135 53 5MB
Dutch Pages 192 Year 2008
7OMPPWPEFWIVMIZSSV
&I[EOIRZMXEPIJYRGXMIWIR ZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
ZIVTPIIKOYRHMKI
FIVSITWZEEVHMKLIHIR
WFSQMFFHUFDIOJTDIIBOEFMFO
EFFM
8VERWJIV4YRX:EEVHMKLIMHW3RHIV[MNW
[IVOcahier
niveau
8FSLDBIJFS/[EPMJMGEXMIRMZIEY Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp :)640))+8)' ,2-7' , , % 2()0)2 ())0
Werkcahier Kwalificatieniveau
&I[EOIRZMXEPIJYRGXMIW IRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT Verpleegtechnisch handelen deel 4:
&I[EOIRZMXEPIJYRGXMIWIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
Geerard Siereveld Cees van Stipdonk Johan van ’t Wout
8 6 % 2 7 * ) 6 4 9 2 8 : % % 6 ( - + , ) - ( 7 3 2 ( ) 6 ; - . 7
; ; ; 8 4 : 3 2 0
Skillslab-serie voor verpleegkundige en verzorgende beroepsvaardigheden
& 3 , 2 7 8% * 0 ) 9 :% 2 0 3 + , 9 1
Houten 2008
'SPSJSR
© 2008 Bohn Stafleu Van Loghum, Houten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
ISBN 978 90 313 5222 7 (incl. cd rom Vitale functies en reanimatie) NUR 897
* 3 8 3 © 7 Hans Oostrum : 3 6 1 + ) : - 2 + Grafisch Ontwerp Bureau Hetty Creemers, Maastricht
6 ) ( % ' 8 - ) 0 ) ( ) 2 7 / - 0 0 7 0 % & Geerard Siereveld
/ ;% 0 - * - ' %8 - ) 2 - : ) % 9 Cees van Stipdonk Johan van ’t Wout
' ( 6 3 1 : - 8% 0 ) * 9 2 ' 8 - ) 7
) 2 6 ) % 2 - 1 %8 - ) Samenstelling
en productie: Transferpunt Vaardigheidsonderwijs en Primavideo
Regie, interactief ontwerp en programmering: Creando Vormgeving en illustratie: bureau interactieve communicatie (big) Audio- en videorealisatie: Primavideo Eerste druk, 2008 Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
:SSV[SSVH
De Skillslab-methode van het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs is al jaren zeer geliefd bij zowel leerlingen als docenten in het verpleegkundig onderwijs. Voor dit werkcahier voor niveau 3 is materiaal uit de bestaande mbo-werkcahiers bewerkt. De auteurs hebben de zorgsettings waarin de leerlingen zullen gaan werken als uitgangspunt genomen. Dit werkcahier maakt deel uit van een reeks, waarin de verpleegtechnische handelingen zijn uitgewerkt. De leerling leert niet alleen een bepaalde vaardigheid uit te voeren, maar ook waarom de vaardigheid zo moet worden uitgevoerd. Bij de opzet van de cahiers is ervan uitgegaan dat zorgvragers zo weinig mogelijk moeten worden geconfronteerd met ongeoefende leerling-verzorgenden. Daarom is veel plaats ingeruimd voor het praktisch bezig zijn. Alleen door herhaaldelijk en gevarieerd te oefenen, is het mogelijk om al op school de meeste vaardigheden zodanig in de vingers te krijgen dat toepassing op echte zorgvragers – onder begeleiding – verantwoord is. Elk hoofdstuk start met een casus. In de daarop volgende studieopdrachten wordt de casus verder uitgewerkt. We hebben ernaar gestreefd om uit het leven gegrepen situaties uit de zorg aan de orde te stellen, zodat de leerlingen plezier hebben in het verwerven van kennis en vaardigheden en een beeld krijgen van hun toekomstige beroep. Bij het werken met deze cahiers wordt een bepaalde mate van zelfstandigheid van de leerlingen verwacht. Zelfstandigheid wil overigens niet zeggen ‘individueel studeren’. Integendeel: we stimuleren het werken in kleine werkgroepen. Door goed (en leuk) samen te werken, zal het studeren aantrekkelijk blijven en meer rendement opleveren. Samenwerken wil zeggen dat een leerling af en toe een ‘voortrekker’ moet zijn, maar ook wel eens wat mag ‘leunen’. Er moet wel een goede balans bestaan tussen deze twee uitersten. Wij houden ons aanbevolen voor commentaar en suggesties. De redactie van Skillslab Kwalificatieniveau 3 Geerard Sierveld Cees van Stipdonk Johan van ’t Wout
5
-RLSYH
:SSV[SSVH -RPIMHMRK &I[EOIRZERLIXFI[YWX^MNRIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
- 2 0 ) - ( - 2 +
& ) + - 2 : ) 6 ) - 7 8 ) 2 ) 2 : 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
' % 7 9 7
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) 7
' 3 2 8 6 3 0 ) : - 8% 0 ) * 9 2 ' 8 - ) 7 - 2 % ' 9 8 ) 7 - 8 9 %8 - ) 7 ) 2 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
% ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ( 6 ) - + ) 2 ( * 0 % 9 ; :% 0 0 ) 2
7 8% & - ) 0 ) > - . 0 - + + - 2 +
, ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) ) 2 + 6 % 2 ( 1 % 0
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
&I[EOIRZERHIGMVGYPEXMIIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
- 2 0 ) - ( - 2 +
& ) + - 2 : ) 6 ) - 7 8 ) 2 ) 2 : 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
' % 7 9 7
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) 7
, ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) ' - 6 ' 9 0 %8 - ) ) 2 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
: ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) 6 2 7 8 - + 9 - 8 ; ) 2 ( - + & 0 3 ) ( : ) 6 0 - ) 7
, ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 7 2 ) 0: ) 6 & % 2 (
, ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 ; 3 2 ( ( 6 9 / : ) 6 & % 2 (
% ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . 7 , 3 ' /
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
&I[EOIRZERHIEHIQLEPMRKIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
- 2 0 ) - ( - 2 +
& ) + - 2 : ) 6 ) - 7 8 ) 2 ) 2 : 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
' % 7 9 7
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) 7
, ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) % ( ) 1 , % 0 - 2 + ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . , = 4 ) 6 : ) 2 8 - 0 %8 - )
) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 : ) 6 0 ) 2 ) 2 & - . ) ) 2 > 3 6 + : 6 % + ) 6 1 ) 8 % ( ) 1 ; ) + 3 & 7 8 6 9 ' 8 - )
6
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
-RLSYH
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[EOIRZERFI[YWX^MNRGMVGYPEXMIIREHIQLEPMRKIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
- 2 0 ) - ( - 2 +
& ) + - 2 : ) 6 ) - 7 8 ) 2 ) 2 : 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
' % 7 9 7
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) 7
6 ) % 2 - 1 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 : 3 0; % 7 7 ) 2 )
% 9 8 3 1 %8 - 7 ' , ) ) < 8 ) 6 2 ) ( ) * - & 6 - 0 0 %8 3 6 % )(
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
,YPTFMNHMZIVWIPIXWIPWIRZIVKMJXMKMRKIR
- 2 0 ) - ( - 2 +
& ) + - 2 : ) 6 ) - 7 8 ) 2 ) 2 : 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
' % 7 9 7
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) 7
, ) 8 9 - 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 1 % % + 7 4 3 ) 0 - 2 + 0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
>IPJIZEPYEXMIXSIXWIRXVEMRMRKWFMNIIROSQWX
> ) 0 * ) :% 0 9 %8 - ) 8 3 ) 8 7
8 6 % - 2 - 2 + 7 & - . ) ) 2 /3 1 7 8
4VEGXMGYQ
- 2 0 ) - ( - 2 +
3 ) * ) 2 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
3 ) * ) 2 ) 2 - 2 ) ) 2 6 3 0 0 ) 2 7 4 ) 0
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % « 7
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 ' 3 2 8 6 3 0 ) :% 2 : - 8% 0 ) * 9 2 ' 8 - ) 7 - 2 % ' 9 8 ) 7 - 8 9 %8 - ) 7 ) 2 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ( 6 ) - + ) 2 ( * 0 % 9 ; :% 0 0 ) 2
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 7 8% & - ) 0 ) > - . 0 - + + - 2 +
) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) ) 2 + 6 % 2 ( 1 % 0
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) ' - 6 ' 9 0 %8 - ) ) 2 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) 6 2 7 8 - + 9 - 8 ; ) 2 ( - + & 0 3 ) ( : ) 6 0 - ) 7
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 7 2 ) 0: ) 6 & % 2 (
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 ; 3 2 ( ( 6 9 / : ) 6 & % 2 (
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . 7 , 3 ' /
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) % ( ) 1 , % 0 - 2 + ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . , = 4 ) 6 : ) 2 8 - 0 %8 - )
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 : ) 6 0 ) 2 ) 2 & - . > 3 6 + : 6 % + ) 6 1 ) 8 % ( ) 1 ; ) + 3 & 7 8 6 9 ' 8 - )
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 6 ) % 2 - 1 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 : 3 0; % 7 7 ) 2 )
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 % 9 8 3 1 %8 - 7 ' , ) ) < 8 ) 6 2 ) ( ) * - & 6 - 0 0 %8 3 6 % )(
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 9 - 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 1 % % + 7 4 3 ) 0 - 2 +
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 ) 2
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 ' 3 2 8 6 3 0 ) 6 ) 2 :% 2 : - 8% 0 ) * 9 2 ' 8 - ) 7 - 2 % ' 9 8 ) 7 - 8 9 %8 - ) 7 ) 2 , ) 8
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ( 6 ) - + ) 2 ( * 0 % 9 ; :% 0 0 ) 2
: ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 7 8% & - ) 0 ) > - . 0 - + + - 2 +
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) ) 2 + 6 % 2 ( 1 % 0
7
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) ' - 6 ' 9 0 %8 - ) ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) 6 2 7 8 - + 9 - 8 ; ) 2 ( - + & 0 3 ) ( : ) 6
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 7 2 ) 0: ) 6 & % 2 (
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 ; 3 2 ( ( 6 9 / : ) 6 & % 2 (
0 - ) 7
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . 7 , 3 ' /
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) % ( ) 1 , % 0 - 2 + ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 )
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . , = 4 ) 6 : ) 2 8 - 0 %8 - )
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 : ) 6 0 ) 2 ) 2 & - . > 3 6 + : 6 % + ) 6 1 ) 8 % ( ) 1 ; ) + 3 & 7 8 6 9 ' 8 - )
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 6 ) % 2 - 1 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 : 3 0; % 7 7 ) 2 )
, 9 0 4
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 % 9 8 3 1 %8 - 7 ' , ) ) < 8 ) 6 2 ) ( ) * - & 6 - 0 0 %8 3 6 % )(
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 9 - 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 1 % % + 7 4 3 ) 0 - 2 +
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
3IJIRIRXMNHIRWHIWXEKI
- 2 0 ) - ( - 2 +
: ) 6 /3 6 8 ) 3 & 7 ) 6 :%8 - ) 0 - . 7 8 ) 2
' 3 2 8 6 3 0 ) 6 ) 2 ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 :% 2 : - 8% 0 ) * 9 2 ' 8 - ) 7 - 2 % ' 9 8 ) 7 - 8 9 %8 - ) 7
% ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ( 6 ) - + ) 2 ( * 0 % 9 ; :% 0 0 ) 2
7 8% & - ) 0 ) > - . 0 - + + - 2 +
, ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) ) 2 + 6 % 2 ( 1 % 0
, ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) ' - 6 ' 9 0 %8 - ) ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 , ) 8 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - . ) 6 2 7 8 - + 9 - 8 ; ) 2 ( - + & 0 3 ) ( : ) 6 0 - ) 7
, ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 7 2 ) 0: ) 6 & % 2 (
, ) 8 % % 2 & 6 ) 2 + ) 2 :% 2 ) ) 2 ; 3 2 ( ( 6 9 / : ) 6 & % 2 (
% ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . 7 , 3 ' / , ) 8 3 & 7 ) 6 : ) 6 ) 2 :% 2 ( ) % ( ) 1 , % 0 - 2 + ) 2 : ) 6 0 ) 2 ) 2 :% 2 ) ) 6 7 8 ) , 9 0 4
) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 & - ) ( ) 2 & - . , = 4 ) 6 : ) 2 8 - 0 %8 - )
) ) 6 7 8 ) , 9 0 4 : ) 6 0 ) 2 ) 2 & - . ) ) 2 > 3 6 + : 6 % + ) 6 1 ) 8 % ( ) 1 ; ) + 3 & 7 8 6 9 ' 8 - )
6 ) % 2 - 1 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 : 3 0; % 7 7 ) 2 )
% 9 8 3 1 %8 - 7 ' , ) ) < 8 ) 6 2 ) ( ) * - & 6 - 0 0 %8 3 6 % )(
, ) 8 9 - 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 1 % % + 7 4 3 ) 0 - 2 +
%RX[SSVHIRSTXSIXWZVEKIR
&VSRRIR
8
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
-RPIMHMRK
Dit werkcahier gaat over het handelen als verzorgende in situaties waarin de zorgvrager geconfronteerd wordt met een levensbedreiging doordat een of meerdere vitale lichaamsfuncties (bewustzijn, circulatie en ademhaling) verstoord of uitgevallen zijn. Vaak wordt bij dit soort problemen meteen aan het toepassen van reanimatie (hartmassage en mond-op-mondbeademing) gedacht. Dat is niet terecht. Er zijn veel situaties waarin de zorgvrager zich in een levensbedreigende situatie bevindt, maar nog geen reanimatie behoeft. In dit cahier wordt daarom onderscheid gemaakt tussen het handelen bij een bedreiging van een lichaamsfunctie en de situatie waarin reanimatie toegepast moet worden omdat een of meerdere functies uitgevallen zijn. Van een verzorgende wordt verwacht dat zij de eerste hulp, zowel binnen als buiten een gezondheidszorginstelling, kan verlenen. Doel van dit handelen is om de levensbedreiging weg te nemen of te verminderen, om zo de tijd te overbruggen totdat er een arts, ambulanceverpleegkundige en/of reanimatieteam aanwezig is. In intramurale gezondheidszorginstellingen zijn vaak afspraken gemaakt over hoe je moet handelen in verschillende acute situaties die levensbedreigend kunnen zijn voor een zorgvrager. De vaardigheden die in dit werkcahier aan de orde komen, zijn ingedeeld naar de stoornissen die zich in de vitale lichaamsfuncties kunnen voordoen. Om adequaat te kunnen handelen zal de verzorgende in staat moeten zijn de specifieke vitale lichaamsfuncties te observeren en te beoordelen.
Bij het bestuderen en werken met dit werkcahier kan de indruk ontstaan dat de begeleiding van de zorgvrager en zijn naasten als niet belangrijk ervaren wordt, omdat dit relatief weinig aan bod komt. Niets is minder waar. Een zorgvrager die bijvoorbeeld een reanimatie ondergaan heeft, zal nadien nogal wat te verwerken hebben, evenals zijn naasten. De verzorgende zal hier alert op moeten zijn en waar mogelijk moeten ondersteunen. Niet alleen de anderen, maar ook de verzorgende zelf, kan emotioneel aangedaan zijn na een acute situatie. Daarom vragen zowel de acties als het professioneel handelen in acute situaties om een kritische reflectie, waarbij ook voldoende ruimte gecreëerd moet worden voor deze emotionele ervaringen. Belangrijk is het om te weten dat dit cahier zich richt op: 1 de verschijnselen die bij de zorgvrager observeerbaar zijn; 2 het stellen van de diagnose; 3 het acuut handelen.
9
Zo zal de diagnose ‘ademhalingsstilstand’ snel gesteld moeten worden, gevolgd door adequaat handelen. Op de oorzaken wordt op dat moment nauwelijks ingegaan. Deze zijn wel van belang maar zullen vaak in tweede instantie een rol spelen. Oorzaken voor bedreiging of uitval van vitale lichaamsfuncties kunnen zeer divers zijn en moeten natuurlijk uitgezocht worden. Maar in eerste instantie moet er gehandeld worden omdat hier geldt: ‘elke seconde telt!’. De bij dit werkcahier behorende cd-rom Vitale functies en reanimatie gaat dieper in op oorzaken. Verder bevat de cd-rom naast veel achtergrondinformatie ook demonstraties van de handelingen.
10
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[EOIRZERLIXFI[YWX^MNR IRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
-RPIMHMRK
In dit hoofdstuk staat de hulpverlening bij stoornissen in het bewustzijn centraal. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de vaardigheden die nodig zijn voor het verlenen van hulp bij: – bewustzijnsstoornissen; – (dreigend) flauwvallen; – het in stabiele zijligging brengen; – een grand mal. Gevoelens en belevingen van zorgvragers in deze situaties kunnen heel divers zijn en moeten door de verzorgende worden gerespecteerd. Voorop staat echter dat door snel, direct en adequaat handelen erger wordt voorkomen. Het is daarom belangrijk dat een stoornis snel herkend wordt. Vooral bewustzijnsstoornissen kunnen levensbedreigend zijn, omdat met name de vitale functies: circulatie en ademhaling ernstig verstoord kunnen raken of zelfs uitvallen. Om een stoornis goed en snel in te kunnen schatten, is het van belang dat je volgens een vast schema te werk gaat. Dat voorkomt dat je bepaalde aspecten over het hoofd ziet.
&IKMRZIVIMWXIRIRZSSVOIRRMWXSIXW
#FHJOWFSFJTUFO Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – bouw en functie van het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg); – het belang van voldoende zuurstoftransport naar de hersenen; – bouw en functie van het hart en de bloedvaten; – de anatomie en fysiologie van de luchtwegen. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.
:3 3 6 / ) 2 2 - 7 83 ) 8 7
De toets bestaat uit 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de bewering volgens jou waar of niet waar is.
11
&);)6-2+
1
;% %6
2-)8 ;% %6
Als men het over de ademhalingorganen heeft, bedoelt men de longen.
2
Flauwvallen en bewusteloosheid zijn niet van elkaar te onderscheiden.
3
Wanneer een zorgvrager onbeweeglijk op de grond ligt, is hij bewusteloos.
4
Het hart ligt voor 1/3 in de linker thoraxhelft en voor 2/3 in de rechter thoraxhelft.
5
Het middenrif is de grootste ademhalingsspier.
6
Het ademhalingscentrum bevindt zich in het verlengde merg.
7
Bij zuurstofgebrek zal er na 10-15 minuten hersenbeschadiging optreden.
8
Hemoglobine is de stof die noodzakelijk is voor het transport van zuurstof.
9 10
Op het moment van flauwvallen is de bloeddruk verlaagd. Een volwassene ademt in rusttoestand per keer ongeveer 100 ml lucht in.
In hoofdstuk 10 staan de antwoorden. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
12
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
'EWYW
'EWYW
Jorina werkt als verzorgende op een revalidatieafdeling van een verpleeghuis. Zij heeft een week vakantie gehad en begint vandaag met een ochtenddienst. Jorina heeft net de rapportage van mevrouw Van Ree doorgenomen. Mevrouw Van Ree is 78 jaar. Ze is drie maanden geleden opgenomen met een CVA (rechts). Uit de rapportage blijkt dat het lichamelijk redelijk met haar gaat. Wel is zij ontzettend emotioneel over wat er gebeurd is. Mieke, die nachtdienst had, vertelde dat mevrouw Van Ree niet geweldig geslapen heeft. Ze had ’s nachts regelmatig gebeld, omdat ze het niet lang volhield op haar aangedane zijde. Mieke heeft mevrouw Van Ree een paar keer gedraaid. Als Jorina binnenloopt bij mevrouw Van Ree schrikt zij. Mevrouw ligt onderuitgezakt in bed en haar gezicht ziet er vertrokken uit. Als Jorina haar roept, reageert ze niet. Jorina controleert de ademhaling en de pols. Ze ademt nog en Jorina voelt de hartslag. Ze rent de gang op en roept een collega.
13
7XYHMISTHVEGLXIR
Met behulp van de volgende studieopdrachten kun je inzicht verwerven in de achtergronden en de uitvoeringsvoorwaarden van de beoogde vaardigheden. Werk de studieopdrachten volgens planning uit. Maak deze zo veel mogelijk met één of meer medeleerlingen: raadpleeg ook één of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt voorleggen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten.
;IIVEER«X[IVO 1
a De circulatie en ademhaling van mevrouw Van Ree zijn nog meetbaar. Ze reageert echter niet op aanspreken; haar bewustzijn is verstoord. Omschrijf wat een verstoord bewustzijn is.
b Er wordt onderscheid gemaakt in het niveau van bewustzijn. Welke niveaus zijn er en welke verschijnselen bij de zorgvrager horen bij deze niveaus?
c Mevrouw Van Ree heeft mogelijk een nieuwe CVA gehad. Hiernaast zijn er nog meer oorzaken waarom het bewustzijn van mensen verstoord kan raken. Noem een aantal van deze oorzaken.
14
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[YWXSFWIVZIVIR
2
Mevrouw Marion (60 jaar) moet per ambulance vervoerd worden naar de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Mevrouw Marion is tijdens een wandeling rond haar woning van de stoeprand gevallen en reageert niet optimaal. Wanneer de verzorgende van de thuiszorg, Sjaan, op bezoek komt reageert mevrouw verward bij aanspreken en zakt tussentijds weg. Sjaan neemt contact op met de huisarts die een ambulance stuurt. Als deze gearriveerd is observeert en controleert ambulanceverpleegkundige Carolien bij mevrouw het bewustzijn. a Carolien controleert het bewustzijn. Neem analyse 2.5.1 ‘Controle vitale functies in acute situaties en het verlenen van eerste hulp’ door. Welke stappen zal Carolien achtereenvolgens moeten nemen? Vind je de analyse bruikbaar in deze situatie? Vul de analyse eventueel aan.
b Heb je nog vragen? Noteer ze en bespreek ze met medestudenten.
c Omdat mevrouw Marion plotseling bewusteloos is geworden moet zij intensief worden geobserveerd omdat een hartstilstand, ademhalingstilstand of shock haar leven kunnen bedreigen. Welke controles voer je uit om na te gaan of er naast bewusteloosheid ook nog circulatie- en/of ademhalingsproblemen optreden?
15
d Bij een bewusteloze zorgvrager controleer je de ademhaling door middel van kijken, voelen en luisteren. Bij een op de rug liggende zorgvrager is dat redelijk gemakkelijk uit te voeren. Hoe kun je ook bij een op de buik liggende zorgvrager op een betrouwbare manier de aanwezigheid van de ademhaling controleren?
e Buikligging is voor een bewusteloze zorgvrager beter dan rugligging. Toch is deze ligging in verband met goed ademhalen niet ideaal. Welke belemmeringen (nadelen) heeft buikligging in vergelijking met stabiele zijligging?
f Bestudeer de inhoudelijke analyse ‘Stabiele zijligging’ in hoofdstuk 2.5.3 en noteer eventuele vragen, opmerkingen en dergelijke.
)IRQSIMPMNOIXSIXW
Maartje en Dieneke volgen allebei de HAVO. Ze zitten samen in de bus op weg naar school. Vandaag hebben ze een toets over economie II. Ze zijn allebei erg zenuwachtig want het is erg belangrijk dat ze deze toets halen. Maartje zit nog wat te bladeren in haar collegeaantekeningen. Dieneke probeert de laatste rijtjes uit haar hoofd te leren. ‘Phoe, ik zie er vreselijk tegenop’, zegt Maartje, ‘ik moet er niet aan denken dat ik deze toets nog eens moet overdoen.’ Dieneke zegt niks. Maartje kijkt haar aan. Dieneke ziet wit. ‘Ik voel me helemaal niet goed’, zegt ze, ‘ik denk dat ik flauw ga vallen.’ ‘Echt? Met je hoofd tussen je benen, dat is het beste’, zegt Maartje. Dieneke buigt voorover. Maartje kijkt om zich heen; gelukkig, bij de volgende halte kunnen ze eruit.
16
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3
a Dieneke zegt dat ze het gevoel heeft dat ze flauw gaat vallen. Weet jij wat er precies gebeurt (fysiologisch gezien) bij iemand die flauwvalt?
b Benoem verschillende redenen waardoor mensen flauw kunnen vallen.
c Maartje zegt dat Dieneke haar hoofd tussen haar benen moet doen. Weet jij hoe je iemand die flauw valt moet helpen? Noteer de hoofdpunten en vergelijk je antwoord met de inhoudelijke analyse 2.5.2 ‘Eerste hulp bij (dreigend) flauwvallen’.
d Kun je ook verklaren, hoe je handelwijze (zie 3c) werkt? Gebruik hierbij je eerste antwoord van deze studieopdracht.
Maartje en Dieneke slagen erin uit te stappen bij de volgende halte. Gelukkig ligt de halte recht tegenover de school. Maartje helpt Dieneke naar een bankje en laat Dieneke opnieuw haar hoofd tussen haar benen doen. Esther, een klasgenote, komt naar ze toe gerend. ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt ze. Maartje antwoordt: ‘Ze werd niet goed in de bus, ze valt bijna flauw.’ Esther kijkt geschrokken toe en zegt: ‘Zal ik de conciërge gaan halen? Direct raakt ze nog bewusteloos…’ Maartje knikt en Esther rent weg. Dieneke mompelt ondertussen dat het wat beter met haar gaat.
17
e Esther heeft het over bewusteloosheid. Bewusteloosheid en een flauwte krijgen lijken in eerste instantie op elkaar. Beschrijf wat verstaan wordt onder bewusteloosheid en flauwte. FI[YWXIPSSWLIMH
JPEY[XI
f Op basis van welke verschijnselen kun je concluderen of iemand flauwgevallen is of bewusteloos is?
%GXMZMXIMXIRFIKIPIMHMRK Bert is 49 jaar. Hij heeft vier maanden geleden een ernstig ongeluk gehad bij parasailing, waarbij hij hersenletsel heeft opgelopen. Bert was slager van beroep en woonde zelfstandig. Hij kan niet meer terug naar huis, omdat hij veel begeleiding en sturing nodig heeft. Hij kan zelfstandig lopen en gaat zelf naar het toilet. Ook kan hij, met hulp, zichzelf verzorgen. Bert is over het algemeen somber gestemd en het liefst ligt hij de hele dag in bed. Na het verblijf in het ziekenhuis werd Bert doorgestuurd naar de revalidatieafdeling in het verpleeghuis. Hannie van Hoof is activiteitenbegeleidster van de afdeling. Ze probeert activiteiten te zoeken die Bert nog kan doen en waaraan hij plezier beleeft. Vooral onder individuele aandacht doet hij het redelijk. Vanmiddag is ze bezig in de activiteitenruimte en poetst de oven, terwijl Bert aan het kleien is. Plotseling hoort Hannie een doffe klap. Bert is op de grond gevallen. Hij trekt met zijn armen en benen en lijkt niet bereikbaar. Ze ziet dat Bert zijn urine laat lopen. ‘Epilepsie’ schiet het door haar hoofd en ze schrikt. Dit heeft ze nog nooit meegemaakt. Ze duwt op haar alarmbel en probeert daarna een kussen onder Berts hoofd te leggen.
4
18
a Wat weet jij van epilepsie en welke vormen van epilepsie komen voor? Welke verschijnselen horen bij deze vormen?
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
b Welke vorm herken je in de casus van Bert? Vul je antwoord aan met behulp van literatuur.
c Lees de inhoudelijke analyse 2.5.4 ‘Het verlenen van eerste hulp bij een grand mal’ door. Wat vind je van Hannies aanpak? Wat kun je beter wel en niet doen tijdens zo’n aanval? Waarom? Licht dit toe.
d Welke zorg verleen jij aan Bert nadat er door jouw collega’s eerste hulp is verleend? Welke observatie- en rapportagepunten zijn hierbij van belang?
19
-RLSYHIPMNOIEREP]WIW
'SRXVSPIZMXEPIJYRGXMIWMREGYXIWMXYEXMIWIRLIXZIVPIRIRZER IIVWXILYPT
Gezien het acute appel op je handelen in onverwachte situaties, zijn geen beschrijvingen opgenomen van voorbereidende of afrondende stappen.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Observeer de positie van
Om ongelukken te voorko-
In deze analyse is uitge-
jezelf, de zorgvrager en de
men.
gaan van de zorgvrager als
Omgeving 1
Zorg voor de veilig-
heid.
directe omgeving op (drei-
slachtoffer maar iedereen
gend) gevaar en neem maat-
kan in deze situatie terecht
regelen.
komen.
Zorgvrager 2
Controleer het
Schudt voorzichtig aan de
Als de zorgvrager niet rea-
Als de zorgvrager bewus-
bewustzijn van de
schouders.
geert, is deze bewusteloos.
teloos is verslappen de
zorgvrager.
Breng je mond boven het
spieren.
oor van de zorgvrager.
Hierdoor zakt de tong
Vraag luid en duidelijk
achter in de keel en blok-
‘Gaat alles goed met u?’
keert zodoende de luchtweg.
3
Roep de hulp van
anderen in.
Trek de aandacht van
Indien je vaststelt dat er
Als je alleen bent, roep
iemand.
deskundige hulp nodig zal
dan om hulp. Laat de
Vraag hem/haar dan te blij-
zijn, laat dan deze persoon
zorgvrager niet alleen.
ven staan.
de hulpverleners inschakelen.
4
Open de luchtweg.
– Zorg dat de zorgvrager op de rug ligt. –
Ga op je knieën ter
hoogte van het hoofd zitten. –
Plaats een hand op het
Zo creëer je de juiste positie
voorhoofd en duw het hoofd
om de luchtweg te kunnen
voorzichtig naar achteren.
openen.
–
Plaats de vingertoppen
van wijs- en middelvinger
Door de kinlift wordt de
van je andere hand onder
luchtwegobstructie ten
het benige gedeelte van de
gevolge van de in de keel
kin en til hiermee de kin
gezakte tong opgeheven.
omhoog (kinlift).
20
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
5
–
Beoordeel maxi-
Breng je hoofd in schui-
Door de schuine positie van
Door gebruik te maken
maal 10 seconden of
ne positie dicht bij het hoofd
je hoofd kun je alle drie de
van kijken, luisteren en
de zorgvrager normaal
van de zorgvrager.
controles uitvoeren.
voelen kan een zorgvuldi-
ademt.
–
Kijk, luister en voel tien
ge waarneming verkregen
bovenbuik ziet bewegen.
Kijk of je de borstkas of
seconden om vast te stellen
worden.
–
of de zorgvrager normaal
Luister aan de mond van
de zorgvrager naar ademha-
ademt.
lingsgeluiden. –
Voel met je wang bij de
neus/mond naar de luchtstroom. Breng - indien de ademweg vrij is en de zorgvrager een goede ademhaling heeft - de zorgvrager in stabiele zijligging (analyse 2.5.3).
6
Trek de juiste con-
Als de zorgvrager niet nor-
Geef de omstander de vol-
Stel je op de hoogte van
clusie en handel ade-
maal ademt of je twijfelt, laat
gende opdracht om uit te
de procedure die er in de
quaat.
de omstander dan via
voeren:
instelling geldt voor het
1-1-2 een ambulance bellen
–
melden van een calamiteit.
en daarna een AED + des-
lance;
kundige bediener halen.
–
vraag om een ambugeef door dat het om
Start zelf met reanimeren via een reanimatie gaat; 30 borstcompressies, afge-
–
wisseld met 2 beademingen.
adres door; –
geef instelling en kom na de mel-
ding terug met een
Zie voor Informatie over de AED analyse 5.5.2.
A(utomatische) E(xterne) D(efribillator) en zorg voor een deskundige bediener.
21
%GYXILYPTFMN HVIMKIRH JPEY[ZEPPIR
In deze analyse wordt eerst het handelen bij dreigend flauwvallen uitgewerkt (deel 1) en daarna het handelen bij het flauwvallen (deel 2). Flauwvallen kan worden veroorzaakt door hevige emoties zoals afschuw, plotselinge schrik, het zien van bloed, of door een benauwde omgeving, maar ook door gezondheidsstoornissen zoals bloedarmoede, epilepsie en suikerziekte. Bij de acute hulpverlening dien je rekening te houden met de (mogelijke) oorzaak. Deze analyse gaat uit van de eerste groep oorzaken.
463')(96)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Observeer:
Een zorgvrager die dreigt
Let op de mogelijke oor-
–
gedrag;
flauw te vallen kan wat
zaak van een verminderde
–
uiterlijk;
afwezig in het rond kijken,
bloedtoevoer, bijvoorbeeld
–
wat de zorgvrager zegt.
bleek zien, gapen en bij-
door het zien van iets
voorbeeld zeggen ‘Ik voel
afschuwwekkends, engs,
me raar, ik denk dat ik van
een ijle lucht, benauwde
mijn stokje ga.’
omgeving of ten gevolge
;)6/;-.>)
( )) 0 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ( 6 ) - + ) 2 ( * 0 % 9 ; :% 0 0 ) 2
1
Stel het vermoede-
lijk flauwvallen vast.
van zwakte na ziekte, honger of uitputting. 2
Stimuleer de bloed- Vraag de zorgvrager diep
toevoer naar de herse-
adem te halen.
nen. Nu zijn er twee mogelijke stappen: a
Begeleid de zorgvrager
Beide methoden stimuleren
Het is ook mogelijk de
(eventueel met ondersteu-
de bloedtoevoer naar de
zorgvrager in de buurt
ning) de ruimte uit, de frisse
hersenen.
van een geopend raam
lucht in.
(eventueel in een andere
b
ruimte) te laten zitten.
Of vraag/help de zorg-
vrager te gaan zitten.
Als de zorgvrager niet in staat is te lopen of met het
Stel jezelf schuin voor de
Zodat je de zorgvrager
hoofd tegendruk te geven,
zorgvrager op.
eventueel kunt begeleiden
leg de zorgvrager dan in
als deze flauw valt.
rugligging op de grond
Breng diens hoofd tussen de knieën. Plaats een hand op het achterhoofd.
22
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
om vallen te voorkomen.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Oefen hiermee lichte druk naar beneden uit terwijl je de zorgvrager vraagt het hoofd omhoog te bewegen. 3
Controleer het
effect van stap 2b.
Ga na of de zorgvrager het hoofd omhoog kan bewegen en een rode gelaatskleur krijgt. Begeleid de zorgvrager
Om te voorkomen dat de
vervolgens naar een andere
zorgvrager opnieuw onwel
omgeving met frisse lucht.
wordt.
Blijft de zorgvrager bleek en
Om te voorkomen dat de
onwel, leg hem dan op de
zorgvrager op de grond
rug neer. Zie voor vervolg
valt.
deel 2 van deze analyse. 4
Bewaak en begeleid Observeer nogmaals:
de zorgvrager.
–
gedrag;
–
uiterlijk;
–
wat de zorgvrager je
Blijf bij de zorgvrager totdat Adviseer de zorgvrager bij hij zich weer beter voelt.
een onduidelijke oorzaak een arts te raadplegen.
vertelt en ga samen na wat de mogelijke oorzaak is geweest.
