137 85 2MB
Dutch Pages [167]
Lars Anderson Sterke vaders Hoe overleef ik het vaderschap?
Amsterdam, 2015
Eerste druk 2012 E-boek 2015 © 2012-2015 Lars Anderson Omslag Zinnebeeld ISBN 978 946 22 513 80 Uitgeverij Fosfor Amsterdam Sterke vaders verscheen eerder bij Uitgeverij Prometheus
Dank voor de aankoop van dit e-boek van Uitgeverij Fosfor Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe uitgaven van Fosfor? Meldt u zich dan hier aan voor onze nieuwsbrief. U mag dit e-boek voor eigen gebruik vrijelijk kopiëren zodat u het op elk apparaat dat u bezit kunt lezen. Elke andere verspreiding of openbaarmaking zonder voorafgaande toestemming van de uitgever is verboden. Heeft u dit e-boek in uw bezit zonder dat u daarvoor heeft betaald? Overweeg het dan alsnog aan te schaffen. Daarmee steunt u de auteur van dit werk. Meer informatie over Fosfor vindt u op uitgeverij-fosfor.nl Volg ons op twitter of facebook
==
Voor mijn twee grote liefdes
Vaders zijn nog gekker dan minnaars. Zij verlangen niets meer dan midden in de nacht, in een sneeuwstorm, op een ongetemd paard, naar een afgelegen dorp te rijden om heilzame kruiden of zelfs maar een dropje te halen voor hun lieveling. Voor niemand ter wereld zou ik gras maaien, niet voor de goede naam en niet voor de esthetiek, maar toen Zij ging lopen moest opeens het gras kort zijn, een tapijt voor haar voetjes. == Cornelis Verhoeven, vader en losoof (
1975
)
Inleiding Ben ik een mietje? Ik zal er niet omheen draaien: dit boek is voor elke man die succesvol een vrouw hee bevrucht en de zwangerschap bewust en betrokken wil beleven. Wie een zwartgallig en ironisch verhaal verwacht, hee het verkeerde boek te pakken. Die lezer kan ik wel doorverwijzen. Toen mijn vriendin zwanger was ontdekte ik dat de schaarse papaliteratuur voornamelijk bestaat uit vaderpockets vol onderbroekenlol. In deze boeken is de bijna-vader een reactionair die met verbazing de ontwikkelingen van zijn almaar uitdijende vrouw gadeslaat – een bijproduct van het fenomeen moederschap. Cynisch wordt hem uitgelegd hoe hij zijn zwangere vrouw kan behagen om rake klappen door hormoonwisselingen te voorkomen. Meestal zijn het lange monologen vol zel eklag over de Porsche en de avontuurtjes die ze hebben moeten opgeven. Mannen hadden het voor de emancipatie stukken beter voor elkaar, vinden ze. Een enkeling schrij zelfs over ‘alles wat u nooit over zwangerschap en baby’s wiIde weten’. Waarom zou ik een boek willen lezen over iets wat ik niet wil weten? Ik zou als toekomstig vader liever iets lezen over ‘alles wat u nog niet wist over zwangerschap en baby’s en wél wilt weten’. Zo’n boek ben ik tijdens mijn zwangerschap niet tegengekomen. En dat terwijl ik boordevol vragen zat. Hoe voelt het om vader te worden? Wat maak je als man door als je voor het eerst dat kleine hartje hoort of voor het eerst een echo ziet? Hoe lang is veertig weken werkelijk? Vliegt het voorbij of duurt het een eeuwigheid? Kun je als man contact maken met die schoppende foetus; beweegt het mee als jouw hand over een zwangere buik dwaalt? Of blij het afstandelijk? En als dat zo is, hoe zorg je ervoor dat je je niet buitengesloten voelt en je als een verbaasde buitenstaander laat wegze en? In een persoonlijk verhaal gericht op de toekomstige vader probeer ik met liefde en humor het geboortetraject van mijn dochter te beschrijven. Gelardeerd met wetenschappelijke feiten en praktische weetjes vertel ik over mijn bijzondere momenten; het bevruchtingsritueel, het zwanger raken, de echo, het kloppende
hartje, de eerste lach, het eerste stapje. Helaas ontkom ik er niet aan ook de pijnlijke situaties op te rakelen. Zo openhartig mogelijk beschrijf ik mijn twijfels en onzekerheden. Met een gezonde dosis zelfspot: hoe kan ik anders vertellen over slappe zaadlozingen tijdens de bevruchting, seksloze maanden rond de geboorte, uitpu ende marathonbevallingen of ontploffende borsten van mijn vriendin? Niets blij onbesproken. == Sterke vaders is naast een persoonlijk verhaal ook een pleidooi voor de betrokken en zorgzame vader. Hoe beleef je als man op een betrokken manier de zwangerschap? Is het mogelijk jezelf een actieve rol te geven bij de geboorte? Want toegegeven, daar hebben de cynici een punt. In onze maatschappij is de vrouw bij alles wat met het gezin te maken hee nog steeds het stralende middelpunt. Op een huwelijksdag draait het allemaal om de jurk en de verbluffende schoonheid van de bruid. De bruidegom hangt er als een losse schoenveter bij. Bij de zwangerschap is het niet anders. De man in verwachting slo als een vrome moslima enkele meters achter zijn zwangere vrouw, richting verloskundige. Tijdens de bevalling wordt nauwelijks vreemd opgekeken als hij tussen de weeën door een vloertje legt of nog even wat verslagen nakijkt. En is die verrimpelde koter eindelijk gescheiden van de navelstreng, moet de newborn-papa na twee dagen gewoon weer aan het werk. Hoe geëmancipeerd onze samenleving ook lijkt, alles is tot in de vezel gericht op de werkende vader en de zorgende moeder. Succesvol zorgvader zijn is nog niet zo eenvoudig als het lijkt; de weg ernaartoe is bezaaid met obstakels. Ik heb het zelf ondervonden toen mijn vriendin kort na de geboorte weer ging werken en ik de eerste drie maanden grotendeels de zorg op me heb genomen. Ik ontdekte dat de zorgvader nog altijd kampt met een stug imagoprobleem: hij is en blij een slapjanus. Hoe komt het toch dat zorg en masculiniteit in de hoofden van de meeste mensen niet bij elkaar passen. De geijkte combinatie van zorg en so ie is niet weg te branden – kortgeleden stond een zorgende vader nog gelijk aan een GroenLinks-stemmer met zelfgebreide geitenwollen sokken. Maar wat betekent dat voor mij? Maakt mij dat als zorgpapa een mietje? Ik voel me geen mietje. Ik zie mezelf als een ietwat macho man met een gezonde dosis competitiviteit. Ik voetbal en heb de meest smerige overtredingen gemaakt op dartelende spitsen.
Ik speel poker en hou ervan geld van mijn vrienden te winnen. Ik drink bier en als ik daar genoeg van heb ga ik over op sterk. Ik heb een sterke drang tot zelfontplooiing en wil het liefst belangrijk en van betekenis zijn voor onze samenleving. Ik hecht veel waarde aan mijn persoonlijke vrijheden en gehersenspoeld als ik ben door de commercie, denk ik dat het bezi en van nu eloze gadgets daarvan een onderdeel is. Ik ben zeg maar een ‘doorsnee man’ die ervoor hee gekozen de verantwoordelijkheid voor een klein mensje op zich te nemen. Mijn ervaringen over het eerste jaar met mijn dochter komen uitgebreid aan bod. Voor wie het zou verwachten; dat is geen lang relaas geworden van zoetsappige en gelukzalige momenten. In tegenstelling, ik probeer een inke stapel taboes aan te kaarten die – in ieder geval voor mij – goed verborgen zijn gebleven toen ik onbezorgd het zorgavontuur aanging. Zo heb ik het in mijn uppie lang niet altijd gemakkelijk gevonden met mijn dochter. En dat is nog subtiel uitgedrukt. Je moet een stevige ruggengraat hebben om niet voortijdig de handdoek in de ring te gooien en de baby alsnog achter te laten bij mama. Ik heb me bij vlagen eenzaam gevoeld. Ja, me zelfs opgesloten gewaand in eigen huis. Vaderen is regelen, zweten en afzien. Dus hoezo ‘watje’? Misschien wordt het tijd om de aloude redenering om te draaien. Juist de vader die zich na de geboorte van zijn kind verstopt in zijn werk is een so ie; juist hij die zich verschuilt achter een torenhoge hypotheek is een na e tosti. Het combineren van werk en zorg is een hachelijke onderneming. Geen enkele werkgever staat te springen om een zorgende vader. Het vergt moed en doorze ingsvermogen om bij je baas aan te kloppen zodat je er echt voor je baby kunt zijn. De ‘sterke vader’ is een man die het lef hee minstens één zorgdag per week op te eisen. Hij zwemt tegen de stroom in met zijn ballen bloot en trotseert het cliché dat zorg bij de moeder hoort. Die mannen zijn jammer genoeg nauwelijks te vinden. Nog steeds gaat procent van alle vaders kort na de geboorte gewoon weer fulltime aan het werk. Hoe komt dat toch? Welke pijnpunten weerhouden hem ervan om via ouderschapsverlof of gewoon vrije dagen wat meer bij zijn kind te zijn? == De wannabe-zorgende papa bestaat wel degelijk. De clichés over zorgvaders zijn alleen zo hardnekkig dat het argwaan oproept. Waar vrouwen zich de laatste 91
veertig jaar onder impuls van het feminisme hebben ontwikkeld, brandt een doorsnee man liever niet zijn vingers aan gelijke rechten. Waarom zou hij ook? Aan zorgen voor je kind valt geen enkele status te ontlenen. Maar aan werken, een ve e bankrekening, een promotie of een bedrijf leiden wel. Dit boek pleit voor een herwaardering van de betrokken vader. Zijn status moet worden opgekrikt om de papa’s te verleiden meer tijd met hun baby door te brengen. Want zorgende vaders zijn van grote invloed op de ontwikkeling van het kind. Als papa vanaf dag één in de buurt is, is de kans groot dat hij gelukkige en uitgebalanceerde kinderen krijgt. De man die dit allemaal naïeve John Lennonachtige quatsch vindt, raad ik dan maar aan uit egoïstische motieven voor zijn baby te zorgen. Want de vader die vanaf het begin veel bij zijn baby is, blij ook later een belangrijke rol spelen in het leven van zijn kind. == In Sterke vaders heb ik gekeken naar onderzoeken over vaderschap en maak ik aan de hand van literatuur en vaders uit de geschiedenis de balans op van het huidige vaderbeeld. Maar de essentie van dit boek schuilt in de details, de kleine verhalen. Sommige dingen wil je als vader niet missen. Niets is mooier dan dat hese stemmetje, kirrend van blijdschap; niets ruikt intiemer dan die lichtzurige melkgeur in haar rompertje; en niets voelt vaderlijker dan het moment waarop dat kleine huilende meisje troost vindt in mijn armen. William Shakespeare, ook hij was papa, had gelijk: ‘Hij die zijn eigen kind kent, is een wijze vader.’
