Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling (Dutch Edition)
 1312018364, 9781312018365 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling

Toon van Eijk

Copyright © 2021 Toon van Eijk www.lulu.com ISBN: 978-1-312-01836-5

Inhoud 1 1.1 1.2 1.3

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

3 3.1 3.2 3.3

Klimaatcrisis: rede en emoties .................................................. 9 Rede en retoriek .............................................................................. 9 De rede als slaaf van de emoties ................................................... 13 Grondhoudingen ............................................................................ 15

Over inzicht en toeval .............................................................. 17 De Correspondent: over inzicht en wantrouwen ........................... 17 Toeval en geluk hebben (of niet) ................................................... 19 Nature and nurture: natuur en cultuur .......................................... 24 Meritocratie en democratie ........................................................... 30 Toon en inhoud van het debat ....................................................... 33

Complexiteit ............................................................................. 36 De crisis in onszelf .......................................................................... 36 Complexiteit en systeemdenken .................................................... 37 Complexiteit en kantelpunten ....................................................... 40

4

Juridische, digitale en politieke oplossingen .......................... 43

5

Bureaucratisering en zelfregulering ........................................ 46

6

Individu versus systeem .......................................................... 49

6.1 6.2

7 7.1 7.2

8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6

Een betere wereld begint bij jezelf? .............................................. 49 ‘Think globally, act locally’ but how? ............................................. 53

Leiders en volgers .................................................................... 59 Koele én bevlogen leiders .............................................................. 59 Leiders leiden niet, maar volgen .................................................... 60

De keten van gedragsontwikkeling ......................................... 65 Inleiding ......................................................................................... 65 Transformatieprocessen ................................................................ 66 Kennis en het neurofysiologisch systeem ...................................... 68 Onderscheid tussen emotie en gevoel bij Damasio ....................... 70 Emoties en factchecks .................................................................... 74 Lijder of leider? De drie kennisvormen .......................................... 80

8.7 8.8 8.9 8.10 8.11

9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5

Onderscheid instinct-intuïtie.......................................................... 86 Kahneman’s fast and slow thinking................................................ 89 Damasio over intuïtie bij Spinoza ................................................... 98 Transcenderen van de rede geeft toegang tot intuïtie ................ 101 Hofstede: Drie niveaus van mentale programmering ..................106

Voortgaande verwarring over intuïtie, instinct, emotie en gevoel ..................................................................................... 109 Technocratisch versus populistisch model ................................... 109 Adam Smith: eigenbelang en maatschappelijk belang ................ 111 Damasio en Barrett: verwarring over emotie en gevoel .............. 114 Haidt’s onbewuste olifant: het buikgevoel .................................. 115 Spinoza’s weldenkenden en onweldenkenden ............................ 118

10 Eigenbelang en gemeenschapszin ......................................... 122 10.1 10.2 10.3 10.4

Eigenbelang en liefde ................................................................... 122 De drie domeinen in de samenleving en collectief bewustzijn .... 124 Paradoxen en diametrale ontwikkeling ....................................... 128 Veldeffect van collectief bewustzijn ............................................ 129

11 Wat is bewustzijn? .................................................................132 11.1 ‘The hard problem of consciousness’ .......................................... 132 11.2 11.3

Kennis is gestructureerd in bewustzijn ........................................ 135 Duintjer’s bovenpersoonlijk innerlijk voorportaal ....................... 140

12 Maatschappelijke dwang tot zelfdwang ............................... 143 12.1 12.2 12.3 12.4

Bovenste en onderste route: normen en waarden.…………………..143 Het internalisatie proces .............................................................. 146 Primaat bij structuren of actoren? ............................................... 147 Kok’s waarden-loze normering .................................................... 152

13 Zelfregulering .........................................................................155 13.1 13.2 13.3

Vrijheid als autonome zelfregulering ........................................... 155 Grondhoudingen naar de natuur ................................................. 158 Tussen maatschappelijke dwang en autonome zelfregulering .... 159

14 Literatuurlijst van mijn boeken ............................................. 162

Voorwoord De afgelopen jaren staat klimaatverandering hoog op de agenda. Hoewel vele aanbevelingen zijn gedaan door wetenschappers en politici om de klimaatcrisis te bezweren blijft daadwerkelijke gedragsverandering bij de meeste consumenten en producenten achterwege. Overheid, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld hebben de neiging om zich achter elkaar te verschuilen. Op papier is veelal duidelijk wat er dient te gebeuren, maar de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen laat veel te wensen over. Hoe komt dit? In dit boek bespreek ik hoe burgers in hun verschillende hoedanigheden van kiezer, consument, producent en als lid van maatschappelijke organisaties tot daadwerkelijke gedragsverandering kunnen komen. Ik laat allereerst zien dat er veel onduidelijkheid en verwarring bestaat in publicaties over gedragsverandering. Zo wordt er bijvoorbeeld vaak geen onderscheid gemaakt tussen de begrippen ‘emotie’ en ‘gevoel’ en tussen ‘instinct’ en ‘intuïtie’. Er zijn voldoende probleembeschrijvingen en analyses van oorzaken, maar hoe de voorgestelde oplossingen vervolgens in praktijk moeten worden gebracht blijft vaak vaag. Mijn bijdrage aan de ‘oplossing’ van deze problematiek is wellicht onconventioneel maar desalniettemin nuttig. Ik ben tropisch landbouwkundige van beroep met een grote belangstelling voor (wetenschaps)filosofie en afgestudeerd in Wageningen in 1978. Ik heb 20 jaar op het platteland in Afrika gewerkt en ben in 1998 gepromoveerd aan Wageningen Universiteit op een proefschrift met de titel Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. De belangrijkste conclusie in mijn proefschrift is dat het praktisch vormgeven van holistisch georiënteerd Farming Systems Research aandacht voor bewustzijnsontwikkeling vereist. Op soortgelijke wijze vraagt ook de klimaatcrisis om een bewustzijnsontwikkeling die in ecologisch en maatschappelijk verantwoorde ‘grondhoudingen naar de natuur’ resulteert. Zulke grondhoudingen of interne waarden geven vorm aan pro-actief gedrag. In dit boek citeer ik veel wetenschappers (en andere auteurs met kennis van zaken). Ik geef vaak relatief lange citaten omdat de

betreffende auteurs de relevante materie al zo goed hebben verwoord en ik geen tijd wil verspillen aan herformuleringen. In voetnoten wordt nauwkeurig aangeven waar de betreffende citaten te vinden zijn. Veel van de geciteerde literatuur stamt uit de tijdschriften Civis Mundi, Filosofie Magazine en i-Filosofie. Ook wordt veel gebruik gemaakt van artikelen in het NRC en artikelen op de website van De Correspondent.

1

Klimaatcrisis: rede en emoties

In de huidige discussie over klimaatverandering spelen zowel het verstand (de rede) als emoties een belangrijke rol. Ik zal hier het voorbeeld van de klimaatcrisis gebruiken om de tweestrijd tussen rede en emotie te verduidelijken.

1.1

Rede en retoriek

Als (tropisch) landbouwkundige ben ik erg geïnteresseerd in klimaatverandering. Jeroen Candel, bestuurskundige aan Wageningen University & Research Center (WUR), schrijft het volgende: “We weten al lange tijd dat het beleidsproces verre van rationeel is. Sinds de jaren ’80 is er een scala aan politiek-wetenschappelijke theorieën ontwikkeld die laten zien dat het maken en uitvoeren van beleid sterk politiek van aard is: macht, waarden en emoties helpen ons vaak beter om beleidsuitkomsten te verklaren dan rationaliteit, kennis en informatie. Zie bijvoorbeeld de worstelingen om tot een oplossing voor de stikstofcrisis te komen”.1 In dit citaat worden, onder andere, de begrippen rationeel, waarden, emoties, kennis en informatie gebruikt zonder dat duidelijk is hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden. Deze begrippen zullen later besproken worden in de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) die ik presenteer in sectie 8.2. Een andere ‘Wageninger’, Mathieu Wagemans, schreef in zijn proefschrift uit 1987 ook over de spanning tussen de theorie en praktijk van het besturen.2 In Civis Mundi, Tijdschrift voor Sociale Filosofie en Cultuur, schreef hij onlangs: “De gebruikelijke context van redeneren helpt niet meer. We kunnen op basis van tal van feiten en analyses de overtuiging hebben dat we ons levenspatroon moeten veranderen maar om de daad bij het woord te voegen is meer nodig. 1

Jeroen Candel (2020). Landbouwsubsidies: oplossingen op zoek naar problemen. www.foodlog.nl 2 maart 2020. 2 Wagemans M. (1987). Een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen. Ph.D. thesis, Wageningen Agricultural University.

9

Met ratio alleen redden we het niet. De omslag vraagt verruiming en verdieping van ons bewustzijn”.3 Ook ik denk dat het gebruik van alleen de ratio ons niet gaat redden, maar wat houdt dan ‘een verruiming en verdieping van ons bewustzijn’ in? Ik kom hierop terug in latere hoofdstukken. Marthe Kerkwijk las Het klimaat zijn wij van Jonathan Safran Foer. Zij schrijft: “Foer toont zich een fantastische verteller, die de lezer overtuigt van het feit dat feiten zonder verhaal niet genoeg zijn om mensen te bewegen. Begenadigd schrijver Foer zou een uitstekende kandidaat zijn om dat verhaal te vertellen, maar helaas: hij stelt voor om vlees te verbannen uit ons ontbijt en lunch. Een anticlimax van een boek dat toch warm aanbevolen is, omdat het als geen ander voelbaar maakt dat alle activisme futloos is zonder een narratieve dimensie”.4 (mijn cursivering). Kerkwijk benadrukt hier dat mensen bewogen dienen te worden door emoties en gevoelens alvorens actie wordt ondernomen. Beredeneerde feiten alleen voldoen niet om gedragsverandering te bewerkstelligen. De historicus Philipp Blom zegt dat alleen radicale verandering ons behoedt voor klimaatrampen. Maar welk verhaal is groot genoeg om ons hiervan te doordringen? De emotionele behoefte aan zo’n gemeenschappelijk verhaal of kader is groot. “Maar die gedachten moeten wel voelbaar worden gemaakt om ook buiten een theoretisch discours levensvatbaar te zijn … Tegelijkertijd moet je blijven beseffen dat een gedeeld verhaal slechts een fictie is, een mythe die aan een bepaalde behoefte beantwoordt … Zodra we ons klakkeloos aan het verhaal overleveren zijn we weer in het religieuze domein

3

Wagemans M. (2020). Een andere kijk op orde en chaos. Deel 5: Individueel bewustzijn en sociale verandering. Civis Mundi Digitaal #100, juli 2020. Voor mijn commentaar op de interessante visie van Wagemans, zie: Van Eijk T. (2019). Wat komt er na het constructivistisch paradigma? Reactie op: Mathieu Wagemans: Wetenschap als beschermer van illusies in beleid en rechtspraak. Een pleidooi voor vernieuwing van de wetenschap. Civis Mundi Digitaal #83, Mei 2019 (I). https://www.civismundi.nl/index.php?p=nummers 4 Marthe Kerkwijk in: i-Filosofie #51, juli 2020. https://www.ifilosofie.nl/ De Internationale School voor Wijsbegeerte.

10

aangeland”.5 (mijn cursivering). Een groot gedeeld verhaal of kader oftewel een visie die ons kan bewegen tot actie is nodig, maar niet afdoende. Ik denk dat hier het begrip ‘collectief bewustzijn’ relevant is. Wat is dit collectief bewustzijn? Omdat ik regelmatig naar dit begrip zal verwijzen, geef ik hier reeds een korte kenschets (later zal ik erop terugkomen).6 De socioloog Piet Ransijn verwijst naar sociale wetenschappers als Sorokin en Durkheim die zeggen dat de maatschappij iets buiten en iets binnen ons is. De maatschappij heeft een objectief en subjectief aspect (concrete sociale structuren en een collectief bewustzijn). Het collectief bewustzijn van een groep mensen is het geheel van de met elkaar in wisselwerking staande menselijke geesten. Het collectief bewustzijn en de maatschappelijke structuren zijn de binnen- en buitenkant van dezelfde werkelijkheid. Zichtbare maatschappelijke structuren zijn manifestaties van onzichtbaar collectief bewustzijn.7 Het collectief bewustzijn is de basis van alle maatschappelijke (sub)structuren. De technologische, economische, politieke, sociale, culturele, onderwijskundige en religieuze substructuren zijn verbonden door dit collectief bewustzijn. Alle individuen, die deel uitmaken van deze substructuren en die samen het collectief bewustzijn vormen, zijn verbonden door een ‘veld’ van collectief bewustzijn. Het collectief bewustzijn is de integrerende, innerlijke structuur van een maatschappij.8 In sectie 10 kom ik terug op dit ‘veld’ van collectief bewustzijn. Sebastien Valkenberg schrijft dat in de autocratie van Plato het 5

Maurice van Turnhout. We zijn verstrikt in een destructief denkpatroon. Interview met Philipp Blom. Filosofie Magazine nr.11/2020. https://www.filosofie.nl/magazine/ 6 Deze alinea is gebaseerd op: Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi Digitaal # 33, oktober 2015. 7 Zie ook: Van Eijk T. (2010). Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi Digitaal # 2, december 2010. 8 Ransijn P. (1985). A rational way to peace and fulfilment. The unified field of consciousness in a sociological perspective. Soma Scientific Publisher, Lelystad. Dit boek is gebaseerd op zijn proefschrift.

11

genoeg was voor de filosoof-regeerder om gelijk te hebben. “Voor democratische bestuurders (zoals de sofisten) kwam daar iets bij: ze dienden ook nog eens gelijk te krijgen. Behalve inhoudelijk moest een betoog ook meeslepend zijn. Dat vroeg om retoriek. Anders krijg je het electoraat niet mee. Dat is - toegegeven - een kwestie van maat houden”.9 Een inhoudelijk correct én meeslepend betoog (gelijk hebben én gelijk krijgen) is inderdaad een kwestie van maat houden en daarom niet gemakkelijk te realiseren. Marthe Kerkwijk schrijft dat volgens Aristoteles angst bij uitstek een emotie is “die om politieke doeleinden wordt ingezet door politici, en als zodanig een instrument van de bekwame redenaar … Het behoort dus tot de deugden van een politicus om een goed redenaar te zijn en daarbij is het noodzakelijk om in te spelen op de emoties van de toehoorders. In zijn boek over de redeneerkunst besteedt Aristoteles veel aandacht aan het pathos - de emoties - en angst is zo’n emotie die je als politicus kunt bespelen. Gedeelde angst kan mensen samenbrengen”.10 Hoewel gedeelde angst mensen inderdaad emotioneel kan bewegen tot het ondernemen van gezamenlijke actie tegen klimaatverandering is het de vraag of de emotie ‘angst’ het meest effectieve instrument is in deze context? Volgens Martha Nussbaum is politieke angst geen rationele houding maar meestal een onvolwassen reactie op een ingebeelde dreiging, oftewel een infantiele emotie.11 Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de ‘verbeelding’ en de ‘rede’ (ik kom hierop terug in sectie 8.6). In het politiek populisme wordt gretig gebruik gemaakt van de ‘infantiele’ emotie angst. In deze context zegt Alicja Gescinska dat het populisme niet louter een politiek fenomeen, maar ook een moreel probleem is. “Het 9

Sebastien Valkenberg. Tegendraads voor de democratie. Filosofie Magazine nr. 3/2020. 10 Marthe Kerkwijk. Aristoteles: angst als retorisch instrument. De Politieke Filosofie van Angst. i-Filosofie # 53, december 2020. 11 Marthe Kerkwijk. Nussbaum: angst als infantiele emotie. De Politieke Filosofie van Angst. i-Filosofie # 53, december 2020. Bespreking van Martha Nussbaum (2018). Het koninkrijk van de angst. Een filosofische blik op angst als politieke emotie. Atlas Contact, Amsterdam.

12

tegendeel van de leugen is niet zozeer waarheid (de feitelijke juistheid van een bewering), maar waarachtigheid: de oprechte, authentieke houding waarmee men een uitspraak doet. Daarom is een herwaardering van waarachtigheid nodig, als we leugens en desinformatie willen bestrijden … Het verschil tussen waarheid en waarachtigheid is subtiel, maar substantieel. Waarheid is een kwaliteit van een bewering. Waarachtigheid is een kwaliteit van mensen. Waarheid draait om epistemologie. Waarachtigheid om ethiek. Dat betekent dat de leugenachtigheid in het politieke discours geen kentheoretisch, maar een moreel probleem is … Dat betekent dat het populisme - met zijn hang naar simplificatie en agitatie (het tegendeel van accuraatheid) - niet louter een politiek fenomeen, maar ook een moreel probleem vormt”.12 (mijn cursivering) In dit citaat van Gescinska worden de begrippen feitelijke bewering, (des)informatie en ethische houding gebruikt. We komen hierop terug bij de presentatie van de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) in sectie 8.2.

1.2

De rede als slaaf van de emoties

Bas Heijne schrijft: “[In het huidige wetenschappelijke tijdperk worden] angsten en verlangens, emoties en intuïtie, nooit als zodanig benoemd. Ze spelen zogenaamd geen rol. Overtuigingen worden altijd aangekleed met wetenschappelijke taal - of taal die wetenschappelijk lijkt. Altijd wordt een beroep gedaan op kennis, op de rede”.13 Hier komen de begrippen emotie, intuïtie, overtuiging, kennis en rede voor, maar het is niet duidelijk wat hun onderlinge relatie is. Vervolgens schrijft Heijne: “Van de Britse filosoof Hume (1711– 1776) kende ik de beroemde uitspraak: Reason is a slave to the

12

Alicja Gescinska. Herwaardering van de waarheid begint met twijfel. NRC 6/7 juni 2020. 13 Bas Heijne. We zien steeds meer – en weten steeds minder. NRC 1/2 februari 2020 (een bewerkt fragment uit zijn boek Mens/Onmens. Prometheus, 2020). Deze en de volgende alinea’s over Heijne’s beweringen staan ook in: Van Eijk T. (2020). Hoe komen we tot daadwerkelijke gedragsverandering? Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I).

13

passions14 … Lange tijd las ik Hume’s uitspraak [als]: mensen zijn niet van nature rationeel, dus houdt altijd rekening met een zekere mate van onredelijkheid, voor gevoelens die tegenstrijdig en onlogisch zijn - of zelfs afkeurenswaardig … In werkelijkheid zegt Hume [echter] dat het verstand, de rede, altijd getriggerd wordt door emotie, door iets wat heftig, instinctief beleefd wordt. Een gevoel van dreiging bijvoorbeeld, van afschuw, schuld, sympathie, onrecht … De praktische rede alleen, zegt Hume, is niet voldoende om mensen moreel te motiveren. Het zijn emoties die het menselijke verstand in beweging zetten, tot daadkracht aansporen. Dat is wat Hume bedoelt wanneer hij zegt dat de rede slaaf van de hartstochten is. Anders gezegd, voor we ergens over gaan nadenken, moet het ons eerst wat kunnen schelen”.15 (mijn cursivering) Heijne gebruikt in dit citaat de begrippen gevoelens, emoties en instinct. Ik denk dat deze begrippen onderscheiden dienen te worden (zie sectie 8.4). Heijne schrijft vervolgens: “Met het besef dat een ‘objectieve waarheid’ helemaal niet bestaat, wordt ook het streven die waarheid zo dicht mogelijk te benaderen opgegeven. De rede is zelf dan pas echt tot een slaaf van de hartstocht gemaakt, maar precies omgekeerd dan Hume voor ogen stond. Het is niet langer onze emotie die de rede in beweging zet; de rede bestaat enkel nog om onze emotie te rechtvaardigen”. Het is ontegenzeggelijk waar dat het streven naar een min of meer ‘objectieve waarheid’ in deze postmoderne tijd veel te verduren heeft. Het lijkt er inderdaad op alsof de rede nu enkel nog bestaat om onze emoties te rechtvaardigen. Met betrekking tot het streven naar een ‘wetenschappelijke objectieve waarheid’ schrijft Heijne: “De Britse wetenschapsjournalist Michael Blastland [zegt]: ‘Pseudowetenschap herken je aan ‘experts’ die geen twijfel kennen’. Dat is een grote paradox van onze tijd. Naarmate we steeds meer toegeven aan onze emoties, roepen we steeds 14

Nicole Cobar vermeldt deze uitspraak van Hume als: “Reason is and ought only to be the slave of the passions, and can never pretend to any other office than to serve and obey them”. http://www.integralworld.net/lane257.html 15 Bas Heijne. We zien steeds meer – en weten steeds minder. NRC 1/2 februari 2020.

14

harder hoe rationeel we zijn”.16 Echte wetenschap daarentegen twijfelt, zegt Blastland. Het zonder enige twijfel toegeven aan onze emoties resulteert inderdaad vaak in pseudowetenschap.

1.3

Grondhoudingen

Met betrekking tot de relatie tussen wetenschap, landbouw en natuur zegt Jan Willem Erisman, hoogleraar Milieu en Duurzaamheid aan Universiteit Leiden, dat vijfennegentig procent van het totale landbouwkundig onderzoeksbudget in Nederland naar gangbare landbouw gaat. Slechts vijf procent gaat naar biologische landbouw, en dan nog vooral naar technologieontwikkeling. “Het gevolg is dat we nu veel beter weten hoe je de natuur effectief uitbant dan hoe je haar effectief omarmt … Om de grote omslag te kunnen maken, is het nodig dat de hele samenleving zich realiseert dat het omarmen van de natuur op de lange termijn meer oplevert dan het uitbannen ervan”.17 In een artikel over natuurinclusieve kringlooplandbouw schrijf ik: “Het is nodig te beseffen dat van het totale budget aan landbouwkundig onderzoek, voorlichting en onderwijs in de decennia sinds de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk nog geen 5% besteed is aan biologische landbouw. In feite vergelijkt men dus conventionele appels met biologische peren”.18 Een eerlijke vergelijking van conventionele met biologische landbouw wat betreft opbrengstniveaus en milieuen klimaatimpact is dus niet mogelijk.19 16

Bas Heijne. Natuurlijk is er onzekerheid! Ontken dat niet. Interview met wetenschapsjournalist Michael Blastland. NRC, 11/12 januari 2020. 17 Thomas Oudman. De prijs van ons eten kan alleen zo laag zijn als de prijs voor de natuur hoog is. En boeren kunnen dat niet in hun eentje oplossen. Interview met Jan Willem Erisman. De Correspondent, 7 september 2020. https://decorrespondent.nl/correspondenten 18 Van Eijk T. (2020). Natuurinclusieve kringlooplandbouw, een fictie? Civis Mundi Digitaal #102, september 2020. Ik heb geen harde data over het budget beschikbaar, het is slechts een schatting. 19 Zie ook: Muller et al. (2017). Strategies for feeding the world more sustainably with organic agriculture. Nature Communications volume 8, article number: 1290. https://www.nature.com/articles/s41467-017-01410-w

15

Het uitbannen of omarmen van de natuur heeft uiteindelijk te maken met specifieke grondhoudingen naar de natuur. De eco-filosoof Wim Zweers onderscheidt in zijn boek Participeren aan de natuur. Ontwerp voor een ecologisering van het wereldbeeld (1995) zes verschillende grondhoudingen: 1. de almachtige heerser over de natuur (despoot), 2. de verlichte heerser, 3. de beheerder van de natuur (rentmeester), 4. de partner van de natuur, 5. de participant aan de natuur, en 6. de Unio Mystica of eenheid met de natuur.20 Ik denk dat gezonde agro-ecosystemen op zijn minst een partnerhouding naar de natuur vragen van boeren en andere belanghebbenden, oftewel een samenwerken met de natuur. Deze grondhoudingen naar de natuur zijn een specifiek geval van meer algemene grondhoudingen of interne waarden, die een rol spelen in mijn nog te presenteren keten van gedragsontwikkeling (sectie 8). Voorzitter Werner Schouten van de Jonge Klimaatbeweging zegt: “Het klimaatbeleid gaat sterk over technologische oplossingen: we moeten CO2 afvangen, elektrische auto’s ontwikkelen. Maar eigenlijk is de duurzaamheidscrisis een spiegel van ons eigen zijn. Door ons eigen waardepatroon, sterk gefocust op individuele vrijheden, zijn we meer gaan consumeren dan onze planeet aankan … Als we dat waardepatroon niet aanpassen, dan lopen we nog steeds aan tegen de grenzen van onze planeet. Stel bijvoorbeeld dat iedereen die nu een fossiele auto rijdt, een eigen elektrische auto zou kopen. Dan leidt dat alsnog tot een gebrek aan zeldzame grondstoffen. Duurzaamheid zit niet in producten die we gebruiken, duurzaamheid is een houding”.21 (mijn cursivering). Duurzaamheid is mijns inziens inderdaad gegrondvest in waardepatronen of grondhoudingen. Een vervolgvraag is dan hoe we duurzame grondhoudingen of waarden kunnen ontwikkelen? In deze context is de opmerking van de Verlichtingsdenker Hegel 20

Zie ook: Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020. 21 Hester van Santen. Interview met klimaatactivist Werner Schouten: Materiële verlangens blijken niet zo heel erg bij te dragen aan hoe gelukkig we zijn. NRC, 17 december 2020.

16

dat het verstand alleen niet genoeg is om de wereld te kennen relevant. De rede leidt tot weten en tot wetenschap, maar niet tot wijsheid, stelt hij.22 Deze wijsheid is volgens mij gerelateerd aan de boven vermelde grondhoudingen.

2

Over inzicht en toeval

2.1

De Correspondent: over inzicht en wantrouwen

Rob Wijnberg, oprichter van De Correspondent, schrijft dat het eerste principe uit het manifest van dit onafhankelijke journalistieke platform als volgt luidt: “Nieuws gaat meestal over wat er vandaag gebeurt, maar zelden over wat er elke dag gebeurt. Het richt zich daardoor op de uitzonderingen, waardoor de regel buiten beschouwing blijft. De Correspondent heeft een andere opvatting van nieuws: wij kijken niet naar het sensationele, maar naar het fundamentele [...] en hopen je zo dieper inzicht te geven in hoe de wereld werkt”.23 De Correspondent auteurs kijken voorbij de waan van de dag oftewel “niet de uitzondering, maar de structuur. Niet het weer, maar het klimaat”. Deze aandacht voor fundamentele, structurele oorzaken achter het oppervlakkige nieuws is me uit het hart gegrepen. Zoals we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien spelen in het nieuws over de klimaatcrisis rede en emoties vaak onontwarbare rollen. Diepgaander inzicht in de oorzaken en mogelijke oplossingen van de klimaatcrisis is hard nodig. Dat was een van de redenen om dit boek te schrijven. In de samenleving spelen krachten die aan de oppervlakte niet zichtbaar zijn. Die onderstromen probeert De Correspondent te beschrijven. “We focussen …. niet op de golven van het nieuws, maar

22

Daan Roovers. Historisch profiel: Hegel. Filosofie Magazine nr.5, 2013. Rob Wijnberg. De Correspondent. Nieuwsbrief van 17 januari 2021. Zie ook: Van Eijk T. (2020). De Correspondent (2018). Dit was het nieuws niet. Hun uitgangspunten voorzien van commentaar. Civis Mundi Digitaal #101, augustus 2020. 23

17

op datgene wat zich daaronder bevindt”.24 Hier wil ik alvast opmerken dat mijns inziens ook op De Correspondent de ‘onderstroom’ (nog) niet voldoende diepgaand onderzocht wordt. Zoals we later zullen zien is in het proces van gedragsontwikkeling veel meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling nodig (in de zin van spirituele ontwikkeling). Bewustzijnsontwikkeling krijgt ook op De Correspondent geen tot weinig aandacht. Jesse Frederik van De Correspondent heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de beruchte toeslagenaffaire. Hij schrijft: “Uiteindelijk is veel van het beschreven falen terug te herleiden naar ons eigen handelen: wij, de kiezer, de kijker. Politiek en pers proberen onze aandacht vast te houden, onze stem te winnen, tegemoet te komen aan onze verlangens. Wij stemmen op politieke partijen vanwege hun overtuigingen, maar overtuigingen zijn overgewaardeerd. Uiteindelijk draait het niet om de overtuiging van een politicus, maar om het handelen naar die overtuiging … Wie het slagveld van de toeslagenaffaire overziet, moet constateren dat er weinig helden waren. Dat veel van de spelers te makkelijk meedeinden op het maatschappelijk gemoed, in plaats van zelf een koers te bepalen. Dat de ambtenaren, politici en journalisten de afkeuring schuwden en het applaus opzochten. En dat wij, als kiezers en kijkers, die afkeuring en dat applaus gaven … Vinden we het stiekem wel comfortabel om ons denken uit te besteden aan regels, procedures en mores? … Te vaak hopen we dat meer regels ons verlossing zullen bieden. Maar regels leven door de mensen die ze uitvoeren. Het zijn de mensen, veel meer dan de regels, die ervoor zorgen dat ons land niet piepend en krakend tot stilstand komt”.25 (mijn cursivering). In dit lange citaat staan voor mij de begrippen overtuiging, handelen, het maatschappelijk gemoed en regels centraal. Ik kom later terug op deze begrippen. Frederik’s zin ‘regels leven door de mensen 24

Ruben Mersch. Onderstromen zie je niet. Maar deze verhalen leggen ze bloot. De Correspondent. Nieuwsbrief van 7 februari 2021. 25 Jesse Frederik. De tragedie achter de toeslagenaffaire. De Correspondent, 16 januari 2021. Dit is een bewerking van de epiloog van zijn boek Zo hadden we het niet bedoeld.

18

die ze uitvoeren’ is cruciaal. Een vraag is dan of mensen (veel) regels nodig hebben of dat er ook andere mogelijkheden zijn om maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag te bevorderen? Veel Correspondent leden werpen de vraag op wat te doen aan de toeslagenaffaire? Dat is volgens Wijnberg een complex vraagstuk. Hij schrijft: “Jesse oppert in zijn geweldige stuk een aantal veranderingen, op alle niveaus (ambtenarij, Kamer, media, uitvoerende diensten, rechtspraak) die als richting kunnen gelden. De kern: meer op vertrouwen organiseren, minder op vergelding. ‘Mildheid’ organiseren … Ik denk in ieder geval dat de essentie is: we moeten van het fundamentele wantrouwen waar onze politiek en journalistiek op drijft af”.26 Een logische vervolgvraag is dan hoe we van dit fundamentele wantrouwen afkomen? Hebben we zoveel regels omdat er fundamenteel wantrouwen heerst in onze samenleving of veroorzaakt de overvloed aan regels fundamenteel wantrouwen? Heeft het begrip ‘collectief bewustzijn’ relevantie in deze context van vertrouwen/wantrouwen?

2.2

Toeval en geluk hebben (of niet)

Mathieu Wagemans schrijft: “We denken in staat te zijn de vraagstukken van onze samenleving met regels op te lossen, ongeacht hoe ingewikkeld die vraagstukken zijn. We overschatten steeds weer waartoe we in staat zijn. We denken met ons hoofd in de hemel. Maar onze handen en voeten in de modder van de praktijk kunnen het denken niet volgen”.27 Dit doet sterk denken aan zijn proefschrift uit 1987 over de spanning tussen de theorie en praktijk van het besturen (zie sectie 1.1). Ruim dertig jaar later is er blijkbaar nog weinig veranderd. 26

Rob Wijnberg. Hoe goudvisjournalistiek leidt tot incidentenpolitiek. De Correspondent, 25 januari 2021. Deze quote van Wijnberg staat als een commentaar onder zijn artikel. 27 Wagemans M. (2021). Mooie beloftes, lelijke praktijk: Waarom het politici moeilijk lukt hun beloften waar te maken. Civis Mundi Digitaal #108, maart 2021.

19

Op een andere plek schrijft Wagemans: “De eenvoud van ons denken is bron en oorzaak van een restpost. Ons denkkader kan de werkelijkheid niet omvatten. Er schiet werkelijkheid over … De menselijke geest is niet in staat het handelen te baseren op een volledig inventariseren en doordenken van alle mogelijke manieren om de werkelijkheid te betekenen”.28 Ik heb dit in eerdere publicaties ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd.29 Met rationeel denken alleen kunnen we de multidimensionale werkelijkheid niet omvatten. Daar komt bij dat mensen verschillen in intellectuele begaafdheid. Niet iedereen is even goed in rationeel denken. In het ongelijke levenslot van mensen spelen toeval en het al of niet geluk hebben een grote rol. Een vraag is dan of en hoe we dit ongelijke levenslot kunnen beïnvloeden? Wim Couwenberg, emeritus-hoogleraar aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en oprichter en oud-hoofdredacteur van het tijdschrift Civis Mundi, heeft gedurende zijn leven veel geschreven over het promoten van wereldburgerschap (het credo van Civis Mundi). Dit wereldburgerschap staat tegenover het welhaast onvermijdelijke ‘wij-zij denken’. Het onontkoombare groepsdenken (in- and out-groups) is gebaseerd op zowel het universele menselijke instinct (de flock response) als groep-specifieke aangeleerde cultuurkenmerken. Hoewel het insluiting-uitsluiting mechanisme ingebakken lijkt in de menselijke natuur is het wel zo dat een wijdere kring van groepsleden of vertrouwelingen beter is voor het algemene publieke belang dan een nauwe kring. De vraag is hoe wijd de cirkels van vertrouwen opgerekt kunnen worden? Vertrouwen we alleen onze naaste familie of alle wereldburgers (de twee extremen op een continuüm)? Idealiter omvat de cirkel van insluiting alle wereldburgers. Het promoten van wereldburgerschap klinkt wellicht utopisch, maar zonder het hebben van een duidelijke doelstelling kunnen 28

Wagemans M. (2021). Het psychiatrisch zorgsysteem. Deel I: Een probleemschets. Civis Mundi Digitaal #109, april 2021. 29 Zie o.a. hoofdstuk 11.2 in mijn proefschrift: Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. http://edepot.wur.nl/121226

20

überhaupt geen praktische maatregelen bedacht en ingevoerd worden.30 Wereldburgerschap is wellicht gemakkelijker te realiseren (althans gedeeltelijk) voor hoger opgeleiden dan lager opgeleiden.31 Opleidingsniveau is gerelateerd aan rationele intelligentie, wat gedeeltelijk erfelijk is. De realisatie van deze intelligentie is afhankelijk van de sociaaleconomische situatie waarin men geboren wordt en van erfelijke en aangeleerde persoonlijkheidskenmerken. Toeval speelt dus een belangrijke rol. Geboren zijnde in Nederland maakte ik meer kans op een welvarend bestaan dan wanneer ik geboren zou zijn uit analfabete ouders in een armoedig dorpje op het Afrikaanse platteland. Omdat toeval een grote rol speelt, zou een hoger opleidingsniveau tot een grotere verantwoordelijkheid t.o.v. de minder bedeelden dienen te leiden. Maar nemen hoogopgeleiden hun verantwoordelijkheid t.o.v. de minder gefortuneerden hier en elders serieus? Wat doen ze voor de ‘achterblijvers’ in de globalisering: voor de zogenaamd ‘boze’ westerse burgers in de ‘lagere’ sociaal-economische klassen, de niet-westerse vluchtelingen en migranten, en het arme gedeelte van de bevolking in minder ontwikkelde landen? Als voorbeeld van toeval in mijn levensloop: geboren zijnde in 1952 op het Brabantse platteland ben ik na de lagere school naar de HBS ‘geschopt’ door een onderwijzer uit de 5e klas van de lagere school. Ik had aangegeven naar de MULO in ons eigen dorp te willen gaan, maar deze strenge onderwijzer zei letterlijk dat hij me naar de HBS in Helmond zou ‘schoppen’ als ik bij mijn plan bleef (en dat maakte diepe indruk op mij).32 Aan het eind van mijn lagereschooltijd kregen mijn ouders een brief van de plaatselijke Boerenleenbank waarin een interne opleiding tot bankklerk werd aangeboden na succesvolle afronding van de plaatselijke MULO. Mijn ouders, kleine boeren met alleen lagere school, stimuleerden hun kinderen niet om hogere 30

Deze en de volgende alinea’s zijn gebaseerd op: Van Eijk T. (2017). Nationale identiteit en wereldburgerschap. Wat te doen? Civis Mundi Digitaal # 45, april 2017. 31 De termen ‘hoog’ en ‘laag’ opgeleid kunnen wellicht beter vervangen worden door de termen ‘theoretisch’ en ‘praktisch’ opgeleid. 32 HBS: Hogere Burger School. MULO: Meer Uitgebreid Lager Onderwijs.

21

opleidingen te volgen, maar werkten (gelukkig) ook niet tegen. In de laatste klas van de lagere school ben ik nog getest door een psycholoog omdat een eerdere vervolgopleiding- en beroepskeuzetest geen eenduidig resultaat opleverde. Zonder het ‘toeval’ van de onderwijzer uit de 5e klas was ik waarschijnlijk nooit naar HBS-B gegaan (en vervolgens niet naar Wageningen). Mijn een jaar oudere broer ging na de lagere school naar de LTS omdat hij timmerman wou worden.33 In het eerste jaar haalde hij voor alle theorievakken erg hoge cijfers waarna de pastoor, die godsdienstles gaf op de betreffende school, hem naar de HBS in Helmond stuurde. Mijn oudste broer werd na de lagere school min of meer automatisch naar het seminarium in Weert gestuurd om een priesteropleiding te volgen. Als de oudste zoon in een gezin goed kon leren, was dat toentertijd gebruikelijk. Een neef, twee boerderijen verderop, en een overbuurjongen overkwam hetzelfde. Deze drie ‘potentiële priesters’ zijn allen, na de eerste priesteruittredingen uit de rooms-katholieke kerk in de zestiger jaren, na een aantal jaren seminarium overgestapt naar seculiere gymnasia. Ze zijn achtereenvolgens arts, psycholoog en econoom geworden. In het begin van de zeventiger jaren studeerden twee broers en ik aan een universiteit en mijn zus aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs. Dit was alleen mogelijk dankzij maximale studiebeurzen (giften) en renteloze leningen van de overheid. Mijn ouders hadden nog niet voor één kind zulk onderwijs kunnen betalen, laat staan voor vier tegelijk. Ik ben nog steeds erg dankbaar voor deze essentiële en ruimhartige ondersteuning van de Nederlandse overheid. In Wageningen ben ik tropische landbouw gaan studeren, voornamelijk omdat op de studentenflat waar ik woonde ouderejaars studenten terugkwamen van een praktijktijd in de tropen (een verplichte stage van zes maanden na het kandidaatsexamen). Dat leek me wel avontuurlijk. Een ander voorbeeld van toeval is dat ik in mijn tweede jaar in Wageningen (1972) begonnen ben met Transcendente Meditatie (TM). De triggers daartoe waren een foto van Maharishi Mahesh Yogi in 33

LTS: Lagere Technische School of ambachtsschool.

22

een schoolagenda uit mijn tijd op de HBS die ik uitgescheurd had (het was de hippietijd en The Beatles, Beach Boys etc. waren bij Maharishi geweest) en het gegeven dat een andere student en vriend op de gang van de studentenflat ook mediteerde. De betaling van het studententarief van 80 gulden voor het leren van de meditatietechniek is de beste investering gebleken die ik ooit in mijn leven gedaan heb en het begin van mijn spirituele pad. Zonder de TM-techniek had ik bijvoorbeeld ook geen proefschrift geschreven, omdat daarin bewustzijnsontwikkeling een belangrijke component vormt. Al deze voorbeelden tonen dat niet alleen intelligentie een rol speelt, maar ook allerlei externe omstandigheden en toevalligheden. Met betrekking tot de huidige grote inkomensverschillen tussen werknemers binnen bedrijven kan men zich afvragen of deze verschillen gerechtvaardigd worden door individuele verschillen in intelligentie en prestatie. Mijns inziens is het een fabeltje dat het topmanagement een belangrijke oorzaak zou zijn van financieel-economisch succes. Ook daar komt veel ‘geluk’ of externe ‘toeval’ bij kijken. Het grote en voortdurend groeiende aantal managementboeken is op zich al een indicatie dat de verschillende managementstijlen niet zo relevant zijn. Zonder gemotiveerde en hardwerkende stafleden op de werkvloer gebeurt er weinig tot niets. Richard Engelfriet zegt in zijn boek De Succesillusie (2017) dat de bekendste managementadviezen vooral gebakken lucht zijn. Het succes van bedrijven wordt veel meer bepaald “door geluk en de omstandigheden in de markt dan door de leidinggevenden”.34 Dit ondersteunt mijn conclusie in de bovenstaande paragraaf. Het vermogen of de macht van managers om gebeurtenissen te beinvloeden is kleiner dan algemeen gedacht wordt. De eerder vermelde Wagemans onderzocht waarom de toepassing van rationele planning- en besluitvormingsmodellen in overheidsbureaucratieën zo vaak problematisch is. Zijn conclusie is dat de formele macht om beslissingen te nemen over wat er zou moeten gebeuren groot is aan de top en klein aan de basis van organisaties. De feitelijke macht om 34

Alex van der Hulst. Succesverhalen zijn onmogelijk te checken. NRC, 25-26 februari 2017.

23

beslissingen te nemen over wat er daadwerkelijk gebeurt, is echter klein aan de top en groot aan de basis van organisaties.35 Met andere woorden, uiteindelijk zijn het de stafleden aan de basis van organisaties die bepalen wat er echt gebeurt. Vanwege de altijd bestaande dichotomie tussen formele overheidsmacht en de informele, feitelijke macht van de bevolking is het in het algemeen zo dat zonder de daadwerkelijke instemming van de bevolking weinig tot niets zal veranderen. Ik denk dat dit niet alleen geldt voor overheidsbureaucratieën maar ook (hoewel waarschijnlijk in mindere mate) voor commerciële bedrijven. Met betrekking tot de oplossing van de klimaatcrisis kan dit gegeven belangrijke aanwijzingen opleveren in de zin dat het begrip ‘collectief bewustzijn’ relevant zal blijken.

2.3

Nature and nurture: natuur en cultuur

Met betrekking tot verschillen in intellectuele begaafdheid zegt Lucas Brouwers dat uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de erfelijkheid van bijvoorbeeld intelligentie en crimineel gedrag rond de 40 à 50 procent ligt. Maar het begrip ‘erfelijkheid’ is verwarrend en misleidend. Het is onmogelijk “om op basis van erfelijkheid te concluderen in welke mate iemand als misdadiger geboren is of zo geworden is door zijn persoonlijke omstandigheden en sociale omgeving”.36 Erfelijkheid is geen universele genetische constante. Het is afhankelijk van tijd, plaats en de populatie die wordt onderzocht. Als je ‘goede genen’ voor intelligentie hebt, maar (toevallig) geboren wordt in een arme allochtone familie, daarom naar een relatief slechte school gaat en gediscrimineerd wordt tijdens je professionele carrière, dan is het “een uitdaging om (je) aangeboren intellectuele capaciteiten ten volle te benutten”, schrijft Brouwers. 35

Wagemans M. (1987). Een op ervaringen gebaseerde studie naar de spanning tussen de theorie en de praktijk van het besturen. PhD. thesis, Wageningen Agricultural University (p.105). Zie ook sectie 1.1. 36 Lucas Brouwers. Essay erfelijkheid. Vergeet de genen! Ja, het zit in de familie … maar niet zoals je denkt. NRC, 25-26 februari 2017.

