304 Verplegende elementen deel 1 Voeding [2nd ed]
 978-90-313-4589-2, 978-90-313-9125-7 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Werkcahier niveau 3

304

Verplegende elementen deel 1 Voeding

Skillslab-serie voor verpleegkundige en verzorgende vaardigheden

anvullend mat sa er i k

hiervoor na ar Ga d ar.

gitaal beschik l di ba a ia

extras.springer.com

ite: Bij dit ebs bo e ew

Bohn Stafleu van Loghum

TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

Werkcahier Kwalificatieniveau 3 304 Verplegende elementen deel 1

Voeding

Sylvia van den Brink Sonja Gerber

TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Skillslab-serie voor verpleegkundige en verzorgende vaardigheden Bohn Stafleu van Loghum Houten 2005

Colofon © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 3060, 1230 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. ISBN 978 90 313 4589 2 (incl. cd-rom) ISBN 978 90 313 4590 8 (zonder cd-rom) NUR 897 Foto’s Jasper Holthuis, Maastricht en Hans Oostrum, Den Haag Medewerkers Transferpunt Kees van Meer, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, projectleider; Annita Strijbos, Lerarenopleiding Verpleegkunde, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ; Pie Bartholomeus, Skillslab, Universiteit Maastricht; Louk Hollands, universitair docent, Vakgroep Verplegingswetenschap, Universiteit Maastricht Redactieleden Skillslab Kwalificatieniveau 3 Alet Fransen, docent Neder Veluwe College, Ede; Marion Vroon, docent Onderwijsgroep Haaglanden, Den Haag; Johan van ’t Wout, docent Hoornbeeck College, Amersfoort Cd-rom Voeding Samenstelling en productie Transferpunt Vaardigheidsonderwijs en Primavideo Regie, interactief-ontwerp en programmering Creando Vormgeving Rob Delsing Audio- en videorealisatie; technische realisatie Primavideo Sponsor Nutricia Eerste druk, eerste oplage 2001 Eerste druk, tweede oplage 2003 Eerste druk, derde oplage 2004 Tweede druk, eerste oplage 2005 Tweede druk, tweede oplage 2007

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2, 3994 AK Houten www.bsl.nl

Distributeur in België: Standaard Uitgeverij Belgiëlei 147a 2018 Antwerpen www.standaarduitgeverij.be

Voorwoord De Skillslab-methode van het Transferpunt Vaardigheidsonderwijs is al jaren zeer geliefd bij zowel leerlingen als docenten in het verpleegkunde onderwijs. Voor dit werkcahier voor niveau 3 is materiaal uit de bestaande MBO-werkcahiers bewerkt. De inhoud is geordend naar de deelkwalificaties voor niveau 3. De auteurs hebben de zorgsettings waarin de leerlingen zullen gaan werken als uitgangspunt genomen. Dit werkcahier maakt deel uit van een reeks, waarin de verpleegtechnische basisvaardigheden zijn uitgewerkt. De leerling leert niet alleen een bepaalde vaardigheid uit te voeren, maar ook waarom de vaardigheid zo moet worden uitgevoerd. Bij de opzet van de cahiers is ervan uitgegaan dat zorgvragers zo weinig mogelijk geconfronteerd moeten worden met ongeoefende leerling-verzorgenden. Daarom is veel plaats ingeruimd voor het praktisch bezig zijn. Alleen door herhaaldelijk en gevarieerd te oefenen is het mogelijk om al op school de meeste vaardigheden zodanig in de vingers te krijgen dat toepassing op echte zorgvragers – onder begeleiding - verantwoord is. Elk hoofdstuk start met een casus. In de daarop volgende studieactiviteiten wordt de casus verder uitgewerkt. Wij hebben ernaar gestreefd om uit het leven gegrepen situaties uit de zorg aan de orde te stellen zodat de leerlingen plezier hebben in het verwerven van kennis en vaardigheden en een beeld krijgen van hun toekomstige beroep. Bij het werken met deze cahiers wordt een bepaalde mate van zelfstandigheid van de leerlingen verwacht. Zelfstandigheid wil overigens niet zeggen ‘individueel studeren’. Integendeel: we stimuleren het werken in kleine werkgroepen. Door goed (en leuk) samen te werken zal het studeren aantrekkelijk blijven en meer rendement opleveren. Samenwerken wil zeggen dat een leerling af en toe een ‘voortrekker’ moet zijn, maar ook wel eens wat mag ‘leunen’. Er moet wel een goede balans bestaan tussen deze twee uitersten. De bewerking van de tweede druk is uitgevoerd door Geerard Siereveld, Cees van Stipdonk en Johan van ’t Wout, alle drie lid van de MBO Participantenraad Transferpunt Vaardigheidsonderwijs. Wij houden ons aanbevolen voor commentaar en suggesties. De redactie van Skillslab Kwalificatieniveau 3 Alet Fransen Marion Vroon Johan van ’t Wout

3

Gebruikswijzer De werkcahiers van het Transferpunt Vaardigheidsonderwijs zijn bedoeld om zo zelfstandig mogelijk de nieuwe vaardigheden te leren. Zo zelfstandig mogelijk betekent in dit geval: met zo min mogelijk uitleg en begeleiding van de docent. We onderscheiden begeleide (door de docent begeleid) en nietbegeleide activiteiten (niet door de docent begeleid). Bij het plannen van je activiteiten dien je rekening te houden met het feit dat je een aantal activiteiten zelfstandig hebt uitgevoerd voordat je deelneemt aan een begeleide activiteit. Het werkcahier start met een algemene inleiding zodat je een indruk krijgt van de inhoud van dit cahier. Daarna volgen hoofdstukken over de aan te leren vaardigheden. Deze zijn als volgt opgebouwd: 1 Inleiding Hierin staat beknopt beschreven welke vaardigheden behandeld zullen worden. 2 Beginvereisten / voorkennistoets Door middel van het maken van de voorkennistoets kun je voor jezelf nagaan of je de noodzakelijke kennis bezit voor het aanleren van de betreffende vaardigheid. 3 Casus De casus beschrijft een praktijkvoorbeeld om je een beeld te geven van een situatie waarin de aan te leren vaardigheid voorkomt. Een aantal studieactiviteiten hebben betrekking op deze casus. 4 Studieactiviteiten Met behulp van deze opdrachten krijg je zicht op de wijze waarop de verzorgende handeling uitgevoerd moet worden. Tevens krijg je zicht op achtergrondinformatie die van belang is voor het goed kunnen beredeneren, verantwoorden van de handeling en voor het kunnen aanpassen van een verzorgende handeling aan een specifieke situatie van de zorgvrager. Er zijn verschillende soorten studieactiviteiten: een studietaak heeft bijvoorbeeld betrekking op het verwerven van kennis, en in een toepassingstaak moet je deze kennis kunnen vertalen naar een concrete situatie. Gebruik bij het maken van de studieactiviteiten de betreffende video en cd-rom. Wij raden je aan ook handboeken voor verzorgenden te raadplegen. 5 Inhoudelijke analyse De inhoudelijke analyse geeft inzicht in de wijze waarop een verzorgende vaardigheid uitgevoerd moet worden. Bij elke stap van de vaardigheid wordt beschreven: de werkwijze, een toelichting en kritieke aandachtspunten. 6 Uitvoeringsstandaard De uitvoeringsstandaard geeft een beknopte samenvatting van de vaardigheid en is bedoeld als geheugensteun bij het oefenen. 7 Observatie- en oefenlijst Deze lijst kun je gebruiken bij het oefenen om te kijken welke aspecten goed zijn uitgevoerd, welke fout en welke niet zijn uitgevoerd. 8 Leerdoelen Met behulp van de leerdoelen kun je controleren of je de beoogde studieresultaten hebt behaald. In hoofdstuk 6 vind je: 1 De zelfevaluatietoets. Deze kun je beschouwen als de afsluiting van je theoretische voorbereiding. 2 De trainingsbijeenkomst. Tijdens de trainingsbijeenkomst wordt de vaardigheid door de docent gedemonstreerd en krijg je de gelegenheid onder begeleiding de vaardigheid uit te voeren. In het hoofdstuk Practicum vind je oefenopdrachten die je samen met medeleerlingen gaat uitvoeren om de vaardigheid goed in de vingers te krijgen. Je kunt hierbij gebruik maken van de uitvoeringsstandaarden en observatie- en oefenlijsten. Ook kun je hierin aanwijzingen vinden voor het oefenen van de vaardigheden tijdens je werk of stage.

4

voeding

voorbereiding

Verdeling van de behandelde elementen over de hoofdstukken in dit katern

Eindtermen

Hfst. 2

Hfst. 3

304-02.1 Sondevoeding toedienen 304-01 De eigen rechtspositie omschrijven ten aanzien van de voorbehouden handelingen 1 weergeven wat een voorbehouden handeling is 2 de betekenis van een voorbehouden handeling omschrijven 3 ten aanzien van voorbehouden handelingen de consequenties voor het eigen gedrag omschrijven

Hfst. 4

Hfst. 5

x

x x x

304-07.3 Een maagsonde inbrengen

x

304-07.4 Een maagsonde verzorgen

x

304-09 De lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen door middel van koude- en warmtebehandeling 304-10.2 Maagspoelingen uitvoeren

x x

304-19 Basiszorg verlenen aan een verstandelijk gehandicapte zorgvrager 1 Zorgen voor het dagprogramma van een zorgvrager: – het beoogde effect van de activiteiten bewaken 2 Eerste hulp verlenen op psychosociaal gebied: – hulpmiddelen en maatregelen nemen binnen de Wet BOPZ 3 Vorm en inhoud geven aan het leefmilieu/ de leefgroep: – een bijdrage leveren aan de samenstelling van de leefgroep – zorgvragers een plaats geven in de leefgroep

x

x

x x

Website In de oorspronkelijke uitgave van wondverzorging, werkcahier kwalificatieniveau 4 was een cd-rom toegevoegd met aanvullend digitaal materiaal. Vanaf deze editie is echter al dit aanvullende materiaal vindbaar op: http://extras.springer.com Vul op deze website in het zoekveld Search ISBN het ISBN van het boek in: 978-90-313-4589-2 Let op: het is belangrijk om precies deze schrijfwijze aan te houden, dus met tussenstreepjes. Overal waar in deze uitgave verwezen wordt naar de cd-rom, wordt bovenstaande website extras.springer.com bedoeld.

5

Inhoud Voorwoord

3

Gebruikswijzer

4

1

Inleiding

8

2

Risicovolle en voorbehouden handelingen 2.1 Inleiding 2.2 Beginvereisten en voorkennistoets 2.3 Casus 2.4 Studieactiviteiten 2.5 Leerdoelen Inbrengen van maagsonde en geven van sondevoeding 3.1 Inleiding 3.2 Beginvereisten en voorkennistoets 3.3 Casus 3.4 Studieactiviteiten 3.5 Inhoudelijke analyses 3.5.1 Het inbrengen van een maagsonde 3.5.2 Schematisch overzicht voor het geven van sondevoeding 3.5.3 Het geven van sondevoeding 3.6 Uitvoeringsstandaarden 3.6.1 Uitvoeringsstandaard voor het inbrengen van een maagsonde 3.6.2 Uitvoeringsstandaard voor het geven van sondevoeding 3.7 Observatie- en oefenlijsten 3.7.1 Observatie- en oefenlijst voor het inbrengen van een maagsonde 3.7.2 Observatie- en oefenlijst voor het geven van sondevoeding 3.8 Leerdoelen

9 9 9 10 11 15 16 16 16 17 18 28 28 40 42 52 52 52 53 53 56 58

4

Koude- en warmtetoediening 4.1 Inleiding 4.2 Beginvereisten en voorkennistoets 4.3 Casus 4.4 Studieactiviteiten 4.5 Leerdoelen

59 59 59 60 60 66

5

De verstandelijk gehandicapte zorgvrager 5.1 Inleiding 5.2 Beginvereisten en voorkennistoets 5.3 Casus 5.4 Studieactiviteiten 5.5 Inhoudelijke analyse 5.5.1 Het plaatsen van een Zweedse band 5.6 Uitvoeringsstandaard voor het plaatsen van een Zweedse band 5.7 Observatie- en oefenlijst voor het plaatsen van een Zweedse band 5.8 Leerdoelen

67 67 67 68 69 78 78 82 82 84

6

Zelfevaluatietoets en trainingsbijeenkomst 6.1 Zelfevaluatietoets 6.2 Trainingsbijeenkomst

85 85 86

3

6

voeding

inhoud

7

Practicum 7.1 Inleiding 7.2 Oefenopdrachten 7.3 Oefenen in een rollenspel 7.4 Leerdoelen 7.5 Oefenen tijdens de stage

88 88 88 90 91 91

8

Bronnen

92

7

1 Inleiding Dit cahier vormt een onderdeel van de cahiers rondom verplegende elementen: deelkwalificatie 304, voor verzorgenden. In dit cahier zijn de volgende onderwerpen opgenomen: de rechtspositie van de verzorgende ten aanzien van de risicovolle en voorbehouden handelingen, maagsonde inbrengen, sondevoeding toedienen, koude/warmtetoediening en basiszorg verlenen aan een verstandelijk gehandicapte zorgvrager. Als verzorgende IG kom je in aanraking met voorbehouden handelingen. Wat voorbehouden handelingen zijn en wie deze mogen uitvoeren, zijn vragen die centraal staan in hoofdstuk 2. Bij de uitoefening van het beroep als verzorgende IG is het verstandig ervoor te zorgen dat je op de hoogte bent van de rechtspositie en de wetten die voor deze handelingen gelden. In hoofdstuk 3 ga je je verdiepen in het inbrengen van een maagsonde en het toedienen van sondevoeding bij een zorgvrager. Eten en drinken zijn voor een zorgvrager zowel psychisch als sociaal van groot belang. Maar ook het lichamelijke aspect is belangrijk; immers, bij herstel van een ziekte is een goede voedingstoestand noodzakelijk. Bij het krijgen van sondevoeding zijn er veel aandachtspunten waar je als verzorgende rekening mee moet houden. Met name de begeleiding van een zorgvrager bij deze vaardigheid vraagt deskundigheid. Hoofdstuk 4 gaat over het toedienen van koude en warmte. Vaak regel je zelf je temperatuur: je trekt een extra trui aan of in de zomer wat minder kleding. Voor sommige zorgvragers ligt dat anders, zij hebben bepaalde lichamelijke aandoeningen waar warmte- of koudetoediening een goede werking heeft. Veelal in opdracht van een arts moet deze vaardigheid worden uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan pijnbestrijding. In dit hoofdstuk komt dan ook aan de orde hoe je als verzorgende bijvoorbeeld hot packs moet toedienen. De verstandelijk gehandicapte zorgvrager komt aan de orde in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk gaat het voornamelijk over beschermende/vrijheidsbeperkende maatregelen die je in de zorg voor verstandelijk gehandicapten vaak zult tegenkomen. Het is belangrijk om je hierin te verdiepen, om te weten hoe het voelt om een vrijheidsbeperkende maatregel toe te passen en welke verantwoordelijkheden hierbij komen kijken. In de cd-roms Voeding en Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap worden de vaardigheden behandeld die in dit cahier worden vermeld. Je kunt de cd-roms ook gebruiken bij het maken van de studieactiviteiten. Lees de gebruikswijzer als je meer wilt weten over de manier waarop je met dit cahier en de bijbehorende cd-roms kunt omgaan.

8 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_1, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

2 Risicovolle en voorbehouden handelingen

Dit hoofdstuk bevat de volgende eindtermen: 304-01 De afgestudeerde kan de eigen rechtspositie omschrijven ten aanzien van de voorbehouden handelingen. Met name: 1 weergeven wat een voorbehouden handeling is; 2 de betekenis van een voorbehouden handeling omschrijven; 3 ten aanzien van voorbehouden handelingen de consequenties voor het eigen gedrag omschrijven.

2.1 Inleiding Als verzorgende in de gezondheidszorg kom je met verschillende wetten en regels in aanraking. Wetten die arbeidsvoorwaarden regelen, bijvoorbeeld ziektewet en de Arbo-wet, en wetten die regels stellen aan de beroepsuitoefening, zoals weergegeven in de Wet BIG (Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg). Deze laatste is binnen deelkwalificatie 304 van groot belang omdat er binnen deze deelkwalificatie sprake is van een aantal handelingen die slechts door een beperkte groep hulpverleners mogen worden verricht. Dit zijn de zogenoemde voorbehouden handelingen. De Wet BIG bewaakt de kwaliteit van zorg. Dit houdt in dat bepaalde beroepsgroepen handelingen mogen verrichten die beschreven staan in de Wet BIG. Deze beroepsgroep is dan bevoegd om de handeling uit te voeren, mits zij deskundig en bekwaam is. Het gaat dan ook om handelingen die een verhoogd risico voor de zorgvrager met zich meebrengen als ze worden uitgevoerd door een ondeskundige. Wanneer een verzorgende de handeling uitvoert en niet bevoegd en bekwaam is, dan is deze persoon strafbaar. Het is dus als zorgverlener VZ-IG heel belangrijk dat je op de hoogte bent van deze wet en weet wat je wel en niet mag. Dit is een bescherming zowel voor de zorgvrager als voor jou.

2.2 Beginvereisten en voorkennistoets Beginvereisten Beginvereisten bij het doorlopen van dit hoofdstuk zijn alle deelkwalificaties die je in de basisfase hebt doorlopen. Je moet je bewust zijn van je eigen verantwoordelijkheid, beroepshoudingaspecten en het verlenen van kwaliteit van zorg. Daarnaast is BVP/stage/werkervaring belangrijk om je de verschillende situaties te kunnen voorstellen. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.

9 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_2, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

voorbereiding

Voorkennistoets Deze toets bevat 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de bewering waar of niet waar is. Bewering 1 Het is belangrijk om op de hoogte te zijn van de rechtsgang ten aanzien van risicovolle handelingen. 2 Als verzorgende IG mag je iedere risicovolle handeling uitvoeren. 3 In de beroepscode staan waarden, normen en gedragsregels. 4 Wondbehandeling mag alleen worden uitgevoerd in opdracht van de arts. 5 Als je een aantal jaren het geven van medicijnen niet in de praktijk hebt uitgevoerd, mag je die gewoon weer uitvoeren, je hebt immers je diploma. 6 Mondelinge rapportage is beter dan schriftelijke. 7 Evalueren doe je om de zorg te verbeteren. 8 Het is belangrijk om in een zorgdoel een tijdslimiet te hebben. 9 Kennis is een belangrijke voorwaarde om een verpleegkundige vaardigheid goed te kunnen uitvoeren. 10 Tijdens de BPV mag je geen risicovolle handelingen uitvoeren.

