ELEX tijdschrift voor hobby-elektronica 1986-33 issue may [PDF]


136 30 61MB

Dutch Pages 45 Year 1986

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD PDF FILE

Table of contents :
inhoud per rubriek......Page 0
5/86 inhoud......Page 3
hoe zit dat? spanningszoeker......Page 5
PCM en PDM radiobesturing met 0 en 1......Page 6
universele nicad-lader......Page 9
akoestische weerstandsmeter......Page 13
"horende" schakelaar......Page 15
thermostaaat voor mini-broeikas......Page 17
tape-tester......Page 21
'n tip: afgebroken potjes......Page 24
welkom bij de Elex/Elektuur-databank......Page 25
voormagnetisering......Page 27
mini schakeling: zenerdiode met "nabrander"......Page 30
quiz-timer......Page 31
ommekeer in de modelspoorbaan......Page 33
hittegolfmelder......Page 36
IC-info, de precisie-spanningsregelaar 723......Page 39
kursus ontwerpen deel 19......Page 41
Papiere empfehlen

ELEX tijdschrift voor hobby-elektronica 1986-33  issue may [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

nr. 33 mei 1986 f 4,50 Bfrs. 93

radiobesturing met 0 en 1

:::- : f :)) : i ::*: » * O r;; i:% :;:S W ? ; l W :

Korrespondentie-adres: Postbus 121, 6190 AC Beek (L) Kantoortijden: 8.30-12.00 en 12.30-16.00 uur Direkteur: J.W. Ridder Bourgognestraat 13, Beek (L) Elex/Elektuur-databank: 24 uur per dag bereikbaar (behalve op maandagmiddag tussen 12.30 en 16.00 uur) voor informatie en bestellingen via computer, modem en telefoon (Viditel-systeem). Tel.: 04402-71850. Elex verschijnt rond de eerste van elke maand. Onder dezelfde naam wordt Elex ook in het Duits uitgegeven.

Auteursrecht: De auteursrechtelijke bescherming van Elex strekt zich mede uit tot de illustraties met inbegrip van de printed circuits, evenals tot de ontwerpen daarvoor. In verband met artikel 30 Rijksoktrooiwet mogen de in Elex opgenomen schakelingen slechts voor partikuliere of wetenschappelijke doeleinden vervaardigd worden en niet in of voor een bedrijf. Het toepassen van schakelingen geschiedt buiten de verantwoordelijkheid van de uitgeefster. De uitgeefster is niet verplicht ongevraagd ingezonden bijdragen, die zij niet voor publikatie aanvaardt, terug te zenden. Indien de uitgeefster een ingezonden bijdrage voor publikatie aanvaardt, is zij gerechtigd deze op haar kosten te (doen) bewerken; de uitgeefster is tevens gerechtigd een bijdrage te (doen) vertalen en voor haar andere uitgaven en aktiviteiten te gebruiken tegen de daarvoor bij de uitgeefster gebruikelijke vergoeding.

Nadrukrecht: Voor Duitsland: Elektor Verlag GmbH, 5100 Aken. © Uitgeversmaatschappij Elektuur B.V.-1986 Printed in the Netherlands Druk: NDB, Zoeterwoude

Internationaal hoofdredakteur/ chef ontwerp: K.S.M. Walraven Hoofdredakteur: P.E.L. Kersemakers Redaktie: J.F. van Rooij (eindred.), P.H.M. Baggen, I. Gombos (ass.) Ontwerpafd. /laboratorium: J. Barendrecht, G.H.K. Dam, A.M.J. Rietjens, A.P.A. Sevriens, J.P.M. Steeman, M.J. Wijffels Redaktiesekretariaat: M.J.M. Lacroix G.W.P. Wijnen Dokumentatie: P.J.H.G. Hogenboom Vormgeving/graf. prod.: G.B.S., Beek (L) Techn. illustraties: L.M. Martin

v a n T ^ ' N e d e r 'andse Organisatie ')dschnft- Uitgevers Van T

5-02

elex

/

;

Voor het opbouwen van Elex-schakelingen hebben wij speciale printen ontworpen. We hebben niet gekozen voor een aparte print voor elke schakeling, maar voor een standaardprint. Deze standaardprint is zodanig van koperbanen en gaatjes voorzien dat ze zowel voor een eigen ontwerp als voor een uit Elex gebruikt kan worden. De gaatjes zijn volgens het genormaliseerde raster 2,54 mm (1/10 inch) geboord, zodat alle elektronica-onderdelen (weerstanden, kondensatoren, IC's, enz.) passen. Door ervoor te zorgen dat je een paar Elexprinten in voorraad hebt, kun je meteen aan de slag als je een bepaalde schakeling wil bouwen. Er hoeven geen speciale, dure printen besteld te worden en je hoeft ook niet aan de gang met bakken etszuur om zelf een print te vervaardigen. Elex-printen zijn verkrijgbaar in drie f o r m a t e n : formaat 1

ËÉHü i llllllillll

Fotografie: J.M.A. Peters

: 1;::;:::;;:: .;,:: ":' "!.'. ; '* •

• - • • :

••••

(1/4 x e u r o f o r m a a t ) 40 m m x 100 m m f 5 , - / B f r s . 99



formaat 2

fa

••

,••

(1/2 x e u r o f o r m a a t ) 80 m m x 100 m m f 9,50/Bfrs. 187

M

• • ; -

formaat 4

Abonnementen: T.H.H. Dewitte Jaarabonnement Nederland België buitenland f 45,Bfrs. 930 f 61,50 Studie-abonnement f 3 6 , - (Bfrs. 744) Een abonnement kan op ieder gewenst tijdstip ingaan en loopt automatisch door, tenzij het 2 maanden voor de vervaldatum schriftelijk is opgezegd. De snelste en goedkoopste manier om een nieuw abonnement op te geven is die via de antwoordkaart in dit blad. Reeds verschenen nummers op aanvraag leverbaar. Losse nummerprijs: Nederland f 4,50; België Bfrs. 93 Adreswijzigingen: s.v.p. minstens 3 weken van tevoren opgeven met vermelding van het oude en het nieuwe adres en abonnee-nummer. Commerciële zaken: H.J. Ulenberg Hoofd adv.-exploitatie E.A. Hengelmolen

lnocu/K vak

:?:i: H ?:: r* •

PRINTEN

4 e jaargang nr. 5 mei 1986 ISSN 0167-7349 Uitgave van: Elektuur B.V., Peter Treckpoelstr. 2-4, Beek (L) Telefoon: 04402-89444, Telex 56617

:: T-: ;:::;: r s O F ï ^

Advertenties: W.H.J. Peeters Advertentietarieven, nationaal en internationaal, op aanvraag.

(1/1 x e u r o f o r m a a t ) , 160 m m x 100 m m f 1 8 , - / B f r s . 355

Voor de "kursus DIGI-taal" is een experimenteerprint verkrijgbaar: digi-trainer, bestelnr. 83601 f 32,70/Bfrs. 644 Verzend- en administratiekosten f 3,50/Bfrs. 69 per bestelling. Elex-printen zijn in de meeste elektronica-zaken verkrijgbaar. Ze zijn ook rechtstreeks bij Elektuur B.V. te bestellen d.m.v. de bestelkaart elders in dit blad, of tegen vooruitbetaling op giro 124.11.00 t.n.v. Elektuur B.V, Beek (L) (België: PCR 000-017-70.26.01) o.v.v. de desbetreffende print. Ook via de "databank" (zie kolofon) kan besteld worden.

mei

1986

DEZEMHMp

inhoud zelfbouwprojekten

binnenkort Elektronica is het vak van de toekomst en dient in het onderwijs nog meer aandacht te krijgen dan nu het geval is — daar is vrijwel iedereen het over eens. Maar gebeurt er ook iets? Bij onze Oosterburen heeft een leraar zelf een goedkoop elektronicaexperimenteersysteem opgezet, met behulp waarvan iedereen op simpele wijze "het vak kan leren". Volgende maand beginnen we met een beschrijving ervan.

12 universele nicad-lader 16 akoestische weerstandsmeter — aflezen met de oren i.p.v. de ogen 18 horende schakelaar — u spreekt, hij schakelt 20 thermostaat voor minibroeikas 24 tape-tester — testapparaat voor hoogwaardige bandopnamen 34 quiz-timer — met optische indikatie 36 ommekeer in de modelspoorbaan 39 hittegolfmelder — signaleert te hoge temperaturen

bij het omslag De Franse fotograaf Allain Guillou slaagde erin een zeer toepasselijk decor te vinden voor deze opname van een PCM-afstandsbediening.

tape-tester Voor optimale resultaten dienen recorder en bandsoort exakt op elkaar aangepast te zijn. Maar hoe meet je dat?

24, 30

keerlussen . . . aan het eind van het trajekt geven bij een gelijkstroommodelbaan meteen kortsluitproblemen. Wij hebben er iets op gevonden.

36

nicad-lader

Konstante stroom voor elk type nicad-akku, uit vier verschillende "tapkranen". Een heel universeel laadapparaat.

informatie, praktische tips 4 elextra 8 kaleidoskoop 9 PCM en PDM — radiobesturing met 0 en 1 23 "(tussen haakjes)" 27 'n tip — prothese voor kondensators 28 databank 29 marktinfo 33 mini-schakeling — zenerdiode met "nabrander" 41 marktinfo 42 IC-info — de precisiespanningsregelaar 723 46 komponenten

grondbeginselen

12 databank

9 hoe zit dat? 30 voormagnetisering — onmisbaar voor goede bandopnamen 44 kursus ontwerpen deel 19

Deze maand gaan we van start met een service die uniek is in de tijdschriftenwereld. Voor computerbezitters is Elex voortaan dag en nacht bereikbaar via de "databank". Een simpel telefoontje en u krijgt gratis allerlei informatie op het scherm!

28

elex -

5-03

ELEX1BA

Lezersservice

— Nog vragen of opmerkingen over de inhoud van Elex? Schrijf gerust als er iets niet duidelijk is. Het antwoord volgt zo snel mogelijk. Er is één voorwaarde: zend een voldoende gefrankeerde retour-enveloppe meeT Zet " T V " (technische vragen) op de brief en stuur deze naar: redaktie Elex, Postbus 121, 6190 AC Beek (L). — De Elex-redaktie staat altijd open voor meningen, wensen of nieuwtjes van lezers. In de rubriek "Postbus 121" worden interessante kommentaren en aanvullingen op oudere artikelen gepubliceerd. Zet " L P " op de brief. — Elex-printen zijn verkrijgbaar bij de uitgever van Elex en bij de betere elektronica-onderdelenhandelaar. — Elex is ook bereikbaar via de databank (zie kolofon, pag. 02).

p = (pico ) = 10 '2 = een miljoenste van een miljoenste n = (nano) = 10' 9 = een miljardste H = (micro) = 10 6 = een miljoenste m = (milli) = 10~3 = een duizendste k = (kilo) = 103 = duizend M = (Mega) = 106 = miljoen G = (Giga) = 109 = miljard

Het voorvoegsel vervangt in Elex niet alleen een aantal nullen vóór of achter de komma maar ook de komma zélf: op de plaats van de komma komt het voorvoegsel te staan. Een paar voorbeelden: Weerstanden: 3k9 = 3,9 kQ = 3900 Q 6M8 = 6,8 MQ = 6800000 Q 0Q33 = 0,33 Q Kondensatoren: 4p7 = 4,7 pF = 0,000 000 000 0047 F 5n6 = 5,6 nF = 0,000 000 0056 F 4M7 = 4,7 ^F = 0,000 0047 F De voorvoegsels worden overigens óók gebruikt voor de afkorting van andere soorten hoeveelheden. Een frekwentie van 10,7 MHz wil zeggen: 10 700 000 Hz, dus 10 700 000 trillingen per sekonde.

Bouwbeschrijvingen

Schema's Symbolen In sommige gevallen, met name bij logische poorten, wijken de gebruikte schema-symbolen af van officiële teken-afspraken (DIN,NEN). De schema's worden namelijk in vele landen gepubliceerd. Logische poorten zijn op z'n Amerikaans getekend. In de poorten zijn de volgens NEN en DIN gebruikelijke tekens " & " , ">.V, " 1 " of " = 1 " genoteerd. Daardoor blijven de tekeningen internationaal bruikbaar en blijft de aansluiting op de in het elektronica-onderwijs toegepaste officiële tekenmethoden gehandhaafd. Voor een overzicht van symbolen: zie het artikel /Componenten, achterin dit nummer. Hoeveel ohm en hoeveel farad? Bij grote of kleine weerstanden en kondensatoren wordt de waarde verkort weergegeven met behulp van één van de volgende voorvoegsels: 5-04 - elex

Elex-schakelingen zijn klein, ongekompliceerd en betrekkelijk gemakkelijk te begrijpen. Er zijn speciale Elex-printen voor ontwikkeld, in drie formaten: Maat 1: 4 cm x 10 cm Maat 2: 8 cm x 10 cm Maat 4: 16 cm x 10 cm (Europa-formaat) Bij iedere bouwbeschrijving hoort een plattegrond (komponentenopstelling), aan de hand waarvan de onderdelen op de print worden geplaatst en aansluitingen en eventuele resterende doorverbindingen worden gerealiseerd. Een plattegrond geeft de opgebouwde schakeling in bovenaanzicht weer. De zich op de onderkant (soldeerzijde) van de print bevindende koperbanen zijn in de plattegrond dun gedrukt. Soms is voor de bouw van een schakeling slechts een gedeelte van een Elex-print nodig. Het niet gebruikte gedeelte kan men met een figuurzaag langs een gatenrij afzagen. Onderdelen Elex-schakelingen bevatten doorgaans uitsluitend standaard-onderdelen, die goed

Over het lezen van Elex, het bouwen van Elex-schakelingen en over wat Elex nog méér voor de lezer betekenen kan.

verkrijgbaar zijn. En bovendien betrekkelijk goedkoop! Ga daarom niet bezuinigen op de aanschaf door het kopen van grote partijen onderdelen (bijvoorbeeld weerstanden per kilo of "anonieme", ongestempelde transistoren). Goedkoop is vaak duurkoop! Tenzij anders aangegeven worden %-watt-weerstanden gebruikt.

