk individu een onderdeel ervan is. (Voor de procedure hiervan zie oefening 50 ‘De groepsmachine’.)

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

55 Het enveloppenspel Doel: Leren kennen van een aantal samenwerkingsaspecten Proces: G/Ex/Mat+ Groepsgrootte: een veelvoud van zes personen Tijdsduur: 45 minuten Benodigdheden: per zestal: tafel, envelop met instructie en een set van klaargemaakte delen van vierkanten die opgeborgen zijn in enveloppen. De vierkanten worden volgens het voorbeeld gemaakt. De stukken worden gemaakt uit vierkante stukken karton van vijftien bij vijftien centimeter. Secuur werken is belangrijk. De letters kunnen klein op de achterkant geschreven worden met potlood en later worden uitgegumd. De stukken worden volgens de aanwijzingen in de vijf enveloppen gestopt en iedere envelop wordt gemerkt met een hoofdletter. Deze vijf enveloppen worden in een grote envelop gestopt, dit is een set. Maak andere sets van een andere kleur. Website: – tekst van de mondelinge instructie – materiaal om uit te delen: schriftelijke instructie voor de subgroepen – materiaal om uit te delen: de vierkantstukken op ware grootte

instructie – De begeleider zet tafels klaar voor groepen van vijf personen. Op iedere tafel legt hij een grote envelop met een instructie. – De deelnemers maken groepen van zes personen. Vijf van hen nemen aan de tafel plaats, de zesde is de observator. De observatoren gaan iets naar achteren zitten en zien toe op de naleving van de spelregels. Verder letten zij op de reacties, het gedrag en de spontane uitingen van hun groepsgenoten. – De instructie is als volgt. In de grote envelop die op tafel ligt, zitten vijf kleinere enveloppen, voor ieder groepslid een. Elk van deze kleinere enveloppen bevat een aantal blanco ‘puzzelstukken’. – Het is de taak van elke groep om, na het startsein, van deze ‘puzzelstukken’ vijf vierkanten van precies dezelfde grootte te vormen. De taak is pas voltooid wanneer ieder groepslid een volledig vierkant voor zich heeft liggen. Tijdens de oefening gelden de volgende beperkingen:

121

122

Oefeningenboek voor groepen

niemand mag spreken; niemand mag aan een ander om een stuk vragen of op een of andere manier te kennen geven dat hij een bepaald stuk nodig heeft; ieder kan, als hij dat wil, stukken in het midden van de tafel leggen of aan iemand anders geven, maar niemand mag rechtstreeks ingrijpen in de figuur van een ander; ieder mag stukken van het midden van de tafel nemen, maar niemand mag stukken in het midden van de tafel aan elkaar passen. De begeleider leest deze instructie voor en wijst erop dat dezelfde instructie ook in de grote envelop op tafel zit. Dit alles om vragen over de spelregels tijdens de oefening te vermijden. De begeleider doet er goed aan om te benadrukken dat de tijd om de oplossing te vinden, zeer kort is. De begeleider geeft een teken om te beginnen. Na vijftien minuten breekt de begeleider de oefening af, onafhankelijk of de oplossing gevonden is. Als een groepje eerder klaar is, is het van belang om met praten te wachten tot de anderen ook klaar zijn, of tot de tijd om is. Na afloop doen de observatoren verslag van hun bevindingen en worden de groepen vergeleken. . .

.

.



– –



opmerking Soms kan het veel frustratie oproepen wanneer de oefening afgebroken wordt. Het is dan aan te raden om de groepen hun taak volledig te laten afronden, alvorens met de nabespreking te beginnen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

56 Kettingverhaal Doel: Samenwerken, bevorderen van spontaniteit en creativiteit Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring. – Als voorbereiding op het maken van het verhaal wordt eerst wat geoefend met associe¨ren: de begeleider noemt een woord, bijvoorbeeld ‘zonsondergang’; de volgende persoon gaat verder: ‘zonsondergang doet mij denken aan...’, en voegt een woord toe dat hij associeert met zonsondergang; zo gaat het de kring rond waarbij iedereen een woord toevoegt dat hij associeert met het vorige; er ontstaat dus een ketting van zelfstandig naamwoorden. – Nu begint de groep een verhaal op te bouwen, waarbij iedere persoon een willekeurig woord toevoegt zodat er een zin ontstaat, bijvoorbeeld: ‘De oude man ging in de koude winternacht naar buiten.’ Zo wordt meer keren de groep rondgegaan, zodat iedereen wat vrijer kan gaan aanvullen. . .

.

varianten 1 Het verhaal kan ook ontstaan door ieder groepslid niet slechts een woord maar een hele zin toe te laten voegen. 2 De mate waarin het nodig is een logisch verhaal te maken, kan varie¨ren. Het kan soms heel aardig zijn om juist een onlogisch verhaal te maken; de groepsleden kunnen allerlei vrije associaties op elkaar laten volgen, die veelbelovend eindigen. Bijvoorbeeld: ‘Ik liep op het strand en... toen kwam er ineens een groot monster uit het water dat... groen en geel zag en wel duizend armen had, en... ik pakte mijn fototoestel. Kijk dit zijn ze, hier zie je...’, enzovoort.

123

124

Oefeningenboek voor groepen

57 Sprekers en zwijgers Doel: Bewust worden van de kwantitatieve verschillen in inbreng in een groepsgesprek Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: voldoende lucifers

instructie – De groep zit in een kring aan tafel. – De deelnemers kiezen een gespreksonderwerp waarover iedereen kan meepraten en dat de groep aanspreekt. – Alle deelnemers krijgen vijf lucifers. – Telkens wanneer een groepslid in het gesprek iets zegt, moet hij een lucifer naar het midden van de tafel schuiven. – Als een deelnemer geen lucifers meer heeft, mag hij niets meer zeggen. – Van tevoren dient afgesproken te worden hoeveel een lucifer waard is. Bijvoorbeeld: alleen als men meer dan twee woorden of een hele zin zegt, kost dit een lucifer; alleen ‘ja’ of ‘nee’ is kosteloos. Of: men kan net zolang praten voor een lucifer, als men wil, totdat men wordt onderbroken door iemand anders. – Na vijftien minuten geeft de begeleider een sein om te stoppen, of eerder als meer dan de helft van de groepsleden geen lucifers meer heeft. – In de nabespreking worden ervaringen uitgewisseld.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

58 Communicatiebalspel Doel: Inzicht krijgen in machtsverhoudingen en communicatiepatronen Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: een bal of een ander geschikt voorwerp

instructie – De begeleider vertelt dat in het komende groepsgesprek alleen het groepslid mag praten dat op dat moment de bal (of een ander voorwerp) in handen heeft. Andere groepsleden kunnen met nonverbale signalen duidelijk maken dat zij de bal willen hebben, zodat zij iets kunnen zeggen. Het groepslid met de bal hoeft de bal dan niet af te staan. – Eventuele overige groepsleden observeren dit proces. – De begeleider introduceert het onderwerp waarover gesproken moet worden. Dit onderwerp dient genoeg stof op te leveren voor een levendige interactie, bijvoorbeeld: Wat doet deze groep met de zwijgers? Wat zijn belemmeringen om je werk goed te kunnen doen? – De begeleider geeft de bal aan een van de groepsleden, zodat het gesprek kan beginnen. – Na vijftien minuten geeft de begeleider een teken dat de discussie afgelopen is. – De nabespreking gaat over de macht van het hebben van de bal, hoe het is om de bal te krijgen en te hebben, of juist niet te hebben, en de interactiepatronen die er waren tijdens het gesprek. – Indien er observatoren waren, kunnen zij de groep hierover feedback geven. varianten 1 De bal kan in het begin in het midden van de groep gelegd worden, waarbij de groep zelf uitmaakt wie er begint. 2 Voordat de groepsleden aan het gesprek beginnen, kunnen zij opschrijven welke punten zij naar voren willen brengen. Zij moeten dan proberen om de bal voldoende in hun bezit te hebben om hun punten in te brengen. In deze variant krijgt de nabespreking een wat ander, meer gestructureerd karakter.

125

126

Oefeningenboek voor groepen

3 Er kunnen twee ballen gebruikt worden, zodat er ook twee sprekers tegelijkertijd kunnen zijn. 4 In plaats van een bal kan ook een bol wol of een rol wc-papier gebruikt worden, zodat er een zichtbaar netwerk ontstaat van interacties.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

59 De vijf geboden Doel: Helder maken van heersende normen en gedragsregels Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Schrijven, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: afhankelijk van het aantal deelnemers 15 a` 25 minuten

instructie – Iedereen schrijft op welke ‘vijf geboden’ hij vindt gelden voor de groep. Het is de bedoeling dit op een korte, kernachtige manier te doen, bijvoorbeeld: ‘Men moet op tijd zijn’, of: ‘We mogen geen lelijke dingen tegen elkaar zeggen.’ – Vervolgens leest iedereen voor wat hij geschreven heeft. variant – Eerst bezinnen de deelnemers zich gedurende vijf minuten op de vraag welke normen er in de groep heersen. Iedereen schrijft voor zichzelf de drie meest kenmerkende groepsnormen op (kort; per norm e´e´n zin). – De briefjes worden allemaal naar rechts doorgegeven. – Nu is het de opdracht om een van de op het briefje staande normen door te strepen. Kies daarvoor de norm die volgens jou het minst van toepassing is op de groep. Schrijf een andere, naar jouw mening meer van toepassing zijnde norm daarvoor in de plaats. – Deze procedure herhaalt zich tot iedereen zijn eigen oorspronkelijke briefje weer voor zich heeft. – Om de beurt lezen de groepsleden voor welke drie groepsnormen er op zijn velletje papier zijn overgebleven. opmerkingen – Bij de variant is het van belang dat de begeleider opmerkt dat men gedurende de hele procedure van mening kan veranderen: men kan zich laten beı¨nvloeden door wat men achtereenvolgens op de verschillende briefjes heeft gelezen. – De basisoefening geeft meer de individuele meningen van de groepsleden weer. De variantoefening geeft meer de gezamenlijke ideee¨n van de groepsleden weer, omdat de minder gedeelde meningen vanzelf afvallen.

127

128

Oefeningenboek voor groepen

60 Groepssociogram op papier Doel: Verhelderen van de interpersoonlijke verhoudingen in de groep Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten Benodigdheden: grote vellen tekenpapier en tekenmateriaal

instructie – Ieder groepslid krijgt een vel papier en tekenmateriaal. – Hij geeft door middel van rondjes (die de personen symboliseren) en pijlen (die de interpersoonlijke aantrekking symboliseren) aan hoe naar zijn mening de interpersoonlijke verhoudingen liggen. – Hij kan variatie aanbrengen door middel van: – de afstand tussen de rondjes: meer afstand symboliseert een meer afstandelijke relatie; – de richting van de pijlen: door de pijl twee richtingen op te laten wijzen, geeft hij aan dat hij het idee heeft dat de desbetreffende personen een wederzijdse aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen; door de pijl slechts naar e´e´n kant te laten wijzen geeft hij aan dat hij het idee heeft dat de liefde slechts van e´e´n kant komt. .

.

varianten 1 Het is ook mogelijk om in hetzelfde sociogram niet slechts positief gekleurde, maar ook negatief gekleurde relaties aan te geven. Dit kan door de kleur van de pijlen te laten varie¨ren met de aard van de relatie. Warmere relaties kunnen bijvoorbeeld gerepresenteerd worden door rode, koelere relaties door blauwe pijlen. Ook kan de vormgeving van de pijlen varie¨ren. 2 De tekeningen worden tentoongesteld. Ieder groepslid licht zijn tekening toe en de andere groepsleden kunnen hier vragen over stellen. opmerking De basisoefening is weliswaar binnen een halfuur af te ronden, maar er wordt meestal zo veel materiaal door opgeroepen dat een uitgebreide nabespreking aan te raden is.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

61 Actiesociogram van de groep Doel: Verhelderen van de interpersoonlijke relaties binnen de groep Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 25 minuten

instructie – De groepsleden lopen kriskras door de ruimte. – De verdere instructie luidt: ‘Ga na welk deel van de ruimte je het prettigst vindt. Wees je ook bewust hoe je je voelt als je van en naar verschillende mensen loopt. Bij wie voel je je het meest op je gemak en tot wie bewaar je het liefst afstand? Kies nu een plek die je prefereert in de ruimte en ga daar zitten. Wanneer anderen gaan zitten, mag je van plaats veranderen om dichterbij of verder van ze af te komen. Blijf veranderen tot je het naar je zin hebt. Kijk nu om je heen om te zien waar iedereen zich heeft geplaatst. Wie zit er midden in de ruimte en wie langs de kant? Zijn er subgroepjes gevormd en zo ja, hoe verschillen die? Wie is er op zichzelf gebleven?’ – Vervolgens nodigt de begeleider eenieder uit om iets over zijn plek te vertellen. .

.

.

129

130

Oefeningenboek voor groepen

62 Sociogramvariaties Doel: Verduidelijken van groepsdynamische aspecten Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per opdracht 15 minuten

instructie – De begeleider plaatst een stoel in het midden van de ruimte. Het is de bedoeling dat deze stoel als een vast referentiepunt fungeert. Deze kan bijvoorbeeld ‘het leuk vinden om hier in de groep te zijn’ symboliseren. – Ieder groepslid gaat voor zichzelf na hoe hij zich hiertoe verhoudt op dit moment en experimenteert hiermee in de ruimte, zonder zich meteen vast te leggen. Zo kan men eens op de stoel gaan zitten en kijken hoe dit voelt of er juist zo ver mogelijk vandaan gaan staan. – Na enige tijd bepaalt ieder groepslid zijn afstand tot de middenstoel: een kleine afstand betekent dat hij het leuk vindt om in de groep te zijn. Een grote afstand wil zeggen dat hij het afschuwelijk vindt. – Om de beurt vertelt iedereen op basis waarvan hij zijn plaats uiteindelijk heeft gekozen. varianten 1 Een andere mogelijkheid is dat de begeleider in plaats van een stoel twee stoelen in de ruimte neerzet, die elk een pool van een specifiek aspect van het groepsgebeuren symboliseren, bijvoorbeeld: a actief in de groep - niet actief in de groep; b machtig in de groep - niet machtig in de groep; c veel (emotionaliteit) investeren in de groep - weinig investeren in de groep. Iedereen zoekt daarna weer zijn eigen plek uit op de dimensie. Zo ontstaat er een rechte lijn. Iedereen vertelt hardop hoe hij dit zelf ziet en ervaart. 2 Een variatie hierop is dat een groepslid ieder ander groepslid aan de hand meeneemt naar een plek tussen beide polen waar hij diegene zou plaatsen (dit alles zonder te praten). De desbetreffende persoon laat het op zich inwerken en beslist vervolgens of hij daar wil blijven of toch van plek wil veranderen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

opmerking Het ruimtelijk weergeven van dit soort dimensies verheldert vaak meer dan erover praten. Het kan goed dienen als uitgangspunt voor een groepsgesprek.

131

132

Oefeningenboek voor groepen

63 Breng de groep in beeld Doel: Verhelderen van de dynamiek en het klimaat in de groep Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – Verdeel de groep in groepjes van drie deelnemers. – Ieder subgroepje bedenkt hoe het het proces (de dynamiek, het klimaat) van de groep op dit moment in beeld kan brengen, bijvoorbeeld: een goed geoliede machine, of een groepje reizigers zonder gids. – Vervolgens laat ieder groepje dit beeld aan de anderen zien. – Hierna overleggen de subgroepjes twee aan twee hoe hun gezamenlijke beeld eruitziet (we gaan hier uit van vier subgroepjes). Het beeld dat het zestal maakt, kan een combinatie of een synthese van de oude beelden zijn. Zo kan bijvoorbeeld het beeld ‘spelende kleuters’ en ‘ziekenboeg’ gecombineerd worden tot het beeld van een groepje grieperige adolescenten. – Vervolgens worden deze gecombineerde beelden aan elkaar getoond. – Tot slot kan aan de gehele groep gevraagd worden een nieuwe combinatie te maken met de beelden van de twee zestallen als uitgangspunt. varianten 1 Ieder groepslid bedenkt welke twee thema’s volgens hem taboe zijn in de groep (bijvoorbeeld intimiteit, agressie, seksualiteit). – In groepjes van drie wisselen de groepsleden deze thema’s uit en kiezen er een uit. Rond dit thema wordt een korte sketch/spelsituatie voorbereid. Als het thema bijvoorbeeld ‘agressie’ is, kan het groepje besluiten om gedurende drie minuten hooligans te spelen. – Vervolgens worden de sketches aan elkaar getoond. 2 Het beeld van de groep kan ook in een tekening weergegeven worden. – De groepsleden verdelen zich in drietallen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Elk subgroepje krijgt de opdracht om het klimaat van de groep zoals dat op dit moment ervaren wordt, in kleuren weer te geven. Hierna worden de verschillen en overeenkomsten tussen de subgroepjes plenair bekeken. opmerkingen – Bij deze oefeningen kan beter niet te veel tijd gegeven worden om na te denken, zodat de deelnemers hun eerste inval volgen. – De basisoefening is, met name door de twee laatste fasen, ook een goede samenwerkingsoefening. Alle groepsleden moeten immers gezamenlijk een beeld maken dat door allen wordt onderschreven.

133

134

Oefeningenboek voor groepen

64 Tekenen: de groep en de groepsrollen Doel: Verhelderen van de rollen van de groepsleden Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: met het oog op de tijd maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: grote vellen tekenpapier en tekenmateriaal

instructie – De groep wordt verdeeld in twee subgroepen. – De subgroepen krijgen ieder een groot vel tekenpapier en tekenmateriaal. – Ieder subgroepje krijgt vijftien minuten om aan de volgende opdracht te werken. – Stel je de groep voor als een samenhangend geheel. (De begeleider doet er goed aan enkele voorbeelden te geven, zoals: een circus, een bootbemanning, een groepje bergbeklimmers, een uitgebreide familie.) – Welk geheel past het best bij hoe jullie op dit moment de groep beleven? Teken dat geheel eerst. – Plaats vervolgens ieder groepslid in de rol die hij op dit moment naar jullie mening heeft in dit geheel (bijvoorbeeld: de leiderfiguur van de groep wordt getekend als spreekstalmeester in het circus). – Tijdens het tekenen mag met elkaar overlegd worden. – In de plenaire nabespreking is het aardig om het andere subgroepje eerst te laten raden wie van de groepsleden met welke figuur bedoeld wordt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

65 Assertief optreden in conflictsituaties Doel: Oefenen met assertief reageren Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Website: meer voorbeelden van spelsituaties

instructie – Voor deze oefening wordt een spelsituatie gemaakt die de spelers in het rollenspel in de gelegenheid stelt om te trachten de gegeven situatie assertief tegemoet te treden. Bijvoorbeeld: ‘Hotel tijdens vakantietijd.’ Deze situatie wordt met de hele groep gespeeld. Spelsituatie: het hotel zit vol. In de wijde omgeving bevindt zich geen ander hotel. Twee groepsleden nemen de rol op zich van receptionist. De andere groepsleden zijn vakantiegangers op zoek naar een onderkomen. Het hotel is vol, maar met een beetje goede wil is er waarschijnlijk nog wel wat te schikken. De vakantiegangers komen een voor een, of in kleine groepjes als bijvoorbeeld een stel of een gezin, het hotel binnen. – De rollen worden verdeeld. – Iedereen krijgt enige tijd om zich in te leven. De begeleider start het spel en bee¨indigt het als hij denkt dat er niet veel nieuws meer aan toegevoegd wordt. – Er wordt kort nabesproken hoe het ging, hoe het mogelijk anders zou kunnen. Eventueel kan dan het spel nog een keer gespeeld worden met dezelfde of andere rolbezetting. .

.

.

135

136

Oefeningenboek voor groepen

66 Ontspanningsinductie Doel: Redelijke mate van ontspanning bereiken Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 5 a` 10 minuten Website: – tekst van de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte, en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond: je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt ondersteund.’ opmerking Deze korte ontspanningssuggestie is goed te gebruiken als ontspanningsinductie voorafgaande aan een geleide fantasie.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

67 Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Doel: Ontspannen van het gehele lichaam Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 a`15 minuten Website: – tekst van de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte, en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Je gaat zo meteen iedere spiergroep afzonderlijk aanspannen en ontspannen. – Je begint nu met je dominante hand: span de spieren van die hand aan door hem tot vuist te ballen... Voel de spanning... (na ongeveer vier seconden)... laat de spanning los... en voel de ontspanning...’ (Na ongeveer zes seconden komt de andere hand aan de beurt en vervolgens alle andere spiergroepen op dezelfde manier.) – Doe nu je ogen open. Beweeg je handen en voeten, je armen en benen, je romp en rek je eens lekker uit met geluid. – Als je zover bent, kom dan in je eigen tempo weer overeind.’ opmerkingen Het uiteindelijke doel is dat alle spiergroepen tegelijk ontspannen zijn. Het is daarom als begeleider van belang om de groepsleden ertussendoor nog eens even aan te herinneren of de delen die aan de beurt zijn geweest, nog steeds ontspannen zijn. En zo niet, om de spanning hier dan weer los te laten.

137

138

Oefeningenboek voor groepen

spiergroep

spanningsoefening

dominante hand

bal je vuist

andere hand

bal je vuist

dominante arm

buig je arm, span je biceps

andere arm

buig je arm, span je biceps

bovenste gedeelte van je hoofd

trek je wenkbrauwen zo hoog mogelijk op

gezicht

knijp je ogen dicht en trek je neus op

onderste gedeelte van je hoofd

lach vals, klem je kaken op elkaar

nek

a buig je hoofd voorover b buig je hoofd achterover

borst en schouders

a druk je schouders naar achteren, probeer je schouderbladen elkaar te laten raken b druk je schouders zo ver mogelijk naar voren

buik

span je buik strak en hard

billen

knijp je billen tegen elkaar

rechterbovenbeen

strek je been zo ver mogelijk, span zowel de onderste als de bovenste spieren aan

linkerbovenbeen

strek je been zo ver mogelijk, span zowel de onderste als de bovenste spieren aan

rechteronderbeen

trek je tenen zo ver mogelijk omhoog

linkeronderbeen

trek je tenen zo ver mogelijk omhoog

rechtervoet

strek je tenen zo ver mogelijk naar beneden

linkervoet

strek je tenen zo ver mogelijk naar beneden

gehele lichaam

span alle spieren tegelijkertijd en houd die spanning even vast en laat alle spanning wegvloeien; haal diep adem en zeg zachtjes ‘ontspan’ tegen jezelf, terwijl je langzaam uitademt

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

68 Ademhalingsoefening in tweetallen Doel: Gewaarworden van de ademhaling Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 10 a` 15 minuten

instructie – Alle groepsleden kiezen een partner. – Een van beiden (A) gaat op zijn rug liggen op de grond (armen iets van de romp af, ogen dicht, benen iets gespreid, knellende kledingstukken los, enzovoort) en neemt de tijd om zich te ontspannen en zich over te geven aan de zwaartekracht. – Zijn partner (B) gaat er rustig naast zitten in een houding die ontspannen aanvoelt, zodat hij die een tijdje kan volhouden. – B kijkt naar de ademhaling van A en gaat na een tijdje meeademen zoals A dat doet. – Vervolgens legt hij zijn handen op twee plekken van het lichaam van A, namelijk op zijn borst en op zijn buik. Het is van belang om dit lichtjes te doen zonder druk. B voelt nu ook de beweging van A’s ademhaling. – A probeert vervolgens zijn ademhaling te verdiepen: buik vol, borst vol, borst weer leeg en buik weer leeg. Doordat er meer lucht uitgaat, kan er ook meer lucht in. A gaat na wat er in zijn lichaam gebeurt als hij dieper ademhaalt. – B probeert nu met zijn handen deze blaasbalgbeweging te begeleiden zonder echter te forceren. B stelt zich in op A, en volgt diens ademhaling. Hierdoor verdiept ook B zijn ademhaling. – B laat nu langzaam zijn handen los. Het is belangrijk om dit niet abrupt te doen, zodat A zich erop in kan stellen. – Beiden komen weer bij hun eigen ademhaling terug. – Hierna wisselen de partners even kort hun ervaringen met elkaar uit en wordt er vervolgens van rol gewisseld. opmerkingen – De begeleider doet er goed aan om van tevoren nog het volgende te zeggen over de ademhaling: B moet ervoor zorgen niet over zijn grenzen heen te gaan. Als A’s ademhaling bijvoorbeeld zo oppervlakkig is en snel dat B er duizelig van wordt of het er benauwd van

139

140

Oefeningenboek voor groepen

krijgt, dan kan hij teruggaan naar zijn eigen ademhaling en moet hij het niet koste wat kost volhouden. Wel is datgene wat hij in zijn lichaam voelt gebeuren, belangrijke informatie om aan A terug te geven. – Geforceerd bezig zijn met het verdiepen van de ademhaling kan ook hyperventilatieklachten veroorzaken. Belangrijk is dan om erop te wijzen dat een verdiepte ademhaling niet zo veel mogelijk lucht happen betekent, maar juist dat het volledig diepgaand uitademen hierbij belangrijk is. Mocht de ademhaling toch op hol dreigen te raken, dan is het goed om te proberen de adem een paar keer zo lang mogelijk in te houden. – Mogelijke evaluatievragen bij deze oefening zijn: Hoeveel van je ademcapaciteit die je hebt, denk je in het gewone doen te gebruiken? Welk percentage van die capaciteit denkt je partner dat je gebruikt? .

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

69 De aardingsoefening: basispositie van het staan Doel: Ervaren van lichaamssensaties bij het staan Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten Website: – tekst van de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Ga in een wijde kring staan en zorg ervoor dat je voldoende ruimte om je heen hebt. Zet je voeten parallel aan elkaar in een lichte spreidstand (zo, dat je voeten recht onder de ‘heupknobbeltjes’ staan). – Buig je kniee¨n lichtjes en probeer je gewicht gelijkmatig over je voor- en achtervoet te verdelen. Dit kun je doen door wat te wiebelen, eerst wat naar voren en dan naar achteren. Door te ervaren wanneer je uit balans bent, kun je het midden vinden. – Richt je aandacht nu op je bekkengebied. Kantel het eerst extreem naar voren en naar achteren en vind hiertussen je middelpunt. Terwijl je dit doet, houd je je kaak ontspannen en blijf je doorademen naar je buik. – Houd je ogen gewoon open en je hoofd rechtop. Laat je schouders zo veel mogelijk los en sta zo ontspannen mogelijk. De enige lichte spanning zit in je benen, rugspieren en nek om overeind te blijven. Maar als het goed is, vergt dat nauwelijks inspanning. – Experimenteer nu een paar keer met het buigen van je kniee¨n, wat meer, wat minder, tot je het gevoel krijgt dat je niet op je benen staat, maar in je benen zit. Het kan zijn dat je benen na enige tijd beginnen te trillen. Als dat zo is, laat je deze beweging toe, maar ga dit niet forceren. Het gebeurt spontaan of niet.’ variant ‘Buig vanuit de basispositie de kniee¨n zo diep als je kunt zonder de hielen van de grond te laten komen, dat wil zeggen: breng het bovenlichaam wat naar voren. Ga door tot de bovenbenen horizontaal zijn en blijf zo staan. Als de pijn te erg wordt, kom je weer langzaam omhoog tot de basispositie.’

141

142

Oefeningenboek voor groepen

opmerkingen – De bedoeling van dit soort oefeningen is om het gevoel in benen en voeten losser te maken, waardoor het contact met de grond sterker wordt ervaren. Het kan zinvol zijn om het moment waarop men zich ongemakkelijk gaat voelen, waarop men pijn ervaart, nog even aan te houden voordat men zijn gewicht verplaatst. Een manier daarvoor is om ‘de pijn in te ademen’ in plaats van zich tegen de pijn te verzetten. Dit wil zeggen dat men zich voorstelt dat de inademing naar de pijnplek toegaat en de uitademing ervandaan (de begeleider kan stimuleren dat er geluid gemaakt wordt op de uitademing). – Lang volhouden betekent meer pijn en in het algemeen verdieping van de gevoelsprocessen. Dit soort oefeningen is echter geen uithoudingstest! Het heeft geen zin om de pijn zo hoog op te laten lopen dat er alleen maar verzet is. Deze oefeningen kunnen ook gezien worden als hulpmiddelen om gevoel te krijgen voor de eigen grenzen. Wanneer forceer je jezelf en wanneer blijf je nog bij jezelf? Het is belangrijk dat de begeleider dit laatste benadrukt. Het is de bedoeling dat iedereen zijn eigen grenzen aftast en er geen wedstrijdje van maakt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

70 Jezelf masseren van top tot teen Doel: Bevorderen van zorgzame aandacht voor jezelf; ontspanning Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: minimaal 25 minuten Website: – tekst van de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Ga in een ruime kring staan en zorg ervoor dat je voldoende ruimte om je heen hebt. Ga in een lichte spreidstand staan met de kniee¨n losjes gebogen. Doe je ogen dicht en richt je aandacht op het contact van je voeten met de grond. Leg je handen op je buik en adem een aantal keren goed door, zodat je bij de inademing je buik voelt bollen. Let erop dat je je schouders laat hangen. Probeer zo ontspannen mogelijk te staan. – Bij deze massage werk je altijd van boven naar beneden (van top tot teen) en van binnen naar buiten (van het centrum van het lichaam naar de periferie). Op deze manier wordt de spanning afgevoerd en niet opgestuwd. – Breng nu je handen naar je hoofd en masseer met je vingertoppen je schedel van je voorhoofd naar achteren toe alsof je je haar lichtjes insmeert met shampoo. Masseer vervolgens ook nog een keer wat steviger. – Als je bij het kuiltje in je nek bent aangekomen, volg je van hieruit met lichte draaibewegingen de schedelrand naar buiten toe. Doe dit een paar keer. Laat je kaak hierbij zo veel mogelijk loshangen. – Nu is het gezicht aan de beurt. Strijk met je vlakke handen over je voorhoofd vanuit het midden naar de slapen. Doe dit een paar keer. Neem je wenkbrauwen tussen je duim en middelvinger en volg al knedend de wenkbrauwlijn naar buiten toe. – Laat vervolgens je vingers lichtjes op de ogen rusten en voel de kleine bewegingen van je oogbol. Strijk met je middelvinger vanaf je neus langs de bovenkant van je oogkassen de spanning weg. Doe dit ook langs de onderkant. – Ga met je middelvingers in lichte draaibewegingen langs de twee zijden van je neus naar beneden.