2.3 Casus Irene is een derdejaars leerling op de somatische afdeling Anjer in het verpleeghuis Avondrust. Het is donderdagavond 20.30 uur en het is heel druk op de afdeling. Irene staat vanwege zieken in het team met een uitzendkracht (gediplomeerd Ziekenverzorgende) op de afdeling. Telkens verschillende gezichten zorgt voor onrust bij de zorgvragers. Ze willen het liefst allemaal door Irene worden geholpen, want die andere ‘zuster’ kennen ze niet. Er heerst ook griep op de afdeling en er liggen twee zorgvragers op bed met hoge koorts. Deze zorgvragers behoeven extra verzorging, wat ook veel tijd vergt. Mevrouw Hoogeveen, die vanmiddag weer op de afdeling is teruggekomen na een operatie aan een collumfractuur, ligt momenteel met koorts en rochelende ademhaling op bed. Mevrouw Hoogeveen zegt tegen Irene dat ze veel pijn heeft en niet ontspannen kan liggen vanwege de pijn. Irene neemt om 21.15 uur contact op met de arts en geeft haar observaties door. De arts deelt telefonisch mede dat mevrouw Hoogeveen een injectie morfine (10 mg) intramusculair toegediend mag krijgen. Irene heeft op school de theorie van injecteren gehad en het tweemaal onder begeleiding in de praktijk uitgevoerd. Ze voelt zich nog heel onzeker over het uitvoeren van deze handeling.

10

waar

niet waar

voeding

studieactiviteiten

2.4 Studieactiviteiten Met behulp van de volgende studieactiviteiten kun je inzicht verwerven in achtergronden en uitvoeringsvoorwaarden van de risicovolle en voorbehouden vaardigheden weergegeven in deelkwalificatie 304. Deze vaardigheden zijn verwerkt in drie werkcahiers, te weten: – Deel 1 Voeding; – Deel 2 Uitscheiding; – Deel 3 Medicijnen en Wondverzorging. Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieactiviteiten. Maak deze zo veel mogelijk met een of meer medeleerlingen: raadpleeg ook een of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt stellen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten. Je kunt gebruik maken van websites. Daar kun je veel informatie vinden om de studieactiviteiten te maken. Zie hoofdstuk 8, Bronnen. Doel van de Wet BIG (studietaak) 1 Zoek in verschillende boeken op wat het doel is van de Wet BIG (zie ook literatuurlijst van dit werkcahier).

Kwaliteitswetten (studietaak) 2 Naast de Wet BIG is er ook een aantal andere wetten, zoals de WGBO, de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Geef weer waar deze wetten voor dienen. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)

De Wet klachtrecht cliënten zorgsector

De Kwaliteitswet zorginstellingen

Titel (studietaak) 3 Om het doel van de Wet BIG te halen, zijn er twee punten van belang: 1 toekennen van een wettelijk erkende titel; 2 regeling van voorbehouden handelingen. Zoek in verschillende boeken op wat zo’n wettelijk erkende titel betekent en op welke manier je deze kunt krijgen. Voorbehouden handelingen (studietaak) 4 Bij punt 2 van studieactiviteit 3 wordt gesproken over ‘voorbehouden handelingen’.

11

medicijnen en wondverzorging

studieactiviteiten

a Zoek op wat er wordt bedoeld met ‘voorbehouden handelingen’.

b Welke zijn dit?

c Wie mogen deze handelingen uitvoeren?

Bevoegdheid (studie/toepassingtaak) 5 De Wet BIG geeft het verschil aan tussen zelfstandige bevoegdheid en uitvoeringsbevoegdheid. a Beschrijf het verschil.

b Een verzorgende moet aan een aantal voorwaarden voldoen om een voorbehouden handeling uit te mogen voeren. Zoek op welke voorwaarden er zijn om als verzorgende IG een voorbehouden handeling uit te gaan voeren.

c Voldoet Irene aan deze eisen? Licht je antwoord toe.

12

medicijnen en wondverzorging

studieactiviteiten

Het krijgen van een opdracht (studie/toepassingstaak) 6 Als verzorgende krijg je regelmatig opdrachten van anderen, een team-oudste of van een arts. Zo ook Irene: ze krijgt een telefonische opdracht van de arts. a Bespreek en beschrijf je ervaringen, opgedaan tijdens de Beroeps Voorbereidende Periode of gedurende je werk, met het krijgen van opdrachten. Hierbij moet je denken aan: zijn de opdrachten duidelijk; kun je ze al dan niet weigeren; past de opdracht bij het niveau van de opleiding; vervelende opdrachten; enzovoort.

b Beschrijf de criteria waaraan het geven van een opdracht moet voldoen.

c Geef je mening over het geven van een telefonische opdracht.

d Hoe had Irene met deze telefonische opdracht om moeten gaan?

13

medicijnen en wondverzorging

studieactiviteiten

Bekwaam en bevoegd (discussietaak) 7 Discussieer met medestudenten in een groepje van vier naar aanleiding van de casus. Stel je voor dat jij Irene bent: wat zou je doen, wat doe je niet en welke oplossingen zou je kiezen voor dit probleem? Bespreek wat bevoegd en bekwaam is. Wanneer zou jij je bekwaam voelen? En wanneer ben je voor de wet bekwaam? Beschrijf jullie visie/mening.

Het gaat fout (studietaak) 8 Het is dus belangrijk om zorgvuldig en verantwoord te handelen. Hierbij maak je gebruik van je opgedane kennis en protocollen. Toch kan er iets mis gaan. a Met welke wetten kun je in aanraking komen als een verkeerd uitgevoerde handeling nadelige gevolgen heeft voor de zorgvrager?

b Welke maatregelen staan beschreven in deze wetten?

c Geef het verschil aan tussen verpleegkundigen en verzorgenden IG binnen de wet.

Het diploma (toepassingstaak) 9 Nu je de Wet BIG hebt bestudeerd en je weet wat je rechten en plichten zijn ten aanzien van het uitvoeren van risicovolle en voorbehouden handelingen, is het goed om na te gaan wat dit voor jou betekent in deze opleiding maar ook straks als je gediplomeerd bent.

14

medicijnen en wondverzorging

studieactiviteiten

a Gedurende het werken met de werkcahiers behorende bij deelkwalificatie 304 krijg je te maken met het inoefenen van risicovolle en voorbehouden handelingen. Welk gedrag vraagt dit van jou?

b Wat betekent dit voor jou tijdens je stage en straks in een werksituatie? Zitten hier verschillen in?

2.5 Leerdoelen Controleer of je onderstaande doelen hebt bereikt. Je kunt benoemen: – wat het doel van de Wet BIG is; – welke kwaliteitswetten er zijn en waar deze voor dienen; – wat er wordt bedoeld met een wettelijk erkende titel; – wat voorbehouden handelingen zijn; – wat risicovolle handelingen zijn; – wat het verschil is tussen zelfstandige bevoegdheid en uitvoeringsbevoegdheid; – aan welke eisen een opdracht moet voldoen; – wanneer je bekwaam en onbekwaam bent; – wat een protocol is; – wat tuchtrecht is; – welke maatregelen er zijn bij tuchtrecht.

15

3 Inbrengen van maagsonde en geven van sondevoeding

In dit hoofdstuk worden de volgende eindtermen behandeld: 304-02.1 De afgestudeerde kan sondevoeding toedienen. 304-07.3 De afgestudeerde kan een maagsonde inbrengen. 304-07.4 De afgestudeerde kan een maagsonde verzorgen. 304-10.2 De afgestudeerde kan maagspoelingen uitvoeren.

3.1 Inleiding Voor iedere zorgvrager is een volwaardige voeding nodig om een goede voedingstoestand te houden of te bereiken. Dit is noodzakelijk om voldoende weerstand tegen infecties op te bouwen of te behouden. Er zijn echter tal van ziekten en situaties waardoor een zorgvrager korte of lange tijd niet op de normale manier voedsel tot zich kan nemen. Vloeibare voeding via de mond wordt gegeven als een zorgvrager niet kan of mag kauwen, maar nog wel kan slikken. Ook bij klachten in de slokdarm gebruikt men vloeibare voeding. Vloeibare voeding per sonde/katheter wordt gegeven bij ernstige slikklachten, bij obstructie in de slokdarm en in geval van (dreigende) ondervoeding. Sondevoeding, die bestaat uit kant-en-klare producten, wordt meestal in instellingen gebruikt. Sondevoeding wordt gegeven op voorschrift van een arts. In samenwerking met een diëtist zorgt men voor een juiste samenstelling. De verzorgende IG draagt zorg voor het inbrengen van een maagsonde en het geven van sondevoeding via de maagsonde. In de studieactiviteiten van paragraaf 3.4 wordt aan bovengenoemde aspecten aandacht besteed. In paragraaf 3.5 tref je inhoudelijke analyses aan van het inbrengen van een maagsonde en het geven van sondevoeding.

3.2 Beginvereisten en voorkennistoets Beginvereisten Voor het goed kunnen begrijpen en juist kunnen uitvoeren van de vaardigheden die in dit hoofdstuk centraal staan, is het van belang dat je enige voorkennis hebt betreffende: – anatomie en fysiologie van het spijsverteringskanaal; – voedingsstoffen die noodzakelijk zijn voor een optimale voedingstoestand; – wanneer er sprake is van een goede en van een slechte voedingsconditie. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.

16 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_3, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

voorbereiding

Voorkennistoets Deze toets bevat 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 Voedingsbehoeften zijn afhankelijk van de mate van lichamelijke beweging. 2 Als er sprake is van een goede voedingstoestand ziet tandvlees er sponsachtig uit en trekt tandvlees terug van de tanden. 3 Hindoestanen eten geen rundvleesproducten. 4 Als er sprake is van een slechte voedingstoestand ziet hoofdhaar er dof en piekerig uit. 5 De ijzerbehoefte van mannen en vrouwen is gelijk. 6 Gewichtscontrole is gewenst bij zwangere vrouwen. 7 De maag bevindt zich 5 cm boven de navel. 8 Fruit eten bij een maaltijd heeft een gunstige invloed op de absorptie van ijzer in ons lichaam. 9 Men moet minstens 1500 ml vocht per dag tot zich nemen. 10 Door uitdroging wordt de elasticiteit van de huid minder. De docent heeft een antwoordblad. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door. Als extra kun je de cd-rom gebruiken om je voorkennis te toetsen. Ga op de cd-rom naar het kopje MBO, dan naar de combinatievragen. Maak de vragen en controleer hoeveel je er goed hebt.

3.3 Casus Marijke Zeilstra is 44 jaar en verblijft nu twee jaar in verpleeghuis De Hoge Berg. Marijke heeft multipele sclerose in een vergevorderd stadium. Ze heeft ernstige contracturen aan haar armen en benen, kan hierdoor niet meer zelfstandig bewegen en maakt daarom gebruik van een aangepaste rolstoel. Ze wordt geheel verzorgd door de verpleging en in de rolstoel getild. Ieder weekend wordt Marijke opgehaald door haar man en ze brengt het weekend door bij haar gezin. Ze heeft drie kinderen: twee jongens van 9 en 11 en een meisje van 7. Marijke heeft momenteel ernstige slikproblemen, waardoor de kans op verslikken en eventuele verstikking erg groot is. In samenspraak met de arts, Marijke en haar echtgenoot is besloten om Marijke via een maagsonde voeding toe te dienen.

17

voeding

studieactiviteiten

3.4 Studieactiviteiten Met behulp van de volgende studieactiviteiten kun je inzicht verwerven in achtergronden en uitvoeringsvoorwaarden van de beoogde vaardigheden. Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieactiviteiten. Maak deze zo veel mogelijk met een of meer medeleerlingen: raadpleeg ook een of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt stellen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten. Het is raadzaam om gebruik te maken van de cd-rom Voeding. Hierop kun je veel informatie vinden om de studieactiviteiten te maken. Redenen (studietaak) 1 Een zorgvrager die zelf niet kan kauwen en slikken, zoals Marijke in de voorafgaande casus, kan worden gevoed door middel van een maagsonde. Noem drie situaties waarin sondevoeding kan worden voorgeschreven aan een zorgvrager.

Ervaringen (oriënteringstaak) 2 Voeding via een maagsonde is een bijzondere situatie. Misschien heb je hier ervaring mee, tijdens je stage of privé. Bespreek met je medestudenten de ervaringen die er zijn met voeding via een maagsonde. Hierbij kun je denken aan: wie, waarom, wanneer, lichamelijke en psychische belasting, hoelang, enzovoort.

Toedienen (studietaak) 3 Het is acht uur ’s morgens en in de rapportage van Marijke staat dat ze 250 ml sondevoeding moet krijgen. Alvorens de sondevoeding te kunnen toedienen, dient een maagsonde te zijn ingebracht. a Ga in een handboek verpleegkunde na hoe dat dient te gebeuren; noteer belangrijke onderdelen.

18

voeding

studieactiviteiten

b Vergelijk je uitwerking met de analyse in paragraaf 3.5.1. Noteer eventuele vragen of verschillen.

GVO (inlevings/strategietaak) 4 Het krijgen van een maagsonde is een ingrijpende gebeurtenis voor een zorgvrager, zo ook voor Marijke. Goede voorlichting en juiste informatie omtrent de handeling zijn dan ook van groot belang. a Beschrijf welke informatie je aan Marijke geeft.

b Betrek je de man van Marijke hier ook bij? Motiveer je antwoord.

c Indien je de echtgenoot van Marijke betrekt bij deze handeling, moet je dit zorgvuldig aanpakken. Geef stapsgewijs weer hoe je hem erbij betrekt.

Via de neus? (studietaak) 5 Bestudeer in een verpleegkundig handboek het geven van sondevoeding door middel van een maagsonde via de neus. a Noteer belangrijke aandachtspunten (minimaal 5).

19

voeding

studieactiviteiten

b Vergelijk je antwoord met het schematisch overzicht uit paragraaf 3.5.2. Wat valt je op?

Bolus (studietaak) 6 Er zijn verschillende manieren om de dagelijkse hoeveelheid sondevoeding te geven. Eén ervan is toediening van sondevoeding per portie. Ga in handboeken en op de cd-rom na welke andere manieren er zijn en hoe deze worden genoemd. Wissel de gevonden informatie uit met medeleerlingen.

Soorten (studietaak) 7 In gewone voeding zitten allerlei mineralen en vitamines. Zo levert de ene voeding meer calorieën dan andere voeding. Er zijn ook verschillende soorten sondevoeding, om de voeding zo goed mogelijk aan te passen aan de behoefte van de zorgvrager. Zoek met behulp van de cd-rom op welke soorten sondevoeding er zijn en noteer deze.

PEG-katheter (discussie/studietaak) 8 Sondevoeding kan ook worden gegeven via een PEG-katheter (percutane endoscopische gastrotomie). Dit is een katheter die door een chirurg via de buikwand in de maag is gebracht. Het geven van informatie omtrent deze ingreep wordt veelal uitgevoerd door de chirurg. Dit neemt niet weg dat een zorgvrager ook vragen aan jou kan stellen, want een onzekere situatie leidt vaak tot vragen. Daarom is kennis met betrekking tot deze ingreep van belang. a Geef je mening over het bovenstaande: moet een verzorgende volledig op de hoogte zijn? Kom met argumenten.

20

voeding

studieactiviteiten

b Beschrijf hoe het inbrengen van een PEG in zijn werk gaat. Wat moet je als verzorgende minimaal weten?

c Voor het aanbrengen van een PEG-katheter is een insteekopening gemaakt in de buikwand. Daarnaast zit er een bevestigingsplaatje van de PEG-katheter op de buik. Welk gevaar dreigt er voor de insteekopening en het bevestigingsplaatje?

d Welke zorg moet er worden gegeven om dit te voorkomen?

e Bekijk de analyse uit paragraaf 3.5.3 en ga met behulp van een handboek verpleegkunde en de cd-rom Voeding na waar je de analyse moet aanpassen aan het geven van sondevoeding via een PEG-katheter. Aanpassingen zijn:

Voordelen (toepassingstaak) 9 Je weet nu het verschil tussen een maagsonde en een PEG-katheter. Beantwoord op grond van deze kennis de volgende vragen. a Noem een aantal voordelen van de PEG-katheter ten opzichte van de maagsonde.

21

voeding

studieactiviteiten

b Noem drie zorgsituaties waarin je voor een PEG-katheter zou kiezen in plaats van een maagsonde.

Gezelligheid (inlevingstaak) 10 Als een zorgvrager sondevoeding krijgt, mist hij de psychologische en sociale functie van eten en drinken. Noem van zowel de psychische als de sociale functie een voorbeeld en geef aan op welke manier je dat gemis kunt opvangen. psychische functie

oplossing

sociale functie

GVO (probleem/toepassingstaak) 11 In de vorige studieactiviteit is duidelijk geworden wat een zorgvrager mist wanneer deze sondevoeding krijgt. In de inhoudelijke analyse is aandacht besteed aan het voorkomen en herkennen van mogelijke problemen die ontstaan ten gevolge van sondevoeding. a Lees de inhoudelijke analyse aandachtig door en noteer eventuele vragen.

b Welke specifieke problemen kunnen er op psychisch, lichamelijk en sociaal gebied bij Marijke ontstaan?

c Geef aan welke informatie je geeft aan Marijkes echtgenoot als ze voor een weekend naar huis gaat.

22

voeding

studieactiviteiten

De kinderen (strategietaak) 12 De kinderen van Marijke vinden het maar raar dat mama door een slangetje haar eten krijgt. En dat mama helemaal niet proeft wat er in haar buik komt is helemaal raar. Maak een voorlichtingsplan voor Marijkes kinderen over de maagsonde. Maak daarbij gebruik van voorbeelden en plaatjes.

Problemen (studietaak) 13 Er kunnen zich ook tijdens het geven van sondevoeding problemen voordoen (bijv. misselijkheid). Noem twee problemen die zich bij de zorgvrager en twee problemen die zich bij de maagsonde kunnen voordoen. Geef van elk daarvan aan welke maatregelen je ertegen kunt treffen. zorgvrager probleem

maatregel

maagsonde probleem

maatregel

1 2

1 2

Hoe gaat het? (toepassing en strategietaak) 14 Marijke heeft nu sinds een dag een maagsonde via de neus. Op de tweede dag ga jij sondevoeding geven. In de rapportage staat alleen informatie over de gegeven hoeveelheid. a Welke vragen zou je Marijke stellen om te achterhalen hoe ze het hebben van een maagsonde en het krijgen van sondevoeding ervaart? 1 2 3 4 b Welke punten zou je in elk geval schriftelijk rapporteren nadat je de sondevoeding hebt gegeven?

23

voeding

studieactiviteiten

c Goede rapportage is essentieel voor het kunnen geven van optimale zorg. Helaas leert de praktijk ons dat dit niet altijd gebeurt. Wat doe je als je wordt geconfronteerd met onvolledige rapportage door een collega? Beschrijf de activiteiten die je onderneemt en je argumenten daarvoor.