Solderen De tien soldeer-geboden. 1. Ideaal is een 15 a 30 watt-soldeerbout met een rechte 2 mm brede "longlife" punt. 2. Gebruik soldeertin, samengesteld uit 60% tin en 40% lood, bij voorkeur met 1 mm doorsnede en met een kern van vloeimiddel. Gebruik geen soldeermiddelen zoals soldeerwater, -vet of -pasta. 3. Bevestig vóór het solderen alle onderdelen stevig op de print. Verbuig daartoe de uit de bevestigingsgaten stekende aansluitdraden. Zet de soldeerbout aan en maak de punt schoon met een vochtig doekje of sponsje. 4. Verhit de beide metalen delen die aan elkaar gesoldeerd moeten worden, bijvoorbeeld een koperbaan en een aansluitdraad, met de soldeerbout. Voeg vervolgens soldeertin toe. Het tin moet vloeien, zich dus verspreiden over het gebied waar de te solderen delen elkaar raken. Haal 1 a 2 sekonden later de bout weg. Tijdens het afkoelen van de soldeerverbinding mogen de twee delen niet ten opzichte van elkaar bewegen. Anders opnieuw verhitten. 5. Een goede soldeerlas ziet er uit als een bergje met een rondom holle helling. 6. Kopersporen en onderdelen, met name halfgeleiders, mogen niet te warm worden. Zorg desnoods voor extra koeling door de te solderen aansluitdraad met een pincet vast te houden. 7. Knip uit de soldeerlas stekende aansluitdraden af met een scherpe zijkniptang. Pas op voor rondvliegende stukjes draad! 8. Zet de soldeerbout uit na het solderen en tijdens onderbrekingen die langer dan een kwartier duren. 9. Moet er soldeertin worden verwijderd? Maak dan gebruik van zg. zuiglitze. Verhit het te verwijderen tin met de soldeerbout. Houd het uiteinde van de litze bij het tin. De litze "zuigt" het tin nu op. 10. Oefening baart kunst. Weerstanden of stukjes draad zijn

zeer geschikt als oefenmateriaal.

Foutzoeken Doet de schakeling het niet meteen? Geen paniek! Nagenoeg alle fouten zijn snel op te sporen bij een systematisch onderzoek. Kontroleer allereerst de opgebouwde schakeling: — Zitten de juiste onderdelen op de juiste plaats? Kijk of de onderdelenwaarden en typenummers kloppen. — Zitten de onderdelen niet verkeerd om? Zijn de voedingsspanningsaansluitingen niet verwisseld? — Zijn de aansluitingen van halfgeleiders korrekt? Heeft u de onderdelenplattegrond misschien opgevat als het onderaanzicht van de schakeling, in plaats van het boven-aanzicht? — Is alles goed gesoldeerd? Een goede soldeerverbinding is ook in mechanisch opzicht stevig.

Netspanning Isoleer netspanningsleidingen zodanig dat er bij een gesloten kast geen aanraakgevaar bestaat. Alle van buiten bereikbare metalen delen moeten zijn geaard. * De netkabel moet met een trekontlastingsbeugel of -doorvoer aan de kast zijn bevestigd. * De drie aders van de netkabel moeten mechanisch stevig zijn bevestigd. (Alléén een soldeerverbinding is onvoldoende!). * De aarddraad moet langer zijn dan de twee andere draden. Bij onverhoopt lostrekken van de netkabel blijft de aardverbinding dan het langst gehandhaafd. * Houd ongeïsoleerde netspanningsvoerende draden of soldeerpunten minstens 3 mm van andere draden of soldeerpunten verwijderd. * Verwijder de netsteker uit het stopkontakt vóór het verrichten van werkzaamheden aan het apparaat. Uitschakelen alleen is niet voldoende! * Kontroleer de drie netspanningsaansluitingen op onderbrekingen en onderlinge kortsluitingen. * Bevestig bij het meten aan netspanningsvoerende delen van een schakeling éérst de meetsnoeren met behulp van geïsoleerde meetklemmen; steek daarna pas de steker in het stopkontakt. * Zorg er bij het meten aan het laagspanningSgedeelte van een schakeling voor dat de netspanningsvoerende delen geïsoleerd zijn.

HOE ZIT DAT? Even een kleine herhalingsoefening: Stroom kan alleen lopen in een gesloten kring. Elke verbruiker zal dus uitgerust dienen te zijn met twee aansluitingen — dat is duidelijk. Toch zijn er dingen die tegen deze laatste wet lijken te zondigen. Neem nou zo'n simpele spanningszoeker. Die lijkt toch echt maar één aansluiting te hebben. Je prikt hem in het stopkontakt en als je de fase te pakken hebt, gloeit het neonlampje op. Hoe kan dat? Wel, om te beginnen heeft een spanningszoeker niet één maar twee aansluitingen — het dopje achterop vormt de tweede pool. Wil het neonlampje opgloeien, dan moet je dat dopje ook met je vinger aanraken. Maar hoe loopt de stroom dan — door je vinger?? Ja, inderdaad, of beter gezegd: door je lichaam. Nu is het voor de meesten misschien wel voorstelbaar dat zoiets zou kunnen werken als je met je andere hand een of ander aardpunt, zoals bijvoorbeeld de centrale verwarming, aanraakt. Maar merkwaardig genoeg, is dat voor een spanningszoeker met nodig. Dat komt omdat het menselijk lichaam beschouwd kan worden als een kondensator. Een beetje rare kondensator weliswaar, maar toch werkt het zo. De ene "plaat" van de kondensator wordt gevormd door het dopje van de spanningszoeker en de andere door alles in huis wat geaard is, zoals de waterleiding, de CV-radiatoren etc. Ook al is de vloer waarop u staat nog zo goed geïsoleerd, toch zal er altijd sprake zijn van een

#V

Jl

klein kapaciteitje "lichaam-massa" van een paar pF. En er is slechts een miniem stroompje nodig om het neonlampje te laten oplichten. Overigens, gevaarlijke vormen kan de stroom door het lichaam bij gebruik van een spanningszoeker nooit aannemen. In serie met het neonlampje is namelijk een weerstand opgenomen van enkele Mohm, waardoor de stroom afdoende wordt begrensd tot een mens-vriendelijke waarde, zelfs al zou u met uw andere hand de waterleiding beetpakken.

L

KALEDOSKOOi Elektronische pen kontroleert handtekening Fraudeurs en handtekeningvervalsers opgelet. . . d e elektronische pen die handtekeningen kontroleert is in aantocht. Deze door IBM ontwikkelde pen kontroleert de toegang tot d e computer van d e bank door het herkennen van vervalste handtekeningen. Door middel van transducenten meet de pen de uitgeoefende druk langs de lengte-as als ook de versnelling langs de breedte-assen. De hardware van de pen is voldoende geperfektioneerd om binnen 12,5 s gegevens te verzamelen o p 1000 punten van d e handtekening. Een in de computer opgeslagen algo5-08

elex

ritme vergelijkt het patroon van d e met deze pen gezette handtekening met een aantal in het geheugen opgeslagen authentieke handtekeningen. Tijdens het uittesten van d e elektronische pen zag deze slechts 4 van 1000 pogingen tot vervalsing over het hootd (99,6%)! Het vervalsen van handtekeningen lijkt met deze "pen" d a n ook tot het verleden te Pehoren!

konnektor

piëzo-elektrische tweeassige versnellingsmeter

piëzo-elektrische druksensor inktpatroon

PCM en PDM radiobesturing met O en 1 Het zou echt een wonder zijn geweest, als de microprocessortechniek niet zou zijn doorgedrongen tot het gebied van de draadloze modelbesturing. Bouwers van vliegtuig-, boot- en automodellen hebben er niet alleen een aanzienlijk groter bedieningsgemak aan te danken, maar ook een modern modulatiesysteem met grotere betrouwbaarheid. De laatste grote vernieuwing in de techniek van de radiobesturing was wel de gebruikersmodule. Deze kan in een handomdraai verwisseld worden, en daarmee is de zender meteen ingesteld op het gewenste model. Immers: de funkties van de stuurknuppels, zoals maximale uitslag van de bijbehorende servo's, draairichting, lineaire of logaritmische

stuurkarakteristiek enz., die verschillen van model tot model. De stuurinrichting van een auto werkt nu eenmaal anders dan het richtingsroer van een zweefvliegtuig. Daarom zijn er speciale modules voor boten, motorvliegtuigen enz. De modelbouwer regelt d a n bij de eerste paar starts de instelpotmeters af op het bewuste model.

Deze gebruikersmodules, die eigenlijk een soort geheugenbouwstenen zijn, vormen natuurlijk een ideaal aanknopingspunt voor computerisering. In plaats van in de vorm van potmeterstanden, slaan moderne "soft-modules" d e informatie digitaal op. De firma Robbe heeft werkelijk alles gecomputeriseerd: alle gegevens moeten worden ingeprogram-

meerd. Dat g a a t ongeveer zo: op een schermpje "vraagt" de zender eerst wat voor soort model er gebruikt g a a t worden, helicopter, motorvliegtuig enz. De modelpiloot geeft via een klein toetsenbordje antwoord. Vervolgens vraagt d e computer in de zender om nauwkeuriger gegevens over het model, net zolang tot alle mogelijkheden "erin zitten". Een

Foto 1. Op het eerste gezicht zien de nieuwe PCMradiobesturingen er nauwelijks anders uit. Verbeterde besturingseigenschappen en hogere betrouwbaarheid zijn nu eenmaal met het blote oog niet te zien. . . elex — 5-09

volgende keer gaat het een stuk makkelijker: we hoeven de computer d a n alleen nog maar te vertellen met welk model we a a n d e slag g a a n .

PDM en PCM moduleren met O en 1

1 2 1 0

3 4 5 0 1 0

Figuur 1. Een klassieke proportioneel-digitale radiobesturing. De pulsen voor elke servo worden na elkaar uitgezonden. De ontvanger "verdeelt" de pulsen over de verschillende servo's.

6 1

-_n__n_rL

Figuur 2. Elke bit-kombinatie komt bij de PCM-techniek overeen met één bepaalde verdraaiingshoek. We hebben hier een systeem van slechts 6 bits getekend, want 8 bits worden bepaald onoverzichtelijk. Figuur 3. Dit is een voorbeeld van de informatie-overdracht bij PCM-installaties. Om de ontvanger te laten weten voor welke servo elk 8-bit-woord bestemd is, worden de kanaalnummers telkens mee uitgezonden.

INFO 2

< iS '•-l

r 1 2 2 Geschatte bouwkosten zonder behuizing, montagemateriaal en trafo: ca. f 25,—

lingen ook groter. De afstand m a g ook niet te klein worden: d a n reageert de NTC o p d e stralingswarmte van het element, zonder rekening te houden met de temperatuur in de rest van de kas. Enig experimenteren is hier dus zeer zinvol. Uw planten zullen u er dankbaar voor zijn!