1
De conceptie Wyoming. In het pi oreske wintersportstadje Jackson Hole, dat tegen de westelijke grens van deze Amerikaanse staat aanschurkt, gloort nieuw leven. Tussen de bergen van de eindeloos uitgestrekte Rocky Mountains, op amper vij ig kilometer van de indrukwekkende rotsen van de Grand Teton Range, ligt mijn laatste kans. Elke randvoorwaarde is aanwezig om dat ene eicelletje van Kate te doordringen met een ambitieuze spermatoïde uit mijn miljoenenstal. Hier, in kamer twaalf van de Trapper Inn, een ietwat kitscherig motel, moet doeltreffend worden geneukt om tijdens onze zomerse rondreis door West-Amerika een levenslustig spruitje te produceren. Eigenlijk had ik op dat moment de hoop al opgegeven. Want de twee etmalen waarin mijn vriendin vruchtbaar is, waren door logistieke omstandigheden zonder cruciale zaadlozing verstreken. Van ruzie of onwil is gelukkig geen sprake geweest. Het was gewoon stervenskoud in Yellowstone Park. En die net iets te krappe campervan waarin we al weken vakantie vierden, werkte ook niet bepaald mee. Kate bleef ondanks de beren eisen dat de achterklep open zou blijven om frisse lucht binnen te laten. Daar kon geen campingverwarming tegenop. ‘Neuk je dan warm,’ hoorde ik mezelf zeggen. Maar nee, in een krap Dodgebusje met vederlichte dekens was ik blij dat ik alle laagjes kleding, inclusief robuuste wandelschoenen, mocht aanhouden. Wat een schril contrast met de junimaand ervoor; de eerste vruchtbare periode waarin we serieus de anticonceptie hadden afgezworen en besloten een nieuw mensje op de wereld te ze en. Geheel volgens de idealen van een maakbare wereld nam Kate gelijk het initiatief door een ovulatietest te introduceren. Ikzelf had nog nooit van een ovulatietest gehoord. Maar dat het zou bestaan, had ik kunnen weten. Ja, misschien wel moeten weten. Tegenwoordig wordt alles getoetst of afgevinkt, dus waarom dit niet? De ovulatietest lijkt een beetje op een zwangerschapstest. Volgens dezelfde methode meet het of er een speci eke hormoonsoort in de urine voorkomt, in dit
geval het luteïniserend hormoon ( ). Zodra de concentratie van dat geslachtshormoon op z’n top is, weet je dat het eitje vrijkomt en dat je nog vierentwintig tot achtenveertig uur de tijd hebt om een goed resultaat neer te ze en. Dat heb ik de daaropvolgende achtenveertig uur geweten. Twee dagen ben ik gebruikt als zaadslaaf. Geilaards die daar in de nabije toekomst reikhalzend naar uitkijken wens ik veel plezier, maar voor de romantici onder ons: met erotiek hee het niets te maken. Deze vorm van seksueel pragmatisme hee bij enkele nabije vrienden die ook zwanger wilden worden acuut gezorgd voor een terugtrekkende, soms permanent stilstaande beweging. De man wordt ruw gereduceerd tot lijdend voorwerp. Jouw vrouw of vriendin is totaal niet geïnteresseerd in jouw mentale aanwezigheid of liefde. Ze wil slechts de fysieke component. Zaad! En ja, daar hee ze jou voor nodig. Vol overtuiging ging ik erin mee. Ik wilde graag een kindje met Kate en het liefst zo dat we er zo veel mogelijk plezier aan beleefden. Ik leefde toen nog in de kinderlijke veronderstelling dat het ons vast in één keer zou lukken om zwanger te raken. Het competitieve haantje in mij zag er zelfs een uitdaging in. Want lee niet elke man met het idee superzaad te hebben? Wat verbeeldde ik me? De kans op een zwangerschap bij een vrouw die regelmatig seks hee is slechts procent. De meeste koppels hebben gemiddeld acht maanden nodig om bevrucht te raken. Meerdere kennissen in mijn omgeving waren voor hun gevoel in alarmfase ‘rood’ beland, omdat het ze na een jaar nog niet was gelukt. Maar dát zou mij niet gebeuren. Ik wilde net als Kate rekening houden met de soms cruciale randvoorwaarden die de bevruchting kunnen bespoedigen. Zo meende ik ergens op het internet te hebben gelezen dat een vrouw onder stress minder snel zwanger raakt. En wat brengt meer ontspanning dan een jn, warm huis? Dus hup, de verwarming een paar graden hoger. Vanuit mijn plotseling opgekomen prestatiedrang – is het testosteron? – bedacht ik dat seks tijdens de vruchtbare periode in dienst moet staan van het resultaat; het gaat tenslo e om complete toewijding. De seks is functioneel en a eidende poespas zoals het afwerken van de Kamasutra totaal onzinnig. Volgens mijn logica – ik heb een natuurkundige achtergrond – werkt bijvoorbeeld de LH
15
amazonestand contraproductief. De kans om zwanger te raken is het grootst door te neuken in de klassieke missionarishouding. Dat voorkomt dat de zwaartekracht je tegenwerkt. Ik koester, in tegenstelling tot menig man, niet meer de illusie dat mijn sperma een halve meter ver spuit. Deze positie brengt een trucje met zich mee, gebaseerd op een theorietje dat me ooit is inge uisterd door een ex-vriendin. Volgens haar moeder, die haar als potentiële tweede dochter bijna had opgegeven, is ze uiteindelijk zwanger geraakt door ondersteboven te gaan hangen. Dat deed ze met de hulp van haar man, die als arts een autoriteit op dit vlak was. Vanuit de daad tilde hij zijn vrouw aan de enkels ondersteboven om de zwaartekracht in hun voordeel te laten werken. Het stroperige sperma kon zo traag maar trefzeker de vruchtbare lagune binnenstromen. We gingen aan de slag. Zij was er klaar voor, ik was er klaar voor. Ik was een tikkeltje gespannen. Voor het eerst in mijn leven zou ik seks hebben met een vrouw puur om een kind te verwekken. Zonder twijfel kan ik achteraf zeggen: vrijen zonder rubber, spiraaltje of zaaddodende pasta is fenomenaal. Het idee dat ik een vrouw binnendring terwijl ze vruchtbaar is én er geen anticonceptie in de weg staat, riep een onweerstaanbaar oergevoel in me op. Voor het eerst voelde ik me tijdens de seks echt naakt. Hier kan verdomme gewoon een kind uit voortkomen, dacht ik terwijl ik diep in haar zat. Haar lichaam leek één zuigende beweging te maken die zo sterk was dat het voelde alsof ze mijn hele onderbuik, inclusief balzak en zaadleiders wilde ontvangen. Meer! dacht ik. Ik wil er nog een keer in. Liefst meteen nadat mijn gestel weer was opgeladen. Ik had tenslo e maar achtenveertig uur om er zo veel mogelijk zaad in te pompen. Maar van een overvloedige productie is na vier à vijf ejaculaties op één dag allang geen sprake meer. Sterker nog, de kwaliteit, hoeveelheid en mobiliteit van het sperma nemen sterk af: na drie keer klaarkomen zijn er nog amper zaadcellen te bespeuren. Daar staat weer tegenover dat het ‘opsparen’ van sperma, door lang geen zaadlozing te hebben, ook niet effectief is. Na tien dagen onthouding zi en er te veel oude en dode zaadcellen in. Een orgasmesequentie tussen de en levert 36
48
de beste kwaliteit. Maar drink in de tussentijd niet te veel bier, draag geen strakke onderbroeken en vermijd sauna’s en hete stoombaden. Teelballen houden niet van alcohol en warmte. == Ondanks alle voorbereidingen en de haast neurotische rituelen draaide de eerste poging uit op een mislukking. Zo voelde het althans. Een lichaam houdt geen rekening met ambities; Kate raakte gewoon weer ongesteld. Die teleurstelling stelde onze verwachtingen zodanig bij dat we relatief ontspannen naar de volgende vruchtbare periode in juli toeleefden. De gedachte ‘dat lukt ons in één keer’ maakte plaats voor een bescheiden ‘laten we maar zien wat ervan komt’. Het ovulatietestje reisde nie emin gewoon mee naar Amerika. Het kan toch geen kwaad om ongeveer te weten wanneer dat eicelletje wordt losgelaten? En zo belandden we uitgeput in de Trapper Inn. Het koude Yellowstone ruilden we na een slopend lange rit in voor Jackson en de Dodge voor een warme kamer met een groot bed. Deze locatie leek me de uitgelezen plek om op de valreep toe te slaan. Helaas was het laatste beetje aandrang naar seks volledig uitgeschakeld door een overweldigende vermoeidheid. Volledig...? Nee. Ergens diep in mijn hersenpan gloeide nog een restje evolutionaire oerkracht. Het bed, de warmte, de sierlijke vormen van Kate; iets activeerde mijn instinctieve drang naar overleving en voortplanting. Via een laatste krachtsinspanning lukte het me om Kate te beklimmen. Veel langer dan zestig tellen kan de daad niet hebben geduurd en het orgasme was dan ook een totale anticlimax. Iedere man hee dit type bevrediging wel eens meegemaakt door oververmoeidheid of een teveel aan drank; een lamlendige vrijpartij, die na een keer of zes stoten resulteert in een uitgebluste zaadlozing waarbij het sperma er gevoelsmatig als een sno ebel uitsijpelt. Fat chance, dacht ik bij het klaarkomen en rolde weer terug naar mijn bedhel . Dit sloeg nergens op. Ik kon me niet voorstellen dat hier een helder functionerende zaadcel tussen zat. Het kon niet anders dan dat de staat van totale uitpu ing waarin ik verkeerde van mijn sperma een impotent legertje maakte.