Keuze (toepassingstaak) 15 Als Marijke langdurig sondevoeding blijft houden, zou je haar dan adviseren een PEG-katheter te laten plaatsen? Motiveer je antwoord.

Pompen en dergelijke (studietaak/toepassingstaak) 16 Bij een toediening van sondevoeding kun je gebruik maken van verschillende toedieningssystemen. a Zoek in een handboek verpleegkunde en op de cd-rom op welke systemen er zijn en hoe ze werken.

b Marijke heeft behoefte aan informatie over de voedingspomp. Zoek de informatie op en geef weer welke uitleg je haar geeft en hoe je dit doet.

24

voeding

studieactiviteiten

Onderzoekje (toepassingstaak) 17 Vergelijk de inhoudelijke analyse uit paragraaf 3.5.3 met je aantekeningen bij studieactiviteit 13. Pas vervolgens de inhoudelijke analyse aan voor het toedienen van een continue sondevoeding. Doe hetzelfde met de betreffende uitvoeringsstandaard. Beschrijf de aanpassingen.

Pillen (studietaak) 18 Sommige zorgvragers hebben moeite met slikken of mogen medicijnen niet via de mond innemen. In zo’n geval zullen de medicijnen via de sonde worden toegediend. Ga na op welke twee manieren dit kan gebeuren en beschrijf de werkwijze.

Verwijderen (studietaak) 19 Marijke heeft besloten een PEG-katheter te nemen. De sondeslang moet nu worden verwijderd. a Ga na op welke manier dit moet gebeuren.

b Benoem de aandachtspunten bij het verwijderen van de sondeslang.

c Welke materialen heb je allemaal nodig bij het verwijderen van de sondeslang?

Doelen (studietaak) 20 Een maagsonde kan voor het geven van sondevoeding noodzakelijk zijn, maar ook voor andere doeleinden. Zoek minimaal 4 andere doeleinden van een maagsonde op en licht deze kort toe.

25

voeding

studieactiviteiten

doel maagsonde

toelichting

1 2 3 4 5

Maagspoelen (studie/toepassingstaak) 21 Eén van de doelen van het inbrengen van een maagsonde is het spoelen van de maag om een toxische (vergiftigde) inhoud te verwijderen. a Noem een paar praktijksituaties waarin een maagspoeling zou kunnen plaatsvinden.

b Ga na hoe een maagspoeling in zijn werk gaat en beschrijf de werkwijze hiervan.

Ben ik bekwaam? (discussietaak) 22 Het inbrengen van een maagkatheter is een voorbehouden handeling. Je krijgt op school de gelegenheid om deze vaardigheid te oefenen. Veelal gebeurt dit op de pop. a Mag je deze vaardigheid bij een medeleerling oefenen? Onderbouw je antwoord met argumenten.

b Goed oefenen is van groot belang. Dit kan binnenschools. Wat moet een verzorgende minimaal kunnen met betrekking tot deze vaardigheid, voordat ze de praktijk ingaat?

26

voeding

studieactiviteiten

c Wanneer je als leerling in de praktijk stage loopt of werkzaam bent, ben je dan bevoegd om deze vaardigheid uit te voeren? Zo ja, onder welke voorwaarden?

27

voeding

analyse

3.5 Inhoudelijke analyses In deze paragraaf tref je een inhoudelijke analyse aan van het inbrengen van een maagsonde (paragraaf 3.5.1). In paragraaf 3.5.2 staat een schematisch overzicht van het geven van sondevoeding. Paragraaf 3.5.3 bevat de inhoudelijke analyse van het geven van sondevoeding. Beide (overzicht en analyse van het geven van sondevoeding) hebben betrekking op het geven van sondevoeding in bolusvorm. Het schematisch overzicht heeft twee bedoelingen: enerzijds brengt het je (weer) op de hoogte van vaste voorbereidings-, uitvoerings- en evaluatiepunten, anderzijds geeft een ingevuld schematisch overzicht je globale informatie over een handeling.

3.5.1

Het inbrengen van een maagsonde

In deze analyse wordt het inbrengen van een maagsonde beschreven die de zorgvrager gedurende een bepaalde periode inhoudt. In deze beschrijving gaan we ervan uit dat de katheter via de neus wordt ingebracht.

Procedure

Werkwijze

VOOR Zorgvrager

28

1 Raadpleeg het zorgdossier.

Ga na: – indicatiestelling; – gewenste soort en maat katheter; – afwijkingen aan neus/mond, keel/slokdarm; – last van neusbloedingen; – bewustzijnsniveau; – eerdere ervaringen zorgvrager; – psychische gesteldheid zorgvrager; – gewenste uitleg en taalgebruik.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Geef op de zorgvrager afgestemde informatie. – Leg de zorgvrager uit wat je waarom gaat doen. – Vertel in grote lijnen de werkwijze, met name de manier waarop hij kan meewerken door water te slikken. – Licht toe dat het inbrengen door de meeste zorgvragers hinderlijk wordt gevonden. – Vertel dat hij braakneigingen kan krijgen en wat hij dan, op geleide van jouw instructies, moet doen. – Spreek een stopteken af met de zorgvrager.

3 Vraag/help de zorgvrager in de gewenste houding.

Vraag/help de zorgvrager in een (half)zittende houding plaats te nemen. Zet het hoofdeinde van het bed halfhoog of maak met kussens een goede steun. Vraag/help de zorgvrager eventueel de bril af te zetten en de gebitsprothese uit te doen.

voeding

analyse

Toelichting

In verband met het voorkomen van fouten en voor het behouden van de continuïteit van zorg.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Indicaties zijn bijvoorbeeld alarmerende voedingstoestand en toxische (vergiftigde) maaginhoud. Postoperatief en preoperatief.

1

Een op de juiste wijze voorbereide zorgvrager is meestal minder angstig.

Hoewel meestal niet echt pijnlijk, wel vaak vervelend vanwege de braakneigingen.

Stem je uitleg af op de behoeften en de mogelijkheden van de zorgvrager. Ga na of de zorgvrager bereid en in staat is je uitleg te volgen. Vorm je een indruk van de mate waarin de zorgvrager bereid en in staat is tijdens het uitvoeren van de handeling mee te werken.

Dit geeft de zorgvrager een gevoel van controle en voorkomt gevoelens van machteloosheid.

Als de zorgvrager eerder een maagkatheter heeft gehad, bespreek dan diens ervaringen.

In deze houding kan de zorgvrager gemakkelijk het hoofd enigszins naar voren en achteren bewegen.

De zorgvrager kan ook in een (rol)stoel blijven zitten.

Bij het inbrengen gaan de ogen tranen en kan de zorgvrager braakneigingen hebben.

Een goed vastzittende gebitsprothese kan blijven zitten.

2

3

29

voeding

analyse

Procedure 4 Creëer de werkomgeving.

Werkwijze Zet het sein aan. Sluit de bedgordijnen, ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte.

Zorg voor voldoende werkruimte. Bepaal de juiste plaats en werkhoogte voor het klaarzetten van de benodigdheden.

5 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens de standaardprocedure.

6 Verzamel de benodigdheden en leg die klaar.

Zet op een verrijdbaar werkblad: In verband met inbrengen: – niet steriele handschoenen;



een kan van 500 ml gevuld met water;



maagkatheter;



glas water met een rietje;



watervaste markeerstift of smalle pleister;

In verband met controleren: – injectiespuit van 60 ml;

30

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

In verband met privacy van de zorgvrager. Om rugklachten te voorkomen en om goed zicht op de mond/keel van de zorgvrager te hebben. Tevens maakt een goede werkhouding je handelen nauwkeurig en efficiënt Als je tijdens het inbrengen van de maagkatheter draait, draai dan met je hele lichaam en draai niet alleen je rug terwijl je voeten blijven staan (ter preventie van rugklachten).

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Voor het klaarzetten kun je ook het uitklapblad van het bedkastje gebruiken.

Omdat neus, keel, slokdarm en maag nietsteriele lichaamsholten zijn, is een schone werkwijze voldoende.

5

Om besmetting met /overdragen van microorganismen te voorkomen. Het water kun je gebruiken als ‘glijmiddel’. Door de temperatuur van het water kun je de soepelheid van de katheter beïnvloeden

Soort en maat zijn afhankelijk van de situatie en indicatie.

De kans is groot dat je met speeksel, slijm en eventueel braaksel van de zorgvrager in aanraking komt. Leg een (plastic) stugge katheter even in warm water. Het is niet uitgesloten dat een te stugge katheter bij inbrengen weefselschade kan veroorzaken. Na het inbrengen worden de meeste maagsondes soepel door de lichaamswarmte. Leg een te zeer flexibele (rubberen) maagsonde in (ijs)koud water. Sommige zeer dunne maagsondes hebben een metalen voerdraad die ze wat stugger maakt. Na het inbrengen van deze maagsonde wordt de draad eruit getrokken. Voor een volwassen zorgvrager gebruikt men meestal een katheter met een lengte van 80-110 cm en een doorsnede van 1012 ch. Men gaat uit van een zo dun mogelijke katheter (10-12 ch). Verder kan men voor kortdurend gebruik (8-10 dagen) een polyvinylchloride (p.v.) sonde en voor langdurig gebruik (6-8 weken) een polyurethaan sonde inbrengen.

6

Zodat de zorgvrager slokjes water kan innemen bij het inbrengen. In verband met permanente controle van de positie van de katheter, gaat de voorkeur uit naar de watervaste viltstift. Om lucht in de maag te spuiten en de maaginhoud op te zuigen.

De conus van de spuit moet goed aansluiten op de katheter. Controleer hiervoor het aankoppelgedeelte van de katheter. Microsondes hebben meestal een luer-lock aansluiting.

31

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze –

stethoscoop;



slangklem of kocher;



lampje en tongspatel.

In verband met het fixeren en afronden: – smal kleefpleister of – breed kleefpleister; – en schaar of – pleister en tube-lint; – alcohol 70% en niet-steriele gaasjes; –

veiligheidsspeld;



afsluitdopje;

In verband met comfort zorgvrager: – handdoek en celstofmatje; – nierbekken; – zakdoeken of tissues.

Zorgvrager 7 Observeer en begeleid de zorgvrager.

Observeer: – mogelijke pijnreacties; – hoesten, benauwdheid; – braakneigingen. Begeleid zorgvrager: – ga in op reacties; – vertel datgene wat afgesproken is (zie ook instructies die je geeft tijdens het inbrengen); – herhaal de afspraak over het stopteken.

Techniek 8 Selecteer voor het inbrengen van de katheter het meest doorgankelijke neusgat

Ga aan de rechterkant van de zorgvrager staan (voor rechtshandigen). Vraag de zorgvrager de neus te snuiten. Vraag de zorgvrager door de neus in- en uit te ademen en afwisselend het linker en rechter neusgat dicht te drukken. Druk op de neuspunt van de zorgvrager en kijk in de neus om het slijmvlies op bijzonderheden te controleren.

32

voeding

analyse

Toelichting Om het inspuiten van lucht in de maag te kunnen beluisteren. Om katheter af te kunnen sluiten.

Om keel- en neusholte te kunnen inspecteren Om de katheter op de neus te fixeren.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

De kocher dient ‘gewapend’ te zijn om beschadigingen van de katheter te voorkomen. Vaak wordt een pupilreflexlampje gebruikt.

Ga na of de zorgvrager overgevoelig is voor bepaalde pleistersoorten.

Om de neus van de zorgvrager te ontvetten, zodat de pleister goed kleeft. Om de katheter op kleding van de zorgvrager te kunnen bevestigen. Om de katheter af te kunnen sluiten. Kleding- en bedbeschermer. Opvang van (eventueel) braaksel. Om de neus te snuiten en eventueel voor opvang van tranen tijdens het inbrengen van de katheter.

Om je handelen aan te kunnen passen.

Zodat de zorgvrager zo veel mogelijk en zo goed mogelijk kan meewerken.

Je kunt dan met je rechterarm werken.

Dit neusgat is geschikt voor het inschuiven van de katheter Gezwollen neusslijmvlies door verkoudheid of neuspoliepen kan de doorgankelijkheid belemmeren. Overleg bij afwijkingen met een ervaren collega of consulteer de arts.

8

33

voeding

analyse

Procedure 9 Bepaal hoe ver de katheter moet worden ingebracht.

Werkwijze Vraag de zorgvrager recht vooruit te kijken. Meet het in te brengen gedeelte van de maagsonde: – vanaf de neuspunt; – achter het oor langs; – over het borstbeen; – tot aan het maagkuiltje; –

10 Maak de katheter klaar voor het inbrengen.

breng hier de markering aan.

Plaats de katheter in de kan met water.

Schud voor het inbrengen het overtollig water van de katheter.

11 Trek handschoenen aan.

12 Breng de katheter in tot de keelholte.

Vraag de zorgvrager het hoofd een beetje achterover te houden.

Duw met je linkerduim de neuspunt van de zorgvrager iets omhoog. Breng de katheter over de neusbodem, richting oorlel, in.

Vraag de zorgvrager aan te geven als deze de katheter in de keelholte voelt (prikkelend gevoel).

Je voelt zelf dan meestal een lichte weerstand bij het bereiken van de keelwand.

13 Schuif de katheter naar de maag.

Vraag de zorgvrager het hoofd licht voorovergebogen te houden.

Reik de zorgvrager het glas met water aan en vraag deze het rietje in de mond te nemen. Laat de zorgvrager kleine slokjes water doorslikken.

34

voeding

analyse

Toelichting

Markeer met de watervaste stift, zodat de positie van de ingebrachte katheter altijd controleerbaar is.

Zodat de temperatuur van het water de soepelheid van de katheter kan beïnvloeden. Ter voorkoming van druppelvorming, die achter in de keel (luchtpijp) tot hoesten kan leiden.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

9

De maagkatheter moet in de maag liggen (niet in de slokdarm en ook niet in het duodenum). Een te kort ingebrachte maagkatheter heeft nauwelijks een functie en kan klachten als irritatie en misselijkheid veroorzaken. Er bestaat zelfs een risico voor aspiratie.

Sommigen geven de voorkeur aan het bevochtigen van de katheter met een gaasje.

10

Handschoenen hebben een beschermende werking voor jezelf, o.a. indien de zorgvrager zou gaan braken (vomeren).

Hierdoor is de neusgang nagenoeg horizontaal.

Laat de zorgvrager het bekkentje bij de hand houden i.v.m. mogelijk braken. De maagkatheter kan bij het inbrengen opkrullen en een kokhalsreflex oproepen.

Door de lichte druk op de neuspunt worden de neusgaten meestal goed geopend. De katheter omhoog gericht inbrengen kan pijnklachten en slijmvlieswondjes veroorzaken.

Bij een eventuele kromming van de katheter wordt deze naar de keel gericht ingebracht. Kijk, indien je twijfelt, met een zaklampje (pupilreflexlampje) in de keel. Gebruik een tongspatel om de tong omlaag te drukken. Het kan zijn dat de katheter opgekruld in de keel zit. Bij een eventuele kromming van de katheter wordt deze nu door hem 180 graden te draaien in de richting van de slokdarm gebracht.

12

Hierdoor komt de kathetertip tijdens het inbrengen in de richting van de slokdarm.

Om telkens een slokje water in te kunnen nemen en door te slikken. Let op de reacties van de zorgvrager. Bij plotseling hoesten en/of cyanotisch worden, de katheter direct terugtrekken. De katheter mag absoluut niet in de luchtpijp komen.

35

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze Duw bij elke slikbeweging de katheter ong. 5-7 cm verder.

Laat de katheter door het uitoefenen van lichte druk verder indalen. Bij het passeren van de keel zijn kokhalsreflexen niet altijd te voorkomen. Doe het dan wat rustiger aan en laat de zorgvrager goed doorzuchten.

14 Verzeker je van de juiste positie van de katheter.

Vraag de zorgvrager de katheter even vast te houden als je het markeringspunt bereikt hebt. Vul de spuit met 10-15 ml lucht en koppel deze aan de katheter. Breng de stethoscoop in luisterpositie en plaats de membraan op de maag van de zorgvrager ( tussen ribbenboog en navel). Spuit – al luisterend – kort en krachtig de lucht in de maag. Trek met de spuit een beetje maaginhoud op en spuit dit na controle weer terug.

15

Rond de handeling af.

Voorkom hevelen en instromen van lucht. Laat de opening van de katheter niet lager hangen dan de maag en sluit de katheter af met een dopje. Fixeer de katheter: – trek handschoenen uit; – ontvet zo nodig de neus met een gaasje met alcohol 70 %; – controleer of katheter goed droog is om de pleister te kunnen plakken; – fixeer de katheter zo op de neus, dat de katheter kan meebewegen tijdens het slikken.

Bevestig de katheter op de kleding, door een pleister om de katheter te draaien en de pleister met een veiligheidsspeld op de kleding te bevestigen.

36

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Door de slikreflex zal het strottenklepje de luchtpijp afsluiten. De zorgvrager krijgt zo de minste last, omdat deze de maagkatheter al slikkend ingebracht krijgt.

De kokhalsreflex is meestal van voorbijgaande aard. Door de zorgvrager aan te moedigen (rustig blijven praten en vragen diep te zuchten) zal deze afgeleid zijn.

Door de zorgvrager actief te betrekken bij het inbrengen zal deze (hopelijk) enige misselijkheid snel doen vergeten.

Fixeer de katheter provisorisch als de zorgvrager niet kan of wil meewerken. Vraag de zorgvrager niet te snuiten of aan de katheter te trekken. 14

Het inspuiten van een beetje lucht in de maag geeft een borrelend geluid. Zodoende ben je er zeker van, dat de katheter in de maag zit. De maaginhoud kan waterachtig (nuchter) zijn of komt overeen met de laatste voedsel- en vochtinname.

Sommige maagkatheters hebben een röntgencontrastdraad. Hierdoor kan een röntgenopname zekerheid geven over de juiste positie.

De maagkatheter kan onbedoeld als een ‘hevel’ gaan werken en maaginhoud opzuigen. Laat de alcohol 70 % minimaal 1 minuut drogen.

Soms is de hevelwerking juist een vereiste om overtollig maagsap af te voeren.

Je kunt dit op verschillende manieren doen. Methode 1 Brede pleister voor de helft in de lengte doorknippen. Het niet doorgeknipte deel op de neus plakken en de twee vleugeltjes om de katheter slaan Methode 2 Knip ongeveer 12 cm smalle pleister af , bevestig deze vanaf de neusvleugel, 360 graden draaiend op de katheter en weer terug op de pleister op de neusvleugel. Methode 3 Plak een pleister om de katheter. Maak een lintje (bijv. een tube-lint) vast op de pleisterplaats. Bevestig dit lintje op de neus met een pleister.

