155 97 46MB
Dutch Pages 45 Year 1990
telefoonmuziek vult de gaatjes tussen de praatjes
;
•
konverter voor de 2-m-amateurband
soldeerboutrege, kleine lasjes met grote "pokei
8 e jaargang nr. 1 januari 1990 ISSN 0167-7349 Uitgave van: Uitgeversmij. Elektuur B.V., Peter Treckpoelstr. 2-4, Beek (L) Telefoon: 0 4 4 9 0 - 8 9 4 4 4 Telex 56617, fax: 04490-70161 Korrespondentie-adres: Postbus 121, 6190 AC Beek (L) Kantoortijden: 8.30-12.00 en 12.30-16.00 uur Direkteur: M. Landman Bourgognestraat 13, Beek (L) Elex verschijnt de eerste van elke maand. Het blad wordt ook uitgegeven in het Frans en in het Indonesisch. Elex/Elektuur-databank: 24 uur per dag bereikbaar (behalve op maandagmiddag tussen 12.30 en 16.00 uur) voor informatie en bestellingen via computer, modem en telefoon (Viditel-systeem). Tel.: 04490-71850 Elex verschijnt rond de eerste van elke maand. Auteursrecht: Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, mikrofilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgeefster. De auteursrechtelijke bescherming van Elex strekt zich mede uit tot de illustraties met inbegrip van de printed circuits, evenals tot de ontwerpen daarvoor. In verband met artikel 3 0 Rijksoktrooiwet mogen de in Elex opgenomen schakelingen slechts voor partikuliere of wetenschappelijke doeleinden vervaardigd worden en niet in of voor een bedrijf. Het toepassen van schakelingen geschiedt buiten de verantwoordelijkheid van de uitgeefster. De uitgeefster is niet verplicht ongevraagd ingezonden bijdragen, die zij niet voor publikatie aanvaardt, terug te zenden. Indien de uitgeefster een ingezonden bijdrage voor publikatie aanvaardt, is zij gerechtigd deze op haar kosten te (doen) bewerken; de uitgeefster is tevens gerechtigd een bijdrage te (doen) vertalen en voor haar andere uitgaven en aktiviteiten te gebruiken tegen de daarvoor bij de uitgeefster gebruikelijke vergoeding. Nadrukrecht: © Uitgeversmaatschappij Elektuur B.V.-199O Printed in the Netherlands Grafische prod.: G.B.S., Beek (L)
Internationaal hoofdredakteur/ chef ontwerp: ing. K.S.M. Walraven Hoofdredakteur: P.E.L Kersemakers bc. Redaktie: J.F. van Rooij leindred.), E. de Ruiter b c , B.M.P. Romijn bc, ing. P.H.M. Baggen, ing. H.D. Lubben, ing. J.P.M. Steeman Ontwerpafd ./laboratorium: J. Barendrecht, ing. A.A.J.N. Giesberts, ing. A.M.J. Rietjens, ing. P.J. Ruiters, ing. M.J. Wijffels
lid NOTU, Nederlandse Organisatie van Tijdschrift- Uitgevers
1-2 - elex
Elex-printen zijn verkrijgbaar in drie formaten: •
la»»;;««
II!
Losse nummerprijs: Nederland f 5,75; België Bfrs. 119 Adreswijzigingen: s.v.p. minstens 3 weken van tevoren opgeven met vermelding van het oude en het nieuwe adres en abonnee-nummer. Commerciële zaken: H.J. Ulenberg Advertenties: R.F.G.G. Troquet (hfd. adv. expl.) M.H. Bertram-Meijering (verkoop) P.J.M. Kunkels (adm.) Advertentietarieven, nationaal en internationaal, op aanvraag.
(1/2 x euroformaat), 80 mm x 100 mm f 12,50/Bfrs. 246
formaat 4:
(1/1 x euroformaat), 160 mm x 100 mm f 20,-/Bfrs. 394 (zie afbeelding)
Voor een aantal Elex-schakelingen zijn kant en klare printen verkrijgbaar. Hieronder volgt daarvan een overzicht:
Fotografie: J.M.A. Peters
Jaarabonnement Nederland België buitenland f 57,50 Bfrs. 1190,- f 8 3 , Studie-abonnement f 4 6 , - (Bfrs. 952) Een abonnement kan op ieder gewenst tijdstip ingaan en loopt automatisch door, tenzij het 2 maanden voor de vervaldatum schriftelijk is opgezegd. De snelste en goedkoopste manier om een nieuw abonnement op te geven is die via de antwoordkaart in dit blad. Reeds verschenen nummers op aanvraag leverbaar (huidige lossenummerprijs geldt).
formaat 2:
IS!
Techn. illustraties: L.M. Martin
Abonnementen: Th.H. Dewitte
(1/4 x euroformaat), 40 mm x 100 mm f 7,50/Bfrs. 148
liilj
Dokumentatie: P.J.H.G. Hogenboom
Vormgeving/cover: C.H. Gulikers
formaat 1:
•
Redaktiesekretariaat: M. Pardo G.W.P. van Linden
Druk: NDB, Zoeterwoude Distributie: Betapress B.V.
Voor het opbouwen van Elex-schakelingen hebben wij speciale standaardprinten ontworpen. Deze standaardprint is zodanig van koperbanen en gaatjes voorzien, dat ze zowel voor een eigen ontwerp als voor een ontwerp uit Elex gebruikt kan worden. De gaatjes zijn geboord volgens het genormaliseerde raster 2,54 mm (1/10 inch), zodat alle elektronica-onderdelen (weerstanden, kondensatoren, IC's, enz.) passen.
•
1986 86659 - Basisprint 86660 - 5 V netvoeding 86661 - experimenteerprint 86717 - + / - 15-volt-voeding 86681 - sinusgenerator 86688 - transistor als schakelaar 86723 - complementaire eindtrap 86687 - transistor en relais 86725 - astabiele multivibrator 86756 - mini-fm-ontvanger 86724 - bistabiele multivibrator 86765 - LCD-display (universeel) 1987 86766 - ingangsverzwakker 87640 - IR audiotransmissie 87022 - LED VU meter 87636 - éénknopstreinbesturing 87653 - fruitmachine 1988 85493 - wisselstraat-indikatie 886025 - auto-audio: regelversterker 886026 - auto-audio: inschakelautomaat 886027 - auto-audio: boosterprint 86799 - testprint opamptester 886034 - DC-ontvanger 886071 - dipmeter 886077 - tiptoets-orgel 886087 - transistor-kurve-tracer 80543 - meeluisterversterker (twee stuks) 886126 - auto-service-module 1989 886127 - VHF-ontvanger 896038 - dia-overvloeier 896140 - IC-monitor 1990 900006-1 - 2-meter-band-konverter
f f f f f f / / f f f f
34, -/Bfrs. 9,65/Bfrs. 15,20/Bfrs. 16,40/Bfrs. 12,40/Bfrs. 9,75/Bfrs. 10,40/Bfrs. 9,75/Bfrs. 10,90/Bfrs. 11,70/Bfrs. 10,60/Bfrs. 14,35/Bfrs.
670 190 300 323 244 192 205 192 218 234 212 287
f / f f f
11,20/Bfrs. 17,45/Bfrs. 6,95/Bfrs. 16,95/Bfrs. 23,75/Bfrs.
224 349 139 334 468
f f f f ƒ / ƒ f f f f
14,70/Bfrs. 27,75/Bfrs. 14,85/Bfrs. 18,50/Bfrs. 10,15/Bfrs. 27,70/Bfrs. 15,30/Bfrs. 40,28/Bfrs. 15,85/Bfrs. 16,30/Bfrs. 16,25/Bfrs.
290 547 293 365 200 545 301 792 312 322 321
f 29,75/Bfrs. 586 / 22,15/Bfrs. 436 f 31,60/Bfrs. 623 f 17,65/Bfrs. 348
software: oktober '87 XSS-100 - telex voor MSX f 25, - /Bfrs. 493 (geformatteerde diskette met MSX.DOS.COM en C0MMAND.COM opsturen) oktober '88 XSS-101 - digisimulator voor Atari 1040 ST ^25,-/Bfrs 493 (dubbelzijdig-geformatteerde 314 "-diskette opsturen) Verzend- en administratiekosten f 5,00/Bfrs. 99 per bestelling. Elexprinten zijn in de meeste elektronica-zaken verkrijgbaar. Ze zijn ook rechtstreeks bij Elektuur B.V. te bestellen d.m.v. de bestelkaart elders in dit blad, of tegen vooruitbetaling op giro 124.11.00 t.n.v. Elektuur B.V., Beek (L) (België: PCR 000-017-70.26.01) o.v.v. de desbetreffende print. Ook via de " d a t a b a n k " (zie kolofon) kan besteld worden.
MAAND
januari 1990
binnenkort We zitten midden in de winter en uitzicht op beter weer is er nog niet. Jammer natuurlijk, maar het strandleven en dat soort dingen moeten we voorlopig nog even uit ons hoofd zetten. Dus is er alle tijd om eens flink aan het solderen te slaan. Behalve dit nummer, biedt ook Elex februari daar weer voldoende aanleiding toe. We hebben dan o.a. een schemerschakelaar voor u die (eindelijk !) ook geschikt is voor PLen SL-lampen, een zeer universeel testertje, en een "geldautomaat" die qua originaliteit die van de Postbank verre overtreft! Nog een maandje geduld.
inhoud zelfbouwprojekten zekeringtester Tester in twee delen, waarbij nummer twee de zekeringen wel héél fors aanpakt... Q 1
bij het omslag Solderen is en blijft het belangrijkste handwerk van elke elektronica-hobbyist...
soldeerstation
magneetslot Schakelaar of slot? Dit vernuftige ontwerp vormt een ideale "verborgen" alarmknop voor thuis of in de auto
10
Vermogensregeling om met een vrij grote soldeerbout toch delikate klusjes te kunnen n n uitvoeren. uO
10 magneetslot — schakelen met een magneet 14 2-meter-band-konverter — praktische kennismaking met het zendamateurisme 21 zekeringtester — twee testers in een 24 elektronisch cijferslot — alleen binnen met de juiste (pin)kode 28 soldeerstation — vermogensregeling met thyristor 34 belverkorter — kapt onnodig lange belsignalen 36 telefoon-muziek — geeft een leuk muziekje tijdens het wachten 39 wekker voor LED-klok — een handig extraatje 42 "gatloze" auto-antenne — montage zonder boormachine
informatieve artikelen 4 5 20,44 33 45
telefoonmuziek Dit simpel "muziekdingetje" waarborgt uw privacy als u tijdens het telefoneren ruggespraak houdt met iemand OC anders. O O
46 47
2-meter-bandkonverter
elextra veiligheid kaleidoskoop marktinfo basisschakeling — spanningsstablisatie nadenkertje komponenten
Om met een gewone wereldontvanger radio-zend-amateurs te kunnen beluisteren in het gebied tussen 144 en -t *
146 MHz
1 ft
elex -
1-3
Over het lezen van Elex, het bouwen van Elex-schakelingen en over wat Elex nog méér voor de lezer betekenen kan.