Toevoegingen aan en rektifikaties van reeds verschenen artikelen getrapte sinus Nog een paar opmerkingen over de "getrapte sinus" uit het maartnummer. De schakeling wekt een sinusgolf op, die uit een heleboel kleine trapjes bestaat. Omdat de amplitude nauwkeurig gedefinieerd is, is ze uitermate geschikt om a a n te meten. Aan d e andere kant leiden deze trapjes tot harmonischen, waarvan de eerste een zestien maal zo hoge frekwentie heeft als het sinus-signaal. Wil men dus een sinusvormig signaal hebben dat vrij is van harmonischen, moet men een filter toevoegen. De oscillator is dan echter niet meer kontinu afstembaar, tenzij de afsnij-frekwentie van het filter meegetrokken zou worden. Een dergelijke schakeling is echter inge-

wikkelder als d e oscillatorschakeling zelf. Voor het testen van audioapparatuur heeft men vaak een sinus van 1 kHz nodig, die liefst vrij is van harmonischen. Daarom is het in het schema getekende laagdoorlaatfilter toegevoegd. Dit filter verlaagt echter de uitgangsspanning tot 70% van de waarde o p pen A. Er moet dus een keuze gemaakt worden: afstembaar met harmonischen, of één vaste frekwentie zonder harmonischen. Aan pen B ligt een rechthoek-signaal met d e frekwentie van de sinus. Beide signalen hebben dezelfde fase, d.w.z. dat bij nuldoorgangen ook de rechthoek van polariteit verwisselt.

wheelman Naar aanleiding van het artikel over d e "wheelman" in het maartnummer stelde ons een lezer de volgende korte (maar krachtige) vraag:

"waartoe dient R1?" Ons antwoord is even kort maar krachtig: "Voor het o p l a d e n van de akku".

regelbare netvoeding In het schema van d e "regelbare netvoeding" (Elexmaart) vindt u bij de bruggelijkrichter een verbinding met een kruis erdoor. Het is d e bedoeling dat die verbinding (een tekenfoutje!) komt te vervallen, anders ontstaat ter plaatse een flinke kortsluiting. De meeste lezers zullen het ongetwijfeld al geraden hebben, maar t o c h . . . De komponentenopstelling is in ieder geval wél in orde.

hifi-mixer In het schema van dit in het aprilnummer gepubli-

ceerde mengpaneel (pag. 4-11), is bij P1. . .P10 abu-, sievelijk "Mn." opgegeven in plaats van "log.". Het is dus de bedoeling dat er logaritmische potmeters gebruikt worden. Printen verkeerd-om afgedrukt We hebben er de laatste tijd wat moeite mee om d e drukker duidelijk te maken hoe de Elex-printjes moeten worden afgedrukt. In het aprilnummer is het maar liefst twee keer misg e g a a n . Bij de artikelen 'diefstalbeveiliging" en "walmkluis" zijn o p p a g . 4-42 en 4-39 afgedrukte komponentenopstellingen prima in orde, maar in beide gevallen werd het onderliggende printraster tijdens het drukken gespiegeld. Een vervelende zaak, maar we werken intussen al aan een waterdichte methode om dit soort vergissingen in de toekomst te vermijden. Hieronder d e printen, zoals ze hadden moeten worden afgedrukt.

i - C

I

laHKlBOaBB M

i

elex - 5-23

tape-tester testapparaat voor hoogwaardige bandopnamen Als uw cassetterecorder is voorzien van een testoscillator met twee meetfrekwenties, hoeft u dit ontwerp niet na te bouwen. Maar wie het tot nu toe zonder dit hulpmiddel moest stellen, kan nu voor weinig geld in deze leemte voorzien. U hebt geen belangstelling voor het "inmeten" van geluidsbanden? Die krijgt u wellicht vanzelf als u de aanwijzingen in dit artikel leest. De kwaliteit van een b a n d o p n a m e wordt bep a a l d door meerdere faktoren; vooral de azimutafstelling van de opneemkop, het uitsturingsnivo, en d e juiste instelling van d e voormagnetisering verdienen de nodige aandacht. De afstelling van de opneemkop zal als regel wel in orde zijn (mits men d e stelschroefjes met rust heeft gelaten!), en ook d e uitsturing is zelden een probleem. De instelling van d e voormagnetisering (Engels: "bias") is echter minder eenvoudig. Zoals in het artikel "voormagnetisering" (elders in dit nummer) reeds werd opgemerkt, is deze instelling van groot b e l a n g voor d e frekwentiekarakteristiek. Als de klank van uw opnamen te wensen over laat, hoeft u dus niet onmiddellijk te denken dat d e kwaliteit van uw cassetterecorder onvoldoende is. Het kan immers ook zijn, dat de bias-regeling onjuist is ingesteld. (Als deze regeling ontbreekt, kunt u zich afvragen of de cassettes die u gebruikt wel passen bij de vaste instelling van uw recorder.) De sterkte van d e voormagnetisering is vooral van invloed o p de hogere audio-frekwenties; bij een onjuiste instelling kan het geluid bijvoorbeeld te scherp zijn, of juist te dof worden. Als 5-24 — elex

u wilt n a g a a n of de instelling klopt, hebt u een testoscillator nodig. Deze moet twee frekwenties kunnen leveren: een referentietoon (bij voorkeur rond 1 kHz) en een hoge testtoon die tussen 11 en 13 kHz dient te liggen. Weliswaar behoort een dergelijke oscillator niet tot de standaarduitrusting van d e meeste cassette- en spoelenrecorders, maar het is niet moeilijk er zelf een te bouwen.

Testoscillator Zoals reeds gezegd moet de oscillator twee frekwenties kunnen leveren: ongeveer 1 kHz en 12 kHz. Verder is de golfvorm van belang: de signalen moeten sinusvormig zijn, want met een golfvorm die harmonischen bevat, verkrijgt men geen korrekt meetresultaat. Bovendien moeten d e amplituden van beide signalen gelijk zijn, en stabiel. Het ontwerpen van een schakeling die geheel a a n deze eisen voldoet, is niet eenvoudig, maar als men gebruik maakt van de "amplitudegestabiliseerde Wien-brug oscillator" (figuur 2), lukt het wel. Voor een g o e d begrip kijken we eerst even naar figuur 1, waar het principeschema is getekend. De bouwstenen o p d e grijze ondergrond vormen d e eigenlijke Wien-brug. In feite zien we hier een "halve" Wien-brug die uit twee RC-kombinaties bestaat. In d e ene tak staan R en C in serie, en in de andere parallel. De ingangsspanning van de Wien-brug wordt a a n g e b o d e n o p de punten A en C, en d e uitgangsspanning neemt men af van de punten A en B. De waarden van d e beide weerstanden Ra en van de beide kondensatoren Ca zijn gelijk. Wat gebeurt er nu als o p d e punten A en C een wisselspanning van een hoge frekwentie wordt a a n g e b o den? Zoals bekend hebben kondensatoren bij hoge frekwenties een relatief lage impedantie. De impedantie tussen C en B

wordt d a n hoofdzakelijk b e p a a l d door Ra. Tussen B en A wordt Ra echter vrijwel volledig kortgesloten door de parallelkondensator Ca. Het gevolg is dat tussen A en B slechts een zeer geringe spanning kan worden afgenomen. Wordt echter een wisselspanning a a n g e b o d e n waarvan de frekwentie zeer l a a g is, d a n zal d e impedantie van de kondensatoren bijzonder hoog zijn. De impedantie tussen C en B wordt in dat geval b e p a a l d door de hoge impendantie van Ca, want d e bijdrage van d e serieweerstand Ra is d a n gering. Tussen B en A wordt d e impedantie echter b e p a a l d door Ra, om-

dat het effekt van de parallelkondensator Ca nu te verwaarlozen is. Ook in dit geval ontstaat tussen de punten A en B slechts een zeer kleine spanning. Interessant wordt het pas, wanneer de frekwentie d e waarde bereikt bij welke de impedantie van Ca gelijk wordt a a n die van Ra. Dan wordt de spanning tussen A en B namelijk maximaal; dat houdt in: V3 van d e spanning die tussen A en C wordt aangeboden. Bovendien is er bij die frekwentie geen sprake van faseverschuiving tussen het ingangssignaal en het uitgangssignaal. Welke frekwentie dat is, kunnen we berekenen met dezelfde formule

die ons d e grensfrekwentie van een RC-kombinatie geeft: f =

1 2 • n • R • C

Zoals blijkt uit figuur 1, wordt het signaal dat de Wien-brug ontvangt, geleverd door de uitgang van d e o p a m p Het punt waar de spanning wordt afgenomen (B) is verbonden met d e niet-inverterende ingang van d e opamp. Op deze wijze wordt dus precies V-s van d e uitgangsspanning die de o p a m p levert, teruggevoerd naar de ingang. Met Rb en Re wordt d e versterking van d e o p a m p ingesteld. Zolang deze kleiner is d a n 3, gebeurt er niets. Is ze echter groter

1 y^f

Js/




M "V 1

S£:-Xx^i*v:---.v:'-:o'.-.-y!t::x-: VX:X*aFxX:Xx^:XNx..; V ' X ' i - ^ V - X - ' . X£X>X'X V

Figuur 1. Het principeschema van een Wien-brug oscillator.

j^xXxiiWxxXxX/ Wien-brug

\ \X_XX:-XX XX-X^.w^.v/.v-vf

r

86627X-1

Figuur 2. Het volledige schema van de testoscillator-metamplitudestabilisatie. De schakeling kan twee meetfrekwenties opwekken.

i 100M 16 V

1

-ff.—(S)

86627X-2

elex -

5-25

F/guur 3. De uitsturingsindikator of een gewone multimeter zijn voor dit doel niet voldoende betrouwbaar. Vandaar deze hulpschakeling.

I0p/2sv

o—m—DK

1N4148

^

-©-

O

&

-e-

od a n 3, d a n zal de versterking van de totale schakeling groter d a n 1 zijn. Omdat deze versterking slechts geldt bij één bep a a l d e frekwentie, zal de schakeling op deze frekwentie g a a n oscilleren. Voor het aanlopen van d e oscillator kiest de RCschakeling automatisch de b e n o d i g d e spanning uit het totale ruis-spektrum. Reeds na korte tijd zal d e amplitude van de sinus vastlopen tegen d e voedingsspanning; de sinus wordt hierdoor ernstig vervormd, en d a a r moet dus nog iets a a n g e d a a n worden. Eigenlijk zouden we, nadat d e gewenste amplitude bereikt is, de waarden van Rb en Re zo willen bijregelen, dat de versterking precies 3 blijft. In dat geval zou d e amplitude stabiel worden. Maar met gewone weerstanden is dit helaas niet mogelijk. Wat we dus nodig hebben is een weerstand die zichzelf bijregelt. In het schema van figuur 2 is Rb vervangen door een gloeilampje. De weerstand van de gloeidraad in het lampje is afhankelijk van d e temperatuur. Als het lampje gedoofd is, heeft d e gloeidraad een lagere weerstand d a n wanneer het lampje brandt, en met behulp van dit effekt kunnen we d e amplitude stabiliseren. Na het inschakelen oscilleert de schakeling aanvankelijk nog niet, en door La1 vloeit dan ook geen stroom; d e gloeidraad is koud en het lampje heeft een lage weerstand. P1 is echter zo ingesteld, dat de versterking van d e o p a m p groter is d a n 3. Daardoor begint d e schakeling te oscille5-26 — elex

ren, en vervolgens zal de amplitude van de trilling toenemen. Ook door het lampje vloeit nu een stroom, de gloeidraad wordt warmer en d e weerstand van d e lamp stijgt. Bij een b e p a a l d e amplitude (die dus afhankelijk is van P1) is de weerstand van d e lamp zodanig gestegen dat de versterking van de o p a m p precies 3 is. Als de amplitude nu de neiging krijgt zich op een andere waarde in te stellen, d a n zal dit direkt worden t e g e n g e g a a n door d e temperatuurafhankelijke weerstand van L a l De amplitude blijft stabiel. o p g e b o u w d met kom ponenten van de a a n g e g e ven waarden, bedraagt de oscillatie-frekwentie ongeveer 950 Hz (mits S1 geo p e n d is). Sluit men S1, d a n wordt d e frekwentie ongeveer 12 kHz. Het lampje trekt zich van het verschil in frekwentie niets a a n ; voor de werking is uitsluitend d e temperatuur van de gloeidraad van belang. Bijgevolg hebben beide frekwenties exakt dezelfde amplitude.

De bouw De schakeling past probleemloos o p een kleine standaardprint. Plaats het IC bij voorkeur in een ICvoetje. Het lampje wordt met behulp van twee draden (dus zonder fitting) op d e print gesoldeerd. Nadat d e montage voltooid is, en ook d e voeding is aangesloten, kan de schakeling met behulp van een multimeter worden afgeregeld. Stel de meter in o p het wisselspanningsbereik van 5 V, en zorg dat S1 g e o p e n d is. Meet

de spanning tussen het knooppunt C4/R8 en massa. Draai d a n a a n P1 tot d e spanning 3 V bedraagt. De tester kan gevoed worden uit een kleine netvoeding van 12 V, maar een serieschakeling van twee 9-V-batterijen is ook geschikt. Tenslotte kan d e schakeling worden ondergebracht in een klein kastje dat is voorzien van twee gaten. Het ene gat dient voor S1 en het andere voor de uitg a n g (cinch-chassisdeel).

De toepassing

86627X-3

frekwentiekarakteristiek beschikken. Een gewone meter is hoogstens geschikt voor frekwenties rond 50 Hz. Gelukkig biedt d e hulpschakeling van figuur 3 uitkomst. Op de uitg a n g van deze schakeling sluit u de multimeter a a n (bereik 10 of 20 V gelijkspanning). De ingang van d e schakeling verbindt u met d e luidsprekeruitgang van d e versterker (de luidsprekers dient men bij voorkeur even af te koppelen). Vervolgens schakelt u de versterker op "Mono", en o p "Tape Monitor" (of "Tape"). Tenslotte worden versterker en cassetterecorder ingeschakeld.

