Basisboek duurzame ontwikkeling
 9789001862220 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Basisboek Duurzame ontwikkeling Dr. Niko Roorda

Derde druk

© Noordhoff Uitgevers bv

Basisboek Duurzame ontwikkeling Dr. N. Roorda Wetenschappelijke adviesraad: Prof. dr. Th.A.M. Beckers Prof. dr. J. Grin Prof. dr. ir. J.L.A. Jansen Prof. dr. P. Martens Prof. dr. ir. R. Rabbinge Dr. ir. M.A. Slingerland Prof. dr. J.F.D.B. Wempe

Derde editie Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten

© Noordhoff Uitgevers bv

Ontwerp omslag: GK Designers Groningen/Amsterdam Omslagillustratie: iStockPhoto

Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer ,  VB Groningen, e-mail: [email protected] Met betrekking tot sommige teksten en/of illustratiemateriaal is het de uitgever, ondanks zorgvuldige inspanningen daartoe, niet gelukt eventuele rechthebbende(n) te achterhalen. Mocht u van mening zijn (auteurs)rechten te kunnen doen gelden op teksten en/of illustratiemateriaal in deze uitgave dan verzoeken wij u contact op te nemen met de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen.

 /  ©  Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van  gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel h Auteurswet  dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus ,  KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel  Auteurswet ) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus ,  KB Hoofddorp, www. stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. ISBN (ebook) ---- ISBN ---- NUR  / 

© Noordhoff Uitgevers bv

Woord vooraf Duurzame ontwikkeling is een belangrijk onderwerp. Dat is zichtbaar in de kranten, waarin het onderwerp dagelijks aan de orde is, al dan niet met vermelding van de letterlijke term ‘duurzame ontwikkeling’. Het blijkt uit de bestedingen van de overheid en van de bedrijven, die jaarlijks miljarden euro’s uitgeven aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het onderwerp is niet meer weg te denken, en het is snel op weg om – net als het begrip ‘kwaliteit’ enkele decennia geleden – een vast kernthema te worden voor alle ondernemingen en organisaties. De samenleving, de overheden en het bedrijfsleven hebben dan ook behoefte aan professionals op allerlei terreinen die weet hebben van duurzame ontwikkeling en er iets mee kunnen doen. Dat blijkt wel uit het feit dat een toenemend aantal bedrijven eenvoudig vraagt naar personeel met die eigenschappen. Het Basisboek Duurzame ontwikkeling is gericht op studenten van het hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten) van alle disciplines: onder meer technische, economische, sociale, groene, leraren- en kunstopleidingen. Het beschrijft duurzame ontwikkeling op een evenwichtige manier, rekening houdend met people, planet en profit / prosperity: mensen, natuur & milieu en welvaart & economie. En bovendien in balans met betrekking tot ‘plaats’ en ‘tijd’, dat wil zeggen met oog voor de mondiale kant van duurzame ontwikkeling en voor de toekomstaspecten ervan. Voor de wetenschappelijke toetsing van het boek is zorg gedragen door een adviesraad bestaande uit zeven wetenschappers van internationale naam, die elk op een deelterrein van duurzame ontwikkeling gezaghebbend zijn. Op de didactische kwaliteiten is toegezien door een groep van circa dertig docenten in het hoger onderwijs en door hun studenten. Tilburg,  Bij de tweede editie De tweede editie is uitgebreid met hoofdstukken over klimaat & energie en duurzaam ondernemen. De beide thema’s zijn zo actueel dat ze in het basisboek meer aandacht dienden te krijgen. Alle informatie, waaronder die in tabellen en grafieken, is volledig up-todate gemaakt. Duurzame ontwikkeling is volop in beweging; waar wetenschap en bestuur voor nieuwe inzichten hebben gezorgd, is de tekst van de bestaande hoofdstukken aangepast en uitgebreid. Een uitgebreider overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de eerste editie is te vinden op de website www.basisboekduurzameontwikkeling. noordhoff.nl. Op die site bevindt zich ook een flinke verzameling oefenmateriaal.

© Noordhoff Uitgevers bv

Bijvoorbeeld de opdrachten, gerangschikt per hoofdstuk, waarmee de studenten zich de stof eigen kunnen maken. Daarnaast zijn er leerdoelen per hoofdstuk, computerprogramma’s, spreadsheets, PowerPoints en andere materialen. Voor de docenten zijn er uitwerkingen van de opdrachten en tentamens, gemaakt door docenten die het boek met hun studenten gebruiken. Tilburg,  Niko Roorda Bij de derde editie De derde editie verschilt niet fundamenteel van de tweede. De gegevens zijn actueel gemaakt: getallen, tabellen en grafieken zijn vernieuwd, en teksten zijn, waar nodig, aangepast aan de nieuwste inzichten. Soms levert dat opmerkelijke wijzigingen op. Een voorbeeld is het percentage absolute armoede in de ontwikkelingslanden. Volgens de tweede editie was dat in  %, en volgens de derde editie %. Deze verschuiving is het gevolg van veranderingen in de internationaal gehanteerde definities. Absolute armoede werd voorheen gedefinieerd als ‘minder dan  PPP dollar per dag’, terwijl thans de grens van , PPP dollar wordt gehanteerd, en dat levert een ander percentage op. Omdat de derde editie aan deze en andere nieuwe inzichten is aangepast, is het aan te bevelen om de tweede, thans verouderde editie niet meer te gebruiken. Bij deze uitgave is de website www.basisboekduurzameontwikkeling. noordhoff.nl beschikbaar.

Tilburg,  Niko Roorda

© Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud Deel 1 SWOT-analyse 1

. . . . . . .

2

. . . . . .

9

Kennismaking met duurzame ontwikkeling

3

Weeffouten: mens en samenleving 

.

PPP in onbalans: de economie eerst  Ongelijkheid: gebrek aan solidariteit  Ontmenselijking: vervreemding en uitsluiting  Onveiligheid: terreur, oorlog, dictatuur  Het weefsel van mens, natuur en economie  Samenvatting 



Mens en natuur  Rijk en arm  Problemen en successen  Twee dimensies: hier en daar, nu en later  Definitie van ‘duurzame ontwikkeling’  De Triple P  Top-down en bottom-up  Samenvatting 

Weeffouten: mens en natuur  Eenrichtingsverkeer: geen kringlopen  Positieve terugkoppeling: zonder rem omhoog of omlaag  Roofbouw: een reusachtige voetafdruk  Schoon water: alles voor de mens, en dan nog niet genoeg  Landbouw en veeteelt: efficiency te hoog en toch nog te laag  Gevolgen voor de natuur  Samenvatting 

. . . .

4

Krachtbronnen

. .

Internationale organisaties  Denkbeelden en inspiratiebronnen  Mensen  Natuur  Wetenschap en techniek  Ondernemen  Studenten  Samenwerking  Samenvatting 

. . . . . .



© Noordhoff Uitgevers bv

Deel 2 Oplossingsrichtingen

171

5

Hier en Daar

.

China: groei, maar niet in mensenrechten  India: hightech versus platteland  EU: vergrijzend Europa  Ecowas: explosieve bevolkingsgroei in Afrika  Gedeelde verantwoordelijkheid  Samenvatting 

. . . .



6

Nu en Later

. .

Leren van het verleden  Profeten, futurologen en sciencefictionschrijvers  Modellen, scenario’s en simulaties  Groeimodellen  Wereldscenario’s  Wat voor wereld willen we eigenlijk?  Samenvatting 

. . . .

. .

Oplossingsrichtingen: technologie en leefstijl  Politieke en economische instrumenten  Samenvatting 

8

Duurzaam ondernemen

.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen  Corporate governance  Duurzame producten en diensten  Toekomstgericht ondernemen  De duurzaam competente professional  Samenvatting 

. .



. .

Verantwoording  Literatuur  Illustratieverantwoording 

7

Klimaat en energie

.

Verschijnsel: temperatuurstijging  Oorzaak: het broeikaseffect  Gevolgen: van zeespiegelstijging tot misoogsten 

. .



Register  Afkortingen  Over de auteur 



© Noordhoff Uitgevers bv

9

DEEL 1

SWOT-analyse 1 2 3 4

Kennismaking met duurzame ontwikkeling Weeffouten: mens en natuur 41 Weeffouten: mens en samenleving 85 Krachtbronnen 127

11

Dit boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel, met de hoofdstukken  tot en met , analyseert de situatie in de wereld met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Het tweede deel, bestaande uit hoofdstuk  tot en met , geeft een hele reeks oplossingsrichtingen en -methoden ten behoeve van duurzame ontwikkeling. Anders gezegd: deel  roept vragen op, deel  geeft antwoorden. De analyse van deel  begint met een oriëntatie op het onderwerp. Basisbegrippen worden geïntroduceerd. Daarna volgt in hoofdstuk  en  de analyse van een aantal ‘weeffouten’: zwakten en bedreigingen, die samen de reden vormen waarom er wereldwijd hard gewerkt wordt aan duurzame ontwikkeling. De middelen om dat te doen worden beschreven in hoofdstuk . In dat hoofdstuk gaat het over een reeks ‘krachtbronnen’, de sterkten en kansen die de tegenhangers vormen van de weeffouten. Een analyse van de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen wordt vaak aangeduid als een ‘SWOT-analyse’, naar de Engelse termen: strenghts, weaknesses, opportunities, threats. Vandaar de naam van deel : SWOTanalyse. Dankzij de SWOT-analyse is het mogelijk om aan het eind van hoofdstuk  een twaalftal doelen van duurzame ontwikkeling te formuleren die in de komende decennia in ieder geval gehaald zullen moeten worden. Dat vult de agenda voor het kiezen van oplossingsstrategieën die daarna in deel  worden besproken.

10

© Noordhoff Uitgevers bv

1 Kennismaking met duurzame ontwikkeling . . . . . . .

Mens en natuur Rijk en arm Problemen en successen Twee dimensies: hier en daar, nu en later Definitie van ‘duurzame ontwikkeling’ De Triple P Top-down en bottom-up

De Nederlandse rivierdijken Op 30 januari 1995 besloot de overheid tot evacuatie van het rivierengebied van de Maas en de Waal. Tiel, Hedel, Kerkdriel, Zaltbommel, Kesteren en meer dan tien andere dorpen werden ontruimd. Zelfs in een gedeelte van de grote stad Nijmegen moesten duizenden bewoners gedwongen hun huizen verlaten. Bedrijven werden stilgelegd. Er was haast: er dreigde een grote overstroming. Een kwart miljoen mensen verlieten hun woning. Ze kregen elders een maaltijd en een bed, zoals in het Autotron in Rosmalen. Het had al de hele maand december hevig geregend in Europa. In Frankrijk en

11

1

12

1

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

Duitsland zwollen de rivieren aan tot ongekende hoogten. Een geweldige massa water stortte zich via de Rijn en de Maas in de richting van Nederland. In Limburg stroomde het water over de rivierdijken heen. Venlo en Borgharen kwamen onder water te staan. Voor andere dijken werd gevreesd: doordat ze zich volzogen met water konden ze verslappen en wegspoelen, en dan was een ramp niet te voorkomen. 1995: Overstroming van de Maas Toen op 29 januari de dijk bij Ochten een halve meter opzij geduwd werd, werd de situatie te gevaarlijk. De dag daarop begon de grote evacuatie. Maar de dijken hielden het. Verstevigd met duizenden vrachtwagens zand bleven ze op hun plaats. Nadat het water in de eerste week van februari langzaam daalde, konden de bewoners weer terug naar huis. De schade bleef beperkt tot waterschade aan enkele duizenden woningen en fabrieken in Venlo en Borgharen en in de uiterwaarden. Nederland was aan een ramp ontsnapt. Voor de tweede keer al, want in 1993 was de situatie al net zo dreigend geweest.

Hoofdstuk  onderzoekt de betekenis van duurzame ontwikkeling. Bij wijze van verkenning wordt de manier onderzocht waarop Nederland omgaat met het rivierwater dat via ons land naar de zee stroomt. Daaraan zitten duurzame en minder duurzame kanten. Het volgende onderwerp heeft niet direct met Nederland te maken. Het beschrijft een ernstig probleem, namelijk dat van miljoenen kinderen die blind zijn geworden door gebrek aan vitamine A. Door dat probleem van verschillende kanten te onderzoeken is het mogelijk om een oordeel te vormen over verschillende duurzame oplossingen. Door bestudering van andere complexe problemen, zoals milieuvervuiling, armoede en overbevolking, ontstaat inzicht in de ingewikkelde samenhang tussen al die problemen, waaruit de noodzaak blijkt om ze op een grondige en duurzame manier aan te pakken. Op basis van deze probleemsituaties wordt vanuit een intuïtieve invalshoek het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ ingevoerd, dat vervolgens wordt vergeleken met de ‘officiële’ definitie daarvan die het meest gebruikt wordt. Duurzame ontwikkeling heeft te maken met de verdeling van welvaart tussen de verschillende delen van de wereld van nu. Maar ook met de verdeling daarvan tussen de mensheid van nu en die van de toekomst. Om die twee kanten begrijpelijk te maken, maakt het hoofdstuk gebruik van de vaak gehanteerde begrippen ‘hier en daar’ en ‘nu en later’. De toepassing ervan wordt geoefend aan de hand van een aantal casussen. Een tweede manier die vaak gebruikt wordt om duurzame ontwikkeling in te delen is die van de drie woorden: mensen, milieu en economie. Deze staan beter bekend onder hun Engelse namen: ‘people’, ‘planet’ en ‘profit’, ook wel: ‘prosperity’. De casussen in dit hoofdstuk worden gebruikt om te oefenen met deze driedeling.

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

Een derde manier om onderscheid te maken tussen soorten duurzame ontwikkeling is die van ‘top-down’ en ‘bottom-up’. Aan duurzame ontwikkeling kan worden gewerkt door landen, regeringen en multinationale bedrijven. Dat is ‘top-down’. Maar ook individuele mensen kunnen zich inzetten voor duurzame ontwikkeling, in hun eentje of in groepen: ‘bottomup’. Ook deze begrippen worden geïllustreerd met behulp van de casussen.

Mens en natuur De openingscasus gaat over de eeuwenoude strijd van de Nederlanders met het water. In de loop van de afgelopen duizend jaar zijn er veel overstromingen geweest, zowel vanuit de zee als door de rivieren. Nederland is niet voor niets internationaal befaamd om zijn dijken. Na de grote watersnoodramp in , waarbij meer dan   mensen omkwamen, werd het Deltaplan uitgevoerd. Dijken werden verhoogd en stormvloedkeringen werden in de rivierdelta’s gelegd. Toen dat allemaal voltooid was, dachten veel mensen dat het land nu definitief veilig was voor overstromingen. Helaas bleek dat niet waar. Zowel in  als in  leverden de grote rivieren een onaangename verrassing. Tot tweemaal toe in een paar jaar tijd overstroomden de rivieren het land. Twee keer achter elkaar: dat was opmerkelijk, want de laatste rivieroverstroming daarvoor was lang geleden, in . Wat was er aan de hand? In de loop van  werd er gezocht naar oorzaken. Uit onderzoek en uit discussies bleek dat er een aantal oorzaken was. Oorzaken van rivieroverstromingen Eén oorzaak van de rivieroverstromingen was, dat de rivieren gekanaliseerd zijn (zie figuur .). Dat wil zeggen dat kronkels en lussen, ‘meanders’, die oorspronkelijk in de rivieren zaten, zijn rechtgetrokken. Dat is gunstig voor de scheepvaart en voor het aanleggen van dijken. Maar het heeft tot gevolg

FIGUUR 1.1

Kanaliseren van een rivier

Zomerdijk

rde aa erw Uit

alis ere

n...

Meander

Kan

§ 1.1

Winterdijk

13

1

14

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

1

De uiterwaarden bij Olst

dat het water sneller door de rivieren stroomt, en ook dat de rivieren minder volume bezitten. Onder normale omstandigheden merk je daar niet veel van. Maar in de winters van - en - viel in Europa buitengewoon veel regen, en die regen stroomde voor een flink deel via Nederland naar de zee. Voor die massa water was niet voldoende ruimte beschikbaar. Dat werd nog erger gemaakt doordat de overloopgebieden waarover de rivieren van nature beschikten, dankzij de dijken niet meer beschikbaar waren. Er waren nog wel de uiterwaarden, de gebieden tussen de zomerdijken en de winterdijken. Maar in die uiterwaarden waren inmiddels nogal wat huizen en boerderijen gebouwd (zie figuur .).

