131 52 1MB
Dutch Pages 185 Year 2008
8FSLDBIJFS/[EPMJMGEXMIRMZIEY Zorg voor de oudere cliënt
7BBSEJHIFEFO JOTUVEJFPQESBDIUFO
–
Het voeren van een probleemverkennend gesprek Eenzaamheid/Sociaal Isolement*
–
Het bepalen van het risico op een valincident bij een oudere cliënt*
–
Het voeren van een instructiegesprek voor het gebruik van de rollator*
–
Het uitvoeren van een anamnese ten behoeve van het vaststellen van de diagnose Acute verwardheid*
–
Het hanteren van fixatiemiddelen*
–
Het verzorgen van een overledene*
–
Het verzorgen van de intake van een oudere cliënt in een verpleeghuis
–
Het afnemen van de verpleegkundige anamnese van een oudere cliënt in een verpleeghuis
–
Het plannen van preventieve maatregelen ter voorkoming van valincidenten
–
Het plannen van preventieve maatregelen ter vermindering van de gevolgen van valincidenten
–
Het omgaan met verwarde cliënten
–
Het hanteren van een rolstoel
–
Het plaatsen van bedhekken
–
Het communiceren volgens het ROT-principe
–
Het communiceren volgens de principes van Reminiscentie
–
Het communiceren volgens de principes van Validation
–
Het omgaan met/ondersteunen van de partner/familie/mantelzorgers van ouderen
–
Het afstemmen van ouderenzorg op verschillende (sub)culturen
–
Het verzorgen van een afscheidsritueel in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap
–
Het ondersteunen van rouwrituelen van andere culturen Voor de met ee n ster retje (*) aangeduide vaardigh ede n zijn inhoudelijke analyses opge nomen.
Werkcahier Kwalificatieniveau
>SVKZSSVHISYHIVIGPMtRX
8 6 % 2 7 * ) 6 4 9 2 8 : % % 6 ( - + , ) - ( 7 3 2 ( ) 6 ; - . 7
; ; ; 8 4 : 3 2 0
Skillslab-serie voor verpleegkundige beroepsvaardigheden
& 3 , 2 7 8% * 0 ) 9 :% 2 0 3 + , 9 1
Houten 2008
'SPSJSR
© 2008 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
ISBN 90 313 5036 0 NUR 897
: 3 6 1 + ) : - 2 + Grafisch Ontwerp Bureau Hetty Creemers, Maastricht
( 6 9 / Eerste druk 1996
Tweede, herziene druk 2001 Derde, herziene druk 2008
Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
:SSV[SSVH
Het werkcahier Zorg voor de ouder cliënt maakt deel uit van een serie werkcahiers die gebruikt worden bij het vaardigheidsonderwijs voor hbo-opleidingen verpleegkunde. Deze cahiers zijn ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs. Het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In het kader van deze samenwerking worden leermaterialen ontwikkeld die geënt zijn op de Skillslabmethode. Deze methode wordt inmiddels veel gebruikt voor het vaardigheidsonderwijs binnen verpleegkundige, para- en perimedische opleidingen. De Skillslab-methode is ontwikkeld om binnenschools al te komen tot een zodanige beheersing van de beroepsvaardigheden, dat cliënten zo min mogelijk te maken krijgen met ongeoefende studenten. De leermaterialen (o.a. boekjes, cahiers, videoproducties, thematische- en interactieve cd-roms) worden ontwikkeld voor zowel het onderwijs in de sociale vaardigheden als voor de verpleegkundige vaardigheden. Naast het ontwikkelen van leermaterialen, biedt het Transferpunt ondersteuning bij de implementatie van de Skillslab-methode, worden docententrainingen verzorgd en wordt er onderzoek gedaan naar de meest effectieve vormen van vaardigheidsonderwijs. Bij de opzet van deze werkcahiers is rekening gehouden met de vereisten voor het verplegen op kwalificatieniveau 5. Van verpleegkundigen op dit niveau wordt onder andere verwacht dat zij in staat zijn zelfstandig, in (hoog) complexe verpleegsituaties, zorg te verlenen en interventies toe te passen (of nieuwe procedures voor interventies te ontwikkelen), ook als zij hierbij niet op aanwezige standaarden kunnen teruggrijpen. Vooral door de verschillende soorten opdrachten in de cahiers, wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van de kennis, inzichten en vaardigheden, die nodig zijn om aan deze vereisten te kunnen voldoen. Een gevarieerd aanbod aan cliëntsituaties en zorgvragen in verschillende zorgsettings komt aan de orde om het geleerde toe te kunnen passen. Om recht te doen aan een van de centrale uitgangspunten van de Skillslab-methode: ‘cliënten fungeren niet onnodig als leerobject’, wordt een grote plaats ingeruimd voor het praktisch bezig zijn. Immers alleen door veel en gevarieerd oefenen kan de vaardigheid in de vingers gekregen worden. Pas dan is het toepassen van de vaardigheid op ‘echte’ cliënten − eerst onder begeleiding − verantwoord. De werkcahiers worden regelmatig door (inhouds)deskundigen aangepast op grond van evaluaties en nieuwe ontwikkelingen binnen het verpleegkundig onderwijs en de beroepspraktijk.
5
Voor de eerste druk zijn de inhoudelijke analyses becommentarieerd door: – A. Beckeringh, docent verpleegkunde, Hogeschool Rotterdam & Omstreken. – H. Bennink, onderwijsassistent, Hanzeschool, Groningen. – M. van Bers, docent verpleegkunde, Hogeschool Eindhoven. – R. Douma, docent verpleegkunde, Hogeschool Limburg. – S. van Horssen, verpleegkundige en uitvaartondernemer, Nijmegen. – N. Janmaat, docent verpleegkunde, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle. – T. Kalkers, docent verpleegkunde, Hogeschool West-Brabant, Breda. – M. Rave, docent verpleegkunde, Hanzehogeschool, Groningen. – B. Rietveld, onderwijsassistent, Hogeschool Rotterdam & Omstreken. De eerste druk is verzorgd door: – Annita Strijbos, TransferPunt VaardigheidsOnderwijs, Maastricht. – Jos van der Meulen, docent verpleegkunde, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De tweede druk is verzorgd door: – Annita Strijbos, TransferPunt VaardigheidsOnderwijs, Maastricht. – Renate de Haan, verpleegkundige Thuiszorg Zuid-Gelderland. – Jos van der Meulen, projectmedewerker VDO, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. – Harold Nas, TransferPunt VaardigheidsOnderwijs, Maastricht. Voor de herziene uitgave van de tweede druk is onder andere gebruikgemaakt van evaluatiegegevens van docenten verpleegkunde en verpleegkundigen. Onno Koster heeft conceptteksten van commentaar voorzien. Deze derde druk is verzorgd door: – Marjo Kwast, docent verpleegkunde, Hogeschool van Arnhem & Nijmegen. – Cécile Kienhorst, TransferPunt VaardigheidsOnderwijs, Maastricht. Met medewerking van: – Adinda Lichtendahl, docent verpleegkunde, Hogeschool van Arnhem & Nijmegen.
Uiteraard blijven de medewerkers van het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs verantwoordelijk voor inhoud en vormgeving. Wij houden ons aanbevolen voor commentaar en suggesties.
6
:SSV[SSVH
Zorg voor de oudere cliënt
-RLSYH
:SSV[SSVH
-RLSYH
-RJSVQEXMISZIVLIX[IVOGELMIV
% 0 + ) 1 ) 2 ) - 2 * 3 6 1 %8 - )
3 : ) 6 > - ' , 8 7 8 9 ( - ) 4 0 % 2
-RPIMHMRK &IKMRZIVIMWXIR
- 2 0 ) - ( - 2 +
: 3 3 6 / ) 2 2 - 7 8 3 ) 8 7
(I^SVKZSSVHISYHIVIGPMtRX
- 2 0 ) - ( - 2 +
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
; %8 & ) 8 ) / ) 2 8 ª 3 9 ( « # ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) 8% % / A
( 9 & & ) 0 % * , % 2 / ) 0 - . / ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) - 2 0 ) : - 2 + 7 8% % / A
3 9 ( ) 6 ( 3 1 /3 1 8 1 ) 8 + ) & 6 ) / ) 2 ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) 8% % / A
1 ) 8 ) 2 - 7 ; ) 8 ) 2 # ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
; %8 1 ) 2 ) ) 6 & % % > - > % 0 0 ) 1 % % 0 2 - ) 8 / % 2 ? 7 8 6 %8 ) + - ) 8% % / A
( ) *% 1 - 0 - ) , ) 0 4 8 ) ) 2 , % 2 ( . ) 1 ) ) ? 9 - 8 : 3 ) 6 - 2 + 7 ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
: % 2 . ) *% 1 - 0 - ) 1 3 ) 8 . ) , ) 8 , ) & & ) 2 ? 7 8 9 ( - ) ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
) ) 2 + 6 3 8 ) : ) 6 % 2 ( ) 6 - 2 + - 2 , 9 - > ) > 3 2 2 ) + % % 6 ( ) 2 ? 7 8 9 ( - ) ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
3 : ) 6 ( 6 ) : ) 2 % 0 0 ) 1 % % 0 ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 7 8 6 %8 ) + - ) 8% % / A
; %8 % 0 7 , ) 8 2 - ) 8 1 ) ) 6 + % %8 # ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A - 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 )
% ' % 7 9 7 1 ) 2 ) ) 6 & % 6 8 ) 0 7
& , ) 8 : ) 6 4 0 ) ) + / 9 2 ( - + 4 6 3 & 0 ) ) 1 : ) 6 / ) 2 2 ) 2 ( + ) 7 4 6 ) / ¦ ) ) 2 ) ) 2 > % 1 ) 3 9 ( ) 6 )
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 )
% ' % 7 9 7 1 ) : 6 3 9 ; 7 ' , % ) 4 1 % 2
& , ) 8 : ) 6 4 0 ) ) + / 9 2 ( - + + ) 7 4 6 ) / 3 1 , ) 8 6 - 7 - ' 3 3 4 ) ) 2 :% 0 - 2 ' - ( ) 2 8 - 2 8 ) / 9 2 2 ) 2 7 ' , %8 8 ) 2
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
>SVKZSSVHISYHIVIGPMtRXQIXIIRQSFMPMXIMXWXIOSVX
- 2 0 ) - ( - 2 +
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
2 - ) 8 8 ) 7 2 ) 0 3 4 + ) : ) 2 ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) 7 8 9 ( - ) 8% % / A
+ ) / 0 9 - 7 8 ) 6 ( % % 2 ( ) 7 8 3 ) 0 ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) 7 8 9 ( - ) 8% % / A
% % 2 ( % ' , 8 7 4 9 2 8 ) 2 6 3 0 7 8 3 ) 0 + ) & 6 9 - / ? 7 8 9 ( - ) 8% % / A
8 3 ' , 1 % % 6 ) ) 6 7 8 3 ) * ) 2 ) 2 ? 7 8 9 ( - ) 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
7
> - ) 0 - + # ? - 2 0 ) : - 2 + 7 8% % / A
; % 2 ( ) 0 ) 2 - 2 ( ) 7 ' , ) 1 ) 6 - 2 + ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
, 3 6 ) 2 > - ) 2 ) 2 : ) 6 + ) 8 ) 2 ? - 2 0 ) : - 2 + 7 8% % / A
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) ) ) 2 - 2 7 8 6 9 ' 8 - ) + ) 7 4 6 ) / 1 ) 8 ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8 3 : ) 6 , ) 8 0 ) 6 ) 2 , % 2 8 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 6 3 0 0 %8 3 6 0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
(I^SVKZSSVHIZIV[EVHISYHIVIGPMtRX
- 2 0 ) - ( - 2 +
7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
> 3 9 , ) 1 ( %8 3 : ) 6 /3 1 ) 2 # ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) 7 8 9 ( - ) 8% % / A
, ) 8 /3 1 8 ; ) 0 + 3 ) ( 8 3 ' , # ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
: 3 3 6 ) 0 / ; %8 ; - 0 7 ? 7 8 9 ( - ) 8% % / A
: % 7 8 + ) & 3 2 ( ) 2 ? 7 8 9 ( - ) 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
% * 7 ' , ) - ( ) 2 ; ) 0 /3 1 ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
( ) 0 ) : ) 2 7 + ) 7 ' , - ) ( ) 2 - 7 ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
638 > 9 7 8 ) 6 # ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
3 1 + % % 2 1 ) 8 ( ) 1 ) 2 8 - ) ? 7 8 9 ( - ) 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
2 % % 6 , 9 - 7 ? 7 8 6 %8 ) + - ) 8% % / A
3 : ) 6 & 3 3 6 ( 3 * 8 3 ' , 1 % % 6 2 - ) 8 # ? 7 8 9 ( - ) 8% % / A , 3 ) 1 3 ) 8 ) 2 ; ) , ) 8 + % % 2 ( 3 ) 2 # ? 7 8 9 ( - ) ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 )
% ' % 7 9 7 1 ) 2 ) ) 6 + 6 % %8
& - 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) , ) 8 :% 7 8 7 8 ) 0 0 ) 2 :% 2 ( ) : ) 6 4 0 ) ) + / 9 2 ( - + ) ( - % + 2 3 7 ) ª% ' 9 8 ) : ) 6 ; % 6 ( , ) - ( «
, ) 8 4 0 % %8 7 ) 2 :% 2 ) ) 2 > ; ) ) ( 7 ) & % 2 (
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
,IXZIV^SVKIRZERIIRSZIVPIHIRI - 2 0 ) - ( - 2 + 7 8 9 ( - ) 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2
( ) ( 3 3 ( ? 3 6 - ¾ 2 8%8 - ) - 2 0 ) : - 2 + 7 8% % / A
+ ) ) 2 8 6 ) / 1 ) ) 6 ? 7 8 9 ( - ) ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
, ) 8 6 ) * 6 ) - 2 - 7 , ) - 2 ? ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
1 3 2 ( : ) 6 > 3 6 + - 2 + ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
( ) 7 ' , % % 1 8 ) : 3 3 6 & - . # ? - 2 0 ) : - 2 + 7 ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
) ) 2 7 0 ) ' , 8 & ) 6 - ' , 8 ? 7 8 6 %8 ) + - ) 8% % / A
- 7 8 , 3 1 % 7 2 9 - 2 ( ) , ) 1 ) 0 # ? 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
2 % ' , 8 ; % ' , 8 ? 7 8 6 %8 ) + - ) - 2 0 ) : - 2 + 7 8% % / A
, ) 8 : ) 6 > 3 6 + ) 2 :% 2 ( ) 3 : ) 6 0 ) ( ) 2 ) ? 7 8 6 %8 ) + - ) 8% % / A
% * 7 ' , ) - ( 7 6 - 8 9 ) 0 ) 2 ? 7 8 9 ( - ) 8 3 ) 4% 7 7 - 2 + 7 8% % / A
( ) + 3 ) ( ) ( 3 3 ( ? - 2 0 ) : - 2 + 7 ( - 7 ' 9 7 7 - ) 8% % / A
- 2 , 3 9 ( ) 0 - . / ) % 2 % 0= 7 ) , ) 8 : ) 6 > 3 6 + ) 2 :% 2 ) ) 2 3 : ) 6 0 ) ( ) 2 ) 0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
>IPJIZEPYEXMIXSIXWIRXVEMRMRKWFMNIIROSQWX
> ) 0 * ) :% 0 9 %8 - ) 8 3 ) 8 7
( ) 8 6 % - 2 - 2 + 7 & - . ) ) 2 /3 1 7 8
8
-RLSYH
Zorg voor de oudere cliënt
4VEGXMGYQ
- 2 0 ) - ( - 2 +
3 ) * ) 2 3 4 ( 6 % ' , 8 ) 2 1 ) 8 , ) 8 % ' ' ) 2 8 3 4 ( ) : ) 6 4 0 ) ) + 8 ) ' , 2 - 7 ' , ) / % 2 8 :% 2 ( ) :% % 6 ( - + , ) - (
- 2 7 8 3 4 4 ) 2 ) 2 ; ) + ; ) > ) 2 ? : ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
( ) 0 % %8 7 8 ) > 3 6 + ? : ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
7 8% 4 . ) : 3 3 6 7 8% 4 . ) ? ( - 7 ' 9 7 7 - ) & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
1 ) 2 ) ) 6 ( 6 3 7 8 , ) ) * 8 ) 6 + ) ) 2 > - 2 - 2 ? & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
) ) 2 4 6 3 & 0 ) ) 1 : ) 6 / ) 2 2 ) 2 ( + ) 7 4 6 ) / ? & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
3 4 2 % 1 ) + ) 7 4 6 ) / - 2 ( ) 4 6 % / 8 - . / ? & ) , ) ) 6 7 - 2 + 7 8% % / A
3 ) * ) 2 3 4 ( 6 % ' , 8 1 ) 8 % ' ' ) 2 8 3 4 - 2 8 ) + 6 %8 - ) :% 2 : ) 6 4 0 ) ) + 8 ) ' , 2 - 7 ' , ) & ) + ) 0 ) - ( ) 2 ( ) ) 2 ' 3 h 6 ( - 2 ) 6 ) 2 ( ) % 7 4 ) ' 8 ) 2 :% 2 ( ) :% % 6 ( - + , ) - (
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % « 7
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 4 6 3 & 0 ) ) 1 : ) 6 / ) 2 2 ) 2 ( + ) 7 4 6 ) /
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 & ) 4% 0 ) 2 :% 2 , ) 8 :% 0 6 - 7 - ' 3 & - . ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 - 2 7 8 6 9 ' 8 - ) + ) 7 4 6 ) / 1 ) 8 ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8 3 : ) 6 , ) 8 0 ) 6 ) 2 , % 2 8 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 6 3 0 0 %8 3 6
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 :% 7 8 7 8 ) 0 0 ) 2 :% 2 ( ) ( - % + 2 3 7 ) % ' 9 8 ) : ) 6 ; % 6 ( , ) - (
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 4 0 % %8 7 ) 2 :% 2 ) ) 2 > ; ) ) ( 7 ) & % 2 (
: ) 6 & % 0 - 7 %8 - ) 7 ' , ) 1 % : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 > 3 6 + ) 2 :% 2 ) ) 2 3 : ) 6 0 ) ( ) 2 )
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 ) 2
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 4 6 3 & 0 ) ) 1 : ) 6 / ) 2 2 ) 2 ( + ) 7 4 6 ) /
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 & ) 4% 0 ) 2 :% 2 , ) 8 :% 0 6 - 7 - ' 3 & - . ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 - 2 7 8 6 9 ' 8 - ) + ) 7 4 6 ) / 1 ) 8 ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8 3 : ) 6 , ) 8 0 ) 6 ) 2 , % 2 8 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 6 3 0 0 %8 3 6
, ) 8 :% 7 8 7 8 ) 0 0 ) 2 :% 2 ( ) : ) 6 4 0 ) ) + / 9 2 ( - + ) ( - % + 2 3 7 ) % ' 9 8 ) : ) 6 ; % 6 ( , ) - (
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 4 0 % %8 7 ) 2 :% 2 ) ) 2 > ; ) ) ( 7 ) & % 2 (
3 & 7 ) 6 :%8 - ) ) 2 3 ) * ) 2 0 - . 7 8 : 3 3 6 , ) 8 : ) 6 > 3 6 + ) 2 :% 2 ) ) 2 3 : ) 6 0 ) ( ) 2 )
0 ) ) 6 6 ) 7 9 08%8 ) 2
3IJIRIRXMNHIRWLIXTVEOXMNOPIVIR
- 2 0 ) - ( - 2 +
: ) 6 /3 6 8 ) 3 & 7 ) 6 :%8 - ) 0 - . 7 8 ) 2
, ) 8 : 3 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 : ) 6 4 0 ) ) + / 9 2 ( - + + ) 7 4 6 ) /
, ) 8 & ) 4% 0 ) 2 :% 2 , ) 8 :% 0 6 - 7 - ' 3 & - . ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8
, ) 8 - 2 7 8 6 9 ' 8 - ) + ) 7 4 6 ) / 1 ) 8 ) ) 2 3 9 ( ) 6 ) ' 0 - ¾ 2 8 3 : ) 6 , ) 8 0 ) 6 ) 2 , % 2 8 ) 6 ) 2 :% 2 ) ) 2 6 3 0 0 %8 3 6
, ) 8 :% 7 8 7 8 ) 0 0 ) 2 :% 2 ( ) ( - % + 2 3 7 ) % ' 9 8 ) : ) 6 ; % 6 ( , ) - (
, ) 8 4 0 % %8 7 ) 2 :% 2 ) ) 2 > ; ) ) ( 7 ) & % 2 ( ) 2 ) 2 / ) 0 3 * 4 3 0 7 & % 2 ( . ) 7
, ) 8 : ) 6 > 3 6 + ) 2 :% 2 ) ) 2 3 : ) 6 0 ) ( ) 2 )
%RX[SSVHIRXSIXWZVEKIR
&VSRRIR
9
-RJSVQEXMISZIVLIX[IVOGELMIV
%PKIQIRIMRJSVQEXMI
: ) 6 4 0 ) )+ / 9 2 ( - + )
Het voeren van een probleemverkennend gesprek Eenzaamheid/Sociaal Isolement
:% % 6 ( - + , ) ( ) 2
Het bepalen van het risico op een valincident bij een oudere cliënt
Het voeren van een instructiegesprek voor het gebruik van de rollator Het uitvoeren van een anamnese ten behoeve van het vaststellen van de diagnose Acute verwardheid Het hanteren van fixatiemiddelen Het verzorgen van een overledene Het verzorgen van de intake van een oudere cliënt in een verpleeghuis Het afnemen van de verpleegkundige anamnese van een oudere cliënt in een verpleeghuis Het plannen van preventieve maatregelen ter voorkoming van valincidenten Het plannen van preventieve maatregelen ter vermindering van de gevolgen van valincidenten Het omgaan met verwarde cliënten Het hanteren van een rolstoel Het plaatsen van bedhekken Het communiceren volgens het ROT-principe Het communiceren volgens de principes van Reminiscentie Het communiceren volgens de principes van Validation Het omgaan met/ondersteunen van de partner/familie/mantelzorgers van ouderen Het afstemmen van ouderenzorg op verschillende (sub)culturen Het verzorgen van een afscheidsritueel in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap Het ondersteunen van rouwrituelen van andere culturen 78 9 ( - ) & ) 0 % 7 8 - 2 +
20-25 uur SBU
: ) 6 4 0 - ' , 8 ) 0 - 8 ) 6 %8 9 9 6
Werkcahier Zorg voor de oudere cliënt SkillsProf cd-rom Basiszorg
3ZIV^MGLXWXYHMITPER Vul het studieplan op de volgende pagina’s in door de data in te vullen van je planning. Dit kun je het beste doen nadat je je op de inhouden van het cahier hebt georienteerd. In de kolom ‘opdrachten’ zijn de nummers van de uitvoeringsopdrachten opgenomen, zodat je de samenhang ziet met de studieopdrachten. In de kolom ‘zelfstandig oefenen’ kun je de data noteren waarop je zelfstandig gaat oefenen.
10
-RJSVQEXMI
Zorg voor de oudere cliënt
CJK[POEFSIFEFO
UPFUT
[FMGTUBOEJHPFGFOFO
PFGFOPQESBDIUFO
UBBLHSPFQKF
JOEJWJEVFFM
USBJOJOHTCJKFFOLPNTU
0QESBDIUFO
1, 2, 3 Oriëntatie op inhoud cahier, inleiding, voorkennistoets; plannen studieopdrachten 4.2.1 Wat betekent ‘oud’? [oriëntatietaak] de betekenis van oud worden 4.2.2 Dubbel afhankelijk [oriëntatie-/inlevingstaak] de betekenis van afhankelijk zijn 4.2.3 Ouderdom komt met gebreken [oriëntatietaak] ouderdom en gezondheidsproblemen 4.2.4 Meten is weten? [toepassingstaak] verpleegkundige anamnese en opnameprocedure verzorgingshuis 4.2.5 Wat meneer Baaziz allemaal niet kan [strategietaak] omgaan met ‘lastige’ cliënten en corrigerende feedback geven aan collega’s 4.2.6 De familie helpt een handje mee [uitvoerings-/discussietaak] familieparticipatie 4.2.7 Van je familie moet je het hebben [studie-/ discussietaak] taken en reikwijdte thuiszorg, voor- en nadelen en ondersteuning van mantelzorg 4.2.8 Een grote verandering in Huize Zonnegaarden [toepassings-/discussietaak] bewonersgerichte zorg 4.2.9 Overdreven allemaal [toepassings-/strategietaak] voeren van een probleemverkennend gesprek, risicobepaling valincident
9.2.5
4.2.10 Wat als het niet meer gaat? [toepassings/discussietaak] opname van een cliënt; eerste intakegesprek
11
5.2.3 Aandachtspunten rolstoelgebruik [studietaak] aandachtspunten voor rolstoelgebruik 5.2.4 Toch maar eerst oefenen [studie-/toepassingstaak] aanpassen analyse, veilig rollatorgebruik
9.2.3
5.2.5 Zielig? [inlevingstaak] de betekenis van rolstoelgebruik in de maatschappij 5.2.6 Wandelen in de schemering [toepassingstaak] instructiegesprek over het leren hanteren van een rollator, preventie valincident, hulpmiddelen ADL
9.2.3
5.2.7 Horen, zien en vergeten [inlevingstaak] instructie aanpassen aan mogelijkheden en beperkingen van de cliënt 6.2.1 Zou hem dat overkomen? [oriëntatie-/studietaak] verwardheid en anamnese geriatrische cliënt 6.2.2 Het komt wel goed, toch? [studie-/toepassingstaak] diagnose ‘Acute verwardheid’ en kenmerken dementie en juridische positie familie 6.2.3 Voor elk wat wils [studietaak] fixeren in een verpleeghuis 6.2.4 Vastgebonden [studie-/toepassingstaak] fixeren in het algemeen ziekenhuis en voor- en nadelen van fixeren
9.2.1
6.2.5 Afscheid en welkom [toepassingstaak] voeren van een opnamegesprek
9.2.6
12
-RJSVQEXMI
Zorg voor de oudere cliënt
9.3
CJK[POEFSIFEFO
5.2.2 Gekluisterd aan de stoel [oriëntatie-/studietaak] de betekenis van het gebruik van een rolstoel en andere hulpmiddelen
UPFUT
5.2.1 Niet te snel opgeven [oriëntatie-/studietaak] ondersteunen van mobiliteit d.m.v. oefening
[FMGTUBOEJHPFGFOFO
PFGFOPQESBDIUFO
UBBLHSPFQKF
JOEJWJEVFFM
USBJOJOHTCJKFFOLPNTU
0QESBDIUFO
CJK[POEFSIFEFO
UPFUT
[FMGTUBOEJHPFGFOFO
PFGFOPQESBDIUFO
UBBLHSPFQKF
JOEJWJEVFFM
USBJOJOHTCJKFFOLPNTU
0QESBDIUFO
6.2.6 De levensgeschiedenis [toepassingstaak] levensgeschiedenis als uitgangspunt van zorg 6.2.7 ROT zuster? [toepassingstaak] omgaan met dementerenden volgens de ROT
9.2.4
6.2.8 Omgaan met dementie [studie-/toepassingstaak] omgaan met dementerenden volgens Feil en Hoveling
9.2.4
6.2.9 Naar huis [strategietaak] omgaan met een dementerende in de praktijk
9.2.4
6.2.10 Overboord of toch maar niet? [studietaak] onderscheidende kenmerken in zorgstijlen 6.2.11 Hoe moeten we het gaan doen? [studie-/discussietaak] leefstijlgerichte zorg aan cliënten uit andere culturen 7.2.1 De dood [oriëntatie-/inlevingstaak] eigen ervaringen met de dood en het afscheid en oriëntatie op regelgeving 7.2.2 Geen trek meer [studietaak-/discussietaak] palliatieve behandeling en versterven 7.2.3 Het refrein is Hein [discussietaak] pijnbestrijding of euthanasie 7.2.4 Mondverzorging [toepassingstaak] mondverzorging in de terminale fase 7.2.5 De schaamte voorbij? [inlevings-/discussietaak] omgaan met schaamtegevoel bij cliënt of familie 7.2.6 Een slecht bericht [strategietaak] familieopvang in de terminale fase
9.2.2
7.2.7 Is Thomas nu in de hemel? [toepassingstaak] rouwbegeleiding bij mensen met een verstandelijke handicap
13
7.2.10 Afscheidsrituelen [studie-/toepassingstaak] afscheidsrituelen bij andere culturen 7.2.11 De goede dood [inlevings-/discussietaak] omgaan met euthanasiewens van cliënt 8.1 Zelfevaluatietoets
14
-RJSVQEXMI
Zorg voor de oudere cliënt
9.2.2
CJK[POEFSIFEFO
7.2.9 Het verzorgen van de overledene [strategietaak] het verzorgen van de overledene
UPFUT
7.2.8 Nachtwacht [strategie-/inlevingstaak] omgaan met familie die waakt bij een terminale cliënt
[FMGTUBOEJHPFGFOFO
PFGFOPQESBDIUFO
UBBLHSPFQKF
JOEJWJEVFFM
USBJOJOHTCJKFFOLPNTU
0QESBDIUFO
-RPIMHMRK
In dit werkcahier komen een aantal veel voorkomende vaardigheden aan bod, die van belang zijn in de verpleegkundige zorg voor de oudere cliënt. Het is niet alleen vanwege de sterke toename van het aantal ouderen in Nederland dat we aan deze leeftijdscategorie apart aandacht besteden, maar ook vanwege de ingewikkeldheid van de te verlenen zorg voor deze groep. Gelukkig is het niet zo dat elke oudere verpleegkundige zorg nodig heeft. Trouwens, je kunt niet praten over de verpleegkundige zorg voor dé oudere cliënt, net zo min als je kunt zeggen: de zorg voor dé jongere. Wel kunnen we een aantal specifieke problemen onderkennen die bij een bepaalde leeftijdscategorie voorkomt. Als we het over ouderen hebben, bedoelen we vaak mensen die ouder zijn dan 65 jaar. Om beter zicht te krijgen op de problemen die zich kunnen voordoen bij ouderen, onderscheidt men over het algemeen de volgende drie leeftijdsgroepen (A. de Boer, 2006): – de jongere oudere van 55 - 75 jaar – de oudere van 75 - 85 jaar – de oudere oudere van 85 jaar en ouder. Door de stijging van de levensverwachting neemt het aantal ouderen in Nederland toe. Tengevolge van de babyboom zal vanaf 2011 een sterke stijging van het aantal ouderen plaatsvinden (CBS). De sterke stijging van het aantal ouderen heeft allerlei maatschappelijke gevolgen. Onder andere is de kijk op ouderen en ouder worden langzaam aan het veranderen. Steeds minder beschouwt men ouderen als een probleem, ze betekenen evengoed een bijdrage; en die moet ten volle benut worden (Boekholdt). De periode dat mensen snel na hun pensioen ziek en gebrekkig werden, ligt achter ons. Veel 65-plussers hebben nog jarenlang een goede gezondheid en associëren zichzelf ook helemaal niet met ziektes. Tot het 75e levensjaar is het aantal mensen met een ernstige beperking relatief gering (Rijkschroeff, 2006). Vanaf 75 jaar heeft men naar verhouding vaker last van gezondheidsproblemen. In 2003 leed 2/3 van de 75-plussers aan een lichamelijk chronische ziekte. Als gevolg van de toename van het aantal ouderen zal de vraag naar verpleegkundige zorg voor deze cliëntengroep in de komende jaren steeds meer toenemen. Door de daarmee gelijkopgaande toename van de groep oudere ouderen zal de zorgvraag ook complexer worden. De meeste van de voorkomende problemen bij ouderen hebben betrekking op: – het geestelijk functioneren (geheugenstoornissen & emotionele problemen) – mobiliteit – stabiliteit en vallen – incontinentie – gezichtsvermogen en gehoor (ook wel de vijf geriatric giants genaamd).
15
De zorg aan de oudere cliënt is veelal gericht op de gevolgen van deze beperkingen voor het dagelijkse leven, zoals het ondervinden van problemen bij ADL en het minder worden van de sociale contacten. Verder zijn ouderen over het algemeen meer vatbaar voor infecties en heeft deze groep cliënten op grond van veroudering vaker last van functievermindering van vitale organen zoals hart, longen en nieren. Het verhoogd vatbaar zijn voor aandoeningen en ziekten wordt vaak mede veroorzaakt door slechte eetgewoonten/een onjuist voedingspatroon. Als verpleegkundige zul je dus steeds vaker te maken krijgen met de behoeften en wensen van de oudere cliënt. Van jou als verpleegkundige verwacht men dat je op de hoogte bent van de specifieke (verpleeg)problemen die zich bij deze leeftijdscategorie kunnen voordoen. Ook dat je in staat bent je inzichten en vaardigheden te vertalen naar de specifieke situatie van de oudere. In de verpleegkundige handboeken staan vaak gerichte aanwijzingen voor interventies bij ouderen. Zo wordt bijvoorbeeld bij het plaatsen van een oudere cliënt op een postoel, geadviseerd een voetenbankje onder de voeten te plaatsen, zodat de cliënt meer druk kan uitoefenen als hij slappe buikspieren heeft (vgl. Ackley, 1995, p. 153). Essentieel is, ook bij ouderen, de wijze van benaderen en communiceren. Je kunt je wellicht voorstellen dat sommige onderwerpen moeilijk te bespreken zijn, zoals incontinentieproblemen. Dan is een respectvolle en invoelende wijze van praten over deze problematiek belangrijk om samen de juiste interventies te bepalen. Een groot aantal van de in dit cahier opgenomen studieopdrachten gaat uit van een oudere cliënt in een verpleeghuis of in de thuiszorg. Voor ouderen die in een verpleeg- of verzorgingshuis wonen is dit vaak een ‘gedwongen’ keus. Ondanks het feit dat instellingen veel aandacht schenken aan de autonomie van de cliënt, betekent de opname dat de cliënt een compromis moet sluiten tussen allerlei, voor hem of haar, belangrijke factoren die het leven inhoud geven. Denk daarbij aan een gedwongen scheiding van tafel en bed, of het inleveren van het eigen huis met alle gevolgen van dien. In het merendeel van de zorginstellingen is de zorgverlening nog gestoeld op de Nederlandse/Westerse cultuur, wat voor de toenemende groep allochtone ouderen een probleem is. In de aankomende jaren zal veel aandacht besteed moeten worden aan interculturele zorgaspecten. Ook allochtone ouderen verdienen zorg op maat. Van de verpleegkundigen vraagt dit nieuwsgierigheid naar aspecten van andere culturen en bereidheid deze aspecten te respecteren en te integreren in de zorgverlening. Om die reden zijn er in dit werkcahier ook studieopdrachten opgenomen specifiek gericht op de zorg voor de allochtone cliënt. In een beperkt aantal opdrachten is de oudere cliënt gesitueerd in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis of in een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Houd er rekening mee dat je je kennis en inzichten over de zorg voor ouderen in de verschillende zorgsettings kunt gebruiken. In dit cahier komt een aantal, in de zorg aan de oudere cliënt vaak voorkomende, verpleegkundige vaardigheden aan bod. In de inhoudelijke analysen van hoofdstuk 4 worden de vaardigheden ‘Het anamnesegesprek van de oudere cliënt m.b.t. de diagnoses eenzaamheid en sociaal isolement’ en ‘Het verpleegkundig gesprek om het valrisico bij een oudere cliënt te bepalen’ behandeld. Daarnaast wordt de zorg aan de oudere cliënt en zijn systeem in algemene zin besproken. Je treft studieopdrachten aan gericht op het inventariseren van ADLtekorten, het beperken van het valrisico en de opname van de cliënt in een zorginstelling. Ook deze laatst genoemde vaardigheid is erg belangrijk, omdat bij het werken met ouderen de kennismaking (vertrouwen) en de wijze van benaderen en communi-
16
-RPIMHMRK
Zorg voor de oudere cliënt
ceren voor een groot gedeelte de kwaliteit van de hulpverleningsrelatie bepalen. Het spreekt vanzelf dat daarbij het sociale netwerk niet wordt vergeten. In hoofdstuk 5 staat de zorg voor de oudere cliënt met een beperkte mobiliteit centraal. In de inhoudelijke analyse wordt de vaardigheid ‘Het voeren van een instructiegesprek met betrekking tot het gebruik van de rollator’ uitgewerkt. De studieopdrachten gaan in op het instandhouden en/of verbeteren van de bewegingsmogelijkheden, het verantwoord gebruik van een rollator, het motiveren van de cliënt tot het gebruik van hulpmiddelen en preventieve maatregelen die het risico op een valincident beperken. In dit hoofdstuk is tevens plaats ingeruimd voor begeleiden van een cliënt bij het gebruik van een rolstoel. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de zorg aan de cliënt met een verminderde geheugenfunctie en de zorg voor de cliënt die lijdt aan verwardheid. De vaardigheden ‘Het afnemen van een anamnese ten behoeve van het vaststellen van verwardheid’ en ‘Het fixeren van een cliënt in bed’ worden in een inhoudelijke analyse uitgewerkt. Daarnaast komt in de studieopdrachten een aantal gesprekstechnieken aan de orde die van belang zijn voor het omgaan met dementerende ouderen. Het laatste onderwerp (hoofdstuk 7) dat in dit cahier aan de orde komt is het verzorgen van de overledene, met daarbij aandacht voor familieparticipatie, religie, culturen en procedures in de instellingen.
17
&IKMRZIVIMWXIR
-RPIMHMRK
Voor het juist kunnen uitvoeren van de in dit cahier beschreven vaardigheden is het van belang dat je inzicht hebt en vaardig bent in basistechnieken van gespreksvaardigheden, dat je de algemene regels met betrekking tot het informeren van cliënten kunt hanteren, dat je vaardig bent in het uitvoeren van de basiszorg aan een cliënt en dat je de basisvaardigheden bij verplaatsingstechnieken beheerst. Om de achtergrond van de verschillende handelingen te begrijpen is het zinvol dat je de anatomie en fysiologie van het centraal zenuwstelsel en het bewegingsapparaat kent. Daarnaast dien je op de hoogte te zijn van de fysieke, psychologische en sociale kenmerken van de leeftijdsfase en in grote lijnen weet je wat de Wet BOPZ inhoudt. $PODSFFUCFUFLFOUEJUEBUKFWBBSEJHCFOUJO – actief luisteren – aandacht geven – vragen stellen – parafraseren – samenvatten – ondersteunen van een cliënt bij zijn zorg voor lichaamshygiëne, voeding en uitscheiding – ondersteunen van een cliënt bij het in de stoel gaan zitten, in bed gaan liggen en lopen – het toepassen van algemene regels met betrekking tot hygiënisch werken. Het verdient aanbeveling dat je kennis hebt van en inzicht in: – de anatomie van het centraal zenuwstelsel en het bewegingsapparaat – de fysiologie van het centraal zenuwstelsel en het bewegingsapparaat – de ontwikkeling van de mens in levensfasen – de kenmerken van de levensfasen – de basisprincipes verplaatsingstechnieken: de haptonomische en kinesionomische uitgangspunten – de Wet BOPZ, vooral over de voorwaarden bij fixeren en het afsluiten van deuren. Ga bij jezelf na of je voldoende van bovenstaande gevraagde kennis en vaardigheden bezit. Maak de voorkennistoets uit paragraaf 3.2 om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.
18
&IKMRZIVIMWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
:SSVOIRRMWXSIXW
Deze toets bestaat uit 25 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is.
&);)6-2+
1
Gerontologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de
;% %6
2-)8 ;% %6
ziekte van de ouderdom. 2
Geriatrie is de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek, de behandeling en de preventie van ziekten bij ouderen.
3
Ouderen zijn alle mensen die de leeftijdsgrens van 65 jaar hebben bereikt.
4
Het is het beste dat er bij een probleemverkennend gesprek met een beginnend dementerende oudere geen familielid aanwezig is, omdat het gesprek dan subjectief beïnvloed wordt.
5
Verpleegkundige gegevens zijn gegevens die iets zeggen over de psychosociale aspecten van de cliënt.
6
Persoonlijke gegevens van de cliënt zijn beschermd door de Wet op de privacy.
7
Observeren door middel van meetschalen is onder andere een verantwoordelijkheid van de verpleegkundige.
8
Macht wordt onder andere door middel van communicatie geuit.
9 10
Euthanasie is een vorm van zelfdoding. Een rolstoel kan bij diverse lichamelijke handicaps als een compensatieapparaat fungeren dat de bewegingsdrang bevredigt en de zelfstandigheid bevordert.
11
De beste manier om je een vaardigheid eigen te maken is de handeling een keertje voor te laten doen.
12
Een oudere cliënt moet met respect behandeld worden. Het is daarom van belang dat de verpleegkundige tijdens een gesprek met een oudere niet langzamer en/of harder gaat praten.
13
De verzorging van de overledene kan pas plaatsvinden, nadat de arts de dood heeft geconstateerd.
14
Een mortuarium is een koelcel waarin lichamen van overledenen worden bewaard.
19
&);)6-2+
15
Het vragen naar verduidelijking van wat iemand zegt, hoort bij
;% %6
2-)8 ;% %6
actief luisteren . 16
In je verbale gedrag ben je meestal eerlijker dan in je non-verbale gedrag.
17
Het stellen van gesloten vragen is een goede manier om gerichte informatie te verkrijgen.
18
Een parafrase is een vorm van samenvatten.
19
De ontwikkelingsfase ‘de oudere’ wordt ondermeer gekenmerkt door ‘afstand nemen’.
20
Bewegingsarmoede beperkt atrofie.
21
Een cliënt die een hoog risico op een valincident heeft, mag zonder opdracht van een arts gefixeerd worden.
22
Reflexincontinentie komt vaak voor bij cliënten met een prostaathypertrofie.
23
Pre-setting betekent het uitlokken van een beweging.
24
Met facilitatie wordt onder meer bedoeld: het geven van een manuele impuls.
25
Een van de oorzaken van verwardheid is ondervoeding.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden uit hoofdstuk 11. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door.
20
:SSVOIRRMWXSIXW
Zorg voor de oudere cliënt
(I^SVKZSSVHISYHIVIGPMtRX
-RPIMHMRK
Zoals in de algemene inleiding (hoofdstuk 2 ) naar voren is gekomen, neemt het aantal ouderen in Nederland toe en vanaf 2011 zal er een sterkere stijging zijn door de babyboom. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat een toenemend aantal cliënten, dat verpleegkundige zorg nodig heeft, 55 jaar of ouder is. Meer dan 50% van de cliënten in ziekenhuizen is ouder dan 55 jaar en het merendeel van de cliënten in de thuiszorg behoort tot de groep van ouderen. Dat je als verpleegkundige op de hoogte moet zijn van specifieke zorgaspecten in de zorg voor ouderen is dan ook vanzelfsprekend. Een grote groep van de zelfstandig wonende ouderen kan zichzelf zonder hulp redden. Er is echter ook een groep (vooral onder de ouderen: 75 - 85 jaar en de oudere ouderen: 85 jaar en ouder) die ondersteuning van de thuiszorg nodig heeft. Deze zorg bestaat dan vaak uit ondersteuning bij ADL. ADL-ondersteuning is over het algemeen nodig door beperkingen in mobiliteit, visus, geheugen of cognitie. Waar vroeger de mensen de informele hulp kregen van familie, vrienden of buren, zijn tegenwoordig de meeste ouderen aangewezen op hulp door professionals. Door toenemende participatie van vrouwen aan het arbeidsproces, minder hechte burenrelaties en het verder weg wonen van familieleden, is de informele hulp minder beschikbaar. Daarnaast geven de cliënten bij langdurige zorgverlening of ondersteuning bij lichaamszorg zelf ook meer de voorkeur aan hulp door professionals. Kernpunten in de zorgverlening aan thuiswonende oudere cliënten zijn het bieden van de juiste ADL-ondersteuning en het adviseren ten aanzien van een verantwoorde en veilige leefstijl. Daarbij is het belangrijk dat, net zoals bij iedere cliënt, de verpleegkundige persoonlijke keuzes en gewoontes van de cliënt respecteert. Als de zorgvraag te complex of te intensief wordt, kan de oudere cliënt worden opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis. Opgenomen worden in het verpleeghuis betekent voor de oudere het inruilen van de veilige en vertrouwde omgeving naar een ‘nieuwe’ situatie. Een situatie waarin ook andere waarden en normen gelden en waar de cliënt rekening moet houden met medebewoners en hulpverleners. De meest elementaire behoeften, zoals privacy, intimiteit en geborgenheid, kunnen in het gedrang komen. De naasten van de oudere ervaren een opname in het verpleeghuis vaak ook als een emotionele gebeurtenis. Een opname in het verpleeghuis is een situatie die veel aandacht vraagt van het verpleeghuis als organisatie en van haar hulpverleners. De verpleging als discipline zal haar deskundigheid moeten laten blijken door een professionele aanpak en attitude. Steeds meer verpleeg- en verzorgingshuizen kiezen voor het aanbieden van bewonersgerichte zorg waarin aandacht is voor het continueren van de leefstijl van de cliënt.