Nu kunnen we a a n het werk. De uitgang van de tape-tester wordt via een — Leg nu een cassette in, afgeschermde kabel verzet de recorder in d e bonden met een "line in"stand "opnemen", en druk chassisdeel van d e casset- vervolgens op de pauzeterecorder. toets. — Als uw a p p a r a a t is uitVoor d e meting die we gerust met drie koppen willen verrichten, is de uitsturingsindikatie niet het (en dus over nabandkonjuiste aanwijsinstrument. trole beschikt), kiest u d e Zelfs een multimeter, anastand "Source". loog of digitaal, geeft niet — Schakel de tape-tester d e juiste waarde aan. Dit in en kies de frekwentie feit lijkt verrassend, maar 1 kHz. we kunnen het als volgt — Draai aan de volumeverklaren. De wijzerinstruknop tot de wijzer van menten die men o p vele de multimeter o p de helft cassettedecks kan vinden, van d e schaal staat. zijn niet voor alle frekwen— Laat de tape-tester nu ties even gevoelig. Voor afwisselend de frekwenhoge frekwenties zijn ze ties 1 en 12 kHz producegevoeliger d a n voor lage, ren, en draai intussen a a n en daarom zijn ze niet te de klankregelaars totdat gebruiken in kombinatie de multimeter voor beide met onze tape-tester. Bij frekwenties dezelfde uiteen deck met LED-indikaslag geeft. tie is de situatie al niet — Draai dan opnieuw a a n veel beter, want in het bed e volumeregelaar tot reik dat ons interesseert, de wijzer weer precies o p loopt d e indikatie o p in d e helft van d e schaal stappen van 5 dB of meer, staat. en dat is echt niet nauwDat waren d e voorbereikeurig genoeg. De multidingen. Als uw recorder meter laat het afweten beschikt over nabandkonomdat alleen de zeer kosttrole en een b/as-rege/aar, bare uitvoeringen (truekies d a n de stand "MoniRMS e.d.) over een rechte ii tor". Maak nu een opna-

me terwijl u voortdurend omschakelt tussen 1 kHz en 12 kHz, en probeer tijdens het opnemen een stand van de bias-regelaar te vinden die beide frekwenties met dezelfde sterkte op de meterschaal brengt. De gevonden stand is dan optimaal voor cassettes van het type en het merk dat u in d e recorder hebt gelegd. Als uw recorder wel nabandkontrole maar geen bias-regelaar heeft, dient u cassettes van verschillende merken en types uit te proberen. Ideaal is een cassette die voor beide frekwenties dezelfde meteruitslag geeft, en als het even kan gebruikt u deze cassettes voortaan altijd. Als uw recorder geen nabandkonlrole maar wel een bias-regelaar heeft, zet d a n eerst deze regelaar in de middenstand. Maak vervolgens twee opnamen: een met 1 kHz en een met 12 kHz, beide gedurende 10 sekonden. Speel vervolgens deze opnamen af en let g o e d o p de wijzer van de multimeter. Als d e uitslag bij d e hoge frekwentie groter is d a n bij d e lage, draai d a n de bias-regelaar iets naar rechts (in het omge-

keerde geval: naar links). Maak nu met de gewijzigd e bias-stand een nieuwe o p n a m e om vast te stellen in welke mate er sprake is van verbetering. Dit kunt u herhalen totdat voor d e gebruikte cassette de optimale instelling gevonden is. Als uw recorder geen nabandkontrole en ook geen bias-regelaar heeft, kiest u uit verschillende merken en types d e cassette die op uw a p p a r a a t de beste resultaten geeft. Overigens bevindt zich in een recorder zonder bias-regelaar meestal een instelpotentiometer waarmee het nivo van d e voormagnetisering kan worden ingesteld. Als men de kap van de recorder verwijdert, is deze potentiometer met enig geluk wel te vinden, want meestal is hij gemerkt met "bias adj." of iets dergelijks.

Onderdelenlijst . R1 = 180 Q R2,R3 = 4,7 kQ R4,R6 = 18 kQ R5.R7 = 1,2 kQ R8 = 8,2 kö R9 = 3,3 kQ C1 = 100nF/16 V C2,C3 = 10 nF

HR8

KiQ

|

JL°-®

uKBl'

C4 = 1 , J F / 1 6 V C5 = 1 MF/25 V

IC1 = 741 La1 = 24 V/50 mA gloeilampje S1 = dubbelpolige schakelaar Diversen: Hulpschakeling volgens figuur 3; deze bestaat uit: 3 weerstanden (1 kQ, 10 kQ en 100 kQ), 2 kondensatoren (100 nFen 10 jiF/25 V), en een diode 1N4148. Elex-standaardprint formaat 1 IC-voetje voor IC1 cinch-chassisdeel kastje Kosten: (zonder kast) ca. f 17,50

Opmerkingen Als o p de meter weinig verschil te zien is tussen de hoge en d e lage frekwentie, kan d e afwijking worden verwaarloosd. Een verschil van 10% komt bijvoorbeeld overeen met 1 dB, wat al een zeer

gunstige waarde is. Tot slot vermelden we nog dat een buizenversterker nooit m a g worden ingeschakeld als de luidsprekers niet zijn aangesloten; d e versterker kan d a n defekt raken.

Figuur 4. De hele schakeling past met gemak op een standaardprint van formaat 1.

gewenste lengte afknipt; — Belangrijk is dat uw soldeerbout ontdaan is van vloeimiddelresten en schoon is; — Met een zeer geringe hoeveelheid tin o p d e bout, kan de operatie nu beginnen; — Soldeer het geprepareerde weerstandspootje a a n de beschadigde

aansluitzijde van de kondensator, en zorg er voor dat u d e bout niet langer d a n noodzakelijk (1 s) hanteert.

'N TIJ Is het u ook al overkomen dat een schakeling die u met moeite o p g e b o u w d en getest had, dienst weigerde? En ging u toen ook klakkeloos en nerveus d e komponenten los- en later weer opnieuw vastsolderen. Dan kent u waarschijnlijk ook de bekende verdraaide of gebroken transistor- of kondensatorpootjes. Een vervelende zaak wanneer daardoor kostbare komponenten in d e vuilnisbak belanden. Bij d e bekende zilverkleurige MKH- en MKT-foliekondensatoren ligt dit gelukkig iets gunstiger. Meestal

kunnen zij nog gered worden door middel van een kleine maar secure ingreep. De afgebroken pootjes kunnen weer aangebracht worden zonder dat daarbij een noemenswaardig kapaciteitsverlies van d e kondensator optreedt. De ingreep vergt wel enige feeling en handigheid. Men gaat het beste als volgt te'werk: — Klem d e patiënt g o e d vast op uw werktafel; — Als prothese gebruikt u het best d e aansluitd r a a d van een weerstand, die u van tevoren o p de

elex - 5-27

welkom bij de Elex/Elektuur- databank telefonisch kopen, informatie opvragen en berichten achterlaten We raken er hoe langer hoe meer aan gewend dat allerlei informatie ons via de telefoon en de TV thuis bereikt. Teletekst, viditel, girotel. . . nog even en het is net zo gewoon als de krant lezen of een brief posten. En er komen steeds meer nieuwigheden bij. Het is nog niet direkt zo ver dat Elex per telefoonlijn bij u op het beeldscherm verschijnt, maar toch komt het tijdstip waarop dit zal gebeuren met rasse schreden dichterbij.

Als een soort voorschot o p zo'n "beeldschermversie" van Elex, waarmee we in d e toekomst ongetwijfeld te maken g a a n krijgen, starten we vanaf deze m a a n d met een iefs minder spektakulaire — maar wel gloednieuwe — aktiviteit: een databank. Even voor d e niet-ingewijden: wat is een databank en wat heb je eraan? Wel, een databank kan het beste worden omschreven als een telefonisch bereikbaar informatiecentrum voor computerbezitters. Kortom, je belt een b e p a a l d nummer en krijgt d a n een computer a a n de lijn, waaruit je allerlei informatie kunt opvragen. Een hoogst moderne vorm van informatieverstrekking dus — en wij zijn er d a n ook best een tikkeltje trots o p dat Elex, samen met Elektuur, zo ongeveer het eerste tijdschrift is dat met een dergelijke service begint. 5-28 -

elex

24-uurs

service

Goed, nu wat konkreter: wat heeft die databank zoal te bieden en wat kost deze service? Om met het laatste te beginnen: bui-

ten uw eigen telefoonkosten is d e service gratis, zonder "maartjes" en zonder "kleine lettertjes"! Dat valt waarschijnlijk al weer mee. Dan het antwoord o p d e eerste vraag: wat heeft

d e service te bieden? Dat hebben we hieronder voor u samengevat:

1

* Een 24-uurs-service. De databank is d a g en nacht bereikbaar o p telefoonnummer 04402-71850, behalve o p m a a n d a g van 12.30 tot 16.00 uur, want d a n wordt dit telefoonnummer gebruikt voor het bekende vragenuurtje. * Aankondigingen van op korte termijn te verwachten Elex- en Elektuurarfikelen. * Informatie omtrent d e inhoud van ElektuurComputing en van d e Elektuur-specials. * Informatie over nieuwe boeken. * Overzicht van d e via de EPS- en ESS-service aang e b o d e n printen en software. * Aanvullingen op en korrekties van reeds gepubliceerde schakelingen (Technische Informatie). * Iedereen kan via d e

databank gebruik maken van het Elex-"prikbord", om zo kleine advertenties door te geven a a n de medegebruikers (alleen voor partikulier gebruik). * Er kunnen printen, boeken en software-cassettes worden besteld. Het systeem telt momenteel 800 pagina's, waarvan er 200 voor de prikbordservice ter beschikking staan. Alle pagina's zijn in kleur. De hele procedure van informatie opvragen en bestellingen doen gaat via duidelijke menu's en is volledig probleemloos. Een van d e grote voordelen van deze databank is ongetwijfeld het feit dat Elex nu ook buiten d e normale kantooruren bereikbaar is voor informatie; vooral van b e l a n g voor mensen die met Elex-schakelingen bezig zijn en g r a a g de laatste aanvullingen en tips willen weten — zij hoeven nu namelijk niet meer tot het maand a g m i d d a g s e vragenuurtje te wachten!

EI ekt u u r on~l ine

0 1 2 3 4 5 6

zo'n verbinding met onze databank in zijn werk? U hebf drie dingen nodig: een computer, een viditelontvangprogramma en een telefoonmodem. Een computer hebt u natuurlijk al, anders was u niet geïnteresseerd. Viditelontvangprogramma's zijn voor nagenoeg elk type computer verkrijgbaar. Telefoonmodems zijn ook volop te koop, maar bovendien ook heel g o e d zelf te maken. In ons zusterb l a d Elektuur wordt deze m a a n d een kompakte zelfbouw-modem beschreven, welke zich bij uitstek leent voor kontakten met d e databank.

Oa

Binnenkort in n.CKTUUR 8innenkort in ELEX E lekt uur Conputing &. Specials Elektuur Print 9, Software service Uan de boeken-redaktie Technische Xnforflatie Elektuur Prikbord

Elektuur

on

line

2a

Oc

BINNENKORT IN

tfii #

II

I I i l i l »J*" 1«

l f 'j$. sf" v o o r de

blüd Het

"tïïiS"

»ïl* ïl.j-' s: ,.:s

SII

IIPL

beginnend e

i e d e r ' e wrmagnetisering

onmisbaar voor goede bandopnamen

,

Ondanks allerlei technische vooruitgang gedraagt de magneetband zich ook vandaag nog weinig lineair. Zonder voormagnetisering zou dit medium daarom nauwelijks bruikbaar zijn voor de registratie van muziek. Wie nog nooit heeft gehoord hoe een o p n a m e klinkt die gemaakt is zonder voormagnetisering, kan dit twijfelachtige genoegen ondergaan met behulp van een primitieve diktafoon of cassetterecorder. Als d e voormagnetisatie ontbreekt, hoort men het tegendeel van hifi: ruis, vervorming en een bedroevende frekwentiekarakteristiek. De duidelijk 5-30 - elex

hoorbare aantasting van het geluid wordt veroorzaakt door het niet-lineaire g e d r a g van d e b a n d .

Magnetisering De opneemkop in een cassetterekorder is in princ i p e niets anders d a n een spoel, die doorlopen wordt door d e (versterkte) wisselstroom van het geluidssignaal. De spoel

wekt d a n een wisselend magnetisch veld o p waarvan d e variaties exakt overeenkomen met het ritme (frekwentie) en d e sterkte (amplitude) van d e geluidstrillingen. De magneetlaag van de geluidsb a n d (die uit ijzeroxyde of chroomdioxide bestaat) zal, terwijl hij langs de opneemkop glijdt, door dit magnetisch veld worden gemagnetiseerd. Maar he-

laas volgt d e magnetisering niet exakt het verloop van het magnetisch veld. De grootste niet-lineariteit treedt o p rond het moment dat d e wisselstroom die door d e spoel in de opneemkop vloeit, van richting verandert. Ook het magnetisch veld zal d a n van richting veranderen. Maar zoals blijkt uit figuur 1, is d e m a g n e e t l a a g niet in staat deze omke-

1 vastgelegde bandmagnetisering na voormagnetisering

magneti sering skarakteri stick van de band (schematisch)

\

\

yi

^___ -****"^

i

'

L>" i

vastgelegde bandmagnetisering

^

V

i

geluidssignaal met voormagnetisering (stroom doof opneemkop)

opneemkop

i i

stroom door 86647X-1

beschikbare ruimte voor optimale instelling van de voormagnetisering

A V vervormingsfaktor

2

\

\

op te nemen geluidssignaal

hoogfrekwentsignaal van de voormagnetisering

produkt van geluidssignaal en HF voormagnetisering

naar de opneemkop

^r

I I I

I I



I I

!