FIGUUR 1.2

Zomer- en winterbed van een rivier Winterdijk

ZomerUiterwaarde dijk

Zomerdijk Uiterwaarde

Winterdijk

Zomerbed

Er was nog een oorzaak voor het hoge water. Op grote schaal zijn bossen langs de rivieren gekapt, niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen, in de gebieden waar het water uit de bergen stroomt en zich verzamelt. En er zijn steden aangelegd. Nu kunnen bossen het water een

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

tijdlang vasthouden in de bodem, waardoor het regenwater niet allemaal tegelijk de rivieren instroomt. Maar steden verminderen juist het vermogen van de grond om water op te nemen. Door de verdwijning van bossen en de aanwezigheid van steden zwol het water snel aan tot een grote massa die zich ineens door de riviergeulen perste. Niet alleen Nederland werd erdoor getroffen. In Frankrijk en Duitsland vielen er in  zelfs  doden. In Nederland vielen geen slachtoffers. Naast dit soort oorzaken werd natuurlijk in  ook nagedacht over de vraag waarom er in die jaren ineens zoveel regen viel. Kon dat een gevolg zijn van temperatuurstijging, veroorzaakt door het broeikaseffect? Dat was mogelijk, maar het viel niet zo snel te bewijzen. Daarvoor zijn gegevens nodig over veel jaren. Hoofdstuk  komt op dit onderwerp terug. De strijd tussen de Nederlanders en het water is een voorbeeld van de relatie tussen mens en natuur. We kunnen de natuur gebruiken, en zelfs aan onze eigen wensen aanpassen. De rivieren zijn gekanaliseerd, bossen zijn gekapt en steden zijn aangelegd. Allemaal vanwege behoefte aan veiligheid, economische belangen en ruimte om te wonen en te werken. Men had vertrouwen in de techniek van de waterbeheersing, zelfs zoveel dat er in de uiterwaarden huizen gebouwd werden. De veranderingen aan de rivieren zijn maar één voorbeeld van hoe de natuur in Nederland is aangepast aan de behoeften van de mensen. Er zijn polders en moerassen drooggelegd. Bossen zijn voor het grootste deel verdwenen, al in vroegere eeuwen. Het landschap is bedekt met weiden, wegen, kassen en steden. Allemaal aanpassingen ten behoeve van de winst, de veiligheid of het welzijn van mensen. Nederland is ingrijpend aangepast, misschien wel het meest van alle landen in de wereld. Als je Nederland wel eens vanuit de lucht hebt bekeken, is je misschien opgevallen dat het hele land in vakjes verdeeld is; er is nauwelijks nog een gebied te vinden waarin de natuur in originele staat is. In  en  hebben de rivieren laten zien dat als je de natuur ingrijpend aanpast, dat zich tegen je kan keren. Dat kan vooral gebeuren als er problemen ontstaan door een combinatie van oorzaken die elk afzonderlijk geen moeilijkheden zouden veroorzaken. Bij de rivieren was dat de combinatie van kanalisering, het kappen van bossen, de aanleg van steden en het broeikaseffect. Elk op zichzelf zouden deze veranderingen wellicht niet zo’n wateroverlast hebben gegeven. Maar de combinatie was rampzalig. VRAGEN

r Heb je enig idee wat voor soort natuur er was op de plaats waar nu het huis staat waar jij woont? Bos misschien, of moeras, of heide, open water? r Bevind je je op dit moment onder of boven zeeniveau?

We kunnen zonder problemen de natuur aanpassen, op voorwaarde dat we de verschillende belangen zorgvuldig tegen elkaar afwegen, zoals de veiligheid van de mensen, de door de mens gebruikte oppervlakte, de economische voordelen en de kracht van de natuur en het milieu. Die afweging is in het geval van de rivierbeheersing te ver doorgeschoten in de richting van menselijke aanpassing. De balans is doorgeslagen in het voordeel van veiligheid en economie. Het belang van de natuur is

15

1

16

DEEL 1

Rebound effect

1

Ruimte voor de rivier

Ecologische hoofdstructuur

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

onderschat. Daardoor is uiteindelijk het tegendeel bereikt van wat de bedoeling was. In  en  werd de veiligheid bedreigd en de economie geschaad door de overstromingen en evacuaties. Er was sprake van een rebound effect, een ‘terugkaatsingseffect’. Dat treedt op als het succes van een bepaalde actie onbedoeld neveneffecten oproept die de gunstige gevolgen van die actie verminderen of zelfs in het tegendeel doen omslaan. Ruimte voor de rivier Al sinds de middeleeuwen strijden de Nederlanders tegen het water. Nadat in  tijdens de Sint-Elisabethsvloed een aantal duinen en dijken in Holland en Zeeland werden weggeslagen en meer dan tweeduizend mensen verdronken, werden ter hoogte van het latere Petten beschoeiingen en strandhoofden in de zee aangelegd, en later werd een dijk gebouwd, de Hondsbossche Zeewering. In de eeuwen daarna werden meer en steeds sterkere zee- en rivierdijken gebouwd. In de twintigste eeuw werd de Zuiderzee ingedamd door de Afsluitdijk, voltooid in . De reactie op de Watersnoodramp van  waren de omvangrijke Deltawerken, die in  werden voltooid met de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg. Al dit soort oplossingen zijn gericht op beheersing van de natuur en op vertrouwen in eigen kracht. Maar de gebeurtenissen van  en  maakten duidelijk dat deze aanpak zijn grenzen heeft. Het duurde dan ook niet lang voordat de ingenieurs en beleidsmakers zich realiseerden dat het probleem niet aangepakt kon worden door de dijken nog verder te versterken. De oplossing moest niet gezocht worden in pogingen om met steeds meer eigen kracht de natuur te beheersen, maar juist door ons aan te passen aan de krachten van de natuur. En zo werd het programma ‘Ruimte voor de rivier’ geboren. Een van de vele deelprojecten werd eind  voltooid. De dijk van de Nederrijn bij Arnhem werd tweehonderd meter verlegd, waardoor een uiterwaard naast de rivier ontstond die bij hoog water mag onderlopen. Vijfenveertig hectare land, de Bakenhof, werd zo aan de rivier teruggegeven. Een bijkomend voordeel was dat het gebied onderdeel ging uitmaken van de ‘ecologische hoofdstructuur’ van Nederland, een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland, gericht op herstel van de biodiversiteit en van de veerkracht van de natuur. Dankzij ‘ruimte voor de rivier’ worden natte natuurgebieden met elkaar verbonden ten behoeve van de rivierfauna. Op dezelfde manier worden nogal wat andere overstromingsgebieden gecreëerd. Zo is ten oosten van Nijmegen de Millingerwaard, zevenhonderd hectare groot, weer bij de rivier gevoegd, waardoor een flink natuurgebied is ontstaan met geulen, eilandjes en zandruggen. Een ander voorbeeld wordt getoond in figuur .a en .b. Op diverse plaatsen worden oude meanders van de rivier in ere hersteld of worden nevengeulen gegraven. In veel gebieden krijgen de rivieren weer een meer natuurlijk verloop. Alles is bedoeld om ruimte te scheppen voor de rivieren die nodig is op momenten van hoog water. De kracht van het water wordt nu geaccepteerd en toegepast in plaats van bestreden – tot bepaalde grenzen, vanzelfsprekend. Omslag in het denken De omslag in het denken die vorm heeft gekregen in ‘Ruimte voor de rivier’ is een fraai voorbeeld van duurzaam waterbeheer, waarvan de verwachting is dat het lang volgehouden kan worden, ook als de temperatuurstijging als gevolg van de klimaatverandering in de loop van de eenentwintigste eeuw

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

17

Ruimte voor de rivier: De Hondsbroecksche Pleij bij Westervoort is een voormalige uiterwaard op de oever van de Neder-Rijn en de IJssel. De dijk wordt verlegd, waardoor het rivierwater (boven weergegeven bij normale waterstand) wijd uit kan stromen bij hoog water (onder). FIGUUR 1.3A + 1.3B

1

verder doorzet. Dat verklaart ook de term ‘duurzaam’, in de betekenis van ‘geschikt om lang te blijven bestaan’: het oude beleid, gebaseerd op pogingen om de natuurkrachten volledig te beheersen, was niet meer vol te houden, het was onduurzaam. Het woord beheersing is een kernachtige manier om het oude beleid in één woord samen te vatten. Een geschikte term voor het nieuwe, duurzame waterbeheer is adaptatie, oftewel aanpassing aan de krachten van de natuur. Zo’n term, die in één woord een hele manier van denken weergeeft, wordt een ‘paradigma’ genoemd. De omslag in het denken van beheersing naar

Beheersing Adaptatie Paradigma

18

DEEL 1

Paradigmaverschuiving

1

Weeffout

Transitie

§ 1.2

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

adaptatie is een paradigmaverschuiving die kenmerkend is voor veel vormen van duurzame ontwikkeling; er komen in de loop van dit boek meer voorbeelden van. De invoering van het programma ‘Ruimte voor de rivier’ betekent een forse verandering in de infrastructuur van de watergebieden in Nederland. Samen vormen die gebieden een bijzonder complex systeem, bestaande uit tal van onderdelen die op allerlei manieren op elkaar inwerken De verandering was nodig, omdat het systeem een ‘weeffout’ bevatte: het was niet goed ontworpen voor de ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw. Het creëren van ruimte voor de rivier is nog in volle gang: we zitten nog midden in een boeiende transitie, in een fundamentele verandering van het systeem op basis van een paradigmaverschuiving. De nieuwe aanpak is een voorbeeld van duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die leidt in de richting van een leefomgeving waarin de belangen van de mensen, de economie en de natuur met elkaar in evenwicht zijn. Dat betekent: voldoende ruimte voor mensen, maar ook voor bossen en andere natuurgebieden, geen roofbouw op de natuur, geen uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Zo’n ontwikkeling leidt tot een land waarin mensen en natuur duurzaam kunnen samenleven. Duurzame ontwikkeling kan meestal het beste internationaal worden aangepakt. Je ziet dat aan het voorbeeld van de rivieren: de oorzaken van de problemen bevinden zich in minstens zes landen van Europa. Nederland kan in zijn eentje een deel van de oorzaken weghalen, maar niet alle. De volgende paragraaf gaat over een ander voorbeeld van duurzame ontwikkeling, waarbij nog veel duidelijker is dat duurzame ontwikkeling een internationaal proces is.

Rijk en arm De vorige paragraaf ging over de relatie tussen mens en natuur. Dat onderwerp zal in de loop van dit boek regelmatig terugkomen. Maar eerst komt nu een andere relatie naar voren: die tussen mensen onderling. Casus . gaat over de ongelijke verdeling van welvaart tussen mensen in verschillende delen van de wereld, tussen ‘rijk’ en ‘arm’.

Genetische modificatie

In casus . vindt een ontmoeting plaats tussen twee heel verschillende culturen. Aan de ene kant zijn er een paar miljard gewone mensen, vaak arm, levend in ontwikkelingslanden, lijdend aan ernstige kwalen als gevolg van ondervoeding. Aan de andere kant is er een groep moderne, westers georiënteerde bedrijven met miljardenomzetten, die aangeven dat ze met behulp van techniek de problemen van deze mensen kunnen oplossen. De vraag is natuurlijk: is dat ook zo? Is het echt waar dat de genetisch gewijzigde (‘genetisch gemodificeerde’, of kortweg: ‘GM’; ook genoemd ‘genetically engineered’, ‘GE’) gouden rijst de oplossing is van het vitamine A-probleem? Over die vraag zijn de meningen verdeeld. En dat is niet zo vreemd, want de situatie is buitengewoon ingewikkeld. Biotechnologie is duur. De ontwikkeling van nieuwe gewassen kost erg veel geld. De bedrijven die zich ermee bezighouden doen dat niet uit liefdadigheid, maar uit winstverwachting. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat zaden van zulke gewassen duurder zijn dan gewone zaden.

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

19

CASUS 1.1

Rijst en vitamine A Gouden rijst, wordt het genoemd. Vanwege de kleur. En het zou wel eens voor miljoenen kinderen het verschil kunnen zijn tussen zien of blind worden, of zelfs tussen leven of sterven. Letterlijk. Maar volgens tegenstanders is gouden rijst overbodig, of zelfs gevaarlijk. Zo’n 250 miljoen jonge kinderen lijden aan de gevolgen van een tekort aan vitamine A. Per jaar worden 250 000 tot 500 000 van hen ongeneeslijk blind. Anderen krijgen de mazelen of de griep, doordat hun immuunsysteem is verzwakt door gebrek aan vitamine A. Ongeveer de helft van hen overlijdt aan een van deze ziekten. In Nederland heeft bijna niemand vitamine A-gebrek. Het zit ruimschoots in ons voedsel, bijvoorbeeld in eieren en vis. En in veel groenten en fruit zit bètacaroteen (`-caroteen), dat in ons lichaam wordt omgezet in vitamine A. Worteltjes bevatten heel veel `-caroteen, waaraan ze hun oranje

kleur danken. (‘Worteltjes zijn goed voor je ogen’, wordt vaak gezegd, en dat klopt dus.) In de armere delen van de wereld (vooral zuidelijk Azië en Afrika) bevat het voedselpakket vaak weinig groente, fruit, eieren en dergelijke. Het voornaamste voedsel voor een paar miljard mensen is rijst. En dat bevat geen vitamine A. Een paar grote, multinationale bedrijven bieden een manier om dit probleem aan te pakken. Zij werken aan de ontwikkeling van een nieuwe rijstsoort, die wel `-caroteen bevat. Dat doen ze door middel van genetische technologie, waarbij ze gebruikmaken van een bloem, de gele narcis. Deze narcis kan `-caroteen maken, doordat hij daarvoor over de juiste genen beschikt. In een laboratorium zijn deze genen overgebracht naar cellen van rijst. En inderdaad, de rijstkorrels van de daaruit gekweekte planten bevatten `-caroteen. Vanwege de geel-oranje kleur – of misschien om redenen van marketing – worden ze ‘gouden rijst’ genoemd.

De gele narcis leverde de extra genen van gouden rijst

1

20

1

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

De boeren in de derde wereld hebben weinig geld, en het is dus maar de vraag of ze in staat zullen zijn om zulke zaden te kopen. De onderzoekers die gouden rijst hebben ontwikkeld, hebben hun rechten daarop verkocht aan een paar grote bedrijven, Syngenta en Monsanto. Bij de verkoop hebben deze bedrijven toegezegd dat ze hun patenten op deze rijst niet zullen doorberekenen in de prijs die ze voor het zaaigoed berekenen aan de boeren in arme landen. Dat is mooi, maar het roept ook vragen op. Zoals: waarom doen die bedrijven dat? Hoeven ze dan opeens geen winst meer te maken? Of moeten de boeren voortaan jaarlijks hun zaaigoed bij deze bedrijven kopen, waardoor ze blijvend afhankelijk worden? Bovendien: deze twee zijn niet de enige betrokken bedrijven. Bij de ontwikkeling van gouden rijst zijn methoden gebruikt waarop juridische aanspraken rusten van veel meer bedrijven. In totaal gaat het, alleen al bij gouden rijst, om toepassing van zo’n zeventig verschillende patenten, die eigendom zijn van tweeëndertig verschillende bedrijven in ingewikkelde juridische combinaties. Dus het is nog maar de vraag hoe duur het zaaigoed gaat worden en of de boeren dat wel zullen kunnen betalen. Maar zelfs al zou de rijst uiteindelijk misschien betaalbaar blijken te zijn, dan nog is het de vraag of de boeren bereid zullen zijn om over te stappen op andere gewassen dan die waaraan ze gewend zijn. Biotechnologie is niet zonder risico. Zo is er een kans dat er een ongewilde verspreiding van genen optreedt, waarbij de ingebrachte genen in het vrije veld terechtkomen bij andere gewassen, overgebracht door bijvoorbeeld insecten. De gevolgen voor het natuurlijk evenwicht zijn dan onvoorspelbaar. Of misschien hebben de ingeplante genen wel onverwachte bijeffecten op de rijst, waardoor ze onvermoede gevolgen hebben voor de stofwisseling van de mensen die het eten, of waardoor ze giftig zijn voor insecten op de rijstvelden. Om dit soort redenen is de milieuorganisatie Greenpeace een verklaard tegenstander van genetische modificatie. In een poging om de teelt van gouden rijst te bestrijden, berekende deze organisatie dat gouden rijst veel te weinig `-caroteen bevat om betekenisvol te zijn voor het probleem van het vitamine A-gebrek. Voorstanders van GM-voedsel reageren daarop door te stellen dat de rijst ook niet de enige bron van vitamine A hoeft te zijn, en dat er bovendien nog geëxperimenteerd wordt om het caroteengehalte van de rijst verder te verhogen. Op de website www.goldenrice.org wordt de verwachting uitgesproken dat de concentratie voldoende verhoogd kan worden om ervoor te zorgen dat kinderen die de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) rijst eten, daarmee tegelijk ook de ADH van vitamine A binnen krijgen. Tegenstanders van gouden rijst zien als fundamenteel bezwaar dat de ‘technologische’ aanpak van het vitamine A-probleem de achterliggende oorzaak van dat probleem verdoezelt. Die oorzaak is, zo stellen zij, de armoede in flinke delen van de wereld. Die leidt ertoe dat de mensen daar een te eenzijdig voedselpatroon hebben, waardoor ze essentiële voedingsstoffen missen. Anders gezegd: de oorzaak is de enorm ongelijke verdeling van de welvaart tussen de verschillende delen van de wereld. Zolang als die ongelijkheid zo groot is, zullen problemen zoals dat van het vitamine A-gebrek blijven bestaan. VRAGEN

r Waarom, denk je, zijn bepaalde bedrijven bereid om hun patenten op de gouden rijst niet door te berekenen in de prijs die arme boeren ervoor moeten betalen?