143

144

Oefeningenboek voor groepen

– Wrijf met je vlakke handen je wangen op. – Wrijf met je vingertoppen met lichte draaibewegingen van je kin langs de kaaklijn naar je oren. Zorg ervoor dat je kaak hierbij loshangt. – Kneed je beide oorschelpen met je vingertoppen. Volg met je vingertoppen je nekspieren al draaiend naar beneden. – Kneed met je linkerhand je rechternekhelft, rechterschouder, -arm, -pols en geef alle vingers apart de aandacht. Schud je rechterarm even helemaal los. Doe dan hetzelfde met de andere kant. – Klop lichtjes met je vingertoppen over je borst. Doe hetzelfde aan de zijkant, bij de ribben. – Vervolgens door naar de buik. Maak met vlakke handen zachte ronddraaiende bewegingen, zodat je buik warm begint te voelen. – Neem de warmte van je buik mee door je lies heen naar je rechterbeen en kneed dit van boven naar beneden: bovenbeen, om de knieschijf heen, kuit, enkel, voet en iedere teen afzonderlijk. – Schud het been in zijn geheel even los. Doe hetzelfde met het andere been. – Zoek nu even een partner op. Een van jullie gaat vooroverhangen, de kniee¨n losjes gebogen en de armen en het hoofd los bungelend. Als partner ga je naast degene staan die vooroverhangt. Je gaat nu zijn rug lichtjes loskloppen, van de schouders naar het stuitje. Doe dit met iets bolle handen en aan weerszijden van de ruggenwervels. Als ontvanger kun je aangeven of je het wat harder of zachter wilt. Geef ook de billen een klopbeurt. Dit kan vaak wat steviger dan op de rug. – Kom nu weer langzaam overeind en wissel van rol.’ opmerkingen – Het is aan te raden van tevoren knellende kledingstukken, schoenen en sokken uit en brillen en sieraden af te doen. – Tevens is het van belang dat deze oefening in een rustig tempo verloopt, zodat er genoeg tijd is om de eigen aanraking werkelijk te ervaren. – De concentratie wordt verdiept als op momenten de ogen gesloten worden. – Het ‘naar binnen gerichte’ karakter van deze oefening kan nog versterkt worden door enkele gestructureerde aandachtsmomenten in te bouwen, zoals het verschil laten ervaren tussen een lichaamsdeel dat al wel is aangeraakt, en een dat nog niet is aangeraakt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

71 Losmaken van de gewrichten van top tot teen Doel: Losmaken van de gewrichten Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Website: – tekst van de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Ga in een wijde kring staan. Zorg ervoor dat je voldoende ruimte om je heen hebt. Zet je voeten in een kleine spreidstand, de kniee¨n lichtjes gebogen en de armen losjes langs het lichaam. – We gaan nu van boven naar beneden alle gewrichten losmaken. – Laat je hoofd losjes naar voren hangen en draai langzaam naar links opzij, dan naar achteren, door naar rechts opzij en weer los naar voren. Doe dit alles nog een keer, waarbij je bij de opwaartse beweging inademt en bij de neergaande beweging uitademt. Doe nu ditzelfde twee keer de andere kant op. – Open je mond enkele keren en laat de onderkaak daarbij zo veel mogelijk zakken. Beweeg nu de onderkaak een paar keer zijwaarts heen en weer, en ook zo ver mogelijk naar voren en weer terug. Maak dan met de onderkaak cirkelende bewegingen, van klein naar steeds groter. Tot slot trek je je ogen, neus en mond een paar keer zo strak mogelijk samen en sper je alles zo wijd mogelijk open, en trek je een serie gekke bekken. – Beweeg je rechterschouder naar voren en terug, omhoog en terug, naar achteren en terug en draai vervolgens cirkels in beide richtingen. Doe nu hetzelfde met de linkerschouder. Vervolgens draai je met beide schouders tegelijkertijd cirkels. – Draai met je bovenarmen alsof je met je ellebogen een cirkel tekent in de lucht, vervolgens met je onderarmen (vanuit het ellebooggewricht), met je polsen, en tot slot knijp je je vingers enkele keren samen tot een stevige vuist en spreid je ze zo wijd mogelijk. Schud beide armen los, alsof je er druppels vanaf slaat. – Ga met je bovenlichaam losjes vooroverhangen (de kniee¨n zijn nog steeds licht gebogen!) en kom weer terug, buig naar links opzij en weer terug, naar achteren en terug en naar rechts en weer terug.

145

146

Oefeningenboek voor groepen

Draai dan cirkels met je bovenlichaam. (Als je de handen hierbij op de heupen plaatst, is het makkelijker om het bekken stil te houden.) Draai ook de andere kant op. – Kantel je bekken naar voren en weer terug, naar links opzij en weer terug, naar achter en terug en naar rechts en weer terug. Draai nu cirkels met je bekken, zowel rechtsom als linksom. (De kniee¨n zijn nog steeds losjes gebogen. Met kniee¨n die ‘op slot staan’ is het vrijwel onmogelijk om het bekken vrij te bewegen.) – Draai cirkels met je bovenbeen door met de knie een zo wijd mogelijke cirkel af te tekenen in de lucht. Houd dan je bovenbeen horizontaal en cirkel met het onderbeen vanuit het kniegewricht. Draai je enkel los, strek je voet een paar keer en knijp hem samen en schud tot slot je been los en ‘trap het van je af’. Doe hetzelfde ook met je andere been. – Als besluit van deze oefening, schud je nog even het gehele lichaam los (alsof je onder een koude douche staat of zoals een hond die uit het water komt). Maak hier maar geluid bij.’ opmerking Het is aan te bevelen deze oefening op blote voeten uit te voeren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

72 Opwarmen van het gehele lichaam Doel: Fysiek opwarmen Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: flexibel, afhankelijk van het aantal opdrachten

instructie Het in korte tijd opwarmen van het gehele lichaam kan op veel verschillende wijzen gebeuren. Hierna volgt een opsomming van enkele manieren die gecombineerd kunnen worden. a Snelle bewegingen maken: – verplaatsingen met de voeten afwisselend van ritme; – huppelen, hinkelen, schijnbewegingen maken, dribbelen; – bovenlijf bewegen, zwaaien, draaien; – grote draaibewegingen maken met het bekken; – naar de grond: rollen, draaien, wentelen in een rustig tempo; – tempo opvoeren; – springen: hoog en ver. b ‘Start met een beweging, gebruik hierbij weinig kracht, ga steeds meer kracht gebruiken: – analoog met snelheid: van weinig snelheid naar veel snelheid; – analoog met ruimte: gebruik eerst weinig ruimte, daarna veel ruimte. c Loop snel door de ruimte, naar het centrum toe en ervandaan, plotseling begint je grote teen te lachen (giechelen), je hele voet, je been, je andere tenen, voet, been... (alsof je met veertjes onder je voeten wordt gekieteld). Langzaam kruipt de lach door je bekken en buik omhoog, terwijl het lachen steeds sterker wordt en aanzwelt tot een bulderlach, waarbij je gehele lichaam nu meedoet en meeschudt. d Beeld je in dat je van kauwgom bent, je zit nog keurig in het papiertje en je bent nog recht en stijf. Nu word je uit je verpakking gehaald en kom je in de mond. Eerst word je wat door de tong heen en weer geslingerd... (maak gebruik van de ruimte!). Vervolgens kom je tussen de twee rijen kiezen terecht: eerst wordt je hoofd gekauwd, dan je schouders, je romp, enzovoort. Beweeg je nu door de mond (de ruimte) heen en weer als een verfrommeld stukje kauwgom.’

147

148

Oefeningenboek voor groepen

73 Zintuiglijk ervaren van de omgeving Doel: Intensiveren van zintuiglijke gewaarwordingen Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – ‘Loop door de ruimte zonder contact te maken met wie of wat dan ook. Doe je ogen dicht. Verken nu met de rest van je zintuigen (gehoor, reuk, tast en zo je wilt smaak) de omgeving en alles wat zich erin bevindt. Neem er rustig de tijd voor. Bepaal nu zelf het moment waarop je stil blijft staan op een plek in de ruimte waar je je lekker voelt en houd je ogen gesloten. Richt je aandacht op het contact van je voeten met de vloer. – Verlaat nu je plek (nog steeds met de ogen dicht) en de eerste persoon die je nu aanraakt, wordt je partner. Ga de ander niet betasten om erachter te komen wie het is, maar leg alleen de handpalmen tegen elkaar aan. Hoe is dat contact? Laat nu met jullie handen bewegingen ontstaan. Alles is mogelijk. Het enige wat gevraagd wordt, is dat het contact van de handen niet verbroken wordt. – Laat langzaam elkaars handen los en houd je ogen nog even dicht om alles even te laten bezinken.’ opmerkingen – Deze oefening is meer geschikt voor een groep met een zekere mate van onderlinge vertrouwdheid dan voor een groep die net begint. Het vereist nogal wat om zo lang de ogen dicht te blijven houden. Een sfeer van veiligheid en vertrouwdheid is hiervoor nodig. Mocht iemand het er toch benauwd van krijgen, dan is het goed als hij even zijn blik naar de grond richt om tot rust te komen (als neutraal punt) om zo het oogcontact met de omgeving minimaal te houden en een zo groot mogelijk effect van de oefening te behouden. – Het tweede bewegingsgedeelte zou ook ondersteund kunnen worden door muziek of door gerichte opdrachten van de begeleider, bijvoorbeeld: handcontact maken met een bepaalde intentie, zoals lief, agressief, speels.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Mogelijke evaluatievragen zijn: Welke zintuigen heb je gebruikt? Ervoer je de ruimte anders dan met je ogen open? Wat was het verschil? Wat ervoer je aan je partner in het handcontact? . .

.

149

150

Oefeningenboek voor groepen

74 Losmaken van de stem Doel: Losmaken van de stem Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Stem Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: ongeveer 15 minuten

instructie – ‘Ga op je rug liggen met de ogen dicht en word je bewust van je ademhaling. Leg een hand op je buik en een hand op je borst en voel de op- en neergaande beweging van je ademhaling. Forceer niets, maar probeer gewoon de natuurlijke beweging te volgen. – Concentreer je nu op je buik en leg je andere hand er ook bij. Maak vervolgens op je uitademing een p-klank en laat je buik in korte pufjes helemaal leeglopen. Herhaal dit een paar keer; probeer de pufjes echt vanuit je buik te laten komen. Doe ditzelfde ook met k-geluiden in korte stootjes. – Adem weer gewoon door en wees je bewust van de raakvlakken van je lichaam met de grond. Loop deze in gedachten allemaal langs. – Laat nu op je uitademing een a-klank ontstaan en laat je buik heel langzaam zakken. Probeer de klank zo vol mogelijk e´n zo lang mogelijk te laten klinken. Varieer vervolgens ook met andere klanken, zoals i, o, u, waarbij je met je mond heel duidelijk de klanken vormt.’ – Mogelijk vervolg: ‘Richt nu de a-klank naar een bepaald punt op het plafond. Probeer dat punt te bereiken door je volume te vergroten en je klank zo de ruimte in te sturen. (Het kan helpen om met de handen een tunneltje te vormen om de mond en zo als het ware het geluid uit de mond omhoog te trekken zodat zich ‘een zuil van geluid’ vormt.) Doe dit een paar keer met verschillende klanken.’ varianten 1 Het verkennen van verschillende resonantieholtes. – Ga op je rug op de grond liggen, ogen dicht, voeten opgetrokken en verdiept in je ademhaling. – Leg nu een hand op je buik en ‘trek’ je ademhaling daarnaartoe. – Nu een hand op de borst en breng daar je ademhaling naartoe. – Nu weer een hand op de buik, adem hiernaartoe trekken en op uitademing a-klank hiervandaan laten komen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Hand op de borst en a-klank hiervandaan laten komen (klinkt nu als het goed is wat hoger). – Nu hand op de neus en a-klank hiervandaan laten komen (klinkt nu wat benepen). – Vervolgens hand op het voorhoofd leggen, inademen en klank in deze holte laten resoneren.’ 2 Potpourri. – ‘Laat een ‘potpourri’ van klanken, keelgeluiden, ritmes en dergelijke ontstaan. Vermaak jezelf ermee. Laat je keel, je mond, je buik, alles meedoen.’ opmerking Bij deze oefening is het belangrijk dat de hals en keel zo ontspannen mogelijk zijn. Het hoofd moet niet te ver naar achteren worden getrokken, omdat dan de hals strak gespannen is. Om het gevoel van ruimte in de hals te bevorderen, kan het helpen om zich de luchtpijp voor te stellen als een witte buis die van binnen volledig glad en glanzend is. De klank glijdt er als het ware zonder moeite doorheen.

151

152

Oefeningenboek voor groepen

75 Spelen met klank Doel: Verder losmaken van de stem, verdiepen van gevoelens Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Stem Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per opdracht 2 minuten

instructie Hier volgt een opsomming van enkele voorbeeldopdrachten. – De groepsleden liggen op hun rug met de ogen dicht, aandacht voor de ademhaling en extra aandacht voor ontspanning van kaak en keel. – ‘Ga na hoe je je op dit moment hier in de groep voelt. Welk gevoel treedt dan op de voorgrond? Produceer een klank, of een reeks van klanken, die voor jou passen bij dit gevoel. – Ga na wat er vandaag met jou gebeurd is. Probeer de voor jou belangrijke gebeurtenissen om te zetten in bijpassende klanken. – Laat nogmaals deze dag aan je voorbijgaan vanaf het moment dat je wakker bent geworden. Maak geluiden bij de handelingen die je achtereenvolgens hebt gedaan. – Hoe ervaar je de sfeer hier in de groep? Laat nu klanken opkomen die hiermee corresponderen. – Laat een geluid opkomen dat je vindt passen bij een bepaald lichaamsdeel. Begin onderaan bij je tenen. Beweeg alle tien je tenen. Wat voor geluiden maken je tenen? Beweeg nu je gehele voeten. Wat voor geluiden brengen je voeten voort, je benen, je bekken, je rug, je armen, je oren, je neus, je haren, enzovoort.’ variant – Iedereen gaat op de grond liggen, probeert zich te ontspannen, en bedenkt een zin van vijf tot tien woorden. – Vervolgens zingt ieder op zijn beurt in alle rust zijn zin op een zelfverzonnen melodie, waarbij binnen elk woord minimaal twee wisselingen in toonhoogte moeten plaatsvinden. (Vergelijk het gregoriaans zingen.) Het beeld van een grote kathedraal, waarbij het stemgeluid tot in de verste uithoeken moet reiken, kan helpen om het volume te ondersteunen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

opmerkingen – Het is aan te raden deze meer ‘inhoudelijke’ klankoefeningen pas aan te bieden als een groep al meer gee¨xperimenteerd heeft met het losmaken van de stem in vorige sessies. In ieder geval is een korte stemopwarming nodig alvorens meer ‘inhoudelijk’ aan de slag te gaan. – Het feit dat iedereen zich gelijktijdig ‘laat horen’, biedt een duidelijke veiligheid om te experimenteren. Aan de andere kant vergt het meer concentratie om zich niet door de omringende geluiden af te laten leiden. De begeleider kan dit nog eens extra benadrukken door op te merken dat deze oefening ook een goede training is om bij jezelf te blijven. – Deze oefening is heel geschikt om gevoelens van deelnemers over bepaalde zaken te verhelderen. Bij het maken van klanken is het moeilijk om te censureren. De begeleider moet dan ook rekening houden met gevoelens van onwennigheid en geˆne bij deze oefening.

153

154

Oefeningenboek voor groepen

76 De woordenstroom Doel: Energie vergroten met behulp van stem en beweging Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging, Stem Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – Iedereen begeeft zich kriskras door de ruimte en begint in zichzelf te praten. Het maakt niet uit wat er precies gezegd wordt, als maar non-stop gesproken wordt. Het is geen brabbeltaal die gesproken wordt, maar gewone Nederlandse taal. Het hoeft echter geen logisch verhaal te zijn. Zo kan iedereen bijvoorbeeld hardop een beschrijving geven van alles wat hij ziet tijdens het rondlopen, wat hij die dag heeft meegemaakt, hoe hij zich voelt, wat voor kleren hij aanheeft, enzovoort. Het gaat om een continue woordenstroom. – Als deze woordenstroom op gang gekomen is, geeft de begeleider de opdracht om wat meer volume te geven en tegelijkertijd de pas wat te versnellen. Vervolgens nog iets meer. Na enige tijd geeft de begeleider aanwijzingen om de pas wat te vertragen en samen te komen in het midden, terwijl het volume hetzelfde blijft. De verschillende woordenstromen komen nu samen en op een teken van de begeleider zwelt het geluid aan tot een geweldige kakofonische geluidsstroom. – De begeleider kondigt het naderende einde aan en op een teken van hem houdt iedereen tegelijk zijn mond dicht. – De groepsleden blijven zo nog even bij elkaar staan en nemen de stilte in zich op. varianten 1 In plaats van een plotseling einde kan het volume ook langzaam afnemen tot fluisteren en vervolgens uitdoven in stilte. 2 In paren bedenken de groepsleden een bekend kinderliedje. Samen beginnen ze dat liedje te zingen, alle paren tegelijk. – Al rondlopend proberen de zingende tweetallen andere paren van de wijs te brengen (letterlijk!). Dat kunnen ze proberen door extra hard te zingen of hun liedje overtuigingskracht te geven door middel van bewegingen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Als dat lukt, neemt het ‘overwonnen’ tweetal het liedje van het andere tweetal over. Gezamenlijk proberen ze nog meer zingende paren voor hun liedje te winnen.

155

156

Oefeningenboek voor groepen

77 Dansimprovisatie: herhalende beweging Doel: Alleen en samen experimenteren met beweging Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Dans Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Benodigdheden: muziek: aan te raden is muziek die niet snel tot stereotiep dansen aanleiding geeft Website: muzieksuggesties

instructie – Iedereen beweegt zich vrij op de muziek door de ruimte. Ieder maakt als het ware een ‘bewegingsverhaal’. – Als de muziek eindigt, neemt iedereen uit zijn ‘bewegingsverhaal’ een klein gedeelte, een ‘bewegingszin’, die hij vervolgens steeds gaat herhalen. Het is van belang dat deze ‘bewegingszin’ vrij eenvoudig is zodat hij gemakkelijk herhaalbaar is. Het oefenen met deze herhalende beweging gebeurt op hetzelfde muziekfragment als daarnet. – Vervolgens wordt er in tweetallen gewerkt. De een herhaalt de beweging van de ander zo exact mogelijk, zodat er een soort van ‘dans-twee-eenheid’ ontstaat. – Tot slot wisseling van rol. variant Deze oefening kan als vervolg op de basisoefening worden aangeboden: – Nu wordt in subgroepjes van ongeveer vier personen gewerkt. – Ee´n iemand begint een willekeurige beweging te maken op de muziek. De anderen nemen de beweging over en geleidelijk aan ontstaat er een nieuwe groepsbeweging die weer even wordt voortgezet. Als iemand anders een nieuwe beweging initieert, ontstaat er een andere groepsbeweging, enzovoort. Niemand is nu meer specifiek de leider, maar iedereen volgt in reactie op elkaar zijn impulsen. opmerkingen – Een sprong of een draai kan gezien worden als een zogenaamd ‘bewegingswoord’. Een ‘bewegingszin’ is dan een bepaalde se-

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

quentie/eenheid van meerdere op elkaar volgende bewegingen. Het gaat er in deze oefening om herhaalbare sequenties te vormen. – Als de variant als vervolg op de basisoefening gebruikt wordt, is het aan te raden een ander stuk muziek te gebruiken, zodat het gemakkelijker is de vorige ‘bewegingszin’ los te laten.

157

158

Oefeningenboek voor groepen

78 Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Doel: Ervaren van verschillende bewegingsvormen Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Dans Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Benodigdheden: muziek: het is aan te raden om muziek te nemen die niet al te sterk uitnodigt tot geijkte danspatronen Website: muzieksuggesties

instructie – Iedereen beweegt zich op muziek vrij door de ruimte. – Als de muziek afgelopen is, komt de groep bij elkaar voor een korte inventarisatie: iedereen noemt e´e´n bewegingsvorm die hij zojuist voornamelijk heeft gebruikt, bijvoorbeeld draaien, lopen, strekken/ buigen. – Vervolgens kiest elke persoon twee bewegingsvormen van een ander uit (bijvoorbeeld rollen en springen) en gaat met deze twee bewegingsvormen experimenteren op dezelfde muziek. Hij probeert spelenderwijs alle mogelijkheden van elk van de twee bewegingsvormen te ontdekken. variant Deze oefening kan als vervolg op de basisoefening worden aangeboden: – De groepsleden vormen een kring en de muziek wordt weer opgezet. Ee´n iemand begeeft zich al bewegend naar het midden van de kring. Een tweede ‘springt’ in en samen kijken ze wat er ontstaat. Vervolgens komt er een derde bij en gaat de eerste al bewegend weer terug naar zijn plaats, enzovoort. opmerkingen – Het is belangrijk dat de kring behoorlijk groot is, zodat er voldoende ruimte is om te experimenteren. – Degene die ‘inspringt’ (inrolt, indraait, enzovoort), kan met zijn bewegingen aansluiten bij datgene wat er bij de andere twee gaande is, of juist contrasterende bewegingen maken, waardoor het geheel weer een nieuwe impuls krijgt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

79 Annemarie koekoek Doel: Spontaniteit vergroten, groepscohesie versterken Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – Een van de deelnemers (A) staat met zijn gezicht naar de muur toe. De overige groepsleden beginnen aan de andere kant van de ruimte. Het gaat erom A ongezien te benaderen en aan te tikken. Degene die dit lukt, wordt A. – Als A niet kijkt, kunnen de anderen lopen in de richting van A. – A kan zich echter op elk gewenst moment omdraaien en zien of er iemand beweegt. Als hij dit ziet, vraagt hij diegene met wat voor activiteit hij bezig is. Als deze een bij zijn houding passende actie kan noemen, mag hij blijven staan. A bepaalt of hij ‘de smoes’ acceptabel vindt. Zo niet, dan is die ander af, en moet hij weer aan het andere eind van de ruimte beginnen.

159

160

Oefeningenboek voor groepen

80 Spelen met gezichtsuitdrukkingen Doel: Bewust worden van gezichtsuitdrukkingen Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring. – Er wordt begonnen met een korte fysieke gezichtsopwarming, bijvoorbeeld als volgt: de ogen, neus en mond zo ver mogelijk opensperren en zo dicht mogelijk samentrekken; de mond openen en de onderkaak hierbij zo ver mogelijk laten zakken (zoals bij een goudvis) en op en neer bewegen: zijwaarts heen en weer, zo ver mogelijk naar voren en terug en in een cirkel draaien van boven naar beneden, waarbij de cirkels steeds groter worden; twintig keer ‘mamma’/’pappa’ zo snel mogelijk achter elkaar uitspreken, waarbij de onderkaak zo ver mogelijk naar beneden moet gaan; zo overdreven mogelijk gekke bekken trekken naar elkaar. – Hierna begint de eigenlijke oefening. – Een groepslid begint een gefronst gezicht te trekken en werpt dit dan af alsof het een masker is. Hij werpt het naar iemand anders toe, die dan direct zijn gezicht fronst. Deze neemt het dan op zijn beurt weer af en gooit het weer naar iemand anders toe. – De begeleider geeft intussen een ander groepslid de opdracht om nu een lachend gezicht te trekken en dit ook naar iemand anders toe te gooien. – Nu gaan er dus een gefronst en een lachend gezicht de kring rond. – Iemand kan nu tegelijk een frons en een lach ontvangen. Hij moet er snel e´e´n afgooien voor hij de ander kan overnemen. – Als de groep met deze opdracht geen moeite heeft, kan hetzelfde gedaan worden met meer subtiele gezichtsuitdrukkingen. .

.

.

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

varianten 1 De groepsleden gaan naast elkaar op een rij staan. – De eerste persoon richt zich naar degene die naast hem staat en laat een bepaalde gezichtsuitdrukking zien, bijvoorbeeld blijheid, verdriet, woede, angst, verliefdheid, irritatie, teleurstelling. De tweede persoon imiteert deze uitdrukking zo goed mogelijk en laat deze aan de derde persoon zien. Ten slotte wordt de laatste gezichtsuitdrukking van de rij vergeleken met de eerste. Wat zijn de verschillen? – Vervolgens sluit de eerste persoon achter aan de rij aan, zodat hij nu de laatste is. 2 Een mogelijkheid om het spelen met het gezicht te combineren met aanraking, is de volgende opdracht in tweetallen: A doet zijn ogen dicht. B drukt met zijn gezicht een emotie uit en A probeert diens emotie te raden door B’s gezicht te betasten.

161

162

Oefeningenboek voor groepen

81 Tikspelletjes Doel: Vergroten van de energie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per spel maximaal 5 minuten

instructie Hier volgt een aantal suggesties. Het zijn alle variaties op het gewone tikkertje. Voetje van de vloer Om niet getikt te worden, moet men op de grond zitten met de voeten van de vloer. (Een variatie hierop is het zogenaamde ‘knuffeltikkertje’: om vrij te zijn, moet men door een ander in de armen genomen worden en van de grond getild.) Ongelukstikkertje Men moet de hand houden op de plek waar men getikt is en op die manier weer een ander proberen te tikken. De lol is om de ander op een zo moeilijk mogelijke plaats te tikken. Drie is te veel Iedereen kiest een partner en geeft elkaar een arm. De paren stellen zich verspreid door de ruimte op. Ee´n paar splitst zich op in tikker en ‘voortvluchtige’. Degene die achterna wordt gezeten, is vrij als hij bij een paar inhaakt. Drie is echter te veel en degene die aan de andere kant de buitenste is, moet maken dat hij wegkomt. Zodra iemand getikt is, is hij de tikker en moet de ander razendsnel zijn toevlucht zoeken bij een ander paar. Bevriestikkertje Om niet getikt te worden, moet men in een houding bevriezen. Om weer te ontdooien, moet een ander onder de benen doorgekropen zijn. Tweetaltikkertje Alle groepsleden vormen tweetallen en geven elkaar de hand. Als het tweetal A het tweetal B heeft getikt, dan is het tweetal B de tikker en probeert het tweetal A de andere tweetallen voor de tikker af te

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

schermen. Wordt er een ander tweetal getikt door B, dan is dit tweetal de tikker en probeert B de anderen af te schermen. Een mogelijk vervolg op deze opdracht is om hetzelfde te doen, maar nu met een van de twee met de ogen dicht. Hinkeltikkertje Ee´n speler staat in het midden van de ruimte en de rest tegen een muur. Op het startsein hinkelen de spelers van de ene naar de andere muur, terwijl ze de hinkende tikker proberen te ontwijken. Als de eerste getikt wordt, lost hij de tikker af. Iedere volgende die getikt wordt, helpt de tikker totdat er niemand meer over is. Slierttikkertje Een groepslid is de tikker; de anderen vormen een sliert door elkaars handen vast te houden. Het is de bedoeling dat de tikker de laatste persoon van de sliert tikt. Als dat gelukt is, sluit deze zich aan bij de tikker en vormt aldus het begin van een nieuwe sliert. Dit gaat zo door tot er nog maar e´e´n persoon van de oorspronkelijke sliert over is. Op dat moment wordt hij de tikker en kan het spel opnieuw beginnen. Staarttikkerje Een groepslid is de tikker; de anderen vormen een polonaise. Ze staan dus achter elkaar, en houden hun voorganger bij het middel vast. De voorste in de rij heeft zijn handen vrij om de tikker af te weren. De tikker moet de achterste in de rij tikken. De rij probeert dit te verhinderen en moet dus in beweging blijven. Als de tikker de achterste persoon getikt heeft, sluit hij achter aan. De voorste in de rij wordt de tikker.

163

164

Oefeningenboek voor groepen

82 Speelse lichamelijke contactoefeningen Doel: Lichamelijk opwarmen, contact bevorderen Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per oefening 5 a` 10 minuten

instructie De meeste van deze oefeningen nemen niet veel tijd in beslag. Het zijn korte ontspannende warming-ups, die goed werken om als groep een gezamenlijke start te maken en los te komen van de dagelijkse beslommeringen. De rups of levend tapijt Alle groepsleden gaan naast elkaar op de grond liggen (op de rug) met hun lichaam geheel tegen dat van de buurman aan. De laatste van de rij rolt met de armen gestrekt boven het hoofd over de andere lichamen heen naar voren en sluit dan bij zijn nieuwe buurman aan. De rups verplaatst zich op deze manier door de ruimte. Zeewiegen Een speler gaat languit met de ogen dicht op de ruggen van vier of vijf andere groepsleden liggen, die op handen en voeten geknield zijn. In wisselend ritme en met wisselende kracht gaat de groep als een eenheid bewegen, golven en deinen. De liggende persoon probeert zich zo veel mogelijk aan de deinende beweging over te geven. Vervolgens wisselen van rol. Paardje rijden De groep verdeelt zich in twee teams en binnen het team kiest iedereen een partner van ongeveer gelijk gewicht. De ene persoon is het paard, de ander de berijder. Ieder team begint aan e´e´n kant van de ruimte en rijdt vervolgens op de ander in. De berijders van het ene team proberen de berijders van het andere team uit het zadel te trekken. Wie van zijn ‘paard’ af is, verdwijnt met paard en al uit het strijdperk.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

De knoop Een groepslid biedt zich aan om het begin van het touw te zijn. Alle groepsleden gaan bij elkaar op een kluitje staan, doen hun ogen dicht en pakken kriskras twee handen vast van twee verschillende personen. De beginner van het touw pakt slechts e´e´n hand vast. Als iedereen verder twee handen vast heeft, start de beginner met zich te ontwarren door een uitweg te zoeken uit de kluwen. Het gaat erom dat iedereen elkaar onder alle omstandigheden blijft vasthouden, zodat de mensenknoop zich ontwart zonder dat ‘het touw’ breekt. Hierbij wordt niet gepraat. Een variant op deze oefening: de groepsleden staan in een kring en lopen allemaal tegelijkertijd met de armen uitgestrekt naar voren naar het midden. Nu pakt iedereen twee handen vast. Er bestaat nu de mogelijkheid dat de groep zich zo ontwart dat men uitkomt in een gesloten kring. De kans op een ontknoping zonder smokkelwerk is echter vrij klein. Het vlot van de Medusa Er wordt een vierkant op de grond getekend (of als dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld met jassen aangegeven). Dit vierkant stelt het vlot voor. Alle groepsleden begeven zich op het vlot. Op een sein van de begeleider probeert iedereen elkaar eraf te duwen, zodat er uiteindelijk e´e´n groepslid op het vlot achterblijft. Degenen die met een lichaamsdeel buiten het vierkant komen, zijn af en worden vervolgens haaien die rond het vlot zwemmen. Zij grijpen alles vast wat over de rand van het vlot komt en proberen zo personen de zee in te trekken. De duizendpoot De groepsleden staan in een kring, ieder een halve slag gedraaid in dezelfde richting. Iedereen legt zijn handen op de schouders van degene die voor hem staat (de armen hierbij licht gebogen). Vervolgens gaat de hele groep tegelijkertijd door de kniee¨n (langzaam!) en komt iedereen op de schoot terecht van degene die achter hem staat. Dit vereist als groep nauwe samenwerking want het instortingsgevaar is groot. Meestal wekt dit alles een boel gelach en gedoe op, wat heel ontspannend kan werken. Als de kring eenmaal zit, is het ook leuk om te proberen ‘al zittend de kring rond te lopen’ als een duizendpoot die zijn eigen staart in zijn bek heeft.