( ) ) 0 % ' 9 8 ) , 9 0 4 & - . ) ) 2 * 0 % 9 ; + ) :% 0 0 ) 2 > 3 6 + : 6 % + ) 6 ; ) 7 8% 6 8 ) 2 ( ) % 2 % 0= 7 ) 3 4 , ) 8 1 3 1 ) 2 8 ( %8 ) ) 2 ( 6 ) - + ) 2 ( ) * 0 % 9 ; 8 ) , ) ) * 8 + ) 6 ) 7 9 08 ) ) 6 ( - 2 , ) 8 3 2 ( ) 6 9 - 8 + % % 2 :% 2 ( ) > 3 6 + : 6 % + ) 6 ¦ > - ) 7 8% 4 ( ) ) 0
1
Breng de zorgvra-
Leg de zorgvrager plat op
Door deze houding wordt
Realiseer je dat – als de
ger in de goede hou-
de rug neer en breng diens
de bloedtoevoer naar de
zorgvrager het bewustzijn
ding.
benen hoger dan het hoofd.
hersenen gestimuleerd.
verliest – deze houding
Neem hiervoor de ‘schut-
ademhalingsmoeilijkheden
tershouding’ aan (een knie
kan veroorzaken.
op de grond en de andere knie gebogen) en leg de onderbenen van de zorgvrager op je gebogen bovenbeen. Een hogere positie van de benen kan ook via een stoel of kruk worden bereikt.
23
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
2
Observeer of de zorgvrager
Wanneer de zorgvrager
Blijf de zorgvrager tijdens
binnen een minuut weer bij
kortdurend bewusteloos is,
deze houding observe-
bewustzijn komt.
is er een redelijke kans dat
ren op veranderingen in
hij een flauwte heeft gehad.
bewustzijn en ademhaling.
Controleer het
bewustzijn.
3
Praat met de zorg-
vrager.
Vertel de zorgvrager:
De zorgvrager is vaak even
–
gedesoriënteerd en snapt
dat hij/zij flauwgevallen
is; –
niet hoe hij/zij op de grond dat hij/zij het beste nog
terecht is gekomen.
even kan blijven liggen;
De zorgvrager kan zich
–
schamen en snel willen
dat diens benen omhoog
gehouden worden om extra
opstaan.
bloed naar het hoofd te brengen. Vraag de zorgvrager:
Als de zorgvrager op het
–
of hij/zij hoofdpijn heeft; hoofd gevallen is, kan hij/
–
hoe hij/zij zich voelt;
zij last hebben van hoofd-
–
of hij andere klachten
pijn.
heeft. 4
Laat de zorgvrager
Blijf – in schuttershouding
In verband met de bloed-
Laat de zorgvrager, als
ongeveer tien minuten
– de benen van de zorgvra-
toevoer (en zuurstofvoorzie-
deze dat wil, wat drinken.
met de benen omhoog
ger hoog houden of laat de
ning) naar de hersenen.
Laat de zorgvrager zelf
liggen.
benen op een stoel rusten.
drinken. Hierdoor voorkom je dat deze zich verslikt en kun je er achter komen of er voldoende herstel is opgetreden.
5
Bewaak en begeleid Observeer:
Blijf bij de zorgvrager totdat
de zorgvrager gedu-
–
gedrag;
hij zich weer redelijk goed
rende de uitvoering
–
uiterlijk;
voelt.
van stap 4.
–
wat de zorgvrager zegt.
Bespreek met de zorgvrager
Adviseer de zorgvrager
de mogelijke oorzaak.
een arts te raadplegen als een mogelijke oorzaak onduidelijk blijft.
6
Rond de hulp af.
Breng de zorgvrager uit de
Om te voorkomen dat de
situatie en in de frisse lucht.
zorgvrager opnieuw onwel
Vraag of de zorgvrager zich
wordt.
beter voelt.
24
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
7XEFMIPI^MNPMKKMRK
Als men bij een op de rug liggende zorgvrager een bewustzijnsstoornis of een belemmering van de ademweg heeft vastgesteld, is het risico groot dat de zorgvrager een ademhalingsprobleem krijgt doordat ten gevolge van de optredende spierverslapping de tong achter in de keelholte zakt, of dat de zorgvrager braakt en het braaksel in de longen terechtkomt. Om deze levensbedreigende complicaties te voorkomen, wordt de zorgvrager in stabiele zijligging gebracht. Gezien het acute appèl op het handelen hierbij, zijn in deze analyse geen beschrijvingen opgenomen van voorbereidende of afrondende stappen. Verder zijn we ervan uitgegaan dat de zorgvrager in rugligging ligt.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Kijk naar de positie van het
Zodat je het hoofd van de
Naast de ligging van het
hoofd van de zorgvrager en
zorgvrager niet helemaal
hoofd kunnen ook ver-
kniel aan de kant waar het
meedraait als je deze in sta-
wondingen een rol spelen
gezicht van de zorgvrager
biele zijligging kantelt.
in de keuze aan welke
Zorgvrager 1
Kniel naast de
zorgvrager.
naar toe is gedraaid.
zijde je naast de zorgvrager knielt.
Verwijder de bril van de
Leg deze zo neer dat de
zorgvrager (als hij die
glazen niet in contact met
draagt).
de grond komen.
Zorg dat de benen gestrekt
Vergemakkelijkt het draai-
Je mag de zorgvrager
zijn.
en.
alleen draaien met het gezicht naar boven om verwondingen in het gelaat te voorkomen.
2
Leg de dichtsbij-
zijnde arm opzij.
Pak de arm bij de elleboog
Zodat de arm niet bekneld
Let erop dat je niets for-
en pols vast. Breng de arm
kan raken onder het
ceert bij het verleggen
schuivend en zonder te for-
lichaam.
van de arm. Door het ver-
ceren op schouderhoogte
draaien van de arm zou-
van de zorgvrager.
den de gewrichten bescha-
Buig de elleboog.
digd kunnen worden.
Zorg ervoor dat de hand-
De zorgvrager kan ten
palm naar boven
gevolge van de bewuste-
wijst.
loosheid niet aangeven dat het pijn doet.
25
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
3
Plaats de verafge-
Pak de hand/pols vast en
Door de hand vast te hou-
legen hand tegen de
zorg dat de handrug van de
den creëer je een soort buf-
wang van de zorgvra-
zorgvrager naar boven wijst.
fer, waarop het gezicht van
ger.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
de zorgvrager wordt opgePlaats de hand schuin over
vangen tijdens het draaien.
de borstkas tegen de wang van de zorgvrager. Houd de hand vast. 4
Buig de knie van
het verafgelegen been.
Plaats je andere hand onder
Door de knie te buigen
Houd de knie van de
de knieholte van de zorg-
maak je een korte hefboom,
zorgvrager goed vast
vrager.
waardoor je de zorgvrager
omdat door de afwezig-
Buig het been door de knie
met weinig kracht snel op
heid van spierspanning
op te trekken en de voet op
de zij kunt draaien.
het been niet in dezelfde
de grond te laten staan. 5
Draai de zorgvra-
ger in zijligging.
positie blijft staan.
Trek de gebogen knie lang-
Oefen lichte druk uit omdat
zaam en rustig naar je toe,
de zorgvrager anders te snel zorgvrager hierbij in de
tot deze op de grond komt.
draait wat tot verwondingen juiste positie (buffer). aan vooral het gezicht kan leiden.
6
Stabiliseer de zijlig-
ging.
7
Breng het hoofd in
veilige positie.
Druk hierbij met je andere
Zorg dat het gezicht van de
hand, de hand van de zorg-
zorgvrager op diens hand-
vrager tegen de wang.
rug blijft rusten.
Zorg ervoor dat heup en de
Zodat de zorgvrager niet
knie van het gebogen been
door kan rollen in buiklig-
in een rechte hoek liggen.
ging.
Breng het hoofd iets naar
De maaginhoud (braaksel)
achteren en richt neus en
kan dan uit de mond lopen
mond naar de grond.
zodat dit niet door inademen (aspiratie) in de longen terecht komt.
26
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
Houd de hand van de
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
8
Controleer elke minuut de
Stabiele zijligging geeft je
De ademweg wordt door
ademhaling.
ook de mogelijkheid te gaan de stabiele zijligging vrij-
Blijf bij de zorgvra-
ger en controleer de
ademhaling.
alarmeren als je alleen bij
gehouden. Let er wel op
de zorgvrager bent.
dat of jijzelf of anderen niet over de zorgvrager heen stappen. Je loopt het risico de zorgvrager te verwonden of te struikelen als de zorgvrager bij bewustzijn komt.
9
Laat deskundige
hulp inroepen.
Via 1-1-2 of speciaal num-
Het alarmnummer 1-1-2 is
mer binnen de instelling.
voor het waarschuwen van nooddiensten (ambulance).
27
,IXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMNIIRKVERHQEP
In deze analyse zijn we ervan uitgegaan dat de zorgvrager is opgenomen in een verpleeghuis, er geen sprake is van een reanimatiesituatie, je op de hoogte bent van de achtergronden van de zorgvrager en dat de zorgvrager wordt overvallen door een grand mal-insult in aanwezigheid van een verzorgende. Door de plotselinge aard van het insult zijn in deze analyse geen voorbereidende stappen beschreven.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Beoordeel de situatie en stel
I.v.m. het maken van een
Een grand mal-insult
vast welke soort bewegingen
inschatting van de te verle-
duurt meestal kort
de zorgvrager maakt.
nen zorg.
(gemiddeld een minuut).
UJKEFOT Zorgvrager 1
Observeer de zorg-
vrager.
Voor anderen die het Tijdens de tonische fase
Door de stijfkrampen treedt
insult zien, lijkt de tijd
(duur 15-25 seconden) ver-
incontinentie van urine op
vaak erg langzaam te
liest de zorgvrager plotseling
en kan de tong tussen de
gaan, waardoor het insult
het bewustzijn, heeft een
tanden komen (tongbeet).
veel langer lijkt te duren.
ademhalingsstilstand en ver-
Door de ademhalings-
toont stijfkrampen.
stilstand gaan lippen en
Door de plotselinge val en
gezicht blauw verkleuren.
door de schudkrampen kunnen verwondingen/ beschadigingen ontstaan
De clonische fase (duur 30-
Soms treedt er schuimvor-
50 seconden) kenmerkt zich
ming op de mond op, wat
door een voortzetting van
door bloedbijmenging ten
de ademhalingsstilstand en
gevolge van de tongbeet
schudkrampen van armen,
rood/roze verkleurd kan
benen en hoofd.
zijn.
Hierna treedt de herstelfase
Door de val (tonische fase)
op, waarbij de ademhaling
of schudkrampen (clonische
snel weer op gang komt en
fase) kunnen de hersenen
de zorgvrager langzaam
van de zorgvrager gekneusd
weer bij bewustzijn komt.
of geschud zijn, waardoor deze kan braken.
28
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
aan hoofd en ledematen.
.
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Leg de zorgvrager zo neer
Ter voorkoming van ver-
Krijgt de zorgvrager in
omgeving voor de
dat deze nergens tegen aan
wondingen door het slaan/
bad het insult, houdt het
zorgvrager.
kan slaan of schuren of ver-
stoten tegen stoelen, tafels
hoofd dan boven water en
wijder voorwerpen uit de
etc.
laat – als dit kan – direct
463')(96)
Omgeving 2
Creëer een veilige
directe omgeving.
het bad leeglopen.
Verplaats de zorgvrager niet.
Dek de zorgvrager daarna met bijvoorbeeld een handdoek toe. Doe bij een zorgvrager in een rolstoel de rugleuning iets naar beneden, verwijder het tafelblad, maak de riemen los en leg de zorgvrager, zo mogelijk, op de grond.
Techniek 3
Blijf bij de
zorgvrager tot het
Maak strakke kledingstuk-
Om de ademhalingswe-
Stop nooit iets (hards)
ken rond de hals los.
gen zoveel mogelijk vrij te
tussen de tanden om de
maken.
tongbeet te voorkomen.
insult over is en handel adequaat.
Een tongbeet is vaak niet Leg iets zachts (plat kussen-
Zodat de zorgvrager zich tij- te voorkomen.
tje, jas, handdoek) onder het
dens de schudkrampen niet
Bovendien kunnen door
hoofd.
(verder) kan verwonden.
(harde) voorwerpen kiezen en tanden gemakkelijk breken.
Neem een eventuele bril af.
Zachte voorwerpen, zoals bijv. een opgerolde
Houdt de zorgvrager niet
De bewegingskracht is zo
zakdoek, kunnen de
vast of werk de bewegingen
heftig dat hierdoor spier-
luchtweg blokkeren. De
niet tegen.
scheuringen en/of botbreu-
verwondingen aan de tong
ken kunnen ontstaan.
zijn enkele dagen pijnlijk, maar genezen altijd snel
Observeer de gelaatskleur.
Door het zuurstoftekort
en zonder problemen.
tijdens de tonische en clonische fase verkleurt de huid blauw (cyanose).
29
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Observeer de ademhaling.
Deze is tijdens de tonische
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
en clonische fase afwezig. Tijdens de herstelfase komt de ademhaling snel weer op gang en is meestal diep en rochelend door het overmatige speeksel. Observeer de tijdsduur van
De tonische fase duurt
de stijfkrampen (tonisch) en
15-25 seconden.
de schudkrampen (clonisch).
De clonische fase duurt 30-50 seconden.
Leg de zorgvrager – als
De stabiele zijligging bevor-
deze weer slap wordt – in
dert een optimale ademha-
stabiele zijligging.
ling doordat de tong de luchtweg niet blokkeert en
Geef de zorgvrager geen
voorkomt dat braaksel of
eten of drinken, voordat
speeksel in de luchtwegen
deze weer helemaal bij
komt.
bewustzijn is. Laat de arts waarschuwen
Er kan dan sprake zijn van
als het insult langer dan 5
een (dreigende) status epi-
minuten duurt of
lepticus.
als het grand mal-insult
Het risico hiervan is dat
overgaat in een volgend
er mogelijk niet herstel-
grand mal-insult, zonder dat
bare hersenbeschadigingen
de zorgvrager bij bewustzijn
optreden ten gevolge van
is geweest.
het (langdurig) zuurstoftekort.
4
Dien eventueel de
Breng de voorgeschreven
Een rectiole is een plastic
Er bestaan twee verschil-
in opdracht van de
rectiole in:
ampul gevuld met een
lende rectioles nl. 5 en 10
arts voorgeschreven
–
zorg voor privacy;
medicijn in vloeibare vorm
mg.
medicijnen toe.
–
verwijder het ondergoed;
(Diazepam).
De arts zal op grond van
–
verwijder het afsluitdop-
je; –
leeftijd en lichaamsgewicht de juiste dosis voorschrij-
breng de hals van de
ven.
canule in het rectum;
Rectale toediening is niet
–
altijd en overal even wen-
knijp de ampul leeg;
selijk en kan fysiek lastig zijn als de zorgvrager in een rolstoel zit of erg zwaar is.
30
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
–
83)0-',8-2+
houdt de ampul ingekne-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 Daarom is er als alterna-
pen en verwijder de rectiole
tief een geconcentreerde
uit de anus.
neusspray ontwikkeld met hierin het kort- en snelwerkende middel Midasolan (Dormicum).
Of dien pufjes toe via de
Met 1-4 pufjes van de spray
Dit heeft dezelfde werking
neusspray (b.v. Midasolan).
kan een status epilepticus
als rectaal toegediende
eveneens in een vroeg sta-
middelen.
dium onderbroken worden.
De spray is maximaal 6 maanden houdbaar.
Observeer het effect.
Het effect zal veelal na enkele minuten optreden.
OB Zorgvrager 5
Controleer het
Controleer of de zorgvrager
Om inzicht te krijgen in het
Spreek de zorgvrager
neurologisch functi-
na het insult goed wakker en bewustzijnsniveau van de
aan met zijn naam en stel
oneren en eventuele
georiënteerd is.
zorgvrager.
gerichte vragen.
Controleer of de zorgvrager
In sommige gevallen kan
uitvalsverschijnselen heeft.
namelijk tijdelijk uitval
verwondingen.
optreden. Vraag of de zorgvrager
Ter verlichting van pijn.
Veel zorgvragers klagen
hoofdpijn heeft en zo ja,
over hoofdpijn na een
geef in overleg met de arts
insult.
medicatie. Controleer of de zorgvrager
Om de verwondingen te
geen valverwondingen heeft,
kunnen (laten) behandelen.
verwondingen aan ledematen en hoofd of verwondingen ten gevolge van een tongbeet. Controleer of de zorgvrager
Voor veel zorgvragers is dit
incontinent is. Zo ja, bege-
iets waarvoor ze zich scha-
leid en verschoon de zorg-
men. Houd hier rekening
vrager.
mee.
31
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
6
Zorg dat de zorg-
Laat de zorgvrager in bed
Veel zorgvragers zijn na een
Vraag andere zorgvragers
vrager na een insult
plaatsnemen.
insult extreem moe en wil-
om de zorgvrager niet te
ongestoord kan uitrus-
Zorg dat de zorgvrager mak-
len ongestoord slapen.
storen.
ten.
kelijke kleding aan heeft
Informeer eventueel de
Zorgvragers kunnen onge-
Indien een zorgvrager
familie/naasten over het
rust of juist verdrietig zijn,
voor het eerst een insult
voorgevallen insult.
dat er (weer) een insult is
krijgt, dient dit altijd aan
opgetreden.
de (huis)arts te worden
(pyjama). Laat de zorgvrager ongestoord uitrusten.
doorgegeven. Bespreek met de zorgvrager zijn gevoelens omtrent het insult. 7
Informeer de zorg-
vrager over het insult.
Geef de zorgvrager uitleg
Om angst en onzekerheid te Bij een insult weet een
over wat er is gebeurd en ga
verminderen.
in op vragen. 8
Rapporteer zorg-
zorgvrager niet wat er gebeurd is.
Rapporteer de volgende
I.v.m. de continuïteit van
Dit zijn belangrijke obser-
vuldig het verloop van
aspecten:
zorg.
vaties voor het eventueel
het insult.
–
hoe het insult begon;
Bij veelvuldig optreden van
aanpassen van het behan-
–
wat de aanleiding was;
insulten of in verband met
delbeleid.
–
hoe het insult zich ont-
diagnosestelling kan men
wikkelde;
deze gegevens vastleggen in
Als een grand mal-insult
–
een zogenaamde aanvals-
niet binnen 10 minuten na
kalender.
het toedienen van de rec-
welke motorische stoor-
nissen werden geconstateerd;
tiole of de neusspray stopt,
–
is het noodzakelijk
wat het bewustzijnsni-
veau tijdens het insult was;
dat de zorgvrager met
–
spoed naar het zieken-
hoe lang het hele insult
en de afzonderlijke fasen
huis vervoerd wordt voor
duurden;
verdere behandeling en
–
onderzoek naar de oor-
wat de uitvalsverschijnse-
len na het insult waren;
zaak van de status.
–
Waarschuw de arts als de
of er verwondingen zijn
opgetreden en zo ja, welke;
zorgvrager 15 minuten
–
na het insult nog buiten
hoe de zorgvrager heeft
gereageerd op de medicatie.
bewustzijn is (verwar dit niet met de diepe slaap na een insult) of als het niet zeker is dat het om een epileptisch insult gaat.
32
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
0IIVVIWYPXEXIR Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen.
. ) / 9 2 8 1.
vertellen wat een verstoord bewustzijn is en welke niveaus hierbij bestaan;
2.
vertellen wat men verstaat onder bewusteloosheid en flauwte, welke verschijnselen beide type-
3.
de ‘acute hulp’ die je geeft aan een zorgvrager die bewusteloos dreigt te raken, vertellen en
ren en hoe beide van elkaar kunnen worden onderscheiden; toelichten; 4.
de ‘acute hulp’ die je geeft aan een zorgvrager die dreigt flauw te vallen of flauwvalt, vertellen en toelichten;
5.
de zorgvrager in stabiele zijligging plaatsen;
6.
een handelingsschema voor ‘acute hulp’ per stap weergeven, toelichten en toepassen in verschillende beschreven zorgsituaties;
7.
acute hulp bij een zorgvrager die bewusteloos is, vertellen en toelichten;
8.
de observaties van het bewustzijn interpreteren;
9.
motiveren in welke houding een bewusteloze zorgvrager het beste kan liggen;
10.
uitleggen wat epilepsie is en welke verschijnselen horen bij de verschillende vormen van epilepsie;
11.
vertellen en toelichten welke eerste hulp je geeft aan een zorgvrager die een grand mal ondergaat;
12.
toelichten welke observatie- en rapportagepunten van belang zijn in de bovengenoemde eerste
13.
algemene aandachtspunten noemen voor het begeleiden van zorgvragers in bovengenoemde
14.
……
15.
……
16.
……
hulp-situaties; eerste hulp-situaties;
33
&I[EOIRZERHIGMVGYPEXMIIRZIVPIRIR ZERIIVWXILYPT
-RPIMHMRK
Het goed functioneren van de circulatie is voor de mens van wezenlijk belang. Een veelvoorkomende, meestal onverwachte en plotseling optredende stoornis in de circulatie is de hartstilstand, en in het bewustzijn de bewusteloosheid. Een andere stoornis in de circulatie, waarbij acute hulphandelingen de levensbedreiging kunnen verminderen, is ernstig bloedverlies met als gevolg shock. In dit hoofdstuk gaan we in op de vaardigheden die van belang zijn bij levensbedreigende stoornissen in de circulatie. Aan de orde komt: ernstig in- en uitwendig bloedverlies, zowel slagaderlijk als aderlijk, en shock. Bij zowel bewustzijns- als circulatiestoornissen geldt dat je snel moet kunnen nagaan wat er aan de hand is, om vervolgens de juiste handelwijze te kunnen bepalen. Vaak kan snel en effectief handelen ernstige gezondheidsproblemen of overlijden van de zorgvrager voorkomen. Het werken volgens een vast schema voorkomt dat een aanwezige stoornis over het hoofd wordt gezien en kan levensredding voor de zorgvrager betekenen. Door middel van de studieopdrachten oriënteer je je op de te leren vaardigheden.
&IKMRZIVIMWXIRIRZSSVOIRRMWXSIXW
#FHJOWFSFJTUFO Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – bouw en functie van centrale zenuwstelsel, hersenen en ruggenmerg; – het belang van voldoende zuurstoftransport naar de hersenen; – bouw en functie van hart en bloedvaten; – bouw en functie van de huid. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt. 7PPSLFOOJTUPFUT Deze toets bestaat uit 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de bewering volgens jou waar of niet waar is.
34
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&);)6-2+
1
;% %6
2-)8 ;% %6
De huid heeft tot taak het lichaam te beschermen tegen uitwendig geweld.
2
Een volwassen mens heeft ongeveer vijf liter bloed.
3
Het hart bestaat uit twee kamers en twee boezems.
4
Het hart is alleen opgebouwd uit spierweefsel.
5
In de aorta bevindt zich zuurstofarm bloed.
6
De bloedvaten zijn onder te verdelen in aders, slagaders en haarvaten.
7
Witte bloedlichaampjes hebben tot taak het vervoeren van zuurstof.
8
De huid is het grootste orgaan van ons lichaam.
9
Het onderhuidse bindweefsel bestaat voornamelijk uit spiercellen.
10
Een zorgvrager met een langdurige ernstige uitwendige bloeding heeft een lage bloeddruk.
In hoofdstuk 10 staan de antwoorden. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
35
'EWYW
'EWYW
Peter Snoep, een zorgvrager van 46 jaar met een matige verstandelijke beperking, is erg gericht op eten. Als het etenstijd is, komt hij direct aanrennen en heeft dan weinig aandacht voor zijn omgeving. Gisteravond ging dat mis. Peter kwam zo hard aanrennen dat hij te hard tegen de deur duwde waar een raam in zat: hij ging met zijn beide armen dwars door het glas. Hierdoor liep hij een bloeding aan zijn rechter onderarm op. Het bloed stroomt er stootsgewijze uit. Het bloed is helder rood van kleur. Een collega vraagt zich af welke soort van bloeding dit is.
36
'EWYW
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
7XYHMISTHVEGLXIR
Met behulp van de volgende studieopdrachten kun je inzicht verwerven in achtergronden en uitvoeringsvoorwaarden van de beoogde vaardigheden. Maak de in dit hoofdstuk geformuleerde studieopdrachten. Maak deze zo veel mogelijk met één of meer medeleerlingen: raadpleeg ook één of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt voorleggen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten.
7SSVXIRFPSIHMRKIR 1
Uitwendige bloedingen kan men onderverdelen in veneuze, arteriële en capillaire bloedingen. Door te kijken naar de manier waarop het bloed uit de wond komt, kun je zien wat voor soort bloeding het is. Noteer hieronder op welke wijze het bloed bij de verschillende soorten bloedingen uit de wond komt. a Bij een veneuze bloeding:
b Bij een arteriële bloeding:
c Bij een capillaire bloeding:
37
,SRKIV
2
Als je de casus van Peter Snoep leest kun je op grond van de verschijnselen uitmaken welke soort bloeding het is. a Welke soort bloeding heeft Peter? Motiveer je antwoord op grond van de verschijnselen.
b Welke eerste hulp zou jij geven?
c Zou je met zo’n bloeding naar het ziekenhuis moeten?
d Welke eerste hulp zou je geven als er nog glas in de wond zit? Mag je het glas verwijderen? Motiveer je antwoord.
e Hoe begeleid je Peter?
38
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&PSIHRIYW
3
Cees, een kleuter van 5 jaar, is lekker in de tuin aan het spelen. Opeens hoort zijn moeder een harde gil en gehuil. Ze rent naar buiten en ziet bloed uit Cees’ neusje lopen. Cees vertelt in tranen dat hij van de glijbaan is gevallen. Hij is erg overstuur van al dat bloed.
a Wat zijn de verschijnselen van een bloedneus?
b Welke eerste hulp moet de moeder verlenen?
c Wat moet de moeder doen als de neusbloeding na tien minuten nog niet is gestopt?
,EPW 4
Een slagaderlijke bloeding kun je ook aan de hals oplopen. a Welke eerste hulp zou je geven bij een slagaderlijke bloeding aan de hals?
b Moet je in deze situatie een drukverband aanleggen? Motiveer je antwoord.
39
:IVWGLMPPIRHI[SRHIR 5
Er zijn nu verschillende verwondingen behandeld, maar nog niet allemaal. Kun je zelf nog vijf verwondingen bedenken? Beschrijf hoe je de betreffende wond behandelt en of je wel of niet een beroep doet op deskundige hulp. Verwonding: Behandeling: Deskundige hulp?
Verwonding: Behandeling: Deskundige hulp?
Verwonding: Behandeling: Deskundige hulp?
Verwonding: Behandeling: Deskundige hulp?
Verwonding: Behandeling: Deskundige hulp?
1MNRORMI
6
Je werkt in een instelling voor bewoners met een verstandelijke beperking op een groep met schoolgaande bewoners. Eén van de bewoners, Chris (8 jaar), komt huilend binnen. Je ziet dat hij een gat in zijn broek heeft en dat hij bloedt uit zijn knie. De ellebogen van Chris hebben behoorlijke schaafwonden opgelopen. Uit de wond aan Chris’ knie sijpelt een beetje bloed. Zijn ellebogen bloeden niet, maar bevatten wel wat vuil. Chris snikt wat na, is niet overstuur, maar volgt met argusogen wat je gaat doen. Je weet dat hij jodium eng vindt, maar pleisters vindt hij prachtig. a Wat zijn de verschijnselen van schaafwonden?
40
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
b Wat zou je doen met de wonden aan de knie en de ellebogen van Chris?
c Hoe zou je met Chris omgaan? Motiveer je antwoord.
d Welke punten zijn van belang voor de overdracht?
7
4MNR De volgende morgen komt Chris uit bed en huilt. Je vraagt wat er aan de hand is. Hij zegt dat zijn knie veel meer pijn doet dan gisteren.
a De schaafwond op zijn knie gaat ontsteken. Wat zijn de verschijnselen van een ontstoken schaafwond?
b Zou je nu een arts inschakelen?
41
8VMPPIR
8
Mevrouw De Winter woont in verpleeghuis Avondlicht. Haar handen trillen erg, maar ze wil graag zelf alles nog doen. Tijdens het schillen van een sinaasappel snijdt ze in haar hand. Mevrouw heeft hierdoor een snijwond in de muis van haar hand. a Wat zijn de verschijnselen van een snijwond?
b Welke eerste hulp zou je geven?
c Welke punten zijn van belang voor de overdracht?
d Welke observatiepunten zijn er bij de latere verzorging van de wond?
e Mevrouw De Winter is erg van streek en zegt: ‘Ik kan ook helemaal niets meer.’ Hoe begeleid je mevrouw hierin?
42
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:IVFERHIR 9
Verschillende wonden vragen een eigen manier van verbinden. a Wat is het doel van een wonddekverband?
b Wat is het doel van een wonddrukverband?
c Wat is het doel van een mitella?
d Wat kun je nog meer doen met een mitella?
e Wanneer worden wonddekverbanden, wonddrukverbanden en een mitella toegepast? Geef van elk twee voorbeelden. Wonddekverband:
Wonddrukverband:
Mitella:
43
f Wat is het verschil tussen een snelverband en een dekverband?
%ERPIKKIRZIVFERH 10
In de vorige vraag heb je het doel en de toepassing van de verschillende verbanden opgezocht. a Beschrijf hoe je een mitella aan moet leggen. Geef de aandachtspunten/kritieke punten weer.
b Beschrijf hoe je een dekverband moet aanleggen. Geef de aandachtspunten/kritieke punten weer.
c Beschrijf hoe je een wonddrukverband moet aanleggen. Geef de aandachtspunten/ kritieke punten weer.
&PSIHIRZIVFERH 11
Mevrouw Warns heeft een bloedende wond aan haar onderarm. Ada gaat, nadat ze de noodbel heeft ingedrukt, deze verbinden. a Welk verband is daarvoor het geschiktst? Geef aan waarom je voor dit verband kiest.
44
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
8IXERYW 12
Bij een aantal wonden wordt er vaak een tetanusinjectie gegeven. Zoek op wat een tetanusinjectie is en bij welke wonden die wordt gegeven.
-RWLSGO Lieke zit boven haar studieboeken. Ze volgt de opleiding voor verzorgende en leert op dit moment voor een toets ‘Kennis van ziektebeelden’. Ze is moe; het is half tien en ze heeft al de hele dag gestudeerd. Het laatste onderwerp, wat ze nog niet heeft doorgenomen, is ‘shock’. Ze heeft geen zin meer en doet haar bureaulamp uit. Een shock, denkt Lieke, dat heeft tante Petri ooit gehad na een auto-ongeluk. Dan ben je toch helemaal in de war? Ze besluit er niet meer aan te denken. Morgen in de trein zal ze het boek wel meenemen. Nu nog even douchen en dan naar bed. a Wat is een shock?
b Welke verschijnselen (zowel objectieve als subjectieve) horen bij een shock? Zoek ze op en geef voor het optreden van al deze verschijnselen een verklaring.
ZIVWGLMNRWIP
ZIVOPEVMRK
c Welke verschillende soorten shock zijn er? Welke oorzaken horen bij deze soorten?
45
d Een zorgvrager met brandwonden heeft een shock, omdat…
-OLEHLIXRMIXMRHIKEXIR
Veroniek werkt op een psychogeriatrische afdeling in een verpleeghuis. Zij is eerstverantwoordelijke voor meneer Niekerk. Meneer Niekerk is een lange, dunne, zwijgzame man. Hij loopt veel over de afdeling en kan overdag maar weinig rust vinden. Hij is over het algemeen moeilijk aan tafel te krijgen. Hij heeft de laatste week ook opvallend weinig eetlust en drinkt weinig. Vandaag lijkt meneer Niekerk niet zichzelf. Veroniek maakt zich zorgen. Hij zit namelijk al de hele dag in de huiskamer. Hij zit te suffen en lijkt zich niet lekker te voelen. Ook ziet zijn gezicht er grauw uit. Bij aanspraak moppert hij kort. Hij gaat onder aandringen nog wel mee naar het toilet, maar lijkt duizelig bij opstaan. Hij kan niet plassen. Als Veroniek zijn pols meet, merkt ze dat deze erg snel, maar zwak is. Ze besluit Lydia, de verpleeghuisarts, te bellen. Lydia komt meteen en onderzoekt meneer Niekerk kort. Ze zegt dat ze denkt aan uitdroging. a Meneer Niekerk dreigt in een hypovolemische shock te raken. Hoe zou dit komen?
b Veroniek meet de polsfrequentie. Welke observaties kan ze nog meer doen om de circulatie te controleren? Bekijk de inhoudelijke analyse, het observeren van de circulatie en het verlenen van eerste hulp en vul je antwoord aan.
c Had dit probleem voorkomen kunnen worden? Geef suggesties.
46
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
-RLSYHIPMNOIEREP]WIW
,IXSFWIVZIVIRZERHIGMVGYPEXMIIRLIXZIVPIRIRZERIIVWXI
LYPT In de analyse gaan we uit van een volwassen, wilsbekwame zorgvrager.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na m.b.t. de zorgvrager:
I.v.m. continuïteit van zorg.
Bij een anamnese of
WPPS Zorgvrager 1
Raadpleeg het
zorgdossier.
–
welke aandoeningen de
opnameprocedure is het
zorgvrager heeft;
Om de waarden met elkaar
belangrijk dat aan beide
–
te kunnen vergelijken.
armen de bloeddruk en
wat de waarden van eer-
dere observaties zijn. 2
Bereid de zorgvra-
ger voor.
polsslag gemeten worden.
Bespreek desgewenst doel
Zodat de zorgvrager op de
In een spoedeisende situ-
en werkwijze van de circula-
hoogte is en kan meewer-
atie dient men direct over
tiecontroles.
ken.
te gaan op het controleren van de circulatie en adequaat te handelen.
Omgeving 3
Creëer een rustige
werkomgeving.
Sluit zo nodig de bedgordij-
I.v.m. privacy.
nen. Breng het werkblad in orde.
Om hygiënisch te kunnen
Zet het sein aan.
werken. I.v.m. bereikbaarheid.
Techniek 4
Desinfecteer en
was zo nodig vooraf de
Volgens standaardproce-
I.v.m. voorkoming van
In spoedeisende situaties
dure.
infecties.
is het niet altijd mogelijk
handen.
de handen tevoren te wassen/desinfecteren.
47
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
5
Tref voorbereidin-
Pak de benodigdheden:
I.v.m. een efficiënte manier
gen voor het controle-
–
van werken.
ren van de circulatie.
secondewijzer;
polsteller of horloge met
–
bloeddrukmeter;
–
controlelijst;
–
pen.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
UJKEFOT Techniek 6
Controleer de alge-
Spreek de zorgvrager aan.
Om vast te stellen of de
Bij een verstoord bewust-
zorgvrager bij bewustzijn
zijn of bewusteloosheid is
Beoordeel de houding en de
is en om een eerste indruk
er sprake van een spoed-
kleur van de zorgvrager.
van de algehele conditie te
eisende situatie en dient
krijgen.
direct alarm te worden
hele conditie van de zorgvrager.
geslagen. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van wat je in geval van nood moet doen. 7
Voel de pols.
Voel met de wijs- en mid-
De wijs- en middelvinger
delvinger van je dominante
zijn het meest gevoelig.
hand op de slagader van de
Het komt voor dat de radi-
pols aan de duimzijde van
alis pols niet meer voelbaar
de zorgvrager.
is, maar de halsslagader of de liesslagader nog wel.
Oefen lichte druk uit.
Als je te hard op de slagader drukt, kun je deze
Voel tenminste 30 seconden.
dichtdrukken, zodat je geen polsslagen voelt.