\ L

• • » ÜüM p"ipi

M

—H j

I

I I

i

r^s^. 1 kHz

signaalnivo

10kHz

86647 X-2

nivo voormac netisering

ring van het magnetisch veld tijdig te volgen. De kleine magnetische deeltjes in de magneetlaag hebben van nature een zekere traagheid (de zogeheten "magnetische hystereses"), en het gevolg is, dat de b a n d tijdens d e overgangsfase (voor en na de nuldoorgang van het signaal) niet-lineair reageert. Pas wanneer het veld een b e p a a l d e sterkte heeft bereikt, ontstaat er weer een lineair verband tussen de magnetisering van d e b a n d en het verloop van het signaal. Een sinussignaal dat zonder korrigerende maatregelen wordt opgenomen, zou bij weergave een ernstig verminkte vorm vertonen (zie figuur 1, rechts). Deze vervorming is vooral bij geringe geluidssterkte bijzonder hinderlijk, omdat in dat geval de uitsturing van d e b a n d zich vrijwel uitsluitend afspeelt in het nietlineaire gebied.

Voormagnetisatie De voormagnetisatie werd meer d a n 40 jaar geleden

ontdekt door Weber-Braunmühl. Volgens d e overlevering gebeurde dat min of meer bij toeval, toen een opname-versterker door een defekt begon te oscilleren: plotseling klonk de b a n d o p n a m e fris en helder als nooit tevoren. Wat begon met een defekte versterker, werd later bewust toegepast, en daarmee was de hoogfrekwente voormagnetisering uitgevonden. De a a n d u i d i n g "hoogfrekwent" kunnen we met recht gebruiken, want d e frekwentie van het voormagnetiseringssignaal ligt ruimschoots boven het audio-gebied, bij cassetterecorders meestal tussen 80 en 105 kHz. Voor het opwekken van dit hoogfrekwente signaal gebruikt men uiteraard niet een versterker die bij toeval wel eens oscilleert; een kleine oscillatorschakeling is immers wel zo betrouwbaar. Omdat met hetzelfde signaal ook de wiskop wordt gestuurd, noemt men deze oscillator de "wisoscillator". Tijdens de o p n a m e wordt het o p te nemen signaal samenge-

voegd met het HF-signaal van d e wisoscillator; figuur 2 geeft dit proces schematisch weer. Het resultaat is hetzelfde als bij de oscillerende versterker van Weber-Braunmühl: het HF-signaal wordt gesuperponeerd op het signaal dat men wil opnemen. Figuur 3 maakt duidelijk welke invloed dit heeft o p d e magnetisering van d e b a n d . Het HF-signaal van d e voormagnetisering wordt kontinu a a n d e opneemkop toegevoerd (ook wanneer er geen geluidssignaal aanwezig is) en d e b a n d wordt bijgevolg voorgemagnetiseerd. Door de voormagnetisering wordt het geluidssignaal buiten het geknikte deel van de magnetiseringskarakteristiek gehouden. Het gevolg is dat d e variaties van het g e m e n g d e signaal dat naar de opneemkop gaat, binnen het lineaire deel van d e karakteristiek zullen vallen.

Figuur 1. Als het magnetisch veld van richting verandert, zal de bandmagnetisering door het hysteresis-effekt een niet-lineair gedrag vertonen. Dit heeft ernstige vervorming tot gevolg. Figuur 2. Voordat het op te nemen signaal de opneemkop bereikt, wordt het toegevoegd aan het hoogfrekwente voormagnetisatie-signaal. Figuur 3. Als het op te nemen signaal wordt toegevoegd aan het hoogfrekwente voormagnetiseringssignaal, zal de magnetisering van de band buiten het niet-lineaire gebied worden gehouden. Figuur 4. Als de voormagnetisering toeneemt, wordt de vervorming geringer; maar te sterke voormagnetisering leidt tot een verzwakking van de hogere audio-frekwenties.

Instelling Zonder voormagnetiseringssignaal is d e vervorelex - 5-31

ming bijzonder hoog. Als het voormagnetiseringssignaal wel aanwezig is, maar met onvoldoende sterkte, is de vervorming weliswaar geringer, maar nog steeds hoorbaar. Laten we vervolgens de sterkte van het voormagnetiseringssignaal toenemen, d a n zal aanvankelijk d e vervorming veel geringer worden. Een verdere verhoging van d e sterkte heeft tot gevolg dat de vervorming nog iets afneemt. Als men de sterkte nog verder verhoogt, wordt het resultaat averechts: d e vervorming verbetert niet meer, maar de weergave van d e hogere audio-frekwenties verslechtert nu aanzienlijk. Figuur 4 geeft de samenhang tussen de genoemde faktoren grafisch weer: te weinig "bias" (audioengels voor voormagnetisering) geeft vervorming, maar te veel leidt tot verzwakking van het hoog. Voor de juiste instelling geldt daarom de richtlijn: zo sterk als mogelijk is, maar duidelijke verliezen in de hogere audio-frekwenties mogen niet optreden.

Bias en bandsoorten Hoewel de samenhang die in figuur 4 gegeven is, in principe van toepassing is o p alle banden, verschilt de optimale instelling van het bias-nivo al

o

i

t

VHsMORY

i

i



i

MfC

BIAS AOJ

» O O * naar gelang de soort en het merk van d e b a n d . Uzeroxyde-banden (standaard-cassettes) kunnen volstaan met een l a a g bias-nivo. Voor chroomdioxyde-banden en soortgelijke types moet het nivo aanmerkelijk hoger zijn. Een extreem hoog nivo is vereist wanneer men banden van het "metal"-type gebruikt, en (anders d a n bij d e chroomdioxydesoorten) kan men o p metaltape slechts g o e d e opnamen maken als de recorder beschikt over een speciale instelling voor deze bandsoort.

!

ling. Als het bias-nivo niet instelbaar is, dient men banden van verschillende merken en soorten uit te proberen. Door g o e d te luisteren, komt men d a n te weten welke b a n d het beste past bij het vaste bias-nivo dat door de fabrikant van de recorder is ingesteld. Elders in dit nummer van Elex vindt U overigens een bouwontwerp voor een klein testapparaat dat U verder o p weg helpt naar optimale resultaten: U kunt er cassettes mee /n/neten en testen.

Omdat het bias-nivo moet worden afgestemd o p de gebruikte bandsoort, zijn d e meeste recorders voorzien van een bandsoortenschakelaar. Door middel van deze schakelaar kan men het bias-nivo omschakelen tussen verschillende vast ingestelde waarden. De verschillen tussen b a n d die van dezelfde soort zijn, maar niet van hetzelfde merk, kunnen met deze schakelaar niet worden gekompenseerd; dat kan alleen als de recorder ook nog is voorzien van een draaiknop voor de bias-fijnrege-

het principe De magnetiseringskarakteristiek geeft de verhouding weer tussen d e sterkte van d e bandmagnetisering (vertikale as) en de sterkte van het o p te nemen signaal (horizontale as). Onder d e karakteristiek is d e golfvorm van het op te nemen signaal getekend. Als men stap voor stap het spanningsverloop van deze golfvorm via d e karakteristiek projekteert naar het g e b i e d dat rechts van de karakteristiek ligt, d a n 5-32 — elex

ontstaat daar een beeld van de golfvorm zoals die in d e m a g n e e t l a a g is vastgelegd. Doordat d e karakteristiek een knik vertoont, zal d e gekonstrueerde golfvorm vervormd zijn. Ook als we o p d e golfvorm die we willen registreren een HFsignaal superponeren, zal deze vervorming blijven bestaan. Maar omdat de magnetische deeltjes van nature een zekere traagheid hebben, zullen ze

zich niet richten naar deze snelle HF-golfvorm. Ze stellen zich ongeveer in o p de g e m i d d e l d e waarde van de golfvorm, en zoals blijkt uit de figuur is er bij deze g e m i d d e l d e waarde (vet getekend) geen sprake meer van een knik. In het (gekonstrueerde) HFsignaal komen weliswaar knikjes voor, maar deze hebben nauwelijks invloed o p het verloop van de gemiddelde waarde. Verder kunnen we met be-

1

hulp van deze grafiek begrijpen waarom d e voormagnetisering nauwkeurig moet worden ingesteld. Als het HF-signaal te zwak is, zal d e invloed van d e knik in d e magnetiserings-karakteristiek niet geheel worden geëlimineerd, zodat d e vervorming nog ten dele blijft bestaan. Is d e voormagnetisering te sterk, d a n zal het HF-signaal beïnvloed worden door de afgeronde uiteinden van d e mag-

magnetiseringskarakteristiek

gekonstrueerde magnetisering met HFvoormagnetisatie

geluidssignaal met voormagnetisatie

op te nemen geluidssignaal

86647Xa

MINI SCHAKL'UNG zenerdiode met "nabrander" Een zenerdiode kan maar een betrekkelijk klein vermogen leveren, variërend van 400 mW bij d e kleinere glastypen tot 5 W en meer bij de grotere typen. Dit vermogen is bijzonder belangrijk, omdat zenerdioden vaker onder volle belasting moeten werken d a n andere komponenten. De zenerdiode neemt namelijk het meeste vermogen op, wanneer de

netiseringskarakteristiek, wat nieuwe vervormingen tot gevolg heeft. Ook het frekwentie-afhankelijke g e d r a g is verklaarbaar. Hoe vaker bij d e voormagnetisering een g e m i d d e l d e waarde wordt gevormd, des te geringer zal d e vervorming zijn. Voor d e hogere audio-frekwenties is het aantal voormagnetiseringsperioden dat zich per tijdseenheid voordoet, relatief geringer d a n voor de lagere (en dus langzamere) audio-frekwenties. Bij de hogere frekwenties vindt d e vorming van de g e m i d d e l d e waarde dus naar verhouding minder vaak plaats, en dat is ook d e reden waarom deze frekwenties het meest worden beïnvloed als d e voormagnetisering niet korrekt is ingesteld.

aangesloten schakeling het minste verbruikt. Figuur 1 laat d e typische zenerdiode-schakeling zien. De ingangsspanning (links) wordt door de zenerdiode teruggebracht tot een stabiele waarde (rechts). De stroom door de voorschakelweerstand a a n de ingang loopt deels door d e zenerdiode en deels door de uitgang. Des te meer de verbruiker opneemt, des te minder stroom er door de diode vloeit. En omdat de zenerspanning konstant is,

2 |

ik

"* 4 = M J

U:U Z *0,7V

loM 0,7V

1

wordt er d a n minder vermogen gedissipeerd. De belasting van d e diode is dus maximaal wanneer de uitgang open is. Deze belasting m a g natuurlijk niet te hoog worden. Bij de keuze van d e diode moet daarom o p de vereiste belastbaarheid gelet worden. Of, Wanneer men bijvoorbeeld het b e n o d i g d e 1-Wtype niet bij d e hand heeft, kan men de dioden versterken. Figuur 2 laat zien hoe. De belastbaarheid stijgt in principe met een faktor ter grootte van d e stroom-versterkingsfaktor van de transistor — dus minstens 20-maal. Alleen moet er natuurlijk o p

86648X-2

gelet worden dat de belastbaarheid van de transistor niet overschreden wordt. Een BC140 of -160 kan 3,7 W leveren, een BD 135. . .139 ongeveer 12 W indien gekoeld, en een gekoelde TIP 3055 meer d a n 100 W. Een neveneffekt is dat de spanning van de nieuwe diode ongeveer 0,7 V hoger ligt d a n de zenerspanning. Het is overigens zinvol om diode en transistor kort bijeen te plaatsen, zodat ze dezelfde temperatuur hebben. De beide halfgeleiders kompenseren d a n onderling temperatuur-afhankelijke spannings-schommelingen.

elex -

5-33

quiz-timer Een schakeling die na afloop van een bepaalde tijd een geluidssignaal laat horen, is al vaker vertoond in Elex. Dit nieuwe ontwerp doet meer dan alleen dat: het tijdsverloop wordt ook optisch gesignaleerd door een aantal LED's die, naarmate de tijd verstrijkt, in een steeds sneller tempo doven.

Door de optische indikatie is de timer uitermate bruikbaar bij diverse spelletjes waarbij het er op aan komt, binnen een zekere tijd een b e p a a l d e opdracht uit te voeren. Dat de LED's a a n het eind steeds sneller uitgaan, maakt de zaak er alleen maar spannender op. Natuurlijk zijn er nog veel meer toepassingen voor de schakeling te bedenken: bij alle menselijke aktiviteiten, waarbij d e faktor "tijd" een kritische rol speelt, kan deze timer als ondersteuning worden ingezet. Wie dus voortaan verzekerd wil zijn van pertekt gekookte eieren, juist ontwikkelde kleurenfilms en een op d e privé-zonnebank optimaal gebruinde huid, kan maar beter nu alvast de soldeerbout aanzetten.