165

166

Oefeningenboek voor groepen

opmerkingen – Het is bij deze oefeningen van belang om scherpe sieraden en dergelijke te verwijderen. – Bij de paardrijoefening is het goed om van tevoren af te spreken dat als iemand ‘stop’ roept dit serieus genomen wordt, en de aanvaller daadwerkelijk even loslaat. Het gevaar bij een oefening als deze is namelijk dat mensen in hun enthousiasme te´ wild worden en kleren en dergelijke niet gespaard blijven. Een stopafspraak biedt hiertoe enige veiligheid. – Een laatste opmerking dient nog gemaakt te worden bij dit soort oefeningen waarbij er fysiek behoorlijk wat gevraagd wordt. Het is van belang om als begeleider alert te zijn op groepsleden met lichamelijke gebreken (bijvoorbeeld een zwakke rug). Er moet op gelet worden dat zij zich door de groepsdruk niet gedwongen voelen om deel te nemen aan iets waarbij ze zichzelf zouden forceren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

83 Loopmaniertjes Doel: Energie verhogen, concentratie bevorderen Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: flexibel, afhankelijk van het aantal opdrachten

instructie – Hierna volgen enkele variaties op het thema ‘lopen’. Het is een verzameling van losse oefeningen die op verschillende manieren als opwarming kunnen dienen. – Al lopend alle uithoeken van de ruimte verkennen. Aandacht naar de voeten brengen en het contact met de vloer ervaren. Voeten heel bewust afrollen (alsof je voeten stempels zijn en je een duidelijk spoor achterlaat), op de tenen lopen, de hakken, de binnenkant van de voeten, de buitenkant. – Lopen vanuit de impuls van een bepaald lichaamsdeel, zoals de heup, de schouder, de elleboog. Zich zo veel mogelijk door dit lichaamsdeel door de ruimte laten leiden. Het lijkt alsof er met touwtjes aan bepaalde lichaamsdelen getrokken wordt. Het zo spannend mogelijk voor zichzelf maken door plotselinge richtingsveranderingen. – Lopen in verschillende tempo’s: met de snelheid van een oude film, in slow motion, met bevriezingsmomenten, vanuit stilstand het tempo geleidelijk opvoeren tot topsnelheid en ook geleidelijk weer terug. Het is leuk om dit een keer te herhalen, maar dan met geluid erbij. Eerst zoekt iedereen een klank op die hij vindt passen bij zijn manier van lopen. Langzamerhand gaat men de pas versnellen en laat men gelijktijdig de klank aanzwellen in volume. Op topsnelheid is het volume dus op zijn sterkst. – Lopen over verschillende soorten ondergrond: zacht zand, hard zand, heet zand, schelpjes, blubber, glad ijs, lijm, spijkers, eieren, enzovoort. – Lopen over een weg met hindernissen: over een hekje heen springen, onder prikkeldraad door, eroverheen, ertussendoor, over een brede sloot, enzovoort. – Zich voortbewegen als een aap, een giraffe, een olifant, een kip, een kikker, een opwindpop, een marionet, een baby, een kleuter, een puber, een volwassene, een bejaarde, enzovoort.

167

168

Oefeningenboek voor groepen

– Schaatsend, tapdansend, op naaldhakken, zo zachtjes mogelijk, met zo veel mogelijk lawaai, enzovoort. opmerking Een loopopdracht kan heel goed gebruikt worden als opwarmertje voor de eigenlijke opwarming. Het is een goede manier om iedereen van de stoel te krijgen en er een beetje de vaart in te zetten.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

84 Vitaliserende groepsspelletjes Doel: Vergroten van de energie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Fysiek, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 5 minuten per oefening Benodigdheden: – een matras – een aantal gelijkwaardige muntstukken – een aantal matten (of matrassen) – ballen

instructie De put Leg de matras in het midden van de ruimte. De groep gaat in een kring eromheen staan met de handen vast. Door middel van trekken wordt er geprobeerd om iemand op de mat (= in de put) te krijgen. Wie in de put belandt, is af en verlaat de kring. Op het eind is het een gevecht van een tegen een. Diefje spelen Iedereen neemt een muntstuk op zijn hand en houdt het achter zijn rug, echter zonder zijn hand dicht te knijpen! De opdracht is nu om zo veel mogelijk geld te stelen, terwijl men het eigen muntstuk beschermt. Men mag niet rennen of zijn munt beschermen door tegen een muur te gaan staan. Het gaat om de behendigheid. Wanneer iemands muntstuk gestolen is, moet hij eruit. Wie ten slotte als grootste rijkaard uit de bus komt, heeft gewonnen. Bezit veroveren en verdedigen De matten liggen verspreid door de ruimte. Iedereen kiest een partner. Elk tweetal gaat zitten op een van de matten. Ieder tweetal heeft twee ballen in zijn bezit. De mat is de woning van het tweetal, de ballen zijn hun kostbare bezit. De opdracht hierbij luidt om zo veel mogelijk bezit (ballen) in huis te halen. Op een teken van de begeleider begint iedereen tegelijk met de aanval en de verdediging. Spelregel hierbij is dat de eigen ballen niet meegenomen mogen worden, als men probeert de ballen van anderen te pakken te krijgen.

169

170

Oefeningenboek voor groepen

Lichaamsdelen en getallen Iedereen loopt door elkaar heen. De begeleider roept op een gegeven moment een getal (bijvoorbeeld ‘6’) en een lichaamsdeel (bijvoorbeeld ‘knie’). Dit betekent dat iedereen zo snel mogelijk een groepje moet vormen waarin zes kniee¨n elkaar raken. De lege plaats De groepsleden zitten op stoelen in een grote cirkel met e´e´n groepslid in het midden. Ee´n plaats in de kring wordt er opengehouden. Het doel van de middenpersoon is om op de lege stoel te komen. Degene die links van de lege plaats zit, begint met het roepen van de naam van iemand uit de kring. De genoemde persoon rent zo snel mogelijk naar de lege plek. Degene die nu links van de nieuwe open plek zit, roept zo snel mogelijk een andere naam voordat degene uit het midden de lege plaats kan bezetten. Als de middenpersoon toch de lege plek heeft bereikt, dan moet de speler links ervan de middenpositie innemen. opmerking De meeste van deze spelletjes gaan gepaard met intensief lichamelijk contact. Het is dan ook een vereiste dat scherpe sieraden, riemen en zo mogelijk brillen worden afgedaan. Tevens is het van belang dat mensen met lichamelijke klachten (zoals een zwakke rug) zich vrij voelen om aan een dergelijke oefening niet mee te doen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

85 Groepsschijngevecht Doel: Gezamenlijke concentratie op actie en reactie Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groepsleden staan in een wijde kring, e´e´n lid begint. Hij is de ‘aanvaller’. Degene links van hem is zijn ‘slachtoffer’. De aanvaller geeft zijn slachtoffer heel gericht een klap, een stomp of een schop (uiteraard allemaal op afstand!). Het slachtoffer reageert hier vervolgens uitbundig op (bijvoorbeeld inkrimpend met luid gekerm). Als de aanvaller niet precies de reactie krijgt die hij graag wil (het slachtoffer reageert bijvoorbeeld niet vanuit de juiste pijnplek, of te zwak qua beweging of geluid), dan kan hij zijn slachtoffer wat aanwijzingen geven en nog een keer tot de aanval overgaan. – Vervolgens wordt nu het slachtoffer de nieuwe aanvaller en is degene links van hem het slachtoffer. – Als de hele kring geweest is, kan van draairichting veranderd worden. varianten 1 De voorafgaande oefening kan nog wat speelser gemaakt worden door het tempo van actie en reactie te verhogen zonder tussentijdse aanwijzing. Het slachtoffer reageert uitbundig maar deelt direct daarop zijn schop of stoot uit aan het volgende slachtoffer. Op deze manier ontstaat er een snelle actie-reactieketen de kring rond (dit kan een slapstickachtig effect opleveren). Het vraagt concentratie om duidelijk en snel vanuit de ‘pijnplek’ te reageren. 2 Meer concentratie vereist deze oefening, als ze in slow motion gedaan wordt. Alle bewegingen in actie en reactie worden langzaam uitgevoerd. 3 Uiteraard kan dit alles ook in tweetallen gebeuren. Naast schoppen en slaan, behoren aan de haren, oren of neus trekken ook tot de mogelijkheden van het schijngevecht! Het slachtoffer demonstreert zijn pijn en angst uitbundig door middel van gezichtsuitdrukking, lichaamsreactie, kermen, schreeuwen, enzovoort. In deze variant

171

172

Oefeningenboek voor groepen

komt de wijze van omgaan met agressie van de groepsleden in de aandacht te staan. 4 In plaats van te vechten op afstand is het ook mogelijk om te liefkozen op afstand: een aai over de bol, een schouderklopje, enzovoort, alles op afstand; de vergrote reactie hierop kan een bron van spelplezier zijn!

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

86 Blindemannetje Doel: Concentreren op geluid, luisteren Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 5 minuten per ronde

instructie – Er zijn twee personen: A en B. Beiden zijn geblinddoekt. Het is de bedoeling dat A B vangt. Hierbij kunnen zij alleen met hun gehoor nagaan waar de ander is. – De andere groepsleden vormen met elkaar een wijde kring om hen heen. Ze zijn steeds in beweging en begrenzen zo de ruimte voor de blindemannen. variant Bij een grote groep kan men de helft van de groepsleden blinddoeken, evenals de ‘vanger’. De overige groepsleden zijn dan de helpers, die ervoor zorgen dat de ruimte wordt begrensd en dat degenen die geblinddoekt zijn, niet tegen de muren lopen. opmerking Zorg ervoor dat er geen scherpe voorwerpen in de ruimte aanwezig zijn.

173

174

Oefeningenboek voor groepen

87 Begroetingen Doel: Maken van een snelle, speelse start Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: afhankelijk van het aantal opdrachten; per opdracht 2 minuten

instructie – De groepsleden lopen kriskras door de ruimte en begroeten degene die ze tegenkomen: door middel van oogcontact; door middel van een korte aanraking; door tegelijk een zin te zeggen; door degene te begroeten die op dat moment het verst weg staat; door even op hun tenen te gaan staan; door een sprongetje te maken, elkaar aan te kijken en verder te gaan; door elkaar te omarmen; enzovoort. . . . . . .

. .

variant In plaats van door elkaar heen te lopen, worden er nu twee subgroepen gevormd die zich in een tegenover elkaar liggende hoek van de kamer verzamelen. – Op het sein van de begeleider steken telkens twee groepsleden (uit elke subgroep e´e´n) tegelijk diagonaal over en ontmoeten elkaar in het midden. – De begeleider geeft elke keer als alle groepsleden aan de beurt zijn geweest, een nieuwe opdracht over de manier waarop men elkaar ontmoet of over de rol die men moet spelen, zoals: je hebt haast; je spreekt brabbeltaal; je ontmoet iemand aan wie je een hekel hebt; je neemt een willekeurige rol op je, maar je weet van elkaar niet wie de ander is; dit moet duidelijk worden in de ontmoeting (bijvoorbeeld koningin en patatkraamhouder). . . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

88 Inleven en uitbeelden Doel: Bevorderen van creativiteit, inlevingsvermogen en speelsheid Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten Website: tekst van de mondelinge instructie

instructie Allerlei situaties kunnen in de vorm van een verhaaltje aangeboden worden. De start van de oefening is altijd dat de groepsleden door elkaar in de ruimte lopen. Bijvoorbeeld: – ‘Je loopt rustig buiten in het bos... Je voelt de warmte op je huid, een zacht zomerbriesje door je haar... Je hebt het lekker warm in je dunne t-shirt. – Plotseling voel je een paar spetters op je arm en je kijkt naar boven... Je ziet de zon net verdwijnen achter een dikke grijze regenwolk... en in de verte hangen er nog meer. – Je gaat sneller lopen, want je hebt geen zin om kletsnat thuis te komen. Nu de zon weg is, is het opeens een stuk kouder en je voelt het kippenvel langs je arm omhoogkruipen... Er komen windvlagen opzetten en je gaat nog sneller lopen. En ja hoor, daar barst het onweer al los... dikke druppels beginnen te vallen. Je ontwijkt de eerste plassen... het pad verandert nu in een werkelijke modderpoel... Voorzichtig waag je je verder, maar je zakt al snel tot aan je enkels in de zuigende blubber weg... Je komt nog maar heel moeizaam vooruit... Je ploetert voort, het ene been na het andere, terwijl het zweet je uitbreekt... Opeens merk je tot je blijdschap dat je voet op vastere ondergrond stuit... Je staat stil en haalt opgelucht adem... je laat je helemaal schoonspoelen door de zachte regen... en vervolgt je weg... De zon breekt door en verwarmt je huid en droogt je kleren... Opgefrist en voldaan open je de deur van je huis en ploft neer in die heerlijke zachte luie stoel... Eindelijk thuis.’

175

176

Oefeningenboek voor groepen

89 Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Doel: Bevorderen van een speelse groepssfeer Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Benodigdheden: kranten

instructie – De begeleider legt een of meer kranten in het midden van de groep. – Iedereen kiest een figuur uit de krant uit en leeft zich in die rol in. – De groepsleden weten niet van elkaar wie ze spelen. – Een plek in de ruimte wordt afgebakend als podium. – Ee´n groepslid stapt het podium op en begint met het spelen van zijn rol. – Als dit enige vorm heeft gekregen, springt een tweede groepslid in en er ontstaat een dialoog tussen de twee personages. – Na niet al te lange tijd springt een derde persoon in en tikt de eerste persoon af. Deze moet nu van het toneel verdwijnen, want drie personages op het podium is te veel. De personen twee en drie zetten het samenspel voort tot er een vierde inspringt, enzovoort. – Als iedereen aan de beurt is geweest, stelt ten slotte elke speler zich vanuit zijn rol aan de andere groepsleden voor. varianten 1 Inspringen op zinnen. – Alle groepsleden schrijven een zin op een papiertje waarin een eenvoudige handeling is vervat, en vouwen het vervolgens dicht. – De papiertjes rouleren, zodat iedereen een zin heeft van een ander. – Twee spelers beginnen te spelen (nemen een willekeurige rol op zich) en verwerken de door hen getrokken zin in de sce`ne. – Zodra nu een ander groepslid zijn eigen zin hoort, springt hij in en vervangt de desbetreffende speler (tikt hem af). De inspringer heeft ook een zin in zijn achterhoofd en zo gaat het vervolgspel verder totdat iedereen aan de beurt is geweest. – Geprobeerd moet worden om het verloop van de sce`ne zo te maken dat de zinnen zo veel mogelijk op een logische wijze worden opgenomen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

2 De groep zit in een wijde kring. Ee´n groepslid begint door simpelweg in het midden te gaan zitten, staan, liggen of lopen. – Een tweede persoon springt in en bepaalt door zijn aanvulling de spelinhoud van de eerste: bijvoorbeeld, de eerste persoon zit; de tweede persoon vraagt: ‘Mag ik uw paspoort zien?’ – Op deze manier kunnen er steeds meer personen in het spel komen vanuit de opdracht het lopende spel een steeds ruimer kader te geven. Dit vraagt een constructieve bijdrage van elk van de spelers. In deze variant is het aantal spelers dat tegelijk aan het spel meedoet, niet beperkt tot twee. opmerking Het is van belang om bij deze spelopdrachten de sce`nes vrij kort te houden zodat de ‘swing’ erin blijft en het niet te veel tijd kost. Enige enthousiaste aanmoediging van de begeleider om in te springen, kan hierbij nodig zijn. Het gaat om de uitdaging om zowel in de gekozen rol te blijven alsook met elkaar een zekere wisselwerking te laten ontstaan.

177

178

Oefeningenboek voor groepen

90 Het doen van denkbeeldige handelingen Doel: Bevorderen van spontaniteit, speelsheid en inlevingsvermogen Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: flexibel, afhankelijk van het aantal opdrachten Website: voorbeelden van mimische spelopdrachten

instructie Het gaat hier om korte mimische oefeningen. Hierna volgen enkele ideee¨n die als voorbeeld kunnen dienen. Het is een ‘potpourri’ van korte opdrachtjes. – Probeer afwisselend met je rechter- en linkerbeen een blok beton weg te schuiven. – Je trapt een bal weg. Het is het beslissende schot. Je trapt de bal weg naar een klein kind, enzovoort. – Probeer een speld op te rapen met je tenen. – Je gaat kogelstoten met een kogel die net te zwaar is. Hetzelfde met een kogel die niet te zwaar is. – Sla druppels van je handen af. – Raap een naald op. Doe er een draad doorheen. – Raap een dooie mus op. – Draag iets heel zwaars op je rug. Gooi het er na een lange tocht opgelucht af. – Loop een afstand met een zware koffer. Hetzelfde met een aktetas. – Kleed je uit en vouw het kledingstuk dat je uittrekt, op. Kleed je vervolgens weer aan. – Dek een tafel. – Maak je op. – Volg de bewegingen van een vogel die boven je vliegt. Ineens laat de vogel iets in je gezicht vallen. – Je verricht een bepaalde handeling die niet erg lukt, bijvoorbeeld het openen van een fles, het van elkaar losmaken van tentstokken die vastzitten. Het losmaken van een rits die vastzit op je rug. – Enzovoort. opmerkingen – Bij deze opdrachten is het de bedoeling dat de handelingen zo exact mogelijk uitgebeeld worden. Om het geheel een beetje dynamisch

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

te houden, is het aan te raden om dit alles niet in een vaste kring te doen, maar te beginnen met door elkaar heen te lopen. Iedereen reageert direct op de opdracht van de begeleider, ongeacht waar hij in de ruimte is. Het motto is dus: niet denken, maar direct doen. Na iedere opdracht lopen de groepsleden op een teken van de begeleider weer door totdat een volgende opdracht volgt. – Het werkt ook goed als de begeleider van tevoren allerlei zeer uiteenlopende handelingen in een kort absurd verhaaltje bij elkaar brengt. Dit houdt het spannend en vraagt van de spelers flexibel inspelen op steeds veranderende situaties. – Het is leuk om op dit soort individuele opdrachten een pantomimische groepsactiviteit te laten volgen, zoals touwtrekken met een denkbeeldig touw, samen een denkbeeldig object verplaatsen (bijvoorbeeld een visnet trekken, het duwen van een kapotte auto, het dragen van een kano). Tevens is het mogelijk om samen mimisch een balspel te spelen, zoals voetbal, volleybal, basketbal, of in tweetallen, bijvoorbeeld tennis, pingpong en badminton.

179

180

Oefeningenboek voor groepen

91 Het uitbeelden van gezegden Doel: Speels opwarmen voor verdere activiteiten Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per opdracht 10 seconden Website: voorbeelden van gezegden

instructie De groepsleden lopen door elkaar heen en telkens noemt de begeleider een gezegde dat iedereen meteen letterlijk uitvoert. Het is leuk om die gezegden uit te kiezen die gemakkelijk vertaald kunnen worden in lichamelijke activiteit, bijvoorbeeld: – iemand een hak zetten; – iemand een oor aannaaien; – de woorden uit de mond halen; – met de haren erbij slepen; – iets bij de kop pakken; – ergens ondersteboven van zijn; – ergens voor door de kniee¨n gaan; – er je buik van vol hebben; – iemand een hart onder de riem steken; – een oogje hebben op; – ergens je schouders onder zetten; – ergens je neus voor ophalen; – een grote bek hebben; – iemand om je vinger winden; – op je tenen getrapt zijn; – een gat in de lucht springen; – elkaar diep in de ogen kijken; – iemand onder vier ogen spreken; – elkaar naar de mond praten; – een keel opzetten; – de handen in elkaar slaan.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

92 Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Doel: Bevorderen van groepscohesie, spontaniteit en een speelse groepssfeer Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per oefening 5 a` 20 minuten

instructie Een aantal mogelijkheden: a Snel situaties maken. – De groepsleden lopen door elkaar. – De begeleider roept een bepaalde situatie af, zoals een markt, een wasserette, een popfestival, een park, een kathedraal, een modderbad. Vanaf dit ogenblik bevinden alle groepsleden zich in die situatie. Iedereen bepaalt eerst individueel zijn rol en plek. (Dit gebeurt niet door lang na te denken, maar door de eerste associatie die men bij de situatie krijgt meteen in actie om te zetten.) Vervolgens wordt er meer gezamenlijk gewerkt aan de uitbeelding van de situatie. b Op/in een voertuig. – De groep krijgt de opdracht op of in een bepaald voertuig te zitten, zoals een zeilboot, een auto, een reuzenrad, een draaimolen. c De situatie overnemen. – Er wordt gespeeld in subgroepjes van drie of vier personen. – Ieder groepje bereidt kort een spelsituatie voor en e´e´n groepje begint te spelen. – Op een teken van de begeleider stopt het groepje midden in het spel. Het volgende groepje maakt een overgang, zodat het door kan gaan met zijn eigen spelsituatie. Zo gaat het verder tot het laatste groepje tot een afronding komt. variant Aan iedere gewone improvisatieopdracht kan een extra opdracht toegevoegd worden, zoals ‘de dialogen worden in brabbeltaal gehouden; ze worden gezongen in plaats van gesproken’.

181

182

Oefeningenboek voor groepen

93 Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Doel: Bevorderen van fantasie en een speelse groepssfeer Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per opdracht 5 a` 10 minuten

instructie – Het principe van deze oefening is dat de groepsleden proberen vorm te geven aan een opdracht door middel van spel, geluid en beweging. – De begeleider noemt de korte spelopdrachten met een dusdanige tussentijd dat de vaart er een beetje in blijft en de groepsleden hun eerste impulsen moeten volgen. Verder is het van belang om de groepsleden uit te nodigen en aan te moedigen om de karakteristiek vooral te overdrijven, het spel groot te maken. – Een aantal voorbeelden: a De groepsleden lopen door elkaar. De begeleider noemt achtereenvolgens een persoon met een bepaalde eigenschap: de geremde, de onzekere, de achterdochtige, de brutale, de lompe, de verfijnde, de hooghartige, de zorgelijke, de precieze, de optimistische, enzovoort. b De begeleider noemt achterelkaar een aantal beroepen: kelner, operazangeres, bokser, mannequin, zeeman, prostituee, politieagent, enzovoort. c De begeleider noemt een aantal dieren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

94 Mimisch doorgeven van een object Doel: Bevorderen van fantasie en creativiteit Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 a` 15 minuten

instructie – De groepsleden gaan staan of zitten in een kring. – Ee´n iemand begint en kneedt mimisch met zijn handen uit ‘klei’ een bekend of fantasievoorwerp. (Door als begeleider als eerste te beginnen, kan de bedoeling van de opdracht snel duidelijk worden.) Als de ‘kneder’ tevreden is over zijn vorm, geeft hij het voorwerp door aan zijn buurman. Deze neemt het voorwerp in ontvangst, betast de vorm ervan en laat zich hierdoor inspireren om tot een eigen vormgeving te komen. varianten 1 Een variatie hierop is het geven en ontvangen van een cadeautje. Ee´n groepslid begint met het cree¨ren van een concreet of een fantasiecadeautje. – Vervolgens kiest hij iemand uit de groep aan wie hij het wil geven. (Het kan ook zo zijn dat eerst de persoon wordt uitgekozen en dat er vervolgens een bijpassend cadeautje wordt gemaakt.) De gever brengt het cadeautje naar de desbetreffende persoon toe en gaat weer terug naar zijn eigen plaats. – De ontvanger neemt het cadeautje aan en doet er iets mee (zomaar het eerste wat er in hem opkomt zonder er te veel over na te denken, bijvoorbeeld hij steekt de bloem achter zijn oor). Vervolgens vervaardigt hij een cadeautje voor iemand anders. 2 Enigszins gestoeld op eenzelfde idee is de volgende oefening. – De groepsleden staan in een ruime kring. – Ee´n lid begint met het overgooien van een denkbeeldige bal naar een ander in de kring. Dit kan een klein licht balletje zijn of een grote zware, een grote luchtige strandbal of een keiharde hockeybal. – Degene die de bal vangt, vangt deze op een manier die past bij het type bal dat hij toegeworpen krijgt. Al spelend verandert de

183

184

Oefeningenboek voor groepen

ontvanger de bal in zijn eigen type bal en gooit deze vervolgens weer naar een andere over. – Een mogelijk vervolg op deze variant is het fictief spelen van een bestaand balspel, zoals basketbal of volleybal. Uiteraard is hier een grote groepsruimte voor nodig. opmerking Het geven en ontvangen van een cadeautje kan louter als opdracht gezien worden om de creativiteit en fantasie te stimuleren. Vanuit het oogpunt van interactie kan men er echter dieper op ingaan, zoals: wie gaf aan wie wat voor een cadeautje? Hoe was het om te geven en te ontvangen? Wie ontving er opmerkelijk veel, geen of weinig cadeautjes? Wat zegt dit over de positie in de groep?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

95 ‘Er was eens... ‘ Doel: Gezamenlijk bezig zijn met inleven en improviseren Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: in verband met de tijd maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – Kies een sprookjesfiguur uit die jou vroeger bezig hield. – Word nu deze figuur. Welke houding heb je? Hoe loop je? – Maak contact met de figuren om je heen en kijk wat er ontstaat. – De begeleider stopt op een gegeven moment het samenspel en nodigt eenieder uit om zich vanuit zijn rol aan de groep voor te stellen en om een kleine ‘acte de pre´sence’ te geven. varianten 1 In plaats van sprookjesfiguren kunnen belangrijke figuren uit de literatuur of de geschiedenis gekozen worden. 2 Welke figuur uit boeken (eventueel van de televisie) vond je als kind heel leuk? – Vorm je een beeld van een bepaalde situatie waarin deze figuur een belangrijke rol speelt. – Iedereen kan nu om de beurt even deze sce`ne in het kort neerzetten met behulp van de andere groepsleden. Je bent zelf de regisseur en hoofdpersoon van je eigen stukje. – De begeleider zorgt voor een snelle afwisseling van de sce`nes. Ze zijn slechts bedoeld als een korte schets. 3 Het is ook mogelijk om met de hele groep met alle sprookjesfiguren een nieuw sprookje te maken. Als opwarmingsoefening neemt het echter gauw te veel tijd in beslag. opmerkingen – Deze opdrachten kunnen archetypisch materiaal opleveren, dat eventueel gebruikt kan worden bij het verdere werk. – Het samenspelen bevordert de groepscohesie. De groepsleden hebben elkaar nodig en het vraagt een grote mate van rolflexibiliteit. Een beperking van een dergelijke gezamenlijke spelopdracht is dat deze slechts geschikt is voor een kleine groep, omdat er anders te veel tijd in gaat zitten.

185

186

Oefeningenboek voor groepen

96 Wees een dier Doel: Bevorderen van inlevingsvermogen en spontaniteit Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Iedereen neemt een dier in gedachten dat hij zou willen zijn en cree¨ert ergens in de ruimte een plek voor zichzelf die de woning wordt van dit dier. Hij bouwt met materiaal uit de ruimte (tafels, stoelen, kussens, enzovoort) een woning die bij het dier past (een hol, een boomtak, een nest, een honingraat, enzovoort) en gaat erin zitten. Iedereen neemt vervolgens de gedaante aan van zijn gekozen dier. – Langzaam komen alle dieren tevoorschijn gekropen en beginnen zich uit te rekken en te wassen. – De begeleider stelt steeds korte vragen: hoe beweeg je je? wat voor eten lust je? wat zie je om je heen?, enzovoort. – Vervolgens gaat iedereen op zoek naar eten en ontmoet elkaar. – Tot slot nodigt de begeleider ieder dier uit om zichzelf voor te stellen aan de groep. opmerking Deze oefening kan naar believen verlengd worden. De begeleider kan allerlei opdrachten geven, zoals: – je zoekt een speelkameraadje en gaat met hem spelen; – je ziet een vijand en raakt in gevecht.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

97 De koffiekamer Doel: De groep opwarmen voor een rollenspel: rolinleving Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – Voor het doen van het eigenlijke rollenspel (bijvoorbeeld een vergadering) kunnen de groepsleden in hun rollen versterkt worden door het rollenspel feitelijk al te laten beginnen in een informele sfeer. Hier volgt een voorbeeld. – Het rollenspel gaat over een vergadering op school. Rollenspelers zijn: de directeur, enige leraren en ouders. – De spelers krijgen vijf minuten de tijd om zich individueel voor te bereiden op en in te leven in hun rol. – Vervolgens ontmoeten de rollenspelers elkaar informeel, bijvoorbeeld in dit geval tijdens de koffie, die voorafgaat aan de eigenlijke bijeenkomst. – De begeleider kan in dit geval de koffie serveren en door mee te spelen de groepsleden helpen in hun rollen te komen.

187

188

Oefeningenboek voor groepen

98 Zoek je partner-beest Doel: Op een speelse manier contact met elkaar maken Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – De begeleider heeft een verzameling briefjes gemaakt waarop een dierennaam vermeld staat. Van elk dier zijn er twee briefjes (een mannetje en een vrouwtje). – Alle groepsleden trekken een briefje. – Iedereen wordt het dier dat hij getrokken heeft en beweegt zich als zodanig door de ruimte (zonder hier geluid bij te maken). – Ieder dier zoekt naar zijn partner-beest. Als ze elkaar gevonden hebben, ‘praten’ de paren met elkaar in hun eigen dierentaal. – Tot slot geven de dierenparen een korte ‘acte de pre´sence’ in hun eigen taal. opmerking Het is leuk om vrij uiteenlopende dieren te kiezen, zoals twee varkens, twee wespen, twee slangen, twee eenden, twee koeien, zodat het een levendig geheel wordt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

99 Handen- en voetenwerk Doel: Vergroten van de expressiviteit en het onderlinge contact Proces: I/Ex/Mat0 Werkvorm: Speels, Fysiek, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: minimaal 10 a` 15 minuten

instructie Handoefeningen – Losmaken: draaien van de polsen, strekken en buigen van de vingers, een vuist maken, grijpen, handen losschudden, enzovoort. – Verschillende stemmingen/gevoelens uitdrukken met de handen, zoals ongeduldige handen, boze handen, verdrietige, vrolijke en verlegen handen. – Op verschillende manieren contact maken met de handen. In tweetallen: maak contact met elkaars handen op een boze, verlegen, tedere, agressieve manier, enzovoort. – De handen als tactiele ontvangers. Raak allerlei objecten en materialen aan op verschillende manieren, bijvoorbeeld vluchtig, onderzoekend en strelend. Raak elkaar aan op een niet-alledaagse manier, bijvoorbeeld met de vlakke hand of vinger, met kloppende beweging. Of: ga na wat je handen het liefst zouden doen bij je partner en wat je door je partners handen het liefst bij jezelf zou willen laten doen. Voetoefeningen – Losmaken: voeten ronddraaien, voeten buigen en strekken, met tenen wiebelen, enzovoort. – Voetmassage: de groepsleden zitten in een kring in kleermakerszit, niet te ver van elkaar. Iedereen legt zijn rechtervoet in de schoot van zijn rechterbuurman. Deze masseert de voet (kneden, strijken, tenen losjes draaien, enzovoort) en ontvangt tegelijk zelf ook een voetmassage. – Voeten op verschillende manieren belasten tijdens het lopen (voor verschillende ideee¨n zie oefening 83 ‘Loopmaniertjes’). – Kleine dingen met je voeten oppakken, zoals een potlood of een lucifersdoosje. – Verschillende stemmingen/gevoelens met je voeten uitdrukken (zie voor voorbeelden bij handoefeningen).