Gedesillusioneerd nam ik niet eens de moeite om Kate ondersteboven te hangen. Ik viel in een diepe slaap en verdrong de herinnering aan deze treurige vrijpartij. == Twee weken later kwam Kate in Pismo Beach vrolijk een drogist uitgelopen. Kate had een pakketje zwangerschapstesten gekocht en wilde drie dagen voor de uitgerekende menstruatiedatum toch de proef op de som nemen. ‘Yeah right,’ zei ik met een ongelovige glimlach. Ik bleef in de stugge veronderstelling dat we die maand te laat het offensief hadden ingezet, dat ook nog eens als een achterhoedegevecht aanvoelde. Tegelijkertijd leek het me nog te vroeg voor het kortstondig zwangere lichaam van Kate om een meetbare hoeveelheid zwangerschapshormoon te hebben aangemaakt. Dit hormoon, in de medische wereld bekend onder de noemer humaan choriongonadotro ne ( ), begint voor een normale zwangerschapstest pas geconcentreerd genoeg in de urine terecht te komen óp de dag van de verwachte menstruatie. Vanaf dan verdubbelt de hoeveelheid hormoon zich elke twee, drie dagen tot de tiende week. Een ultrasensitieve test biedt echter mogelijkheden om al een week voor de verwachte menstruatie te meten. Toegegeven, hier wist ik allemaal niks vanaf op het moment dat Kate de volgende ochtend nog voor zonsopgang de test onder haar straaltje ochtendurine hield. ‘En nu afwachten,’ zei ze triomfantelijk, maar toch enigszins gespannen, toen ze het wi e testje buiten ons zicht onder een papiertje weglegde. Zelf lag ik ietwat gelaten op bed. Tegelijk: je weet maar nooit. Zou er een streepje verschijnen, en zo ja, realiseerde ik me dan hoe mijn leven in een fractie van een seconde zou veranderen? Twee minuten hadden we afgesproken, precies zoals het op het testje stond, en in die honderdtwintig tellen begon een exponentieel groeiend aantal existentiële vragen door mijn hoofd te tollen. Vragen die ik in de aanloop naar dit moment stellig en zelfverzekerd kon beantwoorden, maar die zich hier opeens manifesteerden in een nieuwe gedaante waarop oude antwoorden niet langer van toepassing leken. == Ik herinner me weer levendig hoe Kate voor het eerst het omstreden babyonderwerp ter sprake bracht. Ineens was het er, zonder waarschuwing. We pasten op het huis van een vakantievierende vriend, waar we voor zijn kat de HCG
brokjes aanvulden. In deze grote zolderlo stond aan het einde van de ruimte een kopergroene gietijzeren badkuip op pootjes verleidelijk opgesteld. En zo gaan die dingen; na een dampend hete vrijscène volgde Kate haar meest elementaire gevoel en vertelde me hartstochtelijk dat ze een kind van me wilde. Ik was bijna dertig, pas terug van een zeven maanden durende reis door de eindeloze steppen van Centraal-Azië en de overweldigende bergketens in Afghanistan en Pakistan. Voor het eerst sinds zes jaar was ik weer verliefd op een vrouw die aan alle eisen voldeed die ik in diezelfde periode had geformuleerd. Haar openbaring overviel me zo dat het bloed uit mijn wangen wegtrok. Door le erlijk even te bevriezen in het hete badwater voorkwam ik dat ik in mijn meest primitieve verdediging schoot, en dat o zo serieuze meisje met die hoopvolle, verlangende blik schoffeerde. ‘Lieveling,’ zei ik zo rustig mogelijk maar mijn stem kraakte. ‘We zijn amper twee maanden samen.’ Ik zocht naar alternatieven, iets origineels. ‘Ik ben pas anderhalf jaar klaar met studeren, heb lang gereisd, ben los geweest van de kudde en vind dat ik me nu maatschappelijk moet gaan bewijzen. Die kudde moet immers geleid worden.’ Als ik onder stevige druk sta ligt enige grootheidswaanzin algauw op de loer. In gedachten lag de baby al naast me, gewikkeld in een wollige wi e handdoek met een gele knijper op haar zojuist afgeknipte groenige navelstreng. Ik heb helemaal geen tijd voor een kind! ‘Verder,’ bazelde ik door, ‘ben ik voor het eerst sinds zes jaar weer echt verliefd. Dat wil ik zo bewust mogelijk meemaken en ik wil er zo lang mogelijk van genieten.’ Onzin was het niet, maar op zo’n moment, met bevroren lucht in je longen, klinkt alles als prietpraat. Gelukkig was het overtuigend genoeg om de kinderwens van Kate te beteugelen. Al was het maar voor even; ‘rammelende eierstokken’ laten zich moeilijk remmen. En zo geschiedde. Enkele weken later openbaarde het verlangen zich in alle hevigheid tijdens een romantisch weekendje Parijs. Aan de stralend blauwe hemel was niet één uffig wolkje te zien dat zou kunnen uitgroeien tot de dichte mistbank die tussen Kate en mij kwam te staan. ==
Wat haar precies triggerde blij giswerk, maar in Rue de l’Amiral, een straat aan de achterzijde van het Louvre, schoot Kate vanuit een lui aneren in de zesde versnelling. Als in een lmisch drama rende ze voor me uit richting de Seine, om in het eerste bastion aan de westkant van de Pont Neuf ontroostbaar in huilen uit te barsten. Dit was mijn eerste fysieke ervaring met deze beroemde vierhonderd jaar oude brug, maar ik begreep direct zijn emotionele kracht. Daar stond ik: ontredderd op de Pont Neuf, met een vrouw in duizend tranen. Hoe rationaliseer je zonder haar te beledigen een sterke emotie die al wandelend opkomt tussen frisse lentegeuren, levensgroene boomknoppen en een in onze beleving innig romantische liefde? Kun je iets anders ervaren dan leegte als blijkt dat zij wanhopig verlangt naar vereeuwiging van haar benevelende gevoel? Een dik uur hebben we op het stenen bankje gezeten. Kate huilend om haar onvervulde verlangen, ik contemplatief heen en weer geslingerd tussen meevoelend begrip en rationeel onbegrip. Het liefst wilde ik dat het snel voorbij zou zijn en dat we weer uitbundig lachend Parijs zouden verkennen. In mijn hart was ik doodsbenauwd dat zich hier, uitkijkend over de Île de la Cité, het eindspel van onze prille relatie ontvouwde. Het dilemma leek onoplosbaar. Onze gevoelens weken op dit punt zo scherp van elkaar af dat alles wat we deelden bijzaak leek te zijn. Hoe kan het ook anders? Het verlangen van een geliefde een kind van jou te willen, is waarschijnlijk de meest elementaire emotie die bestaat. Jouw huid, jouw haar, jouw genen, moeten versmelten met de hare. Hoe reageer je daarop? Bestaat er een standaardprotocol voor? Ik had het graag willen weten. Zwijgzaam heb ik naar Kate geluisterd. Toen ze was uitgehuild en haar zwart uitgelopen ogen begonnen te drogen, sloeg ik een arm om haar heen. ‘Ik heb je gehoord,’ zei ik, waarmee ik aangaf dat ik haar verlangen serieus nam. Maar er inhoudelijk op ingaan kon ik niet. Ik bedoel: kun je uitleggen waarom je een verlangen niet deelt? Kates huilbui ze e me aan het denken. Ze confronteerde me met de optie ‘vaderschap’ en als ik haar en onze relatie serieus nam moest ik wel over dit onderwerp gaan nadenken. Waarom wilde ik eigenlijk nog geen kind? Vluch e ik ergens voor?
Niet dat ik weet. Was ik er bang voor? Dacht het niet. Hoewel, zo’n klein hummeltje waar je dag in, dag uit voor moet zorgen... Wilde ik het wel? Zeker! Toch? Absoluut. Ooit! Hoe kun je dat nou zeker weten? Dat weet je niet. En als ik het niet zeker weet, maakt me dat een slecht mens? Ben ik dan Kateonwaardig? Een eindeloze stroom vragen borrelde naar boven in de weken die volgden. Traag kwam er een bewustwordingsproces op gang, waarin het onderwerp voor mij steeds makkelijker bespreekbaar werd en de afstand die ik ertoe had afnam. == Twee jaar later was het ondenkbare gebeurd. In het najaar had ik het gevoel dat ik er klaar voor was. Mijn paniek was nagenoeg verdwenen. Eindelijk zag ik in dat een potentieel baby’tje niet al de volgende dag in een rieten mandje voor de deur zou liggen. Maar nu werkte Kate tegen. Haar verlangen naar een baby werd overvleugeld door gunstige carrièreperspectieven. Kates ambities als presentatrice en interviewer werden concreet vertaald naar het televisiescherm. Dit was niet het juiste moment om aan kinderen te beginnen. Zwanger zijn in televisieland is niet iets wat wordt aangemoedigd. Bij Kate leefde sterk het idee dat ze zichzelf in de vingers zou snijden door juist in die cruciale ‘doorbreekfase’ bevrucht te raken. Ik begon me te realiseren dat een baby zich niet laat plannen; er bestaat geen ideaal schema voor de komst van een kind. Er is altijd wel weer iets anders wat op je pad komt, dat net even voor zou moeten gaan. Een oude vader zijn leek me niks. Ik zag mezelf als een jonge, kwieke man die zijn spruit energiek zou bijstaan in die eerste ach ien jaar van het leven. Ik wilde niet nog vijf jaar wachten; net zoals Kate dat diep in haar hart niet wilde vanwege de doortikkende klok. Een vrouw boven de vijfendertig raakt moeilijker in verwachting en hee vanaf haar
veertigste procent kans op een miskraam. Daarnaast is een zwangerschap een aanslag op het vrouwenlichaam. Een jonger lichaam herstelt nu eenmaal sneller. Ik begon de druk op te voeren. ‘Luister,’ zei ik, ‘hoe langer we wachten, hoe groter en verleidelijker de projecten worden. Je zult het alleen maar drukker krijgen. Het zal steeds lastiger worden een kind in je leven in te passen zonder dat je ambities eronder lijden. Juist nu, zo tussen de werkprojecten door is het goed mogelijk zwanger te zijn, te bevallen en het eerste jaar na de bevalling door te komen.’ ‘Laten we gewoon nog een paar maanden wachten, oké? Dan kijken we verder.’ Wat was er met dat verlangen gebeurd. Stel dat ik twee jaar terug ‘ja’ had gezegd. Zouden we dan tot actie zijn overgegaan? Of waren we in dezelfde twijfelfase beland als waarin we nu zaten. Ikzelf had nooit zo’n vurig verlangen gekend. Het leek me vooral iets heel intiems om te delen. == Precies drie jaar na de badscène zaten Kate en ik op dezelfde gol engte. Ze lag bij de huisarts op tafel om haar spiraaltje te laten verwijderen. Een routineklus, zo beweerde de dokter. Maar in plaats daarvan belandden we diezelfde middag in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam-Oost. Het koperspiraaltje was ‘ergens’ blijven vastzi en. Heb je verdomme eindelijk de keuze gemaakt, gaat dat lullige ankertje dwarszi en! Straks blijkt het funest te zijn geweest voor de baarmoeder. Misschien had die amateur van een huisarts wel de hele binnenwand opengereten toen ze zelf zo nodig nog één keer moest proberen om het spiraaltje te lichten. Misschien hadden die ankerhaken zich zo hard vastgebeten dat het alleen operatief verwijderd kon worden. Met grote kans op blijvend letsel, of erger, verwijdering van de baarmoeder. Mensen gaan de vreselijkste dingen denken als ze te lang in een wachtruimte zi en. Een vrouwelijke gynaecoloog schudde me wakker uit mijn angstdromen. Haar juffige brilletje paste naadloos bij de strenge, symmetrische vormen van haar gezicht. Ze zag eruit alsof ze wist waarover ze sprak. Zi end aan haar bureau vuurde ze een lange lijst met vragen op Kate af. Waar nodig noteerde ze in Kates nieuw aangemaakte dossier een ‘minnetje’. 30
Soms had ik iets toe te voegen aan Kates verhaal. Maar de verveelde blik van de dokter verried dat ze dat niet waardeerde. Zat ik op de onzichtbaarheidstoel? Het feit dat ik aan hetzelfde bureau zat, maakte blijkbaar geen enkele indruk. Hier werden vrouwenzaken besproken en daar kun je je als man maar beter zo min mogelijk tegenaan bemoeien. Dus dit was wat ik de komende maanden kon verwachten? Zo voelt het om als man aan de zijlijn te staan en voortdurend in de weg te lopen. De gynaecologe verwees Kate vriendelijk naar het wi e ziekenhuisbed. Kate ging erop zi en en legde haar benen hoog in de beugels. ‘Wil je mijn hand vasthouden?’ ‘Natuurlijk,’ zei ik en ik ging links van haar zi en. ‘Nee, niet daar,’ zei de gynaecologe. ‘Daar staat Sacha. Ik wil dat ze dit goed kan zien. Voor haar is dit een interessante testcase.’ Sacha was een geneeskundestudent in de eindfase van haar coschappen. ‘Prima,’ zei ik. ‘Ik ga wel aan de rechterkant staan.’ ‘Nee, daar ook niet,’ zei de gynaecologe met een geamuseerd glimlachje. ‘Daar komt het echoapparaat.’ ‘Oké, ik ga er wel achter staan,’ zei ik geïrriteerd. Over de echomachine, met mijn bovenlichaam verwrongen in een vreemde kronkel, kon ik nog net Kates rechterhand grijpen om haar de steun te geven waar ze om vroeg. ‘Denk aan een warm, zonnig eiland,’ begon de zo nuchtere gynaecologe verrassend esoterisch. ‘Je ligt op het strand; hoor de golven ruisen. De hemel is nog blauwer dan het zeewater; een zwoele bries kruipt door je haar. Adem rustig in door je neus, en – zucht – via je mond weer uit.’ Mijn rug kraakte, ik durfde niet te leunen op het dure echoapparaat, maar wilde wel meekijken op het scherm. ‘Ontspan, adem diep in, en met een lange zucht – pfffff – weer uit.’ Het leek alsof de bevalling al was ingezet. ‘En nog een keer, diep in, en diep uit – pfffff.’ ‘Nu even goed hoesten.’ En hop! Daar was het spiraaltje. Zonder baarmoederwand! Ik slaakte een zucht van opluchting en liep terug naar mijn onzichtbare plek aan het bureau.