21
De oudere cliënt die in het ziekenhuis wordt opgenomen, en vooral de hoogbejaarde cliënt heeft vaak last van meervoudige stoornissen waardoor de complexiteit van de zorg hoog is. De aandacht van ziekenhuizen voor deze groep cliënten is de laatste jaren sterk toegenomen. Steeds meer ziekenhuizen ontwikkelen protocollen en anamnesevragenlijsten specifiek voor de geriatrische cliënt en hebben een consultatieteam gericht op de geriatrische cliënt. Een dergelijk consultatieteam, bestaande uit mensen vanuit diverse disciplines die zich elk binnen hun discipline gespecialiseerd hebben in de zorg of hulpverlening aan de oudere cliënt, biedt ondersteuning aan alle afdelingen en ontwikkelt vaak nieuw zorgbeleid. De inhoudelijke analyses in dit hoofdstuk hebben betrekking op twee veel voorkomende verpleegkundige diagnoses bij ouderen, namelijk: −Het verpleegkundig anamnesegesprek ten behoeve van het vaststellen van de diagnose Eenzaamheid/sociaal isolement. −Het verpleegkundig gesprek om het risico op een valincident in te kunnen schatten. Daarnaast komen in de studieopdrachten de opname van de oudere cliënt in een zorgsituatie, het bepalen van de behoefte aan ADL-ondersteuning en het bieden van bewonergerichte zorg aan de orde. Verder komen er nog een aantal veel voorkomende gezondheidsproblemen van ouderen aan bod, de multidisciplinaire samenwerking ter realisering van zorg op maat en het ondersteunen van het sociale netwerk van de cliënt ten behoeve van een actieve participatie in de zorg.
7XYHMISTHVEGLXIR
Maak de studieopdrachten uit deze paragraaf volgens planning. Gebruik bij het uitwerken van de opdrachten internetsites en handboeken. De oriëntatietaken hebben de bedoeling je kennis rondom de zorg voor ouderen te actualiseren. Als je je nog weinig in de thematiek met betrekking tot ouderen verdiept hebt, zijn deze opdrachten te zien als studietaken.
;EXFIXIOIRXªSYH«#
Het grote leeftijdsverschil tussen jonge verpleegkundigen en oudere cliënten is niet iets wat alleen de jongere opvalt. Lees de onderstaande tekst. Gesprek met iemand anders “Hoe oud ben je, lieve kind?” “Achttien jaar, meneer.” “En je vader?” “Veertig.” “En je grootvader?” “Daar heb ik er nog maar één van en die is achtenvijftig.” “Zo oud ben ik.” (Donner, 1987, p. 44) 1
22
a Bedenk wat voor jou ‘oud’ betekent. Associeer andere begrippen met het begrip oud. Noteer deze begrippen en maak een onderscheid in positieve en negatieve associaties, bijvoorbeeld respectievelijk ‘gezellige verhalen’ en ‘zeurderig’.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
1
b Wat betekenen deze associaties naar aanleiding van het begrip ‘oud’ voor de zorg?
1
c Ga na welke associaties specifiek op het begrip ‘oud’ van toepassing zijn en welke van toepassing kunnen zijn op andere leeftijdscategorieën.
(YFFIPEJLEROIPMNO
De heer Mekens is 72 jaar. Hij is ter observatie in het ziekenhuis opgenomen, omdat hij een paar keer was flauwgevallen en hartpatiënt is. De laatste dagen is hij erg duizelig en durft niet alleen naar het toilet. Ook is hij door de opname geestelijk wat in de war. De afspraak is dat iemand van de verpleging hem naar en van het toilet begeleidt en een oogje in het zeil houdt als meneer Mekens zijn broek en onderbroek aan- en uittrekt. Marieke loopt vandaag met meneer Mekens mee naar het toilet. Tijdens de handeling zegt ze luid en duidelijk articulerend: “Zullen we eerst even de broek uitdoen?” In het ziekenhuis, verpleeghuis, de wijk en in andere instituten wordt vaak op deze speciale manier gecommuniceerd. 2
a Wat vind je van de manier waarop Marieke tegen meneer Mekens praat? Motiveer je antwoord.
2
b Hoe zou jij reageren als jij de collega van Marieke was en haar op deze manier tegen meneer Mekens hoorde praten?
23
2
c Herken je deze vorm van taalgebruik? Noem enkele voorbeelden uit je eigen ervaring en/of de literatuur.
2
d Bij welke andere groepen komt deze vorm van taalgebruik vooral voor?
3YHIVHSQOSQXQIXKIFVIOIR
‘Het wrede van ouderdom, en helemaal van hoge ouderdom, is dat ze een val is waar je ongemerkt inwandelt. Als je je wilt omdraaien om eruit te vluchten is de val allang dichtgeklapt, zonder dat je het ooit hoorde’ (Keizer, 1995, p. 292).
24
3
a Uit het bovenstaande citaat kun je opmaken dat de gezondheidsproblemen die met ouderdom samenhangen, langzaam en ongemerkt kunnen ontstaan. Weet je welke gezondheidsproblemen bij mensen op hoge leeftijd veel voorkomen en welke gevolgen deze problemen kunnen hebben voor het leven van de oudere cliënt? Noem er minstens zes.
3
b Noem vier gezondheidsproblemen bij ouderen die invloed hebben op de manier waarop men een gesprek voert. Leg uit op welke wijze ze de gespreksvoering beïnvloeden en hoe je ermee moet omgaan; noteer concrete gespreksvaardigheden.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3
c Noem vier gezondheidsproblemen bij ouderen die invloed hebben op de mobiliteit. Leg uit op welke wijze deze de mobiliteit beïnvloeden en hoe de gevolgen opgevangen kunnen worden.
1IXIRMW[IXIR#
Het verzorgingshuis de Klepperwei heeft onlangs toestemming gekregen om uit te breiden met een aantal kamers waar ouderen die vanwege bijvoorbeeld een revalidatie of het even niet beschikbaar zijn van de mantelzorg, tijdelijk opgenomen kunnen worden. De anamneselijst die gebruikt wordt voor reguliere opnames geeft te weinig informatie om snel de actuele zorgbehoefte en de behoefte aan ADL-ondersteuning te bepalen. Daarom heeft je begeleider jou gevraagd een aangepaste vragenlijst te maken. Jij bent erg bedreven in het googelen en hoopt daar goede informatie te kunnen vinden om een vragenlijst te maken en een opnameprocedure te beschrijven. 4
a Welke vragen zou jij in de anamnese opnemen om informatie te krijgen om de behoefte aan ADL-ondersteuning te verkrijgen? Motiveer je keuze.
4
b Welke vragen zou jij in de anamnese opnemen om informatie over de verdere behoefte aan zorg te verkrijgen? Motiveer je keuze.
4
c Hoe moet volgens jou de opnameprocedure verlopen? Motiveer.
25
;EXQIRIIV&EE^M^EPPIQEEPRMIXOER
Na drie weken vakantie kom je weer goed uitgerust op je werk. Je werkt op de geriatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis (GAPZ). Tijdens de overdracht vertelt je collega (Luuk) dat meneer Baaziz (vorige week opgenomen) erg argwanend is, zichzelf slecht verzorgt en behoorlijk driftig kan worden. Hij is opgenomen omdat hij ontstoken wonden aan zijn onderbenen heeft en de situatie thuis onhoudbaar werd. De verpleegkundigen van de thuiszorg zette hij regelmatig buiten de deur, nog voordat ze hem konden helpen. Luuk zegt: “Meneer Baaziz is een heel lastige man die erg snel boos wordt. Hij doet bijna niks zelf aan zijn verzorging. Hij wil dat wij alles doen, zeker omdat hij dat thuis zo gewend is. Je kan zijn wonden bijna niet verzorgen, omdat hij zijn benen terugtrekt en moord en brand schreeuwt. En als hij zichzelf eens een keertje verzorgt, doet hij het heel langzaam. Lees maar even wat we over hem hebben afgesproken.” Terwijl je de rapportage doorleest, merk je dat je je ondertussen druk maakt over de – in jouw ogen – negatieve benadering van meneer Baaziz. Je besluit je ongenoegen aan te kaarten. Voor de vakantie heb je ook al een paar keer moeite gehad met de manier waarop Luuk over de cliënten praatte. Toen heb je er niets van gezegd.
26
5
a Op welke wijze zou je het onderwerp ‘negatieve benadering’ bespreekbaar willen maken? Motiveer je antwoord.
5
b Als jij een cliënt tijdens de verzorging lastig vindt, wat zou je dan doen en waar laat je de keuze voor bepaalde interventies door beïnvloeden?
5
c Stel dat de echtgenote van meneer Baaziz je vertelt dat zij meneer inderdaad thuis helemaal verzorgt en dat beiden dat prettig vinden, zou dat je keuze ten aanzien van je benaderingswijze naar hem beïnvloeden? Motiveer je antwoord.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Familie wordt helaas nog vaak niet gezien als ‘medeverzorgers’, maar meer als een ‘noodzakelijk kwaad’. Toch is familie voor de cliënt vaak het enige dierbare wat hij nog heeft. Het begrip ‘familie’ wordt in de vakliteratuur meer omvattend aangeduid met ‘sociaal netwerk’. Familie duidt op bloedverwantschap terwijl het begrip netwerk meer impliceert. Het sociale netwerk is vaak emotioneel betrokken bij de cliënt. Bij de opname van de cliënt in een verpleeghuis droeg vroeger de familie de verantwoordelijkheid voor de zorg van hun dierbare aan de hulpverleners over. Tegenwoordig blijft de familie steeds meer verantwoordelijk voor de zorg die geleverd wordt. Het sociale netwerk is niet meer weg te denken uit de verzorging en ondersteuning binnen het verpleeghuis. Dit geldt overigens ook voor andere zorgsettings. Dit betekent dat het verpleeghuis met zijn hulpverleners zich anders moet gaan opstellen naar de oudere en zijn of haar familie/sociaal netwerk. In plaats van ‘zorgen over’ wordt het ‘zorgen met’. De bewoner neemt voor zichzelf beslissingen en als hij daar niet meer toe in staat is, nemen naasten deze taak over. 6
a Interview een familielid of kennis waarvan een dierbare in een verpleeghuis woont. Bereid eerst het interview voor. Bedenk met medestudenten welke vragen je, waarom, wilt stellen en rangschik de vragen in een bepaalde volgorde. Stel vragen die zijn gericht op het wie, wat, waar, hoe en wanneer. Deze vragen worden over het algemeen als feitelijk geïnterpreteerd en daarom over het algemeen als gemakkelijk te beantwoorden gezien. Stel vragen die te maken hebben met de verbroken relatie en waarmee de emotionele kant van de zaak wordt belicht, bijvoorbeeld “Wat betekende het voor u dat u langzaamaan afstand moest nemen van uw echtgenoot?” enzovoort. Stel vragen die op dit moment nog relevant zijn voor de betreffende relatie. Bijvoorbeeld “Hebt u op dit moment het idee dat u iets voor hem/haar betekent? Zo ja, kunt u vertellen wat dat dan betekent of inhoudt?” Het spreekt vanzelf dat een interview moet worden afgesloten en geopend volgens de regels. Noteer de informatie die de meeste indruk op je gemaakt heeft.
6
b Bespreek de volgende stelling: ‘Participatie van het sociale netwerk, zowel direct (primair proces) als indirect (organisatie), leidt niet tot verbetering van de kwaliteit van zorg omdat de belangen te zeer verschillen.’ Eens/oneens, omdat:
27
6
c Lees vervolgens informatie over de stelling (6b) en kijk of je mening door de nieuwe informatie beïnvloed wordt of je argumentatie. Noteer opvallende punten daarin.
:ERNIJEQMPMIQSIXNILIXLIFFIR
Mevrouw Ariëns, 77 jaar, heeft onlangs het advies gekregen elastische kousen te dragen om de oedeem in haar onderbenen te bestrijden. Vanwege artrose kan mevrouw Ariëns de kousen niet zelf aan- en uitdoen. Zij heeft een verzoek om hulp bij de thuiszorg gedaan. De thuiszorg heeft aangegeven de hulp voorlopig niet te kunnen leveren en dat mevrouw geen urgentieverklaring krijgt, omdat er voldoende mantelzorg aanwezig is: de dochter van mevrouw Ariëns woont namelijk aan de overkant van de straat. Mevrouw Ariëns is teleurgesteld over het besluit van de thuiszorgorganisatie: Zij doet niet graag een beroep op haar kinderen. Die hebben het al druk genoeg met hun eigen kinderen en werk.
28
7
a Wat vind jij van het besluit van de thuiszorgorganisatie? Motiveer je antwoord.
7
b Welke voor- en nadelen zie jij bij mantelzorg?
7
c Welke ondersteuning vind jij belangrijk voor mantelzorgers?
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
)IRKVSXIZIVERHIVMRKMRLYM^I>SRRIKEEVHIR
Het is vrijdagmiddag drie uur. Het afdelingshoofd heeft alle verpleegkundigen en verzorgenden gevraagd om in de vergaderruimte bij elkaar te komen. Ze heeft een belangrijke mededeling. “Nou, de kogel is door de kerk, hoor”, zegt ze. “De directie heeft na overleg met de leidinggevenden en het bestuur besloten om leefstijlgerichte en bewonergerichte zorg te gaan toepassen. In de teamvergaderingen hebben we het er al regelmatig over gehad. Ik weet dat de meningen hierover nogal uiteenlopen. Toch is het besluit definitief en dat zal veel gevolgen hebben voor de manier waarop we voortaan gaan werken”. Herman, een van de verzorgenden, reageert als eerste: “Meneer Kroon zal gelukkig zijn, hij mag dan zeker zijn hond meenemen als hij opgenomen wordt”. Een ander teamlid reageert er op met: “En wij dan zeker dat beest uitlaten”. Het afdelingshoofd sust de discussie: “We hebben een half jaar de tijd ons deze manier van werken eigen te maken. Daarbij zullen we begeleid worden door een externe deskundige. Ook zullen er werkgroepen komen om het een en ander uit te werken. In grote lijnen ... ”. Even later staan een paar teamleden nog wat na te praten. Ook al lopen de opvattingen uiteen, iedereen is het er wel over eens dat de bewonergerichte methode grote consequenties heeft voor de positie van de cliënt, de uitvoering van de zorg, de manier van rapporteren en het voeren van overleg met de andere disciplines. 8
a In welke mate zullen de werkzaamheden volgens jou veranderen? Geef daarbij aan wat in jouw ogen voor- en nadelen zijn van bewonergerichte zorg. Bespreek de vooren nadelen vanuit het gezichtspunt van de cliënt én vanuit het gezichtspunt van de verpleegkundige.
8
b Zou jij ervoor kiezen om een individuele leefstijlgerichte benadering aan te bieden of zou jij het beter vinden om mensen met een zelfde leefstijl bij elkaar in een groep te plaatsen?
29
Je bent wijkverpleegkundige en je bezoekt mevrouw Schaepman. Ten gevolge van een valincident in haar huis (ze is gestruikeld over een kleedje) heeft mevrouw Schaepman een open wond aan haar rechterbeen die twee keer per week door jou gecontroleerd en verzorgd moet worden. De andere dagen doet ze het zelf. Ze heeft al enkele jaren last van suikerziekte en ze neemt daarvoor pillen. Je bent al twee keer bij mevrouw Schaepman geweest en je maakt je zorgen, omdat ze de wond zelf niet volgens de afspraak verzorgt. Het verband zag er beide keren vies uit. Je kreeg de indruk dat ze het verband zelfs niet eens verschoond had. Je hebt dit probleem vanochtend aan mevrouw Schaepman voorgelegd. “Ach, ik heb al tegen de huisarts gezegd dat mijn wond heus wel zal genezen. Ik gebruik altijd uierzalf. Daar genezen wondjes zo snel van. Maar dat mag niet van de dokter. Ik moet van haar andere zalf gebruiken en er verband omheen doen. Ik heb al gezegd dat ik dat onzin vind. Daarom heeft ze jou op me afgestuurd”. “Dat denk ik niet. We maken ons wel degelijk zorgen, want de wond wil maar niet genezen”, zeg je. “Ja, jullie zijn allebei heel aardig, maar dat gedoe allemaal. En de dokter wil ook al dat ik op dieet ga. Dat is toch helemaal niet nodig. Jullie jonge mensen hebben geen geduld meer. Die wond gaat vanzelf wel dicht.” “Maar u bent toch suikerpatiënt. Daarbij gebeurt het heel vaak dat een wond moeilijk geneest en heel goed verzorgd moet worden.” “Ja, de huisarts zegt dat ook altijd. Nou, ik neem mijn pillen elke dag, hoor. Nou, meisje, de pedicure komt zo. Eigenlijk wel jammer dat jullie op bijna dezelfde tijd komen. Ik heb maar weinig afleiding.” Je vraagt bij het weggaan aan mevrouw Schaepman of ze het goed vindt dat je met de huisarts overlegt over de wondverzorging. Mevrouw Schaepman vindt dat verder geen punt.
30
9
a Welke verpleegkundige diagnose(s) zou je op basis van bovenstaande voor mevrouw Schaepman formuleren? Vergeet niet de PES te hanteren.
9
b Je hebt het probleem aan haar huisarts voorgelegd. Ze herkende het probleem en jullie hebben besloten dat jij een gesprek met mevrouw Schaepman aangaat om te achterhalen of de door jou gestelde verpleegkundige diagnose(s) juist is (zijn). Op welke wijze zou je mevrouw Schaepman het beoogde gesprek aankondigen? Welke argumenten gebruik je om haar te overtuigen van het belang van het gesprek? Vergeet niet je keuzes te verantwoorden.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
9
c Lees de inhoudelijk analyse 4.3.1 Het verpleegkundig probleemverkennend gesprek: een eenzame oudere. Wat zouden in je gesprek met mevrouw Schaepman je eerste zes stappen zijn? Concretiseer deze.
9
d Heeft mevrouw Schaepman een verhoogd risico op een valincident? Motiveer je antwoord.
9
e Welke maatregelen ter preventie van een valincident zou jij mevrouw Schaepman adviseren en welke preventieve maatregelen zijn niet noodzakelijk? Loop hiervoor de inhoudelijke analyse 4.3.2 door en noteer de punten die jij anders aan bod zou laten komen en eventuele vragen over de analyse.
9
f Als mevrouw Schaepman bij jullie thuis op bezoek zou komen, heeft ze dan een verhoogd risico op een valincident? Licht je antwoord toe en geef ook aan op welke manier je een eventueel valincident zult voorkomen.
31
;EXEPWLIXRMIXQIIVKEEX#
De situatie met mevrouw Schaepman [studieopdracht 4.2.9) is in een half jaar tijd verslechterd. Zij verzorgt zichzelf amper, de wond is nog steeds niet dicht en nu is mevrouw Schaepman ook nog gevallen. Zij heeft hierbij haar schouder gebroken. De kinderen van mevrouw Schaepman hebben op advies van de huisarts, bij mevrouw Schaepman aangedrongen op een opname in een verzorgingshuis. Na veel praten en veel huilen heeft mevrouw Schaepman uiteindelijk met een opname ingestemd. Zij heeft, bij haar aanmelding voor een plaats in een verzorgingshuis, aangegeven dat zij bij voorkeur naar Huize Zonnegaarden wil [studieopdracht 4.2.8). Van een oude buurvrouw die daar nu woont, heeft zij gehoord dat daar de verzorgers aardig zijn en je daar alles wat je thuis deed ook mag doen, althans zo vertelde de buurvrouw. Een week geleden heeft mevrouw Schaepman te horen gekregen dat er plaats in het verzorgingshuis is. Vandaag heeft zij haar eerste kennismakingsgesprek. Samen met haar dochter zal zij haar kamer en de afdeling bekijken. Daarna zal zij een eerste intakegesprek met een verpleegkundige hebben, die ook haar zorgbehoefte globaal in kaart zal brengen. Mevrouw Schaepman ziet erg tegen de kennismaking op. Het confronteert haar met het feit dat het afscheid van haar zelfstandig wonen echt nabij is. Zij is daarom blij dat haar dochter meegaat. Thuis maakt zij een briefje met vragen die zij heeft. Naast dat zij wil weten welke spullen zij allemaal mee moet nemen is een van haar belangrijkste vragen of Mimie, haar kat, mee mag komen. 10 a Hoe zou jij de kennismaking vormgeven? Hoeveel tijd trek je ervoor uit, laat je mevrouw wel of niet al kennismaken met andere bewoners op de afdeling, welke informatie geef je al vast en welke nog niet enzovoort. Motiveer je antwoord.
10 b Hoe zou jij het eerste intakegesprek voeren en welke vragen zou jij stellen? Motiveer je antwoord.
32
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
10 c Vind jij dat mevrouw Schaepman haar kat mee mag nemen? Geef zowel voor- als tegen argumenten en motiveer je eigen keuze.
10 d Welke punten ga je na ter preventie van een valincident als mevrouw Schaepman in Huize Zonnegaarden komt wonen?
33
-RLSYHIPMNOIEREP]WI De stappen in de inhoudelijke analyse Een verpleegkundig probleemverkennend gesprek: een eenzame oudere (4.3.1b) zijn geschreven vanuit een casus, zodat de procedure en werkwijze van een dergelijk gesprek inhoudelijk beschreven kunnen worden. De analyse geeft telkens een paar stappen weer en volgt dan met een op de casus gebaseerde conclusie, voordat de vervolgstappen worden uitgewerkt.
GEWYW
E'EWYWQIRIIV&EVXIPW
*OMFJEJOH In deze analyse geven we het gesprek weer van een wijkverpleegkundige die een huisbezoek brengt bij een oudere cliënt. Er zijn signalen die wijzen op mogelijke verpleegproblemen. De verpleegkundige brengt deze mogelijke verpleegproblemen samen met de cliënt zo goed mogelijk in kaart. "DIUFSHSPOEJOGPSNBUJF Meneer Bartels is een gepensioneerde leraar techniek van 78 jaar. Hij heeft vier kinderen. Zijn oudste dochter woont in dezelfde stad. Zijn vrouw is vijf jaar geleden overleden. Sindsdien leeft hij alleen in de vrij ruime eengezinswoning waar hij meer dan veertig jaar met zijn vrouw gewoond heeft. Hij heeft een kleine tuin. Meneer Bartels heeft een half jaar geleden een hersenbloeding gehad en heeft enkele maanden gerevalideerd in een verpleeghuis. Hij is halfzijdig (links) verlamd en zit overdag in een rolstoel. Zijn spraakvermogen en geestelijke gezondheid zijn onaangetast door de hersenbloeding. Hij is hardhorend. Behalve de rolstoel heeft hij nog een aantal extra hulpmiddelen nodig: een hoog-laagbed, een papegaai. In de woning zijn een aantal aanpassingen gedaan voor rolstoelgebruik, ook het toilet is aangepast. Sinds twee maanden is meneer Bartels weer thuis. Hij was blij weer in zijn eigen vertrouwde omgeving te zijn en gaf toen aan er zeker wat van te willen en kunnen maken. Jammer dat hij zelf nog amper op pad kan. Hij deed dat toch wel erg graag: even kletsen met vrienden, even biljarten, de stad in en dergelijke. Maar goed, het zou zo toch ook moeten lukken zijn contacten te onderhouden en wat variatie in de dag aan te brengen. Tweemaal daags komt er iemand van de thuiszorg om hem in en uit bed te helpen, te verzorgen en aan en uit te kleden. Hij kan zonder hulp naar het aangepaste toilet, maar niet zonder hulp in en uit bed. Verder krijgt hij huishoudelijke hulp. Op het ogenblik is dat door de week twee uur om de dag en in het weekeinde één uur. Zijn oudste dochter komt steevast twee keer per week een uurtje langs. De andere kinderen komen om de beurt eens in de maand een paar uurtjes in het weekend langs, zo is afgesproken. Verder komt een buurvrouw zo nu en dan even binnen. Zij doet ook de boodschappen voor hem. Hij heeft een poes die zelf naar binnen en buiten kan via een kattenluikje. In het begin was meneer Bartels tegen de mensen die hem hielpen en verzorgden altijd voorkomend en aardig. Hij was ook vol goede voornemens het beste ervan te maken en had volop belangstelling voor de wereld en de mensen om hem heen. Kwamen er in de eerste weken nog aardig wat vrienden en bekenden, het aantal bezoekjes van de afgelopen tijd zijn op een hand te tellen. Zijn beste vriend is sinds kort opgenomen in een zorgcentrum elders in het land, die ziet hij ook niet meer.
34
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
Jij bent als wijkverpleegkundige de eerstverantwoordelijke voor deze zorgsituatie. Je verzorgt de heer Bartels één keer per week. De andere zorgmomenten worden door ziekenverzorgenden van de thuiszorg uitgevoerd. Het is de bedoeling dat één van de verzorgenden de eindverantwoordelijkheid na drie maanden (dus over één maand) overneemt. Deze beslissing is genomen, omdat je verwacht dat de zorgsituatie dan stabiel zal zijn. Als eerstverantwoordelijke ben je belast met het bijhouden van het verpleegplan en de communicatie met derden, zoals andere hulpverleners (huisarts, gezinszorg, fysiotherapeut) en de familie via de contactpersoon (de oudste dochter). 6JUHBOHTTJUVBUJFWPPSIFUQSPCMFFNWFSLFOOFOEHFTQSFL De laatste drie weken valt het op dat meneer Bartels zich anders gaat gedragen. Hij doet steeds meer teruggetrokken. Hij maakt weinig oogcontact en praat veel minder met zijn verzorgers. Hij gedraagt zich vaak mopperig en kortaf en lijkt snel aangebrand. Hij roept de verpleegkundige of verzorgende bij het weggaan regelmatig terug, meestal om futiliteiten. Bijvoorbeeld iets dat niet goed zou zitten aan zijn kleding of om andere, al even weinig relevante, redenen. Daarbij komt dat hij langzaam lijkt te verslonzen. Vlekken haalt hij niet meer uit zijn kleding. De tafel waaraan hij vaak zit, was de eerste weken altijd keurig opgeruimd en schoon. Nu ruimt hij zelf niets meer op, zelfs als hij een beker drinken omgooit, laat hij dat nog een poos liggen. Zijn dochter praatte daar laatst nog met hem over waar je bij was. Hij werd boos en zei dat er niemand was die daar last van had, omdat hij toch nooit iemand meer zag. Het gedrag van meneer Bartels verontrust je. Ook de andere hulpverleners hebben dezelfde soort veranderingen in het gedrag van meneer Bartels opgemerkt en doorgegeven. Bovendien is er een paar keer een conflict geweest tussen meneer Bartels en een hulpverlener. Zijn dochter kaart haar bezorgdheid over de gedragsveranderingen van haar vader bij jou aan. Je denkt niet dat de gedragsveranderingen te maken hebben met onvrede met de hulpverlening, maar dat er iets anders is. Je spreekt met de dochter van meneer Bartels af dat je een gesprek met hem zal voeren om te onderzoeken wat er aan de hand kan zijn. Je vraagt de dochter of ze, als meneer Bartels dat wil, bij het gesprek aanwezig wil zijn. Zij wil dat graag als haar vader daarmee akkoord gaat.
35
C ,IXZIVTPIIKOYRHMKTVSFPIIQZIVOIRRIRHKIWTVIO ¦IIRIIR^EQISYHIVI
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Verzamel informatie over de
Om een beter zicht op de
Houd er rekening mee dat
cliënt die van invloed kan
situatie te krijgen en tij-
ook voor jou onbekende
zijn op zijn sociale vermo-
dens het anamnesegesprek
persoonlijke problemen de
gens en omstandigheden,
gerichter te kunnen vragen.
oorzaak voor het gedrag
WPPSCFSFJEJOH 1
Raadpleeg het ver-
pleegkundig dossier.
m.b.t.:
van de cliënt kunnen zijn. Bijvoorbeeld financiële
Gezondheidsbeleving en instand-
zorgen of relationele pro-
houding:
blemen.
–
zijn er veranderingen in
het medicijngebruik of is er sprake van overmatig alcoholgebruik? Activiteitenpatroon: –
zijn de ADL-functies ver-
anderd? –
hoe is de woonsituatie?
–
hoe is de dagbesteding
van de cliënt? Zelfbelevingspatroon: –
hoe gaat de cliënt om
met zijn beperkingen? –
is hij in staat beslissingen
te nemen? –
hoe is zijn stemming?
Rol- en relatiepatroon: –
hoe is het contact met
zijn familieleden en anderen? –
hoe vaak heeft de cliënt
contact met familieleden en anderen? Stressverwerkingspatroon: –
zijn er de laatste tijd
grote veranderingen geweest in het leven van de cliënt? –
zijn er dierbare personen
overleden?
36
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Zodat je een uitgangspunt
Om een diagnose te
hebt van waaruit je een evt.
kunnen stellen, moet je
gesprek kunt aanpakken.
nagaan welke bepalende
Waarnemings- en denkpatroon: –
heeft de cliënt oriëntatie-,
geheugen- of concentratieproblemen? –
heeft de cliënt pijnklach-
ten die van invloed zijn op zijn sociale mogelijkheden? 2
Formuleer mogelij-
Ga na of je symptomen her-
ke voorlopige verpleeg- kent die typerend zijn voor kundige diagnoses.
bepaalde verpleegkundige diagnoses.
kenmerken zich voordoen.
Raadpleeg zo nodig de literatuur en win informatie bij collega’s in. Formuleer voorlopige verpleegkundige diagnoses.
GEWYW
1IRIIV&EVXIPWLIIJXQSKIPMNOPEWXZER a sociaal isolement, omdat je de volgende voor sociaal isolement bepalende kenmerken constateert: – er zijn, behalve de dochter, geen belangrijke ondersteunende anderen (gezin, vrienden, groep); – de communicatie is verminderd; – toegenomen teruggetrokkenheid; – weinig oogcontact; – vijandigheid in stem en gedrag; – een lichamelijke handicap, beperkte mobiliteit; – een levensdoel lijkt te ontbreken; – verwaarlozing van uiterlijk (verslonzing); – onacceptabel sociaal gedrag; – een onvermogen om bevredigende persoonlijke relaties aan te gaan. b ineffectieve individuele coping, omdat je de volgende voor ineffectieve individuele coping bepalende kenmerken constateert: – het verwoorden van een onvermogen om het allemaal aan te kunnen; – het vertonen van een onvermogen om te voldoen aan rolverwachtingen; – etaleren van een onvermogen om problemen op te lossen; – verandering in sociale deelname; – verandering in gebruikelijke communicatiepatronen; – verbaal manipulatief overkomen op de hulpverleners; – uiting van ongeduld, irritatie en ontmoediging.
37
463')(96)
3
83)0-',8-2+
Stel voor jezelf vast:
Door adequate voorberei-
–
ding vergroot je de doel-
Stel je in op het te
voeren gesprek.
;)6/;-.>)
gewenst resultaat van
het anamnesegesprek –
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
matigheid van het gesprek.
procedure en tijdsduur
gesprek. Ga na of je voldoende inzicht hebt in: –
de risico’s van een
sociaal isolement en/of eenzaamheid en ineffectieve individuele coping –
veel voorkomende oor-
zaken ervan –
mogelijke interventies.
Haal het beeld en de gegevens van de cliëntsituatie goed voor de geest. Kies een wijze om het pro-
Afhankelijk van het karak-
Houd er rekening mee
bleem te exploreren, bij-
ter van de cliënt, eerdere
dat de cliënt bij een
voorbeeld op een directe of
reacties tijdens gesprek-
directe aanpak emotio-
indirecte wijze.
ken en het vertrouwen dat
neel heel heftig kan rea-
de cliënt al dan niet in je
geren (boos worden, hui-
heeft.
len, ontkennen). Bij een indirecte aanpak bestaat het gevaar dat de cliënt niet ingaat op wat je zegt, of niet begrijpt wat je wilt vertellen.
Maak de keuze of je het
Voor de verzorging zou
gesprek onder vier ogen
de cliënt bijvoorbeeld
aan wilt gaan of in aan-
nog niet fit genoeg kun-
wezigheid van een derde
nen zijn om helder te denken. Na de verzor-
(andere hulpverlener, dochter). Kies het beste moment
In verband met evt. ver-
ging is hij mogelijk meer
moeidheid en evt. aanwe-
vermoeid.
zigheid van derden.
Denk aan de gewijzigde
en de beste plaats om het
machtsverhouding tij-
gesprek te voeren, bijvoor-
dens de zorgverlening.
beeld voor of na de verzor-
Er zit bijvoorbeeld meer
ging.
gelijkwaardigheid in een gesprek aan tafel met een aangeklede cliënt dan wanneer de cliënt nog in bed ligt.
38
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Schat evt. problemen in en bepaal hoe je daarmee om wilt gaan.
GEWYW
Je bent van plan na de verzorging even met meneer Bartels te praten en te vragen of hij met jou een gesprek wil voeren over mogelijke zaken die hem dwars zitten. Je hebt besloten dat je het gesprek met meneer Bartels het liefst zonder aanwezigheid van andere hulpverleners wilt voeren. Wel zal je hem vragen of hij er prijs op stelt dat zijn dochter bij het gesprek is. Je kiest voor een directe aanpak, omdat je volgens jou een goede vertrouwensrelatie met hem hebt opgebouwd en omdat hij doorgaans open met je communiceert.
VJUWPFSJOH Vraag of de cliënt nog even
Vraag een eventueel aan-
je nu even kort wat
tijd heeft voor een kort
wezige derde of je even
met hem mag bespre-
gesprek.
met de cliënt alleen kunt
ken.
Ga schuin tegenover hem
spreken.
4
Vraag de cliënt of
zitten. Vertel de cliënt wat je de laatste tijd is opgevallen en dat je dat graag wat uitgebreider met hem wilt bespreken. Vraag hem of hij dat wat je vertelt, herkent en of hij daarover wil praten. Vraag hem of hij het prettig vindt als zijn dochter bij het gesprek aanwezig is. Maak een afspraak en vertel hoe lang het gesprek zal duren.
39
;)6/;-.>)
GEWYW
Meneer Bartels vindt ook dat het op het moment niet goed gaat. Hij merkt dat ‘de meisjes’ niet meer zo graag bij hem komen en dat zijn dochter over zijn gedrag klaagt. Hij weet niet of praten erover veel zin heeft, omdat hij de situatie niet meer denkt te kunnen veranderen. “Er is toch niemand die me uit die rolstoel kan helpen”, zegt hij. Maar hij is wel bereid erover te praten. Hij wil graag dat zijn dochter erbij is. Je spreekt een dag en een tijd met hem af, waarop zijn dochter aanwezig is en jij meneer verzorgt. Meneer Bartels zal zijn dochter informeren.
5
Ga de laatste bijzon- Ga na of er de laatste dagen
derheden na.
nog bijzonderheden zijn
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
Om te weten of de situatie nog stabiel/hetzelfde is.
geweest. 6
Door middel van een dui-
De introductiefase kan
bespreek:
delijke introductie van het
door de verpleegkundige
–
Leid het gesprek in. Open het gesprek en
gesprek zijn de aanleiding,
ook gebruikt worden om
gesprek
de bedoeling en het onder-
haar manier van commu-
–
het doel van het gesprek
werp van het gesprek voor
niceren af te stemmen op
–
de procedure van het
alle betrokkenen helder.
de cliënt en om in te schat-
de aanleiding tot dit
gesprek
ten of de cliënt voldoende
–
alert is om het gesprek te
de tijdsduur van het
voeren.
gesprek. Vraag of de cliënt instemt
Anders heeft het gesprek
met het gesprek.
weinig zin.
Zorg dat je de cliënt aan
Via je houding laat je zien
Zorg ervoor dat je niet
kunt kijken. Neem een luis-
dat je aandacht hebt voor
hoger of lager dan de
terende open houding aan,
de betrokkenen en draag
cliënt en zijn dochter zit.
observeer de situatie, let op
je zorg voor een prettig
Vraag na of het gehoorap-
non-verbale signalen. Neem
contact. Door goed te obser- paraat van de cliënt goed
bij het verstrekken van infor- veren kun je je vragen en
is ingesteld.
matie een open en neutrale
informatie afstemmen op
Richt je tijdens het gehele
houding aan.
de mogelijkheden van de
gesprek in eerste instantie
cliënt.
tot de cliënt. Zijn dochter kan evt. aanvullingen geven.
40
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
7
Vertel de cliënt wat jou is
Dit maakt de aanleiding
Geef objectieve feiten weer
opgevallen aan het gedrag
nogmaals duidelijk en kan
en interpreteer niet.
van de cliënt en waarom er
er voor zorgen dat er een
Respecteer in je gedrag
bezorgdheid bestaat.
gespreksopening gecreëerd
de volwaardigheid van de
wordt.
cliënt en spreek niet in
Start het probleem-
verkennend gesprek.
betuttelende toon.
GEWYW
Meneer Bartels wordt eerst een beetje boos: “Het zal allemaal wel zo zijn, maar jullie bemoeien je allemaal zo met mij. En ik kan niet eens zelf de stad in als ik er genoeg van heb.” Nadat je hem tijd hebt gegeven om zijn boosheid te uiten, wordt hij wat neerslachtig en zegt: “Ach, wat maakt het ook uit. Het wordt toch nooit meer anders.” Zijn dochter troost hem en toont begrip.
8
Vraag de cliënt te
Geef de cliënt tijd en ruimte
Om te horen hoe de cliënt
Enkele mogelijke reacties
reageren op zijn hui-
om te reageren op jouw con- de problemen ervaart.
van de cliënt:
dige toestand.
stateringen.
–
ontkennen
–
boos worden
–
verdrietig worden, hui-
len –
herkennen
–
zich terug trekken
–
bagatelliseren.
Toon begrip en parafraseer
Om duidelijk te krijgen wat
de reactie van de cliënt.
de cliënt precies bedoelt.
Vraag door op de dingen
Zodat je meer zicht krijgt
Als de cliënt hier niet op
die de cliënt zelf gezegd
op wat de cliënt bedoelt en
reageert, help hem dan
heeft.
voelt.
door jouw visie weer te geven van wat de cliënt bedoelt (“Volgens mij bedoelt u…”). Of je verplaatst je in de situatie van de cliënt en verwoordt hoe jouw gedrag in die situatie evt. zou zijn. “Als ik in uw situatie zou zitten, zou ik misschien ook wel …”). Zorg ervoor dat je niet generaliseert.
41
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Vraag evt. de dochter of zij
Om een completer beeld te
Zorg ervoor dat ook de
iets heeft toe te voegen of
krijgen en de bezorgdheid
cliënt zijn dochter goed
te vragen over het vooraf-
van de dochter mee te kun-
kan verstaan.
gaande.
nen nemen.
Denk tijdens het beant-
woorden van de vragen van de dochter aan de privacy en zelfstandigheid van de cliënt. Wees zo nodig terughoudend. Vraag de cliënt of hij het
Om niet af te wijken van
eens is met zijn dochter.
de behoeften en problemen zoals de cliënt deze ziet.
9
Vat de belangrijkste Geef kort in je eigen woor-
punten samen.
Om te ordenen, ter con-
den weer wat volgens jou de
trole en om evt. tot verdere
belangrijkste punten zijn.
exploratie te stimuleren.
Check bij de cliënt en zijn dochter of zij het eens zijn met je samenvatting. 10 Bespreek je conclu-
Leg de cliënt voor dat je
sies met de cliënt en de denkt dat hij mogelijk last dochter.
T.b.v. het stellen van de ver- Cliënt en mantelzorger pleegkundige diagnose.
ideeën hebben over de
nog veel moeite heeft om
zorgbehoefte(n). Ook kun-
met zijn nieuwe situatie (en
nen deze ideeën afwijken van die van de verpleeg-
de mensen daarin) adequaat om te gaan.
Om tot een verbetering van kundigen. Belangrijk is de situatie te komen is het
dan de punten van over-
Bespreek met de cliënt of hij
noodzakelijk dat de cliënt
eenstemming te bespre-
het eens is met je conclusies.
de problemen als zodanig
ken.
onderkent. Betrek ook de dochter hierin. Ga in op eventuele opmerkingen, toelichtingen, vragen etc.
42
%REP]WI
kunnen onderling andere
heeft van eenzaamheid en
Zorg voor de oudere cliënt
;)6/;-.>)
GEWYW
Uit het gesprek dat tot nu toe gevoerd is, concluderen jullie dat meneer Bartels het vooral moeilijk vindt dat hij niet meer kan gaan en staan waar hij wil, en dat hij daardoor weinig afleiding heeft en veel minder sociaal contact dan hij zou willen en gewend is. Ook vindt hij het moeilijk dat de gezinszorg, zijn dochter en de verpleegkundigen waar hij afhankelijk van is, hem naar zijn idee betuttelen. Dat uit zich in het bepalen van welke kleding hij aan moet, hoe vaak hij gewassen moet worden, hoeveel hij opruimt, wanneer hij naar bed moet enzovoort. Het is voor hemzelf duidelijker geworden waarom hij zo gemopperd heeft. Hij voelde zich daar de laatste weken ook niet prettig bij. Zijn dochter heeft er het meeste moeite mee dat hij vlekken in zijn kleding heeft en zichzelf in haar opvatting verslonst. Voor zijn ziekte was hij altijd een keurig verzorgde en vriendelijke man. Meneer Bartels herkent dit. Dit alles bevestigt je voorlopige diagnoses van inefficiënte individuele coping en gevoelens van eenzaamheid (sociaal isolement). Je spreekt met meneer Bartels en zijn dochter af om alles nog eens te overdenken en hier op korte termijn op terug te komen, zodat je samen tot oplossingen kunt komen.
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
BGSPOEJOH 11 Sluit het gesprek af
Spreek met de cliënt en de
Zodat alles nog eens over-
en maak een vervolgaf- dochter af een volgende keer dacht kan worden. spraak.
op de geconstateerde problemen terug te komen en mogelijke aanpakken daarvan te bespreken. Vraag hen daarover vast na te denken. Vraag de cliënt en zijn doch- Om de cliënt de gelegen-
Voorkom dat je jezelf gaat
ter hoe zij het gesprek erva-
heid te geven om zijn eerste
verdedigen als je kritiek
ren hebben.
gevoelens weer te geven
krijgt; wuif complimentjes
over het gesprek.
niet weg.
Daarnaast is het een evaluatie van je handelen.
Stel in overleg een datum en tijd vast voor het volgende gesprek. Neem vervolgens afscheid.
43
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
12 Rapporteer in het
Noteer in het verpleegkun-
In verband met de continuï- Een duidelijke rapportage
verpleegkundig dos-
dig dossier hoe het gesprek
teit van zorg.
sier en evalueer het
is verlopen. Beschrijf de ver-
een verantwoording van je
gesprek.
pleegkundige diagnoses die
handelen.
is tevens van belang voor
je samen met de cliënt hebt geconstateerd en geef de vervolgafspraken weer.