8.a Controleer de
Controleer de frequentie
Een versnelde hartfre-
De frequentie moet altijd
frequentie van de pols-
door 30 seconden het aantal
quentie (> 100 slagen per
in relatie gezien worden
slagen.
polsslagen te tellen en dit
minuut) kan komen door
met de eerder waargeno-
met twee te vermenigvuldi-
een (dreigende) shock,
men waarden. Een afwij-
gen.
opwinding, pijn, angst,
king is in combinatie met
endocriene stoornissen of
andere afwijkende waar-
een hartziekte.
nemingen reden om de arts te waarschuwen. Verricht bij alle afwijkingen ook de andere controles van de circulatie.
48
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Een vertraagde hartfrequentie kan voorkomen bij een getraind persoon, in diepe rust, bij zuurstoftekort of door een hartziekte. 8.b Controleer de
Controleer tijdens het tellen
Een onregelmatig hartritme
De regelmaat moet altijd
regelmaat van de pols-
van het aantal polsslagen
kan duiden op een hartrit-
in relatie gezien worden
slagen.
ook de regelmaat; bij een
mestoornis zoals atriumfi-
met de eerder waargeno-
regelmatig ritme is de tijd
brilleren.
men waarden.
tussen twee polsslagen
Indien een sterke onregel-
hetzelfde.
matigheid voorkomt en de zorgvrager dit niet eerder had, dan dient dit gemeld te worden aan de arts.
8.c Controleer de vul-
Controleer de vulling; bij
Een niet gelijke vulling kan
Een afwijkende vulling is
ling van de slagader.
een gelijke vulling voelen
veroorzaakt worden door
ernstig en dient direct te
de polsslagen steeds even
een ritmestoornis of door
worden gerapporteerd
krachtig.
een mechanische beperking
aan de arts.
van het hart. 9
Controleer de
bloeddruk.
Zie inhoudelijke analyse
Na de meting is de hoogte
5.5.1 van het werkcahier
van zowel de bovendruk
basiszorg deel 3.
(systole) als onderdruk (diastole) bepaald.
10 Bepaal de pols-
Trek van de gemeten systoli-
Bijvoorbeeld: systolische
Een kleine afnemende
druk.
sche waarde de diastolische
waarde 120 mm Hg minus
polsdruk (< 30 mm Hg)
waarde af.
de diastolische waarde 80
kan een voorteken van
mm Hg. In dit geval is de
shock zijn.
polsdruk 40 mm Hg. 11 Controleer de
Druk met de nagel van je
Als de refill traag verloopt
Normaal is het nagelbed
capillaire refill.
duim op het nagelbed van
dan kan dit wijzen op een
binnen 0,5 tot 1 seconde
de zorgvrager, tot het nagel-
verminderde circulatie.
weer normaal roze
bed wit verkleurt.
gekleurd.
Controleer na hoeveel tijd het nagelbed weer de normale roze kleur heeft.
C
49
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
12 Controleer de
Voel met de handrug de
Een koude perifere circu-
huidskleur en de peri-
neus, wangen, handen en
latie in relatie tot een nor-
fere circulatie.
eventueel voeten. Controleer male centrale lichaamstem-
gelijktijdig de kleur.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
peratuur kan wijzen op een afgenomen circulatie. Een blauwe huid (cyanose) wijst op een zuurstoftekort.
13 Controleer de uri-
Ga na hoeveel de zorgvrager
Indien een persoon minder
Normaal gesproken is
neproductie.
de laatste uren heeft geüri-
urineproductie heeft, is er
een 0,5 ml per kilogram
neerd.
sprake van een oligurie. Dit
lichaamsgewicht per uur
Bij zorgvragers met een
zou veroorzaakt kunnen
de ondergrens.
blaaskatheter is dit te meten
worden door een shock.
door gebruik te maken van een opvangsysteem waarbij de urineproductie per tijdseenheid kan worden opgevangen. Indien de zorgvrager geen blaaskatheter heeft dan dien je dit na te gaan op de vochtbalans en te berekenen hoeveel de urineproductie per uur is geweest. 14 Combineer en
Combineer de gevonden
Om een gerichte actie te
interpreteer de gege-
waarden en neem een
kunnen uitvoeren.
vens.
gepaste actie.
Noteer de gegevens en
Bij een langzame verande-
vergelijk deze met eer-
ring dient dit aan de arts
dere waarden.
gemeld te worden. Bij een sterke en snelle vermindering van de circulatie dien je direct de arts te laten waarschuwen, de zorgvrager
50
plat op bed te leggen en de
Door de platte rugligging
benen omhoog te brengen,
in combinatie met de ver-
behalve als de zorgvrager
hoogde benen, wordt de
een benauwd gevoel aan-
circulatie naar de hersenen
geeft.
enigszins verbeterd.
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
15 Evalueer zo moge-
Bespreek met de zorgvrager
I.v.m. aandacht voor het
lijk de handeling.
zijn ervaringen.
welbevinden van de zorg-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
OB Zorgvrager
vrager. 16 Rapporteer de
Noteer de gevonden waar-
bevindingen.
den op de controlelijst
indien nodig, ook monde-
eventueel aangevuld met
ling over.
I.v.m. continuïteit van zorg.
Draag je bevindingen,
een rapportage van de algehele bevindingen. Bepaal ook wanneer de volgende controles gedaan moeten worden.
Omgeving 17 Ruim de benodigd-
Berg de controlelijst op en
I.v.m. efficiënt en effectief
heden op.
neem de gebruikte spullen
werken.
mee.
51
:IVPIRIRZERIIVWXILYPTFMNIVRWXMKYMX[IRHMKFPSIHZIVPMIW
In deze inhoudelijke analyse wordt concreet het specifieke handelen beschreven bij een ernstige bloeding. In de analyse staat de volgorde in het handelen van de hulpverlener beschreven.
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Observeer de hoeveelheid
Ga altijd na wat er gebeurd
Indien je bij ernstig bloed-
van de bloeding en stel
bloedverlies en de aard van
is.
verlies twijfelt ten aanzien
zo mogelijk vast welke
de bloeding:
Let op gevaar.
van het soort bloeding,
463')(96)
UJKEFOT Zorgvrager 1
Bepaal de ernst
bloedvaten beschadigd – zijn.
een slagaderlijke (arteri-
voel dan de pols en kijk of het bloed al dan niet
ele) bloeding spuit en stoot; Aan een slagaderlijke bloe-
stootsgewijs tegelijk met
bloeding stroomt gestaag;
ding is de pompwerking
de hartslag uit de wond
–
van het hart te herkennen.
komt.
–
een aderlijke (veneuze) een bloeding van de
Bescherm indien mogelijk
haarvaten (capillair) sijpelt.
jezelf door middel van niet-steriele handschoenen. 2
Zorg voor deskun-
dige hulp.
Laat ambulance of arts bel-
Afhankelijk van de plaats
Afhankelijk van de plaats
len.
waar de zorgvrager zich
waar de zorgvrager zich
Zeg wat er doorgegeven
bevindt en de ernst van de
bevindt.
moet worden.
bloeding.
In een instelling zijn vaak
Een heftige bloeding met
vaste afspraken ten aan-
shockverschijnselen vraagt
zien van het inschakelen
om acuut ingrijpen.
van deskundige hulp;
Bel 1-1-2.
zorg dat je daarvan op de hoogte bent.
3
Informeer de zorg-
vrager.
Vertel terwijl je de volgende
Om medewerking van de
Let op dat je zowel in
stappen uitvoert wat je ver-
zorgvrager mogelijk te
je taalgebruik als bij de
der gaat doen (zie stap 4 en
maken en zijn angst te ver-
inhoudelijke informatie
5).
minderen.
aansluit op de behoeften van de zorgvrager.
52
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
4
Vraag/help zorgvrager te
Om te voorkomen dat de
Afhankelijk van de toe-
gaan zitten of liggen.
zorgvrager zich bezeert bij
stand van de zorgvrager.
onverwachts vallen en om
Laat de zorgvrager bij
de zorgvrager in de hou-
shockverschijnselen of bij
ding te brengen die voor
(dreigend) flauwvallen
de te geven hulp het meest
liggen.
Bereid de zorgvra-
ger voor op je hande-
len.
wenselijk is. 5
Stelp of verminder
het bloedverlies.
Slagaderlijke bloeding:
Een slagaderlijke bloe-
–
ding en een zeer ernstige
laat de zorgvrager bij
voorkeur liggen; –
houd indien mogelijk de
aderlijke bloeding kunnen Hierdoor ontstaat een
arm of het been omhoog;
hydrostatisch drukverschil,
–
waardoor het bloedverlies
druk minimaal 10 minu-
shock tot gevolg hebben.
ten met (steriele) gazen, of
aanzienlijk afneemt.
Als zich een voorwerp in
een schone en opgevouwen
Door de lokale druk in de
de wond bevindt (bijv.
doek (driekante-, hand- of
wond verminder je zowel
glas of een mes) laat dit
theedoek) op de wond of op
de arteriële als de veneuze
dan zitten en geef dan zo
de directe omgeving van de
bloeding.
goed als mogelijk druk
wond;
aan weerszijden van het
–
voorwerp.
breng hierna een snel-
verband aan. Als de bloeding niet stopt
Werk zoveel mogelijk met
Als er geen steriele mate-
wordt een wonddrukver-
steriele materialen om
rialen aanwezig zijn neem
band aangebracht.
wondinfectie te voorkomen.
dan een schone doek of
Om de bloeding te stelpen
iets dergelijks.
Aderlijke bloeding:
en wondinfectie te voorko-
Desnoods met de (met
–
men.
wegwerphandschoenen
druk minimaal 10 minu-
ten met (steriele) gazen, een
beschermde) blote hand.
driekante doek of een scho-
Het is van levensbelang
ne handdoek op de wond of
dat de bloeding gestopt
op de directe omgeving van
wordt.
de wond; –
breng een snelverband
aan en indien de bloeding niet stopt breng je een wonddrukverband aan; –
houd, indien van toepas-
sing, de extremiteit (arm of been) hoog.
53
463')(96)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Controleer de circulatie.
Zowel een slagaderlijke als
Vergeet niet de zorgvrager
Let op shockverschijnselen.
een zeer ernstige aderlijke
gerust te stellen door te
bloeding kunnen shock tot
vertellen wat je gedaan
gevolg hebben.
hebt en wat er vervolgens
;)6/;-.>)
Bloeding van de haarvaten: breng een wonddekverband aan. 6
Controleer toe-
stand zorgvrager.
zal gebeuren.
OB 7
Rapporteer.
Vertel aan de ingeroepen
In verband met stellen van
deskundige:
de diagnose.
–
het tijdstip waarop je
de zorgvrager aangetroffen hebt; –
de geconstateerde toe-
stand, waaronder de wijze waarop het letsel ontstaan is; –
observatiegegevens;
–
de verleende zorg.
Indien de situatie spoedeisend is zal men direct overgaan op het controleren van de circulatie en het uitvoeren van handelingen.
54
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
,IXEERFVIRKIRZERIIRWRIPZIVFERH
In deze analyse beschrijven we het aanbrengen van een snelverband, waarbij we uitgaan van een zorgvrager die een wond aan de onderarm heeft. We gaan uit van de situatie dat het een wond is waar geen vuil bij is gekomen en het bloeden minimaal is.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Leg uit wat je gaat doen en
Om meewerken van de
Meewerken kan afleidend
overleg met de zorgvrager
zorgvrager mogelijk te
werken voor de zorgvra-
wat deze kan doen.
maken en de angst te ver-
ger.
WPPS Zorgvrager 1
Bereid de zorgvra-
ger voor.
minderen. 2
Leg de benodigd-
heden klaar.
Verzamel de benodigdhe-
Je hoeft dan niet weg te
Terwijl je het materiaal
den:
lopen tijdens de handeling.
verzamelt, blijf je de zorg-
–
De keuze van de juiste maat
vrager observeren.
snelverband van de juiste
afmeting;
is afhankelijk van de grootte Er zijn snelverbanden van
–
van de wond. Zorg altijd dat 12x12 tot 28x28 cm.
eventueel een schaar en/
of handschoenen.
het snelverband de wond
Meestal worden ze met
ruim bedekt ter voorko-
een nummer aangegeven.
ming van besmetting.
Nummer 1 is de kleinste en nr. 4 de grootste.
UJKEFOT Zorgvrager 3
Ga voor de zorgvrager staan. De zorgvrager zal op deze
Je moet altijd bedacht zijn
houding aan ten
Neem de juiste
manier niet kunnen vallen
op de kans dat de zorgvra-
opzichte van de zorg-
als hij onwel wordt.
ger flauwvalt.
vrager.
Techniek 4
Breng het verband
aan op de wond.
Neem het verband in beide
Zodat het verband nergens
handen met de zwachtels
mee in aanraking komt.
naar boven gericht. Houd het op ongeveer 30 centimeter boven de wond. Trek het verband vervolgens uit elkaar en breng het aan op de wond.
55
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
5
Neem de eerste zwachtel en
Zorg dat de randen van het
breng daarmee de eerste
snelverband door de zwach-
winding aan; half op het
tels worden afgesloten.
Breng de zwachtels
aan.
verband, half op de huid. Doe hetzelfde met de andere zwachtel. Zwachtel dakpansgewijs naar het midden toe. Eerst de ene en daarna de andere zwachtel, steeds de vorige winding tweederde overlappend, totdat het verband geheel door de zwachtels bedekt is. 6
Knoop de zwach-
tels aan elkaar.
7
Controleer het ver-
band.
Leg naast de wond een
De knoop mag beslist niet
knoop in de uiteinden van
op de wond liggen, omdat
de zwachtels.
dit pijnlijk is.
Controleer of het verband niet kan verschuiven en voldoende strak zit zonder te knellen.
OB 8
Evalueer de zorg.
Bespreek de ervaringen van
In verband met bijstellen
de zorgvrager.
van de zorg.
Vraag of het verband prettig zit. Verwijs de zorgvrager zo nodig naar de arts. Ruim de materialen Deponeer gebruikte materi-
9 op.
alen en verbanden zo nodig
In verband met hygiënisch werken.
in de afvalbak voor risicoafval. Ruim de andere materialen op volgens de afspraken binnen de instelling/organisatie.
56
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
10 Was de handen.
Volgens standaardproce-
In verband met hygiënisch
dure.
werken.
11 Rapporteer de bij-
Rapporteer:
In verband met continuïteit
zonderheden.
–
van zorg.
de reactie van de zorg-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
vrager; –
je observaties;
–
verrichte handelingen;
–
eventuele aanvullende
instructies.
57
,IXEERFVIRKIRZERIIR[SRHHVYOZIVFERH
In deze analyse beschrijven we het aanbrengen van een wonddrukverband, waarbij we uitgaan van een zorgvrager die een ernstige uitwendige bloeding aan de onderarm heeft. Er is al een snelverband aangebracht, maar dat is onvoldoende om de bloeding te stoppen. Zie inhoudelijke analyse 3.5.2. ‘Verlenen van eerste hulp bij ernstig uitwendig bloedverlies’.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Vertel de zorgvrager dat je
Om meewerken van de
Meewerken kan afleidend
een wonddrukverband gaat
zorgvrager mogelijk te
werken voor de zorgvra-
aanbrengen om de bloeding
maken en zijn angst te ver-
ger.
te stoppen.
minderen.
Indien de zorgvrager niet
WPPS Zorgvrager 1
Bereid de zorgvra-
ger voor.
Vraag de zorgvrager onder-
kan meewerken moet je
tussen te blijven drukken
gewoon het materiaal voor
op de door jou aangegeven
een wonddrukverband
plaats.
aanbrengen.
Vraag de zorgvrager om je te waarschuwen als het bloeden weer begint.
Omgeving 2
Leg de benodigd-
heden klaar.
Verzamel de benodigdhe-
Je hoeft dan niet weg tij-
den:
dens de handeling.
–
synthetische watten;
–
een stevige zwachtel, bij
voorkeur ideaalzwachtel; –
kleefpleister;
–
een schaar;
–
handschoenen.
Om besmetting te voorkomen.
3
Laat de zorgvrager
liggen of zitten.
Bij eventuele problemen in
Het is het beste om de zorg-
De wond is afgedekt met
de circulatie of het bewust-
vrager te laten liggen.
een snelverband, die
zijn voorkom je letsel.
onvoldoende is om de bloeding te stoppen.
58
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Maak circulaire windingen
Bedek het snelverband
Om de druk gelijkmatig te
met synthetische wat-
met de synthetische watten.
gelijkmatig met synthetische verdelen.
ten.
Vanaf de onderarm naar
watten. De synthetische wat-
de bovenarm toe. Begin
ten moeten ruim over het
ongeveer 5 centimeter voor
snelverband worden aange-
het snelverband. Stop met
bracht.
463')(96)
Techniek 4
Bedek het geheel
het aanbrengen wanneer je ongeveer 5 centimeter voorbij het snelverband bent. 5
Maak circu-
Breng over de watten de
De synthetische watten
laire winding met de
zwachtel aan.
moeten goed zichtbaar blij-
zwachtel.
Maak één circulaire win-
ven, om afknellen te voor-
ding, waarbij ervoor gezorgd komen. wordt dat de watten goed zichtbaar blijven. Beëindig het aanbrengen wanneer je ongeveer 5 centimeter voorbij het snelverband bent. 6
Maak spiraalwin-
dingen.
Zwachtel daarna verder
Een zwachtel wordt altijd
Bij eventueel doorlekken
waarbij iedere slag de vorige
naar de romp toe gezwach-
van het verband dit niet
winding voor tweederde
teld.
verwijderen; wel eventueel
overdekt.
een extra verband aan-
Breng deze spiraalwindin-
Zodat deze de bloeding zal
gen stevig aan.
stelpen. Vraag de zorgvra-
brengen.
ger of de zwachtel niet te strak of te los zit. 7
Beëindig het
zwachtelen.
Beëindig het zwachtelen met
Zo wordt de zwachtel op
twee circulaire windingen.
zijn plaats gehouden.
Zorg hierbij dat de watten buiten de rand van de laatste slag uitkomen. Fixeer het verband met een kleefpleister.
59
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
8
Controleer:
Dit voorkomt dat de circula-
–
tie belemmerd wordt en er
Controleer de
zwachtel.
of het verband druk uit-
oefent op de wond; –
stuwing op gaat treden.
of het verband stevig zit
en de synthetische watten boven en onder de zwachtel uitsteken.
OB 9
Evalueer de zorg.
Bespreek de ervaringen van
In verband met bijstellen
de zorgvrager.
van zorg.
Vraag of het verband prettig zit. Verwijs de zorgvrager zo nodig naar de arts. 10 Ruim de materialen Deponeer gebruikte materi-
In verband met hygiënisch
op.
werken.
alen en verbanden zo nodig in de afvalbak voor risicoafval. Ruim de andere materialen op volgens de afspraken binnen de instelling/organisatie.
11 Was en/of desinfec-
Was en/of desinfecteer de
Ter voorkoming van kruis-
teer de handen.
handen volgens de stan-
infecties.
daardprocedure. 12 Rapporteer bijzon-
Rapporteer:
In verband met continuïteit
derheden.
–
van zorg.
de reactie van de zorg-
vrager; –
je observaties;
–
verrichte handelingen;
–
eventuele aanvullende
instructies.
60
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
%GYXILYPTFMNWLSGO
Shock is een tekort aan circulerend bloedvolume en is levensbedreigend; snelle en efficiënte hulp is vereist. We starten deze analyse met het constateren van de shocktoestand en we beschrijven vervolgens de handelwijze die binnen het bereik ligt van een verzorgende. Dit handelen is van belang ter overbrugging van de tijd die verstrijkt totdat de zorgvrager meer specialistische hulp krijgt in een ziekenhuis.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Observeer:
De hulpverlening heeft tot
Let goed op de shockver-
–
circulatie;
doel:
schijnselen:
–
mentale toestand;
het opheffen van de toe-
–
–
subjectieve reactie.
stand waarin de zorgvrager
slagen;
verkeert.
–
bleke en klamme huid;
–
koude extremiteiten;
–
sufheid, verwardheid,
UJKEFOT Zorgvrager 1
Constateer de
shocktoestand.
Laat de zorgvrager gaan liggen.
snelle en zwakke hart-
angst, dorst; – 2
Controleer de cir-
culatie.
het koud hebben.
Voel naar de hartslag
Observeer intussen
aan de halsslagader:
gelaatsuitdrukking en
–
frequentie;
eventuele bewegingen van
–
vulling.
de zorgvrager in verband
Onthoud of noteer het aan-
Om eerste gegevens vast
tal hartslagen.
te houden in verband met
met het diagnosticeren.
diagnosticeringsproces. 3
Stel de zorgvrager
gerust.
Vertel de zorgvrager:
Kan angstgevoelens vermin- Zorg ervoor dat onge-
–
deren.
waardoor het mogelijk
wenste omstanders op
komt dat hij zich zo voelt;
gepaste afstand blijven of
–
schakel hen in voor aan-
dat er deskundige hulp
gewaarschuwd wordt;
vullende hulp (ambulance
–
bellen, een doekje met
wat je gaat doen.
water brengen, een deken halen).
61
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
4
Laat een ambulance of ande-
Om snel en verantwoord
Zorg dat je op de hoogte
re deskundige hulp waar-
ingrijpen mogelijk te
bent van afspraken in de
schuwen of waarschuw zelf.
maken.
instelling hierover.
Zorg voor snelle en
deskundige hulp.
Vertel wat doorgegeven moet worden. 5
Laat de zorgvrager zo liggen
Leg de zorgvrager plat
Voorkomt verergering van
ger in de juiste hou-
Plaats de zorgvra-
dat het nog aanwezige bloed
neer.
shocktoestand.
ding.
naar de vitale organen (auto-
Breng – als zijn toestand
transfusie) gaat.
dat toelaat – de benen hoger dan het hoofd.
6
Hef, indien moge-
Stelp de bloeding door:
Uitwendige bloedingen
Observeer de zorgvrager
lijk, ontstaansoorzaak
–
zijn vaak herkenbaar door
op pijnreacties in verband
op.
deel omhoog te houden;
bloedverlies. Inwendige
met diagnosticeren.
–
het betreffende lichaams-
met gaas of doek druk op bloedingen kunnen alleen
de wond uit te oefenen (zie
door te vragen naar klach-
analyse 3.5.4).
ten en oorzaak worden achterhaald.
7
Voorkom afkoeling.
Dek de zorgvrager toe, bij-
Voorkomt afkoeling en
voorbeeld met een deken.
daardoor het gebruik van energie en houdt zo het lichaam op temperatuur.
8
Schenk aandacht
aan het dorstgevoel.
Maak met een doekje of zak-
De zorgvrager heeft een
Vertel de zorgvrager des-
doek de lippen nat.
dorstgevoel ten gevolge van
gewenst nogmaals wat je
de shock.
doet en dat je verdere hulp ingeroepen hebt.
Vertel dat drinken niet
Niet laten drinken, omdat
gewenst is in deze toestand
drinken de kans vergroot
en verklaar het dorstgevoel.
op braken en dus verslikken. Daarnaast heeft het lichaam alle energie nodig om het aanwezige bloed rond te pompen.
Controleer elke 1 à 2 minu-
Geeft informatie over de
Let ook op psychische
lichamelijke toestand
ten:
ernst van de toestand.
reacties. Probeer paniek
van de zorgvrager.
–
circulatie;
Geef als de situatie snel
bij de zorgvrager te voor-
–
ademhaling;
verslechtert dit door aan de
komen.
–
bewustzijn.
9
Controleer de
62
collega’s en/of breng profes-
Vergeet de naasten,
Vergelijk deze met eerdere
sionele hulpverleners op
kamergenoten niet te
observaties.
de hoogte.
informeren.
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
10 Rapporteer aan de
Vertel:
In verband met de diag-
ingeroepen hulp.
–
nose.
tijdstip van jouw aan-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
komst; –
bewustzijnstoestand;
–
hartfrequentie en kwali-
teit; –
veranderingen in obser-
vaties; –
de door jou verrichte
handelingen.
63
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen.
. ) / 9 2 8 1.
aangeven hoe de circulatie geobserveerd moet worden;
2.
de procedures, werkwijzen, aandachtspunten en dergelijke bij veneuze, arteriële en capillaire
3.
van de verschillende bloedingen duidelijk maken welke houding de zorgvrager dient aan te
uitwendige bloedingen verduidelijken; nemen, op welke wijze de wond moet worden dichtgedrukt en hoe je de effectiviteit van je handelen kunt nagaan; 4.
uitleggen welke observatie- en rapportagepunten bij (het behandelen van) circulatiestoornissen
5.
algemene aandachtspunten geven voor het opvangen en begeleiden van zorgvragers in geval
van belang zijn; van acute hulp bij circulatiestoornissen; 6.
de verschijnselen van shock vertellen en verklaren;
7.
verschillende soorten shock benoemen en toelichten waarvan deze een gevolg kunnen zijn;
8.
vertellen welke eerste hulp bij een zorgvrager in shock moet worden verleend;
9.
algemene aandachtspunten geven voor het opvangen en begeleiden van zorgvragers in geval van eerste hulp bij circulatiestoornissen;
64
10.
……
11.
……
12.
……
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[EOIRZERHIEHIQLEPMRKIR ZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
-RPIMHMRK
Problemen met de ademhaling kunnen plotseling en onverwachts optreden, maar ook chronisch van aard zijn. Een verstoorde respiratie (ademhaling) is vaak erg beangstigend om te ervaren, te zien en te horen, voor zowel de zorgvrager als de verzorgende. Efficiënte en effectieve hulpverlening kan een levensbedreigende situatie verhelpen en de angst verminderen. Ademnood kan acuut optreden als iemand zich verslikt in het eten, maar zorgvragers met longemfyseem hebben voortdurend problemen met hun ademhaling. Bij ademnood is er nog enigszins sprake van een ademhaling. Bij een circulatiestilstand, maar ook in een situatie dat er langdurig een luchtwegobstructie is, zal er sprake zijn van een ademhalingsstilstand. Bij een acute luchtwegobstructie (bijvoorbeeld bij een verslikking) of bij een ademhalingsstilstand moet direct en adequaat gehandeld worden door het starten met het respectievelijk toepassen van handgrepen om de luchtwegobstructie te verwijderen of door te starten met de reanimatie (zie hoofdstuk 5).
&IKMRZIVIMWXIRIRZSSVOIRRMWXSIXW
#FHJOWFSFJTUFO Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – bouw en functie van ademhalingsstelsel; – het belang van voldoende zuurstoftransport naar de hersenen; – bouw en functie van hart en bloedvaten; – bouw en functie van de huid. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt. 7PPSLFOOJTUPFUT Deze toets bestaat uit 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de bewering volgens jou waar of niet waar is.
65
&);)6-2+
1
De longen zijn autonoom en niet beïnvloedbaar door de zorg-
;% %6
2-)8 ;% %6
vrager. 2
Een longontsteking heeft geen invloed op de zuurstofuitwisseling.
3
Het ademhalingscentrum reageert bij een zorgvrager met gezonde longen op de zuurgraad in het hersenvocht.
4
De ribben en borstkas dienen als bescherming van de longen.
5
Snurken kan een aanwijzing zijn voor ademhalingsapneus of -stilstanden.
6
De ademfrequentie is in rust 20 per minuut.
7
De zorgvrager met COPD kun je het best veel zuurstof geven om de benauwdheid op te heffen.
8
De uiteindelijke gasuitwisseling vindt plaats in de longblaasjes of aveolie.
9
Tijdens de gaswisseling wordt alle zuurstof verbruikt, er wordt alleen kooldioxide uitgeademd.
10
In de omgevingslucht zit 21% zuurstof.
In hoofdstuk 10 staan de antwoorden. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
66
:SSVOIRRMWXSIXW
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
'EWYW
'EWYW
Op afdeling 5 van het verpleeghuis zijn de verzorgenden bezig met de overdracht. Plotseling klinkt het alarm. Enny kijkt op haar pieper en roept: ‘Afdeling 1, brandalarm!’ Vier verzorgenden stormen het kantoor uit en rennen over straat naar afdeling 1. Daar aangekomen blijkt het brandje al geblust. De prullenbak in de huiskamer was in brand gevlogen. De verzorgenden van afdeling 5 lopen terug naar hun afdeling. Wim haalt diep adem en hijgt. ‘Gaat het Wim?’ vraagt Enny. ‘Nou’, zucht Wim, ‘ik merk wel dat ik geen conditie heb, ik kom niet op adem.’ Hij ziet rood. In het kantoor aangekomen kijkt Marian hem eens aan en lacht: ‘Nou Wimpie, kom maar eens even zitten, rustig in- en uitademen. Ja jongen, dat komt er nu van, je wordt ouder.’ Wim kijkt haar doordringend aan. De rest schiet in de lach.
67
7XYHMISTHVEGLXIR
Werk de studieopdrachten volgens planning uit. Gebruik voor de uitwerking onder andere de cd-rom Vitale functies en reanimatie.
%HIQMREHIQYMX 1
a Wim heeft moeite om op adem te komen. Wat is de normale frequentie van de ademhaling bij volwassenen? Waarom zou iemand langzamer of sneller gaan ademen?
b Observeer ongemerkt een paar groepsgenoten. Welke soorten ademhaling hebben ze? Zie je duidelijke verschillen? Schrijf je bevindingen op.
c Meerdere patronen in de ademhaling zijn mogelijk. Geef hiervan enkele voorbeelden. Wat zijn de mogelijke oorzaken voor deze verschillende ademhalingspatronen?
*PMROIOSSVXW Meneer Peters heeft al drie dagen hoge koorts. Zijn temperatuur schommelt rond de 39 graden. Eerst dacht meneer Peters nog dat hij gewoon een griepje had, maar vandaag ontdekte hij dat zijn balzak rood en warm was. Een controle van vitale lichaamsfuncties wijst niet op bijzonderheden, wel is de ademhalingsfrequentie aan de hoge kant; 28. De huisarts stelt al snel vast dat de testes van meneer Peters ontstoken zijn. Meneer Peters krijgt een antibioticakuur en een verwijzing voor een uroloog in het nabijgelegen ziekenhuis. De huisarts adviseert daarnaast om paracetamol te gebruiken om de koorts te laten zakken.
68
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2
a Kun je verklaren waarom de ademhalingsfrequentie van meneer Peters is verhoogd?
b Wat kun je doen om de ademhalingsfrequentie te laten zakken bij meneer Peters?
,SI^MXLIXRYTVIGMIW# Lieke is gezakt voor haar geneeskundetoets. Ze baalt enorm. Ze had zich al wel gerealiseerd dat ze de toets niet goed gemaakt had. Vooral op het onderdeel ‘Respiratie’ is ze helemaal de mist in gegaan. Vandaag mocht ze haar toets inzien. Haar conclusie was niet helemaal waar; op de fysiologie over de ademhaling heeft ze nog redelijk gescoord. Het deel over de luchtwegen is niet goed gegaan. Van het ademhalingscentrum, de ademprikkels, kooldioxide, zuurgraad, zuurstof heeft ze weinig begrepen. Ze heeft alles door elkaar gehaald. 3
a Bestudeer de fysiologie van de ademhaling door diverse bronnen te raadplegen. Beschrijf de kern hieronder kort in je eigen woorden. Maak daarbij gebruik van de genoemde begrippen in de studieopdracht.
b Schrijf je overgebleven vragen op. Bespreek deze met medestudenten en/of je begeleidend docent.
69
)IRSTTIVZPEOOMKIEHIQLEPMRK Tijdens je stage op de afdeling revalidatie in het verpleeghuis zegt je werkbegeleider dat je morgen met mevrouw Tuhutero mee kunt. Zij gaat naar het ziekenhuis voor darmonderzoek. Jij kent haar niet en daarom vertelt je begeleider haar levensloop. Ze is 72 jaar en is veertig jaar geleden vanuit Indonesië in Nederland komen wonen. Mevrouw Tuhutero heeft nog nooit een darmonderzoek meegemaakt. Ze ziet erg tegen het onderzoek op. Op het moment dat jij en je werkbegeleider bij mevrouw Tuhutero komen om haar voor te bereiden voor het darmonderzoek, trekt ze helemaal wit weg. De angst is van haar gezicht af te lezen. Je werkbegeleider probeert mevrouw Tuhutero zo rustig en goed mogelijk te instrueren over de handeling, maar het lijkt wel of ze hem niet hoort en ze begint oppervlakkig en snel te ademen. Uiteindelijk gaat ze hyperventileren.
4
a Noem een aantal mogelijke oorzaken (lichamelijke en psychische) voor hyperventilatie.
b Bij een goede, normale ademhaling spelen de opname van zuurstof en de afgifte van koolzuur een belangrijke rol. Wat verandert er in de O2-opname en afgifte van CO2 bij hyperventilatie?
c Op welke manier kan de foutieve gaswisseling bij hyperventilatie hersteld worden? Welke interventies zijn mogelijk om de ademhaling weer te normaliseren?
d Ga in de analyse 4.5.2 ‘Eerste hulp bij hyperventilatie’ na hoe je dient te handelen bij een zorgvrager met hyperventilatie. Noteer specifieke aandachtspunten voor mevrouw Tuhutero en licht deze toe.
70
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
e Waarom is het onjuist om iemand met hyperventilatie zuurstof toe te dienen?
-O[MPRMIXHEX^ILIX[IIX In het winkelcentrum kom je Frank, je buurman, tegen. Terwijl jullie even staan te praten, gaat Frank anders ademhalen en krijgt hij het zichtbaar benauwd. Hij houdt zijn handen voor zijn mond en krijgt zo zijn ademhaling onder controle. Hij vraagt je niets te vertellen tegen zijn vrouw Ellen. Zij wil dat Frank naar de huisarts gaat om zich te laten doorverwijzen naar een psycholoog. Je bent zelf goed bevriend met Ellen en van haar weet je dat Frank de laatste tijd last heeft van hyperventilatie. Ze vertelde je dat hij zich erg druk maakt over van alles en nog wat. Er spelen allerlei problemen op het werk en er zijn moeilijkheden in zijn familie. Ellen voelt zich er erg ongelukkig mee en weet niet wat ze moet doen. Ze heeft het gevoel dat Frank haar steeds minder vertelt. Hij sluit zich volgens haar steeds meer af. 5
a Bedenk hoe jij zou reageren in deze omstandigheden. Motiveer je suggestie.
,IXZIVOIIVHIOIIPKEX Annet heeft zich vandaag ziek gemeld. Ze werkt elk weekend in een friettent in het dorp, maar durft niet meer te gaan werken. Vorige week zondag is namelijk een klant in de snackbar overleden. Het was heel erg druk die avond, zo rond etenstijd. Meneer Van de Velde, een zware man van rond de vijftig, had zijn bestelling net opgegeven. Hij at alvast een broodje, terwijl hij wachtte op de rest van zijn eten. Meneer Van de Velde verslikte zich in zijn broodje. Annet schonk er eerst nog niet zoveel aandacht aan, meneer Van de Velde werd al door een andere klant op zijn rug geklopt. Toen iemand riep: ‘dit gaat fout’, was de snackbar in rep en roer. Meneer Van de Velde liep nog roder aan en wapperde met zijn handen om zich heen. Iemand probeerde nog de manoeuvre van Heimlich uit te voeren. Ondanks pogingen van omstanders kon meneer Van de Velde niet geholpen worden. Hij raakte buiten bewustzijn. Iemand probeerde nog via zijn mond zijn luchtweg vrij te maken. Toen de ambulance arriveerde, bleek hij al overleden.