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

21

r En waarom heeft Greenpeace volgens jou berekend dat gouden rijst veel te weinig `-caroteen bevat om van betekenis te kunnen zijn?

Rijst is niet het enige gewas waarbij geëxperimenteerd wordt met genetische modificatie. Bt-katoen, ook genoemd ‘bollgard’, is katoen waarin genen van de bacterie ‘bacillus thuringiensis’ zijn ingebracht om de weerstand van de planten tegen de katoenworm (‘pink bollworm’) te vergroten. Dat heeft een belangrijk milieuvoordeel, omdat er minder pesticiden gebruikt hoeven te worden. Met mais, dat kwetsbaar is geworden doordat een verregaande selectieve teelt de genetische variatie erg heeft versmald, worden experimenten uitgevoerd om meer variatie aan te brengen. Soja is genetisch gewijzigd om meer weerstand te hebben tegen herbiciden (onkruidbestrijders). In  bestond bijna % van de wereldwijde sojaoogst uit GMgewassen. Soja wordt verwerkt in veel voedselproducten, en het is vrijwel zeker dat elke lezer van dit boek regelmatig GM-soja consumeert. Er wordt echter gesteld dat zwangere vrouwen die GM-soja eten, daarmee wellicht hun ongeboren kinderen beschadigen: bij ratten zou onderzoek dat hebben uitgewezen. Kortom, GM is een punt van hevige discussie en zal dat voorlopig nog wel blijven.

§ 1.3

Problemen en successen De wereld kent wel meer problemen met een omvang als dat van het vitamine A-gebrek. Een willekeurige greep: klimaatverandering, kinderarbeid, afvalbergen, allochtonenproblematiek, uitputting van grondstoffen, vluchtelingen, bodemverontreiniging, honger, oorlog, epidemieën, terrorisme. En overstromingen, zoals paragraaf . liet zien. Ogenschijnlijk zijn dat misschien problemen die weinig met elkaar te maken hebben. Maar ze zijn allemaal terug te voeren tot een paar achterliggende oorzaken.

Het Germplasm Enhancement of Maize Project probeert de genetische variatie van Noord-Amerikaanse mais te vergroten door het inbouwen van genen uit exotische maissoorten, zoals de hier getoonde, vreemd gekleurde gewassen uit Latijns-Amerika

1

22

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

CASUS 1.2 BOLLGARD, BOLLGARD II, …

Natuur overwint gemodificeerde katoen in India 1

Het is allemaal de schuld van de katoenboertjes in India, stelt Monsanto, het grootste bedrijf ter wereld dat genetisch gemodificeerde zaden verkoopt. In Gujarat begonnen de boeren veel te snel met het inzaaien van gemodificeerd katoen, dat nog niet was goedgekeurd. En ze hielden ook niet voldoende grensgebied aan tussen gewone katoenvelden en de met DNA behandelde katoenvariant. Het eindresultaat: de gevreesde katoenworm bouwde resistentie op en boort weer net zo vrolijk als vroeger gaten in de nog niet geopende katoenbol. Daar komt dus geen pluis meer uit. Tegenstanders van Monsanto laten weten: ‘Zie je nou wel, dit hebben we altijd al voorspeld. Je kunt de natuur niet manipuleren. Die slaat terug.’ Monsanto gaf dit toe, zonder overigens de schuld te aanvaarden.

Het Amerikaanse zaadveredelingsbedrijf stelde in hetzelfde persbericht dat er inmiddels een tweede en betere variant gemodificeerde katoenzaad op de markt is: Bollgard II. Deze variant bevat niet één extra toegevoegde proteïne, maar twee. Tegenstanders, die deze informatie verspreiden via de website GMWatch: ‘En dan herhaalt de geschiedenis zich. Terwijl de opbrengsten van de gemanipuleerde katoen steeds lager worden, groeit de afhankelijkheid van de Indiase katoenboeren. Ze moeten weer net zo hard gif spuiten als vroeger, om de katoenworm te bestrijden. Maar ze zitten ondertussen ook met duurder zaad.’ Deze ontwikkeling is belangrijk nieuws in India, waar de katoenteelt een belangrijke bron van inkomsten op het platteland is. Bron: P+, People Planet Profit, maart 2010

Een van die oorzaken is een teveel van bepaalde dingen. Vaak gaat dat om de rijkere landen. Een rijkdom aan voedsel leidt bijvoorbeeld tot een teveel aan calorieën, en dus tot typische welvaartskwalen zoals vetzucht en hart- en vaatziekten. Ruime mogelijkheden om te reizen leiden tot verkeersfiles en vliegtuiglawaai. Meer dan genoeg geld om van alles te kopen leidt tot te veel afval, te veel uitstoot van broeikasgassen en te veel gebruik van natuur en milieu. Andere problemen komen juist voort uit een tekort, met name natuurlijk in de armere regio’s: een tekort aan geld en (dus) aan voedsel, onderwijs, medische zorg, veiligheid en vrijheid. In veel gevallen ook: een tekort aan democratie en eerbiediging van mensenrechten. Op de ene plaats te veel, op de andere plaats te weinig: in veel gevallen gaat het dus om een slechte verdeling. Veel van de problemen zijn dan ook niet enkel en alleen verbonden aan de rijke of juist aan de arme landen, maar hebben te maken met de verschillen daartussen. Die wisselwerking blijkt duidelijk uit een paar voorbeelden: r De toestroom van allochtonen naar de rijke landen heeft te maken met de armoede en onveiligheid elders, en de verwachting dat het in de rijke landen beter zal zijn. r Terrorisme in rijke landen hangt, op zijn minst voor een deel, samen met de achterstandspositie van burgers in andere landen en met gevoelens van jaloezie en wrok. r Kinderarbeid in de derde wereld wordt mede in stand gehouden door de vraag naar goedkope welvaartsproducten vanuit het rijke westen. r Zelfs ontwikkelingshulp kan onbedoelde bijeffecten hebben. Zo is het al menigmaal voorgekomen dat schenkingen van gratis goederen in

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

23

bepaalde landen de plaatselijke kleine bedrijfjes, die met moeite trachtten te overleven, kapot concurreerden. Deze voorbeelden laten zien dat veel van de grote problemen in de wereld op een ingewikkelde manier met elkaar samenhangen. Vaak kun je wel mogelijkheden bedenken om één zo’n probleem aan te pakken, maar altijd blijkt dan wel weer dat er nadelige gevolgen aan zitten die andere problemen kunnen oproepen of verergeren. Zoals het introduceren van gouden rijst, wat misschien onverwachte milieu- en gezondheidsproblemen zou kunnen veroorzaken. Of een ander voorbeeld: om het broeikaseffect te verminderen kun je gebruikmaken van windmolens. Maar die verstoren het landschap. Of je legt dammen in de rivieren en wekt daarmee ‘witte steenkool’ op: elektriciteit, dus. Maar daarmee veroorzaak je weer extra verdamping van zoet water, dat op veel plaatsen erg schaars is. Kortom: eenvoudige oplossingen bestaan niet. De diverse grote problemen beïnvloeden elkaar, en het lijkt wel alsof ze in een onontwarbare kluwen met elkaar verbonden zijn. Elk ervan kan alleen worden opgelost als tegelijk ook vooruitgang geboekt wordt bij vele andere problemen. Anders gezegd: wil je er één oplossen, dan moet je ze allemaal aanpakken. Het lijkt zo misschien of er reden is om somber te zijn over kansen op verbetering en om bij de pakken neer te gaan zitten. Om de problemen maar gewoon te laten zoals ze zijn. Toch is dat niet nodig. Er zijn in de afgelopen jaren wel degelijk successen geboekt. Een kleine greep: r Gezondheid: de pokken zijn in de hele wereld uitgeroeid. Andere epidemische ziekten naderen dat punt. r Milieu: cfk (chloorfluorkoolwaterstof ) is een gas dat onder meer gebruikt wordt in spuitbussen en koelkasten. Helaas tast het gas de ozonlaag aan. In  werd wereldwijd een verdrag ondertekend, het Montreal Protocol, om het gebruik van cfk’s te verminderen. Het gebruik ervan was in  gedaald tot ,% (zie figuur .).

De diverse grote problemen hangen op een bijna onontwarbare manier met elkaar samen. Wil je er één oplossen, dan moet je ze allemaal tegelijk aanpakken.

1

24

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

FIGUUR 1.4 Het wereldwijde gebruik van cfk’s in de jaren 1989 tot 2012. De eenheid op de verticale as is ‘ODP Metric Tonnes’ (maal 104). ODP staat voor ‘Ozone Depleting Power’, het vermogen om ozon af te breken

1

Gebruik van cfk’s 140 120 100 80 60 40 20 0 1985

1990

1995

2000

2005

2010 Jaar

Montreal Protocol van kracht Bron: UNEP GEO Data Portal, 2014, http://geodata.grid.unep.ch

r Economie: het Bruto Nationaal Product (BNP, het totaal van alles wat er per jaar in een land verdiend wordt) in Azië en Oceanië steeg tussen  en  van $ per inwoner naar $.. Zelfs in een van de armste regio’s, Afrika ten zuiden van de Sahara, was een stijging te zien, van $ naar $. (Deze getallen zijn gecorrigeerd voor inflatie en uitgedrukt in $ van .) r Armoede: in  leefde in de ontwikkelingslanden % van de bevolking in absolute armoede. In  was dit gedaald tot %, aldus de Wereldbank. VRAGEN

r Ken je nog andere ‘grote’ problemen, die nog niet genoemd zijn? Zijn er daarbij die iets te maken hebben met de welvaartsverschillen tussen rijkere en armere landen? Of met de relatie tussen mens en natuur? r Wat zou jij willen beschouwen als successen bij de aanpak van dit soort problemen, die werkelijk de moeite waard zijn om na te streven? Ken je voorbeelden van zulke successen die daadwerkelijk (geheel of gedeeltelijk) bereikt zijn?

Naast de hiervoor genoemde verbeteringen, en nog tal van andere, zijn er ook situaties die achteruitgaan. Bovendien kun je bij veel van de verbeteringen kritische kanttekeningen plaatsen. Bijvoorbeeld: toenemende welvaart resulteert in een toenemende druk op het milieu. Is de wereld er beter aan toe dan tien, twintig of dertig jaar geleden? Belangrijker nog: kunnen reële verbeteringen verwacht worden in de komende tien, twintig of dertig jaar? Of moet je juist vrezen dat de problemen zullen verergeren en dat de wereld zal afglijden tot een ellendig oord? Bepaalde mensen zijn daar nogal somber over; zij zijn bang dat het in de

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

25

loop van de eenentwintigste eeuw heel moeilijk zal worden. Sommigen achten het zelfs denkbaar dat de mensheid nog voor het einde van de eeuw zal ophouden te bestaan. Er zijn ook juist mensen die optimistisch zijn, en die van mening zijn dat de grote problemen min of meer vanzelf opgelost zullen worden. De waarheid ligt ergens het midden. De pessimisten hebben half gelijk: het is waar dat het slecht met de mensheid zal aflopen, als we doorgaan met leven op de huidige manier. We plegen roofbouw op de natuur, tasten het milieu aan en houden een ongelijke welvaartsverdeling in stand die nooit tot een stabiele wereld kan leiden. Maar ook de optimisten hebben half gelijk: er is alle kans dat het in werkelijkheid helemaal niet zo slecht zal aflopen. Alleen: vanzelf zal dat niet gaan, er zal een buitengewone krachtsinspanning nodig zijn. Daaraan zullen velen moeten meewerken, gedurende een lange tijd. En het resultaat zal niet een probleemloze, eeuwig prachtige wereld zijn. Veel van de oplossingen van de huidige problemen zullen, als ze worden uitgevoerd, ongetwijfeld weer nieuwe problemen oproepen. Zo gaat het al de hele wereldgeschiedenis, en dat zal heus wel zo blijven. Maar er is alle reden om te verwachten dat de totale omvang van de problemen verkleind zal kunnen worden, waardoor de wereld echt verbetert. Als het lukt om de voornaamste problemen voor een belangrijk stuk op te lossen, zal de wereld voor veel mensen een stuk gezonder, veiliger en aantrekkelijker zijn dan nu. De ontwikkeling in die richting wordt duurzame ontwikkeling genoemd. Het woord ‘duurzaam’ betekent, volgens het woordenboek, zoiets als: ‘geschikt om lang te blijven bestaan’. Het woord wordt bijvoorbeeld gebruikt bij gefabriceerde voorwerpen, zoals elektrische apparaten. Als men in de reclame spreekt van een duurzame wasmachine, bedoelt men waarschijnlijk dat de wasmachine veel jaren in goede staat zal blijven werken, en dus niet snel slijt. Op dezelfde manier kun je spreken van een ‘duurzame samenleving’: dat is een samenleving die lang kan blijven bestaan. De huidige samenleving is niet erg duurzaam, vanwege roofbouw op het milieu, vanwege de ongelijke welvaartsverdeling enzovoort. Maar als het lukt om daarin werkelijk verbeteringen aan te brengen, kan de samenleving omgevormd worden tot een steeds meer stabiele, duurzame wereld. Verwarrend is dat duurzame voorwerpen (voorwerpen die niet snel slijten) niet altijd bijdragen aan een duurzame samenleving. Soms is het, vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling, maar beter als bepaalde voorwerpen juist niet zo heel lang meegaan. Het is maar goed dat de meeste energieslurpende auto uit de jaren vijftig inmiddels versleten en vervangen zijn. Overigens betekent het idee van een duurzame samenleving niet dat je mag verwachten dat de wereld ooit een starre, onveranderlijke wereld zal worden. Zoals gezegd zullen de oplossingen van de huidige problemen vast en zeker steeds weer nieuwe problemen oproepen, die hopelijk minder omvangrijk zijn. Daarnaast zullen nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en techniek, maar ook veranderingen in cultuur en communicatie, altijd wel voor veranderingen blijven zorgen. ‘Duurzaam’ betekent dus niet: ‘verstard’. En een ideale wereld waarin geen enkel groot probleem meer over is, zal wel nooit bereikt worden. Daarom spreekt men liever niet van een ‘duurzame samenleving’. In plaats daarvan wordt de term ‘duurzame ontwikkeling’ gebruikt, om aan te geven dat het gaat om een proces van continue, nooit ophoudende verbetering in de richting van een samenleving die meer en meer duurzaam is.

1

Duurzame ontwikkeling

Duurzame samenleving

26

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

Vanwege de ingewikkelde samenhang van de verschillende problemen is voor duurzame ontwikkeling de inzet en samenwerking nodig van allerlei soorten deskundigen, zoals technologen, economen, politici, sociologen, ontwerpers, milieukundigen, landbouwkundigen, kunstenaars, sociaal werkers, medici, leraren en biologen. Een disciplinaire benadering (vanuit één vakgebied) is niet voldoende; alleen door een interdisciplinaire samenwerking tussen al deze professionals kunnen de complexe duurzaamheidsproblemen opgelost worden.

1

§ 1.4

Twee dimensies: hier en daar, nu en later Duurzame ontwikkeling leidt ertoe dat steeds meer mensen een behoorlijk leven kunnen leiden en dat dat nog vele generaties lang zo zal kunnen worden volgehouden. Dat betekent, dat er twee kanten zitten aan duurzame ontwikkeling:  een behoorlijk leven voor een steeds groter deel van de mensen  deze behoorlijke samenleving blijft nog lang in stand

Plaats Tijd

Steeds groter deel van de mensen: dat gaat dus om een verspreiding van welvaart over meer en meer mensen. Je zou kunnen zeggen: een verspreiding van welvaart van hier naar daar. Lang in stand heeft dan te maken met de toekomst, en dat zou je kunnen zien als de verhouding tussen nu en later. Het een gaat over ‘plaats’, het ander over ‘tijd’: de twee verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling (zie figuur .).

FIGUUR 1.5

De twee dimensies van duurzame ontwikkeling: plaats en tijd

Tijd 2120 Later 2080 2060 2040 2020 Daar

Hier en nu Thuis

Buurt

Stad

Land

Wereld Plaats

Als beschrijving van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ is dat niet erg nauwkeurig. Verschillende termen zijn tamelijk vaag. Een behoorlijk leven, wat is dat? Is dat bijvoorbeeld hetzelfde als een menswaardig bestaan? Of een leven in welvaart of welzijn? Een steeds groter deel van de mensen: hoeveel mensen dan, en hoe snel moet het aantal stijgen? En, een samenleving die nog lang in stand blijft: hoelang dan? Twintig jaar? Een eeuw? Duizend jaar? Tot de zon uitdooft?

