Een patiënt met ADHD: in de huisartspraktijk [1 ed.] 978-90-313-8254-5, 978-90-313-8255-2 [PDF]

ADHD wordt vaak geassocieerd met een stoornis die alleen bij kinderen voorkomt, en met name het drukke gedrag wordt als

136 35 490KB

Dutch Pages 71 [76] Year 2010

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD PDF FILE

Table of contents :
Front Matter....Pages 1-9
1 Kenmerken van ADHD....Pages 10-22
2 Diagnostiek....Pages 23-34
3 Oorzaken....Pages 35-41
4 Gevolgen....Pages 42-48
5 Adviezen aan de patiënt....Pages 49-60
6 Farmacotherapie....Pages 61-65
7 Psychologische behandelvormen....Pages 66-69
Back Matter....Pages 70-79
Papiere empfehlen

Een patiënt met ADHD: in de huisartspraktijk [1 ed.]
 978-90-313-8254-5, 978-90-313-8255-2 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Een patiënt met ADHD

Een patiënt met ADHD in de huisartspraktijk

Maura Beenackers en Fiona Kat

Houten 2011

© 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 8254 5 NUR 870 Ontwerp omslag: Nanja Toebak, Den Bosch Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Cross Media Solutions – Ten Brink, Alphen aan den Rijn

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl

Inhoud

Over de auteurs 7

7

Woord vooraf 9

9

1

Kenmerken van ADHD 10

10

2

Diagnostiek 23

23

3

Oorzaken 35

35

4

Gevolgen 42

42

5

Adviezen aan de patiënt 49

49

6

Farmacotherapie 61

61

7

Psychologische behandelvormen 66

66

Literatuur 70

70

Adressen en websites 72

72

74 Bijlage Zelf-rapportage vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit voor volwassenheid en kindertijd

74

Register 78

78

Over de auteurs

Drs. Maura Beenackers werkt als gezondheidszorgpsycholoog bij het Centrum ADHD Volwassenen van Altrecht te Nieuwegein. Zij houdt zich bezig met de diagnostiek en behandeling van volwassenen met ADHD. Daarnaast verzorgt zij binnen Altrecht het onderwijs aan de artsen. Tevens geeft zij onderwijs aan de GZ-opleiding van de RINO Groep te Utrecht over ADHD bij volwassenen. Ten slotte geeft zij coaching aan volwassenen binnen haar eigen praktijk. Drs. Fiona Kat werkte voorheen als psycholoog bij het Centrum ADHD Volwassenen van Altrecht. Sinds januari 2009 werkt zij als gezondheidszorgpsycholoog in opleiding bij Reade revalidatie/reumatologie te Amsterdam. Zij houdt zich bezig met de diagnostiek en behandeling van mensen met diverse psychische stoornissen. Ook geeft zij onderwijs aan de GZ-opleiding van de RINO Groep te Utrecht over ADHD bij volwassenen.

Woord vooraf

Sinds een aantal jaren is bekend dat ADHD niet alleen bij kinderen maar ook bij volwassenen voorkomt. Helaas wordt de diagnose ADHD bij volwassenen soms pas laat gesteld, meestal door een gebrek aan kennis over de uitingsvormen. ADHD wordt niet alleen gekenmerkt door hyperactiviteit en impulsiviteit, maar vooral door problemen met het richten en volhouden van de aandacht. ADHD gaat vaak gepaard met veel problemen en daarom is een snelle herkenning van de stoornis en een goede verwijzing naar de GGZ van essentieel belang. De huisarts speelt hierin een cruciale rol. In dit boek schetsen we een beeld van de kenmerken, diagnostiek, oorzaken en gevolgen van ADHD. We beschrijven praktische adviezen voor de patiënt en daarnaast de verschillende behandelvormen. Het boek bevat voorbeelden en citaten van mensen met ADHD. Deze voorbeelden zijn gebaseerd op de verhalen die we in onze eigen behandelpraktijk gehoord hebben. Graag willen we José Konings en Pauline de Graaf, beiden werkzaam als huisarts en docent aan de huisartsenopleiding te Utrecht, hartelijk bedanken voor hun ideeën en kritische noten. Voor de adviezen over farmacotherapie zijn we Jan Willem Waterreus (psychiater) en Leonieke Schonebaum (psychiater) zeer erkentelijk. Fiona Kat en Maura Beenackers Amsterdam/Utrecht, najaar 2010

Kenmerken van ADHD

1.1

1

Inleiding

ADHD staat voor ‘attention deficit hyperactivity disorder’ ofwel aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Het bekendste beeld van iemand met ADHD is dat van een druk, impulsief en onhandelbaar jongetje, een ‘stuiterbal’ die niet te handhaven is. Vroeger dacht men dat kinderen er vanzelf overheen groeiden in de puberteit. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat dit niet zo is: 30-50% van de kinderen houdt klachten als ze volwassen zijn. In dit boek beschrijven we het beeld bij volwassenen.

‘Het is alsof je door de regen rijdt zonder ruitenwisser, alles komt op je af.’ ‘Mijn hoofd is als een motor; terugschakelen lukt echter niet, de motor blijft op volle toeren doorlopen.’ ‘Het lijkt vaak alsof mijn gedachten supersnelle rondjes draaien in mijn hoofd en niet meer kunnen stoppen.’

Voor mensen met ADHD is het filteren van informatie en het remmen van gedrag moeilijk. Hierdoor lopen ze dagelijks tegen problemen aan op het gebied van studie, werk, sociale contacten en relaties. De hoofdkenmerken van ADHD zijn aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit zijn lastige kenmerken, omdat we allemaal wel eens vergeetachtig, onrustig of impulsief zijn. Je gaat bijvoorbeeld boodschappen doen na een drukke werkdag en blijkt bij thuiskomst de helft vergeten te zijn. Iedereen heeft wel van die dagen dat het hoofd vol zit met alle dingen die nog gedaan moeten worden.

1

Kenmerken van ADHD

De meeste mensen lukt het wel om een planning te maken en belangrijke taken af te ronden. Voor mensen met ADHD is dat echter een hele opgave. Ze kunnen moeilijk prioriteiten stellen en worden constant afgeleid door prikkels uit de omgeving. Hierdoor voelen ze zich innerlijk opgejaagd en komen ze voortdurend tijd te kort. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven. Mensen lopen steeds tegen dezelfde problemen aan, zonder te begrijpen waarom. Vaak heeft dit een negatief zelfbeeld en stemmingsproblemen tot gevolg. Het is dan ook belangrijk om ADHD vroeg te signaleren, want er zijn goede behandelmogelijkheden. Meer kennis over ADHD kan een hoop leed voorkomen. 1.2

Kenmerken

De drie hoofdkenmerken van ADHD zijn: aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit. Hieronder volgt een algemeen beeld van de kenmerken. Het is daarbij belangrijk te bedenken dat geen twee patiënten hetzelfde zijn. De manier waarop de kenmerken zich uiten is bij iedereen met ADHD anders. aandachtsproblemen Wie de term aandachtstekortstoornis heel letterlijk neemt, zou kunnen denken dat iemand met ADHD niet voldoende aandacht kan opbrengen. Dit klopt slechts gedeeltelijk; het aandachtsprobleem kan beter gezien worden als moeite hebben met het richten en volhouden van de aandacht, wat tot concentratieproblemen leidt. Mensen met ADHD slagen er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details, of ze maken achteloos fouten bij hun werk of andere activiteiten. Wanneer een taak de interesse heeft of spannend is, lukt het meestal wel om hier de aandacht op te richten. Soms raken mensen dan echter overgeconcentreerd en kunnen ze niet meer stoppen met de activiteit. Dit wordt hyperfocus genoemd. Een voordeel hiervan kan zijn dat iemand uitblinkt in activiteiten die zijn interesse hebben, doordat hij er helemaal voor gaat en niet stopt voordat het af is.

Saskia: ‘Ik ben modeontwerpster en kan uren achter mijn naaimachine zitten. Het lijkt dan alsof de wereld om me heen verdwijnt en de tijd stilstaat. Als mijn vriend dan iets vraagt, hoor

11

12

Een patiënt met ADHD

ik hem niet of reageer ik heel bot. Daar heb ik later altijd spijt van.’

Mensen met ADHD raken gemakkelijk afgeleid, zowel door prikkels in de omgeving - zoals het geluid van een telefoon of muziek - als door hun eigen gedachten. Hierdoor is het erg moeilijk om taken af te maken en blijven veel dingen liggen. Een ander gevolg is dat informatie moeilijk doordringt. Hierdoor lijkt het alsof iemand niet luistert en dit geeft problemen op sociaal gebied. Ook stellen mensen met ADHD taken vaak eindeloos uit. Ze zijn niet goed in het maken van een planning of hebben moeite zich eraan te houden. Dagelijkse routineklussen, zoals het bijhouden van de administratie, zijn een hele opgave. Mensen hebben weinig greep op de tijd en de dingen die ze nog moeten doen. Daarnaast zijn veel mensen met ADHD chaotisch en vergeetachtig. Ze raken spullen kwijt of vergeten afspraken. Kortom, het overzicht ontbreekt. Mensen met ADHD lijken een andere manier van denken te hebben. Hun gedachten gaan vaak razendsnel en van de hak op de tak, waardoor een ander het niet altijd kan volgen. Hierdoor zijn ze echter ook heel creatief en vindingrijk. Ze komen op oplossingen waaraan anderen nooit gedacht zouden hebben.

1

Kenmerken van ADHD

hyperactiviteit Bij hyperactiviteit functioneert de ‘rem’ op gedrag en gedachten niet goed. Dit uit zich bijvoorbeeld in lichamelijke onrust, zoals moeite met stilzitten en dingen in een hoog tempo doen. Soms is dat duidelijk zichtbaar voor anderen, bijvoorbeeld wanneer iemand voortdurend opstaat, onrustig met zijn benen beweegt of aan één stuk door praat. Bij volwassenen is het soms minder zichtbaar en uit het zich subtieler, bijvoorbeeld wanneer iemand zit te friemelen. Veel volwassenen met ADHD ontwikkelen strategieën om hun onrust kwijt te raken of ze houden zich in. Dit heeft soms lichamelijke spanningsklachten tot gevolg.

Michiel: ‘Ik zit nooit stil, maar dat heeft niemand in de gaten. Ik krom mijn tenen in mijn schoenen of ik span ongezien de spieren in mijn benen aan.’

Ook kan hyperactiviteit leiden tot innerlijke rusteloosheid. Iemand is dan geen drukke prater of doener, maar is met name in zijn hoofd onrustig. Hij voelt zich constant opgejaagd, er is altijd wel wat te doen en tijd is kostbaar. Gedachten gaan heen en weer en zijn moeilijk te stoppen. Dit heeft vaak inslaapproblemen tot gevolg. Mensen met ADHD ontspannen zich veelal op een andere manier dan mensen zonder ADHD. Ontspanning wordt bijvoorbeeld gevonden in lichamelijke activiteiten, zoals fanatiek sporten of het opzoeken van drukte of activiteiten die spannend zijn. Rustig ontspannen, bijvoorbeeld met yoga of het lezen van een boek, is meestal niet geschikt voor mensen met ADHD. Soms worden ze er juist onrustiger van. Hyperactiviteit heeft zowel voordelen als nadelen. Een voordeel is meer gedaan krijgen in minder tijd en activiteiten extra lang volhouden. Een nadeel is uitgeput raken. impulsiviteit Veel mensen met ADHD zijn impulsief: ze voeren de ideeën die ze hebben meteen uit. Ze zijn bezig met een taak, maar reageren impulsief op prikkels die voorbijkomen (een sms, e-mail of telefoontje) waardoor ze afgeleid raken van de taak waar ze mee bezig zijn.

13

14

Een patiënt met ADHD

Impulsiviteit kan zich ook uiten in de manier waarop iemand praat. De zogenaamde flapuit geeft al antwoord voordat de vraag gesteld is. Mensen zijn vaak direct en eerlijk en zeggen wat ze vinden. Ongeduld is ook een vorm van impulsiviteit. Mensen met ADHD hebben vaak moeite met wachten. Ze reageren geïrriteerd wanneer ze moeten wachten in de rij voor de kassa, als de trein vijf minuten vertraging heeft of als de automobilist voor hen niet snel genoeg rijdt. In hun ogen doen andere mensen dingen veel te langzaam, waardoor ze de neiging hebben het over te nemen. Veel mensen met ADHD onderbreken anderen vanuit ongeduld of omdat ze bang zijn te vergeten wat ze wilden zeggen. Impulsief gedrag kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Positieve gevolgen zijn eerlijkheid, enthousiasme, humor, flexibiliteit en spontaniteit. Het leven van iemand met ADHD is soms een stuk spannender, doordat hij in allerlei onverwachte situaties verzeild raakt.

De partner van een patiënt met ADHD zei ooit: ‘Onze relatie is nooit saai, elke week verrast hij me weer met spontane uitjes.’

Negatieve gevolgen zijn schulden, conflicten en veel wisselingen in relaties en/of banen doordat men snel verveeld raakt. Bovendien verhoogt impulsiviteit het risico op verslaving. 1.3

Drie typen ADHD

In de geestelijke gezondheidszorg wordt gebruikgemaakt van de Diagnostic and statistical manual of mental disorders ofwel de DSM-IV-TR (American Psychiatric Association, 2001). Dit is een overzicht van alle psychiatrische stoornissen, met de daarbij horende symptomen. De drie hoofdkenmerken van ADHD worden in de DSM-IV-TR in twee symptoomclusters onderverdeeld: aandachtsproblemen en hyperactiviteit/impulsiviteit. Deze symptomen kunnen in verschillende mate voorkomen, zodat er drie typen ADHD worden onderscheiden.

1

Kenmerken van ADHD

type 1: het gecombineerde type Bij het gecombineerde type is er sprake van symptomen uit beide clusters, dus zowel aandachtsproblemen als hyperactiviteit/impulsiviteit. Dit type komen we in de hulpverleningspraktijk het meeste tegen.

Op het spreekuur meldt zich Peter, een 27-jarige man die in de bouw werkt. Peter voelt zich de laatste tijd steeds minder lekker in zijn vel zitten, doordat hij bepaalde dingen niet op orde krijgt. Hij heeft twee jaar geleden een huis gekocht, maar komt er niet toe bepaalde klussen aan te pakken. Hij moet nog steeds verven, plinten leggen en de badkamer verbouwen. Elke dag denkt hij: nu ga ik beginnen, maar als hij thuiskomt na een dag werken stapt hij liever op de motor dan dat hij de verfkwast ter hand neemt. Zijn administratie is een puinhoop. Alle papieren liggen op een hoop en hij stelt het uit om ze netjes op te bergen. Hij heeft al vaak herinneringen gehad van rekeningen die niet betaald zijn. Tot twee jaar geleden woonde hij nog thuis en hoefde hij zich nergens druk om te maken. Zijn moeder zorgde voor zijn natje en zijn droogje. Ook nu gaat hij nog driemaal per week eten bij zijn ouders, die vijfhonderd meter verderop wonen. Peter vindt zichzelf gemakzuchtig en vraagt zich af wat er met hem aan de hand is. Hij kan goed beschrijven waar hij tegenaan loopt. Het valt op dat hij zeer snel en met veel woorden spreekt. Hij is erg onrustig en neemt tijdens het gesprek vaak een andere houding aan.

Bij doorvragen naar de reden van het niet aanpakken van klussen in huis vertelt Peter dat hij zijn hele leven al concentratieproblemen ervaart. Ook is hij erg onrustig en doet hij alles het liefst in een hoog tempo. Hij heeft weinig geduld en kan zich alleen focussen op dingen die snel gaan of spannend zijn, zoals motorrijden. Taken in huis vervelen hem snel: als hij eraan begint, gaat hij na vijf minuten over op iets anders. Hij raakt afgeleid door elk geluid of beeld dat voorbijkomt.