71
6
a Op welke plaats zal een vreemd voorwerp zich, gelet op de anatomie van de luchtwegen, vaak bevinden?
b Meneer Van de Velde raakte bewusteloos omdat zijn luchtweg geblokkeerd werd. Wat vind je van de manier waarop hij geholpen werd?
c Bekijk de analyse 4.5.3. Zorg voor een volwassen zorgvrager met een ademwegobstructie door een vreemd voorwerp. Vul eventueel je antwoord bij b nog aan. Vind je de analyse helder en bruikbaar? Vul deze eventueel aan met eigen aanwijzingen.
d Hoe moet de manoeuvre van Heimlich bij een zittende zorgvrager uitgevoerd worden?
e Hoe moet de ademweg worden vrijgemaakt bij een bewusteloze en liggende zorgvrager?
72
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
-RLSYHIPMNOIEREP]WIW
,IXSFWIVZIVIRZERHIEHIQLEPMRKIRLIXZIVPIRIRZER IIVWXILYPT
Bij de uitwerking van deze analyse wordt ervan uitgegaan dat de zorgvrager is opgenomen in een zorginstelling en dat er geen sprake is van een reanimatiesituatie.
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na:
I.v.m. de continuïteit van
In een spoedeisende situ-
van toepassing – het
–
zorg.
atie is het raadplegen van
zorgdossier.
zorgbehoeften de zorgvrager
het zorgdossier niet rele-
heeft;
vant.
463')(96)
WPPS Zorgvrager 1
Raadpleeg – indien
–
welke aandoeningen en
welke afspraken er zijn
Zodat er een juiste behan-
rondom de behandeling;
deling wordt aangeboden.
–
Om de waarden op de juis-
Een gemeten waarde
te wijze te kunnen beoor-
moet in principe altijd met
delen.
eerdere waarden vergele-
wat de waarden van eer-
dere observaties zijn.
ken worden. 2
Bereid de zorgvra-
ger voor.
Bespreek desgewenst doel
Zodat de zorgvrager goed
en werkwijze van het contro-
op de hoogte is en kan mee- atie zal men direct over-
leren van de ademhaling.
werken.
In een spoedeisende situgaan op het controleren van de ademhaling (respiratie) en het uitvoeren van de juiste handelingen.
Omgeving 3
Creëer een goede
en rustige werkomge-
Sluit zo nodig de bedgordij-
I.v.m. privacy.
nen.
ving. Breng het werkblad in orde.
Om hygiënisch te kunnen werken.
Zet het sein aan.
I.v.m. bereikbaarheid.
73
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Volgens standaardproce-
I.v.m. voorkoming van
dure.
infecties.
Verzamel:
I.v.m. efficiënt werken.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Techniek 4
Was en/of desinfec-
teer – zo nodig – de handen. 5
Tref voorbereidin-
gen voor het contro-
–
polsteller of horloge met
leren van de ademha-
secondewijzer;
ling.
–
controlelijst;
–
pen;
–
gaasjes.
UJKEFOT Techniek 6
Controleer de alge-
Spreek de zorgvrager aan.
hele conditie van de zorgvrager.
7
Tel de ademha-
lingsfrequentie.
Om vast te kunnen stellen
Bij een verstoord bewust-
of de zorgvrager bij bewust-
zijn of bij bewusteloos-
Beoordeel de houding en
zijn is en om een eerste
heid is er sprake van een
kleur van de zorgvrager.
indruk van de algehele
spoedeisende situatie en
conditie van de zorgvrager
dient alarm te worden
te krijgen.
geslagen.
Kijk naar de bewegingen
Om de ademhaling te kun-
Een volwassene in rust
van de borstkas en de buik.
nen beoordelen.
ademt normaal twaalf tot
Tel deze bewegingen mini-
Tel bij een onregelmatige
twintig keer per minuut.
maal 30 seconden en verme-
ademhaling 1 minuut.
Een snellere ademhaling
nigvuldig de uitkomst met 2
(tachy-pneu) kan worden
om het aantal ademhalingen
veroorzaakt door inspan-
per minuut te bepalen.
ning, koorts of een afwij-
Zorg ervoor dat de zorgvra-
Zorg ervoor dat de zorgvra-
king van de longen of het
ger niet in de gaten heeft
ger ontspannen is tijdens
zuur-base-evenwicht.
dat je de ademhaling telt
het observeren van de
i.v.m. mogelijke beïnvloeding ademhaling. van de frequentie.
gen moeilijk zichtbaar zijn,
moet als spoedeisend
voel hier dan naar door je
beschouwd worden.
hand op de overgang van de borstkas en de buik te plaatsen in combinatie met luisteren.
74
%REP]WI
Een snelheid boven de 25
Als de ademhalingsbewegin- ademhalingen per minuut
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 Een lagere ademhaling van minder dan 12 keer per minuut (brady-pneu) kan voorkomen in diepe rust of worden veroorzaakt door een ademhalingsdepressie ten gevolge van neurologische stoornissen, een demping van de ademhalingsprikkel door medicijnen of drugs of door stofwisselingsstoornissen.
8
Controleer de
ademhalingsdiepte.
Controleer de diepte van de
Een afwijking hierbij, in
De diepte van de ademha-
ademhaling door de adem-
combinatie met andere
ling moet altijd in relatie
bewegingen te observeren.
afwijkingen is een reden de
tot de snelheid gezien
arts te waarschuwen.
worden. Een ademhaling kan oppervlakkig zijn, hierbij zijn de adembewegingen klein.
9
Controleer het
ademhalingspatroon.
Controleer 30 seconden de
Een afwijking hierbij, in
De regelmaat moet altijd
regelmaat.
combinatie met andere
in relatie gezien worden
afwijkingen is een reden de
met de eerder waargeno-
arts te waarschuwen.
men waarden. Afhankelijk van het patroon is een afwijking meer of minder ernstig. Afwijkende patronen zijn: –
cheyne-stokesademha-
ling;
–
biotademhaling;
–
kussmaulademhaling;
–
atactische ademhaling.
75
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
10 Controleer de
Controleer de huidskleur
Een blauwe huidskleur
Cyanose kan alleen optre-
huidskleur.
van de zorgvrager.
wijst op een zuurstoftekort
den bij een voldoende Hb-
(cyanose). Een sterke rode
gehalte in het bloed.
huidskleur kan duiden op een te hoog CO2-gehalte in het bloed. 11 Controleer het
Luister naar zowel de in- als
Een normale ademhaling
Een hoorbare inademing
ademhalingsgeluid.
uitademing.
is nagenoeg geruisloos.
wordt inspiratoire stridor
Zorg daarbij dat andere
Elke hoorbare ademhaling
genoemd en een hoorbare
geluidsbronnen zoveel
is daarom niet normaal en
uitademing wordt expira-
mogelijk zijn uitgesloten.
behoeft aandacht.
toire stridor genoemd. Een inspiratoire stridor kan veroorzaakt worden
Bij ernstige belemmeringen
door een vreemd voor-
zie je dat de zorgvrager de
werp (corpus alienum)
hulpademhalingsspieren
of door het gedeeltelijk
gaat gebruiken.
afsluiten van de luchtwe-
Als de inademing langer
Met het bepalen van de
gen, zoals het naar achte-
duurt dan de uitademing en
verhouding inademing-
ren zakken van de tong.
ook hoorbaar is, is er sprake
uitademing in tijd wordt
van een belemmerde inade-
een indruk verkregen of er
ming (inspiratoire stridor).
sprake is van een obstructie.
Als de uitademing langer duurt dan de inademing, is er sprake van een belemmerde uitademing (expiratoire stridor). Bij een obstructieve inade-
Leg de zorgvrager op de
ming moet de luchtweg vrij-
rug.
gemaakt worden door het
Plaats een hand op het
toepassen van de kinlift.
voorhoofd en kantel het voorhoofd voorzichtig naar achteren. Plaats twee vingertoppen van de andere hand onder de punt van de kin en til deze op.
76
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
12 Maak de ademweg
Als de zorgvrager last heeft
Om de ademweg vrij te
Het verwijderen van slijm
vrij door slijm uit de
van taai slijm in de mond,
maken.
is alleen geïndiceerd wan-
mond te verwijderen.
moet je dit verwijderen:
neer de zorgvrager hier
–
informeer de zorgvrager;
Gebruik nooit je vingers in
duidelijk last van heeft.
–
pak een gaasje en wikkel
verband met mogelijk bijten
Het verwijderen van slijm
dit om een houten spatel;
van de zorgvrager.
doe je door middel van
–
Raadpleeg voor de techniek
een gaasje en spatel i.v.m.
beweging door de mond;
het werkcahier verpleeg-
het gevaar van bijten op
let op braakneigingen, stop
technisch handelen deel 3;
de vingers.
direct bij een braakneiging;
5.5.2. Inhoudelijke analyse.
Door een goede mond-
–
maak een lepelende
werp het gaasje weg en
verzorging kan in veel
herhaal zo nodig deze han-
gevallen voorkomen wor-
deling totdat het zichtbare
den dat de zorgvrager last
slijm is verwijderd;
heeft van taai slijm.
–
laat de zorgvrager zo
nodig de mond spoelen; –
of zuig de mond en keel-
holte met behulp van een uitzuigkatheter en uitzuigapparaat uit.
OB Zorgvrager 13 Evalueer de hande-
Bespreek met de zorgvrager
I.v.m. aandacht voor het
Benauwdheidsklachten
ling.
zo mogelijk zijn ervaringen
welbevinden van de zorg-
van de zorgvrager zijn niet
en wanneer de zorgvrager
vrager.
altijd door observatiewaar-
zelf moet waarschuwen.
den te onderbouwen. Elke uiting van benauwdheid verdient echter de volle aandacht. Probeer eens in zo’n geval te achterhalen waardoor de benauwdheid wordt veroorzaakt en intensiveer de observatie van de ademhaling.
77
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
14 Rapporteer de
Noteer de gevonden waar-
I.v.m. continuïteit van zorg.
bevindingen.
den op de controlelijst,
eventueel aangevuld met een rapportage van de algehele bevindingen. Bepaal ook wanneer de volgende controles gedaan moeten worden.
Omgeving 15 Ruim de benodigd-
Berg de controlelijst op en
I.v.m. efficiënt en effectief
heden op.
neem de gebruikte spullen
werken.
mee. 16 Was de handen.
Volgens standaardproce-
Ter voorkoming van het
dure.
overdragen van micro-organismen.
78
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
)IVWXILYPTFMNL]TIVZIRXMPEXMI
Hyperventilatie is een verschijnsel, geen ziekte, waarbij de zorgvrager een snellere ademhaling heeft om de kooldioxidespiegel in het bloed op een normale hoogte te houden. Hyperventilatie kan worden veroorzaakt door psychische factoren, maar ook door compensatoire reacties op een organische afwijking (pneumothorax, longembolie, hartinfarct). De in de analyse beschreven methode is van toepassing bij hyperventilatie met een psychosociale oorzaak.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Observeer:
I.v.m. het stellen van de
Hyperventilatieverschijn-
–
het ademhalingspatroon;
juiste diagnose.
selen:
–
het uiterlijk;
–
hijgende ademhaling;
–
wat de zorgvrager ver-
–
duizeligheid (bewust-
UJKEFOT Zorgvrager 1
Stel hyperventilatie
vast.
telt;
zijnsstoornis);
–
–
hoe de zorgvrager zich
gedraagt.
tintelingen (lippen/
extremiteiten); –
angst;
–
transpireren;
–
pijn op de borst;
–
gevoel alsof de keel
wordt dichtgeknepen; – 2
Stel de zorgvrager
gerust.
hartkloppingen.
Vertel hoe het komt dat de
Vermindert de angst en
Zorg dat je jezelf rustig
zorgvrager zich zo voelt en
bezorgdheid.
gedraagt om te voorko-
leg uit wat je gaat doen (zie
men dat je de onrustge-
stap 3 en 4).
voelens van de zorgvrager versterkt.
3
Laat de zorgvrager
zitten of liggen.
Help/vraag de zorgvrager op
Zo kun je beter helpen en
een stoel te gaan zitten of leg wordt voorkomen dat de hem op de grond.
zorgvrager valt.
79
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
4
Normaliseer de
Laat de zorgvrager zoveel
Op deze manier stijgt het
Een zorgvrager die vaker
ademhaling van de
mogelijk uitgeademde lucht
koolzuurgehalte in het
last heeft van hyperventi-
zorgvrager.
weer inademen door:
bloed en vermindert de
leren heeft misschien een
–
prikkeling tot ademen.
‘blaaspijpje’ of ‘hyperfree’
een plastic zak voor de
mond en neus te houden;
in zijn zak dat hij kan gebruiken om zijn adem-
of door: –
haling te regelen.
een holte in de vorm van
een kom met de handen te maken en deze voor de mond en neus te houden (de holte maak je door de zijkanten van de handen, met de handpalmen naar het gezicht gericht, goed tegen elkaar te houden en vervolgens met de rand van de duimen en de wijsvingers neus en mond goed te omsluiten).
5
Vertel de zorgvrager rustig
Door jouw ademhaling te
Adem vooral rustig en
en met de buik te ademen
volgen komt de zorgvrager
diep. Blijf de zorgvrager
en tegelijk met jou in en uit
gemakkelijker in een nor-
tussendoor stimuleren om
te ademen.
maal ritme terug.
met jou mee te ademen.
Praat met de zorg-
Vraag aan de zorgvrager of
Door de zorgvrager te laten
Oorzaken kunnen opge-
vrager over zijn klach-
het de eerste keer is dat hij
praten reguleert zich onge-
kropte spanningen en
ten en de mogelijke
last heeft van hyperventilatie
merkt de ademhaling.
angst zijn.
oorzaken.
en vraag hem waardoor het
Wees ook altijd attent
kan komen.
op somatische oorzaken, bijvoorbeeld een compensatoire reactie op een organische afwijking (pneumothorax, longembolie, hartinfarct).
80
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Ga na of de hyperventilatie-
Bij blijvende verschijnselen
verschijnselen verdwenen of
een arts (laten) waarschu-
sterk verminderd zijn.
wen.
Vraag of de zorgvrager
Om de verleende zorg af te
tevreden is met de hulp die
kunnen ronden.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
OB Zorgvrager 6
Evalueer je hande-
len.
je gegeven hebt.
81
)IVWXILYPTZIVPIRIRFMNIIR^SVKZVEKIVQIXIIR EHIQ[IKSFWXVYGXMI
In deze analyse wordt beschreven hoe te handelen bij een gedeeltelijke of volledige ademwegobstructie. Als de ademweg gedeeltelijk geblokkeerd is, kan er sprake zijn van een piepend ademhalingsgeluid tijdens het inademen, de zogenaamde inspiratoire stridor. De zorgvrager kan deze blokkade meestal opheffen door te hoesten. Als de ademweg volledig geblokkeerd is, kan de zorgvrager niet praten, ademen of hoesten omdat er geen lucht meer kan passeren en zal de zorgvrager uiteindelijk het bewustzijn verliezen.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Beoordeel of de zorgvrager
Zodat je je handelen kunt
Criteria om te bepalen of
wel of niet effectief hoest.
aanpassen.
de zorgvrager een lucht-
Als de zorgvrager effectief
Door hoesten wordt het
–
hoesten;
hoest, moedig deze dan aan
vreemde voorwerp (corpus
–
ademhalingsproble-
te blijven hoesten. Doe ver-
alienum) door de zorgvra-
men;
der nog niets.
ger zelf verwijderd.
–
blauw verkleuren;
–
naar de keel grijpen.
UJKEFOT Zorgvrager 1
Beoordeel de
ernst van de luchtwegobstructie.
wegobstructie heeft:
Als de zorgvrager niet
Criteria om te bepalen
effectief hoest, maar wel bij
of de zorgvrager effectief
bewustzijn is, pas dan stap
hoest: de zorgvrager kan
2 toe.
spreken en vragen beantwoorden. Andere verschijnselen: –
(moeilijk) ademen en
spreken; –
geluid maken bij het
hoesten; –
82
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
bij bewustzijn zijn.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Als de zorgvrager niet effec-
Criteria om te bepalen of
tief hoest en niet bij bewust-
de zorgvrager niet hoest
zijn is, pas dan stap 4 toe.
of niet effectief hoest: de zorgvrager kan niet spreken maar mogelijk wel non-verbaal ( bijv. via knikken) aangeven dat hij zich verslikt heeft. Andere verschijnselen: –
hevige benauwdheid;
–
geen geluid produ-
ceren bij hoestpogingen; –
buiten bewustzijn
raken of reeds zijn.
Wees erop bedacht dat je je vingers kunt verwonden als de zorgvrager, tijdens het uit de mond verwijderen van het voorwerp, jou bijt.
Techniek 2
Als de zorgvrager
Geef maximaal 5 stoten/sla-
Op deze wijze probeer je
nog bij bewustzijn is,
gen op de rug tussen de
te bereiken dat het vreem-
maar niet effectief
schouderbladen:
de voorwerp naar buiten
hoest, probeer dan
–
komt en niet dieper in de
met 5 stoten/sla-
schuin achter de zorgvrager
gen op de rug het
staan en ondersteun bij de
vreemde voorwerp te
schouder;
verwijderen.
–
ga aan de zijkant,
luchtweg terecht komt.
laat de zorgvrager naar
voren buigen, zodat het vreemde voorwerp, als het loskomt, niet terug de keel in schiet; –
stoot/sla met de hiel van
Door de vrijkomende
je hand maximaal 5 keer
kracht van de stotende of
tussen de schouderbladen.
slaande beweging probeer je het vreemde voorwerp
Controleer of de stoten/sla-
los te maken.
gen de luchtwegobstructie opgeheven hebben. Wanneer dit niet zo is, ga dan naar stap 3.
83
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
3
Als het slaan op
Pas maximaal 5 keer de
Hierdoor wordt een gefor-
De Heimlichmanoeuvre
de rug niet effectief is,
Heimlichmanoeuvre toe:
ceerde krachtige uitade-
kan interne organen
pas dan de methode
–
ming nagebootst om zo
beschadigen. Laat het
van Heimlich toe.
staan en sla je armen om
te proberen het vreemde
slachtoffer daarom altijd
het bovenste deel van de
voorwerp los te laten schie-
achteraf door een arts
buik;
ten.
onderzoeken.
–
ga achter de zorgvrager
laat de zorgvrager naar
voren leunen, zodat het vreemde voorwerp uit zijn mond kan schieten; –
maak een vuist en
plaats deze tussen de onderste punt van het borstbeen en de navel; –
plaats je andere hand
over de vuist en trek met een snelle diagonaalbeweging de vuist schuin naar boven, naar je toe; –
herhaal dit maximaal 4
keer. Als er nog steeds een
Laat de zorgvrager een
obstructie is, ga dan verder
arts raadplegen wan-
met afwisselend stoten tus-
neer hij blijft hoesten,
sen de schouderbladen en
moeite heeft met slikken
de Heimlichmanoeuvre.
of het gevoel houdt dat er iets in zijn keel zit. Er
Als de zorgvrager het
kan namelijk nog wat
bewustzijn verliest: pas dan
achtergebleven zijn.
stap 4 toe.
84
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Start de basale reanimatie
Het doel is hierbij primair
De hier bedoelde borst-
met 30 borstcompressies.
het verwijderen van het
compressies worden op
vreemde voorwerp uit de
dezelfde wijze uitgevoerd
ademweg!
als bij hartmassage.
463')(96)
;)6/;-.>)
4
Leg de zorgvrager voor-
Als de zorgvrager
bewusteloos is en niet
zichtig op de grond.
effectief hoest, begin
Roep onmiddellijk hulp in
dan met reanimeren.
(of laat dit doen) via 1-1-2
of het reanimatieteam.
Ben je als professionele hulpverlener getraind de pulsaties te controleren en je neemt deze aan de arteria carotis waar, start dan toch met de borstcompressies.
85
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Ga ook na op welke wijze je gestudeerd hebt en hoe effectief en efficiënt dat was. Pas zo nodig je studieplan aan.
. ) / 9 2 8 1
benoemen wat de normaalwaarden bij de ademhaling zijn en hoe deze beïnvloed worden;
2
omschrijven welke verschillende ademhalingspatronen er zijn en welke oorzaken hiervoor
3
vertellen waar je op moet letten bij het observeren van de ademhaling;
4
de observaties van de ademhaling interpreteren;
5
benoemen welke eerste hulp verleend moet worden bij problemen met de ademhaling;
zijn;
86
6
vertellen en toelichten welke eerste hulp je geeft aan een zorgvrager die hyperventileert;
7
de zorgvrager geruststellen in een hyperventilatiesituatie;
8
vertellen welke oorzaken kunnen leiden tot hyperventilatie;
9
de kenmerkende ademhaling van een zorgvrager die hyperventileert nadoen;
10
eerste hulp verlenen bij een zorgvrager met ademwegobstructie;
11
de Heimlichmethode toepassen bij een zorgvrager met ademwegobstructie;
12
….
13
….
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[EOIRZERLIXFI[YWX^MNRGMVGYPEXMIIR EHIQLEPMRKIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
-RPIMHMRK
Reanimatie heeft tot doel om een zorgvrager die buiten bewustzijn is met afwezige circulatie en/of ademhaling ‘weer tot leven te wekken’. Of met andere woorden, reanimatie wordt toegepast bij een circulatie- en/of ademhalingsstilstand om te voorkomen dat de dood binnen enkele minuten zal intreden. De handelingen die hiervoor nodig zijn, zijn hartmassage en/of mond-op-mondbeademing. Met mond-op-mondbeademing wordt in dit cahier ook mond-op-neusbeademing bedoeld. Deze techniek kan gebruikt worden wanneer beademen via de mond niet mogelijk is. Daarnaast is het van belang om je te realiseren dat een zorgvrager met een tracheacanule of een eindstandig tracheostoma altijd op de tracheacanule of het stoma beademd moet worden (dus bijvoorbeeld mond-op-tracheacanule-beademing).
&IKMRZIVIMWXIRIRZSSVOIRRMWXSIXW
#FHJOWFSFJTUFO Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – bouw en functie van het ademhalingsstelsel; – het belang van voldoende zuurstoftransport naar de hersenen; – bouw en functie van hart en bloedvaten; – bouw en functie van de huid. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt. 7PPSLFOOJTUPFUT Deze toets bestaat uit 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de bewering volgens jou waar of niet waar is.
87
&);)6-2+
1
Het hart is autonoom en niet beïnvloedbaar door de zorgvra-
;% %6
2-)8 ;% %6
ger. 2
De hartfrequentie is in rust 50 per minuut.
3
Per hartslag wordt gemiddeld 5 liter rond gepompt.
4
De sinusknoop zorgt normaal voor de elektrische prikkel van de hartspier.
5
Bij hartfalen werkt de pompfunctie van het hart onvoldoende.
6
Door de kleine bloedsomloop worden de organen in het lichaam van voeding voorzien.
7
De grote bloedsomloop zorgt voor de zuurstofvoorziening.
8
Longoedeem wordt meestal veroorzaakt door hartfalen of decompensatie cordis.
9 10
Een circulatiestilstand krijg je als je hart niet meer klopt. Pijn op de borst, rug en tussen de schouderbladen kan wijzen op zuurstoftekort van de hartspier.
In hoofdstuk 10 staan de antwoorden. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
88
:SSVOIRRMWXSIXW
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
'EWYW
'EWYW
Leontien is samen met haar vriendin aan het winkelen. Terwijl ze aan het kletsen zijn, zien ze voor zich een man in elkaar zakken. Zijn vrouw roept telkens zijn naam ‘Toon, Toon…’ De man lijkt bewusteloos. Een omstander voelt de pols van de man en roept: ‘Bel 1-1-2!’ Deze omstander begint te reanimeren en al snel krijgt hij hulp van een andere omstander. Leontien en haar vriendin lopen verder; ze hebben het idee dat ze niets kunnen doen. Leontien voelt zich opgelucht: ‘Ik ben blij dat er mensen waren die konden helpen zeg… ik zou niet weten wat ik moest doen.’ ‘Nou, inderdaad, ik weet niet hoe ik zou moeten reanimeren hoor…’, antwoordt haar vriendin.
89
7XYHMISTHVEGLXIR
Werk de studieopdrachten volgens planning uit. De wijze van handelen is sterk afhankelijk van de aan- of afwezigheid van één of meerdere vitale functies. Bekijk hiervoor onder andere op de cd-rom het gedeelte rondom reanimatie.
;ERRIIVIPOIWIGSRHIXIPX 1
a Wat weet je zelf al van reanimatie?
b Heb je zelf ooit een reanimatiesituatie meegemaakt? Hoe ging dat?
c Noteer je eigen vragen over reanimatie die je zou willen opzoeken of met anderen wilt bespreken.
*]WMSPSKMIZERHIVIERMQEXMI Jolene en Albert volgen samen als bedrijfshulpverleners een herhalingscursus reanimatie in het verpleeghuis waar zij werkzaam zijn. Vóór de eerste les zitten Jolene en Albert al even over het onderwerp te praten. Jolene zegt: ‘Ik ben wel blij hoor dat we er weer eens uitvoerig bij stilstaan… ik vergeet toch altijd weer een hoop, en jij?’ Albert zucht. ‘Nou, inderdaad, ik merk dat ik over een aantal dingen te lang na moet denken. Als er echt iets zou gebeuren heb ik de kennis niet paraat. Ik twijfel bijvoorbeeld altijd aan de volgorde van de handelingen en hoe vaak je nou moet beademen en masseren.’ ‘Ja, dat heb ik nou ook, ik zou veel vaker moeten oefenen. Ik heb ook altijd de neiging om heel hard in te blazen, maar dat schijnt helemaal niet nodig te zijn.’
90
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2
a Wat wordt bedoeld met het begrip reanimatie? Omschrijf wat er lichamelijk gebeurt bij de persoon die wordt gereanimeerd.
b Welke handelingen worden tijdens de reanimatie achtereenvolgens uitgevoerd? Welke afwegingen moeten hierbij worden gemaakt?
c Bekijk je vragen uit de eerste studieopdracht (1c). Zijn ze allemaal beantwoord?
6IERMQIVIRMRWXETTIR Meneer Van Hooydonk, 68 jaar, verleent al jaren als vrijwilliger hand-en-spandiensten. Zowel op de afdelingen Somatiek als Psychogeriatrie kun je hem aantreffen. Hij begeleidt zorgvragers naar de koffie en thee of naar een andere activiteit. Wat opvalt is dat de heer Van Hooydonk graag rookt en dat soms doet op plaatsen waar dit niet mag. De laatste tijd vergeet hij regelmatig afspraken. Op een dag tref je hem op de grond aan in de gang van jouw unit. Hij reageert niet op aanspreken en lijkt bewusteloos. 3
a Inventariseer zoveel mogelijk situaties waarin beademen nodig kan zijn.
91
b Bekijk de inhoudelijke analyse 5.5.1 ‘Reanimeren van een volwassene’. Welke stappen moeten in deze casus achtereenvolgens doorlopen worden?
c Vind je de analyse in deze situatie bruikbaar? Zou je deze nog aan willen vullen? Gebruik hiervoor bijvoorbeeld antwoord 3b.
;IPSJRMIXVIERMQIVIR# Bert van de Luytgaarden, 56 jaar, wordt besproken in een behandelteamoverleg. Bert is sinds zijn opname op de revalidatieafdeling in het verpleeghuis sterk achteruitgegaan. De verzorgenden weten niet goed meer wat ze met Bert aan moeten. Hij blijft de hele dag in bed en geeft aan dat het leven voor hem niet meer hoeft. Bij aanspraak, of in contact met verzorgenden en medezorgvragers wordt hij snel agressief. Onderzoek in het ziekenhuis wees uit dat de neurologische beschadiging door een nabloeding van zijn hersenen is toegenomen. Er wordt uitvoerig met de familie gesproken. Zowel de moeder als de zus van Bert willen dat hij in noodsituaties gereanimeerd wordt. In het behandelteam veert Franka omhoog: ‘Nou, ik kan je wel vertellen, als ik Bert aantref en ik sta voor de keuze om hem wel of niet te reanimeren, dan trek ik toch de deur dicht en ga ik een ommetje maken. Die man, zo beperkt en gefrustreerd, moeten wij die dan nog gaan reanimeren? Ik doe het niet hoor.’ Instemmend gemompel klinkt.
4
92
a Waar hangt het wel of niet reanimeren van een zorgvrager officieel van af? Met welke regelgeving heeft dit te maken?
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
b In welke situaties moet het reanimatiebeleid naar jouw idee met de zorgvrager of de familie besproken worden?
c Wat vind jij van Franka’s reactie? Hoe zie jij dit zelf? Welke gevolgen kan Franka’s suggestie met zich meebrengen?
93
-RLSYHIPMNOIEREP]WIW
6IERMQIVIRZERIIRZSP[EWWIRI
Deze analyse bestaat uit de Basic Life Support, basale reanimatie bij volwassenen. In de analyse worden geen stappen beschreven ten aanzien van voorbereiding of afronding, ook gezien de onverwachte en acute aard van de situatie. Bij de uitwerking van deze analyse is uitgegaan van het volgende: – de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad (2006); – de reanimatie wordt door één persoon uitgevoerd; – de reanimatie wordt zonder ondersteunende hulpmiddelen uitgevoerd; – de zorgvrager heeft geen niet-reanimatieverklaring dan wel er is geen niet-reanimatiebeleid afgesproken met de behandeld arts; – de zorgvrager heeft een schijnbare toestand van bewusteloosheid.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
UJKEFOT Omgeving 1
Zorg voor de veilig-
Zorg ervoor dat je zelf veilig
Om ongelukken te voorko-
Let op de mogelijke aan-
heid van jezelf en de
kunt handelen en dat de
men.
wezigheid van giftige gas-
zorgvrager
zorgvrager op een veilige
sen, giftige dampen en
plek ligt.
elektriciteit (elektrocutie).
Zorgvrager 2
Controleer het
bewustzijn.
Schud met beide handen de
Het aanschudden moet
Door zowel de motorische
zorgvrager voorzichtig aan
voorzichtig gebeuren. De
respons (aanschudden
diens schouders.
schouders mogen hierbij
schouders) als de verbale
niet van de grond getild
respons (aanspreken) con-
worden.
troleer je het bewustzijnsniveau.
Spreek de zorgvrager luid
Het verdient de voorkeur
Zorg dat je bij het aan-
en duidelijk aan.
om de zorgvrager naar
spreken boven het omge-
diens naam te vragen of
vingslawaai uitkomt.
een korte opdracht te geven (bijv. kunt u uw arm bewegen), omdat iemand met een verstoord bewustzijn hier mogelijk sneller op reageert.
94
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
3a Schakel – als de
Laat de zorgvrager liggen
Alleen als dit veilig is voor
Door het inschakelen van
zorgvrager niet rea-
zoals je hem/haar gevonden
jou en de zorgvrager.
een omstander kun je deze
geert – hulp in.
hebt.
– indien nodig – direct specialistische (1-1-2)
Trek de aandacht van een
Volg in de instelling de
hulp laten inschakelen.
omstander.
procedure op die is afge-
Verder kan de omstander
Roep om hulp.
sproken.
na het inschakelen van
Vraag de omstander of deze
Maak bijvoorbeeld gebruik
specialistische hulp op
een mobiele telefoon bij zich
van de noodbel of het
zoek gaan naar een
heeft en bij je te blijven of
noodnummer.
A(utomatische) E(xterne)
om hulp in te schakelen als
Zorg ervoor dat je op de
D(efribillator) met een
je weet wat er aan de hand
hoogte bent van wat je in
deskundige bediener.
is.
geval van nood moet doen.
Later kun je een collega
3b Breng – als de
Breng de zorgvrager in de
Om te voorkomen dat
zorgvrager reageert
stabiele zijligging (zie analyse de zorgvrager bij braken
afstand te houden en zorg
– de zorgvrager in een
2.5.3).
braaksel in de luchtwegen
te dragen voor de opvang
krijgt.
van de ambulance.
Laat hulp inschakelen en
Er kan alsnog een circula-
Blijft de vitale functies van
blijf het bewustzijn contro-
tie- of ademhalingsstilstand
de zorgvrager elke minuut
leren.
ontstaan.
controleren.
Draai de zorgvrager zonodig
De zorgvrager dient zich in
Zorg ervoor dat de
op de rug, om de ademha-
rugligging te bevinden.
zorgvrager op een goed
ling te kunnen controleren.
Tref je de zorgvrager in
bereikbare plaats ligt,
een stoel aan, dan zul je de
zodat je jezelf niet for-
zorgvrager hieruit moeten
ceert.
of een omstander eventu-
veilige houding en
eel vragen het publiek op
schakel hulp in.
Techniek 4
Zorg voor een
goede uitgangspositie.
halen en op de grond moeten neerleggen. Kniel (indien mogelijk) aan
Kies – als je met je rechter-
Door de juiste positie
de juiste kant naast de zorg-
arm masseert – aan de lin-
kun je gemakkelijker de
vrager.
kerkant van de zorgvrager
ademhaling controleren
en als je met je linkerarm
en daarna eventueel mas-
masseert aan de rechter-
seren en beademen.
zijde van de zorgvrager.
5
Maak de ademweg
vrij.
Plaats een hand op het voor-
Het inspecteren van de
hoofd.
mond op luchtwegblokkerende voorwerpen weegt niet op tegen het belang van een snelle start van de hartmassage.
95
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Plaats de top(pen) van
Pas als tijdens de beade-
wijs- en middelvinger van
ming luchtwegblokkades
je andere hand onder het
geconstateerd worden,
benige gedeelte van de kin.
Door de bewusteloosheid
dient men in te grijpen.
van de zorgvrager verslapKantel met beide handen
pen de spieren, waardoor
het hoofd voorzichtig naar
de tong achter in de keel-
achteren waarbij je, met je
holte zakt.
vingertoppen, de kin recht
Door de combinatie van
omhoog trekt (kinlift).
het naar achteren kantelen van het hoofd en de kinlift wordt de tong naar boven getild waardoor een vrije luchtweg verkregen wordt.
6
Beoordeel of de
Kijk, luister en voel maxi-
Bij een normale ademha-
ademweg open is en of
maal 10 seconden of er een
ling is er sprake van een
er een normale adem-
normale ademhaling is:
haling is.
–
breng je hoofd in schui-
geluidloze en duidelijk Door de schuine positie van
zichtbare in- en uitade-
ne positie, met je oor dicht
je hoofd kun je alle drie de
ming.
bij de mond van de zorgvra-
controles uitvoeren.
Bij het goed luisteren aan
ger;
de mond/neus van de
–
zorgvrager kun je adem-
kijk of je de borstkas of
bovenbuik ziet bewegen;
halingsgeluiden horen.
–
In de richtlijnen 2006
luister aan de mond van
de zorgvrager naar ademha-
wordt de afwezigheid van
lingsgeluiden;
een normale ademhaling
–
gezien als het verschijnsel
voel met je wang bij de
neus/mond naar de lucht-
van een circulatiestilstand
stroom.
en als reden om met reanimeren te starten.
Ga verder met stap 7:
De ademhaling is niet nor-
Professionals controleren,
–
maal, wanneer de zorgvra-
naast de ademhaling, ook
ger niet ademt of als je zo
nog de aan- en afwezig-
nu en dan een oppervlak-
heid van de circulatie door
male ademhaling is;
kige of onvoldoende adem-
het voelen van de polsslag
–
teug hoort.
(pulsatie) aan de halsslag-
als er geen ademhaling
is; –
of als er een niet-norof als je twijfelt.
ader (arteria carotis).