189

190

Oefeningenboek voor groepen

100 Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Doel: Verkennen van de kwaliteit van het onderlinge contact Proces: R/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – Iedereen kiest een partner die hij al een beetje kent. Ze geven elkaar een hand, doen hun ogen dicht en gaan door de ruimte lopen. – De begeleider geeft na ongeveer vijf minuten de volgende aanwijzingen: ‘Stop, sta stil. Ga na wat er in je lichaam gebeurt. Voel je contact via je hand of lijkt het alsof je alleen loopt? Wat is de kwaliteit van dat contact? Ga nu weer vijf minuten door met lopen. Zet bewust bij iedere stap je voeten op de grond. Voel de hand van je partner en kijk of er wat verandert aan je beleving.’ Vervolgens een korte uitwisseling van ervaringen in de tweetallen. . . . . .

.

varianten 1 Zoals hievoor, met dit verschil dat een van de partners de leiding neemt en de ander volgt. – De begeleider geeft weer na ongeveer vijf minuten de volgende aanwijzingen: ‘Stop. Wat gebeurt er nu in je lichaam? Wat is er anders? Hoe is het voor je om de ander te leiden of te volgen? Ga nog even vijf minuten door terwijl je het contact met de hand bewust voelt.’ – Een korte uitwisseling van ervaringen en vervolgens wisselen van rol. . . . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

2 In deze variant heeft de leidende partner zijn ogen open, de volgende partner laat zich met gesloten ogen meevoeren. – De leider kan experimenteren met verschillende wijzen van contact maken met de volger: hij kan zijn partner heel vriendelijk leiden of met ‘harde hand’; ook kan hij experimenteren met het wandeltempo. . .

opmerking Voor deze oefening is het van belang dat de ruimte groot is en alle obstakels uit de weg geruimd zijn.

191

192

Oefeningenboek voor groepen

101 Openen en sluiten Doel: Experimenteren met verschillende vormen van contact maken Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Iedereen kiest een partner. – Een van beiden neemt lichamelijk een zo gesloten mogelijke houding aan: helemaal in elkaar gedoken, en ook in gedachten van de buitenwereld afgesloten. De ander probeert hem daaruit te halen met louter fysieke kracht. – Vervolgens wisselen van rol. – Een van de twee neemt weer een zo gesloten mogelijke houding aan en sluit zich ook psychisch af van de buitenwereld: hij heeft geen enkele behoefte aan contact op welke manier dan ook. De ander probeert nu op allerlei manieren contact te maken met de ‘geslotene’. – Deze gaat er pas op in als hij het gevoel heeft dat er een werkelijke contactmogelijkheid in zit. – Vervolgens wisselen van rol, en napraten in de tweetallen. variant Een van de twee neemt een zo gesloten mogelijke houding aan en gaat na hoe hij zich in deze houding voelt. De partner opent hem heel langzaam en zachtjes. Hij probeert de ander zo groot mogelijk te maken, hem als het ware uit te spreiden over de grond. Als dit gebeurd is, blijven beiden even bij hun ervaring stilstaan alvorens van rol te wisselen. opmerkingen – Het wisselen van rol is bij deze oefening heel belangrijk, omdat beide kanten hele verschillende ervaringen opleveren. Het is van belang dat er ruim de tijd wordt genomen om elkaar te bereiken. Stiltes en werkelijke aandacht voor elkaar zijn heel wezenlijk.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Mogelijke evaluatievragen zijn de volgende: Voor de ‘geslotene’: Was het makkelijk/moeilijk om je gesloten te houden? Op welk lichaamsdeel zat je sterkste sluitingskracht? Kwam er wel of geen echt contact tot stand? Heb je als ‘geslotene’ werkelijk gewacht tot je echt contact voelde of heb je je al snel laten overhalen uit medelijden met de contactzoeker? Voor beide rollen: Hoe werkte de ‘opener’/’geslotene’ op je in? Welke kant ervoer je het eerst? Heeft dit denk je invloed gehad op je tweede ervaring? .

.

193

194

Oefeningenboek voor groepen

102 Aanvoelen van elkaars bedoelingen Doel: Oefenen met het aanvoelen van elkaar Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Fysiek, Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 25 minuten

instructie – De groep splitst zich op in tweetallen; elk tweetal in A en B. – Van nu af aan wordt er niet meer gepraat. – A maakt een plan naar welk punt in de ruimte hij wil gaan en op welke wijze hij daar wil komen (huppelend, hinkelend, op handen en voeten, enzovoort). – B is zijn begeleider. Het is zijn taak A naar die plaats te begeleiden op de manier zoals A dat wil. B weet echter niet waar A naartoe wil en op welke wijze hij dit in gedachten heeft. Hij tracht dit aan te voelen door A zachtjes een bepaalde richting op te duwen. Hij komt er vanzelf wel achter dat het met hard rukken en trekken moeilijk is om uit te vinden wat de ander wil. – A laat zich alleen dan meenemen als hij het gevoel heeft dat B redelijk aanvoelt wat zijn plan is. – Als de bedoelde plek is bereikt, wordt er van rol gewisseld. – Nabespreken in het tweetal.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

103 Overnemen van beweging Doel: Bevorderen van concentratie en de gerichtheid op elkaar Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groepsleden gaan in een kring staan. – Iemand in de kring begint met het maken van een kleine beweging, bijvoorbeeld het draaien van een hand vanuit de pols. De hele groep neemt die beweging over. – Een ander voegt daar vervolgens een andere beweging aan toe. De hele groep neemt ook die beweging over. Dit gaat door tot maximaal vier verschillende bewegingen. Het is hierbij van belang dat er niet wordt afgesproken wie een nieuwe beweging aangeeft. Het vereist een sterke concentratie om op te merken welke nieuwe beweging erbij komt. – Vervolgens wordt er telkens door een groepslid een beweging weggelaten en de rest volgt totdat de groepsleden ten slotte weer stilstaan. – Uiteraard is het mogelijk dat twee groepsleden tegelijkertijd ‘actie ondernemen’. Ook dit vereist een duidelijke gerichtheid op elkaar om in dergelijke situaties non-verbaal tot een oplossing te komen. varianten 1 Deze oefening kan ook gedaan worden, terwijl de groep niet op dezelfde plek blijft staan, maar achter elkaar aan loopt in een kring. De bewegingsmogelijkheden zijn dan groter, maar het vergt nog meer alertheid omdat het gezichtsveld beperkter is. 2 Het is ook mogelijk om met de beweging een daarbij behorend geluid te maken. Het verrassingseffect van welk groepslid een nieuwe beweging introduceert, valt hierbij weg. 3 De groepsleden staan in een kring. – Ee´n groepslid gaat even buiten de deur en de andere groepsleden kiezen intussen iemand uit die de beweging zal beginnen en wiens beweging de groep zal volgen.

195

196

Oefeningenboek voor groepen

– Het groepslid wordt binnengeroepen en gaat in het midden van de kring staan. Deze persoon probeert degene die de beweging aanzet of verandert, te ontdekken. – Als diegene ontdekt is, gaat hij naar buiten en wordt een ander groepslid de ‘bewegingsdirigent’. 4 De groepsleden gaan door elkaar in de ruimte staan, zodat iedereen genoeg ruimte heeft om grote bewegingen te maken. – De begeleider klapt in een rustig tempo vier keer in zijn handen. Bij iedere klap veranderen de groepsleden hun lichaamshouding, die ze aanhouden tot de volgende klap. – Deze gang van zaken herhaalt zich ongeveer tien keer. Het is de bedoeling dat de deelnemers langzamerhand vier voor hen passende lichaamshoudingen selecteren, zodat er een voor iedereen vast patroon van vier verschillende lichaamshoudingen ontstaat. – Vervolgens - de begeleider blijft rustig doorklappen om het tempo aan te geven - maakt iedereen bij iedere positie een passend geluid. Ook dit wordt in een aantal series ‘ingeoefend’. – De groepsleden onthouden hun eigen patroon van lichaamshoudingen met bijbehorende geluiden en komen bij elkaar in de kring. – Een voor een doen zij hun patroon voor. De andere groepsleden proberen de lichaamshoudingen en geluiden zo goed mogelijk na te doen. – Het is, om de concentratie nog meer te verhogen, eventueel mogelijk het oorspronkelijke patroon in slow motion te laten uitvoeren.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

104 Telefoneren Doel: Bevorderen van de concentratie op elkaar Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 10 a` 15 minuten

instructie – De groepsleden gaan in twee rijen tegenover elkaar staan. Zo ontstaat een aantal tweetallen. – Alle koppels krijgen een nummer (1, 2, 3, 4, enzovoort). – Iedereen gaat een telefoongesprek voeren met degene die tegenover hem staat. Iedereen praat door elkaar heen, maar probeert geconcentreerd te blijven op zijn eigen gesprek. – Op een gegeven moment stopt de begeleider de telefonade en roept hij een nummer af, bijvoorbeeld 5. Dat koppel gaat nu door met zijn telefoongesprek, maar midden in het gesprek noemt de begeleider een ander nummer, bijvoorbeeld 8. Koppel 5 stopt dan meteen met zijn gesprek en koppel 8 zet het eigen gesprek voort. varianten 1 De begeleider noemt bijvoorbeeld ‘nummer 5 linkerrij’ en ‘nummer 8 rechterrij’. Beiden zetten hun gesprek voort alsof ze nog met hun eigen partner aan het telefoneren zijn. 2 De partners gaan rug aan rug zitten en voeren op deze manier samen een telefoongesprek, terwijl ze elkaar niet zien maar alleen horen en voelen. 3 Er worden vier groepen gevormd, iedere groep staat in een hoek van de ruimte. Elke groep heeft een vertegenwoordiger. De vertegenwoordigers van twee groepen gaan met elkaar telefoneren. Het gesprek wordt vervolgens op een teken van de begeleider overgenomen door twee anderen van iedere subgroep, die hetzelfde gesprek voortzetten. Dan laat de begeleider op een gegeven moment de andere twee groepen aan het woord. De begeleider treedt dan op als een soort dirigent. Het is ook leuk om alle groepen tegelijk het woord te geven en te kijken in hoeverre men erin slaagt zijn eigen lijn van het gesprek vast te houden.

197

198

Oefeningenboek voor groepen

105 Ontmoeting zonder taal Doel: Stimuleren van nieuw, ander gedrag bij ontmoeting Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De groepsleden lopen door elkaar heen. – Gedurende de nu volgende twintig minuten gaan er ontmoetingen plaatsvinden. De opdracht hierbij is dat er niet gepraat mag worden en dat binnen het aangegeven tijdsbestek iedereen elkaar e´e´n keer ontmoet. Verder is iedereen volledig vrij om de ontmoetingen zo te arrangeren als hij zelf wil. – De begeleider doet er goed aan de deelnemers af en toe te laten weten hoeveel tijd hun nog rest. – Hierna volgt een korte nabespreking. variant Deze oefening kan, hoewel het een zware oefening is, ook gedaan worden met een nieuwe groep. Ze geldt dan als kennismakingsoefening. opmerking Deelnemers hebben de neiging om, als het verboden is om te praten, woorden te gaan mimen of woorden te ‘schrijven’ in de lucht. Probeer hen daarvan te weerhouden, door er nogmaals op te wijzen dat het een oefening is zonder taal.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

106 Klanken doorgeven in een kring Doel: Vergroten van de betrokkenheid bij elkaar Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Stem Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – De groepsleden gaan in een kring staan, in lichte spreidstand en met de kniee¨n losjes gebogen. Verder de ogen dicht, de handen op de buik en de aandacht gericht op de buikademhaling. – Op de uitademing experimenteert iedereen vervolgens met de klanken ma, mo, mi, moe, mu. Het is belangrijk om de mond hierbij wijd open te zetten en flink volume te geven. – Hierna brengen de groepsleden alle mogelijke klanken ten gehore die ontstaan door de mond in allerlei standen te brengen. – Een moment van stilte en de aandacht weer terugbrengen naar de ademhaling. Vervolgens de ogen openen. – Ee´n groepslid begint nu met het produceren van een bepaalde klank. Als deze stabiel is, legt hij deze klank als het ware op zijn handen als op een presenteerblaadje. Hij draagt zijn klank vervolgens naar het midden van de kring, terwijl hij de klank zo strak mogelijk probeert te houden. Vervolgens kiest hij iemand uit de kring door oogcontact te maken en brengt zijn klank naar diegene toe. – De ‘ontvanger’ probeert deze klank exact over te nemen terwijl hij ‘de gever’ blijft aankijken. Zodra de ‘ontvanger’ het idee heeft dat hij de juiste klank te pakken heeft, draagt hij de klank op zijn handen naar het midden van de kring. De ‘gever’ neemt intussen diens plaats in de kring in. De persoon in het midden laat de klank die hij heeft overgenomen, overgaan in een eigen klank. Vervolgens kiest hij een ander groepslid uit aan wie hij zijn klank wil presenteren, enzovoort. varianten 1 De groepsleden zitten in een kring met elkaars handen vast en de ogen dicht. – Iemand begint met het maken van een geluid, meer een reeks van klanken dan e´e´n strakke toon. (Als de groep nog niet erg ver-

199

200

Oefeningenboek voor groepen

trouwd is met stemexpressieoefeningen, kan het goed werken als de begeleider als eerste begint. Zijn volume en rare geluiden kunnen de groepsleden stimuleren tot experimenteren.) Hij maakt dit geluid een paar keer tot het hem bevalt en knijpt dan zachtjes in de hand van degene die rechts van hem zit. Deze persoon begint dan het geluid mee te doen. Als de ‘gever’ van het geluid het idee heeft dat zijn geluid is overgenomen, stopt hij. – De ‘ontvanger’ experimenteert met het ontvangen geluid tot er een nieuw geluid ontstaat en geeft dit door middel van een kneepje weer door aan degene die rechts van hem zit. – Na ongeveer twee keer de kring rond te zijn geweest, wordt er van draairichting veranderd. 2 De groepsleden zitten in een kring met elkaars handen vast en de ogen dicht. Iedereen concentreert zich op de stilte. – Vanuit deze stilte begint een willekeurig iemand met een klank, een keelgeluid, een ritme, enzovoort. Een ander sluit hierbij aan of maakt juist een geluid dat hiermee contrasteert, terwijl de eerste persoon gewoon door blijft gaan. Zo komen er steeds meer mensen bij. Af en toe kan ook iemand zich even stilhouden om te luisteren. Op deze manier kan er een boeiende klankcollage ontstaan. – Het is de bedoeling om zo met elkaar tot een geluidsclimax te komen en geleidelijk weer terug te komen tot stilte. opmerkingen – De laatstgenoemde variant is niet geschikt om mee te beginnen in een groep die nog weinig ervaring met stemexpressie heeft. Een zekere vertrouwdheid met elkaar is van belang, aangezien deze opdracht een nauwe samenwerking en concentratie vereist. – Het is aan te raden om, ook bij de beschreven varianten, de oefening te beginnen met enkele eenvoudige stemlosmakingsoefeningen, zodat iedereen eerst voor zichzelf kan experimenteren. Voor suggesties zie oefening 74.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

107 Handen leren kennen Doel: Versterken van de tactiele gevoeligheid en experimenteren met een andere vorm van contact maken Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Alle groepsleden ontdoen zich van eventuele sieraden aan hun handen en worden geblinddoekt. Ze gaan rondlopen in de ruimte. Vanaf nu wordt er niet meer gepraat. – Men vormt nu tweetallen: A en B. – Het is de bedoeling dat A en B elkaars handen nu zo goed leren kennen dat zij deze later kunnen onderscheiden van de handen van andere groepsleden. Zij gaan na hoe de handen van de ander aanvoelen, hoe het contact met die handen is en wat bijzonderheden van die handen zijn. – Nu laten de groepsleden elkaar los en gaan weer door de ruimte lopen. Als men nu iemand tegenkomt, maakt men contact met de handen en gaat na of de ander zijn partner is. Zo niet, dan loopt men weer verder, totdat men zijn eigen partner teruggevonden heeft.

201

202

Oefeningenboek voor groepen

108 Samen tekenen met e´e´n potlood Doel: Experimenteren met leiden en volgen Proces: R/Ex/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – genoeg vellen papier van A4-formaat – potloden

instructie – De groep vormt tweetallen. Elk tweetal neemt tegenover elkaar plaats aan een tafel, waarop een vel papier en een potlood liggen. – Zonder te spreken nemen zij gezamenlijk het potlood in de hand en tekenen samen een huis, een boom en een hond. – Zij ondertekenen gezamenlijk de afbeelding met een kunstenaarsnaam, nog steeds zonder met elkaar te spreken. – Nu geven zij gezamenlijk een cijfer voor de afbeelding. Zij schrijven dit samen op, zonder met elkaar te spreken of op een andere wijze een afspraak te maken. – Ten slotte mag er weer gesproken worden. De afbeeldingen worden vergeleken en er kan uitgewisseld worden wat er gebeurde in elk tweetal tijdens het tekenen. variant Elk gewenst, toepasselijk onderwerp kan getekend worden. opmerking Voor de nabespreking zijn de volgende punten geschikt: – Hoe gemakkelijk of hoe moeilijk ging het gezamenlijk leiden van het potlood bij de afzonderlijke paren? – Heeft e´e´n partner steeds de leiding gehad of hebben de partners elkaar afgewisseld; zo niet, hoe ging het dan? – Waren er momenten waarop de spanningen duidelijk werden?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

109 De poppenspeler en de marionet Doel: Experimenteren met leiden en volgen Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: inclusief de voorbereidende oefeningen 25 minuten

instructie – Alvorens met de eigenlijke opdracht in tweetallen te beginnen, is het goed de groepsleden individueel te laten experimenteren met het ‘pop-idee’. Enkele suggesties: Verschillende manieren van lopen door de ruimte, bijvoorbeeld als een slappe pop, een houten pop met scharnieren, een marionet. Ga met elkaar in een kring staan en neem een zo ontspannen mogelijke houding aan. Laat je nu als een marionet vallen. Je touwtjes worden opeens losgelaten. Blijf even zitten/liggen in de houding waarin je bent terechtgekomen. Nu lijkt het of er aan een van je armen een touwtje zit waaraan getrokken wordt. Je arm komt zo langzaam in een bepaalde houding terecht, die je vasthoudt. Vervolgens gebeurt hetzelfde met je andere arm, je hoofd, je benen. Ten slotte wordt er aan alle touwtjes getrokken, zodat je weer tot staan komt. – Voordat de opdracht in tweetallen kan beginnen, is het van belang dat de begeleider het geheel even met iemand samen voordoet om enkele praktische aanwijzingen te geven, zoals hierna volgen. Degene die voor poppenspeler speelt, raakt zijn pop even aan op de plaats waar hij een aanhechting maakt voor het denkbeeldige draadje, zodat degene die pop is, niet steeds hoeft te kijken, maar ook kan voelen wat de bedoeling is. De poppenspeler maakt tevens op een mimische manier duidelijk of hij het touwtje in die stand vastzet of loslaat, zodat hij precies het resultaat krijgt dat hij beoogt. – De groepsleden vormen tweetallen waarbij de e´e´n de rol op zich neemt van poppenspeler en de ander die van marionet. – De ‘poppen’ gaan op de grond liggen en de poppenspeler brengt stapje voor stapje, alsof zijn marionet aan touwtjes hangt, zijn pop tot zitten en vervolgens tot staan en neemt hem verder mee door de ruimte. Tot slot cree¨ert de poppenspeler een (ludieke) eindhouding voor zijn pop. – Wisselen van rol. .

.

203

204

Oefeningenboek voor groepen

opmerkingen – Het is ook mogelijk om bij deze oefening wat meer inhoudelijke accenten te geven door als begeleider enkele verdiepende vragen te stellen, zoals: ‘Hoe zie je eruit als pop, wat heb je aan, hoe zit je haar, wat is je gezichtsuitdrukking, wat zegt dit over je karakter?’ – Vragen voor een eventuele nabespreking kunnen zijn: Hoe was het om als poppenspeler de touwtjes zelf in handen te hebben? Hoe was het om pop te zijn en bespeeld te worden door de ander? Kon je je gemakkelijk laten leiden of voelde je misschien de neiging om je te verzetten? .

.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

110 Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Doel: Op speelse wijze experimenteren met leiden en volgen Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Dans Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 10 minuten Benodigdheden: muziek: liever geen muziek die uitnodigt tot stereotiep dansen Website: muzieksuggesties

instructie – Iedereen kiest een partner en maakt uit wie A en wie B is. – A steekt zijn hand uit en beweegt zijn hand op de muziek. B focust hierop met zijn ogen en volgt vervolgens deze hand, terwijl de afstand tot de hand steeds hetzelfde blijft. A neemt B op deze manier dansend door de ruimte. – Na een tijdje kan de begeleider de volgende suggestie doen: maak het de ander nu eens wat moeilijker (bijvoorbeeld wuiven met de hand, zodat de ander moet springen). Laat je hierbij ook door de muziek inspireren. – Wisselen van rol. variant Ee´n leider heeft aan iedere hand e´e´n volger en neemt hen samen mee door de ruimte, zodanig dat het geheel een ‘dansant’ karakter krijgt.

205

206

Oefeningenboek voor groepen

111 Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Doel: Bevorderen van de concentratie op en het vertrouwen in elkaar Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten

instructie – Iedereen kiest een partner. De een is A, de ander B. – Samen spreken ze een geluid af (bijvoorbeeld ‘pie´e´e´p’). – A doet zijn ogen dicht. B gaat op afstand staan en maakt het afgesproken geluid. Zodra A dit geluid hoort, begint hij te lopen in de richting van het geluid. Als B wil dat A stopt, houdt hij zich stil. Als A vlakbij gekomen is, kiest B een andere positie in de ruimte. B leidt A zo blind door de ruimte met behulp van zijn geluidssignalen en is er dus verantwoordelijk voor dat A tegen niets of niemand opbotst. – Het vereist een sterke concentratie zowel van A als van B. Voor A is het van belang dat hij direct reageert op B’s geluidssignalen en stiltes. Dit vereist aandachtig luisteren, omdat hij zijn signaal ook uit andere geluiden moet distilleren. B moet op zijn beurt alert zijn op de steeds veranderende omgeving en heel zorgvuldig zijn in zijn aanwijzingen. – Na ongeveer vijf minuten doet A zijn ogen weer open en wordt er van rol gewisseld. Hetzelfde geluidssignaal wordt weer gebruikt. – Als vervolgopdracht kan er een tweede geluid afgesproken worden (bijvoorbeeld ‘poe’). Dit geluid is het signaal om achteruit te gaan lopen in de richting van waar het geluid vandaan komt. Zo zijn er een heleboel toevoegingen mogelijk, zoals een geluid dat het signaal is om over de grond te kruipen in de richting van het geluid, of een signaal om de pas te versnellen. Dit laatste is slechts mogelijk in een grote ruimte en in een groep waar een grote mate van zorg voor elkaar is. Een zekere nonchalance kan te veel risico met zich meebrengen. variant – In plaats van met geluiden wordt er gewerkt met gewone verbale aanwijzingen. B blijft op een vaste plek in de ruimte staan en begeleidt zijn ‘blinde’ partner op deze manier door de ruimte. Af en toe laat B zijn partner een ‘foto’ maken. B zegt ‘foto’ en A opent

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

even kort zijn ogen en doet die dan weer dicht. B kan zijn partner ook contact laten maken met andere ‘blinden’: hen samen laten lopen, hen op elkaars schoot laten zitten, enzovoort. Aan het eind verzint de begeleider een mooie slotfoto voor zijn partner. – Hierna wordt er van rol gewisseld.

207

208

Oefeningenboek voor groepen

112 Spiegelen van beweging Doel: Experimenteren met leiden en volgen Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Beweging, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 a` 25 minuten

instructie – De groepsleden gaan in paren tegenover elkaar staan en maken uit wie A en wie B is. – A is degene die voor de spiegel staat. B is zijn spiegelbeeld dat iedere beweging nabootst. – A begint bewegingen met zijn handen te maken en B volgt met zijn handen deze bewegingen zo exact mogelijk. (Zeker in het begin is het van belang dat het tempo van verandering niet te hoog ligt.) – Na circa drie minuten werken beiden naar een afsluiting en wisselen van rol. – Vervolgens wordt de oefening nogmaals gedaan. Nu is er echter geen duidelijke rolverdeling van wie leider is en wie volger. Het gaat hier om een ongestructureerde afwisseling van initiatief, zodat er een soort ‘handendans’ ontstaat. varianten 1 In plaats van met de handen kan dit alles ook met de voeten gebeuren. 2 In plaats van het accent op een bepaald lichaamsdeel te leggen, kan er ook vanuit het gehele lichaam gewerkt worden. 3 Als variatie is het mogelijk de opdracht uit te breiden met een ruimtelijk aspect. In plaats van op e´e´n plek te blijven staan, gaat A zich nu ook door de ruimte begeven alsof er midden in de ruimte een enorme spiegel staat. B volgt deze bewegingen langs de spiegel. Het behoort ook tot de mogelijkheden dat A contact maakt met een ander die voor de spiegel staat. De spiegelbeelden volgen dit contact dan ook. 4 Bij de bewegingen kunnen ook geluiden gemaakt worden, die de partner tevens moet imiteren. 5 Na enkele spiegelvariaties gegeven te hebben, is het ook mogelijk het ‘spiegelen’ los te laten en een vervolgopdracht te geven, waarbij B nu niet exact de bewegingen van A volgt, maar andere bewegin-

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

gen laat ontstaan die naar zijn gevoel passen bij de bewegingen die A maakt. Hetzelfde is ook mogelijk met juist contrasterende bewegingen. opmerkingen – Het gaat er bij deze oefening niet om dat A uitprobeert in hoeverre B mee kan gaan, door steeds ingewikkeldere trucs uit te voeren. Het gaat om een subtiele samenwerking zonder woorden. Praten tijdens de oefening verbreekt dan ook de concentratie. – Het werken met bijvoorbeeld verschillende tempo’s, verschillende afstanden tot de spiegel en het varie¨ren in de grootte van de bewegingen kunnen toevoegingen zijn aan de oorspronkelijke opdracht.

209

210

Oefeningenboek voor groepen

113 Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Doel: Verkennen van het onderling vertrouwen en bevorderen van de concentratie op elkaar Proces: R/Ex/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: per ronde 5 minuten

instructie – Iedereen kiest een partner en maakt uit wie A en wie B is. – De A’s gaan in lichte spreidstand staan. De B’s gaan achter de A’s staan met e´e´n voet ongeveer 30 cm voor de ander; beide voeten stevig op de grond. – B legt de beide handen tegen de schouderbladen van A aan. A laat zich langzaam achterovervallen in de handen van B, en B geeft A een stevige steun in de rug. B geeft aan hoever hij A wil laten komen en duwt A dan weer terug totdat hij weer op zijn eigen benen staat. B laat langzaam zijn handen loskomen van de rug van A. Zo kan A duidelijk het verschil ervaren tussen leunen en op eigen benen staan. Dit wordt enkele keren herhaald, zodat beiden zich hier wat vertrouwd mee voelen. – Vervolgens legt B nu niet weer de handen tegen de schouderbladen van A aan, maar houdt ze ongeveer 15 cm achter de schouderbladen van A. B zegt ‘ja’ als hij er klaar voor is en dan kan A zich achterover laten vallen. Dit wordt zo een aantal keren herhaald (ongeveer acht keer). – Wisseling van rol. – Napraten in de tweetallen. – Eventueel herhalen van de opdracht met een andere partner. varianten 1 In plaats van naar achteren te leunen, kan deze oefening ook naar voren leunend gedaan worden, met de gezichten naar elkaar toe. B houdt zijn handen opzij van zijn borst. A houdt zijn handen tegen de handen van B, en zijn armen min of meer gestrekt naar voren. 2 In plaats van in tweetallen gebeurt deze variant in drietallen. A staat in het midden en B en C zijn de vangers. Als een duikelaartje wordt de middenpersoon heen en weer geduwd. Het is aan te raden er een zekere opbouw in aan te brengen. De ‘vangers’ staan eerst heel

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

dichtbij, zodat de middenpersoon vertrouwd raakt met hun handen. De middenpersoon geeft aan of hij en, zo ja, wanneer hij met een grotere opvangafstand wil experimenteren. Vervolgens wisselen van rol. 3 Een speelsere variant in tweetallen is de volgende oefening. Hierbij is niet van tevoren afgesproken wie van de twee gewicht geeft en wie opvangt. Het gaat er juist om de ander uit zijn balans te brengen. Het tweetal staat met de gezichten naar elkaar toe en met de handpalmen tegen elkaar op iets gebogen armlengte. Door middel van onverwachte duwtjes of het plotseling terugnemen van tegenkracht probeert de een de ander van zijn plaats te krijgen. Als een van de twee van zijn plaats moet stappen, heeft zijn tegenstander een punt. opmerkingen – Een groepsoefening die hier goed op aansluit, is oefening 115 ‘De vertrouwenscirkel’. – Al deze oefeningen kunnen het best gedaan worden op blote voeten om uitglijden te voorkomen alsook om het contact met de grond te verlevendigen.

211

212

Oefeningenboek voor groepen

114 Vertrouwensoefening: optillen en wiegen Doel: Bevorderen van zorgzame aandacht en vertrouwen Proces: G/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: minimaal 10 en maximaal 12 Tijdsduur: per ronde minimaal 5 minuten

instructie – De groepsleden vormen een kring van minimaal negen dragers. Degene die opgetild en gewiegd wil worden, gaat in het midden van de kring staan. Hij vouwt zijn armen over zijn borst en doet zijn ogen dicht. Een persoon gaat vlak achter hem staan, de rest aan weerszijden. – De persoon in het midden wordt eerst door de groep zachtjes verticaal opgetild en zo even vastgehouden. Hij moet zich zo veel mogelijk proberen te ontspannen en toch zijn lichaam rechthouden. – Vervolgens wordt hij voorzichtig achterovergetrokken tot hij een liggende positie heeft en op de armen en handen van de groepsleden rust. De persoon achter hem steunt zijn hoofd; de anderen de rest van zijn lichaam. Ze proberen hem zo gemakkelijk mogelijk steun te geven, waarbij het belangrijk is dat het lichaam recht wordt gehouden en niet het ene deel van het lichaam hoger of lager is dan het andere. – Nu beginnen ze hem zachtjes heen en weer te wiegen. – Als degene die gewiegd wordt, niet te zwaar is voor de anderen, kan hij verder opgetild worden boven het hoofd en daar voor korte tijd heen en weer gewiegd worden. – Tot slot wordt hij langzaam al wiegend door de groep naar beneden gebracht. Naarmate hij de grond nadert, wordt het wiegen steeds minder. varianten 1 Bij het wiegen kan zacht gezoemd/geneuried worden (de intentie van een slaapliedje). 2 De groep kan de liggende persoon langzaam door de ruimte dragen en ergens anders laten ontwaken.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

3 Als de groep groot genoeg is, kan deze de liggende persoon doorgeven. De groep laat hem als het ware voortbewegen over een tapijt van handen. opmerkingen – Deze oefening heeft het meeste effect als er ondertussen niet gepraat of gelachen wordt. De liggende persoon kan zich dan volledig op zichzelf concentreren en zich aan de ervaring overgeven. – De persoon die gewiegd wordt, kan ook vanuit een liggende positie opgetild worden. Het is echter niet makkelijk om zonder al te veel gehannes en gefriemel de handen onder het lichaam te krijgen.