Kate werd bevrijd uit de beugels en kwam blij weer naast me zi en. De gynaecologe schreef nog enkele gegevens in Kates map. ‘Zo. Dan wens ik jullie veel geluk,’ zei ze Kate aankijkend. Ik stak voorzichtig mijn vinger op: ‘Ik heb nog een prangende vraag.’ Kate wilde nadat het spiraaltje verwijderd zou zijn meteen proberen zwanger te worden. Dat leek mij echter onverstandig. Wat als er een baby’tje met een roestrood neusje uit zou komen? Het koperspiraaltje hee vijf jaar lang de pHwaarde in de baarmoeder van Kate bepaald dus leek het me beter om eerst een volledige menstruatie af te wachten, zodat de baarmoeder weer een vers slijmbedje kon aanleggen. ‘Wat denkt u: is dat gevaar reëel?’ vroeg ik. Ze glimlachte. Waarschijnlijk uit minachting voor mijn roestrode poging tot humor. Toch gaf ze me, terwijl ze Kate weer aankeek, gelijk. ‘Een bevruchte eicel wordt hoogstwaarschijnlijk afgestoten omdat een spiraaltje bij het verwijderen intern altijd wel enkele kleine beschadigingen veroorzaakt,’ zei ze, terwijl ze haar brilletje afdeed en het aan een koordje om haar nek liet hangen. Ze stond op. ‘De kans dat jullie deze maand al zwanger raken is nihil.’ Ze gaf me een hand en keek me aan alsof ze blij was dat de wereld dat leed minimaal een maand bespaard zou blijven. Ik wenkte Kate met een knipoog. Snel weg hier en wachten tot juni, de eerstvolgende vruchtbare maand. == Het zwangerschapstestje lag nog onder het papiertje in Pismo Beach. Twee minuten waren verstreken; het was tijd om de confrontatie aan te gaan. Veelzeggend keken we elkaar aan, waarop Kate naar het tafeltje liep en het testje bedekt meenam het bed in. ‘Zullen we kijken?’ vroeg ze. ‘Op drie,’ zei ik gespannen. Drie tellen later hingen we als twee wetenschappers voorovergebogen met een microscopische blik boven de test. Op zoek naar een lichtroze kleurverandering. Hadden we maar een krachtig vergrootglas. ‘Ik zie niks,’ zei Kate teleurgesteld.
Het roze controlestreepje was duidelijk zichtbaar. De test was in ieder geval geslaagd. ‘Ik ook niet,’ zei ik, terwijl ik het ding goed onder het licht hield. Dit was ondanks de slechte en late seks in Jackson een domper. Nou ja, een kleintje dan; zo een waarbij kort je lippen samenspannen, er een lichte frons verschijnt, waarna je weer overgaat tot de orde van de dag. In mijn hoofd zat ik al bij het plan van aanpak voor de volgende maand, en urgenter, waar we de volgende dag langs zouden rijden over de klassieke Coastal Highway . ‘Wacht eens,’ zei Kate. ‘Volgens mij zie ik wat, kijk!’ Ze hield het testje voor mijn neus, maar nog steeds zag ik niets. Ik sprong uit bed uit om het beter te bekijken. Maar het vroege ochtendlicht werkte niet mee; de rozige zonnestralen hadden exact dezelfde kleur als het streepje, zodat buiten op de veranda de hele test roze kleurde. Gauw naar het helle tl-licht in de badkamer. Nauwelijks zichtbaar voor het blote oog leek er een lichte kleurverandering te komen. Het streepje was zo rag jn dat ik bang was het per ongeluk weg te blazen. ‘Misschien is het materiaal in de test gecontamineerd,’ mompelde ik sceptisch. ‘Door andere sto es die niks te betekenen hebben. Zoals bij chromatogra eproe es, weet je nog? Dan zet je een wit papiertje in een potje met een klein bodempje oplosmiddel, zodat de vloeistof, net als de urine in dit testje, traag omhoog kruipt en sporen van allerlei opgeloste kleurstoffen achterlaat. Hoeveel diet coke heb je gister gedronken?’ De kartonnen éénliterdrinkbakken die we onderweg bij de tankstations bestelden konden onmogelijk géén effect hebben. Kate lachte smalend. ‘Mijnheer de chemicus, zo’n testje reageert toch alleen op het zwangerschapshormoon.’ ‘Waar is de user manual?’ Gehaast ging ik op zoek naar informatie die uitsluitsel kon geven. Tegelijkertijd vroeg ik me af waarom er niet gewoon een helder streepje kon komen, zoals het hoorde? Hoe kon dat lijntje alleen bij ons zo vaag zichtbaar zijn? De gebruiksaanwijzing kon het niet uitleggen. Het vertelde me slechts dat ik nog vierentwintig uur moest wachten. Een zwangerschapstest werkt in deze prille 1
fase alleen met ochtendurine; dan is de concentratie zwangerschapshormoon het hoogst. Een etmaal later wach e onze volgende kans in de Olallieberry Inn, een lie ijke bed and breakfast in het dorpje Cambria, krap zeventig kilometer noordelijk van Pismo Beach. Kate had een inke voorraad testmateriaal ingeslagen. Het Olallieberry-lab werd om zes uur ’s ochtends geopend verklaard. Dezelfde routine. Test in de urine, het ding onder een papiertje en twee minuten wachten. ‘Hoeveel seconden nog?’ vroeg ik na twee seconden. Kate keek me kribbig aan. ‘Klaar! Kijken?’ schalde Kate nadat de tijd was verstreken. Ze had hem al in de hand. Dit keer was er geen twijfel meer; naast de dikke teststreep verscheen een helder roze streepje dat onze zwangerschap markeerde. ‘Ik wil het nog een keer zien!’ riep ik uit puur enthousiasme. Kate sprong als een kat de badkamer in en kwam er binnen een paar tellen met een nieuwe test weer uit. Daar lagen ze, symmetrisch naast elkaar op het wi e hoofdkussen; vier streepjes die vervloeiden tot twee lange strepen. Het viel stil in de kamer. ‘En nu?’ vroeg ik. ‘Moeten we nu iets doen? Zouden we nu gillend en springend door de kamer moeten dansen, zoals je in lms ziet?’ Kates ogen gloeiden. ‘We krijgen een kindje,’ zei ze en ze keek me lang en indringend aan. ‘Ja,’ uisterde ik vol ongeloof. Mijn keel kneep de lucht samen. Ik probeerde iets te voelen, maar kon geen onderscheid maken tussen mijn uitzinnige blijdschap en regelrechte angst. Met een lange zucht blies ik mijn opwinding weg om dit bijzondere moment tot me te laten doordringen. Dat je voor het eerst vader wordt, hoor je tenslo e maar eens in je leven. Ik liet me op het bed vallen en keek Kate verwonderd in haar diepblauwe ogen. ‘Nu al zwanger,’ mijmerde ik. ‘Waar hebben we dat aan verdiend?’ vroeg Kate met een net te hoog stemmetje. ‘Nergens aan. We hebben gewoon verdomd veel geluk gehad.’ Mijn testosteronkant dacht daar anders over. Diep vanbinnen was ik trots op mezelf; dat hebben we maar mooi in twee keer ge ikt.
Ik viel in een diepe slaap. Zoetgevooisde stemmen wervelden door mijn droom. Ze zongen over Kate die als een engel door de Olallieberry Inn zweefde, over de immense honderdtwintig jaar oude Redwood-boom die naast ons raam de wind opving, over de majestueuze pieken in Colorado en weer over Kate die vorige week in het cowboydorpje Durango nog vrolijk rozig was van een cocktail. ‘Wat!’ Ik schrok wakker. Een cocktail? Shit! Alcohol en een embryo; het gaat nu al mis! En hadden we in Utah niet uren tot ons middel tegen de stroming van het koude water van de Virgin River in gelopen? En was het niet krakend heet geweest in de woestijnen van Arizona en New-Mexico? Als dit hoopje weefsel overlee , moet het wel een heel sterk mensje worden. Gegijzeld door een neurotisch trekje pakte ik de gebruiksaanwijzing erbij en begon het brie e opnieuw te lezen. Er welde een onstilbare honger naar informatie in me op. Ineens realiseerde ik me welk onmetelijke hiaat er in mijn actieve babykennis zat. Over negen maanden zou er een hulpeloos cherubijntje op onze bank liggen. Geen idee wat ermee te doen! ‘Kate, je hebt een cocktail gedronken!’ Ze werd wakker. ‘Waar heb je het over?’ ‘Alcohol is desastreus voor een ultrajonge embryo.’ ‘Alcohol?’ ‘Ja, man! Dat belandt via jouw bloed en de navelstreng direct in de baby. We leren het al drinken voor het geboren is.’ Ik pakte mijn iPhone en googelde ‘alcohol foetus’. ‘Hier: “Kan lichaamscellen beschadigen. Vooral hersencellen en cellen uit het ruggenmerg lopen risico.” Andere nadelen: fysische en mentale problemen, schedelafwijkingen zoals te kleine oogopeningen. We zijn niet alert genoeg geweest.’ ‘Ach, overbezorgd ventje, zo’n vaart zal het niet lopen.’ ‘Maar het is nog zo pril, zo delicaat...’ Ik stokte. Plotseling schoot me de hal akken zaadlozing in Jackson weer te binnen.
‘O nee, die slappe neukpartij,’ vloekte ik. ‘Straks komt er door die ejaculatie in slowmotion een futloos en traag kind uit.’ Kate lachte, maar ik vervloekte mezelf. Ik had het initiatief uit handen gegeven en de risico’s niet goed ingeperkt. Nu moest ik passief afwachten of het allemaal wel goed zou komen. En dat terwijl ik vanaf het begin een betrokken vader wilde zijn. Een papa die bewust de ontwikkelingen meemaakt. Onzeker trapte ik met twee benen in elke valkuil. Vanaf ‘de ontdekking’ neemt de natuur het over en heb je geen enkele invloed meer op die hevig vermenigvuldigende en delende celletjes. Vanaf hier is het duimen dat het lot je gunstig gezind is. Er valt niks te kiezen, zelfs niet of het een jongetje of een meisje gaat worden. En dat terwijl ik het liefst een dochtertje wenste. Een mooi meisje met een paardenstaartje, daar zag ik mezelf hand in hand mee over straat huppelen. Een jochie zou ook prachtig zijn. Maar een meisje zou waarschijnlijk meer mijn feminiene kant aanspreken, de hoeveelheid testosteron naar de achtergrond drukken en het competitieve kantje in me minder scherp maken. ‘Hé, contemplatortje,’ lachte Kate. Als een bel spa e mijn gedachteballonnetje uiteen. ‘Zullen we maar weer eens verder cruisen? Big Sur wacht op ons.’ Nog geen kwartier later lieten we de Olallieberry Inn achter ons en draaiden we rozig van geluk de Coastal Highway op, recht de dichte zeemist in.