96
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
In de eerste minuten na een circulatiestilstand kan de zorgvrager nauwelijks en/of onregelmatig en/of luidruchtig ademen (‘gaspen’). Verwar dit niet met een normale ademhaling. 7
Laat of ga specia-
Laat een omstander deskun-
Volgens de keten van
listische hulp inschake-
dige hulp inschakelen.
overleving dient na het
len.
Geef de volgende instructies:
herkennen van een circu-
–
bel 1-1-2;
–
vraag om een ambulance; gaat om een reanimatie,
meerd te worden.
–
geef door dat het om een
wordt door de centralist(e)
Hierna wordt gestart met
van de meldkamer, een
basale reanimatie, gevolgd
reanimatie gaat;
Als men doorgeeft dat het
latiestilstand direct gealar-
–
geef plaats en adres door; tweede ambulance vrijge-
door snelle defibrillatie
–
vraag de omstander
maakt en naar de reanima-
en/of specialistische reani-
na deze melding terug te
tieplaats gestuurd.
matie.
komen met een Automa-
De aanrijdtijd van een
tische Externe Defibrillator
ambulance is maximaal 15
Binnen de keten van over-
(AED) en een deskundige
minuten.
leven is snelle defibrillatie
bediener.
bij een circulatiestilstand Pas de regels van de instel-
essentieel.
ling toe (noodnummer, noodbel) of bel 1-1-2.
8
Start met 30 hart-
massages.
Pas – als je de zorgvrager
Breng de zorgvrager in
Ga zo snel mogelijk terug
voor het alarmeren alleen
stabiele zijligging (zie ana-
naar de zorgvrager.
moet laten – de stabiele zij-
lyse 2.5.3) en schakel zelf
ligging toe.
hulp in.
Start met hartmassage:
Een harde ondergrond is
Als de zorgvrager in bed
–
noodzakelijk om de borst-
ligt op een gewone matras,
compressies tijdens de hart-
moet je – voor een effec-
massage effectief te kunnen
tieve hartmassage –
uitvoeren.
ter hoogte van de borst-
zorg voor een harde
ondergrond;
kas (thorax) een harde –
kniel naast de zorgvrager
Doordat je dicht tegen de
plank (voeteneindenplank,
en zorg dat je met je knieën
zorgvrager aanzit (‘korte
dienblad of iets dergelijks)
tegen de bovenarm van de
lastarm’) kun je zonder
onder het bovenlichaam
zorgvrager aanzit;
teveel rugbelasting de ver-
van de zorgvrager schui-
eiste druk uitoefenen.
ven.
97
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
–
plaats de hand/polsover-
Hierdoor druk je met de
Oefen geen druk uit op de
gang (hiel) van de hand die
hiel niet op het zwaardvor-
bovenkant van de buik of
het dichtst bij het hoofd van
mig aanhangsel (xifoïd) van
de onderste punt van het
de zorgvrager is, midden op
het borstbeen (sternum),
borstbeen.
het sternum (borstbeen);
waardoor je letsel kunt
–
voorkomen.
plaats de andere hand
op de eerste hand, waarbij beide ‘hielen’ boven elkaar komen te liggen; –
pak de vingers van de
onderste hand of strengel de
Hierdoor voorkom je druk met je vingers.
vingers van beide handen in elkaar en trek ze omhoog; –
plaats je schouders
loodrecht boven het borstbeen van de zorgvrager en strek je armen; –
druk met gestrekte
Op deze wijze wordt de
Bij het voor de eerste maal
armen het borstbeen vier tot
circulatie volgens het tho-
indrukken van de borstkas
vijf cm naar beneden;
raxpompprincipe tot stand
kun je soms een knakkend
–
gebracht.
geluid horen. Dit kan in
helemaal terugkomen zon-
Door het ritmisch indruk-
sommige gevallen worden
der het contact tussen het
ken en omhoog laten
veroorzaakt door de aan-
borstbeen en je handen te
komen van het borstbeen
hechtingen van de ribben
verliezen;
wordt het hart zowel leeg
aan de wervelkolom en
–
gedrukt als gevuld.
soms door het ontstaan
laat het borstbeen
maak de bewegingen
van onder uit je rug en niet
van ribfracturen.
vanuit je armen; –
masseer in totaal 30
Dit indrukken en omhoog
Ribfracturen zijn niet
keer met een snelheid van
laten komen van het borst-
altijd te voorkomen,
honderd compressies per
been dient even lang te
vooral niet bij zorgvragers
minuut (iets minder dan
duren, omdat het hart
met botontkalking (osteo-
twee compressies per secon-
evenveel tijd nodig heeft
porose).
de).
om zich met bloed te vullen
Als de verhouding tus-
als zich te laten leegdruk-
sen de compressie- en
ken.
de relaxatiefase 1:1 is, ontstaat - door middel van het thoraxpompprincipe een zo optimaal mogelijke bloedcirculatie.
98
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 Voorkom dat je tijdens het masseren het borstbeen niet helemaal omhoog laat komen (‘leunen’). Hierdoor kan het hart zich niet goed vullen. Voorkom verder dat je het borstbeen sneller indrukt dan omhoog laat komen (stoten). Hierdoor kun je ribbreuken veroorzaken.
Hardop tellen van bijv. 21
Effectief zal de snelheid
tot en met 50 kan een hulp-
van masseren minder
middel zijn.
dan honderd zijn, omdat je tussendoor ook moet beademen.
Als je met twee hulpverle-
Een massagesnelheid van
ners bent, wordt aanbevolen honderd per minuut is elkaar na telkens 2 minuten
goed te realiseren, zeker
af te lossen.
in relatie tot de juiste compressie/relaxatie verhouding en is daardoor voor de hulpverlener lang vol te houden.
9
Pas mond-op-
mondbeademing toe.
Ga ter hoogte van het hoofd
Wanneer de zorgvrager
zitten.
een tracheacanule of tracheastoma heeft, moet je via deze canule of de stoma beademen.
Plaats een hand op het voor-
De neus moet je afsluiten,
Als een beademing niet
hoofd en sluit de neus door
omdat anders de ingeblazen
lukt kan er een obstructie
het zachte gedeelte (onder
lucht via de neus ontsnapt.
in de canule zitten.
het neustussenschot) met wijsvinger en duim dicht te knijpen. Plaats de top(pen) van
Verwijder dan de binnen-
wijs- en middelvinger van
canule of de hele canule,
je andere hand onder het
zodat de luchtweg open is
benige gedeelte van de kin.
en plaats je mond over het tracheostoma.
99
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Kantel met beide handen
Als het niet lukt om effec-
het hoofd voorzichtig naar
tief te beademen, contro-
achteren, waarbij je met je
leer dan of het hoofd vol-
vingertoppen van wijs- en
doende naar achteren is
middelvinger de kin recht
gekanteld en of je de kin-
omhoog trekt (kinlift).
lift juist hebt uitgevoerd. Ook is het mogelijk dat
Adem normaal in.
een vreemd voorwerp (bijv. stuk vlees) de luchtweg blokkeert.
Plaats je lippen over de lip-
Zorg hierbij voor een lucht-
Verwijder dit voorwerp
pen van de zorgvrager.
dichte afsluiting.
dan niet met je vingers omdat je het risico loopt het voorwerp verder de luchtweg in te duwen, maar pas de methode van Heimlich toe.
Blaas rustig en geleidelijk
Het inblazen moet in een
Bij een effectieve beade-
je uitademingslucht in de
seconde plaatsvinden en
ming komt de borstkas 2
mond van de zorgvrager en
dient gestopt te worden
centimeter omhoog.
kijk hierbij of de borstkas
als de borstkas duidelijk
Door te krachtig of in een
omhoog komt.
omhoog komt (2 cm).
korte tijd lucht in te blazen gaat de lucht van de slokdarm richting maag,
Verwijder je mond van de
Wend hierbij je hoofd van
waardoor de maag zich
mond van de zorgvrager en
de mond van de zorgvrager
met lucht vult. De druk
houd je hoofd schuin rich-
af, zodat je geen uitade-
in de maag zal daardoor
ting borstkas.
mingslucht inademt.
oplopen, waardoor de
Laat de neus los en voel met
Houdt hierbij het hoofd van darm naar de mond terug
je wang naar de luchtstroom
de zorgvrager gekanteld en
van de uitademing.
blijf de kinlift uitvoeren.
maaginhoud via de slokkan vloeien.
Hierdoor ontstaat het risico dat de maaginhoud Knijp de neus weer dicht.
in de luchtpijp en longen komt en tot ernstige long-
Haal opnieuw adem en
ontstekingen kan leiden.
herhaal bovenstaande beade-
100
%REP]WI
ming, zodat je in totaal twee
Let op dat je niet gaat
beademingen gegeven hebt.
hyperventileren.
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
;)6/;-.>)
10 Continueer de
Plaats na het beademen je
Tijdens een Basic Life
reanimatie.
handen terug in de juiste
Support wordt een mini-
positie op het borstbeen en
male circulatie en venti-
ga door met compressies
latie tot stand gebracht.
geven en beademen in een
Het is niet waarschijnlijk
verhouding van 30:2.
dat een zorgvrager weer
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
een normale circulatie en Onderbreek de reanimatie
ademhaling krijgt door
alleen als:
het toepassen van de BLS,
–
de aangesloten AED
maar helemaal uit te slui-
aangeeft dat het hartritme
ten is dit niet. De BLS is
geanalyseerd gaat worden
vooral ter overbrugging
en/of een schokadvies geeft;
totdat de circulatie en de
–
ademhaling met geavan-
de zorgvrager spontaan
gaat ademen; –
deskundige hulp (ambu-
ceerde technieken kunnen In de meeste gevallen zul
lance of ander gespeciali-
je een opdracht van een
seerd personeel) ter plaatse
deskundige, meestal arts of
is en de reanimatie van je
ambulanceverpleegkundige,
overneemt.
krijgen om te stoppen. Blijf
worden verbeterd.
beschikbaar om zonodig Mocht het zo zijn dat de
hulp te geven.
ademhaling in voldoende mate terugkeert (met daarbij dan ook de circulatie) maar de zorgvrager blijft bewusteloos, leg hem dan in de stabiele zijligging. 11 Beëindiging van de
Stop met reanimeren als:
Het is raadzaam om – als er
Tot het stoppen van een
reanimatie.
–
twee bevoegde hulpverle-
reanimatie wordt beslist
van herstel vertoont (nor-
ners zijn – elkaar tijdens het
door een arts. Wanneer er
maal gaat ademen);
reanimeren af te lossen. Er
bijvoorbeeld sprake is van
–
wordt aanbevolen om de 2
zinloos handelen.
+ deskundige bediening,
minuten te wisselen, omdat
In situaties waarin de
ambulancepersoneel of
de effectiviteit van de reani-
reanimatie niet overgeno-
ander gespecialiseerd per-
matie afneemt als je langer
men kan worden door een
soneel) ter plaatse is en de
dan 2 minuten reanimeert.
AED, ambulancepersoneel
de zorgvrager tekenen
deskundige hulp (AED
reanimatie van je over-
of ander gespecialiseerd
neemt;
personeel moet men de
–
je uitgeput raakt;
reanimatie net zolang con-
–
een arts zegt dat je moet
tinueren totdat het fysiek
stoppen.
niet meer mogelijk is om de reanimatie voort te zetten.
101
%YXSQEXMWGLI)\XIVRI(IJMFVMPPEXSV %)(
Deze analyse bestaat uit de Basic Life Support, basale reanimatie bij volwassenen, waarbij de AED (Automatische Externe Defibrillator) halfautomaat gebruikt wordt. In de analyse worden geen stappen beschreven ten aanzien van voorbereiding of afronding, gezien de onverwachte en acute aard van de situatie. Bij de uitwerking van deze analyse is uitgegaan van de volgende gegevens: – de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatieraad (2006); – de reanimatie wordt door één persoon uitgevoerd; – de AED wordt door een tweede hulpverlener gehaald en deze hulpverlener is bevoegd de AED te gebruiken; – de zorgvrager heeft geen niet-reanimatieverklaring; – er is geen niet-reanimatiebeleid afgesproken met de behandeld arts; – de zorgvrager heeft een schijnbare toestand van bewusteloosheid. In deze analyse wordt er al vanuit gegaan dat er gestart is met het reanimeren. Belangrijk is dat bij het alarmeren de opdracht gegeven is de AED en een bevoegd gebruiker te halen. Als je alleen bent start je de reanimatie zoals gebruikelijk, maar ga je na het vaststellen van de ademhalingsstilstand direct de AED halen. Ga alleen de AED halen als dit niet te lang duurt! Bij terugkomst sluit je de AED aan, zoals hieronder omschreven en voer je de opdrachten die de AED geeft exact uit.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Zorgvrager 1
Sluit de AED aan.
Schakel de AED in.
Dit doet de hulpverlener die met de AED gekomen is.
Plak vervolgens de elektro-
Sommige AED’s
den zoals aangegeven op
starten automatisch na
de elektrode (één elektrode
het openen van de dek-
onder de linker oksel en
sel.
één elektrode onder het rechter sleutelbeen, naast het borstbeen).
102
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
De (eerste) hulpverlener
Het is raadzaam om elkaar
Zorg ervoor dat de elek-
die de BLS toepast gaat,
tijdens de reanimatie af te
troden op een droge,
ook tijdens het plakken van
lossen. Aanbevolen wordt
onbehaarde en pleister-
de elektroden, hier zoveel
om de 2 minuten te wis-
vrije plek geplakt kunnen
mogelijk mee door!
selen, omdat de effectiviteit
worden.
Luister naar de AED en
van de reanimatie afneemt
Scheer en droog zo nodig
voer de gesproken/visuele
als men langer dan 2
de plek en verwijder evt.
opdrachten uit.
minuten reanimeert.
pleisters.
De AED zal melden dat
Als een zorgvrager een
het hartritme geanalyseerd
pacemaker of inwendige
wordt.
defibrillator (ICD) heeft
Zorg ervoor dat niemand
Om verstoring van de
die zich op een plek
tijdens het analyseren de
analyse te voorkomen. De
bevindt, waar de elektro-
zorgvrager en diens directe
AED zal dit melden.
de geplakt moet worden,
omgeving (bijv. bed) aan-
plak dan de elektrode er
raakt!
naast of eronder, maar nooit erop.
Ga – als de AED een schok-
Verwijder sieraden alleen
advies geeft – naar stap 2.
wanneer ze in contact kunnen komen met de
Ga – als de AED geen
elektroden.
schokadvies geeft – naar
Wanneer een zorgvra-
stap 3.
ger sieraden heeft die niet verwijderd kunnen worden (denk bijvoorbeeld aan een piercing) plak dan de elektroden ernaast.
2
AED analyseert of
Zorg dat iedereen op
De afstand krijg je door
In Nederland bestaan
een schok toedienen
afstand is en er geen con-
verbaal ‘los’ te roepen en
ook AED’s die na de
noodzakelijk is.
tact met de zorgvrager is.
een zwaaibeweging over
analyse en het vaststellen
Druk hierna op de schok-
het slachtoffer te maken.
van de noodzaak om een
knop zodra de AED dit
schok toe te dienen, de
adviseert.
schok zelf volautomatisch toedienen.
Na het toedienen van de
Luister altijd naar de
shock zal de AED instru-
AED en zorg dat iedereen
eren de reanimatie (hart-
bij zowel het analyseren
massage en mond-op-mond
als het toedienen van de
beademing) voort te zetten.
schok afstand houdt.
103
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Twee minuten later analyseert de AED het hartritme opnieuw. Hiertoe dient de
Om verstoring van de ana-
reanimatie gestopt te wor-
lyse te voorkomen.
den en mag de zorgvrager niet aangeraakt worden. Naar gelang de uitkomst zal de AED opnieuw een schok kunnen toedienen (stap 2; wordt herhaald). Wanneer geen schok noodzakelijk is, ga naar stap 3. 3
Wanneer de AED
analyseert dat er geen
Ga op advies van de AED
Om verstoring van de ana-
Volg exact de instructies
verder met reanimeren.
lyse te voorkomen.
van de AED op.
schok toegediend moet worden, ga dan
Na twee minuten analy-
verder met reanime-
seert de AED het hartritme
ren.
opnieuw. Stop dan de reanimatie en raak de zorgvrager niet aan. Naar gelang de uitkomst zal de AED: –
of een schok willen toe-
dienen, ga dan naar stap 2; –
of geen schok toe willen
dienen, herhaal dan stap 3.
104
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
;)6/;-.>)
4
Stop met reanimeren
Laat de elektroden op de
indien:
borstkas zitten.
Beëindig de reani-
matie.
–
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
de zorgvrager tekenen
van herstel vertoont (nor-
Het stoppen van een
maal gaat ademen);
reanimatie moet besloten
–
worden door een arts
deskundige hulp (reani-
matieteam, ambulanceper-
wanneer deze vindt dat
soneel of ander gespeciali-
er sprake is van zinloos
seerd personeel) ter plaatse
handelen.
is en het van je overneemt;
In situaties waarin de
–
je uitgeput raakt;
reanimatie niet overge-
–
een arts zegt dat je moet
nomen kan worden door
stoppen.
een reanimatieteam, ambulancepersoneel of ander gespecialiseerd personeel moet men de reanimatie net zolang continueren totdat het fysiek niet meer mogelijk is om de reanimatie voort te zetten.
105
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt. Ga vervolgens na op welke wijze je deze doelen bereikt hebt. Bepaal welke factoren je leerresultaten gunstig of ongunstig beïnvloed hebben. Bespreek welke voornemens gunstig gewerkt hebben. Noteer wat je wilt bespreken tijdens de contacturen. Maak afspraken voor het zelfstandig oefenen met een aantal medestudenten.
. ) / 9 2 8 1
aangeven wat de juiste plaats is voor hartmassage;
2
uitleggen hoe hartmassage bij een volwassen zorgvrager verricht moet worden;
3
uitleggen hoe mond-op-mondbeademing bij een volwassen zorgvrager verricht moet worden;
4
aangeven hoe hartmassage afgewisseld met mond-op-mondbeademing bij een volwassene op de
5
vertellen hoe een vreemd voorwerp uit de luchtweg verwijderd kan worden bij een volwasse-
juiste manier uitgevoerd moet worden; ne;
106
6
vertellen hoe een Automatische Externe Defibrillator gebruikt moet worden;
7
…
8
…
9
…
10
…
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
,YPTFMNHMZIVWIPIXWIPWIRZIVKMJXMKMRKIR
-RPIMHMRK
In dit hoofdstuk komen vaardigheden aan bod die betrekking hebben op acute hulp bij verschillende letsels. Met name zullen we in de studieopdrachten ingaan op de verzorging van brandwonden, botbreuken, kneuzingen en verstuikingen, algemeen hoofdletsel en vergiftigingen. Deze situaties zul je ongetwijfeld herkennen; de meeste ongelukken, verbrandingen, botbreuken en vergiftigingen, vinden in en om het huis plaats. Beroemd of berucht is het klimmen op een wankel trapje. Ook tijdens het sporten kun je te maken krijgen met ongevallen, met name kneuzingen, verstuikingen en botbreuken. Handelen in deze situaties is belangrijk. In een aantal gevallen is het inschakelen van deskundige hulp al voldoende. Het handelen is vooral gericht op het voorkomen dat de situatie verergert of dat er complicaties optreden. Snel en adequaat handelen is noodzakelijk, maar daardoor ook heel spannend.
&IKMRZIVIMWXIRIRZSSVOIRRMWXSIXW
#FHJOWFSFJTUFO Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – bouw en functie van het skelet; – anatomie en functie van de huid. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste voorkennis beschikt. 7PPSLFOOJTUPFUT Deze toets bevat 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of onwaar is.
107
&);)6-2+
1
;% %6
2-)8 ;% %6
Met behulp van pezen kunnen botten ten opzichte van elkaar bewegen.
2
Het gewrichtskapsel zorgt ervoor dat de botten bij elkaar worden gehouden.
3
Het zenuwstelsel zorgt ervoor dat het lichaam op de juiste manier reageert op allerlei invloeden van buitenaf, zoals hitte, koude, vocht en licht.
4
De huid is een orgaan dat een belangrijke rol speelt in de temperatuurregulering van het lichaam.
5
Blaren ontstaan door wrijving.
6
Schaafwonden zijn oppervlakkige wonden die niet snel zullen infecteren.
7
Een lichaamstemperatuur lager dan 36 °C is een ondertemperatuur.
8
Brandwonden moeten gedurende vijf minuten worden gekoeld.
9 10
Bij vergiftiging moet je het slachtoffer altijd laten braken. Bij vergiftiging is het belangrijk dat je weet welke stof is ingenomen.
De antwoorden staan vermeld in hoofdstuk 10. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees bij de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
108
:SSVOIRRMWXSIXW
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
'EWYW
'EWYW
Mevrouw Warns woont in een aanleunwoning. Ze is goed ter been en maakt nog haar eigen woning schoon. Mevrouw gebruikt drie keer per week de warme maaltijd in het zorgcentrum en speelt daar bridge met drie vriendinnen. Deze morgen gaat bij haar de noodbel. De verzorgende, Ada, gaat naar de woning en treft daar mevrouw Warns liggend op de grond aan. Naast haar liggen een gebroken schaal en een krukje. Mevrouw Warns kreunt van de pijn en kan niet meer opstaan. Ze heeft een grote bloedende snee aan haar onderarm. Ada vraagt mevrouw wat er is gebeurd. Mevrouw Warns vertelt dat ze met het pakken van de schaal te veel op één kant van het krukje is gaan staan en daardoor is gevallen. Ze viel precies met haar onderarm in een glasscherf. De wond bloedt hevig.
109
7XYHMISTHVEGLXIR
Maak de in dit hoofdstuk geformuleerde studieopdrachten zo veel mogelijk samen met één of meer medeleerlingen. Eventueel kun je bij de beantwoording van de vragen ook gebruikmaken van de cd-rom’s Wondverzorging en Vitale functies en reanimatie. Noteer je antwoorden in het werkcahier. Vergeet niet vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt voorleggen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten.
&VIYOIR Er wordt bij de acute hulp geen onderscheid gemaakt tussen botbreuken en ontwrichtingen. Botbreuken ontstaan over het algemeen door geweld van buitenaf. 1
a Noem twee oorzaken waardoor breuken soms spontaan ontstaan.
b Welke weefsels kunnen zijn beschadigd bij een botbreuk?
c Op grond van de mate van beschadiging kun je deze onderverdelen in twee groepen. Welke zijn dat?
d Welke verschijnselen kun je waarnemen bij een botbreuk?
110
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
e Welke hulp verleen je aan iemand met een botbreuk?
f Wat is het doel van deze handelingen?
g Behandeling van een botbreuk kan bestaan uit een gipsverband of spalk. Benoem de observatiepunten met betrekking tot een gipsverband of spalk.
3TIRFVIYOIR 2
Bij een botbreuk kunnen delen van een bot ook door de huid steken. a Welke hulp verleen je in verband met deze open botbreuk?
b Wat is het doel van deze hulp?
111
;EXRY# 3
Ada treft mevrouw Warns liggend op de grond aan. Ze heeft veel pijn en kan niet meer opstaan. Ada denkt onmiddellijk aan een gebroken heup (collumfractuur), omdat het been van mevrouw Warns in een vreemde positie ligt. a Beschrijf de vreemde positie van het been. Met andere woorden: wat observeer je?
b Welke hulp moet Ada mevrouw Warns geven?
c Met welk doel verleent ze deze hulp?
+IORIYWH 4
Kneuzingen en verstuikingen zijn minder heftig dan botbreuken. Soms zijn kneuzingen en verstuikingen moeilijk te onderscheiden van een botbreuk. Bij twijfel is het daarom verstandig van een botbreuk uit te gaan. a Noem het verschil in ontstaan tussen een kneuzing en verstuiking.
b Welke weefsels zijn er beschadigd bij een kneuzing en welke bij een verstuiking?
112
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
c Welke hulp moet je verlenen?
d Wat is het doel van deze hulp?
&PIWWYVIW
5
Maarten en Daniël zijn fanatieke skaters. Ze zijn dagelijks te vinden op de skatebaan. Het leukst is elkaar uit te dagen en te kijken hoe ver ze durven gaan. Vandaag gaat het fout. Maartens poging mislukt en hij komt hard op zijn pols neer en slaat met zijn hoofd tegen een rand. Jij stond net naar hem te kijken. Hij droeg geen helm of polsbeschermers. a Aan welke letsels denk je onmiddellijk? Geef aan waarom.
b Maarten is wat wazig na het gebeuren en klaagt over pijn in zijn hoofd en arm. Hoe controleer je of zijn arm is gebroken of gekneusd?
c Welke eerste hulp bied je en met welk doel?
113
&VERH[SRHIR 6
Brandwonden worden onderverdeeld in eerste-, tweede- en derdegraads brandwonden. a Hoe kun je zien met welke verbranding je te maken hebt?
b Welke hulp verleen je in alle gevallen?
c Wat is het doel van deze hulp? Noem drie aspecten.
d Welke specifieke hulp verleen je bij een eerste-, een tweede- en een derdegraads brandwond? Eerstegraads brandwond:
Tweedegraads brandwond:
Derdegraads brandwond:
114
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
e Wanneer is deskundige hulp noodzakelijk?
6IKIPZER
7
Bij het beoordelen van brandwonden is behalve de gradatie ook de omvang van belang. Hierbij wordt de regel van 9 gehanteerd. a Wat houdt deze regel in?
b Geef van ieder lichaamsdeel aan hoeveel procent het uitmaakt van het totale lichaam bij een volwassen persoon.
c Is het percentage bij baby’s en kinderen hetzelfde? Geef de percentages aan.
d Bij een verbranding van meer dan 9% van het lichaamsoppervlak bestaat de kans op een shock. Waardoor ontstaat deze shock?
115
:IVFVERHMRK
8
Maxim is een ondernemende peuter van 2 jaar. Hij kan ‘alles zelf’, ook koken. Zijn moeder is net bevallen van een gezonde dochter. Lizzy, de kraamverzorgende, is tijdens het koken even van het gasstel weggelopen. Maxim wil graag helpen en hij pakt snel zijn stoeltje zodat hij in de pan kan roeren. Natuurlijk krijgt hij de pan met pasta over zich heen! a Welke hulp moet Lizzy hem geven?
b Moet Lizzy Maxim eerst zijn kleren uittrekken?
c Wat is het grote gevaar van een pan met pasta?
d Maxims schouder en rechterarm vertonen ernstige brandwonden. Voor hoeveel procent is hij verbrand?
e Moet Lizzy professionele hulp inschakelen?
116
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&IZVMI^MRK 9
a Welke verschijnselen zie je bij bevriezing van ledematen?
b Welke behandeling geef je bij bevriezing? Maak onderscheid naar de ernst van de bevriezing.
10
:IVKMJXMKMRK Vergiftigingen kunnen zowel opzettelijk (zelfmoordpoging) als onopzettelijk plaatsvinden. Kinderen en ouderen lopen het meest gevaar te worden vergiftigd omdat de zintuiglijke waarnemingen niet optimaal functioneren. Een kind kent het verschil niet tussen snoepjes en pillen. Een oudere ziet, ruikt en proeft een stuk minder en ‘herkent’ daardoor minder goed wat hij eet. Hoe je moet handelen bij vergiftigingen staat te lezen op de gifwijzer. Zoek in de gifwijzer op wat je moet doen bij: bleekmiddel;
plaspillen;
wasbenzine;
afwasmiddel (hand en machine);
sigarettenpeuken.
117
11
Giftige stoffen herkennen we door middel van zien, ruiken en voelen. Als één van deze zintuigen wordt uitgeschakeld ‘herkennen’ we dagelijkse producten niet meer. a Blinddoek medeleerlingen en laat hen enkele producten proeven. Bijvoorbeeld: appel, sinaasappel, citroen en ui.
b Zet een aantal ondoorzichtige flesjes met daarin een vloeistof klaar en probeer je medeleerlingen de producten te laten herkennen door middel van de geur. Bijvoorbeeld: water, jenever, spiritus, desinfectans, limonade en afwasmiddel.
7RSITNIW# 12
Maarten van 3 jaar oud is een dagje bij oma op bezoek. De verzorgende van de thuiszorg, Monica, is net langs geweest en heeft de medicijnen voor het weekend uitgezet. Maarten heeft dat met grote ogen zitten te bekijken. Als oma de zuster van de thuiszorg uitlaat, grijpt hij zijn kans en gaat stiekem van die snoepjes proeven. Oma heeft het gelukkig meteen in de gaten en roept Monica te hulp. a Welke hulp moet Monica als eerste geven?
b Welke informatie geeft ze de arts?
118
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
c Waarom moet ze de overgebleven medicijnen en het eventuele braaksel meenemen als ze naar het ziekenhuis gaat?
d Wat vertelt ze Maarten?
:IVQMROMRKZSSVLIXPIZIR
13
Bespreek met enkele medeleerlingen de volgende stellingen. a Mensen die hun gezicht hebben verbrand, zijn niet om aan te zien.
b Verzorgenden mogen in hun vrije tijd geen gevaarlijke sporten doen in verband met blessures.
119
-RLSYHIPMNOIEREP]WIW
,IXYMXZSIVIRZERIIRQEEKWTSIPMRK
In deze analyse wordt het uitvoeren van een maagspoeling beschreven, waarbij er vanuit gegaan wordt dat een zorgvrager een overdosis aan paracetamol tabletten heeft geslikt. Het doel van het maagspoelen is om (giftige) stoffen – die schadelijk voor de gezondheid of zelfs levensbedreigend kunnen zijn – uit de maag te verwijderen. Voer de handeling samen met een collega uit, waarbij je tevoren de taakverdeling afspreekt. Degene die ondersteunt kan zich op de zorgvrager richten om deze zonodig gerust te stellen of tegen te houden indien de zorgvrager tegenwerkt.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na of de arts een schrifte-
Op voorschrift van de arts
Potentiële complicaties
lijk uitvoeringsverzoek heeft
na het per ongeluk
voor maagspoelen kunnen
geschreven en ondertekend.
(kinderen) of bewust inne-
zijn:
men van giftige stoffen,
– aspiratie;
medicijnen of een overdo-
– letsel aan mond, keel,
sis.
stembanden, slokdarm,
WPPS Zorgvrager 1
Raadpleeg de uit-
voeringsopdracht.
maag door de maagspoeIndien er sprake is van ver-
ling of door de ingenomen
giftiging door geneesmid-
stof (zuren);
delen of andere giftige stof-
– bewustzijnsverlies door
fen, waarbij de hoeveelheid
ingenomen stoffen of
levensbedreigend is en de
flauwvallen door het spoe-
maagspoeling ‘binnen het
len.
uur na inname’ kan worden uitgevoerd, dan kan men
Actieve kool (Norit)
dit doen met behulp van
bestaat uit verkoold
actieve kool.
materiaal van planten dat makkelijk stoffen aan zich bindt en deze zodoende onschadelijk kan maken.
120
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Deze methode wordt in de
Bij vergiftigingen bindt
kolom aandachtspunten/
het de schadelijke stof-
kritieke punten/
fen aan zich waardoor
observaties beschreven bij
deze via de ontlasting het
punt 8 ‘Het inbrengen van
lichaam verlaten en er
de katheter’.
minder van de schadelijke stof in het bloed komt. Actieve kool wordt ontraden bij vergiftigingen met agressieve schoonmaakmiddelen en/of oplosmiddelen.
2
Bereid - indien de
Informeer de zorgvrager en
Als de zorgvrager tijdens
situatie dit toelaat - de
spreek af op welke punten
het inbrengen slikt bevor-
zorgvrager voor op het
hij/zij kan meewerken.
dert dit het inbrengen van
maagspoelen.
de katheter. Adviseer de zorgvrager aan
De ademhalingstechniek
te geven wanneer hij/zij
onderdrukt de kokhals-
moet kokhalzen en adviseer
reflex.
dan rustig adem te halen of met pufjes uit te ademen. 3
Breng de zorgvrager –
De zittende houding bevor-
zorgvrager in de
Vraag/help de
indien deze bij bewustzijn is
dert het inbrengen van
gewenste houding.
– in halfzittende houding.
de katheter (o.a. zwaartekracht).
Breng de zorgvrager als deze comateus is in liggende houding op de linkerzijde.
Omgeving 4
Maak de ruimte in
Zet het sein aan.
Zodat je bereikbaar blijft.
Sluit de bedgordijnen,
Om de privacy te waarbor-
ramen en deuren.
gen.
Zorg voor voldoende bewe-
Om ergonomisch verant-
gingsruimte.
woord te werken.
orde voor de maagspoeling.
121
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Bepaal de juiste plaats en
Om ergonomisch verant-
werkhoogte voor het klaar-
woord te werken.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
zetten van de benodigdheden.
Techniek 5
Was en/of desinfec-
teer de handen.
Volgens standaardproce-
Ter voorkoming van het
dure.
overdragen van micro-organismen.
6
Verzamel de mate-
rialen
Verzamel de benodigdheden: – –
maagkatheter; zo nodig verbindingsstuk
met verlengstuk; –
stethoscoop;
–
voedingsspuit;
–
maatkan(nen) met de
De diameter dient groter te
Voor volwassen zorgvra-
zijn dan bij het toedienen
gers gebruikt men meestal
van sondevoeding omdat
een dikkere katheter van
er misschien grote stukken
minimaal Ch 32 en maxi-
door moeten.
maal Ch 40.
voorgeschreven vloeistof; –
trechter;
–
emmer;
–
een beker water;
Om het inslikken van de katheter te vergemakkelij-
–
2 (grote) nierbekkens;
–
wegwerphandschoenen;
–
beschermschort;
ken. Soms mag het gif niet verdund worden. Dit kan
122
%REP]WI
de opname bevorderen.
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
–
celstofmatje;
Beschermen bed/kleding
–
materiaal voor mondver-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
zorgvrager. zorging; –
washandje en handdoek;
–
plastic bekertje met
water;
I.v.m. het slikken tijdens het Glas wordt bij suïcidale inbrengen van de katheter.
zorgvragers niet geadviseerd.
–
laboratoriummateriaal;
Alleen als de situatie dit
–
zonodig bakje voor
toelaat.
gebitsprothese.
UJKEFOT Zorgvrager 7
Observeer en bege-
leid de zorgvrager.
Omgeving 8
Zet de materialen
Zet de emmer naast het bed.
klaar. Breng bescherming aan op de kleding van de zorgvrager en het bed/kussens. Overhandig de zorgvrager het nierbekken en het water. Trek 15 ml lucht in de voedingsspuit. Scheur/knip pleister af en hang dit op.
123
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Trek de niet-steriele hand-
Ter bescherming van jezelf
schoenen aan.
t.a.v. contact met lichaams-
Techniek 9
Breng de katheter
in.
vocht. Bepaal de juiste lengte.
Meet vanaf de voortanden via het oor tot aan het maagkuiltje de juiste lengte af en markeer deze met een pleister.
Bevochtig het uiteinde van
Via het water in het nier-
de katheter.
bekken of onder de kraan.
Vraag de zorgvrager de mond te openen. Leg de punt van de katheter op de tong. Vraag de zorgvrager wat water in de mond te nemen en door te slikken. Schuif tijdens het slikken de katheter voorzichtig in. Herhaal dit tot de markering bereikt is. Koppel de voedingsspuit aan de katheter. 10 Controleer de posi-
Breng de stethoscoop in
tie van de katheter.
je oren en plaats de membraam op maaghoogte. Spuit de lucht in en luister naar borrelgeluiden.
