Marius Duintjer [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

I

I

MARlUS

DUINTJER

ARCHITECT

P.K.A.

PENNINK

Colofon Schrijver: Prof. ir. P.K.A. Pennink Met medewerking van: - M. van Minnen (research) - ir. Anèt Meyer (research) Voorwoord: H. Salomonson, arch. b.n.a. Lay-out: J. Kostoulas Bouwkundige tekeningen: H. Winthouwer Foto's: P. Goede, F. Keuzekamp, J. Versnel, J. d'Oliveira, K.L.M . Druk: Tripiti, Rotterdam, 1986 Uitgave: Architectengroep Duintjer B.V. Amsterdam Financiële bijdrage: Prins Bernhard Fonds

Financiële bijdragen werden geleverd door: - Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur - De Nederlandsche Bank N.v. - N.v. Luchthaven Schiphol - Maatschappij tot Nut van 't Algemeen - Stichting het Amsterdamsche Fonds - Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe - Architectengroep Duintjer B.v. - Bond van Nederlandse Architecten - Gravin van Bylandt Stichting

De uitgave van dit boek valt samen met de opstelling van een tentoonstelling van het werk van de architect Marius Duintjer in de zalen van Arti et Amicitiae, juni 1986 te Amsterdam . Aan het tot stand komen van boek en tentoonstelling werkten mee: - J . Abma, deken kring Amsterdam b.n.a . - Prof. ir. P.K.A. Pennink, plv. deken kring Amsterdam b.n.a. - ir. J.H. Kramer, architect b.n.a . - J . Kostoulas, ontwerper - ir. E.G . Duintjer, b.i. Medewerking werd verleend door: - Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, Bond van Nederlandse Arch itecten - Technische Hogeschool Delft, afdeling der Bouwkunde - Architectengroep Duintjer B.v. (voormalig: Duintjer, Istha, Kramer en Van Willegen) - Mevrouw M .J . Duintjer-van der Maar - Abma + Hazewinkel + Dirks, architectuur en planning

De uitgave van dit boek kwam mede tot stand dankzij een financiële bijdrage van het Prins 8ernhard Fonds.

"/

)

n4"e'AAL çy KlfUe : BIJ,TEVotUoU.v SPOIf;. :"A4t 'fEfW. ~lEr aPt/ec r Vo. ....' ' ' l K!C(inl / "",,,SAlt'}ft; KAUt'TA4IPSf.CIV, r(">4J()A.lçE~"P 0./ M.I L/~"f. I('LE ~

c::=::J -



f= 1= ~~ I--

r-- ~

f= f= != f=

1=

~ Is

SOC ZA KEN

-

- I--

I--

BUR GERMEESTER



1

De kerken - de vier Kort na elkaar ontwierp Duintjer vier Nederlands hervormde kerken, die in beginsel tot een zelfde type kunnen worden gerekend . Ze worden wel de bungalowkerken genoemd. Het zijn de Johanneskerk in Rijswijk, de Thomaskerk in Zeist, de Sionskerk in Arnhem en ten slotte de Pinksterkerk in Amsterdam-Buitenveldert. De eerste twee werden in 1959 en 1960 ontworpen en twee jaar later gebouwd, terwijl de ontwerpen van de laatste twee uit 1962 dateren en 1963 en 1964 hun bouwjaren zijn . Hoofdkenmerk van alle vier is de betrekkelijk lage, plat afgedekte bouwmassa van de kerkzaal met haar rechthoekige plattegrond en geprononceerde dakoverstekken en de lage aanbouw met daarin de bijruimten . Verschillend zijn uiteraard de situering, indeling en het materiaalgebruik. De Rijswijkse Johanneskerk ligt in een royale, aan één zijde door water begrensde groenstrook, die rondom is omgeven door woonbebouwing van drie en vier lagen met een kap. In de toelichting bij een publikatie van deze kerk noemt Duintjerdrie ontwerpuitgangspunten : - een niet-dominerend karakter van het kerkgebouw in de omgeving, - een mobiele opstelling van kansel, avondmaalstafel en doopvont, - de ligging van de bijruimten als inleiding tot de kerk. De kerk zou volgens hem in de omgeving niet mogen overheersen heel anders dus dan in bijvoorbeeld Schildwolde - noch qua bouwmassa, noch door een te sterk persoonlijk getinte vorm . Ook in het interieur was zijn streven gericht op een ingehouden ruimtevorm; de binnenruimte moest niet veel meer zijn dan "een licht-omsluiting, een aanduiding van de plaats waar de dienst gehouden wordt. In het diffuse licht van deze binnenruimte is de plaatsing van kansel, avondmaalstafel, doopvont en de ruimte voor de gemeente veranderlijk".* Het principe van de bijruimten als inleiding tot de kerk werd door Duintjer gemotiveerd met een verwijzing naar de plaats van de kerk in de wereld. De inleiding zou erde bouwkundige uitdrukking van zijn; geen toegang, maar verbinding van wereld en kerk. Tenminste zo belangrijk is het ruimtelijk effect van de indirecte benadering van de kerkzaal - buiten en binnen . Dat gebeurt via een aantal richtingsveranderingen, als gevolg waarvan steeds andere onderdelen van de kerk in beeld komen : achtereenvolgens de bouwmassa van de kerkzaal met haar uitkragende spanten en witte vensters, de lage aanbouw, het groene atrium, het summier door een pergola aangeduide entreegebied, de entree zelf, de ontmoetingsruimte, door grote puien opnieuw het atrium, maar nu van binnenuit, en tenslotte het hoofdmoment, de heldere "lichtontsluiting" van de kerkzaal. Elke monumentaliteit, elke zweem van symmetrie is aan deze benadering 65