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

Natuurlijk valt er over deze termen nog wel iets meer te zeggen: r Een behoorlijk leven zal iets te maken hebben met voldoende voedsel, en met gezond voedsel, met schoon drinkwater, met weinig kans op besmettelijke ziekten, met veiligheid, zoals bescherming tegen oorlog, terrorisme en natuurrampen, met goed onderwijs, met een goede kans op een baan op niveau, met een goed salaris, met vrijheid, onder meer de vrijheid van meningsuiting, en dus ook met democratie en mensenrechten. r Een steeds groter deel van de mensen: een redelijk doel zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat het percentage mensen dat echt arm is, dat wil zeggen, die moeten leven van minder dan , dollar per dag, in een periode van  jaar halveert. Of je kunt als doel stellen dat in  alle kinderen naar school gaan. Dat is niet zo’n gekke manier van denken, want dat is precies wat de Verenigde Naties zich als doel gesteld heeft in de zogeheten Millenniumdoelen. r Nog lang in stand: wel, het heeft niet zoveel zin om diep na te denken over een wereld die letterlijk tot in de eeuwigheid zal blijven bestaan. Wie kan er zo ver vooruit denken? Maar als je er andersom over nadenkt, kun je toch wel iets zinnigs zeggen. Er kan gezocht worden naar oorzaken die ertoe zouden kunnen leiden dat de menselijke samenleving tot een onprettig einde zou komen of tot een bedroevend welvaartspeil zinken. Oorzaken van onduurzaamheid. Zulke oorzaken zijn bijvoorbeeld: een ijstijd of juist een erg tropische periode, drie miljard vluchtelingen, een reuzenmeteoriet, een complete verwoesting van de natuur, een massale epidemie, bijvoorbeeld door een ontsnapt laboratoriumvirus, of de derde wereldoorlog. Vervolgens kunnen manieren worden bedacht om daar iets tegen te doen. VRAGEN

r Ga eens na, wat voor jou persoonlijk de minimumeisen zijn voor wat je zou willen beschouwen als een ‘behoorlijk leven’. r Vind je het belangrijk dat, naast jezelf, ook andere mensen een behoorlijk leven kunnen hebben? Zo ja, aan welke mensen denk je dan: je familie en vrienden? Iedereen in de stad waarin je woont? In het land waarin je woont? Alle mensen in de hele wereld? Ook dieren? r Als je nadenkt over een samenleving die nog ‘lang in stand’ moet blijven, over wat voor soort periode zou je je dan druk kunnen maken: tien jaar? Totdat je dood bent? Totdat je kleinkinderen dood zijn? Nog langer?

In de openingscasus en in casus . kun je een aantal plaats- en tijdsaspecten aanwijzen. Tabel . geeft enkele voorbeelden.

27

1

Onduurzaamheid

28

DEEL 1

TABEL 1.1

1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

Enkele plaats- en tijdsaspecten van twee casussen

Plaats

Tijd

§ 1.5

Brundtland commissie

Openingscasus De Nederlandse rivierdijken

Casus 1.1 Rijst en vitamine A

r Het hoge water in Nederland wordt

r Het probleem speelt in arme landen. De

onder andere veroorzaakt door boskap en stedenbouw in andere landen. r De grote behoefte aan ruimte in Nederland heeft ertoe geleid dat overloopgebieden en zelfs uiterwaarden gebruikt worden voor landbouw, woningbouw en industrie.

voorgestelde oplossing wordt aangedragen door bedrijven die gevestigd zijn in rijke landen. r De achterliggende oorzaak van het vitamine A-gebrek is eenzijdige voeding, die een gevolg is van een ongelijke verdeling van welvaart.

r Er wordt verwacht dat door het

r Zolang je het probleem niet oplost, komen er

broeikaseffect de regen in de bergen, en dus de waterhoogte in de rivieren verder zal toenemen. r De behoefte aan ruimte zal in Nederland nog verder toenemen (zie casus 1.3, verderop), zodat de extra ruimte die nodig is voor de rivieren steeds moeilijker vrijgemaakt kan worden.

elk jaar honderdduizenden blinden bij, die hun hele leven een rem vormen voor economische verbetering van hun land. r Misschien kan het probleem met toekomstige technologie goedkoop en effectief opgelost worden, waardoor gouden rijst overbodig wordt. r Als de economische situatie in de arme landen verbetert, kan men daar betere voeding betalen waardoor het probleem verdwijnt en gouden rijst overbodig wordt.

Definitie van ‘duurzame ontwikkeling’ Al met al is de beschrijving van duurzame ontwikkeling, zoals gegeven in paragraaf ., vrij vaag. De doelen waar duurzame ontwikkeling naartoe zou moeten leiden zijn niet duidelijk omschreven, en het gewenste tempo evenmin. Dat is niet zo vreemd, want de wereld is heel complex, en duurzame ontwikkeling is ook heel complex. De toekomst is niet of nauwelijks voorspelbaar, dus hoe zou je nu heel precies kunnen vastleggen hoe duurzame ontwikkeling zou moeten verlopen? Dat is volslagen onmogelijk. Toch zijn er wetenschappers en politici geweest die hebben geprobeerd om een preciezere definitie van duurzame ontwikkeling te maken. Sterker, die zijn er heel veel geweest, maar ze konden het onderling meestal niet eens worden. Daarom zijn er inmiddels meer dan honderd verschillende definities. Er is één definitie die door de meeste mensen als gezaghebbend wordt beschouwd. Die stamt uit , en is ontworpen door een commissie, ingesteld door de Verenigde Naties: de Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling (World Commission on Environment and Development, WCED). In de praktijk wordt die commissie doorgaans genoemd naar de voorzitter, Gro Harlem Brundtland (indertijd premier van Noorwegen), en heet dus de Brundtland commissie. De commissie omschreef duurzame ontwikkeling als een ontwikkeling die: ‘… voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder het vermogen van toekomstige generaties aan te tasten om in hun eigen behoeften te voorzien.’

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

29

Deze definitie komt overeen met wat eerder in deze paragraaf genoemd werd, want het gaat over dezelfde twee dingen:  de behoeften van de huidige generatie (= een behoorlijk leven voor een steeds groter deel van de mensen: plaats)  de behoeften van toekomstige generaties (= behoorlijke samenleving blijft nog lang in stand: tijd) Helaas bevat deze ‘officiële’ definitie nog steeds dezelfde vaagheid als de beschrijving van zojuist. Ook nu worden de doelen waarop duurzame ontwikkeling zou moeten mikken niet scherp omschreven, en het gewenste tempo evenmin. Hoe erg is dat eigenlijk, dat duurzame ontwikkeling een vaag begrip is? Wel, om eerlijk te zijn is het zo nu en dan best lastig, omdat er misverstanden kunnen ontstaan. Erger: omdat er hier en daar mensen zijn die er misbruik van maken. Het woord ‘duurzaam’ is langzamerhand tamelijk ‘in’ geworden; het is een hype. Vandaar dat bijvoorbeeld fabrikanten en reclamemakers het woord graag gebruiken als een aanbeveling. Zo van: ‘Deze auto is erg duurzaam!’ Maar zoals al gezegd: een auto die duurzaam is, die dus erg lang meegaat, is niet per se goed voor duurzame ontwikkeling. Afgezien daarvan is het geen ramp dat duurzame ontwikkeling niet erg scherp gedefinieerd is: er kan desondanks prima aan gewerkt worden. Een goede manier om te ontdekken hoe, is om eerst na te denken over het tegenovergestelde: onduurzaamheid. Dat is waar casus . over gaat.

CASUS 1.3

Ruimtegebrek in Nederland Nederland is vol, zo wordt wel eens gezegd. Wel, dat is natuurlijk niet waar in de betekenis dat er geen mens meer bij zou kunnen. Maar het is wel waar in die zin, dat we met ons allen de beschikbare ruimte nogal intensief gebruiken. Geen plekje blijft ongebruikt, zo lijkt het wel. De oorzaak daarvan is niet in de eerste plaats het grote aantal mensen, en zelfs niet de grote bevolkingsdichtheid. De voornaamste oorzaak is onze welvaart. De welvaart maakt, dat we samen een enorme behoefte hebben aan ruimte. We willen allemaal een huis, liefst een groot huis, en sommige mensen zelfs twee of meer. We willen recreëren, dus we hebben voetbal- en golfterreinen nodig, meren om te zeilen en stranden om te surfen, campings en bungalowparken. Als het even kan, zou de natuur ook wat meer ruimte moeten krijgen. Maar ook zijn er grote bedrijventerreinen nodig voor de fabrieken en distributiecentra, om al onze goederen te produceren

en verspreiden. En vanwege de files (iedereen zijn eigen auto!) moeten er steeds meer wegen komen. Dat is allemaal geen schande: het is heel menselijk om dat zo te wensen. En het zou ook niet zo’n probleem zijn, als Nederland een onbeperkte oppervlakte had. Maar dat is niet zo: de oppervlakte is ruim 41 000 km2, en daar moeten we het mee doen. Tot nu toe past alles wat we wensen nog samen in het kleine land aan de Noordzee. Maar dat zal, als we niet oppassen, niet zo blijven. Want in 2000 is in opdracht van het Nederlandse Ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) een studie uitgevoerd naar het ruimtegebruik in de komende periode, tot het jaar 2030. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen zeven verschillende toepassingen (‘functies’) van de beschikbare oppervlakte (zie de tabel).

1

30

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

TABEL RUIMTEBEHOEFTE IN NEDERLAND TOT 2030 (GETALLEN IN HA)

In gebruik in 1996 Functie

1

Laag scenario

Wonen Werken Infrastructuur Recreatie en sport Water Natuur en landschap Landbouw Totaal % van totaal

Geschatte toename tot 2030 Hoog scenario

224 231 95 862 134 048 82 705 765 269 461 177 2 350 807

39 000 32 000 35 000 144 000 490 000 333 250 –475 000

85 000 54 000 54 000 144 000 490 000 333 250 –170 000

4 114 099

598 250 15%

990 250 24%

Bron: VROM: Vijfde Ruimtelijke Nota, 2001, p. 19

Allereerst is gekeken naar de situatie op een recent tijdstip (1996). Verder is voor elk van de zeven functies nagegaan, hoe de behoefte aan oppervlakte naar verwachting zal veranderen. Men heeft verschillende scenario’s gehanteerd, gebaseerd op uiteenlopende verwachtingen over bevolkingsgroei, economische groei enzovoort, waardoor er voor de meeste van de zeven functies hogere en lagere schattingen ontstonden. Bij zes van de zeven functies bleek dat de behoefte aan oppervlakte zal toenemen. Bij

slechts één, landbouw, verwacht men dat de benodigde oppervlakte zal afnemen. Bij een ander, water, heeft de toename onder meer te maken met het verbreden van de rivieren, wat nodig is in verband met de veiligheid (zie de openingscasus). Het totale resultaat is, dat de totale oppervlaktebehoefte zal stijgen met een omvang van tussen 600 000 en een miljoen hectare. Dat is 15 tot 24 procent van de huidige oppervlakte! Oftewel: Nederland wordt te klein.

Ter toelichting: ‘infrastructuur’ betekent: wegen, spoorwegen, dijken, bruggen, vliegvelden, havens, windmolens, elektrische leidingen en centrales, gasnetten, riolen, zendmasten enzovoort. Dat tekort, van zeg maar (gemiddeld)   hectare, is een moeilijk probleem. Je kunt er natuurlijk je ogen voor sluiten en denken: ‘Ach, dat lost zich vanzelf wel op, het wordt vanzelf een keer .’ Maar dan heb je kans dat je ‘vanzelf’ geconfronteerd wordt met onaangename gevolgen die misschien wel een gigantische omvang aannemen. Het zou wel eens verstandiger kunnen zijn om al direct na te denken over mogelijke oplossingen, en op grond daarvan maatregelen te nemen. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen overwegen om geen nieuwe wegen meer aan te leggen. Of geen nieuwe industriegebieden of woonwijken meer te plannen. Maar zelfs opgeteld levert dat niet eens genoeg ruimtebesparing. Je kunt ook heel drastisch de nog bestaande natuurgebieden opheffen, of grote delen van de landbouwgebieden aan stedenbouw opofferen. Je kunt natuurlijk ook proberen om Nederland te vergroten. Dat is eerder gebeurd, door het inpolderen van delen van het IJsselmeer en andere meren. De totale provincie Flevoland is zo ontstaan, en die heeft een oppervlakte van   hectare. Helaas is dat minder dan een derde van het verwachte tekort tot , dus je zou wel drie hele nieuwe Flevo-provincies extra

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

31

1

Geen plekje blijft ongebruikt, zo lijkt het wel. Vanuit de ruimte is goed te zien hoe in Zeeland, net als in de rest van Nederland, bijna ieder stukje grond benut wordt. Ook de inspanning om het water volledig te beheersen, de Deltawerken, is duidelijk zichtbaar

moeten maken. Die passen niet in het IJsselmeer, dus dan zouden die in de Noordzee gelegd moeten worden. Het vervelende is alleen, dat elke oplossing van dit probleem altijd wel weer nieuwe problemen zal oproepen. In tabel . is dat overzichtelijk naast elkaar gezet.

TABEL 1.2

Enkele denkbare oplossingen voor toekomstig ruimtegebrek in Nederland

Mogelijke oplossing

Nieuwe problemen

Nederland vergroten: nieuwe polders

Grote, onberekenbare milieuschade. Enorme financiële investeringen

Geen nieuwe wegen meer

Fileprobleem wordt nog erger

Geen nieuwe woonwijken

Woningnood

Veel minder landbouw

Grote schade aan landbouwsector. Sterk afhankelijk van voedselimport

Veel minder recreatie

Grote schade aan toeristensector. Ontevreden consumenten

Veel minder natuur

Grote milieuschade. Ontevreden consumenten

Minder economische groei

Minder geld voor milieuzorg. Ontevreden consumenten

Minder mensen, bijv. door emigratie

Minder werkenden, i.v.m. vergrijzing niet acceptabel

Multifunctioneel ruimtegebruik

Extra investeringen. Onveiligheid. Overlast

32

DEEL 1

Multifunctioneel ruimtegebruik

1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

Een oplossing waaraan hard gewerkt wordt is multifunctioneel ruimtegebruik, waarbij gebieden tegelijk voor meerdere doelen gebruikt worden. Dat kan bijvoorbeeld in lagen boven elkaar: een parkeergarage, energiecentrale of fabriek onder de grond, en daar bovenop woningen of recreatie. Of naast elkaar: bedrijventerrein met woningen tussen de bedrijven. Maar dat kan leiden tot stank- en geluidsoverlast, of tot risico’s, bijvoorbeeld als er met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt; om dat te bestrijden zijn extra investeringen nodig. Spoor- en snelwegen kunnen onder de grond, in tunnels, maar sinds er enkele grote branden zijn geweest in tunnels in Europa, is dat niet meer zo aantrekkelijk. Dus multifunctioneel ruimtegebruik kan zeker bijdragen aan het oplossen van het ruimtegebrek, maar creëert ook zijn eigen nieuwe problemen. VRAGEN

r Als jij zou moeten kiezen uit: veel minder landbouw, veel minder natuur, veel minder wegen, veel minder recreatie of veel minder stadsruimte, wat zou je dan kiezen? r Stel dat je een huis zou kunnen kopen dat midden tussen grote fabrieken stond, en dat zo’n huis 50% goedkoper zou zijn dan elders. Zou jij dat doen?

Het getoonde overzicht van mogelijke oplossingen is natuurlijk lang niet compleet. Er zijn nog wel andere oplossingen te bedenken. Geen van de genoemde oplossingen is in zijn eentje voldoende, en er zullen dus combinaties nodig zijn. Het ruimtegebrek is een moeilijk probleem, waarvoor zware beslissingen genomen zullen moeten worden, waaraan in de komende jaren miljarden euro’s besteed zullen worden.