Het

schema

Het "hart" van de schakeling wordt gevormd door d e 14-traps binaire teller 4020. In dat CMOS-IC bevinden zich 14 in serie geschakelde flipflops, waar van 12 Q-uitgangen naar buiten zijn gevoerd. Op d e klok-ingang van de eerste flipflop staat een blokgolfsignaal, dat wordt opgewekt door de als oscillator geschakelde Schmitt-trigger N9. De frekwentie van de blokgolf (en daarmee de in te stellen tijd) kan worden geva5-34 — elex

rieerd met FM. In iedere volgende flipflop in de 4020 wordt de frekwentie van het blokgolfsignaal g e d e e l d door twee. De uitg a n g e n Q1 tot en met Q5 worden niet gebruikt. Pas bij Q6 wordt het voor ons interessant. De frekwentie o p die uitgang is l a a g genoeg om er via een poortschakeling (N1) een LED (D3) o p te kunnen aansluiten, die d a n g o e d zichtbaar knippert. Dat doet D3 gedurende d e gehele telperiode. D3 maakt dus geen deel uit van het rijtje LED's dat de verstreken tijd aangeeft. De uitgangen Q7 t/m Q13

verzorgen met behulp van de LED's D4 t/m D10 de eigenlijke signalering. Elke LED is met een Q-uitgang verbonden via een ANDpoort. Deze poorten vervullen een logische funktie. De uitgang van een ANDpoort heeft alleen een "hoog" spanningsnivo, als beiden ingangen "hoog" zijn. Omdat in het begin van de telperiode alle Q-uitgangen " l a a g " zijn, is dat ook het geval met d e uitgangen van alle ANDpoorten. Er loopt d a n een stroom vanaf de plus van de voeding via de LED's en de weerstanden naar

d e "lage" uitgangen van d e AND-poorten: alle LED's branden. De eerste LED die uitgaat is D10. Dat gebeurt halverwege d e telperiode. Op dat moment wordt namelijk Q13 "hoog". Ingang 2 van N8 had al een "hoog" nivo, omdat die vast verbonden is met de voedingsspanning. De uitgang van N8 wordt dus "hoog", zodat er geen stroom meer kan lopen door LED D10. De volgende LED die eraan moet geloven is D9. Eén ingang van N7 is al "hoog", omdat die is verbonden met de uitgang van N8. Halverwege de tweede helft van de telperiode, dus op driekwart van d e totale ingestelde tijd, wordt Q12 "hoog" en dus de uitgang van N7 ook. D9 g a a t d a n uit. Dat gaat zo in een steeds sneller tempo door, totdat tenslotte ook D4 gedoofd is. Door het "logaritmische" verloop van het doven van d e LED's kan gedurende d e laatste sekonden een nauwkeurige schatting gemaakt worden van d e nog resterende tijd. Datzelfde principe vinden we terug in de benzinemeter van een auto: de naald daarvan beweegt zich sneller naarmate d e tank leger wordt. Als d e teller "uitgeteld" is, zou zonder maatregelen onzerzijds de telcyclus opnieuw beginnen. Om dat te voorkomen, is de

Figuur 1. Deze schakeling onderscheidt zich van huis-, tuin- en keukentimers doordat de poorten N2 t/m N8 zowel letterlijk als figuurlijk voor de nodige spanning zorgen. Aanvankelijk branden alle LED's. Als de tijd verstrijkt, doven ze in een steeds sneller tempo, totdat de laatste uit is. Dan geeft de buzzer een ritmisch onderbroken pieptoon af.

^© tt,

r^f^y—EIÖÖHH^ tt.

N2 \

|l80n|—(^-|^

'

^CE)^ 1

-FBÖÖW | 4

n

N4 J—i—liaon Hiaon|-0 \A

'

'

ici 4020

Figuur 2. Omdat de schakeling werkt met vier IC's, moet er een "dubbele" Elex-print worden gebruikt. De LED's, de schakelaars en de zoemer worden niet op de print, maar op de frontplaat gemonteerd. In verband met het nogal hoge stroomverbruik is een netvoeding (S volt) aan te bevelen.

ïE> !••

RESET • » • •

H13

B

Q13

* / D10

'—•—l'a°"l—C^—\4—

Q14

•1N4148 N12

I * 140 mA (max)

f





raiy

\*r

© © © IC1

IC2

1N4148

IC3 IC4

?. © © © ©

T-

PB2 720

•o-®

V . ƒ 7408, 74LS08, 74MC08, N3 . . , N 6 = IC2 N1,N2,N7,N8= IC3i;ƒ \i 7409, 74LS09, 74MC09 N9 . . . N12 - IC4 4093

uitgang van Q14 via D1 verbonden met een ing a n g van N9. Zodra Q14 o p het einde van de telperiode "hoog" wordt, stopt daardoor de klokgenerator. Om opnieuw te starten moet S2 worden ingedrukt. Die stuurt een RESET-signaal naar d e binaire teller, waardoor alle Q-uitg a n g e n " l a a g " worden. Daarmee is d a n tevens de "blokkade" van d e oscillator opgeheven. Met S1 kan de oscillator tijdelijk worden stilgezet, wat onder b e p a a l d e omstandigheden zijn nut kan hebben. De akoestische signalering, het geluidssignaal dus, wordt verzorgd door N11 en N12; de door deze laatste geleverde konstante toon wordt door N11 ritmisch onderbroken. Zolang Q14 " l a a g " is, kan N12 niet oscilleren omdat pen 9 via D2 o p massapotentiaal wordt gehouden. Omdat er in de schakeling TTL-IC's worden gebruikt, m a g de voedingsspanning beslist niet hoger zijn d a n 5 volt. Als alle

LED's branden, bedraagt het stroomverbruik ongeveer 140 mA. Bij d e in het schema aangegeven waarden voor P1 en C1 kunnen tijden worden ingesteld van c a . 30 sekon-

den tot ongeveer 10 minuten. P1 kan worden vervangen door een potmeter, die dan op de frontplaat moet worden gemonteerd. De "behuizing" o p de foto bestaat uit een plaatje

plexiglas, dat met behulp van afstandsbusjes boven d e print is gemonteerd. Voor de LED's hebben wij er een rij gaatjes in geboord; d e piëzo-zoemer is er gewoon opgelijmd.

Cn —i S1

Onderdelenlijst R1,R2 = 1 MQ R3.R4 = 470 kQ R5 = 47 kQ R 6 . . . R 1 3 = 180 Q P1 = instelpotmeter 1 M S (zie tekst) C1,C2,C5 = 100 nF C3

=

rx

cN. \ \ p

c

PïïP ó

1 JLIF/16 V

C4 = 680 pF C6 = 2,2 (iF/16 V D1.D2 = 1N4148 D 3 . . D10 = LED IC1 = 4020 IC2JC3 = 74(LS)08 of 74(LS)09 IC4 = 4093 51 = aan/uit-schakelaar 52 = druktoetsschakelaar 1 Elex-print, formaat 2 Bz = piëzo-zoemer (TOKO PB 2720) Geschatte bouwkosten zonder behuizing, netvoeding en montagemateriaal: ca. f 35,— |

W WHSÊOHMWW "™ IH

W

W W i MI i l uijf HHM j " !

W I

elex — 5-35

ommekeer in de modelspoorbaan eenvoudige oplossing voor een netelig probleem Het woord "ommekeer" in de titel moet letterlijk worden opgevat: het gaat hier om een keerlus aan het eind van een modelspoortrajekt. Wie zoiets probeert in elkaar te zetten met een gewone wissel, wordt getrakteerd op een stevige kortsluiting. Met behulp van een vrij simpele elektronische schakeling kan het echter wèl. ledere modelspoorenthousiast die wel eens heeft geprobeerd wat grotere afstanden te overbruggen, kan over het probleem meepraten. De trein komt a a n het eind van het trajekt en moet dan terug. De eenvoudigste oplossing is uiteraard het omkeren van de stroomrichting. Het nadeel daarvan is, dat de trein achteruit g a a t rijden, en vooral bij een lokomotief met een stel wagons ziet dat er niet erg realistisch uit. Een keerlus, zoals in figuur 1, zou veel mooier zijn. Op zich vormt het rondjes draaien natuurlijk geen probleem: d e "schakeling" van figuur 2a moet zelfs de absolute beginner o p dit g e b i e d bekend voorkomen. De moeilijkheden beginnen pas g o e d , als dezelfde argeloze beginner d e keerlus volgens figuur 2b gaat opbouwen. Daar zorgt de lus ervoor, dat d e rail A1 een elektrisch geleidende verbinding vormt met rail B2. Hetzelfde is het geval met B1 en A2. Op die manier ontstaat er een dubbele kortsluiting tussen de rails A en B. Dat is niet bevorderlijk voor een vlotte afwikkeling van het 5-36 — elex

spoorwegverkeer, omdat via die rails de plus en de min van d e rijstroom worden getransporteerd. Wie zich door deze g a n g van zaken gefrustreerd voelt en van radikale oplossingen houdt, zou natuurlijk zijn hele modelspoorbaan kunnen verkopen a a n d e meestbiedende, om vervolgens over te g a a n tot

de aanschaf van een merk dat rails heeft met een middenkontakt: daar doet zich dat soort problemen niet voor. Wij hebben geprobeerd een wat goedkopere oplossing uit te denken. Onze kollega's o p het Elexlaboratorium hadden het er aanvankelijk nogal moeilijk mee. Iedereen

Figuur 1. Met behulp van een keerlus kan de trein over een bepaald trajekt terugkeren zonder daarbij achteruit te hoeven rijden. Bij de meeste modelspoortreinen gaat dat niet zonder meer, omdat de rijstroom via de ene rail toeen via de andere rail afgevoerd wordt. Dat zou tot kortsluiting leiden. Onze schakeling lost dit probleem op. Figuur 2. Uit deze tekeningen blijkt duidelijk, dat een trein best rondjes kan rijden, maar dat een keerlus in feite onmogelijk is.

n

n j p

ra m p

Q

n

i n j

B

Figuur 3. Door het tussenvoegen van een geïsoleerd railstuk, waarvan de polariteit kan worden veranderd, kan het kortsluit-probleem worden opgelost. De getekende schakelaars zijn reedkontakten, die worden geaktiveerd door een magneetje, dat onder aan de lokomotief is bevestigd. Daardoor "weet" de schakeling, waar de lokomotief zich op een bepaald moment bevindt. Figuur 4. Het elektronische gedeelte is opgebouwd rondom twee goed verkrijgbare IC's: een tweevoudige f lip flop en een viervoudige Schmitt. trigger. De uitgangen van de flipflops sturen via drivertransistoren de twee relais, die voor het ompolen van de spanningen op de rails zorgen.

-© -© -®

'TG>3 Q

CLK

'TE^ D

O

FF2

NI ... N3 = %IC1 =4093 FF1 ... FF2= IC2 = 4013

-0—® 12 V

©©©© IC1

©

IC2

0

©"

Tt, T"?i I



begreep wel dat er ergens in het stroomcircuit van de keerlus een onderbreking moest komen en dat er ook iets zou moeten gebeuren met de polariteit van d e rijstroom, maar het hoe, waar en wanneer was niet helemaal duidelijk. Pas ettelijke koppen koffie later legde iemand het reddende idee op tafel: een geïsoleerd railstuk met een eigen stroomverzorging, dat we verder zullen a a n d u i d e n met de naam "wisselrail". Hoe het werkt zien we in figuur 3. Laten we even aannemen, dat er in pijlrichting een lokomotief komt aanrijden. Op rail A ligt de "plus" en o p rail B de "min" van de rijstroom. De lokomotief rijdt dus vooruit als d e linkerwielen "plus" en d e rechterwielen "min" voelen. Het voertuig dendert de bocht in en komt terecht op de wisselrail. C en D voeren dezelfde polariteit als de rails A en B: links de "plus", rechts de "min". De rijrichting is dus nog steeds vooruit. Terwijl nu de lokomotief zich op de wisselrail bevindt, wordt automatisch de stroomrichting van de rest van het circuit omgepoold. B (en dus ook E) wordt "plus", A (en dus ook F) wordt "min". Bij het verlaten van de wisselrail merkt de lokomotief niets van die verandering: nog steeds zit links de "plus" en rechts de "min". Het ding blijft dus vooruitrijden, en d a a r m e e hebben we ons doel bereikt. Op het eerste gezicht klinkt het allemaal nogal ingewikkeld, maar het werkt. Verlies de moed niet, als u na een eerste lezing de werking nog niet helemaal doorhebt; tenslotte hebben wij er ook lang over na zitten denken. Neem er desnoods een potlood en een stuk papier bij en g a stap voor stap na, wat er o p de diverse gedeelten van de keerlus met d e polariteit van d e rails moet gebeuren. De schakeling die voor het ompolen zorgt, moet natuurlijk "weten" waar d e lokomotief zich o p een elex -

5-37

Figuur 5. Een tweede keerlus kan ook heel eenvoudig worden aangesloten. De tweede wisselrail wordt "omgekeerd parallel" aan de eerste aangesloten. De reedrelais worden parallel geschakeld met de overeenkomstige exemplaren aan de andere kant. Figuur 6. Alle komponenten, inklusief die van de voeding, kunnen worden ondergebracht op een grote Elexprint. Ook modelbouwers die nog geen ervaring hebben op het gebied van de elektronica, zullen met dit projekt weinig problemen hebben.