Databank Voor informatie en bestellingen is Elex 24 uur per dag bereikbaar via de Elex/Elektuurdatabank, op telefoonnummer 04490-71850 (behalve op maandag van 12.30 tot 16.00 uur). Voor een verbinding met onze databank hebt u drie dingen nodig, namelijk een computer, een viditel-ontvangprogramma en een telefoonmodem. De procedure is uitermate simpel: — Het databank-systeem is viditel-kompatibel (dus ook dezelfde kodes, adressen en opdrachten). — Sluit de computer aan op de modem en de modem op de telefoonlijn. — Start het viditelontvangprogramma. — Draai het bovengenoemde telefoonnummer. — Druk, zodra u een fluittoon hoort, het knopje 'data' in op de modem. Klaar!
Technische vragen Lezers die problemen hebben met Elex-schakelingen kunnen, behalve via de databank (zie boven), ook telefonisch vragen stellen, en wel op maandagmiddag tussen 12.30 en 16.00 uur, tel. 04490-71850. — Alleen vragen die betrekking hebben op in de laatste drie jaar in Elex gepubliceerde schakelingen komen voor beantwoording in aanmerking. — Helaas kunnen wij niet ingaan op vragen die niet rechtstreeks te maken hebben met de gepubliceerde schakeling zelf, maar met speciale individuele wensen (zoals bijv. aanpassing van onze ontwerpen op fabrieksapparaten). — Wanneer de verkrijgbaarheid van bepaalde onderdelen een probleem vormt, kijk dan eerst de advertenties in Elex en Elektuur na! — Houd uw vraag kort en zakelijk en zorg dat u de nodige meetgegevens bij de hand hebt van de schakeling in kwestie.
Hoeveel ohm en hoeveel farad? Bij grote of kleine weerstanden en kondensatoren wordt de waarde verkort weergegeven met behulp van één van de volgende voorvoegsels: p = (pico) = 10 = een miljoenste van een miljoenste 9 n = (nano) = 10~ = een miljardste H = (micro) = 10 ~ 6 = een miljoenste m = fmillij = 10~ 3 = een duizendste k = (kilo) = 103 = duizend M = (Mega) = 106 = miljoen G = (giga) = 109 = miljard Het voorvoegsel vervangt in Elex niet alleen een aantal nullen vóór of achter de komma maar ook de komma zélf: op de plaats van de komma komt het voorvoegsel te staan. Een paar voorbeelden: Weerstanden: 3k9 = 3,9 kS = 3900 Q 6M8 = 6,8 MS = 6 800 000 Q 0Q33 = 0,33 O Kondensatoren: 4p7 = 4,7 pF = 0,000 000 000 0047 F 5n6 = 5,6 nF = 0,000 000 0056 F 4//7 = 4,7 ii? = 0,000 0047 F De voorvoegsels worden overigens óók gebruikt voor de afkorting van andere soorten hoeveelheden. Een frekwentie van 10,7 MHz wil zeggen: 10 700 000 Hz, dus 10 700 000 trillingen per sekonde.
Meetwaarden Soms zijn in het schema of in de tekst meetwaarden aangegeven. Die meetwaarden dient men als richtwaarden op te vatten: de feitelijk gemeten spanningen en stromen mogen maximaal 10% van de richtwaarden afwijken. De metingen zijn verricht met een veel voorkomend type universeelmeter met een inwendige weerstand van 20 kö/V.
Schema's Symbolen In sommige gevallen, met name bij logische poorten, wijken de gebruikte schema-symbolen af van officiële teken-afspraken (DIN, NEN). De schema's worden namelijk in vele landen gepubliceerd. Logische poorten zijn op z'n Amerikaans getekend. In de poorten zijn de volgens NEN en DIN gebruikelijke tekens "&", " ^ 1", " 1 " of " = 1" genoteerd. Daardoor blijven de tekeningen internationaal bruikbaar en blijft de aansluiting op de in het elektronica-onderwijs toegepaste officiële tekenmethpden gehandhaafd. Voor een overzicht van symbolen: zie het artikel Komponenten, achterin dit nummer.
1-4 — elex
Bouwbeschrijvingen Elex-schakelingen zijn meestal vrij klein, ongekompliceerd en betrekkelijk gemakkelijk na te bouwen. Voor een aantal schakelingen worden speciale printen ontworpen, waarvan een deel in kant-en-klare vorm bij ons verkrijgbaar is. Op pagina 2 vindt u daarvan een overzicht. De overige Elex-schakelingen kunnen worden gebouwd op onze standaard-printen, welke leverbaar zijn in drie formaten: Maat 1: 4 cm x 10 cm Maat 2: 8 cm x 10 cm Maat 4: 16 cm x 10 cm (Europa-formaat)
Bij iedere bouwbeschrijving hoort een plattegrond (komponentenopstelling), aan de hand waarvan de onderdelen op de print worden geplaatst en aansluitingen en eventuele resterende doorverbindingen worden gerealiseerd. Een plattegrond geeft de opgebouwde schakeling in bovenaanzicht weer. Dezich op de onderkant (soldeerzijde) van de print bevindende koperbanen zijn in de plattegrond dun gedrukt. Soms is voor de bouw van een schakeling slechts een gedeelte van een standaard-print nodig. Het niet gebruikte gedeelte kan men met een figuurzaag langs een gatenrij afzagen.
Onderdelen Elex-schakelingen bevatten doorgaans uitsluitend standaardonderdelen, die goed verkrijgbaar zijn. En bovendien betrekkelijk goedkoop! Ga daarom niet bezuinigen op de aanschaf door het kopen van grote partijen onderdelen (bijvoorbeeld weerstanden per kilo of "anonieme", ongestempelde transistoren). Goedkoop is vaak duurkoop! Tenzij anders aangegeven worden Vt-watt-weerstanden gebruikt.
Solderen De tien soldeer-geboden. 1. Ideaal is een 15 è 30 wattsoldeerbout met een rechte 2 mm brede "longlife" punt. 2. Gebruik soldeertin, samengesteld uit 60% tin en 40% lood, bij voorkeur met 1 mm doorsnede en met een kern van vloeimiddel. Gebruik geen soldeermiddelen zoals soldeerwater, -vet of -pasta. 3. Bevestig vóór het solderen alle onderdelen stevig op de print. Verbuig daartoe de uit de bevestigingsgaten stekende aansluitdraden. Zet de soldeerbout aan en maak de punt schoon met een vochtig doekje of sponsje. 4. Verhit de beide metalen delen die aan elkaar gesoldeerd moeten worden, bijvoorbeeld een koperbaan en een aansluitdraad, met de soldeerbout. Voeg vervolgens soldeertin toe. Het tin moet vloeien, zich dus verspreiden over het gebied waar de te solderen delen elkaar raken. Haal 1 è 2 sekonden later de bout weg. Tijdens het afkoelen van de soldeerverbinding mogen de twee delen niet ten opzichte van elkaar bewegen. Anders opnieuw verhitten. 5. Een goede soldeerlas ziet er uit als een bergje met een rondom holle helling. 6. Kopersporen en onderdelen, met name halfgeleiders, mogen niet te warm worden. Zorg desnoods voor extra koeling door de te solderen aansluitdraad met een pincet vast te houden.
7. Knip uit de soldeerlas stekende aansluitdraden af met een scherpe zijkniptang. Pas op voor rondvliegende stukjes draad! 8. Zet de soldeerbout uit na het solderen en tijdens onderbrekingen die langer dan een kwartier duren. 9. Moet er soldeertin worden verwijderd? Maak dan gebruik van zg. zuiglitze. Verhit het te verwijderen tin met de soldeerbout. Houd het uiteinde van de litze bij het tin. De litze "zuigt" het tin nu op. 10. Oefening baart kunst. Weerstanden of stukjes draad zijn zeer geschikt als oefenmateriaal.
Foutzoeken Doet de schakeling het niet meteen? Geen paniek! Nagenoeg alle fouten zijn snel op te sporen bij een systematisch onderzoek. Kontroleer allereerst de opgebouwde schakeling: — Zitten de juiste onderdelen op de juiste plaats? Kijk of de onderdelenwaarden en typenummers kloppen. — Zitten de onderdelen niet verkeerd om? Zijn de voedingsspanningsaansluitingen niet verwisseld? — Zijn de aansluitingen van halfgeleiders korrekt? Heeft u de onderdelenplattegrond misschien opgevat als het onderaanzicht van de schakeling, in plaats van het bovenaanzicht? — Is alles goed gesoldeerd? Een goede soldeerverbinding is ook in mechanisch opzicht stevig.
Netspanning Maak voor de voeding van uw schakelingen zoveel mogelijk gebruik van een losse stekernetvoeding (net-adapter). Is dat niet mogelijk, houd u dan aan de in het artikel "Veiligheid" beschreven voorschriften. Bij reparaties of metingen aan netgevoede apparaten gelden de volgende hoofdregels: * Verwijder de netsteker uit het stopkontakt vóór het verrichten van werkzaamheden aan het apparaat. Uitschakelen alleen is niet voldoende! * Kontroleer de drie netspanningsaansluitingen op onderbrekingen en onderlinge kortsluitingen. * Bevestig bij het meten aan netspanningsvoerende delen van een schakeling éérst de meetsnoeren met behulp van geïsoleerde meetklemmen; steek daarna pas de steker in het stopkontakt. * Zorg er bij het meten aan het laagspanningsgedeelte van een schakeling voor dat de netspanningsvoerende delen geïsoleerd zijn.
VEILIGHEID (bron: NEN3544 Elektronische en aanverwante toestellen met netvoeding voor huishoudelijk en soortgelijk algemeen gebruik — veiligheidseisen.) De wet schrijft (terecht!) voor dat alle elektrische apparaten veilig moeten zijn, met name wat betreft elektrische veiligheid en brandgevaar. Dat geldt natuurlijk ook voor zelfgebouwde apparaten. Er is een Europese norm die grotendeels ook door Nederland is overgenomen. Niet iedereen is in het bezit van deze norm en bovendien is het interpreteren hiervan geen eenvoudige zaak. Het lijkt ons daarom verstandig deze NEN3544 — die we verder "de norm" zullen noemen — kompakt samen te vatten, waardoor het ook voor de niet-ingewijde beter mogelijk is op verantwoorde wijze een toestel op te bouwen. De veiligheidseisen hebben voor een groot deel te maken met de netspanning, 220 volt, maar ook met de temperatuur van aanraakbare onderdelen en de brandveiligheid. Alle netvoedingsproblemen kunt u vermijden door gebruik te maken van veilige (goedgekeurde) net-adapters. U bouwt dan geen direkt uit het net gevoed toestel en u hoeft zich geen zorgen meer te maken over de inhoud van de norm aangaande dit punt. Wij raden u daarom aan zoveel mogelijk adapters met een geschikt vermogen toe te passen bij zelfgebouwde schakelingen. Als het om direkt uit het net gevoede toestellen gaat, zijn voor de bouwer twee soorten isolatie van belang: klasse I (enkele isolatie, en altijd voorzien van een steker met randaarde en drie-aderig snoer) en klasse II (dubbel geïsoleerd en voorzien van een netsteker zonder randaarde). U ziet dus dat er altijd een dubbele beveiliging wordt geëist, enkele isolatie met randaarde of dubbele isolatie. Waar het op aan komt, is dat bij een gesloten behuizing alle aanraakbare delen (dus kast, in- en uitgaande leidingen of stekerbussen, knoppen, schakelaarhefbomen enzovoort) geen gevaarlijke spanning kunnen voeren.