24

Hoewel de gemiddelde erfelijkheid van talrijke onderzochte eigenschappen rond de 50 procent lijkt te liggen, blijft het complexe samenspel tussen genen en omgeving (nature and nurture) moeilijk grijpbaar. Het idee dat variatie in één gen complex sociaal gedrag kan verklaren is naïef gebleken. Zelfs een simpele, extreem erfelijke eigenschap als lichaamslengte wordt door honderden, zo niet duizenden, genen beïnvloed. Dat complexe interacties tussen talrijke genen en vele omgevingsfactoren moeilijk te vinden zouden zijn, was te verwachten. Maar vervelender is dat de genen zélf onvindbaar zijn. Brouwers spreekt in deze context van het raadsel van de onvindbare genen. “Als eigenschappen als criminaliteit en intelligentie zo erfelijk zijn, waar zijn de genen dan? Genetici zoeken zich al dertig jaar suf, maar de oogst valt dusdanig tegen dat onderzoekers inmiddels spreken over het raadsel van missing heritability”. Zelfs met moderne technieken als ‘genoom-brede associatiestudies’ en polygenic scores zijn maar “een paar genen gevonden die samen een paar procent van de verschillen verklaren”. Voor opleidingsniveau of intelligentie staat “de teller vooralsnog op 3,2 procent. De vermoede erfelijkheid van 40 procent [volgens tweeling-onderzoeken] is nog ver weg”. Zelfs als correlaties tussen het voorkomen van bepaalde genen en bepaalde complexe eigenschappen (zoals IQ of criminaliteit) gevonden worden, impliceert dit nog geen causaliteit. Zulke correlaties wijzen veeleer “op een ongelijke verdeling van kansen in onze maatschappij”. Het artikel van Brouwers laat duidelijk zien dat ‘toeval’ een grote rol speelt in iemands onderwijskansen, professionele ontwikkeling en uiteindelijke sociaaleconomische status. Bovendien wordt het complexe samenspel tussen nature and nurture nog nauwelijks begrepen. Dit alles ondersteunt mijn eerdere opmerking dat hoogopgeleiden een grote verantwoordelijkheid t.o.v. de minder bedeelden dragen (sectie 2.2). Hoogopgeleiden hebben mijns inziens ook een grote verantwoordelijkheid in verband met de klimaatcrisis. Paul Luttikhuis vraagt zich af waarom klimaatverandering nauwelijks een thema is in het politieke debat in Nederland. Hij verwijst daarbij naar drie boeken. Het eerste is Don’t Even Think About It: Why Our Brains Are Wired to 25

Ignore Climate Change (2014) door George Marshall. Deze auteur denkt dat klimaatverandering te ingewikkeld voor ons is, te lastig - zo niet onmogelijk - voor het menselijk brein om mee om te gaan. “Volgens Marshall komen mensen in beweging voor duidelijke, zichtbare problemen met directe gevolgen voor hun leven, een simpele oorzaak en een aanwijsbare schuldige. Klimaatverandering is in alles het tegenovergestelde”.37 Klimaatverandering heeft complexe oorzaken, we doen er allemaal aan mee en dus ontbreekt een duidelijke vijand. Bovendien heeft klimaatverandering, vooral in het rijke westen, nog amper gevolgen voor het dagelijks leven. Het tweede boek is Reason in a Dark Time: Why the Struggle Against Climate Change Failed - and What It Means for Our Future (2014) door Dale Jamieson. Deze hoogleraar milieustudies schrijft dat “de evolutie ons niet heeft uitgerust met de juiste voelsprieten om klimaatverandering te herkennen als een bedreiging, laat staan dat we er onmiddellijk tegen in actie komen”. Het derde boek is Living in Denial (2011) door Kari Marie Norgaard. Zij zegt dat optimisten vertrouwen op technologische oplossingen, pragmatici denken dat we ons best kunnen aanpassen en twijfelaars vergroten de wetenschappelijke onzekerheden uit. Het vertrouwen op technologische oplossingen is karakteristiek voor de zogenaamde eco-modernisten.38 Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, expert op het gebied van (ir)rationele besluitvorming, vermoedt dat de mensheid het probleem helemaal niet kán oplossen. “Ook al zijn mensen zich nog zo bewust van het probleem, dat zal nooit de weerstand overwinnen om hun eigen levensstandaard te verlagen”. Luttikhuis schrijft dat ook het pessimisme van Kahneman een prima aanleiding kan zijn om bij de pakken neer te zitten. We noemen klimaatverandering een ‘wereldwijd probleem’ of iets voor ‘toekomstige generaties’. “We geven de schuld aan ‘de Amerikanen’ of ‘de Chinezen’ en bagatelliseren 37

Paul Luttikhuis. Als het zo acuut is, waarom doen we dan niks? NRC, 25-26 februari 2017. 38 Van Eijk T. (2018). Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.): Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017.

26

onze eigen bijdrage aan de opwarming”. Ook veel Nederlandse politici doen hieraan mee. Zij vertalen klimaatverandering liefst in ‘groene groei’ en vooral in een banenmachine. “Zo hebben ze het pessimisme eruit gesloopt, en in een moeite door ook de problemen van tafel geveegd”. Maar klimaatverandering gaat gewoon ook heel veel geld kosten, zegt Luttikhuis. “Welke politicus [echter] durft de kiezer voor te stellen om een heel nieuw land te bedenken, met een nieuwe infrastructuur, een nieuwe manier van leven en een nieuwe economie?” De laatste zin van Luttikhuis geeft aan dat fundamentele maatschappelijke veranderingen nodig zijn. Maar hoe gaan we dit doen als de geciteerde wetenschappers in zijn artikel van mening zijn dat het menselijk brein niet met een ingewikkeld probleem als klimaatverandering kan omgaan? De schrijver Ronald Giphart en hoogleraar evolutionaire psychologie Mark van Vugt betogen in hun boek Mismatch (2016) dat onze hersenen voor een belangrijk deel nog net zo geprogrammeerd zijn als die van onze prehistorische voorouders. Omdat onze moderne omgeving echter heel anders is dan die van onze voorouders, is een mismatch het gevolg. In het overgrote deel van onze evolutie zijn we geselecteerd op kenmerken waar we nu minder aan hebben. We zijn als mensen dus niet meer goed aangepast aan onze moderne omgeving. Er is een mismatch ontstaan tussen natuur en cultuur; tussen genen en ‘memen’. Memen, een term van evolutionair bioloog Richard Dawkins, zijn de dragers van culturele evolutie (ideeën, ideologieën, etc.) die kunnen worden doorgegeven aan tijdgenoten en volgende generaties door middel van communicatie. Mismatch leidt tot gedrag dat niet langer evolutionaire belangen dient: bijvoorbeeld, een eetzucht die niet meer nodig is, leidend tot obesitas; overmatige bevolkingsgroei; kuddegedrag dat vroeger nuttig was maar nu leidt tot gebrek aan individuele verantwoordelijkheid (tragedy of the commons); etc. Zoals hierboven aangegeven, wordt het grotendeels onzichtbare probleem van klimaatverandering niet serieus genomen. Alleen een direct zichtbaar gevaar nemen we wel serieus. Om de huidige mismatch tussen natuur en cultuur te bestrijden of verzachten, is naar mijn mening een ‘verfijnder’ niveau van denken nodig, een soort 27

intuïtief denken dat resulteert in ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, in daadwerkelijk wereldburgerschap. Het argument van sommige politici dat eenzijdige actie niet nuttig is omdat anderen het voorbeeld niet zullen volgen, en het resulterend blijven wachten op actie van anderen, leidt tot een race to the bottom. Uiteindelijk rest eenieder van ons weinig anders dan een ‘beter mens’ te worden. Bewustzijnsontwikkeling kan de (geleidelijke) verwerkelijking van dit ideaal faciliteren. Ik kom op deze (wellicht idealistisch aandoende) stellingname terug (sectie 10). In het boek Van big bang tot burn-out; het grote verhaal over stress (2017) beschrijven psychiater Witte Hoogendijk en journaliste Wilma de Rek hoe oud onze stressrespons is. “Stress krijg je door oeroude reflexen die allang niet meer nuttig zijn. Denk rustig na en slik geen medicijnen” zegt Hoogendijk.39 Hij is gepromoveerd op de locus coeruleus, het zogenoemde ‘blauwe plekje’ in het brein waar de fight or flight-respons gehuisvest is. “We zijn oude opgelapte auto’s, met een alarmsysteem dat veel te vaak en te snel afgaat”. Bovendien zijn de meeste stressoren ingebeeld. “Aan de meeste dingen waar we ons druk over maken, kunnen we niks doen … De stressoren waar we tegenwoordig mee te maken hebben zijn onontkoombaar, abstract en onbeïnvloedbaar”. Ons archaïsche stressrespons-systeem kan daar niets mee, met als mogelijk gevolg burn-outs en depressies. Omdat de meeste stressoren ingebeeld zijn is het nuttig te bedenken dat “jij het bent die jezelf gek maakt”. Het lijkt dus raadzaam om ons archaïsche stressrespons-systeem zo weinig mogelijk onnodig te activeren. In deze context zijn effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling, zoals bijvoorbeeld TM, nuttig. Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek laat zien dat regelmatige beoefening van TM stress reduceert.40 Het is ongetwijfeld nuttig 39

Coen Verbraak. Ons alarmsysteem gaat te vaak af. NRC, 11-12 februari 2017. 40 De TM-techniek is een van de best onderzochte meditatietechnieken. De resultaten van onderzoek naar de fysiologische, psychologische en sociologische effecten op individuen en groepen zijn in vele wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd. Dr. David Orme-Johnson heeft meer dan 100 publicaties op zijn naam, waarvan de meeste in peer-reviewed tijdschriften. Op

28

om te bedenken dat ‘jij het bent die jezelf gek maakt’ maar ik vrees dat alleen dit advies opvolgen meestal niet afdoende zal zijn. Het effect van de talrijke ‘onontkoombare, abstracte en onbeïnvloedbare’ stressoren verdwijnt meestal niet door je er simpelweg bewust van te worden. Hoogendijk zegt dat de stresshormoon-thermostaat in de eerste vier jaar wordt afgesteld. “Als je al jong blootgesteld wordt aan stressvolle omstandigheden, neemt het brein aan dat dit blijkbaar een normale situatie is, waardoor je vanaf dat moment veel meer stresshormoon produceert”. Als een moeder onder stressvolle omstandigheden leeft (oorlog, voedselschaarste) krijgt zelfs het kind in de baarmoeder dat al mee. En dit blijkt nauwelijks omkeerbaar. Wanneer kinderen in de baarmoeder ‘voorbereid’ zijn op voedselschaarste, blijken ze op volwassen leeftijd een veel hogere kans op obesitas te hebben. “In de Derde Wereld is dat nu een groot probleem aan het worden”. Dit onderstreept het grote belang van adequate voeding en gezondheidszorg voor moeders en jonge kinderen. Het vermijden van childhood stunting, waarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn, is essentieel en investeringen in ‘grijze hersenmaterie’ (door adequate voeding, gezondheidszorg en onderwijs) zijn het beste wat je kunt doen voor de minderbedeelden. Volgens Hoogendijk zijn we mentaal toegerust voor omgang met een groep van maximaal honderdvijftig personen. De huidige, steeds meer globaliserende wereld met veelvuldig gebruik van ICT is “te zijn website (http://www.truthabouttm.org/truth/Home/index.cfm) staat een uitgebreid overzicht van de onderzoeksresultaten naar TM. Hij zegt op zijn website: “If you are interested in lists of research on the Transcendental Meditation technique, in studies comparing different meditation and relaxation techniques, or in questions such as whether the research is valid, whether the effects are due to self-selection or placebo, or are otherwise inconclusive, or whether the researchers on Transcendental Meditation are objective and committed to the scientific method, or whether outside reviews have discredited the research, … in such issues as whether the TM technique has harmful effects or is a cult or religion, or whether enlightenment is just a metaphysical concept … [then check this website]”.

29

groot, te abstract en te ver weg om er adequaat mee om te gaan”. De resulterende stress en angst is de kern van het populisme dat inspeelt op deze angstgevoelens (‘vluchtelingen zijn eng en gevaarlijk’). Hoogendijk zegt dat men erop moet wijzen dat “die angstgevoelens evolutionair volstrekt verklaarbaar zijn, maar dat [populisme] daar geen antwoord op is”. Er blijkt een relatie te zijn tussen laag opleidingsniveau en populisme. “Het ondersteunt de gedachte dat er aan de onderkant een groep is die de grip op het bestaan steeds meer verliest”. Mensen met alleen lagere school blijken vijf keer zo vaak antidepressiva te slikken als mensen met een academische opleiding.

2.4

Meritocratie en democratie

Warna Oosterbaan schrijft dat afkomst niet meer bepaalt of je naar de universiteit mag. “Intelligentie, een [gedeeltelijk] erfelijke eigenschap, is nu de beperkende factor. De tweedeling die daardoor ontstaat is een democratie net zo goed onwaardig” (mijn haakje).41 Hij verwijst daarbij naar het boek The Rise of the Meritocracy, een boek uit 1956 van de Britse socioloog Michael Young (1915-2002). Zijn begrip ‘meritocratie’ wordt gebruikt ter “karakterisering van een samenleving met gelijke onderwijskansen en waar de eigen verdiensten bepalend zijn voor sociaal en economisch succes”. De fictie van Young’s boek is volgens Oosterbaan al grotendeels werkelijkheid geworden. Maatschappelijke ongelijkheid wordt nu vooral bepaald door opleidingsniveau. Een nare kant van deze nieuwe ordening is dat “intelligentie grotendeels aangeboren [is] - en hoe zou je een samenleving waarin geërfde eigenschappen zo gul worden beloond een democratie kunnen noemen?” Oosterbaan’s opmerking dat intelligentie grotendeels aangeboren is, wordt tegengesproken door Brouwers die in sectie 2.3 over ‘het raadsel van de onvindbare genen’ schrijft. Bovendien worden de complexe interacties tussen de vooralsnog onvindbare (maar waarschijnlijk talrijke) genen voor intelligentie en vele omgevingsfactoren 41

Warna Oosterbaan. Geef lager opgeleiden ook macht en invloed. NRC, 1819 februari 2017.

30

niet begrepen. Oosterbaan merkt op dat de doorstroming van de lagere sociaaleconomische klassen in het onderwijs niet perfect is “maar de kansen voor een slim kind uit een arbeidersmilieu zijn nog nooit zo goed geweest”. Dit moge waar zijn, maar zijn volgende constatering dat “in de politiek, de wetenschap en het culturele leven afkomst nauwelijks nog van belang [is]” lijkt mij prematuur en in tegenstelling met het door hem vermelde feit dat slechts drie procent van de Kamerleden in 2016 geen hoger beroepsonderwijs of universiteit had gevolgd. Hij vermeldt ook dat in het bedrijfsleven een migranten-achtergrond nog vaak wel belemmerend werkt. Het is evident dat intelligentie nu eenmaal ongelijk verdeeld is en dus niet iedereen de capaciteiten heeft om hoger onderwijs te volgen. Oosterbaan verwijst naar het boek Diplomademocratie (2011) van de bestuurskundigen Mark Bovens en Anchrit Wille. Zij laten overtuigend zien dat “meritocratie en democratie op gespannen voet met elkaar staan: de opvattingen van laag opgeleiden worden in het politieke debat nauwelijks tot uitdrukking gebracht”. De bovenvermelde samenstelling van de Tweede Kamer is in deze context veelzeggend. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn als hoog- en laag opgeleiden over belangrijke kwesties ongeveer hetzelfde zouden denken, maar dat is niet zo. In onze representatieve democratie begint de vertegenwoordiging zelf steeds meer het probleem te worden en resulteert in een ernstig democratisch tekort. Het gevolg is dat populistische partijen zich over het laagopgeleide gedeelte van de bevolking ontfermen en het woord ‘elite’ een ongunstige bijbetekenis trachten te geven. Bovendien trouwen mensen steeds vaker met partners uit dezelfde opleidingsklasse. Door de meritocratisering hebben meisjes nu dezelfde opleidingskansen als jongens. Voor jonge hoog opgeleide individuen is er nu een brede keuze uit eveneens hoog opgeleide huwelijkspartners - “een groot verschil met de situatie van enkele tientallen jaren geleden toen hoog opgeleide mannen veel vaker met laag opgeleide vrouwen trouwden”. Hierdoor neemt de tweedeling toe en “dat effect wordt nog versterkt doordat de kinderen die uit die verbintenissen worden geboren het zowel qua aanleg als omgeving 31

veel beter treffen dan de kinderen van laag opgeleide ouders”. We hebben echter geen andere keus dan de paradox van een simultane meritocratie en democratie te aanvaarden en “te proberen de meest schrijnende kanten te verzachten”. Volgens Oosterbaan kan dit door een hervorming van het onderwijs en de politiek. Het basis- en voortgezet onderwijs dient door middel van kleinere klassen en goed betaalde leraren verbeterd te worden, en er moet burgerschapsonderwijs worden ingevoerd. “De vroege schooltijd is de enige tijd waarin alle lagen van de bevolking nog bijeen zijn”. M.b.t. de politiek bepleit hij referenda met keuze uit alternatieven en duidelijke kostenberekeningen van deze alternatieven. Een meer onconventionele benadering van zijn kant is het inzetten van televisieseries om politieke en maatschappelijke thema’s aan de orde te stellen. Naast de door Oosterbaan voorgestelde hervormingen in onderwijs en politiek, denk ik dat ‘de paradox van een simultane meritocratie en democratie’ verzacht kan worden door positieve actie van hoogopgeleiden in de zin dat zij hun verantwoordelijkheid nemen t.o.v. de minderbedeelden. Uiteindelijk berust de relatief geringe macht en invloed van laagopgeleiden (althans gedeeltelijk) op toeval. Excessieve salarissen en bonussen voor hoogopgeleiden passen bijvoorbeeld niet in zo’n soort verantwoordelijkheidsgevoel. Coen Verbraak verwijst naar het boek Wie wij zijn (2016) van de emeritus hoogleraar psychiatrie Frank Koerselman. Koerselman wijst op een curieus taboe: “Mensen zijn helemaal niet gelijk. De helft van de mensen heeft nou eenmaal per definitie een IQ van onder de honderd”.42 Ondanks de opwaartse sociale mobiliteit zal er altijd een grote groep zijn “die gewoon minder begaafd is. Het lijkt wel of dat niet gezegd mag worden”. In de westerse liberale samenleving wordt ieder geacht om voor zichzelf te kunnen zorgen. Maar zelfs als sociaal onrecht, ongelijke kansen en pech worden weggenomen “blijft er nog altijd een grote groep over die het gewoon nooit zal kunnen. Die mensen voelen dat zelf natuurlijk ook”. Deze groep vergelijkt zich 42

Coen Verbraak. Een leven zonder angst is ongehoord saai. NRC, 17-18 december 2016.

32

met anderen en voelt zich achtergesteld. Juist de heersende ideologie - iedereen kan alles bereiken, als hij zijn best maar doet - “is vernederend voor wie dat niet kan - en dat maakt heel boos”.

2.5

Toon en inhoud van het debat

Bas Heijne schrijft dat het democratisch debat terugveroverd moet worden op het huidige geschreeuw en de spin. “Voorwaarde is dat iedereen zich gezien weet, ook als opvattingen radicaal van elkaar verschillen”.43 Zowel de ‘roep om erkenning’ als de ‘woede uit miskenning’ dienen gehonoreerd te worden. Uiteindelijk gaat het om “een clash tussen verschillende manieren van naar de wereld kijken, verschillende [onderliggende] opvattingen over wat een goede samenleving is”. Hoewel het conflict tussen voorlopers en achterblijvers verschilt naar plaatselijke omstandigheden en politieke kleur, is de grondtoon ideologisch. Het draait telkens om dezelfde polariteiten: “universalisme tegenover nationalisme, gelijkheidsdenken tegenover groepsdenken, het streven naar gezamenlijkheid tegenover identitaire eigenheid”. Volgens Heijne is het probleem niet de toon van het debat. “Het probleem is dat er alleen nog maar toon is, en geen debat”. Als bijvoorbeeld het kerstfeest een onderwerp wordt van nationale identiteit, weet men “dat het geen kwestie is, maar doet alsof het wel zo is - net zo lang tot het op een gegeven moment een kwestie wordt”. Het gaat louter om het opjutten van een gevoel van miskenning door politici, om ‘infantiel gedrein’. De Harvard politiek filosoof Michael Sandel wijst in zijn Politiek en Moraal het marktdenken aan als belangrijke reden voor de teloorgang van het publieke debat: het geloof dat marktwerking het voornaamste instrument is voor het definiëren van het algemeen belang. Het marktdenken heeft niet alleen ons idee van gemeenschap aangetast, maar het heeft ons “van de verplichting ontslagen in morele termen over onze samenleving na te denken. Het is immers 43

Bas Heijne. Er is alleen nog maar toon, geen debat. NRC, 31 december 2016 - 1 januari 2017.

33

zoveel gemakkelijker om een discussie in bedragen en cijfers te voeren, dan om met elkaar over waarden te debatteren”. Helaas blijft Sandel’s oproep om met elkaar in discussie te gaan “op basis van respect voor elkaar en voor de feiten hopeloos in de lucht hangen”. Heijne’s verklaring daarvoor is dat de kern van het debat juist over gemeenschap of samenhang gaat. De paradox is dat het huidige debat juist wordt gevoerd “vanuit een diepgevoeld gemis aan een gedeeld publiek belang [of gemeenschappelijkheid] … aan werkelijk contact met iets dat groter is dan jezelf”. Dit veroorzaakt het geschreeuw langs elkaar heen. Wanneer ethische en politieke argumenten niet onderdeel worden van een echt maatschappelijk debat, blijft veel in het luchtledige hangen. Heijne zegt dus dat vooral de onderliggende ideologische en morele opvattingen van voorlopers en achterblijvers verschillen. Ook ik denk dat politiek- en cultureel-ideologische denkbeelden en morele opvattingen (onderliggende waarden) in deze context belangrijker zijn dan economische opvattingen. Het diepgevoelde gemis aan gemeenschappelijkheid, aan ‘werkelijk contact met iets dat groter is dan jezelf’ in Heijne’s woorden, schrijf ik vooral toe aan een incoherent collectief bewustzijn. Er is alleen nog maar toon, alleen maar geschreeuw en woede, omdat het collectief bewustzijn zo incoherent is. Het kappen met een feitenvrije politiek, met fake news, is zeker goed maar niet afdoende, zegt Heijne. “Feiten zijn goed voor onze nuchterheid, maar we hebben in de eerste plaats te maken met verschillende visies op wat wij een goede samenleving vinden … Het gaat niet om wie we zijn. Het gaat om wie we willen zijn”. We dienen de blinde vlek van het Verlichtingsdenken te vermijden: de in de afgelopen decennia veronachtzaamde behoefte aan gemeenschap en samenhang, het verlangen naar bedding en eigenheid, moet serieus worden genomen. “Pas als de toon verandert, wordt [inhoudelijk] debat weer mogelijk”. En deze ‘toon’ of ‘sfeer’ in het maatschappelijk leven en debat is mijns inziens vooral afhankelijk van de (in)coherentie van het collectief bewustzijn. De behoefte aan samenhang en het verlangen naar bedding kunnen gemakkelijker vervuld worden met een coherent collectief 34

bewustzijn. De door Heijne vermelde polariteiten van universalisme versus nationalisme en het streven naar gezamenlijkheid versus identitaire eigenheid (en andere paradoxen of schijnbare tegenstellingen) kunnen tegelijkertijd gerealiseerd worden door ‘diametrale’ ontwikkeling. Diametrale ontwikkeling houdt het overstijgen, ‘voorbijgaan aan’, of transcenderen van paren van polariteiten in. Om de paradox van eigenbelang versus algemeen belang te kunnen ‘oplossen’ of ‘transcenderen’ is bewustzijnsontwikkeling nodig (zie ook sectie 10.3). Uit Perils of Perception, een enquête van het bureau Ipsos, blijkt dat de gemiddelde Nederlander denkt dat 19 procent van de Nederlanders moslim is. In feite is slechts 6 procent moslim. “Bij het inschatten van de omvang van gevoelige kwesties, zoals immigratie, uiten mensen hun zorgen over de kwestie. Hoe emotioneler het standpunt, hoe groter de kans op mispercepties”.44 De relatie tussen emoties en verschillende kennisvormen komt later ter sprake in mijn keten van gedragsontwikkeling (sectie 8.2). Een remedie tegen deze emotional innumeracy is The Better Angels of Our Nature (2011), de titel van een boek van de psycholoog Steven Pinker. “Hij ziet juist [een] afname van conflict en opmars van beschaving”. Ook het debat in Nederland over nationale identiteit, boze burgers en de kloof tussen ‘elite en volk’ wordt gekenmerkt door emotional innumeracy. Populistische politici wakkeren zulke mispercepties graag aan. Er is alleen maar toon, geen inhoud, zoals Heijne hierboven aangaf. Pinker toont aan dat een beroep doen op ‘de betere engelen in onze aard’ uiteindelijk vruchten afwerpt. Het gaat relatief langzaam, maar het werkt. De vraag is dan hoe we precies in de praktijk van alledag een beroep kunnen doen op ‘de betere engelen in onze aard’? Mijns inziens zijn vooral effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling een praktisch instrument om the better angels of our nature te activeren. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat regelmatige beoefening van zulke technieken in meer maatschappelijk ver-

44

Steven de Jong. Minder, minder misperceptie. NRC, 17-18 december 2016.

35

antwoord gedrag resulteert.45 Ook het vestigen van een sterke nationale identiteit in de context van waarlijk wereldburgerschap (wat slechts een schijnbare tegenstelling is) vraagt om bewustzijnsontwikkeling.

3

Complexiteit

3.1

De crisis in onszelf

De psychiater en filosoof Damiaan Denys zegt: “In een grenzeloze wereld vol prikkels, complexe informatie en alternatieve waarheden zien we soms door de bomen het bos niet meer. Wat voor effect heeft zo’n overweldigende hoeveelheid informatie op onze mentale gesteldheid en op die van de samenleving als geheel? Waarom zijn we bang terwijl de wereld nog nooit zo veilig was? … We moeten ons afvragen of de wereld echt in crisis is, of dat de crisis eigenlijk in onszelf zit. We zijn op zoek naar controle in een wereld die per definitie oncontroleerbaar is. En dat heeft ons bang gemaakt”.46 Het is evident dat de enorme hoeveelheid data en (des)informatie die in de moderne wereld op ons afkomt voor onzekerheid zorgt. Ik ben het met Denys eens dat de crisis eigenlijk in onszelf zit. Een logische vervolgvraag is dan hoe we deze interne crisis gaan oplossen? De eerder in sectie 2.3 ter sprake gekomen Amerikaanse socioloog Kari Norgaard zegt: “Omdat oplossingen voor klimaatverandering ingrijpend en complex zijn, en bovendien vaak buiten onze directe invloedssfeer liggen, roept het onderwerp ongemakkelijke gevoelens 45

Zie de eerder vermelde website van de onderzoeker Dr. David Orme-Johnson in voetnoot 40: http://www.truthabouttm.org/truth/Home/index.cfm Voorzover ik weet is er nog geen systematisch onderzoek gedaan naar het effect van technieken voor bewustzijnsontwikkeling op ecologisch verantwoord gedrag. Aangezien echter maatschappelijk verantwoord gedrag ecologisch verantwoord gedrag omvat, is mijn verwachting dat deze technieken ook in meer ecologisch verantwoord gedrag zullen resulteren. 46 https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/20192020/overleven-in-de-chaos.html

36

op. Gevoelens zoals angst, schuld en machteloosheid, die men liever uit de weg gaat”.47 In haar boek Living in Denial. Climate Change, Emotions, and Everyday Life (2011) zegt ook zij dat we onszelf moeten veranderen. Maar hoe gaan we dat doen? Interne emoties en gevoelens spelen ongetwijfeld een grote rol, maar hoe gaan we daar effectief mee om? Raymond Aron schrijft: “Het gedrag van mensen wordt veel meer bepaald door hun geestestoestand en hun gevoelens dan door de redenen die zij geven”.48 Ransijn schrijft in deze context: “Dit inzicht draagt bij tot een verklaring voor complottheorieën. Ze voorzien in bepaalde behoeften en geven irrationele verklaringen voor onverklaarbare verschijnselen en bedreigingen in vaak simplistisch rationele mentale constructies. Ze sluiten aan bij een bepaalde geestesgesteldheid. In een klimaat van angst en onzekerheid kanaliseren zij een emotionele lading in verklarende verhalen, die de complexe werkelijkheid vaak vertekenen in zwart-wit en goed-fout denken, waarin slechts een kern van waarheid te vinden is, die wordt uitvergroot en versimpeld”.49 Hieruit blijkt dat de mentale gesteldheid of geestestoestand van mensen een belangrijke rol speelt in gedrag. Deze mentale of geestesgesteldheid is op zijn beurt aan het niveau van bewustzijnsontwikkeling gerelateerd.

3.2

Complexiteit en systeemdenken

Thalia Verkade verwijst naar het boek Thinking in Systems (2008) van Donella Meadows dat je leert om in complexe systemen te denken.50 47

Zie de vorige voetnoot. Raymond Aron. Main Currents in Sociological Thought, Volume 2 (eerste druk in 1967), p.123. Geciteerd door: Ransijn P. (2020). De politiek van de machtselite. Deel 1, Pareto en geestverwanten: Marx, Mosca, Michels en Schumpeter. Civis Mundi Digitaal #101, augustus 2020. 49 Zie de vorige voetnoot. 50 Thalia Verkade. Na dit boek denk je nooit meer dat er één oorzaak is, met één gevolg. De Correspondent, 15 oktober 2020. Thinking in Systems verscheen postuum in 2008. Donella Meadows is veel beroemder geworden met een eerder boek: De grenzen aan de groei. 48

37

Verkade schrijft: “Waar wetenschap ervan uitgaat dat alles wat we zien terug te voeren is op simpele regels, maar dat nog niet zeker weet, omarmt de systeemdenker de omgekeerde overtuiging: alles is oneindig complex, elementen binnen systemen hebben een ingewikkelde wisselwerking met elkaar en hebben vaak onvoorspelbare effecten. Iets niet snappen is onderkennen hoe ingewikkeld de wereld in elkaar zit”. Meadows schrijft: “Succesvol leven in een wereld van systemen vraagt meer van ons dan onze rekenkundige vermogens … Het vraagt onze complete menselijkheid: onze rationaliteit, ons vermogen om de waarheid van onwaarheid te onderscheiden, onze intuïtie, ons mededogen, onze visie en ons gevoel voor moraal”. In mijn eigen loopbaan als tropisch landbouwkundige heb ik lang gewerkt in het Farming Systems Research waarin het denken en handelen in complexe systemen centraal staat. Mijn proefschrift uit 1998, gebaseerd op langdurige werkervaring in Sub-Sahara Afrika, gaat uitgebreid in op het gebruik van rede en intuïtie door boeren en landbouwkundige onderzoekers.51 Ook ‘visie’ in de zin van verschillende wetenschappelijke paradigma’s krijgt veel aandacht. Rob Wijnberg verwijst naar boek Het nieuwsdieet van Rolf Dobelli die beschrijft waarom hij stopte het nieuws te volgen.52 Kort samengevat: de wereld is een dynamische en gecompliceerde chaos, maar nieuws versimpelt dat beeld. Wijnberg schrijft: “Oorzaken en gevolgen vormen geen lineair verband. In bijna alle gevallen is het een samenspel van honderden, ja, duizenden oorzaken dat tot een bepaald resultaat leidt. En dat resultaat brengt ook weer allerlei gebeurtenissen teweeg … Nieuws moet extreem kort zijn en toch een verhaal vertellen. Dat lukt alleen door dingen ruwweg te versimpelen … De tientallen oorzaken, het samenspel van deze oorzaken en de terugwerkende kracht tussen de gebeurtenis en de oorzaken (de versterkende en afzwakkende effecten) worden verzwegen … Het nieuws nestelt zich in ons brein - en we wentelen ons erin. Hoe emotioneler de beelden, video’s en krantenkoppen, hoe meer ruimte ze innemen. 51

Van Eijk (1998). Rob Wijnberg. Door het nieuws lijkt de wereld simpeler dan-ie is. De Correspondent, 10 januari 2020. 52

38

Het nieuws gaat in het voorste vakje van ons denken zitten. Daarmee is het veel beschikbaarder dan alle andere informatie, zoals statistieken, historische vergelijkingen, ingewikkelde argumenten en tegenargumenten. Terwijl die een veel betere basis zouden vormen voor de beslissing”. Allereerst, de wereld is geen dynamische en gecompliceerde chaos, maar veeleer een complexe chaos (zie voor het verschil de onderstaande alinea). Bovenstaande beschrijving van de complexe wereld door Dobelli en Wijnberg maak duidelijk waarom het versimpelde nieuws weinig inzicht biedt. Tegelijkertijd geeft de eerder vermelde ‘illusie van het intellectuele holisme’ aan dat met alleen rationeel denken we de multidimensionale werkelijkheid niet kunnen omvatten (sectie 2.2). Al te simpele (al dan niet wetenschappelijke) modellen van de multidimensionale werkelijkheid leveren ook weinig inzicht op. Hoe kunnen we dan wél meer inzicht en handelingsbekwaamheid verwerven? Ik kom hier later op terug. Sanne Blauw schrijft dat het verschil tussen risico en onzekerheid te maken heeft met het verschil tussen gecompliceerd en complex.53 Ze schrijft: “Sommige situaties zijn ingewikkeld, maar als je maar hard genoeg je best doet kun je ze voorspellen en, daarmee, in de hand houden. Denk aan het productieproces van een auto, dat kun je uiteindelijk zo efficiënt mogelijk maken door het proces helemaal te doorgronden … Complex is niet hetzelfde als heel erg gecompliceerd. Complexe processen hangen af van soms onbekende factoren, die op ondoorgrondelijke manieren op elkaar inspelen. Zo’n proces kun je niet zomaar vangen in een model. Terwijl juist die complexe processen een enorme impact kunnen hebben op de wereld”. Als voorbeeld noemt ze het ontstaan van de covid-19-pandemie. “Dat dierenmarkten een risico vormden, was duidelijk. Maar dat dat ene virus op dat ene moment op die ene markt in Wuhan zou leiden tot een wereldwijde pandemie, dat had niemand kunnen voorzien” (de illusie van het intellectuele holisme). Denys zei in sectie 3.1 dat we op zoek zijn naar “controle in een wereld die per definitie 53

Sanne Blauw. Het is oké om onzeker te zijn. De Correspondent, 12 mei 2021.

39

oncontroleerbaar is”. Dat creëert onzekerheid. In een gesprek met de hierboven vermelde Rolf Dobelli zegt Wijnberg: “Dobelli stelt dat het geen zin heeft om je bezig te houden met gebeurtenissen ‘waar je geen invloed op hebt’, zoals de bosbranden in Australië of de politiek in het Midden-Oosten. Maar, stel ik daar tegenover: hoewel je geen directe invloed hebt op bosbranden aan de andere kant van de wereld, hangen deze gebeurtenissen wel samen met de effecten van klimaatverandering. En ons gedrag, waar ter wereld ook, heeft wel degelijk invloed op het klimaat. Met andere woorden: maakt Dobelli onze invloedssfeer niet veel te klein?”54 Met betrekking tot onze indirecte invloedssfeer zou ik willen verwijzen naar het indirect ‘veldeffect’ van het collectief bewustzijn. Wanneer het collectief bewustzijn van een groep mensen (of de hele wereldbevolking) coherenter wordt, dan zal een veldeffect optreden in de zin dat zo’n collectief bewustzijn op grote schaal maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag faciliteert. Ieder individu draagt bij aan het collectief bewustzijn en heeft in die zin wel degelijk individuele invloed. We komen hierop terug (sectie 10.4).

3.3

Complexiteit en kantelpunten

De Wageningse hoogleraar Marten Scheffer bestudeert abrupte omslagen in complexe systemen: in meertjes, in het klimaat, in samenlevingen. Ze zijn zeldzaam, maar hebben dramatische gevolgen.55 Het idee van maatschappelijke ‘transitiepunten’ is ontleend aan tipping points in ecosystemen. Jelmer Mommers schrijft dat hij van Derk Loorbach, hoogleraar sociaal-economische transities aan de Erasmus Universiteit, leerde hoe maatschappelijke verandering werkt.56 Loorbach zegt: “Als ergens een probleem ontstaat, is de reflex om te 54

Rob Wijnberg. Luisteren: Rob Wijnberg in gesprek met Rolf Dobelli over stoppen met het nieuws. De Correspondent, 4 januari 2021. 55 Marcel aan de Brugh. De voortekenen van een omslag. Interview Marten Scheffer. NRC, 28 oktober 2016. Zie ook: Scheffer M. (2009). Critical Transitions in Nature and Society. Princeton studies in complexity. 56 Jelmer Mommers. De democratie is springlevend. Want waar klimaatbeleid faalt, staan burgers op. De Correspondent, 27 januari 2021.

40

onderhandelen en compromissen te sluiten, waarbij de belanghebbenden direct aan tafel zitten. Maar daarmee investeert de overheid telkens weer in het bestaande systeem - dat zie je bij het Klimaatakkoord, maar ook in de stikstofdiscussie. Door dat polderen kan de bestaande orde grosso modo gewoon doorgaan met wat ze doet”. Loorbach denkt dat het beter is om “de bewijslast bij de andere partij te leggen, en bijvoorbeeld te vragen waarom die haar geld nog in kolencentrales investeert. Koplopers moeten hun plek opeisen en veel vanzelfsprekender praten over het alternatief dat er al is … Wij deden onderzoek naar zulke maatschappelijke initiatieven, en in het overgrote deel bleek de motivatie erachter te zijn: ‘Wij doen het omdat de overheid en de markt het niet doen’”. Het idee dat de overheid en de markt (het bedrijfsleven) niet spontaan voor kantelpunten in bestaande systemen gaan zorgen, lijkt me correct. Maar het idee dat relatief kleine groepen van burgers wel op grote schaal kantelpunten kunnen genereren, zonder meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling, lijkt me enigszins naïef. Er zijn bijvoorbeeld al decennialang (een gering aantal) biologische boeren, maar die zijn er tot op de dag van vandaag niet in geslaagd het conventionele landbouwsysteem te doen kantelen in meer ecologische richting. Een ander voorbeeld: Emy Demkes bespreekt het boek Unraveled: The Life and Death of a Garment van Maxine Bédat.57 In dit boek volgt auteur, ondernemer en onderzoeker Maxine Bédat stap voor stap een spijkerbroek – “van de Texaanse katoenplantages, de verf- en weeffabrieken in China, de naaiateliers in Bangladesh, het distributiecentrum van Amazon in Amerika tot de tweedehandsmarkten in Ghana”. Daardoor zag zij pas goed de vervuiling en uitbuiting in de kledingindustrie. Demkes schrijft: “Die zoektocht deed haar radicaal van gedachten veranderen over de oplossing. Consumenten zullen met hun koopgedrag de modewereld niet kunnen omvormen. Ook merken en producenten gaan met hun blijvende focus op winst het grote verschil niet maken”. Volgens Bédat is het tijd dat overheden 57

Emy Demkes. Jouw broek van biokatoen maakt de kledingindustrie niet duurzamer. Nieuwe wetten wel. De Correspondent, 24 juni 2021.

41

zich met de sector gaan bemoeien via wetgeving en beleid. De vier belangrijkste lessen of inzichten uit haar boek zijn: “1: De kledingindustrie moet cijfers aanleveren over de milieu-impact, zodat we kunnen zien wat serieus is en wat greenwashing … Met milieurapporten die controleerbare en onderbouwde cijfers bevatten over energieverbruik, uitstoot van broeikasgassen, waterverbruik en inzet van chemicaliën. 2: Gedragscodes zijn voor de bühne en fabriekscontroles één grote poppenkast. 3: Arbeiders wereldwijd hebben sterke vakbonden nodig … Dani Rodrik, econoom aan de Kennedy School van Harvard, spreekt van ‘hyperglobalisering’. In hun drang om zo goedkoop mogelijk te produceren zetten merken als Gap, H&M, J.Crew of Amazon landen tegen elkaar op, waardoor lokale overheden massaal worden ontmoedigd om wetten te maken en te handhaven. Bijvoorbeeld op het gebied van milieu- en arbeidsbescherming. 4: Amazon heeft een te grote invloed op de markt … Door Amazon en andere e-commercebedrijven verandert ons koopgedrag: met een aanbod dat haast oneindig, altijd en overal beschikbaar is, kopen we veel meer online, en sturen we ook veel meer terug”. De conclusie van deze systeemanalyse door Bédat is volgens Demkes dat het systeem “net zo goed als onze jeans opnieuw kan worden ontworpen. Niet door met z’n allen meer duurzame kleding te kopen - wat ‘duurzaam’ betekent wordt vaak niet eens onderbouwd, laat staan gecontroleerd - maar via beleid en wetten”. Volgens Bédat zijn het dus niet de consumenten die via hun koopgedrag de kledingindustrie en modewereld gaan veranderen. Zeker niet nu e-commercebedrijven bijdragen aan ongelimiteerd koopgedrag. Overheden dienen via wetgeving en beleid in te grijpen. Tevens legt ze veel nadruk op het belang van controleerbare en onderbouwde cijfers en controles. Ik vrees dat meer data, cijfers en controles niet veel gaan helpen. Eindeloze discussies over cijfers in complexe systemen (ketens) zullen het gevolg zijn, maar niet tot veel actie leiden (zie bijvoorbeeld de stikstofproblematiek in Nederland).58 58

Zie voor eindeloos gekissebis over cijfers in de stikstofproblematiek bijvoorbeeld het artikel: https://www.foodlog.nl/artikel/het-ossekampen-experiment-wordt-misleidend-gebruikt-in-het-stikstofdebat/ 30 mei 2021, en

42

In een ander voorbeeld van discussies over cijfers zegt Marike Stellinga in een artikel over (on)gelijkheid in Nederland, getiteld Nederland is een ongelijk land. Nee hoor, Nederland is een heel gelijk land, het volgende: “Eindeloze discussies worden erover gevoerd: is Nederland een gelijk of een scheefgroeiend land? Opponenten bestoken elkaar met statistieken”.59 Hierboven heb ik gezegd dat het onwaarschijnlijk is dat de overheid, het bedrijfsleven of kleine groepen van burgers spontaan voor kantelpunten in bestaande systemen gaan zorgen. Een belangrijke vraag is dan wat wij als burgers (in onze hoedanigheid van kiezer, consument, lid van maatschappelijke organisaties, en soms producent) wél kunnen doen? Een ding is zeker: wij, burgers, vormen - of zijn de bouwstenen van - de overheid en maatschappelijke organisaties, en via ons gezamenlijk koopgedrag kunnen wij in principe bedrijven beïnvloeden. Wanneer niemand meer spijkerbroeken koopt, is het abrupt over en uit met deze industrie. Uiteindelijk geven burgers de drie componenten van onze samenleving vorm: de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Uiteindelijk is het een kwestie van het aantal burgers dat daadwerkelijk systeemverandering wil. Uiteindelijk is dit de vraag: bij inspanningen of gedragsveranderingen van hoeveel burgers treden kantelpunten op? We komen hierop terug (secties 6.2 en 10.4).

4

Juridische, digitale en politieke oplossingen

Met betrekking tot de stikstofproblematiek schrijft Rik Rutten: “Vanaf het prille begin is de stikstofcrisis voor het kabinet in de eerste plaats geen milieuvraagstuk, maar een ambtelijke zoektocht naar een juridisch houdbare oplossing geweest. Het was niet voor niets een uitspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter van het land, die het kabinet in mei 2019 tot nieuw beleid dwong. Door die veel andere artikelen over dit onderwerp op de Foodlog website. 59 Marike Stellinga. Nederland is een ongelijk land. Nee hoor, Nederland is een heel gelijk land. NRC, 26/27 juni 2021.

43

uitspraak sneuvelde het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waarmee het vorige kabinet-Rutte jarenlang vergunningen verleende aan boeren, bouwers en bedrijven. Die hoefden stikstofuitstoot niet direct te compenseren, als ze maar de belofte konden doen dat ze dat in de toekomst zouden doen. Een onhoudbare truc, vond de Raad … De uitspraak was geen oproep tot meer milieubewustzijn, maar een juridische tik op de vingers: houd je aan de regels, blijf binnen de normen. Voor dat juridische probleem zoekt het kabinet sindsdien naar een juridische oplossing. Niet liefde voor de natuur, maar het wetboek en de rekenmachine zijn leidend”.60 Het gaat het kabinet dus niet om milieubewustzijn of een andere grondhouding naar de natuur, maar puur om juridisch houdbare oplossingen. Herman Hümmels benadrukt het onderscheid tussen rechtmatigheid en rechtvaardigheid. Hij schrijft in een artikel over kredietverlening: “De handelingen van kredietverleners zijn in de regel legaal, dit wil zeggen: in overeenstemming met de wet, wat overigens niet wil zeggen dat het moreel ‘goed’ is. De rijken hebben de macht van de rechtsstaat op hun hand. Rechtmatigheid is iets anders dan rechtvaardigheid”.61 Men kan ook zeggen dat er een onderscheid is tussen de letter en geest van de wet. In een ingezonden brief over mestfraude schreef ik in 2017 in NRC: “Uit de berichtgeving over de mestfraude blijkt dat alle actoren, inclusief de boeren, een gebrekkige ethiek tentoonspreiden - al dan niet onder groepsdruk. Het is individueel logisch gedrag dat voor het collectief van de landbouwsector en de maatschappij rampzalig uitpakt. Het inhuren van ‘een bureau voor gedragsverandering’ is ridicuul en gaat echt niet werken. Een cultuuromslag in een ‘moreel vastgelopen’ veehouderij is nodig, maar hoe? Meer wetgeving gaat niet helpen als de betreffende actoren het onderscheid tussen de letter en geest van de wet niet zien. Als er geen voeling is met de geest van de wet zal men de letters (regels) van de wet opnieuw creatief omzeilen. Uiteindelijk draait het om persoonlijke ethiek en de veelal 60

Rik Rutten. Schouten zette in op iets wat snel en efficiënt leek. NRC, 21 augustus 2020. 61 Herman Hümmels. Schuldgeld. Civis Mundi Digitaal #101, augustus 2020.

