Wondverzorging [3rd ed]
 978-90-313-3854-2, 978-90-313-9102-8 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Werkcahier Kwalificatieniveau 4

Wondverzorging Vaardigheden in studieopdrachten • • • • • • •

Zwachtelen van stompe lichaamsdelen* Zwachtelen van conische lichaamsdelen* Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen* Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek* Verzorging van rode wond* Verzorging van gele en zwarte wond* Het verzorgen van een ulcus cruris: ambulante compressietherapie*

• • • •

Kiezen van verbandmiddelen Uitleg geven over compressietherapie aan zorgvragers Zorgvragers adviseren over leefwijzen Herkennen van verpleegkundige diagnosen rond wondverzorging

Voor de met een sterretje (*) aangeduide vaardigheden zijn inhoudelijke analyses opgenomen.

TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Skillslab-serie voor verpleegkundige beroepsvaardigheden

Bohn Stafleu van Loghum Houten/Diegem 2002

Colofon © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

ISBN 978 90 313 3854 2 NUR 897 Vormgeving Grafisch Ontwerp Bureau Hetty Creemers, Maastricht Vormgeving Grafisch Ontwerp Bureau Hetty Creemers, Maastricht

Eerste druk 1997 Tweede, herziene druk, 1998 Tweede, herziene druk, tweede oplage 1999 Derde, herziene druk, eerste oplage 2002 Derde, herziene druk, tweede oplage 2003 Derde, herziene druk, derde oplage 2004 Derde, herziene druk, vierde oplage 2005 Derde, herziene druk, vijfde oplage 2006 Derde, herziene druk, zesde oplage 2007

Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl

Distributeur in België: Standaard Uitgeverij Mechelsesteenweg 203 2018 Antwerpen [email protected]

Voorwoord Dit werkcahier maakt deel uit van een serie werkcahiers die gebruikt worden bij het vaardigheidsonderwijs voor mbo-opleidingen Verpleegkunde. Deze cahiers zijn ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs. Het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. In het kader van deze samenwerking worden leermaterialen ontwikkeld die geënt zijn op de Skillslab-methode. Deze methode wordt inmiddels veel gebruikt voor het vaardigheidsonderwijs binnen verpleegkundige, para- en perimedische opleidingen. De Skillslab-methode is ontwikkeld om binnenschools al te komen tot een zodanige beheersing van de beroepsvaardigheden, dat zorgvragers zo min mogelijk te maken krijgen met ongeoefende studenten. De leermaterialen (o.a. boekjes, cahiers, videoproducties, thematische- en interactieve cd-roms) worden ontwikkeld voor zowel het onderwijs in de sociale vaardigheden als voor de verpleegkundige vaardigheden. Naast het ontwikkelen van leermaterialen, biedt het TransferPunt ondersteuning bij de implementatie van de Skillslab-methode, worden docententrainingen verzorgd en wordt er onderzoek gedaan naar de meest effectieve vormen van vaardigheidsonderwijs. Bij de opzet van de werkcahiers is rekening gehouden met de vereisten die voor het verplegen op kwalificatieniveau 4 zijn geformuleerd. Van verpleegkundigen op dit niveau wordt onder andere verwacht dat zij in staat zijn om zelfstandig zorg te verlenen. Door de verschillende soorten opdrachten in de cahiers, wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van de kennis, inzichten en vaardigheden, die nodig zijn om aan deze vereisten te kunnen voldoen. Een gevarieerd aanbod aan zorgvragen in verschillende zorgsettingen komt aan de orde om het geleerde toe te leren passen. Om recht te doen aan een van de centrale uitgangspunten van de Skillslab-methode: ‘zorgvragers fungeren niet onnodig als leerobject’, wordt een grote plaats ingeruimd voor het praktisch bezig zijn. Immers alleen door veel en gevarieerd oefenen kan de vaardigheid in de vingers gekregen worden. Pas dan is het toepassen van de vaardigheid op ‘echte’ zorgvragers – eerst onder begeleiding – verantwoord. De werkcahiers worden regelmatig door (inhouds)deskundigen aangepast op grond van evaluaties en nieuwe ontwikkelingen binnen het verpleegkundig onderwijs en beroepspraktijk. Dit cahier is een bewerking van het hbo-cahier Wondverzorging (derde, herziene druk 2001). Voor deze uitgave zijn de inhoudelijke analyses becommentarieerd door docenten van de hbo-v’s. Verder is dankbaar gebruik gemaakt van commentaren en suggesties voor aanpassingen van de leden van de participantenraad van het mbo-verpleegkunde. De bewerking van deze derde, gewijzigde, druk voor het mbo is uitgevoerd door: – Annita Strijbos, Transferpunt Vaardigheidsonderwijs – Hanneke Ariëns, Transferpunt Vaardigheidsonderwijs m.m.v. – Thérèse Lucassen, Drenthe College – Loes van Putten, Horizon College – Judith Alkema, Mondriaan Onderwijsgroep. Voor aanpassingen in deze bijdruk is dankbaar gebruik gemaakt van commentaar van: – Judith Alkema, Mondriaan Onderwijsgroep, Den Haag – Therese Lucassen, ROC Drenthe – Harold Nas, Transferpunt Vaardigheidsonderwijs – Cees van Stipdonk, Mondriaan Onderwijsgroep, Den Haag Eindredactie: Annita Strijbos, TransferPunt VaardigheidsOnderwijs Uiteraard blijven de medewerkers van het TransferPunt VaardigheidsOnderwijs verantwoordelijk voor inhoud en vormgeving. Wij houden ons aanbevolen voor commentaar en suggesties.

3

Gebruikswijzer Hoe kun dit cahier en de bijbehorende Thematische cd-rom Wondverzorging gebruiken? Hieronder lichten we, gericht op het leren van vaardigheden rond het thema wondverzorging, een aantal punten kort toe. In de notitie Vaardig competent worden vind je meer uitgebreide informatie over de manier waarop je je vaardigheidsleren gestalte kunt geven. Deze notitie is te downloaden vanaf de site www.tpvo.nl. Om in de beroepspraktijk verantwoord te kunnen werken, moet je goed begrijpen wat je in een concrete situatie met de zorg voor een zorgvrager doet. De studieopdrachten, de inhoudelijke analyses en de informatie op de cd-rom zijn bedoeld om de achtergrondinformatie op te doen, die je nodig hebt om de vaardigheden van wondverzorging verantwoord uit te kunnen voeren. De cd-rom kun je ook goed gebruiken om je op het thema te oriënteren en na te gaan welke kennis en vaardigheden je al bezit, zodat je aanhakend op wat je weet en kunt, je kennis en vaardigheden uitbreidt. Bekijk voor de beeldvorming van een vaardigheid, voordat je aan de studie gaat, het filmfragment op de cd-rom. Het is handig dat je, voorafgaand aan het bestuderen van een inhoudelijke analyse, bekijkt hoe de vaardigheid uitgevoerd wordt. Zeker als het gaat om vaardigheden die je nog nooit gezien hebt, bijvoorbeeld het verzorgen van een ulcus cruris of het spoelen van een wond. Als je een beeld hebt van de vaardigheid, kun je beter je aandacht richten op het bestuderen van de ins en outs en de kritieke punten van de handeling. In het practicum, na de trainingsbijeenkomst, ga je verder oefenen. Belangrijk in deze fase van het in de vingers krijgen van de vaardigheden is, dat je steeds beter in staat bent je eigen handelen aan te sturen en ook te corrigeren als dat nodig is. Gebruik hiervoor de door jou aangepaste verbalisatieschema’s. Het oefenen met de vaardigheden zul je in het begin vooral gericht op de techniek van de werkwijze doen. Door met elkaar te oefenen, kun je gemakkelijk de begeleidende aspecten aan bod laten komen. De oefen- en observatielijsten moet je telkens beperken tot die punten die je gaat oefenen en waar je feedback op wilt. Tot slot Als je de vaardigheden van wondverzorging op school hebt afgerond, heb je een goede basis voor het oefenen in de praktijk. Het is zinvol het oefenen tijdens de stage in het verlengde te plaatsen van het geleerde op school. Anders heb je op school al die moeite voor niets gedaan! Samenhang tussen je leren op school en in de praktijk bereik je door terug te halen wat je op school geleerd hebt en dit te vergelijken met de werkwijze in de praktijk. Vooral het bespreken van eventuele verschillen helpt je voor het goed kunnen beredeneren van je handelen. De verkorte observatielijsten in dit cahier zijn bedoeld als hulpmiddel bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van je uitvoering van de vaardigheid in de praktijk.

Website In de oorspronkelijke uitgave van wondverzorging, werkcahier kwalificatieniveau 4 was een cd-rom toegevoegd met aanvullend digitaal materiaal. Vanaf deze editie is echter al dit aanvullende materiaal vindbaar op: http://extras.springer.com Vul op deze website in het zoekveld Search ISBN het ISBN van het boek in: 978-90-313-3854-2 Let op: het is belangrijk om precies deze schrijfwijze aan te houden, dus met tussenstreepjes. Overal waar in deze uitgave verwezen wordt naar de cd-rom, wordt bovenstaande website extras.springer.com bedoeld.

5

Inhoud

6

Voorwoord

3

Gebruikswijzer

5

1

Informatie over het werkcahier 1.1 Algemene informatie 1.2 Overzicht studieplan

9 9 9

2

Inleiding

15

3

Beginvereisten 3.1 Inleiding 3.2 Voorkennistoets

17 17 17

4

Verbandmateriaal en verbinden 4.1 Inleiding 4.2 Studieopdrachten 4.2.1 Door het bos de bomen zien (oriëntatietaak) 4.2.2 Het doel niet missen (studietaak) 4.2.3 Wondbedekking voor de knie (toepassingstaak) 4.2.4 Snelverband, drukverband of wondverband? (toepassingstaak) 4.2.5 Gefixeerd door verbandstoffen (studietaak) 4.2.6 Vier – zwachteltechnieken – op een rij (studie-/toepassingstaak) 4.2.7 Zwachtelen: een kunst (toepassingstaak) 4.2.8 Gesteund door verbandmateriaal (toepassingstaak) 4.2.9 Niet alleen een opgezwollen knie (toepassings-/strategietaak) 4.3 Inhoudelijke analyses 4.3.1 Zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand 4.3.2 Zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm 4.3.3 Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie 4.3.4 Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek: de middenvoet/enkel 4.4 Leerresultaten

19 19 19 19 20 21 22 23 23 24 25 25 28 28 34 38 40 42

5

De zorg rondom de rode wond 5.1 Inleiding 5.2 Studieopdrachten 5.2.1 De rode wond (oriëntatietaak) 5.2.2 De genezing van de rode wond (toepassingstaak) 5.2.3 Rekening houden met meerdere factoren (toepassingstaak) 5.2.4 Het juiste verband (studietaak) 5.2.5 Maar er is zo veel! (studietaak) 5.2.6 Een vochtig milieu (toepassingstaak) 5.2.7 Lichamelijke, psychische en sociale consequenties (toepassingstaak) 5.2.8 Een diagnose bij het probleem (toepassingstaak) 5.2.9 Een keuze voor de manier van verbinden (toepassingstaak) 5.2.10 Beïnvloedende factoren (studie-/toepassingstaak) 5.2.11 De juiste volgorde (toepassingstaak) 5.2.12 Kruisinfecties voorkomen (toepassingstaak) 5.3 Inhoudelijke analyse 5.3.1 Verzorging van de rode wond 5.4 Leerresultaten

43 43 43 43 44 44 45 45 46 47 48 48 49 50 50 52 52 58

6

De zorg rondom de gele en zwarte wond 6.1 Inleiding 6.2 Studieopdrachten

59 59 59

wondverzorging

inhoud

6.3 6.4

6.2.1 Geel van zwart onderscheiden (oriëntatietaak) 6.2.2 Een nascholing (studietaak) 6.2.3 Prikkelende spoeling (toepassingstaak) 6.2.4 De wond van mevrouw Fishert (toepassingstaak) 6.2.5 Nog steeds decubitus bij kwart patiënten (studie-/toepassingstaak) 6.2.6 Kans op decubitus (studie-/toepassingstaak) 6.2.7 Stadia van decubitus (studie-/toepassingstaak) 6.2.8 En nu zelf een keuze maken (toepassingstaak) 6.2.9 Een ongelukje met de fiets (strategietaak) 6.2.10 Een diepe decubituswond (discussietaak) 6.2.11 Omgaan met naasten (inlevings-/strategietaak) Inhoudelijke analyse 6.3.1 Verzorging van de gele en zwarte wond Leerresultaten

59 60 61 61 62 63 63 64 65 66 66 68 68 76

7

De zorg rondom de ulcus cruris 7.1 Inleiding 7.2 Studieopdrachten 7.2.1 Onderscheid in ulcus cruris (studietaak) 7.2.2 Ambulante compressietherapie (studietaak) 7.2.3 Ambulante compressietherapie bij meneer Van Eijk (toepassingstaak) 7.2.4 Interventies bij een zorgvrager met ulcus cruris (toepassingstaak) 7.2.5 Mevrouw Memmet (toepassingstaak) 7.2.6 Elastische kousen (strategietaak) 7.3 Inhoudelijke analyse 7.3.1 De verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie 7.4 Leerresultaten

77 77 77 78 79 79 80 81 81 84 84 92

8

Zelfevaluatietoets en trainingsbijeenkomst 8.1 Zelfevaluatietoets 8.2 Trainingsbijeenkomst

93 93 94

9

Practicum 9.1 Inleiding 9.2 Oefenopdrachten met het accent op de verpleegtechnische kant van de vaardigheid 9.2.1 Kiest u maar! (beheersingstaak) 9.2.2 Oefening baart kunst (beheersingstaak) 9.2.3 Schoon moet schoon blijven (beheersingstaak) 9.2.4 Het verzorgen van een zwarte wond (verbalisatie-/beheersingstaak) 9.2.5 Ambulante compressietherapie 9.3 Oefenopdracht met het accent op integratie van verpleegtechnische, begeleidende en coördinerende aspecten van de vaardigheid 9.4 Verbalisatieschema’s 9.4.1 Verbalisatieschema voor het zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand 9.4.2 Verbalisatieschema voor het zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm 9.4.3 Verbalisatieschema voor het zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie 9.4.4 Verbalisatieschema voor het zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek: de middenvoet/enkel 9.4.5 Verbalisatieschema voor de verzorging van de rode wond 9.4.6 Verbalisatieschema voor de verzorging van de gele en zwarte wond 9.4.7 Verbalisatieschema voor de verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie 9.5 Observatie- en oefenlijsten 9.5.1 Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand 9.5.2 Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm

95 95 95 96 96 97 97 98 98 100 100 100 100 101 101 101 102 103 103 106

7

wondverzorging

inhoud

9.5.3

9.6

8

Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie 9.5.4 Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omrek: de middenvoet/enkel 9.5.5 Observatie- en oefenlijst voor de verzorging van de rode wond 9.5.6 Observatie- en oefenlijst voor de verzorging van de gele en zwarte wond 9.5.7 Observatie- en oefenlijst voor de verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie Leerresultaten

108 110 112 115 119 121

10

Oefenen tijdens de stage 10.1 Inleiding 10.2 Verkorte observatielijsten 10.2.1 Zwachtelen van stompe lichaamsdelen 10.2.2 Zwachtelen van conische lichaamsdelen 10.2.3 Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen 10.2.4 Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek 10.2.5 De verzorging van de rode wond 10.2.6 De verzorging van de gele en zwarte wond 10.2.7 De verzorging van een ulcus cruris: ambulante compressietherapie

122 122 123 123 125 126 127 128 129 130

11

Antwoorden toetsvragen

131

12

Bronnen

132

1 Informatie over het werkcahier 1.1 Algemene informatie Verpleegkundige vaardigheden:

Zwachtelen van stompe lichaamsdelen* Zwachtelen van conische lichaamsdelen* Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen* Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek* Verzorging van rode wond* Verzorging van gele en zwarte wond* Het verzorgen van een ulcus cruris: ambulante compressietherapie* Kiezen van verbandmiddelen Uitleg geven over compressietherapie aan zorgvragers Zorgvragers adviseren over leefwijzen Herkennen van verpleegkundige diagnosen rond wondverzorging

Studiebelasting:

± 40 SBU, onder andere afhankelijk van voorkennis

Verplichte literatuur:

Werkcahier Wondverzorging Thematische cd-rom Wondverzorging

1.2 Overzicht studieplan Vul het studieplan op de volgende pagina’s in door de data in te vullen van je planning. Dit kun je het beste doen nadat je je op de inhouden van het cahier hebt georiënteerd. In de kolom ‘oefenopdrachten’ zijn de nummers van de uitvoeringsopdrachten opgenomen, zodat je de samenhang ziet met de studieopdrachten.

9 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_1, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

10 9.2.1

9.2.1

9.2.2

9.2.2

9.2.2

9.3

4.2.3 Wondbedekking voor de knie (toepassingstaak) doel en werkwijze wondbedekkende verbandmaterialen, inclusief hydrocolloïd verband

4.2.4 Snelverband, drukverband of wonddrukverband? (toepassingstaak) doel en werkwijze drukverband, wonddrukverband en snelverband

4.2.5 Gefixeerd door verbandstoffen (studietaak) doel en materialen fixerende verbandstoffen (incl. zwachtel)

4.2.6 Vier –zwachteltechnieken– op een rij (studie/toepassingstaak) basisprincipes en kritieke punten bij de vier zwachteltechnieken

4.2.7 Zwachtelen: een kunst (toepassingstaak) zwachtelen van lichaamsdelen, een introductie van zwachteltechnieken

4.2.8 Gesteund door verbandmateriaal (toepassingstaak) steunverband bij armletsel; instrueren

oefenopdrachten

9.2.1

trainingsbijeenkomst

4.2.2 Het doel niet missen (studietaak) wondbedekkende, drukverdelende, fixerende verbandstoffen

taakgroepje

9.2.1

individueel

4.2.1 Door het bos de bomen zien (oriëntatietaak) oriëntatie op (eigen kennis) verbandmaterialen

1, 2, 3 Oriëntatie op cahierinhouden, inleiding, voorkennistoets; plannen studieopdrachten

opdrachten

zelfstandig oefenen

toets

bijzonderheden

wondverzorging informatie

5.2.8 Een diagnose bij het probleem (toepassingstaak) NANDA diagnose bij wonden

5.2.7 Lichamelijke, psychische en sociale consequenties (toepassingstaak) verschillende consequenties van het hebben van een wond

5.2.6 Een vochtig milieu (toepassingstaak) het creëren van een vochtig milieu en het gebruik hydrocolloïd verband

5.2.5 Maar er is zo veel! (studietaak) een aantal wondverbandmaterialen nader bekeken

5.2.4 Het juiste verband (studietaak) een indeling van verbandmaterialen (WCS) en samenhang met de wondgenezing

5.2.3 Rekening houden met meerdere factoren (toepassingstaak) belangrijke factoren bij de materiaalkeuze

5.2.2 De genezing van de rode wond (toepassingstaak) het genezingsproces van de rode wond, vatbaarheid voor infecties

5.2.1 De rode wond (oriëntatietaak) inwendige/uitwendige wonden, kenmerken en voorbeelden van de rode wond

4.2.9 Niet alleen een opgezwollen knie (toepassings-/strategietaak) zwachtelen knie; samenhangende verpleegproblemen

opdrachten

individueel

taakgroepje

trainingsbijeenkomst

9.3

9.2.2 9.3

oefenopdrachten

zelfstandig oefenen

toets

bijzonderheden

wondverzorging informatie

11

12 9.2.4

6.2.5 Nog steeds decubitus bij kwart patiënten (studie-/toepassingstaak) decubitus; oorzakelijke factoren en preventieve maatregelen

6.2.6 Kans op decubitus (studie-/toepassingstaak) hanteren van decubitusrisicoscorelijst

9.2.4

6.2.4 De wond van mevrouw Fishert (toepassingstaak) wondverzorging bij verontreinigde wond, materialen en beleving

6.2.3 Prikkelende spoeling (toepassingstaak) aandachtspunten bij wondspoeling

6.2.2 Een nascholing (studietaak) verschillende manieren om verontreinigde wond te reinigen

6.2.1 Geel van zwart onderscheiden (oriëntatietaak) verschil tussen en kenmerken van gele en zwarte wonden

5.2.12 Kruisinfecties voorkomen (toepassingstaak) maatregelen om kruisinfecties te voorkomen

9.2.3

5.2.11 De juiste volgorde (toepassingstaak) aseptisch werken bij wondverzorging

oefenopdrachten

9.2.3

trainingsbijeenkomst

5.2.10 Beïnvloedende factoren (studie-/toepassingstaak) lokale en algemene factoren bij wondgenezing

taakgroepje 9.2.3

individueel

5.2.9 Een keuze voor de manier van verbinden (toepassingstaak) oppervlakkige versus diepe rode wonden

opdrachten

zelfstandig oefenen

toets

bijzonderheden

wondverzorging informatie

9.2.4

oefenopdrachten

7.2.3 Ambulante compressietherapie bij meneer Van Eijk (toepassingstaak) werkwijze, materiaal en instructie bij ambulante compressie

7.2.2 Ambulante compressietherapie (studietaak) doel, toepassing, materialen en risico’s van de therapie

7.2.1 Onderscheid in ulcus cruris (studietaak) verschil tussen veneus- en arterieel ulcus, preventieve maatregelen

9.2.5

9.3

trainingsbijeenkomst

6.2.11 Omgaan met naasten (inlevings-/strategietaak) omgaan met onvrede van partner zorgvrager

taakgroepje

9.2.4

individueel

6.2.10 Een diepe decubituswond (discussietaak) het verzorgen van een diepe decubituswond en verdere interventies

6.2.9 Een ongelukje met de fiets (strategietaak) preventieve maatregelen, het verzorgen van een decubituswond in stadium 3 en verpleegkundige diagnosen

6.2.8 En nu zelf een keuze maken (toepassingstaak) het kiezen van materiaal aan de hand van vier voorbeelden en de inhoudelijke analyse

6.2.7 Stadia van decubitus (studie-/toepassingstaak) kenmerken van decubitusstadia en interventies

opdrachten

zelfstandig oefenen

toets

bijzonderheden

wondverzorging informatie

13

14

7.2.6 Elastische kousen (strategietaak) het doel en gebruik van elastische kousen en hulpmiddelen bij het aantrekken hiervan

7.2.5 Mevrouw Memmet (toepassingstaak) diagnosen bij een zorgvrager met een ulcus cruris en adviezen t.a.v. de leefwijze

7.2.4 Interventies bij een zorgvrager met ulcus cruris (toepassingstaak) verzorging ulcus cruris en aanvullende maatregelen

opdrachten

individueel

taakgroepje

trainingsbijeenkomst

9.3

9.2.5

oefenopdrachten

zelfstandig oefenen

toets

bijzonderheden

wondverzorging informatie

2 Inleiding Een wond is een beschadiging, een letsel dat zowel fysiek als psychisch kan zijn. Je kunt je voorstellen dat bijvoorbeeld mishandeling kan leiden tot fysiek en psychisch letsel. In dit cahier gaan we in op fysieke verwondingen en wel in het bijzonder op huidwonden. Hierbij komen enkele aspecten rond de beleving van zorgvragers over een verwonding en de gevolgen hiervan voor het dagelijks leven eveneens aan de orde. Onder huidwonden verstaan we elke verbreking van de normale samenhang van weefsels (Lommen e.a., 1990, p. 9). Denk bijvoorbeeld aan schaafwonden, snijwonden en bijtwonden. In de handboeken worden verschillende indelingen van soorten wonden genoemd. Deze indelingen hangen samen met de invalshoek van waaruit de wonden besproken worden. Zo kan men wonden onder andere indelen in: – open en gesloten wonden – chirurgische en niet-chirurgische wonden – inwendige en uitwendige wonden – schone en vuile wonden. In dit werkcahier hanteren we de indeling van wonden op basis van kleur. De kleur van de wond bepaalt in hoge mate hoe en met welke materialen de wond behandeld moet worden. We volgen de indeling van de Woundcare Consultant Society (WCS). Deze onderscheidt: – rode, schone, granulerende wonden – gele wonden, met veel of weinig exsudaat, eventueel geïnfecteerd – zwarte necrotische wonden (WCS, 2005). Het onderscheid in rode, gele en zwarte wonden is toepasbaar op vele typen wonden, echter niet op brandwonden. Voor zorgvragers met brandwonden geldt een heel specifieke behandeling en verpleging. In dit cahier gaan we daar niet op in. Als verpleegkundige krijg je nogal eens te maken met de verzorging van wonden. De mate waarin is afhankelijk van de zorgsetting. Zorgvragers met operatie-, trauma- of decubituswonden komen in een algemeen ziekenhuis zeer regelmatig tot regelmatig voor. Het verzorgen van wonden in andere zorgsettings is echter geen zeldzaamheid. Te denken valt aan het verzorgen van een ulcus cruris in de thuissituatie, het verzorgen van een snijwond ten gevolge van een tentamen suïcide in de psychiatrie of het verzorgen van een wond ten gevolge van automutilatie in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Preventie en verzorging van de decubituswond komen zeker in diverse zorgsettings voor: er zijn sterk uiteenlopende oorzaken te onderkennen bij zorgvragers die door hun stoornis en/of handicap beperkte bewegingsmogelijkheden hebben. De verpleegkundige diagnose (risico voor) Huiddefect is dan ook regelmatig toepasbaar. Van jou als verpleegkundige wordt verwacht dat je in je manier van wondverzorging een effectieve bijdrage levert aan het stimuleren van de wondgenezing. Een adequate verzorging van een zorgvrager met een wond vereist onder meer inzicht in diverse wondsoorten én in de algemene en lokale factoren die van invloed zijn op het genezingsproces van de wond. Wonden kunnen ingedeeld worden naar wondsoorten, bijvoorbeeld geïnfecteerd of niet. De indeling (classificatie) in wondsoorten bepaalt de wijze waarop de wond verzorgd moet worden. Met de algemene factoren bedoelen wij de lichamelijke, psychische en sociale aspecten die van invloed zijn op de wondgenezing. Zo zijn de voedingstoestand van de zorgvrager, het achterliggend ziekteproces, zijn gemoedstoestand en zijn sociale situatie medebepalend voor het tempo van wondgenezing en zijn daarmee factoren waarmee de verpleegkundige in haar interventies rekening dient te houden. Lokale factoren zijn bijvoorbeeld: de kleur, aard, vorm, diepte en plaats van de wond. Ook deze factoren bepalen de wijze van wondverzorging. De vorm van de wond beïnvloedt bijvoorbeeld de keuze van verbandmateriaal. Aangezien een wond per definitie een mogelijke ingang is voor micro-organismen, wordt bij betreffende zorgvragers in het algemeen ziekenhuis de verpleegkundige diagnose Risico op infectie gesteld. Het voorkomen hiervan is dan ook erg belangrijk.

15 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_2, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

inleiding

Ook bij wondverzorging is een goede samenwerking met andere disciplines zeer belangrijk. De arts stelt de wondbehandeling vast. De diëtist geeft voedingsadviezen. De verpleegkundige voert de afgesproken handeling uit en coördineert de wondverzorging. Als verpleegkundige moet je daarom kennis en vaardigheden hebben met betrekking tot: – het observeren en classificeren van de wond – het analyseren van de observaties en het aangeven van de consequenties voor de wondverzorging – het uitvoeren van de behandeling en, in overleg met de arts, de behandeling aanpassen – het rapporteren van resultaten van wondverzorging aan eigen en andere disciplines – het overzien van de gevolgen van de verwonding en de behandeling daarvan voor de leefsituatie van de zorgvrager en zijn omgeving en het meenemen van deze aspecten in het verpleegkundig beleid. Centraal in dit cahier staan de verpleegkundige vaardigheden die je nodig hebt om verschillende soorten wonden bij zorgvragers te kunnen verzorgen. Als eerste komen soorten verbandmaterialen en zwachteltechnieken aan de orde (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de zorg voor de rode wond. Hoofdstuk 6 gaat in op de zorg voor de zorgvrager met een gele of een zwarte wond. Tevens komt het spoelen van een wond aan de orde en de zorg voor een decubituswond. De zorg voor een ulcus cruris en de ambulante compressietherapie komen in hoofdstuk 7 aan bod. Het maken van de studieopdrachten in deze hoofdstukken geeft je achtergrondinformatie over wondverzorging en informatie over het hoe en waarom van de verzorging van verschillende wonden. Voor het oefenen met de verschillende (deel)vaardigheden staan in hoofdstuk 9 oefenopdrachten geformuleerd. Lees de gebruikswijzer als je meer wilt weten over de manier waarop je met dit cahier om kunt gaan. Op de bijbehorende Thematische cd-rom worden de vaardigheden uit dit cahier behandeld en tref je uitgebreide achtergrondinformatie aan. De cd-rom Wondverzorging is nog niet aangepast aan de herziene richtlijn over decubitus. Op de cdrom Persoonlijke hygiëne is de tekst wel aangepast. Daarnaast kun je natuurlijk ook gebruikmaken van de websites die genoemd staan in de literatuurlijst.