Ga voor jezelf na of je het
Zodat je daar de volgende
Soms is het lastig voor
gewenste resultaat bereikt
keer rekening mee kunt
jezelf na te gaan hoe
hebt.
houden.
het gesprek verlopen is. Zeker als er zich onverwachte situaties hebben voorgedaan. Vraag dan
Ga na wat je vindt van het proces van het gesprek. Reflecteer op de wijze waarop je het gesprek gevoerd hebt: –
eigen gevoelens en
(on)handigheden tijdens het gesprek –
sterke en minder sterke
momenten –
gesprek al of niet in over-
eenstemming met je opvattingen en theorieën.
44
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
Zodat je jezelf blijft ontwik-
een collega je te helpen
kelen als lerende profes-
bij het terugkijken op je
sional.
handelen.
-RLSYHIPMNOIEREP]WI
De stappen in de inhoudelijke analyse Het verpleegkundig gesprek om het risico op een valincident in te kunnen schatten (4.3.2b) zijn geschreven vanuit een casus, zodat de procedure en werkwijze van een dergelijk gesprek inhoudelijk beschreven kunnen worden. De analyse geeft telkens een paar stappen weer en volgt dan met een op de casus gebaseerde conclusie, voordat de vervolgstappen worden uitgewerkt.
GEWYW
E'EWYWQIZVSY[7GLEITQER
*OMFJEJOH In deze analyse geven we het gesprek weer van een wijkverpleegkundige die op huisbezoek is bij een oudere cliënt. Naar aanleiding van een recent ‘bijna valincident’ hebben de cliënt en de wijkverpleegkundige afgesproken om met behulp van een scorelijst risicofactoren op vallen in kaart te brengen. Én zo nodig preventieve maatregelen om het vallen te voorkomen te bespreken. "DIUFSHSPOEJOGPSNBUJF Mevrouw Schaepman is een weduwe van 84 jaar. Zij heeft twee kinderen. De oudste zoon woont met zijn gezin in het buitenland, de jongste woont op een uurtje rijden van het dorp waar mevrouw Schaepman woont. De echtgenoot van mevrouw Schaepman is 50 jaar geleden overleden. De kinderen waren toen 8 en 9 jaar oud. Zij heeft de kinderen alleen opgevoed en daarnaast, om de kost te verdienen, tijdens schooluren in een kledingzaak gewerkt. Vanaf haar 65e is zij tot haar 79e actief geweest als vrijwilligster voor De Zonnebloem. Verder is zij al jaren lid van het kerkkoor. Mevrouw Schaepman woont zelfstandig in een eengezinswoning in de kern van het dorp. Een schoondochter heeft al herhaaldelijk aangeboden te willen helpen bij de grote huishoudelijke klussen, zoals ramen zemen en vloeren dweilen, maar mevrouw Schaepman is zeer gesteld op haar onafhankelijkheid en wijst hulp daarom af. “Zolang ik zelf met mijn trapje de ramen kan doen, blijf jij maar mooi bij je kinderen. Ik houd mij heus wel vast aan de beugel van de trap als ik soms even me niet safe zou voelen”. Met deze woorden had zij vorige week nog, op het aanbod van haar schoondochter om ramen voor haar te zemen, gereageerd. Sinds enkele jaren heeft mevrouw Schaepman last van suikerziekte. Mevrouw reguleert haar bloedsuikerwaarden met pillen en beperkte koolhydraatinname. Zij hoeft geen insuline te spuiten. Wel is bij haar onlangs beginnende staar vastgesteld. Vanwege spierzwakte en een verminderd evenwichtsgevoel loopt mevrouw Schaepman buitenshuis met een rollator en binnenshuis met een stok. Het huis is onlangs drempelvrij gemaakt. Er zijn geen andere aanpassingen in het huis gedaan.
45
6JUHBOHTTJUVBUJFWPPSIFUHFTQSFLPNIFUSJTJDPPQFFOWBMJODJEFOUJOUFLVOOFO TDIBUUFO Je bent wijkverpleegkundige en je bezoekt mevrouw Schaepman sinds kort. Mevrouw Schaepman heeft namelijk na een val in een winkel een open wond aan haar rechterbeen. Die wond verzorg je twee keer per week. Toen je vorige week met mevrouw Schaepman naar binnen liep, zag je dat zij bijna struikelde, omdat haar voet achter het kleedje in de hal bleef haken. Mevrouw Schaepman deed eerst of er niets aan de hand was, maar gaf even later toe toch wel geschrokken te zijn. Dit was namelijk ook niet de eerste keer dat ze bijna viel, zo vertelde ze je. Naar aanleiding hiervan hebben jullie afgesproken om tijdens het eerstvolgende huisbezoek samen het risico op vallen in kaart te brengen. Dit met behulp van een formulier. Én eventuele mogelijke preventieve maatregelen te bespreken. Je bereidt je op dit gesprek goed voor.
F,IXZIVTPIIKOYRHMKKIWTVIOSQLIXVMWMGSSTIIRZEPMRGMHIRX
MRXIOYRRIRWGLEXXIR
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Loop de gegevens van de
Om een beter zicht op de
Aandoeningen zoals staar,
WPPSCFSFJEJOH 1
Raadpleeg het ver-
pleegkundig dossier.
cliënt m.b.t. het risico op val- situatie te krijgen en tijdens Parkinson, artrose en CVA len door:
het afnemen van de risico-
zijn vaak voorkomende
analyse gerichter te kunnen aandoeningen bij oudeGezondheidsbeleving en instand- vragen.
ren. Deze stoornissen
houding:
hebben veelal een ver-
–
minderde mobiliteit en/of
medicijn-, alcohol- of
drugsgebruik
beperkt gezichtsvermogen
–
tot gevolg en verhogen
ongevallen.
Activiteitenpatroon:
daarmee het risico op een
–
valincident.
vermogen m.b.t. ADL-
functies –
beperkingen
–
de woonsituatie
–
dagbesteding van de
cliënt.
46
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Slaap/rustpatroon: –
gebruik slaapmiddelen
–
nachtelijk opstaan.
Cognitie- en waarnemingspatroon: –
gezichtsvermogen
–
oriëntatie-, geheugen- of
concentratieproblemen –
cognitieve vermogens.
Rol- en relatiepatroon: –
beleving
(on)afhankelijkheid. Zelfbelevingspatroon: –
hoe gaat de cliënt om
met zijn beperkingen? –
is zij in staat beslissingen
te nemen? –
hoe is haar stemming?
2 Formuleer moge-
Ga na of en welke risicofac-
Zodat je een uitgangspunt
Om een risicoanalyse uit
lijke risicofactoren.
toren voor een valincident je
hebt van waaruit je een
te voeren moet er een
herkent.
eventueel gesprek kan aan-
indicatie of aanleiding
pakken.
zijn.
GEWYW
Bij mevrouw Schaepman zijn mogelijk de volgende risicofactoren aanwezig: 1 Verminderde mobiliteit zich uitend in: – spierzwakte – verminderd evenwichtsgevoel. 2 Verminderd gezichtsvermogen tengevolge van beginnende staar. 3 Onafhankelijkheids - afhankelijkheidsconflict zich uitend in: – afwijzen hulp van een schoondochter. 4 Tekort in gezondheidsinstandhouding zich uitend in: – risicovol gedrag, zoals op een trapje de ramen zemen – risico’s in woonomstandigheden, zoals de aanwezigheid van een kleedje in de hal.
47
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
3
Maak een keuze voor een
Door adequate voorberei-
Er bestaan diverse lijsten
formulier en stel voor jezelf
ding vergroot je de doelma-
waarmee op gestandaardi-
vast:
tigheid.
seerde wijze het risico op
Stel je in op het te
voeren gesprek.
–
gewenst resultaat
een valincident bepaald
–
procedure gesprek
kan worden. Voorbeelden
–
tijdsduur gesprek.
hiervan zijn de RIVA-scorelijst en de door het CBO
Ga na of je voldoende inzicht
opgestelde lijst met risico-
hebt in de aspecten van het
factoren.
afnemen van de risicoana-
Het CBO onderscheid risi-
lyse:
cofactoren voor de thuis-
–
wonende oudere, risicofac-
techniek van open en
gesloten vragen stellen
toren voor de cliënt in het
–
ziekenhuis en risicofacto-
kenmerken van bewust-
zijn
ren voor de oudere cliënt
–
in het verzorgingshuis.
verschijnselen bij beperk-
te mobiliteit. Schat eventuele problemen in en bepaal hoe je daarmee om wilt gaan.
GEWYW
Hoewel mevrouw Schaepman het gezellig vindt dat je nog even blijft en een kopje koffie meedrinkt, geeft zij in eerste instantie aan dat jij je over haar eigenlijk geen zorgen hoeft te maken. Ze zegt echt heel voorzichtig te doen; zij gebruikt bijvoorbeeld altijd de leuning als zij de trap oploopt en zij zal in huis nooit op sloffen lopen maar haar stevige schoenen met stroeve zool dragen. Nadat je aangeeft dat vallen bij ouderen toch wel heel vaak onnodig voorkomt en de gevolgen vaak heel vervelend zijn, zegt mevrouw Schaepman: “Och zuster ik wilde niet lastig zijn, maar je hebt gelijk, ik moet er niet te gemakkelijk over doen. Laten we maar eens kijken!”
VJUWPFSJOH 4
Open het gesprek.
Open het gesprek en vertel:
Door middel van een dui-
De introductiefase kan
–
delijke introductie van het
door de verpleegkundige
gesprek
gesprek zijn de aanleiding,
ook gebruikt worden om
–
het doel van het gesprek
de bedoeling en het onder-
haar manier van com-
–
de procedure van het
werp van het gesprek voor
municeren af te stemmen
gesprek
de betrokkenen helder
op de cliënt en om in te
–
en kan ieder zich daarop
schatten of de cliënt vol-
instellen.
doende alert is om het
de aanleiding tot dit
de tijdsduur van het
gesprek.
gesprek te voeren.
48
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Bespreek eventueel nog-
Overbodige informatie ver-
Geef objectieve feiten over
maals dat:
traagt alleen maar en leidt
het vallen en de gevolgen
–
de aandacht af.
daarvan als je ouder bent
ouderen vaker vallen
weer.
dan jongere mensen –
de gevolgen van vallen
vaak ingrijpen op de zelfredzaamheid –
het vallen door preven-
tieve maatregelen vaak te voorkomen is. Zeg dat je het op prijs stelt
Voorkom dat je op een
dat de cliënt instemt met
betuttelende manier met
een gesprek hierover.
de cliënt praat.
Zorg dat je de cliënt aan
Via je houding laat je zien
kunt kijken. Neem een
dat je aandacht hebt voor
luisterende open houding
de cliënt en draag je zorg
aan, observeer de situatie,
voor een prettig contact.
let op non-verbale signalen.
Door goed te observe-
Neem bij het verstrekken
ren kun je je vragen en
van informatie een open en
informatie afstemmen op
neutrale houding aan.
de mogelijkheden van de cliënt.
5
Bepaal het risico
op een valincident.
Bevraag/observeer de cliënt
Hierdoor krijg je verder
op onderstaande items, naar
inzicht in de mate van het
haar omstandigheden, ver-
risico op een valincident.
mogens en beperkingen. Gezondheidsbeleving en
Aanwezigheid van deze
instandhouding:
factoren hebben een voor-
–
spellende waarde voor een
gebruik van medicijnen
die bewustzijn beïnvloeden –
valincident.
of en wanneer de cliënt
alcohol gebruikt –
omstandigheden bij
recent valincident –
inzicht in risicovol
gedrag en risicovolle woonomstandigheden.
49
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Activiteitenpatroon: –
ADL-functies
–
motorische beperkingen
–
duizeligheid
–
aard van de lichamelijke
activiteiten –
manier van uitvoering
huishoudelijke activiteiten. Slaap/rustpatroon: –
komt de cliënt ’s nachts
uit bed? –
hoe gaat de cliënt dan
naar het toilet/kamer? Cognitie- en waarnemingspatroon: –
gezichtsvermogen
–
in welke situaties merkt
de cliënt de gevolgen van beperking in het gezichtsvermogen? –
zijn er oriëntatie-,
geheugen- of concentratieproblemen? Rol- en relatiepatroon: –
hoe is de relatie met
familie en buurtgenoten? –
wat vind de cliënt pret-
tig om zelf te doen, waar wil/kan de cliënt hulp bij gebruiken? –
hoe staat de cliënt ten
opzichte van het krijgen van hulp? Zelfbelevingspatroon: –
hoe gaat de cliënt om
met zijn beperkingen? –
is de cliënt in staat
verantwoorde beslissingen te nemen?
Een cliënt met een stem-
–
mingsstoornis zoals
hoe is de stemming van
de cliënt?
depressiviteit, of een verwarde cliënt kan moeilijk zijn situatie op risico’s analyseren of juiste beslissingen nemen.
50
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Vraag/observeer de
Omstandigheden van de
Drempels, vloerkleden,
(woon)omstandigheden van
cliënt zijn van grote invloed
opstapjes en decoratieve
de cliënt op onderstaande
op het risico van vallen.
spullen op de vloer ver-
items:
oorzaken veel valinciden-
–
ten.
gebruik en onderhoud
van loophulpmiddelen –
aan-/afwezigheid van
gladde vloeren –
aan-/afwezigheid van
antislipmateriaal in de badkamer –
aan-/afwezigheid van
handgrepen op toilet en badkamer –
mate van verlichting in
keuken, huiskamer, gangen, badkamer en slaapkamer –
aan-/afwezigheid van
obstakels in en rond het huis –
wijze waarop de cliënt
zijn dagelijkse activiteiten uitvoert.
6
Stel vast of de
Stel vast of de cliënt een
Of de cliënt een hoog
cliënt een verhoogd
matig of hoog risico op een
risico op een valincident
risico op een valinci-
valincident heeft door de
heeft wordt ten dele
dent heeft.
besproken punten samen te
bepaald door het aantal
vatten.
factoren dat aanwezig is. Maar ook al is er maar
Bespreek je conclusie met
Om verder inzicht te bevor-
één risicofactor, dan is er
de cliënt.
deren en de motivatie voor
toch sprake van een ver-
preventieve maatregelen te
hoogd risico.
verhogen. Bespreek per factor wat/
Wees niet belerend en
welk gedrag het risico
realiseer je dat de cliënt
bepaalt.
waarde kan hechten aan risicovol gewoontegedrag.
51
GEWYW
Uit het gesprek dat jij met mevrouw Schaepman voert komt naar voren dat er inderdaad een verhoogd risico op vallen bestaat. Mevrouw Schaepman heeft last van een verminderde mobiliteit. Omdat haar beenspieren niet meer zo sterk zijn, kan zij zonder steun van een stok of rollator niet meer lopen. De hulpmiddelen helpen haar ook om op de been te blijven als zij soms duizelig is. Op de badkamer gebruikt zij de stok niet, omdat deze op de gladde vloer wegglijdt. Bij het opstaan uit het bad en van het toilet gebruikt zij dan de muren als steunpunten. Mevrouw Schaepman merkt dat haar gezichtsvermogen, vooral als het donker of schemerig is, achteruitgaat. Zij staat op de wachtlijst voor een staaroperatie, maar het kan nog wel een half jaar duren voordat zij aan de beurt is. Naar aanleiding van een eerdere valpartij, waarbij mevrouw Schaepman bij het naar binnen gaan van haar woning struikelde, heeft haar zoon alle drempels in huis verwijderd en de drempel van de buitendeur voorzien van een drempeloploop. De wijze waarop mevrouw een aantal huishoudelijke taken uitvoert, bijvoorbeeld ramen zemen met behulp van een trap, vloeren dweilen waarbij zij over een glad nat vloeroppervlak loopt, brengen ook het gevaar van vallen mee. Maar mevrouw Schaepman is wel erg trots dat zij daarvoor geen hulp hoeft te vragen aan buren en kinderen die allemaal graag willen helpen. Toen je samen met mevrouw Schapman door het huis liep om de woonomstandigheden te bekijken, heb je geconstateerd dat de verlichting op de gangen en in het zitgedeelte van de huiskamer zwak is. Zowel in de hal als in de huiskamer ligt een vloerkleed op de gladde parketvloer. Bij het inspecteren van de stok en de rollator viel het je op dat de rubberen dop onder de stok schuin afgesleten was.
;)6/;-.>)
7
Bedenk samen met de cliënt
Houd bij het bedenken
tieve maatregelen om
concrete preventieve maat-
van preventieve maatre-
het risico op vallen te
regelen die zinvol zijn en
gelen rekening met de
verlagen.
voor deze cliënt realiseer-
financiële situatie van de
baar,
cliënt.
Bespreek preven-
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
463')(96)
zoals: − hulpmiddelen bij het
Ter bevordering van sta-
Kijk daarbij welke ver-
lopen
biliteit.
goedingen er vanuit de verzekering van de cliënt of vanuit de gemeente mogelijk zijn.
− hulpmiddelen bij ADL,
Voorkomt vallen bij iets van
zoals een grijpstok
de grond rapen.
− het aanbrengen van
Voorkomt uitglijden op
handgrepen en antislipma-
gladde natte vloeren.
teriaal in de badkamer
52
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
− het aanpassen van schoeisel − het verwijderen van obstakels in en rond huis − controle van visus − het verbeteren van de verlichting
8
Bespreek maatre-
− aanpassingen in (riskant)
Een cliënt die last heeft
gedrag bij het uitvoeren van
van duizeligheid wordt
activiteiten
afgeraden om bijvoor-
− aanpassingen in gedrag
beeld op een trap ramen
bij medicijngebruik.
schoon te maken.
Bedenk samen met de cliënt
gelen die de gevolgen
concrete maatregelen die
van een eventuele val
zinvol zijn en voor de cliënt
kunnen beperken.
realiseerbaar. Zoals: − preventieve medicatie
Zodat bij een valincident
Ter verbetering van de
ter verbetering van de bot-
er minder snel een botfrac-
botkwaliteit wordt vooral
kwaliteit
tuur optreedt.
vrouwelijke cliënten gead-
− het volgen van een val-
Zodat de cliënt leert een val
viseerd om calciumtablet-
training
optimaal op te vangen.
ten te slikken.
− het dragen van alarm-
Zodat de cliënt hulp kan
apparatuur.
inschakelen na een valincident.
Bespreek met de cliënt
Ter realisering van de
Zorg er in je benadering
cliënt mogelijke en
welke maatregelen er geno-
gemaakte plannen.
voor dat de cliënt kan
noodzakelijke vervolg-
men gaan worden, welke
meedenken en zelf beslis-
acties.
acties daarvoor nodig zijn
singen neemt.
en wie welke acties gaat
Beslissingen die voor de
ondernemen.
cliënt genomen worden
9
Bespreek met de
en niet met de cliënt hebben minder/weinig kans van slagen.
53
GEWYW
Mevrouw Schaepman vindt het een goed idee om antislipmateriaal aan te brengen in de badkamer. Omdat zij zelf heeft gemerkt dat het opstaan van het toilet en het uit bad komen moeilijker gaat, lijkt het haar ook prettig dat er handgrepen aangebracht worden bij het bad en het toilet. Aan een zoon wordt gevraagd sterkere lampen in te draaien en een extra lamp in de gang en de huiskamer te plaatsen, omdat mevrouw vanwege de staar wat slechter ziet. Mevrouw Schaepman heeft afwijzend gereageerd op het voorstel om thuiszorg voor het zware huishoudelijke werk in te schakelen. Zij vindt het vervelend om geholpen te worden door een vreemde en zij vindt dat zij door zich voorzichtig te gedragen het risico op vallen voldoende beperkt. Ook vindt zij het wegdoen van de vloerkleden overbodig. Een vloer zonder kleden vindt mevrouw Schaepman ongezellig en kil aandoen. Het lijkt mevrouw Schaepman wel verstandig dat de kleden aan de onderzijde voorzien worden van een antisliprand. Jij hebt met haar afgesproken dat mevrouw Schaepman de besproken preventieve maatregelen overlegt met haar kinderen. Daarnaast heb je met mevrouw Schaepman afgesproken dat jij over veertien dagen nog een keer komt praten en dat dan een zoon of schoondochter bij het gesprek aanwezig zal zijn. Dan zal gekeken worden hoe de aangedane aanpassingen bevallen en of er nog maatregelen nodig zijn ten aanzien van de resterende risico’s.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
10 Sluit het gesprek
Spreek met de cliënt af het
Zodat de bedachte maatre-
af en maak een ver-
besprokene volgende keer
gelen geëvalueerd kunnen
volgafspraak.
terug te halen.
worden op effectiviteit en
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
BGSPOEJOH
leefbaarheid. Vraag de cliënt hoe zij het
Zodat de cliënt de gelegen-
gesprek ervaren heeft.
heid heeft over het resultaat en het proces van het gesprek haar idee te vertellen. Daarnaast is het een evaluatie van je handelen.
Stel in overleg een datum en tijd vast voor het volgende gesprek. Neem afscheid. 11 Rapporteer in het
Beschrijf het besproken risi-
In verband met de continu-
Een duidelijke rapportage
verpleegkundig dos-
co van vallen, over de pre-
iteit van zorg.
is tevens van belang voor
sier en evalueer het
ventieve maatregelen en wat
een verantwoording van
gesprek.
voor het volgende gesprek
je handelen.
is afgesproken.
54
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga voor jezelf na of je het
Zodat je daar de volgende
Soms is het lastig voor
gewenste resultaat bereikt
keer rekening mee kunt
jezelf na te gaan hoe
hebt.
houden.
het gesprek verlopen is.
Zeker als er zich onverGa na wat je vindt van het
wachte situaties hebben
proces van het gesprek.
voorgedaan. Vraag dan een collega je te helpen bij het terugkijken op je handelen.
KIWTVIOWJVEKQIRXIR
#JKQSPDFEVSFTUBQ
Verpleegkundige: “Wat vindt u van de idee om samen met mij na te gaan of er in uw huis dingen zijn waardoor u zou kunnen vallen? In je eigen huis ben je zo vertrouwd met hoe de spullen staan of hoe je klusjes doet dat je de risico’s minder ziet. Ik heb een aantal punten waarmee je de risico’s op vallen kan inschatten.” Mevrouw Schaepman: “Je hoeft je over mij niet zo’n zorgen te maken hoor kind. Ik ben altijd heel voorzichtig, maar als je een kopje koffie meedrinkt wil ik best met jou je punten doorlopen.”
#JKQSPDFEVSFTUBQ
Verpleegkundige: “Gebruikt u slaapmiddelen?” Mevrouw Schaepman: “Nee die heb ik niet nodig, Ik neem elke avond voor het slapen gaan een glaasje bessenjenever en dan slaap ik als een roos.” Verpleegkundige: “Slaapt u dan door tot de ochtend?” Mevrouw Schaepman: “Ik moet er elke nacht wel een keertje uit om te plassen.” Verpleegkundige: “Bent u dan helemaal wakker of dommelt u nog een beetje?” Mevrouw Schaepman: “Ik ben dan goed wakker maar slaap gelukkig weer wel goed in.” Verpleegkundige: “Doet u het licht aan en trekt u uw schoenen aan als u naar het toilet loopt?”
#JKQSPDFEVSFTUBQ
Verpleegkundige: “Veel valpartijen komen door het struikelen over vloerkleedjes. Om die reden zou het verstandig zijn om de vloerkleedjes uit de hal en huiskamer weg te halen. Hoe denkt u daarover?” Mevrouw Schaepman: “Nou, die kleedjes hoeven niet weg hoor, dat staat zo kaal en het voelt zo kil aan de voeten.” Verpleegkundige: “U bent niet bang dat u over een van de kleedjes struikelt en dan op de grond valt?” Mevrouw Schaepman: “Vanmorgen struikelde ik alleen omdat ik even niet goed oplette. Anders denk ik er altijd aan om mijn voeten goed op te tillen. De kleedjes schuiven wel gemakkelijk weg op het gladde parket.” Verpleegkundige: “Hoe denkt u dan over het vastplakken van antislipstrips onder de vloerkleedjes om wegglijden te voorkomen?”
55
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Als je over
sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Ga ook na of je volgens je studieplanning werkt of dat je de planning en/of wijze van studeren moet aanpassen. Ben je bekend met de veel voorkomende fouten in het vaardigheidsleren (zie www.tpvo.nl)?
-/ / % 2 1
uitleggen op welke wijze de opname van de oudere cliënt moet worden verzorgd, rekening
2
vertellen en toelichten aan de hand van een voorbeeld waaruit een introductie van de oudere
3
de vragen, die gesteld kunnen worden tijdens de anamnese bij een oudere cliënt toelichten;
4
vertellen welke risicofactoren van invloed zijn op het voorkomen van een valincident;
5
uitleggen wat preventieve maatregelen zijn ter beperking van valincidenten;
6
toelichten wat voor- en nadelen kunnen zijn van participatie van het sociale netwerk (familie-
houdend met de voorbereidingen, de ontvangst, de intake; cliënt op de afdeling bestaat;
participatie); 7
toelichten wat bewonersgerichte zorg inhoudt;
8
toelichten wat leefstijlgerichte zorg inhoudt;
9
uitleggen hoe de verpleegkundige in haar zorgverlening rekening kan houden met waarden en
10
vertellen wat een multidisciplinair overleg inhoudt en waaruit de voorbereidingen van de ver-
normen van cliënten uit een andere (sub)cultuur; pleegkundige bestaan voor dit overleg; 11
vertellen wat het begrip ‘afhankelijk taalgebruik’ betekent en diverse voorbeelden geven;
12
toelichten welke gezondheidsproblemen veel voorkomen bij ouderen;
13
uitleggen wat de functie is van mantelzorg;
14
uitleggen hoe mantelzorgers ondersteund kunnen worden in hun informele zorgverlening;
15
vertellen welke informatie m.b.t. ouderenzorg mij bekend is en op welke gebieden ik nog weinig
16
…
weet;
56
17
…
18
…
0IIVVIWYPXEXIR
Zorg voor de oudere cliënt
>SVKZSSVHISYHIVIGPMtRX QIXIIRQSFMPMXIMXWXIOSVX
-RPIMHMRK
Als mensen zich niet zelfstandig, zonder hulpmiddelen, kunnen bewegen, spreken we van een mobiliteitstekort. Daarin zijn verschillende niveaus te onderscheiden. Op niveau 1 is sprake van het nodig hebben van een hulpmiddel of apparaat om te bewegen, op niveau 4 is er sprake van het niet zelfstandig kunnen bewegen (vgl. Gordon, 2002, p. 168). In dit hoofdstuk komen een aantal hulpmiddelen aan de orde die gebruikt worden om cliënten te ondersteunen bij het zich verplaatsen en hulpmiddelen die de mobiliteit, uit veiligheidsoverwegingen, juist beperken. Er bestaan verschillende hulpmiddelen die ondersteuning bieden bij het bewegen. Die hulpmiddelen zijn te onderscheiden in: 1 hulpmiddelen die de ADL ondersteunen, zoals de grijpstok of handgrepen; 2 hulpmiddelen die het lopen ondersteunen, zoals de rollator of de wandelstok. Op de cd-rom Lichaamsbeweging zijn beide type hulpmiddelen en hun toepassingsmogelijkheden beschreven. Voor een oudere cliënt die kan leren omgaan met een tijdelijk of blijvend mobiliteitstekort, is het erg belangrijk dat hij op de hoogte is van de wijze waarop hij hulpmiddelen moet gebruiken. Ook voor de partners is het goed te weten hoe zij daarin ondersteunend kunnen zijn en hoe zij bijvoorbeeld een rolstoel dienen te hanteren. Men heeft vooral bij oudere cliënten de neiging te snel of onnodig het handelen over te nemen. Daarom is het belangrijk dat niet alleen de cliënt, maar ook de partners/ mantelzorger de juiste instructies krijgt. De inhoudelijke analyse in paragraaf 5.3.1 beschrijft het voeren van een instructiegesprek over het leren hanteren van een rollator. Deze beschrijving kun je ook gebruiken voor het voeren van een instructiegesprek met een cliënt voor een andere nieuw te leren vaardigheid (bijvoorbeeld zelfkatheterisatie) of voor het leren van nieuwe vaardigheden aan familieleden van de cliënt. In de zorg voor cliënten met de verpleegkundige diagnose Mobiliteitstekort is het van belang aandacht te besteden aan samenhangende verpleegkundige diagnoses. Afhankelijk van het niveau van het mobiliteitstekort kan het bijvoorbeeld gebeuren dat de oudere cliënt steeds minder sociale contacten heeft, ook als hij is opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis. Als de oudere cliënt daarbij ook een verminderd gehoor- en gezichtsvermogen heeft, is het gevaar groot dat hij zich gaat afzonderen. Hierdoor kan een sociaal isolement ontstaan, zie bijvoorbeeld casus 4.3.1. Een beperking in de mobiliteit is een voorspellende factor voor een valincident. Het is daarom belangrijk dat de verpleegkundige het risico op een valincident bepaalt (zie inhoudelijke analyse 4.3.2) en, op grond van de risicoscore, preventieve maatregelen met de cliënt bespreekt.
57
In de studieopdrachten komen het instructiegesprek en de rolstoel aan de orde. Het gebruik van een rolstoel wordt vaak geassocieerd met afhankelijkheid. Als je echter denkt aan de Paralympics krijg je heel andere associaties. Hoe iemand omgaat met zijn rolstoel hangt ook af van de manier waarop hij hiermee heeft leren omgaan, naast de fysieke mogelijkheden die de persoon verder heeft. Voor een oudere die gebruik moet leren maken van een rolstoel, spelen ook specifieke leeftijdsgebonden problemen een rol. De verpleegkundige moet de verschillende soorten rolstoelen goed kunnen hanteren en een cliënt kunnen instrueren en ondersteunen als hij tijdelijk of blijvend van een rolstoel afhankelijk is. Via de studieopdrachten richt je je aandacht ook op het instandhouden van de bestaande mogelijkheden tot bewegen en het nemen van preventieve maatregelen om het risico op vallen te beperken, nu in het kader van het leren omgaan met hulpmiddelen.
7XYHMISTHVEGLXIR
Op de cd-rom Lichaamsbeweging zijn verschillende hulpmiddelen ter ondersteuning van ADL te zien. Als je nog weinig beeld daarvan hebt, ga dan ook in het vaardigheidscentrum kijken. Hierdoor krijg je een beter idee van de vaardigheden en dat vergemakkelijkt het maken van de studieopdrachten. Houd er rekening mee dat in de inhoudelijke analyses de vaardigheden zijn beschreven aan de hand van het zogenaamde handelingsschema (zie www.tpvo.nl). Dat houdt in dat niet de volgorde van handelen als leidraad is genomen, maar de indeling: voor, tijdens, na met betrekking tot cliënt, omgeving en techniek.
2MIXXIWRIPSTKIZIR
Mevrouw Boulanger (74 jaar) heeft chronisch last van haar luchtwegen. Een halfjaar geleden verergerde haar klachten in die mate dat zij uiteindelijk opgenomen is in een ziekenhuis. Sinds drie weken is mevrouw Boulanger weer thuis. Ze woont alleen. Omdat mevrouw Boulanger na de onderzoeken in het ziekenhuis andere medicatie heeft gekregen, is zij momenteel wat minder benauwd dan voor de opname. Bovendien heeft ze nu thuis de beschikking over zuurstof. Twee keer per week komt de wijkziekenverzorgende Ans bij haar thuis om haar te helpen bij het baden. De andere dagen wast ze zichzelf aan de wastafel. Dat kost haar veel energie, maar ze wil het graag zelf blijven doen. Jij bent verpleegkundige in de thuiszorg en je collega Ans vraagt je om advies. Ze vertelt: “Mevrouw Boulanger zit bijna de hele dag op haar stoel. Ze is snel moe, zelfs een paar meter door haar huis lopen is haar al te veel. Terwijl het vroeger zo’n sterke en energieke vrouw was. Nu heeft zij nog maar weinig spierkracht en conditie, ook haar souplesse is een stuk minder geworden. Ik ben bang dat zij snel haar zelfredzaamheid verliest. Als het zo door gaat zit mevrouw Boulanger zo in een rolstoel. Weet jij iets om dat te voorkomen?’’ 1
58
a Welke interventies bevorderen de conditie, spierkracht en souplesse van een cliënt? Controleer je antwoorden aan de hand van de informatie op de cd-rom Lichaamsbeweging en/of kijk gemaakte opdrachten in dat cahier na.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
1
b Hoe zou mevrouw Boulanger haar mobiliteit kunnen verhogen of instandhouden en welke ondersteuning zou de verpleegkundige hierbij kunnen geven? Licht je antwoord toe.
+IOPYMWXIVHEERHIWXSIP
Sinds mevrouw Boulanger [studieopdracht 5.2.1) haar oefeningen doet, is haar conditie verbeterd en haar mobiliteit niet achteruit gegaan. Toch blijft lopen haar zo veel inspanning kosten dat zij deze activiteit liever vermijdt. De wijkziekenverzorgende Ans heeft daarom met haar gesproken over het gebruik van een stok of een rollator. Zij heeft zelfs een rolstoel geadviseerd, zodat mevrouw Boulanger ook eens naar buiten kan. Ans komt na het gesprek naar je toe om over de resultaten van haar gesprek te praten en vertelt je: “Mevrouw Boulanger werd boos op me en zei dat ze niet voor schut in een rolstoel ging zitten. Ze zei dat ze in huis nog wel iets wilde overwegen, omdat niemand haar daar ziet. Maar toen ik wegging, riep ze dat ik verder toch maar geen moeite hoefde te doen. Ik weet niet zo goed wat ik hiermee moet. Ik kan toch moeilijk de huisarts inschakelen als ze zegt dat het niet hoeft. Wat zou jij doen in zo’n geval? Het is op deze manier toch veel te vermoeiend voor haar.” “Ik zou als ik jou was nog niet de huisarts benaderen”, antwoord je. “Het lijkt me goed om eerst nog eens met mevrouw Boulanger op de situatie terug te komen. Je moet weten waarom ze zo reageert. Wat denk je zelf? Waarom doet ze zo?” “Zou mevrouw Boulanger zich schamen denk je of wil zij zich sterker voordoen dan dat zij in werkelijkheid is? Wat denk je?’’ 2
a Welk probleem speelt hier volgens jou?
59
2
b Je zegt tegen Ans dat ze dit probleem wel vaker kan tegenkomen bij mensen die gebruik moeten (gaan) maken van hulpmiddelen. Noem een aantal voorbeelden.
2
c Welke aandachtspunten reik je Ans aan voor haar gesprek met mevrouw Boulanger over de mogelijke hulpmiddelen?
%ERHEGLXWTYRXIRVSPWXSIPKIFVYMO
Een doorsnee rolstoelgebruiker bestaat niet. Ieder heeft zijn eigen beperkingen, capaciteiten en mentaliteit. Cliënten die gebruik maken van een rolstoel zijn globaal in te delen in twee groepen, te weten degenen die al op jonge leeftijd op een rolstoel aangewezen zijn en degenen die op latere leeftijd van dit hulpmiddel gebruik zijn gaan maken. Jongeren die leren omgaan met een rolstoel, gaan hiermee anders om dan ouderen. Over het algemeen ziet men dat ouderen in een rolstoel zich meer afhankelijk en passief gedragen.
60
3
a Benoem een aantal verschillen tussen de cliënten die al op jonge leeftijd van een rolstoel gebruik moeten maken en degenen die op latere leeftijd hiervan gebruik gaan maken. Noteer op basis hiervan aandachtspunten voor de oudere die in een rolstoel komt te zitten.
3
b Noteer en beredeneer welke verpleegkundige diagnoses kunnen samenhangen met de verpleegkundige diagnose Mobiliteitstekort. Houd hierbij rekening met de leeftijdscategorie.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
8SGLQEEVIIVWXSIJIRIR
Nadat mevrouw Boulanger nog een aantal malen met zowel familie als de zorgverleners over haar weerstand tegen hulpmiddelen heeft gesproken, heeft zij uiteindelijk gekozen voor de aanschaf van een rollator. De rollator is gekocht en is vandaag bij mevrouw Boulanger bezorgd. Ondanks dat mevrouw Boulanger het niet nodig vond, komt de verpleegkundige even langs om het gebruik en onderhoud van de rollator toe te lichten. Haar reactie toen de afspraak hiervoor werd gemaakt was kenmerkend voor de hang naar onafhankelijkheid van mevrouw Boulanger: “Jullie behandelen mij als een klein kind, denken jullie nu heus dat ik niet achter een karretje kan lopen? Ik heb vroeger lang genoeg achter de kinderwagen gelopen hoor, dat hoef ik echt niet te leren’’.
4
a Bestudeer de inhoudelijke analyse 5.3.1 Het voeren van een instructiegesprek met een oudere cliënt over het leren hanteren van een rollator. Hoe zou jij het instructiegesprek voeren bij mevrouw Boulanger, rekening houdend met haar ervaring en motivatie?
4
b Wat zou jij haar adviseren ten aanzien van het onderhoud van de rollator?
4
c Welke veiligheidsadviezen zou jij haar geven met betrekking tot het gebruik van de rollator?
>MIPMK#
Je staat te wachten voor het rode voetgangerslicht. Naast je staan twee jonge vrouwen die druk in gesprek zijn. Dan zien ze aan de overkant een oudere vrouw in een rolstoel naderen. Ze wordt geduwd door een jonge vrouw. Ze stellen zich op aan de rand van het trottoir. De jonge vrouw leunt op de handvatten van de rolstoel. “Goh,” zegt een van de meisjes naast je, “zielig, hè?” “Wat bedoel je?” vraagt de ander. “Nou, in zo’n rolstoel zitten. Dat lijkt me verschrikkelijk. Iedereen kijkt naar je. Ze moeten allemaal opzij, omdat jij er door moet.” “Nou, mijn tante heeft ook een rolstoel en die is echt niet zielig. Nu kan ze tenminste weer naar buiten.” “Wat ben jij hard, zeg. Ik zou liever dood zijn dan dat ik in een rolstoel zou gaan zitten.” “Ja hoor! Jij wilt al dood als je een pukkel op je neus hebt. Hé, het is groen. Doorlopen!”
61
5
a Wat voor gevoelens (en gedachten) komen er bij jou op als je iemand in een rolstoel ziet zitten? Bespreek dit met medestudenten.
5
b Probeer je voor te stellen dat je de rest van je leven in een rolstoel moet zitten. Waar zou je gevoelsmatig de meeste moeite mee hebben? Wat zou je praktisch niet meer kunnen dat je nu graag doet?
5
c Hoe beïnvloeden volgens jou je eigen gevoelens en opvattingen over een gehandicapte cliënt je verpleegkundige zorg?
;ERHIPIRMRHIWGLIQIVMRK
Mevrouw Van der Zee is 76 jaar. Ze woont alleen thuis. Haar heupen en knieën zijn door artrose zodanig aangetast dat ze niet meer zonder steun kan lopen. Haar wandelstok geeft haar te weinig evenwicht waardoor ze zich niet meer zeker genoeg voelt. Omdat mevrouw Van der Zee de laatste tijd ook nog duizelig is, heeft de huisarts van mevrouw Van der Zee in overleg met haar een rollator aangevraagd. De rollator is aangekomen en de huisarts heeft jou, wijkverpleegkundige, gevraagd om mevrouw Van der Zee te instrueren hoe ze de rollator moet gebruiken. Om tien uur bel je bij haar aan en na een poosje wachten wordt de deur opengedaan. Mevrouw Van der Zee staat met haar wandelstok in de deuropening. “Kom binnen, zuster,” zegt ze, “mag ik even op je arm steunen?” Samen stappen jullie over de drempel en lopen terug naar de kamer. Het is donker in huis. De radio staat aan. “Ik ben benieuwd,” zegt mevrouw Van der Zee, “ de dokter verwacht er heel veel van.” “Nou ik ook, hoor,” zeg je, “ik denk dat u straks veel minder bang bent om te vallen.” Even later heb je mevrouw Van der Zee uitgebreid uitgelegd hoe de rollator werkt en je hebt gedemonstreerd hoe hij gebruikt moet worden. “Nu is het uw beurt mevrouw Van der Zee”, zeg je. “Komt u maar staan, dan gaan we samen een stukje met de rollator lopen.” “Oh, wacht even,” roept ze, “laat me nou eerst even goed naar dat ding kijken, ik heb niet goed kunnen zien hoe het werkt; ik heb amper kunnen zien hoe het eruitziet. Zet hem eens wat dichterbij. En wat zei je ook alweer precies over de rem?” Je merkt dat mevrouw Van der Zee niet alles in voldoende mate heeft gezien en gehoord.
62
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
6
a Hoe komt het dat mevrouw Van der Zee onvoldoende heeft gezien en gehoord? Noem verschillende oorzaken en licht je antwoord toe.
6
b Bestudeer de inhoudelijke analyse 5.3.1 en geef concreet aan wat je bij een volgende demonstratie voor mevrouw Van der Zee anders zou doen.
6
c Denk je dat de kans op een valincident door het gebruik van de rollator voldoende afneemt? Motiveer je antwoord.
6
d Zijn er nog andere hulpmiddelen die jij mevrouw Van der Zee zou willen adviseren ter ondersteuning van haar ADL-functies?
,SVIR^MIRIRZIVKIXIR
Een goede instructie is afgestemd op de mogelijkheden van de oudere zelf. Met mogelijkheden bedoelen we in dit geval de zintuigen en de verstandelijke vermogens van de oudere. Het is voor hulpverleners vaak moeilijk zich voor te stellen hoe het is om steeds minder goed te kunnen zien, steeds slechter te horen en dergelijke. Deze taak is bedoeld om je een idee te geven wat oudere cliënten zouden kunnen ervaren, zodat je in je handelen hiermee rekening kunt houden.
63
7
a Stop in beide oren een watje. Vraag aan een medestudent of zij iets wil zeggen zodat je kunt testen of je inderdaad minder hoort. Vraag vervolgens ‘iets’ uit te leggen over een onderwerp waar je niet veel van weet. Laat het gesprekje vijf minuten duren. Snapte je de inhoud van het gesprek?
Op welke wijze werd er gecommuniceerd?
Op welke wijze speelden gevoelens tijdens het gesprek een rol?
7
b Houd het watje nog in de oren en schakel je dominante arm uit. Stop hem onder je trui of T-shirt en laat een medestudent jou ‘iets’ leren waarbij je je niet-dominante hand moet gebruiken. Snapte je de inhoud van het gesprek?
Op welke wijze werd er gecommuniceerd?
64
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Op welke wijze speelden gevoelens tijdens het gesprek een rol?
7
c Stop in beide oren een watje, schakel je dominante arm uit en zet een zeer donkere bril op. Laat een medestudent de stappen van het instructiegesprek voor de rollator uitleggen. Snapte je de inhoud van het gesprek?
Op welke wijze werd er gecommuniceerd?
Op welke wijze speelden gevoelens tijdens het gesprek een rol?
65
-RLSYHIPMNOIEREP]WI
)IRMRWXVYGXMIKIWTVIOQIXIIRSYHIVIGPMtRXSZIVLIXPIVIR
LERXIVIRZERIIRVSPPEXSV In deze analyse is uitgegaan van een oudere cliënt die vanwege lichamelijke zwakte gebruik wil gaan maken van een rollator en die goed aanspreekbaar is.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Lees de rapportage na op
Om hiermee rekening
Denk ook aan mogelijke
medische bijzonderheden
te houden tijdens het
invloed van (sub)culturele
over de mogelijkheden van
gesprek.
communicatiepatronen:
WPPSCFSFJEJOH 1
Raadpleeg het ver-
pleegkundige dossier.
de oudere m.b.t. de com-
–
wel/geen oogcontact
municatie. Let op:
–
wel/geen handdruk
–
gehoor
–
wel/niet direct ter zake
–
visus
–
wel/geen dialect spre-
–
spraak
ken
–
gevoel
–
–
psychische gesteldheid.