15

16

Een patiënt met ADHD

De huisarts ziet voldoende aanwijzingen om Peter door te verwijzen voor een ADHD-onderzoek. De diagnose ‘ADHD, gecombineerde type’ wordt inderdaad gesteld. type 2: het onoplettende type Het onoplettende type wordt in de volksmond ook wel ADD genoemd. De aandachtsproblemen staan op de voorgrond en de symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit zijn minder aanwezig. Deze mensen hebben veel moeite om zich te concentreren, ze zijn dromerig, afwezig, chaotisch en vergeetachtig, maar niet druk of ongeduldig.

Maria is een studente die op kamers woont. Ze wordt wakker, kijkt om zich heen en denkt vrolijk: vandaag ga ik eens écht goed beginnen. Ze maakt een lijst die al gauw twintig punten bevat. Haar kleding en boeken liggen in stapels over de vloer, er moeten boodschappen gedaan worden, ze moet al dagen de tandarts bellen, de afwas stapelt zich op en ze moet ook nog studeren. Het is moeilijk te bepalen waarmee ze moet beginnen. Dan belt een studiegenoot met de vraag of ze al klaar is met haar deel van de opdracht voor morgen. Maria schrikt: is het al zover? Ze dacht nog genoeg tijd te hebben. Ze start haar computer op en wil gaan typen, maar wordt afgeleid door een binnenkomende e-mail, waarin een link staat naar een muzieksite. Ze besluit een fotocompilatie met muziek te maken van haar vakantie met haar huisgenoten. Daar gaat ze helemaal in op; ze kan niet wachten tot haar huisgenoten thuiskomen. Wanneer een huisgenoot haar op de schouders tikt en vraagt waarom ze nog niet aan het koken is, kijkt ze op de klok om te ontdekken dat het opeens drie uur later is. Ze heeft niemand binnen horen komen. Haar huisgenoot is geïrriteerd en snapt niet dat Maria het op haar vrije dag niet eens voor elkaar krijgt om te koken. Blijkbaar was ze er te lui voor, want ze had immers wel tijd voor de fotocompilatie. Ook Maria’s studiegenoten zijn boos omdat ze haar deel van de opdracht niet opgestuurd heeft.

1

Kenmerken van ADHD

Maria meldt zich op het spreekuur omdat ze vastloopt in haar leven. Niet alleen haar studie verloopt moeizaam, ook op andere gebieden ervaart ze problemen. Het organiseren van het dagelijks leven is een hele opgave voor haar. Maria heeft niet eens zo’n druk sociaal leven, maar het plannen van sociale activiteiten, huishoudelijke taken en studieopdrachten is elke dag een puzzel. Prioriteiten stellen lukt niet: ze doet wat het makkelijkste is en stelt moeilijke taken uit. Pas als ze een deadline heeft, begint ze met studeren. Hierdoor heeft ze inmiddels een flinke achterstand opgelopen. Een vriendin wees haar op ADD, en toen ze op internet de symptomen las, voelde het alsof haar leven werd beschreven. type 3: het hyperactieve-impulsieve type Bij de derde variant staan juist de hyperactiviteit en impulsiviteit op de voorgrond. Deze mensen zijn heel druk, constant bezig, praten aan één stuk door en zitten nooit stil. De aandachtsproblemen zijn minder aanwezig. Dit type komen we in de hulpverleningspraktijk niet vaak tegen. Dat komt waarschijnlijk doordat deze mensen als volwassene minder tegen problemen aanlopen. Het is over het algemeen makkelijker te leven met hyperactiviteit dan met aandachtsproblemen. Zeker wanneer het lukt om een baan te zoeken waarin de hyperactiviteit een voordeel kan zijn of waarin iemand constant geprikkeld wordt.

17

18

Een patiënt met ADHD

Evert is 46 jaar en gaat met zijn gezin kamperen. Op de dag van vertrek staat hij al om 5.00 uur ongeduldig naast zijn bed: hij kan niet wachten om te vertrekken. Zijn vrouw probeert overzicht te houden over de spullen die door Evert haastig zijn ingepakt en driftig naar de auto gedragen worden. Bepakt en bezakt kunnen ze eerder dan gepland vertrekken, maar dan zijn de autosleutels zoek. Uiteindelijk vindt zijn vrouw die in Everts jaszak. Op de camping aangekomen gaat Evert meteen aan de slag. In een mum van tijd liggen alle spullen uit de auto verspreid over de grond en begint hij met het opzetten van de tent. Voor anderen is zijn volgorde van doen onbegrijpelijk, maar hij krijgt het kampement razendsnel op orde. Na een dag weet iedereen op de camping wie Evert is. Hij helpt nieuwkomers ongevraagd bij het opzetten van hun tent. Hij babbelt vrolijk met mensen tijdens de afwas en schrijft zich in voor elke activiteit. Hij komt wel vaak te laat, want hij wil aan alles meedoen. Wanneer Evert ’s avonds voldaan in bed ligt, begint het plotseling flink te waaien. Na een rukwind ligt de familie ineens in de buitenlucht: Evert blijkt vergeten de tent vast te zetten met scheerlijnen.

Evert heeft het hyperactieve-impulsieve type ADHD maar heeft daar zelf weinig last van. Hij zal zich dan ook niet snel melden op het spreekuur. Mogelijk heeft zijn omgeving wel last van zijn tomeloze energie. Zijn vrouw vraagt zich af of Evert zich niet uitput en maakt zich zorgen om de toekomst. Wanneer zijn vrouw het vraagt wil Evert wel mee naar de huisarts om het te bespreken. Tijdens het spreekuur blijkt dat Evert als kind onhandelbaar was voor zijn ouders. Er waren veel problemen thuis en op school. Evert heeft zijn leven nu echter goed op orde. Hij heeft een leuke baan, hij sport driemaal per week en zijn gezinsleden accepteren hem zoals hij is. Aangezien er op dit moment geen sprake is van disfunctioneren, is een doorverwijzing niet op zijn plaats.

1

Kenmerken van ADHD

1.4

Prevalentie

Uit onderzoek blijkt dat ADHD voorkomt bij 3-5% van de kinderen in de basisschoolleeftijd. Bij 50% persisteert ADHD in de adolescentie en bij 30% persisteert het in de volwassenheid. Dit betekent dat ADHD bij 1-2% van de volwassenen in de algemene bevolking voorkomt (Kooij, 2002). Een prevalentie van minimaal 1% in de algemene bevolking betekent dat er in een gemiddelde huisartsenpraktijk van 2.400 patiënten dus minimaal 24 volwassen patiënten met ADHD zullen zijn. In de psychiatrische hulpverlening is het aantal patiënten met ADHD uiteraard groter. In Amerikaans onderzoek werd een prevalentie van 4,7% gevonden, dus iets meer dan in Nederland (Kooij, 2002). Uit een internationaal bevolkingsonderzoek in 2007, uitgevoerd in tien landen in Amerika, Europa (waaronder Nederland en België) en het Midden-Oosten, bleek een geschatte gemiddelde prevalentie van 3,4% in de onderzochte leeftijdsgroep (spreiding 1,2-7,3%). Voor Nederland werd een prevalentie van 5,0% gevonden, voor België 4,1%. ADHD werd minder frequent vastgesteld in ontwikkelingslanden (1,9%) dan in westerse landen (4,2%). ADHD komt dus in alle werelddelen voor en de prevalentie is fors (Carpentier, 2007). mannen en vrouwen De gegevens over de verschillen tussen mannen en vrouwen wisselen per onderzoek. Kooij (2006) beschrijft in haar artikel een epidemiologisch onderzoek bij volwassenen, waarbij de prevalentie tussen beide geslachten ongeveer gelijk is. In het genoemde internationale bevolkingsonderzoek uit 2007 concludeert men dat ADHD vaker bij mannen dan bij vrouwen voorkomt (M:V = 1,5:1; Carpentier, 2007). De variatie in prevalentiecijfers is voornamelijk toe te schrijven aan methodologische verschillen tussen de onderzoeken (Verhulst, 2006). jongens en meisjes De gegevens over de prevalentie bij jongens en meisjes wisselen eveneens. Buitelaar en Kooij (2000) spreken van een geslachtsverhouding van J:M = 2:1 tot 3:1 in bevolkingsonderzoek. Jongens met ADHD hebben door de sterkere samenhang met agressief gedrag een grotere kans te worden doorverwezen voor onderzoek dan meisjes.

19

20

Een patiënt met ADHD

Ook in de multidisciplinaire richtlijn (Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ, 2005) staat beschreven dat ADHD meer voorkomt bij jongens dan bij meisjes. De richtlijn noemt ook een verhouding van J:M = 2:1 tot 3:1. Bij kinderen die in behandeling zijn, zou de verhouding zelfs J:M = 5:1 zijn. De prevalentie is bij kinderen dus anders verdeeld dan bij volwassenen. Dit lijkt bijzonder omdat ADHD een ontwikkelingsstoornis is die niet pas op volwassen leeftijd ontstaat. Hiervoor zijn twee verklaringen te bedenken: 1 jongens groeien vaker over de stoornis heen dan meisjes, en 2 er is sprake van onderdiagnostiek bij meisjes. De laatste verklaring lijkt de meest logische. Zoals gezegd, hebben meisjes minder last van hyperactiviteit en agressief of storend gedrag. Meisjes hebben vaker het onoplettende type (zie paragraaf 1.3). Dit type wordt minder snel herkend dan het hyperactieve of gecombineerde type, doordat de klachten en problemen meer naar binnen gericht zijn (afdwalen, dromerig zijn) in plaats van naar buiten zoals bij jongens (druk en storend gedrag). 1.5

Verschillen tussen kinderen en volwassenen

De diagnose ADHD wordt bij volwassenen wel eens over het hoofd gezien, doordat de volwassene niet voldoet aan het typische beeld dat er van kinderen met ADHD bestaat. Kinderen hebben in vergelijking met volwassenen meer last van hyperactief/impulsief gedrag, terwijl volwassenen vaker last hebben van de innerlijke onrust en aandachtsproblemen. De lichamelijke onrust die kinderen veelal vertonen slaat op volwassen leeftijd als het ware naar binnen, waardoor volwassenen vooral een innerlijk opgejaagd gevoel ervaren. Er zijn ook volwassenen die wel veel last blijven houden van hyperactief gedrag, maar zij weten er vaak beter mee om te gaan dan kinderen. Ze sporten intensief of zoeken andere (spannende) activiteiten waarbij ze hun onrust kwijt kunnen. De aandachtsproblemen staan bij volwassenen dan ook meer op de voorgrond (Buitelaar & Kooij, 2000).

1

Kenmerken van ADHD

Gunstige factoren in de kindertijd - zoals een geringe ernst, weinig of geen comorbiditeit, weinig psychosociale risicofactoren en geen familiaire belasting - hangen samen met een gunstig beloop in de volwassenheid (Biederman e.a., in Kooij, 2006). 1.6

Overige problemen naast ADHD

Mensen met ADHD hebben vaak allerlei bijkomende problemen zoals slaapproblemen, verhoogde prikkelbaarheid, stemmingswisselingen en dyslexie. slaapproblemen Veel mensen met ADHD hebben slaapproblemen, vaak al vanaf de kindertijd. Het gaat daarbij zowel om inslaap- als doorslaapproblemen. De inslaapproblemen worden veelal veroorzaakt door onrustige gedachten in het hoofd, de dag niet rustig kunnen afsluiten, lichamelijke gespannenheid of een onregelmatig dag-nachtritme. Veel mensen met ADHD zijn nog niet moe om 23.00 uur en gaan pas naar bed als ze wel moe zijn, wat vaak laat in de nacht is. Men vermoedt dat bij mensen met ADHD het lichaamseigen hormoon melatonine ook een belangrijke rol speelt. Melatonine is het hormoon dat de biologische klok en het dag-nachtritme regelt. Een verstoorde melatoninebalans zou de oorzaak kunnen zijn van verschillende slaapstoornissen. Wanneer de melatonineproductie ’s avonds te laat op gang komt, kan dit leiden tot een verlate slaapstoornis (ofwel ‘delayed sleep phase syndrome’). Op het tijdstip dat men normaal gesproken naar bed gaat, heeft het brein dan nog niet voldoende melatonine afgescheiden. Het innemen van melatonine in de juiste hoeveelheid en op het juiste tijdstip kan helpen om het verstoorde slaappatroon te doorbreken (Kooij, 2007). De dosering bij volwassenen is: 2 mg per dag, innemen 1-2 uur voor het slapen gaan en na het eten van wat voedsel. De dosis moet gedurende drie weken worden gehandhaafd (zie het Farmacotherapeutisch kompas). prikkelbaarheid en stemmingswisselingen Mensen met ADHD geven vaak aan verhoogd prikkelbaar te zijn. Een reden daarvoor is dat ze alle prikkels uit de omgeving opmerken. Ze raken gemakkelijk afgeleid door externe prikkels en worden op die manier steeds uit hun concentratie gehaald. Dat is erg vervelend als iemand al veel moeite heeft om te focussen. Deze verhoogde prikkel-

21

22

Een patiënt met ADHD

baarheid gaat vaak samen met stemmingswisselingen. Dit zijn kortdurende wisselingen in de stemming die meermalen per dag kunnen voorkomen. De stemming wisselt snel en meestal zonder duidelijke aanleiding. Mensen met ADHD hebben hier vaak al hun hele leven last van. Bij sommige mensen loopt de irritatie zo hoog op dat ze woede-uitbarstingen krijgen of zelfs agressief worden. dyslexie Dyslexie is een leerstoornis waarbij problemen optreden bij het lezen en schrijven, zonder dat dit valt te verklaren uit gebrekkig onderwijs, slechte ogen of een matige intelligentie. Mensen met dyslexie hebben leren lezen, maar blijven altijd moeite houden met technisch lezen (niet-begrijpend lezen). Het lezen gaat niet vloeiend, kost veel concentratie en gaat vaak trager. Men denkt dat naar schatting 20% van de mensen met ADHD tevens dyslexie heeft. Een mogelijke verklaring is dat ADHD en leerstoornissen dezelfde genetische kwetsbaarheid delen (Taylor e.a., 2005). Bij beide stoornissen is er sprake van een probleem met de informatieverwerking in de hersenen, maar het zijn wel twee aparte stoornissen. Soms zijn ADHD en dyslexie moeilijk uit elkaar te houden: heeft iemand moeite met geconcentreerd lezen doordat het lezen zelf moeilijk gaat of doordat er sprake is van een aandachtstekort? Dat is niet altijd duidelijk.

2

Diagnostiek

2.1

Inleiding

De diagnostiek van ADHD bij volwassenen is ingewikkeld om verschillende redenen. Ten eerste gaat ADHD vaak samen met andere stoornissen, en ten tweede kunnen de symptomen van ADHD erg lijken op de symptomen van een andere stoornis. Dit maakt het stellen van de juiste diagnose lastig. Een uitgebreid onderzoek, uitgevoerd door specialisten, is daarom noodzakelijk. 2.2

DSM-IV-TR-criteria

In het kader hieronder staan de DSM-IV-TR-criteria voor ADHD (American Psychiatric Association, 2001). Deze zijn oorspronkelijk opgesteld voor kinderen. De cursieve tekst is een aanvulling voor wat betreft de symptomen bij volwassenen.