§ 1.6

De Triple P De casussen in de voorgaande paragrafen hebben allemaal iets te maken met duurzame ontwikkeling: de rivieren, de gouden rijst, de katoenteelt en het ruimtegebrek in Nederland. Zo op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof die voorbeelden weinig met elkaar te maken hebben. Maar er zijn overeenkomsten. Eén zo’n overeenkomst is het milieu. De rivieroverstromingen zijn deels veroorzaakt doordat bossen zijn gekapt, en ook deels door het veranderende klimaat. Tegenstanders van gouden rijst waarschuwen voor mogelijke ernstige gevolgen voor het milieu, indien genen onbedoeld terechtkomen in andere gewassen in de vrije natuur, of indien de rijst onverwacht giftig blijkt te zijn voor bepaalde insecten. En het groeiende ruimtegebrek in Nederland kan op diverse manieren leiden tot milieuschade, bijvoorbeeld wanneer er nieuwe polders in de Noordzee worden aangelegd, of wanneer de ruimte voor de natuur zou moeten inkrimpen. Een tweede overeenkomend thema is: mensen. De overstromingen en dreigende dijkdoorbraken vormen een bedreiging voor de veiligheid van mensen. Door de verbreding en verhoging van de rivierdijken moeten huizen worden gesloopt, de bewoners moeten gedwongen verhuizen. In het geval van de gouden rijst gaat het om de gezondheid van mensen, onder meer om blindheid en huidaandoeningen door vitaminegebrek. En het gaat

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

om hun cultuur, om datgene waaraan ze gewend zijn: misschien zullen de boeren niet zonder meer overstappen op het telen van een nieuwe rijstsoort van een (voor hen) onbekende firma. In het geval van het ruimtegebrek in Nederland treedt de mens in feite in een iets andere rol naar voren, namelijk als de consument, die meer of minder tevreden zal zijn met de toekomstige ontwikkelingen, en die zich vrijuit wil kunnen ontplooien. In alle gevallen (rivieren, rijst en ruimte) gaat het om het welzijn en de cultuur van mensen. En er is een derde overeenkomst. Dat is het economisch belang dat ermee gemoeid is en de welvaart van de mensen: de financiën dus. Een van de redenen voor de kanalisering van de rivieren was het vergemakkelijken van de scheepvaart. Door de evacuaties moesten bedrijven worden stilgelegd, wat een flinke financiële strop betekende. En de verbetering van de dijken en de aanleg van nieuwe watergebieden kost vele miljarden. Een van de redenen waarom de invoering van gouden rijst zo ingewikkeld is, is dat er belangen van zoveel internationale bedrijven op het spel staan, waardoor er misschien een prijs voor het zaaigoed betaald zal moeten worden die voor de boeren in de armere delen van de wereld eenvoudig niet te betalen zal zijn. En waar het gaat om ruimtegebrek in Nederland, zijn de economische belangen van boerenbedrijven en van de recreatiesector in het geding, evenals werkgelegenheid en economische schade door files. Daarmee komen drie aspecten naar voren die in de casussen een rol spelen: mensen, milieu, en economie. In boeken en artikelen over duurzame ontwikkeling worden die vaak beschouwd als de drie voornaamste aandachtsgebieden van duurzame ontwikkeling. Ze worden doorgaans aangeduid met Engelse termen, die alle drie met een letter ‘P’ beginnen: people, planet en profit (zie figuur .): ‘mensen’, ‘planeet’ en ‘winstgevendheid’. Tijdens een grote VN-conferentie over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in  (zie hoofdstuk ) is voorgesteld om de term ‘profit’ te vervangen door het ruimere begrip ‘prosperity’, dat niet alleen gaat over de winstgevendheid van bedrijven, maar ook over de economische en financiële belangen van individuele mensen en van landen.

De drie voornaamste aspecten van duurzame ontwikkeling

FIGUUR 1.6

People

Planet

Profit/Prosperity

33

1

People Planet Profit Prosperity

34

DEEL 1

Triple P Triple bottom line

1

TABEL 1.3

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

Samen worden de drie woorden aangeduid als de ‘drievoudige P’, in het Engels: de ‘Triple P’. Bedrijven gebruiken vaak de term ‘triple bottom line’, die naar dezelfde drie P’s verwijst. In tabel . worden de casussen nog eens op een rijtje gezet, waarbij een aantal aspecten wordt getoond, ingedeeld naar de drie P’s. De tabel is ongetwijfeld niet volledig, omdat de casussen erg ingewikkeld zijn.

Enkele people – planet – prosperity-aspecten van de casussen

Casus 1.1 en 1.2 GM-gewas

Casus 1.3 Ruimtegebrek in Nederland

People (mensen)

r Gezondheid van mensen (blindheid,

r r r r

Planet (milieu)

r Voordeel: minder pesticiden r Risico: ongewenste verspreiding van genen r Onverwachte bijeffecten van genetische

huidklachten, immuunsysteem) r Onzekerheid over gevolgen voor gezondheid van GM-voedsel r Willen boeren wel overstappen op gouden rijst, GM-mais of BT-katoen?

Consumentenwensen beconcurreren elkaar Risico: woningnood Emigratie is een probleem door de vergrijzing Overlast en risico’s bij multifunctioneel ruimtegebruik

r Grote milieuschade aan de Noordzee bij nieuwe polders

r Risico: minder plaats voor de natuur

modificatie, bijvoorbeeld giftig voor insecten Prosperity (welvaart)

§ 1.7

Verwijderingsbijdrage

r Investeringen en patenten van nogal wat bedrijven r Kunnen boeren het zaaigoed betalen? r Blijvende afhankelijkheid van boeren van multinationale bedrijven

r Schade aan boerenbedrijven, recreatiebedrijven enzovoort

r Multifunctioneel ruimtegebruik vraagt grote investeringen

r Economische schade door files

Top-down en bottom-up Tot nu toe zijn twee manieren besproken om duurzame ontwikkeling in te delen. De eerste is die van de twee dimensies: plaats en tijd. De tweede indeling is die van de Triple P. Er is nog een derde manier om duurzame ontwikkeling in te delen, zoals de volgende twee casussen laten zien. Casus . gaat over afval, of om preciezer te zijn: om de vraag hoe voorkómen kan worden dat een flinke berg nuttige materialen zomaar weggegooid wordt. In de casus wordt de term verwijderingsbijdrage geïntroduceerd. Ook worden de termen witgoed, bruingoed en grijsgoed gebruikt. Met witgoed wordt bedoeld: huishoudelijke apparatuur, zoals afwasmachine, wasmachine, koffiezetapparaat, magnetron, mixer en koelkast. De term bruingoed wordt gebruikt voor apparatuur voor de ‘woonkamer’, zoals tv, videorecorder en cd-speler. Grijsgoed is apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT), zoals computer, printer, rekenmachine, spelcomputer, telefoon en fax.

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

35

CASUS 1.4

Verwijderingsbijdrage Wie in Nederland niet al te lang geleden een tv of een koffiezetapparaat heeft gekocht, heeft waarschijnlijk bij de kassa gemerkt dat er een klein bedrag extra betaald moest worden, bovenop de prijs van de aankoop. Dat extraatje is de verwijderingsbijdrage, en die is wettelijk verplicht. In 1998 werd het ‘Besluit beheer wit- en bruingoed’ van kracht. Dat betekende, dat de fabrikanten van allerlei elektrische apparaten (wit- en bruingoed) wettelijk verplicht werden om hun producten terug te nemen nadat die door de gebruikers worden afgedankt. Ze moeten daarbij zorg dragen voor een milieuverantwoorde manier van verwerken. De gedachte daarachter is natuurlijk, dat de fabrikanten op die manier verantwoordelijk zijn en blijven voor de apparaten die ze het land in sturen. De samenleving wordt zo niet opgezadeld met een enorme berg afval: de fabrikant krijgt alles terug. En omdat die apparaten bestaan uit waardevolle materialen, of misschien zelfs nog bruikbare onderdelen bevatten, wordt de fabrikant er op deze manier toe aangezet om met die

onderdelen of materialen iets nuttigs te doen, zodat via recycling of hergebruik een gesloten kringloop ontstaat. Door zulke kringlopen verkleinen niet allen de afvalbergen, maar zijn tegelijk minder nieuwe grondstoffen nodig. De klanten moeten dit kringloopsysteem deels betalen. Voor een aantal soorten apparaten moet bij de aankoop een bedrag (tussen €1 en €17) worden bijbetaald, dat bedoeld is om de latere verwijdering ervan te bekostigen. In 2004 werd de regeling van 1998 vervangen door een uitgebreidere, waardoor de terugnameplicht voor de fabrikant nu geldt voor zo ongeveer elk artikel waar ‘batterijen in kunnen of een stekker aanzit’. Dat is veel, want: in 2003 ging het om zo’n 8 miljoen apparaten, die samen 134 miljoen kilogram wogen. Voor grijsgoed geldt geen verwijderingsbijdrage, omdat daar de kosten voor de verwijdering al verwerkt zijn in de prijs van de apparatuur zelf.

VRAGEN

r De fabrikant krijgt dus zijn producten weer terug en kan de onderdelen en grondstoffen opnieuw gebruiken. Als hij het slim aanpakt, levert hem dat dus op den duur extra winst op. Vind je het terecht dat de klant daarvoor extra moet betalen? r Onder welke voorwaarden zou jij een elektrisch apparaat willen kopen of gebruiken waarin hergebruikte onderdelen zitten?

In  en  werd de verwijderingsbijdrage voor respectievelijk kleine elektrische apparaten en witgoed stopgezet. De financiële fondsen voor de terugsluizing van wit- en bruingoed waren meer dan gevuld, en de terugvoer van deze apparaten naar hun bron had een enorme push voorwaarts gekregen. In de praktijk betalen consumenten nog steeds een bedrag voor de recycling, want dat is inmiddels verwerkt in de verkoopprijs. Er is een subtiel verschil tussen recycling en hergebruik. Recycling is het terugwinnen van materialen uit afgedankte producten om die te gebruiken als grondstof voor nieuwe producten. Hergebruik is het terugwinnen van complete onderdelen uit afgedankte producten om die (na reiniging, controle en eventueel reparatie) opnieuw te gebruiken. Casus . gaat, net als casus ., over hergebruik, maar op een heel andere manier.

Recycling Hergebruik

1

36

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

CASUS 1.5

Marktplaats.nl 1

Aangeboden: Tweepersoonsbank met beige bekleding. Hardhouten deur met geel glas. Super mooie kinky high heels, zwart met een echt gave hoge hak eronder (zie foto), nooit gedragen want ze passen me niet. 66 voetbalplaatjes. Snuffie en Flappie, wij zijn 1 jaar oud.

Gevraagd: Speelhuisje voor in de tuin. Yamaha keyboard. De reuzenkrokodil van Roald Dahl in luxe gebonden uitvoering. Skates maat 34. Achterwiel voor Union Patriot of iemand die erg handig is en die het wiel opnieuw kan spaken.

Aangeboden: super mooie kinky high heels

Wel eens iets gekocht of verkocht via Marktplaats, eBay of een van de andere websites voor tweedehandsgoederen? Dat is niet alleen handig en goedkoop, maar nog leuk ook. Dat vinden heel veel mensen, want Marktplaats.nl wordt gemiddeld door zeshonderdduizend bezoekers per dag bezocht. Deze vorm van hergebruik is goed voor de portemonnee van de kopers, want allerlei dingen zijn veel goedkoper dan nieuw in de winkel. Het is goed voor de verkoper, want die krijgt iets voor zijn afgedankte spullen, in plaats van te moeten betalen om het naar de storthoop te mogen brengen. Het is goed voor het milieu, want het spaart grondstoffen en energie voor de fabricage van overbodige nieuwe spullen, en het verkleint de afvalberg ook nog. Het brengt mensen op onverwachte manieren met elkaar in contact. Het is ook commercieel een successtory. Marktplaats is in  opgericht door een paar ‘gewone’ mensen, eigenaars van een kringloopwinkel. Zij verkochten hun website in  aan hun internationale collega-bedrijf eBay voor  miljoen euro. Marktplaats is goed voor alle drie de P’s. Het voorbeeld van Marktplaats.nl laat zien dat duurzame ontwikkeling niet altijd over problemen hoeft te gaan. Het kan ook domweg leuk en spannend zijn. Het voorbeeld laat nog iets zien. Eerder in dit hoofdstuk ging het over onderzoeken en maatregelen van de regering (dijkverhoging, ruimtegebrek in Nederland, verwijderingsbijdrage). Of over voedselvraagstukken in verre landen waar multinationale bedrijven zich mee bezighouden (gouden rijst). Al deze acties worden opgezet door grote en machtige landen en bedrijven.

© Noordhoff Uitgevers bv

KENNISMAKING MET DUURZAME ONTWIKKELING

Dat is top-down: de besluiten vinden op hoog niveau plaats en hebben gevolgen voor veel mensen. Maar in casus . gaat het over handelingen van gewone, individuele mensen, zoals het verhandelen van  flippo’s of een deur. Daarvoor zijn geen miljardenbedrijven of regeringen nodig, dat is iets dat van mens tot mens gaat, bottom-up. Duurzame ontwikkeling wordt in de regel top-down aangepakt, steeds als het gaat over reusachtige onderwerpen, tot wereldniveau aan toe: de toekomst van de mensheid, de natuur, de planeet. Maar als het gaat over afzonderlijke mensen of over kleine groepen, in een lokale omgeving, is een bottom-up-aanpak vaak zeker zo effectief. Casus . is nog zo’n voorbeeld, dat laat zien dat een bottom-up-aanpak die navolging krijgt, kan leiden tot grote gevolgen.

37

Top-down

Bottom-up

CASUS 1.6

Het buurtvadersproject Het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart/ Overtoomse Veld stond slecht bekend. De buurt was smerig. Hangjongeren veroorzaakten ’s avonds veel overlast. Er waren, zo werd verteld, ‘no-go areas’ waar je maar beter niet op straat kon lopen. Er waren gevechten tussen Marokkaanse jongeren en de politie. De bewoners trokken zich dit aan. Een aantal Marokkaanse vaders, aangesloten bij de buurtstichting Al Mawadda, besloten in de wijk te gaan surveilleren. Niet als een soort politieagenten, maar als vertrouwenspersoon voor iedereen, ook de jongeren. Zo ontstond het buurtvadersproject. Aanvankelijk vonden de jongeren het maar niets. Maar geleidelijk wisten de vaders hun vertrouwen te winnen. Sindsdien is de leefbaarheid enorm toegenomen. Problemen worden aangepakt door vriendschap-

pelijke gesprekken. De veiligheid is verbeterd. Beschadigingen worden direct bij de gemeente gemeld, die ze onmiddellijk herstelt. Ook zwerfvuil wordt direct aangepakt. Door de toegenomen sociale controle is het aantal meldingen van overlast en criminaliteit sterk gedaald. Het project is zo succesvol, dat het in diverse andere steden navolging kreeg. De buurtvaders ontvingen de nationale Hein Roethofprijs, een prijs voor Samenleving en Criminaliteitspreventie. Later won het project zelfs ook de Europese prijs voor Misdaadpreventie. Als je nu de zoekterm ‘buurtvaders’ intypt in Google, krijg je treffers in Lelystad, Brussel, Kaapstad (Zuid-Afrika), Scheveningen, Mechelen, Den Haag, Veenendaal, Utrecht en nog meer.

De regering worstelt met het probleem van de achteruitgang van oude wijken in de grote steden. En met de integratie van allochtonen. Top-down blijkt het bijzonder moeilijk te zijn om vooruitgang te boeken. Het buurtvadersproject laat zien dat er bottom-up, op basis van initiatieven van gewone mensen, prima resultaten behaald kunnen worden. De twee soorten benaderingen zijn beide belangrijk en ze vullen elkaar aan. Dat is bijvoorbeeld te zien wanneer plaatselijke initiatieven van burgers gesteund worden door een overheid of een bedrijf. In de loop van dit boek volgen meer van zulke voorbeelden. Ze zijn hoopgevend, want ze laten zien dat je als individu een positieve bijdrage kunt leveren aan de duurzame ontwikkeling van onze wereld.

1

38

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

Samenvatting 0 1

▶ Duurzame ontwikkeling richt zich op de verbetering van de leefomstandigheden van mensen overal in de wereld, en op de versterking van de natuurlijke leefomgeving, zodat er een samenleving ontstaat die langdurig kan worden volgehouden. Dat vereist een aantal paradigmaverschuivingen, zoals die van beheersing naar adaptatie. Alleen met zulke nieuwe manieren om naar de werkelijkheid te kijken, is het mogelijk om de diep in de menselijke systemen ingebakken weeffouten te corrigeren. ▶ Om het brede gebied van duurzame ontwikkeling te begrijpen zijn er verschillende indelingen gemaakt, waaronder: r de Triple P r de twee dimensies ‘plaats’ en ‘tijd’ r top-down versus bottom-up ▶ Een uitgebreidere samenvatting is beschikbaar op www.basisboekduurzameontwikkeling.noordhoff.nl. Deze website biedt nog meer hulpmiddelen voor de verwerking van dit en de andere hoofdstukken, waaronder: r een overzicht van de leerdoelen per hoofdstuk r een verzameling nuttige weblinks r een reeks oefeningen en opdrachten (en voor de docenten de uitwerkingen daarvan) r aanvullend oefenmateriaal, waaronder computerprogramma’s en spreadsheets r PowerPoints waarin van elk hoofdstuk de afbeeldingen zijn opgenomen

39

1

40

© Noordhoff Uitgevers bv

2 Weeffouten: mens en natuur

. . . . . .