Gebruik zo nodig commu-
e.d.
nicatiehulpmiddelen. Ga in verband met de rollator na: Om goed de mogelijkhe-
Indicaties voor het
gebruik van de rollator is
den van de cliënt in te kun-
gebruik van een rollator
–
nen schatten.
zijn:
–
wat de indicatie voor het hoe de cliënt denkt over
het gaan gebruiken van een
–
evenwichtsstoornissen
rollator
–
functiestoornissen van
–
de onderste extremiteiten
andere loophulpmid-
delen die de cliënt heeft en
–
ervaringen met het gebruik
houdingsvermogen.
stoornissen in het uit-
hiervan. Controleer de rollator.
Om valincidenten te voor-
Tengevolge van slecht
komen.
onderhoud van of gebreken aan de rollator komen veel valincidenten voor. Vaak voorkomende gebreken zijn: − zachte banden − slechte remmen − uitstekende remkabels − loszittende handvatten − naar één kant trekken tijdens het rollen − ontbrekende antiinklapvergrendeling.
66
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na of er andere factoren
Om in de instructie reke-
Zorg dat je je zorg afstemt
zijn, die de inhoud en/of de
ning mee te kunnen hou-
op de medische behande-
procedure van het instruc-
den.
ling en die van de fysio-
therapeut.
tiegesprek kunnen beïnvloeden, zoals: –
medische diagnose
–
fysiotherapeutische
behandeling –
pijnklachten
Om te kunnen bepalen
–
stoornissen in de moto-
of er voorafgaande aan
riek
instructie pijnmedicatie
Let op of er contra-indi-
–
gegeven moet worden.
caties voor het rollator-
andere beïnvloedende
gebruik aanwezig zijn.
factoren.
Zo kan verwardheid of ernstig hartfalen een contra-indicatie zijn. Ga ook na of en hoe familie van invloed kan zijn op het (leren) gebruiken van de rollator. Let op of er aanpassingen aan de rollator aangebracht moeten worden, bijvoorbeeld onderarmhandvatten ter ontlasting van de handen en polsen. Stel je op het te
Ga na of je voldoende voor-
Leef jezelf in het gesprek
voeren gesprek in.
bereid bent om het gesprek
in.
2
Stel je in op de wijze van
te kunnen voeren: –
Ben je op de hoogte van
de actuele instructie m.b.t.
Om een juiste uitleg te
communiceren van de
kunnen geven.
cliënt.
het gebruiken van de rolla-
Let op eigen gevoelens
tor?
(zoals gejaagd zijn en ver-
–
Kun je zelf de rollator
hanteren?
Om een goede demonstra-
moeidheid) en bepaal hoe
tie en goede feedback te
je daarmee om kunt gaan.
kunnen geven. –
Heb je een instructie-
plan?
Om een juiste uitleg, aan-
Vergeet niet in de instruc-
gepast aan de cliënt, te
tie mee te nemen dat
kunnen geven.
iemand met een rollator
Zodat je een effectieve
die zich op de openbare
lijkheden tijdens de instruc-
instructie kunt geven,
weg bevindt, beschouwd
tie ingeschat en bedacht hoe
waarin je rekening houdt
wordt als een voetganger.
je daarmee om wilt gaan?
met bijvoorbeeld eventuele
–
Heb je eventuele moei-
weerstanden van de cliënt.
67
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Begroet de cliënt ontspan-
Zodat de cliënt zich op zijn
Vergeet niet bij een eerste
nen en vriendelijk.
gemak kan voelen.
contact je voor te stellen
VJUWPFSJOH 3
Maak contact met
de cliënt.
door naam en functie te
Observeer of de cliënt je
noemen.
herkent.
Om je vervolghandeling op
Vraag dit bij twijfel na.
af te stemmen.
Vertel zo nodig opnieuw je
Zodat de cliënt weet met
Sluit met je taalgebruik
naam en functie.
wie hij in gesprek gaat.
aan bij het taalgebruik van de cliënt.
Ga binnen de gehoorafstand
Ter bevordering van de
Zorg voor een respect-
en het gezichtsveld van de
communicatie.
volle benadering: –
cliënt zitten.
Spreek niet in de
gebiedende wijs, in de we-vorm of met verkleinVertel het doel van je
Zodat de cliënt de gelegen-
woorden.
bezoek en vraag of je gele-
heid krijgt akkoord te gaan
–
gen komt.
en zich kan instellen op wat
en overdreven articuleren
gebeuren gaat.
als de oudere normaal
Vermijd hard praten
kan horen. Geef de cliënt de tijd te
Zodat een ontspannen sfeer
–
acclimatiseren, door bijvoor-
ontstaat, waarin instructie
aan met omaatje of opa-
beeld:
goed mogelijk is.
tje.
–
–
koffie in te schenken en/
Spreek in volledige
zinnen.
of –
Spreek de oudere niet
even over huis-, tuin- en
keukenzaken te praten.
“Goedemorgen mevrouw Van der Voort, ik ben Willem Wijman, verpleegkundige van beroep. Ik wil u graag het een en ander over het gebruik van de rollator vertellen. Vindt u dat goed?” “Ja, fijn.” “Mag ik in deze stoel tegenover u gaan zitten?” (FTQSFL
4
Leid het instructie-
gesprek in.
Mocht de cliënt eerder
Geef duidelijke en concrete
gebruikgemaakt hebben
informatie over: Zodat de cliënt een helder
van hulpmiddelen voor
gesprek: instructie over het
beeld heeft van het verloop
het lopen, ga dan in op
gebruik van de rollator
van het gesprek en daaraan
zijn ervaringen daarmee
kan meewerken.
en hoe hij het vindt een
–
het doel van het
ander loophulpmiddel te gaan gebruiken; parafraseer, geef samenvattingen en stel gerichte vragen.
68
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
–
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 Hierdoor krijg je zicht op
de werkwijze die voor
het uitleggen van de rol-
belevingen van de cliënt
lator gebruikt wordt: eerst
die al of niet remmend
de algemene punten dan de
werken op het leren
meer specifieke
gebruiken van de rollator.
–
Tevens kun je op basis
de duur van de instruc-
van eerdere ervaringen
tie: ongeveer een halfuur.
de instructie aanpassen. Vraag of doel en verloop
Om eventuele onduidelijk-
Sluit het gesprek over
van het gesprek duidelijk
heden nader uit te kunnen
eerdere ervaringen af met
zijn.
leggen.
het geven van een samenvatting van de hoofdpun-
Vraag of de cliënt nog iets
ten die de cliënt genoemd
wil bespreken.
heeft en hoe je daarmee rekening kunt houden in het instructiegesprek.
Vat het gesprek kort samen.
Hier mee laat je de cliënt
Verwerk hierin de punten
merken dat je rekening
die de cliënt heeft aange-
houdt met zijn wensen of
geven.
onzekerheden.
Vraag na of het instructie-
Zodat je weet of de cliënt
Vergeet niet je taalgebruik
gesprek nu gevoerd kan
zijn aandacht erbij kan
aan te passen aan het taal-
worden.
houden.
gebruik van de cliënt.
“De bedoeling van het gesprek is dat u weet hoe u deze rollator kunt gebruiken. Ik zal er wat over vertellen en ik zal ook laten zien hoe deze rollator werkt. Daarna gaan we samen oefenen. Is dat goed? Eerst wil ik graag weten of u al eerder met een hulpmiddel gelopen hebt. Heeft u al eens eerder met een stok of een rollator gelopen? (FTQSFL
5
Start de instructie.
Nee? Heeft u misschien nog andere vragen?”
Vertel dat je begint met het
Om de overgang in de
bespreken van de functie en
stappen van het instructie-
de voordelen van de rolla-
gesprek duidelijk te hou-
tor, nadat je hebt laten zien
den voor de cliënt.
hoe je met de rollator loopt.
Hierdoor kan hij zijn aandacht daarop richten.
69
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
6
Laat de rollator aan de
Zodat de cliënt een juist
Ga na of de cliënt eerder
cliënt zien.
beeld heeft van de rollator,
een rollator gezien heeft.
Geef een beeld van
het lopen met de rol-
waarmee hij gaat lopen.
lator.
Zorg ervoor dat je het Stel de rollator in op de
Zodat je met een rechte
lopen met de rollator rus-
voor jou juiste hoogte:
rug kunt lopen.
tig doet, zodat de cliënt goed kan zien wat je doet.
handvatten op polshoogte. Loop een stukje met de rol-
Zodat de cliënt een beeld
lator.
heeft waarover gepraat gaat worden.
“Zoals u ziet, kunt u met beide handen de rollator sturen in de richting die u wenst. En als u in de remmen knijpt, stopt de rollator. U zult merken dat het remmen u geen kracht kost, dat gaat heel gemakkelijk.”
(FTQSFL
7
Bespreek de func-
ties van de rollator.
Vertel, in duidelijke en
Voorkom dat je een kind-
kernachtige bewoordingen,
gerichte toon en woord-
de algemene en specifieke
keus hanteert.
voordelen van het gebruik van deze rollator voor de
Ga goed na of de cliënt
cliënt, zoals:
je kan volgen. Herhaal
–
zo nodig informatie, blijf
geeft houvast bij het
lopen
daarbij rustig praten. Let
–
op eigen irritaties, bijv. als
vermindert angst om te
vallen
je het gevoel krijgt dat het
–
bevordert de mobiliteit
niet snel genoeg gaat.
–
bevordert de zelfstan-
digheid
Doceer nieuwe informa-
–
tie. Te veel informatie
meer lopen bevordert de
circulatie.
ineens wordt meestal niet onthouden. Veel mensen onthouden informatie beter als de informatie visueel ondersteund wordt.
70
B
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Geef de cliënt de gelegen-
Om in te kunnen schatten
heid op je uitleg te reage-
in welke mate de cliënt de
ren:
voordelen voor zijn eigen
–
situatie ziet.
vraag hoe de cliënt
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
denkt over de voordelen –
stel vragen bij onduide-
lijkheden –
leg zo nodig opnieuw
een bepaald voordeel uit. Maak de overgang naar de
Ter afronding van deze
volgende stap:
stap en om de aandacht
–
van de cliënt te richten op
vat de belangrijkste
voordelen voor de cliënt
de volgende stap.
samen –
vertel dat je nu eerst de
werking van de rollator zult laten zien.
8
Demonstreer het
lopen met de rollator.
Pak de rollator en demon-
Dit geeft de cliënt meer
Voer de handelingen rus-
streer stap voor stap:
zicht op wat de mogelijk-
tig – in slow motion – uit,
–
heden van de rollator voor
zodat de cliënt de deel-
hem zijn.
handelingen goed apart
het instellen op de juiste
hoogte –
het vastpakken
kan zien.
–
het positioneren van het
Ga zo staan en lopen dat
lichaam tussen de handvat-
Ter bevordering van een
de cliënt goed zicht heeft
ten en de voeten tussen de
rechte lichaamshouding.
op wat je doet.
achterwielen –
het vooruit duwen
De rollator dient het
–
het zwenken
normale looppatroon te
–
het remmen.
ondersteunen. Vergeet daarom niet te laten zien dat je niet te veel op de handvatten steunt.
Loop vervolgens enkele
Zodat de cliënt een goed
meters met de rollator.
idee krijgt hoe hij met deze rollator moet lopen.
Bespreek eventuele vragen en opmerkingen.
C
71
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
9
Vraag/help de cliënt de rol-
Ter bevordering van een
Indien de cliënt een rol-
stukje met de rollator
lator op de juiste hoogte in
rechtopstaande houding.
lator met onderarmhand-
te lopen.
te stellen:
vatten gebruikt, wordt
– handvatten ter hoogte van
de in te stellen hoogte in
de polsen.
overleg met de fysiothera-
Vraag de cliënt een
peut bepaald. Vraag de cliënt achter de
Zodat de cliënt kan voelen
rollator te gaan staan.
hoe het voelt steun te heb-
Indien de cliënt slecht-
ben aan de rollator.
horend is, dient de instructie niet tijdens het
Vraag de cliënt te remmen.
Ter bevordering van veilig-
lopen gegeven te worden.
heid en veiligheidsgevoel. Bereid het lopen voor: –
vertel dat je met hem
Om te ondersteunen.
meeloopt –
spreek een korte loop-
route af
Zodat de cliënt concreet heeft wat er van hem verwacht wordt.
–
maak de afgesproken
looproute vrij –
Om valincidenten te voorkomen.
ga naast de cliënt staan. Zodat je met hem oploopt
Loop samen met de cliënt
en zo nodig kunt onder-
de afgesproken route:
steunen.
–
Het is belangrijk om
vraag de cliënt te gaan
fouten in het looppatroon
lopen –
loop met de cliënt mee
Om een juiste loopwijze te
meteen te corrigeren,
–
observeer, instrueer en
bevorderen.
omdat aangeleerde fouten
corrigeer de cliënt tijdens
heel moeilijk zijn te ver-
het lopen
beteren.
–
moedig de cliënt aan
Een veel voorkomende
–
vraag de cliënt terug te
fout is dat de cliënt eerst de rollator vooruitduwt
lopen naar de stoel.
en daarna een stap zet. Help/vraag de cliënt te gaan
Ter bevordering van de
Dit heeft als gevolg dat de
zitten.
motivatie van de cliënt.
cliënt niet meer rechtop achter de rollator staat, maar zich voorover buigt. Corrigeer dit direct, omdat de cliënt anders meer risico loopt om te vallen. Zo ook als de cliënt te veel op de handvatten steunt.
72
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Bespreek de eerste ervarin-
Zodat de cliënt kan vertel-
Houd er rekening mee
gen met het lopen met de
len welke mogelijkheden
dat een cliënt zich gecon-
rollator.
hij ziet en welke moeilijk-
fronteerd kan voelen met
heden hij ervaart.
zijn fysieke achteruitgaan
en hier verdrietig over Maak de overgang naar de
Ter afronding van deze
volgende stap en vertel dat
stap en om de aandacht
het gaan zitten met een rol-
van de cliënt te richten op
lator daarbij geïnstrueerd
de volgende stap.
kan zijn.
wordt. 10 Demonstreer het
Zet jouw stoel een beetje
Op deze manier heeft de
Doe desgewenst de gehele
gaan zitten met behulp
schuin naast de stoel waarin
cliënt goed zicht op je
handeling meerdere
van een rollator.
de cliënt zit.
demonstratie én je demon-
malen voor.
streert de handeling vanuit de positie van waaruit de cliënt de handeling moet doen. Stel de rollator in op de
Ter bevordering van de
juiste hoogte.
rechtopstaande lichaamshouding.
“Zoals afgesproken ga ik u nu laten zien hoe u met de rollator kunt gaan zitten. Kunt u het goed zien als ik het bij deze stoel voordoe? Let u vooral op de manier waarop ik mijn (FTQSFL
rug naar de stoelzitting draai en dan ga zitten.” Ga in stahouding met de rollator een stukje voor je stoel staan en loop langzaam terug naar de stoel. Vertel en demonstreer wat
Door te vertellen wat je
je achtereenvolgens doet om
doet, kan de cliënt zijn aan-
goed in de stoel te komen:
dacht op de juiste punten richten.
–
draai met je rug naar de
stoel, houd daarbij de rol-
Geeft de cliënt houvast bij het gaan zitten.
lator vast en draai deze mee schuif naar achteren
Het voelen van de stoel-
totdat de achterkant van
–
rand geeft zekerheid om
je knieën de zitting van de
te gaan zitten en stuurt
stoel raken
de beweging van de billen naar de stoelzitting.
–
knijp in de remmen van
de rollator
Om te voorkomen dat de rollator tijdens het gaan zitten weggeduwd wordt.
73
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
–
Om goed achter in de stoel
breng je bips naar ach-
teren en laat je rustig in de
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
terecht te komen.
stoel zakken –
draai vervolgens de rol-
Zodat de rollator bij het
lator naar de zijkant van de
weer gaan staan makkelijk
stoel.
gepakt kan worden.
Bespreek de demonstratie
Geeft inzicht of de cliënt de
met de cliënt:
instructie begrepen heeft.
–
vat op hoofdpunten het
gaan zitten samen –
vraag of de hoofdpunten
duidelijk zijn –
ga in op vragen.
Vraag de cliënt of hij vol-
Ter afronding van deze
Een cliënt kan en wil pas
doende weet om te kunnen
stap en om de aandacht
meewerken als hij op de
oefenen.
van de cliënt te richten op
hoogte is en achter de
de volgende stap.
werkwijze staat.
11 Oefen met de
Vraag/help de cliënt de
Ter bevordering van een
Pas je aan het tempo van
cliënt het gaan zitten
rollator in te stellen op de
rechtopstaande houding.
de cliënt aan. Vergeet
met behulp van de rol-
juiste hoogte.
niet dat iets wat voor jou eenvoudig is dat niet het-
lator. Vraag de cliënt met de rol-
zelfde voor de cliënt hoeft
lator een stukje voor de
te zijn.
stoel te gaan staan.
Let goed op belevingen van de cliënt en ga daar
Vraag de cliënt langzaam
op in.
terug te lopen naar de stoel.
“Met het gaan zitten, moet u wat manoeuvreren. Denkt u dat dat lukt? Kunt u goed met uw hoofd naar links en rechts draaien: dan kunt u zien of het goed gaat.” (FTQSFL
Vraag de cliënt te gaan zit-
Het werkt ondersteunend
ten in de stoel:
als je met je handen het
–
lijf van de cliënt onder-
met de rug naar de stoel
draaien, daarbij de rollator
steunt bij het innemen
vasthouden en meedraaien
van een juiste houding of bij het maken van een goede beweging.
74
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
–
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 Let er goed op dat de
naar achteren schuiven
totdat de achterkant van
rollator op de rem staat
de knieën de zitting van de
om te voorkomen dat de
stoel raken
cliënt valt.
–
in de remmen van de
rollator knijpen– de bips naar achteren brengen en rustig in de stoel zakken –
de rollator aan de
zijkant van de stoel plaatsen.
(FTQSFL
“Ik moet zeggen dat u het voor een eerste keer bijzonder goed doet.” Vraag hem de hoofdpunten
Hierdoor leert de cliënt de
Nog een voordeel van
tijdens het oefenen hardop
werkwijze gemakkelijker te
het verbaliseren is dat je
te vertellen.
onthouden.
de cliënt gemakkelijker directe feedback kunt geven.
Observeer, instrueer en cor-
Om het op een juiste wijze
rigeer de cliënt tijdens het
gaan zitten met een rollator
gaan zitten.
te bevorderen.
Moedig de cliënt aan.
Ter bevordering van het zelfvertrouwen en de motivatie van de cliënt.
12 Bespreek de
Bespreek wat de cliënt kan
Om vervolgafspraken te
Vraag eerst de cliënt wat
instructie na en maak
en begrijpt in het hanteren
kunnen maken en vast te
hij zelf vindt wat hij kan
vervolgafspraken.
van de rollator:
leggen in de rapportage.
en weet over het bedienen van de rollator.
“Hoe vond u het lopen met de rollator?” (FTQSFL
Zodat de cliënt weet dat hij
Let op dat je de cliënt
zijn goed gegaan
pas zelfstandig met de rol-
niet het idee geeft dat
–
lator kan/hoeft te lopen als
hij moet opschieten met
behoeven nog oefening?
hij voldoende vaardig is.
het te leren begrijpen en
Bespreek hoe de cliënt de
Om concrete feedback te
maar averechts. De ande-
instructie ervaren heeft.
krijgen, waar je in volgen-
re kant is dat je ook niet
de instructies rekening mee
moet gaan betuttelen.
–
welke deelhandelingen welke deelhandelingen
kunnen, dat werkt alleen
kunt houden.
75
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
“Hoe vond u het gaan staan?’’ “Hoe vond u het gaan zitten?” “U zegt dat u het naar vindt met de rollator te gaan zitten, zullen we dat morgen een paar keer achter elkaar oefenen?”
(FTQSFL
Geef een indruk van jouw
Dit kan uitnodigend zijn
ervaringen.
voor de cliënt om óók te zeggen wat hij vindt.
Bespreek of en hoe de cliënt de rollator zal hanteren. Vraag na of de cliënt nog verder begeleiding wil. Maak hierover concrete afspraken. Neem afscheid van de
Vergeet niet de omgeving
cliënt.
van de cliënt weer in orde te maken.
BGSPOEJOH 13 Evalueer en rap-
Ga voor jezelf na wat je
Zodat je voor een volgende
Soms is het lastig voor
porteer het instructie-
vindt van het resultaat en
keer daar rekening mee
jezelf na te gaan hoe een
gesprek.
het proces van de instructie.
kunt houden.
en ander verlopen is.
–
Heb je de instructiedoe-
len bereikt?
wachte dilemmasituaties
–
hebben voorgedaan.
Ben je voldoende inge-
gaan op belevingen van de
Vraag dan een collega je
cliënt?
te helpen bij het terugkij-
–
ken op je handelen.
Wat heeft de evaluatie
met de cliënt je voor informatie gegeven? –
Hoe kun je een volgen-
de keer bij dezelfde of een andere cliënt verder?
76
%REP]WI
Zeker als er zich onver-
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Rapporteer:
Om de belangrijkste
Rapporteer eenduidig en
–
dingen te onthouden en
concreet. Let op geldende
instructie
inzichtelijk te maken en in
afspraken over de wijze
–
vervolgafspraken
verband met de coördinatie
van rapporteren en het
–
wat nog onduidelijk is
van de zorg.
bewaren van de rappor-
het verloop van de
voor de cliënt –
tage.
eventuele twijfels en
ontevredenheid van de cliënt.
77
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Ga ook na of je volgens je studieplanning werkt of dat je de planning en/of wijze van studeren moet aanpassen.
-/ / % 2 1
benoemen wat de invloed is van bewegingsbeperking op atrofie, contractuur en lichaamscondi-
2
benoemen wat het doel en de werkwijze van bewegingsoefeningen is;
tie; 3
benoemen wat het doel en de werkwijze is van isometrische spieroefeningen;
4
benoemen wat het doel en de werkwijze is van isotone spieroefeningen;
5
toelichten welke verpleegproblemen zich bij een rolstoelgebruiker kunnen voordoen en welke
6
eigen denkbeelden en gevoelens verwoorden over het afhankelijk zijn van een rolstoel;
interventies en activiteiten daarbij passend zijn; 7
verklaren op welke wijze zintuiglijke achteruitgang bij ouderen ontstaat;
8
toelichten bij welke bewegingsbeperking het gebruik van een rollator geïndiceerd is;
9
benoemen hoe de rollator veilig gebruikt kan worden en hoe de rollator onderhouden moet
10
het verloop van een instructiegesprek bij ouderen over het leren van nieuwe vaardigheden
worden; toelichten; 11
de wijze waarop ik in een (instructie)gesprek rekening houd met verschillende vormen van verminderde gehoor- en gezichtsvermogens motiveren;
12
benoemen welke preventieve maatregelen genomen kunnen worden om het risico op valincidentie te verkleinen;
13
verklaren waarom de risicofactoren voor een valincident in de thuissituatie verschillen van de
14
het geleerde plaatsen in de verpleegkundige diagnose Mobiliteitstekort (en de daarmee samen-
15
…
16
…
17
…
risicofactoren voor een valincident in het ziekenhuis; hangende diagnoses) en de daarbij horende interventies bij oudere cliënten;
78
0IIVVIWYPXEXIR
Zorg voor de oudere cliënt
(I^SVKZSSVHIZIV[EVHISYHIVIGPMtRX
-RPIMHMRK
De verpleegkundige zal met het toenemen van het aantal ouderen in de zorg ook meer te maken krijgen met ouderen met een psychische stoornis. Bijvoorbeeld dementie komt bij 7% van de 65-plussers voor en bij 20% van de mensen van 80 jaar en ouder (zie www.ouderenhulp.nl). Kennis van de aandoeningen en inzicht in de gevolgen van deze aandoeningen voor het welzijn van de cliënt is daardoor voorwaardelijk voor een goede zorgverlening. De aandoeningen Delier, Depressie en Dementie zijn de meest voorkomende psychische aandoeningen bij ouderen. De symptomen verwardheid, passiviteit of ongericht handelen komen bij alle drie de aandoeningen voor. Bij elk van deze aandoeningen kan daarom de diagnose slechts gesteld worden op grond van het aanwezig zijn van meerdere symptomen en specifieke lichamelijke en/ of psychische kenmerken. Ouderen met lichamelijk en/of psychische problemen worden vaak opgenomen op een geriatrische afdeling van een gezondheidszorginstelling, waar een multidisciplinair team zal trachten tot de juiste diagnose te komen. De verpleegkundige, die deel uitmaakt van het multidisciplinaire team, heeft een belangrijke rol in de anamnesefase. De fase waarin herkenning van symptomen en het verzamelen van gegevens over de vermogens van de oudere door de dag heen, zeer belangrijk is. Indien de oudere cliënt bij opname of kort na opname verward is, is het belangrijk dat de verpleegkundige gericht die informatie met betrekking tot bepalende symptomen verzamelt waarop, naast aanvullende informatie uit medisch onderzoek, bepaald kan worden of er sprake is van de diagnose Acute verwardheid, de diagnose Depressie of de diagnose Dementie. Bij het verzamelen van deze informatie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten zoals de Mini Mental State Examination (MMSE), de Delirium Observation Screening (DOS) of de NEECHAM Confusion scale. De benadering van de verwarde oudere cliënt moet uiteraard respectvol zijn en ruimte bieden aan de cliënt om binnen zijn mogelijkheden eigen keuzes te maken. Indien de verpleegkundige keuzes moet maken voor de cliënt (bijvoorbeeld welke kleding draagt de cliënt, hoe wordt zijn haar verzorgd) is het belangrijk de keuzes, daar waar mogelijk, zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de vroegere levenswijze van de cliënt. Hiertoe brengt de verpleegkundige de levensgeschiedenis van de cliënt in kaart. Hoewel de laatste tijd de effectiviteit van de methode door sommigen betwist wordt, is de Realiteits Oriëntatie Training (ROT) een veel gebruikte manier waarmee bij cliënten met een lichte mate van verwardheid getracht wordt de achteruitgang van de cognitieve functies te beperken.
79
Bij een meer ernstige mate van verwardheid en dementie is de benadering van de cliënt volgens de principes van Validation een goede communicatiewijze. In plaats van te corrigeren en proberen terug te halen in onze werkelijkheid, is Validation erop gericht de belevings- en gevoelswereld van de dementerende oudere te bevestigen. Bij de verwarde cliënt is zorg voor veiligheid een belangrijk aspect. De verpleegkundige dient een inschatting te maken welke maatregelen op dit gebied nodig zijn waarbij te denken valt aan maatregelen ter voorkoming van een valincident zoals het plaatsen van bedhekken en maatregelen ter voorkoming van (ver)dwalen zoals het afsluiten van deuren. Indien er maatregelen worden genomen die de vrijheid van de cliënt beperken gelden hierbij voorwaarden en bepalingen uit de Wet BOPZ en de Wet WBGO. In dit hoofdstuk zijn de vaardigheden Het afnemen van de anamnese ten behoeve van het vaststellen van de verpleegkundige diagnose ‘Acute verwardheid’ en de vaardigheid Het plaatsen van een Zweedse band in een inhoudelijke analyse uitgewerkt. Daarnaast wordt in de studieopdrachten aandacht besteed aan de algemene kenmerken van de geriatrische cliënt, het benaderen van de verwarde cliënt, de opname van een cliënt in een zorginstelling, het in kaart brengen van de levensgeschiedenis van de cliënt en het zorgdragen voor de veiligheid van de cliënt.
7XYHMISTHVEGLXIR
Maak onderstaande studieopdrachten volgens planning. Maak en/of bespreek deze met een of meerdere medestudenten. Gebruik voor het maken van de opdrachten internetsites en handboeken.
>SYLIQHEXSZIVOSQIR#
Meneer Graat is 87 jaar oud en woont in een appartement boven het winkelcentrum in het dorp. Hij en zijn vrouw zijn daar vijftien jaar geleden gaan wonen, nadat zij hun landbouwbedrijf met boerderij hadden verkocht. Zijn vrouw is een half jaar geleden, na een ziekbed van bijna een jaar, overleden. Met meneer Graat gaat het sinds die tijd niet goed. Zijn lichamelijke conditie is behoorlijk achteruit gegaan. Meneer Graat beweegt alleen als het echt nodig is. Dit omdat hij veel last heeft van oedeem en een wond aan zijn scheenbeen. Ging hij vroeger nog regelmatig op pad, nu komt daar niets meer van. Hij heeft totaal geen zin om ook maar iets te ondernemen. Eten en drinken doet hij slecht. Als zijn dochter er is, dan eet en drinkt hij met haar mee. Alles wat ze voor een paar dagen aan eten voor hem in de koelkast zet, staat er dagen later nog net zo. Na het overlijden van mevrouw Graat, komt de huisarts geregeld even bij meneer Graat op bezoek. Gisteren constateerde de huisarts dat meneer Graat weer twee kilo was afgevallen en hij vindt meneer Graat wel erg lusteloos. Het lijkt hem – na overleg met de geriater − goed als meneer Graat een paar dagen ter observatie in het ziekenhuis wordt opgenomen. Zijn oudste dochter (Cynthia) heeft meneer Graat gisteren naar het ziekenhuis gebracht. Zij zijn door jou goed ontvangen op de geriatrische afdeling. Cynthia liet haar vader met een gerust hart achter. Hij was weliswaar erg stilletjes, maar dat was ze de laatste maanden wel gewend.
80
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Vandaag komt Cynthia naar je toe en vertelt je dat ze erg geschrokken is: “Mijn vader lijkt helemaal in de war. Hij wist zojuist niet meer of hij nu al thee gedronken had of niet. En hij had het net op. Hij vroeg wel tien keer waar Frits – mijn oudste zoon – is, Frits woont al een poosje in Frankrijk. En die meneer bij hem op de kamer zei dat vader gisteravond uit bed wilde stappen, omdat hij dacht dat het ochtend was!” Ze kijkt je verontrust aan en vraagt: “Zou hij dement aan het worden zijn, zou hem dat overkomen?”
1
a Denk jij dat meneer Graat dement is? Waarom wel, waarom niet?
1
b Om de zorgbehoefte van een oudere cliënt te bepalen is vaak een uitgebreide (multidisciplinaire) anamnese nodig. Waar zou een verpleegkundige informatie over willen verzamelen?
1
c Welke andere disciplines doen ook een deel van de anamnese, welke gegevens verzamelen zij?
,IXOSQX[IPKSIHXSGL#
Na het bezoekuur een paar dagen na de opname van meneer Graat, praat een collega verpleegkundige nog even met de dochter Cynthia (6.2.1). Haar vader is in de ogen van Cynthia nog steeds verdrietig om het overlijden van zijn vrouw en fysiek achteruit gegaan, maar thuis was hij helder: “Wel stil en lusteloos, maar helder”. “En dan eet hij ook hier nog steeds zo slecht, ik had zo gehoopt dat hij hier beter zou gaan eten.” Het is je collega opgevallen dat meneer Graat sinds zijn opname wel vaak wat verward is. Zijn kortetermijngeheugen lijkt vaak sterk verminderd en hij lijkt af en toe niet te weten waar hij is. Ook maakt hij vaak een ongelukkige indruk: het ene moment is hij onrustig en plukt hij aan de dekens, het andere moment ligt hij passief op zijn rug in bed en kijkt met een lege blik wat voor zich uit.
81
Je collega heeft met de bezorgde dochter van meneer Graat te doen. Ter geruststelling vertelt hij, ook al weet hij het niet zeker, dat meneer Graat waarschijnlijk door de omgevingsverandering wat in de war is en dat dementie zich veel langzamer ontwikkelt. De dochter kijkt hem verbaasd aan: “Is er dan een verschil tussen dementie en verward zijn?” 2
a Bestudeer wat men onder delier, depressie en dementie verstaat en wat oorzaken en verschijnselen kunnen zijn.
2
b Is de geruststelling van je collega met een verpleegkundige diagnose te verantwoorden? Zo ja, welke en op grond van welke gegevens? Bekijk de inhoudelijke analyse 6.3.2b. Noteer vragen en discussiepunten.
:SSVIPO[EX[MPW
Ariëlle loopt sinds een week stage in verpleeghuis Sint Agnetha. Dit verpleeghuis heeft afdelingen voor licht tot zwaar dementerende ouderen. Op een avond heeft ze met haar stagebegeleidster José een aantal bewoners naar bed gebracht. “Nou,” zegt Ariëlle als het werk erop zit, “ik verbaas me over de vele mogelijkheden die jullie hebben om te voorkomen dat de mensen hier uit bed vallen of over de afdeling gaan rondzwerven met het risico van letsel.” José haakt daarop in door het belang van preventie te benadrukken: “We voorkomen veel ellende, met hopelijk zo weinig mogelijk last voor de bewoners. Het is misschien goed voor je stage om de mogelijkheden eens door te nemen. Je hebt net een vloeralarmmatje en een verpleegdeken gezien. Het is misschien wel een mooie opdracht om alle mogelijkheden/maatregelen, die voorkomen dat een bewoner letsel oploopt op een rijtje te zetten, met daarbij wat je wanneer (en hoe) kunt gebruiken.” Je besluit dat te doen.
82
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3
a Welke alarmsystemen worden er in verpleeghuizen gebruikt in bovenstaande situatie? Beschrijf de systemen en doelen ervan.
3
b Welke hulpmiddelen zijn er om bewoners van verpleeghuizen in bed te fixeren? Beschrijf de hulpmiddelen en de doelen ervan. Welke vind jij het meest bewonervriendelijk? Leg uit waarom.
3
c Wat vind je in het algemeen van fixeren? Zou de veiligheid van de bewoner ook op een andere manier gewaarborgd kunnen worden?
83
3 d Op welke manieren kun je iemand die overdag veel in een stoel zit, moeizaam loopt, maar denkt het nog wel te kunnen, beschermen tegen vallen?
3
e In de Wet BOPZ wordt de rechtspositie van de zorgvrager ten opzichte van het gebruik van de zogenaamde middelen en maatregelen geregeld. Wat betekent BOPZ? Voor welke soorten instellingen en afdelingen in de gezondheidszorg geldt deze wet? Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie gevallen van middelen en maatregelen. Fixatie is er een van. Noem de andere twee en geef van beide een praktijkvoorbeeld.
:EWXKIFSRHIR
Meneer Graat (6.2.1) drinkt uit zichzelf te weinig. Om te voorkomen dat hij uitdroogt, besluit men dat hij vocht per infuus toegediend moet krijgen. Aangezien meneer Graat soms verward is, kan het zijn dat hij het infuus eruit zal trekken. Men besluit zijn armen met polsbandjes te fixeren. Daarbij komt dat meneer Graat vannacht geprobeerd heeft over de bedhekken heen uit bed te klimmen. Om een dergelijke actie te voorkomen, wordt tevens besloten tot het fixeren met een Zweedse band. 4
84
a Vind jij dat er voldoende argumenten zijn om tot de genoemde fixaties over te gaan? Motiveer je antwoord.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
4
b Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om te mogen fixeren in een algemeen ziekenhuis?
4
c Stel dat meneer Graat was opgenomen in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, wat zijn daar de voorwaarden bij fixatie?
4
d Wat zijn de risico’s/nadelen van fixatie?
4
e Pas de inhoudelijke analyse 6.2.2 Het plaatsen van een Zweedse band aan voor het bevestigen van polsbandjes.
%JWGLIMHIR[IPOSQ
Meneer Boekhorst is een man van 78 jaar. Hij is dementerend en kan niet meer thuis wonen. De verzorgingsmogelijkheden van mevrouw Boekhorst, mantelzorg en hulpverleners zijn onvoldoende gebleken. Jij bent stagiaire in het verpleeghuis waar hij opgenomen wordt. Je hebt het opnamegesprek met meneer en mevrouw Boekhorst en hun dochter gedaan. Meneer Boekhorst geeft je een hand. Zijn hand voelt een beetje warm en klam aan. Hij kijkt je niet aan, terwijl je je voorstelt en kijkt ook niet hoe je kennis maakt met zijn vrouw en dochter. Hij heeft een kort knikje gegeven tijdens het kennismaken en zegt verder niets. Meneer Boekhorst strijkt herhaaldelijk met zijn rechterhand over de leuning van zijn rolstoel en over zijn rechterbeen. Hij kijkt voor zich uit, maar lijkt niets te zien. Zijn dochter zegt dat ze erg blij is dat het nu zo ver is. Mevrouw Boekhorst heeft haar rechterhand op de schouder van haar man gelegd. Er staan tranen in haar ogen.
85
5
a De eerste indruk die je geeft is van grote invloed op de nieuwe cliënt en zijn familie of andere naasten. Op welke wijze verwelkom je meneer Boekhorst, zijn vrouw en dochter? Waarmee houd je rekening bij de ontvangst?
5
b Wat zijn de doelen die je in het opnamegesprek van meneer Boekhorst wilt bereiken? Welke onderwerpen wil je in het gesprek bespreken? Denk daarbij aan het belang van de verpleegkundige en dat van de cliënt en familie.
(IPIZIRWKIWGLMIHIRMW
De levensgeschiedenis is een omstreden onderwerp. Tegenstanders zeggen dat de levensgeschiedenis een zeer private aangelegenheid is die niet mag worden vastgelegd. Zij zeggen ook dat het nut van het kennen of vastleggen van een levensgeschiedenis nog niet is aangetoond. Voorstanders zeggen dat het kennen van de levensgeschiedenis van belang is, omdat het op de hoogte zijn van de highlights van het leven van de oudere ervoor zorgt dat men directer kan inspelen op de signalen die de oudere uitzendt. Met name binnen de psychogeriatrie zou het kennen van de levensgeschiedenis zijn nut kunnen hebben. Een voorbeeld ter ondersteuning van het nut van het kennen van een levensverhaal. Meneer Rikken woont sinds vier weken in verpleeghuis Zon en Schild. Hij is dement. Een van de verpleegkundigen, Anneke, zegt tijdens een patiëntbespreking: “Ik snap niets van wat meneer Rikken steeds zegt, wanneer hij zich moet uitkleden voor de douchebeurt.” Liesbeth heeft dezelfde ervaring. Bij het zien van de douche lijkt hij enigszins in paniek te raken, maar zijn relaas is onverstaanbaar. Een derde collega, Janneke, zal meneer Rikken gaan helpen bij het douchen om erachter te komen wat hij elke keer zegt. Na een paar dagen vertelt ze: “Meneer Rikken praat Frans en hij is amper te verstaan. Hij vertelt dat de gaskamer niet voor hem bedoeld is.” Navraag leert dat hij vloeiend Frans spreekt, doordat hij in zijn jonge jaren lang in Brussel heeft gewoond, en dat hij in de oorlog door de Duitsers als tolk voor de Franse gevangenen was aangesteld in een concentratiekamp. Anneke en Liesbeth vinden het vreemd dat ze dat niet wisten. Ze hadden dan op de situatie kunnen inspelen.
86
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Dit is een van de vele voorbeelden van misverstanden tussen de verpleging en de oudere cliënt die worden veroorzaakt door informatietekort bij de verpleegkundige. Zo’n gebrek aan informatie kan pijnlijke gevolgen hebben voor de cliënt. Uitgebreide anamneselijsten voorzien lang niet altijd in alle informatie. Het bespreken van een levensgeschiedenis kan een middel zijn om dit soort misverstanden te minimaliseren. Een levensgeschiedenis onderscheidt zich van een anamnese door gegevens waarvan de relevantie voor de zorg niet direct vaststaat. 6
a Stel je voor dat je vragen moet bedenken waarvan de antwoorden uiteindelijk een levensgeschiedenis moeten vormen. Over welke onderwerpen zou je die vragen dan stellen om een complete levensgeschiedenis te verkrijgen? Denk daarbij aan onderwerpen als ‘werk’ en ‘sociale contacten’.
6
b Formuleer per onderwerp diverse vragen en stel deze aan een medestudent. Waren de vragen gemakkelijk te stellen en te beantwoorden?
6
c Geven de vragen je een chronologisch overzicht van het leven van je medestudent en hoe zouden ze van belang kunnen zijn voor de zorg?
6
d Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten tijdens het gesprek?
87
6
e Het Trimbos-instituut heeft onderzoek gedaan naar de bevindingen van ouders en hun kinderen met interviewvragen. Vragen die de kinderen hun ouders voorlegden. Wat zijn effecten daarvan (zie www.trimbos-instituut.nl)? Zijn er overeenkomsten met het bevragen van de levensgeschiedenis?
638^YWXIV#
Meneer Drost is van het verpleeghuis, waar hij al vijf jaar woont, overgebracht naar de afdeling orthopedie van het ziekenhuis. Hij heeft namelijk zijn heup gebroken. In het verpleeghuis leek hij zo nu en dan gedesoriënteerd en sinds zijn ziekenhuisopname is dit, volgens zijn familie, erger geworden. “Goedemorgen meneer Drost, heeft u lekker geslapen?” vraagt verpleegkundige Julian. Ondertussen pakt hij de waskom, de zeep en washandjes uit de kast. Meneer Drost draait zijn hoofd weg en wil kennelijk weer gaan slapen. Julian zegt: “Ik help u even met wassen, meneer Drost”. Meneer Drost kijkt verstoord. “Laat me nog even slapen,” zegt hij, “ik moet morgen weer vroeg op. Mijn vrouw komt me zo wel een kopje thee brengen.”
88
7
a De realiteitsoriëntatietraining (ROT) is een gedragsbeïnvloedende benaderingsmethode die is bedoeld voor licht gedesoriënteerde psychogeriatrische bewoners. Op welke manier zou Julian meneer Drost volgens de ROT hebben moeten benaderen?
7
b Noteer welke handvatten er vanuit de ROT nog meer gegeven kunnen worden voor cliënten met oriëntatieproblemen.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
7
c Stel je benadert meneer Drost volgens de principes van Reminiscentie. Hoe benader je meneer Drost in deze situatie en wat wil je daarmee bereiken?
3QKEERQIXHIQIRXMI
Validation is een gedragsbeïnvloedende benaderingsmethode voor psychogeriatrische cliënten. Naomi Feil heeft deze methode ontwikkeld. Zij geeft technieken voor de verschillende stadia in het dementeringsproces. Deze technieken hebben als belangrijk doel het gevoel van eigenwaarde van de cliënt te herstellen. Voor het eerste stadium geeft ze een aantal suggesties voor het omgaan met een cliënt, waaronder: ga niet in discussie over hetgeen de cliënt vertelt, ga in op de feiten die de cliënt vertelt en stel niet te snel vragen over zijn gevoelens, stel vragen die beginnen met wie, wat, waar, wanneer en hoe, verdiep je in de herinnering van de cliënt en dergelijke. Hoveling (1995, p. 44) geeft aan dat in het eerste stadium van het dementeringsproces vooral het ‘volgen’ van belang is: het verbaal en non-verbaal volgen. Verbaal volgen doe je door samenvattingen te geven, op het woordgebruik van de cliënt aan te sluiten, open vragen te stellen, niet naar feiten te vragen, maar interpretaties te volgen, eenvoudige zinnen te gebruiken en je af te stemmen op het favoriete zintuig van de cliënt. Nonverbaal volgen doe je door de juiste lichamelijke afstand te bewaren, je lichaamshouding aan te passen aan zijn lichaamshouding en je ademhaling af te stemmen op zijn ademhaling. 8
a Vanuit welke opvattingen werkt Feil en vanuit welke Hoveling?
89
8
b Ga na welke aandachtspunten voor gespreksvoering Feil nog meer aangeeft voor het omgaan met een cliënt die beginnend dement is.
8
c Ga na welke gespreksvaardigheden je geleerd hebt en in de theorie van Hoveling kunt plaatsen.