Zodat de katheter in de maag blijft en er geen irritatie (door maagzuur) in de slokdarm ontstaat. Bij een onrustige of verwarde zorgvrager zal dit fixeren extra aandacht moeten krijgen. Sommige fabrikanten leveren speciale pleisters, waardoor de katheter enige bewegingsruimte heeft. In dat geval is het tube-lint niet nodig.

15

Let erop dat de zorgvrager voldoende bewegingsruimte voor het hoofd heeft.

37

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze

NA Zorgvrager 16 Evalueer de gegevens en instrueer de zorgvrager.

Bespreek hoe de zorgvrager het inbrengen van de katheter ervaren heeft.

Leg uit dat de katheter relatief gemakkelijk uit de maag kan worden getrokken.

Vraag de zorgvrager regelmatig te drinken en de mond te spoelen.

17 Rapporteer je bevindingen.

38

Rapporteer: – datum en tijdstip van inbrengen; – maat en soort katheter; – hoe de handeling is verlopen; – ervaringen van de zorgvrager; – eventuele voorzorgen voor de volgende keer; – bijzonderheden van de maaginhoud; – eventuele afspraken met de zorgvrager; – eventuele observatiepunten.

voeding

analyse

Toelichting

Geef de zorgvrager de ruimte om zijn ervaringen te vertellen In verband met het bijstellen van het zorgplan. Om te voorkomen dat de zorgvrager zelf de katheter er per ongeluk uittrekt .

Hierdoor kan uitdroging en irritatie van het mondslijmvlies worden voorkomen.

In verband met de continuïteit van de zorg. Je collega kan aansluiten op je bevindingen, observeren of de maagsonde het gewenste effect heeft en beter anticiperen op mogelijke combinaties.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Vergeet niet de zorgvrager in een comfortabele houding te helpen.

De zorgvrager moet wennen aan de maagkatheter. Veelal gaat men onbewust de maagkatheter manipuleren. Door (te) veel bewegen van de katheter in neus, keel en slokdarm kan slijmvliesirritatie optreden. Wees vooral alert op mond- en keelproblemen als de zorgvrager nuchter moet blijven of voeding per katheter krijgt (sondevoeding). Door eten, kauwen en drinken wordt het slijmvlies op natuurlijke wijze ‘gesmeerd’. Als de zorgvrager nuchter moet blijven mag deze wel vaak op een ijsklontje sabbelen of kauwgum gebruiken.

Zorgvragers klagen nogal eens over een gevoel van ‘een brok in de keel’. Ook heesheid is niet zeldzaam. Noteer dat als er sprake van is.

39

voeding

analyse

3.5.2

Schematisch overzicht voor het geven van sondevoeding

VOOR m.b.t. ZORGVRAGER

rapportage:

inlichten:

– – – – – – –

voorzorg:

juiste houding:

m.b.t. OMGEVING

in orde maken:

sein ramen schermen overige

m.b.t. TECHNIEK

materialen:

verzamelen

m.b.t. ZORGVRAGER

observeren:

somatisch psychisch complicaties

TIJDENS

begeleiden:

m.b.t. OMGEVING

privacy bewaken: overige:

m.b.t. TECHNIEK

werkwijze:

m.b.t. ZORGVRAGER

rapportage:

NA

nazorg:

40

m.b.t. OMGEVING

in orde maken:

m.b.t. TECHNIEK

materialen:

mondeling schriftelijk informatie overige

sein ramen schermen

doel werkwijze houding meewerken tijdsduur gevoel overige

voeding

analyse

nagaan eerdere waarden en meetplaats. soort en hoeveelheid sondevoeding, tijdstip, medicatie, complicaties en retentie. opname voedingsstoffen, wegnemen van hongergevoel, sociale functie. procedure in globale stappen. zittende of halfzittende houding gewenst. geen bijzonderheden. ongeveer 15 minuten. niet pijnlijk en vulling van de maag.

zittende of halfzittende houding gewenst.

aan. open of dicht, afhankelijk van de temperatuur. afhankelijk van de wens van de zorgvrager. omgeving lawaaivrij maken, vervelende geuren en voorwerpen verwijderen.

dienblad, servet, bekken, sondevoeding (op vervaldatum controleren). trechter, kannetje of 50-100 ml spuit, vloeistof op kamertemperatuur om katheter te spoelen, afsluitdopje, klem, stethoscoop, eventuele medicatie en pleister.

misselijk en vol gevoel. de zorgvrager is zo ontspannen mogelijk. verschijnselen van dumping. zelf rustig gedragen.

lawaai weghouden.

controle katheter in de maag. retentie bepalen. controle temperatuur, spoelvloeistof en sondevoeding. spoelvloeistof en sondevoeding via wand trechter of spuit laten inlopen; niet te snel.

hoeveelheid retentie, hoeveelheid sondevoeding en eventuele bijzonderheden. zorgvrager in gewenste houding en alles binnen handbereik. mondverzorging ongeveer 2 uur na moment van sondevoeding geven.

uit. dicht of open, afhankelijk van de temperatuur.

op de afgesproken wijze en plaats.

41

voeding

analyse

3.5.3

Het geven van sondevoeding

In de inhoudelijke analyse van sondevoeding geven wordt uitgegaan van het geven van kant-en-klare, gesteriliseerde bolus- (portie)sondevoeding. Bij de zorgvrager is de katheter via de neus ingebracht. De zorgvrager ligt in bed.

Procedure

Werkwijze

VOOR Zorgvrager 1 Raadpleeg het zorgdossier.

Ga na: – doel; – soort; – hoeveelheid; – tijdstip van sondevoeding; – belevingen en ervaringen van de zorgvrager; – gewoonten van de zorgvrager – medicatie per seconde..

2 Bereid de zorgvrager voor op de activiteit.

Vraag of de zorgvrager weet waarom hij sondevoeding krijgt. Vertel wat je gaat doen, zoals: controle katheter, schoonspoelen, sondevoeding geven en duur van de activiteit (± 10 min).

3 Vraag/help de zorgvrager in de gewenste houding.

Ondersteun de zorgvrager bij het aannemen van de, zo mogelijk, halfzittende houding.

Omgeving

4 Maak de kamer in orde voor de maaltijd.

Verwijder onplezierige zaken en geuren uit de kamer, zoals: verwelkte bloemen, urinalen, enzovoort. Ventileer zo nodig de ruimte. Regel de geluidssterkte van de radio/tv naar wensen van de zorgvrager.

5 Maak de omgeving in orde voor de maaltijd.

Zorg voor voldoende werkruimte. Bepaal de juiste plaats en werkhoogte voor de benodigdheden en leg bovendien een servet binnen handbereik. Zet het bed op werkhoogte.

Techniek

42

6 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

7 Verzamel en controleer benodigdheden.

Pak: – dienblad, servet en bekkentje;

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om de continuïteit van de zorg te waarborgen.

Als medicatie moet worden gegeven, dan in vloeibare vorm en nagaan of deze via de katheter mag worden toegediend.

Illustraties

1

Wanneer de zorgvrager op de hoogte is, kan hij optimaal meewerken.

De zorgvrager kan onwel worden (bijv. kokhalzen, misselijk worden en transpireren). Spreek af dat de zorgvrager dit vertelt.

Door de zwaartekracht kan de voeding gemakkelijker inlopen. De houding voorkomt dat de voeding terug kan lopen en via de slokdarm in de luchtpijp terechtkomt.

Deze houding kan een zorgvrager aannemen die goed aanspreekbaar is en goed reageert.

Doe dezelfde handelingen als die voorafgaan aan het serveren van een gewone maaltijd. Optimale verzorging van de maaltijd is prettig voor de zorgvrager.

Voor de zorgvrager valt een vast en prettig houvast (nl. de maaltijden) weg. Omkleed daarom het geven van sondevoeding zoals bij een gewone maaltijd.

Als je tijdens het geven van sondevoeding draait om je materialen te pakken, draai dan met je hele lichaam en draai niet alleen je rug terwijl je voeten blijven staan (ter preventie van rugklachten).

Voor het klaarzetten kun je ook het uitklapblad van het bedkastje gebruiken.

3

6

Ter voorkoming van het overdragen van mocro-organismen,

Werkt efficiënt. 7

43

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze –

voorgeschreven voeding;



kannetje , trechter en 50-100 ml spuit;

– – – – – – –

kannetje met water; afsluitdopje voor de katheter; klem of (gewapende) kocher; stethoscoop; pleister; lippenbalsum?cacaoboter; eventuele medicatie.

TIJDENS Zorgvrager

8 Bescherm de kleding van de zorgvrager.

Leg een servet op de kleding van de zorgvrager.

9 Houd contact met de zorgvrager.

Vraag informatie aan de zorgvrager over een mogelijk ‘vol gevoel’.

Vraag hoe de zorgvrager de maaltijd ervaart.

Observeer de zorgvrager op hoestprikkels, kokhalzen, misselijkheid of braken.

Omgeving

10 Draag zorg voor een prettige omgeving.

Hanteer tijdens de voeding eenzelfde benadering met aandacht voor de sfeer als bij zorgvragers die een gewone maaltijd krijgen.

Techniek

11a Controleer of de katheter in de maag aanwezig is door middel van auscultatie.

44

Maak de katheter los van de kleding.

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Neem de kant-en-klare voeding uit de voorraadkast en controleer op houdbaarheid. Wanneer de verpakking geopend is, controleer dan het tijdstip van opening. Let op de houdbaarheidsdatum op de verpakking. Breng de voeding ‘au bain marie’ of met een magnetron op kamertemperatuur. Door groei van micro-organismen mag voeding maximaal 24 uur van tevoren geopend zijn. Controleer of de trechter/spuit op het koppelstuk van de katheter past. Vul de spuit met 10 ml lucht. Om de katheter door te spoelen. Water op kamertemperatuur brengen.

Controleer of de voeding geen klonters of velletjes bevat, om verstopping van de katheter te voorkomen. Kamertemperatuur verdient de voorkeur boven lichaamstemperatuur, omdat er dan minder risico is dat de voeding gaat schiften.

Illustraties

7

Gebruik voor het afklemmen van de katheter geen kocher of klem met tandjes i.v.m. beschadiging van de katheter.

Om bevuiling van de kleding te voorkomen.

Kans op duizeligheid, misselijkheid en braken bij te snelle toediening of te hoge osmolariteit (opname) van de voeding. Voeding dan langzamer laten lopen. Op deze wijze voeding krijgen is duidelijk anders.

Voeding langzamer laten lopen door middel van het verkleinen van de valafstand. Suiker en suikervrije producten hebben een hoge osmolariteit (opname).

Gevaar dat de katheter niet meer goed zit, zodat de zorgvrager voeding aspireert.

Ervan uitgaan dat deze maaltijd voorzover mogelijk dezelfde betekenis heeft als een gewone maaltijd.

Dien de kathetervoeding al dan niet in afzondering toe, uitgaande van de wensen van de zorgvrager.

Om de handeling te vergemakkelijken.

De fixatie van de katheter aan de neus blijft intact, zodat de katheter tijdens het voeden niet los kan raken.

11

45

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze Controleer de positie van de katheter. Leg een servet onder de katheter. Plaats de klem of de kocher op de katheter. Verwijder het afsluitdopje van de katheter. Koppel de spuit met 10-15 ml lucht aan de katheter. Breng de stethoscoop in luisterpositie en plaats de membraan op het maagkuiltje. Verwijder de klem of kocher. Spuit kort en krachtig de lucht in en luister tegelijkertijd naar borrelingen in de maag.

11b Controleer of de katheter in de maag zit door middel van het opzuigen van maaginhoud.

Zuig een beetje maaginhoud op. Controleer de maaginhoud en spuit deze weer rustig terug. Bepaal zo nodig de retentie.

Sluit de katheter af met een klem of kocher. Verwijder de spuit van de katheter.

46

12 Controleer de temperatuur van het water en van de sondevoeding.

Controleer de warmte van de voeding en het water op de handrug.

13

Spoel de katheter.

Plaats de trechter of spuit op de katheter: – schenk ongeveer 25 ml water langs de wand van de trechter of spuit; – verwijder de klem; – wanneer de trechter bijna leeg is, plaats dan de klem weer op de katheter.

14

Geef de voeding.

D.m.v. de trechter of de spuit (zonder zuigerstang): – verwijder de klem van de katheter;

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Kijk of markering zich op de juiste plaats bevindt. Om de kleding van de zorgvrager schoon te houden. Om instroom van lucht en uitstroom van voeding te voorkomen.

De katheter kan in de keelholte of slokdarm zitten. Bij twijfel een collega inschakelen.

Als de borrelingen gehoord worden, zit de katheter in de maag

Een grote hoeveelheid lucht is belastend voor de zorgvrager (opboeren). Voorkom daarom dat onnodig lucht in de maag komt.

Als maagsap verschijnt zit de katheter goed. Retentie wordt bepaald wanneer de sondevoeding wordt gestart of bij klachten van de zorgvager. Indien de retentie meer is dan 50 ml kan de keuze worden gemaakt tot verwijderen. Wanneer de hoeveelheid minder is dan 50 ml, wordt de maaginhoud over het algemeen teruggespoten. Bij regelmatig optreden van retentie wordt een ander beleid afgesproken in verband met het gevaar voor verlies van elektrolyten en mineralen bij grote hoeveelheden retentie.

De maaginhoud kan waterachtig (nuchter) zijn of overeenkomen met de laatst toegediende sondevoeding of ingenomen vocht en/of voeding.

Illustraties

Te koude voeding veroorzaakt overprikkeling van maag- en darmwand. Te warme voeding geeft kans op verbrandingen.

Door het bevochtigen van de wand van de katheter kan voeding op melkbasis niet meer zo gemakkelijk in de katheter blijven hangen. Door langs de rand te schenken, loopt het vocht gelijkmatiger en wordt voorkomen dat er lucht instroomt.

Wanneer de zorgvrager medicatie gebruikt, wordt deze gegeven na het spoelen van de katheter met water. Na de medicatie wordt de katheter weer gespoeld.

13

Als de tip van de katheter in het duodenum ligt ontbreekt de pylorusfunctie, waardoor een te snelle doorgang van de voeding van maag naar dunne darm kan plaatsvinden

14

47

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze –

laat de sondevoeding langzaam inlopen;



houd de trechter/spuit 30 tot 40 cm boven de maag;



schenk de trechter /spuit tijdig bij, langs de wand;

– ga zo door tot de voorgeschreven hoeveelheid voeding is gegeven.

15 Spoel de katheter na en sluit deze af.

Spoel de katheter met water na, zoals beschreven in stap 13. Plaats een schone afsluitdop op de katheter en verwijder de klem.

16 Verzorg mond en lippen van de zorgvrager en fixeer de katheters.

Maak de mondholte schoon. Poets (desgewenst) de tanden of spoel de mond. Smeer de lippen in met lippenbalsem/cacaoboter

Bevestig de speld weer op de kleding.

NA Zorgvrager 17 Evalueer de gegeven zorg.

Vraag de zorgvrager hoe deze de voeding heeft ervaren (te vol gevoel, braakneigingen, misselijkheid of duizeligheid). Ga in op mogelijke belevingen van de zorgvrager.

18 Help/vraag de zorgvrager in een comfortabele houding.

48

Help/vraag de zorgvrager in de gewenste houding.

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Als de voeding te snel inloopt, kan zich het dumpingsyndroom voordoen. Hoe hoger men de trechter/spuit houdt, des te sneller de voeding inloopt. Door het tijdig afsluiten en bijvullen van de katheter met de kocher voorkom je dat lucht instroomt.

Observeer regelmatig de mondholte en de lippen van de zorgvrager.

Illustraties

14

Dit voorkomt bacteriegroei en het verstoppen van de katheter. Een schoon dopje in verband met de hygiëne.

De kauwfunctie is weggevallen en daardoor meestal ook de functie van de speekselklieren. Hierdoor ontstaat er voor de zorgvrager een verhoogde kans op stomatitis. De lippen raken, bij een zorgvrager die sondevoeding krijgt, sneller uitgedroogd.

16

Om verplaatsing van de katheter te voorkomen

Zorg ervoor dat de zorgvrager voldoende bewegingsmogelijkheden heeft. Bij ambulante zorgvragers kun je de katheter achter het oor langs leiden.

Misselijkheid, transpireren en braakneigingen kunnen zich voordoen als de voeding te snel is ingelopen (dumpingverschijnsel). Bevordert de acceptatie door de zorgvrager.

Observeer de huid bij de neusgaten. Bevestig de katheter eventueel anders aan de neus. Geef de zorgvrager desgewenst en indien mogelijk iets om op te kauwen/zuigen, zoals kauwgom. Dit geeft speekselproductie en doodt bacteriën.

Stimuleert het welbevinden van de zorgvrager.

Spreek af dat je na ± 2 uur de mond komt verzorgen (ná deze tijd, i.v.m. kans op braakneigingen en hierdoor aspiratie). Mondverzorging is van extra belang, omdat de kauwfunctie wegvalt, waardoor een groter risico bestaat op beschadiging van de mond.

18

49

voeding

analyse

Procedure 19

Rapporteer.

Werkwijze Noteer: – de hoeveelheid toegediend water en voeding; – de datum en het tijdstip; – de hoeveelheid retentie; – eventuele medicatie. Noteer wijzigingen in: – de samenstelling van de voeding; – de wijze van toedienen; – de reacties van de zorgvrager.

Omgeving

20 Breng de omgeving in orde.

Maak de omgeving zodanig in orde dat de zorgvrager enige tijd kan rusten.

Techniek

50

21 Maak de materialen schoon en ruim op.

Alle gebruikte materialen huishoudelijk schoonmaken en opruimen in de daarvoor bestemde ruimte en op de afgesproken plaatsen. Resterende voeding weggooien.

22 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om continuïteit van de zorg te waarborgen.

Rapporteer zo nodig mondeling afwijkende reacties/retentie. Vergeet niet te observeren of de zorgvrager last krijgt van diarree ten gevolge van de sondevoedingen. Rapporteer dit dan.

Illustraties

20

Werkt hygiënisch.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

51

voeding

uitvoeringsstandaard

3.6 Uitvoeringsstandaarden De uitvoeringsstandaarden zijn bedoeld als geheugensteun bij het oefenen van de vaardigheden. Oefen met behulp van de uitvoeringsstandaarden de verpleegkundige/verzorgende handelingen ‘Het inbrengen van een maagsonde’ (paragraaf 3.5.1) en ‘Het geven van sondevoeding’ (paragraaf 3.5.3). Oefen totdat je de handelingen zodanig beheerst dat je deze zonder hulp van de uitvoeringsstandaarden kunt uitvoeren.

3.6.1

Uitvoeringsstandaard voor het inbrengen van een maagsonde

VOOR 1 2 3 4 5

Raadpleeg het zorgdossier: doel, eventueel verhoogd risico, soort en maat. Bereid de zorgvrager voor: juiste houding, stopteken. Creëer de werkomgeving: bed op werkhoogte, werkblad. Was en/of desinfecteer de handen. Verzamel de benodigdheden: ten behoeve van inbrengen, controle, bevestigen, comfort van de zorgvrager, eventueel opvangmateriaal voor lab en gebittenbakje.