Eenrichtingsverkeer: geen kringlopen Positieve terugkoppeling: zonder rem omhoog of omlaag Roofbouw: een reusachtige voetafdruk Schoon water: alles voor de mens, en dan nog niet genoeg Landbouw en veeteelt: efficiency te hoog en toch nog te laag Gevolgen voor de natuur

Veevoer Iedereen eet. Sommigen eten alleen plantaardig voedsel, maar de meeste mensen eten vlees. Zo ook in Nederland, waar vooral vlees gegeten wordt van koeien, varkens en kippen. Deze dieren vormen, samen met de mensen die deze dieren eten, een stukje van een voedselketen. Die keten begint bij het plantaardige voedsel dat de dieren consumeren. Vroeger werd dat veevoer gewoon in Nederland geteeld, vaak in een gemengd bedrijf door dezelfde boer die ook het vee hield. Maar dat is niet meer helemaal zo. Tegenwoordig komt bijna de helft van het Nederlandse veevoer per schip uit het buitenland.

41

2

42

2

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

Dat buitenlandse veevoer bestaat onder meer uit mais, tapioca, soja en kopra (kokosmeel), samen een invoer van rond 12 miljoen ton per jaar. Het wordt ingevoerd vanuit meer dan 60 landen, waarvan de Verenigde Staten, Brazilië, Argentinië en Thailand de voornaamste zijn. Een nadeel daarvan is dat er sprake is van eenrichtingsverkeer van deze landen naar Nederland. Waardevolle voedingsstoffen in de bodem van de toeleverende landen worden gebruikt voor het verbouwen van veevoer, dat verscheept wordt naar Nederland. Daar worden die stoffen opgenomen door het vee, en daarna door de mensen. Een groot deel van de voedingsstoffen komt ten slotte via de mest terecht op het boerenland. In Nederland! En niet in de oorspronkelijke landen. Deze gang van zaken is slecht voor beide uiteinden van de keten. In Nederland hopen de voedingsstoffen zich op, en door deze ‘overbemesting’ komt er steeds meer nitraat in het grondwater en het oppervlaktewater. Gevolgen: een groene ‘soep’ van algen in meren en rivieren, verzuring van natuurgebieden, afname van de biodiversiteit (de soortenrijkdom), met name onder vlinders en paddenstoelen, die niet goed groeien in een zuur milieu. En het drinkwater in Oost-Nederland bevat regelmatig te veel nitraat en moet dan gezuiverd of verdund worden. In de veevoerleverende landen zijn de gevolgen erger. Daar treedt juist een verlies op van waardevolle voedingsstoffen. De bodemvruchtbaarheid neemt er af en er treedt erosie op, waardoor de bodem onherstelbaar wordt aangetast. Daar waar irrigatie voor de teelt noodzakelijk is, kost dat waardevol zoet water. En er is veel oppervlakte voor nodig, waarvoor tropische regenwouden worden gekapt, met name in Thailand en Brazilië. De teelt van veevoer neemt landbouwgrond in beslag die gebruikt had kunnen worden voor de ontwikkeling van landbouw voor de eigen bevolking, een probleem dat vooral in India speelt.

FIGUUR 2.1

Alle onduurzaamheidsproblemen zijn met elkaar verbonden Schuldenlast

Slechte gezondheidszorg Gebrek aan schoon water Kindersterfte AIDS, malaria

Armoede Groei wereldbevolking Roofbouw Aantasting ozonlaag

Gebrek aan scholing Fijn stof Dictatuur

Broeikaseffect

Discriminatie Methaanuitstoot Slavernij

Zure regen Overbemesting Verwoestijning Uitstervende soorten

Oorlog Vluchtelingen Terrorisme Vreemdelingenhaat Sociale uitsluiting

Afname biodiversiteit Uitputting bodem

Kloof tussen rijk en arm Eenrichtingsverkeer

Overconsumptie Afwenteling

Welvaart zonder welzijn

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

43

Veel van de problemen die duurzame ontwikkeling nodig maken zijn het gevolg van fundamentele fouten in de manier waarop de mensheid haar wereld heeft ingericht. De diverse onduurzaamheidsproblemen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in het weefsel van het wereldwijd menselijk systeem: zie figuur .. Dit hoofdstuk gaat over een serie van dit soort ‘weeffouten in het systeem’. Zo is er het feit dat waardevolle grondstoffen, zoals de vruchtbare bodem van de openingscasus, verbruikt worden, maar niet meer worden aangevuld: dat gaat over het ontbreken van een gesloten kringloop. Een andere weeffout is de voortdurende roofbouw op de natuur. Verder zijn er weeffouten die te maken hebben met de economische structuur, met de groei van de wereldbevolking en met de verdeling van welvaart, en zo zijn er nog meer.

2

Weeffouten zijn ernstige fouten die diepgaand en fundamenteel zijn ingebakken in de complexe systemen (‘weefsels’) die mensen hebben opgebouwd. Ze zijn meestal ‘vanzelf’ en geleidelijk ontstaan terwijl de systemen groeiden, vaak in de loop van honderden jaren. Het gaat om systemen zoals het wereldwijde economische stelsel, de totale infrastructuur van een land of zelfs een continent (met zijn wegen, energievoorzieningen, leidingen), het wereldwijde systeem van landbouw, voeding en afval, en het wereldwijde ICTnetwerk (internet, telefonie, computers, gsm’s). Weeffouten zijn zozeer door al die systemen heen gevlochten dat ze uiterst moeilijk te verbeteren zijn. Deze weeffouten vormen de hoofdoorzaken van de grote problemen in de wereld. Gelukkig staat er tegenover de weeffouten een flinke reeks van ‘krachtbronnen’ die aangewend kunnen worden om te werken aan het verbeteren van de weeffouten. Over die krachtbronnen gaat het in hoofdstuk . Nu eerst, in dit en het volgende hoofdstuk, een aantal weeffouten.

§ 2.1

Eenrichtingsverkeer: geen kringlopen Het Nederlandse veevoer komt voor een flink deel uit het buitenland, en dat vormt een moeilijk probleem. Vroeger speelde dat probleem niet. Het vee at gewoon planten van eigen bodem, die groeiden dankzij de mest van datzelfde vee: er was dus sprake van een kringloop. En daar zit de kern van het probleem: in het huidige systeem is (deels) sprake van eenrichtingsverkeer. De kringloop is niet gesloten (zie figuur .). De oplossing lijkt dus eenvoudig: stuur een deel van de mest, het overschot, terug naar de landen waar het veevoer vandaan komt, en je sluit de kringloop. Met zo’n aanpak is wel eens geëxperimenteerd. Daarbij werd, om gewicht en volume uit te sparen, de mest verwerkt tot droge korrels die per schip werden weggezonden. Maar dat bleek economisch niet haalbaar: te duur. Je zou dus zeggen: waarom gaat men dan door op die manier, terwijl het toch logisch lijkt dat het zo niet tot in het oneindige kan doorgaan? Maar het is niet zo gemakkelijk om het eenrichtingsverkeer te doorbreken. Dat komt onder meer doordat er erg veel belanghebbende partijen zijn. Veronderstel dat de Nederlandse boeren samen zouden besluiten om te stoppen met het gebruik van buitenlands veevoer. Dat zou ze in ernstige moeilijkheden brengen, want de overstap op alleen maar voer van Nederlandse bodem zou de kosten flink verhogen, en de agrarische bedrijfstak in

Kringloop Eenrichtingsverkeer

44

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

FIGUUR 2.2

© Noordhoff Uitgevers bv

De kringloop is niet gesloten

2

Nederland heeft het toch al niet gemakkelijk. Tal van boerenbedrijven zouden failliet gaan. Sterker, het is zelfs onmogelijk, om een andere reden. Want bij het huidige aantal koeien, varkens en pluimvee heeft Nederland domweg veel te weinig vierkante kilometers oppervlakte om al het benodigde veevoer te verbouwen. En dat wordt in de toekomst echt niet beter, zoals blijkt uit casus . van hoofdstuk : ruimtegebrek. Wie zou het op eenrichtingsverkeer gebaseerde systeem dan moeten veranderen? De importeurs ervan misschien? De invoer is hun broodwinning, of op zijn minst een deel ervan. De buitenlandse boeren die het veevoer telen? Voor veel boeren in ontwikkelingslanden is dit de enige manier om genoeg geld te verdienen om te leven. De Nederlandse overheid misschien? Die kan in haar eentje niet zoveel. Want het gaat niet alleen om Nederland, maar ook om nogal wat andere westerse landen die eveneens een flink deel van hun veevoer importeren. Als Nederland als enige zou proberen om het systeem te doorbreken, zou het effect zijn dat de boeren en de zuivelindustrie in Nederland kapot zouden gaan door de buitenlandse concurrentie. Het systeem zou intussen gewoon doorgaan. Natuurlijk kan men proberen om met meer landen tegelijk het systeem te veranderen. Maar stel eens dat voldoende landen op één lijn zou staan. Wat zouden de overheden dan moeten doen: de invoer verbieden? Of hoge invoertarieven heffen? In dat geval zouden duizenden boeren in Nederland en in ontwikkelingslanden failliet gaan. En dan is er nog de consument. De gewone man of vrouw in Nederland (en in andere landen), die vlees koopt, of melkproducten. Wat kan die doen? In z’n eentje heel weinig, natuurlijk. Je kunt vegetariër worden. Maar de meeste vegetariërs eten weliswaar geen vlees, maar gebruiken wel zuivelproducten zoals melk, eieren en kaas. Dus dan zou je al veganist moeten worden, en werkelijk alles weigeren wat van dierlijke oorsprong is. Maar er zou pas een merkbaar effect ontstaan wanneer een behoorlijk deel van de mensen veganist zou worden, en dat is op korte termijn niet zo waarschijnlijk.

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

45

VRAGEN

r (Als je geen veganist bent:) Vind jij dat je je bezwaard zou moeten voelen dat je, elke keer als je vlees eet of melk drinkt, een klein beetje bijdraagt aan de aantasting van het tropisch regenwoud in Azië of Zuid-Amerika? r Wie is er schuldig aan dat het eenrichtingsverkeer van veevoer in stand blijft: de multinationale bedrijven die het veevoer importeren? De boeren die het gebruiken? De mensen die vlees of kaas eten? Jij? Kortom, wie valt er iets te verwijten?

2

Het is ontzettend moeilijk om het systeem rond de invoer van veevoer te veranderen. Dat komt omdat het diep verankerd is in een veel groter systeem, dat bestaat uit de voedselvoorziening in Nederland en in andere landen, plus de landbouw in grote delen van de wereld. Er zit een fundamentele fout in dat systeem. Je zou het een weeffout kunnen noemen, een fout in het weefsel waaruit het systeem is opgebouwd. Er zijn meer diep verankerde weeffouten. De oplossing vraagt om een drastische verandering (transitie). Eenrichtingsverkeer: een weeffout in het systeem De weeffout van het veevoer is op een eenvoudige manier in een plaatje weer te geven, zoals in figuur ..

Eenrichtingsverkeer, of: een kringloop die niet gesloten is

FIGUUR 2.3

Resource

Gebruik

Lozing

Leidt tot

Leidt tot

tekort

teveel

Daarin staat de term resource. Dat is een Engelse term waarvoor geen goed Nederlands woord bestaat, en die in Nederland gewoon onvertaald gebruikt wordt. De Nederlandse term ‘natuurlijke hulpbron’ komt er het dichtste bij. Alles wat je uit de natuur of uit de grond of de lucht kunt halen is een resource. Dus ertsen zijn resources, en aardolie en aardgas, en ook schoon water, planten, voedingsstoffen uit de bodem, wind (als energiebron) en zonnestraling. In ruimere zin is ook het landschap een resource: een bron van schoonheid en rust. Figuur . laat de weeffout zien: als er eenrichtingsverkeer is van een resource naar een lozingsplaats, is het logisch dat er na korte of lange tijd op de ene plaats een tekort zal ontstaan en op de andere plaats een teveel. De weeffout is in principe gemakkelijk te verbeteren door de kringloop te sluiten, zoals in figuur .: je brengt de resources na gebruik terug naar de bron. In principe is dat gemakkelijk, maar in de praktijk meestal niet, omdat het systeem vaak erg ingewikkeld is en er veel verschillende belanghebbenden zijn.

Resource

46

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

FIGUUR 2.4

Gesloten kringloop

Gebruik

Resource

Terugvoer

2

Deze weeffout, eenrichtingsverkeer, komt nog veel meer voor. Het broeikaseffect wordt er bijvoorbeeld door veroorzaakt. Figuur . toont in (a) het veevoer, en in (b) het eenrichtingsverkeer dat tot het broeikaseffect leidt. De resource bestaat in dat geval uit aardolie en aardgas (en nog wel meer, zoals steenkool en bruinkool). Fossiele brandstoffen dus, die al honderden miljoenen jaren in de grond zitten, en die er nu in hoog tempo uitgehaald en verbrand worden. De ‘lozing’ is in dit geval de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer, waarvan het voornaamste gas kooldioxide is, CO dus. Ook het eenrichtingsverkeer van de broeikasgassen is als weeffout hecht verankerd in het systeem, want zo ongeveer de hele wereldeconomie is op aardolie en aardgas gebaseerd. De oplossing van deze fout kan niet gevonden worden door de kringloop van de fossiele brandstoffen te sluiten. Het is gedeeltelijk mogelijk om de CO op te vangen en weer terug in de bodem te

FIGUUR 2.5

Drie voorbeelden van eenrichtingsverkeer

Bodem

Veevoer

Leidt tot

Mest Leidt tot

Verschraling

Verzuring (a)

Olie, gas

Energie

Leidt tot

Leidt tot

Uitputting

Erts

(b)

Klimaatverandering

Apparaten

Storthoop

Leidt tot Uitputting

CO2

Leidt tot

(c)

Vervuiling

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

47

pompen, maar het grootste deel ontsnapt naar de atmosfeer. Daarom moet de oplossing in dit geval (op zijn minst gedeeltelijk) gezocht worden in andere energiebronnen, die wel deel kunnen uitmaken van een kringloop: energie uit wind, water en zon. De klimaatverandering ten gevolge van het broeikaseffect veroorzaakt door de CO-uitstoot vormt een wereldwijd probleem dat wellicht de ernstigste bedreiging van onze toekomst vormt van alle vormen van onduurzaamheid. Daarom wordt er aan dat onderwerp een apart hoofdstuk in dit boek gewijd (hoofdstuk ). 2

En dan is er de winning van ertsen, zoals ijzer, aluminium en andere metalen (‘c’ in figuur .). Ook hier is sprake van een resource die uitgeput zal raken, want elke kilogram die je uit de bodem haalt wordt nooit meer aangevuld. De verwijderingsbijdrage, die in het vorige hoofdstuk in casus . werd besproken, was een poging om te helpen deze kringloop te sluiten door onderdelen of materialen te hergebruiken of recyclen. Bij iedere niet-gesloten kringloop is het altijd de vraag welk probleem erger is: het tekort aan de resourcekant, of het teveel aan de dumpkant. In het geval van het veevoer ligt het ergste probleem waarschijnlijk aan de resourcezijde, want de schade in met name de ontwikkelingslanden is enorm. In het geval van de fossiele brandstoffen is het juist de dump-kant die het hevigst is. Want de uitstoot van broeikasgassen mag echt niet nog eens tientallen jaren onverminderd doorgaan, terwijl er vermoedelijk nog voor een veel langere tijd voldoende aardgas en aardolie gewonnen zou kunnen worden tegen aanvaardbare winningskosten. Elk van de getoonde voorbeelden van eenrichtingsverkeer is een manier om de negatieve gevolgen van onze economische welvaart af te wentelen op anderen. Als het gaat om het veevoer, hebben wij in Nederland het probleem dat we te weinig oppervlakte bezitten om het nodige veevoer te verbouwen. In plaats van dit probleem zelf op te lossen, wentelen we het af op mensen in andere landen. In het geval van de CO die we in de atmosfeer lozen, wentelen we de schade door ons energieverbruik af op de natuur en op toekomstige generaties. Voor de storthoop geldt hetzelfde. Hoofdstuk  gaat nader in op dit afwentelingsmechanisme. Weeffouten en transities Eenrichtingsverkeer is niet de enige weeffout in het systeem van de menselijke beschaving, al is het wel een van de ernstigste. In dit hoofdstuk en in hoofdstuk  worden er meer beschreven. Het zou kunnen dat deze opsomming de lezer somber of zelfs angstig maakt. Misschien ontstaat de indruk dat er zóveel fouten in het wereldsysteem verankerd zitten dat het gewoon onmogelijk is om dat allemaal te verbeteren, dus om de wereld werkelijk duurzaam te ontwikkelen. Het is daarom goed om te weten dat hoofdstuk  zal gaan over een hele reeks van ‘krachtbronnen’, hulpmiddelen voor verbeteringen. Dus pas aan het eind van dat hoofdstuk is het mogelijk om een reëel beeld krijgen van zowel de zwakten in het systeem als de krachten daarin, waardoor een evenwichtige afweging mogelijk is. Daaruit zal blijken dat er alle reden is om niet bij de pakken neer te gaan zitten, maar er juist flink de schouders onder te zetten. Het zijn de diep verankerde weeffouten die maken dat duurzame ontwikkeling nodig is. Als het allemaal eenvoudige foutjes waren die gemakkelijk, liefst los van elkaar, rechtgezet konden worden, dan zou niemand ooit praten over duurzame ontwikkeling. Maar juist omdat het gaat over zo diepgrijpende kwesties, is duurzame ontwikkeling een proces dat heel langzaam, stapje voor stapje, verloopt. Het kost decennia, op zijn minst.