8
d Vertel aan een medestudent een verhaaltje van een paar minuten; de medestudent probeert je zowel non-verbaal als verbaal te volgen. Bespreek dit na op de hierna genoemde punten en zorg dat duidelijk is wat de verschillende technieken inhouden. Formuleer van elk genoemd punt minimaal twee criteria waaraan je kunt zien dat de techniek goed gehanteerd is. Samenvattingen geven:
Aansluitend woordgebruik:
Open vragen stellen:
90
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Interpretaties van zinnen volgen:
Afstemming op favoriete zintuig:
Juiste lichamelijke afstand:
Juiste lichaamshouding:
Juiste ademhaling:
2EEVLYMW
Maria werkt als stagiaire op de psychogeriatrische afdeling van verpleeghuis De Holtkamp. Haar dienst zit erop. Net voordat ze de deur van de afdeling uit wil lopen, houdt mevrouw Beckers haar staande. “Ik wil naar huis,” zegt mevrouw Beckers dringend, “het is al twaalf uur. De kinderen moeten een boterham hebben. Ze kunnen zo thuis komen uit school. Doet u de deur even voor me open?” Maria antwoordt: “Nee, dat kan niet. U hoeft niet naar huis. U woont toch hier, mevrouw Beckers.” “Nee, nee, het is al twaalf uur, zeg ik toch. Ik moet nu echt gaan. Wilt u alstublieft de deur even voor me opendoen?” “Uw kinderen zijn al groot, mevrouw Beckers. U hoeft niet meer voor ze te zorgen.” Mevrouw Beckers wordt nu heel boos: “Ik zeg toch dat ik naar de kinderen moet. Schiet op, snotneus, doe die deur open. Kijk, daar loopt de juffrouw
91
van Jannie ook al.” Ze duwt Maria naar de deur toe. Maria weet niet meer wat ze moet doen. Ze toetst de code in en glipt snel door de deur. Aan de andere kant van het glas blijft het verwarde en boze gezicht van mevrouw Beckers achter. De volgende dag bespreekt ze het voorval met haar werkbegeleidster Julia. 9
a Welke manier van reageren op mevrouw Beckers zou jij Maria adviseren? Concretiseer dit aan de hand van bovenstaand voorbeeld. Motiveer je antwoord.
3ZIVFSSVHSJXSGLQEEVRMIX#
Validation heeft in de tweede helft van de jaren negentig een grote opgang beleefd. De laatste jaren is de methode ter discussie komen te staan. Vooral vanuit de wetenschap zijn twijfels ontstaan over de resultaten van deze methode en de wetenschappelijke onderbouwing. Ook vindt men steeds meer dat de oudere cliënt minder therapeutisch benaderd mag worden. Nu zijn het begrippen als ‘warme zorg’, ‘bewonergerichte zorg’, ‘leefstijlgerichte zorg’, ‘snoezelen’ en PDL (passieve dagelijkse levensbehoefte) die in de discussies de boventoon voeren. 10 a Welke belangrijke aandachtspunten zijn bij genoemde alternatieven van belang? Warme zorg:
Bewonergerichte zorg:
92
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Leefstijlgerichte zorg:
Snoezelen:
PDL:
,SIQSIXIR[ILIXKEERHSIR#
Na veel discussies is in Huize Zonnegaarden (psychogeriatrisch verpleeghuis) besloten om leefstijlgerichte zorg aan te gaan bieden. Bij het bedenken van het plan is onbewust eigenlijk altijd gedacht vanuit de cliënten van Nederlandse afkomst. Er waren mooie plannen ontwikkeld over hoe je deze groep cliënten leefstijlgerichte zorg kon bieden: kleine leefeenheden verspreid in de stad waar cliënten die bij elkaar passen wat betreft leefstijl kunnen wonen. Er is echter nog onvoldoende nagedacht over hoe de zorg aan te bieden aan mensen uit een andere cultuur. Moeten die cliënten verspreid worden over de ‘Nederlandse’ huizen? Moet elke cultuur zijn eigen huis krijgen? Hebben ouderen uit een andere cultuur andere behoeften? Daar moet nog eens goed over nagedacht worden, want dat ook mensen uit een andere cultuur oud worden dat staat vast! Bespreek je ideeën en opvattingen bij de volgende vragen met je medestudenten. 11 a Denk jij dat cliënten uit een andere cultuur andere zorgbehoeften hebben en zo ja welke? Surinaamse cultuur
93
Molukse cultuur
Afrikaanse cultuur
Arabische cultuur
Andere culturen……
11 b Hoe denk je leefstijlgerichte zorg aan cliënten uit deze culturen te kunnen bieden?
11 c Waar zou jij voor kiezen: aparte zorgeenheden voor mensen uit een bepaalde cultuur of heterogene zorgeenheden? Motiveer.
94
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
11 d Denk je dat er ook Nederlandse subculturen behoefte hebben aan een eigen zorgvoorziening?
11 e Denk jij dat leefstijlgerichte zorg aan een cliënt uit een andere cultuur gerealiseerd kan worden in een groep met alleen cliënten vanuit de Nederlandse cultuur? Motiveer je antwoord.
95
-RLSYHIPMNOIEREP]WI
De stappen in de inhoudelijke analyse Het vaststellen van de verpleegkundige diagnose ‘Acute verwardheid’ (6.3.1b) zijn geschreven vanuit een casus, zodat de procedure en werkwijze van de anamneseactiviteiten inhoudelijk beschreven kunnen worden. De analyse geeft telkens een paar stappen weer en volgt dan met een op de casus gebaseerde conclusie, voordat de vervolgstappen worden uitgewerkt.
GEWYW
E'EWYWQIRIIV+VEEX
*OMFJEJOH In deze inhoudelijke analyse geven we een aantal anamneseactiviteiten weer, die als focus hebben: het achterhalen van de verpleegkundige diagnose Acute verwardheid bij een oudere cliënt. De cliënt is kort geleden opgenomen op een geriatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Er zijn aanwijzingen dat de cliënt in de war is. De verpleegkundige probeert met behulp van gestandaardiseerde observaties te achterhalen of er sprake is van de verpleegkundige diagnose Acute verwardheid. "DIUFSHSPOEJOGPSNBUJF Meneer Graat is 87 jaar en weduwnaar. Hij heeft drie kinderen, twee dochters en een zoon. Alle drie de kinderen zijn getrouwd en wonen niet meer in het dorp. Hij heeft wel heel regelmatig telefonisch contact met zijn kinderen en kleinkinderen. Op zondag komt er vaak een van de kinderen langs. Meneer Graat heeft tot zijn 70e gewerkt op zijn landbouwbedrijf. Toen bleek dat geen van zijn kinderen het bedrijf over wilde nemen heeft hij, toen het werk hem te zwaar werd, het bedrijf gesaneerd en de woning met opstallen verkocht. Samen met zijn vrouw is hij in een appartement boven het winkelcentrum in het dorp gaan wonen. Hoewel zijn vrouw genoot van het wonen in de kern van het dorp met winkels en buren om haar heen, heeft de heer Graat hier niet goed kunnen aarden. Hij heeft zich in het appartement altijd wat opgesloten gevoeld en miste bijvoorbeeld het feit dat hij niet in de tuin kon werken. Tot enige tijd terug was hij daarom ook vaak op de voetbalclub te vinden waar hij de terreinverzorger hielp met het onderhoud van de velden. Bij mevrouw Graat is vier jaar geleden, vanwege een tumor, een borst geamputeerd. In eerste instantie leek zij hiervan volledig herstelt, echter een jaar gelden werd toch een uitzaaiing in de hersenen gevonden en na een periode van ziek zijn is mevrouw Graat een half jaar geleden overleden. De lichamelijke conditie van meneer Graat is, na het overlijden van zijn vrouw, sterk achteruit gegaan. Meneer Graat was tot voor kort een sterke, grote man van 1,84 meter, die 88 kilo woog. De laatste maanden is meneer Graat vier kilo afgevallen. Hij heeft weinig eetlust en eet en drinkt onregelmatig en vaak te weinig. Verder doet hij de laatste tijd weinig, mede tengevolge van oedeem en een wond aan zijn scheenbeen. Omdat de kinderen zich zorgen maken, hebben zij de huisarts gevraagd hun vader regelmatig ter controle te bezoeken. De huisarts bezoekt meneer Graat elke eerste maandag van de maand.
96
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
6JUHBOHTTJUVBUJFWPPSIFUWBTUTUFMMFOWBOEFWFSQMFFHLVOEJHFEJBHOPTF´"DVUF WFSXBSEIFJEµ Vorige week heeft de huisarts geconstateerd dat meneer Graat, sinds de laatste controle een maand geleden, weer twee kilo is afgevallen. Daar meneer Graat een lusteloze indruk maakte en de huisarts graag wat meer informatie wilde hebben over de gezondheid van meneer Graat, heeft hij contact opgenomen met een geriater. In dit overleg is besloten meneer Graat ter observatie op te nemen op de geriatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Meneer Graat verblijft sinds gisteren op de afdeling. Een van de dochters van meneer Graat komt bij je en vertelt dat zij net bij haar vader vandaan komt en toch wel erg geschrokken is van het veranderde gedrag van haar vader. Zo had zij gemerkt dat haar vader, kort nadat hij zijn middagthee gedronken had, niet meer wist of hij al thee gedronken had en dat hij telkens aangaf terug naar huis, naar de boerderij te willen. Zij spreekt haar angst uit en vraagt of jij ook denkt dat haar vader dementerend is. Nu is jou vanmorgen bij het wassen opgevallen dat meneer Graat suffig en passief was en niet wist welke dag en tijd het was. Dat vertel je haar dan ook. Je zegt verder nog dat ze niet meteen hoeft te denken aan dementie als een oudere wat verward lijkt. Je spreekt met haar af dat je haar vader vandaag en morgen gericht hierop zult observeren en je observaties met haar en meneer Graat zelf zult bespreken.
97
F
-RLSYHIPMNOIEREP]WI,IXZEWXWXIPPIRZERHIZIVTPIIKOYRHMKI HMEKRSWIª%GYXIZIV[EVHLIMH«
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga nog eens de algemene
Om een eerste globale
Over het algemeen is
informatie over de cliënt na:
indruk van de cliënt en zijn
er geen sprake van één
–
personalia
leefsituatie weer op je net-
oorzaak maar van een
–
leeftijd
vlies te krijgen.
combinatie van etiologie
–
burgerlijke staat
en beïnvloedende factoren
–
thuissituatie.
die een rol spelen bij het
WPPSCFSFJEJOH 1
Raadpleeg het ver-
pleegkundig dossier.
optreden van acute verVerzamel al bekende obser-
T.b.v. het opstellen van
vatiegegevens en noteer
hypothese.
zowel de, door jou onderkende, afwijkende gedragingen als de voor de cliënt normale en functionele gedragingen. Verzamel informatie over de
T.b.v. het opsporen/uitslui-
cliënt die van invloed kan
ten van mogelijke oorzaken
zijn op zijn de cognitie en
van de verwardheid.
het bewustzijn van de cliënt. Gezondheidsbeleving en instandhouding: –
medicijn- of alcoholge-
bruik
I.v.m. mogelijke intoxicatie of invloed van medicatie op het bewustzijn. I.v.m. mogelijke hersen-
–
valincident.
schudding.
Voedingspatroon: –
voedingstoestand
–
vochtbalans.
I.v.m. mogelijke ondervoeding. I.v.m. mogelijke uitdrogingsverschijnselen.
Uitscheidingspatroon: – mate van urineproductie.
Nierinsufficiëntie kan leiden tot verwardheid.
Rol- en relatiepatroon:
Deprivatie kan leiden tot
–
verwardheid.
aanwezigheid en mate
van sociale contacten.
98
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
wardheid.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Cognitie- en waarnemingspa-
Over het algemeen is
troon:
er geen sprake van één
–
oorzaak maar van een
helderheid van bewust-
combinatie van etiologie
zijn –
gezichts- en gehoorver-
mogen
–
heeft de cliënt in het
Ernstige visus- en/of
en beïnvloedende factoren
gehoorsstoornissen kunnen
die een rol spelen bij het
verschijnselen van verward-
optreden van acute ver-
heid ten gevolge hebben.
wardheid.
Een doorgemaakte psychia-
verleden last gehad van
trische aandoening is een
depressie, psychose of een
predisponerende factor.
andere psychiatrische aandoening? Stressverwerkingspatroon: –
zijn er de laatste tijd
Emotionele shock kan
grote veranderingen geweest leiden tot verschijnselen van in het leven van de cliënt?
verwardheid.
Ga na of je kenmerken,
Om tot een aantal hypothe-
Om een diagnose te kun-
lijke voorlopige ver-
etiologie en/of beïnvloe-
ses te komen van waaruit je
nen stellen moet je nagaan
pleegkundige diagno-
dende factoren herkent die
de anamnese verder rich-
welke bepalende kenmer-
ses.
typerend zijn voor verpleeg-
ting kunt geven.
ken zich voordoen.
2
Formuleer moge-
kundige diagnose Acute verwardheid of een andere verpleegkundige diagnose. Raadpleeg zo nodig de literatuur en win informatie bij collega’s in.
GEWYW
Meneer Graat heeft mogelijk last van: Acute verwardheid, omdat de volgende kenmerken en beïnvloedende factoren geobserveerd zijn. Bepalende kenmerken: – meneer Graat denkt dat hij nog op de boerderij woont; – meneer Graat weet niet welke dag en welke tijd het is; – meneer Graat weet kort nadat hij thee gedronken heeft niet meer of hij dat al gedaan heeft of niet. Beïnvloedende factoren: – leeftijd 87 jaar; – ziekenhuisopname; – slechte voedingstoestand. Ondervoeding, omdat de volgende kenmerken geobserveerd zijn: – gewichtsverlies van zes kilo in een halfjaar; – verwardheid.
99
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
3
Stel voor jezelf vast:
Door adequate voorberei-
De anamnese kan naast
afnemen van de ver-
–
gewenste resultaat
ding vergroot je de doelma-
een anamnesegesprek ook
pleegkundige anam-
–
procedure en tijdsduur
tigheid van de anamnese.
bestaan uit observaties en
nese voor.
anamnese.
Bereid je op het
heteroanamnese.
Informeer de cliënt en de
Pas je taalgebruik en wijze
Maak gebruik van geva-
eventueel aanwezige familie
van informatie geven aan,
lideerde meetinstrumen-
over het doel en de proce-
aan de belevingswereld van
ten, zoals de Delirium
dure van de anamnese.
de cliënt.
Observation Scale (DOS), de NEECHAM Confusion scale en/of de Mini Mental
4
Pak pen, papier en een
Voor het maken van notities
Status Examination MMSE
meetinstrument.
tijdens de observatie.
(MMSE).
Zodat je eventueel aanvul-
De verschijnselen van
inzicht hebt in
lende kennis en vaardighe-
acute verwardheid komen
–
den kunt ‘verversen’.
veel overeen met de ver-
Stel je op de te voe- Ga na of je voldoende
ren anamnese in.
de verschijningsvormen
van verwardheid
schijnselen bij dementie en
–
depressie. Het is daarom
veel voorkomende oorza-
ken ervan
belangrijk een overzicht
–
te maken van de punten
mogelijke interventies.
van overeenkomst en de Haal het beeld en de gege-
Om gericht op de cliëntsitu-
punten van verschil tussen
vens van de cliëntsituatie
atie afwegingen te kunnen
deze drie diagnoses.
goed voor de geest.
maken.
Om tot een juiste diagnose te komen zal altijd aanvullend medisch onderzoek naar de oorzaak van de verschijnselen nodig zijn.
5
Plan de uit te voe-
Plan drie momenten op
Ten behoeve van efficiënt
De DOS-screening bestaat
ren anamneseactivitei-
de dag waarop je de cliënt
werken.
uit een aantal observaties,
ten.
tijdens de zorgverlening zal
die drie diensten achter
observeren.
elkaar, tijdens de dagelijkse zorgverlening worden
Plan evt. een gesprek met
gedaan.
familie/verwanten.
Bij afwezigheid van een symptoom wordt een 0 en bij aanwezigheid van een symptoom een 1 ingevuld op een scoreformulier. Bij een score van 3 of meer punten kan er sprake zijn van de diagnose Acute verwardheid.
100
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
GEWYW
463')(96)
Je besluit om je eerste observatie vanmiddag te doen tijdens het moment dat je meneer Graat naar het toilet brengt. Daarna zal je aan je collega van de avonddienst vragen de observaties in de avonduren tijdens het in bed leggen van meneer Graat te doen. Omdat je morgen weer vroege dienst hebt, kun jij dan de derde observatie morgenochtend tijdens het wassen van meneer Graat doen. Met de dochter van meneer Graat wil je vanmiddag of morgen nog een gesprek voeren over de wijze waarop meneer Graat zich gedraagt als hij in normale doen is.
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
VJUWPFSJOH Observeer of de cliënt:
Om te kunnen komen tot
Het is belangrijk dat de
a.d.h.v. de aspecten die
− een helder bewustzijn
eerste conclusies op basis
observator zich niet laat
in de DOS-screening
heeft of wegzakt tijdens
van de drie observatiemo-
leiden door voorafgaande
zijn opgenomen en
gesprek of bezigheden
menten.
observaties.
noteer de observaties.
− snel is afgeleid door prik-
6
Observeer de cliënt
kels uit de omgeving
Veranderlijkheid is een
− minder/geen aandacht
kenmerk van acute ver-
heeft voor gesprek of hande-
wardheid. Als er overdag
ling
geen gedragsverandering
− vragen of antwoorden
waarneembaar was, kan
niet afmaakt
het goed zijn dat de cliënt
− antwoorden geeft die
zich ’s avonds verward
niet passen bij de vraag
gedraagt.
− traag reageert op opdrachten
Voor het verkrijgen van
− denkt ergens anders te
aanvullende informa-
zijn
tie wordt vaak ook een
− niet beseft welk dagdeel
geheugentest afgenomen,
het is
bijvoorbeeld de Mini-
− zich recente gebeurtenis
Mental State Examination
niet herinnert.
(MMSE).
Noteer je bevindingen.
Om tot een juiste diagnose van de etiologie te komen doet de behandelende arts vaak aanvullend onderzoek naar de oorzaak van de verwardheid.
Doe dit gedurende drie
Ten behoeve van het ver-
Onderzoeken die informa-
diensten tijdens een zorgver-
krijgen van meer valide
tie verstrekken zijn:
leningactiviteit.
informatie.
–
CT-scan voor opsporen
tumoren
101
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7 –
MRI-scan voor opspo-
ren dementie –
laboratoriumonder-
zoek voor het opsporen van stofwisselingsstoornissen –
neuropsychologisch
onderzoek.
GEWYW
7
Uit de op de drie verschillende momenten uitgevoerde observaties komt het volgende naar voren. Meneer Graat weet wel dat hij in het ziekenhuis ligt, maar hij kan niet onthouden waarom hij is opgenomen. Zo gauw hij je ziet, zegt hij dat hij naar huis wil. Hij bedoelt dan dat hij naar de boerderij wil en niet naar het appartement waar hij woont. Hij weet wel dat zijn vrouw is overleden en noemt dit een ramp. De keren dat jij of je collega bij meneer Graat op de kamer kwam, lag hij passief en wat versuft in bed. Meneer Graat wordt in eerste instantie meer helder als je hem aanspreekt, maar zijn bewustzijn zakt gedurende een bezigheid weg. De nachtdienst heeft gerapporteerd dat meneer Graat de afgelopen nacht onrustig was, veel om een van zijn dochters heeft geroepen en dat hij probeerde over de bedrekken uit zijn bed te klimmen. Tijdens het wassen van meneer Graat viel het je op dat hij traag beweegt en veel tijd nodig heeft om zijn knoopjes van de pyjama dicht te doen. Het lijkt als of hij diep na moet denken voordat hij weet hoe hij dat moet doen. Na het sluiten van twee knoopjes leek het alsof de heer Graat de resterende knoopjes vergat. Hij moest aangespoord worden om alle knoopjes dicht te doen.
Verzamel aanvul-
lende informatie.
Voer een gesprek met
T.b.v. het verkrijgen van
De informatie van de
directe familie/verwanten.
een meer compleet beeld
familie is van groot
Vraag hen specifiek de
van de cliënt en het vast-
belang. Omdat familie
veranderingen in gedrag,
stellen van het verloop van
zich vaak niet vrij voelt
geheugen en handelingsbe-
de gedragsverandering.
om alles te vertellen als
kwaamheid van de cliënt in
de cliënt erbij is, wordt
de voorafgaande periode te
aangeraden de familie
beschrijven.
apart te spreken.
Bespreek met een arts of er een medische verklaring is voor het gedrag van de cliënt.
102
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
GEWYW
De dochter van de heer Graat heeft in het gesprek aangegeven, dat haar vader zijn vrouw erg mist. De eerste maanden na haar overlijden was hij vaak heel verdrietig en huilde veel. Nu is dat wel wat minder geworden, maar de heer Graat heeft in de ogen van zijn dochter veel veerkracht en levenslust verloren. Van een actieve sterke man, die altijd jonger werd geschat dan hij was, is hij in korte tijd een oude passieve man geworden. Mede door de beenwond kwam de heer Graat de laatste tijd haast niet meer buiten de deur. De heer Graat was tot aan zijn opname echter wel helder van geest. Hij kon wel eens wat moeilijker op een woord of een naam komen maar voor de rest was zijn geheugen en helderheid goed. Daarom was de dochter ook zo geschrokken toen zij hem gisteren in het ziekenhuis zo in de war aantrof. Uit onderzoek van de arts is gebleken dat de cliënt weliswaar geen goede voedingstoestand heeft, maar dat er geen sprake is van uitdroging of ernstige ondervoeding. Uit de MRI-scan is gebleken dat meneer Graat geen hersentumor heeft of recent een CVA heeft gehad.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
8
Stel vast of bij de cliënt in
Ter vaststelling van de diag-
Bepalende kenmerken zin
sprake is van Acute
voldoende mate kenmerken
nose.
ondermeer:
verwardheid
en etiologie van de diagnose
en/of Ondervoeding.
Acute verwardheid is.
Om tot een verbetering van
zijn
Bespreek de diagnose met
de situatie te komen is het
–
desoriëntatie
de cliënt en zijn mantelzor-
van belang dat de cliënt en
–
verminderde concen-
gers.
zijn familie/mantelzorgers
tratie
de situatie erkennen.
–
verstoord waarnemen,
–
motorische opwinding
Stel vast of er
–
verandering in bewust-
of juist passiviteit. Vaak voorkomende etiologie is: –
stoornis in centraal
zenuwstelsel –
metabole stoornis zoals
bijv. slechte voedingstoestand –
intoxicatie
–
stress
–
hoge leeftijd.
103
463')(96)
;)6/;-.>)
9
Stel op grond van de bij de
Bedenk mogelijke
interventies.
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
cliënt aanwezige verschijnselen en etiologie een (concept) interventieplan op. Als de verpleegkundige
Schat in of er fixerende maatregelen nodig zijn,
Ten behoeve van de veilig-
tijdens een zorgsituatie
zoals:
heid van de cliënt.
besluit dat fixatie direct
–
noodzakelijk is, moet zij
fixeren m.b.v. de
Zweedse band
tijdens of direct na het
–
fixeren de behandelend
het plaatsen van bedhek-
ken
of dienstdoende arts in
–
kennis stellen. Deze neemt
het afsluiten van deuren.
vanaf dat moment de verZorg, als fixerende maatre-
antwoordelijkheid voor
gelen nodig zijn, voor:
de beslissing over. Deze
–
een opdracht van de
behandelend arts –
beschrijving van reden,
Om te voldoen aan de eisen
handelwijze kan alleen
van de Wet BOPZ.
als vooroverleg niet meer mogelijk is en deze situatie
aard en duur van de fixatie-
niet in het behandelplan is
maatregel in het dossier van
beschreven.
de cliënt.
GEWYW
Nadat je de observatiegegevens en de gegevens die je hebt gekregen van de arts en de dochter hebt vergeleken met kenmerken van de verpleegkundige diagnose Acute verwardheid en de verpleegkundige diagnose Ondervoeding, stel je vast dat er geen sprake is van Ondervoeding, maar wel van Acute verwardheid. Je rapporteert je conclusie in de verpleegkundige dagrapportage als volgt: “Bij meneer Graat lijkt/is de verpleegkundige diagnose Acute verwardheid van toepassing. Meneer is overdag vaak versuft, zijn bewustzijn verheldert wel enigszins als je hem aanspreekt. De afgelopen twee nachten was de heer Graat erg onrustig en riep hij veel om zijn dochters. Hij probeerde toen over de bedrekken heen uit bed te klimmen. Als meneer Graat voor hem bekende taken uitvoert, bijvoorbeeld het sluiten van het pyjamajasje, houdt hij de aandacht en concentratie voor de taak niet tot het eind vast. Hij stopt nadat hij 1 à 2 knopen heeft dicht gedaan. Verder valt op dat zijn bewegingen bij het uitvoeren van de taak sterk vertraagd zijn. Het korte termijn geheugen lijkt verstoord, hij herinnert zich zaken die net gebeurd zijn niet.
104
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
Meneer Graat is gedesoriënteerd in de tijd. Bij twee recente verzorgingsmomenten wist hij niet welke dag het was en welk moment op de dag. Verder denkt hij nog op de boerderij te wonen, terwijl hij deze al enkele jaren terug heeft verkocht. De acute verwardheid lijkt geluxeerd door een verminderde lichaamsconditie en de opname in het ziekenhuis. Mogelijk speelt het feit dat meneer Graat zijn recent overleden vrouw erg mist ook een rol. Een hersentumor of CVA is door MRI uitgesloten. Hoewel meneer Graat te weinig eet en drinkt blijkt uit onderzoek dat er nog geen sprake is van ondervoeding. De huidturgor is normaal, de urine bevat geen eiwitafbraakproducten en de heer Graat heeft een body-massindex die valt binnen de normaalwaarde.’’ Nadat in het teamoverleg de conclusies zijn doorgesproken en de informatie is gewikt en gewogen, worden interventies afgesproken met het accent op het aanbieden van een dagstructuur, het stimuleren van het oriëntatievermogen, het voorkomen van het uit bed vallen en het bewaken van de voedingstoestand.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
10 Bespreek de ver-
Bespreek de diagnose met
Indien de cliënt (nog) niet
Probeer hierbij in je wijze
pleegkundige diagnose
de cliënt. Vraag hem of hij
wilsonbekwaam is, dient hij
van communiceren aan te
en mogelijke interven-
de diagnose onderschrijft.
volgens de Wet WGBO in te sluiten bij de mogelijkhe-
stemmen met de behande-
den van de cliënt:
ling en dus geïnformeerd te
–
formuleer korte zinnen
Bespreek de diagnose ook
worden.
–
spreek duidelijk
met de familie/verwanten.
Daarnaast is het respectvol
–
geef niet teveel infor-
om ook een verwarde cliënt
matie tegelijk.
ties met de cliënt.
serieus te nemen en met hem zijn situatie te bespre-
Houd er rekening mee dat
ken.
de cliënten/of verwanten emotioneel kunnen reage-
Bespreek evt. de voorgeno-
T.b.v. cliëntgericht hande-
ren als zij geconfronteerd
men fixatiemaatregelen:
len.
wordt met de diagnose Acute verwardheid.
–
motiveer de maatregelen
–
benoem de voorwaarden
Om te voldoen aan de
Leg uit dat Acute ver-
–
vraag om instemming.
eisen van de Wet BPOZ en
wardheid geen chronische
WGBO.
aandiening is en niet verward moet worden met
Bespreek de andere mogelij-
Om gezamenlijk tot een
dementie.
ke interventies ter verminde- goede planning van interring van acute verwardheid.
venties te komen, die het meest effectief en efficiënt zijn.
105
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Spreek met de cliënt en het
Zodat alles nog eens over-
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
BGSPOEJOH 11 Sluit het gesprek af
en maak een vervolgaf- familielid op zeer korte ter-
dacht kan worden.
mijn opnieuw af.
spraak.
Vraag de cliënt en het familielid hoe zij het gesprek
Om de gelegenheid te
ervaren hebben.
geven eerste gevoelens weer te geven over het gesprek. Daarnaast is het een evaluatie van je handelen en kun je je handelen zo nodig de volgende keer bijstellen.
Maak een concrete afspraak op korte termijn. Neem vervolgens afscheid.
GEWYW
Meneer Graat kan het gesprek moeilijk volgen. Hoewel hij na het aanspreken even alert is, zakt zijn bewustzijn na korte tijd weer weg. Daar meneer Graat je het beste lijkt te begrijpen als je in eenvoudige taal spreekt, maak je korte zinnen zonder moeilijke woorden. Aangezien meneer Graat een dochter in het verleden gemachtigd heeft zijn zaken waar te nemen, richt jij je in het gesprek ook op haar. De dochter is opgelucht als zij hoort dat er (nog) niet gedacht wordt aan dementie, maar dat vastgesteld is dat de heer Graat lijdt aan Acute verwardheid en dat het goed mogelijk is dat meneer Graat zijn normale bewustzijn terugkrijgt. Na uitleg van jou stemt de dochter dan ook in met het interventieplan: – Ter stimulering van het oriëntatievermogen van meneer Graat wordt een grote dagkalender en een duidelijke klok op de muur tegenover zijn bed geplaatst. Op de dagkalender worden de dagelijkse activiteiten in steekwoorden beschreven. Aan de dochter vraag je of zij de familie wil vragen op de dagkalender aan te tekenen als zij op bezoek zijn geweest. – Ter stimulering van zijn helderheid, activiteit en dag/nachtritme wordt meneer Graat niet in bed verpleegd, maar ’s ochtends na het wassen geholpen bij het aankleden en naar de koffiekamer gebracht. Overdag worden hem frequent contact en activiteiten aangeboden. Wel gaat meneer ’s middags even rusten op zijn kamer. De dochter van meneer Graat zal zorgen voor schone kleren en een lijstje maken met activiteiten die hij leuk vindt om te doen. – Nadat je de dochter hebt verteld dat de nachtdienst meneer Graat goed observeert en controleert, gaat zij akkoord met het ’s nachts fixeren van haar vader met behulp van een Zweedse band. – Met het oog op het risico op Ondervoeding/uitdroging wordt de vochtlijst gehanteerd én wordt meneer Graat aangemoedigd om te eten. Aan de voedingsassistenten wordt gevraagd te rapporteren wat klaar gezet is bij meneer Graat en wat er weer terugkomt.
106
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
Je spreekt met de dochter van meneer Graat af dat jullie over twee dagen een vervolggesprek hebben. Jullie zullen dan de afgesproken interventies nog eens doornemen en de effecten ervan en mogelijke alternatieven bespreken.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
12 Rapporteer in het
Noteer in het verpleegkun-
In verband met de continu-
Een duidelijke rapportage
verpleegkundig dos-
dig dossier hoe het gesprek
iteit van zorg.
is tevens van belang voor
sier.
is verlopen. Beschrijf de ver-
een verantwoording van je
pleegkundige diagnoses die
handelen.
je samen met de cliënt hebt geconstateerd en noteer de vervolgafspraak/afspraken. 13 Evalueer en reflec-
Ga voor jezelf na of je het
Zodat je daar de volgende
Soms is het lastig voor
teer op je handelen.
gewenste resultaat bereikt
keer rekening mee kunt
jezelf na te gaan hoe het
hebt.
houden.
gesprek verlopen is. Zeker als zich onverwachte situa-
Ga na wat je vindt van het
ties, of onvermoede emo-
proces van het gesprek.
ties hebben voorgedaan. Vraag dan een collega je
Ga voor jezelf na of je tevre-
Zodat je jezelf ontwikkelt als
te helpen bij het terugkij-
den bent over je eigen han-
lerende professional.
ken op je handelen.
delen of niet. Bespreek eventuele sterke
Zodat je sterke punten
punten in je handelen en
bewust kunt blijven han-
mogelijke verbeterpunten in
teren en minder sterke
een collegiaal overleg.
punten verbeterd zullen worden.
107
KIWTVIOWJVEKQIRXIR #JKQSPDFEVSFTUBQ Verpleegkundige: “Meneer Graat, weet u welke dag het vandaag is?” Meneer Graat:
“Zondag, want ik ben niet aan het werk.”
Verpleegkundige: “En is het nu ochtend, middag of avond?” Meneer Graat: “Avond, ik heb mijn pyjama aan.” Verpleegkundige: “Wat heeft u vanmiddag gedronken?” Meneer Graat: “Ik heb nog niet gedronken.”
#JKQSPDFEVSFTUBQ Verpleegkundige: “Kunt u mij vertellen hoe uw vader een half jaar geleden functioneerde en hoe zijn functioneren zich tot nu ontwikkeld heeft?” #JKQSPDFEVSFTUBQ Verpleegkundige: “Om te voorkomen dat uw vader uit bed valt, doen wij ’s nachts de bedrekken omhoog. Nu heeft uw vader de afgelopen twee nachten geprobeerd over de bedrekken te klimmen.” Dochter: “Vreselijk, mijn vader had wel kunnen vallen!” Verpleegkundige: “Omdat wij bang zijn dat dit zich herhaalt, willen wij u voorstellen dat wij uw vader ’s nachts in een band leggen.” Dochter: “Wordt hij dan vastgebonden?” Verpleegkundige: “Hij krijgt dan een band om zijn middel die met twee lussen aan het bed vast zit. Uw vader kan zich dan nog wel bewegen maar niet meer uit bed komen.” Dochter: “Kijken jullie dan nog wel naar hem als hij roept?”
108
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
,IXTPEEXWIRZERIIR>[IIHWIFERH
In de analyse van Het plaatsen van een Zweedse band gaan we ervan uit dat het fixeren met een Zweedse band is opgenomen in het verpleegplan en dat de cliënt in bed ligt.
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na of er een verklaring
Om te handelen volgens
Zonder instemming mag
verpleegkundig dos-
van de arts aanwezig is.
de voorwaarden uit de Wet
alleen gefixeerd wor-
sier.
Ga na of er instemming
BOPZ.
den als er sprake is van
463')(96)
WPPS Cliënt 1
Raadpleeg het
van de cliënt en/of verte-
een dwingende reden,
genwoordiger is om de
bijvoorbeeld bij acuut
Zweedse band te plaatsen.
gevaar voor de gezondheid van de cliënt.
Lees de rapportage na op
I.v.m. de continuïteit van
Indien de cliënt zich
informatie met betrekking
zorg.
– ondanks het feit dat er is ingestemd met het
tot –
het doel van de fixatie
behandelplan – toch ver-
–
de situatie waarin ge-
zet, is er volgens de Wet
fixeerd moet worden
BOPZ sprake van dwang-
–
de duur van de fixatie
behandeling.
–
de eerdere ervaringen
van de cliënt met de fixatie. In geval van fixeren in een noodsituatie moet Ga na of gebruik gemaakt
er volgens de Wet BOPZ
moet worden van pols- en/
doorlopend toezicht zijn
of enkelbandjes.
op de gefixeerde cliënt. De fixatie moet in het patiëntendossier en het middelen- en maatregelenregister worden opgenomen.
Ga na of het fixeren
T.b.v. het vaststellen van de
Een noodmaatregel mag
wenselijk, noodzakelijk
juiste interventie.
maximaal zeven opeen-
en gelegitimeerd is bij het
volgende dagen toege-
actuele gedrag van de
past worden.
cliënt.
109
463')(96)
;)6/;-.>)
2
Bereid de cliënt
voor.
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na of er contra-indica-
Buikklachten vormen een
ties voor het gebruik van
absolute contra-indicatie
de Zweedse band aanwezig
voor het gebruik van een
zijn.
Zweedse band.
Geef op de cliënt afgestem-
I.v.m. het kunnen meewer-
Vergeet niet de naasten
de informatie over doel,
ken van de cliënt en het
van de cliënt te informe-
procedure en gemaakte
verminderen van angstige
ren.
afspraken.
en/of agressieve gevoelens.
Vertel evt. dat een Zweedse band dient ter
Help/vraag de cliënt in rug-
preventie bij vallen uit
ligging.
bed en vaak gebruikt wordt bij verwarde cliënten die het bed niet zelfstandig mogen verlaten.
Omgeving 3
Breng de omge-
Zet het sein aan.
I.v.m. bereikbaarheid.
Sluit de bedgordijnen.
I.v.m. privacy.
Breng het bed op werk-
Preventie fysieke belasting
hoogte.
van je rug.
Volgens standaardproce-
Ter voorkoming van het
dure.
overdragen van micro-
ving in orde.
Techniek 4
Was en/of desin-
fecteer zo nodig je
organismen.
handen. 5
Verzamel en con-
Verzamel benodigdheden:
Voorkomt dat je wegmoet
Neem, indien de cliënt
troleer de benodigd-
–
de Zweedse band
tijdens de handeling.
erg onrustig is, ook pols-
heden.
–
twee zijbanden
en/of enkelbandjes mee.
–
een slot met
Voor het fixeren in bed
(magneet)sleutel.
wordt een brede Zweedse band gebruikt, voor het
Controleer of bedhekken
fixeren in een (rol)stoel
aanwezig zijn.
wordt een smaller type Zweedse band gekozen.
Controleer de benodigdheden op onvolkomenheden.
110
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Praat met de cliënt tijdens
I.v.m. het onderhouden
begeleid de cliënt tij-
de handeling.
van de relatie.
dens de handeling.
Informeer de cliënt over
Bevordert het meewerken
je handelen en ga in op
van de cliënt.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
UJKEFOT Cliënt 6
Observeer en
vragen. Let en reageer op non-ver-
I.v.m. inspelen op reacties.
bale uitingen van de cliënt. Stel de cliënt gerust als hij angstig is door te praten en eventueel af te leiden. Negeer angstgevoelens niet. Kalmeer de cliënt indien hij
I.v.m. het verminderen
agressief is, door de hande-
van angstige en/of agres-
ling tijdelijk te stoppen en
sieve gevoelens.
op hem in te praten of kalmerende handelingen uit te voeren (bijv. lichamelijk contact maken of een stap terugdoen).
Techniek Monteer de
Sla het bovendek van het
Zorg ervoor dat je de
Zweedse band.
bed terug tot aan de taille
lussen door de niet-ver-
van de cliënt.
schuifbare standen van
7
het bed doet (dus niet aan de bedhekken).
Bevestig op taillehoogte de zijbanden aan weerszijden van het bed. Bevestig de Zweedse band aan de zijbanden. Bevestig de Zweedse band
Controleer altijd of de
rond het middel van de
Zweedse band onder de
cliënt.
ribben en boven het bekken van de patiënt zit. De
Controleer of de band
Ter voorkoming van druk-
band mag niet kunnen
niet kan schuiven en niet
plekken.
schuiven en mag nooit
gedraaid zit.
gedraaid zitten.
111
463')(96)
8
83)0-',8-2+
Vraag/help de cliënt in
Zodat de cliënt niet op
het midden van het bed te
de rand van het bed kan
gaan liggen.
draaien.
Sluit de Zweedse
band.
;)6/;-.>)
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Leg de uiteinden van de band op elkaar op de buik van de cliënt. Leg de banden zo over elkaar dat de opening (ogen) van het onderliggende en van het bovenliggende gedeelte boven elkaar liggen. Sluit de band direct rond
Zodat de cliënt zich niet
Een te los zittende band
de huid op die manier dat
uit de band kan wringen
is vanwege val- en ver-
de band niet te strak maar
maar toch goed kan blijven
stikkingsrisico gevaarlijk.
ook niet te los zit. Er moet
ademen.
een platte hand tussen het lichaam en de hand passen. Sluit de band met behulp
Let erop dat de cliënt
van het (magneet)slotje.
tijdens het fixeren van de
Het slotje mag de huid van
Ter preventie van decu-
band zijn buik niet uitzet,
de patiënt niet raken.
bitus.
omdat er dan teveel speling tussen zijn buik
Sluit het magneetslotje aan
Zodat in een noodsituatie,
en de band komt.
de bovenzijde welke naar
het slotje snel toegankelijk
Als de cliënt zijn buik
jou is toegekeerd.
is.
uitzet, leid hem dan af en nodig hem uit om te
Controleer of het slot dicht
praten. Daardoor wordt
zit door aan beide uitein-
het voor de cliënt moei-
den van de band te trek-
lijk om zijn buik uit te
ken.
blijven zetten.
Breng de bedhekken in de
Preventie valincident.
Indien een insteekslot aanwezig is, wordt de
hoogste stand.
insteekpen van het slot Breng het bed in de laagste
Vermindert gevolgen bij
vanuit de cliëntzijde
stand.
een valincident.
door de openingen van de onderste en bovenste band gestoken waarna de afsluitdop op de insteekpen geplaatst wordt. Het slot sluit zich met een hoorbare klik.
112
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Controleer/vraag reacties
I.v.m. het bijstellen van de
van de cliënt op de band.
zorg.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
OB Cliënt 9
Evalueer de ver-
leende zorg.
Ga na of de band voldoende fixatie geeft. Evalueer het gebruik van
I.v.m. het bijstellen van de
de Zweedse band met de
zorg en om te handelen
behandelend arts.
volgens de voorwaarden uit de Wet BOPZ.
10 Rapporteer.
Rapporteer bijzonderheden
I.v.m. de continuïteit van
Wanneer een cliënt
en reacties van de cliënt.
zorg.
in zijn vrijheid wordt
Vul indien voorgeschre-
Om te handelen volgens
ren van een beschermen-
ven de Middelen en
de voorwaarden uit de Wet
de maatregel in diverse
Maatregelen administratie
BOPZ.
instellingen verplicht.
beperkt, is het registre-
in.
Omgeving 11 Breng de omge-
Zorg dat de cliënt een bel
I.v.m. het welbevinden van
Geef de cliënt zo nodig
ving in orde.
binnen handbereik heeft.
de cliënt.
een drukbel in de hand en fixeer deze, zodat de bel weg kan vallen.
Plaats spullen binnen handbereik. Open bedgordijnen, ramen en deuren. Zet het sein uit.
Techniek 12 Was en/of desin-
Volgens standaardproce-
Ter voorkoming van het
fecteer je handen.
dure.
overdragen van microorganismen.
113
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Ga ook na of je volgens je studieplanning werkt of dat je de planning en/of wijze van studeren moet aanpassen.
-/ / % 2 1
benoemen welke gegevens verzameld worden in de anamnesefase bij een oudere verwarde cliënt;
2
benoemen op welke wijze de anamnese bij een oudere verwarde cliënt wordt afgenomen;
3
benoemen welke disciplines participeren in de anamnese van een oudere cliënt;
4
uitleggen welke verklaringen voor verward gedrag mogelijk zijn;
5
benoemen welke verschillen en overeenkomsten er bestaan in de symptomen bij de aandoeningen: Delier, Depressie en Dementie;
6
uitleggen waardoor en op welke wijze een oudere cliënt in een nieuwe omgeving vergeetachtig
7
uitleggen op welke wijze de opname van de oudere cliënt moet worden verzorgd rekening hou-
8
vertellen waaruit een introductie van de oudere cliënt op de afdeling bestaat;
9
toelichten wat het belang kan zijn van het afnemen van een levensgeschiedenis en wanneer deze
kan worden; dend met de voorbereidingen, de ontvangst, de intake;
de privacy van de oudere cliënt kan schaden; 10
toelichten wat een belevingsgerichte benadering van dementerende ouderen beoogt;
11
vertellen wat Validation inhoudt en op welke wijze deze benaderingswijze kan worden ingevuld;
12
vertellen wat ROT inhoudt en op welke wijze deze benaderingswijze kan worden ingevuld;
13
vertellen wat Reminiscentie inhoud en op welke wijze deze benaderingswijze kan worden ingevuld;
14
aandachtspunten benoemen bij begrippen als ‘warme zorg’, ‘bewonergerichte zorg’, ‘snoezelen’
15
benoemen wat leefstijlgerichte zorg inhoudt;
16
vertellen hoe een leefstijlgerichte zorg vorm gegeven kan worden in de zorg aan psychogeria-
en PDL;
trische cliënten uit een andere (sub)cultuur; 17
specifieke zorgbehoeften vanuit andere culturen benoemen;
18
benoemen wat indicaties zijn voor het fixeren van een cliënt met behulp van een Zweedse band en/of pols- en enkelbandjes;
19
vertellen wat de voor- en nadelen zijn van het gebruik van bedhekken en uitleggen wanneer en waarom bedhekken worden gebruikt;
20
vertellen welke middelen er zijn om een oudere cliënt in zijn bed of (rol)stoel te fixeren, hoe die
21
uitleggen wat de gevolgen van de Wetten WGBO en BOPZ zijn voor verpleegkundigen ten aan
22
eigen denkbeelden en gevoelens over het fixeren van een oudere cliënt verwoorden;
23
…….
middelen werken, hoe ik ze aanbreng en wat de emotionele gevolgen hiervan kunnen zijn; zien van het gebruik van fixatiemiddelen en de registratie en rapportage hiervan;
114
24
…….