De DSM-IV-TR en ADHD Aandachtstekort a Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten. Of verliest zich juist in details of is overmatig precies. b Heeft vaak moeite de aandacht bij taken (of spel) te houden. Of er is juist tijdelijke overconcentratie/hyperfocus (niet kunnen stoppen met bepaalde activiteiten). Kan niet lang lezen of alleen concentratie opbrengen wanneer het onderwerp erg interessant is. Reageert geprikkeld wanneer hij gestoord wordt in de concentratie.

24

Een patiënt met ADHD

c Lijkt vaak niet te luisteren als hij direct aangesproken wordt. Heeft moeite met luisteren, met het laten doordringen van informatie. d Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk of karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen. Heeft moeite met dingen afmaken, stelt taken eindeloos uit, gaat van de ene activiteit over op de andere. e Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten. Kan slecht plannen, organiseren en kiezen. Of kan wel een planning maken, maar houdt zich er niet aan. Kan hoofd- en bijzaken niet onderscheiden. f Vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen (zoals school- of huiswerk). Hierbij hoort ook snel afgeleid zijn, zich slechts kunnen concentreren als iets erg interessant is. Onvermogen tot het verrichten van dagelijkse routineklussen, zoals administratie bijhouden. Verliest snel de interesse in werk of hobby en haakt dan af. g Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap). Mobiele telefoon, sleutels, agenda, enzovoort. h Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels. Is snel afgeleid door inwendige prikkels (gedachten). Is snel verveeld. Maakt werk niet af, doordat hij wat anders gaat doen. i Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden. Is chaotisch, komt te laat en maakt dubbele afspraken. Heeft problemen met het kortetermijngeheugen, vergeet wat hij eigenlijk moest doen. Hyperactiviteit a Beweegt vaak onrustig met handen en voeten, draait in zijn stoel. Friemelt. b Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat hij op zijn plaats blijft zitten. Heeft moeite met stilzitten, moet bijvoorbeeld steeds even lopen om wat te pakken. c Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij volwassenen kan dit beperkt zijn tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid). Heeft een gevoel van drukte in het hoofd, voelt zich innerlijk gejaagd.

2

Diagnostiek

d Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten. Kan zich niet goed ontspannen op een rustige manier. Komt slecht in slaap of slaapt onrustig. e Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’. Is altijd bezig. f Praat vaak aan één stuk door. Praat druk en veel, luistert slecht. Impulsiviteit a Gooit het antwoord er vaak al uit voordat een vraag gesteld is. Flapt er van alles uit, zegt dingen waarvan hij later spijt heeft. b Heeft vaak moeite om op zijn beurt te wachten. Is ongeduldig, bijvoorbeeld in het verkeer of in de rij bij de kassa. c Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (mengt zich bijvoorbeeld zomaar in gesprekken of spelletjes). Valt anderen in de rede. Handelt zonder na te denken, bijvoorbeeld te veel geld uitgeven, gokken, overmatig alcohol- of drugsgebruik, eetbuien. Wisselt impulsief van relatie of baan. Voorwaarden voor de diagnose ADHD – Zes of meer criteria voor aandachtstekort en/of hyperactiviteit/impulsiviteit voor de huidige symptomen. – Slecht functioneren in ten minste twee levensgebieden: op school, werk, thuis, in de relatie of in sociale contacten. – Begin in de kindertijd (0-12 jaar) met enkele symptomen vóór het zevende jaar. – Aanhouden van symptomen en disfunctioneren tot heden. – Geen betere verklaring voor het klachtenpatroon en disfunctioneren.

2.3

Comorbiditeit

Mensen met ADHD hebben veelal andere bijkomende problemen. Sommige problemen gaan samen met ADHD, zoals de eerdergenoemde slaapproblemen, stemmingswisselingen en dyslexie. Andere problemen zijn meer een gevolg van ADHD, zoals financiële problemen of somberheidsklachten. Soms zijn deze problemen zo belemmerend voor het dagelijkse functioneren, dat ze een stoornis op zich worden. Dit komt vaak voor bij mensen met ADHD: maar liefst drie-

25

26

Een patiënt met ADHD

kwart heeft tevens één of meer comorbide stoornissen. De meest voorkomende zijn: stemmingsstoornissen, angststoornissen, middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen. stemmingsstoornissen Iedereen is wel eens somber, maar niet iedereen heeft een stemmingsstoornis. Van de volwassenen met ADHD heeft 30-40% een stemmingsstoornis (Kooij, 2002). Mensen met ADHD hebben veel faalervaringen in hun leven. Als gevolg daarvan ontwikkelen ze vaak een negatief zelfbeeld en faalangst. Dit zelfbeeld kan zo negatief zijn, dat iemand als gevolg daarvan een depressieve stoornis ontwikkelt. Men ziet de toekomst somber tegemoet. Nieuwe dingen uitproberen heeft geen zin, aangezien alles mislukt. De depressieve stoornis kan ook een reactie zijn op studie-, werk- of relatieproblemen. (Voor een omschrijving van de depressieve stoornis zie Nederlands Huisartsen Genootschap, 2003.) angststoornissen Iedereen voelt zich wel eens bang of ongemakkelijk in bepaalde situaties. Dit betekent echter niet direct dat er sprake is van een angststoornis. Van de mensen met ADHD heeft 20-30% een comorbide angststoornis (Kooij, 2002). Door de aandachtsproblemen ontstaat er een gebrek aan overzicht en dat kan tot angst en paniek leiden. Daarnaast kunnen de aandachtsproblemen ervoor zorgen dat men overmatig precies of zelfs dwangmatig op alle details gaat letten, om maar niets te vergeten. Mensen brengen extra structuur aan om de chaos het hoofd te bieden. In eerste instantie lijkt dit een goede coping, maar het kan in extreme vorm ook tot een dwangstoornis leiden. (Voor een omschrijving van de verschillende angststoornissen zie Nederlands Huisartsen Genootschap, 2004.) middelenmisbruik Veel mensen met ADHD gebruiken middelen zoals alcohol, nicotine of drugs. Mensen met ADHD zijn gevoelig voor het ontwikkelen van een verslaving. Daarvoor is een aantal verklaringen te geven. Ten eerste de ‘zelfmedicatietheorie’: bepaalde middelen verminderen de symptomen van ADHD. Hasj en cannabis worden bijvoorbeeld vaak gebruikt om rustig te worden en in te slapen. Nicotine, cocaïne

2

Diagnostiek

en XTC verbeteren de concentratie. Bij het gebruik van amfetaminen, zoals cocaïne, neemt het dopaminegehalte in de hersenen toe, waardoor mensen met ADHD zich prettiger kunnen voelen. De aard van de symptomen is een tweede verklaring. Mensen met ADHD geven door de impulsiviteit eerder toe aan een verleiding. Ze raken makkelijk verslaafd, doordat ze hun impulsieve gedrag niet kunnen remmen. De impuls om te gebruiken is sterker dan de rem. Ten slotte geven comorbide stemmings- en angstproblemen een extra risico op verslaving wanneer gevoelens worden gedempt met alcohol of drugs. (Voor een omschrijving van problematisch alcoholgebruik zie Nederlands Huisartsen Genootschap, 2005.) Wanneer er sprake is van een comorbide as-I-stoornis, is het raadzaam deze stoornis eerst te behandelen alvorens de ADHD te behandelen. persoonlijkheidsstoornissen Wanneer er naast ADHD een comorbide persoonlijkheidsstoornis wordt vastgesteld, betreft dit vaak een borderline persoonlijkheidsstoornis of een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De prevalentiecijfers wisselen; meer onderzoek is nodig naar de relatie tussen ADHD en (cluster-B-)persoonlijkheidsstoornissen (Kooij, in Eurelings-Bontekoe, Verheul & Snellen, 2007). Bij ADHD en een persoonlijkheidsstoornis is het raadzaam eerst de ADHD te behandelen, want wanneer de impulsiviteit en stemmingswisselingen door ADHD-medicatie verminderd zijn, is het makkelijker om de persoonlijkheidsstoornis te behandelen. Een borderline persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door instabiliteit. Het kost veel moeite en energie om in balans te blijven. Mensen zijn wisselvallig in hun zelfbeeld, emoties, impulsiviteit en denken. Dit heeft veel effect op de relatie met anderen, zoals de partner, vrienden, familie en collega’s. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De antisociale persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door onaangepast en asociaal gedrag. Regels worden zonder spijtgevoelens overtreden en iemand gedraagt zich onverantwoordelijk, oneerlijk, impulsief, agressief of crimineel. De stoornis komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.

27

28

Een patiënt met ADHD

2.4

Differentiaaldiagnostiek

Martijn meldt zich op het spreekuur omdat hij zich de laatste tijd steeds minder goed kan concentreren. Op zijn werk deelt hij een kamer met drie andere collega’s en wanneer zij praten of bellen raakt Martijn afgeleid. Teksten moet hij vijf keer lezen, anders onthoudt hij niet wat hij gelezen heeft. In gesprekken is hij dromerig en afwezig. Zijn gedachten dwalen af en hij maalt vaak over dezelfde onderwerpen. Daarnaast heeft Martijn weinig energie en is hij snel vermoeid. Het kost hem moeite om de dag te beginnen. De huisarts ziet aanwijzingen voor ADHD maar ook voor een stemmingsstoornis. Hij besluit Martijn door te verwijzen naar de GGZ, waar een milde depressie wordt vastgesteld. De concentratieproblemen ontstonden nadat Martijn een aantal ingrijpende gebeurtenissen had meegemaakt.

Martijn is een goed voorbeeld van de vele patiënten die zich melden op het spreekuur. Net zoals Martijn noemen patiënten vaak meerdere klachten die bij verschillende psychische stoornissen kunnen passen. Bij concentratieproblemen kan er behalve ADHD namelijk ook sprake

2

Diagnostiek

29

zijn van een stemmingsstoornis, angststoornis of autismespectrumstoornis. Bij impulsiviteit kan het tevens gaan om een manische episode of een borderline persoonlijkheidsstoornis. En hyperactiviteit komt ook voor bij een geagiteerde depressie, manische episode, autismespectrumstoornis of persoonlijkheidsstoornis. Uiteraard hoeft de huisarts dit onderscheid niet te kunnen maken; daarvoor is onderzoek in de GGZ nodig. Toch is het goed om meer zicht te hebben op de belangrijkste verschillen tussen ADHD en andere stoornissen. De wachtlijsten voor onderzoek zijn lang en daarom is het prettig wanneer de patiënt meteen naar de juiste afdeling doorgestuurd wordt. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen ADHD en andere psychische stoornissen. Houd rekening met het feit dat driekwart van de ADHD’ers een comorbide stoornis heeft. In dat geval moet er gekeken worden welke stoornis het meeste op de voorgrond staat, ofwel: waar heeft de patiënt het meeste last van? adhd of depressie Overeenkomsten: – concentratieproblemen; – opstartproblemen en traagheid (bij ADD); – hyperactiviteit (bij een geagiteerde depressie). Verschillen: ADHD

Depressie

Concentratieproblemen vanaf de kindertijd aanwezig

Concentratieproblemen korter aanwezig

Beloop vrij stabiel vanaf de kindertijd

Beloop fluctuerend

Veel gedachten, zowel over negatieve als positieve zaken

Vooral piekeren over negatieve zaken

Stemmingswisselingen: zowel goede als slechte stemmingen wisselen elkaar af

Overwegend sombere stemming, geen tot weinig goede dagen

30

Een patiënt met ADHD

adhd of angststoornis Overeenkomsten: – concentratieproblemen; – afwezig/afgeleid zijn; – dromerig zijn; – (innerlijke) onrust ervaren. Verschillen: ADHD

Angststoornis

Concentratieproblemen al vanaf de kindertijd aanwezig

Concentratieproblemen korter aanwezig

Afgeleid raken door prikkels in het algemeen

Afgeleid raken door specifieke (angstinducerende) prikkels

Onrust is continu aanwezig

Onrust is in specifieke situaties aanwezig

Oorzaak van de klachten is niet duidelijk voor de patiënt

Meestal duidelijke oorzaak van de klachten aanwezig

adhd of bipolaire stoornis Overeenkomsten: – hyperactiviteit; – impulsiviteit; – stemmingswisselingen. Verschillen: ADHD

Bipolaire stoornis

Begint in de kindertijd

Begint later (niet voor de puberteit)

Chronisch beloop

Wisselend beloop

In- en doorslaapproblemen door onrust in het hoofd, wel behoefte aan slaap

Patiënt slaapt weinig en heeft daar ook weinig behoefte aan (manische episode) of slaapt juist heel veel (depressieve episode)

Stemming wisselt snel, vaak als reactie op (kleine) prikkels of veranderingen

Stemmingscycli veranderen minder snel en worden minder beïnvloed door prikkels van buitenaf

Geen grootheidsideeën, eerder een negatief zelfbeeld

Grootheidsideeën

2

Diagnostiek

31

Geen seksuele ontremming

Seksuele ontremming

Realiteitstoetsing is normaal

Realiteitstoetsing kan verstoord raken tijdens een manische episode

Stimulerende middelen zorgen voor een helder gevoel in het hoofd

Stimulerende middelen verergeren de symptomen doorgaans

adhd of autismespectrumstoornis Overeenkomsten: – problemen met aandacht en planning; – moeite met structuur; – moeite met veranderingen; – onrust; – beide zijn een ontwikkelingsstoornis. Verschillen: ADHD

Autismespectrumstoornis

Geen structureel gebrek aan inlevingsvermogen

Structureel gebrek aan inlevingsvermogen (het zich kunnen verplaatsen in een ander)

Sociale problemen veroorzaakt doordat patiënt steeds afgeleid wordt, bijvoorbeeld in gesprekken

Sociale problemen veroorzaakt door gebrek aan inlevingsvermogen

Afwezigheid van beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten

Aanwezigheid van beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten

adhd of borderline persoonlijkheidsstoornis Overeenkomsten: – hyperactiviteit; – impulsiviteit; – stemmingswisselingen; – woedebuien; – verslavingsproblemen; – depressiviteit; – problemen in relaties en werk.

32

Een patiënt met ADHD

Verschillen: ADHD

Borderlinestoornis

Kernprobleem: aandachtsprobleem

Kernprobleem: verlatingsangst en zwart-witdenken

Problemen met de aandacht en concentratie

Aandacht en concentratie zijn meestal ongestoord. Als er wel een verstoring is, dan is deze tijdelijk en het gevolg van andere problemen, zoals depressie, angst of dissociatie. Er is nooit een levenslange en continue verstoring van de aandacht en concentratie

Concentratieproblemen zijn het gevolg van overprikkeling

Concentratieproblemen zijn het gevolg van andere problemen zoals depressie, angst, dissociatie

Chaos, moeite met plannen en structuur

Chaos en moeite met plannen worden niet als voornaamste problemen genoemd

Impulsief gedrag is niet zelfdestructief en kan bij elke stemming voorkomen

Impulsief gedrag is vaak zelfdestructief en een reactie op depressiviteit

Weinig dynamiek in het contact op betrekkingsniveau (patiënt roept niet meteen sterke gevoelens op)

Veel dynamiek in het contact op betrekkingsniveau (patiënt kan sterke gevoelens oproepen)

Problemen met intimiteit of hechting staan niet op de voorgrond

Problemen met intimiteit, moeite met afstand en nabijheid in relaties, hechtingsproblemen, verlatingsangst staan op de voorgrond

Depressie als gevolg van problemen in studie, werk of relatie

Depressie als gevolg van chronisch gevoel van leegte, identiteitsprobleem, trauma

Snelle verbetering op medicatie

Geen snelle verbetering op medicatie

2.5

Wanneer doorverwijzen?