124
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
;)6/;-.>)
11 Fixeer de katheter.
Bevestig de katheter met de
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
pleister op de mondhoek. Of laat de collega deze vasthouden. 12 Maak de spoeling
Koppel de verlengslang
mogelijk.
aan de katheter en breng de trechter hierop aan.
13 Laat de maagin-
Breng de trechter lager dan
Door de hevelwerking
houd aflopen.
de zorgvrager, boven de
loopt de maaginhoud in de
emmer aan.
emmer. Verzamel indien noodzake-
Sluit de slang af.
lijk materiaal voor laboratoriumonderzoek.
Breng de trechter op ooghoogte van de zorgvrager. 14 Breng de spoelv-
Vul de trechter met de
Vouw de slang onder de
loeistof in.
spoelvloeistof.
trechter dubbel.
Open de slang. Laat de vloeistof inlopen
Volg de voorschriften van
totdat de trechter bijna leeg
de arts hierbij op, waarbij
is en vouw de slang dicht.
nooit meer dan 500 ml
Breng de trechter boven de
mag worden ingebracht.
Als er geen maaginhoud
Hef de vouw op.
vrij komt, kan men eerst
emmer aan.
wat spoelvloeistof via de trechter inbrengen, waar-
Open de slang en draai de
Voorkomt dat er lucht in de
na de hevelwerking op
trechter - als de spoelvloei-
maag komt.
gang komt.
stof terugkomt - omgekeerd
Het laboratorium kan
boven de emmer.
worden geraadpleegd om de samenstelling van de
15 Laat de maagin-
Observeer de samenstelling
maaginhoud te analyseren
houd aflopen.
van de vloeistof.
ten aanzien van de giftige
16 Herhaal de spoe-
Herhaal de spoeling tot de
Stop de spoeling als er
ling.
spoelvloeistof helder is of de
bloed(menging) zichtbaar is.
stoffen of medicijnen.
spoelvloeistof op is.
125
;)6/;-.>)
17 Breng – eventueel
Koppel de verlengslang en
Op voorschrift van de arts
– de voorgeschreven
de trechter los en leg deze in
kan er gebruik gemaakt
medicatie/koolstof in.
het tweede bekken.
worden van actieve kool.
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
Klem de katheter af en vraag de zorgvrager of deze even de adem vast kan houden. 18 Verwijder de mate-
Verwijder de katheter met
rialen.
enkele snelle bewegingen hand over hand. Trek de handschoenen over
Lucht in de maag bevor-
de katheter en leg deze in
dert het opboeren van
het bekken.
maaginhoud, waardoor het risico ontstaat dat
Verzorg mond en gezicht
Voorkomt het inademen
de katheter uit de maag
van de zorgvrager.
(aspiratie) van de spoel-
wordt verwijderd.
vloeistof. Verwijder beschermmate-
De arts dient direct
riaal.
gewaarschuwd te worden.
OB Zorgvrager 19 Evalueer de gege-
Vraag hoe de zorgvrager het
Gegevens voor de volgende
Let ook op non-verbale
ven zorg en rappor-
inbrengen ervaren heeft.
keer.
reacties.
Maak hierbij gebruik van
Je gaat in op de beleving.
Rapporteer opvallende
open vragen.
Rapporteer i.v.m. de conti-
afwijkingen direct.
Rapporteer alle gegevens en
nuïteit van de zorg.
teer.
observaties. 20 Help/vraag de zorgvrager in een comfortabele houding.
Omgeving 21 Breng de omgeving Breng het bedkastje en het in orde.
oproepsysteem binnen handbereik van de zorgvrager.
126
%REP]WI
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Techniek 22 Maak de materia-
Verzorg het laboratorium-
len schoon en ruim ze
materiaal.
op. 23 Was en/of desinfecteer de handen.
127
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen.
. ) / 9 2 8 1
vertellen welke hulp er gegeven wordt bij botbreuken;
2
vertellen welke hulp er gegeven wordt bij ontwrichting;
3
benoemen welke immobiliserende maatregelen er genomen worden bij botbreuken en ontwrich-
4
de verschijnselen benoemen van drie categorieën brandwonden;
ting;
128
5
de regel van 9 uitleggen, die wordt gehanteerd bij het beoordelen van brandwonden;
6
vertellen welke eerste hulp er gegeven wordt bij brandwonden;
7
de verschijnselen benoemen van drie categorieën van bevriezing;
8
vertellen welke eerste hulp er gegeven wordt bij bevriezing;
9
de werkwijze bij vergiftiging toelichten;
10
……
11
……
12
……
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
>IPJIZEPYEXMIXSIXWIRXVEMRMRKWFMNIIROSQWX
>IPJIZEPYEXMIXSIXW
Deze zelfevaluatietoets bestaat uit 25 waar/niet waar-vragen. De vragen hebben betrekking op de theorie van de vaardigheden in dit werkcahier. Beantwoord onderstaande vragen en ga voor jezelf na of je ook begrijpt waarom een bepaalde bewering waar of niet waar is.
&);)6-2+
1
Bloeddruk meet men door het geven van tegendruk op een
;% %6
2-)8 ;% %6
slagader. 2
Een Kussmaul-ademhaling is een diepe en regelmatige ademhaling.
3
Het hart trekt zich bij volwassenen (in rusttoestand) gemiddeld 70 keer per minuut samen.
4
De systolische druk is lager dan de diastolische druk.
5
Bij het tellen van de ademhalingsbewegingen worden zowel de in- als de uitademhalingen geteld.
6
Pols tellen doet men door de duim op een slagader te plaatsen.
7
Wanneer een zorgvrager onbeweeglijk op de grond ligt, is hij bewusteloos.
8
Als de hersenen tien minuten zonder bloed zijn, geeft dat hersenbeschadiging.
9
De hulpverlening bij een slagaderlijke bloeding aan de arteria carotis verschilt niet van de hulpverlening bij een slagaderlijke bloeding aan de arteria subclavia.
10
Wanneer je een bewusteloze zorgvrager in een stabiele zijligging hebt gelegd, is het controleren van de vitale functies niet meer nodig.
129
&);)6-2+
11
Wanneer iemand rochelend en hoorbaar ademhaalt, wijst dit op
;% %6
2-)8 ;% %6
een obstructie van de ademweg. 12
Als een zorgvrager een ademhalingsfrequentie heeft van acht keer per minuut, heeft hij een ademinsufficiëntie.
13
Het controleren van de hartslag bij een bewusteloze zorgvrager dient bij voorkeur bij de polsslagader te gebeuren.
14
Je beademt effectief als je de borstkas van de zorgvrager ziet bewegen.
15
Door middel van de methode van Heimlich zorg je ervoor dat de tong de luchtweg niet kan afsluiten.
16
Wanneer je bij een zorgvrager de arteria radialis niet kunt voelen, moet je onmiddellijk hartmassage toepassen.
17
Bij tweedegraads bevriezing vertoont de huid blaren, gevuld met helder of bloederig vocht, en is zeer pijnlijk.
18
Met de stoot die je geeft bij hartmassage wordt evenveel bloed naar de circulatie getransporteerd als met een normale hartslag.
19
Wanneer een bewusteloze zorgvrager – die op de rug ligt – voldoende ademt, is er geen gevaar voor een obstructie van de luchtweg aanwezig.
20
Bij een zorgvrager met brandwonden dreigt er gevaar bij een verbrand oppervlak van 9% of meer.
21
Zorgvragers die tweedegraads brandwonden hebben, moeten door een arts worden behandeld.
22
Een hitteberoerte is een hersenbloeding die ontstaat doordat de te veel geproduceerde warmte niet kan worden afgevoerd.
23
Het doel van een mitella is steun en rust geven.
24
Een snelverband is een handig dekverband.
25
Een maagspoeling is een voorbehouden handeling die alleen door een arts verricht wordt.
In hoofdstuk 10 staan de antwoorden. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door. Hoeveel vragen heb je correct beantwoord?
130
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
8VEMRMRKWFMNIIROSQWX
De zelfevaluatietoets kun je beschouwen als de afsluiting van je theoretische voorbereiding. Je hebt de vaardigheden goed in je hoofd, nu moet je deze ook ‘in de vingers’ zien te krijgen. Voordat je alleen of met medeleerlingen de practicumopdrachten gaat uitvoeren, heb je nog een trainingsbijeenkomst onder begeleiding van de docent(e) verpleegkunde. In dit cahier wordt op die bijeenkomst niet uitgebreid ingegaan. De vormgeving daarvan is de verantwoordelijkheid van de docent(e). In hoofdlijnen kun je het volgende verwachten. &SXPSEUOBHFHBBOPGKFBMMFTHPFEIFCUCFHSFQFO Aan het begin van de bijeenkomst is er gelegenheid om onduidelijkheden, vragen en opmerkingen die je na de voorbereiding nog hebt, aan de orde te stellen en op te helderen. )PPGEMJKOFOFOBBOEBDIUTQVOUFOXPSEFOTBNFOHFWBU Alvorens tot demonstratie en oefening over te gaan, worden de belangrijke stappen en kritieke punten van de vaardigheden nog eens op een rijtje gezet. Je moet het verloop van de vaardigheid hardop kunnen vertellen (wat ga ik doen en waar moet ik speciaal op letten). De ene keer zal de docent(e) dat zelf doen, een andere keer zal een leerling worden uitgenodigd dit te doen. %FEPDFOU F HFFGUFFOEFNPOTUSBUJF De docent(e) zal de gehele vaardigheid demonstreren, zodat je nog eens goed kunt zien hoe deze precies verloopt. Daarna kun je vragen stellen en opmerkingen maken. Vraag de docent(e) eventueel om het nog een keer voor te doen. &FOMFFSMJOHXPSEUVJUHFOPEJHEEFWBBSEJHIFJEUFQSPCFSFO De docent(e) zal een van de leerlingen uitnodigen een keer te proberen de vaardigheid uit te voeren. Dat levert ook weer aandachtspunten op die van belang kunnen zijn als je zelf gaat oefenen. *FEFSFFOLBOPFGFOFO Het is belangrijk om tijdens de trainingsbijeenkomst allemaal feitelijk te oefenen. Nu kan de docent(e) je nog helpen bij de eerste stappen die je zet om de vaardigheden te gaan beheersen. De docent(e) kan je attent maken op al te grote fouten en tips geven die het leren van de uitvoering vergemakkelijken. Als tijdens de trainingsbijeenkomst deze stappen zijn gezet, is het verantwoord om over te gaan naar de practicumopdrachten. Onduidelijkheden zijn nu opgehelderd, je hebt een duidelijk beeld van hoe de vaardigheden moeten worden uitgevoerd en je hebt de belangrijke stappen en kritieke punten goed in je hoofd. Aan de hand van de practicumopdrachten kun je nu met je medeleerlingen verder oefenen om voldoende handigheid te verkrijgen in het uitvoeren van de verschillende vaardigheden. Deze oefenopdrachten zijn per vaardigheid beschreven. Daarna kun je overgaan naar de opdrachten waarbij je de vaardigheden in een rollenspel of een (gesimuleerde) praktijksituatie moet toepassen. De trainingsbijeenkomst vormt de schakel tussen de theoretische voorbereiding en de practicumopdrachten.
131
4VEGXMGYQ
-RPIMHMRK
Na het doorwerken van de studieopdrachten van dit werkcahier ben je voldoende voorbereid om aan het practicum te kunnen beginnen. De oefenopdrachten kunnen in grotere of kleinere groepjes worden uitgevoerd; stem de onderlinge taakverdeling daar dan op af. Het practicum bestaat uit oefenopdrachten en oefenen in een rollenspel. Bij de oefenopdrachten oefen je aan de hand van een aantal opdrachten de vaardigheden totdat je ze beheerst. Deze oefenopdrachten vind je in hoofdstuk 8.2. Oefen de vaardigheden in kleine groepjes (drie personen), waarbij je een zorgvrager, een verzorgende en een observator hebt. Zorg ervoor dat een ieder de gelegenheid krijgt de handeling uit te voeren. Laat degene die de rol van observator heeft de bijbehorende observatie- en oefenlijst invullen. Je kunt zelf ook de lijst invullen om je eigen handelen te evalueren. Vergeet niet op de observatie- en oefenlijst (zie 8.5) aandachtspunten voor verdere oefening in te vullen. Als je de techniek van de handeling in de vingers hebt, kun je de omgangskundige aspecten erbij betrekken in de vorm van een rollenspel. In de praktijk zul je de technische en omgangskundige vaardigheden immers met elkaar moeten kunnen combineren. In hoofdstuk 8.3 vind je meer informatie over het oefenen met rollenspellen.
3IJIRSTHVEGLXIR
Voer onderstaande oefenopdrachten één voor één uit. 7PPSEBUKFHBBUPFGFOFO [PSHKFEBUKF – een taakgroepje van vier leerlingen hebt samengesteld; – de rollen verdeelt van observator(en), zorgvrager en leerling; – afspraken maakt met betrekking tot het oefenschema. (BVJUWBOIFUWPMHFOEFPFGFOTDIFNB – spreek de handeling hardop uit (bijvoorbeeld door de zorgvrager in te lichten); – voer de handeling uit aan de hand van het verbalisatieschema; – evalueer de eigen uitvoering; – vraag de observator(en) naar diens bevindingen; – stel zo nodig concrete aandachtspunten vast voor volgende oefeningen; – wissel na het doorlopen van dit schema van rol. Zorg dat iedereen ook feitelijk oefent.
132
3IJIRSTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
Herhaal je uitvoering tot je tevreden bent over de technische uitvoering. Wissel dan van rol. Let in het begin vooral op de technische uitvoering, dat wil zeggen: de zorgvuldigheid, veiligheid en het eventuele vlotte verloop. Ga daarna pas over tot het oefenen van de handeling met begeleidende activiteiten.
%PKILIPIXSIWXERH^SVKZVEKIV
'SRXVSPIZERZMXEPIJYRGXMIWMREGYXIWMXYEXMIW 1
Vraag een medeleerling om zogenaamd bewusteloos op de buik te gaan liggen. Handel volgens acute hulprichtlijnen. Vergeet niet een medeleerling te vragen de observatie- en oefenlijst in te vullen. Bespreek je eigen handelen eerst zelf na. Vergelijk je eigen evaluatie met de ingevulde observatie- en oefenlijst. Bespreek met elkaar – als ieder lid van het groepje heeft geoefend – welke deelhandeling(en) je het moeilijkst vond. Oefen zo nodig deze deelhandelingen nogmaals.
(VIMKIRHJPEY[ZEPPIR 2
Een medeleerling simuleert een dreigende flauwte. Verleen de hulp die hoort bij dreigende flauwte. Besteed hierbij ook aandacht aan het communicatieve aspect van de hulp. Bespreek met je groepje de gegeven hulpverlening na op volledigheid en juistheid (zie observatie- en oefenlijst). Vraag ook na hoe de medeleerling jouw hulp heeft ervaren.
*PEY[ZEPPIR 3
Je wordt op een verpleegafdeling naar een eenpersoonskamer geroepen. Bij aankomst blijkt dat een bezoeker is flauwgevallen. Waaruit bestaat je hulpverlening? Je werkt in een groepje van vier leerlingen. Leerling 1 is de bezoeker. Leerling 2 is de opgenomen zorgvrager, leerling 3 is de observator en leerling 4 de verzorgende. Bespreek de oefening na en wissel eventueel van rol.
7XEFMIPI^MNPMKKMRK¦XVEHMXMSRIPIQIXLSHI 4
Vraag een medeleerling als bewusteloze zorgvrager op de rug te gaan liggen. Ga ervan uit dat je hebt geconstateerd dat de zorgvrager bewusteloos is. Circulatie en ademhaling van de zorgvrager functioneren goed. Breng deze zorgvrager met behulp van de traditionele methode in stabiele zijligging.
133
7XEFMIPI^MNPMKKMRKIRGSRXVSPIZMXEPIJYRGXMIW 5
Vraag een medeleerling als bewusteloze zorgvrager op de buik op de grond te gaan liggen. Controleer, terwijl de zorgvrager op zijn buik ligt, de drie vitale functies. Breng deze zorgvrager vervolgens in stabiele zijligging.
,EVXTYPWEXMIWEERHILEPWWPEKEHIVZSIPIR 6
Het voelen van de hartpulsaties aan de halsslagader moet je snel en nauwkeurig kunnen doen, terwijl de zorgvrager in verschillende houdingen ligt. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Vraag je medeleerlingen in verschillende houdingen te gaan liggen waarbij de arteria carotis moeilijk is te bereiken. Oefen je erin dat je in maximaal drie seconden – ongeacht de houding van de zorgvrager – de halsslagader kunt palperen.
7PEKEHIVPMNOIFPSIHMRK¦TPEEXWFITEPMRK In principe zijn de drukpunten in de EHBO-richtlijnen 2006 vervangen door druk op de wond. Als beroepsbeoefenaar is het wel belangrijk dat je weet waar de slagaders zich bevinden. In de analyse zijn de drukpunten niet meer opgenomen. 7
Om snel en effectief slagaders te kunnen dichtdrukken, is het van belang dat je de exacte ligging van betreffende slagaders kent en dat je ze snel kunt vinden. Lokaliseer bij je drie medeleerlingen (zittend of liggend) door middel van palpatie: – de arteria brachialis, halverwege de bovenarm; – de arteria subclavia, zowel aan de linker- als aan de rechterkant. Oefen totdat je in twee seconden de juiste plaats kunt vinden.
7PEKEHIVPMNOIFPSIHMRK¦TSPWWPEKEHIV 8
2IYWFPSIHMRK 9
134
Eén leerling van het taakgroepje doet alsof hij een slagaderlijke bloeding aan de pols heeft. Hij komt hiermee naar jou toe voor acute hulp. Wat doe je achtereenvolgens? Je mag tevoren al het materiaal klaarleggen dat je denkt nodig te hebben. Spreek eventueel extra aandachtspunten af met de observator (zie observatie- en oefenlijsten 5.7.1 en 5.7.2). Deze kunnen voortkomen uit het oefenen in de vorige opdrachten.
3IJIRSTHVEGLXIR
Oefen bij jezelf en bij elkaar met het dichtdrukken van de neus, zoals je dat moet doen als je een bloedneus hebt. Houd je het bij jezelf vol om 5-10 minuten je neus dicht te drukken zonder tussentijds even los te laten?
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
7RIPZIVFERH 10
Bij een verwonding van minder ernstige aard is een snelverband gewenst. Ga ervan uit dat de zorgvrager een flinke verwonding heeft, waarbij sprake is van veneus bloedverlies. De wond is enkele centimeters breed en lang. Teken deze wond van tevoren op een pleister waarna je deze op de juiste manier gaat verbinden. Zorg ervoor dat een ander zorgvuldig de observatie- en oefenlijst bijhoudt.
;SRHHVYOZIVFERH 11
Stel je voor dat je zojuist een ernstige slagaderlijke bloeding tot stoppen hebt weten te brengen. De wond, die nog wel een beetje lekt, moet nu verder worden verzorgd met een wonddrukverband. Oefen dit nu op een medeleerling. Zorg ervoor dat een ander zorgvuldig de observatie- en oefenlijst bijhoudt.
1MXIPPE 12
Bij de bovengenoemde situaties is het gewenst om de wondverzorging af te sluiten met het aanleggen van een mitella.
7LSGO 13
Vraag één van de medeleerlingen op de grond te gaan liggen en te simuleren dat hij in shock raakt. Verleen acute hulp. Probeer ook aandacht te geven aan de belevingen van de zorgvrager. Informeer de zorgvrager en tracht hem gerust te stellen.
>SVKZSSVZVMNIPYGLX[IKIRSTLIJJIRPYGLX[IKSFWXVYGXMI 14
Oefen achtereenvolgens de onderstaande (deel)handelingen die je moet kunnen verrichten bij een zorgvrager met een luchtwegobstructie. Oefen naar eigen voorkeur eerst elke deelhandeling apart of meteen de totale handeling in één keer. Laat dit afhangen van de vaardigheden die je reeds hebt. Vergeet niet een medeleerling de observatie- en oefenlijst bij te laten houden. – Oefen bij een medeleerling: hulp bij verslikking of (bijna) stikken. – Oefen de handgreep van Heimlich, als het slachtoffer staat (de vaardigheid niet echt toepassen). – Oefen de handgreep van Heimlich, als het slachtoffer zit (de vaardigheid niet echt toepassen). – Oefen bij een medeleerling die op zijn rug ligt de observatie van de ademhaling. – Oefen bij een medeleerling die op zijn rug ligt het naar achteren kantelen van het hoofd (kinlift). – Oefen met het geven van instructie aan een persoon die een arts of de ambulance gaat waarschuwen.
135
– Oefen bij een pop of medeleerling (in rugligging) het verwijderen van een obstructie uit de keelholte. Rapporteer aan een medeleerling zoals je dat zou doen aan arts of ambulancepersoneel. Waar is een en ander van afhankelijk?
,]TIVZIRXMPEXMI 15
Hyperventilatie kan verschillende ontstaansoorzaken hebben. In deze oefensituatie hyperventileert een zorgvrager vanwege psychosociale problemen. Het overkomt hem voor de eerste keer: hij weet zelf niet wat hyperventileren is, wat er met hem aan de hand is. Hij wordt er angstig van. Vraag een medeleerling deze rol te spelen en te simuleren dat hij hyperventileert (doe dat niet te lang). Verleen acute hulp. Schenk in de nabespreking ook aandacht aan de wijze waarop met de gevoelens en de belevingen van de zorgvrager werd omgegaan. Bespreek zo concreet mogelijk de effecten van het gedrag van de uitvoerende leerling.
%GYXILYPTEERFI[YWXIPS^I^SVKZVEKIV 16
Vraag een medeleerling om zogenaamd bewusteloos op zijn buik te gaan liggen. Handel volgens acute hulprichtlijnen. Vergeet niet een medeleerling te vragen de observatie- en oefenlijst in te vullen. Bespreek je eigen handelen eerst zelf na. Vergelijk je eigen evaluatie met de ingevulde observatie- en oefenlijst. Bespreek met elkaar – als ieder lid van het groepje heeft geoefend – welke deelhandeling(en) je het moeilijkst vond. Oefen zo nodig deze deelhandelingen nogmaals.
,EVXQEWWEKI¦TPEEXWFITEPMRK 17
Voel bij minimaal twee medeleerlingen (met verschillende lichaamsbouw) het borstbeen, met name de overgang van corpus sterni (het lichaam van het borstbeen) en processus xiphoideus (zwaardvormig aanhangsel). Maak hierbij gebruik van de juiste techniek voor de plaatsbepaling (zie 5.5.1 Inhoudelijke analyse: ‘Reanimeren van een volwassene’). Oefen totdat je binnen twee seconden deze plaats kunt vinden. Let op: geen druk uitoefenen!!
,EVXQEWWEKI¦FI[IKMRK 18
136
Oefen op een hartmassagepop (een Recording Resusci Ann) het geven van hartmassage. Vraag een medeleerling jouw techniek van bewegen te observeren. Vraag hem erop te letten of: – de beide schouders zich op de middellijn van de zorgvrager bevinden; – het midden van de schouders zich loodrecht boven de drukplek bevindt; – de druk alleen met de basis van de hand wordt gegeven; – de armen gestrekt blijven; – de massagebeweging plaatsvindt door beweging in het lumbale wervelgebied.
3IJIRSTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
,EVXQEWWEKIXIGLRMIO 19
Oefen op een hartmassagepop (een Recording Resusci Ann) het geven van hartmassage. Druk, in het juiste ritme, … maal achter elkaar. Controleer door middel van registratie: juiste drukplaats, leunen, diepte drukken en frequentie. Vraag een medeleerling op je manier van bewegen te letten – zie de voorgaande opdracht.
6IERMQIVIRZERIIRZSP[EWWIRI 20
– – – –
Oefen met het geven van uitwendige hartmassage op de oefenpop, nu gecombineerd met mond-op-mondbeademing. Ga ervan uit dat je een volledige reanimatie moet toepassen bij een op de grond liggend slachtoffer (de oefenpop) gedurende minimaal drie minuten. Evalueer zo mogelijk ook door middel van een registratie: ademfrequentie per minuut (… per min.); hoeveelheid lucht per beademing; frequentie van de hartmassage (… per min.); diepte hartmassage en juiste drukplaats. Vraag een medeleerling te observeren en spreek af of hij tussentijds bijsturing – bijvoorbeeld via verbaliseren van het handelen – zal geven of niet. Vergeet niet een medeleerling te vragen je handelen te observeren en de observatie- en oefenlijst in te vullen.
%YXSQEXMWGLI)\XIVRI(IJMFVMPPEXSV 21
Oefen met het geven van uitwendige hartmassage op de oefenpop d.m.v. de Automatische Externe Defibrillator (AED). Ga ervan uit dat je een volledige reanimatie moet toepassen bij een op de grond liggend slachtoffer (de oefenpop).
/SIPIRZERFVERH[SRHIR 22
Oefen bij een medeleerling het koelen van brandwonden.
9MXZSIVIRZERIIRQEEKWTSIPMRK 23
Oefen het uitvoeren van een maagspoeling op de oefenpop. Maak hierbij gebruik van de observatie- en oefenlijst. Laat deze door een medeleerling invullen.
137
3IJIRIRMRIIRVSPPIRWTIP
Nu je vaardiger bent in de uitvoering van de techniek van de handeling is het zinvol de begeleidende en coördinerende aspecten van de uitvoering nadrukkelijk erbij te betrekken. Deze aspecten kun je oefenen met behulp van een rollenspel. De begeleidende docent(e) heeft een aantal rolinstructies voor dergelijke rollenspelen. Deze rolinstructies hebben betrekking op de vaardigheden zoals die in dit cahier zijn beschreven. 7PPSCFSFJEJOHPQIFUSPMMFOTQFM Vraag de begeleidende docent(e) om de rolomschrijving. Zorg dat je een groepje van minimaal drie leerlingen hebt en verdeel de rollen van verzorgende, zorgvrager en observator. Voordat je tot handelen overgaat, bereidt ieder zich enige minuten voor op de rol. De verzorgende leest de betreffende situatieschets. De zorgvrager leest de eigen rolinstructie. De observator leest beide en bekijkt vast de observatie- en oefenlijst met de betreffende vaardigheid. /BCFTQSFLJOHWBOIFUSPMMFOTQFM Na het rollenspel bespreek je hoe de vaardigheid door de ‘verzorgende’ is uitgevoerd. Daarbij let je op het volgende: – de ‘verzorgende’ begint met terug te kijken op de uitvoering; – de belevingen van zowel ‘zorgvrager’ als ‘verzorgende’ worden besproken; – er wordt op de deelhandelingen teruggekeken, zo mogelijk met behulp van de door de observator ingevulde observatie- en oefenlijst. "GSPOEFOEFPQESBDIU Tot slot van deze paragraaf een opdracht ter afronding van datgene wat je hebt geleerd. Het oefenen met de uitvoering van verzorgende handelingen geeft de gelegenheid inzicht te krijgen in je eigen emoties en belevingen en die van anderen. Beide zijn van belang in de uitvoering van het beroep van verzorgende. Tijdens het oefenen kunnen je ook andere punten zijn opgevallen. We vragen je hieronder deze specifieke punten te benoemen. Beantwoord onderstaande vragen met datgene wat voor jou van belang is. Bespreek je antwoorden met je medeleerlingen.
138
1
Ik heb geleerd hoe... (bijv. om te gaan met stressvolle situaties)
2
Ik heb geleerd dat... (bijv. snel te handelen in acute situaties)
3IJIRSTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:IVFEPMWEXMIWGLIQE«W
Het verbalisatieschema is bedoeld als geheugensteun bij het oefenen van de vaardigheden. Oefen met behulp van het schema tot je de handelingen zodanig beheerst dat je deze zonder hulp van het verbalisatieschema kunt uitvoeren.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVGSRXVSPIZERZMXEPIJYRGXMIWMREGYXI WMXYEXMIWIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– deze handeling is niet voor te bereiden. Wel zijn er een aantal algemeen geldende regels die opgevolgd moeten worden, zij worden onder de voorbereidingen specifiek genoemd; – let op gevaar voor jezelf, zorgvrager en eventuele omstanders; – controleer bewustzijn; afwezig; – roep hulp van anderen in; vraag omstander voor eventuele ondersteuning/hulp; – open luchtweg door middel van kinlift en tegelijkertijd naar achteren kantelen van hoofd; – controleer ademhaling; – laat of ga – indien ademhaling afwezig is of bij twijfel – 1-1-2 bellen of volgens instellingsprotocol; – laat melden dat je ambulance nodig hebt, dat het om een reanimatie gaat en laat adres doorgeven; – laat zo mogelijk AED meenemen; – geef 30 borstcompressies; – geef twee beademingen; – vervolg met telkens 30 borstcompressies en 2 beademingen; – stop als professionele hulpverleners dit zeggen, je uitgeput bent of zorgvrager weer normaal gaat ademen; – voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer (mondeling) aan professionele hulpverleners.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – –
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVEGYXILYPTFMN HVIMKIRH JPEY[ZEPPIR
%FFM"DVUFIVMQCJKESFJHFOEGMBVXWBMMFO 7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO stel vermoedelijk flauwvallen vast; verbeter bloedtoevoer naar het hoofd; controleer effect van handelen frisse lucht of tegendruk; vraag hoe zorgvrager zich voelt en bespreek mogelijke oorzaak; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in het zorgdossier.
%FFM"DVUFIVMQCJKGMBVXHFWBMMFO[PSHWSBHFS 7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO – breng zorgvrager in goede houding: rugligging en benen hoger dan hoofd; – controleer bewustzijn, zorgvrager dient binnen één minuut weer bij bewustzijn te zijn; – informeer zorgvrager ongeveer 10 minuten met benen
139
omhoog te blijven liggen; – bewaak en begeleid de zorgvrager, zorg voor frisse lucht en verwijs zonodig door naar arts; – voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in zorgdossier.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – – – – –
%F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE let op gevaar voor jezelf, zorgvrager en eventuele omstanders; kniel naast zorgvrager aan gezichtszijde, verwijder eventuele bril, zorg voor gestrekte benen; leg dichtbijgelegen bovenarm, schuivend over de onderlaag, op schouderhoogte met onderarm gebogen naast het hoofd; plaats hand van de verafgelegen arm via borst tegen dichtbijgelegen wang van zorgvrager en houdt de hand vast; buig met je andere hand de knie van het verafgelegen been: buig knie terwijl voet op grond blijft; draai zorgvrager in zijligging door de gebogen knie naar je toe te trekken; stabiliseer de zijligging: zorg dat heup en knie van het bovenste been in een rechte hoek liggen; breng het hoofd in veilige positie: breng hoofd iets achterover en mond en neus richting grond; controleer elke minuut de ademhaling en schakel deskundige hulp in of laat deze inschakelen; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer (mondeling) aan professionele hulpverleners en/of in zorgdossier.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMNIIR KVERHQEP
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – – – – –
140
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVWXEFMIPI^MNPMKKMRK
:IFEPMWEXMIWGLIQE
%F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE observeer de zorgvrager tijdens de tonische en clonische fase; let op gevaar voor jezelf, zorgvrager en eventuele omstanders; voorkom verwondingen bij zorgvrager; demonteer eventueel rolstoel, houd bij insult in badkamer hoofd van zorgvrager boven water en laat bad leeg lopen; zorg voor iets zachts onder het hoofd; blijf bij zorgvrager tot insult over is en observeer gelaatskleur, ademhaling, tijdsduur; draai in de herstelfase zorgvrager in stabiele zijligging; controleer het neurologisch functioneren en eventuele verwondingen; zorg dat zorgvrager na een insult kan uitrusten; waarschuw als het insult langer dan vijf minuten duurt of er een nieuw insult optreedt zonder dat de zorgvrager bij bewustBewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
zijn komt: dien in opdracht van een arts medicijnen toe (rectiole inbrengen of neusspray toepassen); – voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer (mondeling) aan professionele hulpverleners of in het zorgdossier.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXSFWIVZIVIRZERHIGMVGYPEXMIIR LIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
+F[FMGFOEF[PSHWSBHFS JOEJFONPHFMJKL WPPSCFSFJEFOFOEBO – de algehele conditie (houding en kleur) van zorgvrager controleren; – de pols palperen en observeren op regelmaat en vulling; – de bloeddruk controleren; – de polsdruk bepalen; – de capillaire refill bepalen; – de huidskleur controleren; – de urineproductie controleren; – afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren (mondeling) aan professionele hulpverleners of in het zorgdossier.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMN IVRWXMKYMX[IRHMKFPSIHZIVPMIW
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – –
–
– – –
%F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE stel soort, plaats en ernst van de bloeding vast; bij shock: zorg voor deskundige hulp; laat ambulance of arts bellen; informeer zorgvrager; vertel tijdens handelen wat je gaat doen; breng zorgvrager in goede houding: zittend of liggend; stelp of verminder bloedverlies; arterieel: lichaamsdeel omhoog, minimaal 10 minuten druk op wond of directe omgeving met (steriel) materiaal; hierna snelverband en bij niet stoppen bloeding wonddrukverband; veneus: minimaal 10 minuten druk op wond of directe omgeving met (steriel) materiaal; hierna snelverband en bij niet stoppen bloeding wonddrukverband; capillair: leg bedekkend wondverband aan; controleer de toestand van de zorgvrager: mogelijk shock; rapporteer aan ingeroepen deskundige: mogelijke oorzaken, tijdsduur van de bloeding, geconstateerde toestand en veranderingen, verleende zorg.
141
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXEERFVIRKIRZERIIRWRIPZIVFERH
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – –
– – –
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXEERFVIRKIRZERIIR [SRHHVYOZIVFERH
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – – – –
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO leg de benodigdheden klaar: snelverband, synthetische watten, ideaalzwachtel, kleefpleister en handschoenen; dek de wond af met een steriel gaasje, daar overheen witte watten en weer een steriel gaasje; bedek het geheel ruim met synthetische watten; start met twee circulaire windingen; maak minimaal twee stevige spiraalwindingen; zorg ervoor dat de vette/synthetische watten ruim buiten het verband uitsteken; eindig met twee circulaire windingen en fixeer het verband; controleer of de zwachtel voldoende druk uitoefent maar niet afknelt; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in het zorgdossier.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – – –
142
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO leg de benodigdheden klaar: snelverband, eventueel schaar en handschoenen; ga voor zorgvrager staan; breng het verband op de wond: trek het verband ± 30 centimeter boven de wond open en plaatst het op de wond; breng de zwachtels aan: beide half op huid en half op verband. Zwachtel van buiten naar binnen (in de rol kijken), steeds tweederde overlappend; knoop de zwachtel aan elkaar: de knoop mag niet op de wond zitten; controleer het verband op verschuiven en afknellen; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in het zorgdossier.
7XYHMISTHVEGLXIR
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVEGYXILYPTFMNWLSGO
%F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE stel de shock vast; laat ambulance of andere deskundige hulp waarschuwen; help zorgvrager op de plaats waar hij ligt; hef – indien mogelijk – oorzaak op: stelp bloeding, lichaamsdeel omhoog, druk op de wond; zet zo mogelijk bed in trendelenburgstand om autotransfusie toe te passen; voorkom afkoeling: dek zorgvrager toe; schenk aandacht aan dorstgevoel: lippen nat maken, niets te drinken geven; controleer vitale functies: iedere minuut circulatie, ademhaBewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
ling, bewustzijn; – voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer (mondeling) aan professionele hulpverleners.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXSFWIVZIVIRZERHIEHIQLEPMRK
IRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT 7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO – de algehele conditie van zorgvrager controleren; – de ademhalingsfrequentie, diepte en het patroon van de ademhaling controleren; – de huidskleur van zorgvrager controleren; – het geluid van de ademhaling controleren; – de ademweg vrijmaken door slijm uit de mond te verwijderen of te zuigen; – afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in het zorgdossier.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVIIVWXILYPTFMNL]TIVZIRXMPEXMI
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO – stel hyperventilatie vast; – stel zorgvrager gerust; – normaliseer de ademhaling door zorgvrager de uitgeademde lucht zoveel mogelijk weer in te laten ademen; – vraag of zorgvrager rustig wil in- en uitademen; – praat met zorgvrager over klachten en mogelijke oorzaken en verwijs zonodig door naar deskundige; – voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in het zorgdossier.