TIJDENS 6 Bepaal hoe ver de katheter moet worden ingebracht: vanaf neuspunt, achter oor, via borstbeen naar maagkuiltje. Markeer hier de katheter. 7 Maak de katheter gereed voor gebruik: controleer op beschadigingen, houd de katheter in water. 8 Selecteer het juiste neusgat: houd neusgaten een voor een dicht en vraag de zorgvrager uit te ademen. 9 Breng katheter in: het hoofd van de zorgvrager iets achterover, de katheter over de neusbodem richting keel inbrengen, de zorgvrager water geven en het hoofd iets voorover houden, op slikbeweging katheter inbrengen (5-7 cm per keer). 10 Controleer of de katheter goed zit: 1 spuit krachtig een beetje lucht in en luister met stethoscoop op de maag; 2 trek maaginhoud op. NA 11 12 13 14 15 16 17

Fixeer katheter: op neus en kleding. Evalueer de zorg. Help/vraag de zorgvrager in gewenste houding. Geef de zorgvrager instructie: voorkomen van uittrekken van verblijfskatheter, mondverzorging. Breng de omgeving in orde en ruim op. Was en/of desinfecteer de handen. Rapporteer: eventuele bijzonderheden, ervaringen van de zorgvrager, eventuele observaties en afspraken.

3.6.2

Uitvoeringsstandaard voor het geven van sondevoeding

VOOR 1 Raadpleeg het zorgdossier: doel, soort, hoeveelheid, tijdstip sondevoeding, (vloeibare) medicatie, belevingen en ervaringen van de zorgvrager. 2 Bereid de zorgvrager voor: doel, werkwijze en mogelijk onwel worden. 3 Vraag/help de zorgvrager in de juiste houding: halfzittend, houding afhankelijk van de toestand van de zorgvrager. 4 Maak de kamer in orde: verwijder geuren, ventileer en regel het volume van radio/tv. 5 Maak de omgeving in orde: omkleed als bij een gewone maaltijd. 6 Was en/of desinfecteer de handen. 7 Verzamel en controleer de benodigdheden: dienblad, servet, bekkentje, trechter, kannetje, spuit, water, afsluitdop, klem, stethoscoop, pleister, medicatie, katheter en sondevoeding. 8 Bescherm de kleding van de zorgvrager: voorkom bevuiling van de kleding. 9 Houd contact met de zorgvrager: observeer en vraag. 10 Draag zorg voor een prettige omgeving: ga in op wensen en geef betekenis als bij gewone voeding. 52

voeding

observatie- en oefenlijst

TIJDENS 11 a Controleer of katheter in maag aanwezig is door middel van auscultatie: plaats spuit met 10-15 ml lucht op katheter, plaats de membraan van de stethoscoop op de maag, verwijder klem, spuit lucht krachtig in, luister naar borreling en sluit katheter af. 11 b Controleer nogmaals door opzuigen maaginhoud: zuig wat maaginhoud op, spuit maaginhoud langzaam terug, klem katheter af en verwijder spuit. 12 Controleer de temperatuur van water en sondevoeding: niet te koud of te warm en au-bain-marie opgewarmd. 13 Spoel katheter: trechter op katheter, verwijder klem, 25 ml water in trechter, klem af, medicatie na spoeling. 14 Geef voeding: langzaam inlopen, trechter 30-40 cm boven maag, let op goede doorloop. 15 Spoel katheter na met 25 ml water en sluit af: voorkom bacteriegroei en verstopping. 16 Fixeer katheter: herstel de fixatie op de kleding. NA 17 Evalueer verleende zorg: belevingen van de zorgvrager, observeer de huid bij de neusgaten, kauwgom voor speekselproductie en goede mond/gebitsverzorging (na ± 2 uur). 18 Help de zorgvrager in de gewenste houding: zo mogelijk halfzittend. 19 Breng de omgeving in orde: zo kan de zorgvrager rusten en het voorkomt dumpingverschijnselen. 20 Was en/of desinfecteer de handen. 21 Rapporteer: hoeveelheid water, voeding en retentie, datum, tijdstip, medicatie en wijzigingen in samenstelling en wijze van toediening en reacties zorgvrager.

3.7 Observatie- en oefenlijsten Hieronder zijn de observatie- en oefenlijsten gegeven. Deze lijsten kun je gebruiken bij het uitvoeren van de oefenopdrachten. De observator probeert tijdens het oefenen de lijsten in te vullen. Op de lijsten dient te worden aangegeven welke aspecten goed worden uitgevoerd en welke fout of niet zijn uitgevoerd. Als een observatiepunt niet van toepassing is, kruis je dit aan in de eerste kolom.

3.7.1

Observatie- en oefenlijst voor het inbrengen van een maagsonde

Criteria 1

Raadpleegt het zorgdossier. 1.1 Kan desgewenst het doel van de maagsonde vertellen. 1.2 Kan desgewenst noemen of er bij deze zorgvrager een verhoogd risico bestaat.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vertelt doel, procedure en tijdsduur. 2.2 Gaat na wat de zorgvrager zelf wil en kan doen. 2.3 Spreekt ‘stopteken’ af met de zorgvrager.

3

Creëert werkomgeving. 3.1 Sluit de bedgordijnen. 3.2 Brengt het bed op werkhoogte. 3.3 Zorgt voor vrije werkruimte.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de juiste benodigdheden. 5.1 Pakt:

n.v.t.

goed

fout

niet

53

voeding

observatie- en oefenlijst

Criteria

n.v.t. – – –

5.2

54

maatkan met ± 500 ml handwarm water; maagsonde; dikte maagsonde is gerelateerd aan anatomie van de zorgvrager en indicatie; – drinkglas en rietje; – injectiespuit 60 ml; – stethoscoop; – klem of kocher; – katheterstopje; – lampje en tongspatel; – smal kleefpleister; – alcohol 70%; – veiligheidsspeld; – kledingbeschermer (handdoek of celstofmat); – nierbekken; – zakdoek of tissue; – niet-steriele handschoenen. Deponeert de benodigdheden op een werkblad of werkkar.

6

Bepaalt tot hoever de katheter moet worden ingebracht. 6.1 Vanaf neuspunt achter het oor langs, over het borstbeen, tot aan maagkuiltje. 6.2 Brengt op dit punt de markering op de katheter aan.

7

Maakt de katheter gereed voor gebruik. 7.1 Inspecteert de katheter op scherpe randjes of beschadigingen. 7.2 Deponeert de katheter in de maatkan met water.

8

Selecteert het best doorgankelijke neusgat. 8.1 Vraagt de zorgvrager de neus goed schoon te snuiten. 8.2 Vraagt de zorgvrager door de neus uit te ademen, terwijl hij één neusgat afsluit. 8.3 Voelt met de handpalm langs welk neusgat het meeste lucht passeert. 8.4 Drukt op de neuspunt en kijkt in de neus om het slijmvlies op bijzonderheden te inspecteren.

9

Brengt de katheter in. 9.1 Dekt met celstofmatje of handdoek de borst van de zorgvrager af. 9.2 Vraagt/helpt de zorgvrager zo nodig de bril af te doen en een eventuele gebitsprothese uit te doen. 9.3 Heeft een drinkglas met water, een bekken en tissues voor de zorgvrager binnen handbereik. 9.4 Haalt de katheter uit de maatkan met water, laat water uit de katheter wegstromen en zorgt dat er geen druppels meer aan de katheter zitten. 9.5 Vraagt de zorgvrager het hoofd enigszins achterover gebogen te houden. 9.6 Brengt de katheter in het neusgat en richt hierbij het distale eind ter hoogte van de oren. 9.7 Een eventuele kromming in de katheter wordt naar de keel gericht. 9.8 Na het passeren van de neusbodem wordt de katheter verder in de richting van de keel ingebracht. 9.9 Een eventuele kromming in de katheter wordt nu naar de rug gericht door de katheter 180° te draaien. 9.10 Vraagt de zorgvrager het hoofd licht voorovergebogen te houden. 9.11 Vraagt de zorgvrager een slok water in de mond te nemen.

goed

fout

niet

voeding

observatie- en oefenlijst

Criteria 9.12

9.13 9.14 9.15

n.v.t.

goed

fout

niet

Brengt de katheter in tot de keel en vraagt de zorgvrager te slikken, schuift op geleide van het slikken met ± 5-7 cm de katheter in. Onderbreekt de handeling indien de zorgvrager dit vraagt of bij bijzonderheden. Brengt de katheter in op geleide van het slikken van de zorgvrager, tot aan het markeringspunt. Doet de niet-steriele handschoenen uit.

10 Verzekert zich van de juiste positie van de katheter Auscultatie: 10.1 Plaatst een spuit met 10-15 ml lucht op de katheter. 10.2 Plaatst de membraan van de stethoscoop op de maag. 10.3 Verwijdert de klem. 10.4 Spuit de lucht krachtig in en luistert gelijktijdig naar borrelingen in de maag. en opzuigen maaginhoud: 10.5 Zuigt een beetje maaginhoud op. 10.6 Controleert de maaginhoud. 10.7 Spuit de maaginhoud rustig terug. 10.8 Sluit de katheter af met klem of kocher 10.9 Verwijdert de spuit van de katheter. 11 Fixeert de katheter. 11.1 Ontvet eventueel de neus met alcohol 70%. 11.2 Knipt de helft van de brede pleister in de lengte door. Plakt het niet-ingeknipte deel op de neus en slaat de twee vleugeltjes om de katheter. 11.3 Bevestigt de smalle pleister eerst op de neusvleugel, draait deze 360 graden op en om de katheter en bevestigt rest van de smalle pleister weer op de neusvleugel. 11.4 Plakt een pleister op de katheter, maakt een tube-lint vast op de pleisterplaats en bevestigt het lint op de neus met een pleister. 11.5 Fixeert de katheter met behulp van een om de katheter aangebrachte pleister en een veiligheidsspeld. 12 Evalueert de gegeven zorg. 12.1 Vraagt de zorgvrager hoe deze het inbrengen heeft ervaren. 13 Helpt de zorgvrager in de gewenste houding. 13.1 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 13.2 Brengt de omgeving in orde, met name het bed, nachtkastje, bedgordijnen, enzovoort. 13.3 Vraagt de zorgvrager of alles naar wens is. 14 Geeft de zorgvrager instructie hoe om te gaan met een verblijfskatheter in de maag. 14.1 Wijst op risico van (onbedoeld) katheter verwijderen door bruuske bewegingen, enzovoort. 14.2 Stimuleert de zorgvrager mond, neus en keel te verzorgen door te wijzen op de toegestane mogelijkheden. 15 Ruimt de benodigdheden op. 16 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.2 Handen voelen droog aan.

55

voeding

observatie- en oefenlijst

Criteria

n.v.t.

17 Rapporteert de bevindingen. 17.1 Rapporteert eventuele bijzonderheden. 17.2 Geeft suggesties voor evaluatie.

3.7.2 1

Raadpleegt het zorgdossier. 1.1 Kan het soort sondevoeding vertellen. 1.2 Kan de hoeveelheid sondevoeding vertellen. 1.3 Kan de hoeveelheid retentie vertellen. 1.4 Kan het tijdstip van de vorige voeding vertellen. 1.5 Kan de mogelijke complicaties vertellen. 1.6 Kan de mogelijke belevingen van de zorgvrager vertellen. 1.7 Kan de mogelijke wensen van de zorgvrager vertellen.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vertelt doel, procedure en tijdsduur. 2.2 Gaat na wat de zorgvrager zelf kan en wil doen. 2.3 Gaat na of er beïnvloedende factoren zijn. 2.4 Helpt de zorgvrager in halfzittende houding. 2.5 Ondersteunt de houding met kussens.

3

Maakt de omgeving in orde. 3.1 Verwijdert onprettige geuren en voorwerpen. 3.2 Controleert de temperatuur van de kamer. 3.3 Vraagt of de zorgvrager de radio aan of uit wenst. 3.4 Plaatst (bed)tafeltje op de juiste hoogte.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden en controleert de sondevoeding. 5.1 Pakt: – dienblad; – servet; – bekken; – sondevoeding; – trechter; – 50-100 ml spuit; – vloeistof om katheter te spoelen; – afsluitdopje; – klem, kocher; – stethoscoop; – eventueel medicatie; – eventueel pleister. 5.2 Controleert: – op houdbaarheid; – op de juiste zorgvrager. 6.1 6.2 6.3

7

56

Observatie- en oefenlijst voor het geven van sondevoeding

Verwarmt de juiste hoeveelheid voeding tot kamertemperatuur. Brengt de maaltijd naar de zorgvrager. Maakt de fixatie van de katheter op de kleding los.

Controleert of de katheter in de maag zit. 7.1 Legt het servet op de borst van de zorgvrager. 7.2 Plaatst de klem aan het uiteinde op de katheter. 7.3 Verwijdert het afsluitdopje. 7.4 Houdt de katheter met de vingers afgeklemd.

goed

fout

niet

voeding

observatie- en oefenlijst

Criteria

n.v.t.

goed

fout

niet

Auscultatie: 7.5 Plaatst een spuit met 10-15 ml lucht op de katheter. 7.6 Plaatst de membraam van de stethoscoop op de maag. 7.7 Verwijdert de klem. 7.8 Spuit de lucht krachtig in en luistert gelijktijdig naar borrelingen in de maag. en opzuigen maaginhoud: 7.9 Zuigt een beetje maaginhoud op. 7.10 Controleert de maaginhoud. 7.11 Bepaalt zo nodig de retentie. 7.12 Spuit de maaginhoud rustig terug. 7.13 Sluit de katheter af met klem of kocher. 8

Controleert de temperatuur van water en voeding op de rug van de hand.

9

Spoelt de katheter. 9.1 Plaatst de trechter of spuit op de katheter. 9.2 Verwijdert de klem. 9.3 Schenkt ± 25 ml water langs de wand van de trechter. 9.4 Klemt de katheter af met een klem.

10 Geeft de voeding. 10.1 Verwijdert de klem van de katheter. 10.2 Laat de sondevoeding langzaam inlopen. 10.3 Zorgt ervoor dat de trechter of spuit 30-40 cm boven de maag is. 10.4 Schenkt tijdig bij en zorgt ervoor dat er geen lucht in stroomt. 11 Spoelt de katheter na en sluit deze af. 11.1 Spoelt de katheter zoals in stap 9 beschreven. 11.2 Plaatst een schoon dopje op de katheter. 11.3 Verwijdert de klem. 12 Fixeert de katheter. 12.1 Herstelt de fixatie van de katheter op de kleding. 13 Evalueert de zorg met de zorgvrager. 13.1 Vraagt hoe de voeding is ervaren. 13.2 Gaat in op belevingen van de zorgvrager. 14 Helpt de zorgvrager in een comfortabele houding. 15 Brengt de omgeving in orde en zorgt voor rust. 16 Maakt de materialen schoon en ruimt op. 16.1 Maakt de materialen huishoudelijk schoon en ruimt ze op afgesproken wijze en plaats op. 16.2 Gooit de resterende voeding weg. 17 Wast en/of desinfecteert de handen. 17.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 17.2 De handen voelen droog aan. 18 Rapporteert. 18.1 Noteert wat/hoe de zorgvrager heeft gegeten. 18.2 Rapporteert eventuele bijzonderheden.

57

voeding

leerdoelen

3.8 Leerdoelen Controleer of je onderstaande doelen hebt bereikt. Je kunt: – De doelen van het inbrengen van een maagsonde omschrijven. – Vertellen en toelichten hoe een maagsonde moet worden ingebracht, gefixeerd, onderhouden en verwijderd. – Gezondheidsproblemen noemen waarbij sondevoeding wordt gegeven. – Het doel van het geven van sondevoeding toelichten. – Mogelijke problemen ten gevolge van het krijgen van sondevoeding vertellen en uitleggen wat je kunt doen om deze te voorkomen. – Toelichten hoe medicatie via de maagsonde kan worden toegediend. – Vertellen en toelichten op welke manieren sondevoeding wordt gegeven. – Vier complicaties noemen die kunnen optreden tijdens het geven van sondevoeding en toelichten hoe deze complicaties moeten worden gehanteerd. – Toelichten welke mogelijke belevingen een zorgvrager kan ervaren bij het krijgen van sondevoeding en suggesties geven ter hantering daarvan. – Observatie- en rapportagepunten vertellen die van belang zijn bij zorgvragers die sondevoeding krijgen. – Het verband beschrijven tussen de Wet BIG en het inbrengen van een maagsonde.

58

4 Koude- en warmtetoediening

In dit hoofdstuk wordt de volgende eindterm behandeld: 304-09 De afgestudeerde kan de lichaamstemperatuur van een zorgvrager regelen door middel van koude- en warmtebehandeling.

4.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over het toepassen van koude en warmte. Het lichaam zorgt zelf dat het gemiddeld op een bepaalde temperatuur blijft. Als het buiten vriest, blijft je lichaam op de normale temperatuur. Natuurlijk kleed je je wel naar de weersomstandigheden, maar het lichaam doet het meeste zelf. In het dagelijkse leven pas je zelf ook koude en warmte toe. Als je bijvoorbeeld je vinger brandt, dan doe je deze direct onder de lauwe kraan. Als je koude handen hebt, neem je een beker thee en warm je je handen eraan. In zorgsituaties moet je ook vaak koude of warmte toedienen. Veelal ten gevolge van een ziekte of ongeval heeft een zorgvrager warmte- of koudetherapie nodig. Dit gebeurt meestal op voorschrift van de arts. Een groot deel van deze toepassingen ligt op het terrein van de fysiotherapie. Voor de verzorgende is het van belang te weten wanneer je koude of warmte kunt aanwenden; dit vraagt om gerichte observatie. Immers, arts en fysiotherapeut zijn afhankelijk van deze observaties. Daarnaast heb je kennis nodig over de wijze waarop koude of warmte wordt toegepast, het effect van de behandeling en de eventuele risico’s. Dit alles is noodzakelijk om de vaardigheden goed te kunnen uitvoeren. In deelkwalificatie 302 is reeds het een en ander besproken. Bij een aantal studieactiviteiten zal een beroep worden gedaan op deze kennis en vaardigheden.

4.2 Beginvereisten en voorkennistoets Beginvereisten Voor dit hoofdstuk gelden de volgende beginvereisten: je moet weten wat de normale lichaamstemperatuur is en onder welke omstandigheden deze kan wijzigen. Je moet kennis hebben van de opbouw van de huid en welke kleur deze heeft in normale omstandigheden. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.