Patiënten die hulp zoeken voor ADHD melden zich meestal niet met klachten over de kernsymptomen onrust, impulsiviteit en aandachtsproblemen (Kooij, 2001). Meestal noemen zij andere klachten of problemen als reden om hulp te zoeken bij de huisarts, zoals problemen met stemming, slapen, studie of relatie. Het is dan ook lastig om te bepalen in hoeverre er sprake zou kunnen zijn van ADHD. De screeningslijst van Kooij en Buitelaar (1997) kan uitkomst bieden. Dit is een vragenlijst met vragen over symptomen in de kindertijd en in de

2

Diagnostiek

33

afgelopen zes maanden. Patiënten kunnen deze vragenlijst zelf invullen en de score is makkelijk te berekenen. De uitkomst geeft een indicatie van het mogelijke aantal aanwezige ADHD-symptomen. Op grond daarvan kan vervolgens doorverwezen worden voor uitgebreide diagnostiek. De screeningslijst is opgenomen als bijlage achterin dit boek. In het algemeen let de huisarts bij de screening op het volgende: – de voornaamste klachten wijzen op ADHD; – de symptomen zijn al vanaf de kindertijd (0-12 jaar) aanwezig; – de klachten leiden tot disfunctioneren in school, werk, relatie of sociale contacten; – de klachten zijn niet te verklaren door een andere psychische stoornis. Doorverwijzen voor ADHD-onderzoek

Niet doorverwijzen voor ADHD-onderzoek

Voornaamste klachten wijzen op ADHD

Er worden wel ADHD-gerelateerde klachten genoemd, maar die staan niet op de voorgrond

Klachten zijn vanaf de kindertijd aanwezig

Klachten zijn pas in de volwassenheid ontstaan

Disfunctioneren op twee levensgebieden

Geen disfunctioneren, de lijdensdruk bij patiënt is laag

Klachten lijken niet anders te verklaren dan door ADHD

Een andere psychische stoornis zou de klachten ook goed kunnen verklaren; dan eerst die uitsluiten

2.6

ADHD-onderzoek

De diagnose ADHD is nooit met honderd procent zekerheid te stellen. Een gedegen onderzoek door een psychiater of psycholoog die gespecialiseerd is in ADHD, maakt de diagnose zo betrouwbaar mogelijk. Daarom is het belangrijk door te verwijzen naar hulpverleners die voldoende ervaring hebben met ADHD bij volwassenen. Het onderzoek naar ADHD bestaat meestal uit twee of drie gesprekken. Eerst volgt een algemene intake waarin gekeken wordt naar de klachten en of deze passend zijn bij ADHD. Ook worden andere psychiatrische klachten uitgevraagd. Daarnaast worden vragen gesteld over de sociale situatie, relaties, opleiding, werk, gezin van herkomst, middelengebruik en somatiek. Wanneer er voldoende aanwij-

34

Een patiënt met ADHD

zingen zijn voor ADHD, wordt een tweede gesprek gepland. Daarin wordt dieper ingegaan op de ADHD-gerelateerde klachten. Hoe lang bestaan ze al en in hoeverre belemmeren ze het dagelijkse functioneren? Het is waardevol voor de onderzoeker wanneer de partner daarbij aanwezig is. In het derde gesprek wordt de ontwikkelingsanamnese met de ouders afgenomen. Hierbij wordt gekeken naar de klachten in de kindertijd en in hoeverre die vroeger tot disfunctioneren leidden. Schoolrapporten leveren extra informatie over het vroegere gedrag van de patiënt. De werkwijze wisselt per instelling: in sommige instellingen worden al deze gesprekken achter elkaar gepland zodat het hele onderzoek op een enkele dag plaatsvindt, in andere instellingen maakt men aparte afspraken. Soms wordt aanvullend neuropsychologisch onderzoek gedaan om de cognitieve functies - zoals aandacht, geheugen, snelheid van informatieverwerking en intelligentie - in kaart te brengen. De resultaten van deze neuropsychologische tests kunnen richting geven aan de inhoud van de behandeling. Alleen op basis van deze tests kan de diagnose ADHD echter nooit gesteld worden. Een reden daarvoor is dat er soms geen cognitieve klachten gevonden worden in de onderzoekssituatie, wanneer iemand met ADHD zich onder prestatie- en tijdsdruk juist goed kan focussen. En wanneer er wél cognitieve klachten geobjectiveerd worden, kunnen deze ook verklaard worden door een andere psychische stoornis dan ADHD. 2.7

Multidisciplinaire richtlijn

Voor de meeste psychiatrische stoornissen zijn multidisciplinaire richtlijnen opgesteld. De richtlijnen bieden aanbevelingen om de dagelijkse praktijkvoering te ondersteunen. Deze aanbevelingen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. De richtlijnen bieden een leidraad voor de dagelijkse praktijk van diagnostiek en behandeling. Voor de stoornis ADHD bestaat tot nu toe alleen een multidisciplinaire richtlijn voor kinderen en jeugdigen. In 2009 werd een werkgroep van professionals samengesteld, die in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie een nieuwe richtlijn gaat ontwikkelen voor ADHD bij volwassenen. Deze werkgroep wordt ondersteund door het Trimbos-instituut. Naar verwachting zal de nieuwe richtlijn in 2011 of 2012 klaar zijn.

3

Oorzaken

3.1

Inleiding

De precieze oorzaak van ADHD is nog niet bekend. Vroeger dacht men dat kinderen met cognitieve, sociale of emotionele problemen een lichte hersenbeschadiging hadden. Hiervoor werd de term MBD gebruikt, die aanvankelijk stond voor ‘minimal brain damage’. Toen bij meerdere kinderen met ontwikkelingsproblemen geen hersenbeschadiging werd aangetoond, ging men uit van een lichte stoornis in het functioneren van de hersenen die het gevolg zou zijn van geboortecomplicaties, zoals zuurstofgebrek. De term MBD kreeg daarom een andere betekenis: ‘minimal brain dysfunction’ (Kooij, 2001). Later onderzoek wees echter uit dat baby’s met geboortecomplicaties slechts een verhoogde kans hadden op ontwikkelingsproblemen en dat verschillende factoren hierbij een rol speelden. Vooral genetische factoren en omgevingsfactoren bleken van grote invloed te zijn op de ontwikkeling (Sameroff & Mackenzie, 2005). In 1980 verdween de term MBD en maakte plaats voor de huidige term ADHD, die de gedragssymptomen van de verstoorde ontwikkeling beschrijft in plaats van de oorzaak (Buitelaar & Kooij, 2000). Bij de vraag naar de oorzaak van ADHD spelen twee factoren een belangrijke rol: genetische factoren en omgevingsfactoren. 3.2

Genetische factoren

Uit tweeling-, adoptie- en familieonderzoek blijkt dat genetische factoren de belangrijkste oorzaak zijn van ADHD. De aanleg voor ADHD is overerfelijk en wordt doorgegeven van ouder op kind. Bij ongeveer 70% van de mensen met ADHD speelt erfelijkheid een rol.

36

Een patiënt met ADHD

Onderzoek bij eeneiige tweelingen heeft aangetoond dat, als één van de twee ADHD heeft, de kans dat ook de ander ADHD heeft 50-80% is. Bij twee-eiige tweelingen is die kans 0-30%. Ouders met ADHD hebben 30-50% kans op een kind met ADHD. Andersom dus ook: als een patiënt ADHD heeft, bestaat er een grote kans dat een van de ouders het heeft. Broers en zussen hebben drie- tot vijfmaal meer kans op ADHD dan mensen die geen familie zijn. Of iemand ook daadwerkelijk ADHD ontwikkelt, hangt ook met andere factoren samen. Er zijn aanwijzingen dat bepaalde genen betrokken zijn bij de ontwikkeling van ADHD. Het dopamine-D4-receptorgen (DRD4) en het dopaminetransportergen (DAT1) worden in verschillende onderzoeken naar ADHD gevonden (Kooij, 2002; Taylor, 2005). Waarschijnlijk spelen meerdere genen een rol bij de genetische kwetsbaarheid. ADHD is een complexe stoornis, waarbij de combinatie van verschillende risicogenen en bepaalde ongunstige omgevingsfactoren de meest waarschijnlijke oorzaak is voor het ontstaan. 3.3

Omgevingsfactoren

Lange tijd dacht men dat zuurstofgebrek bij de bevalling de belangrijkste oorzaak was van ADHD, maar dit blijkt bij slechts ongeveer 2% van de mensen met ADHD het geval te zijn. Als er na de geboorte een zuurstofgebrek ontstaat in de hersenen, bijvoorbeeld door een hersenvliesontsteking of doordat een kind lange tijd in coma ligt, bestaat er ook een kans dat het kind ADHD ontwikkelt. Niet alle kinderen met zuurstofgebrek krijgen ADHD, maar de kans daarop is wel vergroot. Over het algemeen kan gesteld worden dat omgevingsfactoren het risico op ADHD vergroten. Omgevingsfactoren zijn factoren die tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling of ná de geboorte aanwezig kunnen zijn (Taylor, 2005; Kooij, 2002).

Omgevingsfactoren en ADHD Tijdens de zwangerschap: – langdurig zuurstofgebrek door bloedverlies; – een slecht functionerende placenta; – hoge bloeddruk van de moeder;

3

Oorzaken

– vruchtbeschadiging als gevolg van roken, alcohol- of drugsgebruik door de moeder. Tijdens de bevalling: – zuurstofgebrek bij de geboorte; – een laag geboortegewicht; – vroeggeboorte. Na de geboorte: – loodvergiftiging; – meningitis (hersenvliesontsteking); – zuurstofgebrek als gevolg van een coma; – ernstige deprivatie in de vroege kindertijd.

Voor ouders is het belangrijk om te weten dat een kind geen ADHD krijgt van een opvoeding die tekortschiet. Opvoeding en de kwaliteit van relaties binnen het gezin en op school spelen wel een rol, en worden beschouwd als factoren die de stoornis negatief kunnen beïnvloeden of er juist tegen beschermen. Een gestructureerde omgeving zorgt ervoor dat iemand minder last heeft van zijn ADHD-symptomen, terwijl een ongestructureerde omgeving de last versterkt. Een ongestructureerde opvoeding is echter nooit de oorzaak van ADHD. 3.4

Voeding

Er bestaan veel meningen over voeding en ADHD. Sommige mensen beweren dat bepaalde voedingsstoffen de symptomen van ADHD veroorzaken. Dat zou betekenen dat het vermijden van die voedingsstoffen de symptomen van ADHD doet verdwijnen. Dit wordt echter niet bevestigd door wetenschappelijk onderzoek. In 2009 verrichte het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een literatuurstudie naar voeding en ADHD (Buchner e.a., 2009). Hieronder staan de belangrijkste bevindingen uit dit rapport: Er zijn verschillende aanwijzingen gevonden in de wetenschappelijke literatuur voor een relatie tussen ‘attention-deficit hyperactivity dis-

37

38

Een patiënt met ADHD

order’ (ADHD) en verschillende voedingsfactoren en diëten. Supplementen met omega-3- en omega-6-vetzuren hebben een gunstig effect op de symptomen van ADHD-patiënten. Deze effecten zijn echter klinisch irrelevant. Voor een relatie met zink en ijzer zijn mogelijke biologische mechanismen gevonden, die lopen via het dopaminesysteem. Op dit moment zijn er echter nog te weinig studies naar het effect van zink en ijzer op ADHD-symptomen. Ook naar de relatie tussen magnesium en glutenovergevoeligheid en ADHD zijn nog maar weinig en vooral kleine studies uitgevoerd. Voor de verschillende bekende diëten, zoals het Feingold-dieet, oligoantigeen-dieet en Pelsser-Voeding en Gedrag-dieet, zijn er aanwijzingen voor relevante effecten bij een deel van de kinderen met ADHD. Het is onbekend hoe deze voedingsmiddelen invloed hebben op het gedrag. De voedingsmiddelen die invloed kunnen hebben op gedrag verschillen per kind, en een individuele aanpak lijkt noodzakelijk om te bepalen welke voedingsmiddelen een kind beter kan vermijden. Voldoende wetenschappelijk bewijs voor een klinisch relevant effect op ADHD is voor geen van de individuele voedingsfactoren of speciale diëten beschikbaar. Bij de onderzoeken die tot nu toe werden uitgevoerd op het gebied van voeding en ADHD zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. De studies zijn vaak uitgevoerd in kleine populaties, er wordt niet altijd een controlegroep meegenomen en de onderzoeken zijn soms niet blind uitgevoerd. Daarnaast zijn de gemeten effecten veelal klein en klinisch irrelevant. Concluderend is het op basis van de beschikbare kennis onmogelijk om een eenduidig oorzakelijk verband vast te stellen en de voedingsfactoren te identificeren die verantwoordelijk zijn voor mogelijke gedragseffecten. Voldoende wetenschappelijk bewijs voor een klinisch relevant effect is voor geen van de individuele voedingsfactoren of speciale diëten beschikbaar, vanwege een te gering aantal studies en tekortkomingen in de studies (Buchner e.a., 2009). 3.5

Wat gebeurt er in de hersenen?

Uit onderzoek blijkt dat de frontostriatale circuits in de hersenen bij mensen met ADHD niet goed functioneren. De prefrontale cortex, de basale ganglia en de thalamus maken deel uit van de frontostriatale circuits en zijn betrokken bij de executieve functies (Hengeveld &

3

Oorzaken

Van Balkom, 2005). Deze functies reguleren het gedrag, zoals het kortetermijngeheugen, de impulscontrole, aandacht en concentratie, motivatie en planning en organisatie van gedrag. Naast de frontostriatale circuits lijken ook de posterieure hersengebieden betrokken bij ADHD. Ten slotte blijkt uit neurochemisch onderzoek een verstoring in de dopaminerge en noradrenerge systemen in de hersenen (Hengeveld & Van Balkom, 2005). Een tekort aan dopamine en noradrenaline in de hersenen heeft invloed op het filteren van informatie en het remmen van gedrag, wat ook wel de filterfunctie en remfunctie wordt genoemd. filterfunctie De filterfunctie zorgt ervoor dat prikkels uit de omgeving gefilterd worden, zodat niet alle prikkels even hard binnenkomen. De ene prikkel komt wel door, maar de andere prikkel wordt geheel of gedeeltelijk tegengehouden door het filter. Wanneer deze filterfunctie niet goed werkt, komen alle prikkels even hard binnen. De hersenen maken geen selectie, waardoor het geluid van een auto die langsrijdt net zo hard is als de stem van de gesprekspartner. Hierdoor kan iemand zich moeilijk op het gesprek concentreren.

Een patiënt: ‘In mijn hoofd is het alsof er constant tien televisietoestellen tegelijkertijd aanstaan, op tien verschillende kanalen maar allemaal op hetzelfde volume.’

Behalve dat alle prikkels even hard binnenkomen, geven sommige mensen met ADHD ook aan dat prikkels harder binnenkomen. Het lijkt of ze gevoeliger zijn voor geluid. Ze horen bijvoorbeeld de verwarming tikken of hebben veel last van het getik van een klok, terwijl anderen daar niets van merken. Het verwerken van al die prikkels kost ook meer tijd dan het verwerken van een enkele prikkel, waardoor de informatieverwerking wat trager verloopt. Mensen met ADHD hebben vaak meer tijd nodig om informatie in zich op te nemen en te verwerken, bijvoorbeeld om een vraag te begrijpen en een helder antwoord te formuleren.