2
Grote voorgangers Ik, een vader. Het voelt zo groots, zo oncontroleerbaar. Aan wie zou ik mezelf spiegelen? Aan mijn eigen vader? Zou ik een vader willen zijn zoals hij voor mij was? Of schaar ik me bij de overgrote meerderheid die zegt dat ze het totaal anders wil aanpakken? Mijn vader zag het licht in . Hij behoort tot de naoorlogse generatie. Eentje die niet hoefde te rekenen op al te veel empathie en warmte. Toen hij een jochie was werd er hard gewerkt om het land opnieuw op te bouwen en de verschrikkingen van de oorlog te verdringen. Hoe mijn vader daar als kind mee omging, weet ik eigenlijk niet. Hij is niet zo’n prater. Ik heb wel eens geprobeerd om een gesprek met hem aan te knopen over, zeg maar, de wat meer existentiële zaken van het bestaan. Ergens door die dikke huid heen probeerde ik hem voorzichtig te bewegen tot een gedachte. Wat vindt hij eigenlijk van het leven? Of: hoe kijkt hij terug op zijn leven? Is het jochie dat hij ooit is geweest, met al die dromen, uiteindelijk tevreden met hoe het jochie zich hee ontwikkeld tot de zestigjarige man? Zijn reactie was even bondig als effectief. Uit puur ongeloof trok hij subtiel zijn wenkbrauwen op, keek me vanachter zijn donkere brillenglazen sceptisch aan, om met een norsig Tukkers accent af te ronden: ‘Wou’j zeur’n?’ Voortaan zou ik me wel twee keer bedenken voor ik hem lastigviel met dergelijke vragen. Het zal niet verrassen dat ik het vaderschap en de omgang met mijn zoon of dochter op een andere manier wil benaderen dan mijn vader. Die loso sche gesprekken met mijn kind zijn juist waar ik naar uitkijk. Hoe leer ik anders dat mensje kennen? Die benadering hee mijn vader nooit geleerd. Zijn ouders hebben de oorlog meegemaakt. Mijn oma bracht haar puberjaren door in een jappenkamp in 1951
Nederlands-Indië, waar ze zichzelf en haar jongere broertje in leven moest zien te houden. Mijn opa groeide op in een arm gezin en werd weinig verassend een zware alcoholist die zijn longen zwart rookte in de lokale kroeg. Op vrijdagmiddag kos e het hem slechts een paar uur om zijn weekloon erdoor te jagen. Als een bezopen grizzlybeer ploegde hij zich een weg naar huis om mijn oma, mijn vader of een van zijn andere kinderen een genadeloos pak rammel te geven. Nee, een vader die in comateuze toestand verkeert als hij wakker is en slaapt als-ie nuchter is, is niet bepaald een inspiratiebron. Betrokken vaderschap hee mijn vader niet van de zijne kunnen a ijken. Voeg daar een moeder aan toe die door een onverwerkt oorlogsverleden in permanente verwarring verkeerde en het jeugdtrauma is compleet. (Mijn oma was in mijn herinnering alleen nog in staat om troep te verzamelen, die ze ergens op zolder in grote dozen opsloeg – voor een kleinkind wel weer een verbluffend speelterrein.) Het vaderschap hee mijn vader als jonge twintiger midden jaren zeventig compleet overvallen. Op een dag waren mijn ouders zwanger, omdat de anticonceptiemethodiek ‘voor het zingen de kerk uitgaan’ minder effectief bleek dan ze op dat moment dachten. De pil was er natuurlijk allang, maar het gebrek aan geld en een surplus aan jeugdige geilheid devalueerden het gezond verstand. Mijn vader had, zoals hij het zelf altijd zei, ‘geen nagel om mee aan de reet te krabben’. Die relatieve armoede, die hij nog zo goed kende uit zijn jeugd, hee onbewust zijn vaderschap gekleurd. Zozeer dat hij zich, ondanks zijn diepe a eer voor autoritair gezag, hee ontwikkeld tot de klassieke patriarchale vader guur. Hij stond als kostwinnaar aan het hoofd van het gezin en werkte hard om drie eetgrage mondjes te vullen die binnen vijf jaar zijn gezin verrijkten. Hij verdiende zijn salaris als onderwijzer van een basisschool vol ‘asocialen’ in een achterstandswijk. In de avonduren en weekeinden kluste hij bij als trainer bij regionale voetbalclubs. Daar werden de centen verdiend waarvan het gezin, in een vaalrode Lada, op vakantie ging in de Zwitserse Alpen. ‘De Russische Tank,’ schamperden mijn vriendjes altijd – niemand wilde bij mijn vader in de auto zi en als het voetbalteam een uitwedstrijd moest spelen. Mijn vader was een autoritair en tuchtig man. Als ik op de achterbank van ‘de Tank’ iets deed dat hem niet aanstond, zwiepte er een grote arm naar achter om
me aan mijn linkeroor naar voren te trekken. Hing ik ineens huilend met mijn neus boven het dashboard. ‘Is’t noe af’lop’n?!’ riep hij in mijn opengetrokken oor. ‘Ja, pap!’ brulde ik. Het Twentse dialect kan net als het Duits zeer overtuigend zijn. ‘Loa’mie nie nog ’n keer achter’over griepen!’ Op de achterbank waande ik me nog redelijk onaantastbaar. Hij moest immers op de weg le en. uis was zijn autoriteit gerichter. Vanaf zijn zelfgebouwde bank kon hij me dreigend aankijken, om het dreigement te vervolledigen met: ‘As ik bij oe moet koom’n, is het te laat!’ Streng doch rechtvaardig is het adagium van de patriarch. Dat hee mijn vader vermoedelijk vooral afgekeken bij collega-onderwijzers uit zijn beginjaren. Angst inboezemen is effectief in het bereiken van tucht. Discipline en gehoorzaamheid behoorden in die tijd nog tot de kerntaken van de onderwijzer. Toen kon je een kind nog met een liniaal of een stevige oorvijg tot de orde roepen. Beter gezegd: laten doen wat jij wilt dat het kind doet. Maar de patriarch waakt ook over zijn gezin. Als jochie geloofde ik oprecht dat mijn vader de sterkste man op aarde was. Zolang hij aan mijn kant stond, hoefde ik niets te vrezen. Mijn oervader, zo wist ik met religieuze zekerheid, kon met die twee krachtige armen de wereld krijsend tot stilstand brengen. Ik heb me altijd beschermd gevoeld. Ik groeide op in een rijtjeshuis in een typische jaren tachtig nieuwbouwwijk. Om mijn broer Peter en mij goed in de smiezen te kunnen houden, gebruikte hij de keuken als uitkijkpost. Vanachter het aanrecht had hij door het keukenraam een schi erend zicht over het speelplein. Zonder dat wij het wisten volgde hij onze bewegingen over het plein en zelfs daarbuiten. Zo wist hij zeker dat de boze buitenwereld ons niet opvrat. Soms was hij zichtbaar aanwezig. Als ik als tienjarige op het schoolplein voetbalde en een paar oudere pubers me in elkaar wilden slaan omdat ik mijn bal niet wilde opgeven, stond daar als bij toverslag mijn vader. ‘Zo, jongen. Ben je nog steeds aan het voetballen?’ Ietwat nonchalant met de handen in de zakken van zijn spijkerbroek, maar gericht genoeg om mijn belagers in verwarring te brengen, stapte hij in mijn richting. Op bruine leren slippers met wollen sokken, dat dan weer wel.
Ha! dacht ik. Wie van jullie wil er een ‘watjekou’, zoals mijn vader een ferme klap voor de kop noemde. Soms kon hij ondoordachte dingen doen. Vermoedelijk uit een gevoel van onrechtvaardigheid, dat kortstondig leidde tot verstandsverbijstering. Drie twintigers hadden zich breeduit geparkeerd op een uiterst smal etspad dat leidde naar een recreatiepark. Daar stonden ze met een ge oblaster ontspannen muziek te luisteren; de rest van de wereld deed er even niet toe. Ernaast lag een breed zandpad, waar je geblinddoekt nog met een vrachtauto langs kon. Maar in plaats van met een boogje erlangs te etsen, reed mijn vader aan kop van het gezin ongeremd in op het drietal. De stereo sneuvelde en er ontstond een kluwen aan lichamen en etsmetaal. ‘O, ik zag jullie niet staan...!’ riep mijn vader cynisch. De pijn van zijn opengehaalde knokkels verbeet hij. Hij rukte zich los en vervolgde zijn pad. Mijn moeder, broer, zusje en ik namen stilzwijgend het zandpad en dertig meter verderop was de colonne weer compleet. Van wat zich daar precies had afgespeeld had ik als jochie geen benul. Er werd ook niet meer over gesproken. Het bevestigde slechts mijn idee dat hij onoverwinnelijk was. Ik kon heerlijk op hem klimmen, met hem ravo en en knokken. Ik kon met hem voetballen, eindeloos naar een drijvende dobber kijken tot die door een vis onder water werd getrokken of luisteren naar het ge uit van mormeltieren in de Alpen. Dingen doen, daaruit bestond onze relatie. Maar uithuilen omdat een buurmeisje verliefd bleek op een andere jongen of omdat ik niet geselecteerd was voor de plaatselijke betaalde fc? Daarvoor moest ik bij mijn moeder zijn. Hoewel dat nooit met zo veel woorden werd gezegd. Peter en ik voelden als jonge ventjes feilloos aan dat een kwetsbare vraag over onze onzekerheden of dat leuke meisje uit de klas een doodlopende weg zou zijn. Teleurstellingen, woede, verdriet – alles wat met emoties te maken had – behoorde mijn moeder toe. Daardoor ben ik opgegroeid, zoals velen van ons, met het idee dat gevoelens typisch vrouwelijke eigenschappen zijn. Sterker nog, ik was ervan overtuigd dat mijn vader als man van staal geen emoties nodig had. Hij kende geen onzekerheden; verdriet is voor mensen die verliezen. En mijn vader verloor niet. Zijn kompas stond altijd juist en hij had het grote gelijk aan zijn zijde.
Zijn zekerheid kon zo dwingend zijn dat Peter en ik hem soms liever ontliepen. Bijvoorbeeld als we moeite hadden met ons huiswerk. Liever vroegen we een nabije suikeroom om hulp, want o wee als we het na drie keer uitleggen nóg niet begrepen. Ik zie mijn broer nog zi en aan die lege ee afel, ineengekrompen en faalangstig. Zijn hersenen functioneerden niet langer onder de bovenmenselijke druk – het was immers onze vader. ‘Wat staat daar nou!’ brulde hij verontwaardigd, terwijl hij inze e om het voor de vierde keer uit te leggen. Zijn dikke wijsvinger sloeg wit uit door de kracht waarmee hij op Peters schri tikte. ‘W-w-waar, p-p-pap?’ sto erde Peter. ‘ ! !’ ‘K-k-weet ’t n-n-niet, p-pap. K-k-s-snap het n-n-niet.’ ‘Wat valt daar nou niet aan te snappen! Gebruik die bolle harses eens!’ Wat had Peter alles graag in één keer begrepen, zodat hij voor zijn gevoel zijn vader trots kon maken. In plaats daarvan veroverde een ijzige stilte het huis. Tranen biggelden over zijn wangen. Zeg wat! Zeg wat! schreeuwde ik in gedachten. In stilte leefde ik met hem mee. Kon ik hem het antwoord maar in uisteren. == Toch bezit mijn vader, hoewel hij dat grondig onderdrukt, ook een gevoelige kantje. Je kent het wel: ‘ruwe bolster, blanke pit’. Eens per jaar wordt dat zichtbaar, als met kerst voor de zoveelste keer de Sissi-trilogie op televisie komt. Mijn vader smelt voor de eeuwige onschuld die Romy Schneider heet. Maar dat zal hij niet snel toegeven. Het ritueel is even simpel als voorspelbaar. Tijdens de climax van de lm, vlak voordat de gekwelde Sissi zich opricht, begint hij onrustig in zijn stoel te schuiven. Om de emotie de kop in te drukken klapt hij met de vlakke hand op de knie van wie er maar naast hem zit. ‘Já! Já! Prachtig hè, die bergen!’ Huilen hoort niet bij de patriarch. Dan verliest hij controle over zichzelf en gevoelsmatig het gezag over zijn gezin. Huilen heb ik mijn vader nooit zien doen. De laatste keer dat er tranen over zijn wangen vloeiden was een kwarteeuw geleden, toen zijn zus stierf. Dat heb ik niet DAARRR
OP DAT PAPIERRR
IN GODSNAAM