213

214

Oefeningenboek voor groepen

115 De vertrouwenscirkel Doel: Verkennen van het vertrouwen in elkaar en bevorderen van de concentratie op elkaar Proces: G/Ex/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: minimaal 7 en maximaal 12 Tijdsduur: per ronde 2 minuten

instructie – De groepsleden vormen een kleine kring, van minimaal zes personen. – Ee´n groepslid gaat in het midden staan, met de voeten bij elkaar en de ogen dicht. Hij houdt zijn lichaam rechtop (zo ontspannen mogelijk, niet krampachtig) en laat zich vervolgens in een bepaalde richting vallen. – Hij wordt door de handen van de overige groepsleden opgevangen en naar een andere richting geduwd. Het is hierbij van groot belang dat er geen ‘gaten’ tussen de kringleden ontstaan en dat er niet wordt gepraat. variant – De groepsleden lopen door elkaar in de ruimte. Zij blijven vrij dicht bij elkaar en letten goed op elkaar. – Ee´n groepslid laat zich, onder het slaken van een kreet, plotseling vallen. De andere groepsleden vangen hem op. – Als iedereen weer op eigen benen staat, beginnen de groepsleden weer door elkaar te lopen. Een volgende laat zich vallen, enzovoort. opmerkingen – Als de sfeer in lacherig gooi- en smijtwerk vervalt, is het beter om ermee op te houden, omdat dan het vertrouwensaspect van de oefening verdwijnt en zij alleen maar angstverhogend werkt. – Bij de variantoefening is het belangrijk dat scherp meubilair en dergelijke wordt verwijderd. Bij deze oefening is het tevens aan te raden dat de begeleider benadrukt dat degene die zich laat vallen, zijn val aankondigt door middel van een geluid. Hoe geconcentreerder de groep met de oefening bezig is, hoe kleiner de ‘waarschuwingstijd’ zal kunnen zijn.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

116 Houding en gevoel Doel: Stilstaan bij de vraag hoe men zich voelt en hoe anderen zich voelen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 25 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring en krijgen een paar minuten de tijd om zittend, staand of liggend een houding in te nemen die past bij hoe zij zich op dat moment voelen. – Als iedereen een passende houding heeft gevonden, krijgt elk groepslid om de beurt de aandacht. – Eerst zeggen de andere groepsleden hoe de houding van die persoon op hen overkomt, hoe zij denken dat hij zich voelt. – Het desbetreffende groepslid reageert hierop. Vervolgens gaat men naar de volgende persoon. – De begeleider stimuleert de groepsleden om over en weer vragen te stellen over elkaars houdingen.

215

216

Oefeningenboek voor groepen

117 Wie ben ik? Doel: Verhelderen van wat mensen in het hier en nu bezighoudt Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: bij een grote groep 45 minuten

instructie – Er wordt een stoel geplaatst, zodat de groepsleden degene die erop gaat zitten, in het gezicht kunnen zien. – Om de beurt gaat een groepslid op de stoel zitten en neemt eerst de tijd om daar gewoon een ogenblik te zitten. – Daarna vult hij een aantal zinnen aan die de begeleider hem aanreikt: Ik ben. Ik droom. Ik denk. Ik vrees. Ik weet. Ik geloof. Ik hoop. . . . . . . .

varianten 1 De begeleider kan de groepsleden ook andere beginzinnen laten aanvullen, die passen bij de situatie in de groep op dat moment of op de doelstellingen van de groep die van toepassing zijn. 2 Deze oefening kan men ook gebruiken als warming-up bij rollenspelen. De verschillende rollenspelers vullen dan vanuit hun rol de zinnen aan. opmerking Rust nemen is heel belangrijk in deze oefening. De aandacht moet sterk op het hier en nu gericht zijn, opdat een groepslid niet alleen maar stereotiepe aanvullingen geeft op de zinnen. Het gaat erom dat hij de eerste aanvulling geeft die opkomt en niet lang nadenkt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

118 Aandacht voor gevoel Doel: Verkennen van manieren van omgaan met een specifiek gevoel Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Ieder groepslid zoekt een eigen plek in de ruimte, gaat zitten en concentreert zich op een gevoel. (We nemen als voorbeeld boosheid.) – ‘Ga voor jezelf na op welke manier (of manieren) je met boosheid omgaat. – Wat zijn je favoriete kanalen en gewoonten daarvoor? Uit je je agressieve energie of onderdruk je die? Ben je direct of juist indirect? – Wat is je houding ten opzichte van je eigen boosheid? Ben je er bang voor, vind je het iets minderwaardigs, geniet je ervan, doe je er iets nuttigs mee? – Of misschien heb je er helemaal geen ervaring mee? – Kun je misschien bijzondere patronen ontdekken in hoe je met boosheid omgaat? – Zijn er bepaalde situaties of mensen die boosheid bij je oproepen?’ – Enzovoort. – Hierna ervaringen kort uitwisselen in tweetallen. opmerking In plaats van boosheid kunnen ook andere gevoelens verkend worden door middel van dergelijke bezinningsvragen, zoals verdriet, blijdschap en angst.

217

218

Oefeningenboek voor groepen

119 Elementen van de natuur Doel: Via elementen uit de natuur in contact komen met eigen gevoelens Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een kring, met hun ogen dicht en nemen even de tijd om rustig tot zichzelf te komen. – De opdracht luidt nu om een element uit de natuur te kiezen dat ieder voor zich op dat moment het meest aanspreekt. Dit kan zijn: een boom, een plant, een bloem, een berg, een akker, de wind, het vuur, de regen, de zon, de maan. – De begeleider kan de groep helpen door in een geleide fantasie de aandacht te richten op een aantal elementen van de natuur, bijvoorbeeld: ‘Ga naar een plek in de natuur die je aanspreekt. Wat voor gebied is het? Vlak, heuvelachtig, zijn er bergen? Hoe ziet de bodem eruit? Is er begroeiing? Zo ja, wat voor soort begroeiing? Zijn er dieren, diertjes? Wat voor weer is het op dit moment? Is er wind, zijn er wolken, schijnt de zon of regent het misschien? Kies nu een van de elementen uit die je daar ziet of voelt. Dat element word je straks.’ – Als iedereen een element gekozen heeft, zoekt men een plek in de ruimte. Hier geeft men in de rol van het gekozen element dit element vorm. Men kan hierbij stoelen of andere dingen die voorhanden zijn, gebruiken. Een berg zal zich bijvoorbeeld hoog boven de rest willen plaatsen. Men neemt dan een bepaalde houding in, of maakt een constante beweging die bij het element past. – Zo ontstaat een verzameling elementen. De begeleider loopt naar een willekeurige eerste toe en houdt een kort gesprekje met dit element. Welk element ben je (als dit niet duidelijk is)? Hoe is het om dit element te zijn? Wat is het dat het prettig/onprettig (of anderszins) maakt dit element te zijn? Hoe voelt dit element zich ten opzichte van de andere elementen? . . . . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Hierna komt de eerste rolspeler uit zijn rol en loopt mee met de begeleider langs de andere elementen. Beiden bekijken het volgende element en stellen weer een aantal vragen. – Op het laatst staat de hele groep bij het laatste element van de verzameling. Na het gesprekje wordt ook deze laatste rolspeler weer zichzelf. variant In plaats van zich te richten op e´e´n element van de natuur is het ook mogelijk om een bepaalde plek in de natuur te kiezen. Ook hier kan de begeleider de groep helpen door het stellen van vragen om het beeld te helpen ontvouwen.

219

220

Oefeningenboek voor groepen

120 Schreeuwoefening Doel: In contact komen met agressieve gevoelens Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 10 minuten

instructie – De groepsleden gaan in twee rijen tegenover elkaar staan, met de ruggen naar elkaar toe en met ongeveer e´e´n meter tussenruimte. – Gedurende ongeveer een minuut krijgt iedereen de gelegenheid zich te concentreren op iemand aan wie hij een verschrikkelijke hekel heeft of met wie hij op dit moment een flinke ruzie heeft. Uiteraard mogen de gevoelens ook minder sterk zijn als deze extremen niet voorhanden zijn. – Op een teken van de begeleider draait iedereen zich tegelijkertijd om en begint verbaal lucht te geven aan zijn agressie en boosheid tegen degene die tegenover hem staat also´f daar degene staat op wie de agressie is gericht. – Na ongeveer drie minuten stopt de begeleider het spektakel. – Vervolgens kort napraten in de tweetallen. opmerking Deze oefening is erg afhankelijk van de concentratie die de groepsleden kunnen opbrengen. In een geconcentreerde sfeer kan de oefening vrij heftige gevoelens oproepen. Als het niet lukt om zich goed te concentreren op een agressie opwekkende persoon, ontstaat gauw hilariteit over het dan loze geschreeuw, hetgeen overigens op zich wel bevrijdend kan werken.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

121 Een stoel maken Doel: In contact komen met gevoelens rond het vragen en krijgen van aandacht Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Fysiek, Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 7 minuten per ronde Benodigdheden: eventueel kussens

instructie – De groepsleden vormen subgroepjes van minimaal zes personen. – Ee´n groepslid biedt zich aan om te beginnen (= de ‘werker’). De anderen voeren zijn aanwijzingen uit (= de ‘helpers’). – De werker zet vervolgens de helpers om de beurt in een bepaalde houding (zonder te praten). Hij zet de verschillende lichamen zodanig neer dat ze met elkaar een heel gemakkelijke stoel of ligbank vormen waarop hij kan gaan liggen of zitten. De werker legt zich vervolgens te ruste en maakt het zichzelf zo gemakkelijk mogelijk. – De helpers zijn de werker zo veel mogelijk behulpzaam. Ze gaan na of ze de gevraagde houding een tijdje kunnen volhouden. Zo niet, dan zoeken ze steun tegen een ander of tegen een wand of behelpen zich met kussens. Het is belangrijk dat de helpers op deze manier goed voor zichzelf zorgen, want een gespannen houding levert een ‘gespannen stoel’ op. – Iedere werker heeft een afgebakende tijd om hiermee bezig te zijn (ongeveer vijf minuten). De begeleider geeft een teken wanneer de tijd bijna om is. Hierna komt een volgende werker aan de beurt. Tijdens de wisseling wordt er niet gesproken. Pas nadat iedereen aan de beurt geweest is, volgt een eventuele nabespreking. opmerking – Mogelijke evaluatievragen voor de werker zijn: Heb ik me kunnen ontspannen toen ik lag of zat? Kon ik ervan genieten? Hoe is het om zoiets voor mezelf te vragen? Hoe is het om zo veel aandacht te krijgen? Ben ik gewend om iets voor mezelf te vragen of vooral om te geven? – Mogelijke evaluatievragen voor de helper zijn: Hoe is het om me zo beschikbaar te stellen voor een ander? . . . . .

.

221

222

Oefeningenboek voor groepen . .

Heb ik ervoor gezorgd dat ik hierin mijn grenzen bewaakte? Ga ik gemakkelijk over mijn grenzen heen of ben ik terughoudend?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

122 Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Doel: Bewust worden van de factoren die te maken hebben met het gevoel van veiligheid Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: kleiner dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – ‘Zoek of cree¨er een plek hier in de ruimte die jou het meest een gevoel van veiligheid geeft. – Ga na of je echt de plek gekozen hebt waar je je het veiligst voelt binnen deze ruimte. Zo niet, verander dan nu nog van plek. – Wat zijn de elementen van deze plek die het voor jou veilig maken en wat voor rol spelen ze in je leven? – Hoe oud is deze manier van doen, dat je jezelf zo een veilig plekje probeert te bezorgen? Ga in de lichaamshouding die je gekozen hebt, na hoelang je dit al doet. Ga terug in de tijd. – Kom weer terug in het heden. Wees je bewust van hoe je je op dit moment voelt. – Zoek nu iemand in de groep bij wie je je veilig genoeg voelt om deze ervaring te delen.’

223

224

Oefeningenboek voor groepen

123 Afstand en nabijheid Doel: Ervaren van de invloed van lichamelijke afstand en nabijheid Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kleiner dan 12 Tijdsduur: 20 minuten

instructie – Alle groepsleden kiezen een partner. – Een van de twee neemt als eerste de rol op zich van experimentator, hier de ‘werker’ genoemd. De ander is als het ware zijn materiaal en helpt hem met zijn experiment. Deze wordt de ‘helper’ genoemd. – De werkers gaan op ruime afstand van elkaar staan. De helpers op grote afstand tegenover de werkers. – De werkers gaan nu hun helpers zonder woorden opdrachten geven, dus door middel van gebaren, zoals dichterbij komen, stilstaan, hard toelopen, achteruitgaan, achter de werker gaan staan. De werker blijft op zijn plek staan, als centraal punt. – De bedoeling is dat de werker voelt wat er in zijn lichaam gebeurt bij die verschillende vormen van contact. Ook probeert hij zich bewust te zijn van opkomende gedachten en associaties. Het is belangrijk dat de werker allerlei variaties uitprobeert, er een beetje mee speelt. – De helper voert zo veel mogelijk uit wat de werker hem vraagt te doen. Als dit eventueel te moeilijk voor hem is, kan hij weigeren. De werker geeft aan hoelang hij door wil gaan en wanneer hij genoeg heeft ervaren. – Hierna volgt er even een korte uitwisseling van ervaringen in tweetallen en worden de rollen omgedraaid. opmerkingen – Mogelijke evaluatievragen bij deze oefening zijn: Hoe was het om zo bepalend te zijn? Heb je het als werker vooral veilig gehouden? Wat voor associaties had je op het moment dat het spannend was? – Het houden van een tweede ronde met een andere partner kan bij oefeningen als deze heel zinvol zijn, omdat het extra materiaal oplevert. Zo kan men bijvoorbeeld nagaan of het verschil maakt om deze oefening met een man of met een vrouw te doen, of een bepaalde afstand meer in het algemeen prettig of onprettig aanvoelt of dat dit duidelijk afhangt van wie de helper is. . . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

124 Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Doel: Ervaren van de gevoelens die opgeroepen worden door de lichaamshouding van anderen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: maximaal 10 Tijdsduur: per ronde drie minuten Website: foto’s van de vijf houdingen

instructie – De groep vormt een kring op armafstand van elkaar. Ee´n groepslid gaat in het midden staan. De kringleden nemen achtereenvolgens op een sein van de begeleider de volgende vijf houdingen aan. – Eerste houding: elkaars handen vasthouden. Degene in het midden neemt er de tijd voor om deze houding op zich in te laten werken en ook om na te gaan wat er in zijn lichaam gebeurt. Als hij voldoende heeft ervaren zegt hij: ‘Ja.’ Dit is het sein voor de kringleden om de volgende houding aan te nemen. Degene in het midden bepaalt dus zelf zijn tempo van ervaren. – Tweede houding: de groepsleden laten elkaars handen los en lopen op de ‘middenpersoon’ toe. Vervolgens houden ze hun armen gestrekt boven het hoofd van deze persoon, zodat er een soort ‘dakje’ ontstaat. – Derde houding: de kringleden draaien zich om en lopen naar buiten toe, zodat de kring weer groter wordt. Op ruime afstand van de middenpersoon blijft iedereen staan met zijn rug naar hem toegekeerd en de handen in de zakken/zij. – Vierde houding: de groepsleden keren zich weer met de gezichten naar elkaar toe en iedereen maakt een afwerend gebaar naar de middenpersoon. De handen worden in ‘stophouding’ gehouden en de blik een beetje afgewend. – Vijfde houding: de kringleden blijven op dezelfde plaats staan en spreiden hun armen schuin gericht naar de grond, met de handpalmen open naar het midden. Ze kijken naar de middenpersoon. – Wanneer de persoon in het midden alle houdingen heeft ervaren, kiest hij e´e´n houding uit die hij nog een keer wil ervaren. (Dit kan de meest prettige zijn of juist de minst prettige om welke reden dan ook.)

225

226

Oefeningenboek voor groepen

– Als hij deze voldoende op zich in heeft laten werken, gaat hij terug naar zijn plek in de kring en gaat de volgende persoon in het midden staan. opmerking – Het is van belang dat er tijdens de oefening niet gepraat wordt, zodat de persoon in het midden de houdingen ongestoord op zich in kan laten werken. Ook de wisseling van de middenpersoon gebeurt in stilte. – Het is aan te raden deze oefening af te ronden met een nabespreking (in tweetallen of met de gehele groep), aangezien de oefening soms vrij heftige reacties kan oproepen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

125 Sociaal atoom tekenen Doel: Verhelderen van de relatie met belangrijke anderen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 45 minuten Benodigdheden: tekenpapier en tekenmateriaal

instructie – Alle groepsleden krijgen een groot vel tekenpapier en tekenmateriaal. – Iedereen gaat tegelijk aan de slag met zijn sociaal atoom. Dit zijn de belangrijke anderen (familieleden, vrienden) die aan hem gerelateerd zijn. – De opdracht luidt als volgt: – Teken de personen die nu op dit moment belangrijk zijn in je leven. Begin met jezelf, door jezelf een plaats te geven op het papier. Teken vervolgens de belangrijke anderen. – Gebruik voor iedereen die je tekent, een symbool, bijvoorbeeld een strenge vader kan als een zwarte driehoek getekend worden. De grootte van de symbolen en de afstand tussen de symbolen kan varie¨ren. Tussen de symbolen teken je verbindingen. Dit kan een stippellijn zijn of een stevige lijn. Met symbolen als hartjes en bliksemschichten maar ook met kleuren kan de aard van de relatie worden aangegeven. – Na het tekenen volgt een uitwisseling in tweetallen. variant Een oefening die de kwaliteit van de interpersoonlijke relaties nog duidelijker maakt, is de ‘relatiester’. – Ieder groepslid krijgt een vel tekenpapier en -materiaal. – Iedereen gaat voor zichzelf na welke relaties voor hem belangrijk zijn in zijn leven en schrijft deze op. – Uit dit lijstje worden de vijf belangrijkste gekozen. – Op papier tekent iedereen de volgende figuur. – Het middelpunt stelt de persoon zelf voor. De punten eromheen zijn de vijf belangrijkste personen.

227

228

Oefeningenboek voor groepen

– De opdracht hierbij luidt als volgt: geef in de ruimte tussen het middelpunt en de sterpunt in vorm en kleur weer hoe je de kwaliteit van deze relatie ervaart. – Vervolgens kort nabespreken in tweetallen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

126 Sociaal atoom in actie Doel: Verhelderen van interpersoonlijke relaties met belangrijke anderen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per individu 15 minuten

instructie – Ee´n groepslid biedt zich aan. – Deze concentreert zich op zijn ‘sociaal atoom’. Dit zijn de belangrijke anderen (familieleden, vrienden) die aan hem gerelateerd zijn. Het groepslid kiest nu enkele groepsleden uit om deze personen te spelen. – Vervolgens stelt hij hen op, alsof ze een beeldengroep zijn. Hij plaatst hen in karakteristieke houdingen die de eigenlijke relatie met hem symbolisch moeten voorstellen. De kant die zij opkijken, de afstand tot het desbetreffende groepslid, enzovoort, geven de aard van de relatie weer. Ook de verhoudingen tussen de ‘beelden’ onderling kunnen zo duidelijk zichtbaar worden. Hij vertelt daarbij wie wie is en waarom hij ze zo´ opstelt. – Het desbetreffende groepslid laat het geheel even op zich inwerken en gaat na wat hij erbij ervaart. Dan breekt hij zelf de beeldengroep weer af, door bijvoorbeeld een voor een de ‘beelden’ bij de hand mee te nemen en terug te brengen naar hun plaats. Een volgend groepslid is aan de beurt. varianten – Het groepslid stelt het ‘sociaal atoom’ samen met behulp van objecten, zoals een aantal munten, de figuren van een schaakspel, een aantal poppen of dierfiguren. Vervolgens vertelt hij de andere groepsleden welke belangrijke anderen door de objecten gerepresenteerd worden. – Een extra dimensie kan de vorige variant nog krijgen door de deelnemers hun sociaal atoom te laten samenstellen met eigen voorwerpen, zoals een portemonnee, portefeuille, agenda, sleutels. Welke persoon door welk voorwerp gerepresenteerd wordt, kan van betekenis zijn. – Behalve mensen is het ook mogelijk andere zaken een plaats in het sociaal atoom te geven, zoals werk en toekomst. De opdracht luidt

229

230

Oefeningenboek voor groepen

dan: geef alle domeinen in je leven vorm die op dit moment een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld je verleden, hobby’s, de kerk. opmerking De ‘reikwijdte’ van het sociaal atoom kan varie¨ren. De instructie kan vrij ‘nauw’ gegeven worden, zoals: mensen die belangrijk zijn in je leven nu, op dit moment; of ruimer: mensen die belangrijk zijn (geweest) vroeger en nu; of gerichter: beeld je gezin van herkomst uit.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

127 Rolwisseling met een belangrijke ander Doel: Verhelderen van relaties met belangrijke anderen, bekendheid vergroten met elkaars sociale netwerk Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 45 minuten

instructie – Iedereen zit in een kring. – Om de beurt neemt men de rol op zich van een voor hem ‘belangrijke ander’ (vriendin, ouder, enzovoort). – Vanuit deze rol geeft men antwoord op vragen van de begeleider en de andere groepsleden. Voorbeelden van vragen zijn: wie ben je, wat is je relatie tot..., wat vind je ervan dat... ? Hier volgt een voorbeeld van wat Hans in de rol van zijn vriendin Ineke zegt: ‘Ik ben Ineke, de vriendin van Hans, en ik vind het maar niks dat hij hier in de groep zit. Hij is al iedere avond weg en nu dit er ook nog bij. In al dat psychologische graafwerk heb ik totaal geen vertrouwen.’ varianten 1 Het is ook mogelijk om alle groepsleden gelijktijdig de rol van een belangrijke ander aan te laten nemen. Vervolgens arrangeren de groepsleden een aantal tweegesprekken met elkaar. Het thema van de gesprekken kan vrij zijn of wordt door de begeleider aangegeven. Bijvoorbeeld: ‘Praat met elkaar over de leukste gebeurtenis die je met... hebt meegemaakt.’ Ook is het mogelijk om een groepsgesprek te arrangeren met een al dan niet van tevoren aangegeven thema. 2 De keuzevrijheid kan ingeperkt worden, bijvoorbeeld: ‘Neem de rol aan van iemand die een verschrikkelijke hekel heeft aan jou.’ Of: ‘Neem de rol aan van je favoriete onderwijzer op de basisschool, je vader, je moeder, je beste vriend, enzovoort.’ opmerking Deze oefening kan ook heel goed aan het begin van een groep gedaan worden. In dat geval werkt ze meer als kennismakingsoefening.

231

232

Oefeningenboek voor groepen

128 De lege stoel Doel: Verhelderen van relaties met belangrijke anderen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per ronde 4 minuten

instructie – De groepsleden zitten in een halve cirkel. – De begeleider plaatst een stoel in het midden en geeft een opdracht in de trant van: ‘Er zit iemand op deze stoel, iemand die erg belangrijk voor je is. Stel je hem of haar hier zittend op de stoel voor. Wat doet de persoon en waar denkt hij/zij aan? Als je hem/haar duidelijk voor je ziet, steek dan even je hand op... ‘ – Wanneer de meesten te kennen hebben gegeven dat ze iemand voor ogen hebben, vraagt de begeleider wie dat is. Hij kan dit aan iemand in het bijzonder vragen of meer in het algemeen en afwachten wie er wil reageren. – Als iemand antwoordt, kan de begeleider hem vragen om even degene die hij voor ogen heeft, te zijn en als zodanig in de stoel plaats te nemen. De begeleider laat dan een korte dialoog tussen het groepslid en de belangrijke ander voeren. Beurtelings zit de betrokkene op zijn eigen dan wel op de ‘lege’ stoel. Hierna kan een volgend persoon zijn ‘belangrijke ander’ voorstellen. variant In plaats van de vraag te stellen wie er op de stoel zit, kan deze ook ruimer gesteld worden in de zin van wie of wat (bijvoorbeeld een ideaal, de toekomst, het werk, het geweten) er op de stoel zit. opmerkingen – De begeleider draait telkens de stoel naar degene die aan de beurt is en laat de desbetreffende persoon de stand van de stoel en de afstand bepalen. Na afloop van iedere dialoog kantelt de begeleider de stoel even, zodat duidelijk is dat de vorige figuur van de stoel af is en de stoel weer leeg is. Tevens is het van belang dat na iedere dialoog de stoel weer op de neutrale middenpositie teruggezet wordt, zodat de stoel helemaal klaar is om weer een nieuw iets of iemand te ontvangen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– De dialogen worden zo veel mogelijk in het heden gevoerd. Dus niet: ‘Wat zei je toen tegen hem?’, maar: ‘Wat heb je hem nu te zeggen?’ Ook moet de begeleider erop toezien dat de dialoog zo levensecht mogelijk is. Dus niet: ‘Wat zou hij daarop antwoorden?’, maar: ‘Wat antwoord je?’ – Deze oefening kan gemakkelijk te lang duren. Als de groepsleden zich goed inleven, ontstaat snel een gesprek waarbij de ene reactie een andere uitlokt. In het kader van deze korte oefening is het niet de bedoeling dat zich hele langdurige dialogen ontwikkelen. Een uitwisseling van een aantal zinnen is voldoende.

233

234

Oefeningenboek voor groepen

129 Spelen met je subpersoonlijkheden Doel: Onderzoeken van verschillende aspecten van de persoonlijkheid Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten

instructie – Alle groepsleden reserveren een stoel voor zichzelf en zetten deze op een plek in de ruimte die hun bevalt. Deze stoel symboliseert hun ‘totale ik’. Vervolgens gaan ze op deze stoel zitten en bezinnen zich op de volgende vraag: ‘Welk deel van mijn persoon heb ik nu wel in me zitten maar komt er toch eigenlijk maar weinig uit?’ (’...onderdruk ik meestal om wat voor reden dan ook?’) – Als de groepsleden dit helder hebben, staan ze op van hun stoel, verlaten hun ‘totale ik’ en kruipen in de rol van deze subpersoonlijkheid. – Iedereen loopt door elkaar heen en kijkt wie men tegenkomt en wat er dan gebeurt. Het gaat om vrij experimenteren. – Als iemand weer op zijn stoel gaat zitten, kiest hij ervoor om niet langer de subpersoonlijkheid te zijn en kan hij ook niet meer als zodanig worden aangesproken. variant – Bij deze variant wordt uitgegaan van dezelfde beginvraag, maar is de opzet meer gevarieerd. – Er worden stoelen geplaatst in een binnencirkel en een buitencirkel. Het is de bedoeling dat ieder groepslid zowel een binnen- als een buitenstoel heeft, die vrij dicht bij elkaar staan. De buitenstoel symboliseert het ‘totale ik’, de binnenstoel een specifieke subpersoonlijkheid. Om te beginnen neemt iedereen plaats op zijn buitenstoel. – Iemand gaat even de kamer uit (of concentreert zich buiten de cirkel) en komt als zijn specifieke subpersoon de kring in. Als zodanig beantwoordt hij enkele vragen uit de groep. Geschikte vragen zijn bijvoorbeeld: Hoe voel je je? Hoe oud ben je? Wat vind je van... (de desbetreffende persoon)? Ben je er vaak of weinig? Mag je er zijn van die persoon? Wat denk je dat die persoon ervan vindt dat jij er bent? Deze kleine ondervraging/performance duurt ongeveer

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

vijf minuten. Na afloop gaat de desbetreffende persoon op zijn binnenste stoel zitten. – Hierna wordt een ander geı¨nterviewd, enzovoort. – Het is tevens de bedoeling dat degenen die op de binnenste stoel zijn komen te zitten, de vragen aan de anderen ook stellen als die specifieke subpersoonlijkheid. (Iemand heeft bijvoorbeeld een agressieve kant in zichzelf gekozen en stelt zijn vragen dus op een agressieve manier.) opmerkingen – Bij het werken met subpersoonlijkheden is het heel belangrijk om niet te vergeten dat iedereen een plaats voor zichzelf reserveert waar hij zijn ‘totale ik’ weer kan terugvinden. Dit bevordert het vrij onderzoeken van een subpersoonlijkheid, omdat men gerustgesteld is dat men hier niet volledig mee samenvalt, en dat dit ook naar buiten toe duidelijk is. Deze duidelijkheid (op de stoel = ‘totale ik’; van de stoel = die ene subpersoonlijkheid) biedt zo een veilige marge, waardoor de persoon zich meer ongestraft kan laten gaan. – De beginvraag kan uiteraard gevarieerd worden, bijvoorbeeld als volgt: ‘Welk deel van mijn persoonlijkheid ervaar ik als positief/ negatief ?’

235

236

Oefeningenboek voor groepen

130 Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid Doel: Contact maken met aspecten van de eigen persoonlijkheid Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten Benodigdheden: – grote vellen papier – viltstiften – krijt

instructie – Iedereen pakt een vel papier en tekenspullen en zoekt een plek voor zichzelf. – ‘Bedenk zes belangrijke personages, drie vrouwen en drie mannen (bijvoorbeeld uit de literatuur, politiek, film, sprookjes) die je op de een of andere manier iets zeggen. – Laat ze elkaar ontmoeten op een feestje dat jij voor hen organiseert. Jijzelf bent echter niet aanwezig. – Neem de tijd om je hier een beeld van te vormen. Geef nu door middel van een tekening weer hoe dat feestje eruit zou zien. Wat voor activiteiten vinden plaats? Wie praat met wie? Je hebt hier ongeveer twintig minuten de tijd voor.’ – Als iedereen klaar is, wordt er een korte tentoonstelling georganiseerd, zodat de groepsleden even een indruk kunnen krijgen van elkaars tekening. (Dit kan met of zonder de uitleg van de ontwerper erbij.) opmerkingen – Dit geproduceerde materiaal kan als uitgangspunt dienen voor de rest van de bijeenkomst. Ee´n groepslid staat daarin dan centraal. Hij geeft aan dat hij wel verder zou willen onderzoeken wat de betekenis van die verschillende personages voor hem is. Hij laat andere personen de verschillende personages spelen. Ieder personage krijgt drie karaktereigenschappen van hem mee, bijvoorbeeld: ongeduldig, energiek en non-conformistisch. – Vervolgens gaat hij met de begeleider aan de kant staan en kijkt toe hoe het feestje verloopt. Als hij wil, kan hij als regisseur van zijn

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

eigen feestje optreden door suggesties te doen of veranderingen aan te brengen. – Het idee achter deze oefening is dat de keuze van de beroemde personages betekenis heeft voor degene die hen uitkiest. De personages kunnen gezien worden als subpersoonlijkheden.