39

40

Een patiënt met ADHD

remfunctie De remfunctie maakt het mogelijk om eerst na te denken en dan pas te handelen. Zo geeft iemand niet meteen toe aan impulsen en overdenkt eerst de mogelijke gevolgen van een actie. Wanneer de remfunctie niet goed werkt, ontbreekt dit moment van overwegen. Dit kan leiden tot impulsief gedrag, zoals plotseling taken afbreken, roekeloos rijden, impulsief ingaan op verzoeken, snel toegeven aan middelen, impulsaankopen doen en snel geïrriteerd raken. Verder maakt de remfunctie het mogelijk om gedrag te stoppen. Iemand zonder rem ratelt maar door, zit continu met zijn benen te wiebelen of gaat urenlang door met een activiteit en vergeet de tijd. Daarnaast zorgt de remfunctie ervoor dat mensen hun gedachten kunnen stoppen. Mensen met ADHD dromen snel weg, doordat ze iets horen of zien wat hen afleidt. Dit kan een gedachtestroom op gang brengen, waarbij het ene onderwerp automatisch in het andere overgaat.

Eva: ‘Gisteren zat ik op een terrasje met een vriendin. Zij was aan het vertellen over haar dag, terwijl mijn aandacht werd getrokken door een hond en mijn gedachten afdwaalden. Ik dacht toen: o ja, ik zou een bijdrage aan het Wereld Natuur Fonds overmaken. En er ligt thuis nog een rekening van de garage. Later bleek dat mijn vriendin me al drie keer hetzelfde had gevraagd, zonder dat ik reageerde.’

3.6

Neuropsychologische theorieën

Zoals gezegd, werken de filter- en remfunctie bij mensen met ADHD minder goed. Dit veroorzaakt onder andere aandachtsproblemen en impulsiviteit. Deze twee problemen hebben veel invloed op elkaar. Dus de vraag is: wat is nu de kern? Veroorzaakt het aandachtsprobleem dat iemand problemen krijgt met de impulscontrole? Of kan iemand zich als gevolg van een gebrekkige impulscontrole slecht concentreren? De term ADHD doet vermoeden dat het primair om een aandachtsprobleem gaat, maar er zijn ook onderzoekers die suggereren dat de impulscontrole de kern vormt van de stoornis.

3

Oorzaken

Er bestaan verschillende neuropsychologische verklaringsmodellen die aanknopingspunten bieden voor de vraag wat de kern van ADHD is (Scholtissen-in de Braek, Hurks & Jolles, 2006): – Het ‘executive attention’-model ofwel inhibitiemodel gaat uit van de impulscontroleproblemen als kern van ADHD. – Het ‘attention network’-model beweert daarentegen dat ADHD primair een aandachtsprobleem is. – Het cognitief-energetische model veronderstelt dat zowel cognitieve processen als energetische processen en executieve functies de efficiëntie van informatieverwerking bepalen, en ziet disinhibitie als een secundair probleem. – Het ‘delay-aversion’-model ten slotte gaat uit van een probleem in de impulscontrole, waarbij tevens motivationele aspecten een rol spelen. Deze theoretische modellen geven inzicht in het cognitief functioneren, maar ze geven nog geen antwoord op de vraag wat het kernprobleem van ADHD is. Het is niet waarschijnlijk dat één enkel probleem de kern van ADHD vormt.

41

Gevolgen

4.1

Inleiding

Jan: ‘Als kind was ik druk en brutaal. Door mijn moeilijke gedrag werd ik van school gestuurd en moest ik naar het speciaal onderwijs. De lesstof was geen uitdaging en ik verveelde me kapot. Zodra ik van school mocht ben ik gestopt en ging ik zonder diploma aan de slag als timmerman, bij mijn vader. Dat ging ruim tien jaar goed en ik had het naar mijn zin. Toen mijn vader met pensioen ging, nam ik de coördinerende taken over. Ik moest personeel gaan aansturen en de planning maken. Dit leek een leuke nieuwe uitdaging, maar het werd al snel een

4

4

Gevolgen

chaos. Ik durfde niet toe te geven dat ik het overzicht kwijt was. De problemen werden steeds groter. Toen mijn beste timmerman ontslag nam zag ik het helemaal niet meer zitten. Ik voelde me somber en schuldig, had geen energie meer en kon me nergens meer toe zetten. Toen de huisarts mijn verhaal hoorde, dacht hij - behalve aan een depressie - aan ADHD.’

ADHD heeft veel invloed op het leven van de patiënt. Dit verschilt echter per persoon. Sommige mensen hebben er helemaal niet zoveel last van. Ze hebben ouders of een partner die veel regelt, zoals de administratie en de financiën. Pas als die belangrijke ander wegvalt komen ze in de problemen, doordat het afhandelen van dagelijkse taken veel overzicht en planning vergt. Andere mensen met ADHD hebben zelf een manier gevonden om met de chaos in hun hoofd en leven om te gaan. Ze houden bijvoorbeeld allerlei lijsten bij, controleren drie keer of ze hun sleutels bij zich hebben en doen veel aan beweging om hun onrust kwijt te raken. Op deze manier voorkomen ze dat dingen echt mislopen, maar het kost veel energie. Er zijn echter ook mensen met ADHD die al hun hele leven problemen ervaren. Ze kunnen niet stilzitten, vergeten vaak afspraken, geven impulsief geld uit, praten aan één stuk door of zijn snel verveeld in een relatie of baan. Deze patiënten worden dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van ADHD. 4.2

Het beloop

Van de kinderen met ADHD houdt 30-50% klachten als ze volwassen zijn. Het beloop kan sterk variëren en hangt af van een aantal factoren. Ten eerste is de omgeving heel belangrijk. Als iemand veel structuur krijgt vanuit de omgeving, bijvoorbeeld doordat de partner helpt met het maken van een planning, zal hij mogelijk weinig hinder ondervinden van de ADHD. Wanneer de omgevingsfactoren sterk veranderen of als de vaste structuur wegvalt, kan iemand opeens meer last krijgen van ADHD. Bij sommige mensen komen de symptomen van ADHD dan pas duidelijk naar voren, doordat de voorheen gestructu-

43

44

Een patiënt met ADHD

reerde omgeving een sterke beschermende factor was. Dit verklaart waarom sommige mensen pas op volwassen leeftijd problemen krijgen en ontdekken dat ze ADHD hebben. Psychosociale omgevingsfactoren, zoals ziekte in de familie, financiële zorgen en andere stressoren, hebben ook invloed. Daarnaast heeft het aanpassingsvermogen invloed op het beloop. Wanneer bepaalde leefregels in acht worden genomen, zoals op vaste tijden slapen en regelmatig sporten, zal de patiënt minder last hebben van bepaalde symptomen dan wanneer hij een onregelmatig en ongezond leven leidt. De manier waarop iemand omgaat met problemen in het dagelijks leven, heeft ook invloed. Wie actief op zoek gaat naar oplossingen, voelt zich minder beperkt door zijn klachten dan iemand die zich laat overspoelen door zijn problemen. Een andere factor die invloed heeft op het beloop van ADHD is het gebruik van middelen. Langdurig en overmatig gebruik van alcohol of drugs kan concentratie- en geheugenproblemen veroorzaken en dit verergert de bestaande concentratieproblemen. De aanwezigheid van andere psychische stoornissen bepaalt ook hoe de stoornis verloopt. Wanneer er naast ADHD sprake is van een comorbide stoornis, bijvoorbeeld een borderline persoonlijkheidsstoornis, zal het beloop anders zijn. Ten slotte blijkt uit onderzoek dat de afwezigheid van familiaire belasting samenhangt met een gunstig beloop in de volwassenheid (Biederman e.a., in Kooij, 2006). 4.3

Disfunctioneren

De diagnose ADHD wordt vaak pas gesteld als iemand volwassen is. Dat betekent dat een grote groep mensen al jaren met ADHD leeft zonder dit te weten. Helaas betekent dat ook dat er veel tijd verloren is gegaan en dat sommige problemen voorkomen hadden kunnen worden als de diagnose ADHD eerder bekend was geweest. De gevolgen van ADHD zijn meestal te zien op alle levensgebieden van de patiënt en kunnen leiden tot grote problemen. Het is belangrijk dat deze problemen in kaart worden gebracht, omdat disfunctioneren op twee levensgebieden een voorwaarde is voor het stellen van de diagnose ADHD.

4

Gevolgen

thuissituatie Thuis kan ADHD invloed hebben op de volgende zaken: – Post en administratie. Er ontstaat een chaotische situatie doordat post zich opstapelt, rekeningen niet op tijd worden betaald en de administratie niet op orde is. – Financiën. Er is een gebrek aan overzicht, waardoor het geld halverwege de maand al op is of impulsief wordt uitgegeven. – Taken en afspraken. De patiënt maakt geen planning van taken en afspraken of houdt zich er niet aan, hij houdt geen agenda bij, maakt dubbele afspraken of komt te laat. – Huishouden. De patiënt stelt huishoudelijke taken uit, begint aan klusjes maar maakt ze niet af, doet tien dingen tegelijk, ruimt niet op, ordent niet en raakt spullen kwijt. sociale omgeving ADHD heeft ook invloed op de relaties met partner, vrienden en familie. Voor de sociale omgeving is het moeilijk om steeds begrip te hebben voor de chaos die de ADHD’er met zich meebrengt. Het is heel vervelend om als partner in de rommel thuis te komen, vaak onderbroken te worden in een verhaal of te merken dat de ander veel informatie vergeet. Dit geeft een boos en machteloos gevoel, zeker als het herhaaldelijk gebeurt. Het is voor de omgeving ook niet gemakkelijk om met de onrust en impulsiviteit om te gaan. Het maakt zenuwachtig en geeft een opgejaagd gevoel. De ADHD’er houdt van afwisseling en raakt snel verveeld, terwijl de partner misschien veel langer van iets kan genieten. Dit kan tot onenigheid leiden. De partner van een ADHD’er moet vaak veel geduld hebben en zal niet altijd begrijpen dat veel zaken bij de patiënt anders werken. De relatie kan uit evenwicht raken wanneer de partner te veel taken overneemt: de ADHD’er krijgt het gevoel dat hij het nooit goed doet, terwijl de partner overbelast raakt. Beiden voelen zich niet gesteund door de ander. Veel voorkomende problemen in het contact met anderen: – snel uitgekeken zijn op partner of vrienden; – impulsief aangaan of verbreken van relaties; – moeite met het onderhouden van een relatie; – conflicten als gevolg van communicatieproblemen; – niet attent zijn (belangrijke data vergeten); – opvoedingsproblemen.

45

46

Een patiënt met ADHD

werk en studie ADHD heeft veel invloed op de school- en werkcarrière. Op school horen kinderen met ADHD vaak ‘het zit er wel in maar het komt er niet uit’. Dat kan tot veel frustraties leiden wanneer het kind wel erg zijn best doet. Ook voor volwassenen kan het frustrerend zijn om niet op het verwachte niveau te functioneren. Veel voorkomende studieproblemen: – aan veel verschillende studies beginnen, maar er niet één afmaken; – lager opleidingsniveau dan verwacht op grond van de intelligentie; – deadlines niet halen door een slechte studieplanning en uitstelgedrag; – vertraging oplopen en daardoor langer studeren dan gebruikelijk; – concentratieproblemen tijdens colleges en studeren; – slecht onderscheid kunnen maken tussen de hoofd- en bijzaken van de studiestof; – zakken voor examens, ondanks hoge intelligentie. Veel voorkomende werkproblemen: – snel op een werkplek uitgekeken zijn en daarom snel wisselen van baan; – geen vast contract krijgen door disfunctioneren (concentratieproblemen, te laat komen, fouten maken); – werk niet op tijd afkrijgen door een slechte planning en uitstelgedrag; – moeizaam samenwerken door hyperactief en impulsief gedrag; – werken beneden het niveau dat passend is bij de vooropleiding en intelligentie. 4.4

Invloed van behandeling op het beloop

Linda is een telefoniste die thuis en in haar baan tegen problemen aanloopt vanwege hyperactiviteit. Op haar werk kan ze niet stil blijven zitten, maakt ze anderen nerveus en praat ze te snel, waardoor mensen haar niet goed kunnen volgen. Thuis heeft ze veel conflicten met haar man en de kinderen. Haar onrust is voelbaar in het gezin. Tijdens het eten heeft ze einde-

4

Gevolgen

loze discussies met haar oudste zoon en staat ze steeds even op. Het huis is een chaos en ze is altijd met tien verschillende dingen tegelijk bezig. Door groepscoaching leert Linda nieuwe vaardigheden, zodat ze thuis en op haar werk rustiger kan blijven. Ze vindt een manier om haar energie kwijt te raken, waardoor ze zich beter kan ontspannen en meer aandacht heeft voor anderen.

Wanneer ADHD op tijd herkend en behandeld wordt, kunnen veel problemen voorkomen worden. Behandeling heeft vaak een positief effect op alle levensgebieden. Medicatie vermindert de kernsymptomen aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Een coach kan helpen met het aanleren van nieuwe vaardigheden, zoals het ordenen van post en het bijhouden van de administratie. Een groepsbehandeling brengt de patiënt in contact met lotgenoten en geeft erkenning en herkenning.

47

48

Een patiënt met ADHD

Mieke: ‘Ik werk als verpleegkundige in een ziekenhuis en vind mijn werk hartstikke leuk. Ik ben altijd in voor een grapje en de patiënten worden vrolijk als ik dienst heb. Ik had veel last van concentratieproblemen, waardoor ik tijdens de patiëntbesprekingen vaak belangrijke details miste. Hierdoor maakte ik fouten en dreigde ik op een gegeven moment zelfs mijn baan te verliezen. Sinds ik voor mijn ADHD de juiste medicatie gebruik, kan ik veel beter focussen en vergeet ik minder. Informatie sla ik beter op, zodat ik nu bijna geen fouten meer maak.’

Er zijn verschillende vormen van behandeling voor ADHD. Welke behandeling wordt gekozen, hangt af van de ernst van de klachten en de persoonlijke situatie van de patiënt. Nadat de diagnose is gesteld, zal de hulpverlener samen met de patiënt bepalen welke vorm van behandeling het beste aansluit.

5

Adviezen aan de patiënt

5.1

Inleiding

Wanneer er vermoedens zijn van ADHD, is het raadzaam de patiënt door te verwijzen naar de GGZ. Daarnaast kan de patiënt zelf een aantal leefgewoonten veranderen en nieuwe vaardigheden aanleren. Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de adviezen die u aan de patiënt kunt meegeven. 5.2

Regelmatig dag-nachtritme

Mensen met ADHD hebben moeite met het creëren van structuur. Ze vinden het lastig om geordend en volgens vaste patronen te leven. Ze hebben vaak moeite om op tijd naar bed te gaan. Ze zijn ’s avonds laat nog met van alles bezig en worden niet moe. Inslapen is lastig door de innerlijke onrust en ook opstaan is een probleem. Vaak is er sprake van slaapgebrek en dit heeft een negatieve invloed op het concentratievermogen.

Tips voor een regelmatig dag-nachtritme – Houd een slaapdagboek bij om inzicht te krijgen in uw slaappatroon. – Stop met nachtbraken in het weekend. Als u elke zaterdagavond tot 2.00 of 3.00 uur opblijft, zet u de biologische klok weer terug naar het oude patroon. – Zorg voor een vast ritme door elke dag rond dezelfde tijd naar bed te gaan en op te staan. Neem niet te grote stappen:

50

Een patiënt met ADHD



– – – – – – – –

5.3

vervroeg de bedtijd met stappen van vijftien minuten, zodat uw lichaam went aan de nieuwe tijd. Zorg voor zes tot acht uur slaap per nacht. Sluit de dag af met een rustige activiteit, zoals muziek luisteren of lezen. Zorg dat u ten minste een uur de tijd neemt om u te ontspannen voordat u het licht uitdoet (slaapritueel). Zet een wekker als geheugensteuntje of vraag een gezinslid u te herinneren aan het begin van uw slaapritueel. Voorkom mentale of fysieke inspanning (zoals studeren en sporten) vlak voor het inslapen. Gebruik het bed alleen voor slapen (en vrijen) en niet voor andere activiteiten, zoals tv-kijken, bellen en werken. Ga uit bed als u langer dan een half uur wakker ligt en probeer te ontspannen. Ga pas terug naar bed als u moe bent. Zorg voor een rustige, donkere en frisse slaapkamer. Koop een lichtwekker die uw slaapkamer elke morgen langzaam lichter maakt op een geprogrammeerde tijd. Voorkom slapen overdag. Drink ’s avonds geen cafeïnehoudende dranken (zoals koffie en cola).