66

67

vreemd. Wel is er sprake van een onnadrukkelijke, maar tegelijk door haar opeenvolging van taferelen, weloverwogen geleidelijkheid, die overeenkomsten vertoont met de omtrekkende ontsluitingswijze in de zeventiende-eeuwse Japanse Sukija-architectuur. Duintjer heeft dus niet gekozen voor de op het eerste oog misschien meer voor de hand liggende en zeker meer economische ontsluiting via het atrium . Bij de gekozen planorganisatie bood de situatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten en hij zou dan hebben moeten afzien van de in potentie schilderachtige beeldsequentie, waarvoor hij een grote gevoeligheid bezat en waar hij in veel van zijn ontwerpen ook naar streefde. De door Duintjer ontworpen ruimtelijke afwisseling gaat gepaard met een planorganisatie van grote directheid en soberheid. Een L-vormig, laag en eveneens plat afgedekt bouwvolume omvat het groene atrium en vindt via het lange been aansluiting op de kerkzaal. Aan de brede hoofdgang, tevens ontmoetingsruimte, en een smalle zijgang liggen de nevenruimten. De kerkzaal is door een schuifwand deelbaar, zodat, naar verkiezing, de dienst in een grote of kleine ruimte kan worden gehouden. In het laatste geval dient het gesloten vlak in de noordoostgevel als achtergrond voor het liturgisch centrum. In de ongedeelde ruimte was eerst voorzien in de plaatsing van kansel, avondmaalstafel en doopvont voor de lichte noordwestgevel. Daarbij werd echter de oppervlaktehelderheid van de ramen, bezet met dubbel glas, waartussen glasvlies, onderschat en bleek de noodzaak om de opstelling voor de gedeelde ruimte als een permanente te aanvaarden . De mobiliteit van het liturgisch centrum bood toen dus uitkomst. De gevels vertonen een vergelijkbare sobere opzet als de pIanorganisatie. Gesloten vlakken van baksteen metselwerk en glaspuien wisselen elkaar af. In de laagbouw zijn de puien van hout, in een regelmatige verdeling met grote maten, in de kerkzaal van beton in de karakteristieke vierkantverdeling van ongeveer 0,80 x 0,80 m . Kenmerkend zijn ook de dakoverstekken met het dunne, plaatvormige dakvlak en de daarin zichtbare draagconstructie, een thema dat Duintjer al in zijn allereerste werk, onder andere in Meindersveen, gebruikte . Om de alzijdigheid van het overstek te bewerkstelligen veroorloofde hij zich de vrijheid van het toepassen van spant en halfspant, alsof het een ruimtelijk en richtingloos systeem was. Evenals in zijn andere werk benaderde hij daarbij de draagconstructie op een onbevangen wijze. Hij aanvaardde haar als richtinggevend voor ruimte en vorm . Maar, wars van dogmatiek, behield hij zich het recht voor om ervan af te wijken als ruimte en vorm dat naar zijn idee eisten .

68

Johanneskerk te Rijswijk

rr- ~ r-

-

~lt.oJ·Mre

=. ~

I

Httttil l ONTMCE.'T"' ..

~

YEtt:&A.tE-=It.UIMTE

I~~ O T~~

_-= . . 'MTE"

l> ...t>MINI!!oT1'tAT'E

.

(

-~

I