25
…….
0IIVVIWYPXEXIR
Zorg voor de oudere cliënt
,IXZIV^SVKIRZERIIRSZIVPIHIRI
4UFSGCFE .JKOWBEFSTUFSGUBMTJL[JKOIBOEWBTUIPVE WPFMJLEFCPUUFOEPPS[JKOIVJEIFFOTUFLFO *L[PFLOBBSXPPSEFO NBBSIJKLBOOJFUTQSFLFO FOJTCJKFMLFBEFNUPDIUCFOBVXE %VTTDIVEJLLVTTFOTFOWFSTDIJLEFEFLFO XBBSIJKNFU[JKOLSBDIUFOMP[FIBOEJOLMBVXU *LCMJKG[JKOLJOE BMXPSEJLFFVXFOPVE FOCMJKGBMTLJOEWPPSFFVXJHJOHFCSFLF 8JKWPMHFOnnOWPPSnnOIFU[FMGEFQBE FOXPSEFONFUEF[FMGEFNBBUHFNFUFO *L[JFNJK[FMGOVCJK[JKOCFEHF[FUFO [PBMTIJKCJK[JKOWBEFS[BU TUSBLTJTIJKXFH FOIFFGUIJKOPPJUHFXFUFO IPFNBDIUFMPPTJLIFNIFCMJFGHFIBEµ (Jean Pierre Rawie, 1992)
-RPIMHMRK
Mensen sterven. Dat is een onontkoombaar feit. Lange tijd is het doodgaan en het afscheid nemen een onderwerp geweest waar liever niet over gesproken werd, wat weggestopt werd. De laatste jaren is het sterven minder een taboe aan het worden. En er is een toenemende aandacht voor de zorg tijdens de laatste levensfase van de cliënt, de palliatieve zorg. Indien het sterven onafwendbaar wordt, is palliatieve zorg erop gericht de kwaliteit van het leven van de stervende optimaal te laten zijn: Geen dagen toevoegen aan het leven maar leven aan de dagen (Prikker & Strijbol, 2006, p. 449). Verpleegkundigen spelen samen met de mantelzorg en de arts(en) een belangrijke rol in deze zorg voor de cliënt voor wie de dood nadert. Uit onderzoek (2005) van het Instituut voor beleidsonderzoek (IVA) blijkt dat Nederlanders, als zij de keus hebben, het liefst thuis in hun eigen omgeving sterven. Toch overlijdt ruim 30% van de mensen in het ziekenhuis en meer dan 20% in een verpleeghuis.
115
Nadat de cliënt in een zorginstelling is overleden wordt de zorg voor het afleggen en het opbaren van de cliënt vaak overgenomen door een begrafenisondernemer. Tegenwoordig voert de verpleegkundige alleen in uitzonderingssituaties de zorg voor de overledene uit. Indien er behoefte is aan een persoonlijke invulling bij de verzorging van de overledene en tijdens de crematie of begrafenis, bieden zowel begrafenisondernemingen als kerken steeds meer ruimte voor het realiseren van een persoonlijk gekleurd afscheidsritueel. Ook naasten van de overledene geven vaker aan de verzorging zelf (mee) te willen doen. Voor hen is dit een wijze van afscheid nemen van hun dierbare en zij kunnen tot het laatst bij hun dierbare zijn. Dat gevoel is niet nieuw. In het hier volgende fragment uit Vroeger is dood volgt de schrijfster haar overleden vader die door twee zusters in een koelcel in het mortuarium wordt gelegd. “Is er geen stoel?” vroeg ik. “Ik wil nog wat bij hem zitten.” Verschrikt zochten zij elkaars gezicht. “Ik moet sluiten”, zei degene met de sleutels. “De sleutels moeten terug naar de administratie.” “Wij mogen dit hier niet zo open laten”, zei ook de andere. “Wij moeten terug naar de afdeling”, zei weer de eerste. Ik zag dat ik hen in verlegenheid had gebracht. “Ik kom dadelijk bij u”, zei ik. Zij sloten de deur op een kiertje. Zo had ik met hem een gestolen minuutje veroverd op de eeuwigheid. (Inez van Dullemen, 1976, p. 8.) In dit hoofdstuk wordt je aandacht gevraagd voor het verzorgen van een overledene en het begeleiden van de naasten daarin. De verpleegkundige ondersteunt met respect en begrip de stervende en zijn naasten, rekening houdend met de wensen en gewoonten van de naasten. Het omgaan met reacties van naasten, verdriet, soms ook boosheid of andere gevoelens, vraagt van een verpleegkundige dat zij ook zicht heeft op de eigen gevoelens en deze kan hanteren. In de studieopdrachten ga je je verdiepen in het verzorgen van een overledene en het begeleiden van diens naasten. Speciale aandacht daarbij is er voor rouwbegeleiding bij mensen met een verstandelijke handicap. Tevens wordt aandacht geschonken aan afscheidsrituelen in andere culturen en zijn een aantal opdrachten geformuleerd met betrekking tot verpleegkundige zorg voor een terminale cliënt. In de inhoudelijke analyse wordt de zorg voor de overledene uitgewerkt.
7XYHMISTHVEGLXIR
Maak onderstaande studieopdrachten volgens planning. Maak en/of bespreek deze met een of meerdere medestudenten. Gebruik voor het maken van de opdrachten internetsites en handboeken. Hierdoor krijg je waarschijnlijk een beter idee van de vaardigheden en dat vergemakkelijkt het maken van de studieopdrachten. Houd er rekening mee dat in de inhoudelijke analyses de vaardigheden zijn beschreven aan de hand van het zogenaamde handelingsschema (zie www.tpvo.nl).
(IHSSH
Iedereen komt de dood tegen in zijn leven. Uiteindelijk staat iedereen oog in oog met zijn eigen dood, maar daarvoor gaat het meestal om de dood van anderen. De meeste kinderen moeten wel een keer afscheid nemen van hun lievelingshuisdier of van opa of oma. Jij hebt misschien ook ervaringen met het overlijden van dierbaren. En daarnaast kom je de dood dagelijks tegen door de krant te lezen of naar het journaal te kijken.
116
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
De beleving van de dood is voor ieder mens en bij elk overlijden verschillend. De beleving hangt samen met allerlei factoren. Meestal is de dood van een ouder iemand gemakkelijker te accepteren dan die van een kind of jonge volwassene. En de manier waarop iemand sterft is van invloed. Op een fataal auto-ongeluk wordt anders gereageerd dan op de dood na een lang ziekbed. Ook de emotionele band met de overledene bepaalt hoe je het afscheid beleeft. Maar ook al hoort de dood bij het leven, toch willen veel mensen er niet over praten. Er zijn er die tijdens hun leven al precies weten hoe hun afscheid geregisseerd moet worden: begraven, cremeren, welke kleur kist, muziek enzovoort. Anderen durven er niet over na te denken en schuiven het ver voor zich uit. Bespreek de onderstaande vragen met medestudenten. 1
a Welke ervaringen heb jij in je leven met doodgaan?
1
b Praat je wel eens met iemand over je eigen dood? Zo ja, wat bespreek je dan?
1
c Heb jij al eens nagedacht over je eigen afscheid? Hoe jij dat zou willen?
117
1
d Denk je dat een ieder zelf mag beslissen hoe en waar hij begraven of gecremeerd wordt?
+IIRXVIOQIIV
Bea werkt sinds twee jaar op de psychogeriatrische afdeling De Waterlelie van een Gronings verpleeghuis. Mevrouw Van Mierlo (82 jaar) woont sinds anderhalf jaar op deze afdeling. Ze heeft last van ernstige reuma en is erg vergeetachtig. Haar kortetermijngeheugen functioneert niet goed meer. De laatste weken heeft ze regelmatig haar eten en soms het drinken geweigerd. Het bleef onduidelijk waarom ze niet of nauwelijks wilde eten of drinken. Op advies van een diëtiste kreeg mevrouw Van Mierlo vloeibare en calorierijke voeding aangeboden. Dit leidde niet tot het gewenste resultaat. Ze bleef eten weigeren en ze vermagerde sterk. Haar lichaamskrachten namen af en ze bleef steeds meer op bed liggen. Sinds een week kan ze haar bed niet meer verlaten. Tijdens het verzorgen merkt Bea dat mevrouw Van Mierlo steeds meer pijn heeft. De situatie is zo verslechterd dat er overleg is gevoerd met haar familie. Volgens de familie heeft mevrouw Van Mierlo altijd aangegeven dat als er wat met haar gebeurde, ze niet meer naar het ziekenhuis wil en geen ‘toestanden’ aan haar lijf wil. Gezamenlijk is besloten haar wens te respecteren. Ze wordt nu palliatief behandeld: ze krijgt driemaal daags pijnbestrijdingsmiddelen per injectie toegediend. Voeding wordt wel aangeboden, maar niet onder protest toegediend. Ook heeft ze een antidecubitusmatras gekregen. Haar dochter, Ans van Mierlo, doet veel voor haar moeder. Ans is altijd erg trots op haar moeder geweest. “Het was zo’n sterke en betrokken vrouw”, zegt ze tegen Bea. “We hebben het altijd zo fijn gehad samen.” “Dat is heel wat waard, als u daar zo op terug kunt kijken”, zegt Bea. “Oh ja, daarom vind ik het ook zo moeilijk om haar zo te zien. Ik hoop dat ze niet veel zal hoeven lijden. Zoals jullie weten heeft ze altijd gezegd dat ze niet naar het ziekenhuis wil. Ze heeft een grote hekel aan al die apparaten. Ik heb het idee dat ze de moed nu heeft opgegeven. Het is moeilijk om dat te accepteren. Het is toch je moeder, hè. Die wil je nooit kwijt.” “Natuurlijk niet”, zegt Bea. “U heeft altijd zo’n goed contact met haar gehad. Ze is altijd zo blij als u komt. We weten dat ze niet meer naar het ziekenhuis of hier aan het infuus wil en de artsen zijn daar ook van op de hoogte.” “Ja, dat is zo,” zegt ze, “en wij zijn ook blij dat jullie haar op deze manier verzorgen. Ik hoop alleen maar dat jullie gelijk hebben, dat ze op deze manier minder pijn heeft.”
118
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
2
a Welke interventies zou jij passend vinden in de palliatieve zorg aan mevrouw Van Mierlo? Heeft Bea ook taken naar de familie van mevrouw Van Mierlo?
2
b Als iemand doodgaat door niet meer te eten en bijna niet meer te drinken wordt dat ‘versterven’ genoemd. Dat komt regelmatig voor in verpleeghuizen. Gelden er wettelijke voorwaarden voordat er tot ‘versterven’ besloten mag worden en zo ja welke?
2
c Stel dat jij mevrouw Van Mierlo en haar familie gaat informeren. Welke informatie moet aan mevrouw Van Mierlo en haar familie gegeven worden over de indicatie voor en effecten van versterving?
119
2
d Vind jij versterven een respectabele manier om afscheid te nemen van het leven? In welke situaties zou jij deze manier van levensbeëindiging goedkeuren en in welke niet? Discussieer over deze twee vragen met medestudenten.
,IXVIJVIMRMW,IMR
Lees het volgende citaat uit ‘Het refrein is Hein. Dagen uit een verpleeghuis’. Dit boek is geschreven door een verpleeghuisarts. Voor het eerst in jaren bijna ruzie met een zuster. Het gaat om mevrouw Schenk, 96 jaar, dement, gevallen, heup gebroken, niet naar een ziekenhuis gestuurd, maar wel op een morfineschema gezet vanwege de pijn en om het einde te vergemakkelijken. De vrouw ligt rustig in bed. Ze eet en drinkt niet meer. Zuster Gea weigert mevrouw morfine te spuiten. “Waarom?” “Vanwege mijn geloof.” “Zou je misschien de moeite willen nemen om je geloof even uit te pakken zodat we een samenhangend verhaal krijgen met als eindconclusie: en daarom wil ik mevrouw geen morfine spuiten?” “Ik heb er geen behoefte aan hier mijn geloof te verdedigen.” “Ik vraag niet je geloof te verdedigen. Ik vraag je alleen maar wat je eigenlijk gelooft.” “Waarom wil je dat zo graag weten?” “Een wedervraag om maar weg te komen van het thema? Dank je Gea. Dit is heel snel een zinloos gesprek aan het worden.” (Keizer, 1995, p. 277). 3
120
a Van een verpleegkundige mag verwacht worden dat ze haar mening helder met argumenten kan verwoorden. Welke argumenten zou Gea kunnen geven vanuit haar geloof?
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3
b Jij werkt op de afdeling van Gea. De arts heeft jou een schema gegeven met de tijden waarop mevrouw Schenk haar morfine-injecties toegediend moet krijgen, en vanochtend zou je haar de eerste injectie moeten toedienen. Wat zouden jouw argumenten zijn voor of tegen het geven van morfine aan mevrouw Schenk?
1SRHZIV^SVKMRK
De thuiszorg komt tweemaal per dag bij meneer Ketelaar (69 jaar). Hij heeft longkanker met uitzaaiingen in de lever en is in de terminale fase. Zijn vrouw helpt regelmatig bij de verzorging. De laatste dagen eet meneer Ketelaar niets meer en is hij bijna niet meer aanspreekbaar. Hij ligt met half gesloten ogen en mond in bed. Zijn ademhaling is duidelijk hoorbaar. De huisarts komt elke dag en de kinderen zijn vaak bij hem. De wijkverpleegkundige die meneer Ketelaar verzorgt, heeft vanochtend witte aanslag in de wangzakken en op de tong van meneer Ketelaar ontdekt. 4
a Wat is de oorzaak van dit verschijnsel en had het voorkomen kunnen worden? Zo ja, hoe?
4
b Op welke wijze kun je de aanslag verwijderen?
121
4
c Welke stappen moet je nemen om deze handeling goed uit te voeren? Noteer in de juiste volgorde de stappen van de handeling.
(IWGLEEQXIZSSVFMN#
Lees het volgende citaat en verplaats je in de situatie van de ik-figuur. De fysiotherapeute kwam naar het bed toe, sloeg het laken terug en greep het linkerbeen van moeder. Haar nachthemd was opgeschoven en onverschillig toonde ze haar buik, vol kleine plooitjes en rimpeltjes, en haar kale schaamstreek. “Ik heb helemaal geen schaamtegevoel meer”, zei ze met een wat verbaasd gezicht. “Daar heb je groot gelijk in”, zei ik tegen haar. Maar ik draaide me om en verdiepte me in de aanblik van de tuin. Het gaf me een schok het geslachtsdeel van mijn moeder te zien. Geen lichaam bestond minder voor mij – geen lichaam meer. (Simone de Beauvoir, Een Zachte Dood, 1969, p. 22.)
122
5
a Hoe zou jij, denk je nu, reageren als dit jouw moeder was?
5
b Hoe zou je willen dat een hulpverlener omgaat met het ‘schaamtegevoel’ van je moeder en jou? Bespreek je antwoord. Noteer eventuele discussiepunten en vragen.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
)IRWPIGLXFIVMGLX
Meneer Maas (87 jaar) is twee dagen geleden binnengebracht op de geriatrische afdeling van het algemeen ziekenhuis. Hij had het ontzettend benauwd. Zijn hart bleek te zijn gedecompenseerd. Hij is daarvoor met medicijnen behandeld en krijgt nu nog zuurstof toegediend. Zijn toestand is vanmiddag onverwachts sterk verslechterd. Hij is in coma geraakt en ligt alleen op een kamer. De verpleegkundige heeft in overleg met de arts, de echtgenote en kinderen van meneer Maas laten komen. De situatie is kritiek. De verpleegkundige ziet mevrouw Maas en haar kinderen stil de afdeling op komen lopen. Vijf volwassen personen met ernstige en betraande gezichten staan voor haar. 6
a Hoe zou jij mevrouw Maas en de kinderen ontvangen? Waaruit bestaat de begeleiding tijdens de opvang?
6
b Het is nacht. De cardiologen hebben geen mogelijkheid meer gezien om meneer Maas te behandelen. Zijn hart is te zwak en reageert niet meer op medicatie. Er is een gesprek geweest met de familie en de behandelende cardioloog. Volgens hem zal meneer Maas niet lang meer leven. Daarop besluit de familie dat mevrouw Maas en haar zoon Max die nacht bij hem blijven waken. Om vijf uur wordt de nachtverpleegkundige door Max gewaarschuwd. “Mijn vader ademt langzaam en soms een tijdje helemaal niet”, zegt Max nerveus. Wat kun je afleiden uit de ademhaling van meneer Maas en hoe komt dat?
123
6
c Wanneer iemand gaat sterven, zijn er diverse symptomen die de dood inleiden. Noem er vier en beschrijf van elk de oorzaak.
-W8LSQEWRYMRHILIQIP#
Thomas de Haas, 56 jaar, is vannacht in zijn slaap overleden. De nachtdienst merkte tijdens haar ronde dat Thomas niet meer ademde. Daarop heeft zij, volgens protocol, de arts gebeld. Deze heeft geconstateerd dat Thomas was overleden. Daarop heeft de arts de ouders geïnformeerd en is de begrafenisondernemer gebeld. Thomas had het syndroom van Down. Zoals veel mensen die dit syndroom hebben is Thomas op relatief jonge leeftijd, 53 jaar, gaan dementeren. Zijn vermogens zijn sinds die tijd geleidelijk achteruitgegaan. Van een actieve vrolijke praatjesmaker is Thomas in drie jaar tijd veranderd in een man die niet meer sprak, niet meer kon lopen en uiteindelijk geen initiatief meer toonde. Een maand geleden werd Thomas bedlegerig en vannacht is hij in zijn slaap overleden. Zijn ouders en zijn verzorgers zijn blij dat Thomas tot het laatste toe op de leefgroep heeft kunnen blijven. Thomas voelde zich daar gelukkig en vertrouwd. Voor de andere zeven bewoners was Thomas tot op het laatst een gewaardeerd lid van de groep. Zijn positie als gangmaker was hij de laatste jaren door zijn achteruitgang weliswaar kwijtgeraakt, maar hij was en bleef het knuffeldier van de groep. Elke ochtend als hij in zijn stoel in de huiskamer zat kwam iedereen, zowel bewoners als verzorgers, hem even gedag zeggen en hem een aai over het hoofd geven. Thomas glimlachte dan gelukzalig. Het team heeft de bewoners nog niet verteld dat Thomas vannacht is overleden. Marcel, een medebewoner, heeft het nieuws echter al wel opgevangen en zegt tegen je: “Thomas is dood. Mama zegt dat je dan naar de hemel gaat en dat het daar mooi is met allemaal natuur en vogels. Gaan wij allemaal naar de hemel?”. Je zucht en denkt: “Wat moet ik daar nu op zeggen en hoe vertel ik het de anderen zonder dat ze overstuur raken?’’ 7
124
a Hoe zou jij aan de medebewoners van Thomas vertellen dat hij overleden is? Motiveer je keuzen.
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
7
b
Zou jij Marcel bevestigen in zijn opvatting dat iedereen naar de hemel gaat?
7
c Wat is naar je idee belangrijk in de rouwbegeleiding van de medebewoners?
7
d Zou jij er voor kiezen om Thomas in de groep op te baren?
7
e Stel dat Thomas niet in zijn slaap was gestorven maar was overleden tengevolge van verslikking tijdens het eten. Zijn er dan aanpassingen in het protocol?
2EGLX[EGLX
Mevrouw Van Mierlo (zie 7.2.2) reageert niet meer op haar kinderen; ze ademt rustig door en haar ogen en mond bewegen niet. De arts komt binnen en vertelt de familie dat ze sterk achteruit gaat en dat er geen behandeling gericht op herstel wordt ingesteld. Pijnbestrijding en verzorging zijn het enige dat geboden kan worden. Op de vraag of er gewaakt moet worden, zegt de arts dat dat mogelijk is. Een tijdstip van overlijden kan niet met uren worden vastgesteld, maar het kan niet lang meer duren. Enkele familieleden beginnen te huilen en lopen de kamer uit. De familie besluit te waken en vanaf dat moment zal er dag en nacht iemand van de familie aanwezig zijn. Bea komt ’s avonds de kamer op. Er is weinig licht aan en Ans van Mierlo zit met een boekje in de hoek van de kamer onder een klein lampje te lezen. Bea zal samen met Ans mevrouw Van Mierlo voor de nacht verzorgen. Mevrouw Van Mierlo heeft sinds kort een niet-gesloten blaar op haar linker elleboog.
125
8
a Op welke wijze zou jij een gesprek beginnen met Ans van Mierlo? Waar zou je het over hebben?
8
b Ans van Mierlo geeft aan dat ze toch twijfels heeft over de keuze die gemaakt is om haar moeder niet meer medisch te behandelen. Op welke wijze zou je daarop reageren?
8
c Als je mevrouw Van Mierlo erg aardig vindt of juist helemaal niet, zou dat dan van invloed zijn op je gesprek met Ans van Mierlo?
,IXZIV^SVKIRZERHISZIVPIHIRI
Het verzorgen van een overledene is sterk afhankelijk van datgene wat de familie (en de overledene) graag wil. Zo kan bijvoorbeeld de familie van een overledene de verzorging zelf willen doen als een manier van afscheid nemen. In paragraaf 7.3.1 staat een werkwijze beschreven voor het verzorgen van een overledene. In deze beschrijving is ervan uitgegaan dat de overledene door verpleegkundigen verzorgd wordt. Dit gebeurt in de beschreven werkwijze, voordat de familie afscheid heeft genomen. Lees de analyse aandachtig door en pas deze aan de hieronder beschreven situatie van mevrouw Van Mierlo aan. Met de hand van haar oudste dochter (Ans van Mierlo) in haar hand slaapt mevrouw Van Mierlo rustig in. De andere kinderen (twee zoons) zijn net gearriveerd. Zij bespreken op welke wijze zij afscheid willen nemen van hun moeder. Ans wil graag haar moeder verzorgen, wel met hulp van de verpleegkundige (Bea Peeters). De afgelopen tijd heeft ze haar moeder veel verzorgd. De broers van Ans vinden het raar dat Ans dat wil; zoiets doe je toch niet. Ans is even aan het aarzelen, ze heeft niet eerder een overledene aangeraakt. Ze blijft echter bij haar opvatting. Ze vertelt dat ze voor
126
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
haar gevoel van haar vader geen goed afscheid heeft kunnen nemen. Hij was al bijna begraven toen ze van een wandelvakantie terugkwam. Ze gaat met Bea over de verzorging van haar moeder spreken; de broers gaan een uurtje naar de stad en komen straks van hun moeder afscheid nemen. Nadat Bea een en ander over het verzorgen van een overledene heeft verteld, maken Ans en zij de volgende afspraken. Bea zal op de ogen van mevrouw Van Mierlo een snippertje krantenpapier leggen, Ans wil graag de ogen van haar moeder sluiten. Bea zal ook de mondverzorging doen. Ans wil de ring die haar moeder voor haar bestemd heeft afdoen; de andere ringen (twee ringen van haar overleden man) houdt mevrouw Van Mierlo om. Ans vertelt Bea dat ze het eigenlijk heel naar vindt om die ene ring bij haar moeder van de hand te halen: “Het wordt allemaal zo definitief; maar goed, moeder wil zo graag dat ik die ring krijg; het is een erfstuk van de vrouwenkant van de familie.” Bea zal mevrouw Van Mierlo goed neerleggen en wassen. Ans wil haar moeder afdrogen en met bodylotion insmeren. Samen zullen ze haar aankleden: ondergoed, een jurk met voorsluiting, een panty en schoenen. Ans wil graag haar moeder licht opmaken, haar haar verzorgen en de bril opdoen. “Moeder heeft er graag altijd goed verzorgd uitgezien. Ze vond trouwens ook dat dat moest vanwege de winkel.” Tijdens het maken van de afspraken huilt Ans zo nu en dan een beetje. Ze zegt dat ze erg verdrietig is. Ze zegt ook dat ze er vrede mee heeft dat haar moeder overleden is, omdat het met haar moeder de laatste tijd toch erg slecht ging. Bea gaat de benodigdheden halen en overdenkt intussen op welke wijze ze Ans nog meer kan ondersteunen in het verzorgen van haar overleden moeder. 9
a Beschrijf met behulp van de analyse in paragraaf 6.3.1 de stappen in de juiste volgorde die Bea en Ans achtereenvolgens uitvoeren. Noteer eventuele aanpassingen.
127
9
b Noteer welke informatie je Ans vooraf zou willen geven over de lichamelijke veranderingen die na het overlijden optreden. Licht je antwoord toe. Zorg dat je die lichamelijke veranderingen ook kunt uitleggen.
%JWGLIMHWVMXYIPIR
Ieder mens heeft een religieuze of culturele achtergrond van waaruit mogelijk specifieke rituelen of handelingen moeten worden verricht door derden bij het stervensproces of daarna. Bij de Torajans (Indonesië) is er nog altijd een grootmoeder in vele huizen, maar ze kan wel dood zijn. Het lichaam wordt in een groot aantal oude lappen gerold die het ontbindingsvocht opnemen. De familie brengt intussen geld bij elkaar en verzamelt de afwezige familieleden zodat ze verder kunnen gaan met het volgende stadium van de begrafenis. Dagelijks wordt er een blad met eten en drinken op het lichaam gezet. Barley, een antropoloog, beschrijft in Dansend rond het graf een ontmoeting met zijn gastheer en zijn overleden grootmoeder. “Begroet u haar niet?” “Aangenaam kennis met u te maken, grootmoeder.” Ik wist niet wat voor gebaar ik moest maken, een handdruk was onmogelijk, maar het zou wat al te familiair zijn om de bundel een ‘schouderklopje’ te geven. “Ja, zo hoort dat!” “Hoe lang is ze al dood?” Hij keek me vol afschuw aan. “Dat zeggen we niet. Ze ‘slaapt’ of ze ‘ heeft hoofdpijn’. Ze sterft pas als ze dit huis verlaat. Ze slaapt hier nu al drie jaar.” Hij reikte omhoog en haalde een enorme cassetterecorder omlaag om mij wat muzikale ontspanning te bieden. Ik zag dat de bandjes in alfabetische volgorde op het stoffelijk overschot stonden, een praktische opbergplaats. “Jullie zullen haar missen als ze sterft”, zei ik. (Barley, 1996, p. 58). 10 a Elke cultuur en vooral elke religie/levensovertuiging heeft zijn eigen afscheidsrituelen. Ga bij de volgende religies/levensovertuigingen na wat de afscheidsrituelen zijn en vooral op welke wijze de overledenen verzorgd worden. Katholicisme
128
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Protestantisme
Jodendom
Islam
Hindoeïsme
Humanisme
Boedisme
129
(IKSIHIHSSH
Meneer Knibbelaar (81 jaar) verblijft sinds een week op de psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis. Meneer Knibbelaar is sinds een half jaar steeds vergeetachtiger geworden; hij heeft soms nog wel heldere momenten. Hij kon niet meer zelfstandig blijven wonen. Tijdens het opruimen van zijn spullen valt zijn portefeuille open op de grond. Er valt een papier uit. Je raapt het op en terwijl je dat doet valt je oog onwillekeurig op de tekst. Je ziet dat het een euthanasieverklaring is. Er staat in vermeld dat indien er sprake is van dementie, meneer Knibbelaar niet verder wil leven en vraagt om een menswaardige manier van levensbeëindiging. Het papier is enige jaren geleden door meneer Knibbelaar ondertekend. Je vouwt het papier geschrokken weer op en stopt het terug in zijn portefeuille. Je voelt je schuldig omdat je iets heel persoonlijks hebt gelezen, maar aan de andere kant drukt de informatie zwaar op je. 11 a Zou jij met meneer Knibbelaar over euthanasie kunnen en willen praten? Motiveer je antwoord.
11 b Hoe zou je een dergelijk gesprek beginnen?
11 c Steeds meer mensen willen niet meer verder leven als ze oud en dement zijn en daarnaast ook nog verplicht in een verpleeghuis komen te wonen. Het probleem is dat, wanneer je dement wordt, je dat vaak niet meer onder woorden kunt brengen. Bovendien acht de buitenwereld je niet meer in staat je eigen conditie te overzien; je bent ontoerekeningsvatbaar geworden. Een beslissing over leven en dood behoort niet meer tot de mogelijkheden. Om dat voor te zijn, vult men vaak een wilsverklaring in, in de hoop dat deze wens wordt ingewilligd. Vraag een wilsverklaring aan en bestudeer deze.
130
7XYHMISTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
11 d Wat vind je van het feit dat in de toekomst veel ouderen zo’n getekende wilsverklaring bij zich hebben?
11 e Zou jij ook zo’n verklaring bij je willen dragen? Motiveer je antwoord.
11 f Ben je bereid om mee te werken aan euthanasie bij een oudere die dement is en hierom heeft gevraagd via een wilsverklaring? Licht je antwoord toe.
131
-RLSYHIPMNOIEREP]WI
,IXZIV^SVKIRZERIIRSZIVPIHIRI
In de uitwerking van deze analyse is ervan uitgegaan dat de familie van de overledene afscheid neemt, nadat de overledene door de verpleegkundigen is verzorgd.
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Ga na of de cliënt en zijn
Om de continuïteit van zorg
Ga altijd na, voordat je
familie afspraken hebben
te waarborgen.
begint te handelen, of een
7003 Cliënt 1
Raadpleeg het ver-
pleegkundig dossier.
gemaakt over het verzor-
arts de dood geconsta-
gen na zijn overlijden met
teerd heeft.
betrekking tot:
Houd rekening met sub-
–
sieraden
culturele en religieuze
–
kleding
gewoonten van de cliënt
–
prothese
en zijn familie.
–
meehelpen door de fami-
Vergeet niet de familie te vragen of zij aanvullende
lie.
wensen hebben. Mocht er nog geen familie zijn, zorg dan dat zij opgevangen worden zodra ze arriveren. Ga na of er een donorcodicil
Om passende maatre-
Zorg dat de familie bege-
getekend is.
gelen te kunnen treffen.
leid wordt als er sprake is
Bijvoorbeeld bij het afstaan
van een transplantatie.
van het hoornvlies moet direct doorgegeven worden dat de cliënt overleden is. Ga na of er sprake is van:
Om daarop afgestemde
Houd er rekening mee
–
wonden
benodigdheden voor de
dat drains en katheters
–
katheters, infusen en
verzorging te kunnen pak-
die chirurgisch ingebracht
dergelijke
ken.
zijn door een arts worden
–
Om beschermende maatre-
verwijderd.
gelen te kunnen nemen.
Zorg dat je op de hoogte
infectieziekten.
bent van instellingsvoorschriften over het verzorgen van overleden cliënten.
132
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
2
Bespreek met de familie wat
Duidelijke afspraken en
Het al of niet meehelpen
er gebeuren gaat.
wensen van de familie met
bij het verzorgen van de
Verifieer/maak afspraken
betrekking tot de overle-
overledene is een beslis-
over:
dene dienen gerespecteerd
sing van de familie en mag
–
te worden.
niet worden opgedragen
Bereid de familie
voor.
de wijze van verzorgen
van de overledene –
door de verpleegkundige.
welke verzorging de
familie zelf wenst te geven –
de tijdsduur
–
de verdere procedure.
Nodig de familieleden uit
Het verzorgen van een
Houd in het gesprek reke-
mee te helpen bij het ver-
overleden familielid is een
ning met het verdriet en
zorgen.
emotionele handeling.
de rouwverwerking van de
Toon respect voor hun wen-
Emotionele reacties zijn in
familieleden.
sen betreffende het verzor-
dit geval gezonde reacties.
gen van de overledene.
Juist het meehelpen, kan een positieve bijdrage leveren aan het verwerkingsproces.
Omgeving 3
Creëer een werk-
omgeving.
Controleer of het sein aan
Om de privacy te bewaken.
Als er een medecliënt op
staat.
Om een juiste werkhouding
de kamer is, vertel hem
Breng het bed op werk-
te bewerkstelligen.
wat er gebeuren gaat en vraag/help hem naar een
hoogte.
andere ruimte te gaan. Maak ruimte voor de diverse
Zorg voor opvang van de
spullen zoals beddengoed,
medecliënt.
wasspullen en kleding.
Techniek 4
Was zo nodig de
handen.
Was de handen als deze vuil
Door met schone handen te
zijn.
werken druk je respect uit voor de overledene.
5
Verzamel en leg de
benodigdheden klaar.
Pak benodigdheden voor:
Afhankelijk van wensen
Zorg dat je alle benodigd-
–
het wassen
van de familie en afspraken
heden klaargelegd hebt
–
mondverzorging
van de instelling wordt
voordat je met de hande-
–
nagel- en haarverzorging
een overledene helemaal
ling begint. Je kunt beter
–
baardverzorging
of gedeeltelijk gewassen en
wat extra’s meenemen
–
verzorging van wonden
verzorgd.
dan te weinig bij je heb-
–
het verschonen van het
bed.
ben. Het kan erg storend voor de familie zijn als je tijdens de verzorging weg zou moeten.
133
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Pak benodigdheden voor
Het kan zijn dat er in
het opvangen van urine en
de kamer een nare geur
feces:
hangt. Zet dan even het
–
raam open of neem een
incontinentieverband.
verfrissend (licht) geurtje mee. Pak benodigdheden voor het Voor het sluiten van de verzorgen van het gezicht:
ogen.
–
een stukje krantenpapier
Om onder de kin te leggen,
–
een handdoek/kinstan-
zodat de mond dicht blijft.
daard
Sommige familieleden stel-
–
len het op prijs als de cliënt
make-upartikelen.
(licht) opgemaakt wordt. Pak de afgesproken kleding. Pak benodigdheden om de gebruikte materialen in te deponeren: –
waskar
–
een paar bekkentjes
–
afvalbak
–
afvalbak voor risicoafval.
Om besmet materiaal in te doen.
Pak ook: Ter bescherming eigen kle-
–
twee overschorten
–
disposabel handschoenen
Ter bescherming tegen
–
envelop
infecties.
ding.
Ter bewaring sieraden van –
katoenen pleister
–
tas of zak
de cliënt. Om een ring zo nodig te fixeren. Om kleding van de cliënt in
–
2 identificatielabels.
te doen. Een label voor de cliënt en
134
%REP]WI
Leg de benodigdheden bij
een label voor de zak met
de overledene neer.
kleding.
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Let tijdens de verzorging op
Zodat je je handelen daarop
eventueel vochtverlies, ver-
kunt afstemmen.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
UJKEFOT Cliënt 6
Observeer de over-
ledene.
kleuringen en dergelijke.
Omgeving Voorkom ongewenste storing.
Techniek 7
Leg de overledene
in de juiste houding.
Doe disposabel handschoe-
Om infectie te voorkomen.
nen aan. Verwijder alle kussens op
De rugpositie is in dit geval
Voorkom dat de overle-
een klein kussentje na dat je
de beste uitgangspositie om
dene tijdens het draaien
onder het hoofd legt.
de handelingen zo effectief
uit bed valt.
Leg de overledene in ruglig-
en efficiënt mogelijk uit te
ging.
voeren.
Wees er attent op dat
Leg de armen van de over-
Om verkleuring van de
tijdens het draaien van
ledene naast het lichaam of
onderste hand te voorko-
de overledene lucht uit
op de buik. Voorkom dat de
men.
de longen gedrukt kan worden. Hierdoor lijkt het
handen op elkaar liggen.
alsof de overledene zucht.
8
Doe de sieraden bij
de overledene af.
Breng vervolgens het
Het verhogen van het bed
hoofdeinde van het bed iets
aan het hoofdeinde is om
omhoog. Controleer of het
verkleuring in het gezicht
hoofd hoger ligt dan de
door ophoping van het
borst.
bloed te voorkomen.
Doe de ringen en andere
Volgens afspraak met fami-
sieraden af volgens afspraak.
lie en volgens afspraken van de instelling/afdeling.
Doe de sieraden in een envelop en noteer:
Om te voorkomen dat de
–
sieraden kwijtraken (afglij-
de naam van de overle-
den cliënt en zijn geboorte-
den).
datum –
je eigen naam en geboor-
tedatum. Vraag een collega en/of familielid de inhoud van de envelop te controleren. Steek de envelop bij je.
135
463')(96)
9
83)0-',8-2+
Doe een pleistertje om de
Om te voorkomen dat de
ring(en) die de overledene
ring(en) later afglijdt (afglij-
aan de vingers houdt.
den).
Verzorg het gezicht
van de overledene.
;)6/;-.>)
Vaak wil de partner of
Sluit de ogen van de over-
een ouder de ogen van
ledene. –
Leg een snippertje kran-
tenpapier op de oogbol,
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Hierdoor blijven de oogle-
de overledene sluiten als
den gesloten.
teken van afscheid. Nodig
plaats vervolgens het ooglid
indien de situatie dit toe-
eroverheen.
laat haar/hem uit voor deze handeling en assisteer haar/hem hierbij.
Verzorg de mond en kaak van de overledene. –
Maak zo nodig de mond
en lippen schoon. –
Breng een eventuele
Door de prothese behoudt
gebitsprothese van de over-
de overledene zijn eigen
ledene in.
expressie.
–
Sluit de mond door
de onderkaak naar boven te duwen en de lippen op elkaar te houden. –
Nat scheren kan schaaf-
Scheer zo nodig met een
elektrisch scheerapparaat de
wonden geven die heel
baard van de cliënt.
snel bruin verkleuren.
–
Plaats een opgerolde
Om te voorkomen dat de
handdoek of kinstandaard
mond van de overledene
onder de kin.
weer opengaat. Het wassen van de over-
10 Verzorg het
Verwijder vies wondverband, Dit hoeft niet steriel te
lichaam van de overle-
maak de wond schoon en
gebeuren, maar het is
ledene is vanuit hygië-
dene.
verbind de wond opnieuw.
echter wel van belang dat
nisch oogpunt niet nodig.
Verwijder katheters, sondes
je hygiënisch werkt en de
Vanuit de familie gezien
en dergelijke; niet die via
plaatsen goed afsluit om
kan het wassen ervaren
een chirurgische ingreep zijn reuk en doorlekken te voor- worden als een afscheidsingebracht.
komen.
ritueel.
Zeep droogt de huid teveel
Gebruik bij voorkeur
uit.
babyzeep omdat normale
Verbind insteekopeningen. Was het lichaam van de overledene met weinig zeep. Breng een dun laagje vaseli-
zeep de vetlaag van de
ne aan op het gezicht, lippen Zorgt ervoor dat de huid
huid aantast en de condi-
oorschelpen en handen.
minder snel blauw wordt.
tie van de huid daardoor afneemt.
136
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
Doe de overledene een
Voor de opvang van urine
incontinentieverband om.
en feces.
Verzorg de nagels van de
Zodat de overledene er ver-
overledene.
zorgd uitziet.
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
11 Maak de overle-
Doe de overledene de
Indien er geen kleren zijn
dene klaar voor het
gewenste kleding aan.
dan wordt een schone
afscheid door de fami-
Kam de haren van de over-
pyjama gebruikt.
lie.
ledene in het gewenste
Vergeet niet, desgewenst,
model.
een bril op te zetten. Maak de bril eerst schoon als
Leg een schoon laken over
Vaak wil de familie dat de
de overledene.
handen van de overledene
Zorg dat de handen van de
boven het laken liggen,
overledene in de gewenste
zodat zij de overledene
deze verontreinigd is.
houding liggen (bijvoorbeeld gemakkelijk kunnen aanboven op het laken).
raken.
12 Pak de spullen van
Pak de kleding van de cliënt
Controleer, voordat je de
de overleden cliënt in
in.
familie vraagt binnen te
en maak de kamer in
Vul een identificatielabel in:
komen, of alles in orde is.
orde voor het afscheid.
–
naam van de overledene
Vergeet niet desgewenst
–
zijn geboortedatum.
bloemen en dergelijke in de buurt van de overledene te zetten.
Bevestig een label aan de zak met kleding van de overledene. Zorg ervoor dat de eventu-
Zodat men de overledene
ele bedhekken naar beneden
nog kan aanraken en een
staan en dat het bed op de
afscheidskus kan geven.
juiste hoogte staat. 13 Nodig de familie
Vraag of alles naar wens is.
Zodat de familie op haar
uit om afscheid te
Bespreek hoelang de familie
eigen manier afscheid kan
komen nemen.
bij de overledene wil blijven.
nemen.
Ga in op eventuele vragen en wensen. Vertel dat je de familie alleen laat voor het afscheid nemen. Spreek een tijdsduur af. Vertel waar je te bereiken
In verband met eventuele
bent.
vragen van de familie.
137
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
14 Rond het bezoek
Ga op de afgesproken tijd
Om nog een aantal zaken te
Vraag altijd eerst of de
van de familie af.
terug naar de kamer van de
bespreken.
familie voldoende tijd
overledene en vraag of de
heeft gehad. Als het ant-
familie met je mee wil gaan.
woord ja is, vraag dan pas of de familie meegaat.
Ga in op emotionele reacties. Zodat de familie zich Bespreek eventuele vragen
gesteund voelt.
over de verdere procedure
Zodat de familie goed geïn-
en dergelijke.
formeerd is en weet wat zij
Overhandig de bezittingen
moet doen.
(sieraden, kleding en dergelijke) van de overledene. Vraag een familielid te teke-
Zodat controleerbaar is wat
nen voor de overhandigde
er met de bezittingen van
bezittingen.
de cliënt gebeurd is.
Begeleid de familie naar de uitgang van het ziekenhuis. Vertel dat, indien er nog
Het komt regelmatig voor
vragen zijn, zij altijd de afde- dat de familie na enige tijd
Het kan zijn dat de familie mee wil naar het mortua-
ling kunnen bellen of langs
vragen heeft die zij nog
rium om te zien waar hun
kunnen komen.
graag beantwoord wil heb-
dierbare naartoe gebracht
ben.
wordt. Geef hierover goede uitleg.
15 Maak de overle-
Bevestig een identificatiela-
Om te voorkomen dat ver-
Zorg ervoor dat als de
dene klaar voor het
bel aan een enkel of aan een
wisseling van overleden
overledene bijvoorbeeld
vervoer naar het mor-
pols van de overledene, met
persoon optreedt.
antigeen positief is of aids
tuarium.
daarop:
heeft, dit duidelijk ver-
–
naam (en voorletters)
meld wordt door middel
–
geboortedatum
van waarschuwingsstickers
–
de naam van de arts
voor de medewerkers van
–
datum en tijdstip van
het mortuarium of uitvaartcentrum.
overlijden.
Laat het identificatiepolsLeg de overlijdenspapieren
bandje van het ziekenhuis
A en B klaar.
zitten.
16 Breng de overle-
Leg de handen van de over-
dene naar het mortua-
ledene onder het laken.
rium.
Dek de overledene helemaal
Om te voorkomen dat
toe door het laken ook over
anderen met de overleden
zijn gezicht te trekken.
cliënt geconfronteerd worden.