^c ÓÓ óó Re1 Re1

Onderdeleniijst R1,R3,R6 = 100 kS R2,R4,R7,R8 = 10 k ö R5,R9 = 4,7 kS C1,C2,C3 = 1 //F/16 V C4 = 470 //F/40 V C5 = 10 //F/16 V C6 = 100 nF T1,T2 = BC141 D 1 . . . D 6 = 1N4001 IC1 = 4093 IC2 = 4013 IC3 = 7812 S 1 . . .S3 = reedkontakt S4 = druktoetsschakelaar Re1,Re2 = relais 12 V (Imax =

O

^H^

c u 3n

o

o-

Pnl o

100 m A ,

2 omschakelkontakten 1 koellichaam voor IC3 1 magneet voor de lokomotief 1 Elex-print, formaat 2 Geschatte bouwkosten zonder trafo en relais: ca. f 25,—

gegeven moment bevindt. Die informatie wordt doorgegeven door middel van enkele reedkontakten, die zijn bevestigd tussen de rails. Een reedkontakt is een glazen buisje, waarin een schakelaar is aangebracht, die gesloten kan worden door een magnetisch veld. Dat veld wordt geleverd door een magneetje, dat onder de lokomotief moet worden aangebracht. Het reedkontakt S3 signaleert, dat de lokomotief zich op de wisselrail bevindt en dat dus de stroomrichting van de rest van het circuit moet worden omgepoold. S1 en S2 signaleren, van welke kant d e trein o p de wisselrail zal komen, zodat de polariteit van d e wisselrail 5-38 — elex

dienovereenkomstig kan worden aangepast.

De schakeling De meeste Elex-lezers zullen zo langzamerhand wel weten, dat een flipflop een elektronische schakelaar is, waarvan de uitg a n g kan worden omgeschakeld door een verandering van het logische nivo aan een van d e ingangen. In het CMOS-IC 4013 zitten twee flipflops, die we in de schakeling allebei gebruiken. FF1 in figuur 4 is als RS-flipflop geschakeld. Deze afkorting staat voor "RESET-SET". Een "hoog" nivo op de SET-ingang heeft een " h o o g " nivo op de Quitgang tot gevolg. Die

toestand kan weer onged a a n worden gemaakt door een "hoog" nivo o p d e RESET-ingang. Bij FF2 zien we, dat de SETen de RESET-ingang allebei zijn verbonden met massa. Hier komen de stuursignalen terecht op de CLK-ingang. Bij iedere positieve flank van het ingangssignaal gaat de uitgang Q van "hoog"naar " l a a g " of andersom. Als dus S3 of S4 even worden gesloten, wordt de polariteit van de rails A en B verwisseld en dus de rijrichting o p de b a a n omgekeerd. Dat geldt niet voor de wisselrail: die wordt apart gestuurd door FF1. De uitgangen van de flipflops sturen via de driver-

transistors T1 en T2 de relais Re1 en Re2. De poorten N1 tot en met N3 leveren een kleine vertraging op, waardoor eventuele kontaktdender wordt geëlimineerd. De druktoetsschakelaar S4 is toegevoegd om ook met d e hand de rijrichting te kunnen omschakelen. De rest van de schakeling spreekt min of meer voor zichzelf. Met d e verbindingen naar de rails kan weinig fout g a a n . Mocht de trein plotseling achteruit g a a n rijden als hij o p de wisselrail terecht komt, d a n moeten de aansluitingen naar de wisselrail worden omgepoold. Een tweede keerlus a a n de andere kant van het trajekt kan heel gemakkelijk o p dezelfde schakeling worden aangesloten: er is alleen een tweede wisselrail nodig en drie reedkontakten. De aansluitingen naar d e tweede wisselrail moeten worden o m g e d r a a i d ; d e reedkontakten met dezelfde aanduidingen (figuur 5) moeten worden parallelgeschakeld. Als d e treintrafo beschikt over een aparte verlichtingsuitgang met een konstante spanning van 15 tot 20 volt, d a n kan de voeding van d e schakeling d a a r o p worden aangesloten. De trafo in het schema (figuur 4) vervalt d a n i natuurlijk. i

hittegolf melder Toegegeven, afgelopen zomer zouden we hier weinig aan hebben gehad: een schakeling die een seintje geeft wanneer tropische temperaturen worden bereikt — wanneer de school dus haar deuren sluit om oververhitting van leraren en leerlingen te voorkomen. Maar we hopen dat onze hittegolfmelder dit jaar vaak van zich zal laten horen. . .

Eén mogelijke toepassing van deze schakeling hebben we in het bovenstaande al gegeven. Als temperatuurverklikker kan zij echter bijna overal voor gebruikt worden — blader maar vast eens door naar tabel 1. Als temperatuuropnemer (sensor) gebruiken we een NTC-weerstand. NTC is de afkorting van "negatieve" temperatuur- koëfficiënt". De C in de afkorting is afkomstig van de oorspronkelijk Engelse uitdrukking. De eigenschappen van een NTC zijn echter belangrijker dan de naam van het beestje: zijn weerstand is afhankelijk van de temperatuur, bij stijgende temperatuur daalt de weerstand (en omgekeerd: bij dalende temperatuur neemt de weerstand toe). Zijn tegenhanger, de PTC-weerstand, gedraagt zich precies omgekeerd: hier neemt bij stijgende temperatuur de weerstand juist toe.

De schakeling De schakeling (figuur 1) bestaat uit twee gedeelten: een temperatuurdetektor en een oscillator met bijbehorende piëzozoemer. Met de operationele versterker (opamp) IC1 is een vergelijkingsschakeling (komparator) opgebouwd. De NTC R2 vormt samen met R1 een spanningsdeler. De spanning o p het "knooppunt"

van R1 en R2 is zodoende van de temperatuur afhankelijk, ze stijgt bij dalende temperatuur en omgekeerd. Deze (variabele) spanning wordt a a n de "—'-ingang (inverterende ingang) van IC1 gelegd. Op d e " + " - i n g a n g (nietinverterende ingang) van deze o p a m p staat een vaste referentiespanning, die van de spanningsdeler R3/P1/R4 afkomstig is. P1 dient om de schakeling nauwkeurig af te kunnen regelen (zie het betreffende hoofdstukje).

Wanneer de spanning op '—'-ingang hoger is d a n die op de "+"-ingang, staat er 0 V op de uitgang van de opamp. Als de weerstand van R2 daalt ten gevolge van een stijging van de temperatuur, en daardoor d e spanning op d e "—'-ingang lager wordt dan de referentiespanning op de " + " ingang, "klapt" d e komparator meteen om. R5 voorkomt dat de komparator even snel terugschakelt wanneer de temperatuur weer even onder "tro-

pisch" daalt. Op de uitg a n g van d e o p a m p staat nu ongeveer 9 V. Deze spanning doet een stroom lopen door R6 en D2, LED D2 "brandt". Tegelijkertijd wordt de met o p a m p IC2 o p g e b o u w d e oscillator vrijgegeven, en d e piëzozoemer laat duidelijk horen: geen school vand a a g ! (noot van de redaktie: bel voor de zekerheid ook even de konciërge. . . ) . We kunnen dus naar het zwembad g a a n om daar de werking van de oscillator nog eens te

Foto. Omdat ons prototype al geruime tijd gereed was, hebben me hem op een radiator uitgeprobeerd. Werkt prima! Tabel 1. Als we voor R3 en R4 een andere waarde kiezen, kunnen we de schakeling aanpassen aan verschillende temperatuurgebieden.

Tabel 1 R3 180 150 100 47 22

R4 k 22 k k 47 k k 100 k k 150 k k 180 k

temperatuurbereik (bij benadering) -15°...10°C 10°C...25°C 16°C...32°C 30°C...45°C 43°C...70°C

elex — 5-39

Figuur 1. Het schema van de hittegolfmelder. Met behulp van tabel 1 kunnen we hem ook voor andere taken geschikt maken. Figuur 2. Voor een goed begrip van de oscillator is het verloop van uitgangs- en kondensatorspanning van belang.

1 9V

Figuur 3. De bouw van de schakeling op een standaardprint formaat 1 zal geen problemen geven.

T

1 overdenken. En als de hersenen oververhit dreigen te raken, dan helpt een duik in het koele n a t . . . Om het nadenken wat te vergemakkelijken, hebben we in figuur 2 een grafiekje gemaakt van het spanningsverloop o p de twee belangrijkste punten van de oscillator: de uitgang en kondensator C l Laten we even aannemen dat de uitgangsspanning van IC2 9 V bedraagt. Dat betekent in d e praktijk dat R7 en R9 nagenoeg parallel zijn geschakeld. De span-

ning op de " + " - i n g a n g bedraagt daarom 6 V. Kondensator C1 wordt via R10 geladen. Zodra de spanning over d e kondensator — en dus ook de spanning op de '—'ingang — een waarde van 6 V overschrijdt en daardoor hoger wordt d a n de spanning o p de " + " - i n g a n g , klapt de uitg a n g van de o p a m p om (wordt 0 V). Dat heeft hetzelfde effekt als wanneer R9 parallel a a n R8 zou liggen. De spanning op de " + " - i n g a n g bedraagt nu

3 V. De kondensator wordt weer ontladen. Zodra de spanning over C1 lager wordt dan 3 V, schakelt de uitgang van de o p a m p weer naar 9 V, en het hele verhaal begint opnieuw. Zo werkt het althans in principe. Als we het een en ander met een g o e d e oscilloskoop nameten, zullen we vaststellen dat de uitgangsspanning niet helemaal 0 V wordt, en ook niet helemaal 9 V. Dat heeft te maken met d e spanningsvol over transistoren in het inwendige van

2

On derdelenlijst

i 9 V-

6 V-

3 V-

'—•

R1, R3.R4 = 100 kQ R2 = 100 kQ NTC R5 = 4,7 MQ R6 = 270 Q R7. .. R10 = 220 k£2 PI = 50 kQ instelpotmeter C1 = 4,7 nF D1 = 1N4148 D2 = LED IC1 IC2 « 741

ik diversen: si = schakelaar enkelpolig

9 V-

aan/uit Bz = piëzo-zoemer (bijv. Toko PB2720) 9 V-batterij met passende clip 1 standaardprint formaat 1 isolatiekous, isolatietape of krimpkous

6 V-

3 V-

r_ _

_S. 84669X2

geschatte bouwkosten f

5-40

d e o p a m p ; schakeling noch zoemer hebben er verder last van. Die laatste reageert op de blokspanning met een doordring e n d gepiep, zodat ook de hardvochtigste leraar zal zeggen: "Inpakken en wegwezen!". Er moet dan trouwens wel a a n één voorwaarde zijn voldaan: de uitgang van IC1 moet met een spanning van 9 V een seintje geven dat het warmer is d a n pak beet 27°C. Want als de uitgang van IC1 l a a g is (0 V) verhindert di-

ode D1 dat C1 kan worden o p g e l a d e n . De oscillator kan dan niet starten en de zoemer geeft geen kik.

Bouw en afregeling Figuur 3 laat zien hoe d e schakeling op een standaardprint formaat 1 kan worden opgebouwd. Een batterijtje van 9 V is voor d e voeding voldoende. De stroomopname bedraagt in rust ongeveer 1 mA, en bij een "hittegolfmelding" 20 mA. De NTC-weerstand wordt met twee in elkaar getwiste soepele draadjes o p de print aangesloten. Eerst worden de draden a a n de NTC gesoldeerd en vervolgens wordt een isolatiekousje over beide aansluitingen geschoven. Het geheel wordt d a a r n a met isolatietape omwikkeld, of we schuiven er

a_ jk

een stukje krimpkous overheen. Pas daarna worden de draden getwist en op de print gesoldeerd. Schakelaar S1 wordt tussen de pluspool van de batterij en de "-(-"-aansluiting op de print aangesloten. De foto toont hoe ons prototype eruit ziet. Om de schakeling af te regelen leggen we d e sensor samen met een goede thermometer (of d e "voeler" van een digitale thermometer) in een openstaande oven. De temperatuur van d e oven wordt op 100 d 150°C ingesteld. Omdat de ovendeur openstaat, zal de temperatuur in de oven relatief langzaam oplopen, waardoor we meer tijd hebben voor d e afregeling. Zodra d e thermometer 27°C aanwijst, wordt P1 zó ingesteld dat D2 oplicht en de zoemer piept. Het is mogelijk dat dit al gebeurt vóórdat de

Mik

temperatuur zo hoog is opgelopen; in dat geval wordt PI zó verdraaid dat d e LED net uitgaat en de zoemer zwijgt.

Andere temperatuurbereiken Hier wordt het ook voor niet-scholieren interessant: per saldo is d e hittegolfmelder een temperatuurgevoelige schakeling, die o p het overschrijden van een b e p a a l d e temperatuur reageert. In tabel 1 hebben we diverse waarden voor R3 en R4 berekend, waarmee we verschillende temperatuurbereiken kunnen kiezen. Het met P1 in te stellen omschakelpunt ligt telkens in het in de tabel gegeven temperatuurgebied. We moeten alleen g o e d in de gaten houden, dat

zowel de NTC als de "gewone" weerstanden een zekere tolerantie bezitten. Bovendien is het wiskundige verband tussen weerstand en temperatuur bij een NTC vrij ingewikkeld. Daardoor kunnen relatief kleine afwijkingen al een duidelijke verschuiving van de in de tabel gegeven temperatuurgebieden veroorzaken. De genoemd e weerstandswaarden zijn dus richtwaarden! Nogmaals, we hopen dat de hittegolfmelder de komende zomer vaak zal zoemen. Tenslotte is het zwembad er niet alleen om over oscillatoren na te denken.. .