48

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

2

Eenrichtingsverkeer: olie kwam uit de grond, CO2 verdwijnt in de lucht

We zullen de wereld in de komende jaren drastisch zien veranderen: meer dan velen zich kunnen voorstellen. De term voor zo’n drastische verandering, ‘transitie’, werd in hoofdstuk  al genoemd. De overschakeling op duurzame landbouw kan alleen gebeuren door zo’n transitie, omdat het landbouw- en voedselsysteem echte, diep verankerde weeffouten bevat. Hetzelfde geldt voor het mondiale energiesysteem, dat nu nog grotendeels gebaseerd is op fossiele brandstof: ook een weeffout, en dus eveneens alleen maar op te lossen door een transitie. VRAGEN

r Een voorbeeld van een transitie in de afgelopen jaren is de invoering van moderne elektronica zoals computers, mobieltjes en internet. Kun jij je voorstellen hoe je leven er zonder die transitie zou hebben uitgezien? r Transities volgen elkaar steeds sneller op, en verlopen ook steeds sneller. Probeer je voor te stellen hoe je leven eruitziet over 25 jaar.

§ 2.2

Positieve terugkoppeling: zonder rem omhoog of omlaag Alles wat leeft, heeft de neiging om te groeien. Als er geen rem op die groei is, kan die neiging tot gevolg hebben dat de groei doorzet tot voorbij veilige grenzen. Als dat gebeurt, kunnen er rampen optreden: verstoringen van het natuurlijk evenwicht, woekeringen, plagen, instortingen van het ecosysteem, uitstervende soorten. Dat geldt in principe voor iedere dier- of plantensoort, en het geldt ook voor de mens. Deze paragraaf laat zien dat de relatie tussen de mens en de natuur niet een tegenstelling is – alsof de mens niet een deel van de natuur zou zijn – maar dat de natuur nog steeds in de mens zit. De menselijke natuur is net zozeer uit op groei als iedere andere levende soort. En dat leidt zo nu en dan tot catastrofes. Het achterliggende mechanisme is positieve terugkoppeling. Casus . beschrijft een weeffout in het economische systeem.

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

49

CASUS 2.1

Zwarte maandag Het begon in Hong Kong, op maandag 19 oktober 1987. De aandelen die verhandeld werden op de beurs daalden krachtig. Binnen enkele uren werd de daling overgenomen door Europa, en zes uur daarna door Amerika. Paniek sloeg toe. Omdat de koersen daalden, dachten alle handelaren dat ze zo snel mogelijk hun aandelen kwijt moesten, en ze boden ze massaal ter verkoop aan, waardoor de prijzen nog sneller daalden. Daardoor werd de paniek

heviger, nóg meer aandelen werden aangeboden, de prijzen zakten verder … enzovoort. Binnen een dag daalden de koersen met bijna 23%. Een waarde van 500 miljard dollar verdampte eenvoudig. Het was een krach, een beurskrach, zo hevig als in jaren niet was voorgekomen. De dag staat sindsdien bekend als zwarte maandag.

Een krach, een massale daling van de aandelenkoersen, is een dramatische gebeurtenis. Banken, bedrijven en individuele beleggers gaan ineens failliet. Werknemers worden ontslagen. De krach van  was niet de eerste, en ook niet de laatste. In  was er weer een, al was die minder hevig. Nog geen tien jaar later was het alweer raak, toen een crisis op de Amerikaanse huizenmarkt de economische wereld in de ernstigste crisis sinds tachtig jaar onderdompelde. De beroemdste en zwaarste krach was die van , die de Grote Depressie inleidde, en die zo hevig was dat een aantal verliezers zelfmoord pleegden. De oudste krach uit de geschiedenis vond plaats in Nederland in . In die tijd was de Amsterdamse beurs toonaangevend in de wereld, zoals die van New York dat nu is, en er was één handelsartikel dat volstrekt de boventoon voerde: de tulp. Voor één tulpenbol werd een waarde betaald die in modern geld overeenkomt met . euro. Totdat op een kwade dag de handel ineenstortte, op dezelfde manier als later in : paniek deed de prijzen kelderen, en de kelderende prijzen deed de paniek toenemen. In zes weken daalde de prijs van een tulpenbol naar minder dan  euro. Nog tientallen jaren was de hele Nederlandse economie ernstig geschaad. Zo’n beurskrach is het gevolg van de manier waarop het beurssysteem in elkaar zit. Een aandeel is een eigendomsbewijs van een stukje van een bedrijf. De aandeelhouders zijn samen de eigenaren van de bedrijven. Eigenlijk zou de waarde van een aandeel dus volledig bepaald moeten zijn door de waarde van het bedrijf, en de beurskoersen zouden netjes mee moeten bewegen met de veranderende bedrijfswaarde, gebaseerd op winsten en verliezen. Maar de werkelijkheid is nét iets anders: de waarde van de aandelen is vooral gebaseerd op verwachtingen van winst of verlies, en dus in feite op vertrouwen in de economie. Als nu op een kwade dag dat vertrouwen bij de handelaren wegvalt, proberen ze om hun aandelen kwijt te raken. Wanneer die massaal ter verkoop worden aangeboden, dalen de koersen, dus de prijzen van de aandelen, waardoor het vertrouwen verder daalt, en zo ontstaat een vicieuze cirkel richting omlaag. Wat je ziet is, dat gebeurtenis A (verlies van vertrouwen) gebeurtenis B (daling van koersen) oproept en versterkt, waarna gebeurtenis B juist

Krach

2

50

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

2

Een ongeruste menigte verzamelt zich buiten de New York Stock Exchange tijdens de beurskrach van 1929

gebeurtenis A weer versterkt (figuur .). Daardoor loopt de situatie snel uit de hand.

Verlies van vertrouwen op de beurzen veroorzaakt positieve terugkoppeling

FIGUUR 2.6

Verlies van vertrouwen+

Positieve terugkoppeling

(+)

Dalende + koersen

Het beurssysteem heeft, zoals dat wordt genoemd: positieve terugkoppeling.

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

Positieve en negatieve terugkoppeling ‘Terugkoppeling’ lijkt op fietsen over een weg. De fietser kijkt daarbij voortdurend of hij de juiste koers houdt, en zo niet, dan stuurt hij bij: een proces dat bij een geoefende fietser grotendeels onbewust, ‘vanzelf’ verloopt. De fiets slingert voortdurend een beetje, bijna onzichtbaar weinig, en juist daardoor blijven fiets en berijder op koers. Iedereen die fietst kan het. Dat bijsturen heet ‘terugkoppeling’. Daarvoor is het nodig dat de fietser continu in de gaten houdt hoe de route verloopt, en voortdurend reageert op afwijkingen. De reactie is steeds tegengesteld: als de fiets een afwijking naar links vertoont stuurt de fietser naar rechts, en omgekeerd. Vanwege die tegengestelde richting wordt dat negatieve terugkoppeling genoemd. De negatieve terugkoppeling maakt het mogelijk om een stabiele route te rijden. Negatieve terugkoppeling leidt tot stabiele systemen. In het geval van het beurzensysteem is ook sprake van terugkoppeling, want het systeem reageert op veranderingen in het systeem zelf. Meestal leidt dat tot kleine schommelingen in de koersen en blijft het systeem in evenwicht. Maar het is een wankel evenwicht, vergelijkbaar met een potlood dat rechtop op een tafel staat. Als er een te sterke verstoring van het evenwicht optreedt, zakt het vertrouwen in en groeit een kleine daling uit tot een dramatische instorting. Positieve terugkoppeling leidt tot instabiele systemen.

De beurs is als een rechtopstaand potlood: iets te ver uit evenwicht en hij valt om.

De woorden ‘positieve terugkoppeling’ en ‘negatieve terugkoppeling’ kunnen aanleiding geven tot verwarring. In het dagelijks leven betekent ‘positief’ meestal iets goeds en ‘negatief’ iets minder prettigs. In het geval van terugkoppeling is het andersom:

De huizenprijzen in de VS bleken in 2007 een zeepbel te zijn. De crisis op de hypotheekmarkt ontaardde in een financiële en daarna in een algemene economische crisis van wereldformaat

51

2

Negatieve terugkoppeling

52

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

negatieve terugkoppeling is doorgaans gunstig, en positieve terugkoppeling vaak ongunstig.

2

Positieve terugkoppeling werkt niet alleen in dalende richting. Zoals verlies van vertrouwen kan leiden tot daling van de koersen, zo kan een groot vertrouwen juist leiden tot stijgende koersen, waardoor het vertrouwen verder toeneemt. Door zo’n ongeremde groei kunnen de koersen tot grote hoogten stijgen. Dat gebeurde in de jaren vóór , toen de beurskoersen eerst langzaam en daarna steeds sneller opliepen tot torenhoge waarden die veel hoger waren dan de werkelijke waarde van de bedrijven (zie figuur .). Men sprak van een ‘zeepbel’. Het was die zeepbel die uit elkaar knalde in oktober . En in de tweede helft van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw gebeurde iets vergelijkbaars: de huizenprijzen in de Verenigde Staten stegen tot ver boven hun reële waarde, en toen deze zeepbel werd doorgeprikt ontstond er opnieuw een crisis, deze keer minder plotseling, maar veel ernstiger.

FIGUUR 2.7

Dow Jones Index (slotkoersen) van 1979 tot en met 1988

2600

2200 Groei van de zeepbel 1800

1400 Zwarte maandag 1000

600 79

80

81

82

83

84

85

86

87

88

Jaar

Bron: Dow Jones Industrial Average (DJIA)

VRAGEN

r Hoe zou het zijn om te fietsen, als je stuur positief terugkoppelde in plaats van negatief? r Voor technisch aangelegde mensen: kun je zo’n fiets ontwerpen? En zou je op zo’n fiets kunnen leren fietsen?

De aanwezigheid van positieve terugkoppeling betekent een fundamentele weeffout in het economisch systeem. Een weeffout die, zolang hij blijft bestaan, tot instabiliteiten zal leiden die de economie van tijd tot tijd ernstig blijft schaden.

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

53

Er zijn meer voorbeelden van positieve terugkoppeling die leiden tot structurele onduurzaamheid. Bevolkingsgroei Het aantal mensen in de wereld stijgt al eeuwen. Deze stijging wordt voor een deel veroorzaakt door positieve terugkoppeling. De oorzaak daarvan wordt hier kort beschreven, waarna hoofdstuk  er dieper op ingaat. Van nature kent de omvang van de wereldbevolking al sinds tienduizenden jaren een zekere groei. Deze groei was aanvankelijk heel traag. Alle mensen leefden in die tijd van het verzamelen van voedsel en een beetje jacht; landbouw was er nog niet. Nu is de opbrengst aan voedsel bij die levensstijl nogal laag, zodat er op die manier maar weinig mensen per vierkante kilometer konden leven. Zo nu en dan nam het aantal mensen in een bepaald gebied zozeer toe dat het land niet voldoende voedsel kon opbrengen, waardoor hongersnood uitbrak. In de meeste gevallen zal dat geleid hebben tot een grote sterfte. Maar hier en daar slaagde men erin om over te gaan op een nieuwe manier

Omvang en groei van de wereldbevolking tot 1700 (boven) en van 1700 tot 2009 (onder)

FIGUUR 2.8

Aantal mensen (in miljarden) 0,6

0,4

0,2

0 −5000

−4000

−3000

−2000

−1000

0

1000 Jaar

Aantal mensen (in miljarden) 6,0

4,0

2,0

0 1700

1750

1800

1850

1900

1950

Bron: McEvedy, Colin and Richard Jones, 1978: ‘Atlas of World Population History’, New York. United Nations, 1999: ‘The World at Six Billion’, Table 1, ‘World Population From Year 0 to Stabilization’. World Population Data Sheets (2001-2009) of the Population Reference Bureau (www.prb.org)

2000 Jaar

2

54

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

om voedsel te verkrijgen: de landbouw. In zekere zin was dat een achteruitgang, want de nieuwe levensstijl betekende harder werken. Maar de opbrengst van voedsel per vierkante kilometer nam daardoor sterk toe. Dankzij de landbouw ontstond de mogelijkheid om veel meer mensen van voedsel te voorzien. Daardoor kon de bevolking verder toenemen, zoals figuur . laat zien.

2

Mechanisering Industrialisatie Automatisering

§ 2.3

Na enige tijd (na honderden of misschien duizenden jaren) kwam er opnieuw een moment waarop de bevolkingsomvang te groot werd. In sommige gebieden slaagde men erin om de dreigende hongersnood te vermijden door verbeterde landbouwmethoden, zoals het toepassen van de ploeg en later van trekdieren voor die ploeg. Zo trad er positieve terugkoppeling op: gebeurtenis A (toename van de bevolking) riep gebeurtenis B op (verbeterde voedselproductie), die op zijn beurt weer gebeurtenis A versterkte. Een volgende stap in deze ontwikkeling vond plaats vanaf ruwweg , toen de productie sterk omhoog ging als gevolg van mechanisering, industrialisatie en (in de twintigste eeuw) automatisering. Daardoor is de productie per werkende inmiddels gigantisch toegenomen. De landbouwproductie steeg enorm door de invoering van kunstmest. Ook de verbeterde hygiëne en volksgezondheid hebben bijgedragen aan een hoge bevolkingsgroei. Eeuwenlang hield de ongeremde groei van de wereldbevolking aan, met zelfs nog een versnelling in de jaren rond , toen het groeitempo zo hoog was dat de wereldbevolking in  jaar verdubbelde. Tot op de dag van vandaag stijgt de bevolking in veel landen nog altijd snel. Maar in bepaalde delen van de wereld is de groeisnelheid verminderd, en in sommige delen zelfs vrijwel tot nul afgenomen, onder meer in West-Europa. Dat komt doordat de positieve terugkoppeling gelukkig niet het enige is dat de bevolkingsgroei bepaalt, zoals hoofdstuk  zal aantonen.

Roofbouw: een reusachtige voetafdruk De toenemende omvang van de wereldbevolking heeft een zware druk gelegd op onze natuurlijke leefomgeving. De natuur en het milieu hebben daar flink onder te lijden. De bevolkingsgroei is echter niet de enige oorzaak van de milieuoverlast. In de rijke landen wordt de schade aan het milieu versterkt door de toegenomen welvaart, terwijl in de derde wereld juist het leven in armoede de mensen dwingt tot een onduurzame levensstijl.

Ecologische voetafdruk

Een veelgebruikte manier om de schade aan de natuur en het milieu te berekenen is de ecologische voetafdruk. Dat is de hoeveelheid landoppervlakte die een mens of een geheel land nodig heeft om in het levensonderhoud te voorzien. Ieder mens heeft een bepaalde oppervlakte land nodig. Een stukje daarvan is nodig voor het huis waarin hij / zij woont. Een ander, nogal wat groter stuk, is nodig om voedsel te verbouwen. Nog andere delen zijn nodig voor energieopwekking, industrie, verwerking van afval en van CO, recreatie enzovoort. Naarmate iemand meer welvaart geniet, zal hij / zij een groter stuk grond nodig hebben. De symbolische benaming van dat stuk grond is de ecologische voetafdruk. Er wordt als het ware gekeken naar hoe groot de voet is waarop iemand staat. Op het eerste gezicht lijkt het erg eenvoudig om te berekenen hoe groot de voetafdruk gemiddeld per persoon mag zijn. Je neemt gewoon de totale

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

hoeveelheid landoppervlak van de aarde, dat is    km, en verdeelt dat eerlijk over alle mensen. In  waren dat er ruim  miljard, in  is het aantal mensen toegenomen tot  miljard. Deel je die getallen op elkaar, dan krijg je in  , km, dat is , hectare per persoon. Dat komt neer op een lapje grond van  bij  meter: drie tot vier voetbalvelden. In  geeft de berekening nog maar , hectare per persoon, omdat er meer mensen zijn. In werkelijkheid is het wat ingewikkelder. Om te beginnen is er bij die simpele berekening van uitgegaan dat iedere vierkante meter grond beschikbaar is voor menselijk gebruik. Dat is natuurlijk niet echt zo, want er is een flink gedeelte nodig voor de ongerepte natuur, tenminste als we willen dat er iets van de huidige biodiversiteit (biologische verscheidenheid) behouden blijft. Bovendien is een deel van het landoppervlak

Voor de berekening van de voetafdruk of de biocapaciteit telt de Sahara mee als bruikbare oppervlakte, maar met een heel lage gewichtsfactor

Tropische oerwouden, zoals het regenwoud in het Amazonegebied, hebben een zeer hoge gewichtsfactor in de berekening van de voetafdruk of de biocapaciteit

55

2

56

DEEL 1

SWOT-ANALYSE

© Noordhoff Uitgevers bv

helemaal niet geschikt voor menselijke doelen: denk aan de ijsvlakten van Antarctica en Siberië, aan de bergtoppen van de Himalaya en de Alpen, en aan de zandvlakten van de Sahara en de Kalahari-woestijn. Al deze gedeelten tellen niet of nauwelijks mee. Daar staat tegenover, dat bepaalde delen van de zeeën en oceanen juist weer wel meegeteld mogen worden, bijvoorbeeld omdat ze gebruikt worden om vis te vangen of windenergie te genereren. Een tweede reden waarom de berekening ingewikkelder moet zijn, is dat niet alle bruikbare stukken land evenveel nut hebben. Dat is enerzijds omdat bepaalde gronden vruchtbaarder zijn dan andere, of een gunstiger klimaat hebben. En anderzijds omdat men verschillende dingen wil doen met de grond. Aan een stuk land waarop graan of rijst wordt verbouwd, stelt men nu eenmaal andere eisen dan een lap grond waarop een stad gebouwd is of sport wordt beoefend.