16

3 Beginvereisten 3.1 Inleiding Voordat je begint met het leren van de vaardigheden met betrekking tot wondverzorging is het belangrijk te bekijken of je over voldoende voorkennis beschikt. Voldoende voorkennis is nodig om te begrijpen waarom een bepaalde uitvoering de voorkeur verdient boven een andere. In dit werkcahier wordt ervan uitgegaan dat je de kennis beheerst ten aanzien van de onderstaande punten: – De huid: bouw en functies. – Het bloed, de bloedcirculatie en het bloedstollingsproces. – De voeding en de voedingsbehoefte bij zorgvragers met wonden. – Het proces van wondgenezing. – Het proces van besmetting, ontsteking en infectie. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat je de volgende vaardigheden beheerst: – Het verpleegkundig dossier hanteren. – Het wassen en desinfecteren van de handen volgens standaardprocedure. – Het aantrekken van steriele handschoenen. – Het hanteren van algemene regels met betrekking tot hygiënisch en steriel werken. – Het hanteren van algemene regels met betrekking tot het informeren en begeleiden van de zorgvrager. Maak de voorkennistoets uit paragraaf 3.2 om te controleren of je over de vereiste kennis beschikt.

3.2 Voorkennistoets Deze toets bevat 20 waar/niet waar-vragen. Kruis aan of de uitspraak waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 Epitheelweefsel heeft meerdere functies, zoals bescherming, secretie en contractie. 2 De buitenste laag van de opperhuid wordt gevormd door de hoornlaag. Deze bestaat uit platte, dode cellen met hoornstof (ceratine). 3 Bij infectie in het wondbed is er een toename van het aantal leukocyten in het bloed. 4 Tijdens het bloedstollingsproces wordt protombine veranderd in trombine. 5 Iemand heeft een bebloede schaafwond; in ieder geval is de hoornlaag, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel beschadigd. 6 De ademhaling beïnvloedt de afvoer van het bloed uit de benen. 7 Het gebruik van steriele handschoenen is bedoeld als bescherming van de verpleegkundige. 8 Het wassen van de handen met zeep door de verpleegkundige voor en na het contact met de zorgvrager is een vorm van aseptisch handelen.

17 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_3, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

Bewering

beginvereisten

waar

niet waar

9 Een ontsteking is slechts te herkennen aan lokale roodheid en zwelling. 10 Infectie en ontsteking zijn elkaars synoniemen. 11 Bij een gestoorde bloedvoorziening ondervindt de wondgenezing vertraging. 12 Een zorgvrager met een wond heeft extra voeding nodig. Van belang hierbij is de juiste verhouding tussen eiwitten en energie. 13 Wondgenezing verloopt in drie fasen: de fase van bloeding en bloedstolling; de fase van vorming van het granulatieweefsel; de fase van het ontstaan van het littekenweefsel. 14 Het wassen van de handen volgens standaardprocedure betekent wassen van de vingertoppen tot aan de pols. 15 Als de handen goed gewassen en afgespoeld zijn onder stromend water uit de kraan hoef je ze niet per se af te drogen, maar kan worden volstaan met goed afschudden van de waterdruppels. 16 Bij een ontstekingsproces zijn de bloedvaten verwijd. 17 Asepsis is de kiemvrije toestand die ontstaat, nadat maatregelen zijn getroffen om het overbrengen van micro-organismen (contaminatie) te voorkomen. 18 In de arteriën bevinden zich kleppen, in de venen niet. 19 Door te bewegen (zowel actief als passief) stuwen de spieren het bloed in de venen in de richting van het hart. 20 Sepsis is de aanwezigheid van ziekteverwekkende micro-organismen in het bloed. Controleer je antwoorden met de antwoorden uit hoofdstuk 11. Lees van de foutief gegeven antwoorden de betreffende leerstof nog eens door in de naslagvariant van het cd-rom programma Wondverzorging. Over huid, bloed, bloedcirculatie, bloedstolling en het proces van wondgenezing vind je daar uitgebreide informatie.

18

4 Verbandmateriaal en verbindingen 4.1 Inleiding Er zijn verschillende soorten verbandmateriaal en verschillende soorten wonden. Het verbandmateriaal dat gebruikt moet worden en de manier waarop een wond verbonden moet worden is afhankelijk van de soort wond. Je kunt je voorstellen dat je een snijwondje aan je vinger anders verbindt dan een grote decubituswond. Bij een snijwondje zul je een pleister gebruiken, terwijl bij een geïnfecteerde decubituswond meer verbandmateriaal nodig is en de verzorging volgens een bepaald plan verloopt. Elke verzorging moet worden afgestemd op de kleur van de wond, de grootte, de diepte, de hoeveelheid wondvocht, de mate van bloeding en de geur. De Woundcare Consultant Society (WCS) onderscheidt wonden naar de kleuren rood, geel en zwart. Een rode wond is niet geïnfecteerd en zal beschermd moeten worden. Een gele wond vertoont een gele verkleuring; deze is geïnfecteerd. De behandeling van de gele wond is erop gericht de infectie op te heffen. Een zwarte wond is zwart van kleur doordat zich dood weefsel (necrose) in de wond bevindt. Deze zwarte verkleuring zal het eerst moeten worden verwijderd. Afhankelijk van het soort wond wordt een keuze gemaakt ten aanzien van het materiaal en eventuele aanvullende maatregelen. Het is daarom van belang de verschillende materialen te kennen en te kunnen onderscheiden naar doel en gebruik. Naast de keuze van het materiaal is ook de wijze van verbinden van invloed op de genezing. Zo zal een te los verband de wond onvoldoende ondersteunen, terwijl een te strak verband de bloedcirculatie kan belemmeren. Beide manieren van verbinden zijn niet bevorderlijk voor de wondgenezing. Middels de studieopdrachten in paragraaf 4.2 verdiep je je in de verschillende soorten verbandmaterialen en maak je kennis met verschillende zwachteltechnieken. In paragraaf 4.3 tref je vier inhoudelijke analyses aan waarin de verschillende basistechnieken van zwachtelen worden uitgewerkt. We illustreren deze basistechnieken aan de hand van het zwachtelen van de hele hand (4.3.1) als voorbeeld van het zwachtelen van stompe lichaamsdelen; de onderarm (4.3.2) als voorbeeld van het zwachtelen van conische lichaamsdelen; de knie (4.3.3) als voorbeeld van het zwachtelen van scharnierende gewrichten; en de middenvoet of de enkel (4.3.4) als voorbeeld van het zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek. Als je genoemde lichaamsdelen kunt verbinden met behulp van de verschillende basistechnieken, dan ben je in staat de meeste lichaamsdelen te verbinden.

4.2 Studieopdrachten Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieopdrachten. Maak en/of bespreek deze met één of meerdere medestudenten. Noteer je antwoorden in het cahier en leg eventuele discussiepunten en vragen voor de plenaire bespreking vast. Gebruik voor het maken van de opdrachten de thematische cd-rom Wondverzorging en een of meerdere handboeken.

4.2.1

Door het bos de bomen zien (oriëntatietaak)

Marieken woont in een studentenhuis. Vanavond heeft zij gekookt voor een aantal huisgenoten. Tijdens de koffie rekent ze uit hoeveel de maaltijd per persoon gekost heeft. Behalve de kosten voor het avondeten heeft ze ook wat andere boodschappen gedaan voor ‘het huis’. Zo heeft ze wc-papier en waspoeder gekocht. Als Marieken aan het rekenen is, stelt Linda voor er meteen zeven euro bij te tellen: ze heeft in de winkel een verbanddoos in de aanbieding gezien. “Ik vind dat we die onderhand eens aan moeten schaffen. Vorige week sneed Maarten zich in zijn vinger, hadden we niet eens een

19 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_4, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

studieopdrachten

pleister in huis!” Joep reageert lachend: “Nou, maar Maarten bloedde als een rund, daar hielp niet zo maar een pleistertje.” Veronique valt Linda bij: “Ik vind dat Linda gelijk heeft, in zo’n doos zitten wat ontsmettingsdoekjes, gaaskompressen en elastisch verband enzo. Da’s hartstikke handig.” 1 a Veronique noemt een aantal verbandmaterialen. Je kent zelf vast ook voorbeelden van verbandmaterialen en je hebt deze waarschijnlijk meerdere keren gebruikt. Noteer hieronder het aantal verbandmaterialen dat je kent zonder dat je literatuur raadpleegt. Vermeld erbij waarvoor ze worden gebruikt.

1 b In het praktijklokaal zijn verschillende verbandmaterialen aanwezig. Bekijk een aantal van die verbandmaterialen en noteer welke je hebt bekeken, hoe ze aanvoelen, hoe dik ze zijn, of ze stug of zacht zijn en waarvan ze zijn gemaakt. Noteer je vragen over het materiaal.

4.2.2

Het doel niet missen (studietaak)

Op de cd-rom Wondverzorging heb je een aantal verbandmaterialen gezien. Deze verbandmaterialen worden gebruikt voor een bepaald doel. In de onderstaande situaties worden verbandstoffen gebruikt voor een bepaald doel. Noteer bij elke situatie het doel van de verbandstof. Controleer je antwoorden door de cd-rom en een handboek te raadplegen. 2 a Een snijwondje bedek je met een pleister, een grotere wond vraagt ander wondbedekkend materiaal. Wat is het doel van wondbedekkende verbandstoffen?

2 b Bij het sporten kreeg Stefan Veen een hockeystick tegen zijn scheenbeen. De wond op zijn scheenbeen bloedde hevig. Bij de eerste hulp werd een drukverdelende verbandstof aangebracht. Wat is het doel bij dit drukverband op het scheenbeen? Kun je nog meer redenen/doelen aangeven waarom een drukverband wordt gebruikt?

2 c Hechtpleister is een fixerende verbandstof. Ook een netverband of zwachtel behoren tot de fixerende verbandstoffen. Wanneer worden fixerende verbandstoffen gebruikt en wat is het doel daarbij?

20

wondverzorging

studieopdrachten

2 d Toen Janneke Anders de trein uitstapte, kwam ze wat ongelukkig op haar voet terecht. Ze verzwikte haar enkel. De huisarts legde later een steunverband aan. Wat was het doel van de huisarts hierbij? Met welke verbandstoffen kun je steun geven of een lichaamsdeel immobiliseren?

4.2.3

Wondbedekking voor de knie (toepassingstaak)

Ron Vriends, een verstandelijk gehandicapte jongen van 24 jaar, heeft een flinke schaafwond opgelopen aan zijn knie toen hij tijdens het spelen op het asfalt viel. Op de dagopvang hebben ze de wond met een gaasje verbonden. Als jij de wond ’s avonds wilt verzorgen, blijkt dat het gaas helemaal vastgeplakt zit aan de wond. 3 a Wat is waarschijnlijk de oorzaak dat het gaasje vastgeplakt zit? Hoe had dit kunnen worden voorkomen?

3 b Een gaasje dat vastgeplakt zit aan de wond kan erg pijnlijk zijn en de wondgenezing, bij verwijdering, verstoren. Noem zelf minimaal vier eisen waaraan wondbedekkend verbandmateriaal zou moeten voldoen. Licht deze eisen toe.

Door het lostrekken van het gaasje is de wond van Ron behoorlijk gaan bloeden. Huilend kijkt Ron naar zijn knie en hij roept verschrikt: “Ik bloed, ik bloed!”. Je collega Carla kijkt over je schouder mee en zegt: “Doe maar wat watten op de wond, dat absorbeert goed. Zorg wel dat het bloed er niet doorheen komt, anders blijft Ron bang.” Je twijfelt of bij een schaafwond wel een absorberend verband hoort en of je watten op een bloedende wond kunt leggen. 3 c Hoe zou je de bloedende schaafwond van Ron verzorgen?

3 d Wanneer is een absorberend verband nodig? Leg uit waarom.

21

wondverzorging

4.2.4

studieopdrachten

Snelverband, drukverband of wonddrukverband? (toepassingstaak)

Tijdens je stage in het algemeen ziekenhuis mag je een dag meelopen op de eerste hulp. Die dag zie je verschillende patiënten op de EHBO binnenkomen en behandeld worden. Je maakt gedurende die dag allerlei notities van je ervaring, want er komt zoveel op je af. Je vermeld bij je notities je eigen opmerkingen en vragen. Als je ’s avonds je aantekeningen doorleest, besluit je het een en het ander op te zoeken in de literatuur. 4 a 11.30 uur. Behandeling van Michael, volleyballer met verstuikte enkel. Een drukverband met twee lagen. Waarom een drukverband? Hoe doe je dat? Welke verbandstoffen kun je hiervoor gebruiken? Redenen voor een drukverband

Werkwijze drukverband

Motivatie voor twee lagen

Mogelijke verbandstoffen

4 b 14.20 uur. Meneer Van Alphen, fabrieksarbeider met diepe uitwendige wond aan bovenbeen. Krijgt een wonddrukverband. Waarom? Waarom geen drukverband? Hoe leg je een wonddrukverband aan? Redenen voor een wonddrukverband

Werkwijze wonddrukverband

Mogelijke verbandstoffen

4 c Tijdens je zoektocht naar antwoorden op je vragen in de literatuur valt je oog op ‘snelverband’. Wat is dat dan ook alweer? Waarvoor wordt een snelverband gebruikt en op welke wijze leg je dit aan? Noteer je antwoord in steekwoorden.

22

wondverzorging

studieopdrachten

4.2.5

Gefixeerd door verbandstoffen (studietaak)

Maarten sneed bij het koken in zijn duim met het schilmes. Maarten schold zichzelf uit en stak snel zijn vinger in zijn mond. Joep, zijn huisgenoot, bekeek de wond eens goed. Het was een behoorlijk diepe snijwond en hij bloedde flink. Nadat Maarten het bloeden wist te stelpen, wilde Joep de snijwond verbinden. Er was echter geen pleister in huis te bekennen. Gelukkig had Linda zelf nog wat verbandmateriaal op haar kamer; een gaasje en twee pleisters. Joep legde het gaasje op Maartens duim en kreeg het gaasje na wat geklungel eindelijk vast met de pleisters. De snijwond ging echter weer bloeden en de pleister liet al snel los. Linda lachtte: “Nou Joep, ik dacht dat jij de verpleging inging. Zo’n klein wondje op een duim, en dat krijg je niet eens verbonden!” Maarten grinnikte: “Ik zal mijn leven nog eens in jouw handen leggen.” 5 a Het fixeren van Maartens wond blijkt nog niet zo eenvoudig. Welke fixerende verbandstoffen zijn er en waarvoor worden deze gebruikt? Raadpleeg de cd-rom Wondverzorging en geef ten minste vier voorbeelden van fixerende verbandstoffen. 1

2

3

4

5 b Ook een zwachtel kan gebruikt worden om wondbedekkende verbandstof te fixeren. Omschrijf wat een zwachtel is en waarvoor deze nog meer gebruikt kan worden.

4.2.6

Vier – zwachteltechnieken – op een rij (studie-/toepassingstaak)

Bestudeer aandachtig de inhoudelijke analyses in paragraaf 4.3 en het hoofdstuk zwachtelen (onder vaardigheden) uit de naslagvariant van de cd-rom Wondverzorging. Noteer hieronder van elke zwachteltechniek de basiswinding die wordt gebruikt. Ga na of je het principe van de verschillende basiswindingen begrijpt. Noteer eventuele opmerkingen in de inhoudelijke analyse. Noteer per zwachteltechniek de kritieke punten. 6 a Stompe lichaamsdelen Basiswinding Kritieke punten

23

wondverzorging

studieopdrachten

6 b Conische lichaamsdelen Basiswinding Kritieke punten

6 c Scharnierende gewrichten Basiswinding Kritieke punten

6 d Lichaamsdelen met gelijke omtrek Basiswinding Kritieke punten

4.2.7

Zwachtelen: een kunst (toepassingstaak)

Je medestudent Anne heeft een wond boven op haar voet. Ze heeft een ongeluk met haar fiets gehad. De wond is verbonden met een zwachtel. Anne vraagt aan Erik, ook een medestudent, om deze zwachtel opnieuw aan te brengen. Het verband zit nu te los en dreigt af te zakken. Erik maakt de zwachtel los en zwachtelt de voet opnieuw. Hij begint bij de kuit en zwachtelt naar beneden. Hij zorgt ervoor dat de windingen elkaar telkens overlappen met ongeveer eenderde deel. Bij elke winding trekt hij stevig en hij bevestigt het uiteinde met twee haakjes. Het ziet er stevig uit. 7 a Erik heeft zijn best gedaan. Ga na of hij de zwachtel op de juiste manier heeft aangebracht. Gebruik je opmerkingen om een aantal aandachtspunten bij het aanleggen van zwachtels te beschrijven. Licht elk aandachtspunt toe.

7 b Vertel in steekwoorden hoe je de zwachtel bij Anne zou aanbrengen.

Er zijn verschillende zwachtelmethoden, omdat zwachtels op verschillende lichaamsdelen aangebracht moeten kunnen worden. De verschillende vormen van de verschillende lichaamsdelen hebben andere bewegingsmogelijkheden. Hieronder staan vijf afbeeldingen van basiswindingen en vijf namen van deze technieken in willekeurige volgorde. 7 c Zet de namen in de goede volgorde bij elke afbeelding (renversé-winding; spiraalwinding; recurrente winding; circulaire winding; achtvormige winding).

24

wondverzorging

4.2.8

studieopdrachten

Gesteund door verbandmateriaal (toepassingstaak)

Mevrouw De Haan haar rechterarm is ten gevolge van een CVA verlamd. Na een korte opname in een verpleeghuis mag ze dan toch eindelijk naar huis. Meneer De Haan is dolgelukkig dat zijn vrouw naar huis mag, want hij mist haar enorm en vindt het alleen thuis zitten maar niks. Voordat mevrouw De Haan naar huis mag, moet meneer De Haan nog leren hoe hij de verlamde arm moet verzorgen. “Oh, dat is geen probleem hoor. Ik gebruik wel een theedoek als mitella. Dat komt allemaal wel goed!” 8 a Welke mogelijkheden zijn er om de verlamde arm van mevrouw De Haan te ondersteunen?

8 b Hoe zou jij als verpleegkundige het echtpaar De Haan instrueren over de verzorging van de verlamde arm? Noteer de belangrijkste punten en motiveer deze.

8 c Op welke manier heb je in je instructie het echtpaar De Haan gemotiveerd over het belang van de verzorging?

4.2.9

Niet alleen een opgezwollen knie (toepassings-/strategietaak)

Mevrouw Soeliman is een alleenstaande Surinaamse vrouw van 78 jaar. Ze kwam met haar fiets ten val toen ze de weg wilde oversteken. Ze was hevig geschrokken en haar knie is lelijk verwond. De huisarts heeft de wond bekeken en schakelt de wijkverpleegkundige in om de wond te verzorgen en de knie in te zwachtelen. Je bent wijkverpleegkundige en komt voor de eerste keer bij mevrouw Soeliman. Je voert een intakegesprek om vast te stellen welke zorg zij nodig heeft. Voor dit huisbezoek staan twintig minuten ingepland. Je constateert dat haar knie behoorlijk is gezwollen. Mevrouw Soeliman vertelt dat ze zo geschrokken was, dat ze nu niet meer naar buiten durft. Ze is bang dat ze weer valt en misschien wel haar heup breekt. Haar zus Rya heeft ook haar heup gebroken toen ze was gevallen. Rya is vrij kort na de val onverwachts overleden. Mevrouw Soeliman denkt dat haar zus is overleden door de gebroken heup.

25

wondverzorging

studieopdrachten

Mevrouw Soeliman heeft nu al een dag niet gegeten, omdat ze geen boodschappen in huis heeft. Haar familie woont in Suriname, dus daar kan ze niet op terugvallen. Ze geeft jou een lijstje met boodschappen mee en vraagt of je die de volgende dag mee wilt brengen. Mevrouw Soeliman is de voorlaatste zorgvrager voor deze ochtend. Hierna ga je bij nog een zorgvrager het verband wisselen. 9 a Noteer een aantal redenen waarom de knie van mevrouw Soeliman gezwachteld zou moeten worden.

9 b Hoe komt het dat de knie van mevrouw Soeliman oedemateus is?

9 c Welke zwachtel (materiaal, soort) zou je gebruiken voor het zwachtelen van de knie van mevrouw Soeliman? Volgens welke windingen zou je de zwachtel aanbrengen en waarom?

9 d Welke instructies geef je mevrouw Soeliman met betrekking tot mogelijke complicaties en onderhoud van het verband?

9 e Zou je als verpleegkundige de boodschappen de volgende dag meebrengen? Geef aan waarom wel of niet. Indien je dit niet zou doen, welke oplossing zou je vinden voor mevrouw Soeliman zodat ze toch boodschappen krijgt?

26

wondverzorging

studieopdrachten

Aantekeningen

27

wondverzorging

analyses

4.3 Inhoudelijke analyses 4.3.1

Zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand

Bij het zwachtelen van stompe lichaamsdelen bedekt men het lichaamsdeel (of verband) met recurrente windingen. In onderstaande analyse staat de zwachteltechniek voor de hele hand beschreven. Deze zwachteltechniek is tevens te gebruiken voor het zwachtelen van een vinger, de voorvoet, het hoofd en een arm- of beenstomp.

Procedure

Werkwijze

1 Raadpleeg het verpleegkundig dossier.

Informeer je over instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van verbinden. Controleer datum en tijd. Ga na of de zorgvrager bepaalde ziekten (bloedziekten, diabetes, enz.) heeft en/of medicijnen gebruikt die wondgenezing beïnvloeden.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Ga eventuele ervaringen van de zorgvrager na. Geef zo nodig informatie over doel en procedure van de handeling.

3 Help/vraag de zorgvrager in de gewenste houding.

Zorg ervoor dat het lichaamsdeel dat gezwachteld wordt in een ontspannen houding ligt en ergens op rust.

VOOR Zorgvrager

Omgeving 4 Breng de omgeving in orde.

Zet het sein op rood. Sluit bedgordijnen, ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte. Maak ruimte voor de benodigdheden.

Techniek

28

5 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

6 Verzamel de benodigdheden.

Verzamel de benodigdheden: – zwachtel – hechtpleisters – schaar – afvalzak – gaasjes.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om continuïteit van de zorg te waarborgen. Houd rekening met mogelijke risico’s en complicaties.

Vergeet niet na te gaan of de wond pijnlijk is; eventuele medicatie tijdig vóór het verbinden geven.

Informatie vermindert de angst, bevordert het meewerken en vergroot de mogelijkheden tot zelfzorg.

Controleer altijd of de zorgvrager de informatie begrepen heeft. Geef niet meer info dan de zorgvrager aankan.

Bevordert de circulatie en voorkomt ongemak.

Indien het lichaamsdeel niet ondersteund wordt, moet de zorgvrager zelf de spieren spannen en neemt de omvang van het lichaamsdeel toe. Bij spierontspanning neemt de omvang van het lichaamsdeel af en zal de zwachtel té los gaan zitten. Het verband beantwoordt dan niet meer aan het doel.

Zodat je bereikbaar blijft. Om de privacy te waarborgen. Voor een optimale werkhouding. Werkt efficiënt.

Sluit in de thuissituatie desgewenst gordijnen, ramen en deuren.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Ga altijd na of je kruisbesmetting in de hand werkt. Trek zo nodig een overschort en handschoenen aan om kruisinfecties te voorkomen.

Werkt efficiënt. Je hoeft dan niet weg tijdens de handeling.

Gebruik een nieuwe zwachtel. Gebruik voor een kind een zwachtel van 4-6 cm en voor een volwassene een zwachtel van 6-8 cm breed.

Illustraties

1

29

wondverzorging

analyses

Procedure

Werkwijze

TIJDENS Zorgvrager 7 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling.

Informeer de zorgvrager zoveel mogelijk tijdens de handeling en ga in op vragen. Let en reageer op reacties van pijn, ongemak, schrik, verwondering en blijdschap.

Omgeving Geen bijzonderheden.

Techniek 8 Plaats de hand in de juiste stand en ondersteun zo nodig het lichaamsdeel.

Plaats het polsgewricht in de fysiologische stand.

9

Controleer de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

Controleer de huid.

10 Maak recurrente windingen.

– Plaats gaasjes tussen de vingers, evenwijdig aan de vingers. – Maak een recurrente winding over de vingertoppen naar de handpalm. – Houd met duim en wijsvinger de zwachtel op de hand van de zorgvrager vast en blijf op deze wijze het verband gedurende onderstaande windingen vasthouden. – Breng de zwachtel over de pink en de ringvinger naar de handrug terug. – Ga weer met de zwachtel over de wijs- en middelvinger naar de handpalm. – Maak ten slotte opnieuw een recurrente winding over de vier vingertoppen naar de handrug. Elke zwachteltoer moet de voorafgaande of voor de helft of voor tweederde deel overlappen.

11 Maak een circulaire winding.

– Breng de zwachtel over de handrug in de richting van de pink. – Maak net onder de vingertoppen een circulaire winding door de zwachtel over de pink langs de onderkant van de vingers naar de bovenkant te brengen. Zorg dat de zijkanten van de recurrente windingen volledig door de zwachtel worden bedekt.

12

Maak enkele spiraalwindingen om de vingers en de middenhand.

Maak spiraalwindingen.

Elke spiraalwinding moet de voorgaande steeds ongeveer voor tweederde deel overlappen.

30

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Geef altijd voldoende informatie. Handel adequaat, stel de zorg bij en ga in op behoeften. Observatie van de zorgvrager is belangrijk omdat je dan adequaat kunt inspelen op de behoeften van de zorgvrager en de zorg zo nodig kunt bijstellen.

De fysiologische stand is de stand waarin zowel de buig- als strekspieren niet gespannen zijn.

Wanneer het gewricht gezwachteld wordt in de verkeerde stand kunnen door constante overrekking van de buig- en/of strekspieren vermoeidheid of contracturen ontstaan.

De zwachtels kunnen een allergische reactie oproepen.

Overleg met de behandelend arts en/of collega’s wat te doen bij overgevoeligheid.

Met deze recurrente winding wordt het verband c.q. het betreffende lichaamsdeel afgedekt.

Kijk bij het maken van de winding constant in de zwachtel. Op deze manier rolt de zwachtelrol minder gemakkelijk uit de hand. Er is bovendien meer controle over de uit te oefenen druk.

Door constante drukverdeling wordt stuwing voorkomen.

8

10a

Houd tijdens het zwachtelen ook rekening met de overige algemene regels ter voorkoming van stuwing: – Breng de zwachtel van distaal naar proximaal aan. – Breng de zwachtel niet te strak aan. – Plaats de windingen met gelijke afstand. – Houd tijdens het afrollen de spanning van de windingen constant.

10b

Op deze wijze worden de recurrente windingen gefixeerd.

10c

Voorkomt het losschieten van de recurrente windingen.

Op deze wijze worden alle recurrente windingen gefixeerd en wordt de hand (met het verband) verder afgedekt. Om stuwing te voorkomen.

12

31

wondverzorging

analyses

Procedure

Werkwijze

13 Maak achtvormige windingen.

– Ga vanuit de middenhand naar de pols toe. – Draai om de pols en ga schuin naar boven naar het midden van de hand. Herhaal dit enkele malen.

14

Beëindig het zwachtelen.

Maak twee circulaire windingen om de pols. Bevestig het einde van de zwachtel op de laatste winding met een pleister.

15

Controleer de zwachtel.

Kijk of de duim vrij kan bewegen en controleer of de zwachtel geen druk uitoefent op de huid tussen duim en wijsvinger.

NA Zorgvrager 16 Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg.

Vertel hoe stuwing is te herkennen. In geval van aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel opnieuw aanbrengen. Let ook op verkleuring van de huid.

17 Evalueer de verleende zorg.

Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Bespreek de ervaringen van de zorgvrager.

18

Rapporteer bijzonderheden, zoals de reacties van de zorgvrager en noteer aanvullende instructies voor het zwachtelen.

Rapporteer.

Omgeving 19 Breng de omgeving in orde.

Plaats het kastje en andere spullen (bijv. oproepsysteem) binnen handbereik. Breng het bed op de gewenste hoogte. Open bedgordijnen, ramen en deuren. Zet het sein uit.

Techniek 20

Ruim het materiaal op.

21 Was en/of desinfecteer de handen.

32

Deponeer de afvalzak met vuil verband zo nodig in de risicoafvalbak.

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Voorkomt het verschuiven van het verband.

De achtvormige windingen ook over de handpalm laten lopen als de handpalm gewond is.

Dit als bevestigingspunt en het op de plaats houden van de zwachtel.

De haakjes die bij de zwachtels worden geleverd raken te snel los. Haakjes kunnen ook onbedoeld in de huid gehaakt worden en daardoor wondjes veroorzaken. Gebruik daarom altijd pleisters.

Ter voorkoming van huidbeschadigingen.

Controleer nadat het zwachtel is aangebracht geregeld of een goede circulatie gehandhaafd blijft door de huid van de vingertoppen te controleren op kleur, temperatuur en gaafheid.

Illustraties

13a

13b

Indien de zwachtel langere tijd om de hand moet, zorg dan voor een drukverdelende laag tussen de vingers om drukplekken te voorkomen. 13c

Bij stuwing of een te strak aangelegde zwachtel kan de wondgenezing belemmerd worden en kan het onderliggende weefsel beschadigd raken.