44

CDA-stemmende veehouders zullen ethisch verantwoord gedrag moeten gaan vertonen”.62 Er is ook een tendens om voor grote vraagstukken zoals de klimaatcrisis (en onderdelen daarvan zoals de stikstofproblematiek en mestfraude) naar technologische en digitale oplossingen te zoeken. Evgeny Morozov schrijft in de context van de corona-pandemie: “De grote techbedrijven staan te popelen om hun digitale hulpmiddelen in te zetten tegen de corona-pandemie. Dat is gevaarlijk - niet zozeer vanwege de privacy, maar omdat dit ondemocratische gereedschap straks dreigt te worden ingezet voor álle problemen van de mensheid. Het digitale ‘solutionisme’ vernauwt onze horizon - net nu we onze verbeeldingskracht en nieuwe vormen van sociale organisatie zo hard nodig hebben”.63 Een ander voorbeeld van het zoeken naar technologische en digitale oplossingen is de nu in Wageningen zo populaire precisielandbouw, waarin drones en robots een belangrijke rol spelen.64 Maar uiteindelijk vereist het zoeken naar oplossingen voor zowel de corona-pandemie als het omvormen van het huidige onduurzame landbouwsysteem politieke beslissingen, niet alleen digitaal-technologisch ‘solutionisme’. Rob Wijnberg schrijft: “Het Afrikaanse continent, 1,2 miljard mensen groot, heeft maar 4 procent van alle uitstoot op zijn conto … De extreem ongelijke verdeling tussen klimaatveroorzakers en klimaatslachtoffers illustreert de grote ‘maar’ achter de vooruitgang van de afgelopen twee eeuwen: we hebben het als mensheid weliswaar beter dan ooit, maar die vooruitgang is uitzonderlijk ongelijk verdeeld … Hoe krankzinnig scheef die verdeling is, kan met één statistiek worden geïllustreerd: de 26 rijkste mensen ter wereld hebben evenveel 62

Van Eijk T. (2017). Het onderscheid tussen de geest en letter van de wet is zoek. NRC, 17 November 2017. De berichtgeving over de mestfraude in het gebied waar ik geboren en getogen ben (Z.O.-Brabant) maakte me toentertijd behoorlijk kwaad, wat resulteerde in de ietwat gebelgde toonzetting van mijn ingezonden brief. 63 Evgeny Morozov. Dat Big Tech een pandemie moet oplossen is het politieke probleem van deze tijd. De Correspondent, 20 april 2020. 64 Albert Sikkema. De precisielandbouwer: Van boerenverstand naar digitaal vernuft. Resource, 17-06-2021.

45

kapitaal als de armste 3,8 miljard mede-aardbewoners. De helft van al ons vermogen past in één enkel klaslokaal”.65 Uiteindelijk berusten zulke extreem ongelijke verdelingen op politieke beslissingen. Digitaal-technologisch ‘solutionisme’ kan politieke beslissingen niet vervangen. Wijnberg schrijft in hetzelfde artikel: “Kennis heeft de eigenaardige eigenschap dat ze groeit als je haar deelt (net als de liefde, zal de romanticus zeggen). En in dat delen, daar is de mens krankzinnig goed in … Volgens de Israëlische filosoof Yuval Noah Harari is de schaal van onze samenwerking dan ook de belangrijkste reden dat de mens deze planeet volledig is gaan domineren”. Met betrekking tot de schaal van onze samenwerking denk ik dat die vooral afhankelijk is van de coherentie van het collectief bewustzijn.

5

Bureaucratisering en zelfregulering

In het huidige neo-liberale politieke klimaat heerst een obsessie met ‘marktwerking’. Rutger Bregman schrijft: “Een markt ontstaat nooit vanzelf, maar moet georganiseerd worden. En dat gaat niet altijd even makkelijk. Het beste voorbeeld is misschien wel de privatisering van de zorg: een bureaucratische operatie van immense omvang. Er zijn tienduizenden managers, inspecteurs en boekhouders nodig om de ‘onzichtbare hand’ zijn werk te laten doen tussen al die ziekenhuizen, verzekeraars en patiënten”.66 Het onderhouden van een vrijemarkteconomie, schrijft de antropoloog David Graeber in zijn boek The Utopia of Rules (2015), vereist heel veel papierwerk. Bregman vervolgt: “De [huidige] informatie-explosie is bovenal een explosie van bureaucratie: data die worden ingezet om consumenten en werknemers te controleren en te sturen”. In de kenniseconomie is er een groei van het aantal bullshit jobs, een term bedacht door 65

Rob Wijnberg. De grote paradox van deze tijd: het gaat beter én slechter met de wereld dan ooit. De Correspondent, 7 november 2019. 66 Rutger Bregman. Waarom er meer managers zijn dan ooit (ondanks alle PowerPoints die het tegendeel beweren). De Correspondent, 20 augustus 2015.

46

Graeber. “Een bullshit job is een baan waarvan diegene die hem heeft zelf zegt dat hij eigenlijk overbodig is”. Met betrekking tot de zorg als geprotocolleerde sector schrijft Michelle van Tongerloo, huisarts: “In Nederland is de zorg superefficiënt georganiseerd. Maar door al die efficiëntie verliezen we soms uit het oog wat een patiënt nodig heeft. Mijn belangrijkste les als huisarts dit jaar: protocollen zijn niet heilig … Misschien zit er een houdbaarheidsdatum aan hoe we onze zorg zo efficiënt mogelijk hebben geprotocolleerd … Professionele distantie, dat kunnen we wel. Wat we moeten leren is professionele nabijheid”.67 Volgens Van Tongerloo kunnen protocollen nuttig zijn, maar moet je wel je gezonde verstand blijven gebruiken en medemenselijkheid tonen. Professionele distantie, gekenmerkt door neutraal (in de zin van afstandelijk) gedrag, is belangrijk maar dient ‘in balans te zijn’ met professionele nabijheid oftewel medemenselijkheid. De paradox van professionele distantie versus professionele nabijheid dient ‘overstegen’ te worden, maar hoe doe je dat? Marc van Dijk bespreekt het pamflet 40 stellingen over de wetenschap geschreven door drie hoogleraren.68 Hij verwijst in zijn artikel naar de VU-historicus Chris Lorenz die schreef: “Mijn punt is dat New Public Management professionele ‘zelfregulering’ afschaft en deze vervangt door een als kanker groeiend systeem van gekwantificeerde externe controles”. Het vertrouwen van managers in de professionele ‘zelfregulering’ van hun staf laat niet alleen te wensen over in universiteiten, maar ook in de zorg zoals we hierboven zagen. Edwin Visser van ZOA, een christelijke noodhulp- en wederopbouworganisatie voor mensen in crisisgebieden, beschrijft ook ontwikkelingssamenwerking als “een geprotocolleerde sector waarin we ongelooflijk druk zijn met aan alle eisen te voldoen”.69 Het onder67

Michelle van Tongerloo. Mijn belangrijkste les als huisarts dit jaar: protocollen zijn niet heilig. De Correspondent, mei 2021. 68 Marc van Dijk. Het is tijd voor een nieuwe universiteit. Filosofie Magazine nr. 1/2021. Over: Rens Bod, Remco Breuker, Ingrid Robeyns (2020). 40 stellingen over de wetenschap. Boom. 69 Marc Broere. Edwin Visser langs de shift the power-meetlat. Vice Versa, winter 2020/21, jaargang 54, nummer 3.

47

liggende probleem in al deze over-geprotocolleerde sectoren is een gebrek aan vertrouwen bij managers in de zelfreguleringscapaciteit van hun professionele staf. Michel Dijkstra en Simone Bassie verwijzen naar Foucault die stelt dat in de moderne maatschappij het schoolsysteem, het wetssysteem en de gezondheidszorg “een vertoog of discours hebben dat bepaalt wanneer iemand ‘geslaagd of gezakt’, ‘crimineel of rechtschapen’, ‘krankzinnig of normaal’ is … Op die manier wordt het individu op veel manieren gedisciplineerd, in de gaten gehouden en bestraft als hij zich niet aan de norm conformeert. De burger vraagt zich trouwens niet af of deze norm zelf wel valide is, omdat hij in een voortdurend proces van disciplinering en normalisering meedraait”.70 Deze disciplinering en normalisering in moderne bureaucratieën en het begeleidend gebrek aan vertrouwen in professionele zelfregulering komt later nogmaals ter sprake bij Diagram 6 in sectie 12.1. Herman Hümmels schrijft het volgende over de kunst van het taoistische ‘wu wei’: “Wie de kunst van wu wei of het niet-doen beoefent handelt op een bijzondere manier. Hij of zij probeert niet storend in te grijpen in een situatie, maar probeert dit proces zoveel mogelijk te begeleiden. In plaats van je wil op te leggen aan anderen probeer je een zo groot mogelijke openheid en ontvankelijkheid te ontwikkelen … Waar de confucianisten voorstanders zijn van doen (regels nakomen) leggen de taoïsten de nadruk op niet-doen: ‘spontaan’ laten ontstaan; de natuur zijn gang laten gaan”.71 Ook het verschil tussen regels opleggen en het ‘spontaan laten ontstaan’ van gedrag komt ter sprake bij Diagram 6 in sectie 12. Het heeft te maken met het onderscheid tussen het door bureaucratieën afgedwongen naleven van externe normen en het spontaan, ongedwongen leven volgens interne waarden in een vorm van zelfregulering. 70

Michel Dijkstra en Simone Bassie. Spoedcursus: Vrijheid. Van vrije wil tot karma: ideeën over vrijheid vertonen in Oost en West opmerkelijke parallellen. Filosofie Magazine, nr. 3/2021. 71 Herman Hümmels. Niet-doen. Civis Mundi Digitaal #109, april 2021. Bespreking van Michel Dijkstra en Simone Bassie: Wu wei, Ubuntu, Buen vivir: Levenskunsten uit de hele wereld. ISVW, 2020.

48

6

Individu versus systeem

6.1

Een betere wereld begint bij jezelf?

Mathieu Wagemans schrijft: “Hoe moet je systeemkrachten doorbreken? Er is een groeiend besef dat systeemverandering individueel moet beginnen. We willen de overstap maken naar een ander systeem maar de tegenkrachten zijn sterk. De verandering moet dus plaatsvinden ondanks het bestaande systeem … Hier is van belang dat een andere oriëntatie nodig is. Die moet individueel beginnen. We moeten de noodzaak van verandering individueel doorleven. Het vraagt overtuiging en kracht om de verandering in gang te zetten en vooral ook vol te houden”.72 Ik ben het eens met Wagemans dat systeemverandering individueel moet beginnen, simpelweg omdat alle maatschappelijke (sub)systemen nu eenmaal individuen als ‘bouwsteen’ hebben. De vraag is dan bij hoeveel individuele verandering (van interne waarden en uiterlijk gedrag) systeemverandering optreedt? Wanneer wordt een kantelpunt bereikt? Paul Luttikhuis vraagt zich af of het individu überhaupt wel iets tegen klimaatverandering kan beginnen? Lang was het adagium ‘een beter milieu begint bij jezelf’. Maar is dat werkelijk zo? Luttikhuis bespreekt het boek Een beter milieu begint niet bij jezelf (2020) van Jaap Tielbeke. “Volgens Tielbeke, redacteur bij De Groene Amsterdammer, is alles wat je als individu onderneemt om klimaatverandering tegen te gaan nog niet eens een druppel op een gloeiende plaat, zolang grote bedrijven ongebreideld en ongehinderd hun vervuilende activiteiten mogen voortzetten … Het zijn mythes die échte veranderingen in de weg staan, omdat ze de politieke aard van de klimaatcrisis ontkennen … Zo blijven de economische en maatschappelijke machtsverhoudingen buiten beschouwing en de ware schuldigen buiten schot. En wij blijven blind voor de ongemakkelijke waarheid dat

72

Mathieu Wagemans. Een andere kijk op orde en chaos. Deel 4: Collectief bewustzijn en veranderingsprocessen. Civis Mundi Digitaal #99, juni 2020.

49

het roer radicaal om moet”.73 Luttikhuis vervolgt: “De nadruk op het individu dreigt af te leiden van de veel verdergaande veranderingen die nodig zijn, waarbij uiteindelijk het hele systeem op de schop moet, hoe we eten, hoe we wonen, hoe we onszelf verplaatsen en wat we kopen … Toch relativeert Tielbeke de juridische weg om druk uit te oefenen op bedrijven en overheden om in actie te komen. Veranderingen via de rechtbank gaan waarschijnlijk niet snel genoeg. En, belangrijker, zelfs een gewonnen rechtszaak biedt geen definitieve oplossing voor de klimaatcrisis, omdat ‘echte verandering een mentaliteitsverandering vereist bij politici, directeuren en burgers’”. Mijns inziens is deze laatste zin cruciaal en in overeenstemming met Wagemans’ opmerking dat systeemverandering individueel moet beginnen en wel met ‘mentaliteitsverandering’ bij veel actoren. Maar hoe bereik je zo’n mentaliteitsverandering? Luttikhuis vervolgt: “De zwakte van Extinction Rebellion is dat het zichzelf als een apolitiek netwerk beschouwt, schrijft Tielbeke. ‘Willen overleven’ is onvoldoende als politieke eis. Want die laat de belangrijkste vraag onbeantwoord: hoe dan? Zo komt Tielbeke op het laatste moment toch nog aan op de plek waar volgens hem een beter milieu moet beginnen: bij de politiek … [Maar] wat Tielbeke zich onvoldoende afvraagt, is hoe dat komt. Wordt dat gebrek aan daadkracht - zeker in een democratie - niet mogelijk gemaakt door burgers die er zelf maar weinig voor voelen om hun comfortabele leven op te geven om ‘het grote plaatje’ te zien? Hoe ver zijn de ‘vastberaden burgers’ waar Tielbeke zijn hoop op heeft gevestigd bereid te gaan?”. En zo zijn we terug bij de mijns inziens meest essentiële factor: ‘de vastberaden burgers’. Tielbeke’s nadruk op de politieke aard van de klimaatcrisis en dus de noodzaak van politieke verandering laat onverlet dat het uiteindelijk burgers zijn, in hun hoedanigheid van kiezer in een democratisch systeem, die de politiek bepalen. Tamar Stelling interviewt Rob Buurman, de directeur van milieuorganisatie Recycling Netwerk Benelux. Buurman zegt: “De reclame van de plasticindustrie [dat de burger z’n ‘eigen’ plastic op moet ruimen] 73

Paul Luttikhuis. Het hele systeem moet op de schop. NRC, 6 augustus 2020.

50

sluit perfect aan bij alle ‘een betere wereld begint bij jezelf’-spotjes. Kijk vooral niet naar de systemen die leiden tot vervuiling, zoek het bij jezelf. Precies dit frame maakte de weg vrij voor de ongelimiteerde plasticproductie van nu”.74 Buurman vervolgt: “Opruimacties en andere end of pipe-initiatieven legitimeren het gebrek aan actie van de politiek. Hoe succesvoller Boyan Slat is in de media, hoe minder het ertoe doet wat je zelf realiseert qua overheidsbeleid. Want je hebt het probleem particulier gemaakt, je hebt het gelegd bij individuen in de maatschappij, in plaats van bij de overheid”. Stelling voegt daar aan toe: “Los daarvan: stel die 40 duizend ton oceaanplastic wordt inderdaad opgeruimd door The Ocean Cleanup. Dan is dat op 5.000 miljoen ton ‘losliggend’ plastic een reductie van 0,0008 procent. En dit is dan nog een rooskleurig percentage, gezien de groeiende influx van nieuw plastic”. Ik onderschrijf dat ‘een betere wereld begint bij jezelf’ reclames ondermijnend zijn in zoverre het bedrijfsleven en de overheid daarmee proberen hun eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Desalniettemin, is het ook zo dat individuele burgers in hun hoedanigheid van consument, producent en kiezer het bedrijfsleven en de overheid gestalte geven (zie Diagram 5 in sectie 10.2). Er is een wederkerige relatie tussen individuen en systemen. Systemen beïnvloeden individuen en (voldoende grote aantallen) individuen beïnvloeden systemen (zie Diagram 6 in sectie 12.1). De filosoof Theodor Adorno schreef ‘Het goede leven bestaat niet te midden van het foute’. Thijs Lijster betoogt dat dit citaat ons dwingt na te denken over de vraag hoe activisme mogelijk is. Hij schrijft: “De gedachte dat een betere wereld begint bij jezelf is om een aantal redenen problematisch. Ten eerste reduceert dit soort idealisme complexe mondiale politieke vraagstukken tot de ethische keuzes van individuele consumenten. Het is met andere woorden een vorm van depolitisering om het klimaat tot een kwestie van lifestyle en ‘eigen verantwoordelijkheid’ te maken, die de aandacht afleidt 74

Tamar Stelling. Briljant bedacht: hoe de plasticindustrie het idee verkoopt dat de burger z’n ‘eigen’ plastic op moet ruimen. De Correspondent, 7 september 2020.

51

van de meer structurele oorzaken van dergelijke kwesties. Ten tweede schuilt er de pretentie in dat je jezelf op de een of andere manier aan het onrecht en je rol daarin kan onttrekken om vervolgens je handen te kunnen wassen in onschuld, wat natuurlijk een illusie is. Want inderdaad: es gibt kein richtiges Leben im falschen. Ten derde wordt dikwijls over het hoofd gezien dat dit soort idealisme klassegebonden is, omdat je vaak over voldoende tijd dan wel geld moet beschikken om verantwoord te kunnen consumeren. Ten slotte schuilt er zelfs een zeker defaitisme in: ja, de wereld gaat naar de klote, en iedere hoop op een alternatieve wereldorde is vervlogen, maar het ligt in elk geval niet aan mij, ik heb schone handen want ik zit hier in mijn joert mijn zelf geteelde wortels te eten”.75 Zoals hierboven betoogd denk ik dat ‘de ethische keuzes van individuele consumenten’ essentieel zijn - zonder echter uit het oog te verliezen dat zulke keuzes niet gemakkelijk zijn vanwege structurele, politieke oorzaken. Er is altijd een wisselwerking tussen individuen en systemen. Lijster schrijft vervolgens: “Het probleem is niet per se het lokale de directe opstand, de spontane actie - maar het onvermogen of de onwil om op te schalen … Activisme kan alleen zinvol en effectief zijn als het theorie verbindt aan praxis en het lokale aan het mondiale”. Mijns inziens is het onvermogen om op te schalen de grote bottleneck hier. Het is eenvoudig om te zeggen dat het lokale aan het mondiale verbonden dient te worden, maar hoe doe je dat in de praktijk? Het is relatief eenvoudig om ecologisch en maatschappelijk verantwoorde initiatieven op kleine schaal te ontwikkelen, maar veelal stapelen de problemen zich op bij pogingen tot opschaling. Opschaling vereist onder andere een groot aantal - communicatief bekwame én inhoudelijk competente - procesbegeleiders (facilitators) die helaas niet voorhanden zijn. Hans Kuijper schrijft: “Confucius, de eerste humanist, die meer dan 2500 jaar geleden in China leefde, heeft als geen ander begrepen dat de maatschappelijke orde onlosmakelijk is verbonden met het morele gedrag van de mensen die er deel van uitmaken … Volgens 75

Thijs Lijster. Metafysica van de opstand. Wijsgerig Perspectief nr. 4/2017.

52

confucianisten is niet rationaliteit maar socialiteit het wezenskenmerk van de mens”.76 Wanneer de maatschappelijke orde verbonden is met het morele gedrag van de deelnemende mensen, dan vormen individuen uiteindelijk de maatschappelijke structuren.

6.2

‘Think globally, act locally’ but how?

In onderstaand Diagram 1 geef ik de wisselwerking weer tussen (individueel en collectief) bewustzijn en (individueel en collectief) gedrag.77 Dit Diagram is gebaseerd op een kwadrant van de Amerikaanse filosoof Ken Wilber. Wilber onderscheidt vier dimensies van de werkelijkheid: intern, extern, individueel en collectief. Dit resulteert bij hem in vier componenten: individueel bewustzijn, individueel gedrag, collectief bewustzijn, en collectief gedrag. Diagram 1: Wisselwerking tussen bewustzijn en gedrag

Individueel bewustzijn komt tot uitdrukking in individuele grondhoudingen, collectief bewustzijn in cultuur, en collectief gedrag in maatschappelijke structuren. Individueel bewustzijn beïnvloedt via twee routes maatschappelijke structuren: 1. individueel bewustzijn beïnvloedt het collectief bewustzijn wat op zijn beurt collectief gedrag 76

Hans Kuijper. Uren met Chinese denkers. Deel 7: Yang Zhu en het hedonisme. Civis Mundi Digitaal #105, december 2020. De laatste zin in dit citaat is eindnoot xv in Kuijper’s artikel. 77 Diagram 1 stamt uit: Van Eijk T. (2020). Klimaatverandering, landbouw en filosofie. Civis Mundi Digitaal #100, juli 2020 [In het Civis Mundi artikel zijn de pijlen nog eenzijdig gericht, niet tweezijdig. Dit is gebaseerd op voortschrijdend inzicht].

53

stuurt; en 2. individueel bewustzijn beïnvloedt individueel gedrag wat op zijn beurt collectief gedrag stuurt wanneer voldoende aantallen individuen een specifiek gedrag vertonen. In iFilosofie #51 (juli 2020) staat een artikel getiteld ‘Het grote klimaatverhaal’ van Marthe Kerkwijk. Hiervoor las de redactie van iFilosofie zestien boeken over de klimaatproblematiek. Uit de bespreking van deze zestien boeken blijkt dat bewustzijn niet veel aandacht krijgt. Dit is een onfortuinlijke omissie in de meeste discussies over het klimaatprobleem (en trouwens ook in de noodzakelijke transformatie van het huidige landbouwsysteem). Mijns inziens is het startpunt van collectief ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag individueel bewustzijn. Via het concrete individuele gedrag van een voldoende groot aantal burgers - het voorbeeldeffect daarvan en een onderliggend en begeleidend coherent collectief bewustzijn ontstaan toekomstbestendige maatschappelijke structuren. Ik zie bewustzijnsontwikkeling als een individueel, intern proces. Het houdt actief werken aan persoonlijkheidsontwikkeling of Bildung in. Kerkwijk schrijft in iFilosofie over een gemene deler aan de politieklinkse kant van het debat: “Het probleem rust zwaar op de maatschappelijk bewuste schouders, maar als de oplossing moet komen uit het morele bewustzijn van burgers, consumenten en politici, dan lijkt die toch vaak een beetje teleur te stellen. Vaak is de oplossing niet ambitieus genoeg omdat zij te veel heil verwacht van individuele lifestylekeuzes en politieke daadkracht, en die gaan nu juist al jaren te langzaam”.78 Individuele lifestylekeuzes en politieke daadkracht, oftewel het individuele en collectieve aspect van ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, zijn ontegenzeglijk belangrijk. Desalniettemin blijft ‘teleurstellend moreel bewustzijn’ de grondslag van tekortschietend gedrag. Met betrekking tot deze onderliggende ‘grondslag’ verwijst Wagemans naar het beeld van een rizoom bij de filosoof Deleuze. Wagemans schrijft: “We schoffelen het onkruid weg zodra dit zich boven de grond vertoont maar het ondergrondse worstelstelsel blijft onaan78

Zie Van Eijk T. (2020). Klimaatverandering, landbouw en filosofie. Civis Mundi Digitaal #100, juli 2020.

54

getast. We repareren een afwijkend en gemankeerd beeld van de werkelijkheid met interventies die de onderliggende problemen onaangetast laten. Wanneer rationaliteit het probleem is helpt nog meer van eenzelfde rationaliteit niet om dat probleem op te lossen. Het rationaliteitsbegrip zelf is aan verandering toe. Zolang we bestaande concepten van rationaliteit overeind houden, belemmeren we onszelf om de overstap te maken naar de constructie van een nieuwe werkelijkheid”.79 Ook ik denk dat de te ver doorgevoerde intensivering in de landbouw, op grond van een eendimensionaal rationaliteitsbegrip en een daarop gebaseerde technologieontwikkeling, een groot probleem is. Er is sprake van serieuze systeemproblemen. Ook Wageningen University & Research is meer bezig met symptoombestrijding dan aandacht schenken aan het ‘ondergrondse worstelstelsel’. Een vraag is wel waar de metafoor van het ‘ondergrondse worstelstelsel’ in deze context precies voor staat? Ik denk dat het gezegde van Maharishi Mahesh Yogi ‘water the root to enjoy the fruit’ hier letterlijk en figuurlijk van toepassing is. Het belang van bewustzijnsontwikkeling voor zowel de landbouwsector als klimaatproblematiek kan niet genoeg benadrukt worden. De Wageningse ingenieur Jelleke de Nooy-van Tol heeft in 2013 een interessant boek over landbouw geschreven, getiteld Heel de wereld.80 Ik heb dit boek uitvoerig besproken in het tijdschrift Civis Mundi.81 De Nooy-van Tol schrijft: “Het enige criterium voor het realiseren van een ‘geheelde wereld’ is dat initiatieven tegelijkertijd het individuele belang en de gemeenschappelijke belangen dienen. Deze gemeenschappelijke belangen omvatten “de belangen van de bodem, de natuur, de mensen die ver weg wonen en de toekomstige generaties”. Ik heb eerder verwezen naar wat ik noem ‘de illusie van 79

Wagemans M. (2020). Een andere kijk op orde en chaos. Deel 4: Collectief bewustzijn en veranderingsprocessen. Civis Mundi Digitaal #99, juni 2020. 80 De Nooy-van Tol J. (2013). Heel de wereld. Netwerk Vitale Landbouw en Voeding i.s.m. Jan van Arkel Uitgeverij. 81 Van Eijk T. (2019). Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld. Civis Mundi Digitaal #82, april 2019 (II) [Voor de paginanummers in het boek van De Nooy-van Tol met haar citaten, zie dit Civis Mundi artikel].

55

het intellectuele holisme’ (sectie 2.2). Het is helaas erg moeilijk om de slogan ‘think globally, act locally’ daadwerkelijk in praktijk te brengen. De Nooy-van Tol vervolgt: “De benodigde maatschappelijke veranderingen in structuur, cultuur, houding en gedrag moeten alle tegelijkertijd plaatsvinden. Als op één gebied de maatschappelijke verandering uitblijft, remt dit de transitie”. Ze schrijft echter ook: “Echte verandering komt tot stand door individuele veranderingen bij mensen: het kan niet van buitenaf worden opgelegd. Het treedt alleen op als de omstandigheden juist zijn”. Een enabling environment creëren is volgens haar belangrijk, maar empowerment (persoonlijke ontwikkeling en bekrachtiging) is cruciaal. Empowerment vindt in Wilber’s kwadrant (zie Diagram 1) linksboven plaats, in de intern-individuele dimensie. Ik denk dat haar analyse dat de intern-individuele dimensie doorslaggevend is, correct is. Zij spreekt van persoonlijke groei in de vorm van bewustzijn en zelfbewustzijn, maar ze blijft mijns inziens enigszins vaag over hoe bewustzijnsontwikkeling tot stand komt. Bewustwording van bijvoorbeeld onrechtvaardige economische en politieke verhoudingen is belangrijk, maar bewustzijnsontwikkeling in de zin van verandering van grondhoudingen (het linksboven kwadrant in Diagram 1) omvat meer dan dat. Bewustzijnsontwikkeling omvat meer dan empowerment (althans empowerment zoals gewoonlijk verstaan in de zin van machtsverhoudingen begrijpen en veranderen). Effectieve bewustzijnsontwikkeling verandert vooral grondhoudingen of interne waarden. De Nooy-van Tol schrijft ook: “Jouw eigen bezieling en die van je organisatie zijn geen randvoorwaarde zoals geld, menskracht of tijd, maar dé X-factor. Je bezieling is de motor voor de beweging naar het omslagpunt. Maar hoe krijg je dat voor elkaar?”. Ze vervolgt: Wilber’s kwadrant laat ons zien “hoe ideeën en overtuigingen eerst ‘van binnen’ in ons bewustzijn, in onze houding, veranderd zijn, voordat we ze handen en voeten kunnen geven in de praktijk ‘buiten’”. In Diagram 1 is de rechterkolom de concrete manifestatie in de werkelijkheid van de - onzichtbare - binnenwereld van mensen in de linker56

kolom.82 We moeten eerst het ‘binnenwerk’ verrichten, schrijft ze. De Nooy-van Tol’s nadruk op het belang van ‘bezieling’ en ‘binnenwerk verrichten’ ondersteun ik volledig. Zij vraagt zich af hoe we in Diagram 1 van individueel bewustzijn (grondhoudingen) naar collectief gedrag (structuren) komen. Ik denk dat bewustzijnsontwikkeling een hefboom kan zijn voor verduurzaming op ecologisch, technologisch, economisch, politiek en sociaal-structureel gebied, simpelweg omdat de intern-individuele dimensie het startpunt van alles is. In plaats van bewustzijnsontwikkeling spreken anderen liever van spirituele ontwikkeling. De grondgedachte is echter altijd dat individuele grondhoudingen of waarden essentieel zijn. De Nooy-van Tol zegt dat het bij bedrijven gaat om de omslag naar waardegedreven handelen in plaats van alleen maar winstgedreven handelen. En ze zegt dat een transitie van ‘consumentisme’ naar burgerschap nodig is. In deze context verwijs ik naar mijn bespreking van het boek Doing the Right Thing: A Value Based Economy (2017) van hoogleraar Arjo Klamer.83 De Nooy-van Tol verwijst naar het boek The tipping point van Gladwell (2000)84 wanneer zij zegt dat een bevolking als geheel zich anders gaat gedragen wanneer een kritieke massa van ongeveer 10% een bepaalde overtuiging krijgt en daardoor ander gedrag gaat vertonen.85 Zij constateert ook dat ‘katalysatoren’ nodig zijn om de vereiste 10% voor een omslagpunt te bereiken. Volgens haar zijn consumenten onderdeel van het probleem van de niet-duurzame landbouw en dus ook onderdeel van de oplossing. “De klant is koning. En toch maakt de klant in de praktijk weinig gebruik van zijn macht en 82

In het boek van De Nooy-van Tol zijn in Figuur 36 op pagina 309 de rechterboven cel en de linker-onder cel helaas verwisseld. 83 Van Eijk T. (2018). Naar een op waarden gebaseerde economie. Civis Mundi Digitaal #58, Mei 2018. Bespreking en analyse van: Arjo Klamer. Doing the Right Thing: A Value Based Economy. 2017 (2nd ed). London: Ubiquity Press. 84 Gladwell M. (2000). The tipping point: how little things can make a big difference. Little Brown. 85 Op pagina 153 spreekt zij echter van een omslagpunt bij 30% van de consumenten.

57

invloed”. Ik onderstreep het belang van omslag- of kantelpunten. En de vraag waarom zo weinig klanten gebruik maken van hun macht en invloed is inderdaad relevant. In mijn boek over Civic Driven Change through Self-Empowerment ga ik diep op deze zaken in.86 In dat boek concludeer ik dat maatschappelijke verandering aangedreven door burgers (Civic Driven Change) vooral op bewustzijnsontwikkeling gebaseerd dient te worden. Het lijkt verstandig om ons vooral te richten op de categorie of dimensie met de meest omvattende impact. Ik denk dat met name effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling een soort hefboom- of interventiemechanisme, een katalysator, met brede impact kunnen zijn.87 Ook volgens Robert Chambers is persoonlijke verandering van attituden en gedrag de sleutel tot maatschappelijke veranderingsprocessen.88 Persoonlijke verandering moet aan institutionele verandering voorafgaan en deze begeleiden, zegt hij. Dit is logisch omdat alle maatschappelijke structuren uiteindelijk gevormd en onderhouden worden door individuele personen. Door burgers geïnitieerde verandering van onderop (bottom up change) is essentieel, maar hoe verbind je zulke (onvermijdelijk lokaal beperkte) initiatieven met wereldwijd spelende zaken? Jonathan Safran Foer maakt in zijn boek Het klimaat zijn wij de vergelijking met een wave in een honkbalstadion: iemand begint en uiteindelijk doet het hele stadion mee (zie ook sectie 1.1 waar Foer het belang van een inspirerend narratief benadrukt). Hoewel individueel handelen tot voorbeeld kan dienen voor collectief handelen, blijft de vraag hoe dit in de praktijk op grote schaal bewerkstelligd kan worden? Je kunt je afvragen ‘als het zo eenvoudig is’ waarom gebeurt het dan niet op veel grotere schaal? De vergelijking met een omvattende wave in een stadion is in zoverre interessant dat een ‘coherent 86

Van Eijk T. (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu. 87 Zie ook Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi Digitaal # 33, Oktober 2015. 88 Chambers R. (1997). Whose reality counts? Putting the first last. Intermediate Technology Publications, London. p.208-31.

58

collectief bewustzijn’ gezien kan worden als een gecoördineerd ‘veld’ of ‘golf’ van individuele bewustzijnden.

7

Leiders en volgers

7.1

Koele én bevlogen leiders

Hierboven zei ik dat individueel handelen tot voorbeeld kan dienen voor collectief handelen. In deze context kan men een onderscheid maken tussen leiders en volgers. Frans de Waal, de wereldberoemde primatoloog (kenner van apen) en hoogleraar psychologie, zegt: “De volgers hebben [bij apen] eigenlijk de leiding. Ja, en dat werkt in een menselijke samenleving toch eigenlijk ook zo. Dat mensen zelf besluiten bij welk initiatief ze zich aansluiten. De initiatiefnemer heeft dan de illusie dat hij of zij de leider is, maar dat is niet noodzakelijk waar”.89 Caroline de Gruyter schrijft over de Duitse socioloog en econoom Max Weber die in 1919 een lezing hield voor studenten in München.90 “Om te begrijpen wat er buiten gebeurt, zei Weber, moeten we het hebben over abstracte, filosofische zaken zoals de betekenis van de politiek. En over de vraag waarom, en onder welke omstandigheden, burgers gezag accepteren van hun leiders. Deze lezing Politiek als beroep leest nog altijd als een trein”. De Gruyter vervolgt: “In onze complexe, ontwikkelde samenlevingen, zei Weber in München, ‘wordt politiek met het hoofd bedreven, niet met een ander lichaamsdeel of de ziel’. Maar als angst rondwaart, zijn burgers amper vatbaar voor rationele afwegingen. Tegenover hen moet de politicus een emotioneel register opentrekken terwijl hij vasthoudt aan zijn overtuiging en de harde beslissingen neemt die bij zijn verantwoordelijkheid horen. Voor de meeste politici is zoiets mission impossible. Ze zijn ijdel. Uiteindelijk vinden ze de 89

Niels Willems. Interview met Frans de Waal. Waarom zou je jezelf niet als dier zien? 5 November 2019. Foodlog website. 90 Caroline de Gruyter. Echte leiders en helden gevraagd. NRC, 9/10 januari 2021.

59

kiezer en de geur van meer macht belangrijker dan fair en effectief besturen. Dus hellen ze over naar emoties. Gevolg: slecht bestuur, en uiteindelijk het risico dat de politicus het geweldsmonopolie van de staat voor zijn eigen gerief en dat van een beperkte groep kiezers inzet”. Volgens De Gruyter staat, in Amerika én Europa, het overleven van de representatieve democratie op het spel. “Dat kan alleen met charismatische leiders, die koel én emotioneel tegelijk zijn - helden, eigenlijk”. Het is waar dat de rationele afwegingen en de daarop gebaseerde eventueel ‘harde’ beslissingen van politici in een bevlogen stijl (affectief beladen) gepresenteerd dienen te worden om ingang te vinden bij burgers. Charismatische leiders dienen koel (rationeel) én emotioneel (maar dan in de zin van gevoelig of bevlogen) tegelijk te zijn. Dat is een vrij zeldzame combinatie. Precies daarom is politiek geen eenvoudig beroep.

7.2

Leiders leiden niet, maar volgen

Ook de vraag van de Gruyter waarom, en onder welke omstandigheden, burgers gezag accepteren van hun leiders is cruciaal. In deze context is het begrip ‘macht’ essentieel.91 De Nederlandse filosoof Spinoza merkt op dat een bevolking een machtige vorst uiteindelijk altijd ten val kan brengen, omdat lichamelijke en geestelijke onderwerping “slechts duren zolang angst of verwachtingen duren”.92 Bij Spinoza delegeren individuele burgers hun macht (hun rechten) tijdelijk aan een vorst, ze staan hun macht of rechten niet af, zoals in het sociaal contract bij Hobbes. Bij Hobbes worden onderdanen van hun rechten vervreemd (alieni juris). “Het wezen van het sociaal contract bij Spinoza is dat het sui juris [zelfgerechtigd zijn] van elke bur-

91

Deze en de volgende alinea’s stammen uit Subhoofdstuk 3.2: Zelfbeschikking en bundeling van macht in mijn boek: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu. 92 Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. www.amboanthos.nl p.47/50.

60

ger door bundeling van macht wordt vergroot”.93 Spinoza’s sociaal contract berust op samenwerking tussen vrije burgers. “Deze samenwerking bestaat uit een bundeling van macht en derhalve van recht”.94 Spinoza’s opmerking dat lichamelijke en geestelijke onderwerping ‘slechts duren zolang angst of verwachtingen duren’ is een cruciaal inzicht. Allerlei maatschappelijke processen lijken een vergaande autonome dynamiek te hebben. Dat is ontegenzeggelijk waar, maar alleen voor zo lang wij - de burgers - dat toelaten. Als bijvoorbeeld nieuwe technologische ontwikkelingen altijd meteen toegepast worden, lijkt het proces van technologie ontwikkeling autonoom te zijn en buiten onze controle. Maar in werkelijkheid laten wij toe dat technologie een soort eigenstandige status verwerft. Wij - als burgers, als consumenten en als leden van maatschappelijke organisaties - geven de technologische sector deze ogenschijnlijke macht.95 Bij de huidige verslaving aan mobiele telefoons speelt de fear of missing out (FOMO) mee en de ongegronde verwachting dat ze ons significant gelukkiger gaan maken. Met betrekking tot het concept ‘macht’ zei de Franse filosoof Etienne de La Boétie in 1577 in zijn Discours de la servitude volontaire (Vertoog over de vrijwillige slavernij) dat het zich onttrekken aan de werkingen van de macht soms belangrijker kan zijn dan het vormen van tegenmacht. “[Met macht is het] precies zoals met een vuur dat van een vonkje groeit en steeds groter wordt zo lang het hout vindt om te branden. En zonder dat er water op is gegooid om het te blussen, maar alleen doordat er geen hout meer bij wordt gedaan, verteert het vuur zichzelf - omdat het niets anders heeft om te verteren - en verliest alle kracht, en is geen vuur meer”.96 93

Van Buuren (2016): p.52. Zie vorige voetnoot. 95 Zie ook: Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi Digitaal # 33, oktober 2015. 96 De La Boétie: in Achterhuis H. (1988). Het rijk van de schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucault. Uitgeverij Ambo bv, Baarn, Nederland (2e druk). p.275. 94

61

Als men de disciplinerende macht niet (meer) gehoorzaamt, wordt zij als een wortel die geen vocht vindt en sterft. De filosoof Bruno Latour zegt: “Macht is niet iets dat men kan bezitten - het moet inderdaad eerder als een gevolg dan als een oorzaak van actie gezien worden ... De maatschappij is niet hetgeen dat ons bij elkaar houdt, het is wat bij elkaar wordt gehouden. De sociale wetenschappers hebben het gevolg voor de oorzaak aangezien, het passieve voor het actieve, hetgeen gelijmd wordt voor de lijm. Het verwijzen naar een reservoir van energie, of het nu om ‘kapitaal’ of ‘macht’ gaat, om het gehoorzame gedrag van de massa’s te verklaren, is dus zinloos. Dit reservoir is vol voor zolang men het niet nodig heeft, dat is zolang anderen het plichtsgetrouw vullen. Het is leeg wanneer men het nodig heeft, dat is wanneer de anderen het niet langer vullen. Er valt niet te ontkomen aan deze paradox. Hoe veel macht men ook schijnt te accumuleren, het is altijd nodig het te verkrijgen van de anderen”.97 De val van de Berlijnse Muur is een indrukwekkend voorbeeld waarop Latour’s interpretatie van het begrip ‘macht’ van toepassing is. Zo gauw een bepaald aantal mensen macht op een andere manier gaan interpreteren, i.c. power to the people, worden regeringen machteloos. Overheden en politieke machthebbers weerspiegelen slechts het collectief bewustzijn van de bevolking. Hoewel een enkele autoritaire politieke leider door charisma, retorische gaven, symboolpolitiek en/of een repressief regime enige invloed kan uitoefenen op het gedrag van zijn onderdanen, is het uiteindelijk toch zo dat deze leider het collectief bewustzijn van de bevolking weerspiegelt. Ook autoritaire of totalitaire machthebbers hebben niet voldoende macht om bevolkingen van vele miljoenen mensen aan te sturen. Zij hebben slechts macht in zover en zolang de bevolking hen toestaat om macht te hebben. In een artikel van de NRC redactie over de problematische Europese politieke unie staat: “In plaats van de huidige ‘Ik-ben-hun-leider97

Latour B. (1986). The powers of association. In: J. Law (ed.). Power, action and belief: A new sociology of knowledge? Routledge & Kegan Paul, Boston. pp.264-280.