2

Wereldhectares Biocapaciteit

Fair share Eerlijke aandeel

Roofbouw

Bij de berekening van de ecologische voetafdruk wordt met al dit soort dingen rekening gehouden. Elk stuk land dat een hoge nuttige waarde heeft wordt vermenigvuldigd met een groot getal, een hoge ‘gewichtsfactor’. Alle dorre, droge, onbruikbare delen worden vermenigvuldigd met een kleine factor, zodat ze weinig meetellen in de berekening. Daardoor ontstaat een denkbeeldige waarde, die symbolisch aangeeft hoeveel hectares nuttig land er beschikbaar zijn voor de mens. Deze denkbeeldige hectares worden ‘wereldhectares’ genoemd (in het Engels: ‘global hectares’, afgekort gha). Voor de gehele wereld is dat een oppervlakte van bijna  miljard wereldhectare. Deze beschikbare oppervlakte wordt de biocapaciteit genoemd. In  was er een beschikbare ruimte per persoon van , wereldhectare; in  was dat afgenomen tot , gha. In , wanneer de wereldbevolking nog verder is toegenomen, is daarvan nog , gha per persoon over. Dit getal wordt het fair share genoemd, het eerlijke aandeel waarop ieder mens recht heeft. De mondiale ecologische voetafdruk groeit tot ver boven de biocapaciteit van de planeet aarde (zie figuur .). We leven dus ‘op te grote voet’. Roofbouw Die , wereldhectare per persoon is wat wij (in ) zouden mogen gebruiken. Doen we dat netjes, dan houden we het ecosysteem in stand, en gaat het milieu niet achteruit. Helaas is de werkelijkheid anders. Een berekening uit  van de totale voetafdruk van alle mensen samen kwam uit op een gebruikte oppervlakte van  miljard wereldhectare, en dat is % meer dan er beschikbaar is. Met andere woorden, we gebruiken meer dan we ons kunnen veroorloven. Daardoor schaden we het milieu en de natuur. Afvalstoffen hopen zich op in de atmosfeer, het water en de bodem. De biodiversiteit gaat achteruit, doordat planten- en diersoorten uitsterven. We plegen roofbouw: we leven op te grote voet.

Nu zitten er in de berekening van de voetafdruk nogal wat onzekerheden en aannames. Dat betekent dat de uitkomst niet al te letterlijk genomen mag worden. Er zijn aangepaste berekeningen ontworpen, waarbij op een andere manier rekening wordt gehouden met de vruchtbaarheid van de bodem, de klimaatomstandigheden enzovoort. Maar uit elke berekening blijkt steeds dat er structureel roofbouw wordt gepleegd.

© Noordhoff Uitgevers bv

FIGUUR 2.9

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

57

De mondiale ecologische voetafdruk groeit en groeit

1980

2

1970 1960

2000

2050?

Een goede manier om de structurele roofbouw te onderzoeken is het bekijken van kringlopen. Gesloten kringlopen, zoals in paragraaf . beschreven, zijn niet als eerste door mensen bedacht, de natuur maakt er al miljoenen jaren gebruik van. Zo is er de waterkringloop: water verdampt uit oceanen en zeeën, regent neer op het land en stroomt via beken en rivieren weer terug naar de zee. En er is de kringloop van de vruchtbare bodem, die door de planten benut wordt om te groeien en vervolgens door dieren die de planten eten, waarna de voedingsstoffen via de mest weer in de bodem terugkomen: de voedselketen. De mens maakt gebruik van zulke natuurlijke kringlopen. Bijvoorbeeld door het gebruik in landbouw, industrie en huishoudens van regen- en rivierwater, dat via riolen weer in de natuurlijke kringloop terugkeert. Ook bij de productie van voedsel wordt een bestaande kringloop ‘afgetapt’, en dat is bijvoorbeeld ook zo bij het gebruik van hout en andere natuurlijke bouwmaterialen. Zulke materialen worden hernieuwbare grondstoffen genoemd, oftewel aanwasstoffen, stoffen die vanzelf voortdurend aangroeien. Zolang als het inhaken op natuurlijke kringlopen op bescheiden schaal gebeurt, is dat prima. Maar het risico is, dat er te veel inbreuk wordt gemaakt op de bestaande kringlopen. Dan is er sprake van roofbouw, zoals figuur . uitbeeldt. Dat is bijvoorbeeld het geval als er meer hout gebruikt wordt dan er (in dezelfde tijd) weer bijgroeit: dat leidt tot ontbossing. Een ander voorbeeld is een te intensief gebruik van zoet water voor irrigatie, industrie en drinkwater. Dat leidt tot verdroging en verzilting van het land.

Hernieuwbare grondstoffen Aanwasstoffen

Verzilting

58

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

FIGUUR 2.10 Inhaken op een natuurlijke kringloop. Links: op bescheiden schaal. Rechts: roofbouw

Lozing

Gebruik

2

Gebruik

Natuurlijke processen

Resource

Natuurlijke processen Terugvoer

Resource

Terugvoer

Fair share Niet alle mensen dragen evenveel bij aan de te grote voetafdruk. Gemiddeld genomen geldt: hoe meer welvaart, hoe groter de persoonlijke voetafdruk. De website www.voetafdruk.nl biedt de gelegenheid om de individuele voetafdruk voor ieder persoon vast te stellen. Gebruikt iemand veel elektronica, en dus veel materiaal en energie, dan maakt dat de voetafdruk groot. Eet je vlees, dan stijgt de voetafdruk. Reis je veel, liefst per vliegtuig: idem. VRAGEN

r Wat verwacht je, als je jouw ecologische voetafdruk bepaalt: is die groter of kleiner dan die van de gemiddelde Nederlander? r Verwacht je dat je voetafdruk meer of minder is dan je fair share? r Stel eens dat je voetafdruk groter is dan je fair share. Ben je in dat geval bereid om je voetafdruk te verkleinen? Hoe zou je dat kunnen aanpakken?

Eerlijk is eerlijk: ieder mens heeft vanzelfsprekend recht op een redelijk stukje van de biocapaciteit van onze wereld. Alleen, wat is redelijk? Daarover kan men van mening verschillen. Zo zou je kunnen veronderstellen dat het eerlijk is wanneer ieder individu, ongeacht waar hij of zij in de wereld woont, recht heeft op een even groot aandeel: het wereldwijd gemiddelde fair share. Op grond van die aanname ontstaat tabel .. De uitkomsten zijn op een opvallende manier weergegeven in figuur ..

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

59

Voetafdruk per land. Aanname: ieder mens, waar ook ter wereld, een even grote fair share

TABEL 2.1

Nederland

België

USA

Argentinië

India

China

Nigeria

Wereld

Bevolking (miljoenen)

16,5

10,5

308,7

39,5

1 165

1 337

147,7

6 672

Fair share

29,4

18,7

551

70,5

2 078

2 385

263

11 900

1,78

1,78

1,78

1,78

1,78

1,78

1,78

1,78

102

84,0

2 468

103

1 064

2 960

212

17 997

6,2

8,0

8,0

2,6

0,9

2,2

1,4

2,7

347%

448%

448%

146%

51%

124%

81%

151%

Per inwoner Voetafdruk Per inwoner Percentage van fair share

Gegevens over 2007. Getallen zijn in miljoenen wereldhectares of (per inwoner) in wereldhectare per capita. Bron: Global Footprint Network (2010)

Op deze wereldkaart zijn de landen opgerekt of afgeslankt, zodat de grootte overeenkomt met de ecologische voetafdruk

FIGUUR 2.11

Bron: Global Footprint Network, 2008

Kijk je nu naar Nederland, dan blijkt dat de voetafdruk van de Nederlanders % is van hun fair share. De Nederlanders leven dus op een erg ‘grote voet’: , maal het redelijke aandeel. In België en de Verenigde Staten is dat nog erger, want die leven op een voet die , maal zo groot is als hun gezamenlijke fair share. De inwoners van India leven juist heel bescheiden, want zij gebruiken maar % van waar ze recht op hebben. Die lage waarde weerspiegelt het feit dat veel Indiërs in armoede leven. Rechts in de tabel blijkt dat de totale wereldbevolking in  % hoger zat dan wenselijk is. Toch is het nog maar de vraag of de berekening van tabel . echt eerlijk is. De berekening gaat voorbij aan het feit dat de verschillende landen heel

2

60

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

verschillende bevolkingsdichtheden hebben. Nederland en België behoren tot de dichtstbevolkte landen van de wereld. Als je werkelijk alle Nederlanders en Belgen een even groot lapje grond wilt gunnen als de mensen in een dunbevolkt land als Finland, dan zou dat betekenen dat Nederland en België ‘recht hebben’ op een flink stuk van Finland. Er is ook een ander uitgangspunt mogelijk, namelijk dat ieder land het behoort te doen met de biocapaciteit die het land op eigen bodem bezit. Deze berekening resulteert in tabel .. 2 TABEL 2.2

Voetafdruk per land. Aanname: ieder land moet het doen met de eigen biocapaciteit

Nederland

België

USA

Argentinië

India

China

Nigeria

Wereld

Bevolking (miljoenen)

16,5

10,5

308,7

39,5

1 165

1 337

147,7

6 672

Biocapaciteit

17,0

14,1

1 194

296

594

1 308

165

1 1900

Per inwoner

1,03

1,34

3,87

7,50

0,51

0,98

1,12

1,78

102

84,0

2 468

103

1 064

2 960

212

17 997

6,2

8,0

8,0

2,6

0,9

2,2

1,4

2,7

602%

596%

207%

35%

179%

226%

129%

151%

Voetafdruk Per inwoner Percentage van fair share

Gegevens over 2007. Getallen zijn in miljoenen wereldhectares of (per inwoner) in wereldhectare per capita. Bron: Global Footprint Network (2010)

Tabel . toont dat de biocapaciteit van Nederland  miljoen wereldhectare is. De gezamenlijke voetafdruk van de Nederlanders blijkt maar liefst  maal zo hoog te zijn als de biocapaciteit van hun land. Daarmee scoren ze driemaal zo hoog als de Amerikanen, die ‘slechts’ op % zitten. Dat is het gevolg van het feit dat er in de Verenigde Staten maar weinig mensen per hectare leven, waardoor er voor een Amerikaan in het eigen land veel meer oppervlakte beschikbaar is dan voor een Nederlander. VRAGEN

r Wat is eerlijker: dat ieder mens, ongeacht in welk land hij / zij woont, een even groot stuk grond kan claimen, het fair share? r Of dat ieder land zich beperkt tot de oppervlakte van dat land zelf, zodat de mensen in een dichtbevolkt land per persoon een kleiner stukje grond hebben?

Dat de voetafdruk van Nederland  maal zo hoog is als de biocapaciteit, betekent dat er elders in de wereld stukken grond moeten zijn die voor de Nederlanders in gebruik zijn, met een totale oppervlakte van vijfmaal Nederland. Het is niet moeilijk te raden waar een gedeelte van deze ‘extra Nederlanden’ gevonden kunnen worden. De openingscasus liet een belangrijk deel ervan zien: het eenrichtingsverkeer van het veevoer. Dat wordt voor een deel verbouwd in de Verenigde Staten, Brazilië, Argentinië en Thailand, en daar liggen dus flinke stukken ‘Nederland’. Andere delen

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

kun je vinden in landen waar men bomen kweekt voor Nederlands hout, koffie teelt die in Nederland gedronken wordt, tropische bossen bezit die de Nederlandse CO-uitstoot verwerken enzovoort. Dit wordt allemaal nog belangrijker als deze uitkomst wordt vergeleken met casus . in hoofdstuk . Die ging over de toekomst van het ruimtegebruik in Nederland. In die casus werd beschreven dat de Nederlanders in de komende dertig jaar nog zo’n % ruimte extra nodig hebben als zij alles willen kunnen doen wat ze wensen. Uit de berekening van de voetafdruk van Nederland blijkt eerder dat we, om te stoppen met roofbouw, het ruimtegebruik juist fors moeten terugbrengen. Bijvoorbeeld door onze voedselvoorziening gewoon op onze eigen bodem te verzorgen.

§ 2.4

Schoon water: alles voor de mens, en dan nog niet genoeg Vanuit de ruimte valt de aarde op door haar glanzende blauwe kleur. Dat is een signaal dat deze planeet grote zeeën van vloeibaar water bezit. Inderdaad is er een onvoorstelbaar grote hoeveelheid water:   miljoen kubieke kilometer. Dat is bijna , triljard liter. Het overgrote deel daarvan is zout: zo’n ,%. De rest, ,% zoet water, is voor meer dan twee derde opgeslagen in gletsjers en ander permanent ijs, en dus grotendeels

Vanuit de ruimte valt de aarde op door haar glanzende blauwe kleur, een teken dat deze planeet grote zeeën van vloeibaar water bevat.

61

2

62

DEEL 1

© Noordhoff Uitgevers bv

SWOT-ANALYSE

onbereikbaar voor de mens. Blijft over: tien miljoen kubieke kilometer grondwater. En een ‘schamele’   km oppervlaktewater in rivieren, meren en moerassen. Ruimschoots genoeg om de mensheid van schoon water te voorzien, zou je zeggen. Met ons allen gebruiken we   km water per jaar, dat is een gemiddelde van   liter per persoon per dag. De meeste van die liters stromen niet bij de mensen thuis uit de kraan, maar worden gebruikt in de landbouw en in de industrie om in alle menselijke behoeften te voorzien: voedsel, kleding, transport, luxeartikelen enzovoort: zie figuur ..

2

Het gebruik van schoon water ten behoeve van landbouw, industrie en huishoudens, gemiddeld over alle mensen

FIGUUR 2.12

Voeding (10%) Wc spoelen (30%)

Kleding wassen (20%)

Schoonmaken (5%)

Bad en douche (35%) Huishoudens (10%)

Benodigd voor 1 liter benzine: 10 liter water Industrie (21%)

1 kg staal: 95 liter water 1 kg papier: 324 liter water 0

50

100

150

200

250

300

Landbouw (68%)

350

Benodigd voor 1 kg aardappelen: 500 liter water 1 kg graan: 900 liter water 1 kg soja: 1650 liter water 1 kg rijst: 1900 liter water 1 kg kippenvlees: 3500 liter water 1 kg rundvlees: 15000 liter water 0

3000

6000

9000

12000

15000

liter water

Bron: Robin Clarke en Jannet King: Atlas of Water. Earthscan, 2004

VRAAG

r Hoeveel liter water denk jij dat je gebruikt per dag? Douche je wel eens langer dan nodig?

© Noordhoff Uitgevers bv

WEEFFOUTEN: MENS EN NATUUR

En toch, ook al is er zo ontzettend veel zoet water beschikbaar, desondanks zijn er mensen die ernstig tekort komen. Dat heeft een aantal oorzaken. Een ervan is dat het water erg ongelijk verdeeld is over de wereld. In woestijnen valt nog niet een fractie van wat er in een land als Nederland valt. Een andere reden is dat het overgrote deel van het zoete water helemaal niet door mensen gebruikt mág worden, omdat er dan niets meer voor de natuur over zou blijven: de hele wereld zou doodgaan. En dan zijn er ook nog gebieden waar het zoete water niet geschikt is voor consumptie, zoals in Bangladesh, waar het grondwater te veel arsenicum bevat. In het jaar  leefden een half miljard mensen (% van iedereen) in een land met chronisch watertekort (zie figuur .). Maar het gaat erger worden: in  zullen dat er naar verwachting  miljard zijn: % van iedereen. Als we niets doen, tenminste. FIGUUR 2.13

De toegang tot schoon water, per land

91 – 100 %

76 – 90 %

50 –75 %