Overleg bij aanhoudende pijn (ook na het opnieuw aanbrengen) met de behandelend arts. Vertel eventueel de zorgvrager en/of mantelzorg hoe een zwachtel kan worden gewassen voor hergebruik. 14

Om de zorg bij te stellen Om continuïteit van de zorg te waarborgen.

Om continuïteit van de zorg te waarborgen.

Stimuleert het welbevinden van de zorgvrager.

Werkt hygiënisch.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

33

wondverzorging

analyses

4.3.2 Zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm In deze analyse staat de zwachteltechniek voor de onderarm beschreven. Voor het zwachtelen van conische lichaamsdelen gebruikt men een elastische zwachtel. Deze zwachteltechniek is tevens te gebruiken voor andere lichaamsdelen waarbij de omtrek toe- of afneemt, zoals de romp en de benen. Bij gebruik van een elastische zwachtel legt men spiraalwindingen aan om het lichaamsdeel (of het aangelegde verband) te bedekken. Bij niet-elastische zwachtels maakt men renversé-windingen. Tegenwoordig zijn er veel elastische zwachtels voorhanden. De renversé-winding, die wordt toegepast bij niet-elastische zwachtels, wordt nauwelijks meer gebruikt. Let wel: bij ambulante compressietherapie worden niet-elastische zwachtels nog wel gebruikt.

Procedure

Werkwijze

VOOR 1 Volg de stappen 1 t/m 9 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

Raadpleeg het verpleegkundig dossier en bereid de zorgvrager voor. De onderarm ligt in een ontspannen houding. Breng de omgeving in orde. Was en/of desinfecteer eventueel de handen. Verzamel de aangepaste benodigdheden. Observeer en begeleid de zorgvrager en controleer de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

TIJDENS Zorgvrager

34

2 Maak twee circulaire windingen.

Leg het begin van de zwachtel schuin over de pols en maak een circulaire winding. Vouw het uitstekende deel van het begin van de zwachtel terug over de winding en maak opnieuw een circulaire winding.

3

Maak spiraalwindingen.

Maak spiraalwindingen, volgens voorschrift van de arts, totdat de onderam voldoende bedekt is. Overlap bij de windingen steeds ongeveer tweederde deel van de vorige winding.

4

Beëindig het zwachtelen.

Maak minstens twee circulaire windingen. Bevestig het einde van de zwachtel op de laatste winding met een pleister.

5

Controleer de zwachtel.

Kijk of je van distaal naar proximaal hebt gezwachteld en ga na of de spiraalwindingen elkaar voor tweederde deel overlappen.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Hierdoor schiet de omslag van de zwachtel niet los.

Kijk bij het maken van de winding constant in de zwachtel. Op deze manier rolt de zwachtelrol niet zo gauw uit de hand en is er meer controle over de uit te oefenen druk. Zie verder de aandachtspunten bij stap 10 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen’.

Illustraties

2

Bedekt het wondverband of de arm. Om stuwing te voorkomen.

Over het algemeen gebruikt men elastische zwachtels, omdat deze zich het gemakkelijkst aanpassen aan de vorm van de arm.

3a

Dit als bevestigingspunt en het op de plaats houden van de zwachtel.

Om pijn- en stuwingsklachten te voorkomen.

3b

Voel of de zwachtel niet te strak of te los zit en vraag dit ook na bij de zorgvrager.

5a

35

wondverzorging

analyses

Procedure

Werkwijze

NA 6 Volg de stappen 16 t/m 21 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

36

Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg en vertel hoe stuwing is te herkennen. Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Rapporteer bijzonderheden en breng de omgeving in orde. Deponeer de afvalzak zo nodig in de risicoafvalbak. Was en/of desinfecteer de handen.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Vergeet niet door te geven hoe en waarop de zorgvrager het verband moet controleren, zie stap 16 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

37

wondverzorging

4.3.3

analyses

Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie

In deze analyse staat de zwachteltechniek voor de knie beschreven. Om het lichaamsdeel (of verband) te bedekken past men circulaire en achtvormige windingen toe. Deze zwachteltechniek is tevens te gebruiken voor het zwachtelen van de elleboog en de hiel.

Procedure

Werkwijze

VOOR 1 Volg de stappen 1 t/m 9 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

Raadpleeg het verpleegkundig dossier en bereid de zorgvrager voor. De knie ligt in een ontspannen houding. Breng de omgeving in orde. Was en/of desinfecteer eventueel de handen. Verzamel de aangepaste benodigdheden. Observeer en begeleid de zorgvrager en controleer de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

TIJDENS Techniek 2 Maak circulaire windingen.

Help de zorgvrager de knie in een hoek van 120 graden te buigen. – Plaats de zwachtel over de knieschijf. – Maak twee circulaire windingen. – Ga over de knieschijf en onder de knieholte door.

3 Maak achtvormige windingen.

– – – –

4 Herhaal de achtvormige windingen.

Herhaal de achtvormige windingen door aan de voorkant van het been (de strekzijde) de windingen steeds tweederde te laten overlappen en door de windingen aan de achterkant van het been (de buigzijde) door de knieholte te laten lopen.

5

Beëindig het zwachtelen.

Maak twee circulaire windingen om onder- of bovenbeen. Bevestig het einde van de zwachtel op de laatste winding met een pleister.

6

Controleer de zwachtel.

Kijk of je de knie in een stand van 120 graden hebt gezwachteld, ga na of de windingen aan de voorkant van het been waaiervormig uiteenlopen, ga na of de windingen aan de voorkant van het been elkaar voor tweederde overlappen en controleer of je de windingen aan de achterkant van het been door de knieholte hebt laten lopen.

ga vanuit de knieholte naar het onderbeen. draai de zwachtel terug in de knieholte. ga vervolgens vanuit de knieholte naar het bovenbeen. draai de zwachtel terug naar de knieholte.

NA 7 Volg de stappen 16 t/m 21 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

38

Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg en vertel hoe stuwing is te herkennen. Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Rapporteer bijzonderheden en breng de omgeving in orde. Deponeer de afvalzak zo nodig in de risicoafvalbak. Was en/of desinfecteer de handen.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Zie aandachtspunten bij stap 10 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

Dit is de plaatsing van de knie in de fysiologische stand. Op deze manier wordt het verband vastgelegd.

2a

Kijk bij het maken van de winding constant in de zwachtel. Op deze manier rolt de zwachelrol niet zo gauw uit de hand. Bovendien is er meer controle op de uit te oefenen druk.

2b

Bedekt de knie of het verband.

3

Op deze wijze wordt de knie voldoende bedekt en door constante drukverdeling wordt stuwing voorkomen.

Dit als bevestigingspunt en het op de plaats houden van de zwachtel.

Vergeet niet de zorgvrager te vragen of de zwachtel goed zit. Dus niet te strak of te los.

Om pijn- en stuwingsklachten te voorkomen. Ter voorkoming van huidbeschadigingen.

Let ook op het genoemde bij stap 15 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

4

5

Let ook op het genoemde bij stap 16 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

39

wondverzorging

4.3.4

analyses

Zwachteltechniek voor lichaamsdelen met gelijke omtrek: de middenvoet/enkel

In deze analyse staat de zwachteltechniek voor de middenvoet/enkel beschreven. Deze zwachteltechniek is tevens te gebruiken voor het zwachtelen van de middenhand/pols.

Procedure

Werkwijze

VOOR 1 Volg de stappen 1 t/m 9 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

Raadpleeg het verpleegkundig dossier en bereid de zorgvrager voor. De knie ligt in een ontspannen houding. Breng de omgeving in orde. Was en/of desinfecteer de handen. Verzamel de aangepaste benodigdheden. Observeer en begeleid de zorgvrager en controleer de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem. Help de zorgvrager het enkelgewricht in een hoek van 90 graden te buigen. Maak twee circulaire windingen om de voorvoet.

TIJDENS Techniek 2 Maak circulaire windingen.

Help de zorgvrager het enkelgewricht in een hoek van 90 graden te buigen, ondersteun het lichaamsdeel. Maak twee circulaire windingen om de voorvoet. – Leg het begin van de zwachtel met de achterkant van de zwachtel op de voorvoet. – Leg de zwachtel vlak onder de tenen.

3

Maak een aantal spiraalwindingen om de middenvoet tot halverwege de wreef en let op dat elke zwachteltoer de voorafgaande voor tweederde deel overlapt.

Maak spiraalwindingen.

4 Maak achtvormige windingen.

Maak enkele achtvormige windingen tussen middenvoet en enkel: – Leg de zwachtel over de voorkant van het been. – Draai de zwachtel via de achterkant van het been terug naar de middenvoet. Laat de windingen op de wreef kruisen. Laat de hiel onbedekt.

5

Beëindig het zwachtelen.

Maak twee circulaire windingen om het onderbeen. Bevestig het einde van de zwachtel op de laatste winding met een pleister.

6

Controleer de zwachtel.

Kijk of je het enkelgewricht in een stand van 90 graden hebt gezwachteld, ga na of de windingen tussen middenvoet en enkel elkaar op de wreef kruisen en controleer of je het zwachteluiteinde om de enkel hebt bevestigd.

NA 7 Volg de stappen 16 t/m 21 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

40

Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg en vertel hoe stuwing is te herkennen. Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Rapporteer bijzonderheden en breng de omgeving in orde. Deponeer de afval zo nodig in de risicoafvalbak. Was en/of desinfecteer de handen.

wondverzorging

analyses

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Zorg ervoor dat de zorgvrager z’n onderbeen (of arm) steunt op de kruk (of tafel). 2a

2b

Dit is de plaatsing van het enkelgewricht in de fysiologische stand. Op deze manier wordt het verband vastgelegd. Zodat je bij het zwachtelen in de rol kijkt.

Zie aandachtspunten bij stap 10 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

3

Bedekt de voet of het verband. Voor een constante drukverdeling. Bedekt de voet of het verband.

Bij een verwonding aan de enkel de achtvormige windingen beperken. Leg dan om de enkel en een deel van het onderbeen extra spiraalwindingen.

Het enkelgewricht kan dan blijven bewegen.

4a

Dit als bevestigingspunt en het op de plaats houden van de zwachtel.

Om pijn- en stuwingsklachten te voorkomen.

Vergeet niet de zorgvrager te vragen of zwachtel goed zit. Zie stap 6 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie’. Niet te strak of te los.

4b

Zie ook het genoemde bij stap 16 van de inhoudelijke analyse: ‘Zwachteltechniek voor stompe lichaamsdelen: de hand’.

6

41

wondverzorging

leerresultaten

4.4 Leerresultaten Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt; vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Ga ook na of je volgens de studieplanning werkt of dat je de planning en wijze van studeren moet aanpassen. Ik kan: 1 ten minste vijf categorieën verbanden noemen en onderscheiden naar gebruik en functie; 2 van elke categorie voorbeelden geven van verbandstoffen en deze onderscheiden naar gebruik en functie; 3 doel en functie van zwachtelen beschrijven en toelichten; 4 vier basiswindingen beschrijven, toelichten en de eventuele kritieke punten benoemen; 5 vier verschillende zwachteltechnieken beschrijven, toelichten en de eventuele kritieke punten benoemen; 6 de verschillen uitleggen tussen doel en functie van snelverband, drukverband en wonddrukverband; 7 … 8 … 9 …

42

5 De zorg rondom de rode wond 5.1 Inleiding Zoals genoemd in de inleiding van dit werkcahier, worden er verschillende indelingen gehanteerd om soorten wonden te onderscheiden. Wonden kunnen onder andere onderscheiden worden in inwendige en uitwendige wonden. Een inwendige wond is bijvoorbeeld een maagzweer, een snijwond is een uitwendige wond. De uitwendige wonden onderscheiden we op basis van kleur, namelijk de rode, gele en zwarte wonden. De kleur van een wond bepaalt hoe en met welke materialen de wond moet worden behandeld. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verzorging van de rode wond. Een rode wond heeft een schoon wondoppervlak en een gezonde granulatiebodem. Het doel van wondverzorging is erop gericht om: – wondinfecties te voorkomen; – de wond te beschermen tegen uitdrogen; – de wond te beschermen tegen beschadiging; – de wond te beschermen tegen besmetting van buitenaf; – de omgeving te beschermen tegen het ontstaan van kruisinfecties; – weefselherstel te bevorderen. Bij het verplegen van zorgvragers met een (rode) wond is niet alleen het verzorgen van de wond van belang, maar tevens dien je aandacht te besteden aan de algemene (lichamelijke, psychische en sociale) en lokale (kleur, grootte, vorm, diepte van de wond, e.d.) factoren die van belang zijn voor een goed genezingsproces. Met behulp van de studieopdrachten in paragraaf 5.2 krijg je inzicht in de algemene en lokale factoren die van belang zijn voor de zorg rondom de rode wond. In paragraaf 5.3 vind je de inhoudelijke analyse van de verzorging van de rode wond.

5.2 Studieopdrachten Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieopdrachten volgens planning. Gebruik voor het maken van de opdrachten de thematische cd-rom Wondverzorging en raadpleeg aanvullende bronnen (zie hoofdstuk 12). Zorg dat je je antwoorden op de studieopdrachten zelf kunt toelichten. Hoe beter je het hoe, wat en waarom begrijpt, hoe beter je de vaardigheden kunt uitvoeren en onthouden.

5.2.1

De rode wond (oriëntatietaak)

Ellen bladert het cahier Wondverzorging eens door. Morgen krijgt ze een inleidende les over dit onderwerp. Rode, gele, zwarte wonden, schone wonden, vieze wonden, inwendige wonden en uitwendige wonden. Het onderwerp lijkt haar wel interessant, maar of ze het allemaal op een rijtje krijgt? 1 a Ellen leest over inwendige en uitwendige wonden. Een inwendige wond is een wond waarbij het huidoppervlak intact blijft. Denk bijvoorbeeld aan een gescheurde spier. Uitwendige wonden zijn duidelijk zichtbaar; het huidoppervlak is beschadigd. Een voorbeeld hiervan is een snijwond. Dit cahier gaat over uitwendige wonden, inwendige wonden komen niet meer aan de orde. Geef van inwendige en uitwendige wonden ieder drie voorbeelden.

43 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_5, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

studieopdrachten

1 b Jij hebt, net als Ellen, ook al gelezen dat er verschillende uitwendige wonden zijn. De rode wond is er één van. Beschrijf de kenmerken van een rode wond. Licht je antwoord toe; wat betekent bijvoorbeeld een ‘gezonde granulatiebodem’?

1 c Geef een aantal voorbeelden van rode wonden.

1 d Controleer je antwoorden (a t/m c) met behulp van de literatuur.

5.2.2

De genezing van de rode wond (toepassingstaak)

Ellen heeft de les over wondverzorging met belangstelling gevolgd. Ze weet nu dat de WCS (Woundcare Consultant Society) onderscheid maakt in rode, gele en zwarte wonden. Een rode wond heeft een schoon wondoppervlak en een gezonde granulatiebodem. Ellen moet in een practicum een rode wond gaan verzorgen. Ter voorbereiding bestudeert ze thuis met behulp van de cd-rom Wondverzorging nog eens hoe het allemaal zit. Ze begint met het genezingsproces van de rode wond. Deze verloopt in een aantal fasen. 2 a Bestudeer zelf ook dit gedeelte van de cd-rom en noteer in steekwoorden hoe het genezingsproces van de rode wond verloopt.

2 b Tijdens het practicum vraagt Ellens docent of de studenten nog eens terug willen denken aan de fasen van het genezingsproces van een rode wond. Zij vraagt in welke fase van het genezingsproces de rode wond het meest vastbaar is voor (kruis)infecties. Noteer hoe jij op deze vraag zou willen antwoorden en beargumenteer je keuze.

5.2.3

Rekening houden met meerdere factoren (toepassingstaak)

Je werkt als verpleegkundige in een algemeen ziekenhuis. Meneer Leonard heeft, ten gevolge van een ongeluk met zijn fiets, zijn heup gebroken. Daarnaast heeft hij een oppervlakkige rode wond op zijn rug. Je stagebegeleidster heeft je gevraagd of je deze wond wilt verzorgen. In de voorraadkast

44

wondverzorging

studieopdrachten

sta je te bedenken welke materialen je allemaal nodig hebt. Je bedenkt waar je allemaal rekening mee moet houden. Een rode wond, op de rug. 3 a Bij het nagaan van de wondverzorgingsmaterialen houd je onder meer rekening met de locatie van de wond. Noteer op welke aspecten je nog meer zou letten om een juiste keuze voor de materialen te kunnen maken. Beargumenteer je keuze.

3 b Welke materialen denk je nodig te hebben om de rug van meneer Leonard te kunnen verbinden? Lees de inhoudelijke analyse (5.3.1). Wil je je keuze nog aanvullen? Noteer eventuele vragen voor de begeleidend docent.

5.2.4

Het juiste verband (studietaak)

Je bekijkt als stagiair voor de eerste keer de verbandwagen op de afdeling van een algemeen ziekenhuis. Je verbaast je over alle verschillende soorten. Een gaasje, een zwachtel, een snelverband en pleister heb je in je eigen verbandtrommel zitten. Maar hier in het ziekenhuis is de keuze vele malen groter; fixatiemateriaal, alginaten, transparante wondfolies, hydrocolloïden en dergelijke. Je stagebegeleidster zegt: “Welke je moet kiezen is heel eenvoudig, je kijkt welke wond een patiënt heeft en dan neem je het verband dat voor die wond het beste is. Wij volgen hier de indeling van de Wound Consultant Society (WCS).” “De indeling van de WCS?” vraag je. “Ja,” zegt je stagebegeleidster, “die indeling hangt samen met de fasen in het genezingsproces van een wond. Misschien is het handig dat je dit nog eens opzoekt in de boeken, dan weet je welk verband voor welke wond het meest effectief is.” Het duizelt je, maar gelukkig heb je thuis de cd-rom Wondverzorging en daar duik je achter de computer. Bij het onderdeel ‘materialen’ zoek je het antwoord op de volgende vragen. 4 a Op welke manier worden verbandmaterialen ingedeeld volgens de WCS (zie ook 5.2.2)? In hoeverre hangt deze indeling samen met de fasen in genezingsprocessen van wonden?

4 b Geef typerende eigenschappen van de verschillende soorten materialen.

5.2.5

Maar er is zo veel! (studietaak)

Als je samen met Carla (4.2.3) terugkomt op het voorval met Ron zijn knie, raken jullie al snel in gesprek over verschillende wondbedekkende verbandmaterialen. Carla geeft toe dat ze niet meer zo duidelijk op een rijtje heeft welke mogelijkheden er zijn. Jij geeft een aantal voorbeelden: “Nou, er zijn bijvoorbeeld non-woven gaaskompressen, transparante wondfolies en alginaten.”

45

wondverzorging

studieopdrachten

5 a Kun jij het doel en de gebruikswijze van deze verbandmaterialen kort toelichten? Non-woven gaaskompressen

Transparante wondfolies

Alginaten

5.2.6

Een vochtig milieu (toepassingstaak)

Ingrid loopt stage in de wijk. Zij is sinds een aantal dagen verantwoordelijk voor de wondverzorging van mevrouw Van Gestel. Mevrouw Van Gestel heeft tijdens het uitlaten van haar hond een rode wond aan haar linkeronderbeen opgelopen. Haar hond raakte in gevecht met een andere hond, waarbij zijn riem om haar been draaide. De huisarts heeft de wond bekeken en Ingrid het advies gegeven een vochtig milieu te creëren. Ingrid heeft toen, na wat naslagwerk, een voorstel gedaan aan haar werkbegeleidster, over hoe ze de wond van mevrouw Van Gestel wil verzorgen. 6 a Kun je toelichten waarom de huisarts aangeeft dat bij de rode wond van mevrouw Van Gestel een vochtig milieu gecreëerd moet worden?

6 b Welke verbandmaterialen kan Ingrid voorstellen, die zorgen voor een vochtig milieu? Controleer je antwoord op de cd-rom Wondverzorging.

6 c Soms is het niet nodig om bij een rode wond een vochtig milieu te creëren. Geef twee voorbeelden wanneer het creëren van een vochtig milieu niet nodig is.

46

wondverzorging

studieopdrachten

Als Ingrid op de derde dag bij mevrouw Van Gestel komt, merkt zij dat de wond nogal vochtig is. Op school heeft Ingrid geleerd dat een tampon of een absorberend verband (of een hydrocolloïd verband) ook kan worden gebruikt om overtollig vocht uit een wond te resorberen. Toch twijfelt ze wat ze nu het beste kan doen. 6 d Kun jij toelichten in welk geval de voorkeur wordt gegeven aan een tampon, absorberend verband of aan een hydrocolloïd verband? Beargumenteer je mening vanuit de handboeken en de thematische cd-rom Wondverzorging.

5.2.7

Lichamelijke, psychische en sociale consequenties (toepassingstaak)

Bij mevrouw Hooijmakers (54 jaar) is in verband met een tumor de linkerborst geamputeerd. Zij is aardig aan het herstellen. De wond zelf ziet er goed uit, de hechtingen en de drain zijn nog niet verwijderd. Ze heeft last van wondpijn en voelt zich snel vermoeid. Ze zal nog enkele dagen in het ziekenhuis blijven, omdat er nog enkele onderzoeken gedaan moeten worden. Mevrouw Hooijmakers vertelt weinig over hoe ze zich voelt. Ze ligt het liefst in bed en durft zich amper te bewegen. Ze heeft de wond, de tweede dag na de operatie, wel bekeken en zei toen dat ze hoopte dat ze nu echt beter zou zijn. Bij opname heeft mevrouw Hooijmakers verteld dat haar man (49 jaar) veel op reis is voor zijn werk, dat haar twee kinderen niet meer thuis wonen en dat ze een tweelingzus heeft met wie ze veel optrekt. Verder vertelde ze dat ze erg veel van tuinieren, schilderen en handwerken houdt. Ze maakt zich vandaag wat zorgen over de wondpijn. Ze vraagt zich af of ze haar bezigheden weer kan oppakken zodra ze thuis is. Ze is vooral bezorgd over de tuin: “De tuin wordt zo snel een wildernis!” Ze vertelde ook, min of meer terloops, dat ze de wond eigenlijk niet aan haar man durft te laten zien. Ze wil hem nog niet belasten en wacht liever tot de wond er beter uitziet. 7 a Welke lichamelijke consequenties van een wond staan op de cd-rom Wondverzorging en/of in de handboeken omschreven? Welke vind je van toepassing op de situatie van mevrouw Hooijmakers? Beargumenteer je mening.

7 b Welke psychische en sociale consequenties van een wond staan op de cd-rom Wondverzorging en/of in de handboeken omschreven? Welke vind je van toepassing op de situatie van mevrouw Hooijmakers? Licht je antwoord toe.

7 c Stel je voor dat je verpleegkundige bent in het ziekenhuis waar mevrouw Hooijmakers wordt verpleegd. Bestudeer de inhoudelijke analyse De verzorging van de rode wond. Welke concretiseringen en aanpassingen zou je in deze inhoudelijke analyse aanbrengen voor mevrouw Hooijmakers? Licht deze toe.

47

wondverzorging

5.2.8

studieopdrachten

Een diagnose bij het probleem (toepassingstaak)

Sinds een aantal jaren worden verpleegkundige diagnosen geclassificeerd. De NANDA (North American Nursing Diagnosis Association) speelt hierbij een belangrijke rol. De doelstelling van de NANDA is het ontwikkelen, verfijnen en bevorderen van een classificatiesysteem van verpleegkundige diagnosen voor algemeen gebruik door de verpleegkundige professie. De NANDA publiceert een overzicht van deze verpleegkundige diagnosen, die aan de criteria van de NANDA voldoen. Ook stelt de NANDA deze diagnosen regelmatig bij op basis van nieuwe ontwikkelingen. Zo heeft de NANDA een aantal diagnosen erkend met betrekking tot huid- en weefselbeschadiging. Een voorbeeld van zo’n diagnose is huiddefect. De diagnose huiddefect wordt omschreven als beschadiging van de huid. Een andere diagnose weefseldefect heeft de definitie ‘beschadiging van slijmvlies, hoornvlies, huid of onderhuids weefsel’. Bij deze diagnosen van de NANDA worden, waar mogelijk, oorzakelijke en samenhangende factoren genoemd. Deze factoren kunnen leiden tot de diagnose. Ook bij de diagnosen huiddefect en weefseldefect worden een aantal van deze oorzakelijke en samenhangende factoren beschreven. Je vindt de omschrijvingen van deze diagnosen terug in verpleegkundige handboeken waarin de diagnosen volgens de NANDA zijn opgenomen (voorbeelden van deze handboeken zijn die van Gordon, Carpenito, McFarland & McFarlane en Johnson). 8 a In de vorige studieopdracht heb je de casus van mevrouw Hooijmakers gelezen. Zijn de diagnosen huiddefect en weefseldefect hier van toepassing? Licht je antwoord kort toe.

8 b Welke oorzakelijke en welke samenhangende factoren in de situatie van mevrouw Hooijmakers onderbouwen deze diagnose(n)?

8 c Zijn de twee genoemde diagnosen huiddefect en weefseldefect van de NANDA voor alle zorgsituaties van de gezondheidszorg te gebruiken? Motiveer je antwoord.

5.2.9

Een keuze voor de manier van verbinden (toepassingstaak)

Mevrouw De Boer, 85 jaar, is tijdens een wandeling gevallen en heeft een oppervlakkige schaafwond op haar knie. Mevrouw De Heus, 46 jaar, heeft een maagverkleining ondergaan. Ten gevolge van deze operatie heeft zij een diepe rode wond. 9 a Mevrouw De Boer en mevrouw De Heus hebben beiden een rode wond. Verwacht je dat beide wonden op dezelfde manier verbonden moeten worden? Licht je antwoord toe.

48

wondverzorging

studieopdrachten

9 b Welke materialen zou je gebruiken bij het verbinden van de schaafwond van mevrouw De Boer? Welke materialen bij de wond van mevrouw De Heus? Motiveer je antwoord. Materialen schaafwond mevrouw De Boer

Materialen chirurgische wond mevrouw De Heus

9 c In de vorige studieopdracht heb je stilgestaan bij mogelijke verpleegkundige diagnosen bij wonden. Welke van deze twee mogelijke diagnosen lijken je van toepassing bij mevrouw De Boer en mevrouw De Heus? Mevrouw De Boer

Mevrouw De Heus

9 d Beide casussen zijn opgenomen op de cd-rom Wondverzorging (casus 4 en 5 van de studievariant voor het MBO). Bekijk deze casussen en maak bijbehorende vragen. Wil je je eerdere antwoorden bij deze studieopdrachten nog aanvullen of aanpassen? Noteer ook je eventuele overgebleven vragen over de verzorging van de rode wond en de verpleegkundige diagnosen voor de begeleidend docent.

5.2.10 Beïnvloedende factoren (studie-/toepassingstaak) Mevrouw Pranan, een Indische vrouw van 76 jaar, is geopereerd aan haar galblaas. Na de operatie is ze in de war. Ze heeft haar infuus er twee keer uitgetrokken en het is eigenlijk niet goed mogelijk met haar in gesprek te komen. Verder heeft mevrouw Pranan koorts en eet en drinkt ze slecht. Ook het mobiliseren gaat moeizaam. Zodra ze even op de rand van het bed zit, wil ze zich laten terugvallen in bed. Na vier dagen begon haar wond vocht af te geven en er rood/geelachtig uit te zien. De familie, die zeer bezorgd is over mevrouw Pranan, vraagt zich af hoe het mogelijk is dat in zo een schone omgeving als een ziekenhuis een wond er vies uit kan gaan zien. 10 a Noteer vijf algemene factoren (zoals iemands lichamelijke conditie) en vijf lokale factoren (factoren m.b.t. de wond) die van invloed zijn op het genezingsproces van een wond.

49

wondverzorging

studieopdrachten

Algemene factoren

Lokale factoren

1

1

2

2

3

3

4

4

5

5

5.2.11 De juiste volgorde (toepassingstaak) Meneer Kaandorp is drie dagen geleden geopereerd. Zijn blinde darm is verwijderd. De wond is gehecht en de wonddrain die hij had voor de afvoer van overtollig wondvocht is gisteren verwijderd. De wond geneest voorspoedig. De hechtingen mogen nog niet verwijderd worden. Op zijn rechterarm heeft meneer Kaandorp een flinke schaafwond van voor zijn operatie. Hij heeft deze opgelopen bij het tuinieren. Na de operatie bleek deze wond geïnfecteerd te zijn (rood en wat geelachtig beslag). Meneer Kaandorp is zeer geïnteresseerd in de wondverzorging door de verpleegkundigen. Hij houdt alles nauwlettend in de gaten. Hij merkt op dat de verpleegkundigen altijd eerst de ene en dan de andere wond verzorgen, en dat de manier van reiniging bij beide wonden anders is. Hij vraagt een van de afdelingsverpleegkundigen, Martijn, waarom dit zo is. Martijn legt uit dat de huid en de slijmvliezen micro-organismen bevatten en dat geen enkele uitwendige wond hier vrij van is. Wel is er een verschil in schone (aseptische) en vuile (septische) wonden en dat heeft invloed op de wondverzorging. 11 a Op welke manier zou je meneer Kaandorps operatiewond reinigen (van buiten naar binnen of van binnen naar buiten) en hoe zou je de vuile schaafwond reinigen? Waarom zou je dat op die manier doen?