Taken plannen

Naast een regelmatig dag-nachtritme is het belangrijk om structuur aan te brengen in taken en activiteiten. Vanwege het gebrek aan overzicht en het moeilijk inschatten van tijd zijn ADHD’ers nogal eens geneigd om te veel te plannen op een dag. Ze houden geen rekening met onvoorziene omstandigheden en beginnen aan klusjes zonder deze af te maken. Het maken van een takenlijst helpt om prioriteiten te stellen.

Tips voor het plannen – Maak een takenlijst in een notitieblok, schrijf niet op losse blaadjes. – Maak eerst één lijst van alle dingen die u nog moet doen. – Deel grote taken op in kleine stappen (subtaken).

5

Adviezen aan de patiënt

– Ken elke (sub)taak een prioriteit toe (A = hoge prioriteit: moet vandaag of morgen gebeuren; B = gemiddelde prioriteit: moet deze of volgende week gebeuren; C = lage prioriteit: moet een keer gebeuren). Veel mensen kijken niet naar de prioriteit van een taak, maar beginnen met de taak die het makkelijkste of het leukste is. Probeer elke dag bewust te kiezen wat voor die dag de hoogste prioriteit heeft. – Maak elke dag een dagplanning. Plan eerst de A-taken en pas als u voldoende tijd over hebt de B- of C-taken. Verdeel uw dag in drie dagdelen (ochtend, middag, avond) en plan per dagdeel. Schrijf de taken in de dagplanning, in de volgorde waarin u ze uitvoert. – Neem voldoende tijd per taak en plan bijvoorbeeld maximaal twee taken per dagdeel. – Zorg voor voldoende afwisseling tussen taken: wissel een denktaak (lezen) af met een doetaak (afwassen). En ruim tijd in voor ontspanning, want dat schiet er snel bij in. – Plan geen lastige taken in als u moe bent. Doe de administratie niet ’s avonds na een lange werkdag, maar op zaterdagmiddag als u vol energie zit. – Zet een wekker als u begint met een taak, zodat u de tijd niet vergeet. – Maak eerst iets af voordat u aan de volgende taak begint. – Beloon uzelf als u een taak heeft afgerond. – Vraag een ander mee te denken als u het moeilijk vindt om een realistische planning te maken. – Gebruik een weekschema als u meer overzicht wilt. Daarin noteert u alle afspraken en vaste activiteiten van die week. U ziet dan in een oogopslag welke dagdelen u over hebt om taken te plannen. Maak dit schema eenmaal per week, op een vaste dag. Doe dit samen met uw partner, zodat u de activiteiten op elkaar kunt afstemmen.

51

52

Een patiënt met ADHD

Voorbeeld van een takenlijst Prioriteit

Taak

Planning

A

Rekening tandarts betalen

Vanmiddag tussen 15.00 en 16.00 uur

A

E-mail Piet beantwoorden

Morgenochtend

B

Cadeautje voor Lizette kopen

Volgende week woensdagmiddag

C

Schuur opruimen

Nog in te plannen deze maand

Voorbeeld van een weekschema Ma

Di

Woe

Do

Vrij

Ochtend

Werk

Werk

Uitslapen en ontspannen

Vuilnis! Werk

Werk

Middag

Werk

Werk

Administratie en boodschappen doen

Werk

Werk

Avond

Fitness

Badkamer schoonmaken

Uit eten met Laura

Fitness

5.4

Agenda

Za

Zo Dierentuin met Erik

Woonkamer zuigen en de was doen

Dierentuin met Erik

Stappen met Job

Mailtje Marjan en agenda bekijken

Een agenda helpt bij het plannen, want de hoeveelheid taken die u kunt uitvoeren hangt af van de afspraken die u die dag heeft.

Tips voor agendagebruik – Leg uw agenda altijd op een vaste plek in huis. – Neem uw agenda altijd mee, net als uw telefoon en portemonnee. – Kijk elke dag op een vast moment in uw agenda. Koppel dit moment aan iets dat al een gewoonte is, zoals ontbijten. – Maak pas een afspraak als u in uw agenda heeft opgezocht of het kan. – Schrijf nieuwe afspraken altijd direct in uw agenda.

5

Adviezen aan de patiënt

– Noteer alleen afspraken in uw agenda en maak een aparte lijst voor taken. Zo houdt u overzicht.

5.5

Opruimen en het huishouden

Een opgeruimd huis geeft een gevoel van rust en ruimte in het hoofd.

Tips voor het opruimen – Kies een vast moment op de dag of in de week om op te ruimen. Zet dit in de dag- of weekplanning. – Verdeel een grote taak onder in kleine subtaken. Begin met een kleine subtaak die snel af is, dan blijft de motivatie hoog en voelt het als een beloning voor uw werk. Dus in plaats van de hele kledingkast op te ruimen, begint u met een enkele plank. – Maak het opruimen leuk door muziek te draaien of door het samen met een vriend of vriendin te doen. – Bedenk voor alles een vaste plek. Koop opbergdozen, ordners of andere hulpmiddelen om dingen kwijt te kunnen. Als alles een vaste plek heeft, wordt opruimen een makkelijke klus om bij te houden. – Leer uzelf aan om meteen op te ruimen nadat u spullen gebruikt heeft. – Voorkom een teveel aan spullen door iets weg te gooien of geven als u iets nieuws heeft aangeschaft. Wees kritisch op alles wat u aanschaft en stel uzelf de vraag of u het echt nodig heeft. Beloon uzelf met een prettige ervaring in plaats van met spullen. Bel een vriendin in plaats van een tijdschrift te kopen. – Neem tijdens het opruimen af en toe pauze en ga dan iets anders doen. – Beloon uzelf na het opruimen met een leuke activiteit. – Maak een overzicht van alle huishoudelijke taken en noteer deze vervolgens in uw weekschema.

53

54

Een patiënt met ADHD

Voorbeeld van een overzicht van huishoudelijke taken Taak

Frequentie

Wanneer

Huiskamer opruimen

Tweemaal per week

Woensdagmiddag en zaterdagochtend

Badkamer schoonmaken

Eenmaal per week

Zaterdagochtend

Vuilnis buiten zetten

Eenmaal per week

Donderdagochtend voor 9.00 uur

5.6

Gewoontevorming

Het aanleren van nieuw gedrag, zoals het regelmatig innemen van medicatie, kost veel energie. Toch is het handig om het een tijdje vol te houden, zodat het nieuwe gedrag een gewoonte wordt en minder energie kost om uit te voeren. De volgende tips zijn gebaseerd op Kolberg en Nadeau (2007).

Tips voor gewoontevorming – Verbind het nieuwe gedrag aan een oude gewoonte. Slik de medicatie tijdens het ontbijt. – Maak het zo gemakkelijk mogelijk. Zet uw medicatie bijvoorbeeld in de keuken op een opvallende plaats. – Plaats overal geheugensteuntjes. Als u net begint, plak dan gele memobriefjes met een aantekening (zoals ‘Medicatie slikken!’) op plekken waar u die zeker zult zien. – Geef uzelf de tijd. Een nieuwe gewoonte ontwikkelen kost immers tijd. Als u iets vergeet, heeft u niet gefaald. Dat hoort bij het aanleren van nieuwe gewoonten. – Houd het minstens dertig dagen vol. Hang een kalender in de keuken en streep de dagen af. Beoordeel pas na dertig dagen of het gelukt is of niet. Probeer dan wat anders. – Beloon uzelf als het gelukt is.

5

Adviezen aan de patiënt

5.7

Administratie

Het is belangrijk om post en administratie geordend te houden.

Tips voor post en administratie – Open de post meteen om te kijken of er iets belangrijks bij zit. – Creëer een vaste plek om de post (tijdelijk) neer te leggen. – Maak een overzichtelijk opbergsysteem. Koop ordners en tabbladen en sorteer papieren op onderwerp. – Ruim de post regelmatig op in het opbergsysteem. Ruim dingen pas op als ze verwerkt zijn, dus bijvoorbeeld nadat een rekening betaald is. Zorg dat uw werkomgeving rustig is, zodat u niet afgeleid wordt door prikkels. – Plan een vast moment in de week om de post op te bergen. Kies een moment uit waarop u fit bent. – Bewaar niet alles: bankafschriften en aankoopbonnen mogen na vijf jaar weggegooid worden.

Tips voor de financiën – Hanteer niet te veel verschillende rekeningen, dat is onoverzichtelijk. – Laat vaste lasten zoals de huur en de telefoonrekening automatisch afschrijven. – Houd enige tijd uw uitgaven bij en maak vervolgens een overzicht van de vaste lasten en inkomsten, zodat u weet hoeveel geld er per maand overblijft voor dingen zoals kleding, cd’s en cadeaus. – Neem niet altijd uw pinpas mee. Pin een vast bedrag per week en doe daar uw boodschappen van (‘op is op’). – Maak een boodschappenlijstje, zodat u niet impulsief dingen aanschaft. – Denk bij een grote aankoop eerst na of u hetgeen u wilt aanschaffen al heeft en of u het wel echt nodig heeft. Bel een vriend(in) of uw partner om te overleggen als de verleiding te groot wordt.

55

56

Een patiënt met ADHD

– Koop alleen iets nieuws als u ook iets ouds weggooit, anders puilt uw huis al gauw uit van de spullen. Boeken en kleding kunt u naar een tweedehandswinkel brengen.

5.8

Concentratie

Het verbeteren van de concentratie zit hem vaak in het verminderen van de afleidbaarheid. Want als u niet wordt afgeleid door interne of externe prikkels (gedachten, beelden, geluiden) gaat concentreren beter.

Tips voor het verbeteren van de concentratie – Beperk externe prikkels (zoals geluiden en beelden) zoveel mogelijk. Raakt u afgeleid door mensen die buiten op straat lopen? Zet uw bureau dan andersom neer of hang lichte gordijnen op. Zet de telefoon uit en vraag uw partner of collega om wat zachter te praten. Sluit overbodige computerprogramma’s (zoals e-mail en msn) af als u met iets anders bezig bent. Ga eens na welke dingen u afleiden en bekijk of u daar verandering in kunt brengen. – Gebruik oordopjes als u wordt afgeleid door pratende mensen in uw omgeving. Een mp3-speler met muziek kan ook helpen om geluiden buiten te houden. – Zorg voor een opgeruimde en rustige studeer- of werkomgeving. – Neem geregeld pauze. – Zet een wekker gedurende het uitvoeren van een taak (bijvoorbeeld op dertig minuten) en houd daarna een korte pauze. – Doe geen twee dingen tegelijkertijd. – Schrijf de gedachten die u afleiden op en doe er pas wat mee als u pauze heeft. – Wissel denk- en doetaken met elkaar af. – Ga bewegen of sporten als concentreren echt niet meer lukt. Dit maakt uw hoofd leeg.

5

Adviezen aan de patiënt

5.9

Vergeetachtigheid

Mensen met ADHD hebben vaak last van vergeetachtigheid. Vooral het kortetermijngeheugen lijkt slecht te functioneren en dat komt met name doordat binnenkomende informatie niet goed wordt opgeslagen.

Tips tegen vergeetachtigheid – Check tweemaal per dag uw takenlijst en agenda. Doe dit op een vast moment van de dag. – Zet belangrijke afspraken in uw mobiele telefoon en zorg ervoor dat de telefoon u waarschuwt als het tijd is om weg te gaan. U kunt ook een gewone wekker zetten, bijvoorbeeld een half uur voordat u weg moet. Dan heeft u nog genoeg tijd om uw spullen te pakken en te vertrekken. Medicatietijden kunt u ook in uw telefoon zetten. – Schrijf belangrijke zaken op een geel memobriefje en hang dit op een zichtbare plek. U kunt ook een whiteboard aanschaffen. Hoe vaker u bepaalde informatie leest, des te beter de informatie wordt opgeslagen in de hersenen en hoe minder snel u iets vergeet. – Vraag of iemand u wil helpen herinneren aan een taak of afspraak. U kunt bijvoorbeeld een vriend vragen om, als u een deadline heeft, de dag ervoor een e-mail te sturen.

5.10

Uitstelgedrag

Veel mensen met ADHD hebben de neiging taken uit te stellen, omdat ze moeite hebben zich te concentreren. Eerst wat anders doen is dan aantrekkelijker.

Tips tegen uitstelgedrag – Maak geheugensteuntjes van de taken die u moet uitvoeren. Schrijf de taak op een memo en plak die op een zichtbare plek. Schrijf de taak op uw takenlijst. Zet de taak in uw mobiele telefoon als herinnering.

57

58

Een patiënt met ADHD

– Denk aan de voordelen van het meteen uitvoeren van de taak. Maak eens een lijstje met de voor- en nadelen van het meteen uitvoeren van de taak. – Plan bepaalde vaste taken op vaste dagen, zodat het gewoonten of automatismen worden. Maak bijvoorbeeld in het weekend schoon en strijk al het wasgoed op woensdagmiddag. – Begin gewoon ergens, maakt niet uit waarmee. Als u eenmaal bezig bent, valt het vaak wel mee. – Verdeel een grote taak onder in kleinere subtaken. Hierdoor maakt u de taak overzichtelijker en is het aantrekkelijker om eraan te beginnen. – Neem geregeld pauze en werk niet langer dan 30 tot 45 minuten achter elkaar aan een lastige taak. Als u langer doorgaat neemt u meestal geen informatie meer op. Zet een wekker en ga in de pauze wat anders doen. – Beloon uzelf: doe pas iets leuks als u iets nuttigs heeft gedaan. – Bent u echt te onrustig om een lastige taak uit te kunnen voeren? Ga eerst sporten of even naar buiten, dat maakt uw hoofd leeg en geeft een verfrissend gevoel.

5.11

Impulsiviteit

Veel mensen met ADHD zijn geneigd impulsief te reageren op elke prikkel die voorbijkomt. Ze zeggen bijvoorbeeld overal ja op en bedenken pas achteraf dat ze geen tijd hebben. Of ze zijn bezig met een taak, maar gaan halverwege over op een andere activiteit zonder de eerste af te maken.

Tips tegen impulsief gedrag – Probeer bewuste keuzes te maken door de argumenten voor en tegen van een bepaalde keuze naast elkaar te zetten. Als iemand u bijvoorbeeld uitnodigt, overweeg dan eerst of u wel tijd en zin heeft. Zeg tegen de ander dat u er even over wilt nadenken en beloof hem later terug te bellen. Kijk in uw agenda en uw planning of er ruimte voor is.