62

dus-ik-volg-hen’ mentaliteit wordt echt leiderschap gevraagd”.98 Ik begrijp het verlangen naar ‘echt leiderschap’ in deze context, maar toch is het zo dat leiders hun bevolking volgen. Leiders weerspiegelen eenvoudigweg het onderliggend collectief bewustzijn van hun bevolking. Het is te simpel om te stellen dat een klein aantal ‘echte leiders’ draagvlak kunnen creëren onder hun miljoenen onderdanen. Zelfs retorisch begaafde, intelligente en (waarschijnlijk) moreel integere leiders als Barack Obama kunnen dat niet. Yes we can … als het leven zo eenvoudig was, dan zou de wereld er nu stukken beter uitzien. Het paradoxale is dat de ‘Ik-ben-hun-leider-dus-ik-volg-hen’ attitude onontkoombaar is. Leiders leiden niet, maar volgen. Dat brengt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de Europese unie terug waar die hoort, namelijk bij de Europese burgers zelf. Europese leiders weerspiegelen onbewust de coherentie van het collectief bewustzijn van de Europese bevolkingen.99 (zie secties 10.2 en 10.4). Timothy Garton Ash, hoogleraar Europese Studies in Oxford, karakteriseert Václav Havel (1936-2011) als een wijs man.100 Havel schreef als dissident over ‘de macht der machtelozen’ en ervoer als president ‘de machteloosheid der machtigen’. Havel’s wezenlijk inzicht waaruit elk burgerlijk verzet voortkomt, is volgens Garton Ash dat “zelfs de meest onderdrukkende regimes afhankelijk zijn van een minimale volgzaamheid van de mensen die ze regeren”. Deze ‘machteloosheid der machtigen’ en daarmee corresponderende ‘macht der machtelozen’ zou de hogere klassen te denken moeten geven. Ook de Arabische Lente was een voorbeeld van hoe snel ‘machtige’ regimes kunnen vallen. Dat daarmee de opbouw van waarlijk democratische staten nog niet gegeven is, moge inmiddels duidelijk zijn. In deze context wil ik nogmaals opmerken dat bewustzijnsontwikkeling (in de zin van spirituele transformatie) iets anders is dan bewustwording van iets - in dit geval van ongelijke machtsverhouding98

De Europese apathie. Opinie & Debat. NRC, 16/17 juni 2012. Van Eijk T. (2012). Hoe krijgen we een Europese politieke unie? Civis Mundi Digitaal # 12, juli 2012. 100 Timothy Garton Ash. Weinigen hebben zo veel van waarde nagelaten als Havel. NRC, 19 december 2011. 99

63

en. Politieke bewustwording is belangrijk, maar niet afdoende om fundamentele veranderingen te bewerkstelligen. Waarom komt er op een gegeven moment, en meestal vrij abrupt, een eind aan de volgzaamheid van grote groepen mensen? Ik denk dat dit met de coherentie van het collectief bewustzijn te maken heeft. Omdat het collectief bewustzijn gevormd wordt door individuele bewustzijnden blijft het oude spreekwoord van kracht: ‘verander de wereld, begin bij jezelf’. Individuen hebben macht. De huidige ogenschijnlijk enorme concentratie van economische en politieke macht in multinationale ondernemingen ontstaat door de verstrengeling van de belangen van economische en politieke elites. Maar uiteindelijk laten wij in onze rol als burgers, consumenten en leden van maatschappelijke organisaties deze machtsverdeling toe. Wij geven macht uit handen. Bovendien wordt de machtsconcentratie in multinationale ondernemingen aangejaagd door een ongebreideld consumentisme, wat op zijn beurt wordt aangejaagd door de overdreven mimetische begeerte (het continu willen nabootsen van - of wedijveren met - anderen) waaraan wij als consumenten in principe niet hoeven toe te geven.101 Met betrekking tot het begrip macht zijn ook kredietbeoordelaars een interessante groep deskundigen die de eigen beperkingen liever binnenskamers houdt. De impact van de experts van de rating agencies is gedeeltelijk gebaseerd op het fenomeen van de “self-fulfilling prophecy: feitelijk gedrag dat gebaseerd is op een als zodanig ervaren en/of gepresenteerde werkelijkheid, [beïnvloedt] de feitelijkheid in de richting van die perceptie”.102 Oftewel het Thomas-theorema: If men define situations as real, they are real in their consequences. Dan wordt het geschetste beeld belangrijker dan de waarheid. Waarom geven we kredietbeoordelaars zo veel macht? Moderne informatie en communicatie technologie, zoals gebruikt door kredietbeoordelaars, is uitermate nuttig, maar verleent de op computersimulaties 101

Zie ook: Van Eijk T. (2009). Hoe de statuswedloop kan worden beperkt. Me Judice, jaargang 2, 2 juni 2009. www.mejudice.nl/ 102 Van Eijk T. (2012). Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi Digitaal # 9, januari 2012.

64

gebaseerde toekomstscenario’s ook een aureool van wetenschappelijkheid en betrouwbaarheid, dat niet altijd terecht is. Dit verwijst naar de eerder vermelde illusie van het intellectuele holisme. De bovenstaande alinea’s bevestigen wat Latour hierboven zei: ‘macht is niet iets dat men kan bezitten’. Macht is geen commodity, geen handelswaar die men in kleinere of grotere hoeveelheden kan verzamelen en die onvergankelijk is. Bij Spinoza berust het sociaal contract op samenwerking tussen vrije burgers en deze samenwerking is gebaseerd op een bundeling van macht. Het bundelen van macht, zoals benadrukt door Spinoza, is belangrijk, maar zoals hijzelf ook zegt: macht duurt slechts ‘zolang angst of verwachtingen duren’. Macht is vergankelijk. Bij Spinoza is macht ook verbonden aan het begrip zelfbeschikking. Deze zelfbeschikking is gerelateerd aan het begrip field independence. Een belangrijk resultaat van onderzoek naar TM is dat de autonomie of onafhankelijkheid van mediterenden toeneemt.103 Het beoefenen van de TM techniek bevordert field independence: personen zijn onafhankelijker in hun denken en weerbaarder tegen groepsdruk (ze doen geen dingen die niet goed aanvoelen).104 Deze karakteristiek van psychologische gezondheid maakt dat mensen minder gevoelig worden voor sociale status en nabootsing.

8

De keten van gedragsontwikkeling

8.1

Inleiding

In sectie 7.1 werd gezegd dat charismatische leiders tegelijkertijd koel (rationeel) én emotioneel (in de zin van gevoelig of bevlogen) dienen te zijn om positieve gedragsverandering bij hun burgers te bewerkstelligen. Een bredere vraag is hoe we, naast ondersteuning 103

Gelderloos P. (1987). Valuation and Transcendental Meditation. PhD. thesis: Katholieke Universiteit Nijmegen. SOMA Scientific Publisher, Lelystad. 104 Van Eijk T. (2010). Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi Digitaal # 1, september 2010. Zie ook voetnoot 40 in sectie 2.3.

65

door helaas vrij zeldzaam voorkomende charismatische leiders, tot daadwerkelijke gedragsverandering op grote schaal kunnen komen?105 We hebben immers eerder geconstateerd dat leiders niet leiden maar hoofdzakelijk volgen (sectie 7.2). In dit hoofdstuk wordt allereerst besproken hoe kennisontwikkeling tot stand komt. Daarvoor is het nodig een onderscheid te maken tussen de begrippen data, informatie en kennis. Naast deze drie begrippen spelen, zoals we gezien hebben in voorgaande hoofdstukken, ook de volgende begrippen een rol in gedragsontwikkeling: emotie, gevoel, onderbuikgevoel, houding of attitude, grondhouding, overtuiging, waarde, intuïtie en instinct. Helaas worden deze begrippen meestal niet nader gespecificeerd en wordt niet aangegeven hoe ze zich tot elkaar verhouden. Dat gebeurt in dit hoofdstuk wel.

8.2

Transformatieprocessen

Hieronder vindt u in Diagram 2 de door mij voorgestelde keten van gedragsontwikkeling. Deze keten begint bij data en eindigt in gedrag. De pijlen in de bovenste rij representeren transformatieprocessen. In de onderste rij van het diagram worden drie kennisvormen (drie manieren om kennis te verwerven) en de bijbehorende gevoelens en gedragingen weergegeven. Ik kom daar later op terug. Diagram 2: De keten van gedragsontwikkeling

De keten van gedragsontwikkeling begint bij data die eerst getransformeerd worden tot informatie. De Wageningse emeritus hoog105

Dit hoofdstuk is deels gebaseerd op: Van Eijk (2020). Hoe komen we tot daadwerkelijke gedragsverandering? Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I).

66

leraar voorlichtingskunde Niels Röling zegt dat er verwarring in terminologie bestaat met betrekking tot de woorden data, informatie en kennis.106 Hij schrijft: “Data komen van buiten en zijn input in een zintuiglijk systeem of ontvanger. Data kunnen getransformeerd worden in informatie, d.w.z, een patroon dat onzekerheid kan verminderen voor iemand die beslissingen moet nemen. Een mededeling kan informatie bevatten. Voorlichting kan informatie overbrengen. Computers kunnen patronen genereren en informatie creëren. Ze kunnen data en informatie overbrengen. Maar of informatie echt de onzekerheid van de beslissingnemer vermindert wordt bepaald op het moment dat die informatie wordt gedecodeerd, verwerkt en getransformeerd in kennis … Kennis is een attribuut van de geest. Het kan niet overgedragen worden”.107 Informatie bestaat dus uit georganiseerde data, bijvoorbeeld wanneer data zijn gerangschikt in een Excel sheet. En kennis is geïnternaliseerde informatie. Een eenvoudige keten van kennisontwikkeling verloopt dus als volgt: data → informatie → kennis.108 Hoewel verscheidene auteurs een onderscheid maken tussen informatie en kennis, is volgens de Wageningse hoogleraar Leeuwis dit onderscheid grotendeels achterhaald omdat “informatie geen betekenis heeft als het niet geïnternaliseerd kan worden, en doordat het wordt geïnternaliseerd, wordt het deel van een voorraad van kennis”.109 Als kennis geïnternaliseerde informatie is, dan is kennis niet direct overdraagbaar omdat ieder individu het persoonlijke proces van internalisatie moet doormaken. Externe data daarentegen zijn wel overdraagbaar, maar hebben als zodanig geen betekenis tot ze 106

Röling N. (1988). Extension science. Information systems in agricultural development. Cambridge University Press, Cambridge. p.33. 107 Röling (1988): p.185/6. 108 Later zullen we zien dat volgens Damasio data niet alleen van buiten komen via onze zintuigen, maar ook van binnen: data over lichaamstoestanden of onze homeostatische regulering (zie sectie 8.4). 109 Leeuwis C. (1993). Of computers, myths and modelling, the social construction of diversity, knowledge, information and communication technologies in Dutch horticulture and agricultural extension. Wageningen Studies in Sociology no. 36, Wageningen. p.56.

67

gerangschikt zijn tot informatie en geïnternaliseerd tot kennis. De transformatieprocessen in Diagram 2 zijn buiten het bereik van ons intellect. Het zijn eigenlijk black box processen, we weten niet wat er precies gebeurt (ik kom hierop terug in sectie 11.1 waar het zogenaamde ‘hard problem of consciousness’ ter sprake komt). Computer gestuurde algoritmen kunnen grote hoeveelheden data omzetten in informatie, maar soms op een onduidelijke manier (in dat geval is er dus ook sprake van een black box proces). Een individu zal de informatie die een algoritme levert moeten internaliseren om het tot persoonlijke kennis te maken. En vervolgens moet die kennis nog getransformeerd worden tot bepaald gedrag.

8.3

Kennis en het neurofysiologisch systeem

Volgens Röling is kennis de uitkomst van “het levenslange proces van verwerken, opslaan en terughalen van informatie, dat in het neurofysiologisch systeem plaatsvindt”.110 De vorming van kennis is dan afhankelijk van de conditie of alertheid van dit systeem. We weten allemaal dat de helderheid van ons intellect en de mate van ‘gespannen zijn’ (stress) de informatieverwerking beïnvloedt: wanneer we slaperig, vermoeid of gestrest zijn functioneert het verwerken van informatie tot kennis niet optimaal. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat de alertheid van het neurofysiologisch systeem beïnvloed wordt door technieken voor bewustzijnsontwikkeling.111 De meeste natuurwetenschappers (en ook sociale wetenschappers) focussen op data, informatie en kennis. Het is echter evident dat kennis als zodanig niet altijd afdoende is om gedrag te veranderen. De vraag is dan hoe de transformatie van kennis tot (bij voorkeur ecologisch en maatschappelijk verantwoord) gedrag plaatsvindt? Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om te weten waarom sommige mensen anti-rookinformatie internaliseren tot kennis en deze kennis 110

Röling (1988): p.186. Voor het wetenschappelijk aangetoonde positieve effect van beoefening van TM op stress vermindering en toegenomen cognitieve vermogens, zie: http://www.truthabouttm.org/truth/Home/index.cfm 111

68

transformeren tot een andere houding tegenover roken en vervolgens besluiten om daadwerkelijk te stoppen met roken, terwijl anderen - ondanks talrijke voorlichtingscampagnes - doorgaan met roken. We weten dat mechanismen zoals identificatie (het zich aanpassen aan een bepaalde sociale groep) en gehoorzaamheid (het opvolgen van geboden en verboden van bepaalde autoriteiten zoals doctoren, onderwijzers en ouders) hierbij een rol spelen. Maar wellicht spelen ook andere factoren een rol. Zo toont wetenschappelijk onderzoek aan dat mensen die met de TM techniek beginnen spontaan minder gaan roken.112 Het leren van de TM-techniek houdt geen aanwijzingen voor een bepaalde levensstijl in. Mensen gaan spontaan minder sigaretten, alcohol, marihuana, enzovoorts gebruiken. Door de beoefening van TM ontwikkelt gezondheidsondersteunend gedrag zich als het ware ‘spontaan’. Gezondheidsondersteunend gedrag ontwikkelt zich gebaseerd op de eigen intelligentie van het geest-lichaam complex. Probleemoplossend vermogen ontwikkelt zich ‘van binnenuit’.113 Met betrekking tot de rechtspraak schrijft Folkert Jensma dat preventie nauwelijks wordt genoemd: “het voorkómen van een beroep op of schending van het recht. ‘Strafrecht lost nooit maatschappelijke problemen op’, hoorde ik de OM-topman gelukkig nog wel zeggen. Het maakt ze hooguit zichtbaar, inclusief dubbele bodems. Zolang de burger wil slikken en snuiven zullen er gepantserde BMW’s naar rechtbanken blijven stuiven met ‘topcriminelen’ aan boord”.114 Preventie is gekoppeld aan de ontwikkeling van probleemoplossend vermogen ‘van binnenuit’ maar krijgt tot nu toe weinig aandacht.

112

Zie bijvoorbeeld: Ottens (1975). The effect of Transcendental Meditation upon modifying the cigarette smoking habit. Journal of School Health, 45, p. 577-83. 113 Zie ook wat Fagan zegt in mijn proefschrift: Van Eijk (1998), p.229, Box 22: Modern medicine and health-education. 114 Folkert Jensma. Zet politiek en rechtspraak helemaal uit elkaar, nu het nog kan. NRC, 3/4 juli 2021.

69

8.4

Onderscheid tussen emotie en gevoel bij Damasio

In de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) staan de begrippen ‘emotie’ en ‘gevoel’. We hebben al eerder gezien dat in veel literatuur geen verschil wordt gemaakt tussen emotie en gevoel, en bijvoorbeeld ook niet tussen instinct en intuïtie. Laten we het voorbeeld van het initiële hamsteren aan het begin van de coronacrisis nemen. Door de beschikbare informatie die via tv, kranten, sociale media, geruchten, et cetera tot ons komt, raakt een gedeelte van de bevolking in paniek. Hun emotionele reactie resulteert in het onbezonnen (niet goed doordachte) gedrag van hamsteren. Met een adequater zich bewust worden van hun initiële emotie (angst), oftewel een adequater gevoel of een genuanceerdere gedachte hierover, zouden ze wellicht niet zijn gaan hamsteren. Antonio Damasio, hoogleraar neurowetenschap, psychologie en filosofie, schrijft in zijn boek Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein (2003) het volgende: “Gevoelens van pijn of genot of van iets daartussenin vormen de grondslag van onze geest. We merken deze simpele werkelijkheid vaak niet op, omdat de mentale beelden van de objecten en gebeurtenissen om ons heen, samen met de beelden van de woorden en zinnen die ze beschrijven, zo’n groot deel van onze overbelaste aandacht in beslag nemen. Maar ze zijn er wel - gevoelens die berusten op talloze emoties en daarmee verbonden lichaamstoestanden, de onophoudelijke melodie van onze geest, de niet te stoppen achtergrondklanken van de meest universele muziek, die slechts tot rust komt als we in slaap vallen, de achtergrondmelodie die in uitbundig zingen verandert als we door blijdschap worden overweldigd en in een somber requiem als blijdschap plaatsmaakt voor droefheid”.115 Damasio zegt dus dat gevoelens berusten op emoties die op hun beurt verbonden zijn met lichaamstoestanden. Volgens hem vormen gevoelens de grondslag of de achtergrondmelodie van onze geest. 115

Damasio A. (2003). Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam. p.11 [Vertaling van Looking for Spinoza – Joy, Sorrow and the Feeling Brain, 2003].

70

Deze achtergrondmelodie van gevoelens (gemoedstoestanden, affecten) vormt een belangrijk onderdeel in de keten in Diagram 2. Damasio verwijst naar de homeostase, of beter gezegd homeodynamiek, als een geautomatiseerde levensregulering.116 Gevoelens zijn dan een mentale uitdrukkingsvorm van alle niveaus van homeostatische regulering.117 Wij mensen, als bewuste en hoogontwikkelde wezens, noemen bepaalde gevoelens positief en andere negatief, wat “rechtstreeks in verband staat met het soepele of moeizame verloop van het levensproces. Uiteraard geeft onze conatus de voorkeur aan soepel verlopende levenstoestanden. Daartoe worden we aangetrokken”.118 Spinoza’s term conatus verwijst naar de algemene levensdrift als de grondslag van het bestaan. Spinoza definieert de werking van de conatus als een beweging van aantrekking en afstoting. Levende wezens bewegen zich spontaan naar dingen die ze als prettig ervaren en keren zich af van dingen die hen afstoten. Spinoza gebruikt ook het woord appetitus als synoniem voor conatus. Appetitus is voor hem de fundamentele levensdrift die daaruit bestaat dat we grijpen naar (onze hand of geest uitstrekken naar) datgene wat ons verlangen opwekt. Conatus in de zin appetitus is het streven naar iets, het benadrukt de intentionele aard van de levensdrift. Een tweede synoniem dat Spinoza voor conatus gebruikt is cupiditas (begeerte of verlangen). Cupiditas (begeerte) is appetitus (drift of lust) waarvan men zich bewust is. Dit betekent dat de bewuste geest (met de bewuste cupiditas) een afgeleide en onderdeel is van de conatus in de zin van appetitus. Spinoza kenmerkt de geest als een spiegeling (reflectie) van de fundamentele levensdrift (de conatus/appetitus) en, wat misschien belangrijker is, als dienstbaar aan deze levensdrift.119 Het onderscheid tussen appetitus en cupiditas bij Spinoza is het onderscheid tussen emoties en gevoelens bij 116

Damasio (2003): p.34. Damasio (2003): p.39. 118 Damasio (2003): p.122. 119 Deze alinea stamt uit: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu. p.121/2. De alinea is mede gebaseerd op: Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. www.amboanthos.nl 117

71

Damasio.120 Damasio schrijft: “Gevoelens openen de deur voor een zekere mate van weloverwogen controle van de automatisch werkende emoties”.121 Damasio zegt dat lichaamsstructuren en lichaamstoestanden in kaart worden gebracht en de neurale patronen in die kaarten worden getransformeerd tot mentale patronen en beelden, tot de denkbeelden die we gevoelens noemen.122 De gedachten in onze geest bestaan uit zich snel formerende gevoelens, beelden en klanken.123 Damasio zegt dat de weg van Spinoza via de inzet van verstand en gevoel loopt. “Het verstand toont ons de weg, terwijl het gevoel de motor is van onze vastbeslotenheid om tot inzicht te komen”.124 Op de binnenflap van Damasio’s laatste boek The Strange Order of Things (2018) staat: “Dit boek is een baanbrekend onderzoek in homeostase, het proces dat de menselijke fysiologie reguleert binnen een bereik dat niet alleen het overleven, maar ook het floreren, van leven mogelijk maakt”.125 Damasio schrijft: “Gevoelens als de mentale vertalers van de homeostatische voordelen van chemische en actie programma’s, of het gebrek daaraan, … informeren de geest over de huidige staat van homeostase en voegen dus een extra laag van waardevolle regulatieve opties toe”.126 Hij vervolgt: “Opgewekte gevoelens … zijn het resultaat van een breed scala aan ‘emotionele’ reacties veroorzaakt door zintuiglijke stimuli of door de actie van driften (zoals honger of dorst), motivaties (zoals lust en spel), en emoties in de conventionele zin (zoals vreugde en verdriet)”.127 Volgens Damasio is het advies van Spinoza om de emotieopwekkende stimuli die tot negatieve emoties kunnen leiden te vervangen “door beredeneerde emotieopwekkende stimuli die in staat zijn de 120

Damasio (2003): p.37. Damasio (2003): p.77. 122 Damasio (2003): p.102. 123 Damasio (2003): p.167. 124 Damasio (2003): p.244. 125 Damasio A. (2018). The strange order of things. Life, feeling, and the making of cultures. Pantheon Books, New York. 126 Damasio (2018): p.160. 127 Damasio (2018): p.108. 121

72

meest positieve gevoelstoestanden op te roepen”.128 Ook schrijft Damasio dat “de gevoelens en de rede in een ondeelbare, rondgaande, reflectieve omarming verkeren. De omarming kan de voorkeur geven aan een van de partners, gevoel of rede, maar het omvat beide”.129 Ik hoop dat hiermee duidelijk is geworden dat het zinnig is om een onderscheid, maar geen scheiding, te maken tussen emotie en gevoel, en tussen gevoel en rede. Gevoelens en gedachten verkeren tenslotte in ‘een ondeelbare, rondgaande, reflectieve omarming’. Voor puur analytische doeleinden is het echter nuttig om emoties en gevoelens in een bepaalde volgorde in de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) te plaatsen. Tegelijkertijd dienen we te beseffen dat de eerder vermelde transformatieprocessen in Diagram 2 feitelijk black box processen zijn, waarin acties bovendien ongelofelijk snel kunnen verlopen. Het discursieve, rationele verstand, dat lineair oorzaak-en-gevolg denken hanteert, kan dit onmogelijk behappen. Men kan zich dan terecht afvragen of het überhaupt zin heeft om een schematische keten van gedragsontwikkeling te formuleren. Ik denk dat dit boek aantoont dat juist vanwege het complexe karakter van gedragsontwikkeling meer aandacht voor het proces van bewustzijnsontwikkeling nodig is. Hoewel velen ook ‘bewustzijnsontwikkeling’ ongetwijfeld als een black box proces zullen zien. Desondanks hoop ik in dit boek aan te tonen dat meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling gerechtvaardigd is. Ook de filosoof en Spinoza kenner Miriam van Reijen zegt dat emoties gemoedsaandoeningen zijn, die onderscheiden (maar niet gescheiden) kunnen worden van lichamelijke aandoeningen.130 Zij gebruikt het woord ‘emoties’ voor de vervelende gevoelens, oftewel de ‘passies’ (de ongewenste gemoedsaandoeningen, het lijden) en het woord ‘gevoel’ voor de prettige gevoelens. Maar zegt ze: “Het is maar een afspraak”. Het is inderdaad belangrijk om te benadrukken dat het slechts ‘afspraken’ zijn, maar het lijkt me verstandig om de verschil128

Damasio (2003): p.242. Damasio (2018): p.171. 130 Van Reijen M. (2016). Stoïcijnse levenskunst. Evenveel geluk als wijsheid. ISVW Uitgevers, Leusden. p.73. 129

73

lende begrippen te omschrijven om spraakverwarring te voorkomen. Zo zegt bijvoorbeeld de filosoof Marjan Slob: “Emoties zijn lichamelijke gewaarwordingen, gevoelens zijn geïnterpreteerde emoties”.131 Slob zegt ook: “Wat emoties onderscheid van gevoelens is dat emoties puur lichamelijke impulsen zijn die aanzetten tot gedrag, terwijl gevoelens ook om duiding van je eigen positie, vermogen tot reflectie, vragen”.132

8.5

Emoties en factchecks

In een artikel met de titel Het gaat helemaal niet om feiten. Het gaat om beleving zegt Bas Heijne: “Zelden wordt iemand door een handvol getallen op andere gedachten gebracht”.133 Dit is precies waarom in de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) de begrippen ‘emotie’ en ‘gevoel’ een belangrijke plaats innemen. Heijne schrijft: “[Er is bij de overheid een] onderliggende angst dat voor de burger alles louter beleving dreigt te worden, dat er steeds minder algemeen gedeelde principes zijn, dat objectieve kennis ondergeschikt raakt aan emotie”. ‘Objectieve’ kennis kan inderdaad ondergeschikt raken aan allerlei negatieve gemoedsaandoeningen, zoals irritatie, angst, teleurstelling, jaloezie en schuldgevoel. Volgens Heijne is dit “de reden waarom de zogenaamde ‘factcheck’, een uitvinding waar de journalistiek zo trots op is, in werkelijkheid nauwelijks of geen effect heeft”. Hij vervolgt: “Een factcheck kan misvattingen corrigeren, maar neemt de oorzaak van onze zorg of angst niet weg. Je neemt de angst voor terrorisme niet weg door mensen voor te houden dat de kans dat zij het slachtoffer van een aanslag worden vele malen kleiner is dan de kans op een auto-ongeluk”. In sectie 1.1 hebben we gezien dat Jeroen Candel de huidige N131

In: Milou van Rossum. We zijn allemaal (weleens) eenzaam. NRC, 19/20 december 2020. 132 In: Andrea Reuvers en Hannah Achterbosch. De mens heeft talent voor eenzaamheid. Nieuwsbrief 2 oktober 2020, Filosofie Magazine. 133 Bas Heijne. Het gaat helemaal niet om feiten. Het gaat om beleving. NRC, 21/22 december 2019.

74

problematiek aanhaalt als een voorbeeld waarin boeren en andere belanghebbenden voortdurend feiten aanvechten. Belevingen zijn dominant en factchecks doen vaak niet of nauwelijks ter zake. In sectie 3.3 sprak ik over het eindeloos gekissebis over cijfers in complexe systemen (bijvoorbeeld in ketens in de landbouwsector en kledingindustrie). Waarlijk ‘objectieve’ wetenschap is een illusie en cijfermatige factchecks en controles alleen gaan onze complexe problemen niet oplossen.134 Heijne spreekt over het primaat van onze perceptie en hoe gevoelsmatige beleving een scheef beeld van de werkelijkheid kan opleveren. Later zullen we zien dat het primaat van onze perceptie en gevoelsmatige beleving overeenkomt met de eerste kennisvorm in Diagram 2, te weten datgene wat Spinoza de ‘verbeelding’ noemt. Heijne schrijft: “De emotie gaat vooraf aan de beredeneerde overtuiging. Wanneer je bij het zien van hatelijke uitspraken of geweld in je tijdlijn [op je telefoon] een emotionele aanvechting voelt om in opstand te komen tegen het onrecht dat je ziet, kom je in de knoop wanneer je geconfronteerd wordt met statistieken die jouw gevoel van woede of onrecht lijken te weerspreken of te relativeren. Objectieve feitenkennis en wetenschap zijn niet langer verlengstuk van je emoties, een manier om ze te ordenen en te ‘rationaliseren’, integendeel, ze denigreren jouw diepgevoelde aanvechting. Ze gaan recht tegen je perceptie in. Dus kunnen ze niet kloppen”.135 Mijns inziens geeft Heijne in de voorgaande alinea de indruk te veel te verwachten van de rationaliserende invloed van objectieve feitenkennis en wetenschap. Wanneer men zich bewust wordt van een diepgevoelde emotionele aanvechting, wanneer een emotie een bewust gevoel wordt, dan kan dat gevoel of die gedachte conflicteren met wetenschappelijke kennis. Er botsen dan twee gedachten met als mogelijk gevolg een passieve of niet-actieve gemoedsaandoening. 134

Zie ook Tabel 8: Karakterisering van het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma aan de hand van de criteria ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type rationaliteit, en type systeem in mijn proefschrift: Van Eijk (1998): p.124/7. 135 Bas Heijne. Het gaat helemaal niet om feiten. Het gaat om beleving. NRC, 21/22 december 2019.

75

Het resultaat is re-actief gedrag. Men reageert op een irrationele of onredelijke manier op een gebeurtenis. In deze context schrijft Patricia van Bosse: “Voor- en tegenstanders beroepen zich beiden op wetenschap, maar hebben geen gedeeld vertrouwen. Ze hebben alleen vertrouwen in de experts die in hún straatje passen, het eigen gevoel is immers de maat van alle dingen”.136 Zij verwijst ook naar de drie opdrachten van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met betrekking tot deze laatste opdracht schrijft ze: “Broederschap dienen we intern te ervaren en niet de wij-zij tegenstelling aan te spreken, waar mensen zo gemakkelijk toe geneigd zijn”. Er is echter het gevaar dat broederschap “alleen plichtmatig onderschreven wordt en geen geleefde werkelijkheid wordt”. Ik denk dat gelijkheid tussen mensen niet bestaat en nooit zal bestaan, en dat daarom broederschap als derde opdracht is toegevoegd. Maar broederschap als daadwerkelijk ‘geleefde werkelijkheid’ hangt af van de reikwijdte van de broederschap. Binnen een gezin of familie kan het relatief gemakkelijk gerealiseerd worden, maar hoe wijder de concentrische cirkel van broederschap wordt, hoe moeizamer het gaat.137 De reikwijdte van het collectief gedeelde vertrouwen neemt doorgaans af in wijdere verbanden. Hier speelt het begrip ‘coherent collectief bewustzijn’ een rol. Een ander voorbeeld komt van Arnon Grunberg die in het NRC schreef: “De Spaanse, antirevolutionaire negentiende-eeuwse filosoof Juan Donoso Cortés noteerde: ‘De mensen zoeken in het algemeen noch de waarheid, noch de werkelijkheid, maar alleen het gevoel van veiligheid’ … Het is moeilijk onderscheid te maken tussen een gevoel van veiligheid en werkelijke veiligheid. Bestuursvoorzitter Paul Rosenmöller van de Vereniging van Voortgezet Onderwijs zei dan ook [in het NRC van 15/3/2020] over de beslissing van het kabinet om de scholen te sluiten: ‘Uiteindelijk heeft de emotie het van de ratio gewonnen’. Wie zich niet veilig voelt, mag nog zo veilig zijn, het 136

Patricia van Bosse. Bespreking van: Bas Heijne, Mens/onmens. Amsterdam, Prometheus, 2020. Civis Mundi Digitaal #94. Februari 2020. 137 Zie hoofdstuk 6 Het concentrische ik in: Van Eijk (2017).

76

gevoel weegt zwaarder”.138 Grunberg noteert ook nog: “Afgaand op onze gedragingen, denk aan hamsteren of de neiging elke crisis aan te grijpen om anderen de les te lezen, moeten we misschien concluderen dat we ook onze eigen emoties vaak niet onder controle hebben”. Beatrice de Graaf, hoogleraar internationale en politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, schrijft: “Elke risicowetenschapper kan vertellen dat mensen notoir slecht zijn in het inschatten van risico’s (bijna net zo slecht als in het luisteren naar onderzoekers). We hebben geen idee, of beter gezegd, geen enkele intuïtie als het gaat om koppelen van angstgevoelens aan statistiek. Bij risico’s laten we onze verbeelding de vrije loop. En die verbeelding wordt gevoed door mediabeelden, Hollywoodfilms en outlier-incidenten. Dat wat onverwacht, urgent, punctueel en abrupt onze belevingshorizon binnendendert, dáár zijn we bang voor. Het oncontroleerbare, onbegrijpelijke: zoals aanslagen, of schokkende criminele incidenten … Daardoor is onze herinnering én ons vooruitblikkend vermogen al bij voorbaat belast door inschattingsfouten”.139 (mijn cursivering) De Graaf gebruikt in bovenstaande (verhelderende) alinea de door Spinoza onderscheidde kenvormen ‘intuïtie’ en ‘verbeelding’. Ik kom hierop terug. Tim Stevens, promovendus bij de leerstoelgroepen Strategische Communicatie en Bestuurskunde aan Wageningen Universiteit, zegt dat “emoties een dubbelzinnige rol spelen in discussies op sociale media. Deelnemers proberen elkaar te diskwalificeren met de opmerking dat de ander emotioneel reageert - en dus geen rationele argumenten geeft waarom het andere beter is. Maar ondertussen gebruiken alle partijen emotionele argumenten of waarden in hun discussies op sociale media. Boerinnen presenteren zich als zorgzame moeders en gebruiken de slogan ‘kalverliefde’ om te benadrukken dat ze heel goed voor de dieren zorgen. Welzijnsactivisten laten zielige beelden van dieren zien en zeggen dat zij wél hart voor de dieren 138

Arnon Grunberg. Wij offeren alles op voor een gevoel van veiligheid. NRC, 21/22 maart 2020. 139 Beatrice de Graaf. Brand meester. NRC 21/22 december 2019.

77

hebben. Die emoties zijn logisch. Je komt pas in beweging als je het gevoel hebt dat iets van waarde is. Emoties zijn de drijfveer van menselijk gedrag”.140 Het gegeven dat mensen pas in beweging komen wanneer iets ze werkelijk aan het hart gaat, is eerder ter sprake gekomen in sectie 1.2 waar Hume en Heijne zeggen dat de rede en dus ook gedrag altijd getriggerd wordt door emotie, door iets wat heftig beleefd wordt. Onderliggende gevoelens, waarden of grondhoudingen zijn inderdaad cruciaal. Het voorbeeld van hierboven - boerinnen versus dierenwelzijnsactivisten - laat zien dat duidelijkheid over wat de onderliggende waarden zijn belangrijk is. In deze context maak ik een onderscheid tussen passieve, neutrale en actieve waarden (Diagram 2). In sectie 1.3 hebben we gezien dat het uitbannen of omgekeerd het omarmen van de natuur te maken heeft met verschillende grondhoudingen naar de natuur. De eco-filosoof Wim Zweers onderscheidt daar zes verschillende grondhoudingen. Al de in dit subhoofdstuk gegeven voorbeelden (van verschillende auteurs) laten zien dat emotie en gevoel belangrijke plekken innemen in de keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2) en hoe dat de interpretatie van wetenschappelijke/statistische feiten kan beïnvloeden. In deze context zegt de filosoof Coen Simon dat een onwaarachtig enthousiaste levenshouding het vaak wint van de ratio. Bij een van de eerste colleges filosofie die Simon volgde in 1991 sprak de hoogleraar metafysica, Cornelis Verhoeven, over een passage van Plato die ging over inspiratie en enthousiasme. “Voor het ‘enthousiasmos’ van Plato waarover hij sprak was geen ‘deskundigheid’ nodig. Het kwam als een flits [van het denken], als een geschenk van de goden”.141 Verhoeven spreekt hier over het ‘enthousiasmos’ van Plato als een flits van het denken. Ik zou dit een soort verfijnd intuïtief denken 140

Albert Sikkema. Hoe de boeren grip kregen op de sociale media. Resource, het blad van de WUR, 27 februari 2020. 141 Coen Simon. Enthousiasme bloeit in een stuurloze tijd. NRC, 29 februari/1 maart 2020. Dit artikel is gebaseerd op zijn pamflet Pleidooi tegen enthousiasme. Als waarheid een kwestie van smaak wordt.

78

noemen. Met betrekking tot het woord ‘enthou-siasme’ merkt Koestler op dat het woord enthousiasme afgeleid is van het Griekse en theos - een god van binnen (a god within).142 Als intuïtie ‘een geschenk van de goden’ is, zou het dan niet verstandig zijn deze ‘god van binnen’ of ‘innerlijke god’ vaker te gehoorzamen? Ik kom hierop terug wanneer we Spinoza’s derde kennisvorm ‘intuïtie’ bespreken. In zijn Filosofie van het enthousiasme onderkende Verhoeven echter ook een andere kant van het enthousiasme. ‘In plaats van een wijsgerige term is het een kreet geworden van reclamebureaus en activistische demagogen’, constateerde Verhoeven in 1982. “En inmiddels moeten we vaststellen dat het valse pathos als een bijtend zuur het maatschappelijk leven lijkt te hebben vervormd tot één lange, dweepzieke TedTalk” schrijft Simon … “Als [dit ‘imitatie-enthousiasme’] ergens het vuur van aanjaagt vandaag, dan is het vooral van een verhitte polarisatie. En met dit opgeblazen pathos moet de rede het nogal eens ontgelden … Het [enthousiaste] verhaal [dat alle kleine beetjes helpen] is feitenvrije machteloosheid verpakt in de vorm van enthousiasme”. Verhoeven en Simon laten hier zien hoe verwarrend ‘enthousiasme’ kan zijn. Het huidige veelvuldig gebruik van een vals, opgeblazen pathos in talrijke reclame-uitingen en in het politieke discours maakt de interpretatie van ‘feiten’ niet eenvoudiger. Opgeblazen emoties en gevoelens kunnen ontaarden in valse pathos, in valse bevlogenheid, gedrevenheid of bezieling. Rationele, koele factchecks staan hier vrij machteloos tegenover. In de context van Simon’s artikel begrijp ik zijn opmerking dat ‘alle kleine beetjes niet helpen’, maar zoals eerder betoogd in sectie 6.1 ben ik toch van mening dat uiteindelijk het gezegde ‘een betere wereld begint bij jezelf’ geldig is.

142

Koestler A. (1989). The ghost in the machine. Arkana Books, London [First published by Hutchinson & Co in 1967] p.220. Zie ook Van Eijk 1998: p.240: eindnoot 4.

79

8.6

Lijder of leider? De drie kennisvormen

In Diagram 2 in sectie 8.2 hebben de drie door Spinoza onderscheiden kennisvormen - de verbeelding, de rede en de intuïtie - een belangrijke functie. De Spinoza-kenner Miriam van Reijen zegt dat alle drie vormen van kennis gepaard gaan met een manier van voelen.143 Je voelt je gelukkig op de momenten dat je denkt dat je het bent. “Misschien is ‘je gelukkig voelen’ wel meer een kwestie van denken dan van voelen”.144 Epicurus (341-270 v.Chr.) schrijft dat geluk de afwezigheid is van lichamelijke pijn en geestelijke onrust. De afwezigheid van geestelijke onrust oftewel ‘gemoedsrust’ is cruciaal. Het onderscheid tussen denken en voelen is arbitrair. Denken en voelen zijn niet te scheiden. Spinoza’s eerste manier van kennen is de verbeelding. Van Reijen schrijft: “Dat zijn meestal inadequate ideeën, die berusten op ‘van horen zeggen’ of op een toevallige waarneming. Maar ook gedachten over andere mensen of situaties in termen van ‘mogen en moeten’ zijn verbeelding …”.145 In de verbeelding kan men bijvoorbeeld zeggen of denken dat de coronacrisis niet had mogen gebeuren of vermeden had moeten worden. In filosofische zin zijn dit beide inadequate of onware gedachten. Wat gebeurt, gebeurt nu eenmaal. Wanneer de verbeelding overheerst wordt men zich op een inadequate manier bewust van een initiële emotie, en ontwikkelt daardoor een inadequate gedachte of een inadequaat gevoel. Dit passieve gevoel resulteert in een lijdzaam ondergaan van de situatie, wat tot re-actief gedrag leidt. Men reageert op een lijdzame manier op een initiële emotie. In sectie 8.4 heb ik het re-actieve gedrag van hamsteren als gevolg van de coronacrisis reeds ter sprake gebracht. Bij Spinoza en Van Reijen staan ‘passies’ voor ongewenste gemoedsaandoeningen, voor lijden. Dit is dus heel anders dan het tegenwoordig gebruik van het woord ‘passie’ in de zin van enthou143

Van Reijen M. (2016). Stoïcijnse levenskunst. Evenveel geluk als wijsheid. ISVW Uitgevers, Leusden. p.129. 144 Van Reijen (2016): p.29. 145 Van Reijen (2016): p.128.

80

siasme. Van Reijen schrijft: “Bij de Grieken, en in de filosofie in het algemeen, betekent het woord ‘passie’ letterlijk lijden, passief zijn, iets ondergaan, lijdend voorwerp zijn … Wat de stoïcijnse filosofie beoogt is in één zin samengevat: hoe word je van een lijder een leider? Anders gezegd: hoe word je van passief actief? Of een nog meer eigentijdse formulering: hoe word je van extrinsiek gemotiveerd intrinsiek gemotiveerd?”.146 (mijn cursivering) Met betrekking tot het leider zijn, zegt Van Reijen: “Het gaat om een innerlijke onafhankelijkheid, want feitelijk ben je als mens en individu altijd afhankelijk van andere mensen. De innerlijke onafhankelijkheid betreft je gemoedstoestand”.147 Ze vervolgt: “Iemand kan in actie komen, schrijft Spinoza, door woede (een passie, lijden), maar evengoed, en zelfs beter, op grond van inzicht, ofwel omdat je iets wenselijk vindt, voor jezelf of voor anderen. Dat zijn ook motieven die tot actie leiden! … Je kunt op twee manieren gemotiveerd zijn tot handelen: gedreven door een passie (passief, als lijder) of aangestuurd door de rede (actief, als leider)”.148 De innerlijke onafhankelijkheid, waar Van Reijen over spreekt, betreft een gemoedstoestand, het is gemoedsrust. In sectie 7.2 zagen we dat zelfbeschikking gerelateerd is aan het begrip field independence. Technieken voor bewustzijnsontwikkeling bevorderen autonomie, innerlijke onafhankelijkheid, gemoedsrust of field independence. Deze gemoedsrust maakt dat men ook beter in staat is om anderen te helpen. Wanneer iemand gestrest is blijft er weinig energie over om anderen bij te staan. Met Van Reijen’s opmerking dat handelen aangestuurd kan worden door de rede (actief, als leider) zijn we bij de tweede kennisvorm aangeland. Bij Spinoza houdt de rede kritisch en reflexief denken in. Wanneer de rede goed getraind is, zijn adequate, ware gedachten het gevolg die in de juiste reeksen van oorzaak en gevolg zijn geplaatst. Wanneer de rede overheerst, wordt men zich op een adequate manier bewust van een initiële emotie, en ontwikkelt daardoor 146

Van Reijen (2016): p.23/4. Van Reijen (2016): p.42. 148 Van Reijen (2016): p.40/1. 147

81

een adequate gedachte of een adequaat gevoel. Dit houdt een neutrale, afstandelijke, onthechtte (onthecht van de initiële emotie) gemoedsaandoening in, die vervolgens in genuanceerd gedrag resulteert. Men gaat niet passief, lijdzaam, re-actief hamsteren als gevolg van de coronacrisis, maar reageert op een afstandelijke wijze resulterend in genuanceerd gedrag. Het probleem is volgens Spinoza echter dat niet veel mensen tot een hoog niveau van kritisch denken in staat zijn. In dat geval dient een autoriteit genuanceerd gedrag aan te moedigen of af te dwingen. Van Reijen verwijst naar een cognitieve theorie over emoties: “In de Engelstalige literatuur staat de (A) voor Activating event, de (B) voor Belief, en de (C) voor Consequence”.149 De A is in dit geval het coronavirus, het is de aanleiding maar niet de oorzaak van het hamsteren. De B is de overtuiging, de manier van denken over het gevaar van het coronavirus. Deze manier van denken resulteert in een inadequate gedachte of vervelend gevoel (C) wat uiteindelijk in hamsteren uitmondt. De oorzaak van het hamsteren is dus B. Met betrekking tot de derde kennisvorm ‘intuïtie’ of ‘inzicht’ schrijft Van Reijen: “Inzicht is van een ander niveau dan de rationele kennis van de feiten. Inzicht is niet empirisch, het is geen waarneming en het is ook niet te bewijzen. Het is letterlijk inzien, zien met de geest in plaats van met de ogen. Het is helaas ook niet uit te leggen hoe je inzicht krijgt. Alle drie vormen van kennis gaan gepaard met een manier van voelen. De verbeelding, die Spinoza ook de ‘waan’ noemt, gaat door haar normatieve karakter gepaard met passies [ongewenste gemoedsaandoeningen]. De rede is het terrein van de feitenkennis en van de wetenschap, maar heeft helaas in de praktijk weinig kracht tegenover ongewenst gedrag en vermag ook weinig tegen de passies. Pas als de redelijke kennis, die waar is, een motiverende kracht krijgt vanuit een verinnerlijkt inzicht, dat bovendien affectief beladen is met verlangen en liefde, leidt deze tot een diepe vreugde en een onverstoorbaar geluk”.150 Van Reijen zegt dus dat intuïtie verinnerlijkt en affectief beladen 149 150

Van Reijen (2016): p.55. Van Reijen (2016): p.129/30.

82

denken is. Ik zie intuïtief denken als een heel verfijnd niveau van denken dat niet bewust ervaren wordt. Het proces van het denken kan geïllustreerd worden door middel van de analogie van een luchtbel die opstijgt in een vijver.151 Deze analogie is een instructief model, maar moet natuurlijk niet letterlijk worden genomen; zie Diagram 3.152 Diagram 3: Het proces van het denken153

Het proces van het denken begint op het diepste, meest verfijnde niveau van bewustzijn: het niveau van het zuivere of transcendent bewustzijn, het bewustzijn-als-zodanig zonder enige bewustzijnsinhoud, met alleen mentale stilte. Gedachte-impulsen ontspringen aan 151

Maharishi Mahesh Yogi. 1969. On the Bhagavad-Gita. A new translation and commentary. Chapters 1-6. Penguin Books, England. [First published: 1967]. p.470. 152 Zie ook Van Eijk 2017; p.23. 153 Russell P. (1990). The TM Technique. An introduction to Transcendental Meditation and the teachings of Maharishi Mahesh Yogi. Arkana, Penguin Books, London [First published by Routledge & Kegan Paul Ltd. in 1976]. p.34; aangepast door de auteur.