Voorkennistoets Deze toets bevat 8 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 Bij een lichaamstemperatuur van 38,2 °C spreken we van koorts. 2 De lichaamstemperatuur is ’s morgens hoger dan ’s avonds.

59 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_4, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

voorbereiding

Bewering

waar

niet waar

3 Vanaf de geboorte is het lichaam goed in staat de temperatuur te regelen. 4 De huid is een goede temperatuurregelaar. 5 De opperhuid is de tweede laag van de huid. 6 Zwarte kleding houdt warmte tegen. 7 De zweetklieren regelen de vocht- en zouthuishouding van het lichaam. 8 Als het lichaam het warm heeft, vernauwen de aders zich. De docent heeft een antwoordblad. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.

4.3 Casus In verpleeghuis Dennengroen is gisteren op de revalidatieafdeling mevrouw Henriëtte Smit opgenomen. Ze is 73 jaar en wil beslist bij haar voornaam worden genoemd, anders voelt ze zich, in haar eigen woorden, een oud vrouwtje. Henriëtte heeft zelf jaren in de gezondheidszorg gewerkt als afdelingshoofd in een verpleeghuis. Ze komt voor revalidatie na een knieoperatie. Bij haar is er in het rechterbeen een knieprothese gezet, vanwege artrose in haar knie. Deze artrose ging gepaard met veel pijn. Henriëtte zegt dat ze alles weet en gewoon rustig veertien dagen op bed moet liggen, om daarna voorzichtig te proberen te lopen tussen twee verzorgenden in. Als ze dat doet, komt alles wel goed. Henriëtte is getrouwd en woont zelfstandig met haar man in een bungalow. In het ziekenhuis kwam haar man iedere dag op bezoek. De familie Smit heeft twee kinderen, een zoon en een dochter, die beiden een gezin hebben. De dochter woont in Australië. Henriëtte mist haar op dit moment erg.

4.4 Studieactiviteiten Met behulp van de volgende studieactiviteiten kun je inzicht verwerven in achtergronden en uitvoeringsvoorwaarden van de beoogde vaardigheden. Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieactiviteiten. Maak deze zo veel mogelijk met een of meer medeleerlingen: raadpleeg ook een of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt stellen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten.

60

voeding

studieactiviteiten

Welke manier (ervaringstaak) 1 In het dagelijks leven ervaar je regelmatig een temperatuurschommeling: je hebt het te koud of te warm. Meestal neem je dan een maatregel om je weer aangenaam te voelen. Geef weer welke maatregelen je neemt om je lichaamstemperatuur weer als aangenaam te ervaren. Informeer ook bij anderen in je naaste omgeving. a Maatregelen bij een te warme lichaamstemperatuur:

b Maatregelen bij een te koude lichaamstemperatuur:

… ºC (studietaak) 2 Een ieder ervaart warmte en koude op een eigen manier; wat de een warm water vindt, is voor een ander weer lauw. Toch zijn de temperaturen ingedeeld in verschillende gradaties. Zoek deze op in verschillende verpleegkundige handboeken en zet achter iedere gradatie de temperatuur. – koud:

°C

– koel:

°C

– lauw:

°C

– warm:

°C

– zeer warm:

°C

Brrrrr, koud hoor! (studietaak) 3 Misschien kun je je nog herinneren wat er gebeurt als je in de winter een sneeuwballengevecht houdt zonder handschoenen aan. Je lichaam reageert dan op de koude sneeuw en probeert zichzelf weer warm te maken. Als je dus een maatregel neemt om de lichaamstemperatuur te beïnvloeden, dan geeft dit een lichamelijke reactie. a Ga in de verpleegkundige handboeken na wat voor fysiologisch effect koudetoediening heeft op het lichaam. Verklaar dit.

61

voeding

studieactiviteiten

b Ga in de verpleegkundige handboeken na wat voor fysiologisch effect warmtetoediening heeft op het lichaam. Verklaar dit.

Afsponzen? (studietaak) 4 Naast mevrouw Smit ligt mevrouw Harman. Mevrouw Harman heeft hoge koorts en deze wil maar niet zakken. Als je bij haar komt kijken, zegt mevrouw Smit: ‘Vroeger sponsden we iemand met hoge koorts af.’ a Ga na wat met het afsponzen van een zorgvrager wordt bedoeld.

b Wat gebeurt er in het lichaam bij het afsponzen?

c Welke zorg geef je aan mevrouw Harman?

Kachel hoger (toepassingstaak) 5 Mevrouw Smit heeft gebeld. Ze zegt dat ze het heel koud heeft en wil graag dat de verwarming hoger wordt gezet. Omdat mevrouw Harman koorts heeft, kan dit niet. a Welke andere oplossingen kun je mevrouw Smit bieden?

62

voeding

studieactiviteiten

b Wanneer je een extra deken adviseert, weigert mevrouw deze. Kun je ook aangeven waarom? Welk alternatief kun je haar adviseren?

Pfffff, wat is het warm! (discussietaak) 6 In de vorige studietaak komt naar voren dat mevrouw Smit het koud heeft. Vaak hebben oudere mensen het sneller koud dan jongere. Als je op de afdeling in het verpleeghuis aan het werk bent, heb je het al snel warm. a Hoe komt het dat oudere mensen het sneller koud hebben?

b Welke adviezen kun je ouderen geven ten aanzien van de temperatuur, zonder dat direct de kachel hoger wordt gezet?

Lekker, een kruik (studietaak) 7 Er zijn verschillende soorten kruiken. Je hebt er die je moet vullen met heet water, zoals de rubberen kruik en de ijzeren. Er zijn ook ijzeren kruiken die worden verwarmd in een apparaat, de ‘moederkruik’. Welke aandachtspunten zijn er bij het geven van een kruik aan een zorgvrager?

Wanneer wat? (studie/strategietaak) 8 Je kunt koude en warmte op verschillende wijze toedienen. Bijvoorbeeld: warmte van een warmtelamp is stralingswarmte. a Zoek op welke koude- of warmtebronnen er bij de volgende toedieningsmanieren kunnen worden gebruikt en geef bij elk een voorbeeld wanneer je zou kiezen voor deze warmte- of koudebron.

63

voeding

studieactiviteiten

stralingswarmte:

toedieningsbron

voorbeeld

(voorbeeld) warmte lamp

bij rugpijn of stijfheid

droge koude:

vochtige koude:

droge geleidingswarmte:

vochtige geleidingswarmte:

b Beschrijf bij elke toedieningsbron het volgende: werkwijze en daarnaast de aandachtspunten / kritieke punten en observaties (zie inhoudelijke analyse).

Kan dat? (studietaak) 9 Om een lekker warm bed te krijgen, kun je gebruik maken van een elektrische deken. Kun je deze ook gebruiken bij incontinente zorgvragers. Zo ja: op welke wijze? Zo nee: welke alternatieven zijn er dan?

64

voeding

studieactiviteiten

Desoriëntatie (studie/toepassingstaak) 10 De nachtdienst mist om drie uur ’s nachts meneer De Groot en ze bellen het nachthoofd om hiervan melding te doen. Meneer De Groot is al vaker zoek geweest, maar hij werd altijd gevonden in de binnentuin die aan de afdeling grenst. Ook nu vindt het nachthoofd meneer De Groot daar. Hij vertelt dat hij lekker even buiten van de vogels wilde genieten. Op de afdeling wordt bij meneer De Groot de temperatuur opgenomen omdat hij koud aanvoelt. Hij blijkt een temperatuur te hebben van 34,5 °C. a Welke verschijnselen zul je bij meneer De Groot waarnemen?

b Welke acties onderneem je bij meneer De Groot?

GVO (toepassingstaak) 11 Mevrouw Henriëtte Smit heeft gebeld. Ze vertelt je dat ze een aspirine wil tegen de pijn in haar knie. Je vertelt mevrouw dat ze haar pijnmedicatie een halfuur geleden heeft gehad en dat deze nog moet gaan werken. Mevrouw is boos want aspirines werken veel beter dan die rommel die ze hier krijgt. In het zorgplan staat dat mevrouw zogenaamde warmtepakkingen mag hebben, dit in overleg met de fysiotherapeut. Je vertelt mevrouw dat je een warmtepakking zult geven. Mevrouw weet niet wat het inhoudt. a Zoek op wat een warmtepakking om de knie zal doen en vertel dit in begrijpelijke taal aan mevrouw.

b Welke therapie kan een fysiotherapeut nog meer ondernemen met betrekking tot het toedienen van koude en warmte?

65

voeding

leerdoelen

Gevaren (studietaak) 12 Welke complicaties kunnen er ontstaan bij het toedienen van koude of warmte? warmte

koude

Multidisciplinair overleg (toepassingstaak) 13 Op woensdagmiddag vindt het multidisciplinaire overleg op de afdeling plaats. Mevrouw Smit wordt hier besproken. Naast een aantal leden van het team zijn ook de arts, de ergotherapeut en de fysiotherapeut aanwezig. Als alles naar wens verloopt, mag mevrouw Smit over twee weken weer naar huis. De fysiotherapeut geeft aan dat er dan een probleem ontstaat, omdat mevrouw nu driemaal per week bij de fysiotherapie in een warm zwembad zwemt en het voor de genezing en de mobiliteit van mevrouw nodig is om dit nog een aantal maanden te blijven doen. a Op welke wijze zorg je ervoor dat mevrouw dit kan blijven doen?

b Schrijf een overdracht naar de thuiszorg waarin de zorg voor haar mobiliteit ter sprake komt.

4.5 Leerdoelen Controleer of je onderstaande doelen hebt bereikt. Je kunt: – Benoemen wat voor effect koude- en/of warmtetoediening op het lichaam heeft. – Benoemen wat er wordt bedoeld met stralingswarmte, droge en vochtige geleidingswarmte en droge en vochtige koude. – Toelichten welke zorgaspecten er bij bovenstaande naar voren komen. – De gradaties van koude en warmte geven. – Benoemen bij welke zorgproblemen je gebruik maakt van koude- of warmtetoediening. – Benoemen welke huismiddeltjes je kunt gebruiken bij koude- en warmtetoediening. – Benoemen waarom ouderen het vaak kouder hebben. – GVO geven over koude- en warmtetoediening. – Complicaties bij het toedienen van koude en warmte benoemen.

66

5 De verstandelijk gehandicapte zorgvrager

In dit hoofdstuk worden de volgende eindtermen behandeld: 304-19 De afgestudeerde kan basiszorg verlenen aan een verstandelijk gehandicapte zorgvrager. Dit betekent: 304-19.1 Zorgen voor het dagprogramma van een zorgvrager: – het beoogde effect van de activiteiten bewaken. 304-19.2 Eerste hulp verlenen op psychosociaal gebied: – hulpmiddelen en maatregelen nemen binnen de BOPZ. 304-19.3 Vorm en inhoud geven aan het leefmilieu/de leefgroep: – een bijdrage leveren aan de samenstelling van de leefgroep; – zorgvragers een plaats geven in de leefgroep.

5.1 Inleiding Het werken met verstandelijk gehandicapten is de laatste jaren sterk veranderd. Vroeger werden verstandelijk gehandicapten in grote groepen zo ver mogelijk ‘weggestopt’, ergens midden in de bossen. Tegenwoordig wonen verstandelijk gehandicapten vaak nog steeds in instellingen, maar dichter bij of in de stad en in kleinere groepen. Ook zie je steeds meer kleine groepen de instelling verlaten om in een ‘gewone’ woonwijk te gaan wonen. De zorg die aan de verstandelijk gehandicapte zorgvrager wordt gegeven, is nu afgestemd op de zorgvrager. Een ieder krijgt de zorg die hij of zij nodig heeft of een aanvulling op datgene wat hij/zij zelf nog kan. Het werken met verstandelijk gehandicapten vraagt van de verzorgende een aantal speciale vaardigheden. Een open houding is daar één van, maar ook het kijken naar de verstandelijk gehandicapte zorgvrager als mens met een eigen karakter en de mogelijkheden die de zorgvrager bezit om een zo zelfstandig mogelijk leven te leiden. In de verstandelijk-gehandicaptenzorg houd je je bezig met verzorgende en psychosociale aspecten. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk over het dagprogramma en middelen en maatregelen die je gebruikt binnen de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Het is belangrijk om je hierin te verdiepen om ze op de juiste manier te kunnen toepassen binnen de zorg.

5.2 Beginvereisten en voorkennistoets Beginvereisten Voor dit hoofdstuk gelden de volgende beginvereisten: je moet weten wat er wordt verstaan onder de mate van de verstandelijke handicaps. Ook moet je op de hoogte zijn van de meest voorkomende zorgproblemen bij de verstandelijk gehandicapte zorgvrager en je moet deelkwalificatie 310 Zorg voor verstandelijk gehandicapten hebben doorlopen. Maak de voorkennistoets om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt

67 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_5, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

voorbereiding

Voorkennistoets Deze toets bevat 10 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 Een verstandelijke handicap is een stoornis in het normaal functioneren. 2 Een aangeboren handicap ontstaat altijd in de eerste drie maanden van de zwangerschap. 3 Emotionele verwaarlozing van een kind kan een verstandelijke handicap tot gevolg hebben. 4 Vroegtijdige onderkenning is een groot voordeel voor de ouders. 5 Bij autisme ben je altijd verstandelijk gehandicapt. 6 Een depressie kan zich uiten in agressief en zelfverwondend gedrag. 7 De oorzaak van incontinentie bij zorgvragers met syndroom van Down is een zwakke blaasspier. 8 Normalisatie betekent dat de verstandelijk gehandicapte zorgvrager zich zo normaal mogelijk gedraagt. 9 Epilepsie is een aandoening die je veel bij verstandelijk gehandicapten ziet. 10 Integratie betekent meer openheid tussen instelling en samenleving. De docent heeft een antwoordblad. Ga na welke vragen je goed of fout hebt beantwoord. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.

5.3 Casus Emiel is 20 jaar en woont in Dennenoord, een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Hij woont hier samen met acht zorgvragers in de leeftijd van 13-22 jaar op de groep genaamd De Goudsbloem. Emiel en de andere zorgvragers functioneren op matig verstandelijk gehandicapt niveau. Dit kun je vergelijken met een ontwikkelingsleeftijd van 5-8 jaar. Alle zorgvragers van De Goudsbloem gaan naar het activiteitencentrum op de instelling. Ze hebben een vast weekprogramma, waarin ze verschillende dingen doen, zoals houtbewerken, koken, in de tuin of de kas werken, werken met klei/gips, op de boerderij werken, handwerken en metaalbewerking. Emiel heeft alle activiteiten, maar vindt ze niet allemaal even leuk. Koken en handwerken vindt hij niet leuk. Dat is voor meisjes, vindt hij. Op donderdagavond is het soos en gaan de bewoners met zijn allen dansen of spelletjes doen, afhankelijk van wat er op de soos is georganiseerd.

68

voeding

studieactiviteiten

Emiel heeft het de laatste tijd heel moeilijk: zijn beste vriend, Paul, is verhuisd naar een andere instelling en Emiel mist hem erg. Hij uit dit in veel alleen op zijn kamer zitten, niet willen eten en het uitspugen van eten. Een vervelende bijkomstigheid is dat Emiel diabeet is en dat zijn suikerspiegel heel onstabiel is door het onregelmatig of niet eten. Als er eisen aan hem worden gesteld, bijvoorbeeld dat hij zijn kamer op moet ruimen, wordt hij heel boos en gaat met spullen gooien. In het uiterste geval slaat hij met zijn hoofd tegen de muur.

5.4 Studieactiviteiten Met behulp van de volgende studieactiviteiten kun je inzicht verwerven in achtergronden en de uitvoeringsvoorwaarden van de beoogde vaardigheden. Bij het maken van de studieactiviteiten is het aan te raden om de cd-rom Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap te gebruiken om inzicht te krijgen in de omgang met verstandelijk gehandicapten. Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieactiviteiten. Maak deze zo veel mogelijk met een of meer medeleerlingen: raadpleeg ook een of meer handboeken verpleegkunde om verschillen, overeenkomsten, tegenstrijdigheden en dergelijke te bespreken. Vergeet niet om de vragen en discussiepunten te noteren die je aan de begeleidend docent(e) wilt stellen. Bewaar eventuele vragen voor de gezamenlijke bijeenkomsten. Dagprogramma (studie/toepassingstaak) 1 Het dagprogramma is heel belangrijk voor verstandelijk gehandicapte zorgvragers. a Zoek in handboeken verpleegkunde met name gericht op de verstandelijk gehandicapte mens op waarom een dagprogramma belangrijk is.

b Welke problemen zouden zich kunnen voordoen als je de verstandelijk gehandicapte zorgvrager geen dagprogramma aanbiedt?

Tussen opstaan en slapen (studietaak) 2 Onder een dagprogramma worden niet alleen werk of bezigheden verstaan. Kun je aangeven wat er nog meer onder een dagprogramma valt?

69

voeding

studieactiviteiten

Voor meisjes (inlevingstaak) 3 In de casus heb je kunnen lezen dat Emiel wel graag, zoals hij het noemt, ‘aan het werk gaat’ op het activiteitencentrum. Maar koken en handwerken, dat is voor meisjes en niet voor jongens, vindt hij. a Waarom denk je dat Emiel dat vindt?

b Emiel wil echt niet meer naar handwerken en koken; hij is daar ook heel boos en dwars, doet niet mee met de groep en zondert zich af. Geef weer hoe je met dit probleem omgaat; maak een stappenplan.

Therapieën (studietaak) 4 In een instelling voor verstandelijk gehandicapten kom je verschillende disciplines tegen, die ook invulling geven aan het dagprogramma. Ga na welke dit zijn en wat de taken van deze disciplines zijn. discipline

taken

b Zou je nog andere disciplines bij dit probleem inschakelen? Zo ja: welke? En waaruit bestaat hun bijdrage?

70

voeding

studieactiviteiten

Activiteiten (toepassingstaak) 5 Naast het dagprogramma en therapieën zijn er nog veel andere activiteiten die je kunt ondernemen met verstandelijk gehandicapte zorgvragers. a Benoem er een aantal en geef bij iedere activiteit een doel. activiteit

doel

b Welke van de bovenstaande activiteiten onderneem je met Emiel? Geef aan waarom je hiervoor kiest.

Verdriet (inlevings/studietaak) 6 Sinds Emiels vriend Paul is verhuisd, vertoont Emiel ander gedrag. De nachtdienst heeft hem al enige malen moeten zoeken omdat hij zijn bed uit was gegaan en buiten op het terrein zijn vriend ging zoeken. De nachtdienst heeft toen besloten Emiel in zijn bed te fixeren met een Zweedse band. a Zoek op wat er met fixeren bedoeld wordt.

b Wat wordt er bedoeld met Zweedse band, en welke middelen zijn er nog meer om iemand te fixeren?