11 b Welke wond zou je als eerste reinigen, de operatiewond of de schaafwond? Licht je antwoord toe.

11c

Zou je de inhoudelijke analyse nog aan willen passen als je meneer Kaandorp in gedachten houdt?

5.2.12 Kruisinfecties voorkomen (toepassingstaak) Meneer Kaandorp vraagt waarom het verband van een wond geregeld verwisseld moet worden. Martijn legt uit dat dit afhankelijk is van het soort verband, het doel van het verband en de staat van verontreiniging van het verband. Hij vertelt dat het erg belangrijk is om hygiënisch te werken. Voorkomen moet worden dat de wond geïnfecteerd wordt of dat de omgeving van de zorgvrager besmet wordt. Verpleegkundigen moeten zorgvuldig hun handen wassen en/of desinfecteren, anders bestaat de kans dat een andere zorgvrager besmet wordt. Door deze kruisinfectie worden micro-organismen van een besmette wond overgebracht naar een schone wond.

50

wondverzorging

studieopdrachten

12 a Naast het wassen en/of desinfecteren van de handen, kun je als verpleegkundige nog meer preventieve maatregelen nemen om kruisinfectie te voorkomen. Noteer hieronder nog drie andere maatregelen en geef aan waarom je de maatregel zou nemen. Maatregelen 1 2 3 12 b Ga in de inhoudelijke analyse De verzorging van een rode wond na op welke wijze rekening is gehouden met preventieve maatregelen tegen kruisinfectie. Noteer dit.

12 c Welke preventieve maatregelen uit de inhoudelijke analyse lijken je moeilijk te hanteren? Licht je antwoord toe.

51

wondverzorging

analyse

5.3 Inhoudelijke analyse 5.3.1

De verzorging van de rode wond Procedure

Werkwijze

1 Raadpleeg het verpleegkundig dossier.

Bepaal welk type wond het betreft (rood, geel of zwart). Informeer je over instructies en richtlijnen met betrekking tot de wijze van verbinden. Controleer datum en tijd. Inventariseer benodigde verbandmaterialen. Ga na of de zorgvrager allergisch is voor hechtpleister, jodium of andere lokaal aan te wenden medicamenten. Bepaal noodzaak van medicatie.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Ga eventuele ervaringen van de zorgvrager na. Geef informatie over doel en procedure van de handeling. Ga na in hoeverre de zorgvrager op de hoogte is van wondverzorging. Geef aan hoe de zorgvrager kan meewerken. Geef eventuele medicatie.

3 Help/vraag de zorgvrager in de gewenste houding.

Zorg ervoor dat de wond voldoende belicht wordt en de zorgvrager zo prettig mogelijk ligt.

VOOR Zorgvrager

Omgeving 4 Breng de omgeving in orde.

Zet het sein aan. Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte. Plaats een schoon werkblad naast het bed.

Techniek 5 Was en/of desinfecteer de handen.

52

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

I.v.m. bepalen van benodigdheden voor wondverzorging. I.v.m. continuïteit van de zorg.

I.v.m. vermindering van pijn en bevorderen van ontspanning.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Als de arts de wond wil zien, verzorg de wond dan tijdens het visitelopen. Sommige verbanden, zoals postoperatieve verbanden, mogen de eerste tijd niet af. Let op de instructies! Medicatie moet over het algemeen minstens 15 à 20 min. voor het verbinden gegeven worden. De precieze tijd is afhankelijk van de soort medicatie en de toediening.

Informatie vermindert de angst, bevordert het meewerken en vergroot de mogelijkheden tot zelfzorg. I.v.m. vermindering van pijn tijdens de verzorging.

Ga na of de zorgvrager de informatie begrijpt. Onderken schaamtegevoelens bij de zorgvrager. Houd rekening met verschillen tussen mensen in het ervaren van en het reageren op pijn. Houd rekening met de zorgvrager als deze de wond voor het eerst ziet. Vraag bij onrustige zorgvragers steun van een collega.

I.v.m. wondinspectie. I.v.m. ontspannen gevoel zorgvrager.

Ontbloot alleen dat lichaamsdeel waar de wond zich bevindt om afkoeling te voorkomen.

I.v.m. bereikbaarheid. I.v.m. privacy. I.v.m. werkhouding. I.v.m. plaatsen van steriele materialen.

Voorkom dat de kamer schoongemaakt gaat worden i.v.m. hygiënisch kunnen werken.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Bij zorgvragers met infecties of verminderde weerstand, altijd de handen wassen en/of desinfecteren. Trek eventueel een overschort aan om kruisinfecties te voorkomen.

1

53

wondverzorging

analyse

Procedure 6 Verzamel en controleer de benodigdheden.

Werkwijze Verzamel benodigdheden: – steriele gazen; – niet-steriele handschoenen; – fysiologisch zout; – zo nodig voorgeschreven wondverzorgingsmateriaal; – hechtpleister (huidvriendelijk); – schaar; – afvalzak; – steriel pincet; – celstofmatje; – bekken. Controleer de steriele materialen altijd op scheuren in de verpakking, vervaldatum en kleurindicator.

TIJDENS Zorgvrager 7 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling.

Informeer de zorgvrager zoveel mogelijk tijdens de handeling en ga in op vragen. Let en reageer op reacties van pijn, ongemak, schrik, verwondering en blijdschap van de zorgvrager.

Omgeving 8 Leg de benodigdheden klaar en richt een steriel werkveld in.

Leg de benodigdheden zo op het werkvlak dat je deze gemakkelijk en veilig kunt pakken. Werk steriel door de verpakking gedeeltelijk te openen. Giet op één of meerdere gazen reinigende vloeistof.

Techniek 9 Verwijder en inspecteer het oude verband.

Help de zorgvrager bij het ontbloten van het lichaamsdeel met de wond. Verwijder het oude verband op dezelfde manier als de pleisters. Verwijder de pleister(s) door in de richting van de wond te trekken. Houd met de andere hand de huid van de zorgvrager vast. Doe niet-steriele handschoenen aan. Controleer de afscheiding van het oude verband op hoeveelheid, soort, geur en kleur. Werp het verband en de handschoenen in de afvalzak en sluit deze.

10 Controleer de wond en de omliggende huid.

Controleer de wond op tekenen van infectie, hematoomvorming en het wijken van de wondranden. Controleer of de omliggende huid heel en onbeschadigd is. Observeer mogelijke afwijkingen.

11

Doe niet-steriele handschoenen aan.

Maak de wond schoon.

Maak de wond van binnen naar buiten schoon met de in vloeistof gedrenkte gaasjes. Gebruik voor elke veeg een nieuw gaasje en gooi het direct in de afvalzak.

54

wondverzorging

analyse

Toelichting Voorkomt dat je weg moet tijdens de verzorging.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Als er geen duidelijke instructies in het dossier staan over de benodigde materialen, ga dan nauwkeurig na welke verbandmaterialen voor de wond gebruikt worden.

Plaats de afvalzak zo dat je niet met het vuile materiaal over het schone hoeft te reiken. Gebruik het celstofmatje ter bescherming van de zorgvrager en/of bed.

I.v.m. informeren van de zorgvrager. I.v.m. adequaat handelen, bijstellen van de zorg en ingaan op behoeften.

Voorkomt dat je met vuile spullen over schone materialen reikt. Om de wond schoon te maken.

Bij gebruik van kant-en-klare steriele sets kun je het materiaal zonder verpakking laten neerkomen op het steriele werkveld. Zorg ervoor dat je het steriele werkveld en materiaal niet aanraakt. 8

I.v.m. bescherming nieuw gevormd weefsel, voorkomen van spanning van de wondnaad en vermindering van pijn. I.v.m. constatering van veranderingen in de wondtoestand.

Gaas dat aan de wond vastgeplakt is, kan met spoelvloeistof worden losgeweekt. Hechtpleisters kunnen indien nodig met babyolie losgeweekt worden. Dit geeft echter kans op werking van de huid (maceratie).

I.v.m. scheiden van risico- en normaal afval.

I.v.m. het adequaat kunnen beïnvloeden van het proces van de wondgenezing.

Waarschuw de arts bij opvallende veranderingen. Ook als de zorgvrager over plotselinge, nieuwe of verhevigde pijn klaagt.

Van schone naar vuile gebied werken. Op de huid zitten bij een rode wond de meeste micro-organismen.

Let op de wijze waarop de wond loopt en pas daarop de wijze van schoonmaken aan. Indien er niet met steriele handschoenen wordt gewerkt, dien je een steriel pincet te gebruiken.

11

55

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze

12 Maak de omliggende huid droog.

Dep met een gaasje de omliggende huid droog.

13 Breng het voorgeschreven wondmateriaal aan.

Breng volgens voorschrift het middel aan.

14

Verbind de wond.

Pak de steriele gazen bij de uiteinden vast. Leg de gazen op de wond. Begin in het midden en zorg ervoor dat de gazen 2,5 cm over de wondranden reiken.

15

Fixeer het verband.

Doe de handschoenen uit en gooi ze direct in de afvalzak. Plak de randen van het verband af met een pleister of gebruik ander fixerend materiaal.

NA Zorgvrager 16 Help de zorgvrager in een comfortabele houding.

Help de zorgvrager in de door hem gewenste houding.

17 Evalueer de verleende zorg.

Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Bespreek de ervaringen van de zorgvrager. Informeer de zorgvrager over het proces van wondgenezing.

18

Rapporteer bijzonderheden zoals de reacties van de zorgvrager, de conditie van de wond en het gebruik van andere materialen.

Rapporteer.

Omgeving 19 Breng de omgeving in orde.

Plaats het kastje en andere spullen (bijv. oproepsysteem) binnen handbereik. Breng het bed op de gewenste hoogte. Open (bed)gordijnen, ramen en deuren. Zet het sein uit.

Techniek

56

20 Maak de materialen schoon en ruim op.

Maak voor herhaald gebruik bestemde materialen huishoudelijk schoon of desinfecteer zo nodig. Deponeer de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalbak.

21 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om de wond te beschermen.

Let op instructies in het verpleegkundig dossier. Afhankelijk van de soort wond kunnen verschillende middelen aangewend worden. Let goed op mogelijke nadelen van elk middel.

I.v.m. aseptisch werken. Beschermen tegen micro-organismen. Zo wordt de wond goed afgeschermd.

Als de steriele gazen zijn neergelegd mogen ze niet meer worden verschoven. De gazen moeten gelijkmatig over de wond worden verspreid.

Goed bevestigde verbanden beschermen de wond en zorgen voor betere absorptie van het wondvocht. Vermijd overmatig gebruik van pleisters i.v.m. irritaties. Gebruik zo nodig huidvriendelijke pleisters.

Houd rekening met de bewegingsmogelijkheden van de zorgvrager. Stem lengte en breedte van het fixatiemateriaal daarop af. Voorkom te grote druk op de wond en wondranden. Dit is slecht voor de bloedcirculatie.

Illustraties

14

I.v.m. welbevinden van de zorgvrager.

I.v.m. bijstellen van de zorg.

I.v.m. continuïteit van de zorg.

Schrijf concrete instructies bij wijziging van de wondverzorging.

I.v.m. het welbevinden van de zorgvrager.

I.v.m. hygiënisch werken.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

57

wondverzorging

leerresultaten

5.4 Leerresultaten Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt; vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan opnieuw naar de bijbehorende opdrachten. Ga ook na of je je manier van studeren moet aanpassen. Ik kan: 1 een aantal voorbeelden geven van inwendige en uitwendige wonden; 2 toelichten waarom de indeling van wonden in rood, geel en zwart praktisch bruikbaar is; 3 vertellen welke kenmerken een rode wond heeft; 4 vertellen en verklaren welke algemene en welke lokale factoren van invloed zijn op het proces van wondgenezing en op welke manier ik hiermee kan omgaan; 5 aangeven hoe het genezingsproces van een rode wond verloopt; 6 de verzorging van een rode wond uitleggen en toelichten; 7 toelichten op welke wijze je schone en vuile wonden schoonmaakt; 8 toelichten op welke wijze je kruisinfecties bij wondverzorging voorkomt; 9 algemene aandachtspunten noemen en toelichten die van belang zijn in de begeleiding van een zorgvrager met één van bovengenoemde wonden; 10 beargumenteren welke verpleegkundige diagnose (huiddefect of weefseldefect) volgens de NANDA van toepassing is bij een bepaalde casuïstiek; 11 belangrijke observatie- en rapportagepunten benoemen en motiveren bij bovengenoemde wonden; 12 … 13 … 14 …

58

6 De zorg rondom de gele en zwarte wond 6.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken is aandacht besteed aan soorten verbanden, verbandstoffen, zwachteltechnieken en aan de zorg rondom een rode wond. In dit hoofdstuk staat de zorg rondom de gele en de zwarte wond centraal. Het genezingsproces van de wond verloopt in drie fasen, te weten: 1 de reactiefase; 2 de regeneratiefase; 3 de remodelleringsfase (vgl. Achterberg e.a., 1999, p. 484). Onder invloed van een aantal factoren kan het genezingsproces van een wond vertraagd worden. Bijvoorbeeld door lokale infectie en een slechte algemene conditie van de zorgvrager. Bij gele wonden (verontreinigende wonden) is de normale wondgenezing in de regeneratiefase verstoord. Het lichaam heeft er moeite mee de vele afvalstoffen uit het lichaam te verwijderen. Bij zwarte wonden (wonden bedekt met necrotisch weefsel) is de natuurlijke wondgenezing extreem verstoord. Het verplegen van een zorgvrager met een gele of een zwarte wond vraagt aangepaste vaardigheden, zoals het spoelen van de wond. Veelvoorkomende wonden die behoren tot de categorie gele en/of zwarte wonden, en daarom specifieke verpleegkundige aandacht behoeven, zijn ernstige decubituswonden (vaak genoemd wonden door het ‘doorliggen’). Met behulp van de studieopdrachten in paragraaf 6.2 krijg je inzicht in het spoelen van de wond en de verdere verpleging die zorgvragers met een gele en/of zwarte wond, en specifieke decubituswonden, nodig hebben. In paragraaf 6.3 vind je de inhoudelijke analyse van de verzorging van de gele en zwarte wond, waar het spoelen in opgenomen is.

6.2 Studieopdrachten Maak en/of bespreek de in deze paragraaf geformuleerde studieopdrachten met één of meerdere medestudenten. Gebruik voor het maken van de opdrachten de thematische cd-rom Wondverzorging, handboeken en zoek aanvullende informatie op internet (kijk ook bij patiëntenverenigingen i.v.m. ervaringen/belevingen).

6.2.1

Geel van zwart onderscheiden (oriëntatietaak)

Je loopt stage op de afdeling Plastische Chirurgie van een algemeen ziekenhuis. Je gaat direct meekijken bij de wondverzorging van Patrick Damen. Patrick is onlangs geopereerd aan een fistel op zijn stuit. Aanvankelijk zou Patrick snel naar huis toe kunnen, maar de operatiewond geneest niet naar wens. Simone, je stagebegeleidster, legt uit dat bij Patricks wond een gele verkleuring te zien is. Ze zeg: “Deze verkleuring is een geel beslag dat bestaat uit wondvocht, weefselresten en pus. Wanneer het weefsel in de wond sterft zal dit zwart verkleuren. Patricks wond is geel, maar in de praktijk zul je zelden zuiver gele of zwarte wonden tegenkomen. Vaak lopen de kleuren in elkaar over.” 1 a Patricks wond is geel verkleurd. Noteer een aantal oorzaken waardoor een wond geel kan worden.

59 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_6, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

studieopdrachten

1 b Simone legt uit dat wanneer het weefsel in de wond sterft, dit een zwarte verkleuring geeft. Noteer een aantal oorzaken waardoor een wond zwart kan worden.

1 c Kun je een voorbeeld noemen van een gele en een zwarte wond?

6.2.2

Een nascholing (studietaak)

Anja en Marloes, twee verpleegkundigen uit Revalidatiecentrum Leijendaal, gaan naar een nascholing over wondverzorging. In de trein lezen ze het programma voor de scholingsdag alvast door. Anja is erg enthousiast en zegt: “Ik ben zo blij dat we ons weer eens gaan verdiepen in de wondverzorging. Ik kom zo vaak situaties op de afdeling tegen, waarmee ik me gewoon geen raad weet.” Marloes antwoordt: “Nou, ik weet nog wel het een en ander vanuit de opleiding, maar ik moet zeggen dat ik het ook wel handig vind om alles weer eens op een rijtje te zetten.” “Ja, dat heb ik ook zo”, zegt Anja. “Ik weet bijvoorbeeld nooit goed welke materialen ik moet gebruiken bij het schoonmaken van vieze wonden. Gelukkig wordt het meestal wel voorgeschreven. Ik baal dan altijd dat ik daar zelf zo weinig kennis over in huis heb.” Marloes knikt: “Er is tegenwoordig genoeg spul, van die speciale materialen om een wond schoon te maken: dextranomen, antibacteriële zalfgazen, zalven en noem maar op.” “Oh ja, een heleboel van dat spul; vorige week, bij meneer Ballinga, heb ik voor het eerst necrose-oplossers gebruikt. Heb jij dat al eens gedaan?” vraagt Anja. 2 a Marloes en Anja bespreken een aantal materialen die een reinigende werking hebben op de wond. Zoek op de cd-rom Wondverzorging wat dit voor middelen zijn en noteer hun werking.

2 b Om een wond te reinigen kan deze gespoeld worden. Kun je omschrijven wat het doel is van deze wondspoeling?

2 c Welke methoden bestaan er om een wond te spoelen?

60

wondverzorging

studieopdrachten

2 d Je hebt je verdiept in manieren waarop een vieze wond gereinigd en verbonden kan worden. Noteer voor jezelf de belangrijkste stappen voor het verzorgen van zo’n vieze wond. Controleer daarna deze punten aan de hand van de inhoudelijke analyse Verzorging van de gele en zwarte wond. In hoeverre heb je aan de juiste stappen gedacht? Noteer eventuele vragen hieronder.

6.2.3

Prikkelende spoeling (toepassingstaak)

Masja, verpleegkundige in een verpleeghuis, geeft in de middagoverdracht op de afdeling aan dat ze telkens opziet tegen de wondverzorging van meneer Ketelaars. Meneer Ketelaars, 72 jaar, heeft een wond op de stuit. De wond is behoorlijk diep en bevat veel exsudaat. Twee keer per dag wordt de wond gespoeld en verbonden. Meneer Ketelaars probeert zich flink te houden, maar het spoelen van de wond doet veel pijn. Masja zit er erg mee, de pijn is tijdens de verzorging van zijn gezicht af te lezen. Fraukje, een van haar collega’s, vraagt: “Heb je al eens aan Stevens gevraagd of ze wat medicatie voor kan schrijven? Als ik je zo hoor kan meneer Ketelaars daar wel baat bij hebben.” 3 a Wanneer Masja meneer Ketelaars wond verzorgt, is van zijn gezicht af te lezen dat hij veel pijn heeft. Stel je voor dat jij in haar schoenen staat. Wat zou je tegen meneer Ketelaars zeggen? Hoe zou jij hem willen steunen?

3 b Fraukje geeft aan dat medicatie mogelijk kan helpen bij de vermindering van pijn bij het spoelen van de wond. Het bespreken en verstrekken van medicatie is niet de enige maatregel die je als verpleegkundige kunt nemen. Noem nog drie andere maatregelen die Masja kan toepassen en motiveer je keuze.

6.2.4

De wond van mevrouw Fishert (toepassingstaak)

Mevrouw Fishert, 48 jaar, heeft een wond op haar buik ten gevolge van een operatie aan haar alvleesklier. De wond heeft een geel beslag en scheidt vocht af. Tijdens de verzorging van de wond geeft mevrouw Fishert aan dat ze de wond heel eng vindt en dat ze er eigenlijk niet naar durft te kijken. Ze begint te huilen en zegt dat ze zich heel vies voelt. Ze ruikt zichzelf en de wond lekt soms. 4 a Hoe moet de verontreinigde wond van mevrouw Fishert verzorgd worden? Welke materialen gebruik je hiervoor?

61

wondverzorging

studieopdrachten

4 b Hoe zou je te werk gaan als je de wond van mevrouw Fishert wil spoelen met behulp van een douchekop? Wat zijn hierbij belangrijke aandachtspunten en waarom?

4 c Kun je je voorstellen dat mevrouw Fishert zich vies voelt? Op welke wijze zou je omgaan met haar gevoelens ten aanzien van haar wond?

Maak voor de beantwoording van 6.2.5 t/m 6.2.7 gebruik van de tekst over decubitus van de cd-rom Persoonlijke hygiëne. Op deze cd-rom is de tekst aangepast aan de herziene richtlijn rondom decubitus. Daarnaast kun je natuurlijk gebruikmaken van de websites die genoemd staan in de literatuurlijst. De cd-rom Wondverzorging is niet aangepast aan de nieuwe herziene richtlijn.

6.2.5

Nog steeds decubitus bij kwart patiënten (studie-/toepassingstaak)

Het volgende bericht stond op de internetsite van Verpleegkunde Nieuws (nu: Bijzijn). Nog steeds decubitus bij kwart patiënten Maastricht - Nog steeds kampt een kwart van het aantal patiënten in instellingen met decubitus. Dat concluderen zorgwetenschappers R. Halfens en G. Bours in hun jaarlijkse meting naar het vóórkomen van decubitus. De decubitusmeting wordt sinds 1998 jaarlijks in circa zeventig instellingen onder bijna 15 duizend patiënten gehouden. Volgens Ruud Halfens is het opvallend dat instellingen die dit jaar voor het eerst meedoen aan de meting, slechter scoren dan instellingen bij de eerste meting in 1998. “Dat komt doordat de deelnemende instellingen uit 1998 voorop liepen met een beleid voor decubituspreventie en -behandeling.” De onderzoekers denken dat bij instellingen die helemaal niet meedoen aan de metingen het percentage decubituspatiënten nog hoger ligt.

5 a Kun je omschrijven wat decubitus is? Welke factoren zijn onder meer van invloed op het ontstaan van decubitus? Noteer minimaal vijf factoren. Geef ook aan welke oorzaak in de literatuur als belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van decubitus wordt genoemd. 1 2 3 4 5 5 b Er is een aantal plaatsen op het lichaam waar de kans op het ontstaan van decubitus groter is dan ergens anders. Beschrijf welke plaatsen dit zijn. Wat is kenmerkend voor deze plaatsen van het lichaam?

5 c Zoals je kunt lezen in het artikel is decubitus een veelvoorkomende complicatie van bedverpleging. Een verpleegkundige dient maatregelen te treffen om decubitus te voorkomen. Welke preventieve verpleegkundige maatregelen met betrekking tot decubitus zijn er? Noteer deze in steekwoorden en ga na of je het principe van elke maatregel begrijpt.

62

wondverzorging

studieopdrachten

6.2.6

Kans op decubitus (studie-/toepassingstaak)

Mevrouw Roberts, 76 jaar, is opgenomen in het ziekenhuis na een CVA. Gezien de ernst van het CVA verblijft ze nog hele dagen in bed. Mevrouw Roberts maakt een verwarde en suffe indruk en beseft niet goed dat ze in het ziekenhuis is opgenomen. Ze is mager, eet slecht, heeft diabetes en is sinds haar CVA incontinent van urine en feces. 6 a Met behulp van een scorelijst kun je als verpleegkundige inventariseren of een zorgvrager kans heeft op decubitus en hoe groot die kans is. In de literatuur worden verschillende scorelijsten besproken. Bekijk er een aantal en beargumenteer welke jij het beste vindt.

6 b Gebruik de scorelijst van je voorkeur om mevrouw Roberts kans op decubitus te scoren. Wat vind je van deze score? Had je dit verwacht? Waarom wel/waarom niet?

6.2.7

Stadia van decubitus (studie-/toepassingstaak)

Na enkele weken verzorg je mevrouw Roberts en observeer je dat er op haar stuit een rode plek ter grote van een walnoot zit, die niet weg te drukken is. Je vraagt je af of dit een beginnend stadium van decubitus is. Voor de zekerheid vraag je Meike, een van je collega’s, mee te kijken. Meike heeft het vermoeden dat je gelijk hebt. Samen bespreken jullie welke interventies geschikt zijn. Na afloop van jullie gesprek neem je de afgesproken interventies op in het verpleegplan van mevrouw Roberts. 7 a Meike bevestigt je vermoeden. De rode plek op de stuit lijkt het beginnend stadium van decubitus. Verdiep je in de stadia van decubitus aan de hand van een aantal handboeken en de cdrom Wondverzorging. Noteer kort welke stadia er zijn, welke kenmerken bij de verschillende stadia horen en welke kleur de wond in elk stadium heeft. Stadium I

Kenmerken

Kleur wond

III IV V VI

63

wondverzorging

studieopdrachten

7 b Welke interventie zou je willen toepassen bij mevrouw Roberts gezien je observatie? Beargumenteer je keuze, ook door aan te geven waarom je andere interventies minder geschikt vindt.

7 c Bij welk stadium zijn bepaalde verpleegkundige interventies wenselijk? Ga na in de literatuur welke dit zijn. Wat vind je nu van je antwoord bij b? I III IV V VI

6.2.8

En nu zelf een keuze maken (toepassingstaak)

Marloes en Anja (6.2.2) hebben een interessante ochtend achter de rug. Veel aandacht werd besteed aan het herkennen van soorten wonden en het introduceren en demonstreren van passende wondverbindingsmaterialen. Als afsluiting van het ochtendprogramma, krijgen de cursisten een opdracht over decubitus voorgelegd. Ze moeten nu zelf een keuze maken voor het juiste materiaal aan de hand van vier korte casussen. 8 a Bekijk de casussen van de nascholingsdag en geef suggesties voor het te gebruiken materiaal. Casus 1: Jannie heeft verschillende breuken opgelopen bij een ernstig auto-ongeluk. Haar linker enkel is gebroken, deze ligt in tractie. Jannie slaapt veel. De verpleegkundige ontdekt een gesloten blaar op haar rechterenkel. Materiaal

Casus 2: Mevrouw De Weijs woont op een psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis. In haar rolstoel zit zij vaak scheef en onderuitgezakt. De verpleegkundige bemerkt dat mevrouw De Weijs op haar linker elleboog een ontvelde blaar heeft. Materiaal

Casus 3: Ielke van Heerden is opgenomen in een revalidatiecentrum. Na een motorongeluk is haar rechter onderbeen geamputeerd. Haar linker enkel is gebroken. Op haar stuit heeft zij een oppervlakkige gele wond.

64

wondverzorging

studieopdrachten

Materiaal

Casus 4: Orfea heeft spina bifida. Ze is opgenomen op de afdeling plastische chirurgie onder meer vanwege een diepe decubituswond op haar stuit. De wond heeft donkere plekken. De wondverzorging krijgt veel aandacht. Eventueel zal de wond operatief gesloten worden, maar voorwaarde hiervoor is wel dat de wond schoon is. Materiaal

8 b Stel je voor dat je de wond van Ielke zou willen gaan verzorgen. Welke informatie heb je nodig om de wond te kunnen verzorgen?

8 c Bestudeer de inhoudelijke analyse De verzorging van de gele en zwarte wond. Welke concretiseringen en aanpassingen in de werkwijze kun je aanbrengen als je Ielke’s wond verzorgt?

6.2.9

Een ongelukje met de fiets (strategietaak)

Mevrouw De Groot is een actieve weduwe van 78 jaar. Ze fietst bijvoorbeeld elke donderdagmiddag naar haar vriendin om te kaarten. Op een middag kwam ze met haar fiets in botsing met een brommer. Ze brak hierbij haar heup. De heupoperatie in het ziekenhuis verliep voorspoedig, maar ze moet nog veel bedrust houden. Met behulp van een scorelijst wordt vastgesteld dat mevrouw De Groot een verhoogde kans op decubitus heeft. 9 a Noteer welke vijf interventies je bij mevrouw De Groot wil plannen ter preventie van decubitus. Motiveer je suggesties.

De heupfractuur van mevrouw De Groot herstelt moeizaam. Ze kan met veel moeite een paar stappen lopen. Als ze weer thuis is, zit ze voor het grootste deel van de dag in een rolstoel. Het gevolg is dat ze een decubituswond op haar rechterbil heeft. De wijkverpleegkundige stelt in overleg met de huisarts vast dat de decubituswond stadium 3 zonder necrose heeft bereikt. Je komt als stagiaire de decubituswond van mevrouw De Groot elke ochtend verzorgen. 9 b Licht toe op welke wijze je de wond zou verzorgen. Geef ook aanwijzingen voor het materiaal dat je wilt gebruiken. Bedenk tevens welke informatie je mevrouw De Groot zou geven.