83

dit stille, creatieve centrum in de mens, zoals luchtbellen ontstaan op de bodem van een vijver. Wanneer de ‘gedachte-bellen’ arriveren op het grove bewuste niveau van het alledaagse denken, worden ze herkend als bewuste gedachten. De meer verfijnde niveaus van gedachten, beneden het grensvlak van de bewuste ervaring, worden niet bewust herkend of waargenomen. Gedachten stijgen op door het hele traject van het bewustzijn totdat ze uiteindelijk als bewuste gedachten aan het oppervlak verschijnen. Een uitbreiding van de bewuste geest vindt plaats wanneer gedachten al bewust ervaren worden in hun eerdere stadia. De diepte van de bewuste geest kan verruimd worden totdat zelfs het niveau van het transcendent bewustzijn binnen het bereik van de bewuste geest is gebracht. Door middel van meditatietechnieken kan de geest getraind worden om steeds vroegere stadia van de gedachte-bel te ervaren totdat uiteindelijk het meest subtiele stadium van het denken getranscendeerd wordt en men de bron van alle gedachten bereikt. Dit niveau van transcendent bewustzijn wordt ervaren als een diepe, verenigende stilte die voorbij alle gedachten ligt, een toestand van complete mentale stilte en volledige innerlijke waakzaamheid, een toestand van met rust verzadigde alertheid.154 De mogelijkheid van een bewustzijn waarin het continue denken het innerlijk gepraat - tot rust komt, kan verwerkelijkt worden door meditatietechnieken. Het volledige mentale vermogen van de mens wordt ontvouwen wanneer de bewuste capaciteit van de geest verruimd wordt tot de maximale limiet, wanneer het grensvlak voor bewuste ervaring verlaagd wordt tot het samenvalt met de basislijn in Diagram 3. Volgens Otto Duintjer, voormalig hoogleraar filosofie, kan het rationeel-empirisch bewustzijn transcendentie niet bewerkstelligen.155 154

Russell (1990): p.34. Otto Duintjer was van 1970 tot 1987 hoogleraar Kennisleer en Metafysica aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1987 tot aan zijn emeritaat in 1997 had hij de opdracht Filosofie en Spiritualiteit aan dezelfde universiteit. In 1998 was hij lid van mijn promotiecommissie.

155

84

“Het kan ons overkomen, het kan ons eindig bewustzijn bereiken voor zoveel we er vrijwillig van in ontvangst kunnen nemen”.156 De voorbereiding tot de receptiviteit of ontvankelijkheid voor het transcenderen van alle gedachten leidt volgens Duintjer tot een spirituele levenshouding “die naar haar aard ook maatschappelijk gunstig zal blijken”.157 Ofschoon transcendent bewustzijn niet bewerkstelligd (engineered) kan worden, kan de receptiviteit om toegang te verkrijgen tot het niveau van transcendent bewustzijn wel getraind worden. Ik definieer spiritualiteit dan ook als het proces waarin men op systematische wijze de receptiviteit traint om regelmatige toegang tot transcendent bewustzijn te verkrijgen. Ik benadruk bewust het belang van een systematische training om regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn te verkrijgen. Methoden en technieken voor bewustzijnsontwikkeling die niet in regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn resulteren, kunnen immers moeilijk wetenschappelijk onderzocht worden. Wetenschappelijk onderzoek vraagt om regelmatige en herhaalbare ervaringen, in dit geval ervaringen van transcendent bewustzijn. Dit neemt overigens niet weg dat toevallige ervaringen van transcendent bewustzijn soms levens totaal kunnen transformeren. Van Reijen zei hierboven dat intuïtie ‘verinnerlijkt en affectief beladen’ denken is. In deze context schrijft Damasio: “Het emotionele signaal dient niet ter vervanging van goed nadenken. Het heeft een helpende rol, verhoogt de efficiëntie van het denkproces en versnelt het. Het kan voorkomen dat het het denkproces bijna overbodig maakt … Een onberedeneerd gevoel … kan geheel onder de radar van het bewustzijn te werk gaan … In deze omstandigheden nemen we intuïtief een beslissing en handelen daar snel en efficiënt naar zonder iets af te weten van de tussenliggende stappen” (mijn cursivering).158 156

Duintjer O. D. (1996). Opmerkingen over spiritualiteit - een optie voor humanisten? In: Weeda I. (Ed.) Spiritualiteit en wetenschap. Anthos, Amsterdam. pp. 270-78. 157 Zie voor wetenschappelijk aangetoond positief effect van beoefening van bijvoorbeeld TM op maatschappelijk gedrag: voetnoot 40 in sectie 2.3. 158 Damasio (2003): p.135.

85

Intuïtie is derhalve niet-bewust, snel en efficiënt denken dat Damasio omschrijft als een onberedeneerd gevoel. Juist omdat intuïtie affectief beladen is, in tegenstelling tot de rede, heeft het een motiverende kracht die tot pro-actief handelen aanzet. Het afdalen naar meer verfijnde niveaus van denken oftewel intuïtief denken kan daarom belangrijke maatschappelijke consequenties hebben (Diagram 3). In het eerder gegeven voorbeeld van hamsteren naar aanleiding van de coronacrisis functioneert intuïtie als volgt: wanneer de intuïtie overheerst, wordt een initiële emotie heel snel en efficiënt omgezet in een onberedeneerd gevoel, een motiverende en actieve gemoedsaandoening, die in pro-actief gedrag resulteert. Men is niet passief, geen lijdend voorwerp, geen lijder maar een leider. Men is intrinsiek gemotiveerd op grond van een diep inzicht. Men gaat niet hamsteren, maar handelt op een adequate manier, afhankelijk van de individuele en collectieve omstandigheden. Men handelt pro-actief, dat wil zeggen zonder dat sturing van buitenaf nodig is. Hoewel intuïtie als zodanig niet getraind kan worden, het functioneert immers op een niet-bewust niveau, kan de ontvankelijkheid voor adequaat intuïtief functioneren wel getraind worden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling.159

8.7

Onderscheid instinct-intuïtie

In maart 2020 schreef politiek commentator Tom-Jan Meeus in NRC: “De pendule op grote beleidsthema’s (arbeidsmarkt, woningmarkt, klimaat, zorg, onderwijs) beweegt naar links. Meer overheidsingrijpen, minder vertrouwen in de markt. Maar zolang linkse politici geen manieren vinden om die onderwerpen eenzelfde gevoelswaarde te geven als nationalisme en migratie, is de kans klein dat links electoraal op rechts kan inbreken - nodig om de huidige verhoudingen te veranderen” (mijn cursivering).160 159

Zie ook subhoofdstuk 5.5 Meer over intuïtie in: Van Eijk (2017): p.170/4. Tom-Jan Meeus. Links draalt door - en rechts bereidt nieuwe hardheid over migratie voor. NRC, 7/8 maart 2020.

160

86

In dezelfde tijd schreven Dick Pels en Niesco Dubbelboer in NRC: “Politiek is emotie, en rechts heeft dit inzicht eerder en beter verzilverd dan links. Een bundeling van krachten zou progressieve kiezers eindelijk het gevoel geven dat ze kunnen winnen, dat er een andere wind kan gaan waaien in dit land … Meer nog dan een meeslepend programma dat ‘de geest van de tijd verstaat’ is het deze attitude: de uitstraling van kracht en zelfvertrouwen die kiezers kan meeslepen in een nieuw politiek avontuur. Het Grote Verhaal waar zo vaak om wordt gevraagd, is wel ongeveer voorhanden … In de kern gaat het om: eerlijk delen, groene politiek, herstel van de publieke sector, vrijzinnige tolerantie, democratisering en internationale solidariteit … De zogenaamde ‘leegte op links’ is minder een gebrek aan denkkracht en ideeën als wel een gebrek aan daadkracht en zelfvertrouwen: de durf om de macht te pakken en leiding te geven aan een nieuw Nederland” (mijn cursivering).161 Uit deze twee artikelen in NRC spreekt duidelijk het belang van emotie en gevoel in de politiek. Pels en Dubbelboer schrijven ook: “Het is even onvruchtbaar om, zoals oud-links doet, te roepen dat de economie de ‘basis’ is en cultuur en identiteit afgeleide factoren zijn, als om mét de populisten het omgekeerde te beweren: dat cultuur alles is en alles in dienst moet staan van het behoud van ‘onze’ witte westerse beschaving”. Ik denk dat de drie kennisvormen (verbeelding, rede en intuïtie) in Diagram 2 en de drie bijbehorende gedragsvormen (re-actief, neutraal en pro-actief gedrag) min of meer overeenstemmen met achtereenvolgens een populistisch-rechts, op emotie gebaseerd beleid, een technocratisch afstandelijk beleid meestal zonder een visie of Groot Verhaal, en een links-groen beleid dat in principe bevlogen én maatschappelijk en ecologisch verantwoord dient te zijn. Uiteraard hangen deze karakteriseringen van beleid ook af van iemands persoonlijke politieke voorkeur. Bovendien spelen alle drie kennisvormen tegelijkertijd een rol in gedragsuitkomsten, maar kan wel degelijk een van de kennisvormen domineren. 161

Dick Pels en Niesco Dubbelboer. GroenLinks en PvdA: fuseer, of laat de macht aan rechts. NRC, 29 februari/1 maart 2020.

87

Van Reijen zei in sectie 8.6 dat een rede die niet affectief beladen is, een gevoelloze rede, weinig vermag. In sectie 1.2 zei Heijne dat het lijkt alsof de rede in deze postmoderne tijd enkel nog bestaat om onze emoties te rechtvaardigen. En in sectie 2.3 zei psychiater Hoogendijk: “Stress krijg je door oeroude reflexen die allang niet meer nuttig zijn … We zijn oude opgelapte auto’s, met een alarmsysteem dat veel te vaak en te snel afgaat”. Bovendien zijn de meeste stressoren volgens hem ingebeeld. Deze ‘oeroude reflexen’ zijn mijns inziens evolutionair bepaalde instincten (bijvoorbeeld de fight, flight, flock and freeze responses) die in deze moderne tijd niet langer altijd relevant zijn. De (minder bekende) flock response verwijst naar onze welhaast onvermijdbare neiging groepen te vormen. Mijns inziens hebben we - naast instincten die resulteren in re-actief gedrag (dat soms wel degelijk nuttig kan zijn) en naast een verbeelding (een inadequaat werkende rede) en gevoelloze rede die weinig vermag tegenover de passies (ongewenste gemoedsaandoeningen) - gelukkig ook de mogelijkheid van intuïtief functioneren dat resulteert in bevlogen, pro-actief gedrag. Ik denk dat het functioneren van het instinct het best als volgt geduid kan worden: data → informatie → emotie → re-actief gedrag. We hebben eerder gezien dat data uit de buitenwereld komen via de zintuigen én uit onze binnenwereld van homeostatische regulering (sectie 8.4). En we hebben gezien dat informatie bestaat uit georganiseerde data, maar hoe de combinatie van externe en interne data tot georganiseerde informatie wordt omgewerkt weten we niet (de eerste transformatiestap in de keten van gedragsverandering is een black box proces). En hoe de tweede transformatiestap - van informatie tot lichamelijke emoties - geschiedt is tevens onbekend (uiteindelijk begrijpen we nog maar heel weinig van het fysiologisch en neuraal functioneren). In sectie 8.4 zagen we dat emoties puur lichamelijke impulsen zijn en gevoelens geïnterpreteerde emoties. In vergelijking met Diagram 2 ontbreekt het element van ‘gevoel/affect/grondhouding/interne waarde’ in bovenstaande instinct keten. In Diagram 2 worden emoties oftewel lichamelijke aandoeningen omgezet in mentale gevoelens via de kennisvormen, waarbij een van de drie kennisvormen 88

dominant is. Bij instinctmatig gedrag ontbreekt deze stap in het transformatieproces van data tot gedrag. Men wordt zich niet bewust van de lichamelijke emotie zodat er geen mentaal gevoel ontstaat, maar men reageert direct - zonder tussenkomst van een van de drie kennisvormen - op een ontstane emotie. Automatisch, re-actief gedrag is het gevolg. Ook intuïtief functioneren is onderbewust en automatisch, maar het resulteert in bevlogen en pro-actief gedrag, niet in passief, lijdzaam ondergaan, re-actief instinctmatig gedrag. Ik denk dat het belangrijk is dit onderscheid tussen instinct en intuïtie te benadrukken. De derde transformatiestap - van lichamelijke emotie naar mentaal gevoel - blijft ook mysterieus. Hoe komen we van iets lichamelijksmaterieels tot iets mentaals-abstracts? Dit is het beruchte hard problem of consciousness (we komen hierop terug in sectie 11.1). Het hoe van de vierde transformatiestap - van mentaal gevoel/interne waarde naar lichamelijk gedrag - is ook onbekend. Hoe komen we van iets mentaals naar iets fysiologisch, van mentale gevoelens naar lichamelijke bewegingen in daadwerkelijk gedrag? Hoe komen we van bewustzijn weer naar materie?162

8.8

Kahneman’s fast and slow thinking

Met betrekking tot het onderscheid tussen instinct en intuïtie is het beroemde boek van de psycholoog Daniel Kahneman Thinking Fast and Slow (2011) interessant.163 Het ‘langzame’ denken van Kahneman is het rationele denken, daar is geen misverstand over. Maar is het ‘snelle’ denken van Kahneman intuïtief of ook instinctief denken? Daarover handelt dit subhoofdstuk. Kahneman heeft in 2002 de Nobelprijs voor economie gewonnen en is de grondlegger van de gedragseconomie. 162

In gedragsmodellen is ook vaak sprake van attituden en overtuigingen, maar die vallen volgens mij samen met het element ‘gevoel/affect/grondhouding/interne waarde’ in mijn keten van gedragsontwikkeling. 163 Kahneman D. (2016). Ons feilbare denken. Thinking, fast and slow. Business Contact.

89

Kahneman onderscheidt twee Systemen: Systeem 1 dat intuïtief en snel denkt en Systeem 2 dat weloverwogen, rationeel en langzaam denkt. Hij schrijft dat het intuïtieve Systeem 1 invloedrijker is “en de geheime auteur van veel van de keuzen en beoordelingen die we maken”.164 De kern van Systeem 1 is het associatieve geheugen. Hij vervolgt: “De psychologie van trefzekere intuïties doet geen beroep op magie. Misschien hebben we de beste korte omschrijving van deze intuïties te danken aan de grote Herbert Simon, die onderzoek deed bij schaakmeesters en … [zei] ‘Intuïtie is niets meer of minder dan herkenning’”.165 Herbert Simons volledige definitie van intuïtie is: “De situatie heeft een aanwijzing verschaft: deze aanwijzing heeft de expert toegang gegeven tot informatie in zijn geheugen, en die informatie verschaft het antwoord. Intuïtie is niets meer of minder dan herkenning”.166 Het zijn vele duizenden uren praktijkervaring die toegang geven tot relevante informatie in het geheugen en aldus trefzekere intuïties genereren. Kahneman zegt dat hij zich niet bezig heeft gehouden met correcte intuïties, “los van de terloopse opmerking dat heuristieken bij de oordeelsvorming heel nuttig zijn, maar soms tot ernstige en stelselmatige fouten leiden”.167 Hij geeft daarbij de volgende technische definitie van een heuristiek: “Het gebruiken van een eenvoudige procedure om adequate, maar vaak imperfecte antwoorden op lastige vragen te vinden”.168 Hij zegt ook dat vereenvoudigende heuristieken (een soort vuistregels of mentale shortcuts) voorspelbare biases (stelselmatige fouten) veroorzaken.169 De correcte intuïties van experts worden volgens hem beter verklaard “door de effecten van een langdurige praktijk dan door heuristieken”.170 Bij experts spelen vaar164

Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. Ik geef geen paginanummers bij de citaten van Kahneman omdat ik een elektronische versie van zijn boek heb gelezen, waarin paginanummers kunnen afwijken van de gedrukte versie. 165 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 166 Kahneman (2016): Uit: Intuïtie als herkenning. 167 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 168 Kahneman (2016): Uit: Vervangingsvragen. 169 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 170 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding.

90

digheid en heuristieken beide een rol. Kahneman schrijft: “Hoe kunnen we, als intuïtieve zekerheid niet vertrouwd mag worden, de waarschijnlijke validiteit van een intuitieve beoordeling evalueren? … Het antwoord komt voort uit de twee basisvoorwaarden voor het verwerven van een vaardigheid: een omgeving die voldoende regelmatig is om voorspelbaar te zijn; gelegenheid om deze regelmatigheden door langdurige oefening te leren. Wanneer aan deze beide condities wordt voldaan, zijn intuïties waarschijnlijk te vertrouwen”.171 Ik denk dat vooral de eerste basisvoorwaarde ‘een omgeving die voldoende regelmatig is om voorspelbaar te zijn’ niet vaak voorkomt. Zo zijn bijvoorbeeld een schaakspel en laboratoriumonderzoek wel ‘voldoende regelmatig’ om betrouwbare intuïties te kunnen genereren bij adequate praktijkervaring. Maar veel complexe situaties in ecosystemen en in het maatschappelijk leven, bijvoorbeeld de klimaatproblematiek, vallen niet in deze categorie. Volgens Kahneman omvat het snelle intuïtieve denken in Systeem 1 de beide varianten van intuïtief denken, zowel die op grond van expertise (vaardigheid) als die op grond van het gebruik van een heuristiek. Maar daarnaast omvat Systeem 1 ook “de volledig automatische mentale activiteiten van waarneming en geheugen”.172 Hij schrijft vervolgens: “Systeem 1 is door de evolutie gevormd om de voornaamste bedreigingen voor ons overleven continu te beoordelen: wat is de situatie? Is er een dreiging of unieke mogelijkheid? Is alles normaal? Moet ik vluchten of vechten? Deze vragen zijn voor de moderne stadsmens wellicht minder urgent dan voor een gazelle op de savanne, maar desalniettemin hebben we de neurale processen geërfd die ontwikkeld zijn om continu dreigingen in kaart te brengen, en deze processen zijn nog steeds actief. Situaties worden voortdurend als goed of slecht ingeschat, als situaties die vermeden moeten worden of juist veilig zijn. Een goede stemming en cognitief gemak zijn de menselijke equivalenten van veilige, bekende situaties”.173 Dit 171

Kahneman (2016): Uit: De omgeving van vaardigheid. Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 173 Kahneman (2016): Uit: Basisevaluaties. 172

91

betekent dus dat Systeem 1 ook instinctief gedrag genereert. In veilige, bekende situaties verkeren we in een goede stemming, zijn we instinctief op ons gemak, zowel emotioneel als cognitief. Dat laatste wil zeggen dat we geen cognitieve energie verspillen door Systeem 2 in te schakelen. Kahneman schrijft dat Systeem 1 over het algemeen zeer goed functioneert: “de modellering van bekende situaties is accuraat, de kortetermijnvoorspellingen zijn dat meestal ook en de eerste reactie op uitdagende kwesties is snel en relevant. Systeem 1 kent echter wel [intuïtieve] vooringenomenheden, of biases … Systeem 1 heeft weinig kaas gegeten van logica en statistiek”.174 Hij vervolgt: “Bij het besturen van ons bestaan laten we ons normaliter leiden door indrukken en gevoelens, en het vertrouwen dat we stellen in onze intuïtieve opvattingen en voorkeuren is doorgaans gerechtvaardigd. Maar niet altijd”.175 Zo wordt de beslissing van bijvoorbeeld een beleggingsadviseur beschreven als “een voorbeeld van de affectheuristiek, waarbij oordelen en beslissingen direct geleid worden door gevoelens van voorkeur of afkeer, zonder dat daar veel rationele overwegingen aan te pas komen”.176 Kahneman schrijft: “Waarom is het zo moeilijk om statistisch te denken? We denken gemakkelijk associatief, we denken metaforisch, we denken causaal, maar statistiek vereist dat we over veel verschillende dingen tegelijk nadenken en dat is iets waarvoor Systeem 1 niet ontworpen is”.177 Hij schrijft ook: “Een van de raadselachtige beperkingen van ons denkvermogen is ons buitensporige vertrouwen in wat we denken te weten en ons kennelijke onvermogen om de volle omvang van onze onwetendheid en onze onzekerheid over de wereld waarin we leven te erkennen. We zijn geneigd te overschatten hoeveel we van de wereld begrijpen en de rol van het toeval in gebeurtenissen te onderschatten”.178 Het gegeven dat we maar moeizaam 174

Kahneman (2016): Uit: Deel 1 Twee systemen. Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 176 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 177 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 178 Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. 175

92

over veel verschillende dingen tegelijk kunnen nadenken en geneigd zijn te overschatten hoeveel we van de wereld begrijpen heb ik eerder ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd (sectie 2.2). Ook de neiging om de rol van het toeval te onderschatten is in sectie 2.2 reeds ter sprake gekomen. Bovendien ben ik van mening dat niet alleen Kahneman’s snelle ‘intuïtieve’ Systeem 1 niet ontworpen is om holistisch te kunnen denken, maar dat ook zijn langzame rationele Systeem 2 dat niet adequaat kan. Kahneman zegt dat Systeem 2 zich meer gedraagt “als verdediger van de emoties van Systeem 1 dan als criticus van die emoties - eerder als goedprater dan als politieagent”.179 Of zoals de psycholoog Jonathan Haidt het verwoordde: ‘De emotionele staart kwispelt met de rationele hond’.180 Kahneman schrijft: “Eerst geloven in Systeem 1 en dan falsificeren in Systeem 2. Maar zelfs wetenschappers doen dat niet … In tegenstelling tot de aanbevelingen van wetenschapsfilosofen, die menen dat hypothesen getoetst moeten worden door te proberen ze te weerleggen, zijn mensen (en wetenschappers) vaak op zoek naar gegevens die stroken met hun heersende overtuigingen”.181 Ik geef hier volmondig toe dat ook ik de neiging ‘om op zoek te gaan naar gegevens die stroken met mijn overtuigingen’ maar moeilijk kan weerstaan. De opmerking van Kahneman dat Systeem 2 zich vooral gedraagt ‘als goedprater van de emoties van Systeem 1’ komt overeen met wat Heijne zei in sectie 1.2: de rede is tegenwoordig tot een slaaf van de emoties gemaakt “maar precies omgekeerd dan [de filosoof] Hume voor ogen stond. Het is niet langer onze emotie die de rede in beweging zet; de rede bestaat enkel nog om onze emotie te rechtvaardigen”. In sectie 8.5 schreef Heijne: “Objectieve feitenkennis en wetenschap zijn niet langer verlengstuk van je emoties, een manier om ze te ordenen en te ‘rationaliseren’, integendeel, ze denigreren jouw diepgevoelde aanvechting. Ze gaan recht tegen je perceptie in. Dus kunnen ze niet kloppen”. 179

Kahneman (2016): Uit: Affectheuristiek. Kahneman (2016): Uit: Beschikbaarheid en affect. 181 Kahneman (2016): Uit: Een bias voor geloven en bevestigen. 180

93

Kahneman schrijft: “De meeste indrukken en gedachten komen in de bewuste ervaring naar voren zonder dat je weet hoe ze daar terecht zijn gekomen … De mentale arbeid die indrukken, intuïties en een groot aantal beslissingen voortbrengt, speelt zich af in stilte”.182 Hij vervolgt: “Het meeste van wat u (uw Systeem 2) denkt en doet, vindt zijn oorsprong in Systeem 1, maar Systeem 2 neemt de zaken over wanneer een en ander ingewikkeld wordt en heeft meestal het laatste woord”.183 En hij zegt dat de exacte omschrijving van intuïtie is ‘iets weten zonder te weten hoe men iets weet’.184 Daarmee wordt intuïtie dus per definitie een vaag proces. Ik heb in Diagram 3 in sectie 8.6 intuïtief denken beschreven als een heel verfijnd niveau van denken dat niet bewust ervaren wordt. Zoals uit dit subhoofdstuk 8.8 blijkt omvat Kahneman’s intuïtieve denken in Systeem 1 veel zaken: zintuiglijke indrukken, gevoelens van voorkeur en afkeur, het automatisch werkende associatieve geheugen, associatief en metaforisch denken, intuïtieve opvattingen gegrondvest in herkenning, accurate modellering van bekende situaties, meestal accurate kortetermijnvoorspellingen, intuïtief denken op grond van expertise (vaardigheid) en op grond van het gebruik van heuristieken, instinctief gedrag, en intuïtieve vooringenomenheden of biases. Het lijkt erop alsof het intuïtieve Systeem 1 van Kahneman een soort containerbegrip vormt. Zoals eerder aangegeven in sectie 8.7 geef ik er de voorkeur aan een onderscheid te maken tussen intuïtie en instinct. Spinoza is bijvoorbeeld van mening dat ieder mens een aangeboren (dus instinctieve) gemeenschapszin heeft, wellicht gerelateerd aan de flock response.185 Wellicht komt Kahneman’s Systeem 1 (althans gedeeltelijk) overeen met Spinoza’s kennisvorm de verbeelding.186 In sectie 8.5 sprak Heijne over het primaat van onze perceptie en hoe gevoelsmatige beleving een scheef beeld van de werke182

Kahneman (2016): Uit: de Inleiding. Kahneman (2016): Uit: Deel 1 Twee systemen. 184 Kahneman (2016): Uit: Wonderen en tekorten. 185 Zie subhoofdstuk 6.6 Aangeboren gemeenschapszin in Van Eijk (2017). 186 Voor een meer gedetailleerde bespreking van Spinoza’s verbeelding, zie subhoofdstuk 5.1 Verbeelding in Van Eijk (2017).

183

94

lijkheid kan opleveren. Het primaat van onze perceptie en gevoelsmatige beleving komt overeen met de eerste kennisvorm in Diagram 2, te weten Spinoza’s verbeelding. In het boek van Kahneman komt Spinoza slechts eenmaal heel kort ter sprake.187 Van Reijen schreef in sectie 8.6 over de verbeelding van Spinoza het volgende: “Dat zijn meestal inadequate ideeën, die berusten op ‘van horen zeggen’ of op een toevallige waarneming. Maar ook gedachten over andere mensen of situaties in termen van ‘mogen en moeten’ zijn verbeelding”. Kahneman schrijft hierboven dat Systeem 1 over het algemeen zeer goed functioneert, maar niet altijd, terwijl Van Reijen echter van mening is dat de verbeelding meestal inadequate ideeën genereert. Hoe dit ook zij, het lijkt mij nuttig een onderscheid te maken tussen de drie kennisvormen verbeelding, rede en intuïtie, zoals gedaan in Diagram 2. Een onderdeel van Systeem 1 is het intuïtief denken op grond van het gebruik van heuristieken, wat in biases kan resulteren. Een voorbeeld van zo’n heuristiek is de ‘beschikbaarheidsheuristiek’ die een beroep doet op geheugenonderzoek. Kahneman schrijft: “Mensen beoordelen het relatieve belang van kwesties op grond van het gemak waarmee ze uit het geheugen kunnen worden teruggehaald - en dit wordt weer in hoofdzaak bepaald door de aandacht voor deze kwesties in de media … Daarentegen komen kwesties van fundamenteel belang die weinig opwindend en dramatisch zijn, zoals een devaluatie van onderwijsstandaarden … maar mondjesmaat aan bod”.188 Aandacht voor fundamentele, structurele oorzaken achter het oppervlakkige nieuws (voorbij de waan van de dag) is het motto van De Correspondent (zie sectie 2.1). Met betrekking tot biases schrijft Kahneman ook: “Er bestaat een diepe kloof tussen ons denken over statistiek en ons denken over individuele gevallen. Statistische resultaten met een causale interpretatie hebben meer invloed op ons denken dan niet-causale informatie. Maar zelfs overtuigende causale statistiek zal diepgewortelde, op persoonlijke ervaring gebaseerde overtuigingen niet kunnen ver187 188

Kahneman (2016): Uit: Een bias voor geloven en bevestigen. Kahneman (2016): Uit: de Inleiding.

95

anderen. Verrassende individuele gevallen hebben deze invloed wel en vormen een effectiever middel voor het doceren van psychologie”.189 Hij schrijft ook: “We kunnen er niet van uitgaan dat [mensen] iets nieuws leren van statistische feiten. Laten we enkele representatieve gevallen beschrijven, om hun Systeem 1 te prikkelen”.190 En zegt hij: “Mensen kunnen leren om statistisch te denken, maar slechts weinigen beschikken over de noodzakelijke training”.191 Met betrekking tot zijn opmerking dat ‘zelfs overtuigende causale statistiek diepgewortelde overtuigingen niet kan veranderen’ wil ik het voorbeeld geven van wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van beoefening van de TM techniek. Er is heel veel peer-reviewed wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van deze techniek, maar desondanks trekt dat relatief weinig mensen over de streep om deze techniek voor bewustzijnsontwikkeling daadwerkelijk te gaan praktiseren. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat bij dit soort onderzoek ‘statistische resultaten met een directe causale interpretatie’ niet altijd voorhanden zijn, simpelweg omdat directe één-op-één oorzakelijke verbanden tussen mediteren (resulterend in ‘hogere’ bewustzijnstoestanden) en bijvoorbeeld gezondheid-bevorderend gedrag moeilijk te verifiëren zijn. Zo weten we niet wat ‘bewustzijn’ eigenlijk is. Desondanks is er genoeg ‘niet-causale informatie’ in de vorm van statistisch significante correlaties om meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling te rechtvaardigen. Met betrekking tot Kahneman’s opmerking dat ‘mensen kunnen leren om statistisch te denken, maar slechts weinigen over de noodzakelijke training beschikken’ denk ik dat niet alleen dit gebrek aan training een rol speelt. Spinoza zou opmerken dat een aanzienlijk deel van de bevolking nu eenmaal niet ‘weldenkend’ genoeg is om het rationele Systeem 2 adequaat te laten functioneren. Mensen verschillen in hun vermogen tot het gebruik van de rede.192 Aan het eind van zijn boek schrijft Kahneman: “Wat valt er te doen 189

Kahneman (2016): Uit: Kan psychologie worden aangeleerd? Kahneman (2016): Uit: Over causaliteit en statistiek. 191 Kahneman (2016): Uit: Oorzaken en intenties. 192 Zie subhoofdstuk 6.2 De rede van sociale wezens in Van Eijk (2017).

190

96

aan bias? Hoe kunnen we tot betere beoordelingen en beslissingen komen … Het korte antwoord is dat we zonder aanzienlijke inspanning weinig kunnen bereiken. Ik weet uit eigen ervaring dat Systeem 1 zich niet gemakkelijk laat opvoeden … De stem van de rede klinkt soms veel zwakker dan de luide en duidelijke stem van een foutieve intuïtie, en je intuïties kritisch onderzoeken is vervelend wanneer je gebukt gaat onder de stress van een belangrijke beslissing”.193 Met deze constatering zou Spinoza het ongetwijfeld eens zijn. Het vervolmaken van de rede in Systeem 2 is een moeilijke, levenslange opdracht. Precies daarom leg ik de nadruk op het belang van het ontwikkelen van ons intuïtief vermogen via technieken voor bewustzijnsontwikkeling (waarbij ik uiteraard het begrip ‘intuïtie’ anders omschrijf, karakteriseer en gebruik dan Kahneman, zie sectie 8.6). Ik geef hier tenslotte nog een praktisch voorbeeld van Astrid Groenewegen dat het werk van Kahneman samenvat: “Het voorbeeld gaat over werving en selectie. Je hebt vast wel eens een sollicitatiegesprek met iemand moeten voeren. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de beslissing of iemand wordt aangenomen binnen de eerste tien minuten van het gesprek valt. Wat gebeurt er? Een persoon komt binnen. Je systeem 1 vormt automatisch en onbewust een mening over die persoon gebaseerd op heuristieken. Dit leidt tot bepaalde denkfouten (biases) in je oordeel. Als die persoon een beetje op je lijkt, vind je hem al gauw sympathiek (liking bias). Als die persoon een bril op heeft, denkt je systeem 1 dat die persoon slim is (stereotyping bias). Enzovoort. Dit gaat allemaal heel snel zonder dat je het merkt … Wat er vervolgens gebeurt, is dat in de rest van het gesprek je systeem 2 bevestiging zoekt (zet de systeem 1 suggestie om in een overtuiging). Dat komt weer door het consistentie principe. Ons brein heeft veel minder mentale stress als dingen consistent zijn. Dus als je systeem 1 en 2 met elkaar in overeenstemming zijn, vinden we dat onbewust prettig. En zo wordt het oordeel over iemand gevormd dankzij de twee denksystemen in ons brein. Geholpen door heuristieken en vervormd door cognitieve bias. En we doen dit alle-

193

Kahneman (2016): Uit: Conclusies.

97

maal. Elke dag. In elke situatie”.194 Onlangs hebben Kahneman e.a. een nieuw boek gepubliceerd over ‘ruis’ die beslissingen vervuilt.195 In zijn boekbespreking schrijft Rob van den Berg: “Zo blijkt dat rechters een dag na een nederlaag van het lokale footballteam strengere straffen uitdelen in vergelijkbare zaken dan na een overwinning. En dat bij de beoordeling van mammogrammen door radiologen soms wel de helft daarvan ten onrechte als ‘normaal’ wordt aangeduid. Het zijn voorbeelden van de manier waarop ruis - ongewenste variabiliteit bij het nemen beslissingen - onze beoordelingen ‘voorspelbaar inconsistent’ maakt … De beste manier om ruis te onderdrukken, betogen de auteurs, is ‘beslissingshygiëne’, beoordelen aan de hand van strikte procedures: onderdruk je intuïtie, voorkom ‘groupthink’, laat iedereen afzonderlijk tot een oordeel komen en breek een ingewikkeld oordeel op in kleinere stukken”. Ik denk dat de aanbevelingen van Kahneman e.a. zinvol zijn, maar tegelijkertijd weten we dat beslissen aan de hand van strikte protocollen slecht kan uitpakken (denk aan de recente kinderopvangtoeslagenaffaire). Bij het klakkeloos volgen van strikte procedures (of wetten) dient het onderscheid tussen de letter en geest van de regelgeving niet uit het oog verloren te worden (zie ook sectie 4).

8.9

Damasio over intuïtie bij Spinoza

Met betrekking tot de (on)mogelijkheid om ons intuïtief vermogen te ontwikkelen is het nuttig na te gaan wat Spinoza hierover zegt. In sectie 8.6 heb ik reeds gezegd dat intuïtie als zodanig niet getraind kan worden - het functioneert immers op een niet-bewust niveau - maar de ontvankelijkheid voor adequaat intuïtief functioneren kan wel getraind worden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor be194

Astrid Groenewegen. Kahneman Fast and Slow Thinking Uitgelegd. https://suebehaviouraldesign.com/nl/kahneman-fast-and-slow-thinkinguitgelegd/ 195 Rob van den Berg. De ruis die beslissingen vervuilt. NRC, 26/27 juni 2021. Boekbespreking van: Daniel Kahneman, Olivier Sibony en Cass Sunstein (2021): Ruis. Waarom we zo vaak verkeerde beslissingen nemen, en hoe we dat kunnen voorkomen. Nieuw Amsterdam.

98

wustzijnsontwikkeling. Ik ga nu eerst in op hetgeen Damasio zegt over Spinoza’s begrip ‘intuïtie’.196 Op de achterflap van Damasio’s boek over Spinoza’s filosofie staat dat Spinoza emoties en gevoelens intuïtief schouwde “op een wijze die pas door de moderne neurologie kon worden geformuleerd”. Damasio zegt ook dat Spinoza de aangeboren neurobiologische wijsheid van de hersenen, die door de evolutie zijn voorbestemd om het lichaam te helpen besturen, intuïtief aanvoelde en “vatte die intuïtie samen in zijn uitspraken over de conatus”.197 Spinoza’s conatus verwijst naar zijn intuïtieve inzicht in het ‘onophoudelijk streven naar zelfbehoud’.198 Dit is een streven naar zowel overleven als welbevinden.199 De conatus streeft dus niet alleen naar fysiek overleven, maar ook naar mentaal welbevinden, naar gemoedsrust. En een hoog niveau van gemoedsrust is volgens Spinoza gebaat bij intuïtief inzicht. Het individuele streven naar fysiek zelfbehoud en mentaal welbevinden is volgens Spinoza gekoppeld aan collectief zelfbehoud en welbevinden. Damasio schrijft: “We mogen op redelijke gronden de hypothese stellen dat de neiging om sociale overeenstemming te zoeken in elk geval gedeeltelijk is ingelijfd in het (persoonlijke) biologische mandaat (het streven naar zelfbehoud), dankzij het evolutionaire succes van populaties van wie de hersenen in hoge mate cooperatief gedrag tot uitdrukking brachten”.200 We zagen hierboven in sectie 8.8 al dat Spinoza van mening is dat ieder mens een aangeboren (dus instinctieve) gemeenschapszin heeft. Damasio schrijft: “Spinoza dacht niet dat de navolging van ethische regels en de wetten van een democratische staat voor het individu voldoende zouden zijn om de hoogste vorm van gemoedsrust te bereiken, de aanhoudende vreugde die hij gelijkstelt aan de verlossing

196

Damasio A. (2003). Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam. [Vertaling van Looking for Spinoza – Joy, Sorrow and the Feeling Brain, 2003]. 197 Damasio (2003): p.76/7. 198 Damasio (2003): p.38. 199 Damasio (2003): p.39. 200 Damasio (2003): p.137 en 157.

99

of het heil van de mens”.201 Volgens Spinoza is dus het navolgen van ethische regels en wetten alleen niet afdoende om de hoogste vorm van gemoedsrust te bereiken. Hiervoor is ook zijn derde en ‘hoogste’ vorm van kennis, intuïtie, nodig. Het is dan echter wel jammer dat Spinoza heel weinig over de werking van intuïtie vermeldt in zijn geschriften (ik kom daar op terug in sectie 8.10). Gelukkig wordt het proces van bewustzijnsontwikkeling (spirituele ontwikkeling) aangedreven door een streven naar blijdschap, door een onstuitbaar verlangen naar ‘aanhoudende vreugde’. In het proces van bewustzijnsontwikkeling wordt de geest spontaan aangetrokken tot het niveau van het transcendent bewustzijn, omdat dit wordt gekarakteriseerd door een toestand van bliss of gelukzaligheid (zie Diagram 3 in sectie 8.6). Damasio schrijft vervolgens: “Spinoza maakt ruimte voor twee verschillende wegen naar verlossing: de ene is voor allen toegankelijk, de tweede slechts voor mensen met een gedisciplineerd en ontwikkeld denkvermogen. De toegankelijke weg vergt een deugdzaam leven in een deugdzame civitas, in gehoorzaamheid aan de regels van een democratische staat en - enigszins indirect - in aandacht voor Gods natuur met behulp van een deel van bijbelse wijsheid. De tweede weg vergt alles wat ook voor de eerste weg nodig is, en bovendien een intuïtieve ontvankelijkheid voor inzicht die Spinoza hoger schatte dan alle andere instrumenten van het intellect, en die gebaseerd is op overvloedige kennis en aanhoudende reflectie. (Spinoza beschouwt intuïtie als het hoogst ontwikkelde middel om kennis te verwerven - intuïtie is voor hem kennis van de derde orde. Maar intuïtie wordt pas werkzaam nadat we kennis hebben verzameld en die kennis verstandelijk hebben geanalyseerd)”.202 De ‘intuïtieve ontvankelijkheid voor inzicht’ kan volgens mij getraind worden door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling, zoals aangegeven aan het begin van dit subhoofdstuk. Hoewel intuïtie inderdaad pas werkzaam wordt ‘nadat we kennis hebben verzameld en die kennis verstandelijk hebben geanalyseerd’ denk ik dat 201 202

Damasio (2003): p.236. Damasio (2003): p.241.

100

bewustzijnsontwikkeling het proces van intuïtief functioneren kan verbeteren. Naast de rede heeft dus ook bewustzijnsontwikkeling een belangrijke rol te spelen. De hierboven geschetste twee verschillende wegen naar ‘verlossing’ - gehoorzaamheid aan de regels van een democratische staat en intuïtieve ontvankelijkheid voor inzicht - zal ik later schematisch weergeven in Diagram 6 als respectievelijk een bovenste en onderste route naar gewenste gedragsverandering (zie sectie 12.1). Bij Spinoza is intuïtie gekoppeld aan verstandelijke analyse en aanhoudende reflectie. Maar wat die intuïtie precies inhoudt wordt niet duidelijk. Ik denk dat een combinatie van verstandelijke analyse én intuïtief inzicht nodig is, oftewel voortdurende training van het rationeel-empirisch bewustzijn én vergroting van de ontvankelijkheid voor intuïtief inzicht door middel van bewustzijnsontwikkeling. Aan het eind van zijn boek merkt Kahneman op dat we ‘zonder aanzienlijke inspanning weinig kunnen bereiken’ (sectie 8.8). Damasio verwijst op zijn beurt naar de laatste zin in de Ethica van Spinoza: “Want indien de redding voor het grijpen lag en zonder grote inspanning was te bereiken, hoe was het dan wel mogelijk dat zij door bijkans iedereen wordt voorbij gezien? Maar ál het voortreffelijke is even moeilijk als zeldzaam (Ethica, deel V, Opmerking bij stelling 42)”.203 Ik ben het met Spinoza eens dat ál het voortreffelijke tot nu toe zeldzaam is gebleken, maar wellicht zal met wijdere toepassing van effectieve en efficiënte technieken voor bewustzijnsontwikkeling gemoedsrust minder zeldzaam worden én minder moeilijk toegankelijk. Als voorbeeld: het werkzame principe van de TM techniek is gelegen in het gegeven dat de menselijke geest spontaan in de richting van de bliss van het transcendent bewustzijn beweegt. Daardoor is TM een natuurlijke, grotendeels moeiteloze meditatietechniek.

8.10 Transcenderen van de rede geeft toegang tot intuïtie Ik heb eerder opgemerkt dat Spinoza, helaas, vaag blijft over het begrip ‘intuïtie’ en ook over hoe intuïtie te trainen (behalve dan door de 203

Damasio (2003): p.241.

101

voortdurende training van de rede, wat voor veel ‘onweldenkenden’ helaas geen reële optie is). De volgende alinea’s in dit subhoofdstuk zijn gebaseerd op mijn boek over Spinoza’s filosofie.204 Spinoza zegt over intuïtie veel minder dan over waarneming en de rede. Hij gebruikt het bijvoeglijk naamwoord intuïtief slechts drie keer in zijn beroemdste boek Ethica.205 Emeritus hoogleraar Maarten van Buuren schrijft: “Intuïtie is het schitterende sluitstuk van Spinoza’s kenleer, het is een zondoorschenen, maar vaag en ver verwijderd perspectief”.206 De intuïtie “blijft een beetje in nevelen gehuld”.207 Intuïtie is mijns inziens ‘een vaag en ver verwijderd perspectief’ omdat het intuïtieve denken in de buurt van het transcendent bewustzijn plaatsvindt (zie Diagram 3 in sectie 8.6). Het verfijnde, niet-bewust-ervaren, intuïtieve denken blijft ‘in nevelen gehuld’ omdat het transcendent bewustzijn zelf ook niet in woorden is te vatten. De toestand van het transcendent bewustzijn is nu eenmaal ondenkbaar: deze staat van bewustzijn kan alleen direct ervaren worden door al het denken te transcenderen (sectie 8.6). Uiteindelijk geldt: the proof of the pudding is in the eating. Men dient het zelf uit te proberen en ervaren. Het geringe aantal vermeldingen van de term ‘intuïtief’ in de Ethica geeft intuïtie ongetwijfeld een ‘mystiek’ karakter, maar ik denk dat dit mystieke karakter vooral te wijten is aan het inherent vage karakter van intuïtie. Ondanks het vage karakter van intuïtie is het uitermate belangrijk voor onze kennisverwerving én ons gedrag. Samenvattend kan men zeggen dat het logisch is dat Spinoza, en met hem vele anderen, vaag zijn over de kennisvorm intuïtie, omdat (a) het intuïtieve denken voorbijgaat aan het discursief denken of logisch redeneren en dus 204

Van Eijk (2017): De subhoofdstukken 5.3 Intuïtie, 5.4 Spinoza’s kennismodel als een drieluik en 5.5 Meer over intuïtie. 205 Van Buuren M. (2016). De essentie van Spinoza. ISVW Uitgevers, Leusden. www.isvw.nl. p.94. Zie ook: Van Buuren M. (2017). Spinoza. Ethica. Vertaald, toegelicht en samengevat door Maarten van Buuren. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.444. 206 Van Buuren (2016): p.94/5. 207 Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.130.