Klasse I
Figuur 1 geeft enkele voorbeelden van deze zogeheten euro-chassisdelen en een bijbehorende euroapparaatsteker. Denk eraan dat deze materialen op zich Il/r MA I ook veilig moeten K L n A I zijn, dus liefst voor11\ E U R | of VDE-keur (dat is het Duitse keurmerk). Wees hier kritisch, het kan zijn dat op bijvoorbeeld een tuimelschakelaar staat dat hij geschikt is voor 250 V, maar dat deze toch niet veilig is omdat de luchten kruipwegen op geen enkele wijze voldoen aan de norm van 3 mm voor enkele isolatie en al helemaal niet aan de norm van 6 mm voor dubbele isolatie. De fabrikant bedoelt iets heel anders, n.l. dat de schakelaar niet stuk gaat bij 250 volt! Gebruikt u geen speciale net-entree, maar sluit u het netsnoer direkt aan op het apparaat, dan moet dit zijn voorzien van een deugdelijke trekontlasting. Figuur 2 geeft twee voorbeelden van trekontlastingen die voldoende bescherming bieden tegen schuren, torsie en Jrek op de bevestigingspunten. Denk eraan dat u apparaten van klasse I altijd voorziet van een drie-aderig snoer met daaraan een steker mèt randaarde en hiervoor nooit een snoer met aangegoten euronetsteker zonder randaarde gebruikt! De laatste passen zowel in stopkontakten Iwandkontaktdozenl zónder als mèt randaarde en mogen daarom a/leen voor dubbel geïsoleerde (klasse-ll-)apparaten worden gebruikt. Voor de duidelijkheid: figuur 3 toont een steker met randaarde (links) en een euro-netsteker zonder randaarde (rechts).
Schakelaars Toestellen die niet voldoen aan de drie hierna te noemen voorwaarden moeten worden voorzien van een dubbelpolige netschakelaar. 1! Een enkelpolige netschakelaar is toegestaan voor toestellen die zijn voorzien van een voedingstransformator met gescheiden primaire en sekundaire wikkelingen.
Kort samengevat komt de norm op het volgende neer: Klasse-l-isolatie vereist dat alle geleidende aanraakbare delen deugdelijk worden geaard. Verder moet de isolatie tussen de netspanning en van minstens 2120 V (topwaarde) kunnen doorstaan. Om te voorkomen dat doorslag optreedt door de lucht of over het isolatiemateriaal, moet er tussen de netspanning voerende delen en de aanraakbare delen een lucht- of kruipweg worden aangehouden van tenminste 3 De lucht- of de kruipweg is de kortste afstand (door de lucht of over de isolatie) tussen het deel waar de netspanning op staat en het deel dat aangeraakt kan worden.
Klasse II Ook hier in het kort de eisen: een isolatie die 4240 Vt doorstaat, hetgeen een lucht- of kruipweg vereist van tenminste 6 mm ( 2 x 3 mm), Tevens moeten de draden die verbonden zijn met de netspanning voorzien zijn van een isolatielaag die voldoet aan de eisen voor dubbele isolatie.
Figuur 2. Een netsnoer moet voorzie zijn van een goede trekontlasting.
De praktijk Een van de belangrijkste vuistregels is het zoveel mogelijk gescheiden houden van het gedeelte van de schakeling dat de gevaarlijke spanning voert (meestal dus 220 V) en het overige gedeelte. Probeer het deel met gevaarlijke spanningen zo kompakt mogelijk te houden. Wij raden u aan om een net-entree te gebruiken waarin de zekering, en liefst ook de netschakelaar, geïntegreerd is.
Figuur 3. Een steker met randaarde (links) en een euro-netsteker (rechts).
2) Een funktieschakelaar (hiermee wordt een aan/uitschakelaar bedoeld die niet in het 220-V-circuit is aangebracht) is toegestaan als de voedingstransformator gescheiden wikkelingen heeft en het verbruik van het toestel in de " u i f stand niet meer dan 10 W bedraagt. Wel moet er voor zijn gezorgd dat duidelijk zichtbaar is (bijvoorbeeld d.m.v. een LED) wanneer de steker in het stopkontakt zit en er dus netspanning aanwezig is. 3) Er is geen netschakelaar vereist als het opgenomen vermogen bij normaal gebruik niet meer dan 10 W bedraagt of wanneer het toestel bedoeld is voor kontinu-bedrijf (klok, antenneversterker). Smeitveiligheden en spoelen, kondensatoren en weerstanden voor storingsonderdrukking hoeven echter niet te worden uitgeschakeld. Hoewel het niet voorgeschreven wordt, is het in dit verband wel aan te bevelen om een primaire zekering voor de schakelaar te monteren. Een defekte netschakelaar is dan ook beveiligd.
Bedrading Bij de bedrading van het 220-V-gedeelte moet men zeer zorgvuldig te werk gaan. Gebruik netsnoer of montagesnoer van tenminste 0,75 mm 2 , met een isolatie van tenminste 0,4 mm. Netsnoer met 2 lagen isolatie verdient de voorkeur. De draad moet ook mechanisch stevig zijn bevestigd; alleen solderen is niet voldoende! De draad dient u door een soldeeroogje te steken, om te buigen en dan te solderen. Ontbreken soldeeroogjes, dan kunt u na het solderen een extra versteviging aanbrengen met krimpkous. Geschikt zijn ook kabelschoentjes die met een speciale tang worden dichtgeknepen en dan niet meer hoeven te worden gesoldeerd. U mag de draden van het netsnoer nooit direkt op de print vastsolderen. Wie een klasse-l-apparaat bouwt, moet ook speciale aandacht besteden aan de randaarde. Gebruik een geel/groene geïsoleerde draad, die zo lang moet zijn dat, als er aan de bedrading wordt getrokken, de aarddraad als laatste wordt losgetrokken. De randaarde moet deugdelijk zijn verbonden met alle elektrisch geleidende delen die aanraakbaar zijn. "Deugdelijk" kan dus inhouden dat u bijvoorbeeld de frontplaat wel degelijk moet voorzien van een eigen aarddraad die met de binnenkomende randaarde is verbonden. Is de frontplaat echter d.m.v. metalen schroeven en metalen delen verbonden met een deel van de behuizing dat al geaard is, dan kunt u dit achterwege laten. Let vooral ook op metalen assen van potmeters of schakelaars. Ook die mogen geen gevaar voor aanraking opleveren! Ook als er een storing optreedt, mag er geen gevaar voor de gebruiker ontstaan. Kortgesloten uitgangen, defekte gelijkrichterbruggen en andere fouten die kunnen optreden in het apparaat, mogen geen gevaar opleveren. De temperatuur van aanraakbare delen mag niet te hoog worden en er worden ook eisen gesteld aan de brandveiligheid. Dit alles kan worden bereikt door een juiste keuze van zekeringen (smeitveiligheden), een voldoend stevige mechanische opbouw, de keuze van juiste isolatiematerialen en voldoende koeling (d.m.v. ventilatie, koellichamen). Laat dus geen zekeringen weg die wel in het schema staan. Voor het zelf dimensioneren van de primaire zekering kunt u als vuistregel aanhouden dat de waarde van de trage zekering niet meer mag zijn dan 1,25 x (nominaal. Bij meerdere sekundaire wikkelingen kan het nodig zijn om, met het oog op brandgevaar of een te hoge temperatuur, ook sekundair (snelle) zekeringen aan te brengen (Izekering = Inominaal). Zit er een eiko achter de sekundaire zekering, dan is het beter een trage zekering te gebruiken in verband met de optredende Om nog even terug te komen op ventilatie: Houd punten die de netspanning voeren ver van ventilatiegaten, want ook een naar binnen gestoken schroevedraaier of een naar binnen vallende metalen ketting mag niet in aanraking komen met spanningvoerende delen. Apparaten moeten stevig worden gebojwd. Een val op de tafel van 5 cm hoogte moet ook na meerdere keren geen enkele schade opleveren. Ook na flink rammelen moeten de trafo, de voedingselko en andere essentiële komponenten nog vast op hun plaats zitten. Gebruik geen twijfelachtige of brandbare materialen waaruit gassen kunnen vrijkomen (zoals limonaderietjes als isolatie voor blanke draad, of hout en papier). Schroeven die te lang zijn, moet u inkorten; soms komen die gevaarlijk dicht bij andere komponenten.
Transformatoren
Figuur 1. Enkele euro-chassisdelen en een euro-apparaatsteker. Hiermee is de netspai ning op een veilige manier aan te sluiten. Deze zijn overigens bedoeld voor klasse-lapparaten. Bij klasse-il-apparaten mag er geen aardpen in het chassis-deel zitten.
In de figuren 4 en 5 hebben we getekend hoe een transformator met inachtneming van de veiligheidseisen kan worden aangesloten. Met de aanduiding 1 en 2 geven we respektievelijk aan of er tussen de aangegeven punten een enkele of een dubbele isolatie moet worden toegepast. In principe mogen de in de figuren getekende netschaketaars enkelpolig zijn, omdat alle getekende trafo's
gescheiden wikkelingen hebben. Als we er van uitgaan dat deze trafo's kortsluitvast zijn, dan verklaart dat ook de afwezigheid van een primaire zekering. Als u een "gewone", niet kortsluitvaste trafo gebruikt, dan is een primaire zekering noodzakelijk.
Opschriften Bij alle professionele apparaten ziet u steeds diverse opschriften. Verplicht zijn de volgende: Bij iedere zekering (ook als die op een print zit) moet de stroomwaarde staan vermeld en of het een snelle (F) danwei een trage (T) zekering moet zijn. Verder dient men op de buitenzijde (maar niet op de bodem) te vermelden: de identiteit van het toestel (dit kan een naam of een nummer zijn), de netspanning (bijv. 220 V ~ ) en de frekwentie (bijv. 50 Hz). Mag het apparaat alleen op wisselspanning worden aangesloten, dan moet u het wisselspanningssymbool (~") vermelden.
Veilig werken
gebruik, maar zodra u de kast open schroeft ontstaat een heel andere situatie. Uiteraard raden we u aan de steker uit het stopkontakt te trekken voordat de kast wordt opengeschroefd. Maar aangezien er dan niets te meten valt, zal toch de steker weer aangesloten moeten worden. Voor uw persoonlijke veiligheid is het dan prettig als de lichtinstallatie is uitgerust met een aardlekschakelaar van hoogstens 30 mA. Het is ook mogelijk om een steker of tafelkontaktdoos te gebruiken met een ingebouwde aardlekschakelaar. Aardlekschakelaars die gevoeliger zijn dan 30 mA zijn alleen nodig indien te verwachten is dat de lekstroom kleiner blijft dan 30 mA. In de praktijk zal dit zelden
Dit uittreksel is door de redaktie met zorg samengesteld. Toch kunnen wij geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden ten aanzien van de juistheid van de informatie, noch de eventueel daaruit voortvloeiende gevolgen.