Ik

MAIÏKT-/N/-V Cyber 310 multifunktionele robotarm Voor onderwijsinstellingen, trainingscentra en researchafdelingen met een bescheiden budget introduceert Happé & van Rijn RV. de Cyber 310, een multifunktionele robotarm welke werkt met de meest populaire mikrocomputers. De 6 stappen-motoren kunnen zowel afzonderlijk als in gesynchroniseerde aktie aangestuurd worden. Dat geeft de robot 5 vrijheidsgraden: basis, schouder, elleboog, pols en hand terwijl de 6e motor d e hand laat grijpen. De Cyber 310 biedt d e volgende kontrole-mogelijkheden: • snelheidskontrole voor snelle bewegingen van gewrichtsscharnier of korte demonstratietijden — langzamere snelheden voor analyse. • versnelling en vertrag i n g van beweging van gewrichtsscharnier: voor onderzoek van reeële pro-

blemen m.b.t. inertia en resonantie. • simultane bewegingen van gewrichtsscharnier: stelt u in staat met een industriële robot te wedijveren. • home (uitgangspositie) door programmeerders gedefinieerde homepositie voor programma's binnen programma's alsmede start- en beginpunt. • learn-kommando: voegt meerdere stappen toe a a n geheugen voor latere playback. Technische specifikaties: Applicaties: onderwijs, trainingscentra + research Vrijheidsgraden: 5+Grip Lift-kapaciteit: 250g (nominaal) Draaiing — basisrotatie: 356° — schouder-pitch: 310° — elleboog-pitch: 190° — pols-rol: 900° - pols-pitch: 220° — opening van hand: ca. 100 mm Positieprecisie: 0.9-1.5 mm

afhankelijk van scharnier Bewegingssnelheid en acceleratie: user programmeerbaar Interface: 8 bit centronics parallel port Programmeertalen: RoboFORTH (uitbreiding van FORTH) learning-systeem, subroutines in BASIC (nonlearning). Aandrijving: 6 stappen motoren via powergrip getande riemen + roestvrijstalen kabels. De volgende software is voor de Cyber 310 be-

schikbaar en wordt geleverd o p floppy of cassette: XYZ, Carthesische + Polar Koördinaten; Autohome; Keyboard en Towers of Hanoi. De Cyber 310 multifunktionele robotarm kost f 3 7 5 0 - (exkl. B.T.W.) en is voorzien van software en handleiding. Ook verkrijgbaar is een handcontroller [f 475,-). Voor nadere inlichtingen: Happé & van Rijn RV, Egelantiersgracht 213, 1015 RJ Amsterdam, tel. 020-254769. elex — 5-41

IC-info de precisie-spanningsregelaar 723 In deze informatierubriek vestigt Elex regelmatig de aandacht op oude en nieuwe, bekende en onbekende, gangbare en exotische vertegenwoordigers uit de wondere wereld van de geïntegreerde schakelingen. Deze keer wordt een oude bekende onder de loep genomen, een echt "werkpaard" van de elektronica: de 723. Het a a n b o d van geïntegreerde schakelingen, kortweg "IC's" of "chips" genoemd, is allang niet meer te overzien. Vrijwel iedere d a g verschijnen er nieuwe typen, maar er zijn ook IC's die al jarenlang op de markt zijn en die nog niets van hun jeugdig e aantrekkingskracht hebben verloren. Een van die veteranen is de spanningsregelaar 723. De introduktie ervan ligt al meer d a n 10 jaar terug, maar vanwege zijn uitstekende eigenschappen is dit IC nog steeds een van d e standaard-bouwstenen van d e elektronische schakeltechniek.

Van binnen. . . De 723 werkt, net als andere spanningsregelaars, volgens het principe van het gesloten regelcircuit:

de te stabiliseren uitgangsspanning of een deel ervan wordt vergeleken met een konstante referentiespanning. Als daarbij blijkt, dat d e uitgangsspanning afwijkt van de gewenste waarde, d a n wordt de afwijking ogenblikkelijk gekorrigeerd: d e "eindtransistor" in het IC wordt d a n iets "afgeknepen" of juist verder opengezet. Figuur 1 laat zien, welke afzonderlijke funkties er op de chip zijn geïntegreerd. Links van het midden zien we d e onderdelen die voor een konstante referentiespanning zorgen, rechts zit d e regelelektronica. De referentiespanning (7,15 volt) is afkomstig van een temperatuurgekompenseerde zenerdiode, waar een konstante stroom doorheen loopt. De erachter geschakelde buffer

zorgt ervoor, dat de spanning konstant blijft, ook als de spanningsbron wordt belast. Het regelcircuit vormt pas een gesloten stroomkring als de uitgang aangesloten is op de te voeden schakeling. Het bestaat uit een korrektieversterker en een transistor, die d e uitgangsstroom regelt. Een andere transistor zorgt voor stroombegrenzing. De 723 in DIL-behuizing bevat als een soort toegift nog een extra zenerdiode, die vrij te gebruiken is.

Figuur 1. In de 723 zijn alle funkties geïntegreerd die nodig zijn voor een zeer konstante spanningsstabilisatie. Figuur 2. Schakeling voor uitgangsspanningen van 2 tot 7 V. Met de voor R1 en R2 aangegeven waarden levert de uitgang 5 V.

. . .en van buiten In figuur 2 is de 723 voorgesteld als een "black box"; omdat wij nu weten wat er in zit, zal de externe schakeling van deze gestabiliseerde voeding niet veel moeilijkheden meer opleveren. De refe-

+8 . . . 15 V

©—

12I11I 7j*

L

Rp

r

:c

IR,

De parallelwaarde van RP en Rt is kleiner waardoor de resonantiekringfunktie beïnvloed wordt. Resonantiekringen worden gebruikt als (relatief) smalb a n d i g e filters omdat zij alle frekwenties kortsluiten met uitzondering van de gewenste. Jammer genoeg funktioneren ze toch niet zo perfekt. De frekwentie-doorlaatkarakteristiek van figuur 5 laat zien dat de frekwenties in d e onmiddellijke nabijheid weliswaar afgezwakt maar niet volledig onderdrukt worden.

8

kondensatotspani

lage resonantiekringverllezen

\\

fres resonantiefrekwentie

hoge fesonantiekrirtgverUezen

Irekweniie 85806X5

Hoe beter een resonantiekring funktioneert, des te geringer zijn de verliezen en des te beter is de onderdrukking van de naburige frekwenties. De flanken van de doorlaatkurve worden steiler. Het is daarom belangrijk om een resonantiekring zo weinig mogelijk te belasten met andere schakelingen. Of het zou moeten zijn dat men een breed filter nodig heeft, waardoor een extra belasting juist nuttig is. Q wordt gebruikt als maatstaf voor de kwaliteit van de resonantiekring. Men kan Q met behulp van een tweetal formules berekenen.

De serie-resonantiekring laat een precies tegengestelde doorlaatkarakteristiek zien: hij laat alleen bij d e resonantiefrekwentie door. Lagere frekwenties kan de kondensator niet doorlaten, hogere de spoel niet. Bij de resonantiefrekwentie wordt de wisselstroomweerstand (theoretisch) nul. De stroom- en spanningsdiagrammen laten zien, dat in dit geval bij een noodzakelijkerwijs gelijke stroom de spanningen eikaars tegengestelde zijn en elkaar opheffen omdat zij achterelkaar geschakeld zijn. Stroom laten vloeien zonder spanningsverlies is alleen mogelijk door een g o e d e geleider: 0 Q. De onvermijdelijke verliezen kan men aangeven door middel van een weerstand.

Q = *B X Deze formule geeft d e fiktieve verliesweerstand weer in verhouding tot de wisselstroomweerstand van de spoel respektievelijk van d e kondensator (bij d e resonantiefrekwentie). Aan de andere kant staan ook Q en de bandbreedte in een b e p a a l d e verhouding tot elkaar: Q

_

fres

Rs moet zo klein mogelijk zijn omdat Q afhankelijk is van de volgende formule. Q = De formule voor Q en de bandbreedte geldt hier ook.

10

< 4 — = — • >

(wordt vervolgd) elex — 5-45

Komponenten H i e r een l i j s t van d e i n E l e x g e b r u i k t e o n d e r d e l e n . Zoals in de r u b r i e k " E l e x t r a " al g e z e g d , w i j k e n de s y m b o l e n s o m s af van de s t a n d a a r d - v e r s i e s .

aarde

De s c h e m a ' s i n E l e x b e v a t t e n o . a . de v o l g e n d e s y m b o l e n :

-®"

t

koptelefoon zenerdiode

luidspreker thyristor

gloeilampje

* \

spoel

draad (geleider) neonlampje

^

diac verbindingen

weerstand

spoel met kern

potentiometer (potmeter)

transformator

kruising zonder verbinding

afgeschermde kabel

t

schakelaar (open)

LED (lichtgevende diode)

t-

instelpotmeter

i

* relais (kontakt in ruststand)

fotodiode (lichtgevoelige diode)

NPN-transistor

drukknop (open)

- > .

*

operationele versterker (opamp) stereo potmeter

O

aansluiting (vast)

PNP-transistor

AND-poort (EN-poort)

aansluiting (losneembaar)

LDR (W^

!

&~

(lichtgevoelige weerstand) NAND-poort (NEN-poort)

meetpunt

H3

batterij-cel

4

>

kondensator

variabele kondensator

fototransistor (NPN) met en zonder basisaansluiting

5>

OR-poort (OF-poort)

trimmer NOR-poort (NOF-poort)

N-kanaal J-FET

l^hJHD

elektrolytische kondensator

batterij (3 cellen)

-Q" G>-

zekering

KE> diode batterij (meer dan 3 cellen)

5-46 — elex

*

3 "O"

P-kanaal J-FET

draaispoelinstru ment

:£> _ J ) '*

= 1

^ / ° ^



EXOR-poort (EX-OF-poort)

EXNOR-ppoort ( E X - N O F poort)

•Ik

Ë

KOMRONEN1EN M Kondensatoren Weerstanden worden met R aangegeven. Door middel van gekleurde ringen is de waarde erop gedrukt. De kleurkode is als volgt:

^_ ,nm ÏÏI rEL\

/

1

i

/ 1Sto

kleur

cijfer

zwart bruin

C

jfer

vermenigvuldigingsfaktof

loierantie in %

-

0

1

-

1

1

10

* 1%

rood

2

2

100

* 2%

oranje

3

3

1000

geel

4

4

10.000

-

groen

5

5

100.000

* 0,5%

blauw

6

6

1.0O0.000

violet

7

7

grijs

8

8

wit

9

9

-

-

goud

-

-

zilver geen

x 0,1

± 5%

x0,01

X 10%

-

± 20%

Voorbeelden: bruin-rood-bruin-zilver: 120 Q 10% geel-violet-oranje-zilver: 47.000 Q = 47 kQ 10% (in Elexschema's: 47 k) bruin-groen-groen-goud: 1.500.000 Q = 1,5 MQ 5% (in Elex-schema's: 1M5) In Elex-schakelingen worden uitsluitend weerstanden gebruikt uit de zogeheten E12-reeks met een tolerantie van 10% (of 5%). Tenzij anders aangegeven worden 1 A-wattweerstanden gebruikt. Ze kosten ongeveer een dubbeltje.

zijn kleine ladingreservoirs. Ze worden met C aangeduid. Aangezien ze wel wisselspanning maar geen gelijkspanning doorlaten, worden ze daarnaast ook gebruikt voor het transporteren van wisselspanning. De hoeveelheid lading die ze kunnen bevatten, oftewel de kapaciteit, wordt in farad (F) gemeten. De waarden van gewone kondensatoren (keramische en folie-kondensatoren) liggen tussen 1 pF en 1 MF, dus tussen 1 0 0 0 .000.000.000 F e n 1.000.000 F " De waarde isop de kondensator vaak in de Elexschrijfwijze aangegeven. Voorbeelden: 1n5 = 1,5 nF; ^03 = 0,03juF = 30 nF; 100 p (of n100 of n1) = 100 pF. De werkspanning van gewone kondensatoren moet minstens 20% hoger zijn dan de voedingsspanning van de schakeling. De prijs is afhankelijk van de kapaciteit en van het materiaal waaruit de kondensator is opgebouwd: f 0,40 tot f 1,50.

HV

Elektrolytische kondensatoren (eiko's) hebben een heel hoge kapaciteit (ruwweg tussen 1juF en 10.000/JF). Ze zijn echter wel gepolariseerd d.w.z. ze hebben een plus- en een min-aansluiting, die niet verwisseld mogen worden. Bij tantaal-elko's (een heel klein type elko) is de plus altijd de langste van de twee aansluitdraden. De werkspanning van elektrolytische kondensatoren (eiko's) is in het schema en in de onderdelenlijst opgegeven. De prijs van eiko's hangt samen met de waarde en de spanning. Eentje van IO^F/35 V kost zo rond f 0,40.

44 Dioden Potentiometers oftewel potmeters worden met P aangegeven. Het zijn speciale weerstanden met een verstelbaar sleepkontakt. Met dat sleepkontakt wordt een deel van de spanning die over de hele potmeter-weerstand staat, afgetakt. Met een schroevedraaier instelbare, zogenaamde instelpots, kosten ongeveer twee kwartjes; echte potmeters (met een as) zijn te koop vanaf ongeveer f 1,50.

zijn de eenvoudigste halfgeleiders en kunnen het beste worden vergeleken met elektronische éénrichtings-wegen of fietsventielen. Ze geleiden de stroom slechts in één richting. Draai je ze om, dan sperren ze. In doorlaatrichting valt er over de aansluitingen van een stroom

©—M—O doorlaatrichting

©

|