102

inherent wazig is voor de bewuste geest; (b) intuïtief denken plaatsvindt aan het wazige grensvlak van transcendent bewustzijn en discursief bewustzijn; en (c) praktische en effectieve methoden om regelmatige toegang te verkrijgen tot dit grensvlak schaars zijn, en intuïtie dus moeilijk te verbeteren is. Als Spinoza geen regelmatige persoonlijke ervaring van transcendent bewustzijn had (hij doet daar geen uitspraken over), kon hij ook weinig zeggen over het verbeteren van intuïtie. Ik denk dat intuïtie afgebakend kan worden van de discursieve rede in de zin dat rede en intuïtie wel onderscheiden kunnen worden, maar niet gescheiden in hun werkingen. We weten niet welk gedeelte van onze gedachten discursief of intuïtief tot stand komt. Diagram 3 in sectie 8.6 laat zien hoe het bewuste discursieve denken en het onderbewuste ogenblikkelijke intuïtieve denken met elkaar in verband staan. De vertaling van intuïtieve inzichten in logische argumenten door de rede kan heel snel of heel langzaam gaan (van vrijwel momentaan tot een soort stapsgewijs retrospectief argumenten zoeken bij intuïtieve inzichten). In het geval van wetenschappelijk onderzoek is het leveren van retrospectieve argumentatie absoluut noodzakelijk, maar is dit ook altijd nodig in het dagelijks leven? Retrospectieve argumentatie kan wel nodig zijn om anderen van de juistheid van je intuïtieve inzichten te overtuigen. Intuïtie is aangeboren in de zin dat elk individu in enige mate intuitief kan denken. Maar net zoals bij de rede het geval is functioneren mensen waarschijnlijk op verschillende niveaus van intuïtie. Gelukkig kan de receptiviteit voor intuïtief functioneren getraind worden. Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van TM laat zien dat onderwijsprestaties verbeteren en dus ook de bekwaamheid om logisch te redeneren. Verbetering van intuïtie is moeilijker wetenschappelijk aan te tonen vanwege het inherent vage karakter van het onderbewuste, verfijnde denken. Desalniettemin is het aannemelijk dat bewustzijnsontwikkeling ook intuïtief inzicht verbetert. Verschillen tussen mensen in rede en intuïtie zullen echter blijven bestaan. Spinoza onderschrijft dat gelijkheid tussen mensen in dit opzicht een illusie is. In mijn proefschrift ga ik uitvoerig in op het gebruik van intuïtie 103

door boeren en wetenschappers.208 Het intuïtieve denken is gerelateerd aan het vermogen om wijze, vooruitziende beslissingen te nemen. In navolging van A.D. de Groot noem ik intuïtie de holistische vaardigheid van anticipatie en integratie.209 De kloof tussen onze cerebraal-intellectuele en emotioneel-moreel-spirituele ontwikkeling resulteert in allerhande technologieën die ons boven het hoofd dreigen te groeien.210 Met betrekking tot bijvoorbeeld militaire technologie merkt de socioloog Piet Ransijn op: “Onze passies, instincten en angsten trekken, als ongecontroleerde paarden, een zware kar vol met technologische producten, maar de koetsier heeft de teugels uit z’n handen laten glippen en is verzonken in de droom der rede”.211 We dienen te ontwaken uit deze ‘droom der rede’.212 Voor het realiseren van een omvattende rationaliteit, een effectieve synthese van rede en intuïtie, kunnen we niet alleen vertrouwen op de discursieve rede. Meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling is nodig, omdat het probleem niet in de technologie ligt maar veeleer in onszelf. Er is geen te veel aan technologie maar een tekort aan bewustzijn: “deze sturende factor laat veel te wensen over”.213 De oorzaak van het probleem is menselijk onvermogen. Hermann Hesse schreef in 1919: “Indien we [opnieuw] geesten en mensen willen hebben die in staat zijn om onze toekomst veilig te stellen, dan moeten we niet aan het staarteinde beginnen, met politieke metho208

Van Eijk (1998): p.244-260. De Groot A.D. (1991). Intuition as a dispositional concept. Heymans Bulletins Psychologisch Instituut R.U. Groningen, 4th draft, December 1991. Groningen, The Netherlands. p. 41. 210 Ransijn P. en N. Schulte (1982). Bewustzijn als bewapening. Vrede en ontwapening door groei van collectief bewustzijn. MIU Nederland Pers, Laag Soeren. p. 343. 211 Ransijn P. (1985). A rational way to peace and fulfilment. The unified field of consciousness in a sociological perspective. Soma Scientific Publisher, Lelystad. p.55. 212 Dessaur C.I. (1984). De droom der rede. Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. Een poging tot criminosofie. EM. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam (eerste druk 1982). p.336. 213 Ransijn (1985): p.49.

209

104

den en regeringsvormen, maar aan het begin, met de ontwikkeling van de persoonlijkheid”.214 Met andere woorden: verander de wereld, begin bij jezelf. Men kan het ontwikkelen van de persoonlijkheid social engineering noemen, wat een beladen term is, maar desalniettemin is persoonlijkheidsontwikkeling een conditio sine qua non voor waarlijk duurzame ecologische en maatschappelijke ontwikkeling. Wanneer we beslissingen nemen en handelingen verrichten doen we vaak gewoon datgene wat het beste voelt. Als we ons bewustzijnsniveau verhogen zal ons gevoel spontaan veranderen. We zien dan af van onjuiste handelingen, gewoonweg omdat het fout voelt.215 Russell schrijft: “We kunnen dit beschouwen als een groei van de intuïtie - en uiteindelijk is het de intuïtie die ten grondslag ligt aan al onze morele wetten, hoe ze vervolgens ook gerationaliseerd en gecodificeerd mogen worden.216 Het gewoonweg doen van ‘datgene wat het beste voelt’ is gerelateerd aan het proces van bewustzijnsontwikkeling in de zin dat we geleidelijk aan meer maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag gaan vertonen op een spontane, intuïtieve en pro-actieve wijze. Maar voorlopig is het verstandig om intuïtieve ideeën ook nog in het volle daglicht van de rede te analyseren. Een synthese van intuïtie en rede is belangrijk. Als de intuïtie ten grondslag ligt aan morele wetten, die vervolgens gerationaliseerd en gecodificeerd worden in maatschappelijke structuren, dan beïnvloedt bewustzijnsontwikkeling, via verbetering van de intuïtie, ook het adequaat functioneren van maatschappelijke structuren. Intuïtief en pro-actief gedrag komt overeen met wat Hermann Hesse eigenzinnigheid (self-will) noemt.217 Deze eigenzinnigheid is 214

Hesse H. (1974). If the war goes on ... Reflections on war and politics. Pan Books Ltd., Picador, London [First published in 1946 in German]. p.77. 215 Russell P. (1990). The TM Technique. An introduction to Transcendental Meditation and the teachings of Maharishi Mahesh Yogi. Arkana, Penguin Books, London [First published by Routledge & Kegan Paul Ltd. in 1976]. p.121. 216 Russell (1990): p.121. 217 Hesse H. (1979). Zinnig eigenzinnig. Privé-domein Nr.21, Uitgeverij De

105

volgens Hesse de belangrijkste menselijke deugd. Het eigenzinnig zijn verwijst naar het gehoorzamen aan de wet in jezelf. Eigenzinnige mensen gehoorzamen de stille wet in de diepte van hun bewustzijn. Ze geven gehoor aan hun interne waarden en gaan zonder bewuste mimese (nabootsing van anderen) door het leven. Ze zijn niet de speelbal van externe omstandigheden. Ze bewandelen hun eigen pad van ontwikkeling. Intuïtieve vaardigheid heeft te maken met het op een holistische manier nemen van beslissingen die achteraf juist blijken te zijn geweest. Ogenschijnlijk goed beredeneerde keuzes, uitgewerkt door de discursieve rede, kunnen achteraf-rationalisaties zijn van subtieler intuïtief denken.

8.11 Hofstede: Drie niveaus van mentale programmering De sociaal-psycholoog Geert Hofstede geeft in Diagram 4 drie niveaus van mentale programmering weer.218 Diagram 4 maakt duidelijk dat zowel universele menselijke driften als groep-specifieke cultuurkenmerken en individu-specifieke persoonlijkheidskenmerken een rol spelen in onze mentale programmering. De universele menselijke aard of natuur - in de zin van onze evolutionair bepaalde, overgeërfde instincten - bepaalt gedeeltelijk onze mentale programmering. Voorbeelden zijn de fight, flight, freeze and flock responses. Deze menselijke instincten delen we met dieren. De tweede laag in Diagram 4 wordt gevormd door cultuur. Volgens Hofstede is cultuur mentale software. Onder cultuur verstaat hij de collectieve programmering van de geest (mind) die de leden van de ene groep of categorie van mensen onderscheidt van de andere.219 Cultuur wordt aangeleerd, niet overgeërfd. Het komt voort uit een

Arbeiderspers, Amsterdam [Oorspronkelijke titel: Eigensinn (Autobiographische Schriften), Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1972]. p.99. 218 Hofstede G. (1994). Cultures and Organizations. Software of the Mind. Intercultural Cooperation and its Importance for Survival. HarperCollinsBusiness, London [1991]. p.6. 219 Hofstede (1994): p.5.

106

specifieke sociale omgeving, niet uit iemands genen. Diagram 4: Drie niveaus van mentale programmering

specifiek voor het individu

specifiek voor de groep

universeel

overgeërfd en aangeleerd

aangeleerd

overgeërfd

Volgens Hofstede dient men een onderscheid te maken tussen cultuur en persoonlijkheid (de derde laag in Diagram 4). Terwijl een cultuur specifiek is voor een bepaalde groep mensen en aangeleerd wordt, is de persoonlijkheid specifiek voor een individu en gedeeltelijk aangeleerd, gedeeltelijk overgeërfd. Overerving vindt plaats door middel van iemands unieke set van genen, terwijl aanleren wordt beinvloed door zowel de collectieve programmering (cultuur) als unieke persoonlijke ervaringen. Waar de grens tussen cultuur en persoonlijkheid precies ligt, blijft volgens Hofstede een discussiepunt onder sociale wetenschappers. In onze mentale programmering spelen dus universele menselijke instincten, groep-specifieke cultuurkenmerken en individu-specifieke persoonlijkheidskenmerken een rol. We hebben eerder gezien dat ook het onderbewuste intuïtieve denken (Systeem 1) en bewuste discursieve denken (Systeem 2) een rol spelen in onze mentale program107

mering. Het lijkt mij nuttig een onderscheid te maken tussen universele instincten en niet-universele emoties en gevoelens waarbij emoties en gevoelens bepaald worden door groep-specifieke cultuurkenmerken en individu-specifieke persoonlijkheidskenmerken. Er is dan sprake van een onderbewuste aansturing van gedrag door universele instincten. Vervolgens is er ook sprake van een meer of minder bewuste aansturing door de verbeelding (resulterend in reactief gedrag) en bewuste aansturing door de discursieve rede (inclusief rationaliseringen-achteraf van intuïtieve inzichten en tot bewuste gevoelens getransformeerde emoties). En ten slotte is er mijns inziens ook sprake van een soort ‘bovenbewuste’ (in de zin van de rede transcenderend) aansturing door intuïtie. Het is belangrijk in te zien dat de drie lagen in Diagram 4 (instinct, cultuur en persoonlijkheid) gezamenlijk ons gedrag in een maatschappelijk en ecologisch verantwoorde richting kunnen leiden. Aansturing van gedrag door een combinatie van universele instincten, gezond boerenverstand en een hoogontwikkelde intuïtieve vaardigheid is nodig.220 Wagemans schrijft: “Probleem in ons denken is dat waarneming en betekenisgeving vrijwel tegelijkertijd plaatsvinden. De werkelijkheid zoals we die waarnemen wordt reeds op het moment van de waarneming van beelden voorzien. Die beeldvorming is het resultaat van denkpatronen. We benoemen en etiketteren de werkelijkheid zo snel en zo automatisch dat er geen ruimte is voor beschouwing. Ons betekeniskader is dominant ten opzichte van de waarneming. Dat soort mechanismen vormen een vruchtbare bron voor zelfbevestiging. Er is geen ruimte meer voor verrassing en verbazing, omdat we de ruimte daarvoor al hebben buitengesloten. De ruimte voor betekenisgeving is reeds volledig bezet met beelden die we reeds in onze geest hebben opgeslagen”.221 (mijn cursivering) 220

Hoofdstuk 12 uit mijn proefschrift (Van Eijk 1998) getiteld Intellect and Intuition bevat de volgende subhoofdstukken: Intuitive operation by farmers and scientists; Intuition: the holistic art of anticipation and integration; The art of agronomy; The art of phenomenology; and Conclusion. 221 Mathieu Wagemans. Over Dialoog. Bespreking van David Bohm: Over Dialoog. Helder denken en communiceren. Ten Have, 2019. Civis Mundi

108

Deze opmerking van Wagemans verwijst naar het automatische, snelle proces van Systeem 1 (een container begrip). Zoals hierboven aangegeven denk ik dat instinct, verbeelding, rede en intuïtie alle vier invloed kunnen hebben op ons gedrag, maar dat een van hen op een gegeven moment dominant zal zijn. Het is niet eenvoudig aan te geven welke invloed op een gegeven moment doorslaggevend is. Het is wel duidelijk dat de ontwikkeling van intuïtieve vaardigheid helaas te weinig aandacht krijgt in onze moderne maatschappij. Ik verbind Spinoza’s drie kennisvormen aan verschillende bewustzijnsniveaus. Zo zal bij een voornamelijk emotioneel gekleurd bewustzijnsniveau de verbeelding dominant zijn, resulterend in re-actief gedrag, terwijl bij een meer rationeel ontwikkeld bewustzijnsniveau de rede zal domineren, resulterend in neutraal, genuanceerd of onthecht (van emotie) gedrag. Intuïtie is dominant bij een meer verfijnd niveau van denken, bij een meer fijngevoelig bewustzijnsniveau, resulterend in pro-actief en bevlogen gedrag. We komen hierop terug in sectie 11.

9

Voortgaande verwarring over intuïtie, instinct, emotie en gevoel

9.1

Technocratisch versus populistisch model

In de voorgaande hoofdstukken zijn de begrippen intuïtie, instinct, emotie en gevoel veelvuldig ter sprake gekomen. Er bleek veel verwarring rondom deze begrippen te bestaan, die hopelijk in de voorgaande hoofdstukken gedeeltelijk is opgeklaard. In dit hoofdstuk zal ik meer voorbeelden van deze verwarring geven om te laten zien hoe hardnekkig het probleem is en om de noodzaak van verduidelijking verder aan te scherpen. Wagemans schrijft: “Het onderbewustzijn kent een eigen logica. Het is de logica van bijvoorbeeld de intuïtie die zich moeilijk laat analyseren. Er zijn heel wat inspanningen gedaan om er inzicht in te

Digitaal #103, oktober 2020.

109

krijgen maar het blijft een lastig toegankelijk gebied”.222 De reden dat intuïtie ‘een lastig toegankelijk gebied’ blijft is mijns inziens het inherent vage karakter van intuïtie, zoals aangeduid in sectie 8.10. Bregje Hofstede schrijft: “Terwijl overal ter wereld klassieke alfamannen met de scepter zwaaien, toont Nieuw-Zeeland dat het anders kan. Daar won de 40-jarige premier Jacinda Ardern opnieuw de verkiezingen. Zij is een uitgesproken vrouwelijke politica die tijdens haar termijn van een dochter beviel, en voor wie compassie, mildheid en empathie de belangrijkste waarden zijn … En in plaats van te hameren op haar dossierkennis of ervaring, benadrukt Ardern keer op keer hoe ‘intuïtief’ ze te werk gaat. ‘Ik ben geen geleerde,’ schrijft ze, ‘ik heb altijd het gevoel gehad dat mijn politieke denkbeelden en motivatie eerder uit mijn onderbuik komen dan uit boeken.’ Elders zegt ze vooral vanuit ‘instinct’ te handelen. En in weer een ander interview dat ze doet ‘wat goed voelt’”.223 Hier spreekt Ardern van ‘intuïtief te werk gaan’, ‘motivatie die uit de onderbuik komt’, ‘vanuit instinct handelen’, en ‘doen wat goed voelt’. De vraag is dan of intuïtie, de onderbuik, instinct en ‘voelen’ aan elkaar gelijk zijn? Ik denk het niet. Sabine Roeser, hoogleraar ethiek aan de TU Delft, doet onderzoek naar morele emoties en intuïties, met name naar besluitvorming over risicovolle technologieën. Zij vindt het onterecht dat in discussies over bijvoorbeeld kernenergie de rede vaak overheerst en emoties als verdacht gelden. Paul Luttikhuis interviewde haar. Roeser zegt: “Vaak wordt gedacht dat de rede het altijd bij het rechte eind heeft. En dat emoties verdacht zijn. Maar in de psychologie en filosofie blijkt dat juist emoties bij morele afwegingen een belangrijke rol spelen. Onderzoek van [neuroloog] Antonio Damasio laat bijvoorbeeld zien dat mensen met een beschadigde amygdala, waardoor ze geen emoties meer hebben, risico’s durven nemen die voor gewone mensen 222

Mathieu Wagemans. Orde en chaos. Deel VII: Over wereldbeeld, bewustzijn, onderbewustzijn, betekenisgeving en taal. Civis Mundi Digitaal #102, september 2020. 223 Bregje Hofstede. Deze premier laat zien hoe macht ook menselijk kan zijn. De Correspondent, 20 oktober 2020.

110

onaanvaardbaar groot zijn. Kennelijk heb je emoties nodig om risico’s in te schatten”.224 Is er dan bij Roeser een verschil tussen morele emoties en intuïties? En hoe verhouden haar ‘morele emoties’ zich tot Spinoza’s aangeboren instincten (sectie 8.8)? Roeser zegt ook: “Politici vinden emoties lastig om mee om te gaan en zijn daarom geneigd ze te negeren of zich er juist volledig door te laten leiden. Ik beschrijf dat als het technocratische en het populistische model. Het technocratische stelt: de feiten spreken voor zich, dit moeten we doen en alle andere overwegingen zijn gebaseerd op misverstanden of irrationele bezwaren … In het populistische model gebeurt juist het tegenovergestelde: de burgers zijn tegen, en ook al hebben ze het misschien niet bij het rechte eind, we leggen ons er toch maar bij neer. Want besluiten mogen niet in druisen tegen de wil van de kiezer.” Het is evident dat het technocratische noch populistische model voldoet. Met betrekking tot de relatie tussen politici, burgers en emoties heb ik eerder geconcludeerd dat ‘leiders niet leiden maar volgen’ (sectie 7.2).

9.2

Adam Smith: eigenbelang en maatschappelijk belang

Volgens Ransijn dienen de beide grote werken van Adam Smith - The Theory of Moral Sentiments (1759) en An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776) - in onderling verband te worden bezien. Hij schrijft: “Zo dient de economie in het kader van de morele filosofie te worden beschouwd als vorm van moreel juist handelen, niet alleen maar in termen van efficiënt handelen dat zoveel mogelijk winst oplevert. Het gaat uiteindelijk om het maatschappelijk belang ervan, niet alleen het eigen belang”.225 Hier staat het altijd aanwezige potentiële conflict tussen eigenbelang en maatschappelijk belang centraal, wat mijns inziens uiteindelijk gerelateerd is aan de relatie tussen individueel en collectief bewustzijn (ik kom hierop 224

Paul Luttikhuis. Interview met Sabine Roeser. Het debat over kernenergie moet óók over emoties gaan. NRC, 10 mei 2021. 225 Piet Ransijn. Wie was Adam Smith? Introductie tot de boekbesprekingen van Herman Hümmels. Civis Mundi Digitaal #103, oktober 2020.

111

terug in sectie 12.1 in Diagram 6). Ransijn vervolgt: “Adam Smith zag de mens als een schepsel dat door instinctieve driften werd gedreven maar tegelijk door zichzelf werd gereguleerd door zijn vermogen van de rede en - niet minder belangrijk - zijn vermogen tot sympathie”. Smith onderscheidt hier dus instinct en rede. Is Smith’s ‘vermogen tot sympathie’ gelijk aan Spinoza’s aangeboren (instinctieve) gemeenschapszin? Ransijn schrijft dan: “Smith heeft een optimistische, positieve mensvisie die kenmerkend was voor de Verlichting. Dat blijkt bijv. uit het volgende citaat uit zijn [De theorie over morele gevoelens] waaruit blijkt dat hij een hoogstaand mens was met een opmerkelijk vermogen tot zelfdistantie: “Hoe zelfzuchtig iemand ook wordt geacht te zijn, tot zijn natuur behoren onmiskenbaar bepaalde drijfveren die hem belang doen stellen in het welzijn van anderen, ten behoeve van zijn eigen noodzakelijke levensgeluk, hoewel hij er niets voor terugkrijgt, behalve het genoegen er getuige van te zijn”. Hier blijkt dat eigenbelang en maatschappelijk belang volgens Smith wel degelijk samen kunnen gaan. Herman Hümmels schrijft in zijn bespreking van Smith’s De theorie over morele gevoelens het volgende: “Smith neemt het verschijnsel ‘gemoedsaandoening’ (emotie) als uitgangspunt om zijn theorie uit te leggen. Een emotie is een directe innerlijke automatische reactie. Je merkt het op als een soort gevoel”.226 (mijn cursivering) Deze beschrijving komt overeen met het onderscheid dat Damasio en Spinoza eerder maakten tussen emotie en gevoel (sectie 8.4). Hümmels vervolgt: “Als je alleen bent kun je ongeremd je gang gaan. Is dit niet het geval dan pas jij je gedrag aan: Je past je gedrag aan aan jouw idee van hoe jij denkt dat de ander jouw gedrag zal beleven … Jij voelt geluk als de ander zich gelukkig toont. Daarom wil je dat anderen gelukkig zijn (is dit een vorm van eigenbelang?) Je stelt belangstelling ‘in het lot van anderen’, wat hun geluk voor jou ‘tot noodzaak maakt, hoewel je dat uitsluitend het genoegen oplevert dit 226

Herman Hümmels. Adam Smith. Deel 3: Deugdzaamheid. Bespreking van: Adam Smith. De theorie over morele gevoelens. Amsterdam, Boom, 1759/ 2020. Civis Mundi Digitaal #105, december 2020.

112

waar te nemen’ (p.31) … We worden gelukkig van gelijkgestemdheid. We streven naar wederkerigheid. Uiteindelijk is dit wat samenleven mogelijk maakt”. Het je gelukkig voelen is inderdaad een vorm van eigenbelang dat samengaat met collectief belang. Je kan ook zeggen dat we (vooral) van iemand anders houden, omdat dit onszelf gelukkig maakt. De woorden ‘gelijkgestemdheid, wederkerigheid en samenleven’ kunnen in verband gebracht worden met een coherent collectief bewustzijn. Hümmels schrijft: “De rol van [de] toeschouwer speelt een essentiele rol bij de bepaling of een bepaald gedrag betamelijk (gepast) of verdienstelijk (nuttig) is. Moreel gedrag moet aan een van deze twee criteria voldoen … Het gaat bij een morele beoordeling om wat de ander zou vinden … ‘Een prudent man [wordt] altijd ondersteund en beloond door de volledige goedkeuring van de onpartijdige toeschouwer en van diens vertegenwoordiger, de innerlijke mens in het gemoed’ (p.349) … De onbevooroordeelde onpartijdige toeschouwer zit dus in jezelf. Voor mij is dat wat wij het ‘geweten’ zouden noemen, als het om de beoordeling van ons eigen, eventueel toekomstig, gedrag gaat. Als het om het gedrag van anderen gaat laat de innerlijke onpartijdige toeschouwer er een moreel licht op schijnen. Vanuit die moraliteit beoordelen we niet alleen anderen, maar ook onszelf”. De ‘innerlijke onpartijdige toeschouwer in het gemoed’ is een belangrijk concept in Smith’s filosofie. Wanneer deze ‘innerlijke toeschouwer’ goed functioneert komt hij overeen met de kennisvorm vaardige intuïtie in mijn keten van gedragsontwikkeling (Diagram 2 in sectie 8.2). Hümmels gaat door: “Wat steeds weer terugkomt in de visie van Smith, is dat we rekening houden met wat we denken dat anderen voelen en denken … Dat beeld van die onpartijdige toeschouwer - die moraal - is dan belangrijker dan wat er in de betrokkene omgaat. Daarmee ziet Smith ‘de mens’ als een typisch sociaal wezen, wat inhoudt dat we rekening met elkaar houden en van elkaar afhankelijk zijn en dat ‘deugdzaamheid’ hiervan afhankelijk is. Dit ‘sociale’ is wel afhankelijk van de mate van nabijheid die we voelen ten aanzien van anderen”. De visie van ‘de mens als een typisch sociaal wezen’ komt overeen met Spinoza’s mening dat ieder mens een aangeboren (instinctieve) gemeenschapszin heeft (sectie 8.8). Met betrekking tot 113

‘de mate van nabijheid’ heb ik eerder gezegd dat broederschap als ‘daadwerkelijk geleefde werkelijkheid’ afhangt van de reikwijdte van die broederschap. Hoe wijder de concentrische cirkel van broederschap moet worden, hoe moeizamer het gaat (sectie 8.5).227 Ook hier kan het begrip ‘coherent collectief bewustzijn’ nuttig zijn.

9.3

Damasio en Barrett: verwarring over emotie en gevoel

Lisa Feldman Barrett, een professor in de psychologie, zegt dat er in de wetenschap nog steeds een strijd tussen paradigma’s over emoties gaande is. Zij bepleit een ’constructieve’ visie op emoties. Patricia van Bosse zegt in een bespreking van Barrett’s boek How emotions are made het volgende: “Kernidee is dat emoties opkomen als een combinatie van de fysieke toestand van het lichaam op een bepaald moment en concepten die geleerd zijn in de cultuur en de opvoeding. Ze zijn cultureel bepaald, wij zijn zelf de architecten van onze emotionele ervaring”.228 Barrett zegt dat we een bewust besluit kunnen nemen om onze concepten te veranderen en aldus zelf onze emoties kunnen ‘construeren’. Van Bosse schrijft vervolgens dat het proces van interpreteren van lichamelijke signalen “een spectrum oplevert van basisgevoelens van plezierig tot onplezierig, van kalm tot opgewonden en soms volledig neutraal. Deze gevoelens die uit het lichaam komen worden affecten genoemd. Het zijn eenvoudigere en meer basale gevoelens dan emoties, die er echter wel op voortbouwen”. Zij gaat verder: “De basisgevoelens die we affect noemden … zijn eigenlijk een samenvatting van de energiehuishouding van het lichaam … Een bepaalde emotie is dus het gevolg van het affect en een bepaald concept”. 227

Meer over nabijheidskringen in: Herman Hümmels. Adam Smith. Deel 5: Rechtvaardigheid en eigenbelang. Bespreking van Adam Smith. De theorie over morele gevoelens. Amsterdam, Uitgeverij Boom, 1759/2020. Civis Mundi Digitaal #107, februari 2021. 228 Patricia van Bosse. We zijn veel meer de architect van onze ervaringen dan we denken. Boekbespreking van Lisa Feldman Barrett. How emotions are made. The Secret Life of the Brain. Mariner Books, 2018. Civis Mundi Digitaal #110, mei 2021.

114

Het moge duidelijk zijn dat Barrett de begrippen emotie en basisgevoel (affect) op precies tegengestelde wijze gebruikt dan Damasio. Damasio zou zeggen: ‘Een bepaald (basis)gevoel (affect) is dus het gevolg van de emotie en een bepaald concept’. Ik volg de terminologie van Damasio, maar ik voeg toe dat de ‘cultureel bepaalde concepten’ in mijn keten van gedragsontwikkeling in drie verschillende kennisvormen worden gevormd. Dit alles laat het belang zien van een duidelijke omschrijving van begrippen om Babylonische spraakverwarringen te voorkomen. Tenslotte schrijft Van Bosse: “Zoals Barrett zelf zegt, zijn de ontwikkelingen op het gebied van de neurowetenschappen nog in volle gang. Er is nog erg veel niet bekend en begrepen”. Hierboven zei Barrett al dat er nog steeds ‘een strijd tussen paradigma’s over emoties’ gaande is. Er is inderdaad ‘nog erg veel niet bekend en begrepen’ en mijns inziens is dat inherent aan de vooralsnog onbeantwoorde vraag hoe we van patronen van activiteit en inactiviteit (elektrochemische processen) in neuronen (materiële entiteiten) tot mentale beelden of voorstellingen (gedachten of gevoelens) komen. Dit verwijst naar het eerder vermelde hard problem of consciousness (we komen hierop terug in sectie 11.1).

9.4

Haidt’s onbewuste olifant: het buikgevoel

Ruben Mersch bespreekt in een artikel op De Correspondent het boek Het rechtvaardigheidsgevoel: Waarom wij niet allemaal hetzelfde denken over politiek en moraal (2021) van Jonathan Haidt, sociaal psycholoog en hoogleraar ethisch leiderschap aan de universiteit van New York.229 Mersch schrijft: “De stelling van Haidt is dat niet de ratio, maar ons buikgevoel heer en meester is over ons denken. In de metafoor van Haidt: ons bewuste denken is slechts de berijder van een olifant aan onbewuste denkprocessen. Als we een oordeel vel229

Ruben Mersch. Hoe we uit de loopgraven van ons eigen gelijk kunnen komen. De Correspondent, 15 mei 2021. De oorspronkelijke titel van Haidt’s boek is: The Righteous Mind: Why Good People are Divided by Politics and Religion (2012).

115

len, kiest eerst onze olifant een richting, de berijder volgt daarna pas. Die laatste probeert vooral de beslissingen van de olifant te verantwoorden en gaat achteraf op zoek naar feiten en argumenten … We bezondigen ons allemaal weleens aan ‘motivated reasoning’ en zoeken tot we die feiten en argumenten gevonden hebben die aantonen wat ons buikgevoel altijd al wist”. Het buikgevoel (de onbewuste olifant) komt overeen met Kahneman’s automatische, snelle Systeem 1 terwijl de ratio, het bewuste denken (de berijder) het langzame Systeem 2 is. In de metafoor van Haidt is Donald Trump een sublieme olifantenfluisteraar. Mersch vervolgt: “Volgens Haidt zijn onze morele oordelen gebaseerd op zes morele intuïties, morele emoties met een lange evolutionaire geschiedenis, die we vaak delen met andere diersoorten”. (mijn cursivering)230 In deze ene zin komen de drie begrippen intuïtie, emotie en evolutionair (dierlijk) instinct voor. Dit laat (weer) zien dat deze begrippen niet duidelijk van elkaar onderscheiden worden. Mersch schrijft vervolgens: “Niet elke persoon heeft dezelfde morele intuïties, en op welke intuïties jouw moraliteit gebaseerd is, kies je volgens Haidt niet zelf. Jouw morele mix wordt bepaald door je opvoeding, door de groep die jou omringt en zelfs een stukje door je genen [erfelijke karaktereigenschappen]”. In deze context is Diagram 4: Drie niveaus van mentale programmering relevant (sectie 8.11). Ook andere auteurs bespreken het beroemde boek van Haidt. Zo schrijft Florentijn van Rootselaar, filosoof en redacteur van Filosofie Magazine, dat Haidt bekend is vanwege zijn onderzoek naar de evolutionaire bronnen van moraal. “Haidt’s conclusie is dat ieder mens in aanleg ‘dezelfde morele smaakpapillen’ heeft maar dat de ontwikkeling van moraal afhangt van de omgeving waarin je opgroeit”.231 Haidt zegt in het interview ook: “Als mensen hun religie verliezen, zoeken hun religieuze geesten elders houvast, en dat is niet altijd een 230

De zes door Haidt genoemde morele intuïties zijn: empathie, rechtvaardigheid, gehoorzaamheid, verzet tegen onderdrukking, loyaliteit tegenover de eigen groep, en heiligheid/puurheid. 231 Florentijn van Rootselaar. Interview met Jonathan Haidt: ‘Als mensen hun politieke voorkeur als een religie belijden, is er geen compromis mogelijk’. Trouw, 29 januari 2021.

116

vooruitgang”. Emeritus hoogleraar filosofie Hans Achterhuis schrijft: “Met veel aansprekende voorbeelden laat Haidt zien dat mensen vooral intuitieve groepsdieren zijn”.232 De omschrijving ‘intuïtieve groepsdieren’ refereert zowel aan intuïtie als instinct. In de omschrijving van Haidt’s boek op de website van Bruna staat: “Conservatieven en progressieven vinden instinctief verschillende waarden belangrijk. Deze waarden verbinden ons met een gemeenschap, maar verblinden ons tegelijk voor het standpunt van de ander”. (mijn cursivering).233 De filosoof Nick De Clippel schrijft op de website van het Vlaams Humanistisch Verbond: “Moraal is uiteindelijk iets dat verbindt en verblindt. Als groepsdier houdt ze ons samen, maar als olifant zijn we niet geneigd iets anders dan de gekende paden te zien … De evolutietheorie van Haidt kon mij niet helemaal overtuigen en de schrijver geeft zelf ook toe dat dit deel van zijn verhaal erg speculatief is. Maar een rationele verklaring voor de bestorming van het Capitool of de scheldkanonnades op de sociale media voldoet niet. Er is meer aan de hand. De evolutionaire insteek van Haidt’s morele psychologie, de idee dat we ‘ontworpen’ zijn voor de gelijkhebberigheid van de groep, helpt zeker verklaren waarom de mensheid gespleten wordt door politiek en religie. Dat darwinistische ontwerp maakt het moeilijk om verbinding te vinden met mensen die een andere morele matrix hebben. Maar het moet kunnen. Anders kon dat boek immers nooit geschreven, laat staan gelezen worden”.234 (mijn cursivering) De opmerking dat Haidt zelf ook toegeeft dat de evolutionaire insteek van zijn verhaal ‘erg speculatief is’ onderschrijft mijn aarzeling om instinct en intuïtie op één hoop te gooien.

232

Hans Achterhuis. Dit boek over groepsconflicten komt ook hier in Nederland als geroepen. De Volkskrant, 29 januari 2021. 233 https://www.bruna.nl/boeken/het-rechtvaardigheidsgevoel 234 Nick De Clippel. De gelijkhebberige geest. https://www.humanistischverbond.be/kritisch-lezen/418/het-rechtvaardigheidsgevoel 22 februari 2021.

117

9.5

Spinoza’s weldenkenden en onweldenkenden

Volgens epidemioloog Adam Kucharski gedragen angst, agressie en nepnieuws zich als infectieziektes. In april 2021 verscheen zijn boek Viraal. Waarom dingen zich verspreiden - en waarom ze stoppen. Volgens hem heeft in veel landen desinformatie de reactie op het corona virus gevormd. Niki Korteweg die hem interviewde vroeg welke trucs manipulatoren gebruiken? “Vooral absurde of extreme content die een sterke emotionele reactie opwekt is besmettelijker”.235 Op de vraag of je mensen kunt ‘vaccineren’ tegen desinformatie antwoordt hij: “De kennis vergroten over de technieken die online gebruikt kunnen worden is belangrijk. Veel mensen weten niet hoeveel denkwerk en voorbereiding er in zulke berichten is gegaan, ze zien het nog steeds als een spontane online conversatie. We zien allemaal dingen die ons boos maken en die we willen delen. Die impulsieve reacties proberen manipulators bij je los te maken. Als mensen zich daar meer bewust van zijn zal dat een aanzienlijk verschil kunnen maken. Zelfs de basisdingen kunnen helpen, zoals mensen aanmoedigen om een onafhankelijke informatiebron te zoeken. Of een paar minuten nemen om de eerste emotionele reacties uit te schakelen. Of een boodschap laten verschijnen als iemand iets wil retweeten, om eerst het gelinkte artikel te lezen”. Het zich bewust worden van sterke emotionele, impulsieve reacties en proberen daar redelijker (via de rede) op te reageren is ongetwijfeld nuttig, maar lang niet alle mensen kunnen dit vermogen in voldoende mate ontwikkelen. Volgens Spinoza is het aantal mensen dat de rede in voldoende mate kan ontwikkelen (wat hij noemt de ‘weldenkenden’) gering. De Spinozakenner Van Buuren schrijft: “[Spinoza] merkt … op dat de meeste mensen er niet in slagen om hun rede volledig te ontwikkelen; dat zij er met andere woorden niet in slagen om zich te ontwikkelen tot volwaardige sociale wezens. Wetten, voorschriften en reglementen zijn de veruitwendigde, in regeltjes zwart op wit gestel235

Niki Korteweg. De wetten van besmetten gelden ook buiten het virusrijk. Interview met Adam Kucharski. NRC, 8/9 mei 2021.

118

de gemeenschapszin. Ze zijn vastgelegd voor de meerderheid van de onweldenkenden, dat wil zeggen voor de mensen die hun rede onvoldoende hebben ontwikkeld … Wetten, voorschriften en reglementen zijn in feite overbodig voor de weldenkenden, want mensen die de moeite nemen om hun verstand voortdurend te oefenen, ontwikkelen een innerlijk normbesef en omgangsvormen die aan andere mensen als regeltjes moeten worden opgelegd”.236 Volgens Spinoza blijven de meeste mensen hun hele leven onweldenkenden.237 Over gelijkheid maakt hij zich geen enkele illusie. Mensen zijn volgens hem ongelijk, deze ongelijkheid blijkt vooral uit zijn verdeling van mensen in weldenkenden en onweldenkenden. Weldenkenden zijn voor hem “degenen die het vermogen hebben ontwikkeld een harmonische samenleving te vormen. Onweldenkenden zijn niet zozeer degenen die dom zijn als wel asociaal (of dom, want asociaal)”.238 Kucharski zei hierboven dat angst en agressie zich als infectieziektes gedragen. Wanneer de ‘onweldenkenden’ hun angst en agressie door beter gebruik van de rede niet kunnen voorkomen, dan rest gehoorzaamheid aan externe autoriteiten en/of de intuïtie. Van Buuren schrijft: “Volgens Spinoza beschikt iedereen over een aangeboren intuïtie. Ze geeft ogenblikkelijk inzicht in de waarheid. Maar dat wil nog niet zeggen dat iedereen zich in zijn denken en handelen door dit inzicht laat leiden. Verre van dat. We laten ons leiden door drogbeelden [van de verbeelding]”.239 Met betrekking tot de verbeelding schreef ik in sectie 8.6 dat wanneer de verbeelding overheerst, men zich op een inadequate manier bewust wordt van een initiële emotie en daardoor een inadequate gedachte of een inadequaat gevoel ontwikkelt. Dit passieve gevoel resulteert in een lijdzaam ondergaan van de situatie, wat tot re-actief gedrag leidt. 236

Van Buuren M. (2016). De essentie van Spinoza. ISVW Uitgevers, Leusden. www.isvw.nl. p.106/7. 237 Van Buuren (2016): p.107. 238 Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.205. 239 Van Buuren M. (2017). Spinoza. Ethica. Vertaald, toegelicht en samengevat door Maarten van Buuren. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.449.

119

Van Buuren schrijft ook dat intuïtieve inzichten ons bij de geboorte worden meegegeven, maar ze ontwikkelen zich pas “naar gelang ze door de rede worden ontvouwd (geëxpliciteerd)”.240 En: “De menselijke intuïtie komt pas tot zijn recht als ze door logisch denken wordt ontwikkeld”.241 Hij vervolgt: “Intuïtie ontplooit zich pas tot inzicht in de waarheid als het onmiddellijke (dus tijdloze) inzicht van de intuïtie (kennis 3) op het niveau van het logisch denken (kennis 2) in tijd wordt uiteengezet in redeneringen … Zonder deze ontwikkeling door de rede wordt het intuïtieve inzicht op de achtergrond gedrukt en tot zwijgen gebracht door de veel luidruchtiger waarnemingen van kennissoort 1”.242 Met intuïtieve inzichten die op het niveau van het logisch denken ‘in tijd’ worden uiteengezet in redeneringen, bedoelt hij dat redeneringen discursief zijn omdat ze zich ontwikkelen in de tijd, ze hebben een tijdsverloop.243 Spinoza zegt dus (volgens Van Buuren) dat de in principe aangeboren onmiddellijke intuïtie door de luidruchtige verbeelding wordt weggedrukt tenzij de intuïtie door de rede wordt geëxpliciteerd. Tegelijkertijd zegt Spinoza echter dat de meeste mensen er niet in slagen om hun rede volledig te ontwikkelen. Dit houdt in dat de verbeelding vaak zal triomferen, wat resulteert in lijdzaam ondergaan, reactief gedrag. Dit komt overeen met Kucharski’s opmerking dat angst en agressie zich vaak als infectieziektes gedragen. Van Buuren schrijft: “Zonder intuïtie zou het logisch denken geen richtsnoer hebben in welke richting het zich zou moeten ontwikkelen”.244 En ook: “Als we ons logische denken op niveau 2 blijven oefenen kunnen we ons inzicht in de waarheid versnellen, misschien wel tot de ogenblikkelijke intuïtie op niveau 3”.245 Ik denk dat door voortdurende oefening van de rede ons intellectueel of verstandelijk inzicht zeker versneld kan worden, maar niet tot ogenblikkelijk intuïtief inzicht. Dit is zo omdat het heel verfijnde intuïtieve denken juist het 240

Van Buuren (2017): p.443. Van Buuren (2017): p.357. 242 Van Buuren (2017): p.356. 243 Van Buuren (2017): p.393. 244 Van Buuren (2017): p.448. 245 Van Buuren (2017): p.394. 241

120

transcenderen van het discursieve bewuste denken inhoudt (zie Diagram 3 in sectie 8.6). Van Buuren zegt dat intuïtie niet kenmerkend is voor de mens alleen, “bij dieren noemen we het instinct”.246 Hij schrijft: “Intuïtieve kennis is niet voorbehouden aan de mens … en maakt dat een vis zich intuïtief gedraagt als een vis, een vogel als vogel en een mens als mens … Intuïtieve kennis is dus niet een eigenschap die de mens onderscheidt van de andere wezens; het is juist een eigenschap die de mens gemeen heeft met alles wat leeft”.247 Hij vervolgt: “Intuïtieve kennis is als ogenblikkelijk inzicht eigen aan elk organisme hoe eenvoudig ook. De hoogste vorm van kennis vormt dus, opmerkelijk genoeg, niet de essentie van de mens als mens. De mens onderscheidt zich weliswaar van de andere dieren door een menselijke essentie, maar deze essentie wordt gevormd door de rede … door het vermogen tot reflexief denken … In dat licht is het des te opmerkelijker dat Spinoza aan intuïtie een hogere status toekent, omdat intuïtie niet kenmerkend is voor de mens, maar integendeel het kenmerk is dat de mens gemeen heeft met elke vorm van leven, dat bij dieren instinct wordt genoemd”.248 Van Buuren’s opmerking dat bij dieren intuïtie ‘instinct’ wordt genoemd en dat de menselijke essentie wordt gevormd door de rede alleen (door het vermogen tot reflexief denken) doet mij vreemd aan. In Diagram 4 in sectie 8.11 hebben we gezien dat er een universele menselijke aard bestaat in de zin van evolutionair bepaalde, overgeerfde instincten. Deze menselijke instincten delen we met dieren. In sectie 8.11 concludeerde ik dat er sprake is van een onderbewuste aansturing van menselijk gedrag door universele instincten, een meer of minder bewuste aansturing door de verbeelding, een bewuste aansturing door de discursieve rede en een ‘bovenbewuste’ (in de zin van de rede transcenderend) aansturing door intuïtie. Een van deze vier factoren zal op een gegeven moment dominant zijn. Mijns inziens wordt de menselijke essentie gevormd door de discursieve, 246

Van Buuren (2017): p.356/7. Van Buuren (2017): p.446. 248 Van Buuren (2017): p.449. 247

121

reflexieve rede én door een ‘bovenbewuste’ intuïtie, waarvoor de ontvankelijkheid getraind kan worden door technieken voor bewustzijnsontwikkeling.