71

voeding

studieactiviteiten

c Bestudeer de inhoudelijke analyse Het plaatsen van een Zweedse band. Geef de aandachtspunten weer die je in acht neemt als je Emiel een Zweedse band geeft.

Wet (studietaak) 7 De nachtdienst heeft besloten Emiel te fixeren in zijn bed door middel van een Zweedse band. Dit noem je een vrijheidsbeperkende maatregel. a Zoek op wat er met deze term wordt bedoeld.

b Welke vrijheidbeperkende maatregelen zijn er nog meer?

Opname (studietaak) 8 In Nederland hebben we de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). In deze wet is onder meer geregeld aan welke voorwaarden een opname moet voldoen bij onder meer verstandelijk gehandicapten. Bij het opnemen van een verstandelijk gehandicapte zorgvrager in een instelling zijn er drie mogelijkheden. Zoek op wat er onder deze drie mogelijkheden wordt verstaan. wilsonbekwaam:

onvrijwillige opname:

72

voeding

studieactiviteiten

vrijwillige opname:

Dwang (studie/toepassingstaak) 9 De vrijheidsbeperkende maatregelen en middelen zijn vormen van dwangverpleging. In de Wet BOPZ is ook geregeld hoe moet worden omgegaan met dwangverpleging. a Zoek in een handboek voor verpleegkunde van verstandelijk gehandicapten op hoe je als zorgverlener moet omgaan met dwangverpleging.

b Wie is er eindverantwoordelijk voor het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen?

c Waar moeten deze worden gemeld?

d Er is een registratieformulier voor als je een vrijheidsbeperkende maatregel toepast. Welke punten moeten hierin worden beschreven?

73

voeding

studieactiviteiten

e Heeft de nachtdienst bij Emiel op de juiste manier gehandeld? Verklaar je antwoord.

Bloedsuikerspiegel (strategietaak) 10 Het is woensdagmorgen en Emiel gaat na het ontbijt in de tuin werken. Daar is hij actief bezig en dit kost hem veel energie. Voor het ontbijt moet hij eerst zijn insuline geïnjecteerd krijgen. Emiel wil dit niet en zegt dat hij ook niet gaat eten. Als verzorgende dring jij aan en zegt dat het toch beter voor hem is als hij zich wel laat injecteren. Emiel wordt zo boos dat hij met zijn hoofd tegen de muur gaat bonken. a Wat doe je in eerste instantie?

b Hoe vertel je Emiel dat het belangrijk is om te eten en zijn insuline te nemen?

c Welke actie onderneem je op de korte termijn ten aanzien van zijn gedrag?

d Welke disciplines zou je kunnen inschakelen?

74

voeding

studieactiviteiten

Paniek (toepassingstaak) 11 Doordat Emiel zo boos op de groep werd, is Karin, een andere zorgvraagster van de groep, op haar kamer in de kledingkast gekropen. Henk zit in een hoekje van de bank te huilen en Koos staat overdreven hard te lachen in de huiskamer. Emiel is ondertussen door een collega van de groep gehaald en in een aparte ruimte gezet. a Wat is op dit moment jouw taak op de groep?

b Op welke manier zou je weer rust op de groep brengen? Maak een stappenplan.

Angst (toepassingstaak) 12 Bekijk op de cd-rom Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap de scènes 9 en 10. Intervenieer op de situaties. Vergelijk jouw bevindingen met die van je medeleerlingen. Wissel je mening hierover uit.

Gedrag (studietaak) 13 Het gedrag van Emiel, het met het hoofd tegen de muur slaan (automutileren genoemd) en bewust eten opbraken, kun je afwijkend gedrag noemen. Zoek op welke afwijkende gedragingen nog meer voorkomen in de zorgverlening aan verstandelijk gehandicapten.

75

voeding

studieactiviteiten

Nieuwe opname (toepassing/studietaak) 14 Het is nu een maand geleden dat Paul is verhuisd. Er komt een nieuwe opname. Het is Denise (19 jaar), die vanuit een thuissituatie komt. Jullie hebben een teamvergadering en de maatschappelijk werker komt met dit bericht. Voor de groep heeft dit nogal wat gevolgen; Denise kan bijvoorbeeld niet bij Emiel op de kamer. a Hoe ga je dit oplossen?

b Wat wil je allemaal weten van de nieuwe zorgvraagster?

c Welke disciplines schakel je in?

Introductie (toepassingstaak) 15 Beschrijf hoe je Denise in de groep introduceert aan de zorgvragers.

b Hoe zorg je ervoor dat iedere zorgvrager betrokken is bij de nieuwe opname?

76

voeding

studieactiviteiten

Ouders (toepassing) 16 De ouders van Denise vinden het nog eng dat hun dochter in een instelling gaat wonen. a Hoe begeleid je de ouders? Welke aandachtspunten zijn er?

b De ouders van Denise hebben het gevoel dat ze aan de zijlijn staan en alle zorg voor hun dochter uit handen moeten geven. Op welke manier kun je dit gevoel bij de ouders wegnemen?

c Welke acties onderneem je hierop?

77

voeding

analyse

5.5 Inhoudelijke analyse 5.5.1

Het plaatsen van een Zweedse band

In de analyse van het plaatsen van een Zweedse band gaan we ervan uit dat de zorgvrager in bed ligt en er een verklaring van de arts is.

Procedure

Werkwijze

VOOR Zorgvrager 1 Raadpleeg het zorgdossier.

Informeer je over instructies en richtlijnen met betrekking tot het plaatsen van een Zweedse band. Ga na: doel, wanneer, hoe lang, gebruik van pols- en/of enkelbandjes en ervaringen en gedrag van de zorgvrager.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Geef informatie over doel en procedure en gemaakte afspraken. Help/vraag de zorgvrager in rugligging.

Omgeving 3 Breng de omgeving in orde.

Zet het sein aan. Sluit bedgordijnen (of scherm het bed af met bedschermen), ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte.

Techniek 4 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

5 Verzamel en controleer de benodigdheden.

Verzamel benodigdheden: – de Zweedse band; – één band; – twee lussen; – één slot met sleutel. Controleer de benodigdheden op onvolkomenheden.

TIDENS Zorgvrager 6 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling.

78

Praat met de zorgvrager tijdens de handeling. Informeer de zorgvrager over je handelen en ga in op vragen. Let en reageer op non-verbale uitingen van de zorgvrager.

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

In verband met de continuïteit van de zorg.

Ga na of er speciale aandachtspunten zijn. Ga ook na of zorgvrager onrustig is. Vraag dan hulp van een tweede verpleegkundige. Ga na of er een verklaring van de arts is in verband met de Wet BOPZ.

In verband met het kunnen meewerken van een zorgvrager en het verminderen van angstige en/of agressieve gevoelens.

Begeleid de zorgvrager gericht op zijn verstandelijke vermogens en informeer zo nodig de familie van de zorgvrager. Vertel eventueel dat een Zweedse band dient ter preventie van uit bed vallen en vaak wordt gebruikt bij verwarde zorgvragers, die het bed niet mogen verlaten.

Illustraties

1

In verband met bereikbaarheid. In verband met privacy. In verband met werkhouding die rugklachten bij jezelf voorkomt.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Voorkomt dat je weg moet tijdens de handeling.

Neem, indien de zorgvrager heel onrustig is, ook pols- en/of enkelbandjes mee. Controleer of bedrekken nodig zijn.

5

In verband met het onderhouden van de relatie. Bevordert het meewerken van de zorgvrager. In verband met inspelen op de reacties.

79

voeding

analyse

Procedure

Werkwijze

Omgeving Geen bijzonderheden.

Techniek 7 Monteer de Zweedse band.

Sla het bovendek van het bed terug tot aan de taille van de zorgvrager. Bevestig aan weerszijden van het bed een lus op taillehoogte en leg de lussen op het bed. Leg Zweedse band om de taille van de zorgvrager.

8

Sluit de Zweedse band.

– Leg beide uiteinden op elkaar op de buik van de zorgvrager. – Leg de banden zo over elkaar dat de opening (ogen) van het onderliggende en van het bovenliggende gedeelte boven elkaar liggen en er niet meer speling dan één platliggende hand tussen de buik en de band zit. – Steek de insteekpen van het slot vanuit de zorgvragerzijde door de openingen van de onderste en bovenste band. – Druk het slot op de pen, tot je een klik hoort. Controleer of het slot dicht zit door aan beide uiteinden van de band te trekken.

NA Zorgvrager 9 Evalueer de verleende zorg.

Controleer/vraag reacties van de zorgvrager op de band. Ga na of de band voldoende fixatie geeft.

10

Rapporteer bijzonderheden en reacties van de zorgvrager.

Rapporteer.

Omgeving 11 Breng de omgeving in orde.

Geef de zorgvrager een bel in de hand of speld een bel vlakbij zijn hand aan de onderlaag vast. Doe, indien afgesproken, de bedrekken omhoog. Plaats spullen binnen handbereik. Breng het bed op gewenste hoogte. Open bedgordijnen, ramen en deuren. Zet het sein uit.

Techniek 12 Was en/of desinfecteer de handen.

80

Volgens standaardprocedure.

voeding

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

7

Door de lussen bevestig je de Zweedse band aan het bed.

Zorg ervoor dat je de lussen door de nietverschuifbare stangen van het bed doet (dus niet aan de bedrekken). Dit omdat je ze anders niet meer kunt verschuiven.

Bij meer speling tussen de twee uiteinden kan de zorgvrager zich gemakkelijk uit de band manoeuvreren.

Let erop dat de zorgvrager tijdens het fixeren van de band zijn buik niet uitzet, omdat er dan te veel speling tussen zijn buik en de band komt.

7

8

In verband met het bijstellen van de zorg.

In verband met de continuïteit van de zorg.

Ga na of volgens het formulier beschermende maatregelen moeten worden gerapporteerd. Wanneer een zorgvrager in zijn vrijheid wordt beperkt, is het registreren van een beschermende maatregel in diverse instellingen verplicht. 10

In verband met welbevinden van de zorgvrager. Zodat de bel niet valt.

Zo nodig een drukbel in de hand van de zorgvrager geven en de drukbel fixeren, zodat deze niet weg kan vallen. Rapporteer waar het reservesleuteltje van het slotje ligt. In geval van calamiteiten moet een ieder het sleuteltje kunnen vinden!

11

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

81

voeding

observatie- en oefenlijst

5.6 Uitvoeringsstandaard voor het plaatsen van een Zweedse band De uitvoeringsstandaard is bedoeld als geheugensteun bij het oefenen van de vaardigheden. Oefen met behulp van de uitvoeringsstandaard de vaardigheden. Oefen totdat je de handelingen zodanig beheerst dat je deze zonder hulp van de uitvoeringsstandaard kunt uitvoeren.

VOOR 1 2 3 4 5

Raadpleeg het zorgdossier: instructies, richtlijnen, verklaring arts. Bereid de zorgvrager voor: help de zorgvrager in rugligging. Breng de omgeving in orde: bed, bedgordijnen, sein. Was en/of desinfecteer de handen. Verzamel de benodigdheden: Zweedse band, band, twee lussen, slotje en eventueel pols- en/of enkelbandjes.

TIJDENS 6 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling. 7 Monteer de Zweedse band: maak de lussen aan het bed vast, leg de band om de taille van de zorgvrager, haal de band door de lussen. 8 Sluit de Zweedse band: doe de band om de taille (één platte hand speling), plaats de insteekpen, doe het slotje erop, klik het slotje dicht, controleer. NA 9 Evalueer de verleende zorg, ervaringen, observaties, reacties. 10 Breng de omgeving in orde: spullen van de zorgvrager, hoogte van het bed, bedrekken, bel bij de zorgvrager. 11 Was en/of desinfecteer de handen. 12 Rapporteer: wijzigingen, bewaarplaats van de reservesleutel, bijzonderheden.

5.7 Observatie- en oefenlijst voor het plaatsen van een Zweedse band Hieronder is de observatie- en oefenlijst gegeven. Deze lijst kun je gebruiken bij het uitvoeren van de oefenopdrachten. De observator probeert tijdens het oefenen de lijst in te vullen. Op de lijst dient aangegeven te worden welke aspecten goed worden uitgevoerd en welke fout of niet zijn uitgevoerd. Als een observatiepunt niet van toepassing is, kruis je dat aan in de eerste kolom.

Criteria

82

1

Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen welke afspraken met betrekking tot het plaatsen van de Zweedse band zijn gemaakt. 1.2 Kan eerdere ervaringen/reacties van de zorgvrager met betrekking tot de Zweedse band vertellen. 1.3 Kan vertellen of er een verklaring van de arts is.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Informeert de zorgvrager over het doel en de werkwijze. 2.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager. 2.3 Helpt/vraagt de zorgvrager in rugligging.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit bedgordijnen/ramen/deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte.

n.v.t.

goed

fout

niet

voeding

observatie- en oefenlijst

Criteria 3.4

n.v.t.

goed

fout

niet

Kan vertellen of er bedrekken aan het bed zijn bevestigd.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden. 5.1 Benodigdheden: – Zweedse band; – twee lussen; – slot met sleutel. 5.2 Legt eventueel twee pols- en twee enkelbandjes klaar. 5.3 Kan vertellen of de materialen in orde zijn. 5.4 Legt de benodigdheden binnen handbereik.

6

Begeleidt en observeert de zorgvrager tijdens de handeling. 6.1 Legt de zorgvrager uit wat hij doet. 6.2 Observeert de reacties van de zorgvrager. 6.3 Gaat in op de reacties van de zorgvrager.

7

Monteert de Zweedse band. 7.1 Slaat de bovenlaag terug tot aan de taille van de zorgvrager. 7.2 Bevestigt aan beide zijden van het bed één lus. 7.3 Haalt de Zweedse band onder de rug van de zorgvrager door.

8

Sluit de Zweedse band. 8.1 Doet de band om de taille van de zorgvrager. 8.2 Steekt het slot vanaf de buikzijde door de openingen in de band. 8.3 Klikt met de sleutel de band op slot. 8.4 Controleert of tussen de buik en de band niet meer dan één platte hand ruimte is. 8.5 Trekt aan weerszijden van het slot ter controle van sluiting. 8.6 Bevestigt eventueel de enkel- of polsbandje(s). 8.7 Gaat na of de zorgvrager goed ligt.

9

Evalueert de verleende zorg. 9.1 Controleert/vraagt reacties van de zorgvrager op de Zweedse band.

10 Brengt de omgeving in orde. 10.1 Monteert een drukbel binnen handbereik van de zorgvrager. 10.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 10.3 Plaatst de spullen van de zorgvrager binnen handbereik. 10.4 Opent bedgordijnen/ramen/deuren. 10.5 Zet het sein uit. 11 Ruimt niet-gebruikte materialen volgens afspraak op. 12 Wast en/of desinfecteert de handen. 12.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 12.2 De handen voelen droog aan. 13 Rapporteert. 13.1 Rapporteert reacties van de zorgvrager. 13.2 Noteert afspraken over duur, bewaarplaats van de reservesleutel en dergelijke.

83

voeding

leerdoelen

5.8 Leerdoelen Controleer of je de onderstaande doelen hebt bereikt. Je kunt: – Vertellen wat er onder het dagprogramma wordt verstaan. – Vertellen wat het doel van een dagprogramma is. – Benoemen welke therapieën er worden gebruikt in de verstandelijk-gehandicaptenzorg en wat het doel daarvan is. – Benoemen welke activiteiten je met zorgvragers met een verstandelijke handicap kunt ondernemen en met welk doel. – Benoemen wat er met de volgende uitdrukkingen wordt bedoeld: fixeren, separeren en afzonderen. – Benoemen wat het verschil is tussen separeren en afzonderen. – Benoemen welke vrijheidsbeperkende maatregelen er zijn. – Beschrijven wat er bedoeld wordt met de Wet BOPZ. – Benoemen wie er verantwoordelijk is bij het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. – Beschrijven welke vormen van afwijkend gedrag er zijn. – Vertellen hoe je omgaat met afwijkend gedrag. – Een bijdrage leveren aan de vormgeving van de leefgroep. – Zorgvragers een plaats geven op de groep.

84

6 Zelfevaluatietoets en trainingsbijeenkomst 6.1 Zelfevaluatietoets De zelfevaluatietoets bevat 35 waar/niet waar-vragen. De vragen hebben betrekking op de theorie van de vaardigheden in dit werkcahier. Beantwoord de onderstaande vragen. Ga voor jezelf na of je ook begrijpt waarom een bepaalde bewering waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 De Wet BIG bewaakt de kwaliteit van zorg. 2 De Wet BIG werkt samen met de WUG. 3 Je bent bekwaam als je de theorie van de handeling goed beheerst. 4 Het tuchtrecht geldt ook voor verzorgende IG. 5 Een protocol is in iedere instelling hetzelfde. 6 In de Wet BIG is een bevoegdheidsregeling ‘voorbehouden handelingen’ opgenomen. 7 Zuurstof toedienen is geen voorbehouden handeling. 8 Pedicuren staan niet als beroepsgroep geregistreerd in de Wet BIG. 9 Stomatitis is een complicatie van een maagsonde. 10 Maagsonde geven wordt eveneens toegepast om de maag te spoelen na een poging tot suïcide met behulp van medicijnen. 11 De lengte van de maagsonde is gelijk aan de afstand van de punt van de neus, langs het oor tot aan de onderkant van het borstbeen. 12 Bij ernstige slikklachten is het aan te bevelen de voeding via een maagsonde toe te dienen. 13 Maaltijden hebben een sociologische en psychologische functie. 14 Het verdient aanbeveling om de sondevoeding op lichaamstemperatuur te brengen. 15 Ter voorkoming van het instromen van lucht wordt de maagsonde afgeklemd met een klem. 16 Zowel bij een gewone maaltijd als bij het toedienen van sondevoeding verdient het de voorkeur om mond en gebit te verzorgen binnen 20 minuten na het beëindigen van de maaltijd. 17 Een PEG-katheter wordt aangebracht voor een korte tijdsduur. 18 Bij een PEG-katheter is de kans op complicaties groter dan bij een maagsonde.

85 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_6, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

trainingsbijeenkomst

Bewering

waar

niet waar

19 Het toedienen van warmte vertraagt het ontstekingsproces. 20 Een bleke, vlekkerige huid kan een teken zijn van onderkoeling. 21 Bij toedienen van koude ontstaat lokale ongevoeligheid. 22 Een temperatuur van 42 °C noemt men warm. 23 Bij toediening van warmte ontstaat een vaatvernauwing. 24 De warmtelamp is een voorbeeld van droge geleidingswarmte. 25 Bij het toedienen van koude wordt het bloed dikker. 26 Bij een snelle temperatuursverandering is er een verhoogde kans op flauwvallen. 27 Onder een dagprogramma verstaan we wassen, eten en slapen. 28 Het nuttig zijn verhoogt het gevoel van eigenwaarde van de verstandelijk gehandicapte zorgvrager. 29 Automutilatie is afwijkend gedrag. 30 De orthopedagoog begeleidt de ouders van verstandelijk gehandicapten. 31 Fixeren is een maatregel die je onbeperkt mag toepassen. 32 Bedrekken vallen onder vrijheidsbeperkende maatregelen. 33 In de Wet BOPZ staan de voorwaarden voor opname in een instelling. 34 Vrijheidsbeperkende middelen zijn vormen van dwangverpleging. 35 Het is voor de zorgvrager met een verstandelijke handicap beter om hem niet te confronteren met het afwijkende gedrag.