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVIIVWXILYPTZIVPIRIRFMNIIR
^SVKZVEKIVQIXEHIQ[IKSFWXVYGXMI %F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE – stel de luchtwegobstructie vast: observeer plotseling naar de keel/hals grijpen, angst; – stel de soort luchtweginstructie vast: vraag of de zorgvrager zich verslikt heeft. #JKHFEFFMUFMJKLFMVDIUXFHBGTMVJUJOH – zorgvrager reageert met spreken, zorgvrager kan hoorbaar hoesten en ademhalen; – reageer effectief: moedig zorgvrager aan te blijven hoesten, blijf bij zorgvrager, zorg voor inschakelen hulp.
143
#JKUPUBMFMVDIUXFHBGTMVJUJOH – zorgvrager kan niet antwoorden maar wellicht bevestigend knikken; hevige benauwdheid, hoestpogingen zonder geluid, verminderd of afwezig bewustzijn; – reageer effectief: geef maximaal 5 klappen tussen schouderbladen, aan zijkant en iets achter zorgvrager staan, laat zorgvrager vooroverbuigen, met hiel hand tussen schouderbladen 5 klappen geven, controleer opheffing obstructie; indien niet effectief zie hieronder; – pas maximaal 5 maal Heimlichmethode toe: ga schuin achter zorgvrager staan, duw vuist tussen navel en onderste deel borstbeen, omvat vuist met andere hand, geef krachtige en snelle beweging met beide handen schuin omhoog, controleer opheffing obstructie; indien niet effectief zie hieronder; – wissel 5 klappen tussen schouderbladen af met 5 keer toepassen Heimlichmethode etc.; – observeer bewustzijn zorgvrager; – bij vaststellen bewustzijnsverlies: leg zorgvrager op grond, laat direct ambulance bellen, start reanimatie met 30 borstcompressies. :IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXVIERMQIVIRZERIIRZSP[EWWIRI
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – – – – – – – –
144
:IFEPMWEXMIWGLIQE
%F[FIBOEFMJOHJTOJFUWPPSUFCFSFJEFO8FM[JKOFSFFOBBOUBMBMHFNFFOHFMEFOEF SFHFMTEJFPQHFWPMHENPFUFOXPSEFO;JKXPSEFOPOEFSEFWPPSCFSFJEJOHFOTQFDJGJFL HFOPFNE let op gevaar voor jezelf, zorgvrager en eventuele omstanders; controleer het bewustzijn; laat – als zorgvrager reageert – hulp inroepen en blijf het bewustzijn controleren; laat – als zorgvrager niet reageert – hulp inroepen; maak ademweg vrij door middel van kinlift en kantel tegelijkertijd het hoofd naar achteren; beoordeel of ademhaling normaal is; als ademhaling normaal is en bewustzijn afwezig: laat 1-1-2 bellen en leg zorgvrager in stabiele zijligging; als de ademhaling afwezig is of je twijfelt: laat 1-1-2 bellen, meld dat het om een reanimatie gaat; laat helper terugkomen met AED; start met 30 hartmassages; pas 2 mond-op-mondbeademingen toe; herhaal deze 30 hartmassages en 2 beademingen; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer (mondeling) aan professionele hulpverleners.
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSV%YXSQEXMWGLI)\XIVRI(IJMFVMPPEXSV
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
%)( 3FBOJNFSFOFOEBO – de AED inschakelen; – de elektroden plaatsen volgens voorschrift; – de AED-opdrachten volgen; – zorgvrager niet aanraken tijdens de analyse; – op advies van de AED wel of niet een schok geven; – bij schok toedienen verbaal opdracht geven om slachtoffer los te laten en zwaaibeweging maken over slachtoffer; – luisteren naar de AED; – afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren (mondeling) aan professionele hulpverleners.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXYMXZSIVIRZERIIRQEEKWTSIPMRK
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 %
– – – – – – –
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO breng katheter in via de mond; controleer en fixeer katheter; sluit trechter aan en laat maaginhoud aflopen; breng spoelvloeistof in en laat deze aflopen, herhaal dit zonodig; breng eventueel medicatie in; verwijder de afgeklemde katheter; voer afrondende werkzaamheden uit en rapporteer in het zorgdossier.
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Hieronder zijn de observatie- en oefenlijsten gegeven. Deze lijsten kun je gebruiken bij het uitvoeren van de oefenopdrachten. De observator probeert tijdens het oefenen de lijst in te vullen. Op de lijst dient te worden aangegeven welke aspecten goed worden uitgevoerd en welke fout of niet zijn uitgevoerd. Als een observatiepunt niet van toepassing is, kruis je dat aan in de eerste kolom.
145
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXGSRXVSPIVIRZERZMXEPI JYRGXMIWMREGYXIWMXYEXMIWIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Zorgt voor de veiligheid. 1.1 Zorgt dat zorgverlener zelf veilig kan handelen. 1.2 Zorgt dat zorgvrager en eventuele omstanders op een veilige plek zijn.
2
Controleert het bewustzijn. 2.1 Schudt voorzichtig aan de schouders van zorgvrager. 2.2 Vraagt luid en duidelijk: Gaat alles goed met u? 2.3 Bij geen reactie volgt punt 3, wel reactie: gaat na wat er aan de hand is.
3
Roept de hulp van anderen in. 3.1 Vraagt een omstander te blijven staan voor eventuele ondersteuning/hulp.
4.
Opent de luchtweg. 4.1 Zorgt ervoor dat zorgvrager op de rug ligt. 4.2 Knielt ter hoogte van het hoofd van zorgvrager. 4.3 Plaatst een hand op het voorhoofd en duwt hiermee het hoofd voorzichtig naar achteren. 4.4 Plaatst top van wijs- en middelvinger andere hand onder benig gedeelte van de kin en tilt de kin omhoog.
5
Beoordeelt maximaal 10 seconden de ademhaling. 5.1 Kijkt of de borstkas of de bovenbuik beweegt. 5.2 Luistert boven de mond naar ademgeluiden. 5.3 Voelt met de wang naar een luchtstroom bij de mond/neus.
6.
Trekt de juiste conclusie en handelt adequaat. 6.1 Brengt – indien zorgvrager buiten bewustzijn is, maar de ademweg open en de ademhaling goed is – zorgvrager in stabiele zijligging. 6.2 Laat – indien zorgvrager buiten bewustzijn is, maar niet normaal ademt of aan de ademhaling wordt getwijfeld – via omstander een ambulance bellen en een AED met deskundige bediener halen en start zelf met reanimatie via 30 borstcompressies.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
146
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken viatele functies en verlenen van eertse hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVEGYXILYPTFMN HVIMKIRH JPEY[ZEPPIR
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1 1.1 1.2 1.3 1.4 2
%FFM"DVUFIVMQCJK ESFJHFOE GMBVXWBMMFO Stelt het vermoedelijke flauwvallen vast. Observeert het gedrag van zorgvrager (afwezig in het rond kijken, gapen). Observeert gelaatskleur van zorgvrager (bleekheid). Observeert verbale informatie van zorgvrager (van zijn stokje gaan). Benoemt mogelijke oorzaken van flauwvallen. Verbetert bloedtoevoer naar het hoofd.
2.1 Loopt met zorgvrager naar frisse lucht buiten of naar geopend raam. 2.2 Vraagt zorgvrager diep adem te halen. 2.3 Of vraagt zorgvrager te gaan zitten. 2.4 Neemt positie schuin voor zorgvrager in. 2.5 Vraagt zorgvrager hoofd tussen de knieën te plaatsen. 2.6 Plaatst eigen hand op achterhoofd van zorgvrager. 2.7 Vraagt zorgvrager hoofd omhoog te bewegen en geeft zelf met de hand lichte tegendruk. 3
Controleert het effect van stap 2. 3.1 Gaat na of zorgvrager hoofd omhoog kan bewegen. 3.2 Gaat na of zorgvrager rode gelaatskleur krijgt. 3.3 Begeleidt zorgvrager naar frisse lucht in andere omgeving. 3.4 Vraagt aan zorgvrager hoe hij zich voelt.
4
Bewaakt en begeleidt de zorgvrager. 4.1 Bespreekt met zorgvrager mogelijke oorzaak. 4.2 Gaat niet weg totdat zorgvrager zegt zich beter te voelen.
%FFM"DVUFIVMQCJKFFOGMBVXHFWBMMFO[PSHWSBHFS 1 Brengt de zorgvrager in de goede houding. 1.1 Legt zorgvrager plat op de rug. 1.2 Houdt de benen van zorgvrager hoger dan het hoofd. 2
Controleert het bewustzijn. 2.1 Let op het bewegen van zorgvrager. 2.2 Spreekt zorgvrager aan. 2.3 Let op reacties van zorgvrager (binnen één minuut weer bij bewustzijn).
3
Praat met de zorgvrager. 3.1 Vertelt zorgvrager dat hij flauwgevallen is. 3.2 Vertelt zorgvrager waarom diens benen hoog liggen. 3.3 Vraagt zorgvrager of hij hoofdpijn heeft. 3.4 Vraagt zorgvrager hoe hij zich voelt.
147
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
4
Houdt benen van de zorgvrager omhoog. 4.1 Vraagt zorgvrager ongeveer 10 minuten met de benen omhoog te blijven liggen. 4.2 Laat zorgvrager – als hij dit wil – iets drinken.
5
Bewaakt en begeleidt de zorgvrager. 5.1 Kan gelaatskleur van zorgvrager vertellen. 5.2 Kan gedrag van zorgvrager vertellen en juist interpreteren. 5.3 Bespreekt met zorgvrager mogelijke oorzaak. 5.4 Adviseert zorgvrager arts te raadplegen bij onduidelijke oorzaak.
6
Rondt de eerste hulp af. 6.1 Vraagt zorgvrager te gaan zitten. 6.2 Begeleidt zorgvrager naar omgeving met frisse lucht. 6.3 Vraagt zorgvrager hoe hij zich voelt. 6.4 Laat zorgvrager niet alleen, voordat deze zich beter voelt.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
148
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVWXEFMIPI^MNPMKKMRK 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Knielt naast de zorgvrager. 1.1 Knielt naast zorgvrager aan de gezichtszijde. 1.2 Verwijdert eventueel de bril. 1.3 Zorgt dat de benen gestrekt zijn.
2
Legt de dichtstbijzijnde arm opzij. 2.1 Pakt de arm bij pols en elleboog vast en brengt deze schuivend en zonder te forceren op schouderhoogte zorgvrager. 2.2 Buigt de elleboog zodat de onderarm naar boven komt te liggen parallel aan het hoofd. 2.3 Legt de handpalm naar boven.
3
Legt de verafgelegen arm in de juiste positie. 3.1 Pakt de hand van zorgvrager met de handpalm naar beneden vast. 3.2 Plaatst deze hand over de borstkas heen tegen de wang van zorgvrager. 3.3 Houd de hand vast.
4
Buigt de knie van het verafgelegen been. 4.1 Buigt met de andere hand het verafgelegen been in de knieholte terwijl de voet op de grond blijft staan.
5
Draait de zorgvrager in zijligging. 5.1 Trekt de gebogen knie langzaam en rustig naar zich toe. 5.2 Houdt hierbij de hand van zorgvrager tegen diens wang. 5.3 Draait zorgvrager verder naar zich toe tot de gebogen knie op de grond komt.
6
Stabiliseert de zijligging. 6.1 Zorgt ervoor dat heup en knie van het bovenste been in een rechte hoek liggen.
7
Brengt het hoofd in een veilige positie. 7.1 Brengt hoofd zorgvrager iets naar achteren met mond en neus naar de grond gericht.
8.
Blijft bij de zorgvrager en controleert de ademhaling. 8.1 Blijft in de directe omgeving van zorgvrager en controleert iedere minuut de ademhaling.
9.
Laat deskundige hulp inroepen. 9.1 Laat via het bellen van 1-1-2 of een speciaal nummer binnen de instelling de ambulance waarschuwen.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
149
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMN IIRKVERHQEP
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Observeert de zorgvrager. 1.1 Beoordeelt de situatie en stelt de soort bewegingen van zorgvrager vast. 1.2 Observeert tijdens de tonische fase: het bewustzijnsverlies, de ademhalingsstilstand, stijfkramp, urine-incontinentie en tongbeet. 1.3 Observeert tijdens de clonische fase: het bewustzijnsverlies, de ademhalingsstilstand, de schudkrampen en de gevolgen van de tongbeet (roze/rood schuimend sputum). 1.4 Observeert tijdens de herstelfase het herstel van ademhaling en bewustzijn.
2
Creëert een veilige omgeving voor de zorgvrager. 2.1 Verwijdert of verplaatst voorwerpen uit de directe omgeving van zorgvrager, zodat hij nergens tegen aan kan slaan, schuren of stoten. 2.2 Verplaatst eventueel zorgvrager als er geen adequate hulp kan worden gegeven of er geen veilige omgeving kan worden gemaakt.
3
Blijft bij de zorgvrager tot het insult over is en handelt adequaat. 3.1 Maakt strakke kledingstukken rond de hals los, verwijdert bril. 3.2 Legt iets zachts (plat kussentje, jas, handdoek) onder het hoofd. 3.3 Houdt zorgvrager niet vast of werkt de bewegingen niet tegen. 3.4 Observeert de gelaatskleur en de ademhaling. 3.5 Observeert de tijdsduur van de stijfkramp (tonisch) en de schudkrampen (clonisch). 3.6 Legt zorgvrager – als deze weer slap wordt – in stabiele zijligging. 3.7 Geeft zorgvrager geen eten of drinken, voordat deze weer helemaal bij bewustzijn is. 3.8 Laat de arts waarschuwen als het insult langer dan 5 minuten duurt of als het insult overgaat in een ander insult zonder dat zorgvrager bij bewustzijn is geweest.
4
Dient eventueel de in opdracht van de arts voorgeschreven medicijnen toe. 4.1 Breng de voorgeschreven rectiole in. 4.2 Of dient pufjes toe via de neusspray (b.v. Midasolan). 4.3 Observeert het effect van de toegediende medicatie.
150
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
5
Controleert het neurologisch functioneren en eventuele verwondingen. 5.1 Controleert of zorgvrager na het insult goed wakker en georienteerd is. 5.2 Controleert of zorgvrager uitvalsverschijnselen heeft. 5.3 Vraagt of zorgvrager hoofdpijn heeft en zo ja, geeft in overleg met de arts medicatie. 5.4 Controleert of zorgvrager geen (val)verwondingen heeft aan ledematen en hoofd of verwondingen ten gevolge van de tongbeet. 5.5 Controleert of zorgvrager incontinent is en zo ja, begeleidt en verschoont zorgvrager.
6
Zorgt dat de zorgvrager na het insult ongestoord kan uitrusten. 6.1 Laat zorgvrager in bed plaatsnemen. 6.2 Zorgt dat zorgvrager makkelijke kleding aan heeft (pyjama). 6.3 Laat zorgvrager ongestoord uitrusten. 6.4 Informeert eventueel de familie/naasten over het voorgevallen insult. 6.5 Bespreekt met zorgvrager diens gevoelens omtrent het insult.
7
Informeert de zorgvrager over het insult. 7.1 Geeft zorgvrager uitleg over wat er is gebeurd en gaat in op vragen.
8
Rapporteert zorgvuldig het verloop van het insult. 8.1 Schrijft informatie op over de volgende aspecten: – hoe het insult begon, de (mogelijke) aanleiding; – welke motorische stoornissen werden geconstateerd; – wat het bewustzijnsniveau tijdens het insult was; – de tijdsduur van het insult en eventuele verwondingen; – wat de uitvalsverschijnselen na het insult waren; – hoe zorgvrager op de medicatie gereageerd heeft.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
151
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXSFWIVZIVIRZERHI GMVGYPEXMIIRLIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het zorgdossier. 1.1 Kijkt na welke aandoeningen en zorgbehoeften zorgvrager heeft. 1.2 Kijkt wat de waarden van eerdere observaties zijn.
2
Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Bespreekt desgewenst doel en werkwijze van het controleren van de circulatie.
3
Creëert een goede en rustige werkomgeving. 3.1 Sluit zo nodig de bedgordijnen. 3.2 Zet het sein aan. 3.3 Brengt het werkveld in orde.
4
Desinfecteert en wast zo nodig voordien de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen.
5
Pakt en controleert de benodigdheden. 5.1 Pakt en controleert de benodigdheden: – polsteller of horloge met secondewijzer; – bloeddrukmeter; – controlelijst; – pen.
6
Controleert de algehele conditie van de zorgvrager. 6.1 Spreekt zorgvrager aan. 6.2 Beoordeelt de houding en de kleur van zorgvrager.
7
Palpeert de pols. 7.1 Telt minimaal 30 seconden de frequentie. 7.2 Observeert de regelmaat. 7.3 Observeert de vulling.
8
Controleert de bloeddruk. Zie werkcahier ‘Observatietechieken’.
9
Bepaalt de polsdruk. 9.1 Trekt van de gemeten systole de diastole af.
10
Bepaalt de capillaire refill.
10.1 Drukt op het nagelbed van zorgvrager. 10.2 Stopt met drukken als het nagelbed wit verkleurt. 10.3 Controleert na hoeveel tijd het nagelbed weer roze kleurt.
152
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
11
Controleert de huidskleur en de perifere circulatie.
11.1 Voelt met de handrug de neus, wangen, handen en eventueel voeten. 11.2 Controleert gelijktijdig de huidskleur van zorgvrager. 12
Controleert de urineproductie.
12.1 Gaat na hoeveel zorgvrager de laatste uren geürineerd heeft. 13
Combineert en interpreteert de gegevens.
13.1 Combineert de gevonden waarden. 13.2 Onderneemt een gepaste actie. 14
Evalueert en rapporteert.
14.1 Bespreekt de handeling zo mogelijk na met zorgvrager. 14.2 Noteert de bevindingen op de diverse papieren en lijsten. 15
Ruimt de benodigdheden op.
15.1 Bergt de diverse lijsten en papieren op. 15.2 Ruimt de gebruikte spullen op.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
153
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXZIVPIRIRZERIIVWXILYPT FMNIVRWXMKYMX[IRHMKFPSIHZIVPMIW
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Stelt vast welk soort bloedvatstelsel is beschadigd. 1.1 Vertelt of er sprake is van een arteriële, veneuze of capillaire bloeding.
2
Roept hulp in. 2.1 Instrueert de helper wat doorgegeven moet worden. 2.2 Laat afhankelijk van de ernst van de bloeding en beoordeling van vitale functies ambulance of arts waarschuwen.
. 3
Informeert de zorgvrager. 3.1 Vertelt zorgvrager dat deze hevig bloedt. 3.2 Vertelt dat zij de bloeding zal stelpen. 3.3 Vertelt wat zij verder nog zal doen. 3.4 Maakt een aanvang met haar handelen terwijl zij zorgvrager informeert.
4
Breng de zorgvrager in een goede houding. 4.1 Vraagt zorgvrager te gaan zitten of liggen.
5
Stelpt of vermindert de bloeding. %VXIVMIIP 5.1 Oefent 10 minuten druk op de wond of de omgeving van de wond uit en houdt waar mogelijk de extremiteit hoog. 5.2
Legt zo mogelijk een snelverband op de wond.
5.3 Brengt wonddrukverband aan. :IRIYW 5.4 Oefent 10 minuten druk op de wond of de omgeving van de wond uit en houdt waar mogelijk de extremiteit hoog. 5.5 Legt zo mogelijk een snelverband op de wond. 5.6 Brengt wonddrukverband aan indien bloeding niet stopt. 'ETMPPEMV 5.7 Brengt wonddekverband aan. 6
Controleert de algehele toestand van de zorgvrager. 6.1 Controleert de circulatie. 6.2 Vertelt objectieve en subjectieve shockverschijnselen.
7
Rapporteert. 7.1 Vertelt tijdstip van aankomst. 7.2 Vertelt de lichamelijke toestand waarin zij zorgvrager aantrof. 7.3 Vertelt de hulp die zij zorgvrager gegeven heeft. 7.4 Vertelt de observaties die zij verricht heeft.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
154
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXEERFVIRKIRZERIIR WRIPZIVFERH
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Bereidt de zorgvrager voor. 1.1 Vertelt wat zij verder zal gaan doen. 1.2 Overlegt wat zorgvrager zelf kan doen.
2
Verzamelt de benodigdheden. 2.1 Legt klaar: – schaar; – snelverband; – handschoenen.
3
Neemt de juiste houding aan ten opzichte van de zorgvrager. 3.1 Gaat voor zorgvrager staan.
4
Brengt het verband aan op de wond. 4.1 Houdt verband vast met zwachtels naar boven. 4.2 Trekt verband open ± 30 centimeter boven de wond. 4.3 Drukt verband stevig op de wond.
5
Brengt de zwachtels aan. 5.1 Draait eerste zwachtel half op de huid half op het verband. 5.2 Draait tweede zwachtel half op de huid half op het verband. 5.3 Zwachtelt eerst de ene en hierna de andere zwachtel naar het midden van de wond. 5.4 Bedekt met iedere winding 2/3 van de vorige winding. 5.5 Knoopt de uiteinden van de zwachtels vast. 5.6 Zorgt dat de knoop naast de wond zit.
6
Controleert het verband. 6.1 Controleert of het verband stevig zit. 6.2 Controleert of het verband niet knelt.
7
Evalueert de zorg. 7.1 Bespreekt de ervaringen van zorgvrager. 7.2 Vraagt of het verband prettig zit. 7.3 Verwijst zo nodig naar de arts.
8
Ruimt de materialen op. 8.1 Maakt materiaal schoon. 8.2 Gooit het afval in de daarvoor bestemde afvalbak.
9
Wast en/of desinfecteert de handen. 9.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 9.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen.
155
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
10
Rapporteert bijzonderheden.
10.1 Rapporteert reacties zorgvrager. 10.2 Rapporteert observaties. 10.3 Rapporteert verrichte handelingen. 10.4 Rapporteert eventuele aanvullende instructies. "BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
156
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXEERFVIRKIRZERIIR [SRHHVYOZIVFERH
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Bereidt de zorgvrager voor. 1.1 Vertelt wat zij verder zal gaan doen. 1.2 Vraagt zorgvrager om op de aangegeven plek te blijven drukken. 1.3 Vraagt zorgvrager om te waarschuwen als het bloeden weer begint.
2
Verzamelt de benodigdheden. 2.1 Legt klaar: – steriele gazen; – witte watten; – hydrofiele zwachtel; – synthetische watten; – zwachtel, bijvoorbeeld cambric-zwachtel; – kleefpleister; – schaar; – handschoenen.
3
Dekt de wond af. 3.1 Bedekt de wond geheel met steriel gaas. 3.2 Bedekt het gaas met witte watten. 3.3 Bedekt de witte watten met een steriele hydrofiele zwachtel.
4
Bedekt de wond met synthetische watten. 4.1 Dekt het gaas ruim af met synthetische watten. 4.2 Zorgt dat de synthetische watten ruim buiten de wond en de witte watten steken.
5
Brengt een zwachtel aan. 5.1 Begint met twee circulaire windingen waarbij de tweede de eerste fixeert. 5.2 Zwachtelt richting romp. 5.3 Maakt vervolgens minimaal twee spiraalwindingen. 5.4 Beëindigt het zwachtelen met twee circulaire windingen. 5.5 Fixeert de zwachtel met kleefpleisters.
6
Controleert het wonddrukverband. 6.1 Kijkt of de synthetische watten nog onder de zwachtel uitsteken. 6.2 Gaat na of er voldoende druk wordt uitgeoefend.
7
Evalueert de zorg. 7.1 Bespreekt de ervaringen van zorgvrager. 7.2 Vraagt of het verband prettig zit. 7.3 Verwijst zo nodig naar de arts.
157
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
8
Ruimt de materialen op. 8.1 Maakt materiaal schoon. 8.2 Gooit het afval in de daarvoor bestemde afvalbak.
9
Wast en/of desinfecteert de handen. 9.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 9.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen.
10
Rapporteert bijzonderheden.
10.1 Rapporteert reacties zorgvrager. 10.2 Rapporteert observaties. 10.3 Rapporteert verrichte handelingen. 10.4 Rapporteert eventuele aanvullende instructies. "BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
158
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken viatele functies en verlenen van eertse hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVEGYXILYPTFMNWLSGO 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Stelt shocktoestand vast. 1.1 Vertelt de subjectieve shockverschijnselen.
2
Controleert de circulatie. 2.1 Voelt arteria carotis. 2.2 Vertelt de frequentie en vulling van de hartslag.
3
Stelt de zorgvrager gerust. 3.1 Vertelt welke handelingen hij verricht en waarom. 3.2 Vertelt het verloop van de verdere hulp. 3.3 Vertelt zorgvrager dat hij verzwakt is en snelle hulp vereist is.
4
Roept deskundige hulp in. 4.1 Vraagt een aanwezige om hulp in te roepen. 4.2 Instrueert aanwezige wat deze moet zeggen.
5
Heft ontstaansoorzaak shock op. 5.1 Oefent druk uit op de wond om de uitwendige bloeding te stoppen en houdt zo mogelijk het lichaamsdeel hoog.
6
Brengt de zorgvrager in juiste houding. 6.1 Legt zorgvrager plat op de rug en brengt de benen hoger dan het hoofd.
7
Dekt de zorgvrager toe. 7.1 Legt een jas of deken over de zorgvrager.
8
Heeft aandacht voor dorstgevoel. 8.1 Maakt lippen van zorgvrager nat met gaasjes of zakdoek. 8.2 Legt zorgvrager uit waarom hij niet mag drinken.
9
Controleert regelmatig de toestand van de zorgvrager. 9.1 Voelt om de 2 minuten de circulatie en ademhaling en observeert de frequentie en kwaliteit. 9.2 Blijft tegen zorgvrager praten. Stelt hierbij geen vragen, maar geeft wel antwoorden op vragen van zorgvrager.
10
Rapporteert aan ingeroepen hulpverlener.
10.1 Vertelt aankomsttijd. 10.2 Vertelt de waarden van de circulatie. 10.3 Vertelt de toestand van zorgvrager op dat moment. 10.4 Vertelt het verloop in de lichamelijke toestand. 10.5 Vertelt psychische reacties zorgvrager. 10.6 Vertelt de door hem/haar verrichte handelingen. "BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
159
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXSFWIVZIVIRZERHI EHIQLEPMRKIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het zorgdossier. 1.1 Kijkt na welke aandoeningen en zorgbehoeften zorgvrager heeft. 1.2 Kijkt na wat de waarden van eerdere observaties zijn.
2
Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Bespreekt desgewenst doel en werkwijze van het controleren van de respiratie.
3
Creëert een goede en rustige werkomgeving. 3.1 Sluit zo nodig de bedgordijnen. 3.2 Zet het sein aan. 3.3 Brengt het werkveld in orde.
4
Desinfecteert en wast zo nodig voordien de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen.
5
Pakt en controleert de benodigdheden. 5.1 Pakt benodigdheden: – polsteller of horloge met secondewijzer; – controlelijst; – pen; – gaasjes.
6
Controleert de algehele conditie van de zorgvrager. 6.1 Spreekt zorgvrager aan. 6.2 Beoordeelt de houding en de kleur van zorgvrager.
7
Controleert de ademhaling. 7.1 Telt minimaal 30 seconden de frequentie. 7.2 Observeert de diepte van de ademhaling. 7.3 Observeert het patroon van de ademhaling.
8
Controleert de huidskleur van de zorgvrager. 8.1 Beoordeelt de huidskleur van zorgvrager.
9
Controleert het geluid van de ademhaling. 9.1 Luistert naar de inademing en uitademing. 9.2 Bepaalt de verhouding tussen de inademing en uitademing.
10
Maakt de ademweg vrij door slijm uit de mond te verwijderen.
10.1 Informeert zorgvrager. 10.2 Verwijdert met een gaasje zichtbaar slijm uit de mond. 10.3 Of pakt een zuigslang en sluit deze aan op een pot en vacuümsysteem.
160
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
10.4 Verwijdert het zichtbare slijm uit de mond door voorzichtig de slang in de mondholte te brengen. 10.5 Zorgt ervoor dat de slang zich niet vastzuigt. 10.6 Verzorgt de mond van zorgvrager. 11
Evalueert en rapporteert.
11.1 Bespreekt de handeling zo mogelijk na met zorgvrager. 11.2 Noteert de bevindingen op de diverse papieren en lijsten. 12
Ruimt de benodigdheden op.
12.1 Bergt de diverse lijsten en papieren op. 12.2 Ruimt de gebruikte spullen op.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
161
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVIIVWXILYPTFMNL]TIVZIRXMPEXMI 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Stelt de hyperventilatie vast. 1.1 Observeert het ademhalingspatroon (snelle en diepe ademhaling). 1.2 Observeert het uiterlijk (transpireren, onwillekeurig strekken en buigen van polsen en enkels). 1.3 Observeert wat zorgvrager vertelt (beangstigend gevoel, duizelig, misselijk).
2
Stelt de zorgvrager gerust. 2.1 Vertelt hoe het komt dat zorgvrager zich zo voelt. 2.2 Vertelt wat de verzorgende gaat doen.
3
Laat de zorgvrager zitten of liggen. 3.1 Vraagt zorgvrager op een stoel te gaan zitten. 3.2 Vraagt zorgvrager op de grond te gaan liggen.
4
Normaliseert de ademhaling. 4.1 Laat zorgvrager zoveel mogelijk uitgeademde lucht weer inademen door: – of een plastic zak voor mond en neus te houden; – of met de handen een holte in de vorm van een kom te maken en deze voor mond en neus te houden; – of een blaaspijpje (hyperfree) te gebruiken. 4.2 Instrueert zorgvrager rustig met de buik te ademen en de ademhaling van de verzorgende te volgen.
5
Praat met de zorgvrager over diens klachten en mogelijke oorzaken. 5.1 Vraagt zorgvrager of dit de eerste keer is dat deze last heeft van de bijverschijnselen. 5.2 Vraagt zorgvrager of hij mogelijke oorzaken weet.
6
Evalueert het handelen. 6.1 Gaat na of de verschijnselen verdwenen of sterk verminderd zijn. 6.2 (Laat) bij blijvende verschijnselen een arts waarschuwen. 6.3 Vraagt of zorgvrager tevreden is met de gegeven hulp.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
162
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVIIVWXILYPTZIVPIRIRFMNIIR ^SVKZVEKIVQIXEHIQ[IKSFWXVYGXMI 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Stel de luchtwegobstructie vast. 1.1 Observeert plotseling naar keel/hals grijpen door zorgvrager. 1.2 Observeert angst bij zorgvrager.
2
Stelt de soort luchtwegobstructie vast. 2.1 Vraagt zorgvrager of hij zich verslikt heeft. 2.2 Stelt vast dat er sprake is van een gedeeltelijke luchtwegafsluiting als zorgvrager hierop reageert met spreken en hoorbaar kan hoesten en ademhalen. 2.3 Stelt vast dat er sprake is van een totale luchtwegafsluiting als zorgvrager hierop niet reageert met spreken, maar wellicht bevestigend knikt, zonder geluid hoest, niet of nauwelijks ademhaalt en een blauwe gelaatskleur krijgt.
3
Reageert effectief. 3.1 Reageert bij een gedeeltelijke afsluiting effectief door zorgvrager aan te moedigen te blijven hoesten, door bij zorgvrager te blijven en ervoor te zorgen dat er hulp wordt ingeschakeld. 3.2 Reageert bij een totale afsluiting effectief door schuin achter zorgvrager te gaan staan, deze naar voren te laten buigen en met de hiel van de hand snel maximaal 5 maal een klap tussen de schouderbladen te geven en het effect te controleren. 3.3 Gaat – indien de 5 klappen niet effectief zijn – achter zorgvrager staan, laat hem iets buigen, plaatst een vuist tussen navel en onderste deel borstbeen, omvat met de andere hand de vuist, trekt zorgvrager met beide handen krachtig en met een snelle beweging schuin omhoog (Heimlichmanoeuvre), doet dit maximaal 5 maal en controleert het effect. 3.4 Herhaalt – indien bovenstaande methode geen effect heeft – zowel het klappen met de hand 5 maal als de Heimlichmanoeuvre 5 maal. 3.5 Observeert het bewustzijn van zorgvrager, legt zorgvrager voorzichtig op de grond en laat – indien zorgvrager het bewustzijn verliest – direct een ambulance bellen. 3.6 Maakt in de melding aan 1-1-2 duidelijk dat het om een reanimatie gaat en noemt adres. 3.7 Laat vervolgens een AED met deskundige bediener halen en start zelf met reanimatie via 30 borstcompressies en hierna 2 beademingen.
4
Rondt de situatie af. 4.1 Rapporteert in geval van reanimatie aan de professionals. 4.2 Adviseert zorgvrager medische hulp in te schakelen als deze blijft hoesten, moeite met slikken heeft of het gevoel heeft dat iets ver in de keel zit.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
163
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVVIERMQIVIRZERIIRZSP[EWWIRI 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Zorgt voor een veilige plek voor zichzelf en voor de zorgvrager en eventuele omstanders. 1.1 Zorgt ervoor dat hij/zij zelf en eventuele omstanders op een veilige plek zijn. 1.2 Zorgt ervoor dat zorgvrager op een veilige plek is.
2
Zorgt voor een goede uitgangspositie. 2.1 Draait zorgvrager zonodig op de rug om de ademhaling te kunnen controleren. 2.2 Knielt - indien mogelijk - aan de juiste kant naast zorgvrager.
3
Controleert het bewustzijn. 3.1 Schudt voorzichtig aan de schouders van zorgvrager. 3.2 Spreekt de zorgvrager luid en duidelijk aan.
4
Maakt de ademweg vrij. 4.1 Plaats een hand op het voorhoofd. 4.2 Plaatst de toppen van wijs- en middelvinger van de andere hand onder het benige gedeelte van de kin. 4.3 Kantelt met beide handen het hoofd voorzichtig naar achteren, waarbij met de vingertoppen de kin recht omhoog getrokken wordt (kinlift).
5
Beoordeelt of de ademweg open is en of er een normale ademhaling is en normaal bewustzijn is. 5.1 Brengt het eigen hoofd in schuine positie met het oor dicht bij de mond van zorgvrager. 5.2 Kijkt of de borstkas of bovenbuik beweegt. 5.3 Luistert aan de mond van zorgvrager naar ademhalingsgeluiden. 5.4 Voelt met de wang bij de neus naar de luchtstroom. 5.5 Voert deze controles maximaal 10 seconden uit. 5.6 Gaat als er geen ademhaling of geen normale ademhaling wordt waargenomen of bij twijfel aan de ademhaling verder met stap 6.