5

Adviezen aan de patiënt

59

Een vriend belt om te vragen of u meegaat naar de bioscoop Voor

Tegen

Het is gezellig Het geeft ontspanning Ik heb hem al lang niet gezien Ik ben deze week nog niet uit geweest en heb vanavond tijd

Het kost geld Het wordt laat, zodat ik morgen moe ben

U staat in de winkel en ziet een leuke jurk Voor

Tegen

Ik word blij van een nieuwe jurk Ik wil een nieuwe jurk hebben voor het feest

De jurk kost geld en dat heb ik nodig voor een nieuwe jas Mijn kledingkast puilt uit Ik heb eigenlijk geen jurk nodig Als ik deze jurk koop, moet ik ook bijpassende schoenen kopen

– U kunt ook bewuste keuzes maken door te kijken naar de urgentie en het belang van een taak of activiteit. Stel uzelf de vraag: moet dit nu en is het echt belangrijk? – Probeer het impulsgedrag uit te stellen. Stel: u bent gestopt met roken maar voelt een onbedwingbare behoefte om een sigaret op te steken. Probeer dit tien minuten uit te stellen en zoek afleiding. U zult merken dat u tien minuten later minder behoefte heeft en misschien zelfs vergeten bent dat u een sigaret wilde opsteken. – Probeer te bepalen welke triggers leiden tot impulsief gedrag. Vaak zijn dat negatieve emoties (zoals verdriet, boosheid of vermoeidheid) of negatieve gedachten. Houd in een schema bij wanneer u heeft toegegeven aan een impuls en probeer er achter te komen wat daaraan voorafging. U kunt bijvoorbeeld het volgende schema gebruiken:

60

Een patiënt met ADHD

Impulsief gedrag: snoepen Gebeurtenis

Zaterdagavond, ik zit alleen tv te kijken

Gedachte

Iedereen is uit en ik zit hier in mijn eentje tv te kijken; niemand zit te wachten op een telefoontje van mij

Gevoel

Somber, eenzaam, verdrietig

Gedrag

Ik pak een zak drop en eet hem helemaal leeg

Gevolg

In eerste instantie voel ik me lekker, maar na een hele zak drop voel ik me misselijk en dik

– Zodra u weet welke situaties een trigger vormen, kunt u nagaan of u daar anders mee zou kunnen omgaan. Bel bijvoorbeeld iemand op als u alleen bent, of ga een rondje hardlopen als u onrustig bent. Het helpt soms om tot tien te tellen en na te denken over de gevolgen van uw gedrag. Realiseer u dat het nu wel lekker is om die zak drop leeg te eten, maar dat u er later spijt van zult krijgen.

6

Farmacotherapie

6.1

Inleiding

Medicatie vormt vaak de basis van de behandeling van ADHD, omdat het de meest onderzochte vorm van behandeling is en ongeveer 70% van de mensen met ADHD er baat bij heeft. Medicatie heeft een goed effect op de concentratieproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Tot op heden is het effect van medicatie op de ADHD-klachten groter dan het effect van alleen coaching of gedragstherapie. Ook slaat de coaching beter aan met medicatie, doordat de concentratie verbetert en vaardigheden zo makkelijker aangeleerd worden. Mensen die goed reageren op medicatie hebben daardoor meer profijt van de andere behandelvormen. ADHD-medicatie is tot op heden niet officieel geregistreerd voor volwassenen, alleen voor kinderen en adolescenten. 6.2

Soorten ADHD-medicatie

Stimulantia en atomoxetine zijn de twee soorten geneesmiddelen die bij ADHD het meest worden voorgeschreven. stimulantia Stimulantia vormen de belangrijkste groep medicijnen die wordt voorgeschreven voor ADHD en zijn sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw goed onderzocht bij kinderen. Stimulantia hebben een stimulerende werking op het centrale zenuwstelsel. Er zijn voor zover bekend geen schadelijke langetermijngevolgen bij kinderen. Er zijn twee soorten stimulantia: methylfenidaat en dexamfetamine. Methylfenidaat remt de heropname van dopamine en in mindere mate van noradrenaline. Dexamfetamine verhoogt de afgifte van do-

62

Een patiënt met ADHD

pamine (Kooij, 2008). Stimulantia lijken voor wat betreft farmacologische eigenschappen op de amfetaminen. Het preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. Om een ‘rebound’-effect te voorkomen, is het belangrijk dat de patiënt goed is ingesteld en de medicatie op tijd inneemt. De werkingsduur van methylfenidaat en dexamfetamine (zie het Farmacotherapeutisch kompas): – gewone tablet (zoals Ritalin®): 3-5 uur; – Concerta®: 12 uur; – Medikinet CR® en Equasym XL®: 8 uur; – Dexamfetamine: 4-5 uur. Veel voorkomende bijwerkingen zijn: hoofdpijn, maagpijn, verminderde eetlust, inslaapproblemen, nervositeit, verhoogde bloeddruk, droge mond, tics, duizeligheid, hartkloppingen, verhoging van de hartfrequentie, emotionele labiliteit, angst en depressie. Meestal nemen deze bijwerkingen binnen een paar weken af. Bijwerkingen die zelden voorkomen zijn: verergering van bestaande tics en psychotische verschijnselen (zie het Farmacotherapeutisch kompas). Volgens de Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor Zorgverzekeringen mogen alleen artsen met een specifieke deskundigheid in de behandeling van ADHD een behandeling met methylfenidaat starten (zie het Farmacotherapeutisch kompas). atomoxetine Wanneer stimulantia onvoldoende effect hebben, kan atomoxetine (Strattera®) worden voorgeschreven. Het Farmacotherapeutisch kompas vermeldt het volgende: ‘De kennis over de werkzaamheid en veiligheid van atomoxetine op de lange termijn is nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Van atomoxetine is in onderzoek geen voordeel ten opzichte van methylfenidaat naar voren gekomen. Met methylfenidaat bestaat meer ervaring en het is goedkoper. Atomoxetine kan worden geprobeerd bij kinderen en adolescenten die onvoldoende reageren op methylfenidaat of dit niet verdragen. Het dient alleen in combinatie met psycho-educatie en opvoedingsadviezen te worden toegepast. De commissie is van mening dat alleen artsen met een specifieke deskundigheid in de behandeling van ADHD een behandeling met atomoxetine mogen starten.’

6

Farmacotherapie

Atomoxetine werkt als selectieve remmer van het presynaptische noradrenalinetransporteiwit, waardoor de heropname van noradrenaline wordt geremd. Het is geen psychostimulans (zie het Farmacotherapeutisch kompas). Atomoxetine werkt het langst van alle ADHD-medicatie (24 uur), maar het effect is mogelijk minder sterk dan bij stimulantia. Mogelijke bijwerkingen zijn: verminderde eetlust, buikpijn en braken. In tegenstelling tot stimulantia die gemiddeld al na een half uur werken, begint atomoxetine pas na een aantal weken te werken. 6.3

De rol van de huisarts

Wanneer een patiënt door een psychiater is ingesteld op ADHD-medicatie, wordt hij vaak na verloop van tijd terugverwezen naar de huisarts, met het verzoek de medicatie over te nemen. Hieronder een aantal veelvoorkomende vragen van huisartsen over de medicatie. De vragen zijn voorgelegd aan Jan Willem Waterreus, psychiater en voorheen werkzaam bij het Centrum ADHD Volwassenen van Altrecht te Nieuwegein en Leonieke Schonebaum, die daar als psychiater werkzaam is. 1 hoe wordt een patiënt ingesteld op medicatie? Een patiënt wordt idealiter ingesteld op medicatie in een normale of rustige periode, zodat de effecten ook toegeschreven kunnen worden aan de medicatie. Het advies is om niet te starten in de vakantie of in een bijzonder stressvolle periode. Methylfenidaat is het middel van eerste keus. Er wordt meestal gestart met driemaal daags 10 mg. De dosering wordt geleidelijk opgebouwd, tot het gewenste effect is bereikt. Desgewenst is een langwerkend preparaat (zoals Concerta®) een vervolgstap. Bij onvoldoende effect of te veel bijwerkingen is dexamfetamine de tweede keus. Wanneer ook dat niet werkt, probeert men atomoxetine of eventueel een antidepressivum. Deze volgorde heeft vooral te maken met de kennis die voorhanden is. Methylfenidaat is het best onderzocht (bij kinderen) dus daarvan weet men zeker dat het middel ook bij langdurig gebruik niet gevaarlijk is. Dexamfetamine en atomoxetine lijken tot nu toe ook veilig, maar zijn minder uitgebreid onderzocht. Ook de kosten zijn bepalend voor deze volgorde.

63

64

Een patiënt met ADHD

2 waar let de huisarts op bij de overdracht? De huisarts moet erop letten dat de patiënt goed ingesteld staat. Dat betekent een stabiele bloeddruk en weinig ‘rebound’-verschijnselen. Er moet een ‘baseline’-bloeddruk bekend zijn, waarmee de bloeddrukcontroles vergeleken kunnen worden. Daarnaast is het belangrijk dat de patiënt de medicatie gebruikt volgens voorschrift. Dat betekent dat de patiënt op vaste tijden de medicatie inneemt en geen doseringen overslaat. 3 hoe vaak wordt de patiënt gezien voor controle? Dit is afhankelijk van de patiënt en de huisarts. Maar wanneer een patiënt stabiel is, zou eens per half jaar voldoende moeten zijn. De huisarts kan zelf bepalen of hij de patiënt actief oproept voor controle. Tijdens een controle let de huisarts op het effect en de mogelijke bijwerkingen. Daarnaast is het belangrijk de patiënt te houden aan de dosering en de tijden van inname. Ook is het nodig om het middelengebruik van de patiënt te monitoren, aangezien ADHD-medicatie en (overmatig) middelengebruik niet goed samengaan. 4 wat zijn de belangrijkste valkuilen? Sommige patiënten nemen de medicatie onregelmatig in. Het is echter belangrijk dat de patiënt de medicatie volgens een patroon inneemt en niet alleen wanneer hij een deadline of examen heeft. Daarnaast moet er gelet worden op misbruik van de medicatie in de vorm van snuiven, verhandelen of weggeven aan derden. 5 hoeveel herhaalrecepten geeft de huisarts mee? Het voorschrift is uitschrijven voor twee tot drie maanden, om misbruik te voorkomen. De apotheek geeft meestal slechts voor een maand medicijnen mee. Misbruik wordt duidelijk wanneer de patiënt zijn medicijnen te snel op heeft of steeds aangeeft zijn recept kwijt te zijn. 6 zijn er afspraken met de apotheek? Er zijn geen aparte afspraken met de apotheek.

6

Farmacotherapie

7 wat zijn de kosten van medicatie? Ritalin® wordt door alle zorgverzekeraars vergoed. Sommige aanvullende verzekeringen vergoeden de andere middelen tot een bepaald bedrag per jaar. Langwerkende medicatie (zoals Concerta®) is duurder en wordt niet altijd vergoed. Het is raadzaam dat de patiënt uitzoekt wat de verzekering vergoedt. Op de website van Patiëntenvereniging Impuls staat meer informatie over de vergoeding van ADHDmedicatie. 8 wanneer neemt de huisarts weer contact op met de psychiater? De huisarts kan bij iedere vraag contact opnemen met de psychiater. Terugverwijzen is nodig als de huisarts over diagnostiek of behandeling vragen heeft die zijn expertise te boven gaan. Bijvoorbeeld wanneer medicatie opnieuw ingesteld moet worden, wanneer de dosering gewijzigd moet worden, of wanneer een ander middel geprobeerd moet worden.

65

Psychologische behandelvormen

7.1

7

Inleiding

ADHD is een ontwikkelingsstoornis die gepaard kan gaan met psychische problemen zoals faalangst, een negatief zelfbeeld, burn-out of depressie. De behandeling van ADHD is daarom gericht op meerdere aspecten. Naast het behandelen van de kernsymptomen (aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit) is er aandacht voor andere problemen. In dit hoofdstuk worden de verschillende psychologische behandelvormen beschreven. Aan bod komen: psycho-educatie, lotgenotencontact, coaching, cognitieve gedragstherapie, psychotherapie, relatietherapie en overige begeleiding. Zowel mensen met hyperactiviteit (ADHD) als mensen zonder hyperactiviteit (ADD) kunnen van deze behandelvormen profiteren. Een psychologische behandeling wordt vaak in combinatie met een medicamenteuze behandeling gegeven. Afhankelijk van de problematiek van de patiënt en de hulpvraag wordt gezamenlijk een behandelplan opgesteld. 7.2

Behandelvormen

psycho-educatie Psycho-educatie is belangrijk voor de patiënt en zijn omgeving en wordt aan het begin van de behandeling gegeven. Onderwerpen die daarbij aan bod komen zijn: – symptomen van ADHD; – oorzaken; – gevolgen; – erfelijkheid;

7

Psychologische behandelvormen

– werking van de hersenen; – behandelmogelijkheden; – praktische adviezen. lotgenotencontact Lotgenotencontact is een belangrijk onderdeel van de behandeling. Het geeft herkenning en erkenning en patiënten kunnen veel van elkaar leren. Daarnaast is het prettig om de mening van een ervaringsdeskundige te horen naast de mening van een hulpverlener. In steeds meer GGZ-instellingen wordt lotgenotencontact mogelijk gemaakt en gestimuleerd door het geven van psycho-educatie en coaching in groepen. Op de website van Patiëntenvereniging Impuls staat meer informatie over hoe patiënten met elkaar in contact kunnen komen. Impuls organiseert naast symposia en contactavonden ook de zogenaamde ADHD-cafés, waar men elkaar informeel kan ontmoeten. coaching Coaching is een behandelvorm met als doel het verbeteren van het dagelijks functioneren. Een coach helpt structuur aan te brengen in het leven, haalbare doelen te formuleren en dagelijkse taken uit te voeren. Coaching is een kortdurend traject van ongeveer vijftien sessies. Meestal zijn de gesprekken wekelijks of tweewekelijks; dit hangt van de coach en van de instelling af. Het is een actieve vorm van behandeling waarbij de patiënt aan het werk wordt gezet. Er is niet één enkele manier van coachen. Elke instelling en elke coach heeft zijn eigen werkwijze. De ene werkt individueel en een andere biedt groepscoaching aan. Dit hangt onder andere af van de specifieke problemen, behoeften en wensen van de patiënt. Coaching is een gestructureerde vorm van behandeling waarbij verschillende thema’s aan bod komen: – concentratie; – hyperactiviteit/impulsiviteit; – planning van taken en afspraken; – dagindeling; – post en financiën; – uitstelgedrag; – vergeetachtigheid; – negatieve gedachten en gevoelens.

67

68

Een patiënt met ADHD

Deze onderwerpen hebben invloed op allerlei gebieden, zoals financiën, opleiding, werk, relatie, sociale contacten en het huishouden. cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een kortdurende behandelvorm, waarbij irreële cognities opgespoord en veranderd worden, zodat negatieve gevoelens verminderen en problematisch gedrag afneemt. Sommige patiënten met ADHD hebben als gevolg van faalervaringen een negatief zelfbeeld ontwikkeld. Na een coachingstraject kan CGT ingezet worden, met als doel het vergroten van het zelfvertrouwen en het doorbreken van hardnekkige disfunctionele gedragspatronen. psychotherapie Veel patiënten ervaren de diagnose ADHD als een erkenning van hun problemen, maar er kan ook rouw zijn om de diagnose. Er is vaak verdriet en boosheid over mislukte opleidingen, stukgelopen relaties en gemiste kansen. Door deze heftige gevoelens lukt het soms niet om de draad weer op te pakken, ondanks medicatie, coaching of cognitieve gedragstherapie. Dan kan het nodig zijn om wat uitgebreider stil te staan bij deze gevoelens. Psychotherapie is een behandelvorm waarbij er meer aandacht is voor de manier waarop de patiënt in het leven staat en hoe hij omgaat met negatieve gebeurtenissen. relatie- en gezinstherapie Soms is het nodig om ook de partner bij de behandeling te betrekken, bijvoorbeeld wanneer de relatie uit evenwicht raakt of de communicatie moeizaam verloopt. Relatietherapie kan inzicht geven in de manier waarop de partners met elkaar omgaan en de gevolgen daarvan. Er wordt vervolgens samen gezocht naar verbetering. ADHD kan invloed hebben op het hele gezin, bijvoorbeeld wanneer er te weinig structuur is of er veel conflicten zijn. In een gezinsgesprek kunnen onder andere afspraken gemaakt worden over de omgangsregels in huis. overige begeleiding Naast eerder genoemde behandelvormen kan een patiënt ook baat hebben bij het algemeen maatschappelijk werk, voor hulp bij problemen met de administratie of financiën. Wanneer iemand thuis ondersteuning nodig heeft, kan een professional organizer ingeschakeld worden, dat is een thuiscoach die orde in de chaos schept. Hij

7

Psychologische behandelvormen

kan helpen met opruimen en het aanbrengen van een systeem in de administratie en financiën. Een thuiscoach of professional organizer wordt meestal niet vergoed door de verzekering. Om deze vorm van hulp te financieren moet een persoonsgebonden budget (PGB) aangevraagd worden bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Wanneer een re-integratiebureau ingeschakeld moet worden, is het goed om te weten dat sommige bureaus gespecialiseerd zijn in het begeleiden van mensen met ADHD.