10

Eigenbelang en gemeenschapszin

10.1 Eigenbelang en liefde Henk de Vos spreekt over gemeenschapsmoraal als tegenhanger van de evenzeer bestaande individuele neiging tot statuscompetitie. Hij schrijft: “Er was een sociale structuur waarin geselecteerd werd op de morele intuïties van het gemeenschapsgedrag, die nodig waren voor dat o zo belangrijke samenwerken en delen”.249 De vraag is of de gemeenschapsmoraal en zijn tegenhanger ‘de neiging tot statuscompetitie’ intuïties of instincten zijn?250 Wanneer er in de menselijke evolutie langdurig is geselecteerd op gemeenschapszin zou er sprake kunnen zijn van instinctief gemeenschapsgedrag ontstaan door groepsevolutie. Maar individuen zijn ook geselecteerd op hun neiging tot statuscompetitie of eigenbelang, op de volharding in het individuele bestaan. In sectie 8.8 werd vermeld dat Spinoza een aangeboren (dus instinctieve) gemeenschapszin veronderstelt. In bovenstaande laatste alinea van sectie 9.5 kom ik tot de conclusie dat menselijk gedrag wordt aangestuurd door instinct, verbeelding, rede en intuïtie, waarbij een van deze factoren op een gegeven moment dominant is. Deze factoren kunnen wel onderscheiden worden voor analytische doeleinden, maar niet altijd strikt gescheiden in hun werkingen. In de context van gemeenschapszin versus eigenbelang schrijft Van Buuren: “Spinoza bedoelt met liefde en vriendschap een op eigenbelang gerichte wil tot macht. De diepste essentie van liefde en vriend249

Henk de Vos. In deze cruciale periode hebben we democratie nodig. Maar die wordt bedreigd. De mensheidsgeschiedenis in drie stappen. Deel 1. Civis Mundi Digitaal #109, april 2021. 250 Zie ook: Van Eijk T. (2010). Economie, statuswedloop en zelfregulering. Civis Mundi Digitaal # 1, september 2010.

122

schap, de oorzaak waaruit ze ontstaan, is dit eigenbelang … En als we heel eerlijk zijn, moeten we toegeven dat we over dit op eigenbelang gerichte gedrag graag een onbaatzuchtig sausje gieten, zodat ons gedrag er aan de buitenkant uitziet als onzelfzuchtig en altruïstisch”.251 Van Buuren vervolgt: “Liefde is een affect waarvan we weliswaar menen dat iemand er de oorzaak van is, maar waarvan de oorzaak eerder in ons voorstellingsvermogen ligt … De reden waarom we verliefd worden op een persoon ligt daarin dat we menen dat hij of zij verliefd is op ons … Liefde is het verlangen door de ander geliefd te worden. Liefde is met andere woorden een vorm van narcisme … We houden niet van de ander, maar van de liefde die de ander ons in onze voorstelling toedraagt … Onze liefde is voor het grootste gedeelte eigenliefde oftewel narcisme. Daar is volgens Spinoza niets mis mee, omdat deze eigenliefde ons beschermt tegen aanvallen, angsten en twijfels die ons voortdurend bestormen, en ons bevestigt in het bestaan. Dit streven naar zelfbevestiging of volharding in het bestaan, zoals Spinoza het noemt, is de grondslag van de hele affectenleer”.252 Deze conclusie dat ons eigenbelang of eigenliefde vrijwel altijd dominant is, klinkt velen ongetwijfeld vreemd in de oren. Maar Van Buuren’s opmerking dat we over ons op eigenbelang gerichte gedrag ‘graag een onbaatzuchtig sausje gieten’ lijkt me correct. We houden vooral van anderen, omdat dit onszelf een goed gevoel geeft. Bovendien is de tegenstelling ‘gemeenschapszin versus eigenbelang’ een paradox, een schijnbare tegenstelling. De these en antithese kunnen op een ‘hoger’ niveau van bewustzijn uitmonden in een synthese. Eigenbelang en gemeenschapszin zijn gerelateerd aan individueel en collectief bewustzijn, zoals we hieronder zullen zien. Van Buuren schrijft: “Het verschil tussen de ‘weldenkenden’ en de ‘onweldenkenden’ bestaat niet zozeer uit een verschil in IQ als wel uit een verschil in gemeenschapszin … De ethiek die Spinoza uiteenzet in zijn Ethica berust op een combinatie van innerlijke en sociale overeenstemming. Wie in staat is deze dubbele overeenstemming te verwezenlijken, dat wil zeggen te leven in harmonie met zichzelf en 251 252

Van Buuren (2017): p.408/9. Van Buuren (2017): p.410-14.

123

met de wereld is het geluk deelachtig”.253 Ook dit ‘leven in harmonie met zichzelf en met de wereld’ oftewel de ‘combinatie van innerlijke en sociale overeenstemming’ kan gekoppeld worden aan individueel en collectief bewustzijn. Van Buuren zegt ook dat het ‘welbegrepen eigenbelang’ van Adam Smith (1723-1790) in overeenstemming is met Spinoza’s gedachtegoed.254 Zoals we zagen in sectie 9.2 blijken eigenbelang en maatschappelijk belang volgens Smith wel degelijk samen te kunnen gaan. Van Buuren spreekt in deze context van een ‘concentrisch of collectief ik’ en schrijft: “Eigenbelang is het belang dat gediend wordt als de gemeenschap als geheel profiteert van de inspanning die de leden doen om zich als onderdelen dienstbaar te maken aan een steeds hechter georganiseerd en organisch geheel”.255 In sectie 8.5 concludeerde ik wel dat hoe wijder de concentrische cirkel van broederschap wordt, hoe moeizamer het gaat. Broeder(zuster)schap heeft op zijn(haar) beurt te maken met onderling vertrouwen.

10.2 De drie domeinen in de samenleving en collectief bewustzijn De filosoof Ivana Ivkovic schrijft dat zonder vertrouwen als lijmmiddel de maatschappij uit elkaar valt. De maatschappelijke rol van vertrouwen speelt zich echter vooral af buiten de familiale kring, buiten het ‘eigen dorp’. “Vertrouwen is juist nodig om de verschillen en opposities die buiten deze eigen kring bestaan te overbruggen … Vertrouwen draait om het creëren van een nieuwe gemeenschappelijkheid, en dat is essentieel”.256 Ik denk dat het Nederlandse poldermodel een aardige poging is om het gedrag van vele maatschappelijke actoren op elkaar af te stemmen. In Diagram 5 zijn de drie domeinen die gezamenlijk de samen253

Van Buuren (2017): p.428-30. Van Buuren (2017): p.434. 255 Van Buuren (2017): p.436. 256 Ivana Ivkovic. Liever geen touwtje uit de brievenbus. Filosofie Magazine nr. 2/2017. 254

124

leving vormen schematisch weergegeven: de overheid of de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld met hun bijbehorend publiek belang, privaat belang en groepsbelang.257 Diagram 5: De drie domeinen in de samenleving met een onderliggend collectief bewustzijn

Overheid

publiek belang

Maatschappelijk middenveld

groeps belang

De individuen met hun collectief bewustzijn als schakel tussen de drie domeinen

Markt

privaat belang

De centrale driehoek in Diagram 5 wordt gevormd door de individuen 257

Van de Donk W.B.H.J. (2001). De gedragen gemeenschap. Over katholiek maatschappelijk organiseren de ontzuiling voorbij. Inauguratie Tilburg Universiteit, Sdu Uitgevers, Den Haag. Diagram 5 stamt uit Van de Donk (2001) maar is aangepast door de auteur.

125

die collectief de betreffende samenleving en haar drie samenstellende domeinen vormen. In hun rol als burger in de staat, als consument en/of producent in de markt, en als lid van maatschappelijke organisaties in het maatschappelijk middenveld, zijn zij de uiteindelijke bouwstenen van de samenleving. Deze individuen zijn door hun drie gelijktijdige rollen de verbindende schakel tussen de drie domeinen. Als de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld op elkaar afgestemd dienen te worden om effectieve en efficiënte samenwerking te genereren, dan zou dit logischerwijs via de individuen moeten verlopen. Het is vanuit praktisch oogpunt gezien ondoenlijk om alle ingezetenen van een samenleving bij deze afstemming te betrekken. Daarom vaardigen we vertegenwoordigers af van de belanghebbenden uit de verschillende domeinen: bijvoorbeeld vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties uit de markt, van werknemersorganisaties uit het maatschappelijk middenveld, en vertegenwoordigers van de overheid. Men kan in Diagram 5 het Nederlandse poldermodel zien, maar het ‘polderen’ geschiedt alleen effectief en efficiënt als de deelnemers uit de drie domeinen op de een of andere manier de benodigde afstemming weten te bewerkstelligen. Hiervoor is allereerst een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen nodig. De talrijke ingezetenen dienen hun gekozen vertegenwoordigers te vertrouwen en deze vertegenwoordigers dienen elkaar onderling te vertrouwen. Maatschappelijk vertrouwen of ‘sociaal kapitaal’ is de onzichtbare lijm die de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld bij elkaar houdt, zoals ook Ivkovic hierboven aangaf. Dit maatschappelijk vertrouwen is op haar beurt gekoppeld aan het onderliggend collectief bewustzijn. Een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen is een (zichtbare) manifestatie van een (onzichtbaar) coherent collectief bewustzijn. De structuren in de staat, in de markt en in het maatschappelijk middenveld zijn verbonden door het collectief bewustzijn, omdat alle individuen, die deze maatschappelijke structuren vormen, verbonden zijn door dit bewustzijn. Het collectief bewustzijn is als het ware de integrerende, innerlijke structuur van een samenleving (zie ook sectie 1.1). Het collectief bewustzijn omvat en is de onderliggende 126

basis van de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld. Een coherent collectief bewustzijn faciliteert de interacties tussen de drie domeinen in de samenleving door het creëren van maatschappelijk vertrouwen. De meeste neuzen staan dezelfde kant op, resulterend in synergetische samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden. Op die manier is het collectief bewustzijn een soort ‘onzichtbare hand’ die de dingen bij elkaar houdt en die een orkestrerende kwaliteit heeft. Publieke, private en groepsbelangen worden gemakkelijker verenigd. Op dit moment wordt vooral de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ benadrukt, maar meer onderzoek naar - en nadruk op - de ‘onzichtbare hand van het collectief bewustzijn’ is wenselijk.258 Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat grootschalige gedragsverandering mogelijk is via het beïnvloeden van het collectief bewustzijn.259 Het belang van effectieve collectieve handelingsbekwaamheid - de bekwaamheid van op elkaar afgestemde groepen om gezamenlijk effectief te handelen - kan niet overdreven worden (bijvoorbeeld met betrekking tot de problemen van lokale en globale klimaatverandering). Hoe creëer je op grote schaal op elkaar afgestemde (like-minded) groepen? Onder welke specifieke omstandigheden ontstaat de vaak ongrijpbare collectieve handelingsbekwaamheid? Ik denk dat het collectief bewustzijn hier een grote rol in speelt. Een coherent collectief bewustzijn creëert eendracht. En eendracht creëert macht oftewel collectieve handelingsbekwaamheid. In sectie 3.3 werd het voorbeeld gepresenteerd van de ondernemer en onderzoeker Maxine Bédat die het proces van de productie van spijkerbroeken stap voor stap volgde. Bédat concludeerde dat vooral meer wetgeving en beleid van overheidswege nodig is om een duurzame en rechtvaardige waardeketen te creëren. Maar uiteindelijk zijn het de burgers die de overheid in een democratische staat kiezen of 258

Zie ook: Van Eijk T. (2012). Vervang de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’ door de ‘onzichtbare hand van het collectieve bewustzijn’. Civis Mundi Digitaal # 12, juli 2012. 259 Zie subhoofdstuk 9.4 in mijn proefschrift: Van Eijk (1998). Zie ook voetnoot 40 in sectie 2.3.

127

in een autoritaire staat gedogen. Elke burger kan in principe bijdragen aan een meer coherente ‘onzichtbare hand van het collectief bewustzijn’. Individuele bewustzijnsontwikkeling (resulterend in meer ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, gemoedsrust en geluk) is de basis (grondstof) van collectief bewustzijn. Eigenbelang en gemeenschapszin gaan hier samen. Het is ongetwijfeld waar dat op dit moment in Nederland het bedrijfsleven via lobby activiteiten een onevenredig grote invloed heeft aan ‘poldertafels’. Een sterke overheid, die deze invloed kan afremmen, wordt echter uiteindelijk gekozen door burgers.

10.3 Paradoxen en diametrale ontwikkeling Maatschappelijk vertrouwen en de gerelateerde gemeenschapszin worden vaak gehinderd door een welhaast onvermijdelijk ‘wij-zij denken’. De eerder vermelde ‘concentrische cirkels van broederschap’ of ‘cirkels van vertrouwen’ zijn helaas vaak nauw gedefinieerd. In sectie 2.3 zei Hoogendijk dat we mentaal zijn toegerust voor omgang met een groep van maximaal honderdvijftig personen. Maatschappelijk vertrouwen is relatief gemakkelijk op te bouwen in kleine gemeenschappen. Hier komt de paradox lokalisering versus globalisering om de hoek kijken. Het is een paradox, een schijnbare tegenstelling, omdat mensen zich zowel thuis kunnen voelen in het eigene als in het grotere geheel. Het is zaak de kring van vertrouwen geleidelijk aan uit te breiden tot er sprake is van daadwerkelijk wereldburgerschap.260 Kringen van maatschappelijk vertrouwen worden groter naarmate het coherent collectief bewustzijn meer mensen omvat (van je eigen gezin of familie tot uiteindelijk de aarde als geheel). De paradox lokalisering versus globalisering is gerelateerd aan de paradox integriteit versus integratie. Persoonlijke integriteit (een volgroeide complete persoonlijkheid levend op een bepaalde plek op aarde) kan samengaan met globale integratie (verantwoord kosmo260

Het vormen van wereldburgerschap staat centraal in het tijdschrift Civis Mundi. Zie ook: Van Eijk T. (2017). Nationale identiteit en wereldburgerschap. Wat te doen? Civis Mundi Digitaal # 45, april 2017.

128

politisch gedrag). Het gegeven dat zelfvertrouwen voorafgaat aan vertrouwen in anderen impliceert dat persoonlijke integriteit voorafgaat aan integratie. Persoonlijke integriteit (in de zin van fysieke, mentale en spirituele heelheid) wordt bevorderd door bewustzijnsontwikkeling of spirituele transformatie. Effectieve en efficiënte technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen integriteit én integratie bewerkstelligen. Het overdreven beklemtonen van eigenheid en verschillen tussen mensen is het gevolg van een zwakke identiteit. Als mensen zich bedreigd voelen, zoeken ze naar voortdurende bevestiging van hun identiteit. Mensen met een sterke identiteit of persoonlijkheid accepteren het simultane bestaan van individuele diversiteit (persoonlijke integriteit) en de universele eenheid van de mensheid (integratie). Integriteit en integratie, culturele diversiteit en menselijke uniformiteit, eigenheid en gemeenschapszin: beide tegenpolen in deze dualiteiten hebben bestaansrecht. Swanson en Oates schrijven dat de regelmatige beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling diametrale ontwikkeling bevordert: “de geïntegreerde groei van kwaliteiten die diametraal tegengesteld lijken”.261 Het ‘een beter mens worden’ (sectie 2.3) heeft betrekking op zulke diametrale ontwikkeling.

10.4 Veldeffect van collectief bewustzijn In sectie 3.2 verwees ik naar een indirect ‘veldeffect’ van het collectief bewustzijn wat onze indirecte invloedssfeer zou vergroten. Een coherent collectief bewustzijn faciliteert door dit veldeffect maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag op wijdere schaal, het faciliteert gemeenschapszin. Het collectief bewustzijn functioneert als een hefboommechanisme met brede impact. Harbour Fraser Hodder bespreekt het boek An Antidote to Violence: Evaluating the Evidence (2020) door Barry Spivack and Patricia 261

Swanson G. and R. Oates (1989). Enlightened management. Building high-performance people. Maharishi International University Press, Fairfield, Iowa, USA. p.118.

129

Saunders.262 Dit boek geeft een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek naar het reduceren van collectieve stress in samenlevingen door middel van TM beoefening. Naast het vele onderzoek dat aantoont dat de TM techniek een positieve invloed heeft op de gezondheid en welzijn van individuen (eigenbelang) is er ook bewijs dat de beoefening van TM (door meerdere mensen) maatschappelijke stress en geweld reduceert (gemeenschappelijk belang). Spivack en Saunders bespreken in deze context 20 peer-reviewed studies die meer dan vier decennia omspannen.263 De reductie van stress in het collectief bewustzijn wordt versterkt door gezamenlijke beoefening van TM in groepen. Spivack en Saunders zeggen: “Het verzamelen van zo veel consistente experimentele resultaten kan aanleiding zijn om meer dan een statistische correlatie te veronderstellen; het rechtvaardigt verder onderzoek naar een causale hypothese”. Door de creatie van coherentie in het collectief bewustzijn en de resulterende neutralisatie van collectieve stress wordt via een veldeffect allerlei soort geweld in de maatschappij teruggedrongen. In sectie 8.8 en elders werd vermeld dat Spinoza een aangeboren (instinctieve) gemeenschapszin veronderstelde. Zo’n aangeboren gemeenschapszin zou in (enige mate van) altruïstisch gedrag moeten resulteren. De titel van het boek van Rutger Bregman De meeste mensen deugen - Een nieuwe geschiedenis van de mens (2019; De Correspondent Uitgevers) ondersteunt dit. Frans de Waal heeft een boek geschreven Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren (2005). In een interview zegt hij: “Het was in de negentiger jaren toen ik dat boek schreef, toen werd de mens afgeschilderd als zelfzuchtig, agressief, niet-coöperatief, 262

Harbour Fraser Hodder. An Antidote to Violence: How the TM Program Helps to Bring Peace and Heal Divisions. Zie ook: https://enjoytmnews.org/category/topics/scientific-research/page/2/#.YQPcbI77Ta9 (August 7, 2020) en https://researchtm.net/ 263 De eerder vermelde David Orme-Johnson (sectie 2.3) zegt over het boek: “Spivack and Saunders carefully review the evidence and alternative explanations for the 20 strongest studies published in peer-reviewed journals. This research has been replicated on a multitude of variables, in many different cultures and countries, showing holistic effects”.

130

zonder natuurlijk altruïsme. Dat is het 'zelfzuchtige gen' van Richard Dawkins. Terwijl hij dat bedoelde als metafoor werd het heel letterlijk genomen dat wij van nature zelfzuchtig zijn. En in de biologie is dat een heel gewoon thema geweest. In mijn boek leg ik uit dat dat helemaal niet klopt. Het klopt in ieder geval niet voor onze naaste verwanten, en het klopt volgens mij ook niet voor de mens”.264 Volgens Spinoza krijgt elk mens van nature een vermogen tot redelijkheid mee oftewel een aangeboren gemeenschapszin. Mensen hebben een natuurlijke neiging “om zich in een gezamenlijke inspanning teweer te stellen tegen de gevaren van buiten”.265 Dit is gebaseerd op het holistische gegeven dat groepen meer macht en welstand kunnen verkrijgen dan de som van de afzonderlijke groepsleden. Uiteindelijk staat het welbegrepen eigenbelang van het individu centraal.266 Hierboven werd opgemerkt dat onze collectieve handelingsbekwaamheid wordt gefaciliteerd door een ‘veldeffect’ van het collectief bewustzijn. Wat is dit veldeffect? Radio, televisie en radar werken via de uitzending van golven door een onbegrensd, oneindig, onzichtbaar en allesdoordringend elektromagnetisch veld. Hoewel deze golven onzichtbaar zijn, hebben ze wel effecten. Het concept ‘veld’ is niet slechts een guiding image, maar ook een onzichtbare werkelijkheid. Ook het collectief bewustzijn is een oneindig, onzichtbaar veld met golven die de gehele maatschappij doordringen. Onderzoek naar de effecten van TM laat zien dat niet alleen de TMbeoefenaars zelf positieve effecten ondervinden, maar ook de personen in hun (onmiddellijke en verder afgelegen) omgeving. Naast individuele fysiologische en psychologische effecten bij de TM-beoefenaars zelf (een betere fysieke en mentale gezondheid) is ook een indirect veldeffect aantoonbaar bij anderen die niet mediteren. Wanneer voldoende personen in een samenleving mediteren (ongeveer 264

Niels Willems. Interview met Frans de Waal. Waarom zou je jezelf niet als dier zien? 5 November 2019. Foodlog website. 265 Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.168. 266 Van Buuren M. (2016). Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid. Ambo/Anthos, Amsterdam. p.166.

131

één procent) dan wordt een effect van harmonie, coherentie en ordelijkheid ‘uitgestraald’. Dit komt tot uitdrukking in een statistisch significante vermindering in bijvoorbeeld verkeersongelukken, criminaliteit en oorlogshandelingen.267 De individuele beoefening van effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling resulteert in een vermindering van persoonlijke én maatschappelijke stress. Bewustzijnsontwikkeling bewerkstelligt gedragsverandering van binnenuit bij degenen die tijd investeren in bewustzijnsontwikkeling én bij omstanders. Een hoger niveau van gemeenschapszin en collectieve handelingsbekwaamheid, resulterend in ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag, kan worden ontwikkeld door middel van conventionele instrumenten zoals de opvoeding thuis, onderwijs en overheidsbeleid, en door bijvoorbeeld religieuze instanties en het maatschappelijk middenveld. De vergroting van gemeenschapszin en collectieve handelingsbekwaamheid door middel van effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling verdient echter meer aandacht. Systematisch gebruik van het veldeffect van collectief bewustzijn opent ongekende perspectieven.

11

Wat is bewustzijn?

11.1 ‘The hard problem of consciousness’ In sectie 10.4 zeiden Spivack en Saunders dat het verzamelen van veel consistente experimentele resultaten over de effecten van TM aanleiding kan zijn “om meer dan een statistische correlatie te veronderstellen; het rechtvaardigt verder onderzoek naar een causale hypothese”. Het aantonen van een causaal verband tussen de beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling en een vermindering 267

Zie de website van Dr. Orme-Johnson vermeld in voetnoot 40 in sectie 2.3. Zie ook Van Eijk (1998): p.190-95, Subchapter 9.4: The field effect of consciousness. Zie Van Eijk (2007): p.278-94, Hoofdstuk 17: Het veldeffect van bewustzijn (Van Eijk 2007 is niet langer leverbaar in de boekhandel, maar wel beschikbaar op mijn website: www.toon-van-eijk.nl).

132

van maatschappelijke stress en geweld zal niet eenvoudig zijn, simpelweg omdat we niet weten wat individueel en collectief ‘bewustzijn’ precies is. Zo zegt Frans de Waal: “We hebben hele conferenties over bewustzijn, en niemand weet wat het is”.268 In een boekbespreking constateert Wagemans: “We weten niet eens hoe we het bewustzijn moeten duiden, laat staan dat we enige kennis hebben over hoe het bewustzijn functioneert. Er wordt geconstateerd dat ‘2600 jaar filosofische, psychologische en wetenschappelijke speculaties’ allerlei begrippen hebben opgeleverd die worden geassocieerd met bewustzijn maar dat we niet in staat zijn het helder te benoemen. Er zijn geen breed gedeelde definities of opvattingen over wat we ons bij bewustzijn moeten voorstellen. Niettemin kunnen we de werking ervan niet ontkennen. Het boek geeft een groot aantal voorbeelden van situaties en gedrag die de samenhang tonen tussen geest en lichaam”.269 Wagemans schrijft ook: “Mijn associatie was de problematiek rond duurzaamheid. Die vraagstukken lossen we niet op wanneer we compromissen proberen te sluiten over tegengestelde belangen. De spanning tussen een economisch georiënteerde landbouw en de natuur lossen we niet op door het prikkeldraad tussen landbouw- en natuurpercelen te verplaatsen maar door belangenvraagstukken te herformuleren op het niveau van onderliggende waarden”. Het ‘compromissen proberen te sluiten over tegengestelde belangen’ refereert aan het Nederlandse poldermodel. Wagemans concludeert mijns inziens terecht dat het uiteindelijk draait om ‘onderliggende waarden’. En deze onderliggende waarden of ‘grondhoudingen naar de natuur’ (sectie 1.3) zijn gevoelens of affecten (zie Diagram 2 in sectie 8.2). We hebben gezien dat de vertaling van lichamelijke emoties in mentale gevoelens afhankelijk is van drie kennisvormen, die op hun beurt gerelateerd zijn aan bewustzijnsniveaus. 268

Frans de Waal. Waarom zou je jezelf niet als dier zien? November 2019. www.foodlog.nl 269 Mathieu Wagemans. Communicatie met compassie. Bespreking van: Andrew Newberg & Mark Robert Waldman. Compassievolle Communicatie. Een neuropsychologische benadering. Uitgeverij Ten Have, Utrecht (2020). Civis Mundi Digitaal #106, januari 2021.

133

In navolging van Antonio Damasio lijkt het me raadzaam een onderscheid te maken tussen bewustzijn, de menselijke geest en hersenen. De vraag is hoe we van patronen van activiteit en inactiviteit (elektrochemische processen) in neuronen (materiële entiteiten) tot mentale beelden of voorstellingen (gedachten of gevoelens) komen. Damasio schrijft: “Er bestaat een groot hiaat in ons huidige inzicht in de wijze waarop neurale patronen in mentale voorstellingen veranderen”.270 Hoe het proces van het construeren van gedachten of gevoelens tot stand komt kan niet verklaard worden. De onophoudelijke gedachtestroom, de voortdurende ‘film-in-het brein’ (Damasio) of het continue innerlijk gepraat heeft ongetwijfeld elektrochemische correlaten in de hersenen, maar hoe we van iets materieels naar iets mentaals komen is niet duidelijk (of nog niet duidelijk, zoals materialistisch-reductionistisch georiënteerde wetenschappers zullen zeggen). Kortom, dit blijft verwarrend: hoe komen immateriële gedachten en gevoelens (de inhoud van onze levende geest) voort uit materiële hersenactiviteit? Ook in zijn laatste boek uit 2018 geeft Damasio geen antwoord op bovenstaande vraag. Hij verwijst daar naar de filosoof David Chalmers die ‘the hard problem of consciousness’ benoemde: hoe kan uit het organisch materiaal van zenuwstelsels bewustzijn oprijzen? Damasio schrijft: “The hard problem refereert aan het onderwerp van mentale ervaring en aan hoe mentale ervaring kan worden geconstrueerd … The hard problem verwijst naar het feit dat als de geest uit organisch weefsel oprijst, het moeilijk of onmogelijk kan zijn om te verklaren hoe mentale ervaringen, oftewel, gevoelde mentale toestanden, geproduceerd worden”.271 De wetenschappelijk gangbare hypothese dat ‘geest uit dode materie is ontstaan’ mag dan in het dominante positivistisch wetenschappelijke paradigma gemeengoed zijn, het blijft een ‘hypothese’ zolang ‘the hard problem of conscious-

270

Damasio A. (2003). Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam. p.83, 176, 186. 271 Damasio A. (2018). The strange order of things. Life, feeling, and the making of cultures. Pantheon Books, New York. p. 160/1.

134

ness’ niet is opgelost.272 Markus Gabriel, hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Bonn, zegt dat de menselijke geest zich tot op heden aan het natuurwetenschappelijk onderzoek onttrekt. “Om dit probleem op te lossen wordt inmiddels al enkele tientallen jaren geprobeerd de neurowetenschappen voor te stellen als de natuurwetenschappen van de menselijke geest”.273 Maar het bewustzijn laat zich tot op heden nog niet met de natuurwetenschap verklaren “en waarvan het überhaupt nog maar de vraag is of het zich ooit laat verklaren?”274 Het neurocentrisme stelt kortweg: het ik is de hersenen. Gabriel’s kritische uitgangspunt is dat het ik niet de hersenen is.275 Dick Swaab’s boek Wij zijn ons brein is een voorbeeld van neurocentrisme.276 Volgens Gabriel dienen we een onderscheid te maken tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Zonder onze hersenen zouden we er niet zijn, maar daaruit volgt nog niet dat we identiek zijn aan onze hersenen.277 Hij schrijft: “Zomaar beweren dat we onvrij zijn omdat onze hersenen onbewuste beslissingen nemen en dan tegelijk wel denken dat wij met onze hersenen samenvallen, dat gaat dus om te beginnen al niet … Als het zo is dat mijn hersenen mij sturen, maar ik tegelijk ook mijn hersenen ben, dan sturen mijn hersenen zichzelf, dus dan stuur ik mezelf. Dan is de vrijheid niet in gevaar, maar juist verklaard”.278

11.2 Kennis is gestructureerd in bewustzijn De socioloog Emiliana Mangone schrijft over Pitirim Sorokin’s kennis272

Zie ook: Van Eijk T. (2020). Commentaar op de interpretatie van Spinoza door Neerhoff en Bakker. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I). 273 Gabriel M. (2016). Waarom we vrij zijn als we denken. Filosofie van de geest voor de eenentwintigste eeuw. Boom, Amsterdam [Vertaling van: Ich ist nicht Gehirn (2015), Ullstein, Berlin] p.12. 274 Gabriel M. (2016): p.14. 275 Gabriel M. (2016): p.20. 276 Gabriel M. (2016): p.37. 277 Gabriel M. (2016): p.37. 278 Gabriel M. (2016): p.39/40.

135

systeem van integratie van de drie kennisvormen het volgende: er bestaat empirisch-zintuiglijke kennis, rationeel-bewuste kennis, en bovenzintuiglijk-bovenrationele kennis, die achtereenvolgens via de zintuigen, rede en intuïtie wordt verkregen.279 Ransijn zegt dat het onderscheid in zintuiglijke kennis (doxa, meningen), rationele kennis (epistème) en intuïtieve of spirituele kennis (gnosis) al door Griekse en Indiase filosofen werd gemaakt.280 Het menselijk gedrag kan aangestuurd worden door steeds verfijndere niveaus van bewustzijn: onderbewuste emoties, discursief bewustzijn en intuïtief bewustzijn. In de conventionele psychologie focust men gewoonlijk op het discursieve bewustzijn, dat gedeelte van het bewustzijn dat zich bezighoudt met kennis welke onder woorden kan worden gebracht. Mensen gebruiken bij het tot stand komen van gedrag echter ook kennis die niet (onmiddellijk) onder woorden kan worden gebracht. Spaargaren zegt dat deze kennis van praktische aard onderdeel is van het ‘praktisch bewustzijn’.281 Volgens Spaargaren heeft het gedrag van mensen vaak een ‘natuurlijk verloop’, het gebeurt gewoon. Mensen volgen alledaagse routines en zijn zich vaak niet discursief bewust van de keuzes die ze maken. Het begrip ‘praktisch bewustzijn’ houdt in dat we ons gedrag op een vaardige manier kunnen sturen zonder dat we ons ervan bewust zijn op het discursieve niveau. We doen het gewoon - op de automatische piloot.282 De grenzen tussen het discursief en praktisch bewust279

Emiliana Mangone (2018). From Calamities to Disasters Pitirim Aleksandrovic Sorokin’s Insights. https://www.researchgate.net/publication/ 23 February 2018. Zie ook: Ransijn P. (2020). Sociale veranderingen bij een crisis. Deel 2: De grote transformatie volgens Karen Armstrong. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020. 280 Ransijn P. (2021). Quantumfysica in filosofisch perspectief. Bespreking van: Maarten van Buuren. Quantum, de oerknal en God: Filosofische perspectieven van de quantummechanica. Rotterdam, Lemniscaat, 2021. Civis Mundi Digitaal #108, maart 2021 (zie Eindnoot 3 daar). 281 Spaargaren G. (1997). The ecological modernization of production and consumption. Essays in environmental sociology. PhD. thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. p.148. 282 Spaargaren (1997): p.28.

136

zijn zijn vloeiend en een dichotomie tussen ‘bewuste selectie’ en ‘routinematige actie’ is zinloos.283 Spaargaren merkt ook nog op dat mensen de redenen voor hun gedrag alleen dan onder woorden beginnen te brengen wanneer er naar gevraagd wordt - door henzelf of door anderen. Het daaropvolgende retrospectieve onder woorden brengen kan een rationalisatie zijn.284 De opmerking van Spaargaren dat de grenzen tussen het discursief en praktisch bewustzijn vloeiend zijn maakt het moeilijk aan te geven waar in Diagram 3 (sectie 8.6) het praktisch bewustzijn zich precies bevindt. Ik zou het onder het rationeel-empirisch, discursief bewustzijnsniveau plaatsen, onder het grensvlak van bewuste ervaring, maar ruim boven het intuïtieve bewustzijnsniveau. Het op de automatische piloot gebaseerde, routinematige gedrag is gegrondvest in veelvuldige herhaling en daardoor uiteindelijk minder bewust. Omdat het op den duur een soort passief, re-actief gedrag wordt zou ik het onder de kennisvorm van de verbeelding plaatsen. Elk van de drie kennisvormen, de drie affecten en drie gedragsvormen in Diagram 2 (sectie 8.2) kan in een persoon op een bepaald moment dominant zijn. De mate van invloed van de drie verschillende kennisvormen op het uiteindelijk gedrag wordt mijns inziens bepaald door iemands bewustzijnsniveau. Wanneer het zo is dat ‘kennis is gestructureerd in bewustzijn’ (een favoriete uitspraak van Maharishi Mahesh Yogi) dan resulteren verschillende bewustzijnsniveaus in verschillende toepassing van de drie kennisvormen. Bij een emotioneel bewustzijnsniveau zal de verbeelding dominant zijn, terwijl bij een meer rationeel ontwikkeld bewustzijnsniveau de rede zal domineren. Intuïtie is dominant bij een meer verfijnd bewustzijnsniveau, dat geleidelijk aan in bevlogen, maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag zal resulteren. Ruben Mersch schrijft: “Meningsverschillen lopen vaak uit de hand omdat de bekvechtende partijen het niet eens kunnen worden over de feiten. Maar wat gebeurt er als je het geruzie daarover laat voor wat het is, en onderzoekt welke waarden er aan de mening van de 283 284

Spaargaren (1997): p.148. Spaargaren (1997): p.151.

137

ander ten grondslag liggen? … Bijna elk maatschappelijk debat lijkt de laatste tijd uit te monden in oeverloos gebekvecht. Over corona natuurlijk, maar evengoed over klimaatopwarming of racisme. In al die debatten ontstaan er kampen die, tot de tanden toe bewapend met feiten, de aanval op elkaar inzetten. Ze twijfelen niet, maar zijn er rotsvast van overtuigd dat zij het bij het juiste eind hebben. Ze luisteren niet, maar vragen zich wanhopig af hoe het kan dat de anderen niet inzien dat ze ongelijk hebben … Want we zien nu eenmaal de dingen vaak niet zoals ze zijn, maar wel zoals wij zijn … We kunnen ons pas verzoenen als we erin slagen om dieper te graven dan de triviale schijngevechten over feitjes. Als we durven praten over de emoties en waarden die daaronder liggen”.285 Deze laatste zin onderschrijft het belang van Diagram 2 in sectie 8.2. ‘Want we zien nu eenmaal de dingen vaak niet zoals ze zijn, maar wel zoals wij zijn’ komt overeen met ‘kennis is gestructureerd in bewustzijn’. De opmerking dat ‘kennis is gestructureerd in bewustzijn’ komt ook overeen met hetgeen Otto Duintjer zegt in een artikel uit 1986, namelijk: “Je kent zoals je bent”286 Hoe wij de werkelijkheid kennen hangt samen met hoe wij zijn. Met betrekking tot onze neiging de natuur te willen beheersen, schrijft Duintjer: “Het heer-willen-zijn … komt niet voort uit weelde maar uit innerlijk tekort ... de houding van baas-willen-zijn is iets wat losgelaten moet worden, wil de toegang tot andere wijzen van zijn en bewustzijn vrij kunnen komen”.287 Dit loslaten kan gebeuren via meditatietechnieken. Duintjer schrijft: “Bij meditatie gaat het om een soort ontspannenheid die juist gepaard gaat met intensivering van de aandacht, wakkere aanwezigheid, alert zijn ... een zo diep mogelijke ontspanning zònder in slaap te vallen, integendeel gepaard gaande met toenemende aandacht en wakkerheid ... Het discursieve denken en willen wordt dan losgelaten (wat 285

Ruben Mersch. Wil je een goede ruzie? Heb het eerst over waarden, niet over feiten. De Correspondent, 24 juni 2021. 286 Ransijn P. (2020). Otto Duintjer: 'Over natuur, vervreemding en heelwording'. Over een artikel van Duintjer in: Wouter Achterberg en Wim Zweers (red.). Milieucrisis & filosofie (1986, 1e druk 1984): p.195. Civis Mundi Digitaal #105, december 2020. 287 Duintjer (1986): p.198.

138

niet betekent uitgebannen of verdrongen) in ‘iets’ wat daarvòòr en daaromhéén blijkt te liggen: de oorspronkelijke stilte of openheid waarbinnen alles zich voordoet”.288 Dit ‘iets’ wat voor en rondom het discursieve denken ligt is het eerder vermelde transcendent bewustzijn (Diagram 3 in sectie 8.6). Ransijn zegt dat het omgekeerde van Descartes’ Cogito ergo sum (ik denk dus ik ben) geldt, namelijk ‘ik ben dus ik denk’, bewustzijn is de basis van kennis, niet omgekeerd.289 Hans Kuijper spreekt van de droom van de ‘rationalist’ Descartes “die concludeerde: Cogito ergo sum (ik denk dus ik besta), een kapitale cirkelredenering, want wat nog moet worden bewezen (‘ik besta’) wordt al in de premisse aangenomen. Wie/wat niet bestaat kan ook niet denken”.290 Het echt problematische aspect van ‘ik ben dus ik denk’ is echter dat ‘het zijn’ niet noodzakelijkerwijs alleen maar tot de kennisvorm ‘denken’ oftewel de rede leidt. Naast de rede hebben we ook nog de verbeelding en intuïtie als kennisvormen. Discursief ‘denken’ oftewel het rationeel-empirisch bewustzijn is niet de enige zijnsvorm, niet de enig mogelijke bewustzijnsvorm. Gabriel zegt dat volgens Descartes het bewustzijn een ‘denkend ding’, een denkende substantie (res cogitans) is. Gabriel schrijft: “Zolang we bewust zijn, is het onbetwijfelbaar zo dat we bewust zijn, maar daaruit volgt niet dat we daarmee bijvoorbeeld kunnen beschikken over onbetwijfelbare kennis over de aard van het bewustzijn”.291 Tot op heden denkt men dat moet worden gekozen tussen twee posities. “Het dualisme beweert dat er behalve de hersendingen nog een bewustzijnsding is in het universum, terwijl het monisme dat tegenspreekt. Het neuromonisme beweert dat het bewustzijnsding identiek is aan het geheel van de hersenen of aan bepaalde delen van de hersenen en de activiteiten die daarin plaatsvinden. Het uitgangspunt van beide posities is dat het bewustzijn een ding is, en 288

Duintjer (1986): p.204/5. Ransijn P. (2020). Kosmisch bewustzijn. Deel 2: Het onderzoek van Bucke en Pearson. Civis Mundi Digitaal #101, Augustus 2020. 290 Hans Kuijper. Uren met Chinese denkers. Deel 9, Daoïsme (II): Zhuangzi. Civis Mundi Digitaal #109, april 2021 (Eindnoot vii). 291 Gabriel M. (2016): p.136. 289

139

daarin ligt al meteen de fout”.292

11.3 Duintjer’s bovenpersoonlijk innerlijk voorportaal In zijn boek Onuitputtelijk is de waarheid spreekt Duintjer van een primair bewustzijn, een ‘voorcultureel’ bewustzijn, een bovenpersoonlijk bewustzijn en een open bewustzijn.293 Hij gebruikt ook de omschrijvingen een ‘innerlijk voorportaal’ en een bovenpersoonlijke intuïtie.294 Duintjer verwijst naar de universaliteit van de ervaringen van dit ‘bovenpersoonlijke innerlijk voorportaal’, het zijn ervaringen die het eigen culturele kader kunnen relativeren. Hij schrijft: “Cultuurrelativisme kan leiden tot nihilisme of tot fundamentalisme, of tot pragmatische sanctionering van het materialisme; maar het kan ook voorbereiden op de mogelijkheid van ‘transcendentie’. Inspiratie vanuit een universele werkelijkheid, zonder dat je hoeft te geloven in autoriteiten, valt daar waar te nemen waar ons bewustzijn een verbindingspunt heeft met de bron van alle culturen. Dat verbindingspunt is gelegen bij de ingang (of in de binnenste kern) van ons bewustzijn, waar aandacht nog niet is uitbesteed aan zintuigen en redenerend denken, en dus nog niet is vereenzelvigd met onze persoonlijkheid en met ons cultuurpatroon; waar innerlijke stilte heerst en zuivere aandacht open staat naar alle kanten. Bij zulke tegenwoordigheid van geest opent zich de ‘innerlijke’ ruimte van ‘transcendentie’, waar alle oorspronkelijkheid en creativiteit hun oorsprong hebben. En alle culturen hun gemeenschappelijke voedingsbodem”.295 Dit ‘universeel 292

Gabriel M. (2016): p.137. Ransijn P. (2021). Ontdekking van een onuitputtelijk bewustzijn. Deel 1: Overzicht van Duintjer’s ontdekkingstocht. Bespreking van: Otto Duintjer (2002). Onuitputtelijk is de waarheid. Budel/Eindhoven, Damon, 2002. Civis Mundi Digitaal #106, januari 2021. 294 Ransijn P. (2021). Ontdekking van een onuitputtelijk bewustzijn. Deel 3: Spiritualiteit, humanisme en de vedanta-filosofie. Zie bovenstaande voetnoot. 295 Ransijn P. (2021). Ontdekking van een onuitputtelijk bewustzijn. Deel 2: Over Eros, transcendentie en waarheid bij Plato. Zie bovenstaande laatste 293

140

bovenpersoonlijk innerlijk voorportaal’ dat ook de ‘gemeenschappelijke voedingsbodem van alle culturen’ is, heb ik eerder het transcendent bewustzijn genoemd. De persoonlijke en collectieve ervaring van dit transcendent bewustzijn is dan de bron van daadwerkelijk ‘wereldburgerschap’ (sectie 2.2). In principe kan iedereen met een niet beschadigd zenuwstelsel het transcendent bewustzijn ervaren en aldus bijdragen aan wereldburgerschap. Elders zegt Duintjer: “In een ander het primaire bewustzijn herkennen en erkennen, dat is de kern van het ‘je naaste liefhebben als jezelf’. De verbinding tussen spiritualiteit en moraal is in de meest letterlijke zin gelegen in het prealabele bewustzijn … erkenning van ieder ander in zijn wezenlijke gelijkwaardigheid, die er is en blijft ook al ben je helemaal niet gelijk”.296 Het onderscheid tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid is in het kader van wereldburgerschap belangrijk. In hetzelfde interview zegt Duintjer ook: “Voor een waarheidszoeker is [meditatie] een manier om daadwerkelijk kennis te maken met meer aspecten van de werkelijkheid en van de menselijke psyche. Met dimensies van bewustzijn waar we de hele dag inzitten maar waar we vaak weinig oog voor hebben, ook al door de overdaad aan bewustzijnsinhouden die de moderne wereld ons aanbiedt: informaties, spullen, bezigheden, verleidingen”. Hier maakt Duintjer ons erop attent dat er een onderscheid bestaat tussen bewustzijnsinhouden en het primaire, prealabele transcendent bewustzijn, het bewustzijn-als-zodanig. Hierboven zei Duintjer dat de kern van het ‘je naaste liefhebben als jezelf’ - van wereldburgerschap - ligt in het primaire bewustzijn (h)erkennen van anderen, in het (h)erkennen van ieder ander in zijn wezenlijke gelijkwaardigheid. Duintjer’s uitgangspunt in zijn boek Rondom Regels. Wijsgerige gedachten omtrent regel-geleid gedrag is dat menselijk gedrag in feite gewoonlijk grotendeels wordt geleid door

twee voetnoten. Duintjer (2002): p.45-6. 296 Uit een interview met Otto Duintjer in het Tijdschrift voor Humanistiek, themanummer ‘Humanisme en spiritualiteit’, maart 2003, nr. 13, Jaargang 4, p.17-23. Zie ook: http://www.25jaaruvh.nl/2004-2008/eredoctor-ottoduintjer-over-filosofie-en-spiritualiteit/

141

regels.297 Hij schrijft: “Regel-geleid gedrag vooronderstelt grondeloos vertrouwen in elkaar”.298 Hij vervolgt: “Wellicht is iets specifiek ‘ethisch’ niet zozeer te vinden in een bijzondere subklasse van regels, maar veeleer in de voorwaarde voor de inachtneming van alle regels, namelijk dat grondeloze vertrouwen, de elementaire erkenning van anderen als gelijkwaardig dat ook zij zelf regels op zich kunnen nemen. Vandaar dat de zuiverste pogingen om het ethische in een regel aan te geven, zich concentreren op één grondregel die genoemde erkenning tot inhoud heeft. Bij voorbeeld Jezus: ‘Hebt uw naaste lief als uzelf’; de gulden regel ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’: Kants categorische imperatief: ‘handel zo dat ge tegelijk kunt willen dat naar de maxime van uw handeling ook alle andere actoren handelen’”.299 Uiteindelijk draait het dus om grondeloos vertrouwen in de wezenlijke gelijkwaardigheid van anderen. En deze wezenlijke gelijkwaardigheid is het eerder vermelde ‘universeel bovenpersoonlijk innerlijk voorportaal’ oftewel het transcendent bewustzijn, dat iedereen in principe kan ervaren. Duintjer merkt ook nog op dat “de voorafgaande wederzijdse erkenning in ieder geval niet bedoeld is als een ‘contrat social’”.300 Het gaat niet om een sociaal contract, niet in de eerste plaats om vastgelegde regels, maar veeleer om “het bevorderen van datgene wat aan alle regels voorafgaat: namelijk onvoorwaardelijk vertrouwen, ‘liefde’ (in de zin van niet-discriminerende, universele aanvaarding), vrijheid (door geen regels afgedwongen spontaneïteit, vrijwilligheid, zelf-zijn, zelfstandig-zijn, autonomie), mogelijkheid tot onuitputtelijker variatie (tolerantie, pluralisme)”.301 Ik denk dat een onvoorwaardelijk grondeloos vertrouwen en een ‘door geen regels afgedwongen vrijwilligheid’ gefaciliteerd worden door een coherent collectief bewustzijn.