Figuur 4. Het gaat hier om een klasse-i-toestel dat via een dubbel geïsoleerde transformator wordt gevoed. Alle aanraakbare en geleidende delen moeten worden geaard. De uitgangen hoeven in dit geval niet te worden geaard.
Figuur 5. Voor een klasse-ll-toestel is het voor wat betreft de trafo erg simpel: u m teert een dubbel geïsoleerde trafo. U kunt hier ook zien dat de isolatie tussen pun die deel uitmaken van het 220-V-circuit, niet vergroot hoeft te worden.
Figuur 6. Het meest praktische is net bouwen van een klasse-ii-toestel. In deze figuur hebben we de knelpunten van kommentaar voorzien. 1) Gebruik een netsnoer met aangegoten euro-netsteker. 2) Het netsnoer wordt via een deugdelijke trekontlasting naar binnen geoerd. 3) De zekeringhouder. De omgeving van de zekering is ook een prima plaats om type, "soort" netspanning, en de waarde van de zekering te vermeiden luiteraard aan de buitenzijde van de kast). 4) De netschakelaar. De lucht- en kruipweg tussen de kontakten en het chassis moet minstens 6 mm zijn. Gebruik geen metalen knoppen, deze zijn in de meeste gevallen onvoldoende geïsoleerd. 5) De draden dóór de soldeerogen steken en solderen. 61 Breng een kous aan voor dubbele isolatie. 7) De afstand tussen de primaire kontakten tot de kern en de rest van de omgeving moet minstens 6 mm (lucht- of kruipweg/ zijn. 81 Gebruik snoer met tenminste 0,4 mm isolatie en een kerndoorsnede van 0,75 mm. 91 Aan de print en de schakeling worden geen bijzondere eisen gesteld. Uiteraard moet de print wel stevig worden bevestigd. 10) De massa van de schakeling mag worden aangeraakt, omdat de nettrafo voor voldoende veiligheid zorgt (als dit tenminste een veiligheidstrafo is). 11) De kast mag best van metaal zijn, immers het primaire circuit is met een dubbele isolatie van de omgeving gescheiden. Kunststof heeft echter de voorkeur.
elex — 1-5
magneetslot schakelen met een magneet
In eenvoudige alarminstallaties voor huis of auto wordt vaak van een verborgen aan-uit-schakelaar gebruik gemaakt. Met een beetje speurwerk kan zo'n "verborgen" schakelaar door een inbreker echter toch opgespoord worden. Het hier beschreven magneetslot heeft dit nadeel niet: het kan eenvoudig achter het dashboard bevestigd worden en wordt door een magneetje aan uw sleutelbos bediend. Uw alarmschakelaar is dan volkomen onzichtbaar, maar toch makkelijk te bedienen. In principe is er niets tegen het gebruiken van een verborgen schakelaar in een alarminstallatie. Deze moet dan wel zodanig zijn aangebracht dat hij niet gemakkelijk door onbevoegden gevonden kan worden of, wanneer hij wèl zichtbaar is, zodanig zijn uitgevoerd dat niemand op het idee komt dat het een schakelaar is. Uit de praktijk blijkt dat zo'n "verborgen" schakelaar het wat deze beide eisen betreft vaak laat afweten. Een geroutineerd inbre-
1-10 - elex
ker weet namelijk waar hij naar moet zoeken, zodat dan het motto geldt: "wie zoekt die vindt". Alleen indien het zoeken te lang duurt, dan wordt de inbraak in huis of auto oninteressant. Doordat het magneetslot uit dit artikel in de (buiten)muur van de woning of achter het dashboard van de auto verstopt kan worden, is het volkomen onzichtbaar. Alleen de eigenaar van de woning of auto is zodoende in staat om met behulp van het mag-
neetslot de alarminstallatie in of uit te schakelen. Het belangrijkste onderdeel van het magneetslot is een reed-schakelaartje. Dit wordt door een klein magneetje aan uw sleutelbos bediend.
De schakeling Geheel links in figuur 1 is het reed-schakelaartje (SI) te zien plus de bedieningsmagneet. Hoewel de rest van de schakeling natuurlijk met de reedschakelaar verbonden moet
zijn (Ml, M2), kan de reedschakelaar heel goed los gemonteerd worden en via lange aansluitdraden met het overige deel van de schakeling verbonden zijn. Op de maak- of verbreekkontakten van relais Rel (rechtsboven in figuur 1) moet uw alarminstallatie worden aangesloten. De schakeling bestaat in hoofdlijnen uit een monostabiele multivibrator (ICla), een flipflop (IC2a), een astabiele multivibrator (IClb) en een (uitscha-
Figuur 1. Met een magneet (geheel links) wordt een reedschakelaar gesloten. Vrijwel onmiddellijk set monoflop ICla flipflop IC2a, zodat via Tl het relais bekrachtigd wordt. ICIb en IC2b vormen een uitschakelbare knipperschakeling.
(+)5V
IC1
IC2
01
© ©
'A
I
M1
B
IC1a Q C
I 1N4148
CLB
CLK IC2a K
EXT
i
13
"Igl
BC337
M2
5V(+)
IC3 78L05
10...18V
16\
IC1b Q
CLK IC2b
CEXT
IC1 = 74HCT123 IC2 = 74HCT73
keibare) flipflop (IC2b). Schakeltransistor T l zorgt voor het bekrachtigen van het relais (Rel). Tenslotte bevat de schakeling nog een spanningsstabilisator (IC3). Zodra er een magneet in de buurt van reed-schakelaar SI wordt gebracht, sluit SI. Als gevolg hiervan ontlaadt C5 zich via R2. Normaliter (wanneer SI open is) wordt de spanning op de bovenste plaat van kondensator C5 via Rl en R2 op plus 5 volt gehouden. Door het ontladen van C5 krijgt pen 1 van ICla een negatief gaande flank (dus een hoog-laagovergang) te verwerken, zodat deze monoflop getriggerd wordt en zijn door R3 en C6 bepaalde monotijd van 1 sekonde gaat afwerken. Tijdens het doorlopen van de monotijd is pen 4 van ICla, die normaliter "hoog" is, "laag". De "lage" puls van 1 sekonde lengte wordt gebruikt als omschakelsignaal (kloksignaal) voor flipflop IC2a. De rond ICla opgebouwde monostabiele multivibrator (monoflop) wordt dus gebruikt om flipflop IC2a van een duidelijk
gedefinieerde klokpuls van 1 sekonde lengte te voorzien. Als SI rechtstreeks op de klokingang van IC2a zou zijn aangesloten, dan zouden er door denderverschijnselen bij het sluiten en openen van SI een hele hoop klokpulsen achter elkaar opgewekt worden. Flipflop IC2a zou dan heel moeilijk in de goede stand ("set" of "reset") gezet kunnen worden; vandaar de tussengeschakelde monoflop. Ook direkt bij SI is al een beveiliging aangebracht, en wel in de vorm van het RC-netwerkje bestaande uit Rl, R2 en C5. Dit buffernetwerkje zorgt ervoor dat ICla niets merkt als SI maar heel eventjes sluit, bijvoorbeeld door een mechanische stoot tegen de reedschakelaar. Ook worden door R2 en C5 elektrische stoorpulsen onderdrukt die door de (lange) bedrading tussen Ml en SI zouden kunnen worden opgepikt. Dergelijke stoorpulsen zouden de monoflop van ongewenste schakelpulsen kunnen voorzien en dus per abuis kunnen triggeren.
Elektronische wisse/schakelaar
de voedingsspanning nog ontladen is, en zich pas na korte tijd via R4 oplaadt. Flipflop IC2a kent per definitie twee mogelijke toestan- R4 en C7 vormen dus een zogeheten "power-up-reset" den: één waarbij de Quitgang "hoog" is en een an- niet alleen voor IC2a, maar ook voor ICla en ICIb. dere waarbij de Q-uitgang "laag" is. De Q-uitgang heeft Aangezien op de Q-uitgang van flipflop IC2a de basis altijd het tegengestelde nivo van T l is aangesloten (via als de Q-uitgang. stroombegrenzingsNa iedere klokpuls veranweerstand R5), bepaalt de dert het nivo op de uitgangen van de flipflop. Zon flip- toestand van deflipflopof de transistor geleidt of flop lijkt dus qua gedrag sterk op de drukschakelaars spert. Na het inschakelen van de voedingsspanning, die vroeger op burolampen dus in de toestand "reset", zaten: één keer drukken: is de Q-uitgang van de fliplamp aan; nog een keer flop "laag". In dat geval drukken: lamp weer uit. De krijgt T l geen basisstroom schakeling uit figuur 1 veren spert hij. Relais Rel is toont in zijn bediening precies hetzelfde gedrag. Indien dan niet aangetrokken, zodat de verbreekschakelaar men met een magneet (P en V) gesloten is (geteeventjes langs SI strijkt, kende toestand). Behalve dan komt de flipflop in de dat T l dan geen basistoestand "set"; houdt men daarna opnieuw de magneet stroom krijgt, loopt er ook bij SI, dan komt de flipflop geen stroom door indikatieLED D3 en zijn voorschain de toestand "reset". kelweerstand R9. Dit LED-je Bij het inschakelen van de is dus uit als deflipflopgevoedingsspanning wordt de reset is. flipflop altijd in de stand "reset" gezet door een "laag" op zijn reset-ingang (pen 2). Reset-LED Dit "laag" ontstaat doordat Omdat het hier om een beC7 bij het inschakelen van dieningsschakelaar voor een elex - 1-11
Onderdelentijst
R1,R4 = 10 kQ R2 = 47 kQ R3,R6,R7 = 220 kQ R5 = 3,9 kS R8,R9 = 330 Q C1 = 470 MF/25 V
C2.C3 = 100 nF C4,C5,C7 = 2,2 /uF/16 V C6 = 10 nF/16 V C8 = 47 nF C9 = 1 M F / 1 6 V D1 = D2 = D3 = T1 = IC1 = IC2 = IC3 -
1N4148 LED 5 mm rood LED 5 mm groen BC337 74HCT123 74HCT73 78L05
Re1 = relais: spoelspanning 12 V, spoei-weerstand 330 Q, met wisselkontakt, bijvoorbeeld Siemens V23127-B0002-A1O1 S1 = reed-kontakt plus magneetje
Geschatte bouwkosten: zonder print, behuizing en voeding circa f 20,-
Figuur 2. De onderdelenopstelling van het magneetslot voor een Elexprint formaat 1. Figuur 3. Het prototype tijdens de testfase in het het lab.
1-12 - elex
alarminstallatie gaat, is de schakeling uit figuur 1 nog van een tweede indikatieLED voorzien. LED D2 laat na het inschakelen van de voedingsspanning door een waarschuwend geknipper weten dat de flipflop in de toestand "reset" staaj. Doordat er dus altijd'één van beide LED's aktief is, weet u zeker dat de schakeling' voedingsspanning krijgt. Zodra u na het inschakelen van de voedingsspanning met behulp van de magneet flipflop IC2a set, gaat D3 kontinu branden en staakt D2 zijn waarschuwend geknipper. Het relais trekt op dat moment aan, doordat Tl nu wel basisstroom krijgt en de relaiskontakten M en P sluiten. Het knippersignaal dat D2 levert, wordt opgewekt door de schakeling rond IClb. Dit gedeelte zou zich, net als bij ICla het geval is, als een monoflop willen gedragen, ware het niet dat het signaal van de Q-uitgang wordt teruggevoerd naar de klok-ingang, pen 9 van IClb. Als gevolg hiervan ontvangt de klok-ingang (of trigger-ingang) van IClb iedere keer na het verstrijken van de monotijd weer een triggerpuls, zodat de monotijd opnieuw doorlopen wordt. We kunnen bij IClb dan ook niet meer van een monoflop spreken, maar hebben met een astabiele multivibrator te doen, een blokgolfgenerator dus. Nu is het wel noodzakelijk dat er een kleine vertraging bestaat tussen het "laag" worden van de Q-uitgang van IClb en het opnieuw starten van de "monotijd". Anders zou de Q-uitgang
maar nauwelijks de tijd hebben om "laag" te zijn. Het gevolg hiervan zou zijn dat IC2b veel te korte "lage" klokpulsen uit IClb zou krijgen en niet goed op deze klokpulsen zou kunnen reageren. Om het doorgeven van het "lage" nivo van de Q-uitgang naar de triggeringang van IClb wat te vertragen, is het RC-netwerkje R7/C8 aangebracht. Doordat het spanningsnivo op de bovenste plaat van C8 wat vertraagd reageert op de nivo-veranderingen op de Q-uitgang, wordt de spanning over de kondensator wat later "laag" dan de Quitgang. Als gevolg hiervan wordt IClb pas korte tijd na het beëindigen van zijn monotijd via pen 9 opnieuw getriggerd, zodat de Quitgang voldoende tijd gegund wordt om "laag" te zijn. Door de aanwezigheid van R7 en C8 krijgt IC2b dus voldoende lange klokpulsen.
Nog een flipflop Net als bij flipflop IC2a het geval is (en bij iedere andere flipflop) verandert bij IC2b het nivo van de Q-uitgang na iedere klokpuls die er op de klok-ingang binnenkomt. Ook IC2b gedraagt zich dus als een drukschakelaar met wisselkontakt. Na één klokpuls gaat D2 dus branden, na een tweede weer uit, na een volgende weer aan, enzovoort. Flipflop IC2b is ook nog van een uitschakellijntje voorzien, namelijk de_ verbinding die tussen de Qnuitgang van IC2a en de R-ingang (resetingang) van IC2b loopt. Omdat de reset-ingang "laag-aktief" is (zoals het
niet-streepje boven de "R" aanduidt), werkt de flipflop normaal, indien zijn resetingang "hoog" is. Dit is alleen het geval indien IC2a in de stand "reset" staat, bijvoorbeeld vlak na het inschakelen van de voedingsspanning. Indien u dan met een magneetje flipflop IC2a "set", dan wordt de Q-uitgang van IC2a "laag", zodat IC2b via zijn reset-ingang in de stand "reset" gehouden wordt. Doordat IC2b het signaal van IClb dan niet meer aan D2 kan doorgeven, stopt D2 met knipperen. Omdat de schakeling niet door ongewenste stoorpulsen getriggerd mag worden, is de voedingsspanning gestabiliseerd. IC3 zorgt ervoor dat de spanning keurig op 5 volt gelijkspanning blijft, terwijl eiko's Cl en C4 eventuele "klappen" op de ingangs spanning moeten opvangen. C2 en C3 sluiten zeer kortstondige piekspanningen kort die de twee elko's (door hun ongewenste spoelwerking en ander traag gedrag bij hoge frekwenties) niet kunnen kortsluiten. Diode Dl sluit spanningspieken kort die ten gevolge van induktie over de relaisspoel ontstaan op het moment dat de stroom door de spoel plotseling onderbroken wordt. Deze induktiepieken zouden Tl kunnen vernielen.
Opbouw De schakeling past uitstekend op een Elexprint formaat 1. De onderdelenopstelling hiervoor is in figuur 2 te zien. De foto in figuur 3 toont het prototype tijdens de labtest, terwijl fi-
Figuur 4. De schakeling wordt in de auto op een bestaande alarm-installatie aangesloten.
guur 4 het inbouwstadium laat zien. De schakeling kan permanent op een voedingsspanning van 10. . .18 volt blijven aangesloten. Hoe lager deze spanning is, hoe minder werk IC3 heeft om hier een gestabiliseerde 5-voltspanning van te maken. De schakeling kan het beste in een stevig kastje worden ondergebracht. Heel belangrijk is de montage van het reed-schakelaartje. Dit moet uiteraard goed bereikbaar zijn voor het bedieningsmagneetje, maar mag zich bijvoorbeeld niet te dicht in de buurt van het magneetveld van een autoluidspreker bevinden, want anders werkt het niet. Houd er bij het monteren en bedienen van het reed-schakelaartje
voorts rekening mee dat de reed-kontakten een zekere richtingsgevoeligheid vertonen voor het magneetveld; het magneetje dus in de goede stand houden. Indien het schakelaartje zich niet achter een kunststoffen, maar een metalen wand bevindt, kontroleer dan even of de desbetreffende metaalsoort het magneetveld wel doorlaat. Als bedieningsmagneetje hebben wij een exemplaar van een deursluiter gebruikt, zoals in de meeste keukenkastjes wordt toegepast. Omdat dit in een plastic houdertje gemonteerd is en van gaten voorzien is, kan zon magneet prima aan een sleutelbos bevestigd worden. Bij inbouw van de schakeling in een auto kan voor
de verbinding tussen SI en M2 heel goed het chassis van de auto gebruikt worden. Of u de maak- of de verbreekschakelaar van het relais gebruikt, is afhankelijk van het alarm waarop u het magneetslot wilt aansluiten. In elk geval is het de bedoeling dat het alarm op scherp staat wanneer de kontakten zich in de getekende toestand bevinden. Dit heeft als voordeel dat bij spanningsuitval of een defekte relaisspoel het alarm op scherp staat. Voorts geldt dan onder normale omstandigheden: alarm op scherp, D2 knippert; alarm op non-aktief, D3 brandt. (906007X)
astabiele multivibrator: Dit is evenals de monostabiele multivibrator, een multivibrator met twee toestanden, alleen zijn ze beide niet stabiel. Dit heeft tot gevolg dat de uitgang telkens tussen de beide uitgangswaarden heen en weer springt. Met andere woorden: de schakeling is een blokgolfoscillator. flipflop: Dit is een soort elektronische schakelaar die twee stabiele toestanden kent. Geeft men op de ingang een opgaande puls, dan wordt de uitgang "hoog"; na een negatieve puls op de ingang is de uitgang "laag". De schakeling onthoudt dus wat er voor een puls op de ingang is geweest, en kan daardoor als eenvoudig geheugen dienst doen. monostabielc multivibrator: Net als de flipflop kent de monostabiele (of ook "one shot"-) multivibrator twee toestanden. Daarvan is er maar één (- mono) stabiel. De andere toestand kan maar een zekere tijd duren en is dus niet blijvend. Monostabiele schakelingen worden vaak als tijdschakeling gebruikt, bijvoorbeeld als u een lamp na een druk op de knop na een minuut of zo weer wilt laten uitgaan. reed-schakelaar: Dit is een glazen buisje met daarin twee schakelkontakten die met behulp van een magneet bediend kunnen worden. elex -
1-13
beluister de wereld van de zendamateurs
2-meter-band-konverter een frekwentie-omzetter voor een wereldontvanger
Naast professionele radio-gebruikers is er een zeer grote groep die als vrijetijdbesteding met ontvangers en zenders hobbyen. De gebruikers van de 27-MHz-band zijn hiervan een voorbeeld. Over deze groep willen we het echter niet hebben, want er bestaat nog een kategorie, namelijk die van de officiële gelicenseerde radio-zend-amateurs. Deze mensen mogen in een groot aantal frekwentiegebieden vrijelijk met zenders experimenteren. Voor hen die geïnteresseerd in radio zijn, is het best aardig om hetgeen zich op die amateurbanden afspeelt te beluisteren. Daarvoor is dan wel wat apparatuur noodzakelijk, bijvoorbeeld een wereldontvanger en eventueel de konverter die we nu gaan beschrijven. Wie in het bezit is van een goede kommunikatieontvanger voor de kortegolfbanden, kan daarmee al een groot aantal van de amateur-frekwenties beluisteren. Voor hen die niet zo bedreven zijn in de diverse buitenlandse talen, is de 80-meter-band het interessantste ( 3 , 5 . . . 3,8 MHz) en wie het wat verderop wil 1-14 - elex
zoeken, moet maar eens luisteren tussen 7,0 en 7,1 MHz (de 40-meter-band), 14,00 en 14,35 MHz (de 20-meter-band), 21,00 en 21,45 MHz (de 15-meterband) of 28,0 en 29,7 MHz (de 10-meter-band). Op de genoemde frekwentiebanden kunt u zendamateurs uit de hele wereld tegenkomen. Gaat uw be-
langstelling echter meer uit naar hetgeen zich op lokaal nivo afspeelt (binnen een straal van 50 tot 100 km), dan is de 2-meter-band het geschiktste frekwentiegebied om naar te luisteren. Daarnaast wordt er op deze band voornamelijk gebruik gemaakt van frekwentiemodulatie in plaats van enkelzijbandmodulatie,
waardoor een veel simpelere ontvanger gebruikt kan worden.
De benodigde spullen Voordat we naar de schakeling gaan kijken, laten we u allereerst zien wat er allemaal nodig is om de 2meter-band te ontvangen.
1
2 Tl ontvanger 28..30MHZ
/
L3.L4
0— 144 146MHz
Konverter 144..146MHZ
28.. 30MHz
T2
A
L6
58 30MHZ
T3
-•Di116MHz
Figuur 1. Behalve de konverter hebt u ook een geschikte antenne voor de 2-m-band nodig en uiteraard een achterzet-ontvanger voor het bereik van 28. . .30 MHz.
r
Figuur 2. Door menging wordt er als het ware 116 MHz van het antennesignaal afgetrokken, zodat het bereik van 144. .. 146 MHz wordt verlegd naar 28. . .30 MHz. Figuur 3. Slecht drie halfgeleiders zijn noodzakelijk om het karwei te klaren. Zoals dat bij hoogfrekwentschakelingen gebruikelijk is, zijn er wel de nodige passieve komponenten vereist, om er voor te zorgen dat de aktieve komponenten hun taak kunnen volbrengen.
Met alleen de konverter bent u er namelijk nog niet, omdat dit apparaat alleen een omzetter is voor het frekwentiegebied van 144. . . 146 MHz en geen komplete ontvanger. Dit betekent dat u nog een zogenaamde "achterzetontvanger" moet hebben waarop het frekwentiegebied van 2 8 . . . 30 MHz te beluisteren is. Liefst één die zowel frekwentie- als enkelzijbandmodulatie (in het Engels afgekort als SSB) kan detekteren. Een 27-MHzontvanger zou ook nog kunnen, maar daarvoor dient u de konverter enigszins aan te passen, iets waar we nog op terugkomen. Naast de achterzet en de konverter hebt u ook een speciale antenne nodig, want een willekeurig stuk draad is helaas niet bruikbaar. Gelukkig zijn hiervoor verschillende typen in de
handel en wilt u zelf iets maken, dan kan dat ook. De discone-antenne die we in december '88 gepubliceerd hebben, is uitstekend bruikbaar en wie iets beters wil, zal moeten wachten tot volgende maand. Dan publiceren we een 9-elementsantenne. Samengevat hebt u dus de drie onderdelen nodig, die op de in figuur 1 getekende manier achter elkaar gezet dienen te worden.
Van 144 MHz naar 28 MHz en van 146 MHz naar 30 MHz Zoals uit figuur 1 af te leiden is, moet de konverter op de een of ander manier het binnenkomende antennesignaal omzetten naar een andere frekwentie, zonder daarbij de informatie (bijv. het audiosignaal waarmee de zender gemoduleerd is) aan te tasten. Op zich
lijkt dit een lastige bewerking, maar gelukkig is een en ander vrij gemakkelijk te verwezenlijken. Wanneer namelijk twee signalen met verschillende frekwenties in een niet-lineair (versterker)element samengevoegd worden (in de hoogfrekwenttechniek hebben we het dan over een mengtrap), dan ontstaan er een groot aantal nieuwe signalen, die qua amplitude overeenkomen met de ingangssignalen. Dit verschijnsel kent de musicus als zweving en wordt door hem gebruikt om muziekinstrumenten te stemmen. De nieuwe frekwenties die op deze manier opgewekt worden, staan in een zeer simpele relatie tot elkaar. Zo blijken er signalen te ontstaan waarvan de frekwenties overeenkomen met de som en het verschil van de twee ingangsfrekwenties. Bij een konverter die een hoge frekwentie omzet naar
een lagere waarde hebben we niets aan het somsignaal, zodat we ons alleen op het verschil hoeven koncentreren. Uit het gegeven dat we een frekwentie van 144 MHz willen omzetten naar 28 MHz valt af te leiden dat we als mengsignaal 116 MHz of 172 MHz nodig hebben (144 - 116 = 28 of 172 - 144 = 28). Om praktische redenen kiezen we voor 116 MHz, omdat deze frekwentie gemakkelijker op te wekken is, maar ook omdat dan het frekwentiegebied van 144. . .146MHzexakt overeenkomt met 2 8 . . . 30 MHz (146 min 116 is immers 30).
Vijf blokken Nu we weten dat we het antennesignaal moeten mengen met 116 MHz om zo de twee-meter-band om te zetten naar de tienelex — 1-1 5
meter-band, wordt het tijd om te gaan kijken wat er verder nog in de konverter moet zitten. Dit doen we aan de hand van het blokschema in figuur 2. Als eerste dient het signaal uit de antenne een stuk opgekrikt te worden in een versterkertrap (Tl), die speciaal bedoeld is voor het gewenste frekwentiegebied (dus 144. . .146 MHz), waarna een banddoorlaatfilter (L3 en L4) de koppeling tussen versterker en mengtrap tot stand brengt. De belangrijkste funktie van het banddoorlaatfilter is het wegwerken van de zogenaamde "spiegelfrekwentie". Mengen we namelijk 88 MHz met 116 MHz, dan levert dat ook 28 MHz op (116 - 88 = 28). Zonder het filter zouden we dus in principe naar twee frekwenties tegelijkertijd luisteren, iets dat natuurlijk ongewenst is. We willen immers naar zendamateurs luisteren en niet naar de FMomroepband. Na de mengtrap volgt, zoals te zien is, nog een banddoorlaatfilter. Dit is uiteraard zo afgestemd dat het gebied tussen 28 en 30 MHz doorgelaten wordt.
Hierdoor worden allerlei storende signalen die ook nog bij het mengen kunnen ontstaan uitgefilterd en houden we dus een schoon uitgangssignaal over.
Drie transistoren Van de vijf blokken in figuur 2 bevatten er maar drie een aktief element, namelijk de versterker, de mengtrap en de oscillator die het 116MHz-signaal opwekt. De andere twee blokken zijn geheel passief en bevatten een of twee L/C-filters. Dit wetende zijn de delen uit figuur 2 gemakkelijk terug te vinden in het schema van figuur 3. We vertellen er meteen maar bij dat de stippellijnen in figuur 2 afschermschotjes voorstellen, welke de verschillende segmenten van elkaar scheiden. Die schotjes zijn hier van wezenlijk belang. U moet bedenken dat er bij dit soort schakelingen diverse sluipwegen zijn waarlangs het HF-signaal op allerlei ongewenste plekken kan komen. Zonder de afscherming zouden de transistoren bijvoorbeeld gaan oscilleren in plaats van versterken.
Laten we de signaalloop eens volgen om te kijken hoe de konverter werkt. Via een tap op LI komt het signaal de schakeling binnen. Deze spoel vormt samen met Cl een banddoorlaatfilter, dat overigens in het blokschema niet als apart filter is aangegeven. De kring LI/Cl zorgt voor een zeer grove filtering om te verhinderen dat sterke stations op veraf gelegen frekwenties Tl zouden oversturen. Daarnaast vormt LI een impedantietransformator om een laagohmige antenne (50 Q) op de hoogohmige ingang van de FET aan te sluiten. Fet T l vormt met de omringende komponenten een standaard HF-versterker. Het enige opvallende aan deze trap is de manier waarop de versterker met L3 gekoppeld is. Via C4 wordt namelijk de FET op een zeer laagohmig punt van de kring L3/C5 aangesloten. Hierdoor is de kans op ongewenste oscillatieverschijnselen vrijwel nihil, hetgeen de schakeling zeer nabouwzeker maakt. L3, C5, L4 en C6 vormen vervolgens het banddoorlaatfilter dat de spiegelfre-
Ortderdefenlijst FM = 33 kQ R2 = 68 kQ
R3,R6 = 470 Q R4 = 56 ö R5 = 47 kQ R7 = 100 Q C1,C5,C6 = 7 pF instel C2 = 1 nF trapezium kondensator C3,C7,C9 = 10 nF keramisch C4 » 82 pF C8 = 12 pF C10 = 2 0 pF instel C11 = 8,2 pF C12 = 12 pF C13 = 220 nF keramisch L1 = luchtspoel 8 w 6 mm 0 CuAg-draad 1 mm 0 met tap op 2 w L2 = 4 w op ferrietkraal CuL-draad 0,2 mm 0 L3 = gelijk aan L1, maar met tap op 1 w t 4 = gelijk aan L1, zonder tap L5 = 220 nH L6 = 1 9 w CuL-draad 0,2 mm 0 (a) en 3 w CuLdraad 0,3 mm 0 (b) op Neosid 7K1S-spoelvofm T1,T2 - BF981 T3 = BF494 X1 = 5e-overtoon-kristal 116 MHz 10 pF parailelresonantie dun blik voor afscherming print EPS-900006-1 (zie pagina 2) geschatte bouwkosten f75,-
Figuur 4. De print-layout en onderdelenopstelling van de konverter. Wie zelf de print wil vervaardigen, moet er om denken dat op de plaatsen waar Tl en T2 komen, gaten geboord dienen te worden van 5 mm 0 en dat de print dubbelzijdig is.
1-16 - elex
Dit zwarte vlakje uitzagen.
Figuur 5. Voor C2 moet er in de print een sleuf gezaagd worden. De exakte plaats waar de sleuf moet komen, is op de layout aangegeven met een zwart vlakje. Op de EPSprint is de opdruk wit en is het vlakje dus ook wit. Figuur 6. De speciale komponenten voor de konverter. Op de bovenste rij trapeziumkondensator C2 (tweede van links) en de vier onderdelen voor spoel L6, op de tweede rij van links naar rechts de dual-gate-MOSFET's Tl, T2, een instelbare kondensator en het kristal, daaronder spoel L5, transistor T3 en een bewikkeld ferrietkraaltje (spoel L2). Figuur 7. Deze tekening laat zien hoe C2 en Tl gemonteerd dienen te worden.
kwentie weg moet werken. Zoals uit het schema al valt af te leiden, wordt hierbij het signaal induktief van L3 op L4 overgedragen. Er is immers geen andere geleidende weg (via een weerstand of een kondensator) om het signaal van de ene kring naar de andere te transporteren. Zelfs een eventuele kapacitieve koppeling tussen de beide spoelen wordt voorkomen, door L3 en L4 zo te plaatsen dat de "hete" kanten (de punten waar de spoel en de instelbare kondensator samenkomen) niet tegenover elkaar komen. FET T2 is de mengtrap waar het 116-MHz-signaal uit de kristaloscillator (T3, XI en omringende komponenten) gemengd wordt met het versterkte en gefilterde antennesignaal. Met de parallelkring L6/C8 wordt het gewenste mengprodukt uitgefilterd en via de koppelwinding (L6B) laagohmig uitgekoppeld. Hiermee verlaten we de schakeling en gaan snel verder naar. . .
De bouw Zoals u ondertussen misschien wel weet, is het vrij lastig om een HF-schakeling op een goede manier op te bouwen. Zeker als er geen printontwerp voorhanden is, wordt het een hele klus om de diverse eenheden zo samen te bouwen dat er geen ongewenste oscillatie optreedt. Met dit in het achterhoofd hebben we daarom een print voor de konverter ontworpen (figuur 4), die
bovendien in de Elex-printservice is opgenomen (zie pagina 2). Met behulp van deze print is het niet echt moeilijk meer om de schakeling op een ordentelijke manier aan het draaien te krijgen. Toch zal het nog wel de nodige zweetdruppels kosten om alles goed in elkaar te krijgen. Vandaar dat we stap voor stap de opbouw met u doornemen. Hierbij gaan we er van uit dat u een gekocht printje gebruikt, omdat we weten dat het vervaardigen van een dubbelzijdige print een moeilijk karwei is. Voordat er gesoldeerd kan worden, moet er allereerst een sleuf in de print gemaakt worden, waarin straks C2 gemonteerd wordt. Waar deze sleuf moet komen, toont figuur 5. Let op: in deze tekening is dit een zwart vlakje, maar op de print is dat wit, omdat de totale opdruk wit is. Nadat de sleuf gemaakt is, begint u met C2 vast te solderen. Zoals u uit de onderdelenlij st kunt opmaken, gaat het hier om een zogenaamde trapeziumkondensator of ook wel chip-C genaamd. Hoe die er uitziet, toont de foto in figuur 6. C2 is het trapezium-vormige plaatje op de bovenste rij (tweede onderdeel van links). Aangezien er geen draden aan deze kondensator zitten, is de montage wat anders dan u gewend bent. Het is namelijk de bedoeling dat het plaatje in de sleuf gestoken wordt, waarna de ene kant aan de on-
derzijde van de print gesoldeerd wordt (op het baantje waar straks G2 van Tl op komt) en de andere kant met het massavlak (de laag koper aan de bovenkant) verbonden wordt. Figuur 7, een detail van de onderkant van de print, toont wat we bedoelen (Tl voorlopig nog niet monteren). Zit C2 vast, dan zijn de afschermschotjes aan de beurt. Hiervoor gebruikt u plaatjes blik met een hoogte van ca. 1,5 cm. Deze soldeert u met zo min mogelijk tin op de stippellijnen vast. Het is wel de bedoeling dat de schotjes over de volle lengte gesoldeerd worden en niet op slechts enkele punten. De volgende stap is het monteren van de weerstanden. Hierbij dienen Rl en R2 rechtop gemonteerd te worden en moet u niet vergeten om de ene aansluiting van Rl zowel aan de onderals bovenkant van de print te solderen. Na de weerstanden zijn de kondensatoren aan de beurt. Behalve bij C4 en Cl 2 moet ook van de kondensatoren steeds één aansluiting aan twee zijden van de print gesoldeerd worden. Vervolgens de spoelen. Uitgezonderd L5 zult u die zelf moeten wikkelen. Dit is voor velen een afschrikwekkend idee, maar in de praktijk zal blijken dat dit karwei reuze meevalt. Om te beginnen LI, L3 en L4. Dit zijn luchtspoelen van 8 windingen verzilverd koperdraad van 1 mm doorsnede, die gewikkeld worden op een boor van 6 mm. Hoe u
elex - 1-17
dat moet doen en wat het resultaat dient te worden, kunt u zien in de figuren 8 en 9. In deze laatste figuur staat ook aangegeven hoe en waar de taps (aftakkingen) voor LI en L3 moeten komen. Spoel L2 is het gemakkelijkste te wikkelen. Deze bestaat namelijk uit vier windingen gelakt koperdraad op een ferrietkraaltje (zie figuur 10). Voor L6 moet u wat meer moeite doen, maar aan de hand van figuur 11 mag ook dit geen al te groot probleem zijn. In deze tekening hebben we overigens de a- en de b-wikkeling respektievelijk boven en onder het richeltje getekend, maar in de praktijk kan dit niet. Hiervoor is het spoelvormpje namelijk veel te kort. Om al het draad op het kokertje te krijgen, moet u met een scherp mesje het randje verwijderen en pas daarna gaan wikkelen. Let er wel op dat u de twee wikkelingen aan de juiste pootjes soldeert. Zijn de spoelen klaar, dan kunnen ze op de print gesoldeerd worden. Daarbij dient u van LI, L3 en L4 één kant aan de onder- en bovenzijde te solderen en van L6 de twee lipjes van het metalen omhulsel. Vergeet vooral dat laatste niet, omdat via deze verbinding de massa-aansluiting van L6b loopt. Bent u zover, dan kan het kristal gemonteerd worden. Dit is vrij lastig, omdat één aansluiting met het massavlak verbonden dient te worden. Wanneer u over een soldeerbout beschikt met een zeer dunne punt, 1-18 - elex
dan is het mogelijk om het kristal in de daarvoor bestemde gaatjes te steken en dan aan twee kanten te solderen, waarbij u er voor zorgt dat de afstand tussen print en kristal zo klein mogelijk wordt. Lukt dit niet omdat uw soldeerbout te grof is, vouw dan een aansluitdraadje voorzichtig om, zodat de massaverbinding niet meer recht onder het kristal komt te liggen. Nu is het met elke "pook" mogelijk om het kristal op de print te zetten. Als laatste zijn de halfgeleiders aan de beurt. Voor T3 is dat een standaardmontage, maar voor T l en T2 ligt dat wat anders. Op de plaatsen waar deze moeten komen, zijn in de print gaten geboord van 5 mm. Deze zijn noodzakelijk om de transistoren vlak tegen de printsporen te solderen. Figuur 7 toont hoe u Tl moet monteren. Te zien is dat we eerst de sourceaansluiting moeten ombuigen en door het gat dienen te steken, zodat hij vervolgens op het massavlak aan de komponentenzijde vastgesoldeerd kan worden. Bij T2 is dit niet nodig. Deze transistor wordt in zijn geheel aan de sporenzijde van de print gesoldeerd. Daarbij dient u de source en de twee gate-aansluitingen een stuk in te korten. Let echter wel op: T l komt zo op de print dat de opdruk op de transistor vanaf de soldeerzijde niét leesbaar is, terwijl dit bij T2 wèl het geval is (T2 komt dus andersom op de print). Figuur 12 toont nog eens de diverse stadia van de bouw en als u nauwkeurig
en netjes te werk gaat, zal het allemaal wel goed komen.
Afregeling Nu dienen de diverse filters nog op de juiste frekwentie ingesteld te worden; een karwei dat met zorg gedaan moet worden, omdat de prestaties van de konverter daar voor een groot deel van afhankelijk zijn. Het eerste wat we moeten afregelen, is de kristaloscillator. De kring L5/C10 moet namelijk zo ingesteld worden dat het kristal op de 5 e overtoon gaat oscilleren (voor XI wordt namelijk een speciaal soort 23,2MHz-kristal gebruikt dat ook op 116 MHz wil resoneren). Om dit zonder meetapparatuur te klaren, moet u als volgt te werk gaan: Neem een eenvoudige FM-radio en stem deze af op 94,6 MHz. De oscillator in de ontvanger staat dan op 94,6 MHz + 10,7 MHz = 105,3 MHz (kunt u kontroleren met een tweede FM-ontvanger), hetgeen een spiegelfrekwentie van 105,3 MHz + 10,7 MHz = 116 MHz oplevert. Dit wil dus zeggen dat u op een ontvanger met een slechte spiegelonderdrukking het signaal van de kristaloscillator uit de konverter kunt beluisteren. Om dit goed te kunnen horen, soldeert u een stuk montagedraad aan de drain van T2 en wikkelt dit om de antenne van de radio. Als u nu de spanning van de konverter inschakelt en aan C10 draait, zult u op een gegeven moment een signaal op de ontvanger kunnen waarnemen. Zet ver-
Figuur 8. Het wikkelen van LI, L3 en L4 in drie stadia. Figuur 9. De spoelen LI, L3 en L4 bestaan uit 8 windingen, waarbij op LI en L3 een tap op respektievelijk 2 en 1 winding komt. Figuur 10. Zo moet L2 er uit komen te zien. Figuur 11. Het wikkelen van L6 moet nauwkeurig gebeuren, waarbij u goed moet letten op de wikkelrichting. Van L6a hebben we overigens maar enkele windingen getekend. Dit moeten er 19 worden. Deze kunnen alleen op het spoelvormpje gelegd worden als het randje (op de tekening tussen L6a en L6b) verwijderd wordt.
Figuur 12. De opbouw van het printje in vogelvlucht.
volgens CIO in de stand waarbij de ruis uit de radio minimaal is. De oscillator staat voorlopig goed, zodat we het draadje kunnen verwijderen en verder kunnen gaan met de filters in de signaalweg. Hiervoor sluiten we een antenne aan (bijv. een stukje draad van 50 cm) en verbinden de konverter via een stuk coaxkabel met de achterzetontvanger. Vervolgens stemmen we af op 29,0 MHz en wanneer nu de voedingsspanning ingeschakeld wordt, moet u een toename van de ruis kunnen konstateren (eventueel achterzetontvanger op SSB zetten). Spoel L6 wordt nu zo ingesteld dat de ruis maximaal is, waarna we ditzelfde doen door C6 te verdraaien, daarna C5 en tenslotte Cl. Als het goed is, zult u tussen 28 MHz en 30 MHz 2-meter-zenders moeten kunnen ontvangen (een stukje draad is helaas een slechte antenne, dus ver-
wacht niet al te veel). Hebt u er een te pakken, verdraai dan alle instelpunten tot de signaalsterkte maximaal is, waarmee de afregeling voltooid is. Beschikt u over een meetzender, dan is de afregelprocedure een stuk eenvoudiger en het uiteindelijke resultaat wordt beter. U moet dan als volgt te werk gaan. Sluit de konverter op de achterzetontvanger aan, stem deze vervolgens af op 29,0 MHz en injekteer een klein signaal van 145,0 MHz. Regel C10 zo af dat u een signaal waarneemt, waarna L6 en Cl op maximale signaalsterkte afgeregeld worden. Stem vervolgens de ontvanger af op 30 MHz en de signaalgenerator op 146 MHz en regel daarna C5 af. Verander tenslotte de frekwentie van de ontvanger naar 28 MHz en die van de meetzender naar 144 MHz en regel nu C6 op maximum signaalsterkte. Hiermee bent u klaar en ten opzichte van de eerste metho-
de hebt u er voor gezorgd dat de gevoeligheid van de konverter over de hele band ongeveer konstant is.
Naar 27 MHz Als we een 2-m-signaal naar de tien-meter-band kunnen omzetten, kan het in principe ook niet moeilijk zijn om het uitgangsbereik te veranderen naar de 11-mband (26,965. . . 27,405 40 kanalen CB-band). Het enige dat daarvoor gedaan moet worden is een kristal met een andere frekwentie in de schakeling te solderen en L6 iets anders af te regelen. Toch zijn we daarmee nog niet klaar. De 2-meterband is 2 MHz breed, terwijl de 27-MHz-band maar 440 kHz omvat. Daarnaast wordt er op 2 meter in een 25-kHz-raster gewerkt, hetgeen betekent dat de kanalen 25 kHz uit elkaar liggen, terwijl die afstand op 27 MHz slechts 10 kHz bedraagt. Op een standaard 40-kanalen- zend/ontvanger elex -
1-19
1
mengen met -*
117.535
MHz 117.540
7 9 11 13 15 17 18 21 23 26 28 31 33 36
MHz 118.485 MHz 118.490 145.500
145.050
144.550
145.550
145.100
145.600
145.150
145.650
145.200 145.225
144.725 144.750
145.750
145.300 145 325
144.825
145.375
145.875
voor 27 MHz kunnen we dus slechts een beperkt deel van de 2-m-band beluisteren. Gelukkig valt dit op te lossen door verschillende kristallen in de schakeling te prikken. Welke waarde u moet nemen en wat voor frekwenties u kunt ontvangen, hebben we aangegeven in tabel 1. Bedenk echter wel dat de opgegeven kristalfrekwenties geen standaardwaarden zijn. U dient dus de kristallen te laten maken; een aangelegenheid die al snel 30 tot 40 gulden per kristal gaat kosten. Hebt u echter geen goede kortegolfontvanger, maar wel een 27-MHz-apparaat, dan bent u ondanks het grote aantal kristallen toch goedkoper uit. In de tabel hebben we voor
145.400
zes-kristalfrekwenties aangegeven welke belangrijke kanalen in de 2-m-band te ontvangen zijn. Hierbij zijn we er wel van uitgegaan dat uw CB-ontvanger alleen op vaste kanalen kan luisteren. Er zijn echter zend/ontvangers waarvan de (ontvangst)frekwentie ook tussen de kanalen ingesteld kan worden. Bij een dergelijk apparaat hebt u slechts drie kristallen nodig, namelijk 117,535 MHz, 118,035 MHz en 118,485 MHz (uiteraard verdient zo'n toestel de voorkeur). Tenslotte willen we u er opmerkzaam op maken dat de konverter alleen voor ontvangst bedoeld is! Het is zelfs zo dat u de schakeling onmiddellijk opblaast wan-
KALEDOSKOOP Co-produktie WereldomroepAfrika Alle kortegolf-luisteraars die zich ook wel eens zorgen maken over het milieu, zullen dit ongetwijfeld interessant nieuws vinden. Radio Nederland Wereldomroep werkt op het ogenblik namelijk samen met een vijftal Afrikaanse landen aan de produktie van een serie engelstalige dokumentaires, waarin de luisteraar wordt meegenomen door de geschiedenis van de op dit moment bedreigde olifant. 1-20 - elex
145.775 145.800
145.350
144.900
145.725
145.275
144.775
144.850
145.675 145.700
145.250
144.800
145.625
145.175
144.675 144.700
145.575
145.125
144.625 144.650
145.525
145.075
144.575 144.600
145.475
145.025
144.525
MHz
145.450
145.000
kanaal 1 144.500
3 5
M H z 118.035 MHz 118.040
Tabel 1. Door een ander kristal in de schakeling te zetten, kan de 2-m-band gekonverteerd worden naar 27 MHz. Welke kristalfrekwenties gebruikt kunnen worden en op welk kanaal de diverse twee-meter-frekwenties dan uitkomen, hebben we weergegeven in deze tabel.
De co-produktie met Kenia, Tanzania, Zimbabwe, Ghana en Malawi moet de Afrikaanse luisteraar informeren over het lot van de olifant en duidelijk maken waarom deze zwaargewicht onder de dieren niet van de aardbodem mag verdwijnen. In het oostelijk deel van Afrika wordt de olifantenpopulatie ieder jaar met ongeveer tien procent uitgedund. Als de jacht in de huidige omvang doorzet, zal rond het jaar 2000 de olifant slechts in de dierentuin bewonderd kunnen worden.
145.825 145.850
neer u per ongeluk de mikrofoon indrukt.
De onderdelen Onze HF-specialist heeft bij het ontwerp rekening gehouden met de verkrijgbaarheid van de diverse komponenten. In principe zou u dus alles bij uw onderdelenleverancier om de hoek moeten kunnen kopen. Het kristal, de spoelvorm voor L6 en de trapeziumkondensator (C2) kunnen echter problemen opleveren. Hiervoor zult u misschien bij de wat grotere winkels te rade moeten gaan (zie de advertenties in Elex of Elektuur) of naar een gespecialiseerde HF-winkel, waarvan er ook genoeg in Nederland en België zijn.
De dokumentaire, een serie klankbeelden in de ware zin van het woord, bestaat uit 13 delen van 20 a 25 minuten per aflevering. Het programmapakket wordt vanaf 1 maart 1990 ter beschikking gesteld aan 28 engelstalige radiostations op het Afrikaanse kontinent. De co-produktie wordt gerealiseerd door Peter van den Akker (programmamaker/producer) en Albert Stol (free-lance) in samenwerking met vijf producers afkomstig uit de deelnemende landen. De Afrikaanse inbreng draagt ertoe bij dat de dokumentaire aansluit op de informatiebehoefte ter plek-
enkelzijbandmodulatie: Dit is een modulatievorm die lijkt op AM-modulatie, maar waarbij slechts een deel van het AMsignaal uitgezonden wordt om energie te besparen. Om een EZBsignaal te kunnen detekteren, is een speciale detektor noodzakelijk die als het ware het niet uitgezonden deel weer aan het signaal toevoegt. frekwentiemodulatie: Bij deze modulatievorm wordt de frekwentie van de draaggolf in het ritme van het laagfrek wentsignaal gemoduleerd. banddoorlaatfilter: Dit is een schakeling die slechts één frekwentie of een beperkt gebied tussen twee frekwenties doorlaat.
ke en de problematiek zowel in geografisch als in kultureel opzicht dichterbij brengt.
Belangstellenden kunnen kontakt opnemen met:
V5K«r Radio Nederland Wereldomroep, In- en Externe Betrekkingen, tel.: 035 - 724218 (Ed Slinger)
zekeringtester FUSETEST
niet zomaar een tester Zekeringen zijn de assurantie-polis voor een veilige schakeling, vandaar dat elk netgevoed apparaat tenminste één smeltveiligheid dient te bevatten. Een bekend gegeven is echter dat helaas geen enkel onderdeel het eeuwige leven heeft, iets dat natuurlijk ook opgaat voor een zekering. Om u te helpen bij het opsporen van een defekt exemplaar, hebben we een schakeling ontworpen waarmee elke zekering onder de loep genomen kan worden. In veel gevallen is het niet zo moeilijk om te zien of een zekering al dan niet defekt is. Blijkt het draadje verdwenen of onderbroken te zijn, dan kunt u er gevoeglijk van uitgaan dat de zekering doorgesmolten is en dus vervangen dient te worden. Helaas blijkt de praktijk anders te zijn. Bij lang niet elke smeltveiligheid valt duidelijk te zien of er een onderbreking in de smeltdraad is; vooral als het gaat om de exemplaren met een lage waarde. Hierbij is het draadje namelijk zo dun dat menigeen naar een loep moet grijpen. Ook wil het wel eens gebeuren dat het draadje door mechanische belasting vlak bij de aansluitingen gebroken is en dat valt er op het oog ook niets te zien. Zekeringen die gevuld zijn met blus zand geven sowieso problemen,
omdat het zand immers de draad voor ons onzichtbaar maakt. Kijken alleen is dus niet de oplossing om een defekte zekering op te sporen. Wie daarom zeker van z'n zaak wil zijn, gebruikt een meetinstrument dat de geleiding van de zekering meet. Hiervoor zou een ohmmeter een prima apparaat zijn, maar lang niet altijd hebben we zon ding bij de hand. Haast niemand heeft bijvoorbeeld een universeelmeter in de auto liggen om bij problemen onderweg een zekering te kunnen kontroleren. Een speciale zekeringtester van enkele luttele kwartjes zou dus een prima uitbreiding van het standaard gereedschappakket voor de auto zijn. Uiteraard beperkt het gebruik van een simpele tester zich niet alleen tot de auto.
Iedereen die niet over een ohmmeter beschikt zou eigenlijk in het bezit moeten zijn van een dergelijk apparaatje.
Simpel Dat een zekeringtester geen ingewikkeld apparaat behoeft te zijn, toont figuur 1. Slechts twee LED's, een weerstand, twee dioden, plus een schakelaar en een batterij — dat is alles wat we nodig hebben. De werking van de schakeling is even simpel als het schema. Wanneer de FUT (de Fuse Under Test) defekt is en we drukken op schakelaars S, dan zal alleen de rode LED gaan branden. Door de groene kan immers geen stroom lopen, omdat het draadje doorgesmolten is. Hebben we echter een goede zekering in de schakeling
opgenomen, dan kan er wel stroom door D4 gaan lopen, met als gevolg dat deze LED oplicht. Hoewel Dl aangesloten blijft en er in principe stroom zou kunnen lopen, licht deze LED nu niet meer op. Wat is er namelijk aan de hand: Als D4 brandt, staat er over de serieschakeling Dl. . . D3 een spanning van ca. 2 V. Dit is echter te weinig om het drietal dioden in geleiding te brengen, want daarvoor is minimaal 3 V noodzakelijk. D l . . . D3 blijven derhalve gesperd zolang D4 oplicht. Bij deze simpele schakeling kunnen we dus onmiddellijk zien of de zekering nog goed is of hoognodig vervangen dient te worden. Bij een defekte zekering brandt namelijk de rode LED en anders licht de groene LED op. elex -
1-21
Te klein voor een print
Figuur 1. Voor een simpele goed/fout-indikatie zijn niet veel onderdelen vereist. Figuur 2. Door het geringe aantal onderdelen is het niet noodzakelijk om de simpele tester op een printje te monteren. Figuur 3. De goed/1'outindikator kan vrij gemakkelijk uitgebreid worden met een "doorsmelt-tester".
Voor deze schakeling is een printontwerp wat overdreven, omdat van de acht onderdelen er al drie niet op dit printje komen (de batterij, de schakelaar en de houder waar de te testen zekering in gedaan kan worden). Blijven er dus vijf over waarvan de twee LED's ook al niet om een print vragen. Vandaar dat we dus maar geen print ontworpen hebben en u aanraden om de totale schakeling als het ware op te hangen aan het kastje. Figuur 2 geeft een indruk hoe u de onderdelen kunt aansluiten, alleen moet u zelf het kastje om de schakeling denken.
Destruktieve test De ontwerper die de schakeling uit figuur 1 bedacht heeft, had nog een ander soort test in gedachte, vandaar dat hij een tweede schakeling gemaakt heeft. Hiermee is het niet alleen mogelijk om te testen of de zekering nog wel goed is, maar ook of het draadje wel wil doorsmelten. Dit laatste zal bij menigeen de nodige vragen oproepen. Bij deze test wordt de zekering namelijk moedwillig naar de "eeuwige jachtvelden geholpen", met als gevolg dat we
hem naderhand kunnen weggooien. Wat u aan deze test hebt, is echter snel verklaard. Stel dat van een apparaat de trafo door een onduidelijke oorzaak uitgebrand is, terwijl de zekering het overleefd heeft. Met de destruktieve test kunt u nu gaan kijken of de zekering wel doorsmelt bij een te grote stroom. U weet dan tenminste of de smeltveiligheid goed gedimensioneerd was. Helaas zegt deze test niet wat de oorzaak van het probleem met de trafo was en ook hebt u daarmee het apparaat nog niet gerepareerd, maar wel weet u voor de volgende keer dat u een andere zekering moet toepassen.
Ontladen van een eiko Figuur 3 toont de totale schakeling van de zekeringtester. Zoals te zien, is het gedeelte dat voor de destruktieve test zorgt in feite een uitbreiding van de schakeling uit figuur 1. Dit betekent dat de schakeling ook een goed/fout-indikatie geeft. De werking van de tester is vrij eenvoudig. Wanneer de batterij aangesloten wordt, gaat er via R2 en D5 een stroom lopen waarmee Cl
en C2 geladen worden. Tot zover gebeurt er nog niets. Pas als S3 omgeschakeld wordt, komt het destruktieve-test-gedeelte in werking. Voorlopig is dit alleen nog maar te zien aan het oplichten van D6, ten teken dat de eiko's geladen zijn (via de spanningsdeler R4/R5 wordt T l gestuurd en gaat er een stroom door D6 lopen). Drukken we nu op de testknop (S2), dan wordt de thyristor opengestuurd en ontladen de eiko's zich in no time via de zekering. De stroom die daarbij gaat lopen, is voor zekeringen kleiner dan 1 A zo groot dat de smeltdraad het onmiddellijk begeeft. Bij smeltveiligheden waarvan de nominale waarde groter is dan 1 A, is het niet altijd zeker dat het draadje smelt, omdat daarvoor de energie-inhoud van de eiko's te klein is. In die gevallen blijft er een kleine stroom door de thyristor en de zekering lopen. Pas als we op de reset-knop drukken, wordt de stroom door de thyristor onderbroken, omdat dan alle stroom door SI loopt en de thyristorstroom beneden de houdstroom komt. Nadat we SI loslaten, loopt er geen stroom meer door de zekering en vloeit er
'HfD4'
2x 1N4148
FUT
II [] versie met destruktie-uitbreiding
eenvoudige versie