65

wondverzorging

studieopdrachten

6.2.10 Een diepe decubituswond (discussietaak) Meneer Isran is een terminale zorgvrager en is opgenomen in een verpleeghuis. Hij heeft op zijn stuit een decubituswond stadium 4a. Meneer Isran ligt veel op bed. Een verpleegkundige (Joris) vindt dat hij beter uit bed kan komen om hem nog wat te activeren en de wond te ontlasten. Zijn collega (Annet) vindt dat meneer Isran beter op bed kan blijven, omdat zijn gezondheid steeds verder achteruit gaat en hij zo uitgeput is dat hij op de stoel in slaap valt. 10 a Zoals uit de casuïstiek blijkt, is er een meningsverschil tussen twee verpleegkundigen. Met welke verpleegkundige ben jij het eens? Geef aan waarom. Hoe zouden zij hun verschil van mening kunnen oplossen?

10 b Concretiseer welke interventies/activiteiten je met betrekking tot de verzorging van de decubituswond zou plannen. Noteer ook welke materialen je wilt gebruiken om de wond te verbinden. Motiveer je keuzes.

6.2.11 Omgaan met naasten (inlevings-/strategietaak) Meneer De Geer is een dementerende man van 90 jaar. Hij is opgenomen in het verpleeghuis waar jij als verpleegkundige werkt. Hij herkent nog wel een aantal mensen, zoals zijn echtgenote en zus. Hij kan met hulp van een verpleegkundige nog een stukje lopen op de gang, maar zit veelal in zijn rolstoel. Op zijn stuit heeft hij een decubituswond. De echtgenote van meneer De Geer geeft haar man elke avond eten. Als zij komt roept haar man dat hij zo’n pijn heeft en dat hij naar het toilet moet. Op een avond kan mevrouw De Geer kan zich niet meer beheersen en roept: “Nu ben ik het zat, jullie geven nauwelijks aandacht aan mijn man en laten hem heel de dag zitten. Geen wonder dat zijn wond niet geneest als hij heel de dag in zijn urine zit! Ik wil nu de directeur spreken!” Je weet dat meneer De Geer goed wordt verzorgd. Hij loopt met hulp vier keer per dag een stukje en hij wordt naar het toilet gebracht wanneer hij maar wil. Alleen als zijn vrouw komt roept meneer De Geer zo hard. 11 a Kun je begrijpen waarom mevrouw De Geer zo reageert? Licht mogelijke motieven voor het gedrag van mevrouw De Geer toe.

66

wondverzorging

studieopdrachten

11 b Hoe zou je deze situatie oplossen? Wat zeg je tegen mevrouw De Geer?

Aantekeningen

67

wondverzorging

analyse

6.3 Inhoudelijke analyse Deze analyse geldt voor alle gele en zwarte wonden. Voor specifieke maatregelen moet het verpleegkundig dossier worden geraadpleegd. Je moet er op bedacht zijn dat elke instelling of organisatie andere middelen kan gebruiken. In de analyse is het spoelen van de wond opgenomen.

6.3.1

Verzorging van de gele en zwarte wond Procedure

Werkwijze

1 Raadpleeg het verpleegkundig dossier.

Bepaal welk type wond het betreft (rood, geel of zwart). Informeer je over instructies en richtlijnen m.b.t. de wijze van verbinden. Informeer je over instructies en richtlijnen m.b.t. de voorgeschreven verdunning van de spoelvloeistof. Controleer datum en tijd. Ga na of de zorgvrager allergisch is voor hechtpleisters, jodium of ander lokaal aan te wenden medicamenten. Bepaal noodzaak van medicatie.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Ga eventuele ervaringen van de zorgvrager na. Geef informatie over doel en procedure van de handeling. Ga na in hoeverre de zorgvrager op de hoogte is van wondverzorging. Geef aan hoe de zorgvrager kan meewerken. Leg het belang uit van goede voeding. Geef eventuele medicatie.

3 Vraag/help de zorgvrager in de gewenste houding.

Zorg ervoor dat de wond voldoende belicht wordt en de zorgvrager zo prettig mogelijk ligt. Zorg dat de vloeistof in het bekkentje kan stromen.

VOOR Zorgvrager

Omgeving 4 Breng de omgeving in orde.

Zet het sein op rood. Sluit bedgordijnen, ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte. Plaats een schoon werkblad naast het bed.

Techniek 5 Was en/of desinfecteer de handen.

68

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om te bepalen welke benodigdheden noodzakelijk zijn. Om continuïteit van de zorg te waarborgen.

Als de arts de wond wil zien, verzorg de wond dan na het visitelopen of bezoek van de huisarts. Stel vast of er een drain is aangebracht. Sommige verbanden mogen de eerste tijd niet af, zoals postoperatieve verbanden. Let op de instructies!

Vermindert pijn en bevordert ontspanning.

Medicatie moet over het algemeen minstens 15 à 20 min. voor het verbinden gegeven worden. De precieze tijd is afhankelijk van de soort medicatie en de toediening.

Illustraties

Informatie vermindert de angst, bevordert het meewerken en vergroot de mogelijkheden tot zelfzorg.

Vermindert pijn tijdens de verzorging.

2

Om wondinspectie goed uit te voeren. Bevordert ontspanning bij de zorgvrager. Zo wordt het schone gebied niet geïnfecteerd.

3

Zodat je bereikbaar blijft. Om de privacy te waarborgen. Voor een optimale werkhouding. Voor het plaatsen van de (steriele) materialen.

Voorkom dat de kamer schoongemaakt gaat worden. Dit is niet goed voor het hygiënisch werken.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Trek eventueel een overschort aan om kruisinfecties te voorkomen.

69

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze

6 Verzamel en controleer de benodigdheden.

Verzamel benodigdheden voor het verbinden: – voorgeschreven wondbedekkende verbandmaterialen – steriele gazen – schaar – 2 paar niet-steriele – hechtpleister – eventueel huidbeschermend middel – zoete olie – steriel pincet. Verzamel benodigdheden voor het spoelen: – voorgeschreven spoelvloeistof – steriele kom – steriele gaasjes – injectiespuit van 50 ml – zacht rubberen katheter – bekken – celstofmatje. Verzamel overige benodigdheden: – afvalzak – niet-steriele handschoenen – fysiologische zoutoplossing. Controleer de steriele materialen altijd op scheuren in de verpakkingen en vervaldata.

7 Maak de spoelvloeistof klaar.

Verdun de vloeistof in de juiste verhouding met steriel water of zoutoplossing. Verwarm de vloeistof tot 32-35 °C au bain marie.

TIJDENS Zorgvrager 8 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling.

Informeer de zorgvrager zoveel mogelijk tijdens de handeling en ga in op vragen. Let en reageer op reacties, zoals pijn, ongemak, schrik, verwondering en blijdschap.

Omgeving 9 Leg de benodigdheden klaar en richt een steriel werkveld in.

Leg de benodigde materialen zo op het werkvlak dat je deze gemakkelijk en veilig kunt pakken. Werk steriel door de verpakking gedeeltelijk te openen. Pak dan het steriele materiaal met een steriel pincet uit de verpakking.

Techniek 10 Verwijder en inspecteer het oude verband.

Help de zorgvrager met het ontbloten van het lichaamsdeel met de wond. Doe niet-steriele handschoenen aan. Verwijder de pleister(s), door in de richting van de wond te trekken. Houd met de andere hand de huid van de zorgvrager vast. Controleer de afscheiding van het oude verband op hoeveelheid, soort, geur en kleur. Vergelijk je bevinding met die van de voorgaande rapportage.

70

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Je hoeft dan niet weg tijdens de handeling.

Neem bij een geïnfecteerde wond geen materialen mee die voor hergebruik bestemd zijn, zoals teveel gazen en flesjes. Kijk in het verpleegkundig dossier hoeveel materiaal nodig is. De fles met spoelvloeistof mag niet langer dan 24 uur geopend zijn. Zet de afvalemmer zo neer dat je niet met vuil materiaal over het schone hoeft te reiken. Leg de schone verbandmaterialen zo klaar dat je er gemakkelijk bij kunt.

Illustraties

6

Onverwarmde vloeistof is bijzonder pijnlijk voor de zorgvrager.

Geef altijd voldoende informatie. Handel adequaat, stel de zorg bij en ga in op behoeften.

Reik nooit met vuile spullen over schone materialen.

Bij gebruik van kant-en-klare steriele sets kun je het materiaal zonder verpakking laten vallen of met een steriel pincet eruit pakken op het steriele werkveld. Zorg ervoor dat je het steriele werkveld en het materiaal niet aanraakt. 10a

Ontbloot alleen het lichaamsdeel met de wond om afkoeling te voorkomen. Zo bescherm je nieuw gevormd weefsel, voorkom je spanning van de wondnaad en beperk je pijn. Om veranderingen in de wondtoestand te signaleren.

10b

71

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze Werp het verband en de handschoenen in de afvalzak en sluit deze.

72

11 Tref voorbereidende maatregelen voor het spoelen.

Giet de voorgeschreven spoelvloeistof in een steriele kom. Schuif het celstofmatje onder het lichaamsdeel met de wond. Plaats het bekken op het celstofmatje.

12

Spoel de wond.

Doe niet-steriele handschoenen aan. Zuig de injectiespuit vol met spoelvloeistof. Zet de katheter op de spuit. Breng de katheter in tot er weerstand voelbaar is. Forceer niets! Blijf communiceren met de zorgvrager. Spuit de vloeistof langzaam en gelijkmatig in de wond tot de spuit leeg is. Zorg ervoor dat alle delen van de wond gespoeld worden.

13

Herhaal de spoeling.

Knijp de katheter dicht en haal de spuit van de katheter. Zuig de spuit vol en zet deze weer op de katheter. Ga door totdat de voorgeschreven spoelvloeistof gebruikt is of totdat de vloeistof die uit de wond terugloopt helder is geworden. Neem de katheter uit de wond en gooi deze met de spuit in de afvalzak.

14 Maak de wond en de omliggende huid schoon.

Laat de spoelvloeistof goed weglopen en dep de wond met steriele gazen. Maak de huid rond de wond schoon met steriele gazen. Werk van buiten naar binnen. Gebruik voor elke streek een nieuw gaasje en gooi het direct in de afvalzak.

15 Controleer de wond en omliggende huid.

Controleer de wond op tekenen van infectie, hematoomvorming, kleur, geur, grootte, allergie en wijken van de wondranden. Controleer de huid op beschadiging, kleur, turgor en temperatuur. Vergelijk je bevindingen met de voorgaande rapportage. Waarschuw de arts zo nodig.

16 Tamponneer zo nodig de wond.

Drenk een tampon in een voorgeschreven vloeistof. Druk deze vervolgens voorzichtig met je vinger in de wond zonder te forceren. Laat een stuk van het gaas waarmee de wond getamponneerd wordt uit de wond liggen.

17 Breng zo nodig een huidbeschermend middel aan.

Breng het middel met een gaasje of wattenstokje aan.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Om risico- en normaal afval te scheiden.

Voorkomt het nat worden van het beddengoed. De spoelvloeistof moet via de wond in het bekken stromen.

Een katheter wordt gebruikt bij diepe wonden. Voor ondiepe wonden is een spuit voldoende. Als je forceert beschadig je weefsel.

Maak gebruik van een zacht rubberen katheter om beschadigingen, irritaties en bloedingen te voorkomen.

11

Dichtknijpen voorkomt dat de benodigdheden besmet raken door het opzuigen van wondafscheiding.

12a

Werkt aseptisch en voorkomt verspreiding van micro-organismen. Met het schoonmaken wordt pus, bloed, nercotisch weefsel en vreemd materiaal verwijderd. In de wond bevinden zich de meeste micro-organismen.

Raak met het schoonmaken van de huid de wond niet aan, omdat de huid micro-organismen bevat die in de wond kunnen komen.

Om adequaat het proces van wondgenezing te kunnen beïnvloeden.

Waarschuw de arts ook als de zorgvrager over plotselinge, nieuwe of verhevigde pijn klaagt.

Voor verdere reiniging van de wond en om verkleven te voorkomen.

Let op de instructies bij het tamponneren. Gebruik een pincet voorzichtig. Dit om beschadigingen te voorkomen. Gebruik voor onoverzichtelijke diepe wonden een groter gaas in plaats van meerdere kleine gazen. Dit om de kans op achterblijven van een gaas te voorkomen. Gebruik geen gazen met wattenvulling. De vezels kunnen aan de wond vastplakken en complicaties veroorzaken. Verwissel een tampon dagelijks om vasthechten te voorkomen.

Om de tampon te kunnen verwijderen.

Om de huid rondom de wond te beschermen wordt vaak een dun laagje zinkolie gebruikt.

12b

16

Let op instructies in het verpleegkundig dossier. Er kunnen verschillende zalven gebruikt worden.

73

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze

18

Verbind de wond.

Pak het wondbedekkend verbandmateriaal bij de uiteinden vast. Begin in het midden van de wond tot het verband in alle richtingen ten minste 2,5 cm over de rand van de wond reikt.

19

Fixeer het verband.

Doe de handschoenen uit en gooi ze direct in de afvalzak. Plak de randen van het verband af met een pleister of gebruik ander fixerend materiaal.

NA Zorgvrager 20 Vraag/help de zorgvrager in een comfortabele houding.

Help de zorgvrager in de door hem gewenst houding.

21 Evalueer de verleende zorg.

Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Bespreek de ervaringen van de zorgvrager. Informeer de zorgvrager over het proces van wondgenezing.

22

Rapporteer wijze van spoelen van de wond, soort en hoeveelheid van de vloeistof, conditie van de wond (kleur, geur, grootte, enz.), conditie van de wondomgeving, grootte van de tampons, reacties van de zorgvrager en aanvullende maatregelen die er getroffen zijn.

Rapporteer.

Omgeving 23 Breng de omgeving in orde.

Plaats het kastje en andere spullen (bijv. oproepsysteem) binnen handbereik. Breng het bed op de gewenste hoogte. Open bedgordijnen, ramen en deuren. Zet het sein uit.

Techniek

74

24 Maak de materialen schoon en ruim op.

Maak voor herhaald gebruik bestemde materialen huishoudelijk schoon of desinfecteer zo nodig. Deponeer de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak.

25 Was en/of desinfecteer de handen.

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Voorkomt infectie en bevordert het genezingsproces van de wond.

Als het wondbedekkend materiaal is neergelegd, mag het niet meer verschoven worden. Het materiaal moet gelijkmatig over de wond worden verspreid.

Goed bevestigde verbanden beschermen de wond en zorgen voor betere absorptie van het wondvocht. Vermijd overmatig gebruik van pleisters i.v.m. irritaties. Gebruik zo nodig huidvriendelijke pleisters.

Houd rekening met de bewegingsmogelijkheden van de zorgvrager. Stem lengte en breedte van de fixatiepleisters daarop af. Indien je een fixatiezwachtel gebruikt, zorg er dan voor dat deze niet te strak of te slap wordt aangebracht. Voorkom te grote druk op de wond en wondranden. Dat is slecht voor de bloedcirculatie.

Illustraties

18a

18b

Stimuleert het welbevinden van de zorgvrager. 19

Om de zorg bij te stellen.

Om continuïteit van de zorg te waarborgen.

Stimuleert het welbevinden van de zorgvrager.

Werkt hygiënisch.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

25

75

wondverzorging

leerresultaten

6.4 Leerresultaten Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt; vul deze aan. Als je over sommige resultaten twijfelt, kijk dan nog even de bijbehorende opdrachten na. Heb je nog nieuwe manieren van leren gebruikt? Hoe zijn die bevallen? Ik kan: 1 uitleggen wat de kenmerken van een gele en zwarte wond zijn; 2 beschrijven en toelichten hoe de gele en zwarte wond verzorgd moeten worden en wat de belangrijkste aandachtspunten/kritiekpunten hierbij zijn; 3 uitleggen wat het doel van wondspoelen is; 4 uitleggen wat decubitus is en toelichten op welke wijze het voorkomen kan worden; 5 uitleggen volgens welke stadia decubitus kan verlopen en welke interventies hierbij passend zijn; 6 uitleggen en toelichten op welke wijze een decubituswond behandeld dient te worden; 7 … 8 … 9 …

76

7 De zorg rondom de ulcus cruris 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de zorg voor een zorgvrager met een ulcus cruris (ook wel een ‘open been’ genoemd) centraal. Een ulcus cruris is een slecht genezende wond, een zweer, aan het onderbeen. De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van de ulcus cruris is een stoornis in de bloedvoorziening. Hierdoor gaat het bij de meeste zorgvragers om een chronische, recidiverende aandoening. De twee voornaamste stoornissen in de bloedvoorziening zijn de arteriële en de veneuze insufficiëntie. Bij arteriële insufficiëntie krijgen de weefsels te weinig zuurstof en voedingsstoffen door vernauwing van de aanvoerende bloedvaten. Door weefselversterf ontstaat een zwerende wond op plekken die van nature al minder goed doorbloed zijn. De wond is vaak pijnlijk, met een gelige wondbodem en zwarte necrose. Er is vaak weinig wondvocht en de huid van de benen is vaak dun en glad. Bij veneuze insufficiëntie stroomt het bloed uit de benen niet meer goed terug naar het hart. Het vocht hoopt op in de weefsels en oedeem ontstaat. Een klein wondje in het onderbeen (bijvoorbeeld doordat de zorgvrager zich gestoten heeft) kan zich ontwikkelen tot een ulcus cruris. De ulcus cruris heeft veel wondvocht en de omliggende huid staat hierdoor gespannen. Deze huid is vaak droog en schilferig. Veel van deze zorgvragers hebben ook spataderen. Zorgvragers met een ulcus cruris hebben meestal veel pijn. Ook zijn ze door het open been beperkt in hun mobiliteit en ervaren ze veel ongemak. Intensieve dagelijkse zorg is vaak nodig. Deze zorg ziet er bij een arteriële ulcus cruris anders uit dan bij een veneuze ulcus cruris. Daarom is het van groot belang dat, voorafgaand aan de behandeling, een correcte medische diagnose wordt vastgesteld. Bij een arteriële ulcus cruris moet de vernauwing van de bloedvaten verholpen worden, voordat de wond kan genezen. Dit gebeurt vaak operatief. Bij de veneuze ulcus cruris is ook operatieve behandeling mogelijk; hierbij worden slechte vaten verwijderd. Ter preventie en behandeling van deze veneuze ulcus cruris wordt meestal de ambulante compressietherapie toegepast. Het been wordt gezwachteld om het oedeem en de gevolgen ervan te bestrijden. Ook moeten de benen hoog gelegd worden, en bij een bestaande ulcus cruris moet het dode weefsel uit de wond verwijderd worden. In de inhoudelijke analyse (7.3.1) wordt de genoemde zwachteltechniek (ambulante compressietherapie) beschreven. Zoals gezegd wordt de techniek gebruikt bij veneuze insufficiëntie en de veneuze ulcus cruris. De techniek kan echter ook aangewend worden bij zorgvragers met spataderen, met wondroos na de acute fase en bij zorgvragers met tromboflebitis. Met behulp van de studieopdrachten in paragraaf 7.2 verdiep je je verder in de zorg voor een ulcus cruris en de genoemde zwachteltechniek. Het is belangrijk dat je weet welke verschijnselen bij een ulcus cruris kunnen optreden, hoe je de zwachteltechniek moet uitvoeren en welke materialen je daarbij gebruikt. Ook is van belang dat je weet hoe de techniek werkt en welke ondersteunende adviezen je de zorgvrager hierbij kunt geven. Bij de laatste twee studieopdrachten van dit hoofdstuk wordt nog ingegaan op het gebruik van elastische kousen. Deze kousen worden vaak aangemeten nadat de ulcus cruris geheel genezen is. Juist omdat de veneuze insufficiëntie chronisch is, zijn deze kousen noodzakelijk om nieuwe zweren te voorkomen.

7.2 Studieopdrachten Maak de in deze paragraaf geformuleerde studieopdrachten volgens je gemaakte planning. Sommige opdrachten kun je alleen maken, maar meestal is het handig om de opdrachten met anderen te doorlopen of je uitwerkingen met medestudenten te bespreken. Hierdoor onthoud je het geleerde beter. Vergeet niet vragen, opmerkingen en dergelijke voor de plenaire bespreking op te schrijven.

77 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_7, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

7.2.1

studieopdrachten

Onderscheid in ulcus cruris (studietaak)

Gaby loopt stage in de psychiatrie. Tijdens een overdracht krijgt ze te horen dat ze vanavond samen met Miriam, haar stagebegeleidster, de verzorging voor mevrouw Geurts op zich zal nemen. Mevrouw Geurts is een vrouw van 62 jaar. Zij is tien dagen geleden opgenomen en sindsdien gesepareerd op de afdeling. Reden voor deze opname is dat mevrouw Geurts manisch en ontremd is. Ze is erg druk, verhoogd associatief en kan geen rust vinden. Haar toestandsbeeld is sinds de opname, ondanks de separatie en medicatie, nog vrijwel onveranderd. Mevrouw Geurts wordt regelmatig bezocht in de separeer. Miriam vertelt Gaby dat een bijkomend probleem is dat mevrouw Geurts een veneuze ulcus cruris aan haar linker onderbeen heeft. Gaby vindt het vervelend toe te moeten geven dat ze niet precies weet wat een ulcus cruris is. Een ulcus is toch een zweer? Hoe ontstaat een zweer op iemands onderbeen? En, een ‘veneuze’ ulcus cruris, zijn er ook nog andere dan? 1 a Zoek aan de hand van literatuur en de cd-rom Wondverzorging op wat een ulcus cruris is en of er verschillende soorten zijn. Noteer je antwoorden.

1 b Gaby vraagt zich ook af welke factoren van invloed zijn op het ontstaan van een ulcus cruris. Hierbij moet opgemerkt worden dat het ontstaan van een veneuze ulcus cruris andere oorzaken heeft dan het ontstaan van een arteriële ulcus cruris. Noteer deze factoren. Veneuze ulcus cruris

Arteriële ulcus cruris

Meneer Geurts komt ’s avonds op bezoek. Hij vraagt bezorgd aan Gaby hoe het met zijn vrouw gaat. “Vindt u dat het al wat beter is? En dat been? Daar maak ik me zo’n zorgen over.” Gaby vindt het moeilijk om te zeggen dat het been van zijn vrouw er nog niet zo goed uitziet. Ze aarzelt. Meneer Geurts voegt toe: “Misschien had ik veel eerder de huisarts moeten bellen, maar dat wou ze maar niet. Misschien had het allemaal wel voorkomen kunnen worden.” 1 c Meneer Geurts vraagt zich af of het ontstaan van de ulcus cruris voorkomen had kunnen worden. Zoek op welke preventieve maatregelen genomen kunnen worden om een ulcus cruris te voorkomen. Noem er minstens vijf.

78

wondverzorging

7.2.2

studieopdrachten

Ambulante compressietherapie (studietaak)

Marloes en Anja (6.2.2, 6.2.8) hebben de nascholing met grote tevredenheid gevolgd. Marloes heeft haar teamleidster beloofd dat ze een klinische les over wondverzorging zal geven in het revalidatiecentrum. De belangstelling binnen het centrum voor deze les is groot. Blijkbaar willen ook de andere verpleegkundigen graag meer zicht krijgen op de verschillende materialen bij de wondverzorging. Zodra Marloes begint over de ambulante compressietherapie bij de verzorging van de ulcus cruris, komen de vragen los. Wat is het doel van deze therapie? Mag die therapie bij elke ulcus worden toegepast? Welk materiaal kan daarvoor gebruikt worden? Zijn er risico’s aan die therapie verbonden? De tijd voor de klinische les is bijna om. Marloes beantwoordt kort een paar vragen en biedt aan er nog eens op terug te komen. 2 a Beantwoord de vragen van de deelnemers aan de klinische les in steekwoorden. Het doel van de therapie

De toepassing van de therapie

Materialen die gebruikt kunnen worden

Risico’s aan de therapie

7.2.3

Ambulante compressietherapie bij meneer Van Eijk (toepassingstaak)

Winny loopt stage in de wijk. Anja, haar stagebegeleidster, is meegegaan naar meneer Van Eijk om Winny te instrueren bij het toepassen van de ambulante compressietherapie. Terwijl Anja vertelt, luistert meneer Van Eijk geïnteresseerd mee. Anja vertelt eerst hoe de zwachtels aangebracht moeten worden. Vervolgens demonstreert ze dit op Winny’s been. Meneer Van Eijk vraagt waarom er twee zwachtels gebruikt worden. Winny mag daarna oefenen op Anja en vervolgens de zwachtels aanbrengen bij meneer Van Eijk. Meneer Van Eijk is duidelijk ingenomen met de uitgebreide toelichting. Hij vraagt nog of hij wel mag lopen met die zwachtels om. 3 a Bekijk de inhoudelijke analyse (7.3.1). Noteer in steekwoorden hoe de twee zwachtels aangebracht moeten worden en noteer de kritieke punten.

3 b Kun je uitleggen waarom er bij de ambulante compressietherapie twee zwachtels gebruikt worden?

79

wondverzorging

studieopdrachten

3 c Meneer Van Eijk vraagt of hij wel mag lopen met die zwachtels om. Beantwoord zijn vraag. Gebruik daarbij de begrippen ‘werkdruk’ en ‘rustdruk’.

7.2.4

Interventies bij een zorgvrager met ulcus cruris (toepassingstaak)

Je gaat als wijkverpleegkundige op bezoek bij meneer Van Horn. Hij is 67 jaar en weduwnaar. Bij meneer Van Horn moet een ulcus cruris verzorgd worden. Hij heeft zich sinds het overlijden van zijn vrouw vorig jaar een vrij vaste dagindeling eigengemaakt. “Anders ging ik mezelf toch teveel isoleren”, zei hij. Hij gaat elke morgen naar het café om te biljarten. Na deze sport, zoals hij dat zelf enigszins spottend noemt, gaat hij “na een paar afzakkertjes” naar huis. Dan neemt hij “een hap uit de magnetron (nee, brood eet ik niet graag), de krant en dan even de tuin in, tenminste als het weer er naar is.” “Een avondmaaltijd kook ik alleen uitgebreid als er familie of vrienden komen eten. Voor mezelf alleen koken daar kan ik niet aan wennen. Ik probeer het wel, maar ja, een lekkere fles wijn en een pizza of zo doe ik het liefst.” Hij vindt zichzelf een Bourgondisch type. “Lekker eten en drinken, dat kan ik de hele dag wel, en een lekkere sigaar zo ’s avonds na de maaltijd bij een cognacje vind ik een hoogtepunt van de dag. Eigenlijk zou ik overdag niet zoveel sigaretten moeten roken, dat is niet zo goed voor je smaakpapillen, maar ja, zo met mijn vrienden hoort dat er ook bij.” Hij gaat de laatste tijd steeds minder weg. Hij is bang dat hij zijn been (met wond) ergens tegenaan stoot, waardoor de wond minder snel geneest. Het ziet ernaar uit dat het nog wel een paar weken zal duren voordat de wond genezen is. 4 a Als je samen met meneer Van Horn de wond bekijkt zie je dat de wond oppervlakkig is met een geel beslag. Hoe zou je deze wond willen verzorgen en welke materialen gebruik je daarbij?

4 b Welke aspecten van de leefwijze van meneer Van Horn zouden een invloed kunnen hebben op de wondgenezing en waarom?

4 c Welke adviezen zou je meneer Van Horn willen geven? Licht in je antwoord ook toe op welke manier je dit zou willen doen. Zoek in de literatuur eventueel aandachtspunten op bij het geven van adviezen. Ik zou meneer Van Horn willen adviseren

Ik zou dit doen door

80

wondverzorging

7.2.5

studieopdrachten

Mevrouw Memmet (toepassingstaak)

Mevrouw Memmet is een Turkse vrouw van 69 jaar. Ze heeft al enige jaren last van oedemateuze benen en spataderen. Enkele maanden geleden ontwikkelde zich een diepe gele wond rond haar rechter enkel. De familie van mevrouw Memmet is hier erg van geschrokken. Ze gaan erg voorzichtig om met mevrouw Memmet. Zo moedigen ze haar aan vooral veel te blijven zitten en niet teveel te lopen. De huisarts stelde vast dat het om een veneuze ulcus cruris gaat. Hij heeft aangegeven op welke manier de wond verzorgd zou moeten worden en schrijft ambulante compressietherapie voor. Yvonne, wijkverpleegkundige, is verantwoordelijk voor deze wondverzorging. In het verpleegplan heeft zij zes verpleegkundige diagnosen opgenomen: huiddefect, weefseldefect, pijn, infectiegevaar, verminderde weefseldoorbloeding en dreigende perifere neurovasculaire bloeding. 5 a Kun je Yvonnes keuzes voor de genoemde diagnosen beargumenteren? Lees de diagnosen na. Geef aan welke informatie je mist om deze diagnosen te ‘zekeren’.

5 b Bedenk welke adviezen je mevrouw Memmet en haar familie zou willen geven omtrent haar leefstijl.