138
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
Kies een route van de afde-
Het is van belang dat het
Er zijn in sommige instel-
ling naar het mortuarium
transport zo kort mogelijk
lingen speciale tijden en
die zo rustig mogelijk is en
duurt en dat de kans op
routes voor het transport
zorg dat de liften indien
confrontatie met anderen
van overledenen.
nodig klaar staan.
zo minimaal mogelijk is.
Til in het mortuarium de overledene m.b.v. een glijzeil
Preventie fysieke belasting.
op de koelingbrancard en
Zorgt voor een optimale
zet hem in de koelruimte.
conditie van het lichaam.
Geef de overlijdenspapieren
Afhankelijk van de instel-
A en B en eventueel een
lingsafspraken worden
obductieformulier af.
overlijdenspapieren in het
Breng het bed naar de bed-
mortuarium neergelegd of
dencentrale.
bij de balie.
Noteer de tijd van overlijden
Vergeet niet reacties van
en de naam van de arts die
medecliënten te noteren
de dood heeft vastgesteld
die van belang zijn voor
in de verpleegkundige rap-
de continuïteit van zorg.
OB Cliënt 17 Rapporteer.
portage. Rapporteer het verloop en eventuele vragen (en afspraken) van de familie. 18 Evalueer de ver-
Bespreek met collega’s je
Het direct uiten bevordert
Het direct uiten van je
leende zorg.
ervaringen met de zorg voor
een goede verwerking van
gevoelens op je werk
de familie en de overledene.
je eigen gevoelens.
voorkomt dat je privé veel tijd nodig hebt om je ervaringen te verwerken. Hierdoor blijft er meer tijd over voor bijvoorbeeld ontspannende activiteiten.
Omgeving 19 Breng de omgeving Geef door dat de kamer in orde.
In verband met hygiëne.
schoongemaakt kan worden.
139
463')(96)
;)6/;-.>)
83)0-',8-2+
% %2(%',874928)2 /6-8-)/) 4928)2 3&7)6:%8-)7
In verband met hygiëne.
Het kan zijn dat de
Techniek 20 Ruim de materialen Ruim de materialen op volop.
gens voorschrift.
gebruikte spullen op een
Eventuele spullen die je nog
specifieke manier moeten
aantreft van de overledene
worden behandeld, van-
doe je in een zak.
wege mogelijke infecties
Zorg dat deze spullen aan de
of andere aandoeningen
familie gegeven worden.
waaraan de betreffende cliënt heeft geleden.
21 Desinfecteer en
Volgens standaardproce-
Om kruisinfecties te voor-
was, indien nodig, de
dure.
komen.
handen.
140
%REP]WI
Zorg voor de oudere cliënt
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Ga ook na of je volgens je studieplanning werkt of dat je de planning en/of wijze van studeren moet aanpassen. - / / % 2:
1
algemene aandachtspunten voor de verpleegkundige zorg aan een stervende cliënt toelichten;
2
de voorbereiding voor het verzorgen van een overledene toelichten;
3
de wijze waarop een overledene wordt verzorgd, rekening houdend met verschillende
4
vertellen hoe de familie tijdens de verzorging van de overledene actief betrokken kan worden;
(sub)culturele gewoonten, toelichten; 5
toelichten op welke wijze de ogen en de mond van de overledene verzorgd dienen te worden;
6
vertellen welke administratieve handelingen moeten worden verricht die nodig zijn voor het transport naar het mortuarium;
7
vertellen op welke wijze het transport binnen de instelling plaatsvindt en welke voorzorgsmaat-
8
vertellen wat er in de verpleegkundige rapportage moet worden vastgelegd met betrekking tot
9
vertellen wat de wettelijke voorschriften voor een gezondheidszorginstelling zijn indien een
10
vertellen wat de aandachtspunten bij rouwbegeleiding aan mensen met een verstandelijke han-
regelen moeten worden getroffen; de zorg voor een stervende of een overledene; cliënt een onnatuurlijke dood sterft; dicap zijn; 11
verwoorden wat de aandachtspunten zijn bij het begeleiden van de naasten van een overledene;
12
eigen denkbeelden en gevoelens over het sterven verwoorden;
13
vertellen wat het hebben van een wilsverklaring betekent voor de cliënt, zijn sociale netwerk en de hulpverleners;
14
vertellen wat ‘versterven’ feitelijk inhoudt en wat de lichamelijke gevolgen ervan zijn voor de
15
vertellen welke symptomen voorafgaan aan het overlijden en wat de oorzaken van deze symp-
16
…
(oudere) cliënt; tomen zijn; 17
…
18
…
141
>IPJIZEPYEXMIXSIXWIRXVEMRMRKWFMNIIROSQWX
>IPJIZEPYEXMIXSIXW
Deze zelfevaluatietoets bevat 30 waar/niet waar-vragen. De vragen hebben betrekking op de theorie van de verpleegkundige vaardigheden uit dit werkcahier. Beantwoord de volgende vragen en ga voor jezelf na, of je ook begrijpt waarom een bepaalde bewering waar of niet waar is.
&);)6-2+
1
Het ontwikkelen van een vertrouwensband tussen de oudere en de verpleegkundige is een onderdeel van de verpleegkundige anamnese.
2
Afhankelijk taalgebruik is een wijze van communiceren waarin sprake is van machtsongelijkheid die door het taalgebruik wordt versterkt en bevestigd.
3
Een dreigend inactiviteitsyndroom, ontspanningstekort en dreigende contracturen zijn voorbeelden van problemen die zich kunnen voordoen bij ouderen die zich minder kunnen bewegen.
4
‘Deficit’ denken is denken in termen van wat de oudere nog zelf kan uitvoeren.
5
Een levensgeschiedenis is een chronologische beschrijving van belangrijke gebeurtenissen voor de betreffende persoon in zijn leven.
6
Volgens de ROT kunnen ouderen alleen individueel benaderd worden, omdat deze methode persoongebonden is.
7
De verpleegkundige mag besluiten een demente oudere vast te leggen in bed als er gevaar bestaat dat de patiënt uit bed valt en zich verwondt.
8
De schoudercontactmat is een betere preventiemaatregel tegen uit bed vallen dan een Zweedse band.
142
>IPJIZEPYEXMIXSIXW
Zorg voor de oudere cliënt
;% %6
2-)8 ;% %6
&);)6-2+
9
Pseudodementie is een geestelijke achteruitgang, vooral bij
;% %6
2-)8 ;% %6
jonge ouderen. 10
Reminiscentie is een interventie die bedoeld is om herinneringen aan verwerkte ervaringen op te roepen en vervolgens deze herinneringen vorm te geven.
11
Multidisciplinair overleg is een overleg in bilaterale sfeer.
12
Validation staat voor een benadering die is gericht op de actuele situatie.
13
De rolstoel wordt nog vaak gezien als een symbool van afhankelijkheid.
14
Bij de instructie aan ouderen is hard en duidelijk praten een must.
15
De Wet BOPZ is van kracht in psychiatrische ziekenhuizen en geeft de cliënt het recht om fixatie te weigeren en de inspectie van de geestelijke volksgezondheid in te schakelen.
16
Versterven is een rustig en pijnloos proces. Er ontstaat een verminderd bewustzijn waardoor de pijnbeleving afneemt.
17
De oorzaak van stomatitis is slechte mondverzorging.
18
Een wilsverklaring is een schriftelijke toestemming tot euthanasie en moet door familie ondertekend zijn.
19
Palliatief staat voor ‘het onthouden van’.
20
Bradycardie en lijkvlekken zijn symptomen die de dood aankondigen.
21
Passiviteit is een kenmerkend verschijnsel bij acute verwardheid.
22
Een geriatrische cliënt heeft altijd meerdere aandoeningen.
23
Dementie is één van de geriatric giants.
24
Voor mensen met onvoldoende evenwicht is de rollator een geschikt hulpmiddel.
25
Het participeren in het afscheidsritueel is een goede manier om tot rouwverwerking te komen.
26
Leefstijl is een factor bij het bepalen van het risico op een valincident.
143
&);)6-2+
;% %6
2-)8 ;% %6
27
Doodsbesef is pas aanwezig indien er besef van leven is.
28
Een joodse begrafenis moet zo snel mogelijk, na de door de Nederlandse wet verplichte 36 uur, plaatsvinden, tenzij het sabbat of een feestdag is.
29
In het islamitische afscheidsritueel wordt het lichaam drie keer gewassen met water waaraan geurige stoffen zijn toegevoegd.
30
In tegenstelling tot wanneer de cliënt in leven is, mag een overleden cliënt die moslim is, verzorgd worden door iemand van het andere geslacht.
Je vindt de antwoorden op deze toets in hoofdstuk 11. Neem bij een foutief antwoord de betreffende leerstof nogmaals door. Ga bij jezelf na hoe het komt dat je vragen goed of fout hebt beantwoord. Overweeg eventuele verbeteringen in je studieaanpak.
(IXVEMRMRKWFMNIIROSQWX
De zelfevaluatietoets kun je beschouwen als de afsluiting van je theoretische voorbereiding. Je hebt kennis rondom de vaardigheden goed in je hoofd. Je snapt ook de principes waarop de vaardigheden berusten en kunt in grote lijnen aangeven op welke wijze de vaardigheden uitgevoerd moeten worden. Nu moet je de vaardigheden ‘in de vingers’ zien te krijgen. Voordat je alleen of met medestudenten de practicumopdrachten gaat uitvoeren, heb je nog een trainingsbijeenkomst onder begeleiding van de docent. In dit cahier wordt op die bijeenkomst niet uitgebreid ingegaan. De vormgeving daarvan is de verantwoordelijkheid van de docent. In hoofdlijnen kun je het volgende van deze bijeenkomst(en) verwachten: &SXPSEUOBHFHBBOPGKFBMMFTHPFECFHSFQFOIFCU Aan het begin van de bijeenkomst is er gelegenheid om onduidelijkheden, vragen en opmerkingen die je na de voorbereiding nog hebt, aan de orde te stellen en op te helderen. Eventuele vragen of knelpunten over je manier van studeren (verkeerde planning e.d.) kunnen dan ook aan bod komen. )PPGEMJKOFOFOBBOEBDIUTQVOUFOXPSEFOTBNFOHFWBU Alvorens tot demonstratie en oefening over te gaan, worden de belangrijke stappen en kritieke punten van de vaardigheden nog eens op een rijtje gezet. Je moet het verloop van de handeling hardop kunnen vertellen (wat ga ik doen en waar moet ik speciaal op letten). De ene keer zal de docent dat zelf doen, een andere keer zal een student worden uitgenodigd dit te doen.
144
8VEMRMRKWFMNIIROSQWX
Zorg voor de oudere cliënt
%FEPDFOUHFFGUFFOEFNPOTUSBUJF De docent zal de gehele vaardigheid demonstreren, zodat je nog eens goed kunt zien hoe deze precies verloopt. Daarna kun je vragen stellen en opmerkingen maken. Vraag de docent eventueel om het nog een keer voor te doen. Je kunt de docent ook vragen een deelvaardigheid nauwkeurig te laten zien. &FOTUVEFOUXPSEUVJUHFOPEJHEEFWBBSEJHIFJEUFQSPCFSFO De docent zal een van de studenten uitnodigen een keer te proberen de vaardigheid/ enkele deelvaardigheden uit te voeren. Dat levert ook weer aandachtspunten op die van belang kunnen zijn als je zelf gaat oefenen. *FEFSFFOLBOPFGFOFO Het is belangrijk om tijdens de trainingsbijeenkomsten allemaal feitelijk te kunnen oefenen. Nu kan de docent je nog helpen bij de eerste stappen die je zet om de vaardigheden te gaan beheersen. Hij of zij kan je attent maken op al te grote fouten en je tips geven die het leren van de uitvoering vergemakkelijken. Oefen vooral met die punten die nieuw voor je zijn. Als tijdens de trainingsbijeenkomsten deze stappen zijn gezet, is het verantwoord om over te gaan naar de practicumopdrachten. Onduidelijkheden zijn nu opgehelderd, je hebt een duidelijk beeld hoe de vaardigheden moeten worden uitgevoerd en je hebt de belangrijke stappen en kritieke punten goed in je hoofd. Aan de hand van de oefenopdrachten kun je nu met je medestudenten verder oefenen om voldoende handigheid te verkrijgen in het uitvoeren van de verschillende vaardigheden. Hierdoor kun je straks in de praktijk bij cliënten de handelingen verantwoord – eerst onder begeleiding – uitvoeren, zonder dat de cliënt onnodig risico loopt. Daarna kun je overgaan naar de opdrachten, waarbij je de vaardigheden in een rollenspel of een gesimuleerde praktijksituatie moet toepassen. De trainingsbijeenkomst vormt de schakel tussen de theoretische voorbereiding en de oefenopdrachten.
145
4VEGXMGYQ
-RPIMHMRK
Het practicum gebruik je voor het ‘in de vingers’ krijgen van de vaardigheid. Door goed te oefenen is het mogelijk om op school de meeste vaardigheden zo goed te beheersen, dat het voor de cliënt en voor jezelf verantwoord is deze (onder begeleiding) toe te passen. In het practicum ga je oefenen met het plaatsen van een Zweedse band en het verzorgen van een overledene. Tevens ga je enkele gesprekken oefenen: een instructiegesprek, een probleemverkennend gesprek, een anamnesegesprek met een verwarde oudere cliënt en een opnamegesprek. Door herhaalde oefening krijg je de vaardigheden min of meer in de vingers. In elk geval voldoende om zonder risico voor de cliënt en jezelf in de praktijk te kunnen handelen. In dit hoofdstuk krijg je een aantal richtlijnen, suggesties en opdrachten voor het oefenen met medestudenten op school. Het oefenen doe je met medestudenten. In het begin kun je het accent leggen op de technische uitvoering van de vaardigheid. Door jezelf hardop te begeleiden bij de uitvoering geef je medestudenten ook de gelegenheid te reageren als zij denken dat dat nodig is. De begeleidende en coördinerende aspecten van de vaardigheid betrek je erbij wanneer je de technische aspecten juist uitvoert. Je zult merken dat dit makkelijker gaat als je de technische kant begint te beheersen. Voor het oefenen van de technische aspecten van de vaardigheden vind je in paragraaf 9.2 een aantal opdrachten. Voor het oefenen met de begeleidende aspecten van de vaardigheden is in paragraaf 9.3 een opdracht opgenomen. In kleine groepjes ga je hiermee aan de slag. De hulpmiddelen die je tijdens het oefenen kunt gebruiken staan in paragraaf 9.4 (de verbalisatieschema’s) en in paragraaf 9.5 (de observatie- en oefenlijsten). Een verbalisatieschema is bedoeld als geheugensteuntje bij je eerste oefening(en). Vul een verbalisatieschema aan op punten die voor jou belangrijk zijn, bijvoorbeeld de volgorde waarin je bepaalde materialen klaarlegt. De O&O-lijsten kun je gebruiken om je eigen handelingen te evalueren; ze kunnen door de ‘observator’ gebruikt worden om aantekeningen te maken als jij aan het oefenen bent. Aantekeningen en concrete leerdoelen kun je hierop bijhouden voor het verdere oefenen. Het is de bedoeling dat je – na het oefenen – in staat bent om de vaardigheden zonder hulp van een verbalisatieschema uit te voeren.
146
4VEGXMGYQ
Zorg voor de oudere cliënt
3IJIRSTHVEGLXIRQIXLIXEGGIRXSTHI
ZIVTPIIKXIGLRMWGLIOERXZERHIZEEVHMKLIMH Door het uitvoeren van de oefenopdrachten in deze paragraaf kun je jezelf vooral bekwamen in het onder de knie krijgen van de verpleegtechnische kant van de vaardigheid. Door dit in verschillende cliëntsituaties te plaatsen, leer je je handelen verantwoord aan te passen als de situatie daarom vraagt. Voordat je gaat oefenen verdeel je met elkaar de rollen van observator(en), cliënt en student. Maak tijdens het oefenen gebruik van een vast oefenschema: – Spreek de handeling hardop uit. – Voer de handeling uit aan de hand van het door jezelf opgestelde/aangepaste verbalisatieschema. – Evalueer je eigen uitvoering aan de hand van de O&O-lijst. – Vraag de observator naar zijn/haar bevindingen. – Stel zo nodig concrete aandachtspunten vast voor volgende oefeningen. – Wissel na het doorlopen van het oefenschema van rol, zodat alle groepsgenoten de rol van verpleegkundige kunnen oefenen. Herhaal je uitvoering tot je tevreden bent over de technische uitvoering. Soms is het verstandig een deelvaardigheid even een paar keer apart achter elkaar te oefenen, totdat je die kunt uitvoeren. Voor meer ingewikkelde vaardigheden is het handig als je het oefenen daarvan over een aantal dagen spreid. Als je in het begin vooral goed let op de technische uitvoering, dat wil zeggen de zorgvuldigheid, veiligheid en eventueel het vlotte verloop, dan kun je daarna meer accent gaan leggen op het oefenen van de handeling in samenhang met begeleidende activiteiten.
Meneer Graat (6.2.4) moet voor de nacht gefixeerd worden. 1
a Fixeer een medestudent met behulp van de Zweedse band. Spreek hierbij af dat degene die gefixeerd wordt, aangeeft wanneer het oefenen moet stoppen.
1
b Bekijk eventuele andere dwangmiddelen die er op school zijn, zoals een verpleegdeken, polsbandjes enzovoort.
1
c Probeer deze middelen uit.
1
d Bespreek met elkaar hoe het was om gefixeerd te zijn en hoe je het vond om iemand te fixeren. Noteer de voor jou opvallende punten in de techniek en in hoe het fixeren ervaren wordt.
147
Meneer Maas (7.2.6) is aan het eind van de ochtend overleden en moet verzorgd worden. Oefen met zijn drieën. Eén neemt de rol van de overleden meneer Maas op zich, de tweede is observator en speelt de verzamelde familie. De derde speelt de rol van verpleegkundige. 2
a Lees de procedures 1 tot en met 5 van de inhoudelijke analyse Het verzorgen van een overledene door. Degene die de rol van verpleegkundige speelt, zet alles klaar wat nodig is om meneer Maas te verzorgen en legt uit wat zij pakt en waar het voor dient.
2
b Lees de werkwijzen door vanaf de procedure 6 (observeren van de overledene) tot en met 16 (breng de overledene naar het mortuarium). Vertel (verbaliseer) aan de observator in je eigen woorden de stappen van deze procedures. Probeer ook uit te leggen waarom je deze handelingen verricht.
2
c Je bent nu zover dat je de overledene kunt verzorgen. Probeer zo veel mogelijk deelstappen uit te voeren en benoem tegelijkertijd wat je doet. Niet alle handelingen zijn natuurlijk praktisch uitvoerbaar of wenselijk. De verzorging van het lichaam (procedure punt 10) bij voorbeeld, de krantensnipper op de oogbol en het inbrengen van de gebitsprothese (9) kunnen alleen geverbaliseerd en toegelicht worden. Bij het oefenen van het aankleden kun je je beperken tot een jasje of iets dergelijks. De observator houdt de score bij met behulp van de O&O-lijst van het verzorgen van een overledene. Bespreek die score naderhand. Formuleer aandachts- en leerpunten. Verwissel vervolgens van rol en oefen nogmaals.
Een week geleden heb je mevrouw Boulanger (5.2.4) het gebruik van een rollator uitgelegd. Nu blijkt dat ze de rollator een beetje eng vindt, omdat die soms zo snel vooruit rolt. Je hebt overleg gehad met de huisarts en mevrouw Boulanger. Een looprek lijkt jullie alledrie het meest geschikte alternatief voor de rollator, omdat ze al gewend was aan het gebruiken van een stok. Mevrouw Boulanger maakte zich wat zorgen over de extra kosten. “Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouw,” zeg je, “de rollator kan nog tot twee weken na aanschaf teruggebracht worden. Datzelfde geldt trouwens voor het looprek dat u nu gaat gebruiken.” “Oh, gelukkig maar,” zegt mevrouw Boulanger, “dan kan ik met een gerust hart het looprek gaan uitproberen.” Ga met een medestudent aan de slag om het instructiegesprek over het leren hanteren van een looprek voor te bereiden en uit te voeren.
148
3
a Bespreek met elkaar de stappen van een instructiegesprek over het leren omgaan met een looprek (in plaats van met een rollator). Als er geen looprek in het skillslab is, kies dan een ander eenvoudig te instrueren onderwerp uit.
3
b Geef een medestudent uitleg over het gebruik van een looprek.
3
c Bespreek met elkaar aandachtspunten voor een instructiegesprek met een oudere cliënt die hardhorend is (zie ook 5.2.6a).
3IJIRSTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3
d Geef een medestudent uitleg over het gebruik van een looprek. Maak hierbij gebruik van de punten uit 9.2.3c. Vraag de medestudent watjes in zijn oren te stoppen, zodat hij je niet goed kan horen. Vraag de medestudent verder geen extra moeilijkheden in het gesprek in te bouwen.
3
e Hoe verliep het bovenstaande gesprek? Welke extra aandachtspunten zijn er?
1IRIIV(VSWXLIIJXIVKIIR^MRMR
Meneer Drost (6.2.7) wilde niet gewassen worden. Julian is toen eerst maar met een collega een andere cliënt gaan verzorgen. “Ik heb meneer Drost nog even lekker laten slapen”, zeg hij tegen jou. “Hij wilde absoluut niet gewassen worden. Hij zei dat zijn vrouw hem straks een kopje thee kwam brengen. Ik probeer het straks nog wel een keer.” Jij gaat in de plaats van Julian meneer Drost wassen. 4
a Maak een plan hoe jij dit gesprek aan zou pakken met behulp van de ROT. Maak hierbij gebruik van de antwoorden die je hebt gegeven bij 6.2.7.
4
b Voer met behulp van het plan van aanpak een gesprek met een medestudent. Hierbij speelt de medestudent een licht gedesoriënteerde man of vrouw.
4
c Hoe verliep het gesprek? Welke aandachtspunten zijn er?
4
d Maak een plan hoe jij dit gesprek aan zou pakken met behulp van de Validation. Maak hierbij gebruik van de antwoorden die je hebt gegeven bij 6.2.8.
4
e Voer met behulp van het plan van aanpak een gesprek met een medestudent. Hierbij speelt de medestudent een licht gedesoriënteerde man of vrouw.
4
f Hoe verliep het gesprek? Welke aandachtspunten zijn er?
)IRTVSFPIIQZIVOIRRIRHKIWTVIO
Je gaat het gesprek voeren met mevrouw Schaepman (4.2.9). 5
a Maak een plan van aanpak voor dit gesprek.
5
b Voer met behulp van het plan van aanpak een gesprek met een medestudent. Hierbij speelt de medestudent mevrouw Schaepman.
5
c Hoe verliep het gesprek? Welke aandachtspunten zijn er?
5
d Stel dat je een uitgebreide anamnese wil afnemen bij mevrouw Schaepman. Welke gegevens/informatie zou jij dan willen verzamelen en hoe?
149
3TREQIKIWTVIOMRHITVEOXMNO
Je hebt meneer Boekhorst (6.2.5), zijn vrouw en dochter meegenomen naar de ontvangstkamer. Je hebt hun jassen aangenomen, ze een stoel aangeboden en een kopje koffie gegeven. Meneer Boekhorst bestudeerde de wijsvinger van zijn rechterhand en wreef er herhaaldelijk over. Het was even stil. Vervolgens heb je de familieleden uitgelegd wat de bedoeling van het opnamegesprek was en hoe lang het zou gaan duren. Zij hebben hun verwachtingen van het gesprek uitgesproken. Dan begin je met de anamnese. Zorg dat je met zijn vieren bent om te oefenen. Verdeel de rollen van de verpleegkundige, meneer Boekhorst, zijn familie (vrouw en dochter kunnen in één rol) en de observator. 6
a Richt je in het bijzonder op het gedeelte waarin de anamnese wordt afgenomen. Degene die de rol van de verpleegkundige speelt noemt de hoofd- en deelstappen van dit gedeelte van de analyse en licht deze stappen toe.
6
b Jullie kunnen nu starten met het oefenen van het gesprek. Beperk je tot het gedeelte van de anamnese. Besteed daarbij ook aandacht aan de gesprekstechniek en houding van de verpleegkundige. Verwissel van rol tot iedereen de rol van verpleegkundige geoefend heeft.
6
c Welke aandachtspunten kun je meenemen voor verdere oefening?
3IJIRSTHVEGLXQIXEGGIRXSTMRXIKVEXMIZER
ZIVTPIIKXIGLRMWGLIFIKIPIMHIRHIIRGS}VHMRIVIRHI EWTIGXIRZERHIZEEVHMKLIMH Als het goed is, begin je de techniek van de vaardigheden langzamerhand onder de knie te krijgen. Dan is het nu tijd om je aandacht te richten op het cliëntgericht uitvoeren van de handeling. Hiertoe ga je de begeleidende en coördinerende aspecten bij het oefenen betrekken. Zo weet je inmiddels al goed waar je op moet letten als je een Zweedse band moet plaatsten bij een cliënt en ook heb je dit geoefend bij een medestudent (zie opdracht 9.2.1). Hoe echter pak je dit aan bij een oudere cliënt die niet begrijpt waarom je een Zweedse band plaatst? In de volgende oefensituatie (met behulp van het SkillsProfprogramma Basiszorg) kun je je verder bekwamen in het integreren van de begeleidende en verpleegtechnische aspecten van de vaardigheid. Het benutten van deze oefensituatie is tevens een goede voorbereiding op een simulatiecliëntencontact. Daarin wordt immers van je verwacht dat je kunt beslissen of je de vaardigheid moet uitvoeren en hoe je dat het beste kunt doen.
150
3IJIRSTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
Informeer tijdig wanneer je het SkillsProfprogramma Basiszorg gaat bekijken en in welke oefenruimte je met elkaar de situatie verder kunt naspelen. Start het programma volgens de bijbehorende instructie. Zorg ervoor dat je weet wat de bedoeling van dit programma is. Je kunt hiervoor het aangegeven blokje in het programma raadplegen. Van de zes filmfragmenten die opgenomen zijn heb je voor het cahier Zorg voor de oudere cliënt (voor deze oefening) alleen de scènes nodig die gaan over de Zweedse band. De andere scènes komen op een ander moment in de opleiding aan de orde. Een aantal punten is van belang voordat je naar het filmfragment gaat kijken. Lees het onderstaande eerst door en start daarna het programma. 7PPSKFOBBSIFUGJMNGSBHNFOUHBBULJKLFO Lees op de cd-rom het verpleegkundig dossier van meneer Ouwels. Stel met elkaar vast met welke aspecten je rekening moet houden gezien de informatie die je hebt gelezen. (Plannen van de zorg en nadenken over de aanpak en welke effecten je beoogt.) Ga na of je nog informatie mist die je nodig hebt voordat je naar de cliënt gaat. Noteer de punten die je van belang acht. 5JKEFOTIFUBGTQFMFOWBOIFUGJMNGSBHNFOU Negeer de instructie die je tijdens het bekijken van het fragment onder in het scherm krijgt en speel de scène helemaal af. Grijp dus niet in. Houd tijdens het bekijken van het fragment goed in de gaten op welk moment jij zou ingrijpen (en het van de verpleegkundige zou willen overnemen) en wat je zou doen. Schrijf dit op. Speel het fragment als het nodig is nog een keer af. Bekijk ook de andere variant. Verplaats je in de rol van de verpleegkundige en noteer voor jezelf wat je anders zou doen, op welk moment en waarom. /BIFUCFLJKLFOWBOIFUGJMNGSBHNFOU Spreek met je medestudenten hoe je de scène gaat naspelen. Verdeel de rollen van de verpleegkundige en meneer Ouwels en eventueel een observator. Degene die de rol van de verpleegkundige neemt, bepaalt op welk moment van de scène het spel verder wordt gespeeld. Ieder neemt kort de tijd om zich in zijn rol in te leven. Probeer de rol van meneer Ouwels uit zoals in het filmpje. Zorg dat de materialen die je nodig hebt om het spel te spelen aanwezig zijn. Vergeet hierbij de O&O-lijsten niet om elkaar gericht feedback te kunnen geven. Als je de mogelijkheid hebt zou je het spel met video kunnen opnemen. )FU´OJFVXFµTQFM Degene die de eerste keer de rol van de verpleegkundige speelt, geeft aan op welk moment zij het spel wil laten beginnen. De verpleegkundige voert die interventies uit zoals zij ze voorbereid heeft. NB. Houd tijdens het spelen steeds het doel van de oefening voor ogen.
151
/BCFTQSFLJOH Bespreek het spel na zoals je dat gewend bent. De verpleegkundige geeft als eerste aan of zij haar aanpak geslaagd vindt en licht toe wat er van haar voorbereiding is terechtgekomen en waarom zij afgeweken is van haar geplande aanpak. De anderen vullen hierop aan, met behulp van de aangepaste O&O-lijst. Wissel van rollen en speel opnieuw als dat zinvol lijkt. 5JQJWNNFOUBMSFIFBSTFM Om te voorkomen dat je straks in de praktijk opnieuw moet gaan leren, omdat het al weer zo lang geleden is dat je de vaardigheid geoefend hebt, is het efficiënt om de vaardigheid ook tussentijds te verbaliseren. Gedurende de opleiding op school leer je een reeks van vaardigheden, die je niet direct kunt uitvoeren in de praktijk. Als je zo nu en dan de geleerde vaardigheid voor jezelf herhaalt, bevordert dat het onthouden. Het is handig om je daarbij de werkwijze van de techniek voor ogen te houden (een beeld te vormen). Tot slot van deze paragraaf een opdracht ter afronding van het geleerde. Het uitvoeren van de handelingen heeft je de gelegenheid gegeven allerlei belevingen en emoties te ervaren en die van anderen te horen en zien. Voor de uitoefening van het beroep van verpleegkundige is het van belang zicht te hebben op zowel eigen emoties als op die van anderen. Tevens zijn je misschien tijdens het oefenen andere eigen specifieke punten opgevallen, die niet in de geformuleerde leerresultaten zijn terug te vinden. We vragen je hieronder deze specifieke punten te benoemen. Beantwoord de twee volgende vragen met datgene dat voor jezelf van belang is. Bespreek je antwoorden met je medestudenten. 1 Ik heb geleerd hoe (bijv. ik rustig kan blijven als ik iets spannend vind om te doen)
2 Ik heb geleerd dat (bijv. ik me goed kan uiten als ik mijn emoties over iets ‘eigens’ vertel)
152
3IJIRSTHVEGLXIR
Zorg voor de oudere cliënt
:IVFEPMWEXMIWGLIQE«W
In deze paragraaf tref je verbalisatieschema’s aan voor die vaardigheden waarvan ook een inhoudelijke analyse gemaakt is. Verbalisatieschema’s zijn bedoeld als geheugensteuntje bij het oefenen van de vaardigheden. Ze hebben vooral betrekking op het technische aspect van de uitvoering. De activiteiten die je uitvoert met betrekking tot de voorbereiding op de handeling en de afrondende werkzaamheden worden hier niet meer apart aangegeven. Bekijk de verbalisatieschema’s aandachtig en stel vast of jij ze moet aanpassen om ze als eigen geheugensteuntje te kunnen gebruiken. De stappen worden globaal en veelal zonder toelichting in steekwoorden beschreven. Gezien je voorbereidingen op het oefenen hoeft dat ook niet meer. Het blijft uiteraard van belang dat je moet blijven controleren of je de kritieke punten en het waarom kent.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZSIVIRZERIIR TVSFPIIQZIVOIRRIRHKIWTVIO
– – – – – – –
7PPSMPQJHFWFSQMFFHLVOEJHFEJBHOPTFTWBTUTUFMMFOPQCBTJTWBOEFJOGPSNBUJFFO EBO toestemming vragen voor een gesprek het gesprek inleiden aangeven wat is opgevallen in het gedrag van de cliënt de cliënt en het familielid tijd en ruimte geven om op bovenstaande te reageren doorvragen op verbale en non-verbale reacties de belangrijkste punten samenvatten en checken vervolgafspraken maken. Afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in verpleegkundig dossier.
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXFITEPIRZERLIXZEPVMWMGSFMNIIR SYHIVIGPMtRX
− − − − − − −
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOWPPSIFUCFQBMFOWBOIFUWBMSJTJDPFOEBO toestemming vragen voor het gesprek het gesprek inleiden aanleiding tot het gesprek benoemen cliënt observeren en bevragen m.b.t. risicofactoren voor een valincident bepalen en bespreken van de uitkomsten van de meting preventieve maatregelen bespreken vervolgafspraken maken. Afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in verpleegkundig dossier.
153
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZSIVIRZERIIRMRWXVYGXMIKIWTVIO QIXIIRSYHIVIGPMtRXSZIVLIXPIVIRLERXIVIRZERIIRVSPPEXSV
7FSCBMJTBUJFTDIFNB
7PPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOWPPSIFUHFTQSFLFOEBO −
het gesprek inleiden
−
uitleg geven over de functie, veiligheidsaspecten en voor- en nadelen van de rollator
−
de werking van de rollator laten zien
−
de rollator instellen op de lichaamslengte van de cliënt
−
met de oudere het lopen met de rollator oefenen
−
de oudere laten zien hoe je kunt gaan zitten en staan met behulp van de rollator
−
met de oudere oefenen in het gaan zitten en staan met behulp van de rollator
−
de instructie nabespreken met de cliënt
−
vervolgafspraken maken. Afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in verpleegkundig dossier.
7FSCBMJTBUJFTDIFNB
– – – – – – – –
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZEWXWXIPPIRZERHIHMEKRSWI %GYXIZIV[EVHLIMH
7PPSMPQJHFWFSQMFFHLVOEJHFEJBHOPTFTWBTUTUFMMFOPQCBTJTWBOEFJOGPSNBUJFFO EBO gedurende drie achtereenvolgende diensten observeren of symptomen van acute verwardheid wel of niet aanwezig zijn aanvullende gegevens verzamelen bij naasten uit het medisch dossier gegevens verzamelen over mogelijke oorzaak verwardheid de diagnose Acute verwardheid al of niet vaststellen inschatten of fixerende maatregelen nodig zijn (concept) interventieplan opstellen bevindingen en interventieplan bespreken met cliënt en verwanten vervolgafspraken maken. Afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in verpleegkundig dossier.
7FSCBMJTBUJFTDIFNB
– – – – – – – – –
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXTPEEXWIRZERIIR>[IIHWIFERH
/BHBBOPGFSUPFTUFNNJOHJTHFHFWFOEPPSBSUTFODMJqOUFOPGGBNJMJFFOBOEFSF WPPSCFSFJEJOHFOUSFGGFOFOEBO aan beide zijden van het bed ter hoogte van de taille een zijband bevestigen de Zweedse band om de taille doen en aan de zijbanden bevestigen de Zweedse band op slot doen controleren of de Zweedse band niet te strak of te los zit eventueel enkel- en polsbandjes aanbrengen controleren of de bandjes niet te los of te strak zitten de bedhekken omhoog doen het bed in de laagste stand zetten een bel bereikbaar bij de cliënt plaatsen. Afrondende werkzaamheden treffen en rapportage in verpleegkundig dossier en eventuele andere formulieren.
154
:IVFEPMWEXMIWGLIQE©W
Zorg voor de oudere cliënt
7FSCBMJTBUJFTDIFNB
– – – – – – – –
:IVFEPMWEXMIWGLIQEZSSVLIXZIV^SVKIRZERIIRSZIVPIHIRI
.FUEFGBNJMJFEFXFOTFOCFTQSFLFOFOBOEFSFWPPSCFSFJEFOEFBDUJWJUFJUFO WFSSJDIUFOFOEBO de sieraden afdoen en deze veilig opbergen de gebitsprothese indoen de ogen sluiten m.b.v. snippers krantenpapier de mond sluiten m.b.v. kinstandaard of opgerolde handdoek katheters, infusen en dergelijke verwijderen het gehele lichaam verzorgen de familie begeleiden bij het afscheid nemen de overledene samen met de vereiste formulieren naar het mortuarium brengen. Afrondende werkzaamheden uitvoeren en rapporteren in verpleegkundig dossier.
155
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
De observatie- en oefenlijsten kun je gebruiken bij het uitvoeren van de oefenopdrachten. De observator vult tijdens het oefenen de lijsten in. Bespreek van te voren op welke punten je geobserveerd wilt worden. Op de lijst dient aangegeven te worden welke aspecten goed worden uitgevoerd en welke fout of niet zijn uitgevoerd. Tevens is er ruimte opengehouden voor het plaatsen van opmerkingen. Als een observatiepunt niet van toepassing is, kruis je dat aan in de eerste kolom. Nadat de lijst besproken is, noteer je concrete punten en dergelijke waarop je in vervolgoefeningen extra wilt letten.
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXZSIVIRZERIIR TVSFPIIQZIVOIRRIRHKIWTVIO 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Geeft de lichamelijke gesteldheid van de cliënt aan. 1.2 Geeft de psychische gesteldheid van de cliënt aan. 1.3 Geeft aan hoe het contact van de cliënt met zijn naasten is. 1.4 Geeft aan wat de aanleiding is voor het gesprek.
2
Formuleert op basis van het verpleegkundig dossier voorlopige verpleegkundige diagnoses. 2.1 Geeft symptomen weer die wijzen op voorlopige verpleegkundige diagnoses. 2.2 Geeft oorzaken weer die wijzen op voorlopige verpleegkundige diagnoses. 2.3 Formuleert voorlopige verpleegkundige diagnoses.
3
Stelt zich in op het te voeren gesprek. 3.1 Geeft aan wat de risico’s zijn van de voorlopige verpleegkundige diagnoses. 3.2 Geeft aan welke mogelijke interventies er zijn. 3.3 Beschrijft op welke wijze zij het probleem gaat exploreren. 3.4 Verantwoordt of ze het gesprek met de cliënt alleen doet of in aanwezigheid van een derde. 3.5 Verantwoordt welk moment het beste is en welke plaats het meest geschikt is.
4
Maakt een afspraak voor het voeren van een gesprek. 4.1 Vraagt de cliënt of hij bereid is tot een gesprek. 4.2 Gaat op gehoorafstand en in het gezichtsveld van de cliënt zitten. 4.3 Legt uit wat zij met de cliënt wil bespreken en hoeveel tijd dit gaat kosten. 4.4 Licht toe waarom zij het gesprek wil voeren. 4.5 Vraagt de cliënt of hij het gesprek wil voeren en wanneer. 4.6 Vraagt de cliënt of hij wil dat er een derde bij aanwezig zal zijn.
156
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
5
Gaat alvorens het gesprek te beginnen de laatste bijzonderheden na. 5.1 Gaat na of er nog bijzonderheden zijn.
6
Leidt het gesprek in. 6.1 Gaat op gehoorafstand en in het gezichtsveld van de cliënt zitten. 6.2 Geeft informatie over: – het doel – de werkwijze – de duur – het verloop van het gesprek. 6.3 Vraagt de cliënt en zijn evt. aanwezige familielid naar hun verwachtingen van het gesprek.
7
Begint het gesprek. 7.1 Geeft aan wat is opgevallen in het gedrag van de cliënt. 7.2 Toont betrokkenheid.
8
Vraagt de cliënt te reageren op zijn huidige toestand. 8.1 Geeft de cliënt tijd en ruimte om te reageren op de constateringen. 8.2 Toont begrip voor de reactie van de cliënt. 8.3 Parafraseert de reactie van de cliënt. 8.4 Vraagt door op dingen die de cliënt verbaal en non-verbaal aangeeft. 8.5 Vraagt de cliënt om verduidelijking. 8.6 Vraagt of het familielid nog iets heeft toe te voegen. 8.7 Vraagt de cliënt of hij het met zijn familielid eens is.
9
Vat de belangrijkste punten samen. 9.1 Geeft in eigen woorden weer wat de belangrijkste punten zijn. 9.2 Checkt bij de cliënt en het familielid of zij zich hierin kunnen vinden.
10
Bespreekt conclusies.
10.1 Legt haar conclusies aan de cliënt en zijn familielid voor. 10.2 Bespreekt met hen de conclusies. 11
Sluit het gesprek af.
11.1 Spreekt af de volgende keer op de geconstateerde problemen terug te komen. 11.2 Vraagt de cliënt en het familielid hoe zij het gesprek ervaren hebben. 11.3 Maakt een vervolgafspraak op korte termijn. 11.4 Neemt afscheid.
157
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
12
Rapporteert in het verpleegkundig dossier.
12.1 Noteert het verloop van het gesprek. 12.2 Beschrijft de verpleegkundige diagnoses die samen met de cliënt geconstateerd zijn. 12.3 Geeft de vervolgafspraken weer. 13
Evalueert en reflecteert op het gevoerde gesprek.
13.1 Vertelt desgewenst wat zij ziet als resultaten van het gesprek. 13.2 Vertelt desgewenst hoe zij het proces van het gesprek ervaren heeft. 13.3 Vertelt desgewenst eigen (on)handigheden, gevoelens en/of sterke en minder sterke kanten tijdens het gesprek. 13.4 Licht desgewenst haar zienswijze op de gespreksvoering toe vanuit een theoretisch kader. 13.5 Motiveert desgewenst verbeterpunten voor een dergelijk gesprek.
% %2(%',874928)20))6(3)0)2
158
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXFITEPIRZERLIXZEPVMWMGS FMNIIRSYHIVIGPMtRX
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Geeft de lichamelijke gesteldheid van de cliënt aan. 1.2 Geeft de psychische gesteldheid van de cliënt aan. 1.3 Geeft de beïnvloedende sociale omstandigheden van de cliënt aan.
2
Formuleert mogelijke risicofactoren. 2.1 Geeft symptomen aan die wijzen op een verhoogd risico op een valincident. 2.2 Geeft omstandigheden aan die wijzen op een verhoogd risico op een valincident.
3
Stelt zich in op het bepalen van het valrisico. 3.1 Benoemt de risicofactoren voor een valincident. 3.2 Geeft aan wat mogelijke preventieve maatregelen zijn. 3.3 Benoemt op welke wijze zij de cliënt zal bevragen en observeren. 3.4 Verantwoordt of zij de risicoanalyse wel of niet in aanwezigheid van een naaste van de cliënt uitvoert.
4
Opent het gesprek. 4.1 Geeft de aanleiding tot de risicoanalyse aan. 4.2 Geeft informatie over: − het doel − de werkwijze − de duur − het verloop van de analyse. 4.3 Vertelt de cliënt dat ouderen een verhoogd risico op vallen hebben. 4.4 Informeert de cliënt over vaak voorkomende gevolgen van vallen. 4.5 Informeert de cliënt over het belang van preventieve maatregelen. 4.6 Gaat na of de verstrekte informatie door de cliënt begrepen is.
5
Bevraagt en observeert de cliënt op aanwezigheid van omstandigheden, gewoonten vermogens en beperkingen die het risico op vallen beïnvloeden. 5.1 Vraagt en observeert de cliënt naar zijn gewoonten, vermogens en beperkingen ten aanzien van de gezondheidsbeleving en instandhouding: − bewustzijn − medicijn- en/of alcoholgebruik − inzicht in risicovol gedrag − inzicht in risicovolle woonomstandigheden − eerdere valincidenten − stoornissen.
159
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
5.2 Vraagt en observeert de cliënt naar zijn gewoonten, vermogens en beperkingen ten aanzien van zijn activiteitenpatroon: − ADL-functies − beperkingen in mobiliteit − aard van de lichamelijke activiteiten − duizeligheid − uitvoeringswijze activiteiten. 5.3 Vraagt en observeert de cliënt naar zijn gewoonten, vermogens en beperkingen ten aanzien van zijn slaap-rustpatroon: − aanwezigheid en aard van nachtelijke activiteiten. 5.4 Vraagt en observeert de cliënt naar zijn gewoonten, vermogens en beperkingen ten aanzien van zijn sociaal functioneren: − kwaliteit van de relatie met naasten − beleving bij verminderende zelfstandigheid. 5.5 Vraagt en observeert de cliënt naar (woon)omstandigheden: − gebruik loophulpmiddelen − aan-/afwezigheid risicofactoren in huis, zoals gladde vloeren, obstakels op vloer, slechte verlichting − aan-/afwezigheid van preventieve maatregelen zoals antislipmateriaal in badkamer. 5.6 Noteert bij elke factor haar bevindingen. 6
Stelt vast of de cliënt een verhoogd risico op een valincident heeft. 6.1 Bepaalt of één of meer risicofactoren aanwezig zijn. 6.2 Bespreekt haar conclusies met de cliënt. 6.3 Bespreekt per risicofactor welk concreet gedrag/omstandigheid van de cliënt het risico veroorzaakt.