237

238

Oefeningenboek voor groepen

131 De levenslijn Doel: Bezig zijn met de eigen levensgeschiedenis Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Tekenen Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten Benodigdheden: pennen en papier

instructie – ‘Je zoekt een rustig plekje in de ruimte. – Op een vel papier teken je een rechte lijn: de nullijn. Helemaal links schrijf je je geboortejaar, helemaal rechts het huidige jaar. – Geef vervolgens door middel van een lijn aan in welke periodes van je leven je je gelukkig en in welke periodes van je leven je je ongelukkig hebt gevoeld. De nullijn staat voor noch heel gelukkig, noch heel ongelukkig. – Schrijf vervolgens bij de zo ontstane grafiek welke gebeurtenissen op welke tijdstippen zo bepalend zijn geweest in je leven.’ – Nabespreken in tweetallen. varianten 1 De grafiek kan ook getekend worden op grote vellen papier. Als iedereen klaar is, kan een kleine ‘expositie’ gehouden worden, waarbij iedereen een toelichting kan geven op de eigen tekening. In dat geval duurt de oefening langer dan dertig minuten. 2 Het is ook mogelijk de deelnemers een voorspelling te laten doen over (een deel van) de toekomst. De grafiek stopt dan niet bij het heden, maar loopt nog enige tijd door. opmerking Deze oefening komt het best tot zijn recht met een redelijk intensieve nabespreking. Hetzij in de volledige groep, hetzij in tweetallen. Geef in dat geval ongeveer dertig minuten bespreektijd.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

132 Ouder zijn van het kind dat je zelf was Doel: In contact komen met gevoelens ten opzichte van ouderfiguren Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 25 minuten

instructie – Iedereen kiest een van zijn ouders uit om in deze oefening mee aan de gang te gaan. – ‘Doe je ogen dicht en stel je voor dat je je vader of moeder bent op de leeftijd waarop jezelf een kleuter was. Word nu je vader of moeder. (De begeleider helpt de groepsleden om meer met de ouderfiguur in contact te komen door enkele geleide-fantasieachtige vragen te stellen, zoals: ‘Hoe oud bent u? Waar woont u? Hoe voelt u zich in deze periode van uw leven?’) – Zie jezelf nu door het park lopen met je kind aan de hand. – Doe nu je ogen open en wandel hier door het park met je kind aan de hand. Er lopen meer ouders met kinderen. Maak eens een praatje met elkaar over je kind. Wissel ervaringen uit, zoals wat je van je kind verwacht, wat je voor hem voelt, hoe hij binnen het gezin is. – Rond dit gesprekje af en wandel weer verder. Maak nog een praatje met een andere ouder.’ – Na enkele praatjes rondt de begeleider dit gedeelte af door de deelnemers weer zichzelf te laten worden. – Ga bij jezelf na wat je gevoelens zijn ten opzichte van de ouderfiguur die je daarnet was.

239

240

Oefeningenboek voor groepen

133 Terug naar het gezin van herkomst Doel: In contact komen met gevoelens over het gezin van herkomst Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten

instructie – Iedereen zoekt een plek op voor zichzelf en doet zijn ogen dicht. – ‘Ga nu in gedachten terug naar de situatie van vroeger thuis, zoals je daar aan de eettafel zat. Laat daar een beeld van opkomen. Wie zitten er bij je? Wie zit op welke plaats? Hoe is de sfeer? Wordt er gepraat of gezwegen? Hoe voel je je? Hoe smaakt het eten?’ – De nabespreking kan in tweetallen of in de groep plaatsvinden. varianten 1 Een andere manier om met het gezin van herkomst bezig te zijn, is het interviewen van een groepslid. Dit gaat als volgt. Om de beurt komt er e´e´n groepslid binnen in de rol van iemand uit zijn eigen gezin (vader, moeder, broer of zus) en gaat op een stoel zitten voor de groep. De andere groepsleden stellen deze persoon allerlei vragen, bijvoorbeeld: Hoe heet je/u? Hoe oud ben(t) je/u? Wat doe(t) je/ u in het dagelijks leven? Wat vind(t) je/u van je/uw dochter/zoon/ broer/zus? Lijken jullie op elkaar of zijn jullie juist heel verschillend? 2 In een groep met wat meer ervaring in rollenspelen kan de basisoefening uitgebreid worden door het beeld per individu te spelen met hulp van de andere groepsleden. Het desbetreffende groepslid is dus zowel hoofdpersoon in als regisseur van zijn eigen eetsce`ne. Deze opzet neemt uiteraard meer tijd in beslag dan een halfuur.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

134 Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Doel: In contact komen met een bepaalde periode van de kindertijd Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Schrijven, Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: minimaal 30 minuten Benodigdheden: pennen en papier

instructie – De groepsleden zitten verspreid door de ruimte met pen en papier voor zich. Ze doen hun ogen dicht. – ‘En ga eens terug naar de leeftijd waarop je voor het eerst leerde schrijven. Waar ben je?... Waar woon je?... Hoe ziet het huis waar je woont eruit... je kamer... je school? Hoe oud ben je?, enzovoort. – Als je dit beeld voldoende voor je hebt, doe dan je ogen open en ga nu met je ongetrainde hand (dus links als je rechtshandig bent en andersom) oefenen met het schrijven van je naam (of misschien bijnaam) die je toen had. – Schrijf een klein verhaaltje over jezelf zoals je op die leeftijd was. Noem je naam, hoe oud je bent en wat je de anderen langs deze weg verder wilt vertellen. – Probeer je hand het schrijven te laten doen. Kijk wat hij je te vertellen heeft.’ – De groep komt terug in een kring. Iedereen leest om de beurt zijn verhaaltje voor als het kind dat hij toen op die leeftijd was. varianten Meer verbaal gericht zijn de volgende opdrachten. 1 ‘Ga terug naar je kindertijd. Denk aan je favoriete spel... Zie het jezelf weer spelen... Hoe zie je eruit?... Met wie speel je?..., enzovoort. Terug in de groep: vertel vanuit je rol hoe je heet, hoe oud je bent en wat je het liefst speelt. 2 Ga terug naar je kindertijd, naar een willekeurige leeftijd. Laat een beeld van jezelf opkomen. Hoe ziet een gewone dag eruit? Terug in de groep: vertel vanuit je rol hoe je dag eruitziet, te beginnen met het moment van opstaan.’

241

242

Oefeningenboek voor groepen

opmerking De kans is groot dat deze opdrachten meer tijd in beslag nemen dan een halfuur. Om dit enigszins in te perken, is het bij de verbale opdrachten aan te raden dat de begeleider van tevoren een idee geeft van de spreektijd die eenieder heeft, bijvoorbeeld in twee minuten een schets geven van je indrukken.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

135 Levensdoelstellingen Doel: Bewustwording van wat je belangrijk vindt in je werk en je leven Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Schrijven, Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten Benodigdheden: – doelstellingen op papier – pennen Website: materiaal om uit te delen: – instructie variant – schriftelijk materiaal voor de deelnemers

instructie – De begeleider legt uit dat het bij levensdoelstellingen gaat om de dingen die echt belangrijk zijn voor elk individueel groepslid: Welke doelstellingen hebben betekenis voor je en geven je leven betekenis? – De begeleider geeft dertien doelstellingen op papier: leiderschap, deskundigheid, prestige, dienstbetoon, zelfstandigheid, vriendschap, zekerheid, optimale ontplooiing, idealisme, genieten, hoog inkomen, gezin of partner of familie, creativiteit. – De groepsleden lezen de levensdoelstellingen. – Vervolgens maken de groepsleden voor zichzelf op papier een volgorde van belangrijkheid. Op de eerste plaats komt de belangrijkste doelstelling. Belangrijkst betekent dat die doelstelling nu de meest ruimte inneemt, of het grootste gedeelte van iemands tijd, energie en/of aandacht vraagt. Vervolgens zet men de doelstelling die het minst belangrijk is onderaan op plaats 13. Dan wordt nummer 2 gekozen en nummer 12, enzovoort. Elk rangnummer wordt slechts e´e´n keer gebruikt. – De drie doelstellingen die bovenaan staan, definie¨ren de deelnemers voor zichzelf op papier. – De uitkomsten worden besproken in tweetallen. variant 1 Indien er meer tijd aan de oefening besteed kan worden, kan deze worden uitgebreid door ook een volgorde van doelstellingen te maken die men wenselijk vindt. Vervolgens kan men een vergelijking maken tussen de twee gemaakte lijsten. De doelstelling van de

243

244

Oefeningenboek voor groepen

oefening kan dan uitgebreid worden met onderzoeken welke wending men zou willen geven aan zijn eigen leven. 2 Ook kan de oefening verfijnd worden door de deelnemers een lijst met definities van de diverse levensdoelstellingen te geven. De verdere instructie van deze variant staat op de website.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

136 Een reis door de tijd Doel: Contact maken met gevoelens die bepaalde leeftijdsfasen oproepen Proces: I/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: per leeftijdsperiode ongeveer 10 minuten Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘We gaan een geleide fantasie doen waarin we in de tijd reizen. Je gaat eerst in de ruimte staan of zitten, en later kun je ook spelen en bewegen. Zoek een plek op in de ruimte... en doe je ogen dicht. – Ga in gedachten terug in de tijd en stel je voor dat je vijf jaar bent. Hoe zie je eruit als vijfjarige?... Op welke school zit je?... Met wie speel je?... Wat doen jullie meestal met elkaar?... (enzovoort). Doe je ogen nu open en ga spelen zoals je dat doet als je vijf bent.’ – Gedurende enige tijd zijn de groepsleden nu vijfjarige kleuters. – ‘Doe je ogen opnieuw dicht en ga verder op reis. – Je wordt ouder en bent nu vijftien jaar. Hoe zie je er nu uit... hoe ziet je kamer eruit... je vrienden... vriendinnen... waar zit je op school? – Doe je ogen open. Je bent vijftien jaar... Je komt allemaal leeftijdsgenoten tegen..., ontmoet ze maar. – (na een langere pauze) ...Als je iets zou mogen veranderen aan hoe je nu bent, wat zou je dan veranderen. Doe het maar. – Doe je ogen weer dicht en ga verder in de tijd tot je zo oud bent als je nu bent. – Ga met elkaar om zoals je dat nu doet. – (na langere pauze) ...Als je nu iets zou kunnen veranderen, hoe zou je het dan willen? Doe het maar, laat het maar zien. – Doe tot slot je ogen weer dicht en concentreer je op de toekomst, over tien jaar. – We komen elkaar hier weer tegen. Hoe ga je nu met elkaar om? Wat is er veranderd? Laat het maar zien.’

245

246

Oefeningenboek voor groepen

variant Het schoolplein. – In plaats van de hele reis te maken, is het uiteraard ook mogelijk om een bepaalde leeftijdsperiode te nemen, bijvoorbeeld de beginperiode van de lagere school. – ‘Doe je ogen dicht en ga terug in de tijd en stel je het schoolplein voor van toen je in de eerste klas of in groep 3 van de basisschool zat... Het is nu speelkwartier. Wat doe je? – Doe je ogen weer open. Je bent nu zes of zeven jaar oud en aan het spelen...’ opmerkingen – Afhankelijk van de leeftijd van de groepsleden kunnen er meer leeftijden ingelast worden. – Mogelijke evaluatievragen zijn: In welke opzichten ben je veranderd of welke dingen doe je nog steeds zo? Ben je daar tevreden over? Was je afwachtend of nam je initiatief? Vond je het prettig om alleen bezig te zijn of juist met anderen? – Het is belangrijk dat de begeleider zijn instructies zo veel mogelijk in de tegenwoordige tijd geeft. Liever ‘wat doe je nu?’ dan ‘wat deed je toen?’ .

. .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

137 Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling Doel: Ontspannen van het gehele lichaam Proces: I/In/Mat0 Werkvorm: Fysiek Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek in de ruimte. Ga op je rug liggen, je armen iets van je romp af, je benen wat uit elkaar. Laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Doe je ogen nu dicht en ga na of je lekker ligt. Als iets je nog niet bevalt, verander het dan. – Als je zover bent, richt dan je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond. Begin bij je hielen... Voel de zwaarte van je hielen op de grond en probeer het gewicht daarvan wat meer over te geven aan de grond. Richt nu je aandacht op je kuiten, voel waar ze de grond raken en kijk of je je nog meer door de grond kunt laten ondersteunen. – Voel nu je bovenbenen, waar ze de grond raken en laat ze maar zwaar worden... Dan je billen, voel het gewicht op de grond en laat ze helemaal steunen. – Richt je nu op het bovenste gedeelte van de rug, voel waar je rug de grond raakt en geef het gewicht over aan de grond. – Dan je schouders: laat je schouders zwaar worden en laat ze door de grond ondersteunen. – Voel dan waar je bovenarmen de grond raken en geef het gewicht eraan over. – Ook de onderarmen: voel hoe ze de grond raken en laat ze ondersteunen. – Voel ook je handen en geef hun gewicht over aan de grond. – Richt dan je aandacht op je hoofd: waar raakt je hoofd de grond... en laat het maar helemaal rusten op de grond. – Voel waar je lichaam nu de grond raakt en voel hoe de grond je nu ondersteunt.

247

248

Oefeningenboek voor groepen

– Laat je aandacht nu gaan naar de op- en neergaande beweging van je ademhaling, hoe je buik en borst bewegen. Verander er niets aan, laat de bewegingen komen en gaan zoals ze vanzelf komen en gaan. – Ga na of je in je lichaam nog ergens spanning voelt. Als dat zo is, richt dan je adem naar die plek in je lichaam. Verzamel als je inademt alle spanning die nog op die plek in je lijf zit en laat met je uitademing alle spanning wegvloeien. – Doe nu je ogen open. Begin je handen en voeten te bewegen, je armen en benen, je romp en rek je eens lekker uit. Maak er maar geluid bij. – Als je zover bent, kom dan in je eigen tempo weer overeind.’ opmerkingen – De begeleider doet er goed aan de groepsleden erop te wijzen dat knellende of drukkende kledingstukken losser gemaakt kunnen worden. – Ook is het van belang erop te letten dat alle groepsleden voldoende ruimte om zich heen hebben en er geen onderling lichamelijk contact is. Dit verstoort de concentratie.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

138 Geleide fantasie: ‘thuis’komen Doel: Bewust worden van de relatie tot ouders, familie en ouderfiguren Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten, inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af, met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: ‘thuis’komen. – ‘Deze fantasie kan je een beeld geven van wat voor jou een ideaal thuis zou zijn, met ideale ouders. – Ga maar na waar dat huis staat, in wat voor omgeving... en loop eens rond in die omgeving... op zoek naar het huis waar je thuis wilt komen... In de verte kun je het zien liggen... Je loopt erop af... Als je er bent aangekomen, bekijk je het huis van de buitenkant... Hoe ziet het eruit?... Is er iets wat je opvalt?... Je ziet een deur... Je gaat erdoor naar binnen om een kijkje te nemen in het huis... proef de sfeer van het huis. – Je komt in een kamer waar een aantal mensen zitten. Dit zijn de mensen die een belangrijke rol in je leven hebben gespeeld of spelen... Je kijkt de kring rond. Wie zijn het die daar zitten?

249

250

Oefeningenboek voor groepen

– Je kunt ze hier ontmoeten, een voor een, als je dat wilt... Wie wil je dan het eerst zien?... Je gaat tegenover die persoon zitten... Zou je die persoon iets willen zeggen?... Wat zou je willen zeggen?... Als je dit doet, kijk je hoe die persoon reageert... Misschien heeft die persoon jou ook iets te zeggen. – Hoe voel je je bij die persoon?... Hoe laat je dit merken? – Als je wilt, kun je nu naar een volgende persoon gaan en tegenover hem of haar gaan zitten... En ga na of je deze persoon iets wilt zeggen... Misschien doe je het, en dan kun je kijken hoe de ander reageert... Misschien heeft diegene jou ook iets te zeggen. – Zijn er nog anderen aanwezig?... Wil je hen ook ontmoeten?... Dan kun je dit doen... Misschien wil je nog wel iets anders doen met de mensen die daar zitten... Neem hiervoor de tijd. – Langzamerhand wordt het tijd om weg te gaan... Neem op je eigen manier afscheid, en kom dan terug in de groep, in het hier en nu.’ opmerkingen – Het is aan te raden om een geleide fantasie af te sluiten met een nabespreking. – De meeste mensen hebben een voorkeur voor een bepaald zintuiglijk systeem. Sommige mensen zijn visueel ingesteld, andere auditief en weer andere kinesthetisch. Om alle groepsleden evenveel kans te geven om ‘mee te komen’ met de fantasie, is het dan ook goed om in de presentatie van de fantasie gelijkelijk een beroep te doen op de verschillende zintuiglijke systemen. Dat geldt ook voor vaak overgeslagen zintuigen: de reuk en de smaak. Bovendien wordt hiermee een rijkere ervaring aan de groepsleden aangeboden. – Het is belangrijk om bij de presentatie van een fantasie het gegeven zo algemeen mogelijk te introduceren. Je kan beter ‘een huis’ presenteren dan ‘een groot, oud huis’. Dat geeft de groepsleden de gelegenheid hun eigen beeld van een huis te maken. Soms is het echter belangrijk voor de ontwikkeling van de geleide fantasie dat er een bepaald soort huis gezien wordt. Indien het bijvoorbeeld belangrijk is dat men een ‘klein huisje in het bos’ ziet, is het we´l belangrijk om direct die specificaties erbij te geven. Als je daar te lang mee wacht, loop je de kans dat iedereen al zijn eigen huis heeft gefantaseerd en er veel moeite mee heeft om het gewenste beeld te pakken te krijgen. – Als je bepaalde aspecten van de geleide fantasie wilt benadrukken en andere aspecten op de achtergrond wilt houden, doe je er goed aan datgene waar je de nadruk op wilt leggen, positief te benoemen.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

Het werkt niet goed om de aandacht van ongewenste aspecten af te leiden door ze in negatieve zin te benoemen, zoals: ‘Let niet op alles wat je onderweg tegenkomt’, of: ‘Vergeet je zorgen.’ Dit soort suggesties werkt averechts: de aandacht wordt er juist op gericht. – Het gebruik van de stem is bij het begeleiden van een geleide fantasie belangrijk. Het is van belang om op een rustige toon te spreken, zo mogelijk wat lager en zachter dan gewoonlijk. Natuurlijk heeft de verstaanbaarheid de hoogste prioriteit. De concentratie wordt erg verstoord als de groepsleden niet kunnen horen wat er gezegd wordt. Het is echter beslist niet nodig om net te doen alsof je een spannend verhaal vertelt: een redelijk vlakke toon zonder overdreven stembuigingen werkt het beste. Het kan zijn dat je tijdens de geleide fantasie het idee krijgt dat je te langzaam gaat en de deelnemers niets te doen hebben en zich misschien gaan vervelen. Je moet echter meestal nog een stuk langzamer gaan dan je denkt. Neem gerust ongeveer anderhalf keer de tijd die jijzelf denkt dat nodig is. Het is aan te raden om een horloge te gebruiken voor een globale tijdsindeling van de oefening. De geleide fantasiee¨n zijn ingesproken op de website. Je kunt ter voorbereiding deze voorbeelden beluisteren. – Een rustige, zorgvuldige afsluiting is van belang. Dit kan op de volgende wijze: ‘Kom nu weer terug in deze ruimte door je deze eerst voor te stellen met je ogen dicht. Hoe je hier ligt, de anderen om je heen. Begin je handen en voeten te bewegen, je armen en benen, je romp en rek je eens lekker uit met geluid. Doe nu je ogen open. Als je zover bent, kom dan in je eigen tempo weer overeind.’

251

252

Oefeningenboek voor groepen

139 Geleide fantasie: de driesprong Doel: Concretiseren van keuzemogelijkheden bij belangrijke beslissingen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten, inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: de driesprong. – ‘Deze fantasie geeft je de gelegenheid om te onderzoeken welke mogelijkheden je hebt bij het nemen van een belangrijke beslissing. Ga na welke belangrijke beslissing voor jou op dit moment actueel is. – En stel je nu voor dat je met je gedachten daarover op een weg loopt... Je kijkt om je heen... Wat zie je...? Wat hoor je...? Wat ruik je? – Na een tijdje kom je bij een driesprong... Een weg voert naar links... Een tweede gaat naar rechts... Wat ervaar je bij deze splitsing? – Je kunt een voor een die wegen een eindje oplopen en onderzoeken hoe het is om die weg in te gaan... Welke weg zou je het eerst willen

4 Beschrijving van de 150 oefeningen









proberen: de weg die naar rechts voert... of de weg naar links...? Je kiest er een uit. Je loopt op die weg... Hoe is het om hier te lopen?... Wat bereik je langs deze weg...? Wat niet....? Als je deze weg voldoende onderzocht hebt, kun je terugkeren naar de driesprong. Nu kun je de andere weg kiezen. Je slaat die weg in... en kijkt hoe dit voor je is... wat je langs deze weg bereikt... En als je ook deze weg voldoende onderzocht hebt, keer je weer terug. Op de driesprong bekijk je de wegen nog eens... Misschien weet je nu welke weg je wilt inslaan... en misschien doe je dit ook... Het kan ook zijn dat je liever blijft staan op de driesprong. Langzamerhand wordt het tijd om terug te komen naar de groep, hier in deze ruimte. Kijk hoe je dit wilt doen... en neem er de tijd voor.’

opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

253

254

Oefeningenboek voor groepen

140 Geleide fantasie: een reis door je lichaam Doel: Contact maken met het eigen lichaam Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: een reis door je lichaam. – ‘In deze fantasie maak je een tocht door je eigen lichaam. Je onderzoekt het en kijkt naar wat je tegenkomt. – En stel je dan voor dat je zo klein wordt dat je in staat bent om je eigen lichaam binnen te gaan en je daar vrij te bewegen... Je kunt overal een kijkje gaan nemen, waar je maar wilt. – Waar ga je het eerst naartoe?... Wat zie je daar?... Wat gebeurt er?... Je kunt overal gaan kijken waar je wilt... Overal kijk je rond... Wat zie je?... Misschien zijn er plaatsen waar je liever niet wilt kijken... Als dit zo is, welke zijn dat dan? – Voor je je tocht bee¨indigt, ga je na of je nog ergens heen wilt... een plek die je nog niet gezien hebt... of een plek waar je nog even naar

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

terug wilt gaan... Je hebt van alles gezien... Misschien wil je nog bepaalde dingen doen in je lichaam... Dit kun je dan rustig doen. – Langzamerhand wordt het tijd om je rondwandeling te bee¨indigen.... Ga nog eens na wat je allemaal gezien hebt... Dan ga je weer uit je lichaam, je wordt weer groter... En je voelt je weer liggen... hier in de groep... Neem rustig de tijd om hier terug te komen... als je zover bent, doe je je ogen weer open... ‘ opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

255

256

Oefeningenboek voor groepen

141 Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Doel: In contact komen met gevoelens en gedachten betreffende de kindertijd Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was. – ‘In deze fantasie kom je in contact met het kind dat je was. – Stel jezelf voor op een bergweitje... Het is ochtend, de zon komt net boven de bergen... Er ligt dauw op het gras, de veldbloemen zijn nog bijna allemaal gesloten. – Je loopt wat rond... Je ruikt de geur van het gras en je hoort het klateren van een bergstroompje... Je loopt in de richting van het geluid... Je ziet helder water dat naar beneden komt... Het stroomt snel... Er liggen mooie stenen op de bodem en je ziet kleine visjes wegschieten. – Dan zie je dat er naast het stroompje een pad naar boven voert. Ga dat pad maar eens op... Het wordt algauw steiler en steniger, er komen wat bochten in en je komt hoger en hoger... Dan komt er

4 Beschrijving van de 150 oefeningen



– – – – – – – – – – – – –



een scherpe bocht en volgt er een recht stuk dat naar een plateau leidt... Als je daar aankomt, heb je een prachtig uitzicht over het dal... Het wordt warmer, want de zon komt al hoger. Opeens hoor je achter je een stemmetje dat je naam roept en vraagt of je even wilt wachten... Je hoort het nog eens, een kinderstem... Als je omkijkt, zie je dat je het zelf bent, jij als kind... een klein kind dat vraagt even te wachten. Wat is het voor kind? Hoe ziet het eruit? Wat voor kleren heeft het aan? Hoe voelt het zich in het gezin waar het woont? Hoe is het voor je om het kind terug te zien? Voel je er warmte voor? Als dat zo is, laat het dan blijken. Hoe is het om het contact zo te voelen? Wat heeft het kind voor eigenschappen die jij misschien intussen bent kwijtgeraakt? Wat vindt het kind van jou? Van wat je tot nu toe met je leven hebt gedaan? Wat zouden jullie voor elkaar kunnen betekenen nu jullie elkaar weer ontmoet hebben? Wat heb jij het kind te bieden dat het misschien nodig heeft? Langzaamaan wordt het tijd om weer naar beneden te gaan. Kijk op welke manier je afscheid wilt nemen van het kind. Hoe is het voor jou om dit te doen? Hoe reageert het kind? En ga dan weer je eigen weg, terug naar het dal... Als je aangekomen bent in het dal, kijk dan nog eens goed om je heen. De zon staat inmiddels hoog aan de hemel... Neem voor jezelf afscheid van het dal. Neem van deze ontmoeting mee wat goed is om mee te nemen, en laat achter wat goed is om achter te laten, en kom terug in de groep.’

opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

257

258

Oefeningenboek voor groepen

142 Geleide fantasie: de ideaalfantasie Doel: In contact komen met het ideaal-ik Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: de ideaalfantasie. – ‘Deze fantasie kan je een beeld verschaffen van hoe het zou zijn als je iets bereikt dat je graag wilt bereiken, bijvoorbeeld dunner zijn, meer zelfvertrouwen hebben, een goede relatie hebben. Ga na wat je wilt bereiken en in welke situatie dat zichtbaar zou zijn. – En zie jezelf nu in die situatie... Waar ben je?... Wat zie je om je heen?... Hoe voel je je?... Zijn er anderen?... Hoe zie je er zelf uit?... Kijk naar je gezicht, naar je lichaamshouding. Hoe beweeg je je?... Wat merk je aan jezelf dat anders is?... Hoe ga je met de mensen in je omgeving om? Hoe voel je je daarbij?... Hoe klinkt je stem?... Wat valt je verder op?... Wat voor verschillen merk je op in hoe je je gedraagt?... Hoe je je voelt?... Hoe je met anderen omgaat?

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Ga nu terug in de tijd en zie wat er gebeurd is tussen nu en toen dat aan deze verandering heeft bijgedragen... Wat voor besluit of besluiten heb je genomen?... Wat voor dingen ben je anders gaan doen?... Welke tegenslagen heb je gehad?... Hoe heb je die overwonnen?... Hoe heb je vermeden om in je oude gewoonte terug te vallen?... Wat bleek het moeilijkste te zijn?... Wanneer wist je dat het je gelukt was?... Wat voor steun heb je onderweg gehad en hoe heb je die steun verworven? – Als je in de toekomst kijkt, wat zie je jezelf doen om dit vast te houden?... Hoe beloon je jezelf voor wat je bereikt hebt? – Als je genoeg gezien hebt, kom dan weer hier in de groep terug.’ opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

259

260

Oefeningenboek voor groepen

143 Geleide fantasie: de wijze Doel: Contact maken met het ‘wetende’, wijze deel van de persoonlijkheid Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten inclusief nabespreking Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘Zoek een plek voor jezelf in de ruimte en ga daar liggen. Ga na of je voldoende ruimte hebt om je heen. Zo niet, organiseer die dan voor jezelf. – Als er kledingstukken knellen of drukken, zoals riemen, schoenen, sieraden, brillen, doe die dan los of af. Maak het jezelf zo gemakkelijk mogelijk. – Leg je armen iets van je lichaam af met je handpalmen net zoals ze het makkelijkst liggen. Je benen iets uit elkaar, en laat je voeten losjes naar buiten vallen. – Ga na of je zo echt lekker ligt. Verander zo nodig nog wat. – Richt je aandacht op de raakvlakken van je lichaam met de grond, je hoofd, schouders, armen, rug, billen, benen, voeten... en stel je nu voor dat je je op elke uitademing meer overgeeft aan de zwaartekracht die aan je trekt... Doe dit een paar keer tot je je zwaar en loom voelt... en voel hoe je door de grond wordt gesteund.’ – Nu volgt de geleide fantasie: de wijze. – ‘In deze fantasie kun je in contact komen met de hogere wijsheid in jezelf, dat deel van jezelf dat weet wat goed voor je is. – Stel je maar voor dat je in een veld bent... Je kijkt om je heen... voelt de grond onder je voeten... Kun je iets ruiken?... Hoor je geluiden?... Schijnt de zon?... Voel je wind?... Je dwaalt wat rond over het veld... Ondertussen neem je de omgeving in je op... en even verderop zie je een heuvel. – Op die heuvel zit iemand... Het is een wijze die jou goed kent... Hij weet wat er op dit ogenblik in jouw leven speelt... Deze wijze begrijpt je, accepteert je en wacht op je... Jij gaat deze wijze persoon bezoeken.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

– Je komt steeds dichterbij en je kunt nu duidelijk zien hoe die persoon eruitziet... Je staat tegenover de wijze... Je ziet de ogen... En als je wilt, vertel je wat er op het ogenblik in je leven aan de hand is... (langere pauze). – En luister naar het antwoord van de wijze... (langere pauze). – Misschien wil je nog meer vragen... en luister je naar de antwoorden... en je laat dit alles bezinken. – Je merkt dat het tijd is om te gaan... Je neemt afscheid van de wijze. Als je vertrekt, geeft de wijze je een kistje mee, een geschenk dat je later mag openen. In dat kistje zit iets wat veel betekenis voor je heeft. – Je begint nu aan de terugtocht... Je loopt door het veld terug naar waar je begon. Als je denkt dat het tijd is om het kistje open te maken, doe je dat... (langere pauze). – Je ziet dan wat er in het kistje ligt... Wat betekent dit voor jou?... Wil je er iets mee doen?... Als dit zo is, kun je dit doen. – Kom op je eigen manier terug in de groep.’ opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

261

262

Oefeningenboek voor groepen

144 Toekomstprojectie Doel: Zichtbaar maken van het beeld dat men van de toekomst heeft Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Verbaal, Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: minimaal 20 minuten

instructie – De groepsleden gaan met hun hoofden bij elkaar liggen en met hun voeten naar buiten gericht, zodat ze een ‘stervormige cirkel’ vormen. – Iedereen doet zijn ogen dicht en richt zijn aandacht in de toekomst, tien jaar vanaf nu. – De begeleider begint nu met vragen te stellen, zoals: Waar woon je? Wat doe je in je dagelijks leven? Hoe is de verhouding van leven en werken? Wie is er belangrijk in je leven? Of wie zijn er belangrijk? Hoe heet hij/zij of hoe heten zij? Hoe bevalt het je daar? – De begeleider tikt nadat hij een vraag heeft gesteld iemand aan en deze geeft dan hardop een antwoord. Als de eerste heeft geantwoord, geeft hij een kneepje aan degene die rechts van hem ligt. Deze geeft vervolgens antwoord en geeft het kneepje weer verder door aan buurman/-vrouw. Zo komt iedereen aan de beurt. . . . . . .

opmerkingen – Bij een antwoord als ‘ik weet het niet’ is het van belang dat de begeleider de desbetreffende persoon aanmoedigt om gewoon zijn fantasie te laten gaan. Niemand weet hoe het werkelijk zal zijn, maar het is goed om jezelf de kans te geven er eens op los te fantaseren. – De opzet van deze oefening is zodanig dat de groepsleden niet op elkaar reageren (dus geen gezamenlijke fantasie opbouwen), maar puur voor zichzelf bezig zijn met het cree¨ren van hun eigen toekomstprojectie.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

145 Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Doel: Exploreren van de kwaliteit van de interpersoonlijke relaties binnen de groep Proces: R/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 20 minuten Website: – tekst voor de mondelinge instructie – gesproken instructie

instructie – ‘We gaan een geleide fantasie doen waarin je met iemand uit deze groep naar een onbewoond eiland gaat en je de relatie met die ander onderzoekt. Kies iemand uit die je beter zou willen leren kennen. Ga tegenover elkaar zitten zonder te praten, in een houding die je een tijdje kunt volhouden. – Neem nu eerst rustig de tijd om elkaar aan te kijken en alle bijzonderheden van elkaars gezicht op te merken. – Doe nu je ogen dicht en houd het beeld dat je hebt gevormd van de ander, vast. Hoe volledig is dat beeld? Merk op waar jouw beeld onduidelijk is. Doe nu je ogen weer open en kijk naar die delen van het gezicht van je partner die in jouw beeld onduidelijk waren, zodat je zo je eigen beeld kunt completeren. – Doe je ogen weer dicht en neem degene die tegenover je zit, mee op reis en ga samen naar een onbewoond eiland... Als je daar aangekomen bent, kijk je om je heen. Hoe ziet het eiland eruit? Hoe is de oceaan en het weer? Hoe voel je je op het eiland? Wat doe jij daar en wat doet de ander?... Hoe staan jullie tegenover elkaar?... Wat gebeurt er verder?... (enzovoort). – Maak je nu klaar om je onbewoonde eiland weer te verlaten. Is er nog iets wat je wilt doen voordat je weggaat? Zo ja, doe dat dan nu... en werp een laatste blik op het eiland. – Kom weer terug in de ruimte en stel je (nog steeds met gesloten ogen) de ruimte voor en hoe je partner nog steeds tegenover je zit. Als je zover bent, open dan je ogen. – Vertel elkaar nu van je bevindingen op het onbewoonde eiland.’