zelf gezien, mijn moeder hee het me verteld. == Dat mijn vader uiteindelijk als patriarch uit de bus is gerold, zal hem zelf waarschijnlijk nog het meest verrassen. Hij is tenslo e een van die zogenaamde vrijgevochten babyboomers die de seksuele revolutie in gang hebben gezet en zich hebben losgemaakt van het verstikkende keurslijf van de jaren vij ig. De vrijere moraal, de opkomst van de gevoelscultus, gekoppeld aan de tweede feministische golf, zouden de patronen binnen het gezin gelijkwaardiger maken. Het idealisme van deze generatie is door diezelfde generatie echter zwaar geïdealiseerd. Ik kan het mijn vader nauwelijks kwalijk nemen. Wie de geschiedenis van het vaderschap bekijkt, snapt algauw dat één generatie niet het patriarchale bolwerk kan breken. De vader is vanaf de vroegste geschri en uit het Oude Testament neergezet als de sterke man. De Romeinen hebben dat later in detail vertaald naar macht. Niet voor niets is de pater familias, zoals de Romeinen hem noemden, de machtigste vader ooit in de westerse wereld. De ‘vaderlijke macht’ die een Romeins burger bezat hee e in het Latijn de patria potestas. Dit betekende dat de vader een bevoegdheid had om te heersen over zijn gezin. ‘Vader zijn’ was een beroep waarin de man als monarch en priester een absolute macht had over zijn vrouw en kinderen. De vader kon huwelijken van zijn kinderen bezegelen of afwijzen en hij had het recht om te beslissen over leven en dood. Misvormde kinderen of baby’s die werden geboren op ongeluksdagen konden naar eigen inzicht worden gedood. En mocht een kind hem later alsnog niet bevallen of zijn vertrouwen beschamen, dan kon hij het in slavernij verkopen. == De Romeinen legden de macht van de vader guur vast in de Twaal afelenwet uit v.Chr., de Fransen verwerkten het in hun Code Civil van en wij namen dat zonder morren over in het Burgerlijk Wetboek van . Zo stelden de mannen ‘de orde van het vaderschap’ veilig. De vader was ‘degene die over eigendom kon beschikken, zich in het economisch verkeer begaf, beschikte over de opvoeding van zijn kinderen, over het gezin heerste en het naar buiten toe vertegenwoordigde’. Vaderschap stond voor ‘traditie, autoriteit en gezag. Een leerschool in de maatschappelijke deugden, die van een vlijtig burger werden verwacht’. Dat de moeder onder de leiding van de vader viel, was een sine qua non. 451
1806
1838
Want ‘de vrouw kon slechts moeder zijn als zij onder de macht van de vader van haar kinderen stond’. Het is dus niet zo gek dat de verering van de vader algauw overging in verheerlijking, waarbij de man waardiger werd gevonden dan de vrouw. De Franse losoof Michel de Montaigne schreef omstreeks een brief over de opvoeding aan de zwangere gravin van Gurson. ‘Nu mevrouw, als ik op dit gebied enige competentie bezat zou ik die het best kunnen schenken aan de kleine man van wie u binnenkort zult bevallen (u bent te voornaam om niet met een jongetje te beginnen).’ Ook bij despoten is het beeld van de vader guur als een bron van hoop en inspiratie mateloos populair geworden. Een beetje dictator noemt zich naast ‘Zon van de Natie’ toch vooral ‘Vader van de Natie’. Jozef Stalin (Sovjet-Unie), Mao Zedong (China), Dzjengis Khan (Mongolië), Nicolae Ceauşescu (Roemenië) en Kim Il-Sung (Noord-Korea) lieten zich allen meeslepen in het gecreëerde beeld van de oude, wijze vader die zorgt voor zijn onderdanen. Zulke hersenspinsels zijn in de westerse wereld gelukkig al aardig aan het slijten. Hoewel, in sommige landen, zoals Italië, zullen ze misschien wel nooit verdwijnen. Toen Kate met een zwangere buik door Rome liep, riepen de Italiaanse mannen alleen: ‘Auguri, bella! Het is een jongen, toch? Het is een jongen!’ == Het beeld van de almachtige vader is in de afgelopen twintig eeuwen nauwelijks veranderd. Enkele losofen hebben er summier over geschreven, maar erg vooruitstrevend waren hun ideeën niet. Zo rond de zeventiende eeuw vroegen sommige denkers zich eindelijk af of het wel zo gezond was dat de vader als een alleenheerser kon beslissen over leven en dood. omas Hobbes vond rond dat de oorspronkelijke heerschappij bij de moeder hoorde. Volgens hem was alleen het moederschap zeker. (Hobbes hee een punt; procent van de huidige generatie vaders denkt onterecht de biologische vader van hun kind te zijn.) Hoe revolutionair zijn gedachte in die tijd ook was, geen hond die er wakker van lag. Dat veranderde toen John Locke zich ermee ging bemoeien en zich de woede op de hals haalde van Sir Robert Filmer. Laatstgenoemde was furieus over Lockes gezagsondermijnende betoog Two Treatises of Government uit , waarin hij de verstrengelde macht van de vorst en de gewone vader wilde 1580
1650
6
1690
ontrafelen. Filmer was een man van de oude stempel. Alle gezagsrelaties, zo vond hij, waren gebaseerd op de vaderlijke macht die absolute gehoorzaamheid vereiste. Want het was God die deze macht aan Adam had gegeven. En het was Adam die het op zijn beurt overdroeg aan de vorst en de familievaders. Locke vond dat het politieke gezag van de vorst niet inwisselbaar was met vaderlijk gezag. Gezag in het gezin hield niet vanzelfsprekend macht over leven en dood in. Het huwelijk was een vrijwillig verbond tussen man en vrouw die ‘gelijk’ waren geboren. Locke sprak als een van de eersten over ‘ouderlijke macht’, wat met een beetje goede wil op te va en is als een vroege vorm van gelijkheidsdenken. Toch lukte het ook hem niet om de heersende patriarchale denkbeelden los te laten. De barende vrouw had volgens Locke alsnog bescherming en verzorging nodig van de man. Ze waggelde permanent met een zwangere buik door het leven. De vader moest dus wel aan het hoofd van het gezin staan; de natuur had hem sterker en geschikter gemaakt. == Had Locke maar wat minder met zijn neus in de boeken gezeten en was hij maar wat meer op safari geweest. Hij zou vast aan zichzelf zijn gaan twijfelen. Want in de natuur zou hij gezien hebben dat er verrassend veel dieren zijn die de zorg verdelen. procent van de reptielen deelt knus een huishouden. procent van de vissen zwemt met jong zij aan zij en maar liefst procent van de am bieën le en in het zand of in het water samen op hun spruit. Toegegeven, de oogst onder de zoogdieren valt een beetje tegen. Toch hee nog altijd procent van de mannetjes een zorgtaak. Vaderlijke wolven, mangoesten en coyotes vinden het geen enkel probleem als mams eens zin hee om wat bloederig vlees te scoren. Paps let wel even op de kleintjes. De koning van de zorgers is echter de vogelvader. Mannetjes spelen bij procent een grote rol in het grootbrengen van de jongen. Vogels leggen eieren en die taak is eenvoudig tussen de beide ouders te verdelen. De vogelman kan eten zoeken voor zijn broedende partner, maar kan zonder moeite ook zelf lekker op het ei zi en om het warm te houden. Uitzonderlijk is de Jacana, een vogel die lee in delen van Amerika en Afrika. Het vadertje neemt het grootste deel van de zorg op zich. Het vrouwtje dropt het ei, waarna de vader in wording het ovale ding 2
13
20
5
90
uitbroedt en het jong opvoedt. (Oké, misschien is de emancipatie bij de Jacana weer een beetje doorgeschoten.) == Zo onnatuurlijk is een zorgende vader dus niet. Als wolven en vogeltjes het kunnen, waarom wij dan niet? Het antwoord: de voortplantingsfetisj van onze voorvaderen. Vijfduizend jaar geleden werd de seksuele dri amper beteugeld. Het liefst dumpte de man in zo veel mogelijk potjes zijn zaad. Het was één polygyne potpourri van geslachtsverkeer. De concurrentie tussen de mannen om al die wulpse vruchtbare vrouwen was moordend en had een dramatische consequentie. Hoe competitiever een samenleving, hoe minder tijd de man investeert in zijn kinderen. Daar komt bij dat als iedereen overal maar zijn leuter in duwt, niemand nog weet wie de biologische vader van het kind is. En de man die niet zeker weet dat hij de echte vader is, zal het kind minder aandacht geven. Het duurde even voordat we onze lusten wisten in te dammen. Pas aan het einde van het Oude Testament, enkele eeuwen voor de jaartelling, kwam er een soort van zelfre ectie. Via nieuwe we en dwongen we onszelf een monogamer leven te leiden. Met als gevolg dat de man meer tijd ging investeren in zijn kind. Wat dat dan precies inhield, daar zullen we nooit achter komen. Het vaderleven in de Oudheid is een zwart gat. Of zoals de Amerikaanse gezinshistoricus John Demos schreef: ‘Het vaderschap kent een lange geschiedenis, maar bijna geen geschiedschrijvers.’ Demos vergeleek de gezinsgeschiedenis met een zinkend schip: ‘Vrouwen en kinderen eerst!’ De beroemde Cambridge-historicus Peter Lasle noemde dit gapende gat ‘de verloren wereld’. Feit is dat mannen niet massaal zijn gaan zorgen. Uit de zeldzame geschri en van de gele erde bovenklasse is op te maken dat katoenen luiers vervangen niet aan Griekse en Romeinse vaders was besteed. Zij hielden zich afzijdig tot het kind een jaar of zeven was. Dan pas kwamen ze, de jongens althans, in de invloedssfeer van paps terecht. De meisjes waren er beroerder aan toe; over hen is vrijwel niets bekend. Bij de Germanen meer van hetzelfde. Jonge kinderen hoefden niet te rekenen op al te veel warmte en empathie. Pas ergens aan het einde van de late Middeleeuwen ontstaat er onder invloed van het christendom iets als betrokkenheid van de vader. Het gevoel werd belangrijker. Filosoof en monnik
Anselmus van Canterbury plei e rond zelfs voor liefde, vriendelijkheid en geduld met kinderen. Deze mooie boodschap was echter niet voor vaders bedoeld. Mannen, zo wist de beste Anselmus, waren daartoe niet in staat. Voor wie er nog aan twijfelde: de zorg hoort bij de moeder! == Betrokkenheid van de vader is sindsdien nooit écht meer gepromoot. Erasmus deed nog een poging tot een pleidooi voor liefdevol gezag. Maar de Ro erdamse humanist benadrukte vooral dat vaders goed moesten ople en dat de moeders en minnen het kind niet te veel verwenden. Kortom, vader zorgde niet, maar wáákte over de zorg. Ironisch genoeg waren het de vrijdenkers uit de Verlichting die de moeder haar heilige status gaven. Lag de zorg tot de zeventiende eeuw slechts om praktische redenen bij de moeder, daarna werd ze onder aanvoering van de Zwitserse losoof Jean-Jacques Rousseau sterk geïdealiseerd. Rousseau wist zeker dat moeders de natuurlijke ontwikkeling instinctief beter aanvoelden dan vaders. Mede daarom hield hij een vurig pleidooi voor borstvoeding. Vaders kwamen in zijn visie, net als bij de Romeinen, de Grieken en de Germanen, pas aan bod als er wat geleerd moest worden. ‘We zijn stom geboren, we hebben inzicht nodig. Alles wat ontbreekt bij geboorte en wat we nodig hebben als volwassene, wordt verkregen door educatie,’ aldus Rousseau in zijn beroemde Emile, ou de l’éducation. Voor de vader is in dat proces een centrale rol weggelegd: ‘De echte verzorgster is de moeder, net zoals de echte leraar de vader is.’ Toch is er bij Rousseau tussen de regels door ook nog wat voortschrijdend inzicht te ontwaren. Net als Anselmus in , zag ook hij het belang van enige betrokkenheid. ‘Hij zal beter worden opgeleid door een verstandige maar beperkte vader, dan door de slimste leraar ter wereld. Want ijver en enthousiasme zullen het gebrek aan kennis compenseren.’ Maar net als bij Anselmus werden vaders door Rousseau niet aangespoord die betrokkenheid in de vroege kindertijd te etaleren. Gedurende die periode was immers de geïdealiseerde moederkliek de baas. Op haar schouders legde Rousseau meedogenloos de zware verantwoordelijkheid om het kind te geven waar het recht op had: het volkomen geluk. Beroemde pedagogen in Europa gingen tijdens de Romantiek massaal met Rousseaus denkbeelden aan de haal. Het kind was de toekomst! Een mens werd 1100
1100
volgens hen in zijn kinderjaren moreel, emotioneel en intellectueel gevormd. In Nederland verklaarden pedagogen uit het (nog steeds bestaande) mannenbolwerk Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen het moederschap tot doel van het vrouwelijke bestaan. Het resultaat: papa was in de pedagogische en loso sche leer nergens meer te bekennen. De denkers uit de bovenklasse hadden hem met succes weggejaagd bij zijn zuigeling. Pedagoge Elise van Calcar liep voorop in de strijd. Bijna hysterisch schmierde ze halverwege de negentiende eeuw dat mannen ongeschikt zijn voor de opvoeding van kinderen en maar beter uit de buurt kunnen blijven. Mevrouw Van Calcar had haar feministische ideaalbeeld niet op een beter moment kunnen projecteren. Want door de opkomst van de industriële revolutie ging haar droom vrijwel direct in vervulling. De fabrieken die kwamen namen het werk over van de vele kleine gezinsbedrij es. Bakkers, naaiateliers, schoenmakers gingen over de kop en de mannen vertrokken massaal naar de lopende band. De industriële revolutie is een scharnierpunt geweest in de ontwikkeling van het moderne vaderschap. Was de vader voor nog relatief veel in de buurt van zijn kinderen – sommige historici vermoeden dat de werkplaatsen thuis ware speelplaatsen van kinderen waren – door de lange slaafse fabriekstijden werd hem dat onmogelijk gemaakt. In de honderd jaar die volgden lag zijn taak buiten het huis: het verdienen van de kost. De moeders op hun beurt ontwikkelden een sterke huiselijke territoriumdri . Via bezi elijke voornaamwoordjes in hun taal verzekerden ze zich van hun belang. Het aanrecht werd míjn aanrecht, de keuken míjn keuken, en de kinderen werden algauw míjn kinderen. De bestseller Baby and Child Care ( ) van ‘dokter’ Benjamin Spock gaf mams nog meer zorgend zelfvertrouwen door te stellen dat ‘moeders veel meer weten dan ze denken’. En de vader? Die had nog altijd nul instinct. Zo dreef hij almaar verder weg van huis en baby. Ergens rond beleefde zijn aanwezigheid een dieptepunt. Het gezin was een schizofrene constructie geworden. Er stond nog net geen muur tussen de kinderen van mams en de grasmaaier van paps – of moet ik de muur tussen het huis en de garage meerekenen? == Ik herinner me een zwart-witfoto van mijn lievelingsopa, de vader van mijn moeder. Opa is een stijlvol geklede man met een reclameachtige coolness. 1850
1946
1950
Schijnbaar achteloos, maar glimmend van trots, staat hij voor een zwarte Rolls Royce-achtige auto een sigaret te roken. De auto is gehuurd voor een vakantieuitje, maar desondanks draagt hij de wagen als een strak getailleerd colbert. Hij lijkt zo te zijn weggelopen uit de reclamewereld van de televisieserie Mad Men. (Toeval of niet, hij was ook een salesman, altijd op pad voor een verzekeringsbedrijf om polissen te verkopen.) Maar waar zijn z’n drie kinderen? Hij was toch met hen op vakantie? Het beeld is duidelijk: de auto is zijn domein, de kinderen dat van zijn vrouw, mijn oma. Toch bleef de vader, zelfs al was hij een wormvormig aanhangsel van het gezin geworden, in de beeldvorming de wijze, gezagdragende man. Mijn opa voldeed volledig aan het beeld dat door Hollywood lms, maar ook door een losoof als Erich Fromm werd geschetst. In Lie ebben, een kunst, een kunde ( ) omschreef deze Duits-Amerikaanse denker de vader als antipool van de moeder. Zij is de natuur; gevoel, zorg en liefde. De wereld van het denken, de rede, wet, orde en discipline horen allemaal bij hem. Krachtige termen, die mijn opa met verve personi eerde. Als ik niet beter wist zou ik denken dat de eerste televisievader naar hem gemodelleerd was. Jim Anderson (what’s in a name?) hee e het personage in Father Knows Best. Geloof me, de titel van deze serie die vanaf zes jaar tijdens primetime op de Amerikaanse televisie te zien was, dekt de lading uitstekend. Mr. Anderson was een slimme blanke man, tot in de puntjes verzorgd, straalde gezag uit en, jawel, werkte van negen tot vijf voor een verzekeringsmaatschappij. Hij was de vader waar iedereen op hoopte en stond aan het hoofd van een familie waar heel Amerika van droomde. Papa Anderson was een moderne Romein; de bedachtzame vader, het morele kompas, met een haast goddelijke uitstraling, die zijn drie kinderen in de paar minuten dat hij ze zag precies van het juiste advies wist te voorzien. Meer nog dan literatuur, bleek het massamedium televisie een ideaal vehikel voor de patriarchale doctrine. Het voorbeeldgezin straalde le erlijk miljoenen huiskamers in. Klaar om gekopieerd of op z’n minst geambieerd te worden. Kijk maar naar series als Leave It to Beaver en Bonanza – ze hielden vast aan het imago van ‘de wijze vader’. Nog steeds moest je bij hem zijn voor geld en de ‘belangrijke beslissingen’. Dat papa overdag afwezig was, werd een maatschappelijk geaccepteerd gegeven. Alleen zielige vaders zaten overdag thuis bij hun kinderen! 1956
1954
Echte vaders hadden een verantwoordelijkheid buiten de deur. Ondanks die afwezigheid bleef papa heer en meester over zijn gezin. Wie herinnert zich niet de wanhopig roepende moeders: ‘Wacht maar tot je vader thuis is, dan zwaait er wat!’ Mama bleef het zorgzame baken. Vanuit een diep gegronde zelfopoffering droeg ze zorg voor het gezin. Let op: niet vanuit een deskundigheid, maar vanuit haar gelauwerde oerinstinct. Mama bewaakte het geluk, en mocht er onverhoopt toch een krasje op een van de tere kinderzieltjes komen, dan masseerde papa dat ’s avonds met één goed gearticuleerde zin weg. Ziedaar het modale televisiegezin in de jaren zestig: papa en mama allebei geïdealiseerd. Een win-winsituatie! Er kon niets misgaan, zolang ze keurig binnen de lijntjes van het door de eeuwen heen getekende rolpatroon kleurden. Begin jaren zeventig veranderde dat. In de populaire serie e Brady Bunch lijkt Mike Brady een traditionele vader in een even traditioneel gezin. Hij is architect, hee een sterk eergevoel en een stevig portie integriteit, gaat graag vissen en kamperen; een echte man! Mama is thuis en zorgt voor de zes kinderen. Zes? Ja, Mike Brady is de eerste gescheiden televisievader van drie zoons die hertrouwt en zo ook stiefvader wordt van drie dochters. Brady besmeurt de papa-mythe. Een gescheiden vader is geen onbetwist patriarch; waar is zijn rotsvaste discipline gebleven? Anderhalf jaar later – in – verscheen de volgende afvallige televisievader in de gedaante van Archie Bunker. In All in the Family was papa Bunker een arbeider uit de sociale onderklasse, argwanend naar iedereen die niet als blanke, mannelijke Angelsaksische protestant in Amerika was geboren. De serie werd uitgezonden op het moment dat het jaren zestig idealisme in Amerika, na Vietnam en Watergate, was ontaard in een zwartgeblakerd cynisme. Daar teerde Bunker op. Racistisch was hij ook: ‘Laat me je één ding vertellen over Nixon: hij hield zijn vrouw Pat thuis. En dat is precies waar Roosevelt zijn Eleanor had moeten houden. Maar nee, zij mocht vrij rondlopen tot ze op een dag de kleurlingen ontdekte. We wisten niet eens dat ze bestonden! Zij vertelde hén dat ze door ons gepiepeld werden, en sindsdien hebben we problemen.’ Negen jaar lang haalde de dommige zak Archie Bunker elke week twintig miljoen kijkers in Amerika. Ook in Nederland was hij bij de een goed bekeken vader. Zijn onwetendheid leidde vaak tot hilarische versprekingen. 197 1
VPRO
Orthodox jews kwam er uit zijn mond uit als off-the-docks jews en gynaecology verbrabbelde hij tot groinocology. Het zal niet verbazen dat deze hork verder a reuk deed aan de papa-mythe. == In de jaren tachtig ze e de ontwikkeling door. Family Ties experimenteert met een meer geëmancipeerde gezinsstructuur. Mama werkt fulltime, papa is niet langer de exclusieve kostwinnaar. Maar het waren de hitseries Who’s the Boss? en e Cosby Show die echt baanbrekend waren. Tony Micelli is in Who’s the Boss? niet langer de krachtige man, maar de sukkelige huisvader. Zijn vrouw is overleden en een schouderblessure hee een vroegtijdig einde gemaakt aan een mogelijk indrukwekkende honkbalcarrière. Tot overmaat van ramp hee hij door die ‘carrière’ nul opleiding. Hij besluit met zijn dochter bij een alleenstaande fulltime werkende vrouw in te trekken – die belangrijk was, want ze zwaaide altijd met haar aktetas – en er de huishouder te worden. Maar dat niet alleen; deze zorgpapa ontfermt zich met zijn hondstrouwe ogen ook over haar jonge zoontje. In de ongekend populaire e Cosby Show worden de rollen net zo drastisch omgedraaid. Papa Heathcliff Huxtable is betrokken, zorgzaam en hee een vrouwenbaan; hij is verloskundige. Hoewel hij fulltime werkt, is hij voor de kijker vooral thuis met de kinderen. (Hoe hij dat precies klaarspeelt blij me een raadsel.) Heathcliff is ook degene die kookt. Niet zozeer omdat hij vaker in de buurt is dan zijn vrouw Claire, maar: ‘omdat hij er beter in is’. Zowel Tony als Heathcliff wordt als gevoelig, betrokken en geëmancipeerd geportre eerd. Ik hoor u denken: dit zijn precies de vaders die je voor ogen staan. Maar dan de grote paradox. Juist die baanbrekende, geëmancipeerde series hebben het vaderschap in een regelrechte crisis gestort. Papa had niet langer het alleenrecht op wijsheid, autoriteit of inkomen. Mama nam die taken moeiteloos over. Claire Huxtable had de mannenbaan, zij was de succesvolle advocaat. Tegelijkertijd was ze de drijvende kracht in het gezin, degene die streng kon zijn naar de kinderen toe en wiens wijze woorden werden gewaardeerd. Heathcliff, hoe grappig ook, was zelf nog een kind. Hij kon mokken als een peuter, gekke bekken trekken als een kleuter en draaien als een puber. De vader kon daar niks tegenoverstellen. Hij probeerde zich de zorg toe te eigenen, maar op een natuurlijke zorgbegaafdheid kon hij geen beroep doen. Die
is eeuwenlang op dogmatische wijze aan de moeder toegedicht. Een vader die zorgde maakte zichzelf bij voorbaat ongeloofwaardig. Ten eerste omdat hij werd geassocieerd met de zwakte en zachtheid die bij een zorgmoeder horen. Maar ook omdat poepluiers verschonen totaal geen status had en een bedrijf runnen wel. Terwijl de moeder zich versterkte met de klassieke vaderdeugden én het alleenrecht op de zorg behield, verzwakte de vader zich op alle fronten. Datgene wat hem vroeger exclusief de nieerde, is steeds minder zijn territorium geworden. Welke bewonderenswaardige eigenschappen bleven er nog exclusief voor hem over? Wat de nieerde hem nog? Weinig. Papa was rijp voor de slacht. Klaar om in de series van de jaren negentig voor het grote publiek gemangeld te worden. Vaders werden meedogenloos als ultieme losers neergezet. Bunker in het kwadraat. Denk aan Married with Children. Wie herinnert zich Al Bundy niet, hangend op de bank met z’n rechterhand in zijn broek? Bundy is de antivader. Zo dom, zo afstandelijk en met zo’n grondige hekel aan zijn kinderen die zijn leven verpesten, dat hij in bijna elke a evering smeekt om uit zijn lijden te worden verlost. Ook andere series maakten van papa een dwalende kluns en portre eerden de moeder als stabiele factor in het gezin. In Roseanne is Dan Conner een vadsige goedzak die liever een bakje bier in z’n mik giet dan een esje melk in zijn kinderen. In Home Improvement houdt Tim Taylor evenveel van zijn gereedschapsset – ‘power tools’ zoals hij ze noemt – als van zijn kinderen. En in e Simpsons troe Homer Simpson nog net Al Bundy niet af als de meest ongeïnteresseerde en idiote vader guur die ooit op de televisie verscheen. Machtspelletjes met zijn kinderen is wat deze dwaas zowel uitput als op de been houdt. De moraal? Papa is zelf nog een kind en a ankelijk van de zorg van de sterke mama. Tot de eeuwwisseling ging deze vadervernedering door – daarna waren de vaders op. Op beter gezegd: het concept papa was op. De onafwendbare uitkomst van decennia emancipatie: papa is niet meer nodig. In Judging Amy en Gilmore Girls stelen jonge, alleenstaande vrouwen de show. Die kunnen het prima alleen. Ze verdienen het geld, doen het huishouden en zijn de perfecte moeder en vader ineen. Mama kreeg zelfs een ve e scheut glamour mee. Ze hee het allemaal!