69

Literatuur

American Psychiatric Association (2001). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR. Amsterdam: Hartcourt Assessment. Buchner, F.L., Ezendam, J., Tijhuis, M.J., Mennes, W., Loveren, H. van, & Berg, S.W. van den (2009). Voeding en ADHD. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Buitelaar, J.K., & Kooij, J.J.S. (2000). Aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis (ADHD); achtergronden, diagnostiek en behandeling. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 144, 1716-1722. Carpentier, P.J. (2007). ADHD bij volwassenen in 10 landen. Nieuwsbrief Kenniscentrum ADHD bij Volwassenen, 9. Delfos, M., & Gottmer, M. (2006). Leven met autisme. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Eurelings-Bontekoe, E.H.M., Verheul, R., & Snellen, W.M. (2007). Handboek persoonlijkheidspathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hallowell, E., & Ratey, J. (2006). Hulpgids ADHD. Amsterdam: Nieuwezijds. Hellingman-Fernhout, C.M. (2000). De grabbelton van het autismespectrum. Bussum: Nederlandse Vereniging voor Autisme. Hengeveld, M.W., & Balkom, van A.J.L.M. (2005). Leerboek psychiatrie. Utrecht: De Tijdstroom. Kaplan, H., Sadock, B., & Grebb, J. (1994). Synopsis of psychiatry. Baltimore: Williams and Wilkins. Kolberg, J., & Nadeau, K. (2007). Opgeruimd leven met ADHD. Praktische organiseertips en strategieën. Amsterdam: Nieuwezijds. Kooij, J.J. (2001). ADHD bij volwassenen. Neuropraxis, 5, 201-206. Kooij, J.J. (2002). ADHD bij volwassenen, inleiding in diagnostiek en behandeling. Lisse: Swets en Zeitlinger. Kooij, J.J. (2008). Over medicatie, voor volwassenen met ADHD. Bilthoven: Vereniging Impuls. Kragten, J. (2004). Leven met een depressieve stoornis. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ (2005). Multidisciplinaire richtlijn ADHD. Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen. Utrecht: Trimbos-instituut.

7

Literatuur

Loos, G.H.H. van der (2008). ADHD en comorbiditeit die je niet over het hoofd mag zien. ADHD Actueel. Nederlands Huisartsen Genootschap (2003). Standaard depressieve stoornis (M44). Utrecht: NHG. Nederlands Huisartsen Genootschap (2004). Standaard angststoornissen (M62). Utrecht: NHG. Nederlands Huisartsen Genootschap (2005). Standaard problematisch alcoholgebruik (M10). Utrecht: NHG. Sameroff, A.J., & Mackenzie, M.J. (2005). Kwart eeuw transactioneel model. Kind en Adolescent Review, 12, 249-265. Scholtissen-in de Braek, D., Hurks, P., & Jolles, J. (2006). De rol van de neuropsycholoog bij de diagnostiek en behandeling van volwassenen met attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). Tijdschrift voor Neuropsychologie, 24-36. Taylor, E., e.a. (2005). Europese richtlijnen voor de hyperkinetische stoornis: eerste herziening. Kind en Adolescent Review, 12, 5-58. Verhulst, F.C. (2006). Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie. Assen: Van Gorcum. Website College voor Zorgverzekeringen. Farmacotherapeutisch kompas. Diemen: CVZ. www.fk.cvz.nl

71

Adressen en websites

Centrum Indicatiestelling Zorg www.ciz.nl Kenniscentrum ADHD bij Volwassenen Carel Reinierszkade 197 2593 HR Den Haag www.adhdbijvolwassenen.nl Balans, landelijke vereniging voor ouders van kinderen met ontwikkelingsstoornissen Postbus 93 3720 AB Bilthoven (030) 225 50 50 en (0900) 202 00 65 www.balansdigitaal.nl Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie Postbus 20062 3502 LB Utrecht www.nvvp.net Impuls, vereniging voor volwassenen met ADHD en aanverwante stoornissen Postbus 93 3720 AB Bilthoven (030) 225 50 50 en 225 50 66 www.impulsdigitaal.nl Per Saldo Postbus 19161 3501 DD Utrecht

7

Adressen en websites

(0900) 742 48 57 www.persaldo.nl Stichting ADHD Netwerk Informatie over ADHD en adressen van hulpverleners in heel Nederland www.adhdnetwerk.nl Trimbos-instituut Postbus 725 3500 AS Utrecht www.trimbos.nl

73

Bijlage Zelf-rapportage vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit voor volwassenheid en kindertijd

Bijlage Zelf-rapportage vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit voor volwassenheid en kindertijd

Pat Nr:.... Criterium DSM-IV

Scorings-formulier, kindertijd en volwassenheid. Zelfrapportage Vragenlijst over Aandachtsproblemen en Hyperactiviteit

Ja

1a

Vraag 1 of vraag 3 = score ≥ 2.

1b

Vraag 5 = score ≥ 2.

1c

Vraag 7 = score ≥ 2.

1d

Vraag 10 of vraag 11 = score ≥ 2.

1e

Vraag 14 = score ≥ 2.

1f

Vraag 16 = score ≥ 2.

1g

Vraag 18 = score ≥ 2.

1h

Vraag 20 = score ≥ 2.

1i

Vraag 22 = score ≥ 2.

2a

Vraag 2 of vraag 4 = score ≥ 2.

2b

Vraag 6 = score ≥ 2.

2c

Vraag 8 of vraag 9 = score ≥ 2.

2d

Vraag 12 of vraag 13 = score ≥ 2.

2e

Vraag 15 = score ≥ 2.

2f

Vraag 17 = score ≥ 2.

2g

Vraag 19 = score ≥ 2.

2h

Vraag 21 = score ≥ 2.

2i

Vraag 23 = score ≥ 2. Score kindertijd:

A:

........ / 9 kenmerken

H/I: ........ / 9 kenmerken

Is het aantal A

........ / 9 kenmerken

H/I: ........ / 9 kenmerken

Nee Ja

Nee

Ja

Nee

Ja

Nee

kenmerken ≥ 6 ?

Is het aantal H/I kenmerken ≥ 6 ? Score volwassenheid:

A

Volw.:

Kind:

Is het aantal A

kenmerken ≥ 6 ?

Is het aantal H/I kenmerken ≥ 6 ?

De ‘Zelfrapportage Vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit’ is gebaseerd op de DSM-IV criteria voor ADHD (APA, 1994), door J.J.S. Kooij en J.K. Buitelaar, © 1997. Het afkappunt voor ADHD in de DSM-IV is voor de kindertijd vastgesteld op 6 van 9 criteria; over het precieze afkappunt voor adolescenten en volwassenen doet de DSM-IV geen uitspraak. Er zijn aanwijzingen uit onderzoek dat het afkappunt voor de symptomen in de volwassenheid lager ligt dan in de kindertijd, vanaf 4 van 9 criteria. Ref.: Kooij et al., 2005. Internal and external validity of attention-defiicit/hyperactivity disorder in a population-based sample of adults. Psychological Medicine, 35:817-827.

75

76

Een patiënt met ADHD

Zelf-rapportage vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit voor volwassenheid en kindertijd J.J.S. Kooij en J.K. Buitelaar, © 1997

Naam: ................................................................................................ Geboortedatum: ....../ ....../ ........

Patiëntnr................

Datum: ....../ ......./ .......

Omcirkel het getal dat het beste uw gedrag van de afgelopen zes maanden beschrijft. Steeds één score aangeven (0, 1, 2 óf 3). 0 = nooit of zelden

1 = soms

2 = vaak

3 = erg vaak

1.

Ik let onvoldoende op details bij mijn werk.

0

1

2

3

2.

Wanneer ik zit, friemel ik met mijn handen of voeten.

0

1

2

3

3.

Ik maak slordige fouten in mijn werk.

0

1

2

3

4.

Ik zit te wiebelen en te draaien in mijn stoel.

0

1

2

3

5.

Wanneer ik met iets bezig ben, kan ik er met mijn 0

1

2

3

6.

Ik sta snel op van mijn stoel in situaties waarin verwacht wordt dat ik netjes blijf zitten.

0

1

2

3

7.

Ik luister slecht wanneer anderen iets tegen mij zeggen.

0

1

2

3

Ik voel me rusteloos.

0

1

2

3

9.

Ik verveel me snel.

0

1

2

3

10.

Ik heb moeite aanwijzingen op te volgen.

0

1

2

3

11.

Karweitjes of werk waar ik aan begin, maak ik niet af.

0

1

2

3

12.

Ik kan me moeilijk ontspannen in mijn vrije tijd.

0

1

2

3

13.

In mijn vakantie of vrije tijd zoek ik een omgeving met drukte en lawaai.

0

1

2

3

Ik kan mijn bezigheden of taken moeilijk organiseren.

0

1

2

3

0

1

2

3

aandacht slecht bij blijven.

8.

14. 15.

Ik ben voortdurend ‘in de weer’, alsof ik ‘door een motor word aangedreven’.

16.

Ik probeer onder bezigheden uit te komen waarop ik me langere tijd moet concentreren.

0

1

2

3

17.

Ik praat aan één stuk door.

0

1

2

3

18.

Ik raak dingen kwijt die ik nodig heb voor taken of bezigheden.

0

1

2

3

19.

Ik geef antwoord voordat vragen zijn afgemaakt.

0

1

2

3

20.

Ik ben snel afgeleid.

0

1

2

3

21.

Ik vind het moeilijk op mijn beurt te wachten.

0

1

2

3

22.

Ik ben vergeetachtig bij alledaagse bezigheden.

0

1

2

3

23.

Ik onderbreek anderen of val ze in de rede.

0

1

2

3

Wilt u alstublieft ook de vragen aan de achterkant van dit formulier beantwoorden?

Bijlage Zelf-rapportage vragenlijst over aandachtsproblemen en hyperactiviteit voor volwassenheid en kindertijd

77

De volgende vragen gaan over dezelfde kenmerken, maar nu in de kindertijd. Omcirkel het getal dat het beste uw gedrag als kind (0-12 jaar) beschrijft. Steeds één score aangeven (0, 1, 2 óf 3).

0 = nooit of zelden

1 = soms

2 = vaak

3 = erg vaak

1. Ik lette onvoldoende op details bij schoolwerk.

0

1

2

3

2. Ik friemelde met handen of voeten.

0

1

2

3

3. Ik maakte slordige fouten in schoolwerk.

0

1

2

3

4. Ik zat te wiebelen en te draaien op de stoel.

0

1

2

3

5. Ik kon de aandacht slecht bij bezigheden houden.

0

1

2

3

0

1

2

3

7. Ik luisterde slecht wanneer anderen iets zeiden.

0

1

2

3

8. Ik voelde me rusteloos.

0

1

2

3

9. Ik verveelde me snel.

0

1

2

3

10. Ik had moeite aanwijzingen op te volgen.

0

1

2

3

11. Ik begon aan karweitjes of werk, maar maakte ze niet af.

0

1

2

3

12. Ik kon me moeilijk ontspannen.

0

1

2

3

13. Ik had moeite rustig te spelen.

0

1

2

3

14. Ik kon bezigheden of taken moeilijk organiseren.

0

1

2

3

0

1

2

3

0

1

2

3

0

1

2

3

18. Ik raakte dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden. 0

1

2

3

19. Ik gaf antwoord voordat vragen waren afgemaakt.

0

1

2

3

20. Ik was snel afgeleid.

0

1

2

3

21. Ik vond het moeilijk op mijn beurt te wachten.

0

1

2

3

22. Ik was vergeetachtig bij alledaagse bezigheden.

0

1

2

3

23. Ik onderbrak anderen of viel ze in de rede.

0

1

2

3

6. Ik stond snel op van m’n stoel in situaties waarin verwacht werd dat ik netjes bleef zitten.

15. Ik was voortdurend ‘in de weer’, als ‘door een motor aangedreven’. 16. Ik probeerde onder bezigheden uit te komen waarop ik me langere tijd moest concentreren. 17. Ik praatte aan één stuk door.

Bedankt voor het invullen!

Register

aandachtsproblemen 11 aandachtstekort 23 ADHD 10 –, beloop 43 –, diagnose 25 –, diagnostiek 23 –, differentiaaldiagnostiek 28 –, DSM-IV-TR-criteria 23 –, gecombineerd type 15 –, genetische factoren 35 –, gevolgen 42 –, hersenen 38 –, hyperactief-impulsief type 17 –, late diagnose 44 –, omgevingsfactoren 36 –, onderzoek 33 –, onoplettend type 16 –, tijdige herkenning 47 –, verschillen jongens en meisjes 19 –, verschillen kinderen en volwassenen 20 –, verschillen mannen en vrouwen 19 administratie 55 agenda 52 angststoornissen 26, 30 atomoxetine 62 attention deficit hyperactivity disorder 10 autismespectrumstoornis 31 bipolaire stoornis 30 borderline persoonlijkheidsstoornis 31 coaching 67

cognitieve gedragstherapie 68 comorbide stoornissen 26 concentratie 56 dag-nachtritme 21, 49 depressie 29 disfunctioneren 44 –, sociale omgeving 45 –, studie 46 –, thuissituatie 45 –, werk 46 diëten 38 doorverwijzen 49 dyslexie 22 farmacotherapie 61 financiën 55 gewoontevorming 54 hersenen –, filterfunctie 39 –, remfunctie 40 huisarts 63 –, apotheek 64 –, controle 64 –, doorverwijzen 32 –, herhaalrecepten 64 –, overdracht 64 –, psychiater 65 –, valkuilen 64 huishouden 53 hyperactiviteit 13, 24 impulsiviteit 13, 25, 58 kortetermijngeheugen 57 lotgenotencontact 67 MBD 35 medicatie 61, 63 melatonine 21

Register

middelenmisbruik 26 minimal brain damage 35 minimal brain dysfunction 35 neuropsychologische verklaringsmodellen 41 opruimen 53 persoonlijkheidsstoornissen 27 plannen 50 post 55 prevalentie 19 prikkelbaarheid 22 professional organizer 68 psychiater 63 psycho-educatie 66

79

psychologische behandelvormen 66 psychotherapie 68 richtlijnen 34 screeningslijst 32 slaapproblemen 21 stemmingsstoornissen 26 stemmingswisselingen 22 stimulantia 61 takenlijst 50 uitstelgedrag 12, 57 vergeetachtigheid 57 voeding 37 weekschema 51