297

Duintjer O.D. (1985). Rondom Regels. Wijsgerige gedachten omtrent regel-geleid gedrag. Boom Meppel, Amsterdam (3e druk, 1e druk 1977). p.13. 298 Duintjer (1985): p.95. 299 Duintjer (1985): p.100/01. 300 Duintjer (1985): p.103. 301 Duintjer (1985): p.102.

142

12

Maatschappelijke dwang tot zelfdwang

12.1 Bovenste en onderste route: normen en waarden Het hierboven vermelde ‘sociaal contract’ doet denken aan het begrip ‘sociale of maatschappelijke dwang tot zelfdwang’ van Norbert Elias.302 De onlangs overleden socioloog Johan Goudsblom (19322020) was een begenadigd wetenschapper.303 Abram de Swaan schreef in zijn necrologie over het grootste werk van Goudsblom (Vuur en beschaving 1992) het volgende: “In dat boek laat hij aan de hand van de vuurbeheersing zien hoe in de loop van de tijd mensen steeds beter in staat waren de omringende natuur te bedwingen, maar dat die beheersing van hun omgeving hun ook een steeds grotere dwang oplegde om zich te voegen naar de eisen die dat ‘vuurregiem’ afdwong, later en nog meer in de landbouw, en nog weer later en meer in de industriële productie en de stedelijke samenleving. Grotere beheersing van de omgeving vergt ook steeds grotere sociale dwang tot zelfdwang: dat is de ‘beschaving’”.304 Het aan Norbert Elias ontleende concept ‘sociale of maatschappelijke dwang tot zelfdwang’ is een belangrijk en intrigerend begrip, waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt in mijn boek over het ontwikkelingsproces in Afrika. In dat boek neemt het ontstaan van een modern arbeidsethos (leven om te werken) vanuit een traditionalistisch arbeidsethos (werken om te leven) een belangrijke plaats in.305 De Swaan schrijft ook dat Goudsblom in een ander boek (Het regime van de tijd 2006) het tijdsbegrip herleidt “tot dwingende verhouding302

Dit hoofdstuk is gebaseerd op: Van Eijk T. (2020). Goudsblom: Maatschappelijke dwang tot zelfdwang. Civis Mundi Digitaal #96, april 2020 (I). 303 Zie ook: Piet Ransijn. In memoriam prof. Johan Goudsblom. Civis Mundi Digitaal #95, maart 2020. 304 Abram de Swaan. Johan Goudsblom: trefzeker denker, bewapend met twijfel. Necrologie Johan Goudsblom (1932-2020), socioloog en schrijver. NRC, 28/29 maart 2020. 305 Van Eijk T. (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Royal Tropical Institute (KIT), KIT Publishers, Amsterdam. ISBN: 978 90 6832 610 9. (p.67).

143

en tussen mensen die met elkaar leven onder een tijdsregiem van plichten en afspraken en die deze dwang als zelfdwang hebben verinnerlijkt”. Deze verinnerlijking van een maatschappelijk afgedwongen tijdsdiscipline tot een zelfdwang is nauw gerelateerd aan het ontstaan van een modern arbeidsethos. In Diagram 6 presenteer ik een conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt.306 Diagram 6: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt

In de bovenste route van Diagram 6 bepalen maatschappelijke structuren, via de processen van gehoorzaamheid (compliance) aan externe normen en identificatie met externe normen, een afgedwongen, re-actief gedrag. Mensen reageren op externe normen. Voorbeelden van zulke maatschappelijke structuren zijn het gezin, de 306

Zie ook: Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi Digitaal # 33, oktober 2015.

144

school, de sportclub, peer groups, de politie, commerciële bedrijven, etc. In de onderste route van Diagram 6 genereert het proces van bewustzijns- of spirituele ontwikkeling via ‘spontane gehoorzaamheid’ aan interne waarden een vrij, pro-actief gedrag. In de dagelijkse praktijk spelen beide routes een rol in het tot stand komen van gedrag, maar de onderste route ontvangt tot op heden weinig aandacht. Ik maak een onderscheid tussen externe normen en interne waarden. Wanneer bijvoorbeeld de onderliggende, kwalitatieve interne waarde ‘hard werken’ is, dan kan de kwantitatieve externe norm bijvoorbeeld 8 uur/dag zijn. De bovenste route in Diagram 6 heeft betrekking op externe maatschappelijke structuren, die via externe normen re-actief gedrag afdwingen, terwijl de onderste route is gericht op innerlijke groei via de ontwikkeling van interne levensbevorderlijke waarden die in pro-actief gedrag resulteren. De onderste route is mijns inziens fundamenteler van aard, simpelweg omdat individuele actoren uiteindelijk ook de ‘bouwstenen’ zijn van alle maatschappelijke structuren en die dus vormgeven en bepalen. In Diagram 6 vindt de wisselwerking tussen maatschappelijke structuren en individuele actoren plaats via het collectief bewustzijn, een begrip dat eerder ter sprake is gekomen in sectie 1.1. Zoals gezegd bepalen de bovenste en onderste routes tezamen het gedrag. Ik maak een onderscheid tussen de twee trajecten voor puur analytische doeleinden, maar in de praktijk van het dagelijks leven kunnen ze niet gescheiden worden. Mensen zijn zich niet (continu) bewust van leerprocessen en gedragsveranderingen, zij weten niet in hoeverre een bepaald gedrag de uitkomst is van het bovenste en/of onderste traject. Vaak doen we gewoon dingen. Toch is het nuttig om een ideaal-typisch model zoals Diagram 6 te ontwikkelen voor louter analytische doeleinden. Arnon Grunberg schrijft in de Volkskrant het volgende over Goudsblom: “Een aforisme uit zijn bundel Reserves (1998) heb ik dikwijls geciteerd, maar zeker in tijden van agressieve en vernietigende zedenmeesters kan het niet vaak genoeg worden herhaald: … Moraal is

145

macht uitoefenen zonder van macht te reppen”.307 Dit verwijst naar de bovenste route in Diagram 6 waarin via de processen gehoorzaamheid en identificatie externe normen worden afgedwongen, maar op zo’n manier dat de afgedwongen moraal niet ervaren wordt als externe machtsuitoefening. Via het mechanisme van ‘maatschappelijke dwang tot zelfdwang’ vindt een verinnerlijking van externe normen plaats tot (een niet als zodanig ervaren) zelfdwang. Carel Peeters schrijft in Vrij Nederland dat Goudsblom altijd schatplichtig is gebleven aan Nietzsche, maar dat hij door de manier waarop hij sociologie is gaan beoefenen ook ver van hem is weggedreven. “Neem alleen maar Nietzsche’s wil dat elk individu zijn eigen waardenschepper zou moeten zijn. Dat zal Goudsblom tot op zekere hoogte blijven erkennen, maar Norbert Elias overtuigt hem ervan dat hij van de mens daarmee te veel een ‘homo clausus’ maakt, een te autonome geest. Hij leert van dezelfde Elias dat mensen op alle mogelijke manieren met elkaar verbonden zijn, aan elkaar vastzitten zelfs: afhankelijk zijn, interdependent”.308 Wanneer Nietzsche benadrukt dat elk individu zijn eigen waardenschepper zou moeten zijn, autonoom zou dienen te zijn, dan verwijst dat naar de onderste route in Diagram 6. Tegelijkertijd hebben we gezien dat individuen of actoren afhankelijk zijn van allerlei maatschappelijke structuren in de bovenste route van Diagram 6 en dat zij die structuren tezamen vormen. Individuen zijn interdependent via het collectief bewustzijn en via maatschappelijke structuren. Zowel Nietzsche als Elias komen dus aan bod in Diagram 6.

12.2 Het internalisatie proces Het internalisatie proces in Diagram 6 houdt in dat wanneer externe normen en het bijbehorend re-actief gedrag zeer frequent herhaald worden, deze normen tot interne waarden geïnternaliseerd kunnen worden, bijvoorbeeld gedurende de opvoeding van kleine kinderen 307

Arnon Grunberg. Een onderkoelde maar gepassioneerde academicus. De Volkskrant, 25 maart 2020. 308 Carel Peeters. In memoriam: Johan Goudsblom. VN, 26 maart 2020.

146

thuis. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het internalisatie proces een black box proces is: we weten niet wat er precies gebeurt. We weten niet hoe extern opgelegde normen geleidelijk aan interne waarden worden. Maar door frequente herhaling en bijsturing van gedrag doen kinderen op een gegeven moment min of meer automatisch of spontaan wat ouders zien als gewenst/normaal gedrag. Dat gedrag kan ecologisch en maatschappelijk verantwoord of onverantwoord (positief of negatief) zijn. De processen gehoorzaamheid en identificatie kunnen in positief of negatief re-actief gedrag resulteren. Zowel goed als slecht voorbeeld doet volgen. Identificatie met peers kan bijvoorbeeld in ongebreideld consumentisme resulteren. Het internalisatie proces is een soort feedbackproces waarin het navolgen van het gedrag van anderen uiteindelijk in interne waarden resulteert. Maar gezien het (grote) gebrek aan ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag op wereldschaal kan men beargumenteren dat dit feedbackproces niet erg efficiënt en effectief verloopt. Om positieve gedragsverandering op grote schaal te bewerkstelligen is wellicht meer aandacht voor het onderste traject nodig. Zowel externe maatschappelijke dwang (het gehoorzamen aan en zich identificeren met extern opgelegde normen, resulterend in reactief gedrag) als individuele zelfregulering (het spontaan luisteren naar interne waarden, resulterend in pro-actief gedrag) zijn nodig.

12.3 Primaat bij structuren of actoren? De eco-filosoof Wim Zweers benadrukt dat de interactie tussen maatschappelijke structuren en actoren fundamenteel is. De vraag of het primaat bij structuren of actoren ligt is volgens hem een kip-en-ei probleem. Desalniettemin benadrukt hij dat veranderingen op het niveau van grondhoudingen, op het niveau van fundamentele waarden en normen, nodig zijn. Maar waarden en normen functioneren niet in een sociaal vacuüm: maatschappelijke instituten zijn nodig om ze op grote schaal effectief te doen zijn.309 Zweers zegt dat institutionele 309

Zweers W. (1995). Participeren aan de natuur. Ontwerp voor een

147

veranderingen onmogelijk zijn zonder veranderingen in individuele actoren: institutionele veranderingen moeten geïnspireerd en ondersteund worden door veranderingen in grondhoudingen. Positieve en negatieve sancties zijn niet voldoende om mensen te veranderen, zegt Zweers: een overtuiging is nodig, een diepe overtuiging die in een grondhouding is vastgelegd. Overtuigingen kunnen a posteriori of a priori zijn.310 A posteriori verwijst naar een overtuiging die door de ontwikkelingen wordt afgedwongen, het is een bereidheid om te handelen wanneer men ziet dat de zaken fout gaan, wanneer men vindt dat de negatieve sancties te groot worden. Een voorbeeld is wanneer menselijk handelen in zulke ernstige klimaatverandering resulteert dat het menselijk voortbestaan gevaar loopt. Men stelt dan bijvoorbeeld een maximale norm voor CO2 uitstoot op. Een a priori-bereidheid daarentegen wordt niet afgedwongen door externe ontwikkelingen maar is gebaseerd op diepe overtuigingen, op grondhoudingen of fundamentele waarden. Een a posteriori-bereidheid om te handelen verwijst naar het bovenste traject in Diagram 6 (het is afgedwongen, onvrij gedrag) terwijl een a priori-bereidheid verwijst naar het onderste traject. Het is het onderscheid tussen re-actief en pro-actief gedrag. Spaargaren zegt dat in het ontwikkelingsproces van de moderne industriële maatschappij de ketens van onderlinge afhankelijkheid tussen mensen steeds langer en meer en meer vertakt worden. Mensen moeten hun gedrag in toenemende mate afstemmen op dat van anderen.311 Deze wederzijdse afstemming wordt gefaciliteerd door een coherent collectief bewustzijn. Spaargaren zegt ook dat de regels van goed milieugedrag - die overeengekomen en gedefinieerd worden in een sociaal proces - tot een ‘tweede natuur’ moeten worden. Hij spreekt van een ‘automatische ecologisering van het wereldbeeld. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht (p.18). Zie ook: Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020. 310 Zweers (1995): p.20. 311 Spaargaren G. (1997). The ecological modernization of production and consumption. Essays in environmental sociology. PhD. thesis, Wageningen. Agricultural University, The Netherlands. p.137.

148

piloot’ die op het niveau van het praktisch bewustzijn - via een soort ‘ecologische zelfdwang’ - tot ecologisch verantwoord gedrag moet leiden.312 In sectie 11.2 zei ik dat dit minder bewuste, op de automatische piloot gebaseerde, routinematig gedrag op den duur een soort passief, re-actief gedrag wordt, en daarom onder de kennisvorm van de verbeelding geplaatst kan worden in Diagram 2 (sectie 8.2). Omdat de regels van goed milieugedrag overeengekomen en gedefinieerd worden in een sociaal proces en tot ‘ecologische zelfdwang’ moeten leiden, zou dit plaatsvinden in de bovenste route van Diagram 6. Maar de begrippen ‘tweede natuur’, ‘automatische piloot’ en ‘ecologische zelfdwang’ van Spaargaren kunnen ook verwijzen naar een soort zelfregulering. Deze zelfregulering kan het spontaan luisteren naar interne waarden inhouden, resulterend in pro-actief gedrag in de onderste route van Diagram 6. Wanneer echter iemands bewustzijnsniveau onvoldoende ontwikkeld is, zal dwang (in de vorm van het gehoorzamen aan - en zich identificeren met - extern opgelegde normen) onvermijdelijk zijn. Maslow betoogt dat mensen die zelfverwerkelijking hebben bereikt spontaan doen wat goed voor hen (en anderen) is.313 Omdat de mechanismen gehoorzaamheid en identificatie in de bovenste route ook negatief gedrag tot uitkomst kunnen hebben, is aanvulling met bewustzijnsontwikkeling via de onderste route wenselijk. Hierbij maak ik een onderscheid tussen extern opgelegde normen (bijvoorbeeld moraliteit gegrondvest in de autoriteit van een kerk) en intern ‘opgelegde’ waarden (gegrondvest in ervaringsspiritualiteit oftewel bewustzijns- of spirituele ontwikkeling). De huidige problematiek rond klimaatverandering laat zien dat synergetische samenwerking een moeizaam proces is. Synergetische samenwerking impliceert dat grote aantallen mensen op zo’n manier samenwerken dat het geheel meer wordt dan de som der delen. Voorbeelden van instanties die trachten synergie te promoten of af te dwingen zijn: overheden, marktpartijen, maatschappelijke groepe312

Spaargaren G. (1997): p.138. Maslow A.H. (1974). Psychologie van het menselijk zijn. Lemniscaat, Rotterdam. p.213.

313

149

ringen die tegenmacht opbouwen, voorlichtingsinstanties, peer groups die druk uitoefenen, etc. Al deze instanties werken via het bovenste traject in Diagram 6. Wellicht kan synergetische samenwerking gefaciliteerd worden door meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling in het onderste traject, wat een coherent collectief bewustzijn genereert. Zelfregulering in de zin van vrij, pro-actief, maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag vraagt om aanvulling door bewustzijnsontwikkeling in de onderste route. Samenvattend kan men zeggen dat in een maatschappij zonder enige aandacht voor bewustzijnsontwikkeling de handhaving van (liefst democratisch overeengekomen) externe normen de beste optie is. In een ‘ideale’ maatschappij waarin bewustzijnsontwikkeling centraal staat zullen levensbevorderlijke interne waarden spontaan ontstaan. In een maatschappij met gematigde aandacht voor bewustzijnsontwikkeling lijkt een combinatie van handhaving van externe normen en spontane ontwikkeling van interne waarden voorlopig de verstandigste weg. In sectie 6.2 zei Chambers dat persoonlijke verandering van attituden en gedrag de sleutel tot maatschappelijke veranderingsprocessen is. Persoonlijke verandering moet aan institutionele verandering voorafgaan en deze begeleiden, zegt hij. De vraag is dan waarom persoonlijke gedragsverandering grotendeels buiten het debat over maatschappelijke verandering blijft? (alhoewel sommige bedrijven juist de noodzaak van persoonlijke gedragsverandering benadrukken om zo hun eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Bijvoorbeeld de plasticindustrie die burgers oproept om plastic zwerfafval in de publieke ruimte op te ruimen, zie sectie 6.1). Het antwoord op deze vraag is waarschijnlijk dat men er eenvoudigweg vanuit gaat dat effectieve methoden om grootschalige persoonlijke gedragsverandering te bewerkstelligen niet beschikbaar zijn. Effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling kunnen echter in persoonlijke en collectieve gedragsverandering resulteren en daardoor ook maatschappelijke structuren van binnenuit veranderen (zie voetnoot 40 in sectie 2.3). Een volgende vraag is dan hoeveel personen hun gedrag moeten veranderen om maatschappelijke structuren van binnenuit te her150

vormen? Wanneer bereik je een omslagpunt of drempelwaarde, waarna maatschappelijke veranderingen plotseling heel snel kunnen gaan? Zo vraagt de huidige klimaatveranderingsproblematiek, ongetwijfeld mede aangejaagd door ongebreideld persoonlijk consumentisme, om oplossingen op wereldniveau. Civic Driven Change (door burgers geïnitieerde verandering van onderop) is essentieel, maar hoe verbindt je zulke (onvermijdelijk lokaal beperkte) initiatieven met wereldwijd spelende thema’s? (sectie 6.2). Elders heb ik uitgebreid betoogd dat maatschappelijke verandering door Civic Driven Change gebaseerd is op self-empowerment door bewustzijnsontwikkeling.314 In de zoektocht naar een nieuw paradigma voor maatschappelijke verandering is het verstandig ons te richten op een factor met omvattende impact. Ik denk dat het begrip ‘collectief bewustzijn’ een soort hefboom- of interventiemechanisme met brede impact kan zijn (sectie 6.2). Effectieve (individuele) technieken voor bewustzijnsontwikkeling zijn dan het benodigde praktische handvat. Het collectief bewustzijn is een cruciale factor in processen van maatschappelijke verandering, omdat het de interacties tussen de verschillende maatschappelijke substructuren faciliteert. Het is onmogelijk om alle interdependenties tussen substructuren te overzien en deze talrijke substructuren tegelijkertijd te veranderen. Alleen de factor die alle substructuren en hun bouwstenen (individuele actoren) verbindt, kan holistische verandering bewerkstelligen (zie Diagram 5 in sectie 10.2). Het collectief bewustzijn is een soort ‘onzichtbare hand’ die de dingen bij elkaar houdt en die een orkestrerende kwaliteit heeft. Het geloof in de orkestrerende kwaliteit van de onzichtbare hand van de vrije markt is een niet wetenschappelijk te funderen vooronderstelling, zoals een (helaas slechts kleine) minderheid van economen betoogt.315 De effecten in het dagelijks leven van de 314

Van Eijk T. (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu. http://www.lulu.com/ 315 Van Eijk T. (2009). Hoe de statuswedloop kan worden beperkt. Me Judice, jaargang 2, 2 juni 2009. http://www.mejudice.nl/artikelen/

151

onzichtbare hand van het collectief bewustzijn zijn echter te voorspellen en wetenschappelijk te toetsen.316 Wellicht kan de onzichtbare hand van het collectief bewustzijn het ongebreidelde consumentisme, veroorzaakt door de onzichtbare hand van de vrije markt, beteugelen. Men kan beargumenteren dat het onderscheid tussen veranderingen in maatschappelijke structuren en persoonlijke grondhoudingen kunstmatig is, omdat ze elkaar beïnvloeden en hun effecten op het multidimensionale ontwikkelingsproces niet te scheiden zijn. Een discussie over het primaat van uitwendige structuren versus innerlijke grondhoudingen is dan zinloos. Hierboven zei Zweers dat de vraag of het primaat bij structuren of actoren ligt een kip-en-ei probleem is, maar desalniettemin benadrukt hij dat veranderingen op het niveau van grondhoudingen nodig zijn. We weten dat alle maatschappelijke structuren (de staat, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven in Diagram 5 in sectie 10.2) gevormd en onderhouden worden door individuele actoren. Het primaat ligt dan toch bij individuele actoren.

12.4 Kok’s waarden-loze normering In Diagram 6 maak ik een onderscheid tussen externe normen en interne waarden. Maatschappelijke substructuren (zoals gezinnen, scholen, kerken, moskeeën, sportverenigingen, vakbonden en politie) stellen normen op voor maatschappelijk verantwoord gedrag. Hofstede merkt op dat in het dagelijks taalgebruik de woorden norm en waarde vaak zonder onderscheid gebruikt worden: de uitdrukking ‘normen en waarden’ wordt als een onafscheidelijk paar gezien.317 In dat geval is echter één van de twee woorden overbodig. Volgens hem

316

Zie in mijn proefschrift subhoofdstuk 9.4 The field effect of consciousness: Van Eijk 1998: p.190-95. Zie ook voetnoot 267 in sectie 10.4. 317 Hofstede G. (1994). Cultures and Organizations. Software of the Mind. Intercultural Cooperation and its Importance for Survival. HarperCollinsBusiness, London [First published in 1991]. p.18

152

zijn normen standaarden voor waarden.318 Als bijvoorbeeld de waarde is ‘veiligheid in het verkeer’ dan is de bijbehorende norm ‘maximale snelheid van 50 km/uur voor auto’s in de bebouwde kom’. De norm is een soort statistische grootheid die de daadwerkelijke keuze of verplichting van mensen weergeeft. Externe normen worden door maatschappelijke structuren gepredikt en afgedwongen, en interne waarden horen bij individuele actoren. Een school - als maatschappelijke substructuur - heeft als zodanig geen interne waarden. De personen die de schoolgemeenschap vormen hebben waarden. Interne waarden en externe normen bepalen gezamenlijk het gedrag van mensen, maar ik leg het primaat bij actoren omdat uiteindelijk hun interne waarden de externe normen bepalen. Onze zelfregulering, zelfbeschikking of autonomie wordt verkregen in de onderste route van Diagram 6, waarin vrij, pro-actief gedrag het resultaat is van bewustzijnsontwikkeling. Met betrekking tot het onderscheid tussen normen en waarden schrijft Jacobus Kok, emeritus-hoogleraar van de Universiteit Utrecht en orthopedagoog: “Sleets van het overdadige gebruik wordt ‘normenenwaarden’ één term”.319 Hij schrijft ook: “Norm en waarde zijn onderscheiden maar niet te scheiden: een norm kan een gegeneraliseerde waarde zijn” (eventueel schriftelijk vastgelegd in een wet).320 Hij vervolgt: “Wie waardenopvoeding wenst, (moet) dit zelf ter hand nemen. Dan wordt het geroep om ‘normenenwaarden’ met verwijzing naar de school of politiek vervangen door verantwoord handelen en vóór-leven”.321 Kok plaatst de verantwoordelijkheid voor waardenopvoeding dus bij het individu. In het Voorwoord van zijn boek over ‘waarden-loze normering’ schrijft Kok dat twee verschijnselen hem bijzonder troffen: “Op microniveau is dat de tragiek van ouders van nu met een ik-gericht waardensysteem die verwachten dat hun kroost vanuit sociale 318

Hofstede (1994): p.9. Kok J.F.W. (1999). Normen, waarden en waarden-loze normering. Uitgeverij H. Nelissen, Baarn. p.13. 320 Kok (1999): p.37. 321 Kok (1999): p.78.

319

153

waarden gaat leven, een nogal verbreid syndroom. Daarnaast rijst op macroniveau de vraag of het gedreven worden van mensen door verinnerlijkte, eigen waarden verdwijnt om onder invloed van groeiend rationalisme plaats te maken voor het uitsluitend gericht worden door normen: waarden-loze normering”.322 Elders schrijft hij: “In de samenleving blijkt een tendens werkzaam te zijn die eigen waarden als drijfveer doen verdwijnen ten gunste van normen als richtlijn … Indien dit zo is, dan is de vraag geoorloofd of de samenleving leefbaar blijft op basis van normen en rationele regelgeving … Als mensen niet vanuit een verinnerlijkt sociaal waardensysteem gedreven worden, zullen er meer controle en dwang van buitenaf nodig zijn. Daar wordt dan ook al jaren om gevraagd: het dilemma van het blauw op straat zonder blauw van binnen … In politieke en juridische kringen wordt beoogd (te) besturen en begrenzen op uitsluitend normatieve, waarden-loze basis”.323 Wanneer mensen niet gedreven worden vanuit een verinnerlijkt sociaal waardensysteem (niet vanuit de onderste route in Diagram 6) dan zal er meer controle en dwang van buitenaf nodig zijn op basis van normen en rationele regelgeving (de bovenste route in Diagram 6). Kok’s opmerking over politieke en juridische kringen die beogen te besturen op uitsluitend normatieve basis komt overeen met hetgeen in sectie 4 (Juridische, digitale en politieke oplossingen) werd gezegd. Kok schrijft: “Een individuele waarde met betrekking tot menselijk handelen is een drijfveer die, al dan niet bewust gekend, wortelt in het gevoel … Door een waarde wordt iemand, binnen de grenzen van zijn aanleg, bewogen, in een dubbele betekenis: hij raakt geëmotioneerd en hij gaat tot handelen over. Een waarde is behalve gekend vooral doorvoeld en doorleefd”.324 Waar Kok hier spreekt over een ‘waarde, drijfveer en gevoel’ zou ik duidelijker onderscheid aanbrengen tussen onderbewuste instincten, lichamelijke emoties en mentale gevoelens (zoals gedaan in Dia322

Kok (1999): p.7. Kok (1999): p.39. 324 Kok (1999): p.23. 323

154

gram 2 in sectie 8.2). Zijn opmerking dat een waarde gekend en vooral doorleefd is, oftewel affectief beladen is, geldt mijns inziens vooral voor actieve gevoelens die door de kennisvorm intuïtie worden opgewekt. Kok schrijft: “Waarden worden niet verbaal aangereikt, waarden wortelen in het gevoel en worden daarom in lichaamstaal en in handelen uitgedrukt. Taal is bijkomstig”.325 Hij vervolgt: “Normen worden overgedragen via het gesproken woord, het gezeggen. Waarden worden ervaren in het levende beeld dat de ander presenteert, al dan niet bijkomstig omlijst met taal. Over waarden kan wel gesproken worden maar daardoor gaan ze niet functioneren. Een norm is een richtsnoer, een in het verstand functionerend voorschrift”.326 Hier maakt Kok nogmaals het belang duidelijk van het vóór-leven van waardenopvoeding en maatschappelijk gewenst gedrag. Geen woorden maar daden. Tenslotte schrijft hij: “Het regelen van samenlevingen via normen wordt gekenmerkt door een ruime marge van vrijblijvendheid … Naast de drift als animale krachtbron is er geen sterkere motor in de mens dan de eigen waarde … Waarden, subjectief eigendom van een persoon, prevaleren als basis voor menselijk gedrag boven normen omdat ze vanuit het innerlijk sturen”.327 Met de ‘drift als animale krachtbron’ zou hier de lichamelijke emotie of het instinct bedoeld kunnen worden. Het gegeven dat affectief beladen ‘waarden sturen vanuit het innerlijk’ onderschrijft het belang van de onderste route in Diagram 6.

13

Zelfregulering

13.1 Vrijheid als autonome zelfregulering Lynn Berger zegt dat we leven in wat de Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han in zijn essay De vermoeide samenleving (2010) een 325

Kok (1999): p.28. Kok (1999): p.33. 327 Kok (1999): p.34/5. 326

155

prestatiesamenleving heeft genoemd.328 Ze schrijft: “In diens voorganger, de commandosamenleving, werden de regels en eisen van werk nog opgelegd van buitenaf: door een baas en een baan. Zo niet in de prestatiesamenleving: ‘In plaats van verbod, gebod en regulering komen project, initiatief en motivatie’ - met als gevolg dat er veel harder gewerkt wordt dan in de commandosamenleving. ‘Excessief werken en presteren verharden zich tot zelfuitbuiting’, aldus Han. ‘En die is efficiënter dan uitbuiting door een ander, omdat ze gepaard gaat met een gevoel van vrijheid. De uitbuiter is tegelijk de uitgebuite’”. Deze zelfuitbuiting in de prestatiesamenleving komt overeen met de eerder besproken maatschappelijke dwang tot zelfdwang in sectie 12.1. Daar schreef ik dat de verinnerlijking van een maatschappelijk afgedwongen tijdsdiscipline tot een (niet als zodanig ervaren) zelfdwang gerelateerd is aan het ontstaan van een modern arbeidsethos. Zowel de commandosamenleving als prestatiesamenleving functioneren in de bovenste route van Diagram 6. Het gevoel van vrijheid in de prestatiesamenleving kan niet verhullen dat er toch sprake is van onvrij, re-actief gedrag. Men heeft zichzelf gedisciplineerd tot zelfuitbuiting. En dat is geen gezonde zelfregulering. Florentijn van Rootselaar bespreekt het boek uit 1803 van Immanuel Kant over opvoeding, dat nu in een Nederlandse vertaling is verschenen: Over pedagogiek.329 Van Rootselaar schrijft: “Volgens Kant gaat opvoeden niet zonder dwang, maar hij wil voorkomen dat kinderen hun spontaniteit verliezen. Anders worden ze nooit vrij en autonoom … Kant stelde dat ‘opvoeding het grootste probleem en de moeilijkste opgave voor de mens is’. Kants inzet was dan ook hoog: kinderen opvoeden tot autonomie … tot onafhankelijke volwassenen die in staat zijn tot ‘zelfsturing’ … Kant zei: ‘Een van de grootste problemen bij de opvoeding is hoe men de onderwerping aan de wettelijke dwang kan verenigen met het vermogen om van zijn vrijheid gebruik te maken. Immers, dwang is nodig! Hoe cultiveer ik vrijheid 328

Lynn Berger. In onze prestatiemaatschappij is iedereen een marathonloper (maar waar rennen we heen?). De Correspondent, 4 augustus 2020. 329 Florentijn van Rootselaar. Opvoeden tot vrijheid. Filosofie Magazine nr. 2/2021.

156

onder dwang?’”. De door Kant beoogde autonome ‘zelfsturing’ vindt plaats in de onderste route van Diagram 6, resulterend in vrij, spontaan en pro-actief gedrag. Maar enige mate van dwang in de opvoeding is onvermijdelijk in de zin dat kinderen dienen te leren om te gehoorzamen aan - en zich identificeren met - externe normen opgesteld door ouders en andere opvoeders. Beide routes in Diagram 6 zijn van toepassing. In een ander artikel betoogt Van Rootselaar dat de coronacrisis en klimaatcrisis “ons laten zien dat een puur ‘negatief’ vrijheidsbegrip vrij zijn van uiterlijke dwang - niet toereikend is in tijden van grote gemeenschappelijke crises”.330 Hij schrijft: “Kunnen we de klimaatcrisis met onze hang naar vrijheid wel aan? Zijn we bereid om de beperkingen te aanvaarden die volgens veel klimaatwetenschappers nodig zijn om die crisis beheersbaar te houden? … Vrijheid is iets waar je aan moet werken, iets wat je bereikt door na te denken over je impulsen, en door die te leren beheersen. Rousseau sprak niet voor niets over het ‘perfectioneren’ van de mens: jezelf beter maken, dát is vrijheid bereiken … Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk beeld van vrijheid, omdat je je niet laat leiden door een eerste impuls, maar door betrokkenheid bij de wereld en zorg voor toekomstige generaties … Dit is de vrijheid in klassieke zin - de vrijheid als het vermogen om je impulsen te beheersen, volwassen te worden”. De klassieke vrijheid als het vermogen om je impulsen te beheersen - om volwassen te worden, om jezelf te ‘perfectioneren’, om zelfregulering te bereiken - is een prachtig ideaal maar niet zo gemakkelijk te realiseren. Het beheersen of reguleren van instincten en lichamelijke emoties is niet eenvoudig. Naast de mechanismen ‘gehoorzaamheid en identificatie’ in de bovenste route van Diagram 6 is aanvulling met bewustzijnsontwikkeling in de onderste route nodig. Met betrekking tot ‘betrokkenheid bij de wereld en zorg voor toekomstige generaties’ spelen de eerder besproken ‘concentrische cirkels’ een rol. Hoe wijder de concentrische cirkels van broederschap en vertrouwen moeten worden, hoe moeizamer het in het algemeen gaat (sectie 330

Florentijn van Rootselaar. De vrijheid van de lockdown. Filosofie Magazine nr. 3/2021.

157

8.5). Rob Wijnberg, Brian Burgoon en Marlies Glasius schrijven: “Klimaatverandering tegengaan kan niet zonder grote offers - maar lukt dat in een democratie? … De uitdaging voor de politiek is deze: hoe creëer je voor het aanpakken van klimaatverandering het gevoel van een gedeeld belang, zodat de kiezer geen individuele dwang voelt, maar collectieve noodzaak?”.331 (mijn cursivering). Deze laatste zin vat de problematiek van grootschalige gedragsverandering uitstekend samen. Hoe creëer je het gevoel van een gedeeld belang, van een collectieve noodzaak, zonder individuele dwang te suggereren? Hoe creëer je een gevoel van affectief beladen collectieve noodzaak, die uitnodigt tot gezamenlijk spontaan, pro-actief gedrag? Diagram 6 (sectie 12.1) suggereert dat meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling in de onderste route nodig is en Diagram 2 (sectie 8.2) dat vooral de kennisvorm intuïtie meer aandacht behoeft. Een gezamenlijke affectief beladen grondhouding van collectieve noodzaak wordt gefaciliteerd door een coherent collectief bewustzijn. Wanneer men geen individuele dwang wil suggereren dient men te focussen op effectieve zelfregulering door middel van bewustzijnsontwikkeling.

13.2 Grondhoudingen naar de natuur Een ‘gezamenlijke affectief beladen grondhouding van collectieve noodzaak’ is ook nodig in verband met de transitie naar een ecologisch en maatschappelijk verantwoord landbouwsysteem. Zweers onderscheidde in sectie 1.3 zes verschillende grondhoudingen naar de natuur: 1. de almachtige heerser over de natuur (despoot), 2. de verlichte heerser, 3. de beheerder van de natuur (rentmeester), 4. de partner van de natuur, 5. de participant aan de natuur, en 6. de Unio Mystica of eenheid met de natuur. Ik onderscheidde in Diagram 2 in sectie 8.2 drie algemene grondhoudingen: een passieve, neutrale en actieve grondhouding achtereenvolgens resulterend in re-actief, neutraal en pro-actief gedrag. 331

Rob Wijnberg, Brian Burgoon en Marlies Glasius. Is de democratie opgewassen tegen klimaatverandering? De Correspondent, 18 mei 2021.

158

In vroegere tijden, voor de wetenschappelijke en industriële revolutie, was de eerste kennisvorm de verbeelding - in de zin van een nog niet-adequaat werkende rede - dominant. Door nog onvoldoende kennis van natuurlijke processen was de mens onderworpen aan de natuur, hij onderging lijdzaam de natuur, hij had een passieve grondhouding naar de natuur resulterend in re-actief gedrag. Met de opkomst van wetenschappelijke kennis namen de mogelijkheden om de natuur te overheersen, beheersen en beheren aanzienlijk toe, resulterend in de grondhoudingen van despoot, verlichte heerser, en beheerder of rentmeester. Deze neutrale grondhoudingen resulteren in neutraal gedrag - neutraal in de zin van afstandelijk, rationeel, technocratisch en onthecht van de alomvattende natuur. Deze grondhoudingen resulteren in een effectieve en efficiënte exploitatie van de natuur, maar missen bevlogenheid. De hier dominante kennisvorm de rede is niet affectief beladen en nodigt daarom niet uit tot pro-actieve gedragsverandering. Bovendien resulteert de effectieve en efficiënte exploitatie van de natuur op den duur in ongewenste gevolgen zoals milieuvervuiling en klimaatverandering. Om tot daadwerkelijk ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag te komen is op zijn minst de grondhouding van ‘partner van de natuur’ maar bij voorkeur ‘participant aan de natuur’ en wellicht zelfs de Unio Mystica nodig. Deze meer actieve grondhoudingen resulteren in pro-actief gedrag, in spontane niet-afgedwongen gedragsveranderingen, in zelfregulering. De hier dominante kennisvorm de intuïtie is affectief beladen en nodigt daarom wel uit tot pro-actieve gedragsverandering.

13.3 Tussen maatschappelijke dwang en autonome zelfregulering Monika Sie Dhian Ho, directeur van Instituut Clingendael, zegt dat wie de gevolgen van de coronacrisis op de lange termijn doordenkt, er niet omheen kan dat coronabeleid cultureel bepaald is en wezenlijke politieke keuzes betreft.332 Zij schrijft: “Geert Hofstede … bena332

Monika Sie Dhian Ho. Corona is óók cultuur en politiek. NRC, 21/22 maart

159

drukte hoe wij van jongs af aan cultureel ‘gecodeerd’ worden. Reacties zijn daarom vaak een reflex. Uiteenlopende culturele ‘programmeringen’ zijn blijkbaar zo dominant, dat zelfs exacte wetenschappers zich er niet aan kunnen onttrekken. Zie de uiteenlopende voorschriften over mondkapjes van Chinese en Nederlandse experts”. De invloed van culturele programmeringen, zoals beschreven door Hofstede, is onderdeel van Diagram 4 in sectie 8.11. Naast de aangeleerde groepscultuur onderscheidt Hofstede ook een universele overgeërfde menselijke aard en een deels overgeërfde, deels aangeleerde individuele persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid biedt opties voor zelfregulering. Folkert Jensma schrijft in deze context: “Het ‘stevig optreden’ [van de overheid tegen verspreiding van het coronavirus] waar sommigen zo naar uitzien, kan verspreiding verergeren. Een norm waarvan het nut niet wordt ingezien of waarvan de afzender niet vertrouwd wordt, krijg je er zelden van bovenaf ingeramd … Handhaven is een evenwichtsoefening. Tussen dwang en zelfregulering, waarbij de sociale of culturele context het effect meebepaalt”.333 Deze ‘evenwichtsoefening’ tussen dwang en zelfregulering heeft betrekking op het inzetten op de maatschappelijk meest gunstige toepassing van de bovenste en onderste routes in Diagram 6. Het gezag en de effectiviteit van de overheid zijn afhankelijk van het maatschappelijk vertrouwen, dat op zijn beurt gegrondvest is in een al dan niet coherent collectief bewustzijn. De eerder geciteerde Markus Gabriel (sectie 11) schrijft op de voorlaatste pagina van zijn boek Waarom we vrij zijn als we denken het volgende: “Er is geen principiële reden om uit de werkelijkheid te willen vluchten. Er zijn alleen heel veel redenen om de sociale en de politieke vooruitgang te bevorderen, omdat ongelooflijk veel mensen momenteel nog leven onder omstandigheden die het hun bijzonder moeilijk maken een enigszins menswaardig leven te leiden. Voorlopig is de mens voor de mens nog een wolf. Dat is ons werkelijke 2020. 333 Folkert Jensma. Corona tast ook de burgerrechten aan. NRC, 21/22 maart 2020.

160

probleem, en dat kunnen we niet wegstoppen door in onze welvarende samenlevingen allemaal vegetariër te worden of meditatiecursussen te volgen. Eurohindoeïsme is niet meer dan een uitvlucht, een wegkijken van de werkelijke problemen. De grootste vijand van de mens is nog altijd de mens, en dat verpest nu net het enige voortuitzicht dat we hebben als mens: het leven dat we nu eenmaal leven … We zijn hier en nu, en dat is alles”.334 Ik ben al ruim 50 jaar vegetariër en mediteer sinds 1972 elke dag tweemaal, dus ik voel me aangesproken door de ietwat cynische opmerkingen van Gabriel. Ik onderschrijf het belang van het bevorderen van sociale en politieke vooruitgang volledig, zoals tot uitdrukking komt in het gegeven dat ik ruim 20 jaar werkzaam ben geweest in ontwikkelingssamenwerking op het Afrikaanse platteland. De vraag is wat Gabriel aanbeveelt om te doen in praktische termen, behalve het bedrijven van filosofie als een soort ideologiekritiek (wat op zich een nuttige en relevante bezigheid is). Het is een veelvoorkomend misverstand dat mediteren (door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling) gelijk zou staan aan ‘uit de werkelijkheid willen vluchten’. Ik heb heel mijn werkzame leven gemediteerd en dat heeft mijn effectiviteit en efficiëntie als landbouwkundig onderzoeker en trainer eerder vergroot dan gehinderd. Zoals uit de inhoud van dit boek hopelijk blijkt kan de (relatief geringe) tijd geïnvesteerd in individuele bewustzijnsontwikkeling gunstige maatschappelijke gevolgen hebben. Mediteren en maatschappelijke impact creëren gaan uitstekend samen. Volgens Gabriel is ‘ons werkelijke probleem dat de grootste vijand van de mens nog altijd de mens is’. Daar ben ik het volledig mee eens. Rousseau sprak in sectie 13.1 over het ‘perfectioneren’ van de mens oftewel jezelf beter maken. De ultieme vraag is hoe we dit gaan doen? Wellicht is mediteren dan zo gek nog niet. Dick Veerman (Hoofdredacteur Foodlog) schrijft: “Enthousiasme is een wijsgerig begrip dat staat voor het gemeenschappelijke doel dat 334

Gabriel M. (2016). Waarom we vrij zijn als we denken. Filosofie van de geest voor de eenentwintigste eeuw. Boom, Amsterdam [Vertaling van: Ich ist nicht Gehirn (2015), Ullstein, Berlin] p.276.

161

een groep mensen spontaan gaat zien als wijs … Lieden als de oude Kant zagen daarin een 'rationeel universeel sentiment'. Ik denk dat wij het 'verbinding' … zouden noemen. Dat sentiment moet ontstaan in een wereld van insluiting. Onze wereld wordt gekenmerkt door polariserend gedram”.335 Enthousiasme als ‘een spontaan ontstaan en wijs gemeenschappelijk doel’ wordt mijns inziens bevorderd door een coherent collectief bewustzijn. Een gevoel van onderliggende verbondenheid, gemeenschappelijkheid of gezamenlijkheid wordt bevorderd door zo’n bewustzijn.

14

Literatuurlijst van mijn boeken

Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. http://edepot.wur.nl/121226 Van Eijk T. (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Royal Tropical Institute (KIT), KIT Publishers, Amsterdam (dit boek is niet langer in de boekhandel verkrijgbaar, maar op mijn website is het beschikbaar als een pdf-file: www.toon-van-eijk.nl) Van Eijk T. (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. Lulu http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl (dit is een kortere Engelse versie van het Nederlandstalige boek uit 2007) Van Eijk T. (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl Van Eijk T. (2019). Spinoza in the light of spiritual development. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl Mijn website adres is: www.toon-van-eijk.nl 335

Dick Veerman. Klimaat is geen zaak van duurzame energie alleen meer. 1 augustus 2021. Dit citaat is zijn reactie #29 van 6 augustus 2021 onder bovenstaand artikel. Voor meer over ‘enthousiasme’ zie ook sectie 8.5.

162