263

264

Oefeningenboek voor groepen

opmerkingen – Het is aan te raden de oefening af te sluiten met een nabespreking in de volledige groep. – Deze oefening kan sterke emoties oproepen. Het is dan ook aan te raden deze oefening alleen te doen in een groep die voldoende veiligheid biedt.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

146 Ontmoetingen Doel: Ervaren van verschillende ontmoetingen Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Drama Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 15 minuten Website: tekst voor de mondelinge instructie

instructie – De groepsleden lopen door de ruimte. – De instructie is als volgt. – ‘Neem iemand in gedachten aan wie je een hekel hebt. – Stel je nu voor dat diegene in de verte komt aanlopen. – Kies hiervoor iemand uit de groep. – Jullie kunnen elkaar niet ontlopen. Geef elkaar een hand, en terwijl je dit doet, merk je dat jullie handen aan elkaar blijven plakken. Na rukken en trekken kom je weer los van elkaar en loop je weer verder. – Je merkt dat de ander een briefje in je hand heeft gestopt. Wat staat erop? Je leest het. En je doet iets met het briefje (bijvoorbeeld weggooien of opbergen). – Je loopt weer verder. – Denk nu aan iemand die je heel graag mag. – Stel je weer voor dat diegene in de verte komt aanlopen. – Kies daarvoor weer iemand uit de groep. – Jullie ontmoeten elkaar. En weer merk je dat je aan elkaar blijft plakken, op de plaatsen waar je elkaar vasthoudt. Jullie komen weer los. – Nu merk je dat de ander je iets heeft gegeven. Wat is het? – Kijk wat je wilt doen met datgene wat je hebt gekregen. – Ten slotte loop je nog even rond. Hoe was het voor je deze twee mensen te ontmoeten? En kom dan langzaam weer terug naar het hier en nu in de groep.’ opmerking Waar de groepsleden iemand uit de groep dienen te kiezen, doet de begeleider er goed aan om te benadrukken dat de keuze van die persoon niets zegt over de kwaliteit van de onderlinge relatie van de aldus gevormde paren.

265

266

Oefeningenboek voor groepen

147 Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Doel: Bevorderen van de spontaniteit en de groepscohesie Proces: G/In/Mat+ Werkvorm: Geleide fantasie Groepsgrootte: maximaal 8 Tijdsduur: 30 a` 45 minuten

instructie – De groepsleden gaan op hun rug liggen met de hoofden bij elkaar in het midden. – Inductie: zie oefening 66 ‘Ontspanningsinductie’. – Geleide fantasie: ‘Stel je nu voor dat jullie met zijn allen in een bos zijn... (enkele suggesties over de omgeving)... al snel zie je de ingang van een grot. Je gaat met zijn allen naar binnen. Je komt nu in een grote hal. Verschillende gangen monden hierin uit.’ – De begeleider vraagt nu een persoon uit de groep of hij een gang wil uitkiezen en als gids de groep daarin wil rondleiden door hardop te vertellen wat hij daar ziet en tegenkomt. – Als deze klaar is, of als de begeleider hem vraagt zijn tocht af te ronden, brengt hij de groep weer terug naar de centrale hal. – Een ander groepslid neemt nu de groep mee op ontdekkingstocht door zijn gang. Zo kunnen nog enkele groepsleden aan de beurt komen. – Als de groep weer terug in de hal is, vraagt de begeleider de groepsleden terug te komen naar het hier en nu. – Nabespreken. opmerkingen Zie opmerkingen bij oefening 138.

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

148 Positief-negatief: een evaluatieoefening Doel: Snel en overzichtelijk evalueren van een reeks bijeenkomsten Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Speels, Drama, Verbaal Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – De begeleider heeft een lijst met onderwerpen opgesteld met betrekking tot de te evalueren activiteiten waarover hij graag reacties wil horen. – Twee stoelen worden tegenover de groep opgesteld, waarvan de ene de ‘positieve stoel’ is en de andere de ‘negatieve stoel’. – De begeleider noemt een onderwerp op van de lijst. – De groepsleden kunnen hierop reageren door op een van de stoelen te gaan zitten, afhankelijk van hun mening. – Het gaat hier steeds om korte reacties, waardoor er een vrij snelle afwisseling is van personen op de stoelen. – De begeleider probeert ook de vaart erin te houden door steeds nieuwe onderwerpen naar voren te brengen. opmerking Er kan met een notulist gewerkt worden, zodat de evaluatieopmerkingen bewaard blijven.

267

268

Oefeningenboek voor groepen

149 Overgangsritueel Doel: Bevorderen van een goede overgang van een oude naar een nieuwe situatie Proces: I/In/Mat+ Werkvorm: Schrijven Groepsgrootte: kan groter zijn dan 12 Tijdsduur: 20 minuten Benodigdheden: voor elk groepslid twee kaartjes in verschillende kleuren

instructie – Aan het einde van een cursus of reeks bijeenkomsten, vraagt de begeleider de groepsleden na te denken over de volgende vragen: Wat is goed voor mij om hier achter te laten? Wat is goed voor mij om mee te nemen? – De groepsleden krijgen twee kaartjes in verschillende kleuren. Op het ene schrijven ze wat ze achter willen laten, en op het andere wat ze mee willen nemen. – Vervolgens besluiten ze wat ze met de kaartjes willen doen (opbergen, weggooien, enzovoort). . .

varianten 1 Er kan ook voor gekozen worden de inhoud van de kaartjes uit te wisselen. In dat geval duurt de oefening langer. 2 De oefening is ook heel geschikt voor speciale overgangen, bijvoorbeeld rond de jaarwisseling kunnen de vragen zijn: Wat wil ik achterlaten in het oude jaar? Wat wil ik meenemen naar of bereiken in het nieuwe jaar? 3 Om het geheel een meer ritueel karakter te geven, kunnen de kaartjes waarop staat wat men wil achterlaten, verbrand worden. . .

4 Beschrijving van de 150 oefeningen

150 Carrousel Doel: Afscheid nemen, kennismaken Proces: G/Ex/Mat+ Werkvorm: Drama, Verbaal Groepsgrootte: maximaal 12 Tijdsduur: 30 minuten

instructie – Door middel van deze oefening hebben alle groepsleden met alle andere groepsleden een kort gesprekje. (We gaan hier uit van een groep van twaalf personen.) – De groepsleden zitten of staan in twee concentrische cirkels met de gezichten naar elkaar toe, zodat er zes tweetallen ontstaan. – Op een teken van de begeleider starten de tweetallen een gesprekje. De groepsleden hebben de gelegenheid om te vragen of te vertellen aan hun partner wat ze willen. – Na korte tijd (maximaal twee minuten) stopt de begeleider de gesprekjes en verzoekt de buitenkring een plaats naar rechts op te schuiven. Na opnieuw twee minuten herhaalt de procedure zich, enzovoort. – Na zes gespreksronden, als iedereen van de buitenkring iedereen van de binnenkring gesproken heeft, gaan de twee cirkels uiteen. Beide zestallen splitsen zich weer op in een binnen- en buitenkring van drie personen. – Na drie gespreksronden wordt opnieuw gesplitst: er ontstaan nu vier drietallen. In deze fase zal bij iedere gespreksronde een aantal groepsleden geen gesprekspartner hebben. Zij wachten dan even tot er weer een groepslid ‘vrij’ is. – Als iedereen met iedereen gesproken heeft, is de carrousel ten einde.

269

Deel III Indices

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen Index C: de oefeningen ingedeeld naar de procescategoriee¨n Index D: de oefeningen ingedeeld naar de werkvormen Bronvermelding oefeningen Literatuur De auteurs

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel1

Aandacht voor gevoel Verkennen van manieren van omgaan met een specifiek gevoel Aanvoelen van elkaars bedoelingen Oefenen met het aanvoelen van elkaar Actiesociogram van de groep Verhelderen van de interpersoonlijke relaties binnen de groep Ademhalingsoefening in tweetallen Gewaarworden van de ademhaling Afstand en nabijheid Ervaren van de invloed van lichamelijke afstand en nabijheid Annemarie koekoek Spontaniteit vergroten, groepscohesie versterken Assertief optreden in conflictsituaties Oefenen met assertief reageren Begroetingen Maken van een snelle, speelse start Blindemannetje Concentreren op geluid, luisteren Brainstormen Vinden van een groot aantal mogelijke oplossingen voor een probleem Breng de groep in beeld Verhelderen van de dynamiek en het klimaat in de groep Caesar en Cleopatra Laten zien dat het eigen referentiekader het juist kunnen inschatten van een situatie belemmert; bevorderen van de groepscohesie Carrousel Afscheid nemen, kennismaken Cirkel-warming-up Bevorderen van openheid in de groep

118 102 61 68 123 79 65 87 86 43 63 13

150 44

1 Het doel is cursief gedrukt; in de tweede kolom staan de volgnummers van de oefeningen.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

274

Oefeningenboek voor groepen

Communicatiebalspel Inzicht krijgen in machtsverhoudingen en communicatiepatronen Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Verkennen van de kwaliteit van het onderlinge contact Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Ervaren van verschillende bewegingsvormen Dansimprovisatie: herhalende beweging Alleen en samen experimenteren met beweging Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Op speelse wijze experimenteren met leiden en volgen De aardingsoefening: basispositie van het staan Ervaren van lichaamssensaties bij het staan De groepsmachine Verkennen van de kwaliteit van samenwerking De koffiekamer De groep opwarmen voor een rollenspel: rolinleving De lege stoel Verhelderen van relaties met belangrijke anderen De leugendetector Bewuster maken van de non-verbale signalen in communicatie De levenslijn Bezig zijn met de eigen levensgeschiedenis De overgang van huis naar groep Opwarmen naar de hier-en-nu-situatie van de groep De poppenspeler en de marionet Experimenteren met leiden en volgen De psychiater Op een speelse manier oefenen met observeren De roze olifant Illustreren hoe moeilijk het is om ergens opzettelijk niet aan te denken De ruimte gelijkelijk verdelen Non-verbaal samenwerken, bevorderen van de concentratie De springreeks Non-verbaal samenwerken, bevorderen van de concentratie De vertrouwenscirkel Verkennen van het vertrouwen in elkaar en bevorderen van de concentratie op elkaar De vijf geboden Helder maken van heersende normen en gedragsregels

58 100

78

77 110 69 50 97 128 25 131 41 109 12 35 53 51 115

59

275

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel

De woordenstroom Energie vergroten met behulp van stem en beweging Een reis door de tijd Contact maken met gevoelens die bepaalde leeftijdsfasen oproepen Een stoel maken In contact komen met gevoelens rond het vragen en krijgen van aandacht Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Vergroten van spontaniteit, stimuleren van fantasie Eerste reactie Inzicht krijgen in primaire reactiepatronen Elementen van de natuur Via elementen uit de natuur in contact komen met eigen gevoelens Elkaar beeldhouwen Feedback geven over elkaars lichaamshouding ‘Er was eens...’ Gezamenlijk bezig zijn met inleven en improviseren Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Bevorderen van de spontaniteit en de groepscohesie Feedback via associaties Op een speelse, niet-bedreigende manier feedback geven Feedback via symbolen Op een speelse manier feedback geven Gedachtespoor Bevorderen van het vermogen tot luisteren naar verbale en non-verbale communicatie Gedragsbeschrijving Oefenen met observeren, op een objectieve manier beschrijven van nonverbale signalen Geı¨mproviseerde voordrachten Bevorderen van de spontaniteit in het spreken Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Exploreren van de kwaliteit van de interpersoonlijke relaties binnen de groep Geleide fantasie: ‘thuis’komen Bewust worden van de relatie tot ouders, familie en ouderfiguren Geleide fantasie: de driesprong Concretiseren van keuzemogelijkheden bij belangrijke beslissingen Geleide fantasie: de ideaalfantasie In contact komen met het ideaal-ik

76 136 121

31 15 119 36 95 147

39 38 21

10

34 145

138 139 142

276

Oefeningenboek voor groepen

Geleide fantasie: de wijze Contact maken met het ‘wetende’ wijze deel van de persoonlijkheid Geleide fantasie: een reis door je lichaam Contact maken met het eigen lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was In contact komen met gevoelens en gedachten betreffende de kindertijd Gevoelsreflecties geven Leren om je in te leven in de gevoelens van de ander en dit te laten merken ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Vergroten van de onderlinge betrokkenheid Groepsgesprek over verwachtingen Uitwisselen van verwachtingen over de komende bijeenkomst(en) Groepsschijngevecht Gezamenlijke concentratie op actie en reactie Groepssociogram op papier Verhelderen van de interpersoonlijke verhoudingen in de groep Handen- en voetenwerk Vergroten van de expressiviteit en het onderlinge contact Handen leren kennen Versterken van de tactiele gevoeligheid en experimenteren met een andere vorm van contact maken Het doen van denkbeeldige handelingen Bevorderen van spontaniteit, speelsheid en inlevingsvermogen Het enveloppenspel Leren kennen van een aantal samenwerkingsaspecten in het oplossen van een groepsprobleem Het gerucht Vervorming van een boodschap laten zien zoals die ontstaat bij informatieoverdracht Het uitbeelden van gezegden Speels opwarmen voor verdere activiteiten Hier sta ik Oefenen met jezelf presenteren Houding en gevoel Stilstaan bij de vraag hoe men zich voelt en hoe anderen zich voelen Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Bevorderen van een speelse groepssfeer Inleven en uitbeelden Bevorderen van creativiteit, inlevingsvermogen en speelsheid

143 140 141 20

45 4 84 60 99 107

90 55

18

91 29 116 89 88

277

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel

Inleven en verwoorden Leren om je in te leven in iemands gevoelens en dit te laten merken Jan-Jaap en Jaap-Jan Ervaren hoe belangrijk het is geconcentreerd te zijn op de eigen taak Jezelf masseren van top tot teen Bevorderen van zorgzame aandacht voor jezelf; ontspanning Kennismaken door middel van tekeningen Op een creatieve manier kennismaken met elkaar Kennismaken in drietallen Betrokkenheid vergroten in een beginnende groep Kennismaken op een cocktailparty Kennismaken met elkaar op een ontspannende manier Kettingverhaal Samenwerken, bevorderen van spontaniteit en creativiteit Klanken doorgeven in een kring Vergroten van de betrokkenheid bij elkaar Klankimprovisatieopdrachten Bevorderen van groepscohesie en de concentratie op elkaar Levend kwartet Op een speelse wijze feedback geven Levensdoelstellingen Bewustwording van wat je belangrijk vindt in je werk en je leven Loopmaniertjes Energie verhogen, concentratie bevorderen Lopen of stilstaan Non-verbaal samenwerken, bevorderen van de concentratie Losmaken van de gewrichten van top tot teen Losmaken van de gewrichten Losmaken van de stem Losmaken van de stem Luisteren en samenvatten in een discussie Bevorderen van luistervaardigheid Met zes personages op zoek naar je eigen persoonlijkheid Contact maken met aspecten van de eigen persoonlijkheid Mijn geheim Bevorderen van openheid in de groep Mimisch doorgeven van een object Bevorderen van fantasie en creativiteit Naamspelletjes voor een beginnende groep Kennismaken Non-verbale communicatieoefening: ga je gang Verkennen van de samenwerkingsbereidheid in de groep

19 27 70 3 1 2 56 106 46 40 135 83 52 71 74 17 130 48 94 8 49

278

Oefeningenboek voor groepen

Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Ervaren van de gevoelens die opgeroepen worden door de lichaamshouding van anderen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Leren kijken naar en feedback krijgen over non-verbale signalen Observeren Leren observeren Ontmoeting zonder taal Stimuleren van nieuw, ander gedrag bij ontmoeting Ontmoetingen Ervaren van verschillende ontmoetingen Ontspanningsinductie Redelijke mate van ontspanning bereiken Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling Ontspannen van het gehele lichaam Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Ontspannen van het gehele lichaam Openen en sluiten Experimenteren met verschillende vormen van contact maken Opwarmen van het gehele lichaam Fysiek opwarmen Ouder zijn van het kind dat je was In contact komen met gevoelens ten opzichte van ouderfiguren Overgangsritueel Bevorderen van een goede overgang van een oude naar een nieuwe situatie Overnemen van beweging Bevorderen van concentratie en de gerichtheid op elkaar Positief-negatief: een evaluatieoefening Snel en overzichtelijk evalueren van een reeks bijeenkomsten Roept u maar Oefenen in spontaniteit in het spreken Rolverwisseling met een belangrijke ander Verhelderen van relaties met belangrijke anderen, bekendheid vergroten met elkaars sociale netwerk Samen tekenen met e´e´n potlood Experimenteren met leiden en volgen Schreeuwoefening In contact komen met agressieve gevoelens

124

37 9 105 146 66 137

67 101 72 132 149

103 148 30 127

108 120

279

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel

Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Vergroten van de onderlinge bekendheid Sociaal atoom in actie Verhelderen van interpersoonlijke relaties met belangrijke anderen Sociaal atoom tekenen Verhelderen van de relatie met belangrijke anderen Sociogramvariaties Verduidelijken van groepsdynamische aspecten Speelse lichamelijke contactoefeningen Lichamelijk opwarmen; contact bevorderen Spelen met brabbeltaal Demonstreren van het belang van intonatie en intentie van een gesproken boodschap Spelen met gezichtsuitdrukkingen Bewust worden van gezichtsuitdrukkingen Spelen met je subpersoonlijkheden Onderzoeken van verschillende aspecten van de persoonlijkheid Spelen met klank Verder losmaken van de stem, verdiepen van gevoelens Spelimprovisaties in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Aandacht vestigen op de non-verbale aspecten van communicatie Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Bevorderen van groepscohesie, spontaniteit en een speelse groepssfeer Spiegelen van beweging Experimenteren met leiden en volgen Sprekers en zwijgers Bewust worden van de kwantitatieve verschillen in inbreng in een groepsgesprek Subjectieve verwachtingen Bewust worden van subjectieve verwachtingen Transformeer jezelf van het een in het ander Bevorderen van fantasie en een speelse groepssfeer Tekenen: de groep en de groepsrollen Verhelderen van de rollen van de groepsleden Tekeningen beschrijven Oefenen met het geven van concrete beschrijvingen Telefoneren Bevorderen van de concentratie op elkaar Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven In contact komen met een bepaalde periode van de kindertijd Terug naar het gezin van herkomst In contact komen met gevoelens over het gezin van herkomst

7 126 125 62 82 23

80 129 75 26 92 112 57

14 93 64 22 104 134 133

280

Oefeningenboek voor groepen

Themagroepsgesprek Aandacht richten op een thema en op elkaar Tikspelletjes Vergroten van de energie Toekomstprojectie Zichtbaar maken van het beeld dat men van de toekomst heeft Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Verschil ervaren tussen een- en tweezijdige communicatie Unieke belevenis Betrokkenheid bij elkaar vergroten, (nader) kennismaken Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Bewust worden van de factoren die te maken hebben met het gevoel van veiligheid Verboden te luisteren Laten ervaren hoe het is als er over en weer niet geluisterd wordt in een gesprek Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Verkennen van het onderling vertrouwen en bevorderen van de concentratie op elkaar Vertrouwensoefening: optillen en wiegen Bevorderen van zorgzame aandacht en vertrouwen Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Bevorderen van de concentratie op en het vertrouwen in elkaar Vitaliserende groepsspelletjes Vergroten van de energie Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Hernieuwd kennismaken Voordracht met een korte vaste tekst Feedback krijgen over de manier van presenteren Voordracht op basis van drie woorden Oefenen zich verbaal adequaat uit te drukken Voorwerp kiezen Elkaar beter leren kennen Vorm met meerderen een dier Non-verbaal samenwerken, stimuleren van fantasie Waarnemingsexperiment Bewust worden van de manier waarop de werkelijkheid gekleurd wordt door subjectieve waarneming Wees een dier Bevorderen van inlevingsvermogen en spontaniteit

42 81 144 24 6 122

16

113

114 111 84 5 33 32 47 54 11

96

281

Index A: de oefeningen op alfabetische volgorde met hun specifieke doel

Wie ben ik? Verhelderen van wat mensen in het hier en nu bezighoudt Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen (Verder) kennismaken Zintuiglijk ervaren van de omgeving Intensiveren van zintuiglijke gewaarwordingen Zoek je partner-beest Op een speelse manier contact met elkaar maken Zwart-wit: werken met tegenstellingen Oefenen met het uitwisselen van argumenten

117 0 73 98 28

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen1

Afsluiten Oefeningen die een groepsbijeenkomst of een reeks bijeenkomsten passend afsluiten. 41 66 70 116 148 149 150

De overgang van huis naar groep Ontspanningsinductie Jezelf masseren van top tot teen Houding en gevoel Positief-negatief: een evaluatieoefening Overgangsritueel Carrousel

Communiceren Oefeningen op het brede gebied van communicatie: het proces waarin twee of meer personen informatie uitwisselen. De oefeningen zijn gericht op het verbeteren van communicatieve vaardigheden. 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

Observeren Gedragsbeschrijving Waarnemingsexperiment De psychiater Caesar en Cleopatra Subjectieve verwachtingen Eerste reactie Verboden te luisteren Luisteren en samenvatten in een discussie Het gerucht Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven

1 In de eerste kolom staan de volgnummers van de oefeningen.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

21 22 23 24 25 26 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 42 57 58 65 104 108

Gedachtespoor Tekeningen beschrijven Spelen met brabbeltaal Tweezijdige versus eenzijdige communicatie De leugendetector Spelimprovisatie in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Zwart-wit: werken met tegenstellingen Hier sta ik Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten De roze olifant Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet Themagroepsgesprek Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel Assertief optreden in conflictsituaties Telefoneren Samen tekenen met e´e´n potlood

Concentratie Oefeningen die een sfeer van concentratie bevorderen. De concentratie kan gericht zijn op de persoon zelf, op elkaar of op een bepaald thema of bepaalde handeling. 9 10 12 27 45 46 51 52 53 55

Observeren Gedragsbeschrijving De psychiater Jan-Jaap of Jaap-Jan ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Klankimprovisatieopdrachten De springreeks Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen Het enveloppenspel

283

284

Oefeningenboek voor groepen

68 73 83 85 86 94 100 102 103 104 106 107 109 110 111 112 113 114 115 123 124

Ademhalingsoefening in tweetallen Zintuiglijk ervaren van de omgeving Loopmaniertjes Groepsschijngevecht Blindemannetje Mimisch doorgeven van een object Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging Telefoneren Klanken doorgeven in een kring Handen leren kennen De poppenspeler en de marionet Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu

Contact Oefeningen waarin het maken van contact met elkaar, of het onderzoek naar de kwaliteit ervan, centraal staat. Dit kan zowel op verbale als op non-verbale wijze. 42 44 47 61 68 73 82 87 98 99 100 101

Themagroepsgesprek Cirkel-warming-up Voorwerp kiezen Actiesociogram van de groep Ademhalingsoefening in tweetallen Zintuiglijk ervaren van de omgeving Speelse lichamelijke contactoefeningen Begroetingen Zoek je partner-beest Handen- en voetenwerk Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Openen en sluiten

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

102 105 107 114 123 124 145 150

Aanvoelen van elkaars bedoelingen Ontmoeting zonder taal Handen leren kennen Vertrouwensoefening: optillen en wiegen Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Carrousel

Fantasie en creativiteit Oefeningen die een stimulerende werking hebben op de fantasie en creativiteit. 31 32 33 34 38 39 43 47 50 54 56 63 64 65 83 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 109

Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten Feedback via symbolen Feedback via associaties Brainstormen Voorwerp kiezen De groepsmachine Vorm met meerderen een dier Kettingverhaal Breng de groep in beeld Tekenen: de groep en de groepsrollen Assertief optreden in conflictsituaties Loopmaniertjes Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object ‘Er was eens...’ Wees een dier De koffiekamer Zoek je partner-beest Handen- en voetenwerk De poppenspeler en de marionet

285

286

Oefeningenboek voor groepen

119 129 130 132 136 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147

Elementen van de natuur Spelen met je subpersoonlijkheden Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid Ouder zijn van het kind dat je zelf was Een reis door de tijd Geleide fantasie: ‘thuis’komen Geleide fantasie: de driesprong Geleide fantasie: een reis door je lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Geleide fantasie: de ideaalfantasie Geleide fantasie: de wijze Toekomstprojectie Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Ontmoetingen Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep

Feedback Oefeningen waarin de vaardigheid van het feedback geven en ontvangen wordt vergroot. Feedback is iemand vertellen hoe zijn gedrag wordt waargenomen en ervaren. 15 36 37 38 39 40 58 116

Eerste reactie Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet Communicatiebalspel Houding en gevoel

Geven/ontvangen Oefeningen die de thematiek van het aandacht geven en ontvangen verhelderen. 113 114 115 121

Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Een stoel maken

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

Groepscohesie Oefeningen die de cohesie van de groep bevorderen en de onderlinge betrokkenheid in de gehele groep vergroten. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 12 13 36 38 39 40 41 42 44 45 46 47 48 50 54 56 59 60 61 62 63 64 79 80 81 82 84 85 86

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Kennismaken in drietallen Kennismaken op een cocktailparty Kennismaken door middel van tekeningen Groepsgesprek over verwachtingen Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Unieke belevenis Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Naamspelletjes voor een beginnende groep De psychiater Caesar en Cleopatra Elkaar beeldhouwen Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet De overgang van huis naar groep Themagroepsgesprek Cirkel-warming-up ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Klankimprovisatieopdrachten Voorwerp kiezen Mijn geheim De groepsmachine Vorm met meerderen een dier Kettingverhaal De vijf geboden Groepssociogram op papier Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Breng de groep in beeld Tekenen: de groep en de groepsrollen Annemarie koekoek Spelen met gezichtsuitdrukkingen Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Blindemannetje

287

288

Oefeningenboek voor groepen

89 92 93 95 102 103 105 106 107 111 114 115 116 117 121 124 126 127 128 129 130 132 135 144 147 150

Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander ‘Er was eens...’ Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging Ontmoeting zonder taal Klanken doorgeven in een kring Handen leren kennen Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Houding en gevoel Wie ben ik? Een stoel maken Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Sociaal atoom in actie Rolwisseling met een belangrijke ander De lege stoel Spelen met je subpersoonlijkheden Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid Ouder zijn van het kind dat je zelf was Levensdoelstellingen Toekomstprojectie Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Carrousel

Groepsdynamiek Oefeningen waarin de interpersoonlijke relaties en interactiepatronen van de gehele groep centraal staan. 55 57 58 59 60 61 62 63 64

Het enveloppenspel Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel De vijf geboden Groepssociogram op papier Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Breng de groep in beeld Tekenen: de groep en de groepsrollen

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

Inlevingsvermogen Oefeningen waarin het inleven wordt bevorderd. Het kan gaan om inleving in de ervaringen en gevoelens van anderen, maar ook om rolinleving of inleving in situaties. 5 19 20 21 38 39 40 48 68 90 93 95 96 97 101 102 116 121 127

Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet Mijn geheim Ademhalingsoefening in tweetallen Het doen van denkbeeldige handelingen Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander ‘Er was eens...’ Wees een dier De koffiekamer Openen en sluiten Aanvoelen van elkaars bedoelingen Houding en gevoel Een stoel maken Rolwisseling met een belangrijke ander

Introspectie Oefeningen die specifiek uitnodigen tot innerlijke reflectie en zelfonderzoek. 3 7 35 44 47 48 60 61 62 116 117 118

Kennismaken door middel van tekeningen Sleutels: wat betekenen ze voor mij? De roze olifant Cirkel-warming-up Voorwerp kiezen Mijn geheim Groepssociogram op papier Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Houding en gevoel Wie ben ik? Aandacht voor gevoel

289

290

Oefeningenboek voor groepen

119 122 123 124 125 126 127 128 129 130 132 133 134 136 138 139 140 141 142 143 144 145 146 149

Elementen van de natuur Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Sociaal atoom tekenen Sociaal atoom in actie Rolwisseling met een belangrijke ander De lege stoel Spelen met je subpersoonlijkheden Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid Ouder zijn van het kind dat je zelf was Terug naar het gezin van herkomst Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Een reis door de tijd Geleide fantasie: ‘thuis’komen Geleide fantasie: de driesprong Geleide fantasie: een reis door je lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Geleide fantasie: de ideaalfantasie Geleide fantasie: de wijze Toekomstprojectie Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Ontmoetingen Overgangsritueel

Kennismaken Oefeningen die specifiek bijdragen tot elkaar leren kennen in een beginnende groep of de bekendheid met elkaar vergroten in een gevorderde groep. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 40 44

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Kennismaken in drietallen Kennismaken op een cocktailparty Kennismaken door middel van tekeningen Groepsgesprek over verwachtingen Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Unieke belevenis Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Naamspelletjes voor een beginnende groep Levend kwartet Cirkel-warming-up

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

47 48 107 117 125 126 127 128 150

Voorwerp kiezen Mijn geheim Handen leren kennen Wie ben ik? Sociaal atoom tekenen Sociaal atoom in actie Rolwisseling met een belangrijke ander De lege stoel Carrousel

Leiden/volgen Oefeningen die de thematiek van leiding nemen en leiding volgen verhelderen. 22 24 36 77 89 100 102 103 106 108 109 110 111 112 123 147

Tekeningen beschrijven Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Elkaar beeldhouwen Dansimprovisatie: herhalende beweging Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging Klanken doorgeven in een kring Samen tekenen met e´e´n potlood De poppenspeler en de marionet Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging Afstand en nabijheid Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep

Lichaamsbeleving Oefeningen die de bewustwording van het lichaam bevorderen. 45 66 67 68

‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Ontspanningsinductie Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Ademhalingsoefening in tweetallen

291

292

Oefeningenboek voor groepen

69 70 71 73 74 77 78 83 99 100 101 110 113 114 115 121 122 123 124 137

De aardingsoefening: basispositie van het staan Jezelf masseren van top tot teen Losmaken van de gewrichten van top tot teen Zintuiglijk ervaren van de omgeving Losmaken van de stem Dansimprovisatie: herhalende beweging Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Loopmaniertjes Handen- en voetenwerk Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Openen en sluiten Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Een stoel maken Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling

Luisteren Oefeningen waarin de verschillende aspecten van de vaardigheid luisteren worden geı¨llustreerd en geoefend. 16 17 18 19 20 21 24 25 86 104

Verboden te luisteren Luisteren en samenvatten in een discussie Het gerucht Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Tweezijdige versus eenzijdige communicatie De leugendetector Blindemannetje Telefoneren

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

Non-verbale signalen Oefeningen die het bewustzijn vergroten van informatie die zonder woorden wordt overgebracht. 10 12 21 23 25 26 36 37 73 80 85 86 100 102 105 107 109 111 116 124

Gedragsbeschrijving De psychiater Gedachtespoor Spelen met brabbeltaal De leugendetector Spelimprovisatie in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Zintuiglijk ervaren van de omgeving Spelen met gezichtsuitdrukkingen Groepsschijngevecht Blindemannetje Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Aanvoelen van elkaars bedoelingen Ontmoeting zonder taal Handen leren kennen De poppenspeler en de marionet Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Houding en gevoel Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu

Ontspannen Oefeningen die specifiek gericht zijn op het bevorderen van lichamelijke en geestelijke ontspanning. 66 67 68 70 137

Ontspanningsinductie Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Ademhalingsoefening in tweetallen Jezelf masseren van top tot teen Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling

293

294

Oefeningenboek voor groepen

Samenwerken Oefeningen die de kwaliteit van de samenwerking in de groep onderzoeken of de bereidheid tot samenwerken bevorderen. 24 27 40 43 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 82 89 92 102 103 106 108 109 110 111 112 114 115 121 147

Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Jan-Jaap of Jaap-Jan Levend kwartet Brainstormen Non-verbale communicatieoefening: ga je gang De groepsmachine De springreeks Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen Vorm met meerderen een dier Het enveloppenspel Kettingverhaal Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel De vijf geboden Groepssociogram op papier Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Breng de groep in beeld Tekenen: de groep en de groepsrollen Speelse lichamelijke contactoefeningen Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging Klanken doorgeven in een kring Samen tekenen met e´e´n potlood De poppenspeler en de marionet Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Een stoel maken Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

Spontaniteit Oefeningen die de deelnemers uitnodigen om hun spontane impulsen te volgen. 0 23 29 30 31 32 33 34 43 44 46 47 50 54 56 63 65 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Spelen met brabbeltaal Hier sta ik Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten Brainstormen Cirkel-warming-up Klankimprovisatieopdrachten Voorwerp kiezen De groepsmachine Vorm met meerderen een dier Kettingverhaal Breng de groep in beeld Assertief optreden in conflictsituaties De woordenstroom Dansimprovisatie: herhalende beweging Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Annemarie koekoek Spelen met gezichtsuitdrukkingen Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Loopmaniertjes Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Begroetingen Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object ‘Er was eens...’ Wees een dier

295

296

Oefeningenboek voor groepen

97 98 104 106 109 117 120 129 132 136 144 147 148

De koffiekamer Zoek je partner-beest Telefoneren Klanken doorgeven in een kring De poppenspeler en de marionet Wie ben ik? Schreeuwoefening Spelen met je subpersoonlijkheden Ouder zijn van het kind dat je zelf was Een reis door de tijd Toekomstprojectie Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Positief-negatief: een evaluatieoefening

Spreken in het openbaar Oefeningen waarin het gemak en de spontaniteit bij het toespreken van groepen worden vergroot. 29 30 31 32 33 34

Hier sta ik Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten

Starter Warming-ups en ijsbrekers die te gebruiken zijn als een (snelle) start van een bijeenkomst of reeks bijeenkomsten. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 12

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Kennismaken in drietallen Kennismaken op een cocktailparty Kennismaken door middel van tekeningen Groepsgesprek over verwachtingen Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Unieke belevenis Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Naamspelletjes voor een beginnende groep De psychiater

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

18 23 26 30 31 32 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 49 50 51 52 53 54 55 56 58 59 63 66 69 70 71 72 73 74 75 76 77 79

Het gerucht Spelen met brabbeltaal Spelimprovisatie in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden De roze olifant Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet De overgang van huis naar groep Themagroepsgesprek Brainstormen Cirkel-warming-up ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Klankimprovisatieopdrachten Voorwerp kiezen Non-verbale communicatieoefening: ga je gang De groepsmachine De springreeks Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen Vorm met meerderen een dier Het enveloppenspel Kettingverhaal Communicatiebalspel De vijf geboden Breng de groep in beeld Ontspanningsinductie De aardingsoefening: basispositie van het staan Jezelf masseren van top tot teen Losmaken van de gewrichten van top tot teen Opwarmen van het gehele lichaam Zintuiglijk ervaren van de omgeving Losmaken van de stem Spelen met klank De woordenstroom Dansimprovisatie: herhalende beweging Annemarie koekoek

297

298

Oefeningenboek voor groepen

80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 96 97 98 99 100 102 105 106 107 110 111 112 115 116 117 119 135 137 146 147 150

Spelen met gezichtsuitdrukkingen Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Loopmaniertjes Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Blindemannetje Begroetingen Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object Wees een dier De koffiekamer Zoek je partner-beest Handen- en voetenwerk Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Aanvoelen van elkaars bedoelingen Ontmoeting zonder taal Klanken doorgeven in een kring Handen leren kennen Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging De vertrouwenscirkel Houding en gevoel Wie ben ik? Elementen van de natuur Levensdoelstellingen Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling Ontmoetingen Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep Carrousel

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

Vertrouwen Oefeningen die uitnodigen tot het zich toevertrouwen aan de ander(en). 68 86 100 111 113 114 115 121

Ademhalingsoefening in tweetallen Blindemannetje Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Een stoel maken

Vitaliseren Oefeningen die de energie van de deelnemers om in actie te komen en de levendigheid van de gehele groep bevorderen. 0 37 41 43 46 50 51 52 53 54 70 71 72 76 77 78 79 82 83 84 85 87

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Non-verbale oefening: loopjes nadoen De overgang van huis naar groep Brainstormen Klankimprovisatieopdrachten De groepsmachine De springreeks Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen Vorm met meerderen een dier Jezelf masseren van top tot teen Losmaken van de gewrichten van top tot teen Opwarmen van het gehele lichaam De woordenstroom Dansimprovisatie: herhalende beweging Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Annemarie koekoek Speelse lichamelijke contactoefeningen Loopmaniertjes Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Begroetingen

299

300

Oefeningenboek voor groepen

88 89 90 91 92 93 96 98 103 110 115 120

Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Wees een dier Zoek je partner-beest Overnemen van beweging Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek De vertrouwenscirkel Schreeuwoefening

Waarnemen versus interpreteren Oefeningen die het objectief waarnemen bevorderen en/of de kleuring door subjectieve verwachtingen illustreren. 9 10 11 12 13 14 15 18 20 21 22 23 24 25 36 37 103 107

Observeren Gedragsbeschrijving Waarnemingsexperiment De psychiater Caesar en Cleopatra Subjectieve verwachtingen Eerste reactie Het gerucht Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Tekeningen beschrijven Spelen met brabbeltaal Tweezijdige versus eenzijdige communicatie De leugendetector Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen Overnemen van beweging Handen leren kennen

Zelfexpressie Oefeningen die de expressie van gevoelens en intenties stimuleren of uitnodigen tot het uiten van persoonlijke ervaring. Dit kan zowel op verbale als op non-verbale wijze.

Index B: de oefeningen ingedeeld naar de doelstellingen

2 3 4 6 7 29 33 34 42 44 47 61 62 74 75 77 78 95 96 105 116 117 119 120 125 126 128 129 130 131 132 134 136 144 148 149 150

Kennismaken op een cocktailparty Kennismaken door middel van tekeningen Groepsgesprek over verwachtingen Unieke belevenis Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Hier sta ik Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten Themagroepsgesprek Cirkel-warming-up Voorwerp kiezen Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Losmaken van de stem Spelen met klank Dansimprovisatie: herhalende beweging Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen ‘Er was eens...’ Wees een dier Ontmoeting zonder taal Houding en gevoel Wie ben ik? Elementen van de natuur Schreeuwoefening Sociaal atoom tekenen Sociaal atoom in actie De lege stoel Spelen met je subpersoonlijkheden Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid De levenslijn Ouder zijn van het kind dat je zelf was Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Een reis door de tijd Toekomstprojectie Positief-negatief: een evaluatieoefening Overgangsritueel Carrousel

301

Index C: indeling van de oefeningen naar de procescategoriee¨n1

schematische indeling I I I I

In Mat+ In Mat0 Ex Mat+ Ex Mat0

R R R R

In Mat+ In Mat0 Ex Mat+ Ex Mat0

G G G G

In Mat+ In Mat0 Ex Mat+ Ex Mat0

I In Mat+ 7 11 116 117 118 121 122 123 124 125

Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Waarnemingsexperiment Houding en gevoel Wie ben ik? Aandacht voor gevoel Een stoel maken Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Sociaal atoom tekenen

1 De cijfers in de eerste kolom zijn de volgnummers van de oefeningen.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Index C: indeling van de oefeningen naar de procescategoriee¨n

126 128 130 131 133 134 135 138 139 140 141 142 143 144 146 149

Sociaal atoom in actie De lege stoel Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid De levenslijn Terug naar het gezin van herkomst Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Levensdoelstellingen Geleide fantasie: ‘thuis’komen Geleide fantasie: de driesprong Geleide fantasie: een reis door je lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Geleide fantasie: de ideaalfantasie Geleide fantasie: de wijze Toekomstprojectie Ontmoetingen Overgangsritueel

I In Mat0 66 67 68 69 70 73 74 137

Ontspanningsinductie Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Ademhalingsoefening in tweetallen De aardingsoefening: basispositie van het staan Jezelf masseren van top tot teen Zintuiglijk ervaren van de omgeving Losmaken van de stem Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling

I Ex Mat+ 15 29 32 33 34 35 75 119 120

Eerste reactie Hier sta ik Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten De roze olifant Spelen met klank Elementen van de natuur Schreeuwoefening

303

304

Oefeningenboek voor groepen

127 129 132 136

Rolverwisseling met een belangrijke ander Spelen met je subpersoonlijkheden Ouder zijn van het kind dat je zelf was Een reis door de tijd

I Ex Mat0 71 72 78 83 88 90 96 99

Losmaken van de gewrichten van top tot teen Opwarmen van het gehele lichaam Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Loopmaniertjes Inleven en uitbeelden Het doen van denkbeeldige handelingen Wees een dier Handen- en voetenwerk

R In Mat+ 3 10 17 19 20 21 22 24 60 107 145

Kennismaken door middel van tekeningen Gedragsbeschrijving Luisteren en samenvatten in een discussie Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Tekeningen beschrijven Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Groepssociogram op papier Handen leren kennen Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland

R In Mat0 100

Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht

Index C: indeling van de oefeningen naar de procescategoriee¨n

R Ex Mat+ 1 16 23 27 36 38 39 101 102 105 108

Kennismaken in drietallen Verboden te luisteren Spelen met brabbeltaal Jan-Jaap en Jaap-Jan Elkaar beeldhouwen Feedback via symbolen Feedback via associaties Openen en sluiten Aanvoelen van elkaars bedoelingen Ontmoeting zonder taal Samen tekenen met e´e´n potlood

R Ex Mat0 2 9 26 77 98 109 110 111 112 113

Kennismaken op een cocktailparty Observeren Spelimprovisaties in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Dansimprovisatie: herhalende beweging Zoek je partner-beest De poppenspeler en de marionet Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Spiegelen van beweging Vertrouwensoefening: geven van je gewicht

G In Mat+ 5 40 42 44 47 49 59 61 62 63 64

Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Levend kwartet Themagroepsgesprek Cirkel-warming-up Voorwerp kiezen Non-verbale communicatieoefening: ga je gang De vijf geboden Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Breng de groep in beeld Tekenen: de groep en de groepsrollen

305

306

Oefeningenboek voor groepen

147

Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep

G In Mat0 31 114

Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Vertrouwensoefening: optillen en wiegen

G Ex Mat+ 13 14 18 25 28 43 48 50 55 57 58 65 95 148 150

Caesar en Cleopatra Subjectieve verwachtingen Het gerucht De leugendetector Zwart-wit: werken met tegenstellingen Brainstormen Mijn geheim De groepsmachine Het enveloppenspel Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel Assertief optreden in conflictsituaties ‘Er was eens...’ Positief-negatief: een evaluatieoefening Carrousel

G Ex Mat0 0 4 6 8 12 30 37 41 45 46 51

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Groepsgesprek over verwachtingen Unieke belevenis Naamspelletjes voor een beginnende groep De psychiater Roept u maar Non-verbale oefening: loopjes nadoen De overgang van huis naar groep ‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging Klankimprovisatieopdrachten De springreeks

Index C: indeling van de oefeningen naar de procescategoriee¨n

52 53 54 56 76 79 80 81 82 84 85 86 87 89 91 92 93 94 97 103 104 106 115

Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen Vorm met meerderen een dier Kettingverhaal De woordenstroom Annemarie koekoek Spelen met gezichtsuitdrukkingen Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Blindemannetje Begroetingen Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object De koffiekamer Overnemen van beweging Telefoneren Klanten doorgeven in een kring De vertrouwenscirkel

307

Index D: indeling van de oefeningen naar de werkvormen1

Beweging Oefeningen waarin gewerkt wordt met verschillende vormen van bewegen. 45 51 52 53 76 81 83 102 103 109 112

‘Groepsademhaling’ als uitgangspunt voor beweging De springreeks Lopen of stilstaan De ruimte gelijkelijk verdelen De woordenstroom Tikspelletjes Loopmaniertjes Aanvoelen van elkaars bedoelingen Overnemen van beweging De poppenspeler en de marionet Spiegelen van beweging

Dans Oefeningen waarin vooral gewerkt wordt met het bewegen op muziek. 77 78 110

Dansimprovisatie: herhalende beweging Dansimprovisatie: experimenteren met verschillende bewegingsvormen Dansimprovisatie: leiden en volgen op muziek

1 In de eerste kolom staan de volgnummers van de oefeningen.

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Index D: indeling van de oefeningen naar de werkvormen

Drama Oefeningen waarin dramatische werkvormen gebruikt worden. 0 23 26 28 33 34 36 37 41 50 54 61 62 63 65 75 80 84 85 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 104 105 109 112 116 117

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Spelen met brabbeltaal Spelimprovisatie in tweetallen met een tekst als uitgangspunt Zwart-wit: werken met tegenstellingen Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten Elkaar beeldhouwen Non-verbale oefening: loopjes nadoen De overgang van huis naar groep De groepsmachine Vorm met meerderen een dier Actiesociogram van de groep Sociogramvariaties Breng de groep in beeld Assertief optreden in conflictsituaties Spelen met klank Spelen met gezichtsuitdrukkingen Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Begroetingen Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelopdrachten: stel je een bepaalde situatie voor Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander Mimisch doorgeven van een object ‘Er was eens...’ Wees een dier De koffiekamer Zoek je partner-beest Handen- en voetenwerk Telefoneren Ontmoeting zonder taal De poppenspeler en de marionet Spiegelen van beweging Houding en gevoel Wie ben ik?

309

310

Oefeningenboek voor groepen

119 120 121 126 127 128 129 132 136 146 148 150

Elementen van de natuur Schreeuwoefening Een stoel maken Sociaal atoom in actie Rolwisseling met een belangrijke ander De lege stoel Spelen met je subpersoonlijkheden Ouder zijn van het kind dat je zelf was Een reis door de tijd Ontmoetingen Positief-negatief: een evaluatieoefening Carrousel

Fysiek Oefeningen waarin direct met het lichaam gewerkt wordt. Dit kan op de beleving van het lichaam gericht zijn, maar ook op actief het lichaam gebruiken bij het uitvoeren van een taak of opdracht. 49 50 66 67 68 69 70 71 72 73 82 84 99 100 101 102 107 111 113 114 115 121

Non-verbale communicatieoefening: ga je gang De groepsmachine Ontspanningsinductie Ontspanningsoefening: ontspannen na aanspannen Ademhalingsoefening in tweetallen De aardingsoefening: basispositie van het staan Jezelf masseren van top tot teen Losmaken van de gewrichten van top tot teen Opwarmen van het gehele lichaam Zintuiglijk ervaren van de omgeving Speelse lichamelijke contactoefeningen Vitaliserende groepsspelletjes Handen- en voetenwerk Contactoefening: hand in hand door de ruimte met de ogen dicht Openen en sluiten Aanvoelen van elkaars bedoelingen Handen leren kennen Vertrouwensoefening: reageren op geluidssignalen Vertrouwensoefening: geven van je gewicht Vertrouwensoefening: optillen en wiegen De vertrouwenscirkel Een stoel maken

Index D: indeling van de oefeningen naar de werkvormen

123 124 137

Afstand en nabijheid Non-verbale houdingen en hun invloed op het individu Ontspanningsoefening met het accent op zwaarte en ademhaling

Geleide fantasie Oefeningen waarin de fantasie rond een bepaald thema begeleid wordt. 118 122 133 134 136 138 139 140 141 142 143 144 145 147

Aandacht voor gevoel Veiligheid: wat heb je daarvoor nodig? Terug naar het gezin van herkomst Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Een reis door de tijd Geleide fantasie: ‘thuis’komen Geleide fantasie: de driesprong Geleide fantasie: een reis door je lichaam Geleide fantasie: ontmoeting met het kind dat je was Geleide fantasie: de ideaalfantasie Geleide fantasie: de wijze Toekomstprojectie Geleide fantasie in tweetallen: het onbewoonde eiland Estafettefantasie: een geleide fantasie met actieve bijdrage van de hele groep

Schrijven Oefeningen waarin in de eerste plaats geschreven wordt of waarin een schrijfopdracht voorkomt. 5 15 48 59 134 135 149

Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Eerste reactie Mijn geheim De vijf geboden Terug naar de tijd dat je voor het eerst leerde schrijven Levensdoelstellingen Overgangsritueel

311

312

Oefeningenboek voor groepen

Speels Oefeningen met een speels en luchtig karakter. 0 2 5 6 8 9 12 13 27 39 40 41 44 46 50 51 54 56 57 58 65 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 93 95 96 97 98

Zichtbaar maken van kenmerken en eigenschappen Kennismaken op een cocktailparty Voor een ander denken. Een hernieuwde kennismaking Unieke belevenis Naamspelletjes voor een beginnende groep Observeren De psychiater Caesar en Cleopatra Jan-Jaap of Jaap-Jan Feedback via associaties Levend kwartet De overgang van huis naar groep Cirkel-warming-up Klankimprovisatieopdrachten De groepsmachine De springreeks Vorm met meerderen een dier Kettingverhaal Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel Assertief optreden in conflictsituaties Annemarie koekoek Spelen met gezichtsuitdrukkingen Tikspelletjes Speelse lichamelijke contactoefeningen Loopmaniertjes Vitaliserende groepsspelletjes Groepsschijngevecht Blindemannetje Begroetingen Inleven en uitbeelden Improvisatie-inspringspel (drie is te veel) Het doen van denkbeeldige handelingen Het uitbeelden van gezegden Spelimprovisaties: transformeer jezelf van het een in het ander ‘Er was eens...’ Wees een dier De koffiekamer Zoek je partner-beest

Index D: indeling van de oefeningen naar de werkvormen

99 148

Handen- en voetenwerk Positief-negatief: een evaluatieoefening

Stem Oefeningen waarin vooral gewerkt wordt met de stem: klanken, intonatie, intentie. 23 46 74 75 76 106

Spelen met brabbeltaal Klankimprovisatieopdrachten Losmaken van de stem Spelen met klank De woordenstroom Klanken doorgeven in een kring

Tekenen Oefeningen waarin voornamelijk getekend wordt of met tekeningen wordt gewerkt. 3 22 24 60 64 108 125 130 131

Kennismaken door middel van tekeningen Tekeningen beschrijven Tweezijdige versus eenzijdige communicatie Groepssociogram op papier Tekenen: de groep en de groepsrollen Samen tekenen met e´e´n potlood Sociaal atoom tekenen Met zes personages op zoek naar je persoonlijkheid De levenslijn

Verbaal Oefeningen waarin primair met elkaar gesproken wordt. 1 2 4 6 7 8 10 11

Kennismaken in drietallen Kennismaken op een cocktailparty Groepsgesprek over verwachtingen Unieke belevenis Sleutels: wat betekenen ze voor mij? Naamspelletjes voor een beginnende groep Gedragsbeschrijving Waarnemingsexperiment

313

314

Oefeningenboek voor groepen

12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 24 25 28 29 30 31 32 33 34 35 38 39 40 42 43 44 47 48 56 57 58 59 104 117 120 144 148 150

De psychiater Caesar en Cleopatra Subjectieve verwachtingen Eerste reactie Verboden te luisteren Luisteren en samenvatten in een discussie Het gerucht Inleven en verwoorden Gevoelsreflecties geven Gedachtespoor Tekeningen beschrijven Tweezijdige versus eenzijdige communicatie De leugendetector Zwart-wit: werken met tegenstellingen Hier sta ik Roept u maar Een verhaal verzinnen aan de hand van voorwerpen Voordracht op basis van drie woorden Voordracht met een korte vaste tekst Geı¨mproviseerde voordrachten De roze olifant Feedback via symbolen Feedback via associaties Levend kwartet Themagroepsgesprek Brainstormen Cirkel-warming-up Voorwerp kiezen Mijn geheim Kettingverhaal Sprekers en zwijgers Communicatiebalspel De vijf geboden Telefoneren Wie ben ik? Schreeuwoefening Toekomstprojectie Positief-negatief: een evaluatieoefening Carrousel

Bronvermelding oefeningen

In dit overzicht tref je verschillende soorten bronvermeldingen aan: – namen zonder jaartal: groepsbegeleiders die naar ons inzicht en naar onze informatie de desbetreffende oefening bedacht hebben; – namen met jaartal: auteurs die de oorspronkelijke oefening beschreven hebben, met het jaar van publicatie; onze oefeningen zijn in het algemeen een vrije beschrijving en interpretatie ervan; de volledige bronvermelding vind je in de literatuurlijst); – overlevering: de oorsprong van deze oefeningen was door ons niet te achterhalen. Oefening 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

Bron Mulder, A.E. Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel I Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel I Overlevering Hagen, H.D.L. en B. Tersteeg, 1986 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering. Tweede variant: Oomkes, F.R., 1976 Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel III Stemerding, A.H.S., 1986 Overlevering Overlevering Stemerding, A.H.S., 1986 Overlevering Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel III. Variant: Oomkes, F.R., 1976 Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel I. Variant: Oomkes, F.R., 1976

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

316

Oefeningenboek voor groepen

18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57

Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel II. Tweede variant: Sovagroep, 1983. Derde variant: Oomkes, F.R., 1976 Julien, F., 1984 Hagen, H.D.L. en B. Tersteeg, 1986 Oomkes, F.R., 1976 Dam, L. van, tekening van R van Dam Spolin, V., 1977 Antons, K., 1978 Bandler, R. en J. Grinder Dieho, B., 1983 Overlevering Oomkes, F.R., 1976 Overlevering Overlevering Stanley, S.M., 1983 Overlevering Overlevering Hagen, H.D.L. Overlevering Stevens, J.O., 1973 Overlevering Overlevering Overlevering Korteweg, H., 1972 Overlevering Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel II Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel III Overlevering Velzeboer, J., 1982 Overlevering Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel VI Overlevering Velzeboer, J., 1982 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Velzeboer, J., 1982 Antons, K., 1978 Stanley, S.M., 1983 Oomkes, F.R. 1976

Bronvermelding oefeningen

58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98

Pfeifer, J.W. en J.E. Jones, deel IV Korteweg, 1972 Overlevering Overlevering. Variant: Ferruci, P., 1981 Overlevering Horstink, R., 1984 Overlevering Overlevering Overlevering Jacobsen Lokerman-Soentjes, T. Preag, E. van, 1982 Overlevering Overlevering Barnhard, J. en W. Rosenboom, 1984; Dieho, B., 1983 Velzeboer, J. Overlevering Velzeboer, J. Variant: Dieho, B., 1983 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Stanley, S.M., 1983 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Dieho, B., 1983 Overlevering Overlevering Dieho, B., 1983; Spolin, V., 1977 Overlevering Spolin, V., 1977 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Knaap, E. van der, en M. Werner Overlevering

317

318

Oefeningenboek voor groepen

99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139

Barba, E., 1968 Lokerman-Soentjes, T.; Goldberg, M. Velzeboer, J. Overlevering Overlevering Velzeboer, J., 1974 Smits, W.C.M. Overlevering Overlevering Antons, K., 1978 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Horstink, R., 1984 Overlevering Pesso, A. Lokerman-Soentjes, T. Overlevering Pesso, A. Overlevering Overlevering Overlevering Blatner, H A., 1975 Mulder, A.E. Leveton, E. Hollander, C., 1978 Overlevering Overlevering Leveton, E., 1976 Overlevering Mulder, A.E. Overlevering Krop, J.P., 1984 Krop, J.P., 1984

Bronvermelding oefeningen

140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150

Krop, J.P., 1984 Krop, J.P., 1984 Krop, J.P., 1978 Krop, J.P., 1984 Mulder, A.E. Stevens, J.O., 1973 Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering Overlevering

319

Literatuur

Antons, K., Groepsdynamika in praktijk. Gestructureerde oefeningen en technieken. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1978 (Nederlandse bewerking: Jan Remmerswaal). Barba, E., Towards a poor theater. Methuan & Co, Whistable, 1968. Barker, C., Theatergames. A new approach to drama training. Eyre Methuen, Londen, 1980 (le druk). Barnard, J. en W. Rosenboom, Opwarmen bij dansexpressie. Dansfysieke scriptie voor de opleiding dansexpressie aan de theaterschool in Amsterdam, 1984. Blatner, HA., Psychodrama. Methode en practische toepassingen. Bakker, ‘s-Gravenhage, 1975. Custers, A., Uitwisseling van nabijheid door lichaamstaal. In: J.P. Huijg e.a. (red.), Leven en leren met groepen. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1978, pag. 4610: 1-25 (losbladig). Dieho, B., M. van Ginkel en E. Schra, Speloefeningen. International Theater Bookshop, Amsterdam, 1983. Ferrucci, P., Heel je leven. Een nieuwe orie¨ntatie door psychosynthese. De Toorts, Haarlem, 1981. Hagen, H.D.L., Een goede opwarming is het halve werk. Doctoraalscriptie klinische psychologie, Rijksuniversiteit Leiden, 1985. Hagen, H. en B. Tersteeg, Oefenboek voor de begeleiders van de kursus Sociale Vaardigheden. Subfaculteit Psychologie, Rijksuniversiteit Leiden, 1986. Hollander, C., The Warm Up Box. Colorado Psychodrama Centre, Colorado, 1978. Horstink, R., Gestalttherapie: oefeningen. In: J.P. Huijg e.a. (red.), Leren en leven met groepen. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1984, pag. 3230:1-29 (losbladig). Julien, F., Praktikum-boek sociale vaardigheden. Subfaculteit Psychologie, Rijksuniversiteit Leiden, 1984. Korteweg, H., Spel en Tegenspel. Bert Bakker, ‘s-Gravenhage, 1972. Krop, J.P., Aktietherapie. Nelissen, Baarn, 1984. Krop, J.P., Het gebruik van geleide fantasiee¨n. In: J.P. Huijg e.a. (red.), Leren en leven met groepen. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1978, pag. 3550:1-31 (losbladig). Leveton, E., Psychodrama for the timid clinician. San Francisco, 1976. Oomkes, F.R., Handboek voor gesprekstraining. Meppel, Boom, 1976. Pfeiffer, J.W. en J.E. Jones, A Handbook for Structured Experiences for Human Relations Training, vol. I t/m VI. University Associates Press, Iowa, 1972-1976. Praeg, E. van, Olie verversen en doorsmeren. Bio-energetische oefeningen. In: J.P. Huijg e.a. (red.), Leren en leven met groepen. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1982, pag. 3560:1-14 (losbladig). SOVA-groep, Samen werken, samen leren. Nelissen, Baarn, 1983 (le druk 1978). Spolin, V., Improvisation for the theater. University Press, Evanston Northwester, 1977 (2e druk).

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Literatuur

Stanley, S.M., Drama door improvisatie. Voor onderwijs, vormings-, club- en buurthuiswerk. Intro, Nijkerk, 1983. Stevens, J.O., Bewust-zijn. Alfa-boek, Bakker, ‘s-Gravenhage, 1973. Smits, W.C.H., Het begin van de groep. In: J.P. Huijg e.a. (red.), Leren en leven met groepen. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1983, pag. 2150:1-14 (losbladig). Stemerding, A.H.S., Groepstraining. Leermethoden voor sociale vaardigheid. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1976. Velzeboer, J., Improviseren. N.C.A.-studiereeks, uitgegeven onder auspicie¨n van het Nederlands Centrum voor het Amateurtoneel te Maarssen. Muusses, Purmerend, 1972. Velzeboer, J., N.C.A.-Speldocumentatie I, II, III. N.C.A., Maarssen, 1974-1982. Voors, W.H., ‘Opwarmen... een koud kunstje?’ 112 opwarmingsoefeningen. Doctoraalscriptie klinische psychologie, Rijksuniversiteit Leiden, 1987.

321

De auteurs

Drs. Lex Mulder is psycholoog/psychotherapeut/trainer. Was twintig jaar universitair docent. Werkte daarnaast als psychotherapeut en als managementtrainer voor bedrijfsleven en overheid. Heeft thans in Amsterdam een eigen centrum voor training, opleiding, psychotherapie en persoonlijke managementcoaching. Geeft sinds lang opleidingen psychodrama en voicedrama aan professionals. www.lex-mulder.nl Drs. Herma Hagen is psycholoog/psychotherapeut. Werkte als docent bij universiteit en hbo-opleidingen. Was daarna werkzaam als psychotherapeut in de gezondheidszorg en als managementtrainer. Heeft thans in Voorschoten een eigen praktijk voor persoonlijke managementcoaching, psychotherapie en training. Haar specialisaties zijn psychodrama, cognitieve gedragstherapie en EMDR. www.HenB.com Drs. Wicky Voors is psycholoog. Legde tijdens haar studie klinische psychologie het accent op actieve vormen van psychotherapie, zoals psychodrama en bewegings- en lichaamsgeorie¨nteerde therapie. Schoolde zich nadien verder in focussen, autogene training, psychosynthese en meditatie. Heeft thans een eigen praktijk voor autogene training in Leiden. www.autogenetraining-leiden.nl

L. Mulder et al., Oefeningenboek voor groepen, DOI 10.1007/978-90-313-7768-8, © 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij