141 40 23MB
Dutch Pages 682 Year 1961
Dr. JOH. HARTüG
curacao «
T.
\£7> ‘
' ■
, - w'T
|
'
DEEL I (TOT 1816)
D. J. DE WIT
/_
"
r
v-yS'
^
p er
2.
9.7. S*
n opvolger? in de asnysnï buiten de V!« SClv :|veT3 en 'Dr. !ohan Kar log,
CURAQAO
GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
DOOR
Dr. JOH. HARTOG
• ‘\ I. ARUBA ZOALS HET WAS. ZOALS HET WERD
' ri. BONAIRE VAN INDIANEN TOT TOERISTEN
III. CURAgAO (2 DELEN) VAN KOLONIE TOT AUTONOMIE
IV. DE BOVENWINDSE EILANDEN
VAN DEEL I, ARUBA, BESTAAT OOK EEN ENGELSE UITGAVE
© Copyright 1961 by dr. Joh. Hartog. AU rights reserved. No parts of this book may be reproduced, translated, photocopied, microfilmed, broadcast or digested in any form without permission in writing from the author, except by a reviewer who may quote brief passages or reproduce not more than two illustrations in a review to be printed in a magazine or newspaper.
In eerbiedige nagedachtenis aan mijn blijmoedige Vader en mijn goede en wijze Moeder
BEKNOPTE INHOUD VAN DEEL I
TEN GELEIDE Gouverneur Drs. A. B. Speekenbrink WOORD VOORAF Gezaghebber van Curagao M. P. Gorsira INLEIDING van de auteur
XI XIII XV
EERSTE HOOFDSTUK Curagao's praehistorie: De tijd der Indianen TWEEDE HOOFDSTUK Ontdekking en naam
1 24
DERDE HOOFDSTUK 1499-1634: De Spaanse tijd
45
VIERDE HOOFDSTUK April-augustus 1634: De bemachtiging van Curagao
95
VIJFDE HOOFDSTUK 1634-1648: De marine-basis Curagao
144
ZESDE HOOFDSTUK 1648-1796: Van de Vrede van Munster tot het aftreden van De Veer
214
ZEVENDE HOOFDSTUK Slavenhandel en slavernij
435
ACHTSTE HOOFDSTUK 1796-1816: De tijd der verwarring
467
AANTEKENINGEN EN BRONVERMELDING bij deel I
589
Vil
SITUATIE SCHOTTEGAT
TEN GELEIDE
Verleden, heden en toekomst hangen nauw met elkander samen; zo nauw, dat geen volk aan zijn toekomst kan bouwen zonder zich levendig van zijn verleden bewust te zijn. Het verleden van onze eilanden is voor velen nog te zeer een gesloten boek. Niet omdat men het boek der geschiedenis niet wil opslaan maar omdat het zo moeilijk is het boek der geschiedenis in handen te krijgen. Er zijn in de loop van de jaren wel enkele overzichten van de historie der Nederlandse Antillen verschenen, maar deze zijn grotendeels slechts moeilijk toegankelijk want niet meer verkrijgbaar; zij zijn bovendien goeddeels verouderd en onvolledig. Een vers en uitgebreid boek over de geschiedenis van Curagao, afslui¬ tend een trits over de drie Benedenwindse eilanden der Nederlandse Antillen en steunend op een diepgaande bronnenstudie, is daarom juist in deze tijd, nu deze eilanden alle zeilen bijzetten om koers te zetten naar een nieuwe toekomst, van het grootste belang. Een goed zeiler immers moet weten, waar de wind vandaan komt die hem voortdrijft. Alle reden dus om èn de schrijver èn de uitgever van dit boek erkente¬ lijk te zijn, de één voor de energie en de liefde, waarmede hij het materiaal XI
voor dit boek heeft verzameld, de ander voor de durf, waarmede hij de uitgave van dit boek heeft aangevat, voor zijn bijdrage in ondernemings¬ zin aan de toekomst.
Drs. A. B. Speekenbrink, Gouverneur der Nederlandse Antillen
XII
WOORD VOORAF
Het is, bij mijn weten, voor het eerst dat een zo omvangrijke studie van de geschiedenis van Curagao verschijnt) een studie bovendien, welke berust op een zelfstandig onderzoek van bronnen, waaruit tot heden nog niet is geput. De toerist, die tussen de oude forten het mooie stadje binnenvaart en in de verte de rookpluimen van de machtige raffinaderij van de Shell ziet liggen en verder zijn kort verblijf op het eiland tot de winkelstraten beperkt, kan niet vermoeden welk een oneindige variëteit aan historische aspecten Curagao heeft te bieden. Want het Curacao van de wereldhaven en grootindustrie is ook het eiland van eenzame landhuizen op schrale heuveltoppen; vlak naast het hypermoderne winkelpand, waarin geraffineerde luxe-producten te koop worden aangeboden, zit de ambtenaar achter een oud-Hollandse gevel. De wisselende machtsverhoudingen in Europa gedurende de laatste eeuwen, hebben hier blijvend hun invloed achtergelaten, zonder echter tekort te doen aan de eigen persoonlijkheid van ons volk. Reeds de taal van ons volk laat zien hoezeer uit Portugese, Spaanse, Engelse en Neder¬ landse invloeden, een geheel eigen stijl is ontstaan. Sociologisch is het eiland een van de meest complexe samenlevingen die er bestaan: een maatschappij, die, zonder grote schokken, in de loop XIII
der eeuwen is ontstaan, met een typisch, zeer eigen karakter, waaroverheen thans in bliksemtempo een nieuwe politieke structuur is getrokken. Het naar elkaar toebuigen van de nieuwe politieke verhoudingen en de oude sociale constellatie, zal een van de grote taken zijn van onze generatie en die van onze kinderen. En geen grotere steun bij deze inspanning kan men zich denken, dan de kennis van hoe Curacao door de eeuwen is gegroeid en werd gevormd. Moge dit boek daarom zijn weg vinden naar de boekenkasten in de huiskamers en bibliotheken. De Gezaghebber van Curacao
M. P. Gorsira
XIV
INLEIDING
P ONZE EENZAME POST AAN DE BOORDEN VAN ARUBA'S PAARdenbaai ontrolde zich in letterlijke zin Curagao's historie, wanVy neer wij in ons stil studeervertrek de films door het leestoestel draaiden, die men in de archieven van Sevilla, van Simancas, van Londen en ’s-Gravenhage voor ons doel had gemaakt. Bij het verschijnen van dit derde deel in de reeks De Geschiedenis van de Nederlandse Antillen past daarom allereerst een woord van dank aan de vaak naar hun namen onbekende functionarissen, die geen moeite telden om deze films en ook vele fotocopieën te vervaardigen. Meer dan dit het geval was bij de beschrijving van de geschiedenis van Aruba en van Bonaire, konden wij in dit boek verwijzen naar bestaande monografieën, dikwijls van voortreffelijk gehalte. Bij de beperking, welke wij ons moesten opleggen om de geschiedenis van Curagao binnen redelijke grenzen te houden, hebben wij daarom gebeurtenissen of tijd¬ vakken, welke elders reeds aan de hand van modern wetenschappelijk onderzoek der bronnen zijn beschreven soms iets korter weergegeven dan die welke in het verleden öf in het geheel nog niet werden beschre¬ ven, èf wel aan de hand van onvolledig bronnenonderzoek op onvol¬ doende en soms zelfs op onjuiste wijze zijn verhaald. Evenals in de vorige delen hebben wij de totstandkoming der eilande¬ lijke autonomie in 1951 als practische grens gesteld, al zijn ter afronding van het verhaal ook enkele latere feiten vermeld. Bij de spelling van het Nederlands hebben wij ons geconformeerd aan de regels van de spellingCals; bij die der plaatselijke geografische namen aan het advies van de daartoe van gouvemementswege ingestelde commissie. Ónmogelijk is het de honderden personen, van wie schriftelijk of mon¬ deling inlichtingen werden verkregen, bij name te noemen. Zij mogen zich nochtans verzekerd weten van des schrijvers dank en de erkentelijk¬ heid der lezers. Zouden wij enkele namen willen noemen, dan dienen de heren mr. B. de Gaay Fortman en W. R. Menkman, die ons reeds vroeger van hun kennis lieten profiteren, ook nu weer te worden genoemd, tezaxv
men met die van pater M. D. Latour O.P., ds. H. W. Eldermans, dr. W. J. Goslinga, de heren S. A. L. en J. M. L. Maduro en de heer G. Slooten, alsmede de heren ir. F. H. Janssen van Raay en J. W. de Vries van de Shell Curagao en mevrouw M. A. P. Meilink-Roelofsz en de heer J. Steur van het Algemeen Rijksarchief, de heer R. Boskaljon van het Gouvernementsarchief te Willemstad en de heer D. J. de Wit, uitgever te Oranjestad, wiens durf in zaken het tenslotte is geweest welke de vrucht van zo veler arbeid in druk deed verschijnen. Met erkentelijkheid zij vermeld, dat het eilandsbestuur van Cura?ao, de Shell Curagao n.v. en de Sticusa te Amsterdam bereid bleken in te tekenen op een aantal exemplaren. Aan Zijne Excellentie de Gouverneur en de Heer Gezaghebber van Curagao betuigt de auteur zijn dank voor hetgeen zij ter inleiding van dit boek wilden schrijven. Juist twintig jaren geleden stapte de schrijver hier aan wal, een balling uit het strijdend Europa, maar welkom geheten door zijn broer die enkele jaren eerder naar Curaqao vertrokken was. Met grote liefde dragen wij dit boek op aan de nagedachtenis van onze onvergetelijke Ouders, die, zelf onbekend met Curagao, twee hunner kinderen hun levensweg op de Nederlandse Antillen zagen aanvangen. Maar ook nu weer zij het laatste dankwoord gericht tot haar, die zweeg als er gewerkt moest worden, doch die, in alle dingen onmisbaar, hielp bij zoeken en correctie, mijn Vrouwe Elisabeth. ARUBA La Piccola Marina
JOHAN HARTOG
EERSTE HOOFDSTUK
CURA?AO'S PRAEHISTORIE: DE TIJD DER INDIANEN
URAfAO IS IN 1499 ONTDEKT. ER WOONDEN TOEN INDIANEN, verwant aan de bewoners van Falcón en Lara, twee staten van het huidige Venezuela.1 Dit waren volgens Juan de Castellanos2 die Curagao bezocht in 1540, dus nog geen halve eeuw na de ontdekking, de Caiquetio's of Caquetio's,3 een stam behorend tot de familie der Arowak-Maipure, welke een groot deel van Zuid-Amerika’s Noordkust bevolkte en verdeeld was in stammen, die op hun beurt weer bestonden uit verschillende clans. Vermoedelijk behoorden de Caiquetio-Indianen van Curaqao en Bonaire tot de clan der Curaqaoën of Indios Curacaos, zodat het hoofdeiland zijn naam dankt aan de bij de ontdekking aangetrof¬ fen bewoners, gelijk bijvoorbeeld Caracas aan de Indios Caracas. Op Aruba woonde wel een kleine kern van deze Curaqaoën, doch over het algemeen fluctueerde de schaarse bevolking aldaar tamelijk sterk.4 Door archaeologisch onderzoek, omstreeks 1880 verricht, weet men, dat in de loop der praehistorie — dus vóór 1499 — onderscheidene Indianen¬ volken onze eilanden achtereenvolgens hebben bewoond.5 Uit bij het Meer van Valencia, Venezuela, gevonden fossielen hebben zelfs enkelen wel afgeleid, dat vóór de komst der Indianen nog een geheel ander praehistorisch volk in deze contreien heeft geleefd.6 Als dit zo is, dan zullen ook die mensen onze eilanden wellicht een tijdlang hebben bevolkt. Sporen hiervan zijn evenwel nimmer gevonden.
Ethnisch en politiek verband met de kust In Historia del Estado Falcón, schrijft Pedro M. Arcaya,7 dat in 1499 twee stammen de bevolking uitmaakten van wat nu Falcón en Lara is, nl. de Caiquetio's en de Jirajara's. In de grensstreken, dus voorbij Lara ten Oosten en Zulia ten Westen, woonden drie andere stammen. De Caique¬ tio's bevolkten de gehele vlakte van Falcón tot aan La Vela op het schier¬ eiland Paraguana, en op de Oostkust van Zulia, van La Vela af tot aan de mond van de Jaracuy. Deze rivier stroomt juist tussen Tucacas en Puerto 1
Cabello in zee. „De Caiquetio's, schrijft Arcaya, woonden op Curagao, Aruba en Bonaire en aan de Noordelijke kust van het vasteland. Behalve in die uitgestrekte landstreek rondom Coro, woonden zij naar het Westen tot aan het Meer van Maracaibo en naar het Oosten nog iets verder dan de Yaracuy (dus tot vrij dicht bij Puerto Cabello). Verder waren zij door¬ gedrongen in de valleien, door welke de Yaracuy stroomt, tot in de vruchtbare streek, waar de Spanjaarden later de dorpen San Felipe, Guama, Urachiche en Yaritagua hebben gesticht. De Caiquetio's vormden één geheel, zodat alle clans, die tot de stam van deze naam behoorden, met geringe afwijking dezelfde taal spraken, alsook hetzelfde fysiek uiter¬ lijk en dezelfde gewoonten en aard hadden". Een dier clans was die der reeds genoemde Indios Curagaos. Voor de kaarten, welke het woongebied der Caiquetio's aangeven, zij naar het deel Aruba verwezen. De aard der bewoners De Arowakken, waartoe deze Caiquetio's behoorden, leefden nog in het steentijdperk. Zij waren aan de blanke kant en mannen zowel als vrouwen fraai van postuur.8 De Curagaoën gingen naakt, doch hadden de schaam¬ delen bedekt met een kleedje, taparita genaamd. In tegenstelling tot andere eilanden, welke door eiland-stammen werden bewoond, behoorden de Caiquetio's tot de vasteland-Indianen. Ethnisch behoorden Curagao, Aruba en Bonaire bij het kustgebied. Ook al zijn zij sinds lang uitgestorven, er is over de Caiquetio's vrij veel bekend. Merkwaardig is hierbij wel, dat de oude Spaanse schrijvers en aan de hand daarvan ook de Venezolaanse historici, een uitzonderlijk gunstig oordeel hebben over deze Indianen, terwijl Duitse schrijvers niet zoveel goeds over de Caiquetio's weten te vertellen. De waarheid ligt ook hier in het midden. De Caiquetio's waren zachtmoediger, ook al waren en bleven het wilden, dan andere Indianen-stammen. Dat de Duitsers een minder gunstig oordeel velden, ligt al evenzeer voor de hand: zelfs de zachtmoedigste mens zou zich verharden onder een bruut régime als dat der Welsers na 1529. Juan de Ampués schrijft in 1526/'27 van de Caiquetio's, dat zij zich gaarne lieten dopen en begerig waren het katholieke geloof te aanvaar¬ den.9 Ook andere auteurs, tijdgenoten van de Caiquetio's, putten zich uit in lof voor de aard dezer mensen. Castellanos noemt hen „apacibles, benignos y obedientes": Pérez de Tolosa „gente muy pulida y limpia"; bisschop De Bastidas in 1535 „muy buena gente, domésticos y dispuestos para que en ellos imprima cualquier verdad"; Pedro Aguado in zijn Historia de Venezuela, 1591, zegt „gente de muy buena distinción e inclinación y amigos de espanoles"; Juan López de Velasco in zijn werk Geografia y descipción universal de las Indias, 1571, noemt hen een 2
„nación muy doméstica y amiga de cristianos"; de Dominicaan, pater Bartolomé de las Casas in Brevisima relación de la destruición de las Indias, schrijft dat de Duitsers, die in 1529 in Venezuela kwamen, hen vonden „mansisimas ovejas como y mucho mas que los otros las suelen hallar en todas las partes de las Indias antes que les hagan dano los espanoles". Pater Pedro Simon in Noticias historiales de las conquistas de Tierra Firme zegt dat de Caiquetio's het verraad schuwden „que aün a los conejos y venados no querian en caza tirar". Castellanos, in zijn later aan te halen gedicht, prijst hun vredelievendheid. Een, men zou zo zeggen, eenparig getuigenis. Nicolaas Federmann, een Duitser dus, geeft een nogal afwijkend oor¬ deel. Hij heeft het niet over de Caiquetio's van Coro, maar over die van Barquisimeto en Vararida, waar misschien andere clans woonden, die echter nauw verwant moeten zijn geweest aan onze Caiquetio's, want Federmann zegt, dat zij dezelfde wapenen droegen als de Indianen van Coro. Het waren trotse mensen, wilden, die echter geen vergiftigde pijlen gebruikten, maar „onfatsoenlijk, beestachtig, slecht en leugenachtig". Om ons een oordeel te vormen over de aard van de oorspronkelijke bewoners van Coro en de drie Benedenwindse eilanden, is het ook nood¬ zakelijk te zien hoe de Caiquetio's zelf in de historie naar voren treden. Wij zien dan, dat het slechte vechters waren en laffe mensen. Toen in 1529 de Duitsers in Venezuela kwamen, vochten de Jirajara’s en Chipa's, die in dezelfde contreien leefden, als leeuwen, maar de Caiquetio’s vluchtten de wouden in, hun vermaarde cacique Manaure voorop. Op Curacpao vloden de „amigos de espanoles" in bossen en spelonken, zoals de Span¬ jaarden ten tijde der Nederlandse invasie in 1634 tot hun schade onder¬ vonden. Zij lieten hun Spaanse meesters eenvoudig alleen staan tegenover Le Grand en zijn mannen. De Spanjaarden moesten de Indianen dronken maken om hen ertoe te krijgen iets uit te richten tegen de veroveraars. De Caiquetio’s waren minder onbeschaafd dan de hen omringende woeste Jirajara’s en Chipa's, ook Arowakken, en de mensen-etende Cariben verderop, maar van een ontwikkelde samenleving was geen sprake. Hun zachtmoedigheid mag geprezen worden en zeker waren zij zachtmoediger dan de Jirajara’s en Chipa's, maar het is onjuist een al te vreedzame indruk omtrent hen te koesteren.10 Uit de Spaanse tijd weten wij, dat de stammen aan de vaste kust in voortdurende veten en oorlogen leefden en dat een cacique der Cai¬ quetio's, Manaure, met wie Juan de Ampués, de Spaanse bestuurder van Curagao, zaken deed, allesbehalve vredelievend was en zijn eigen rasgenoten als slaven aan Ampués verkocht. VeeleerwarendeCaiquetio's behalve zachtaardig, ook sluw. Om nogmaals de bemachtiging van Curaqao door Van Walbeeck ter sprake te brengen: zij meden het open gevecht, maar zagen zij de kans schoon een even afgedwaalde adjudant van Le Grand in het geniep te vangen, dan slaan zij gaarne hun slag en 3
1
zelfs het stoffelijk overschot van de ongelukkige wordt niet meer ge¬ vonden. De Venezolaanse geschiedschrijvers zijn te gaarne geneigd hun helden soms te idealiseren.11 Reeds werd door ons in het deel Aruba uiteengezet vanwaar de India¬ nenstammen, die tenslotte op onze eilanden belandden, hier zijn gekomen, hoe hun levenswijze was en hun geloof, zodat wij ons van herhaling ontslagen mogen achten en volstaan met te wijzen op enkele zaken, die aan Curapao eigen zijn. In het kort zij slechts voor een goed begrip opgemerkt, dat liet cultuurpeil van de oerbevolking van ons eiland valt binnen de kring der CircumCaribische beschaving. Zij draagt wel de signatuur van de hoge Amlesbeschaving, maar is toch veel minder ontwikkeld. De gebruiksvoorwer¬ pen, welke de landbouwende Andesvolken bij hun volksverhuizing medebrachten, waren maar van betrekkelijk nut bij volken, die voor een belangrijk deel van jacht en visserij leefden. Aan de hand van het oudheidkundig onderzoek, hoe gering van omvang ook, dat op Curapao heeft plaats gevonden, moeten wij ons een beeld vormen van het levenspatroon der Caiquetio's. De aldus verkregen ge¬ gevens kunnen worden aangevuld met de resultaten van het onderzoek, dat op Aruba12 en Bonaire13 plaats vond, en met dat van de opgravingen, die in 1941 en 1943 werden gedaan in Falcón, waar immers eveneens Caiquetio's woonden.14 Wij beschikken bovendien over een document, dat ons een levendig beeld geeft van het leven op Curapao, zoals dat vóór de Ontdekking geweest moet zijn. Want waar de wetenschap tekort schiet, komt ons de poëzie te hulp. Juan de Castellanos, die minder dan een halve eeuw na de Ontdekking ons eiland bezocht, heeft het leven van omstreeks 1540 beschreven, zoals hij, de dichter, dat zag. Men mag zonder risico van tegenspraak aannemen, dat het leven der Indianen in 1540 nog maar weinig verschilde van, zeg, honderd jaar eerder. Castellanos' epos, dat later woordelijk zal worden aangehaald, beschrijft de behendigheid die de Caiquetio’s hadden in jacht en visserij. Zij waren bijzonder snel en jaagden op vogels, konijnen en vis. Met kalebassen speelden zij een soort balspel, waarbij de speler zijn kalebas op een bepaalde manier moest werpen. In die gooitechniek hadden zij het ver gebracht. Vredelievendheid en lust om zich alsmaar te wassen waren de deugden, die Castellanos in het bijzonder getroffen hadden bij de Caiquetio's.
Contact met de kust Tot de komst van de stoomboot
het verkeer tussen de eilanden
onderling zeer moeilijk. Ds. Bosch deed nog in 1825 vier dagen over de reis van Aruba naar Curagao; gouverneur Van Beek en Donk in 1901 meer dan een etmaal over de reis naar Bonaire15 en in 1903 kon Van Kol alleen dank zij de Koninklijke Marine van laatstgenoemd eiland af¬ komen.16 Met de cayuco, janganda of piragua,17 hoe zeevaardig ook, zal het verkeer onderling dus zeker moeilijk zijn geweest. Er was meer contact met het natuurlijke achterland, de Vaste Kust, dan met elkaar. Mede om economische redenen. Zelfs al bracht Curagao wat voort aan pompoenen en enkele andere gewassen, men was voor veel op de stamgenoten aan de Vaste Kust aangewezen. De oerbevolking van Curagao heeft over een talrijke vloot van cayuco's beschikt, in welke zij erop uit trok en KleinCuragao bezocht voor de vangst van een soort meeuwen (bubi) en grote zeeschildpadden, waarvan het zelfs bij de komst der Nederlanders nog wemelde, maar die sindsdien schaars zijn geworden. Zij dreef ruilhandel met de stamgenoten aan de kust, vermoedelijk zelfs met een deel van de kust van wat nu Colombia is. De Spanjaarden vonden op Curagao cayuco's die wel vijftig personen konden vervoeren. Als ruilartikel had een bepaalde slakkensoort, in het Papiament carcó genaamd (Strombus gigas), zijn waarde; aan de Vaste Kust kreeg men er behalve groente, fruit en maniok, ook speer- en pijlpunten, bijlen en messen voor. Toch bestond er ook enig onderling contact tussen de eilanden. Van Koolwijk veronderstelt,18 dat de rode verfstof, benodigd voor versiering van inheems aardewerk, van Aruba werd aangevoerd naar Curagao. Voorwerpen van steensoorten, die op Aruba wel, maar op Curagao niet voorkwamen, werden bij Knip gevonden.
Drie eilanden in één politiek verband Ook in politiek opzicht behoorden de drie Benedenwindse eilanden reeds in praehistorische tijd bijeen en vormden zij tezamen met een deel van de Vaste Kust één gebied, waarvan de hoogste autoriteit de cacique van Paraguana was. Hierin onderscheidden de Caiquetio's zich van de overige stammen der Indianen in deze buurt, die alle nog in de staat der anarchie leefden onder de schepter van wie op een gegeven moment de sterkste wist te zijn. De Caiquetio's kenden een, natuurlijk nog primitieve, politieke organisatie.19 Op Curagao was deze cacique van Paraguana vertegenwoordigd door een boratio, ook wel piache genoemd, een sjamanistische functionaris. Het Spaanse bewind maakte de Curagaose boratio uiteraard onafhankelijker van zijn cacique op Paraguana, zodat hij in de loop van de Spaanse tijd 5
ook de positie van cacique wist te bereiken en zelfs een machtig heerschap werd. Dit bleek ten tijde van de bemachtiging van Curagao door de Nederlanders.
Geen Cariben op Curagao De wilde, mensen-etende Cariben zijn op Curagao nimmer geweest. Omstreeks 1400 werden deze laatsten uit het bekken van de Amazone verdreven door de Tupi's of Guarani's. Zij trokken toen Noordwaarts langs een tracé, dat verder naar het Oosten lag dan Bonaire, namelijk langs die krans van eilanden, welke de Atlantische oceaan scheidt van het Kraal. Werden daar,20 met uitzondering van Barbados, de Arowakken verdreven, op de drie Benedenwindse eilanden konden zij zich handha¬ ven. Wel wisselde de autochthone bevolking enkele malen, maar eeuwen lang treft men Caiquetio-Indianen op ons eiland aan. Omstreeks 1795, toen er nog vijf werden gesignaleerd, zijn de Indianen van Curagao uit¬ gestorven.21
Twee bevolkingselementen op de Benedenwindse eilanden Het geringe archaeologische onderzoek, dat op Curagao heeft plaats gevonden, is toch wel voldoende om de conclusie te wettigen, dat er, evenals op Aruba en Bonaire, zeker twee onderscheidene praehistorische bevolkingselementen op Cura