7
Bespreekt preventieve maatregelen. 7.1 Bedenkt samen met de cliënt preventieve maatregelen. 7.2 Gaat na of de preventieve maatregelen te realiseren zijn door de cliënt. 7.3 Bespreekt welke acties er nodig zijn om de preventieve maatregelen te realiseren.
8
Bespreekt maatregelen die de gevolgen van een eventuele val kunnen beperken. 8.1 Bespreekt preventieve medicatie ter verbetering van de botkwaliteit. 8.2 Bespreekt de mogelijkheden van het volgen van een valtraining. 8.3 Bespreekt de voor- en nadelen van het dragen van alarmapparatuur.
9
Bespreekt met de cliënt noodzakelijke vervolgacties. 9.1 Vat de afspraken samen.
160
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
10
Sluit het gesprek af.
10.1 Spreekt af de volgende keer op de afspraken terug te komen. 10.2 Vraagt de cliënt en het familielid hoe zij het gesprek ervaren hebben. 10.3 Maakt een vervolgafspraak op korte termijn. 10.4 Neemt afscheid. 11
Rapporteert in het verpleegkundig dossier.
11.1 Noteert het verloop van het gesprek. 11.2 Beschrijft de verpleegkundige diagnoses die samen met de cliënt geconstateerd zijn. 11.3 Geeft de vervolgafspraken weer. 12
Evalueert en reflecteert op het gevoerde gesprek.
12.1 Vertelt desgewenst wat zij ziet als resultaten van het gesprek. 12.2 Vertelt desgewenst hoe zij het proces van het gesprek ervaren heeft. 12.3 Vertelt desgewenst eigen (on)handigheden, gevoelens en/of sterke en minder sterke kanten tijdens het gesprek. 12.4 Licht desgewenst haar zienswijze op de gespreksvoering toe vanuit een theoretisch kader. 12.5 Motiveert desgewenst verbeterpunten voor een dergelijk gesprek. 13
Sluit het gesprek af.
13.1 Vraagt de cliënt en het familielid hoe zij het gesprek ervaren hebben. 13.2 Neemt afscheid.
% %2(%',874928)20))6(3)0)2
161
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXZSIVIRZERIIRMRWXVYGXMIKI WTVIOQIXIIRSYHIVIGPMtRXSZIVLIXPIVIRLERXIVIRZERIIRVSPPEXSV
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Geeft de lichamelijke en psychische gesteldheid van de cliënt aan. 1.2 Geeft de indicatie voor het gebruik van de rollator aan. 1.3 Geeft overige aanwijzingen voor het instructiegesprek aan.
2
Stelt zich op het te voeren instructiegesprek in. 2.1 Gaat na wat de recente gebruiksaanwijzing voor de rollator is. 2.2 Stelt een instructieplan op. 2.3 Gaat na of zij het gebruik van de rollator in voldoende mate kan demonstreren. 2.4 Vertelt hoe ze met eventuele moeilijkheden in het gesprek denkt om te gaan.
3
Maakt contact met de oudere cliënt. 3.1 Begroet de cliënt. 3.2 Gaat op gehoorafstand en in het gezichtsveld van de cliënt zitten. 3.3 Vertelt de cliënt: – de eigen naam en functie – het doel van het bezoek. 3.4 Gaat na of het gelegen komt. 3.5 Geeft de cliënt even de tijd te acclimatiseren.
4
Leidt het gesprek in. 4.1 Geeft informatie over: – het doel – de werkwijze – de duur – het verloop van het gesprek. 4.2 Gaat na of de cliënt de informatie begrepen heeft. 4.3 Vertelt dat ze begint met de functie en de voordelen van de rollator.
5
Demonstreert de rollator, demonstreert het lopen met de rollator en legt in algemene bewoordingen de functie van de rollator uit. 5.1 Stelt de rollator op de juiste hoogte in. 5.2 Demonstreert het lopen met de rollator. 5.3 Vertelt de voordelen van de rollator. 5.4 Vraagt de cliënt te reageren op de demonstratie en uitleg. 5.5 Maakt de overgang naar de volgende stap: verdere demonstratie van de rollator.
162
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
6
Laat de werking van de rollator zien. 6.1 Demonstreert deelvaardigheden van het lopen met de rollator: – het vastpakken – het vooruitduwen – het zwenken – het remmen. 6.2 Loopt enkele meters met de rollator. 6.3 Bespreekt vragen en opmerkingen.
7
Vraagt de oudere cliënt een stukje met de rollator te lopen. 7.1 Stelt de rollator op de juiste hoogte in. 7.2 Instrueert de cliënt de rollator met een rechtopstaande houding vast te pakken. 7.3 Loopt samen met de cliënt een stukje: – vertelt de cliënt dat ze meeloopt – vraagt de cliënt te remmen – gaat naast de cliënt staan – loopt met de cliënt mee – geeft de cliënt positieve feedback – helpt de cliënt in de stoel. 7.4 Bespreekt de eerste ervaringen van de cliënt.
8
Demonstreert het gaan zitten met behulp van een rollator. 8.1 Zet de eigen stoel een beetje schuin ten opzichte van de stoel van de cliënt. 8.2 Stelt de rollator op de juiste hoogte in. 8.3 Demonstreert het gaan zitten in de stoel met behulp van de rollator. 8.4 Bespreekt de demonstratie met de cliënt. 8.5 Vat de hoofdpunten samen: – met de rug naar de stoel draaien – rollator ondertussen vasthouden – naar achteren schuiven totdat de knieën de zitting raken – in de rem knijpen – bips naar achteren en rustig gaan zitten. 8.6 Vraagt of de hoofdpunten duidelijk zijn.
9
Oefent met de cliënt het gaan zitten met behulp van de rollator. 9.1 Stelt de rollator op de juiste hoogte in. 9.2 Vraagt de cliënt een stukje met de rollator te lopen en vervolgens te gaan zitten. 9.3 Vraagt de cliënt de hoofdpunten van zijn bewegen te verbaliseren. 9.4 Geeft de cliënt positieve feedback.
163
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
10
Spreekt de instructie na en maakt vervolgafspraken.
10.1 Evalueert het lopen met de rollator. 10.2 Evalueert de instructie en de wijze waarop zij het oefenen begeleid heeft. 10.3 Vertelt wat zijzelf vond van de instructie. 10.4 Maakt vervolgafspraken. 11
Rapporteert.
11.1 Noteert de vervolgafspraken en bijzondere aandachtspunten in het dossier. 12
Evalueert en reflecteert op het gevoerde gesprek.
12.1 Vertelt desgewenst wat zij ziet als resultaten van het gesprek. 12.2 Vertelt desgewenst hoe zij het proces van het gesprek ervaren heeft. 12.3 Vertelt desgewenst eigen (on)handigheden, gevoelens en/of sterke en minder sterke kanten tijdens het gesprek. 12.4 Licht desgewenst haar zienswijze op de gespreksvoering toe vanuit een theoretisch kader. 12.5 Motiveert desgewenst verbeterpunten voor een dergelijk gesprek.
% %2(%',874928)20))6(3)0)2
164
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
,IXZEWXWXIPPIRZERHIZIVTPIIKOYRHMKIHMEKRSWI%GYXI ZIV[EVHLIMH
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Geeft de lichamelijke gesteldheid van de cliënt aan. 1.2 Geeft al bekende observatiegegevens met betrekking tot veronderstelde verwardheid aan. 1.3 Geeft aan wat de aanleiding is voor het gesprek.
2
Formuleert op basis van het verpleegkundig dossier de voorlopige diagnose Acute verwardheid. 2.1 Geeft symptomen weer die wijzen op de voorlopige verpleegkundige diagnose. 2.2 Geeft oorzaken en/of beïnvloedende factoren weer die wijzen op de voorlopige verpleegkundige diagnose. 2.3 Formuleert de voorlopige diagnose.
3
Stelt zich in op de af te nemen anamnese. 3.1 Geeft aan wat verschijningsvormen en oorzaken van verwardheid zijn. 3.2 Beschrijft op welke wijze zij de anamnese gaat afnemen.
4
Plant de anamnese. 4.1 Plant drie momenten waarop de cliënt tijdens een zorgsituatie geobserveerd zal worden. 4.2 Plant een gesprek met familieleden van de cliënt.
5
Observeert de cliënt aan de hand van de aspecten die in de DOS-screening zijn opgenomen. 5.1 Observeert tijdens een zorgsituatie of de cliënt: − een helder bewustzijn heeft of wegzakt tijdens gesprek of bezigheden − snel is afgeleid door prikkels uit de omgeving − minder/geen aandacht heeft voor gesprek of handeling − vragen of antwoorden niet afmaakt − antwoorden geeft die niet passen bij de vraag − traag reageert op opdrachten − denkt ergens anders te zijn − niet beseft welk dagdeel het is − zich recente gebeurtenis niet herinnert. 5.2 Doet deze observatie gedurende drie achtereenvolgende diensten. 5.3 Noteert bevindingen.
6
Verzamelt aanvullende informatie. 6.1 Vraagt familieleden veranderingen in gedrag, geheugen en handelingsbekwaamheid van de cliënt te beschrijven. 6.2 Noteert opvallende gedragingen van de cliënt.
165
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
7
Bespreekt of er sprake is van de diagnose Acute verwardheid. 7.1 Bevraagt anderen op aanvullende informatie. 7.2 Bespreekt in multidisciplinair team of bij de cliënt in voldoende mate kenmerken en etiologie van de diagnose Acute verwardheid aanwezig zijn.
8
Bespreekt in multidisciplinair team de meest effectieve en efficiënte interventies. 8.1 Stelt op grond van symptomen en etiologie een interventieplan op. 8.2 Schat in of er fixerende maatregelen nodig zijn. 8.3 Zorgt bij noodzaak tot fixeren voor opdracht van de arts en beschrijving van reden, aard en duur van fixatie.
9
Bespreekt de diagnose en het interventieplan met de cliënt en/of familie. 9.1 Bespreekt met de cliënt en/of de familie van de cliënt de conclusies van het multidisciplinaire team. 9.2 Bespreekt het voorgenomen interventieplan. 9.3 Bespreekt bij fixatie motivatie en voorwaarden. 9.4 Vraagt indien fixatie noodzakelijk is toestemming aan cliënt.
10
Maakt een vervolgafspraak.
10.1 Spreekt af om de volgende keer op de geconstateerde diagnose en het voorgenomen interventieplan terug te komen. 10.2 Maakt een vervolgafspraak op een korte termijn. 11
Sluit het gesprek af.
11.1 Vraagt de cliënt en het familielid hoe zij het gesprek ervaren hebben. 11.2 Maakt een vervolgafspraak op korte termijn. 11.3 Neemt afscheid. 12
Rapporteert in het verpleegkundig dossier.
12.1 Noteert het verloop van het gesprek. 12.2 Beschrijft de verpleegkundige diagnoses die geconstateerd zijn. 12.3 Geeft de vervolgafspraken weer. 13
Evalueert en reflecteert op het gevoerde gesprek.
13.1 Vertelt desgewenst wat zij ziet als resultaten van het gesprek. 13.2 Vertelt desgewenst hoe zij het proces van het gesprek ervaren heeft. 13.3 Vertelt desgewenst eigen (on)handigheden, gevoelens en/of sterke en minder sterke kanten tijdens het gesprek. 13.4 Licht desgewenst haar zienswijze op de gespreksvoering toe vanuit een theoretisch kader. 13.5 Motiveert desgewenst verbeterpunten voor een dergelijk gesprek.
166
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXTPEEXWIRZERIIR>[IIHWI
FERH 2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Vertelt welke afspraken m.b.t. het plaatsen van de Zweedse band gemaakt zijn. 1.2 Vertelt of er toestemming is van de cliënt of naasten voor het plaatsen van een Zweedse band. 1.3 Vertelt eerdere ervaringen/reacties van de cliënt m.b.t. de Zweedse band. 1.4 Vertelt of er een verklaring van de arts is. 1.5 Benoemt de juridische implicaties van het plaatsen van een Zweedse band.
2
Bereidt de cliënt voor. 2.1 Informeert de cliënt over het doel en de werkwijze. 2.2 Gaat in op vragen van de cliënt. 2.3 Helpt/vraagt de cliënt in rugligging.
3
Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit bedgordijnen/ramen/deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Kan vertellen of er bedhekken aan het bed bevestigd zijn.
4
Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.
5
Verzamelt de benodigdheden. 5.1 Benodigdheden: – Zweedse band – twee zijbanden – slot met sleutel. 5.2 Controleert of er bedhekken aan het bed zitten. 5.3 Legt eventueel twee polsbandjes en twee enkelbandjes klaar. 5.4 Vertelt of materialen in orde zijn. 5.5 Legt de benodigdheden binnen handbereik.
6
Bevestigt de Zweedse band. 6.1 Slaat de bovenlaag terug tot aan de taille van de cliënt. 6.2 Bevestigt aan beide zijden van het bed één zijband. 6.3 Haalt de Zweedse band via de lus in de zijband onder de rug van de cliënt door.
7
Sluit de Zweedse band. 7.1 Doet de band om de taille van de cliënt. 7.2 Steekt het slot vanaf de buikzijde door de openingen in de band.
167
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
7.3 Klikt met de sleutel de band op slot. 7.4 Controleert of tussen de buik en de band niet meer dan één platte hand ruimte is. 7.5 Trekt aan weerszijden van het slot ter controle van de sluiting. 7.6 Bevestigt evt. de enkel- of polsbandje(s). 7.7 Gaat na of de cliënt goed ligt. 8
Begeleidt en observeert de cliënt tijdens de handeling. 8.1 Legt de cliënt uit wat zij doet. 8.2 Observeert de reacties van de cliënt. 8.3 Stelt de cliënt bij angst gerust door met hem te praten en hem eventueel af te leiden. 8.4 Kalmeert de cliënt bij agressie door de handeling tijdelijk te stoppen en op hem in te praten of kalmerende handelingen uit te voeren. 8.5 Vraagt hulp als de kalmering niet werkt en voert alsnog de handeling uit samen met de collega.
9
Evalueert de verleende zorg. 9.1 Controleert/vraagt reacties van de cliënt op de Zweedse band.
10
Brengt de omgeving in orde.
10.1 Monteert een drukbel binnen handbereik van de cliënt. 10.2 Doet de bedhekken omhoog. 10.3 Zet het bed in de laagste stand. 10.4 Plaatst de spullen van de cliënt binnen handbereik. 10.5 Opent bedgordijnen/ramen/deuren. 10.6 Zet het sein uit. 10.7 Ruimt niet gebruikte materialen volgens afspraak op. 11
Wast en/of desinfecteert de handen.
11.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 11.2 De handen voelen droog aan. 12
Rapporteert.
12.1 Rapporteert reacties van de cliënt. 12.2 Noteert afspraken over duur e.d. 12.3 Rapporteert, in het geval van een noodmaatregel in het kader van de Wet BOPZ, op het middelen- en maatregelenformulier. 12.4 Rapporteert op formulieren die in de instelling gangbaar zijn.
% %2(%',874928)20))6(3)0)2
168
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXZSSVLIXZIV^SVKIRZERIIR SZIVPIHIRI
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
1
Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Verwoordt de gemaakte afspraken. 1.2 Vertelt hoe zij moet handelen als er een codicil is.
2
Bereidt de familie voor. 2.1 Maakt met de familie afspraken over de wijze van verzorgen van de overledene.
3
Brengt de omgeving in orde. 3.1 Controleert of het sein op rood staat. 3.2 Brengt het bed op werkhoogte. 3.3 Maakt ruimte voor spullen zoals beddengoed, wasspullen en kleding.
4
Wast zo nodig de handen. 4.1 De handen zien er schoon uit.
5
Verzamelt en legt de benodigdheden klaar. 5.1 Pakt benodigdheden voor: – het verzorgen van het gelaat – de lichaamsverzorging – het opvangen van urine en feces – het kleden van de overledene – het afdekken van wonden – het deponeren van gebruikte materialen – het beschermen van eigen kleding – de spullen van de overledene. 5.2 Legt de benodigdheden overzichtelijk bij het bed van de overledene.
6
Legt de overledene in de juiste houding. 6.1 Legt de overledene in rugligging. 6.2 Verwijdert de kussens, op het kleine hoofdkussen na. 6.3 Brengt het hoofdeinde ± 10 cm omhoog. 6.4 Controleert of het hoofd hoger ligt dan de borst. 6.5 Legt de armen van de overledene op de buik of naast het lichaam.
7
Doet de sieraden bij de overledene af. 7.1 Doet de sieraden af en in een envelop. 7.2 Schrijft de naam en geboortedatum van de overledene op de envelop. 7.3 Schrijft de eigen naam en geboortedatum op de envelop.
8
Verzorgt het gezicht van de overledene. 8.1 Sluit de ogen van de overledene. – Legt een snippertje krantenpapier op elke oogbol.
169
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
– Plaatst de oogleden eroverheen. 8.2 Maakt de mond en de lippen schoon. 8.3 Brengt de gebitsprothese in en sluit de mond door onderkaak naar boven te duwen en de lippen ca. 30 seconden op elkaar te houden. 8.4 Legt een opgerolde handdoek onder de kin van de overledene. 9
Verzorgt het lichaam van de overledene. 9.1 Verschoont eventuele verbanden. 9.2 Verwijdert katheters en dergelijke. 9.3 Verbindt insteekopeningen. 9.4 Wast de overledene. 9.5 Doet de overledene een incontinentieverband om. 9.6 Verzorgt de nagels van de overledene.
10
Maakt de overledene klaar voor het afscheid door de familie.
10.1 Doet de overledene de gewenste kleding aan. 10.2 Kamt de haren van de overledene. 10.3 Legt de handen op de afgesproken wijze neer. 11
Desinfecteert en wast de handen.
11.1 Desinfecteert de handen. 11.2 Wast de handen. 11.3 Handen voelen droog aan. 12
Pakt de spullen van de overledene en maakt de kamer in orde voor het afscheid.
12.1 Pakt de kleding van de cliënt in. 12.2 Vult identificatielabels in. 13
Nodigt de familie uit om afscheid te komen nemen.
13.1 Vraagt of alles naar wens is en hoe lang de familie wil blijven. 13.2 Spreekt een tijdsduur af en vertelt waar ze naar toe gaat. 14
Rondt het bezoek van de familie af.
14.1 Vraagt de familie of zij voldoende tijd hebben gehad. 14.2 Bespreekt de verdere procedure. 14.3 Overhandigt de bezittingen; vraagt een handtekening. 14.4 Begeleidt de familie naar de uitgang. 15
Maakt de overledene klaar voor het vervoer naar het mortuarium.
15.1 Verwijdert de handdoek onder de kin en doet een kinband om. 15.2 Pakt polsen en enkels in. 15.3 Doet een identificatielabel om een enkel of pols. 15.4 Legt de overlijdenspapieren A en B bij de overledene.
170
3FWIVZEXMIIRSIJIRPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
2 :8 +3)( *398 2-)8
'6-8)6-%
16
Brengt de overledene naar het mortuarium.
16.1 Dekt de overledene helemaal af. 16.2 Kiest de rustigste route. 16.3 Plaatst de overledene in het mortuarium. 16.4 Geeft de overlijdenspapieren af. 16.5 Brengt het bed naar de beddencentrale. 17
Brengt de omgeving in orde.
17.1 Geeft door dat de kamer schoongemaakt kan worden. 18
Ruimt de materialen op.
18.1 Ruimt de materialen volgens afspraak op. 19
Rapporteert de verleende zorg.
19.1 Rapporteert afspraken met de familie. 19.2 Vult de formulieren op afgesproken wijze in. 20
Evalueert de verleende zorg.
20.1 Bespreekt met een collega de verleende zorg. 20.2 Bespreekt met een collega eigen emoties en vragen.
% %2(%',874928)20))6(3)0)2
171
0IIVVIWYPXEXIR
Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen. - / / % 2 - 2 7 - 1 9 0 %8 - ) ' 0 - ¾ 2 8 ) 2 ' 3 2 8% ' 8 ) 2
1
een Zweedse band aanbrengen bij een cliënt;
2
andere dwangmiddelen aanbrengen, zoals polsbandjes en een verpleegdeken;
3
enkele deelhandelingen uitvoeren m.b.t. de verzorging van de overleden cliënt, zoals het aan-
4
een instructiegesprek voeren met een ‘oudere cliënt’;
doen van een jasje; 5
gesprekstechnieken hanteren die van belang zijn in het omgaan met dementerende cliënten;
6
een opnamegesprek voeren met een ‘oudere cliënt’;
7
een probleemverkennend gesprek voeren met een ‘oudere cliënt’;
8
door middel van een anamnese bepalen of er bij een cliënt aanwijzingen bestaan voor de diagnose Acute verwardheid;
9
met behulp van een risicoanalyse bepalen of een cliënt een verhoogd risico op een valincident heeft.
10
172
…
11
…
12
…
0IIVVIWYPXEXIR
Zorg voor de oudere cliënt
3IJIRIRXMNHIRWLIXTVEOXMNOPIVIR
-RPIMHMRK
Als je de geleerde vaardigheden in de praktijk gaat oefenen, kan het gebeuren dat je het werkritme van je collega’s wilt overnemen. Realiseer je in dat geval dat je collega’s zo bedreven zijn in het geven van de zorg, dat ze veel ‘op de automatische piloot’ kunnen doen. Hierdoor ligt hun werktempo hoger dan dat van jou. Zij hebben de ervaring, veel oefening gehad in verschillende situaties en zij hebben een ‘klinische’ blik. Jij nog niet. Jij zult in het begin nog vaak moeten nadenken over hoe je de handeling aan die cliënt, afhankelijk van zijn of haar stoornissen, beperkingen of handicaps moet aanpassen. Met andere woorden: neem de tijd om nieuw te leren handelingen in een eigen tempo in te oefenen. Om expertise te bereiken en uiteindelijk in zorgsituaties op het vijfde kwalificatieniveau zorg te kunnen verlenen, zul je in het begin heel bewust met het leren van de vaardigheden in de praktijk bezig moeten zijn. In de praktijk zorg je er ook voor, net als tijdens het oefenen in het practicum, dat je voorbereid bent op de handeling die je gaat uitvoeren. Ook zorg je ervoor dat je kennis en inzichten toereikend zijn om de handeling bij de cliënt uit te voeren. In de praktijk houd je daarbij rekening met mogelijke verschillen tussen de manier waarop de stageverlenende instelling gewend is de handelingen te verrichten en wat je zelf geleerd hebt. Verschilpunten houd je vast om deze vooraf te bespreken met je stage- of werkbegeleider. Ter ondersteuning voor het verder oefenen van de vaardigheden in de stage zijn in dit werkcahier verkorte observatielijsten opgenomen. Deze verkorte lijsten zijn bedoeld om je feedback te kunnen geven over de wijze waarop je de vaardigheid in de praktijk hebt uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat je de vaardigheid al enigszins in de vingers hebt. Feedback op kernpunten is dan voldoende voor verdere ontwikkeling van de vaardigheid. Er zijn algemene lijsten en specifieke. De algemene lijsten zijn gebaseerd op het handelingsschema. In deze lijst zijn vast terugkerende punten opgenomen die bij elke vaardigheid een rol spelen, zoals het informeren en begeleiden van een cliënt en het controleren en klaarzetten van materialen en dergelijke (zie www.tpvo.nl). In de specifieke lijsten staan de kernpunten van de nieuw te leren handeling. Deze kernpunten zijn afgeleid van de gedetailleerde observatie- en oefenlijsten in het werkcahier, in samenhang met de inhoudelijke analyses.
173
Zorg dat je je stagebegeleider geïnformeerd hebt over het doel en het gebruik van de verkorte lijsten. Doe dit voordat je de vaardigheden in zorgsituaties gaat oefenen. Informeer je stagebegeleider hoe je de vaardigheden op school hebt geleerd en maak afspraken over hoe je dat nu in de praktijk gaat brengen. Deze afspraken hebben in elk geval betrekking op je voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van je handelen. Zorg er ook voor dat jij in eerste instantie verantwoordelijk blijft voor het leren in de praktijk en dat je aangeeft hoe je stagebegeleider je hierbij kan helpen. Voor je eerste oefening in de stage ga je vooraf na hoe je de verpleegkundige vaardigheid op school geleerd hebt (zie verkorte observatielijst). − Controleer of je de kritieke punten van de handeling kunt toelichten. − Stel eventuele verschillen vast tussen de verkorte observatielijst en de door de praktijk gewenste uitvoeringswijze. − Bespreek de verschillen en maak afspraken over de uitvoering. − Ga na of je weet waarom de verpleegkundige handeling bij de cliënt moet gebeuren. − Bekijk of de handeling aan de individuele cliënt moet worden aangepast. − Ga na welke begeleiding deze cliënt nodig heeft. − Ga na hoe je de continuïteit van zorg kunt bewaken. − Maak afspraken over de begeleiding van je stage- of werkbegeleider tijdens de uitvoering. − Vergeet niet de cliënt in te lichten en waar mogelijk medewerking te vragen. Na de oefening vertel je hoe je het vond om de handeling uit te voeren (wat ging goed, wat ging minder goed en dergelijke). − Vraag feedback op je handelen. − Vraag de cliënt hoe hij vond dat je de handeling uitvoerde. − Vraag zowel over de wijze van uitvoering van de (deel)handelingen feedback als over de resultaten. − Stel vast welke (deel)handelingen je nog eens moet oefenen. − Bespreek in welke situaties je het geleerde nog meer kunt oefenen. − Spreek af wanneer je dat zult doen.
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
De in deze paragraaf opgenomen verkorte observatielijsten zijn bedoeld als feedbackhulpmiddel voor het leren in de praktijk. Ook kunnen de lijsten als een soort checklist gebruikt worden tijdens het voorbereiden van de handeling. Pas de lijsten altijd aan de situatie aan.
174
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXZSIVIRZERIIRZIVTPIIKOYRHMK TVSFPIIQZIVOIRRIRHKIWTVIO
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student bereidt het gesprek voor: –
formuleert op basis van informatie voorlopige verpleegkundige diagnoses
–
geeft aan op welke wijze zij het probleem gaat exploreren
–
maakt een afspraak met de cliënt.
–
begroet de cliënt en het eventueel aanwezige familielid
–
gaat binnen gehoorafstand en gezichtsveld zitten
–
vertelt doel, werkwijze, tijd en procedure
2
De student leidt het gesprek in:
–
vraagt de cliënt en het familielid naar hun verwachtingen
–
geeft aan wat is opgevallen in het gedrag van de cliënt.
3
De student vraagt de cliënt te reageren op zijn huidige toestand: –
geeft de cliënt tijd en ruimte om te reageren op constateringen
–
toont begrip voor de reactie van de cliënt
–
parafraseert de reactie van de cliënt
–
vraagt door op verbale en non-verbale reacties
–
vraagt of het familielid nog iets heeft toe te voegen.
–
geeft in eigen woorden de belangrijkste punten weer
–
gaat na of de cliënt en het familielid zich hierin kunnen vinden.
4
De student vat de belangrijkste punten samen:
5
De student maakt vervolgafspraken en evalueert het gesprek: –
spreekt af om volgende keer terug te komen op de geconstateerde problemen
–
maakt vervolgafspraken
–
evalueert het gesprek met de cliënt en het familielid.
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
175
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXFITEPIRZERLIXZEPVMWMGSFMNIIR SYHIVIGPMtRX
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student bereidt het afnemen van de risicoanalyse voor: –
informeert zich met betrekking tot gewoonten, omstandigheden,
–
geeft aan op welke wijze zij de risicoanalyse gaat afnemen
–
maakt een afspraak met de cliënt.
vermogens en beperkingen van de cliënt
2
De student leidt het afnemen van de risicoanalyse in: –
begroet de cliënt en het eventueel aanwezige familielid
–
gaat binnen gehoorafstand en gezichtsveld zitten
–
vertelt doel, werkwijze, tijd en procedure
–
vraagt de cliënt en het familielid naar hun instemming
–
geeft aanleiding tot het gesprek aan
–
informeert de cliënt over het verhoogde risico op vallen dat een
–
informeert de cliënt over vaak voorkomende gevolgen van een
oudere heeft valincident bij ouderen. 3
De student neemt de risicoanalyse af: –
bevraagt en observeert de cliënt op aanwezigheid vermogens en beperkingen die het valrisico verhogen
–
bevraagt en observeert de cliënt op gewoonten en omstandigheden die het valrisico verhogen
–
stelt vast of de cliënt een verhoogd risico op een valincident
–
bepaalt in overleg met de cliënt preventieve maatregelen.
–
geeft in eigen woorden de conclusies van de risicoanalyse weer
heeft
4
De student vat de belangrijkste punten samen: –
geeft in eigen woorden de gekozen preventieve maatregelen weer
– 5
gaat na of de cliënt en het familielid zich hierin kunnen vinden. De student maakt vervolgafspraken en evalueert het gesprek:
–
spreekt af om volgende keer terug te komen op de geconstateerde problemen
–
maakt vervolgafspraken
–
evalueert het gesprek met de cliënt en het familielid.
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
176
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXMRWXVYGXMIKIWTVIOQIXIIRSYHIVI GPMtRXSZIVLIXPIVIRLERXIVIRZERIIR VSPPEXSV
1
De student leidt het instructiegesprek in:
– – – –
begroet de cliënt vertelt doel, werkwijze, tijd en procedure vraagt of het gelegen komt gaat binnen gehoorafstand en gezichtsveld zitten.
2
De student oefent met de oudere het lopen met een rol-
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
lator:
– – – – –
stelt de juiste hoogte van de rollator in vertelt de voordelen van de rollator demonstreert deelvaardigheden in het lopen met de rollator laat de cliënt een stukje lopen met de rollator geeft gerichte feedback.
3
De student oefent met de oudere het gaan zitten en staan met een rollator:
– – – –
zet de eigen stoel een beetje schuin naast de stoel van de cliënt demonstreert het gaan zitten en staan m.b.v. de rollator laat de cliënt zitten m.b.v. de rollator geeft gerichte feedback.
4
De student bespreekt de instructie na en maakt vervolgafspraken:
– – –
evalueert het lopen met de rollator evalueert de wijze van instructie geven maakt vervolgafspraken.
5
De student maakt gebruik van gespreksvaardigheden op
– – – –
de juiste momenten: vat de hoofdpunten van de instructie samen geeft de cliënt ruimte om te reageren geeft informatie in voor de cliënt begrijpelijke taal gaat na of de cliënt informatie begrepen heeft.
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
177
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXZEWXWXIPPIRZERHIHMEKRSWI %GYXIZIV[EVHLIMH
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student bereidt het gesprek voor: –
formuleert op basis van informatie de voorlopige verpleegkundige diagnose Acute verwardheid
–
plant drie zorgmomenten waarin de cliënt geobserveerd gaat worden
– 2
plant een gesprek met verwanten. De student observeert de cliënt:
–
observeert tijdens een zorgmoment of bepalende symptomen van de verpleegkundige diagnose Acute verwardheid aanwezig zijn
–
doet deze observatie gedurende drie achtereenvolgende dien-
–
verzamelt in een gesprek met verwanten aanvullende informa-
sten tie. 3
De student stelt of verwerpt de diagnose Acute verwardheid: –
stelt vast of bepalende symptomen en relevante etiologie aan-
–
bespreekt multidisciplinair haar observaties en conclusies
–
stelt vast of er sprake is van de verpleegkundige diagnose Acute
wezig is
verwardheid. 4
De student bepaalt interventies: –
stelt een (concept)interventieplan op
–
schat in of fixerende maatregelen nodig zijn
–
bespreekt haar bevindingen multidisciplinair
–
bespreekt het interventieplan met de cliënt en/of zijn verwanten
–
draagt indien de cliënt gefixeerd wordt zorg voor de wettelijke voorwaarden.
5
De student maakt vervolgafspraken en evalueert het afnemen van de anamnese: –
spreekt af om volgende keer terug te komen op de geconstateerde diagnose en het interventieplan
–
maakt vervolgafspraken
–
evalueert de gang van zaken met de cliënt en/of verwanten.
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
178
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
,IXTPEEXWIRZERIIR>[IIHWIFERH IRIROIPSJTSPWFERHNIW
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student treft voorbereidingen voor het aanbrengen van een Zweedse band: –
gaat instructies en richtlijnen na m.b.t. fixeren
–
gaat na of de arts toestemming heeft gegeven
–
gaat na of de cliënt of naasten toestemming hebben gegeven
–
informeert de cliënt
–
informeert de familie.
2
De student fixeert de romp van de cliënt: –
bevestigt aan beide zijden van het bed één zijband op taillehoogte
–
doet de Zweedse band door de zijband om de taille
–
fixeert de cliënt niet te strak, maar ook niet te los
–
controleert het slotje of dit echt op slot zit
–
observeert en begeleidt de cliënt.
3
De student fixeert de ledematen van de cliënt: –
bevestigt de enkel- of polsbandje(s) aan bedrand op enkel- en
–
doet enkel- of polsbandje(s) om bij de cliënt
–
controleert of deze niet te strak of te los zitten
–
observeert en begeleidt de cliënt
–
doet de bedhekken omhoog
–
zet het bed in de laagste stand.
schouderhoogte
4
De student rapporteert conform de regels binnen de instelling: –
gaat na of registratie van beschermende maatregel in de instelling verplicht is
–
vult registratie beschermende maatregel in
–
schrijft uitgebreide rapportage.
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
179
,IXZIV^SVKIRZERIIRSZIVPIHIRI
:30(% %2 2-) 8 :30(% %2
3 2:30(3)2() :30(3)2() 2 : 8
1
De student bereidt zich voor op het verzorgen van de overledene: –
inventariseert de wensen van de familie
–
nodigt de familie uit om te helpen
–
brengt de overledene in rugligging met hoofd iets omhoog
–
doet de sieraden van de overledene af en bergt deze veilig op.
2
De student verzorgt het gelaat van de overledene: –
sluit de ogen met behulp van snipperjes krantenpapier
–
doet de gebitsprothese in
–
legt een opgerolde handdoek/kinstandaard onder de kin.
3
De student verzorgt de rest van het lichaam van de overledene: –
verschoont verbanden en verbindt insteekopeningen
–
verwijdert katheters e.d.
–
brengt incontinentieverband aan
–
verzorgt nagels
–
kamt haren
–
kleedt de overledene aan.
4
De student begeleidt de familie bij het afscheid nemen van de overledene: –
geeft de familie de ruimte om alleen afscheid te nemen
–
neemt de tijd om in te gaan op emotionele reacties
–
geeft aan bij wie ze terechtkunnen met verdere vragen.
5
De student rondt de verzorging van de overledene af: –
pakt de spullen van de overledene in en maakt de kamer in orde
–
brengt de overledene naar het mortuarium met identificatiela-
–
vult de vereiste formulieren nauwkeurig in.
bel
' 3 2 ' 6 ) 8 ) * ) ) ( & % ' / 4 9 2 8 ) 2 0 ) ) 6 : 6 % + ) 2 ) 2 2 - ) 9 ; ) 0 ) ) 6 7 - 8 9 %8 - ) 7
180
:IVOSVXISFWIVZEXMIPMNWXIR
Zorg voor de oudere cliënt
%RX[SSVHIRXSIXWZVEKIR
:SSVOIRRMWXSIXWTEVEKVEEJ 1 niet waar; 2 waar; 3 niet waar; 4 niet waar; 5 niet waar; 6 waar; 7 waar; 8 waar; 9 niet waar; 10 waar; 11 niet waar; 12 niet waar; 13 waar; 14 waar; 15 waar; 16 niet waar; 17 waar; 18 waar; 19 waar; 20 niet waar; 21 niet waar; 22 niet waar; 23 niet waar; 24 waar; 25 waar.
>IPJIZEPYEXMIXSIXWTEVEKVEEJ 1 waar; 2 waar; 3 waar; 4 niet waar; 5 waar; 6 niet waar; 7 niet waar; 8 niet waar; 9 niet waar; 10 waar; 11 niet waar; 12 niet waar; 13 waar; 14 niet waar; 15 niet waar; 16 waar; 17 waar; 18 niet waar; 19 niet waar; 20 niet waar; 21 waar; 22 waar; 23 niet waar; 24 niet waar; 25 waar; 26 waar; 27 waar; 28 waar; 29 waar; 30 niet waar.
181
&VSRRIR
Achterberg, Th. van, Eliens, A.M., & Strijbol, N.C.M. (2005). Effectief verplegen 2 Dwingeloo: Kavanah. Achterberg, Th. van, Bours, G.J.J.W., & Strijbol, N.C.M. (2006). Effectief verplegen 3 Dwingeloo: Kavanah. Ackley, B.J., & Ladwig, G.B. (2006). Nursing Diagnosis Handbook. A guide to planning care. St. Louis: Mosby Elsevier. Baars, J. (2006) Het nieuwe ouder worden: paradoxen en perspectieven van leven in de tijd. Amsterdam: Humanistic University Press. Beauvoir, S. de (1969). Een zachte dood. Bussum: C. de Boer Jr. Boer, A. de (red.) (2006). Rapportage ouderen 2006. Veranderingen in de leefsituatie en in de levensloop. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Blom, M., & Werts, M. (1998). Omgaan met depressieve ouderen. Utrecht: NIZW. Broek, P., Kok, R.M., & Pot, A.M. (2001). Gedrag van slag: gedragsproblemen bij ouderen met dementie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Buijssen, H.P.J. (1999). Psychologische hulpverlening aan ouderen. Baarn: Intro. Buijssen, H.P.J. (2000). Verstoorde rouw bij ouderen: signalering en hulpverlening. Baarn: Intro. Caris-Vergallen, W.M.C.M., Gruijter, I.M. de, & Kerkstra, A. (1997). De kwaliteit van de communicatie tussen verplegende en oudere cliënten. Utrecht: NIVEL. Carpenito, L.J. (2002). Excellent verplegen. Zakboek verpleegkundige diagnosen. Groningen: Wolters-Noordhoff. CBO (2004). Preventie van valincidenten bij ouderen. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO. Dullemen, I. (1976). Vroeger is dood. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij. Eulderink, F. (2004). Inleiding in de gerontologie en geriatrie. Houten : Bohn Stafleu van Loghum.
182
&VSRRIR
Zorg voor de oudere cliënt
Feil, N. (2004). Respectvol omgaan met dementerende ouderen. Dwingeloo: Kavanah. Franssen, J. (1995). Van vroeger: levensverhalen schrijven met ouderen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Heeren, T.J., Kat M.G., & Stek, M.L. (2001). Handboek Ouderenpsychiatrie. Leusden: De Tijdstroom. Hertogh, C.M.P.M. (1999). Functionele geriatrie: probleemgerichte zorg voor chronisch zieke ouderen. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Hoogerduin, J.G., Schuursmans, M.J., Duijnstee, M.S.H., Rooij, S.E. de, & Grypdonck, M.F.H. A systematic review of predictors and screening instruments to identify older hospitalized patients at risk for functional decline. Journal of Clinical Nursing, 2006, 16, p. 46-57. Hoveling, P. (1995). De belevingsgerichte benadering van dementerende ouderen. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Jansen, M.G.M.J. De houding van eerstejaars studenten van de faculteit Gezondheidszorg tegenover ouderen. Publicatie in voorbereiding. Keizer, B. (1995). Het refrein is Hein. Dagen uit een verpleeghuis. Nijmegen: SUN. Klöters, J., & Veer, K. van der (1989). Ik zou je het liefste in een doosje willen doen. Nederlandse Chansons en cabaretliedjes 1958-1988. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar. Kort, H.S.M., & Hoof, J. van. Slim oud en actief met technologie. Hogeschool Utrecht. Lectoraat vraaggestuurde zorg. Kenniscentrum innovatie van zorgverlening. Kruk, T. van der, Salentijn, C., & Schuurman, M. (2004). Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Utrecht: LEMMA. Lenssen, P. (1998). Waardig oud worden in Nederland: allochtone ouderen in de samenleving. Utrecht: NIZW. Ligthart, G., & Vos, M. de (1997). Ouder worden, nou en? Praktische gids voor gezond ouder worden. Amsterdam: Boom. Linnemann, M.A. (2001). Eenzaam op leeftijd: interventies bij eenzame ouderen. Utrecht: NIZW. McCloskey, J.C. & Bulecheck, G.M. (2002). Verpleegkundige interventies. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Menten, J., & van Orshoven, A. (2004). Palliatieve zorg, stervensbegeleiding en rouwbegeleiding. Leuven/Voorburg: Acco. Nelissen, H. & Willemse, J. (2000). Een blijvende ontmoeting: visies en vaardigheden in het welzijnswerk met allochtone ouderen. Utrecht: FORUM. Roekel, W. van, & Swaay-Butter, M. van (1997). Invoeren en uitvoeren van bewonergerichte zorg. Hoe doe je dat? Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
183
Smit, J.H. (2001). Rondom sterven: mogelijkheden voor ondersteuning van mensen met een verstandelijke handicap als de dood in hun leven komt. Nunspeet: Stichting Philidelphia Zorg. Stikker, T.E. (2003). De samenhang tussen WGBO en de Wet BOPZ. Den Haag: Sdu uitgevers. Swaay-Butter, M.G. van, & Stikkers, C.A. (1999). Verplegen van geriatrische zorgvragers, niveau 5. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Swinnen. T. (2004). Gelukkig en zinvol ouder worden: positief omgaan met psychische problemen op oudere leeftijd. Tielt: Lannoo. TransferPunt VaardigheidsOnderwijs (2006). Werkcahier Persoonlijke hygiëne. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Verdult, R. (2003). De pijn van dement zijn: de belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag. Baarn: HBuitgevers. Verdult, R. (1997). Contact in nabijheid: snoezelen met ernstig demente mensen. Leuven/ Amersfoort: Acco. Vink, M.T., & Hoosemans, A.E.M. (2000). Gevoelens zijn tijdloos: belevingsgerichte interventie bij ouderen 2000. Houten: Hoosemans (in eigen beheer uitgegeven). Wilsbekwaamheid bij ouderen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, Themanummer 5/2002.
;IFWMXIW www.cbs.nl Voor informatie over cijfers. www.cbo.nl Een kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg. www.kenniscentrum-ouderen.nl www.kennisnetwerkvalpreventie.nl www.LEVV.nl Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging www.minvws.nl http://www.movisie.nl/ (o.a. aandacht voor Facilitair Netwerk Allochtone Ouderen) www.nhgartsennet.nl (ivm informatie over dementie etc.) www.nivel.nl Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg. www.rivm.nl Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is het onderzoeksinstituut van de overheid op het gebied van volksgezondheid en milieu. Het RIVM verricht niet alleen zelf onderzoek, maar verzamelt ook wereldwijd kennis en past die kennis toe. Het RIVM brengt jaarlijks een groot aantal rapporten en adviezen uit. http://ouderen.startkabel.nl/
184
&VSRRIR
Zorg voor de oudere cliënt
www.seniorennet.nl http://www.trimbos.nl Netherlands Institute of Mental Health and Addiction. www.uitvaart.nl http://www.verpleegkundenieuws.nl www.vilans.nl Dit kenniscentrum wil bestaande kennis over ouderen toegankelijk maken. www.vptz.nl Site van vrijwilligers palliatieve en terminale zorg. www.zonmw.nl Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.
185