7.2.6

Elastische kousen (strategietaak)

De wond op het been van mevrouw Memmet is gesloten, het oedeem is grotendeels verdwenen en het been is soepel. Volgens de huisarts is het doel van het zwachtelen bereikt. De behandeling wordt voortgezet met elastische kousen. De kousen geven steun aan de benen en proberen recidieven van de ulcus cruris te voorkomen. Mevrouw Memmet heeft haar elastische kousen vorige week ontvangen. Ze zijn precies op maat gemaakt. Yvonne geeft uitleg over deze kousen en de manier waarop mevrouw Memmet ze aan kan trekken. 6 a Beredeneer de werking van de elastische kousen. Bekijk in de literatuur op welke wijze elastische kousen worden aangetrokken en geef dit beknopt weer.

6 b Welke hulpmiddelen zijn er om de kousen aan te trekken?

Elastische kousen worden precies op maat gemaakt en zijn erg duur. Mevrouw Memmet is dan ook zuinig op haar kousen. Doordat ze erg strak zijn, trekt Yvonne de eerste keer iets te hard aan de kous waardoor er een gat in komt. Mevrouw Memmet is erg boos en wil niet dat Yvonne de volgende dag weer komt. Toch staat zij de hele week op de lijst van Yvonne ingepland.

81

wondverzorging

6 c Geef aan hoe je dit probleem zou oplossen. Motiveer je antwoord.

82

studieopdrachten

wondverzorging

studieopdrachten

Aantekeningen

83

wondverzorging

analyse

7.3 Inhoudelijke analyse 7.3.1

De verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie

In deze analyse gaan we uit van een zorgvrager met een veneuze ulcus cruris aan het onderbeen. De ulcus cruris is oppervlakkig en bevat geel beslag. Het been wordt na wondverzorging volgens de ambulante compressietherapie gezwachteld.

Procedure

Werkwijze

1 Raadpleeg het verpleegkundig dossier.

Bepaal welke type wond het betreft. Informeer je over instructies en richtlijnen m.b.t de wondverzorging en de wijze van verbinden. Controleer datum en tijd. Ga na of de zorgvrager allergisch is voor hechtpleisters, jodium of ander lokaal aan te wenden medicamenten.

2 Bereid de zorgvrager voor.

Ga eventuele ervaringen van de zorgvrager na. Geef informatie over doel en procedure van de handeling.

VOOR Zorgvrager

Ga na in hoeverre de zorgvrager op de hoogte is van de wondverzorging en de compressietherapie. Geef informatie over het belang van goede voeding, voldoende beweging en het dragen van goed schoeisel. Geef aan hoe de zorgvrager kan meewerken.

3 Help/vraag de zorgvrager in de gewenste houding.

Zorg tijdens de wondverzorging ervoor dat de wond voldoende belicht is en de zorgvrager prettig ligt. Zorg ervoor dat het onderbeen dat gezwachteld wordt in een ontspannen houding ligt en ergens op rust.

Omgeving 4 Breng de omgeving in orde.

Zet het sein op rood. Sluit de bedgordijnen, ramen en deuren. Breng het bed op werkhoogte. Maak ruimte voor de benodigdheden. Plaats een schoon werkblad naast het bed.

Techniek 5 Was en/of desinfecteer de handen.

84

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Om te bepalen welke benodigdheden noodzakelijk zijn. Om continuïteit te waarborgen.

Als de arts de wond wil zien, verzorg de wond dan tijdens het visitelopen. Let op eventuele instructies en aandachtspunten uit het verpleegkundig dossier.

Informatie vermindert de angst, bevordert het meewerken en vergroot de mogelijkheden tot zelfzorg.

Ga na of de zorgvrager de informatie begrijpt Geef niet meer informatie dan de zorgvrager aankan.

Illustraties

Bevordert de zelfzorg m.b.t de behandeling.

Om wondinspectie goed uit te voeren. Bevordert de circulatie, bevordert de ontspanning bij de zorgvrager en voorkomt ongemak.

Ontbloot alleen dat lichaamsdeel waar de wond zich bevindt om afkoeling te voorkomen. Indien het lichaamsdeel niet ondersteund wordt, moet de zorgvrager zelf de spieren spannen en neemt de omvang van het lichaamsdeel toe. Bij ontspanning neemt de omvang weer af, waardoor de zwachtel te los gaat zitten en niet meer beantwoordt aan het doel.

Zodat je bereikbaar blijft. Om de privacy te waarborgen. Voor een optimale werkhouding. Werkt efficiënt. Voor het plaatsen van de (steriele) materialen.

Sluit in de thuissituatie desgewenst gordijnen, ramen en deuren.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

Ga altijd na of je kruisbesmetting in de hand werkt en trek zo nodig een overschort aan.

3

85

wondverzorging

analyse

Procedure 6 Verzamel en controleer de benodigdheden.

Werkwijze Verzamel benodigdheden voor de verzorging van de ulcus cruris (zie stap 6 van 6.3.1 Verzorging van de gele en zwarte wond). Verzamel benodigdheden voor de ambulante compressietherapie: – twee korte-rekzwachtels van 10 cm breed – polstermateriaal – tricotwindsel – pleister – schaar – afvalzak.

TIJDENS Zorgvrager 7 Observeer en begeleid de zorgvrager tijdens de handeling.

Informeer de zorgvrager zoveel mogelijk tijdens de handeling en ga in op vragen. Let en reageer op reacties, zoals pijn, ongemak, schrik, verwondering en blijdschap.

Omgeving 8 Leg de benodigdheden klaar voor de wondverzorging en ambulante compressietherapie.

Leg de benodigde materialen zo op het werkvlak dat je deze gemakkelijk en veilig kunt pakken.

Techniek 9

86

Verzorg de ulcus cruris.

Verzorg de ulcus cruris volgens stap 10 t/m 19 van 6.3.1. Verzorging van de gele en zwarte wond. Let echter op enkele aandachtspunten.

10 Controleer de huid van het te zwachtelen onderbeen.

Controleer de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

11 Breng tricotwindsel en polstermateriaal aan.

Meet tricotwindsel af: drie keer de onderbeenlengte en breng dit aan. Breng waar nodig polstermateriaal aan onder het tricot windsel.

wondverzorging

analyse

Toelichting Werkt efficiënt. Je hoeft dan niet weg tijdens de verzorging.

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

Ga nauwkeurig na in het verpleegkundig dossier hoe de ulcus cruris verzorgd moet worden.

6

Geef altijd voldoende informatie. Observatie van de zorgvrager is belangrijk omdat je dan adequaat kunt inspelen op de behoeften van de zorgvrager en de zorg zo nodig kunt bijstellen.

Aangezien in deze inhoudelijk analyse het een ulcus betreft met geel beslag wordt de wond gespoeld met een spoelvloeistof. De wond wordt echter niet getamponneerd aangezien er sprake is van een oppervlakkige wond. Vaak wordt de open beenwond na het spoelen verbonden met antibacterieel zalfgaas.

De zwachtels kunnen een allergische reactie oproepen.

11

Overleg met de behandelend arts en/of collega’s wat te doen bij overgevoeligheid. 11

Tricotwindsel houdt het polstermateriaal op zijn plaats en beschermt de huid. Het doel van het polsteren is dat het been al het ware mooi rond is gemaakt en om blaren, striemen en drukpunten te voorkomen. 11

87

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze

12 Plaats de voet in de juiste stand.

Plaats de voet in een hoek van 90 graden met het onderbeen en ondersteun de voet in deze stand.

13 Breng de eerste zwachtel aan om de voet en de hiel.

Begin te zwachtelen van midden onder de voet naar mediaal over de aanzet van de kleine teen. Zwachtel van binnen naar buiten. Maak 1 of 2 circulaire windingen om de voorvoet van binnen naar buiten. Maak een spiraalwinding midden over de hiel. Maak een spiraalwinding eenderde op de hiel, tweederde erboven. Maak een spiraalwinding eenderde op de hiel, tweederde eronder. Maak een circulaire winding rond het onderbeen.

14 Zwachtel met de eerste zwachtel vervolgens het onderbeen, dit met de vorm van het been mee.

Volg de zwachtel over het onderbeen. Maak vlak onder de knieschijf een niet te strakke circulaire winding. Zwachtel vervolgens verder door het been te volgen. Plak het uiteinde van de zwachtel met een pleister vast.

15 Breng de tweede zwachtel aan om de voet en de hiel.

Begin te zwachtelen aan de buitenkant van de voorvoet. Maak 1 of 2 circulaire windingen om de voorvoet van buiten naar binnen. Maak een spiraalwinding midden over de hiel. Maak een spiraalwinding eenderde op de hiel, tweederde erboven. Maak een spiraalwinding eenderde op de hiel, tweederde eronder. Maak een circulaire winding rond het onderbeen.

16 Zwachtel met de tweede zwachtel vervolgens het onderbeen, dit met de vorm van het been mee.

Volg de zwachtel over het onderbeen. Maak vlak onder de knieschijf een niet te strakke circulaire winding. Zwachtel vervolgens verder door het been te volgen. Plak het uiteinde van de zwachtel met een pleister vast.

17

Controleer of er stuwing optreedt. Controleer of het gehele onderbeen bedekt is.

Controleer de zwachtel.

NA Zorgvrager 18 Informeer de zorgvrager en/of mantelzorg.

88

Geef uitleg over doel van de compressietherapie. Geef hierbij expliciet informatie over het belang van voldoende beweging/lopen, over hoelang het verband moet blijven zitten en wanneer het verwisseld moet worden. Geef uitleg over mogelijke problemen en gevaren van de compressietherapie.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Zodat de buig- en strekspieren ontspannen zijn.

Door te zwachtelen met gestrekte voet kan een spitsvoet ontstaan.

Als te hoog op de voet begonnen wordt kan bij de aanzet van de tenen een ophoping van oedeem ontstaan. Als de kleine teen wordt ingezwachteld, kan hier druknecrose ontstaan.

Voer deze windingen met enige spanning op de zwachtel uit. Houd de rol kort en aan het been. Kijk in de rol tijdens het afwikkelen. Houd tijdens het afrollen een constante spanning op de rol. Laat de spanning niet verslappen want bij te los zwachtelen stroopt het verband op en ontstaat plaatselijk oedeem en stuwing. Er mogen geen openingen in de bandage zijn als deze helemaal is aangelegd.

Door de vorm van het been te volgen wordt de spierpomp optimaal ondersteund en worden insnoeringen voorkomen.

Illustraties

13

De haakjes die bij de zwachtels geleverd worden raken snel los en kunnen de huid beschadigen. Gebruik dus altijd pleisters.

Ter bevestiging en het op de plaats houden van de zwachtel.

De tweede zwachtel wordt in tegengestelde richting aangebracht om zodoende de werking van de eerste zwachtel te ondersteunen.

14

Bij het lopen worden zodoende de in de spieren liggende bloedvaten leeggedrukt (ondersteuning kleppen) tegen het onbewegelijke verband.

15

Ter bevestiging en het op de plaats houden van de zwachtel. 16

Ter voorkoming van huidbeschadigingen.

Controleer temperatuur, kleur en gaafheid van de huid.

Vergroot kennis zorgvrager en daarmee de mogelijkheid tot zelfzorg.

Doel: leg uit dat door te zwachtelen met de druk de spierpomp wordt ondersteund, met name tijdens het lopen, hierdoor wordt het oedeem teruggedrongen. Problemen: – Pijn; enige pijn na het zwachtelen kan normaal zijn, deze pijn dient te verdwijnen wanneer de zorgvrager gaat lopen. Blijft de pijn dan kan dit duiden op een verkeerd aangelegd verband of een niet

89

wondverzorging

analyse

Procedure

Werkwijze

19 Evalueer de verleende zorg.

Vraag de zorgvrager of het verband prettig zit. Bespreek de ervaringen van de zorgvrager.

20

Rapporteer bijzonderheden zoals de reactie van de zorgvrager en noteer aanvullende instructies voor het zwachtelen.

Rapporteer.

Omgeving 21 Breng de omgeving in orde.

Plaats het kastje en andere spullen binnen handbereik. Breng het bed op de gewenste hoogte. Open bedgordijnen. Zet het sein uit.

Techniek 22

Ruim het materiaal op.

23 Was en/of desinfecteer de handen.

90

Deponeer de afvalzak met vuil verband zo nodig in de risicoafvalbak.

Volgens standaardprocedure.

wondverzorging

analyse

Toelichting

Aandachtspunten/ Kritieke punten/Observaties

Illustraties

herkende arteriële insufficiëntie. – Door ongelijkmatige druk kunnen insnoeringen, stuwingen en blaren ontstaan. – Een te slap aangelegd verband gaat afzakken en steunt de spierpomp niet.

Om de zorg eventueel bij te kunnen stellen.

Om de continuïteit te waarborgen. 19

Stimuleert het welbevinden van de zorgvrager.

Werkt hygiënisch.

Ter voorkoming van het overdragen van micro-organismen.

91

wondverzorging

leerresultaten

7.4 Leerresultaten Controleer of je de onderstaande leerresultaten bereikt hebt en vul deze aan. Kijk, als je twijfelt over een bedoeld leerresultaat, de bijbehorende opdrachten na. Zorg dat je zeker bent van je kennis en inzichten voordat je gaat oefenen. Ik kan: 1 het onderscheid in een veneuze en een arteriële ulcus cruris aangeven en uitleggen; 2 de mogelijke behandelingen van een ulcus cruris beschrijven en toelichten; 3 beschrijven en toelichten hoe ambulante compressietherapie aangelegd wordt en wat de belangrijkste aandachtspunten en kritieke punten hierbij zijn; 4 benoemen welke adviezen ten aanzien van leefstijl van belang zijn bij het voorkomen en verzorgen van een ulcus cruris; 5 … 6 … 7 …

92

8 Zelfevaluatietoets en trainingsbijeenkomst De zelfevaluatietoets kun je beschouwen als controle op je theoretische voorbereiding van de nieuwe vaardigheden. Als je gewend bent jezelf regelmatig tijdens het studeren te toetsen (om na te gaan of je het nog begrijpt), dan komen de vragen in paragraaf 8.1 je hopelijk bekend voor. Als je de werkwijze van de vaardigheden kent en goed begrijpt, kun je deze ‘in de vingers’ zien te krijgen. Voordat je zelfstandig gaat oefenen heb je een trainingsbijeenkomst onder begeleiding van de docent. De trainingsbijeenkomst vormt de schakel tussen je theoretische voorbereiding en de practicumopdrachten. In paragraaf 8.2 gaan we hierop kort in.

8.1 Zelfevaluatietoets Deze zelfevaluatietoets bevat 16 waar/niet waar-vragen. De vragen hebben betrekking op de theorie van de verpleegkundige handelingen in dit cahier. Beantwoord onderstaande vragen en ga voor jezelf na of je ook begrijpt waarom een bepaalde bewering waar of niet waar is. Bewering

waar

niet waar

1 Als een zorgvrager twee oedemateuze benen heeft, mogen deze tegelijkertijd ingezwachteld zijn. 2 Het necrotisch weefsel van een wond moet blijven zitten om een spoedige genezing te bevorderen. 3 Als bij het toepassen van natte uitgeknepen gazen op een gele geïnfecteerde wond het gaas vastkleeft aan de wond, mag het gaas worden losgeweekt. 4 Papieren pleisters behoren tot het fixatiemateriaal. 5 Indien de wondranden geheel aansluiten en de wond er goed uitziet is de kans op infectie bij het hechtingen verwijderen zo klein dat steriele handschoenen niet nodig zijn. 6 Folie is doorlaatbaar voor zuurstof en vloeistof. 7 Een aseptische wond wordt van binnen naar buiten schoongemaakt. 8 Een wond kan zowel kenmerken van een rode als van een gele wond hebben. 9 Decubitus wordt ook wel ‘open been’ genoemd. 10 Voor het spoelen van een wond wordt meestal een alcoholische oplossing gebruikt. 11 De kans op decubitus is het kleinst als er tussen het botweefsel en het huidoppervlak een dikke laag vet- en spierweefsel zit. 12 Een zinvolle preventieve maatregel voor decubitus is het gebruik van een windring.

93 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_8, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

Bewering

trainingsbijeenkomst

waar

niet waar

13 Ulcus cruris is meestal van veneuze oorsprong. 14 Voor het zwachtelen van een been met ulcus cruris van veneuze oorsprong kan het beste gebruikgemaakt worden van een niet-elastische zwachtel. 15 Een reden om te zwachtelen kan het vasthouden van warmte zijn. 16 Een tampon wordt gebruikt bij wonden met een kleine opening en weinig wondvocht. Je vindt de antwoorden op deze toets in hoofdstuk 11. Neem bij een foutief antwoord de betreffende leerstof nogmaals door. Hoeveel vragen heb je correct beantwoord? .....

8.2 Trainingsbijeenkomst In dit cahier wordt op die bijeenkomst niet uitgebreid ingegaan. De vormgeving daarvan is de verantwoordelijkheid van de docent. In hoofdlijnen kun je het volgende van deze bijeenkomst(en) verwachten. Er wordt nagegaan of je alles goed begrepen hebt Aan het begin van de bijeenkomst is er gelegenheid om onduidelijkheden, vragen en opmerkingen die je na de voorbereiding nog hebt, aan de orde te stellen en op te helderen. Docenten en medestudenten gaan ervan uit dat je voorbereid bent als je op de trainingsbijeenkomst komt. Als je je niet voldoende hebt kunnen voorbereiden bespreek dit dan. Eventuele vragen of knelpunten over je manier van studeren (verkeerde planning e.d.) kunnen dan aan bod komen. Hoofdlijnen en aandachtspunten worden samengevat Alvorens tot demonstratie en oefening over te gaan, worden de belangrijke stappen en kritieke punten van de vaardigheden nog eens op een rijtje gezet. Je moet het verloop van de handeling hardop kunnen vertellen (wat ga ik doen en waar moet ik speciaal op letten). De ene keer zal de docent dat zelf doen, een andere keer zal een student worden uitgenodigd dit te doen. Dit verbaliseren is belangrijk voor het goed onthouden van het juiste verloop en de procedure van de handeling. De docent geeft een demonstratie De docent zal (zelf of op video) de gehele vaardigheid demonstreren, zodat je nog eens goed kunt zien hoe deze precies verloopt. Daarna kun je vragen stellen en opmerkingen maken. Vraag de docent eventueel om het nog een keer voor te doen. Een student wordt uitgenodigd de vaardigheid te proberen De docent zal een van de studenten uitnodigen een keer te proberen de vaardigheid uit te voeren. Dat levert ook weer aandachtspunten op die van belang kunnen zijn als je zelf gaat oefenen. Iedereen kan oefenen Het is belangrijk om tijdens de trainingsbijeenkomsten allemaal feitelijk te kunnen oefenen. Nu kan de docent je nog helpen bij de eerste stappen die je zet om de vaardigheden te gaan beheersen. Hij of zij kan je attent maken op al te grote fouten en je tips geven die het leren van de uitvoering vergemakkelijken. Als tijdens de trainingsbijeenkomsten deze stappen zijn gezet, is het verantwoord om over te gaan naar de practicumopdrachten. Onduidelijkheden zijn nu opgehelderd, je hebt een duidelijk beeld hoe de vaardigheden moeten worden uitgevoerd en je hebt de belangrijke stappen en kritieke punten goed in je hoofd. Aan de hand van de practicumopdrachten kun je nu met je medestudenten verder oefenen om voldoende handigheid te verkrijgen in het uitvoeren van de verschillende vaardigheden. Deze oefeningen zijn per vaardigheid beschreven.

94

9 Practicum 9.1 Inleiding Het practicum gebruik je voor het ‘in de vingers’ krijgen van de vaardigheid. Door goed te oefenen is het mogelijk om op school de meeste vaardigheden goed te beheersen. In elk geval zo te beheersen dat het in de praktijk verantwoord is, voor de zorgvrager en voor jezelf, deze (onder begeleiding) toe te passen. In het practicum ga je oefenen met basistechnieken bij zwachtelen en het verzorgen van rode, gele of zwarte wonden. In dit hoofdstuk krijg je een aantal richtlijnen, suggesties en opdrachten voor het oefenen op school. Het oefenen doe je in kleine groepjes met en op medestudenten. In het begin oefen je vooral de technische uitvoering van de vaardigheid. Als je een vaardigheid voor het eerst doet, is het handig jezelf hardop te begeleiden bij de uitvoering. Hierdoor stuur je je handelen aan en geef je tegelijkertijd medestudenten de gelegenheid te reageren als zij denken dat dat nodig is. Op die manier voorkom je dat je de handeling fout aanleert. De begeleidende aspecten van de vaardigheid betrek je erbij wanneer je de technische aspecten juist uitvoert. Je zult merken dat dit makkelijker gaat als je de technische kant begint te beheersen. Voor het oefenen van de technische aspecten van de vaardigheden vind je in paragraaf 9.2 een aantal opdrachten. Voor het oefenen met de begeleidende aspecten van de vaardigheden is in paragraaf 9.3 een aantal suggesties opgenomen. In kleine groepjes ga je hiermee aan de slag. De hulpmiddelen die je tijdens het oefenen kunt gebruiken staan in paragraaf 9.4 (de verbalisatieschema’s) en in paragraaf 9.5 (de observatie- en oefenlijsten). Een verbalisatieschema is bedoeld als geheugensteuntje bij je eerste oefening(en). De O&O-lijsten kun je gebruiken om je eigen handelingen te evalueren en kunnen door de ‘observator’ gebruikt worden om aantekeningen te maken als jij aan het oefenen bent. Aantekeningen en concrete leerdoelen kun je hierop bijhouden voor het verdere oefenen. Zorg dat je na het oefenen in staat bent om de vaardigheid zonder hulp van een verbalisatieschema uit te voeren.

9.2 Oefenopdrachten met het accent op de verpleegtechnische kant van de vaardigheid Door het uitvoeren van de oefenopdrachten in deze paragraaf krijg je de verpleegtechnische kant van de vaardigheid onder de knie. De oefenopdrachten verwijzen vaak naar situaties die in studieopdrachten zijn geschetst. Dit heeft als doel dat je je kennis over de vaardigheid weer ophaalt. Vaardigheid en kennis heb je nodig om verantwoord te handelen. Voordat je gaat oefenen verdeel je met elkaar de rollen van observator(en), zorgvrager en student. Maak tijdens het oefenen gebruik van een vast oefenschema: – Spreek de handeling hardop uit. – Voer de handeling uit aan de hand van het verbalisatieschema. – Evalueer je eigen uitvoering aan de hand van de O&O-lijst. – Vraag de observator naar zijn/haar bevindingen. – Stel zo nodig concrete aandachtspunten vast voor volgende oefeningen. – Wissel na het doorlopen van het oefenschema van rol, zodat alle groepsgenoten de rol van verpleegkundige kunnen oefenen. Herhaal je uitvoering tot je tevreden bent over de technische uitvoering. Soms is het verstandig een deelvaardigheid even een paar keer apart achter elkaar te oefenen, totdat je die kunt uitvoeren. Wanneer je in het begin vooral goed let op de technische uitvoering, dat wil zeggen de zorgvuldigheid, veiligheid en eventueel vlotte verloop, kun je daarna meer accent gaan leggen op het oefenen van de handeling in samenhang met begeleidende activiteiten.

95 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_9, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

9.2.1

oefenopdrachten

Kiest u maar! (beheersingstaak)

Bij het ‘zoeken naar de bomen in het bos’ (4.2.1) en daar ‘het doel niet missen’ (4.2.2) is het je waarschijnlijk al duidelijk geworden: er bestaan heel veel soorten verbandmateriaal, deze materialen kun je op verschillende wijze indelen en bij je keuze voor materiaal dien je rekening te houden met hun toepassingsmogelijkheden. 1 a Stel dat jij de materialen van een verbandkar bekijkt, wat zijn de eigenschappen en de toepassingsmogelijkheden van de volgende materialen? Niet-steriel gaasje Steriel gaasje Hydrofiel zwachtel Ideaal zwachtel Snelverband Cambriczwachtel Korte-rekzwachtel Lange-rekzwachtel Pleister Transparant folie Hydrocolloïd Elastische zwachtel Niet-elastische zwachtel Driekanten doek Fixatienetverband Tule gazen Collar ’n cuff Alginaat Vette watten Witte watten Synthetische watten Spalk

9.2.2

Oefening baart kunst (beheersingstaak)

Anne (4.2.7) is niet tevreden over de manier waarop jij haar voet gezwachteld hebt. Er zitten overal plooien in het verband en als zij twee passen gedaan heeft, zit het verband al los. “Nou,” zegt Anne, “voor dat jij de praktijk in gaat mag je nog wel even oefenen.” 2 a Verwoord hardop het verbalisatieschema Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek.

2 b Zwachtel bij een medestudent de voet en vergelijk je werkwijze met de observatie- en oefenlijst 9.5.4.

96

wondverzorging

oefenopdrachten

2 c Benoem volgens welke technieken de volgende lichaamsdelen gezwachteld dienen te worden. De hand Het onderbeen De elleboog 2 d Zwachtel volgens de vereiste techniek achtereenvolgens de hand, het onderbeen en de elleboog van je medestudent. Noteer je bevindingen.

9.2.3

Schoon moet schoon blijven (beheersingstaak)

Martijn (5.2.11) kon vlot aan meneer Kaandorp uitleggen dat zijn wonden in een bepaalde volgorde verzorgd moesten worden. Toch vereist een simpele schaafwond op de arm samen met een eenvoudige operatiewond op de buik nadenken. Want hoe weinig complex de wonden op zich waren, toch was het een combinatie van een gele en een rode wond. Kruisinfectie wil je dan voorkomen. Stel dat je de wonden van meneer Kaandorp moet verzorgen. 3 a Leg aan een medestudent uit welke wond je als eerste gaat verzorgen en waarom.

3 b Verzorg de gesimuleerde rode buikwond. Welke aanpassingen doe je aan de inhoudelijke analyse 5.3.1?

3 d Stel dat je een diepe rode wond moet verzorgen. Welke materialen gebruik je dan?

9.2.4

Het verzorgen van een zwarte wond (verbalisatie-/beheersingstaak)

Mevrouw De Smet, een alleenstaande, wat vereenzaamde vrouw van 78 jaar, heeft haar been gebroken. Na de spoedopname is zij een paar dagen erg uit haar doen geweest. Huilend en verward heeft zij de behandeling van haar gebroken been doorstaan. Het been is gegipst en mevrouw De Smet mag de eerste week nog niet op haar been staan. Omdat zij verzwakt is ligt zij veel op bed, wat wel verve-

97

wondverzorging

oefenopdrachten

lend is met de decubituswond op haar rug. Mevrouw De Smet is nu een stuk rustiger. Zij lijkt haar opname in het ziekenhuis wel prettig te vinden. Zij weet niet wat er thuis gebeurd is en ook van de eerste dagen in het ziekenhuis herinnert zij zich weinig. Zij drinkt en eet op dit moment goed, haar voedingstoestand gaat dan ook met sprongen vooruit. Vanochtend zei ze tegen je: “Het eten smaakt mij hier veel beter, als ik alleen ben heb ik er nooit zin in”. Stel dat jij de zwarte decubituswond van mevrouw De Smet gaat verzorgen. 4 a Verzorg een gesimuleerde zwarte wond bij je medestudent. 4 b Welke aanvullende maatregelen tref je ter bestrijding van de decubituswond? Motiveer deze aan je medestudent.

4 c Welke interventies zou je bedenken ter bestrijding van het sociaal isolement?

9.2.5

Ambulante compressietherapie

Bekijk de zwachtels voor de ambulante compressietherapie. Bespreek met elkaar op welke manier gezwachteld kan worden. Bekijk eventueel hoe het zwachtelen gaat. Bepaal goed de verschillen tussen de twee methoden. Oefen bij elkaar eerst één (dezelfde) methode, totdat je die onder de knie hebt. Oefen vervolgens met de tweede methode.

9.3 Oefenopdracht met het accent op integratie van verpleegtechnische, begeleidende en coördinerende aspecten van de vaardigheid Als het goed is, begin je de techniek van de vaardigheden langzamerhand onder de knie te krijgen. Dan is het nu tijd om je aandacht te richten op het zorgvragergericht uitvoeren van de handeling. Hiertoe ga je de begeleidende en coördinerende aspecten bij het oefenen betrekken. Zo weet je inmiddels al goed waar je op moet letten als je bij een zorgvrager een zwachtel aan moet brengen of waarop je moet letten bij het spoelen van een gele wond en heb je dit geoefend bij een medestudent of pop. Hoe echter pak je dit aan bij een zorgvrager die veel pijn heeft of vanwege zijn of haar culturele achtergrond een normale instructie niet begrijpt? Hoe motiveer je een zorgvrager tot een andere leefwijze? In de volgende oefensituaties ga je met behulp van een rollenspel je verder bekwamen in het integreren van verpleegtechnische en begeleidende aspecten van de vaardigheid. Het benutten van deze oefensituaties is een goede voorbereiding op het simulatiezorgvragercontact. Daarin wordt immers van je verwacht dat je kunt beslissen of en hoe je de vaardigheid moet uitvoeren en op welke wijze je dat het beste kunt doen. Voorbereiding op het rollenspel Zorg dat je een groepje van minimaal drie studenten hebt en verdeel de rollen van verpleegkundige, zorgvrager en observator.

98

wondverzorging

oefenopdrachten

Voordat je tot handelen overgaat bereidt ieder zich enige minuten voor op de rol. De verpleegkundige leest de betreffende situatieschets. De zorgvrager leest de eigen rolinstructie. De observator leest beide. Tevens bekijkt de observator de O&O-lijst met de betreffende vaardigheid. Nabespreking van rollenspel Na het rollenspel bespreek je hoe de vaardigheid door de ‘verpleegkundige’ is uitgevoerd. Daarbij zijn de volgende punten van belang: – De ‘verpleegkundige’ begint met terug te kijken op haar uitvoering. – De belevingen van zowel ‘zorgvrager’ als ‘verpleegkundige’ worden besproken. – Er wordt op de deelhandelingen teruggekeken, zo mogelijk met behulp van de door de observator ingevulde O&O-lijst. Mogelijke situaties voor een rollenspel In dit cahier zitten meerdere beschrijvingen van zorgvragers die uitnodigen om ook na te denken over de manier waarop je met zorgvragers om zou kunnen gaan. Het kan zijn dat je tijdens je voorbereidingen, voor jou interessante en ook speelbare situaties hebt opgemerkt. Probeer deze om te zetten in een klein rollenspel zodat je meer idee krijgt hoe jíj met bepaalde situaties om kunt gaan en wat effectief gedrag lijkt en wat minder. Kijk, om ideeën op te doen, ook in het overzicht studieplan paragraaf 1.2. Daar wordt een aantal opdrachten in de kolom oefenopdrachten aangegeven als mogelijkheid voor een integratieoefening. Vraag zo nodig aan de begeleidend docent advies. Tip in verband met mental rehearsel Om te voorkomen dat je straks in de praktijk opnieuw moet gaan leren, omdat het alweer zolang geleden is dat je de vaardigheid geoefend hebt, is het efficiënt om de vaardigheid ook tussentijds te verbaliseren. Gedurende de opleiding op school leer je een reeks van vaardigheden die je niet direct kunt uitvoeren in de praktijk. Als je zo nu en dan de geleerde vaardigheid voor jezelf herhaalt, bevordert dat het onthouden. Het is handig om je daarbij de werkwijze van de techniek voor ogen te houden (een beeld te vormen). Tot slot van deze paragraaf een opdracht ter afronding van het geleerde Als afronding van deze paragraaf een opdracht om opvallende persoonlijke leerresultaten goed vast te houden. Het oefenen met het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen geeft je de gelegenheid zicht te krijgen op eigen emoties/belevingen en op de emoties/belevingen van anderen. Beide zijn van belang in de uitoefening van het beroep van verpleegkundige. Tevens kunnen je tijdens het oefenen andere eigen specifieke punten opgevallen zijn. In onderstaande studieopdracht vragen we je dergelijke eigen, specifieke punten te benoemen. Bespreek deze punten met elkaar. Beantwoord de twee volgende vragen, noteer de belangrijkste leerervaringen/leerpunten. 1 Ik heb geleerd hoe (bijv. ik kan ingaan op boosheid van anderen)

2 Ik heb geleerd dat (bijv. ik op de juiste wijze benodigdheden verzamel door eerst over de werkwijze na te denken)

99

wondverzorging

verbalisatieschema’s

9.4 Verbalisatieschema’s In deze paragraaf tref je verbalisatieschema’s aan voor die vaardigheden waarvan ook een inhoudelijke analyse gemaakt is. Verbalisatieschema’s zijn bedoeld als geheugensteuntje bij het oefenen van de vaardigheden. Ze hebben vooral betrekking op het technische aspect van de uitvoering. De activiteiten die je uitvoert met betrekking tot de voorbereiding op de handeling en de afrondende werkzaamheden worden hier niet meer apart aangegeven. Bekijk de verbalisatieschema’s aandachtig en stel vast of jij ze moet aanpassen om ze als eigen geheugensteuntje te kunnen gebruiken. Zoals je ziet worden de stappen globaal en veelal zonder toelichting in steekwoorden beschreven. Gezien je voorbereidingen op het oefenen hoeft dat ook niet meer. Het blijft uiteraard van belang dat je moet blijven controleren of je de kritieke punten en het waarom kent.

9.4.1

Verbalisatieschema voor het zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand

Het zwachtelen van de hand voorbereiden en dan: – de hand in de juiste stand plaatsen; – de huid controleren; – recurrente windingen over de hand maken; – de recurrente windingen met circulaire windingen bedekken; – spiraalwindingen over vingers en middenhand maken; – achtvormige windingen maken; – het zwachtelen met circulaire windingen beëindigen; – de zwachtel fixeren; – de zwachtel controleren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

9.4.2

Verbalisatieschema voor het zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm

Het zwachtelen van de onderarm voorbereiden en dan: – de onderarm in de anatomische stand plaatsen; – de huid controleren; – twee circulaire windingen aan distale deel van onderarm maken; – de onderarm met spiraalwindingen bedekken; – het zwachtelen met circulaire windingen beëindigen; – de zwachtel fixeren; – de zwachtel controleren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

9.4.3

Verbalisatieschema voor het zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie

Het zwachtelen van de knie voorbereiden en dan: – de knie in de anatomische stand plaatsen; – de huid controleren; – twee circulaire windingen om de knieschijf maken; – de knie met achtvormige windingen bedekken, van distaal naar proximaal; – het zwachtelen met circulaire windingen beëindigen; – de zwachtel fixeren; – de zwachtel controleren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

100

wondverzorging

9.4.4

verbalisatieschema’s

Verbalisatieschema voor het zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek: de middenvoet/enkel

Het zwachtelen van de middenvoet/enkel voorbereiden en dan: – de middenvoet/enkel in de juiste stand plaatsen; – de huid controleren; – twee circulaire windingen om de voorvoet maken; – spiraalwindingen tot halverwege de wreef maken; – de enkel met achtvormige windingen bedekken; – het zwachtelen met circulaire windingen boven de enkel beëindigen; – de zwachtel fixeren; – de zwachtel controleren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

9.4.5

Verbalisatieschema voor de verzorging van de rode wond

Het verzorgen van de rode wond voorbereiden en dan: – de benodigdheden klaarleggen en een steriel werkveld inrichten; – het oude verband verwijderen en inspecteren; – de wond en omliggende huid controleren; – de wond reinigen; – evt. huidbeschermingsmiddel aanbrengen; – de wond verbinden; – het verband fixeren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

9.4.6

Verbalisatieschema voor de verzorging van de gele en zwarte wond

Het verzorgen van de gele en/of de zwarte wond voorbereiden en dan: – de spoelvloeistof klaarmaken; – de benodigdheden klaarleggen en een steriel werkveld inrichten; – het oude verband verwijderen en inspecteren; – de wond en omliggende huid controleren; – de wond spoelen; – de wond en omliggende huid schoonmaken; – zo nodig de wond tamponneren – evt. een huidbeschermingsmiddel aanbrengen; – de wond verbinden; – het verband fixeren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

101

wondverzorging

9.4.7

verbalisatieschema’s

Verbalisatieschema voor de verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie

Het verzorgen van de ulcus cruris voorbereiden en dan: – de benodigdheden voor de wondverzorging en de ambulante compressietherapie klaarleggen; – het oude verband verwijderen en inspecteren; – de wond en omliggende huid controleren; – de ulcus cruris verzorgen; – de voet in de juiste stand plaatsen; – het tricotweefsel en polstermateriaal aanbrengen; – de voet en hiel zwachtelen, van binnen naar buiten, met de eerste zwachtel; – met de eerste zwachtel het been zwachtelen en met de zwachtel de vorm van het been volgen; – de voet en hiel zwachtelen, van buiten naar binnen met de tweede zwachtel; – met de tweede zwachtel het been zwachtelen en met de zwachtel de vorm van het been volgen; – de zwachtel fixeren; – de zwachtel controleren. Afrondende werkzaamheden verrichten en rapporteren in verpleegkundig dossier.

102

wondverzorging

observatie- en oefenlijsten

9.5 Observatie- en oefenlijsten Hierna zijn de observatie- en oefenlijsten gegeven. Deze lijsten kun je gebruiken bij het uitvoeren van de oefenopdrachten. De observator vult tijdens het oefenen de lijst in. Op de lijst dient aangegeven te worden, welke aspecten goed worden uitgevoerd en welke fout of niet zijn uitgevoerd. Tevens is er ruimte opengelaten voor het plaatsen van opmerkingen. Als een observatiepunt niet van toepassing is, kruis je dat in de eerste kolom aan.

9.5.1

Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van stompe lichaamsdelen: de hand

Criteria 1

Raadpleegt verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen op welke wijze gezwachteld moet worden. 1.2 Kan vertellen welke verdere instructies over het zwachtelen in het dossier staan.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Gaat na of de zorgvrager het begrijpt. 2.4 Zorgt ervoor dat het lichaamsdeel dat wordt gezwachteld, wordt ondersteund en in een ontspannen houding ligt. 2.5 Vraagt aan de zorgvrager of hij goed ligt/zit.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Maakt ruimte voor de benodigdheden.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden: – zwachtel – hechtpleisters – schaar – afvalzak – gaasjes.

6

Controleert de huid. 6.1 Controleert de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

7

Plaatst het polsgewricht in de fysiologische stand. 7.1 Let op of de buig- en strekspieren ontspannen zijn.

8

Maakt recurrente windingen. 8.1 Plaatst gaasjes tussen de vingers. 8.2 De gaasjes liggen evenwijdig aan de vingers. 8.3 Legt de zwachtel op de handrug en de vingers. 8.4 Maakt een recurrente winding over de vingertoppen naar de handpalm. 8.5 Fixeert met de duim en wijsvinger de zwachtel op de hand. 8.6 Draait de zwachtel vanuit de handpalm over de pink en de ringvinger naar de handrug terug. 8.7 Legt vanuit de handrug een winding over de wijs- en middelvinger naar de handpalm. 8.8 Maakt ten slotte een recurrente winding naar de handrug over de vier vingertoppen.

n.v.t.

goed

fout

niet

103

wondverzorging

observatie- en oefenlijsten

Criteria 8.9 8.10 9

n.v.t. Kijkt in de zwachtel bij het maken van de windingen. Elke zwachteltoer overlapt minimaal voor de helft de vorige.

Maakt een circulaire winding. 9.1 Maakt net onder de vingertoppen een circulaire winding en gaat verder. 9.2 Zorgt dat de zijkanten van de recurrente windingen volledig bedekt worden.

10 Maakt spiraalwindingen. 10.1 Legt enkele spiraalwindingen om de vingers en de middenhand. 10.2 Zorgt hierbij dat de spiraalwinding de vorige steeds voor ongeveer 2/3 overlapt. 11 Maakt achtvormige windingen. 11.1 Gaat vanuit de middenhand naar de pols, draait om de pols en gaat weer terug. 11.2 Herhaalt dit enkele malen. 12 Begeleidt de zorgvrager. 12.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens het zwachtelen. 12.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager. 13 Beëindigt het zwachtelen. 13.1 Maakt twee circulaire windingen om de pols. 13.2 Bevestigt met een pleister de zwachtel op de laatste winding. 14 Controleert de zwachtel. 14.1 Kan vertellen of er stuwing optreedt. 14.2 Controleert of de duim vrij kan bewegen. 14.3 Kan vertellen of de huid tussen duim en wijsvinger drukvrij is. 15 Informeert de zorgvrager en/of mantelzorg. 15.1 Vertelt de zorgvrager dat bij aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel verwijderd moet worden. 15.2 Vertelt hoe een zwachtel gewassen kan worden. 16 Evalueert de verleende zorg. 16.1 Vraagt aan de zorgvrager of de zwachtel prettig zit en alles naar wens verlopen is. 17 Brengt de omgeving in orde. 17.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 17.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 17.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 17.4 Zet het sein uit. 18 Ruimt het materiaal op. 18.1 Deponeert de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak. 18.2 Deponeert de afvalzak in betreffende afvalemmer. 18.3 Ruimt de overige materialen op afgesproken wijze op. 19 Wast en/of desinfecteert de handen. 19.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 19.2 De handen voelen droog aan.

104

goed

fout

niet

wondverzorging

Criteria

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

20 Rapporteert. 20.1 Rapporteert de reacties van de zorgvrager. 20.2 Rapporteert wijzigingen in de zorg, bijzonderheden en observaties.

Aandachtspunten/leerdoelen

105

wondverzorging

observatie- en oefenlijsten

9.5.2 Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van conische lichaamsdelen: de onderarm Criteria 1

Raadpleegt verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen op welke wijze gezwachteld moet worden. 1.2 Kan vertellen welke verdere instructies over het zwachtelen in het dossier staan.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Gaat na of de zorgvrager het begrijpt. 2.4 Zorgt ervoor dat het lichaamsdeel dat wordt gezwachteld, wordt ondersteund en in een ontspannen houding ligt. 2.5 Vraagt aan de zorgvrager of hij goed ligt/zit.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Maakt ruimte voor de benodigdheden.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden: – zwachtel – hechtpleisters – schaar – afvalzak.

6

Controleert de huid. 6.1 Controleert de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

7

Maakt twee circulaire windingen. 7.1 Legt het begin van de zwachtel schuin over de pols. 7.2 Maakt een circulaire winding. 7.3 Kijkt in de zwachtel tijdens het zwachtelen. 7.4 Vouwt het uitstekende deel van de zwachtel terug over de circulaire winding en maakt opnieuw een circulaire winding.

8

Maakt spiraalwindingen. 8.1 Maakt spiraalwindingen totdat de onderarm voldoende is bedekt. 8.2 Overlapt bij de windingen steeds ongeveer 2/3 deel van de vorige winding.

9

Begeleidt de zorgvrager. 9.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens het zwachtelen. 9.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager.

10 Beëindigt het zwachtelen. 10.1 Maakt twee circulaire windingen om de pols. 10.2 Bevestigt met een pleister de zwachtel op de laatste winding. 11 Controleert de zwachtel. 11.1 Kan vertellen of er stuwing optreedt. 11.2 Kan vertellen of van distaal naar proximaal is gezwachteld.

106

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

observatie- en oefenlijsten

Criteria 11.3

n.v.t.

goed

fout

niet

Kan vertellen of de spiraalwindingen elkaar voor 2/3 overlappen.

12 Informeert de zorgvrager en/of mantelzorg. 12.1 Vertelt de zorgvrager dat bij aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel verwijderd moet worden. 12.2 Vertelt hoe een zwachtel gewassen kan worden. 13 Evalueert de verleende zorg. 13.1 Vraagt aan de zorgvrager of de zwachtel prettig zit en alles naar wens verlopen is. 14 Brengt de omgeving in orde. 14.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 14.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 14.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 14.4 Zet het sein uit. 15 Ruimt het materiaal op. 15.1 Deponeert de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak. 15.2 Deponeert de afvalzak in betreffende afvalemmer. 15.3 Ruimt de overige materialen op afgesproken wijze op. 16 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.2 De handen voelen droog aan. 17 Rapporteert. 17.1 Rapporteert de reacties van de zorgvrager. 17.2 Rapporteert wijzigingen in de zorg, bijzonderheden en observaties.

Aandachtspunten/leerdoelen

107

wondverzorging

9.5.3

observatie- en oefenlijsten

Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen: de knie

Criteria 1

Raadpleegt verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen op welke wijze gezwachteld moet worden. 1.2 Kan vertellen welke verdere instructies over het zwachtelen in het dossier staan.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Gaat na of de zorgvrager het begrijpt. 2.4 Zorgt ervoor dat het lichaamsdeel dat wordt gezwachteld, wordt ondersteund en in een ontspannen houding ligt. 2.5 Vraagt aan de zorgvrager of hij goed ligt/zit.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Maakt ruimte voor de benodigdheden.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden: – zwachtel – hechtpleisters – schaar – afvalzak.

6

Controleert de huid. 6.1 Controleert de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

7

Maakt circulaire windingen. 7.1 Plaatst de knie in een hoek van 120°. 7.2 Maakt twee circulaire windingen over de knieschijf en onder de knieholte door.

8

Maakt achtvormige windingen. 8.1 Maakt vanuit de knieholte een winding om het onderbeen. 8.2 Draait de zwachtel terug en legt een winding om het bovenbeen. 8.3 Herhaalt de achtvormige windingen totdat de knie voldoende bedekt is. 8.4 Kijkt tijdens het zwachtelen in de zwachtel. 8.5 Brengt de windingen aan de voorkant van het been waaiervormig aan. 8.6 Zorgt ervoor dat de windingen elkaar voor 2/3 overlappen. 8.7 Leidt de windingen aan de achterkant door de knieholte.

9

Begeleidt de zorgvrager. 9.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens het zwachtelen. 9.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager.

10 Beëindigt het zwachtelen. 10.1 Maakt twee circulaire windingen om het onder- of bovenbeen. 10.2 Bevestigt met een pleister de zwachtel op de laatste winding.

108

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

Criteria

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

11 Controleert de zwachtel. 11.1 Kan vertellen of er stuwing optreedt. 11.2 Kan vertellen of de knie in een stand van 120° is gezwachteld. 11.3 Kan vertellen of de windingen elkaar steeds voor 2/3 overlappen. 11.4 Kan vertellen of alle windingen aan de buigzijde door de knieholte lopen. 12 Informeert de zorgvrager en/of mantelzorg. 12.1 Vertelt de zorgvrager dat bij aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel verwijderd moet worden. 12.2 Vertelt hoe een zwachtel gewassen kan worden. 13 Evalueert de verleende zorg. 13.1 Vraagt aan de zorgvrager of de zwachtel prettig zit en alles naar wens verlopen is. 14 Brengt de omgeving in orde. 14.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 14.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 14.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 14.4 Zet het sein uit. 15 Ruimt het materiaal op. 15.1 Deponeert de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak. 15.2 Deponeert de afvalzak in betreffende afvalemmer. 15.3 Ruimt de overige materialen op afgesproken wijze op. 16 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.2 De handen voelen droog aan. 17 Rapporteert. 17.1 Rapporteert de reacties van de zorgvrager. 17.2 Rapporteert wijzigingen in de zorg, bijzonderheden en observaties.

Aandachtspunten/leerdoelen

109

wondverzorging

9.5.4

observatie- en oefenlijsten

Observatie- en oefenlijst voor het zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek: de middenvoet/enkel

Criteria 1

Raadpleegt verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen op welke wijze gezwachteld moet worden. 1.2 Kan vertellen welke verdere instructies over het zwachtelen in het dossier staan.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Gaat na of de zorgvrager het begrijpt. 2.4 Zorgt ervoor dat het lichaamsdeel dat wordt gezwachteld, wordt ondersteund en in een ontspannen houding ligt. 2.5 Vraagt aan de zorgvrager of hij goed ligt/zit.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Maakt ruimte voor de benodigdheden.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden: – zwachtel – hechtpleisters – schaar – afvalzak.

6

Controleert de huid. 6.1 Controleert de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

7

Maakt twee circulaire windingen om de voorvoet. 7.1 Plaats het enkelgewricht in een hoek van 90°.

8

Maakt spiraalwindingen. 8.1 Maakt enkele spiraalwindingen om de middenvoet. 8.2 Maakt de spiraalwindingen tot halverwege de wreef.

9

Maakt achtvormige windingen. 9.1 Maakt enkele achtvormige windingen tussen de middenvoet en de enkel. 9.2 Gaat via de voorkant van het been, naar de achterkant van het been en weer terug. 9.3 Zorgt ervoor dat de hiel onbedekt blijft. 9.4 Zorgt ervoor dat de windingen elkaar op de wreef kruisen.

10 Begeleidt de zorgvrager. 10.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens het zwachtelen. 10.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager. 11 Beëindigt het zwachtelen. 11.1 Maakt twee circulaire windingen om het onderbeen. 11.2 Bevestigt met een pleister de zwachtel op de laatste winding.

110

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

Criteria

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

12 Controleert de zwachtel. 12.1 Kan vertellen of er stuwing optreedt. 12.2 Kan vertellen of de enkel in een stand van 90° is gezwachteld. 12.3 Kan vertellen of de windingen elkaar op de wreef kruisen. 12.4 Kan vertellen of het uiteinde van de zwachtel om de enkel is geplaatst. 13 Informeert de zorgvrager en/of mantelzorg. 13.1 Vertelt de zorgvrager dat bij aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel verwijderd moet worden. 13.2 Vertelt hoe een zwachtel gewassen kan worden. 14 Evalueert de verleende zorg. 14.1 Vraagt aan de zorgvrager of de zwachtel prettig zit en alles naar wens verlopen is. 15 Brengt de omgeving in orde. 15.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 15.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 15.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 15.4 Zet het sein uit. 16 Ruimt het materiaal op. 16.1 Deponeert de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak. 16.2 Deponeert de afvalzak in betreffende afvalemmer. 16.3 Ruimt de overige materialen op afgesproken wijze op. 17 Wast en/of desinfecteert de handen. 17.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 17.2 De handen voelen droog aan. 18 Rapporteert. 18.1 Rapporteert de reacties van de zorgvrager. 18.2 Rapporteert wijzigingen in de zorg, bijzonderheden en observaties.

Aandachtspunten/leerdoelen

111

wondverzorging

9.5.5

observatie- en oefenlijsten

Observatie- en oefenlijst van de verzorging voor de rode wond

Criteria

112

1

Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Kan de wijze van verbinden van de vorige keer vertellen. 1.2 Kan vertellen of de zorgvrager allergisch is voor bepaalde materialen. 1.3 Kan vertellen of het een rode, gele of zwarte wond betreft.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Gaat ervaringen van de zorgvrager na. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Vertelt hoe de zorgvrager kan meewerken. 2.4 Vraagt/helpt de zorgvrager de juiste houding aan te nemen. 2.5 Vraagt de zorgvrager de wond tijdens het verbinden niet aan te raken. 2.6 Geeft de zorgvrager medicatie.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zorgt ervoor dat kamer stofvrij is. 3.2 Brengt bed op werkhoogte. 3.3 Plaatst werkblad binnen handbereik. 3.4 Zorgt voor goed licht op de plaats van de wond. 3.5 Doet bedgordijnen dicht. 3.6 Doet sein aan.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt en controleert de benodigdheden. 5.1 Benodigdheden: – steriele gazen – niet-steriele handschoenen – schaar – hechtpleister – fysiologisch zout – z.n. voorgeschreven wondverzorgingsmiddel – afvalzak – steriel pincet – bekken. 5.2 Gaat na of de verpakkingen van de steriele materialen intact zijn. 5.3 Controleert de vervaldata en de kleurindicator van de steriele materialen.

6

Richt een steriel werkveld in. 6.1 Opent de verpakking gedeeltelijk. 6.2 Giet reinigende vloeistof op enkele gazen.

7

Verwijdert het oude verband. 7.1 Trekt de pleisters voorzichtig los van de huid richting wond. 7.2 Trekt niet-steriele handschoenen aan. 7.3 Trekt het verband voorzichtig in de richting van de wond los. 7.4 Houdt met één hand de huid van de zorgvrager vast tijdens het lostrekken.

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

Criteria 8

Inspecteert het oude verband. 8.1 Kan over de volgende aspecten van de wondafscheiding op het verband vertellen: – hoeveelheid – soort – kleur – geur. 8.2 Doet de handschoenen en het verband in afvalzak of bekken. 8.3 Gaat niet met het oude verband over het schone materiaal.

9

Controleert de wond. 9.1 Kan vertellen dat de wond wordt gecontroleerd op: – tekenen van infectie – hematoomvorming – vorm van de wondranden. 9.2 Vraagt de zorgvrager of de wond pijnlijk is.

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

10 Controleert de omliggende huid. 10.1 Kan vertellen dat de huid wordt geïnspecteerd op: – beschadigingen – allergische reacties – kleur – turgor. 10.2 Vraagt de zorgvrager of het gebied rondom de wond pijnlijk is. 11 Maakt de wond schoon. 11.1 Trekt niet-steriele handschoenen aan. 11.2 Maakt de wond van binnen naar buiten schoon met gaasjes. 11.3 Gebruikt voor elke veeg een schoon gaasje. 11.4 Gooit de gebruikte gaasjes direct in afvalzak of bekken. 12 Brengt zo nodig het voorgeschreven wondverzorgingsmiddel aan. 12.1 Gebruikt het middel dat in het zorgdossier staat. 13 Verbindt de wond. 13.1 Pakt de steriele gazen aan het uiteinde beet. 13.2 Begint in het midden van de wond met het aanleggen. 13.3 Steekt de gazen minimaal 2,5 cm over de rand van de wond heen. 13.4 Zorgt dat de steriele gazen niet meer worden verschoven. 14 Fixeert het verband. 14.1 Doet de handschoenen uit en gooit ze direct in de afvalzak. 14.2 Plakt de randen van de wond af met een pleister of gebruikt een ander fixatiemateriaal. 14.3 Stemt lengte en breedte van het fixatiemateriaal af op het bewegingsapparaat van de zorgvrager. 15 Begeleidt de zorgvrager tijdens de uitvoering van de handelingen. 15.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens de wondverzorging. 15.2 Geeft de zorgvrager informatie en instructie over de wond en de wondverzorging. 16 Helpt de zorgvrager in een prettige houding. 16.1 Helpt zorgvrager in een prettige houding. 16.2 Vraagt aan de zorgvrager of deze prettig ligt. 16.3 Let op of de zorgvrager zijn spullen binnen handbereik heeft.

113

wondverzorging

Criteria 17 Evalueert met de zorgvrager. 17.1 Vraagt aan de zorgvrager of het verband prettig zit. 17.2 Vraagt wat de ervaringen van de zorgvrager zijn. 17.3 Gaat na of de zorgvrager weet wat de verdere wondverzorging inhoudt. 18 Ruimt het materiaal op. 18.1 Gooit het afval in de daarvoor bestemde bak. 18.2 Maakt de voor herhaald gebruik bestemde materialen huishoudelijk schoon. 19 Brengt de omgeving in orde. 19.1 Doet bedgordijnen open. 19.2 Plaatst bed op gewenste hoogte. 19.3 Let op dat de zorgvrager bij zijn benodigdheden kan. 19.4 Doet sein uit. 20 Wast en/of desinfecteert de handen. 20.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 20.2 Handen voelen droog aan. 21 Rapporteert. 21.1 Rapporteert conditie wond. 21.2 Rapporteert wijzigingen in materiaalgebruik. 21.3 Rapporteert wijzigingen in wijze van verbinden. 21.4 Rapporteert reacties van de zorgvrager op wond en wondverzorging.

Aandachtspunten/leerdoelen

114

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

9.5.6

observatie- en oefenlijsten

Observatie- en oefenlijst voor de verzorging van de gele en zwarte wond

Criteria 1

Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen welke soort wond het betreft. 1.2 Kan de instructies voor de wijze van verbinden vertellen. 1.3 Kan vertellen of de zorgvrager allergisch is voor bepaalde materialen of medicamenten. 1.4 Kan vertellen welke (pijn)medicatie voor de wondverzorging is voorgeschreven.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt doel en procedure van de handeling. 2.3 Vertelt hoe de zorgvrager kan meewerken. 2.4 Vraagt/helpt de zorgvrager de juiste houding aan te nemen. 2.5 Vraagt de zorgvrager de wond tijdens het verbinden niet aan te raken. 2.6 Geeft de zorgvrager medicatie.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit bedgordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Plaatst een schoon werkblad naast het bed. 3.5 Zorgt voor goed licht op de plaats van de wond.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt en controleert de benodigdheden. 5.1 Benodigdheden: – voorgeschreven wondbedekkende verbandmaterialen – steriele gazen – schaar – hechtpleister – eventueel huidbeschermend middel – zoete olie – steriel pincet. 5.2 Kan vertellen of de verpakkingen van de steriele materialen intact zijn. 5.3 Kan de vervaldata van de steriele materialen vertellen.

6

Verzamelt en controleert de benodigdheden voor het spoelen: 6.1 Benodigdheden: – voorgeschreven spoelvloeistof – steriele kom – steriele gaasjes – injectiespuit van 50 ml – zacht rubberen katheter – celstofmatje. 6.2 Kan vertellen of de verpakkingen van de steriele materialen intact zijn. 6.3 Kan de vervaldata van de steriele materialen vertellen. 6.4 Verwarmt de spoelvloeistof tot 32-35 °C au bain marie.

7

Verzamelt en controleert overige benodigdheden: 7.1 Benodigdheden: – afvalzak – niet-steriele handschoenen – fysiologische zoutoplossing.

n.v.t.

goed

fout

niet

115

wondverzorging

Criteria 8

Legt de benodigdheden klaar en richt een steriel werkveld in. 8.1 Legt de benodigde materialen op een veilige manier klaar. 8.2 Opent gedeeltelijk de verpakking van het steriele materiaal. 8.3 Opent de verpakking van het steriele materiaal en laat het materiaal neerkomen op het steriele werkveld, indien gebruikgemaakt wordt van een kant-en-klare steriele set. 8.4 Raakt het steriele materiaal niet aan. 8.5 Plaatst het materiaal 5 cm van de buitenste rand van het steriele werkveld 8.6 Raakt het steriele werkveld niet aan.

9

Verwijdert het verband. 9.1 Trekt niet-steriele handschoenen aan. 9.2 Trekt het verband voorzichtig in de richting van de wond los. 9.3 Houdt met een hand de huid van de zorgvrager vast.