6.2 Trainingsbijeenkomst De zelfevaluatietoets kun je beschouwen als de afsluiting van je theoretische voorbereiding. Je hebt de vaardigheden goed in je hoofd. Nu moet je deze ook in de vingers zien te krijgen. Voordat je alleen of met medeleerlingen de practicumopdrachten gaat uitvoeren, heb je nog een trainingsbijeenkomst onder begeleiding van de docent(e) verpleegkunde. In dit cahier wordt op die bijeenkomst niet uitgebreid ingegaan. De vormgeving daarvan is de verantwoordelijkheid van de docent(e). In hoofdlijnen kun je het volgende van deze bijeenkomst(en) verwachten. Er wordt nagegaan of je alles goed hebt begrepen Aan het begin van de bijeenkomst is er gelegenheid om onduidelijkheden, vragen en opmerkingen die je na de voorbereiding nog hebt aan de orde te stellen en op te helderen. Hoofdlijnen en aandachtspunten worden samengevat Alvorens tot demonstratie en oefening over te gaan, worden de belangrijke stappen en kritieke punten van de vaardigheden nog eens op een rijtje gezet. Je moet het verloop van de vaardigheid hardop kunnen vertellen (wat ga ik doen en waar moet ik speciaal op letten). De ene keer zal de docent(e) dat zelf doen, een andere keer zal een leerling worden uitgenodigd dit te doen.

86

voeding

trainingsbijeenkomst

De docent(e) geeft een demonstratie De docent(e) zal de gehele vaardigheid demonstreren, zodat je nog eens goed kunt zien hoe deze precies verloopt. Daarna kun je vragen stellen en opmerkingen maken. Vraag de docent(e) eventueel om het nog een keer voor te doen. Een leerling wordt uitgenodigd de vaardigheid te proberen De docent zal een van de studenten uitnodigen een keer te proberen de vaardigheid uit te voeren. Dat levert ook weer aandachtspunten op die van belang kunnen zijn als je zelf gaat oefenen. Iedereen kan oefenen Het is belangrijk om tijdens de trainingsbijeenkomsten allemaal feitelijk te oefenen. Nu kan de docent(e) je nog helpen bij de eerste stappen die je zet om de vaardigheden te gaan beheersen. Hij/zij kan je attent maken op al te grote fouten en tips geven die het leren van de uitvoering vergemakkelijken. Als tijdens de trainingsbijeenkomsten deze stappen zijn gezet, is het verantwoord om over te gaan tot de practicumopdrachten. Onduidelijkheden zijn nu opgehelderd. Je hebt een duidelijk beeld van hoe de vaardigheden moeten worden uitgevoerd en je hebt de belangrijke stappen en kritieke punten goed in je hoofd. Aan de hand van de practicumopdrachten kun je nu met je medeleerlingen verder oefenen om voldoende handigheid te krijgen in het uitvoeren van de verschillende vaardigheden. Deze oefenopdrachten zijn per vaardigheid beschreven. Daarna kun je overgaan tot de opdrachten waarbij je de vaardigheden in een rollenspel of een (gesimuleerde) praktijksituatie moet toepassen. De trainingsbijeenkomst vormt de schakel tussen de theoretische voorbereiding en de practicumopdrachten.

87

7 Practicum 7.1 Inleiding Na het doorwerken van de studieactiviteiten van dit werkcahier ben je nu voldoende voorbereid om aan het practicum te kunnen beginnen. In de onderstaande opdrachten is ervan uitgegaan dat je met vier leerlingen bent. De oefenopdrachten kunnen ook in grotere of kleinere groepjes worden uitgevoerd. Stem de onderlinge taakverdeling daarop af. Het practicum bestaat uit oefenopdrachten en oefenen in het rollenspel. Bij de oefenopdrachten oefen je aan de hand van een aantal opdrachten de vaardigheden totdat je ze beheerst. Je vindt de oefenopdrachten in paragraaf 7.2. De uitvoeringsstandaarden uit de behandelde hoofdstukken kun je gebruiken als geheugensteuntje bij de eerste oefeningen. Richt je aandacht in eerste instantie op de technische aspecten van de handeling. Oefen de vaardigheden in kleine groepjes (drie personen), waarbij je een zorgvrager, een verzorgende en een observator hebt. Zorg ervoor dat een ieder de gelegenheid krijgt om de handeling uit te voeren. Laat degene die de rol van observator heeft de tot de handeling behorende observatie- en oefenlijst invullen. Je kunt ook zelf de lijst invullen om je eigen handelen te evalueren. Vergeet niet om op de observatie- en oefenlijst aandachtspunten voor verdere oefening in te vullen. Als je de techniek van de handeling in de vingers hebt, kun je de begeleidende aspecten erbij betrekken in de vorm van een rollenspel. In de praktijk zul je de technische en de begeleidende vaardigheden immers met elkaar moeten kunnen combineren. In paragraaf 7.3 vind je meer informatie over het oefenen in het rollenspel.

7.2 Oefenopdrachten Opdracht 1 heeft betrekking op materiaal. Voer deze als eerste uit. Volg vanaf opdracht 2 bij het oefenen steeds de volgende stappen: – spreek de handeling hardop uit; – voer de handeling uit aan de hand van de uitvoeringsstandaard; – evalueer de eigen uitvoering, vraag de observator naar de bevindingen aan de hand van de observatie- en oefenlijst; – noteer aandachtspunten voor de volgende oefeningen; – wissel na het doorlopen van het oefenschema van rol. Tip: Vul de observatie- en oefenlijst in met potlood; zo kun je hem vaker gebruiken.

Voorbehouden handelingen Algemeen 1 Bij dit hoofdstuk is hiervan geen sprake, dus beginnen met opdracht 2. Casus 2 Maak in je groepje een casus met de volgende criteria: – een zorgvrager in de leeftijdcategorie 70-84 jaar; – somatische afdeling in verpleeghuis; – meneer is totaal hulpbehoevend; – er moet een risicovolle handeling worden uitgevoerd; – maak gebruik van andere disciplines, zoals een arts die heel gehaast is en een onduidelijke medische opdracht achterlaat; – tijdstip: tijdens het avondeten. De casus moet minimaal 1/2 A4 beslaan. – Formuleer minimaal 5 vragen naar aanleiding van de casus. – Zorg ervoor dat je de antwoorden zelf weet.

88 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7_7, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

voeding

precticum

– Wissel de casus uit met een ander groepje – Maak de vragen en bespreek deze later met elkaar. – Maak een verslag van de opdracht.

Het inbrengen van een maagsonde en geven van sondevoeding Algemeen 7 Bekijk in het practicumlokaal: – verschillende soorten maagsondes; – verschillende soorten pompen; – verschillende soorten voeding; – trechters. Juiste plaats 8 Palpeer het onderste uiteinde van het borstbeen (xifoïd) bij je medestudenten in je oefengroepje. Bespreek met elkaar de verschillen die je aantreft. Luisteren 9 Luister met een stethoscoop naar geluiden van je eigen maag. Luister ook bij je medestudenten. Laat iemand een flinke slok water nemen terwijl je met je stethoscoop naar de maag luistert. Lengte bepalen 10 Neem bij een medestudent (de zorgvrager) de maat voor het bepalen tot welke lengte de maagsonde moet worden ingebracht. Gebruik hiervoor de ‘50 cm’-methode. Breng een kleefpleister aan op de maagsonde tot welk punt deze moet worden ingebracht. De andere studenten nemen eveneens de maat, allen bij dezelfde zorgvrager. Vergelijk nu de uitkomsten met elkaar door de maagsondes naast elkaar te leggen. Als het goed is, ontlopen de lengtes elkaar niet meer dan 1 cm. Herhaal deze handeling door bij al je medestudenten in je oefengroepje op deze wijze de maat te nemen. Inbrengen 11 Breng een maagsonde in bij de pop. Zuig een beetje maaginhoud op. Doe in de maag van de pop een gekleurde vloeistof. Fixeer de katheter op neus en kleding zoals omschreven in de analyse. Voeding 12 Dien de sondevoeding toe met behulp van een trechter en een voedingspomp. Gebruik als sondevoeding voeding volgens afspraak met de begeleidend docent. Als er sondevoeding aanwezig is, proef dit dan. Bolus 13 Geef de sondevoeding per bolus. Continu 14 Geef met behulp van de voedingspomp een continu-toediening, waarbij er per 24 uur 2,5 liter sondevoeding moet worden gegeven. Je kunt de situatie ingewikkelder maken door te zorgen voor afleiders. Spreek bijvoorbeeld met een medestudent af (degene die niet de O&O-lijst hanteert) dat hij/zij voortdurend een gesprek met je wil houden, bijvoorbeeld over de laatste bloktoets. Kun je je aandacht bij de uitvoering blijven houden?

Basiszorg verlenen aan een verstandelijk gehandicapte zorgvrager Algemeen 15 Bekijk in het practicumlokaal: – de Zweedse band; – het slotje; – polsbandjes; – bevestigingsbanden van de Zweedse band; – enkelbandjes.

89

voeding

precticum

Zweedse band 16 Doe bij elkaar een Zweedse band en polsbandjes om. Bespreek het na. Denk hierbij vooral aan hoe het voelt om vast te zitten.

7.3 Oefenen in een rollenspel Je bent nu toe aan het oefenen van de vaardigheden aan de hand van wat ingewikkelder situaties. Het rollenspel is een goede manier om de begeleidende aspecten te leren betrekken bij de verpleegtechnische vaardigheden. Aangezien je in de praktijk ook niet altijd tevoren weet hoe een zorgvrager zal reageren, zijn de rolinstructies niet opgenomen in het werkcahier. Je kunt ze van je begeleidend docent krijgen. Zorg dat je een groepje van minimaal drie leerlingen hebt en verdeel de rollen: een zorgvrager, een verzorgende, een observator. Voordat je het rollenspel gaat uitvoeren, leest ieder de eigen rolinstructies door. Eventueel kan een vierde persoon de situatie op video opnemen. Het is ook mogelijk dat de rol van zorgvrager wordt ingevuld door een simulatiepatiënt (een persoon ‘van buitenaf’ die speciaal wordt ingezet om de praktijksituatie zo goed mogelijk na te bootsen). De begeleidend docent zal je hierover verder informeren.

Afrondende opdracht Tot slot van deze paragraaf een opdracht ter afronding van hetgeen je hebt geleerd. Het oefenen met de uitvoering van verzorgende handelingen geeft de gelegenheid zicht te krijgen op de eigen emoties en belevingen en op de emoties en belevingen van anderen. Beide zijn belangrijk in de uitvoering van het beroep van verzorgende. Tevens kunnen je tijdens het oefenen andere punten zijn opgevallen. We vragen je hieronder deze punten te benoemen. a Ik heb geleerd hoe (bijv. door te vragen bij verlegen zorgvrager)

b Ik heb geleerd dat (bijv. ik langzaam en nauwkeurig verpleegtechnische handelingen uitvoer)

90

voeding

stage

7.4 Leerdoelen Controleer of je de onderstaande doelen hebt bereikt. Je kunt: – De Wet BIG toepassen in stage/werksituaties. – Met behulp van een stethoscoop geluiden waarnemen in de maag. – Een maagsonde afmeten aan de hand van de ‘50 cm’-methode. – Een maagsonde inbrengen op de pop. – De maaginhoud opzuigen. – Verschillende voedingspompen bedienen. – Verschillende soorten sondevoeding benoemen. – Sondevoeding toedienen zowel in bolusvorm als continu. – De Zweedse band toepassen. – In eigen woorden beschrijven hoe het voelt om in een Zweedse band te zitten of liggen.

7.5 Oefenen tijdens de stage Voor het oefenen in de stage ga je na wanneer je de geleerde verpleegtechnische handelingen kunt uitvoeren. Tevens ga je na welke algemene afspraken en richtlijnen over het oefenen met de handelingen op de stageverlenende instelling zijn geformuleerd. Onderstaand is een aantal aandachtspunten vermeld die van belang zijn voor de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van je handelen. Genoemde punten gelden niet alleen voor de in dit werkcahier geleerde handelingen; ze zijn algemener van aard. Niet alle punten zullen bij elke handeling en oefening aan bod hoeven te komen. Maak hierover afspraken met je stagebegeleider.

Aandachtspunten voor eerste oefening in de stage Vooraf: – Ga na hoe je de verpleegkundige/verzorgende vaardigheid op school hebt geleerd (zie O&O-lijst). – Controleer of je het principe waarop de handeling berust, kunt uitleggen. – Stel eventuele verschillen vast tussen de O&O-lijst en de door de praktijk gewenste uitvoeringswijze. – Bespreek de verschillen en maak afspraken over de uitvoering. – Ga na of je weet waarom de handeling bij een zorgvrager moet gebeuren. – Bekijk of de handeling aanpassing behoeft aan de individuele zorgvrager. – Ga na welke begeleiding deze zorgvrager nodig heeft. – Ga na hoe je de continuïteit van zorg kunt bewaken. – Maak afspraken over de begeleiding door je stagebegeleider tijdens de uitvoering. – Vergeet niet de zorgvrager in te lichten en waar mogelijk medewerking te vragen. Na oefening: – Vertel hoe je het vond om de handeling uit te voeren (wat ging goed, wat ging minder goed). – Vraag feedback op je handelen. – Vraag zo mogelijk de zorgvrager hoe hij vond dat je de handeling uitvoerde. – Vraag feedback zowel over de wijze van uitvoering van de (deel)handelingen als over de resultaten. – Stel vast welke (deel)handelingen je nog eens moet oefenen. – Spreek af wanneer je dat zult doen.

91

8 Bronnen Achterberg, Th. van, Eliens, A.M., & Strijbol, N.C.M. (2002). Effectief verplegen, deel 1, hfst. 10. Dwingeloo: Kavanah. Afink, G., & Groenhof, J. (1998). Vaardigheden specifieke zorg. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Arets, J., & Ortmans, L. (1998). Verpleegkunde deel 2c: Instrumenteel technische handelingen. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Burger, G.T.M. (1999). Verplegen van verstandelijk gehandicapten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Broeshart, C.M., Everaars, R.J., & Linssen, M.B.J. (2004). Basiszorg voor verpleegkundigen, deel 1, 302. Baarn: Nijgh Versluys. Carpenito, L.J. (2002). Zakboek verpleegkundige diagnosen. Groningen: Wolters-Noordhoff. Dammer, Y. De student en voorbehouden handelingen, de Wet BIG. Elsevier/De Tijdstroom. Grotendorst, A. Alles draait om bekwaamheid. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Gordon, M. (1998). Verpleegkundige diagnostiek: proces en toepassing. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Hamilton, H.K., & Rose, M.B. (1997). Verpleegkundige handelingen en procedures (2e druk). Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom. Hazelhof, T.J.G.M., & Mocking, P.A.M. (1999). Verplegende elementen voor verzorgenden 2. Nijgh Versluys. Heyerman, H., Hoeymans, J., e.a. (1998). Enteraal en parenteraal werkboek. Vereniging van Voedings- en Infusie-Verpleegkundigen. Hoenderdos, K. (1999). Voedingsproblemen bij ouderen. Nursing99, mei, p. 14-17. Kerstens, J.A.M., Jong, J.H.J. de, & Sesink, E. (2002). Basisverpleegkunde. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, CBO (1994). Zin en onzin van de vochtbalans. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, CBO (deze richtlijn is als pdf-file te bekijken via de onderstaande site van het CBO). Koolen, R., & Muselaers, M. (1998). Verpleegtechnische handelingen deel 1, 402. Baarn: NijghVersluys (herziening verwacht voorjaar 2005). Loan, T., Magnuson, B., & Williams, S. (1998). Zes mythen over sondevoeding. Nursing 98, november, p. 61-67. NANDA (2003). Verpleegkundige diagnoses, Definities en classificatie 2003-2004. North American Nursing Association. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Riet, H.M.C. te, Zwart, D.E., Brettschneider M., J.C., & Groot, P. de (1998). Zorgcategorieën. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

92 S. van den Brink, S. Gerber, 304 Verplegende elementen deel 1 Voeding, DOI 10.1007/978-90-313-9125-7, © 2005 Bohn Stafleu van Loghum, Houten

Rosier, J. (2004). Voeden voorbij de mond. Nursing, maart 2004, p. 34-37. Stegeman, N.E. (2003). Voeding bij gezondheid en ziekte. Groningen: Wolters-Noordhoff. Transferpunt Vaardigheidsonderwijs (1998). SkillsProf cd-rom Basiszorg. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Transferpunt Vaardigheidsonderwijs (1999). Voeding, videoband. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Voedingscentrum (2002). Eetmeter 2002, cd-romprogramma. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Voedingscentrum (2004). Nederlandse Voedingsmiddelentabel, 40e druk. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Voedingscentrum (z.j.). Voedingswijzer, toelichting en achtergronden. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Werkgroep Infectie Preventie (2001). Richtlijn nummer 28a. Sondevoeding en infectiepreventie. Leiden: Stichting Werkgroep Infectie Preventie.

Websites: Kijk voor de meest actuele websites op de site www.tpvo.nl onder links. Geef via deze site ook interessante links door die voor andere studenten en docenten weer interessant kunnen zijn.

www.arduin.nl/protocollen/reader_bopz www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/vochtbalans1994.pdf? (zie hierboven) www.dieetconsult.nl (samenstelling en voedingswaarde van voedingsmiddelen) www.gr.nl (Gezondheidsraad) www.ikc.nl/ika (verpleegkundige richtlijn: Toediening van sondevoeding en parenterale voeding thuis) www.kittz.nl/product/pdf/richtlijnen_voeding_februari_2003.pdf (Richtlijnen voor thuisbehandeling met sondevoeding en parenterale voeding; eisen aan organisatie, zorgproces en hulpmiddelen) www.leefwijzer.nl (van en voor mensen met een handicap of chronische ziekte) www.levv.nl (allerlei informatie voor verpleegkundigen) www.minvws.nl (via deze site is de nota Goed gevoed te bekijken) www.nvdietist.nl/indexcampagne (onder het kopje publicaties staan verschillende artikelen over ondervoeding) www.vitamine-info.nl (Vitamine Informatie Bureau) www.voedingscentrum.nl (Voedingscentrum) www.ziekenhuis.nl (allerlei informatie over de ziekenhuizen)

93