6
Laat specialistische hulp inschakelen. 6.1 Geeft de omstander instructies om deskundige hulp in te schakelen: – bel 1-1-2; – vraag om een ambulance; – geef door dat het om een reanimatie gaat; – geef plaats en adres door; – laat op de terugweg AED meenemen. 6.2 Brengt - als de zorgvrager alleen gelaten moet worden - hem in veilige positie: – brengt zorgvrager in stabiele zijligging;
164
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
– waarschuwt zelf deskundige hulp; – gaat zo snel mogelijk weer naar zorgvrager terug. 7
Start met 30 hartcompressies. 7.1 Zorgt voor een harde ondergrond. 7.2 Knielt naast zorgvrager en zorgt ervoor dat hij/zij met de knieën tegen de bovenarm van zorgvrager aan zit. 7.3 Plaatst de hiel van de hand die het dichtst bij het hoofd van zorgvrager is midden op het borstbeen. 7.4 Plaatst de andere hand op de eerste hand waarbij beide hielen boven elkaar komen te liggen. 7.5 Strengelt de vingers van beide handen in elkaar. 7.6 Plaatst de schouders loodrecht boven het borstbeen van zorgvrager en strekt de armen. 7.7 Drukt met gestrekte armen het borstbeen vier tot vijf centimeter naar beneden. 7.8 Laat het borstbeen helemaal terugkomen, zonder het contact te verliezen. 7.9 De compressiefase duurt even lang als de relaxatiefase. 7.10 Masseert 30 keer met een snelheid van honderd per minuut.
8
Past mond-op-mondbeademing toe. 8.1 Gaat ter hoogte van het hoofd van zorgvrager zitten. 8.2 Zorgt voor een gekanteld hoofd en een kinlift. 8.3 Sluit de neus met de wijsvinger en duim van de hand die op het voorhoofd van zorgvrager ligt. 8.4 Opent de mond van zorgvrager een beetje. 8.5 Ademt in en plaatst eigen lippen over lippen zorgvrager. 8.6 Zorgt dat er een luchtdichte afsluiting is. 8.7 Blaast een seconde rustig in de mond van zorgvrager en kijkt naar de borstkas. 8.8 Haalt mond van zorgvrager en kijkt of borstkas weer naar beneden gaat. 8.9 Herhaalt de beademing nogmaals.
9
Continueert de reanimatie. 9.1 Plaatst de handen terug in de juiste positie op het borstbeen. 9.2 Geeft opnieuw 30 hartmassages. 9.3 Wisselt dit af met 2 beademingen. 9.4 Zorgt dat de hartmassages en beademingen worden afgewisseld in een verhouding van 30 : 2.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
165
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSV%YXSQEXMWGLI)\XIVRI
(IJMFVMPPEXSV %)( 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Sluit de AED aan. 1.1 Schakelt de AED in. 1.2 Plakt een elektrode onder de linker oksel. 1.3 Plakt de andere elektrode onder het rechter sleutelbeen. 1.4 Voert de opdrachten uit van de AED. 1.5 Zorgt ervoor dat niemand de zorgvrager aanraakt tijdens de analyse.
2a
Dient op advies van de AED een schok toe en gaat door met reanimeren.
2.1 Zorgt ervoor dat niemand het bed of zorgvrager aanraakt. 2.2 Geeft hierbij een verbale opdracht, samen met een zwaaibeweging over zorgvrager. 2.3 Drukt op de schokknop. 2.4 Begint weer met reanimeren, luistert naar de AED. 2.5 Laat na twee minuten zorgvrager weer los, omdat de AED weer begint te analyseren. 2.6 Dient op advies van de AED weer een schok toe. 2.7 Handelt vervolgens weer op advies van de AED. 2b
Dient op advies van de AED geen schok toe en gaat door met reanimeren.
2.1 Gaat door met reanimeren. 2.2 Luistert en handelt op advies van de AED.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
166
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXYMXZSIVIRZERIIR QEEKWTSIPMRK
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt de uitvoeringsopdracht. 1.1 Gaat na of de arts een schriftelijk uitvoeringsverzoek heeft geschreven en ondertekend.
2
Bereidt - indien de situatie dit toelaat - de zorgvrager voor op het maagspoelen. 2.1 Informeert zorgvrager en spreekt af op welke punten hij kan meewerken.
3
Vraagt/helpt de zorgvrager in de gewenste houding. 3.1 Brengt zorgvrager als hij bij bewustzijn is in (half)zittende houding. 3.2 Brengt zorgvrager als hij comateus is, in zijligging op de linkerzij.
4
Maakt de ruimte in orde voor de maagspoeling. 4.1 Zet het sein aan. 4.2 Sluit de bedgordijnen, ramen en deuren. 4.3 Zorgt voor voldoende bewegingsruimte. 4.4 Bepaalt de juiste plaats en werkhoogte voor het klaarzetten van de benodigdheden.
5
Wast en/of desinfecteert de handen. 5.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 5.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen.
6
Verzamelt de materialen. 6.1 Verzamelt de benodigdheden: – maagkatheter; – zonodig verbindingsstuk met verlengstuk; – stethoscoop; – voedingsspuit; – maatkan(nen) met de voorgeschreven vloeistof; – trechter; – emmer; – een beker water; – 2 (grote) bekkens; – celstofmatje; – wegwerphandschoenen; – beschermschort; – materiaal voor mondverzorging; – washandje en handdoek; – plastic bekertje met water; – zonodig laboratoriummateriaal; – zonodig bakje voor gebitsprothese.
167
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
7
Zet de materialen klaar. 7.1 Zet de emmer naast het bed. 7.2 Brengt bescherming aan op de kleding van zorgvrager en het bed/kussens. 7.3 Overhandigt zorgvrager het nierbekken en het water. 7.4 Trekt 15 ml lucht in de voedingsspuit. 7.5 Scheurt/knipt pleister af en hangt dit op.
8
Brengt de katheter in. 8.1 Trekt de niet-steriele handschoenen en het overschort aan. 8.2 Bepaalt de juiste lengte: vanaf voortanden, via oor naar maagkuiltje en markeert hier. 8.3 Bevochtigt het uiteinde van de katheter. 8.4 Vraagt zorgvrager de mond te openen. 8.5 Legt de punt van de katheter op de tong. 8.6 Vraagt zorgvrager wat water in de mond te nemen en door te slikken. 8.7 Schuift tijdens het slikken de katheter voorzichtig in. 8.8 Herhaalt dit tot de markering bereikt is.
9
Controleert de positie van de katheter. 9.1 Koppelt de voedingsspuit aan de katheter. 9.2 Brengt de stethoscoop in de oren en plaatst de membraam op maaghoogte. 9.3 Spuit de lucht in en luistert naar borrelgeluid.
10
Fixeert de katheter.
10.1 Bevestigt de katheter met een pleister op de mondhoek. 10.2 Of laat de collega deze vasthouden. 11
Maakt de spoeling mogelijk.
11.1 Koppelt de verlengslang aan de katheter en brengt de trechter hierop aan. 12
Laat de maaginhoud aflopen.
12.1 Brengt de trechter lager dan de zorgvrager boven de emmer aan. 13
Brengt de spoelvloeistof in.
13.1 Sluit de slang af. 13.2 Brengt de trechter op ooghoogte van zorgvrager. 13.3 Vult de trechter met de spoelvloeistof. 13.4 Opent de slang. 13.5 Laat de vloeistof inlopen totdat de trechter bijna leeg is en vouwt de slang dicht. 14
Laat de maaginhoud aflopen.
14.1 Brengt de trechter boven de emmer aan.
168
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
14.2 Opent de slang en draait de trechter - als de spoelvloeistof terugkomt - omgekeerd boven de emmer. 14.3 Observeert de samenstelling van de vloeistof. 15
Herhaalt de spoeling en dient zonodig medicatie toe.
15.1 Herhaalt de spoeling tot de spoelvloeistof helder is of de spoelvloeistof op is. 15.2 Dient zonodig medicatie toe. 16
Verwijdert de materialen.
16.1 Koppelt de verlengslang en de trechter los en legt deze in het tweede bekken. 16.2 Vraagt zorgvrager of hij even de adem vast kan houden. 16.3 Verwijdert de afgeklemde katheter met enkele snelle bewegingen hand over hand. 16.4 Trekt de handschoenen over de katheter en leg deze in het bekken. 16.5 Verzorgt mond en gezicht van zorgvrager. 16.6 Verwijdert beschermmateriaal. 17
Evalueert de gegeven zorg.
17.1 Vraagt naar de ervaringen van zorgvrager. 17.2 Rapporteert het effect van de maagspoeling en bijzonderheden. 18
Helpt/vraagt de zorgvrager in een comfortabele houding.
18.1 Helpt zorgvrager in gewenste houding. 19
Brengt de omgeving in orde.
19.1 Brengt de omgeving in orde. 19.2 Maakt de materialen schoon en ruimt ze op. 20
Wast en/of desinfecteert de handen.
20.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 20.2 Zorgt dat de handen droog aanvoelen. 21
Rapporteert de bevindingen.
21.1 Noteert de soort spoelvloeistof en eventueel gebuikte medicatie. 21.2 Rapporteert beleving van de zorgvrager en bijzonderheden.
"BOEBDIUTQVOUFOMFFSEPFMFO
169
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen.
. ) / 9 2 8 1
controles uitvoeren van vitale functies in acute situaties;
2
acute hulp verlenen bij (dreigend) flauwvallen;
3
zorgvrager in stabiele zijligging plaatsen;
4
eerste hulp verlenen bij een grand mal;
5
circulatie observeren en eerste hulp verlenen;
6
bij ernstig uitwendig bloedverlies eerste hulp verlenen;
7
een snelverband aan leggen;
8
een wonddrukverband aanbrengen;
9
bij acute shock eerste hulp verlenen;
10
de ademhaling observeren en eerste hulp verlenen;
11
acute hulp verlenen bij hyperventilatie;
12
eerste hulp verlenen bij een zorgvrager met ademwegobstructie;
13
reanimatie toepassen bij een volwassene;
14
Automatische Externe Defibrillator (AED) toepassen;
15
een maagspoeling uitvoeren;
16
…..
17
…..
18
….. 8) : ) 2 7 / 9 2 . )
1
vertellen welke belevingen, gevoelens jij en je medeleerlingen bij het uitvoeren van de genoemde handelingen hebben gehad;
2
vertellen welke belevingen, gevoelens jij en je medeleerlingen bij het ‘ondergaan’ van de genoemde handelingen hebben gehad;
3
vertellen welke eigen leerdoelen/leerpunten jij, naast de geformuleerde in dit werkcahier, bereikt en ervaren hebt;
170
4
…..
5
…..
6
…..
0IIVVIWYPXEXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
3IJIRIRXMNHIRWHIWXEKI
-RPIMHMRK
Voor het oefenen tijdens de stage ga je na wanneer je de geleerde vaardigheden kunt uitvoeren. Ga ook na welke algemene afspraken en richtlijnen over het oefenen met de handelingen op de stageverlenende instelling zijn geformuleerd. In dit geval is dat extra belangrijk, omdat het veelal gaat om acute hulphandelingen. Onderstaand is een aantal aandachtspunten vermeld die van belang zijn voor voorbereiding, uitvoering en evaluatie van je handelen. Genoemde punten gelden niet alleen voor de in dit werkcahier geleerde handelingen, maar zijn algemener van aard. Niet alle punten zullen bij elke handeling en oefening aan bod hoeven te komen. Maak hierover afspraken met je stagebegeleider. 7PPSEFPFGFOJOHVJUWPFSJOH – Ga na hoe je de vaardigheden op school hebt geleerd (zie observatie- en oefenlijst). – Ga na of je het principe waarop de vaardigheid berust, kunt uitleggen. – Stel eventuele verschillen vast tussen de observatie- en oefenlijst en de door de praktijk gewenste uitvoeringswijze. – Bespreek de verschillen en maak afspraken over de uitvoering. – Ga na of je weet waarom de vaardigheden bij de zorgvrager moeten gebeuren. – Bekijk of de handeling aanpassing behoeft aan de individuele zorgvrager. – Ga na welke begeleiding deze zorgvrager nodig heeft. – Ga na hoe je de continuïteit van de zorg kunt bewaken. – Maak afspraken over de begeleiding door je stagebegeleider tijdens de uitvoering. – Vergeet niet de zorgvrager in te lichten en waar mogelijk medewerking te vragen. Tot zover de punten die je na kunt lopen voordat je bij de zorgvrager de vaardigheden gaat uitvoeren. 5JKEFOTEFPFGFOJOHVJUWPFSJOH Voer de verzorgende handeling uit: vraag zo mogelijk hulp aan de werkbegeleider als je niet verder kunt.
171
/BEFPFGFOJOHVJUWPFSJOH – Vertel hoe je het vond om de handeling uit te voeren (wat ging goed, wat ging minder goed, e.d.). – Vraag feedback op je handelen. – Vraag zo mogelijk de zorgvrager hoe hij vond dat je de handeling uitvoerde. – Vraag feedback zowel over de wijze van uitvoering van de (deel)vaardigheden als over de resultaten. – Stel vast welke (deel)vaardigheden je nog eens moet oefenen. – Spreek af wanneer je dat zult doen.
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR De in dit hoofdstuk opgenomen verkorte observatielijsten zijn bedoeld als feedbackhulpmiddel voor het leren in de praktijk. Tevens kunnen de lijsten als een soort checklist gebruikt worden tijdens het voorbereiden van de handeling.
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
'SRXVSPIZERZMXEPIJYRGXMIWMREGYXI WMXYEXMIWIRZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
Deze handeling is niet voor te bereiden. Wel zijn er een aantal algemeen geldende regels die opgevolgd moeten worden. Zij worden onder de voorbereidingen specifiek genoemd. 1
De student let op gevaar: –
voor zichzelf
–
voor omstanders
–
voor zorgvrager
2
De student voert de volgende handelingen in de juiste volgorde uit: –
controleert bewustzijn
–
schudt voorzichtig aan schouders
–
spreekt zorgvrager duidelijk aan Stelt mate van bewustzijn vast:
– –
indien wel reactie - bij bewustzijn indien geen reactie - bewusteloos Bij bewusteloosheid:
–
roept de hulp van anderen in
–
legt zorgvrager op de rug neer
–
kantelt hoofd met een hand naar achteren
–
tilt kin met twee vingertoppen van de andere hand onder benig
Opent luchtweg en controleert ademhaling:
gedeelte op (kinlift) –
controleert ademhaling maximaal 10 seconden door kijken, luisteren en voelen
172
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
&I[EOIRZMXEPI
3 2:30(3)2()
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
:30(3)2() 2 : 8
3
De student handelt adequaat: –
onderneemt actie bij afwezigheid ademhaling of twijfel
–
laat 1-1-2 bellen en laat melden dat het om een reanimatie gaat
–
start reanimatie met 30 borstcompressies en hierna 2 beademingen
–
gaat door tot professionele hulp de reanimatie overneemt of zorgvrager normaal begint te ademen of de verzorgende zelf uitgeput raakt
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
173
:30(% %2
%GYXILYPTFMN HVIMKIRH JPEY[ZEPPIR
2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student stelt (dreigend) flauwvallen vast: –
observeert gedrag zorgvrager: afwezig in het rond kijken, gapen, bleekheid
– 2
let op verbale uitingen: bijv. ‘ik ga van mij stokje’ De student verbetert bij vermoedelijk flauwvallen de bloedtoevoer naar het hoofd:
–
zorgt voor frisse lucht en/of
–
laat zorgvrager romp naar voren bewegen en geeft tegendruk met hand op achterhoofd
3
De student brengt de zorgvrager in een goede houding: –
legt zorgvrager plat op de rug neer
–
houdt/plaatst de benen hoger dan het hoofd van zorgvrager (minimaal 10 minuten)
4
De student controleert het bewustzijn: – –
spreekt zorgvrager aan en let op reacties controleert of zorgvrager binnen één minuut weer bij bewustzijn is
– 5
praat met zorgvrager De student rondt de hulp af:
–
bespreekt mogelijke oorzaak
–
adviseert zonodig arts te raadplegen
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
174
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:30(% %2
7XEFMIPI^MNPMKKMRK
2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student verricht de volgende handelingen: –
knielt naast zorgvrager aan de gezichtszijde
–
brengt de dichtstbijzijnde bovenarm op schouderhoogte zorg-
–
legt hand van de verafgelegen arm tegen de dichtstbijzijnde
vrager en onderarm in gebogen positie naast het hoofd wang en houdt deze hand vast –
buigt knie verafgelegen been terwijl de voet op de grond blijft staan
–
draait zorgvrager in zijligging door de knie naar zich toe te bewegen
–
stabiliseert de zijligging: heup en knie bovenste been in rechte
–
zorgt dat de luchtweg vrij blijft: hoofd iets achterover met mond
hoek en neus richting grond 2
De student rondt de handeling af –
blijft bij zorgvrager en controleert iedere minuut de ademhaling
–
laat of gaat deskundige hulp inroepen
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
175
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMNIIR KVERHQEP
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student observeert de zorgvrager: –
beoordeelt situatie en stelt vast welke soort bewegingen zorgvrager maakt (tonisch en clonisch)
–
observeert de verschijnselen tijdens zowel de tonische en clonische als de herstelfase
2
De student zorgt tijdens het insult voor een veilige omgeving: –
zorgt ervoor dat zorgvrager nergens tegen aan kan slaan of schuren
– 3
of verwijdert voorwerpen uit de directe omgeving De student blijft bij de zorgvrager en handelt adequaat:
–
maakt luchtwegen vrij en brengt iets zachts onder het hoofd aan
–
zorgt dat zorgvrager vrij kan bewegen en observeert tijdsduur krampen
–
legt zorgvrager in herstelfase in stabiele zijligging
–
geeft geen eten of drinken tot zorgvrager bij bewustzijn is
–
laat indien insult langer dan 5 minuten duurt of overgaat in een ander insult de arts waarschuwen
4
De student dient de - in opdracht van de arts voorgeschreven - medicijnen toe: –
brengt de voorgeschreven rectiole in of dient pufjes via neusspray toe
– 5
observeert het effect De student controleert het neurologisch functioneren en zorgt ervoor dat de zorgvrager na het insult kan uitrusten:
–
controleert bewustzijn/oriëntatie/uitvalsverschijnselen
–
controleert op hoofdpijn/valverwondingen en incontinentie
–
laat zorgvrager in bed plaatsnemen, zorgt voor gemakkelijke kleding en rustige omgeving
– 6
informeert eventueel familie en zorgvrager De student rapporteert het verloop van het insult:
–
geeft informatie over de mogelijke aanleiding van het insult, geconstateerde motorische stoornissen, bewustzijnsniveau, tijdsduur en eventuele verwondingen
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
176
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXSFWIVZIVIRZERHIGMVGYPEXMIIRLIX 3 2:30(3)2() ZIVPIRIRZERIIVWXILYPT :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het controleren van de circulatie bij de zorgvrager: –
stelt zich op de hoogte van de aandoening en zorgbehoeften van zorgvrager
–
stelt zich op de hoogte van de uitkomsten van eerdere observa-
–
bespreekt desgewenst doel en werkwijze met zorgvrager
–
zorgt voor rustige werkomgeving
ties
2
De student controleert de pols: –
controleert algehele conditie van zorgvrager
–
controleert hartfrequentie
–
controleert regelmaat pulsaties
–
controleert vulling pols
3
De student voert de andere observaties van de circulatie uit: –
controleert bloeddruk
–
controleert capillaire refill
–
controleert huidskleur en perifere circulatie
–
controleert urineproductie
4
De student verwerkt de gegevens: –
interpreteert en combineert gegevens
–
rapporteert gevonden waarden
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
177
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXZIVPIRIRZERIIVWXILYPTFMNIVRWXMK 3 2:30(3)2() YMX[IRHMKFPSIHZIVPMIW :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het geven van eerste hulp bij ernstig bloedverlies: –
stelt vast welk soort bloedvatstelsel beschadigd is en op welke plaats
–
roept deskundige hulp in
–
vertelt zorgvrager wat er gaat gebeuren en wat hij het beste kan doen
– 2
brengt zorgvrager in zittende of liggende houding De student stelpt of vermindert het bloedverlies bij een uitwendige bloeding:
–
houdt bij ernstige bloeding het lichaamsdeel hoog en oefent 10
–
brengt snelverband en hierna wonddrukverband aan
–
controleert toestand zorgvrager
minuten druk op de wond uit
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
178
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:30(% %2
,IXEERFVIRKIRZERIIRWRIPZIVFERH
2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het aanbrengen van een snelverband: –
bereidt zorgvrager voor met informatie over de wijze van aan-
–
verzamelt handschoenen, schaar en snelverband
brengen en gevraagde medewerking van zorgvrager
2
De student brengt het snelverband aan: –
trekt verband met zwachtels naar boven open en brengt dit op
–
draait zwachtels halverwege zowel huid als verband en zwachtelt
–
knoopt uiteinden vast zonder dat deze op de wond zitten
–
controleert verband op stevigheid en knellen
de wond hiervandaan naar het midden van de wond
3
De student rondt de handeling af: –
informeert bij zorgvrager naar belevingen en verwijst zonodig door
–
ruimt de materialen op en wast/desinfecteert de handen
–
rapporteert gegevens
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
179
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXEERFVIRKIRZERIIR [SRHHVYOZIVFERH
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het aanbrengen van een wonddrukverband: –
informeert zorgvrager over wat er gaat gebeuren en vraagt hem op de aangegeven plaats druk uit te blijven oefenen
–
verzamelt materialen: handschoenen, steriele gazen, witte en synthetische watten, hydrofiele zwachtel, niet-elastische zwachtel, pleister en schaar
2
De student brengt het wonddrukverband aan: –
brengt steriel gaas op de wond aan, daarover vervolgens witte watten, hydrofiele zwachtel en synthetische watten die ruim buiten de wond en de witte watten uitsteken
–
brengt de niet-elastische zwachtel via circulaire windingen, spiraalwindingen met druk op de wond aan en eindigt met circulaire windingen
–
controleert het verband op uitsteken van de synthetische watten buiten de zwachtel en effectieve druk op de wond
3
De student rond de handeling af: –
informeert bij zorgvrager naar belevingen en verwijst zonodig door
–
ruimt de materialen op en wast/desinfecteert de handen
–
rapporteert gegevens
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
180
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
:30(% %2
%GYXILYPTFMNWLSGO
2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student stelt de shocktoestand vast: –
vertelt de verschijnselen van shock
–
voelt aan de arteria carotis naar frequentie en vulling van de
–
stelt zorgvrager gerust
pulsatie
2
De student roept deskundige hulp in: –
vraagt een omstander of alarmeert zelf noodteam en/of 1-1-2
–
geeft door dat het om een shock gaat
–
informeert zorgvrager over diens toestand, welke handelingen
3
De student past de juiste hulpverlening toe: worden verricht en het verloop van de verdere hulp –
oefent bij uitwendig bloedverlies druk op de wond uit en houdt
–
legt zorgvrager plat op de rug, brengt de benen hoger dan het
–
bevochtigt de lippen en legt de achtergronden hiervan uit
–
controleert regelmatig de fysieke en geestelijke toestand van
zonodig het lichaamsdeel hoog hoofd en dekt de zorgvrager toe
zorgvrager 4
De student rapporteert aan de deskundige hulpverlener: –
informeert over: waarden circulatie, acute lichamelijke en gees-
–
rapporteert mogelijke oorzaak
telijke toestand, psychische reacties
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
181
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXSFWIVZIVIRZERHIEHIQLEPMRKIR ZIVPIRIRZERIIVWXILYPT
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het controleren van de respiratie bij de zorgvrager: –
stelt zich op de hoogte van aandoening en zorgbehoeften van zorgvrager
–
stelt zich op de hoogte van de uitkomsten van eerdere observa-
–
bespreekt desgewenst doel en werkwijze met zorgvrager
–
zorgt voor rustige werkomgeving.
ties
2
De student controleert de ademhaling: –
controleert algehele conditie van zorgvrager
–
controleert ademhalingsfrequentie
–
controleert diepte van ademhaling
–
controleert patroon van ademhaling
–
controleert huidskleur
–
controleert geluid van ademhaling (zowel in- als uitademing)
3
De student maakt de ademweg vrij: –
verwijdert slijm uit mond en keel, maakt gebruik van: spatel met een gaasje en zonodig een uitzuigapparaat
4
De student blijft ademhaling observeren: –
spreekt af wanneer er gewaarschuwd moet worden
–
geeft aan wanneer hulpverlener terugkomt
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
182
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken viatele functies en verlenen van eertse hulp
)IVWXILYPTFMIHIRFMNL]TIVZIRXMPEXMI
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student stelt de hyperventilatie vast: –
observeert ademhalingspatroon (snelle en diepe ademhaling) en uiterlijk (transpiratie)
– 2
observeert wat zorgvrager zegt (angst, duizeligheid) De student stelt de zorgvrager gerust:
–
vertelt hoe het komt dat zorgvrager zich zo voelt
–
laat zorgvrager zitten of liggen
3
De student normaliseert de ademhaling en laat de zorgvrager zoveel mogelijk de uitgeademde lucht weer inademen door: –
of een plastic zakje voor mond en neus zorgvrager te laten houden
–
of een met de handen gemaakte komvormige holte voor mond en neus te laten houden
–
of een blaaspijpje (hyperfree) in de mond te laten nemen en hierdoor in en uit te ademen
–
zorgvrager te instrueren rustig met de buik te ademen en hierbij de ademhaling van de student/verzorgende te volgen
4
De student rondt de handeling af: –
praat met zorgvrager over diens klachten en mogelijke oorzaken en verwijst bij blijvende klachten door
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
183
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
)IVWXILYPTZIVPIRIRFMNIIR^SVKZVEKIV 3 2:30(3)2() QIXEHIQ[IKSFWXVYGXMI :30(3)2() 2 : 8
1
De student stel de soort luchtwegobstructie vast: –
maakt onderscheid tussen gedeeltelijke luchtwegafsluiting en totale luchtwegafsluiting
2
De student reageert effectief door: –
bij gedeeltelijke afsluiting aan te sporen tot hoesten
–
bij een totale afsluiting maximaal 5 klappen tussen schouderbladen te geven, afgewisseld met 5 maal de handgreep van Heimlich
–
indien bovenstaande methode niet effectief is alles herhalen; zowel de 5 klappen met de handhiel, als de Heimlichmanoeuvre 5 maal
3
De student observeert het bewustzijn van de zorgvrager: –
laat - indien de zorgvrager het bewustzijn verliest - direct een ambulance bellen en start het reanimeren met 30 borstcompressies
–
gaat door met reanimeren tot deskundige hulp aanwezig is, zorgvrager zelfstandig gaat ademen of de student/verzorgende niet meer kan
4
De student rondt de handeling af: –
adviseert zorgvrager medische hulp te raadplegen na gedeelte-
–
rapporteert aan professionele hulpverleners
lijke luchtwegafsluiting
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
184
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
6IERMQIVIRZERIIRZSP[EWWIRI
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student controleert het bewustzijn van de zorgvrager: –
schudt voorzichtig aan de schouder van zorgvrager
–
spreekt zorgvrager luid en duidelijk aan met zijn naam
2
De student controleert de ademhaling en maakt de ademweg van de zorgvrager vrij: –
kijkt of de borstkas of bovenbuik van zorgvrager beweegt
–
luistert aan de mond naar ademgeluiden
–
voelt met de wang of er een luchtstroom is
–
laat - na constateren van ontbrekende ademhaling of bij twijfel
3
De student laat deskundige hulp inschakelen: hieraan - deskundige hulp inschakelen
4
De student start met hartmassages: –
bepaalt juiste plaats op de thorax voor hartmassage
–
masseert 30 keer met een frequentie van 100 per minuut
5
De student geeft twee beademingen en vervolgt met hartmassages: –
past kinlift toe
–
blaast zoveel lucht in totdat thorax omhoog komt
–
laat uitademingslucht vrij uitstromen en kijkt of de thoraxwand
–
beademt vervolgens nogmaals een keer
–
stopt indien zorgvrager wakker wordt
–
stopt als reanimatie overgenomen wordt door reanimatieteam,
weer inzakt
6
De student stopt op het juiste moment met reanimeren:
ambulancepersoneel of ander gespecialiseerd personeel –
stopt als de arts opdracht geeft te stoppen met reanimatie
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
185
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
%YXSQEXMWGLI)\XIVRI(IJMFVMPPEXSV %)(
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De bediener sluit de AED aan: –
schakelt de AED in
–
plakt de elektroden op
–
voert de opdrachten uit van de AED
2a
De bediener dient op advies van de AED een schok toe en gaat door met reanimeren: –
indien schok geadviseerd wordt, geeft dit verbaal aan en laat het non-verbaal zien door zwaaibeweging
–
begint weer met reanimeren
–
laat na twee minuten zorgvrager weer los omdat de AED weer begint te analyseren
– 2b
dient op advies van de AED weer een schok toe De bediener dient op advies van de AED geen schok toe en gaat door met reanimeren:
–
gaat door met reanimeren
–
luistert en handelt op advies van de AED
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
186
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
,IXYMXZSIVIRZERIIRQEEKWTSIPMRK
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student bereidt de maagspoeling voor: –
raadpleegt uitvoeringsverzoek, informeert - indien mogelijk -
–
spreekt met collega-verzorgende taakverdeling af
zorgvrager, brengt hem in de juiste positie –
verzamelt benodigdheden en zet deze in de directe omgeving klaar
2
De student brengt de katheter in en fixeert deze: –
trekt niet-steriele handschoenen en overschort aan
–
bepaalt en markeert de juiste lengte katheter
–
laat zorgvrager water drinken en brengt katheter bij elke slikbeweging verder in tot markering
–
bevestigt katheter met pleister op mondhoek of laat collega deze vasthouden
3
De student voert maagheveling uit: –
koppelt verlengstuk en trechter op katheter
–
laat maaginhoud aflopen door trechter lager te houden dan
–
klemt katheter af, brengt deze op schouderhoogte, vult trechter
–
opent katheter en laat vloeisof inlopen tot trechter bijna leeg is,
–
brengt trechter boven emmer, opent katheter en laat spoelvloei-
zorgvrager met spoelvloeistof klemt katheter af stof aflopen – 4
herhaalt heveling tot spoelvloeistof of helder is of op is De student rondt de maagspoeling af:
–
verwijdert gebruikte materialen
–
helpt/vraagt zorgvrager in comfortabele houding
–
evalueert verleende hulp en rapporteert gegevens
–
wast en/of desinfecteert de handen
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
187
%RX[SSVHIRSTXSIXWZVEKIR
,SSJHWXYO 1 niet waar; 2 niet waar; 3 niet waar; 4 niet waar; 5 waar; 6 waar; 7 niet waar; 8 waar; 9 waar; 10 niet waar.
,SSJHWXYO 1 niet waar; 2 waar; 3 waar; 4 waar; 5 niet waar; 6 waar; 7 niet waar; 8 waar; 9 niet waar; 10 waar.
,SSJHWXYO 1 niet waar; 2 niet waar; 3 waar; 4 waar; 5 waar; 6 niet waar; 7 niet waar; 8 waar; 9 niet waar; 10 waar.
,SSJHWXYO 1 waar; 2 niet waar; 3 niet waar; 4 waar; 5 waar; 6 niet waar; 7 niet waar; 8 waar; 9 waar; 10 waar.
,SSJHWXYO 1 waar; 2 waar; 3 waar; 4 waar; 5 waar; 6 niet waar; 7 waar; 8 niet waar; 9 niet waar; 10 waar.
,SSJHWXYO 1 waar; 2 waar; 3 waar; 4 niet waar; 5 niet waar; 6 niet waar; 7 niet waar; 8 waar; 9 waar; 10 niet waar; 11 waar; 12 niet waar; 13 niet waar; 14 waar; 15 niet waar; 16 niet waar; 17 waar; 18 niet waar; 19 niet waar; 20 waar; 21 waar; 22 niet waar; 23 waar; 24 waar; 25 niet waar.
189
&VSRRIR
&SIOIR Abrahamse, C.A., Brand, J.P.M. van der, en Broeshart, C.M. (2004). Basiszorg voor verzorgenden 1 (302). Baarn: Nijgh Versluys. Abrahamse, C.A., Brand, J.P.M. van der, en Broeshart, C.M. (2004). Basiszorg voor verzorgenden 2 (302). Baarn: Nijgh Versluys. Abrahamse, C.A., Gloudemans, M.H.A.J., Steenbakkers, L.J.M. (2005). Verplegende elementen voor verzorgenden deel 1, 304, theorieboek. Baarn: Nijgh Versluys. Abrahamse, C.A., Gloudemans, M.H.A.J., Steenbakkers, L.J.M. (2005). Verplegende elementen voor verzorgenden deel 2, 304, theorieboek. Baarn: Nijgh Versluys. Bastiaanssen, C.A., Jochems, A.A.F. (2007). Anatomie en fysiologie, basiswerk verpleging en verzorging. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ing. P. Logister, (2008). Eerste hulp Weet wat je moet doen, Oefenboek, Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Leo Bossaert, Sian Davies, Wiebe de Vries, 2006. Lesboek Basale Reanimatie & Automatische Externe Defibrillatie. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Jüngen, drs. Y, en dr. M.J. Zaagman-van Buuren (2007). Algemene ziekteleer. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Marijke van Ooijen (redactie), 2006. Oranje Kruis boekje. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Nederlandse Hartstichting. (2006). Wanneer elke seconde telt. Utrecht/Zutphen. ThiemeMeulenhoff. Richtlijnen reanimatie 2006 in Nederland / Nederlandse Reanimatie Raad.
190
7XYHMISTHVEGLXIR
Bewaken vitale functies en verlenen van eerste hulp
;IFWMXIW www.astmafonds.nl www.ehbo.nl www.hartstichting.nl www.reanimatieraad.nl www.ziekenhuis.nl www.fk.cvz.nl www.intensivist.nl www.hartaanval.nl www.allesoverhyperventilatie.nl www.gezondheidsplein.nl www.aedredtlevens.nl www.6minuten.nl www.epilepsie.nl mens-en-gezondheid.infonu.nl www.orthopedie.nl www.rodekruis.nl www.beroerte.info www.consumed.nl
191
GHVSQ :MXEPIJYRGXMIWIRVIERMQEXMI Dit programma is ontwikkeld voor gebruik onder Windows 95 en Windows 98, maar draait – na enkele wijzigingen in de geheugeninstellingen van je computer – ook onder hogere versies van het Windows-besturingssysteem. Instructies hiervoor staan in het pdf-document winXP_uitleg, dat je kunt vinden op de cdrom in het mapje winXPuitleg. Start het programma door vanuit het Windows-scherm ‘start’ te kiezen. Daarna uitvoeren (Engels:, run). Typ in: X:\vitalefuncties.exe, waarbij X de letter van je cd-rom drive is (meestal D). Als je in het onderdeel vaardigheden geen videofragmenten ziet, dan moet je de bijgeleverde MPEG-driver installeren. Dit doe je door vanuit het hoofdscherm van het programma Help te kiezen en dan door te klikken naar het onderdeel Installeer MPEG-driver. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm. Het is niet toegestaan het programma te gebruiken in een netwerk.
Buttons Menubutton: terug naar het hoofdmenu Terugbutton: terug naar waar je vandaan kwam Bladerbutton: vooruit of achteruit bladeren Vergrootglas: laat uitvergroting van de foto zien Videobutton: laat video zien Spelerbuttons: resp. terug, pauze, speel verder, terug naar tekst Printbutton Oefen- en observatielijst Antwoord opzoeken in naslagvariant Meer informatie
192
GHVSQ
Vitale functies en reanimatie