10 Inspecteert het oude verband. 10.1 Kan over de volgende aspecten van de wondafscheiding op het verband vertellen: – hoeveelheid – soort – kleur – geur. 10.2 Doet de handschoenen en het verband in de afvalzak. 10.3 Gaat niet met het oude verband over het schone materiaal. 11 Treft voorbereidende maatregelen voor het spoelen. 11.1 Giet de voorgeschreven vloeistof in een steriele kom. 11.2 Plaatst het celstofmatje onder het lichaamsdeel met de wond. 11.3 Zet een bekken zo op het celstofmatje dat de vloeistof erin kan stromen. 12 Spoelt de wond. 12.1 Trekt niet-steriele handschoenen aan. 12.2 Zuigt de injectiespuit vol met spoelvloeistof. 12.3 Zet de katheter op de injectiespuit. 12.4 Brengt de katheter zonder forceren in. 12.5 Blijft communiceren met de zorgvrager. 12.6 Spuit de vloeistof langzaam in de wond. 12.7 Spoelt alle delen van de wond. 13 Herhaalt de spoeling. 13.1 Knijpt de katheter dicht bij het verwijderen van de spuit. 13.2 Spoelt totdat de vloeistof die terugloopt helder is. 13.3 Gooit de spuit en katheter na het spoelen in de afvalzak. 14 Maakt de wond en de omliggende huid schoon. 14.1 Spoelt na met fysiologische zoutoplossing. 14.2 Dept de wond met steriele gazen van buiten naar binnen. 14.3 Maakt de huid rond de wond schoon met steriele gazen. 14.4 Gebruikt voor elke streek een nieuw gaasje. 14.5 Gooit de gaasjes in de afvalzak. 15 Controleert de wond. 151.1 Kan vertellen dat de wond wordt gecontroleerd op: – tekenen van infectie – hematoomvorming – wijken van de wondranden. 15.2 Vraagt de zorgvrager of de wond pijnlijk is.

116

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

Criteria

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

16 Controleert de omliggende huid. 16.1 Kan vertellen dat de omliggende huid wordt gecontroleerd op: – beschadigingen – allergische reacties – kleur – turgor – temperatuur. 16.2 Vraagt de zorgvrager of het gebied rondom de wond pijnlijk is. 17 Tamponneert zo nodig de wond. 17.1 Drenkt de tampon in de voorgeschreven vloeistof. 17.2 Doet de tampon voorzichtig met de vinger in de wond. 17.3 Laat een stukje van het gaas van de tampon uit de wond liggen. 18 Brengt zo nodig een huidbeschermend middel aan. 18.1 Brengt het middel met een gaasje of wattenstokje aan. 19 Verbindt de wond. 19.1 Pakt het wondbedekkingsmateriaal bij de uiteinden vast. 19.2 Begint in het midden van de wond met het aanleggen. 19.3 Steekt de gazen minimaal 2,5 cm over de rand van de wond heen. 19.4 Zorgt dat de steriele gazen niet meer worden verschoven. 20 Fixeert het verband. 20.1 Doet de handschoenen uit en gooit ze direct in de afvalzak. 20.2 Plakt de randen van de wond af met een pleister of gebruikt een ander fixatiemateriaal. 20.3 Stemt lengte en breedte van het fixatiemateriaal af op de grootte van de wond. 20.4 Brengt eventuele fixatiepleister niet-uitgerekt aan. 21 Begeleidt de zorgvrager tijdens de uitvoering van de handelingen. 21.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens de wondverzorging. 21.2 Geeft de zorgvrager informatie over de wond en de wondverzorging. 22 Vraagt/helpt de zorgvrager in een comfortabele houding. 23 Evalueert de verleende zorg. 23.1 Vraagt aan de zorgvrager of het verband prettig zit en alles naar wens verlopen is. 23.2 Informeert de zorgvrager over de verdere wondverzorging. 24 Brengt de omgeving in orde. 24.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 24.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 24.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 24.4 Zet het sein uit. 25 Maakt de materialen schoon en ruimt op. 25.1 Maakt de voor herhaald gebruik bestemde materialen huishoudelijk schoon. 25.2 Gooit het afval in de daarvoor bestemde bak. 26 Wast en/of desinfecteert de handen. 26.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 26.2 De handen voelen droog aan.

117

wondverzorging

Criteria 27 Rapporteert. 27.1 Rapporteert de conditie van de wond. 27.2 Rapporteert wijzigingen in het materiaalgebruik. 27.3 Rapporteert wijzigingen in de wijze van verbinden. 27.4 Rapporteert de reacties van de zorgvrager op de wond en wondverzorging.

Aandachtspunten/leerdoelen

118

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

9.5.7

observatie- en oefenlijsten

Observatie- en oefenlijst voor de verzorging van de ulcus cruris: ambulante compressietherapie

Criteria 1

Raadpleegt het verpleegkundig dossier. 1.1 Kan vertellen op welke wijze gezwachteld moet worden. 1.2 Kan vertellen welke verdere instructies over het zwachtelen in het dossier staan.

2

Bereidt de zorgvrager voor. 2.1 Vraagt de zorgvrager naar eerdere ervaringen. 2.2 Vertelt de zorgvrager doel en procedure van de handeling. 2.3 Gaat na of de zorgvrager het begrijpt. 2.4 Zorgt ervoor dat het lichaamsdeel dat wordt gezwachteld, wordt ondersteund en in een ontspannen houding ligt. 2.5 Vraagt aan de zorgvrager of hij goed ligt/zit.

3

Brengt de omgeving in orde. 3.1 Zet het sein aan. 3.2 Sluit (bed)gordijnen, ramen en deuren. 3.3 Brengt het bed op werkhoogte. 3.4 Maakt ruimte voor de benodigdheden.

4

Wast en/of desinfecteert de handen. 4.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 4.2 De handen voelen droog aan.

5

Verzamelt de benodigdheden: – twee korte-rekzwachtels – pleister – schaar – afvalzak – tricotwindsel – polstermateriaal.

6

Controleert de huid. 6.1 Controleert de huid op beschadigingen, irritaties en eczeem.

7

Plaatst de voet in de juiste stand. 7.1 Plaatst de voet in een hoek van 90° met het onderbeen. 7.2 Let op of de buig- en strekspieren ontspannen zijn.

8

Plaatst de zwachtel om de voet. 8.1 Maakt twee circulaire windingen om de voorvoet waarbij: – de winding van binnen naar buiten loopt – de winding ter plaatse van de grondgewrichten van de tenen begint. 8.2 Maakt een spiraalwinding om de hiel. 8.3 Maakt een spiraalwinding om het enkelgewricht. 8.4 Maakt een spiraalwinding naar boven over de enkelknobbels. 8.5 Maakt een circulaire winding rond het onderbeen.

9

Zwachelt met de vorm van het been mee. 9.1 Laat de volgende winding de vorm van het been volgen om de kuit te omsluiten. 9.2 Maakt vlak onder de knieschijf een circulaire winding. 9.3 Rolt de zwachtel weer terug naar beneden. 9.4 Zwachtelt van beneden naar boven de aanwezige gaten. 9.5 Volgt hierbij de vorm van het been. 9.6 Plakt het uiteinde van de zwachtel met een pleister vast.

n.v.t.

goed

fout

niet

119

wondverzorging

Criteria 10 Legt de tweede zwachtel in tegenovergestelde richting aan. 10.1 Maakt twee circulaire windingen om de voorvoet waarbij: – de winding van buiten naar binnen loopt – de winding ter plaatse van de grondgewrichten van de tenen begint. 10.2 Maakt een spiraalwinding om de hiel. 10.3 Maakt een spiraalwinding om het enkelgewricht. 10.4 Maakt een spiraalwinding naar boven over de enkelknobbels. 10.5 Zwachtelt verder als de eerste zwachtel. 10.6 Plakt het uiteinde van de zwachtel met een pleister vast. 11 Begeleidt de zorgvrager. 11.1 Kan vertellen of de zorgvrager pijn of ongemak ervaart tijdens het zwachtelen. 11.2 Gaat in op vragen van de zorgvrager. 12 Informeert de zorgvrager en/of mantelzorg. 12.1 Vertelt de zorgvrager dat bij aanhoudende pijn en stuwing de zwachtel verwijderd moet worden. 12.2 Vertelt hoe een zwachtel gewassen kan worden. 13 Evalueert de verleende zorg. 13.1 Vraagt aan de zorgvrager of de zwachtel prettig zit en alles naar wens verlopen is. 14 Brengt de omgeving in orde. 14.1 Plaatst de spullen binnen handbereik van de zorgvrager. 14.2 Brengt het bed op de gewenste hoogte. 14.3 Opent bedgordijnen, ramen en deuren. 14.4 Zet het sein uit. 15 Ruimt het materiaal op. 15.1 Deponeert de afvalzak met vuil verband in de risicoafvalzak. 15.2 Deponeert de afvalzak in betreffende afvalemmer. 15.3 Ruimt de overige materialen op afgesproken wijze op. 16 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.1 Wast en/of desinfecteert de handen. 16.2 De handen voelen droog aan. 17 Rapporteert. 17.1 Rapporteert de reacties van de zorgvrager. 17.2 Rapporteert wijzigingen in de zorg, bijzonderheden en observaties.

Aandachtspunten/leerdoelen

120

observatie- en oefenlijsten

n.v.t.

goed

fout

niet

wondverzorging

leerresultaten

9.6 Leerresultaten Controleer en vul onderstaande leerresultaten aan met eigen, meer specifieke leerervaringen. Stel zo nodig je studieplan bij. Ik kan in simulatiezorgvragercontact: 1 een stomp lichaamdeel zwachtelen; 2 een conisch lichaamsdeel zwachtelen; 3 een scharnierend gewricht zwachtelen; 4 lichaamsdelen van gelijke omtrek zwachtelen; 5 een rode wond verzorgen; 6 een gele wond verzorgen; 7 een zwarte wond verzorgen; 8 ambulante compressietherapie aanbrengen; 9 een decubituswond verzorgen; 10 toelichten hoe ik met eigen emoties en belevingen bij wondverzorging omga; 11 toelichten hoe ik met de emoties en belevingen van de ander bij wondverzorging omga; 12 vertellen welke eigen leerdoelen ik heb bereikt naast de leerdoelen uit het werkcahier; 13 … 14 … 15 …

121

10 Oefenen tijdens de stage 10.1 Inleiding In plaats van in een veilige en rustige omgeving op school, ga je de geleerde vaardigheden nu in de, vaak drukke, praktijk verder oefenen. De drukte van alledag kan maken dat je probeert snel het werktempo op te pakken van de anderen om je heen. En ook dat je dan, bijna automatisch, probeert het gedrag van de andere verpleegkundigen na te doen. Je vergeet als het ware dat je op school al druk bezig bent geweest met het leren van de verpleegkundige vaardigheden. Het is belangrijk dat je je realiseert dat je collega’s zo bedreven zijn in het geven van de zorg, dat ze veel op de automatische piloot kunnen doen. Hierdoor ligt hun werktempo hoger dan dat van jou. Zij hebben de ervaring, veel oefening gehad in verschillende situaties en zij hebben een ‘klinische’ blik. Jij nog niet. Zij hoeven niet meer bij elke stap expliciet na te denken. Jij nog wel. Er schuilt een gevaar in het – zonder nadenken – overnemen van gedrag van collega’s. Zij hebben zich namelijk de kritieke punten en principes waarop de handelingen berusten zo eigen gemaakt, dat ze deze vanzelf hanteren en aanpassen aan zorgsituaties. Als je het gedrag van deze collega’s zonder meer overneemt zonder na te vragen waarom ze bepaalde handelingen verrichten, riskeer je dat je verkeerde beslissingen neemt in situaties waarin je alleen verantwoordelijk bent voor de zorgvrager. Om dezelfde handigheid, snelheid en zorgvuldigheid te bereiken zul je in het begin heel bewust met het oefenen in de praktijk bezig moeten zijn. Onthoud daarbij dat de stappen in de praktijk in principe dezelfde zijn als die je gewend bent op school. Ook in de praktijk zorg je ervoor dat je voorbereid bent op de vaardigheid die je gaat toepassen en dat je kennis en inzichten toereikend zijn om de handeling bij de zorgvrager uit te voeren. Alleen nu houd je bij de voorbereiding ook rekening met mogelijke verschillen tussen de manier waarop de stageverlenende instelling gewend is handelingen te verrichten en wat je zelf geleerd hebt. Verschilpunten houd je vast om deze vooraf te bespreken met je werkbegeleider. Ter ondersteuning voor het verder oefenen van de vaardigheden in de stage zijn in dit werkcahier verkorte observatielijsten opgenomen. Deze verkorte lijsten zijn bedoeld om je feedback te kunnen geven over de wijze waarop je de vaardigheid in de praktijk hebt uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat je de vaardigheid al enigszins in de vingers hebt. Feedback op kernpunten is dan voldoende voor verdere ontwikkeling van de vaardigheid. Er zijn algemene lijsten en een specifieke. De algemene lijsten zijn gebaseerd op het handelingsschema. In deze lijst zijn vast terugkerende punten opgenomen die bij elke vaardigheid een rol spelen, zoals het informeren en begeleiden van een zorgvrager en het controleren en klaarzetten van materialen en dergelijke. In de specifieke lijsten (par. 10.2) staan de kernpunten van de nieuw te leren handeling. Deze kernpunten zijn afgeleid van de gedetailleerde observatie- en oefenlijsten in het werkcahier, in samenhang met de inhoudelijke analyses. Zorg dat je je stagebegeleider geïnformeerd hebt over het doel en het gebruik van de verkorte lijsten. Doe dit voordat je de vaardigheden in zorgsituaties gaat oefenen. Informeer je stagebegeleider hoe je de vaardigheden op school geleerd hebt en maak afspraken over hoe je dat nu in praktijk gaat brengen. Deze afspraken hebben in elk geval betrekking op je voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van je handelen. Zorg er ook voor dat jij in eerste instantie verantwoordelijk blijft voor het leren in de praktijk en dat je aangeeft hoe je stagebegeleider je hierbij kan helpen. Voor je eerste oefening in de stage ga je vooraf na hoe je de verpleegkundige vaardigheid op school geleerd hebt (zie verkorte observatielijst). – Controleer of je de kritieke punten van de handeling kunt toelichten. – Stel eventuele verschillen vast tussen de verkorte observatielijst en de door de praktijk gewenste uitvoeringswijze. – Bespreek de verschillen met je werkbegeleider en maak afspraken over de uitvoering. – Ga na of je weet waarom de verpleegkundige handeling bij de zorgvrager moet gebeuren.

122 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8_10, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

– – – – –

verkorte observatielijsten

Bekijk of de handeling aanpassing behoeft aan de individuele zorgvrager. Bespreek welke begeleiding deze zorgvrager nodig heeft. Bespreek hoe je de continuïteit van zorg kunt bewaken. Maak afspraken over de begeleiding van je werkbegeleider tijdens de uitvoering. Vergeet niet de zorgvrager in te lichten en waar mogelijk medewerking te vragen.

Na de oefening vertel je hoe je het vond om de handeling uit te voeren (wat ging goed, wat ging minder goed en dergelijke). – Vraag feedback op je handelen. – Vraag zo mogelijk de zorgvrager hoe hij vond dat je de handeling uitvoerde. – Vraag feedback over de wijze van uitvoering van de (deel)handelingen en over de resultaten. – Stel vast welke (deel)handelingen je nog eens moet oefenen. – Bespreek in welke situaties je het geleerde nog meer kunt oefenen. – Spreek af wanneer je dat zult doen.

10.2 Verkorte observatielijsten De in deze paragraaf opgenomen verkorte observatielijsten zijn bedoeld als feedbackhulpmiddel voor het leren in de praktijk. Tevens kunnen de lijsten als een soort checklist gebruikt worden tijdens het voorbereiden van de handeling.

10.2.1 Zwachtelen van stompe lichaamsdelen

voldaan voldoende

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het zwachtelen van de hand: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van verbinden – zorgt voor ontspannen houding hand – controleert hand op beschadigingen, irritaties en eczeem – plaatst polsgewricht in fysiologische stand 2 De student voert het zwachtelen van de hand uit: – plaatst gaasjes tussen vingers – maakt recurrente windingen – maakt circulaire windingen die recurrente windingen geheel bedekken – maakt spiraalwindingen om vingers en middenhand – maakt achtvormige windingen 3 De student fixeert de zwachtel en controleert het resultaat: – sluit af met twee circulaire windingen en pleister – controleert of duim vrij kan bewegen – controleert of zwachtel geen stuwing veroorzaakt 4 De student hanteert de algemene regels voor zwachtelen ter voorkoming van stuwing: – zwachtelt van distaal naar proximaal – brengt zwachtel niet te strak aan – plaatst windingen met gelijke afstand (ongeveer tweederde overlap) – kijkt in de zwachtel tijdens aanbrengen – houdt de spanningen van de windingen constant

123

wondverzorging

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

124

verkorte observatielijsten

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.2 Zwachtelen van conische lichaamsdelen

voldaan voldoende

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het zwachtelen van de onderarm: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van verbinden – zorgt voor ontspannen houding arm – controleert onderarm op beschadigingen, irritaties en eczeem – plaatst polsgewricht in fysiologische stand 2 De student voert het zwachtelen van de onderarm met een elastische zwachtel uit: – maakt twee circulaire windingen, waarbij eerste winding schuin wordt gelegd – bedekt onderarm met spiraalwindingen 3 De student fixeert de elastische zwachtel en controleert het resultaat: – sluit af met een pleister – controleert of zwachtel geen stuwing veroorzaakt 4 De student hanteert de algemene regels voor zwachtelen ter voorkoming van stuwing: – zwachtelt van distaal naar proximaal – brengt zwachtel niet te strak aan – plaatst windingen met gelijke afstand (ongeveer tweederde overlap) – kijkt in de zwachtel tijdens aanbrengen – houdt de spanningen van de windingen constant

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

125

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.3 Zwachtelen van scharnierende lichaamsdelen

voldaan voldoende

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het zwachtelen van de knie: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van verbinden – zorgt voor ontspannen houding knie – controleert knie op beschadigingen, irritaties en eczeem – plaatst knie in fysiologische stand (120 graden) 2 De student voert het zwachtelen van de knie uit: – maakt twee circulaire windingen om knieschijf – maakt achtvormige winding: vanuit knieholte naar onderbeen, terug via knieholte, dan naar bovenbeen – herhaalt achtvormige windingen door aan voorkant tweederde te overlappen en aan achterkant door knieholte te gaan 3 De student fixeert de zwachtel en controleert het resultaat: – sluit af met twee circulaire windingen om onder- of bovenbeen en pleister – controleert of zwachtel geen stuwing veroorzaakt 4 De student hanteert de algemene regels voor zwachtelen ter voorkoming van stuwing: – zwachtelt van distaal naar proximaal – brengt zwachtel niet te strak aan – plaatst windingen met gelijke afstand (ongeveer tweederde overlap) – kijkt in de zwachtel tijdens aanbrengen – houdt de spanningen van de windingen constant

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

126

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.4 Zwachtelen van lichaamsdelen met gelijke omtrek

voldaan voldoende

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het zwachtelen van het enkelgewricht: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van verbinden – zorgt voor ontspannen houding middenvoet/enkel – controleert enkel op beschadigingen, irritaties en eczeem – plaatst enkel in fysiologische stand (90 graden) 2 De student voert het zwachtelen van het enkelgewricht uit: – maakt twee circulaire windingen om voorvoet – maakt spiraalwindingen om middenvoet tot halverwege wreef – maakt achtvormige windingen tussen middenvoet en enkel – laat achtvormige windingen kruisen op de wreef – laat hiel onbedekt 3 De student fixeert de zwachtel en controleert het resultaat: – sluit af met twee circulaire windingen om onderbeen en pleister – controleert of zwachtel geen stuwing veroorzaakt – controleert of enkel in goede stand is gezwachteld 4 De student hanteert de algemene regels voor zwachtelen ter voorkoming van stuwing: – zwachtelt van distaal naar proximaal – brengt zwachtel niet te strak aan – plaatst windingen met gelijke afstand (ongeveer tweederde overlap) – kijkt in de zwachtel tijdens aanbrengen – houdt de spanningen van de windingen constant

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

127

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.5 Verzorging van de rode wond

voldaan voldoende

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het verzorgen van de rode wond: – raadpleegt het verpleegkundig dossier – bereidt de zorgvrager voor – brengt omgeving op orde – wast en desinfecteert de handen – verzamelt en controleert de benodigdheden – richt steriel werkveld in 2 De student trekt niet-steriele handschoenen aan, verwijdert oud wondverband en inspecteert de wond: – verwijdert pleisters en gaas in richting wond en houdt met andere hand de huid vast – controleert oude verband op afscheiding en doet het met de handschoenen in afvalzak – controleert wond en omliggende huid op o.a. infectie, genezing, hematoomvorming 3 De student maakt de wond schoon: – gebruikt steriele handschoenen – maakt wond van binnen naar buiten schoon – gebruikt voor elke veeg nieuw steriel gaas 4 De student verbindt de wond: – brengt huidbeschermend middel aan volgens voorschrift – verbindt wond vanuit midden met steriele gazen – zorgt dat gazen ongeveer 2,5 cm over wondranden reiken – fixeert verband met voorgeschreven materiaal

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

128

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.6 Verzorging van de gele en zwarte wond

voldaan voldoende

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

1 De student treft voorbereidingen voor het uitvoeren van het verzorgen van de gele en zwarte wond: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t. wijze van wondverzorgen – gaat na of zorgvrager allergisch is voor bepaalde materialen – kiest meest efficiënte moment voor wondverzorging – richt steriel werkveld in – verdunt spoelvloeistof in juiste verhouding – warmt spoelvloeistof op tot 32-35 graden Celsius 2 De student verwijdert oud wondverband en inspecteert de wond: – verwijdert pleisters en gaas in richting wond en houdt met andere hand de huid vast – weekt vastgeplakte pleisters of gazen eerst los alvorens verwijderen – controleert oude verband op afscheiding – controleert wond en omliggende huid op o.a. infectie, genezing, hematoomvorming 3 De student maakt de wond schoon: – giet spoelvloeistof in steriele kom – gebruikt niet-steriele handschoenen – brengt spoelvloeistof langzaam en gelijkmatig in wond – vangt teruglopende spoelvloeistof op in bekken – maakt wond van binnen naar buiten schoon – dept huid rondom wond met steriele gazen – gebruikt voor elke veeg nieuw steriel gaas – tamponneert wond volgens voorschrift 4 De student verbindt de wond: – brengt huidbeschermend middel aan volgens voorschrift – verbindt wond vanuit midden met steriele gazen – zorgt dat gazen ongeveer 2,5 cm over wondranden reiken – fixeert verband met voorgeschreven materiaal

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

129

wondverzorging

verkorte observatielijsten

10.2.7 Verzorging van een ulcus cruris: ambulante compressietherapie

voldaan voldoende

1 De student treft voorbereidingen voor het toepassen van ambulante compressietherapie: – informeert naar instructies en richtlijnen m.b.t wijze van verbinden – zorgt voor een ontspannen houding van been en voet 2 De student verwijdert oud wondverband en inspecteert de wond: – verwijdert oud wondverband en inspecteert de wond – controleert oude verband op afscheiding – controleert wond en omliggende huid op o.a. infectie, genezing – maakt wond schoon – verbindt wond met steriele gazen 3 De student brengt de eerste zwachtel aan: – maakt twee circulaire windingen om voorvoet van binnen naar buiten – maakt drie spiraalwindingen om resp. hiel, enkelgewricht en enkelknobbels – laat volgende steile winding de vorm van het been volgen om de kuit te omsluiten – maakt vlak onder knieschijf een circulaire winding – rolt zwachtel weer terug naar beneden – zwachtelt van beneden naar boven aanwezige gaten – volgt bij zwachtelen vorm been – plakt uiteinde zwachtel met pleister 4 De student brengt de tweede zwachtel aan: – maakt twee circulaire windingen om voorvoet van buiten naar binnen – maakt drie spiraalwindingen om resp. hiel, enkelgewricht en enkelknobbels – zwachtelt verder zoals bij de eerste zwachtel – plakt uiteinde zwachtel vast met pleister

Concrete feedbackpunten, leervragen en nieuwe leersituaties:

130

niet voldaan

onvoldoende

n.v.t.

11 Antwoorden toetsvragen 11.1 Voorkennistoets paragraaf 3.2 1 niet waar; 2 waar; 3 waar; 4 waar; 5 niet waar: onderhuids bindweefsel niet; 6 waar; 7 niet waar: het is ter bescherming van de zorgvrager om kruisinfecties te voorkomen; 8 niet waar; 9 niet waar: ook pijn, warmte en functieverlies; 10 niet waar: infectie is besmetting van het organisme met ziektekiemen, gevolgd door vermeerdering van ziektekiemen en afweerreactie van het mechanisme, ontsteking is het ziekteproces als reactie van het weefsel op een schadelijke prikkel; 11 waar; 12 waar: dit om te voorkomen dat eiwitten als energiebron worden gebruikt; 13 waar; 14 niet waar: ook onderarmen; 15 niet waar: om micro-organismen minder overlevingskansen te geven; 16 waar; 17 waar; 18 niet waar; 19 waar; 20 waar.

11.2 Zelfevaluatietoets paragraaf 8.1 1 waar; 2 niet waar; 3 waar; 4 waar; 5 waar; 6 niet waar; 7 waar; 8 waar; 9 niet waar; 10 niet waar; 11 niet waar; 12 niet waar; 13 waar; 14 waar; 15 waar; 16 niet waar.

131 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

12 Bronnen Abrahamse C.A., van den Brand, J.P.M, Broeshart, C.M., Everaars, R.J., Jansen, J.G.M., & Linssen, M.B.J (2004). Basiszorg voor verpleegkundigen 2, 302, werkboek. Baarn: Nijgh Versluys. Abrahamse C.A., Gloudemans, M.H.A.J., & Steenbakkers, L.J.M. (2004) Basiszorg voor verpleegkundigen 2, 302, theorieboek. Baarn: Nijgh Versluys. Arets, J.R.M., & Ortmans, L. (2000). Verpleegkunde: deel 2c Instrumenteeltechnische vaardigheden. Leerdam: Spruyt, Van Mantgem & De Does. Achterberg, Th. Van, Eliens, A.M., & Strijbol, N.C.M. (2002). Effectief Verplegen 1. Leerboek ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen. Dwingeloo: Kavanah. Beveren, I. van (2005). Wondspecialist in thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen : ‘Ik denk dat de opleiding tot verpleegkundig specialist zal verdwijnen’. WCS nieuws, december 2005, p. 52-54. Carpenito, L.J. (2002). Zakboek verpleegkundige diagnosen. Groningen: Wolters-Noordhoff. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (2002). Herziening consensus decubitus. Utrecht: CBO (zie www.cbo.nl). Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (2005). Richtlijn Diagnostiek en behandeling van het ulcus cruris venosum. Utrecht: CBO (zie www.cbo.nl). McCloskey, J.C., & Bulecheck, G.M. (2002). Verpleegkundige Interventies. Maarssen: Elsevier/de Tijdstroom. Monnichmann, I. (2003). Verbandleer en kleine ongevallen. Utrecht: Thieme-Meulenhoff. NANDA (2003). Verpleegkundige diagnoses. Definities en classificatie 2003-2004. North American Nursing Association. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Perdaems, C. (2005). Wondermiddelen bestaan nog steeds niet! WCS nieuws, december 2006, p. 56-57. Put, E. (2005). Het verzorgen en verwijderen van een redondrain : het positieve van een negatieve kracht. Nursing, juli/augustus 2005, p. 44-47. Put, E. (2006). Het verwijderen van bijzondere hechtingen: zoek de knoop. Nursing, januari 2006, p. 42-45. Spieker, P. (2005). Dood weefsel verwijderen. Verpleegkunde nieuws, 3 november 2005, p. 28-29. Vermeulen, H., Schreuder, S.M., Lubbers, M.J. et al. (2005). Resultaten uit onderzoek ter verbetering van de zorg: kunnen chirurgen en verpleegkundigen open wonden betrouwbaar beoordelen? Verpleegkunde, november 2005, p. 292-293. WCS (2005). WCS Wondenboek. WCS. (zie www.wcs.nl). Werkgroep Wit-Gele Kruis (2004). Handboek Wondzorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Werkgroep Infectie Preventie (1997-2005). Diverse WIP-richtijnen over Postoperatieve wondinfecties. Leiden: Leids Universitair Medisch Centrum (zie www.wip.nl). Wille, J.C. (1997). Het voorkomen van ziekenhuisinfectie. Verpleegkunde Modulair 39, docenteneditie. Dwingeloo: Kavanah.

132 Y. Morsink, Wondverzorging, DOI 10.1007/978-90-313-9102-8, © 2006 TransferPunt VaardigheidsOnderwijs

wondverzorging

bronnen

Websites www.cbo.nl (decubitus en ulcus cruris) www.decubitus-nederland.nl www.decubituswijzer.nl www.levv.nl (richtlijn rondom smetten) www.wip.nl (preventie van postoperatieve zorg) www.wcs-nederland.nl

133