En de vaders? Die veranderden in oude mannetjes. Le erlijk. In hitseries als Seinfeld, Friends of Frasier is pa een chagrijnig stuk vreten, stuntelig en zeer onhandig in de communicatie. Hij is vooral een rancuneuze passive aggressive papa die vindt dat zijn kinderen hem voortdurend tekortdoen. Waar staat hij nu? Wie zijn de nieuwe voorbeelden, de moderne rolmodellen? Voor wie hoopvol is heb ik slecht nieuws. Volgens mij zijn ze er niet meer. De klassieke patriarch is door de emancipatie gesneuveld. De moderne vader, betrokken en zorgzaam, was een prachtig antwoord, maar stor e de vaders in zo’n diepe crisis dat we ons liever identi ceerden met antivaders als Al Bundy. Het succes van de moderne vader hee zichzelf ondermijnd. Wat overblij zijn de brokstukken van het vaderschap. En tussen die smeulende puinhopen zou ik vader worden.
3
De zwangerschap De eersten aan wie Kate en ik vertelden dat we in verwachting waren, was een koppel uit Californië. We kenden deze mensen pas anderhalve maand – als tijdelijke buren die een paar weken hun woning in Amerika hadden geruild met onze echte buurvrouw. Toch waren zij gevoelsmatig degenen met wie we onze prille blijdschap konden delen; misschien wel moesten delen. Erica was vier maanden zwanger toen ik haar voor het eerst ontmoe e. Door haar bolgroeiende buik was ze voor mij van in het begin een absolute autoriteit op babygebied. Ze deed denken aan een moeder in de traditionele zin van het woord; rond, nuchter, praktisch en serieus. Liam daarentegen was haar onbezorgde wederhel . Hij leek oprecht te genieten van de mooie vooruitzichten van een kindje. Zware gedachten liet hij aan haar over, zij die zijn te onlaagje ontbeerde. Erica omschreef in een lang betoog haar zwangerschap: misselijkheid, pijntjes, schopjes, zwanger in het vliegtuig, bandenpijnen – alles kwam aan bod. Wat staat dit nog ver van me af, dacht ik. Ik kon me amper identi ceren met de dingen die ze vertelde. Terwijl... Hoe ver was het nog weg? Kate en ik zouden nog diezelfde maand proberen voor het eerst zwanger te worden. Zes weken later, aan het einde van onze rondreis door West-Amerika, zagen we ze opnieuw, in hun huis in San Anselmo, een stadje vlak boven San Francisco. We hadden intussen een stevige verzameling roze gekleurde zwangerschapstestjes bijeen geharkt. Elke ochtend vaste prik; vrolijk het plasje testen. Gewoon omdat het leuk is en we maar niet door onze voorraad heen raakten. Aan het ontbijt lieten we het roze stickje zien. Tussen de pancakes met aardbeien, waarom ook niet? Mijn nieuwe werkelijkheid had mijn hele beeld van Erica overhoopgehaald. In mijn perceptie was ze een stuk eleganter geworden; het moederlijke was verdwenen en het meisjesachtige kwam sterker naar voren. Van de ene op de
andere dag was ze veranderd in iemand die dicht bij mijn belevingswereld stond – de perfecte vraagbaak. == In die vroege dagen van de zwangerschap was ik als de dood voor een miskraam. Dat was toch wel het ergste wat je kon overkomen, had ik als jochie geleerd toen de buren van twee huizen verderop een doodgeboren kindje kregen. Een uitzonderlijke vorm van ongeluk had hen getroffen, liet ik me wijsmaken. Een miskraam? Wie overkomt dat nou? Dat miskramen vaker voorkomen – de hel van de vrouwen ervaart het minstens één keer in hun leven – leerde ik pas toen vrienden om me heen kinderen begonnen te krijgen en ik regelmatig hoorde dat het was misgegaan. Hoe kan het ook anders. Twee stukjes genmateriaal ontmoeten elkaar en beginnen als bezetenen cellen in elkaar te schroeven. Binnen een paar weken komt uit die celkluwen een hartje voort, dat op zeker moment binnen een vingerknip ritmisch moet gaan kloppen. Algauw moeten zich de eerste organen ontwikkelen en een eindeloze hoeveelheid hersencellen. Geen wonder dat de hel van de bevruchte eitjes vaak zonder dat de vrouw het in de gaten hee wordt afgestoten. procent van alle zwangerschappen eindigt in een klinisch herkenbare miskraam, ook wel spontane abortus genoemd. Bij rokende vrouwen is dat percentage het dubbele. procent van die miskramen vindt plaats vóór de veertiende week. De oorzaak is in tweederde van de gevallen toe te schrijven aan een ontwikkelingsstoornis. Eenvoudiger gezegd: tijdens de uitzinnige celproductie worden er enkele chromosomen te veel of te weinig aan de cellen toegevoegd. Veel vrouwen zoeken na een miskraam de schuld bij zichzelf. ‘Ik heb te hard gewerkt’, ‘Ik ben van de trap gevallen’. Niet voor niets maakte Kate zich zorgen toen we met Liam en Erica gingen inner tuben – een soort ra ing met een opgepompte autobinnenband in ijskoud water. Een uur lang hee Kate op me gelegen om maar niet met haar buik in het water te hoeven liggen. Wat als het een dag later was misgegaan? De werkelijke oorzaak speelt dan geen rol meer. Kate zou voor altijd hebben gedacht dat het aan het koude water lag. En ik zou misschien die ene cocktail als schuldige hebben aangewezen. Maar de oorzaak ligt zelden bij onszelf. Het gebeurt gewoon. (Overigens suggereert 20
90
recent onderzoek dat vrouwen die op hun linkerzijde slapen minder kans op een miskraam hebben – men denkt dat het met de bloedtoevoer te maken hee .) Erica vertelde nog tijdens dat vrolijke ontbijt dat ze het jaar ervoor in week veertien een miskraam had gehad. ‘Ik ben het als een fysieke oefening gaan zien,’ zei ze nuchter, terwijl ze haar pannenkoek at. ‘Ik bedoel: ik ben nog nooit eerder zwanger geweest. Als je in korte tijd zo veel veranderingen ondergaat, is het niet vreemd dat het soms misgaat.’ Ze kon wel eens gelijk hebben; vrouwen die binnen een hal aar na een miskraam opnieuw zwanger raken hebben de grootste kans op een probleemloze zwangerschap. == Met het allermooiste souvenir vlogen we terug naar Amsterdam. Met z’n tweeën heen, met drie weer retour. Vanaf dat moment begon het grote tellen: zes dagen gehad, nog te gaan. Nog weken! Het voelde als een eindeloze rit. Hoe zou ik dat gaan bolwerken? In het begin heb je nog het idee dat het snel gaat. Als je merkt dat de menstruatie uitblij en ontdekt dat je zwanger bent zit je allang niet meer in de eerste week. Je krijgt zowaar een paar weken cadeau. Daar kwam ik achter toen ik uitzocht wanneer Kate was uitgerekend. Vroeger had je daar draaikaartjes voor, zoals bij een parkeerkaart. Door verschillende schij es via de juiste gegevens tegen elkaar weg te schuiven, kon je zien op welke dag jouw baby naar verwachting het licht zou zien. Vandaag de dag gaat dat sneller. Op elke bevallingssite vind je wel een zwangerschapscalculator. Gewoon even de gevraagde gegevens aanleveren. Wat was de eerste dag van je laatste menstruatie? ‘Kate...!?’ ‘ juni!’ Ingevuld. Klik op: Bereken. Je maakt er nog even een moment van. Hoe vaak reken je immers de geboortedag van je kind uit? ‘Kate, ik ga klikken, hoor!’ ‘Ja, druk maar!’ Klik. U bent uitgerekend op april, antwoordde de machine. Wat? Grapje toch zeker? 274
39
25
01
‘En?’ vroeg Kate. ‘Euh... Kom zelf maar kijken.’ ‘O shit.’ Ze leunde op mijn schouder. ‘Hebben wíj weer.’ ‘Klopt dat wel?’ Bevruchtingsdatum: juli, wist het programma. ‘Ja. Toen zaten we in Jackson Hole. Op de kop af. Verdomme. Ik ga echt niet zeggen dat ik op april ben uitgerekend, oké? Daar heb ik geen zin. Ik weet nu al wat voor auwe grappen dat gaat uitlokken. Mijn kind is geen grap!’ ‘Dan zeggen we toch maart?’ Ze was even stil. ‘En ik wil niet dat mijn baby op april geboren wordt!’ Ze liep weer weg. ‘Hé! Er is ook goed nieuws!’ riep ik haar na. U bent vijf weken en vier dagen zwanger. ‘Wauw! Vanuit het niets naar week zes. Als het op deze manier doorgaat, hebben we over twee maanden ons kind in handen.’ Gek genoeg is dit de laatste snipper informatie die je tot week twaalf krijgt. Vanaf dit punt is het passief afwachten. Niemand houdt zich met je bezig, terwijl ik daar juist nu zo veel behoe e aan had. Ik had verwacht dat een rijtje deskundigen zou klaarstaan om zich over ons te ontfermen, dat we gescand, gescreend en aangemoedigd zouden worden, dat er testjes zouden worden uitgevoerd om te controleren of het embryo wel goed ‘is aangeslagen’. Zelfs de huisarts laat je zi en. De dag na de internetberekening ging Kate bij hem langs met de mededeling: ‘Dokter, ik heb mezelf getest, en ik ben zwanger.’ ‘Nou, laten we maar eens gaan kijken of dat zo is.’ Een testje later. ‘Van harte! U bent zwanger!’ ‘Goh, denkt u?’ ‘En nu?’ ‘Over een paar weken kunt u een afspraak maken met het consultatiebureau.’ ‘Dan pas? Moeten we niet eerder op zoek naar een verloskundige die vertelt dat het allemaal wel snor zit?’ 10
1
31
1
Dat kon pas rond week negen. Maar ook daar werden we na het inschrijven en de felicitaties vrolijk naar huis gestuurd. ‘Moet u niet even voelen?’ ‘Er valt niks te voelen,’ antwoordde de verloskundige. ‘Luisteren dan?’ ‘Ook niet. Dat komt pas met de twaalf weken echo.’ ‘Twaalf weken? Mogen we eerder? Je kunt het hartje toch al horen kloppen vanaf negen weken?’ ‘Als jullie dat heel graag willen...?’ ‘Het is eerder noodzaak,’ zei Kate. Een week later had ze haar eerste contractbesprekingen met de omroep over een aantal te presenteren programma’s. En die zouden juist worden opgenomen tijdens haar zwangerschap, met als uitsmijter een project in de zevende maand. Een zwangerschap confronteert je met dingen waar je daarvoor nog nooit bij stil hebt gestaan. Kun je als vrouw nog vrijelijk over een contract onderhandelen op het moment dat je zwanger bent? Moet je je uitspreken of juist niet? Waar hangt dat vanaf? Is het veranderende aangezicht van een presentatrice van doorslaggevend belang om het wel te doen? Of als de zwangerschap je werk bemoeilijkt? En hoe groot is het risico dat een deal uiteindelijk a etst? We hebben ons suf gepiekerd. Wat zou de beste strategie zijn om niet de kansen van Kate te verspelen? Je van de domme houden en pas na de contractondertekening bekendmaken dat ze in de programmaperiode misselijk voor de camera zou staan? Zwanger zijn is in het door mannetjes geregeerde televisieland absoluut geen pre. Tenzij je je sporen al hebt verdiend. Bridget Maasland, Katja Schuurman, Wendy van Dijk; ze liepen in dezelfde periode allemaal waggelend door Hilversum. Maar dat stelt je als relatieve nieuwkomer niet gerust. Zelfs in het ‘gewone’ bedrijfsleven neemt de doorsnee werkgever liever geen zwangere vrouwen aan. Het Meldpunt Discriminatie registreert jaarlijks nog altijd tientallen vrouwen die, na het zien van de dikke buik, botweg zijn verteld geen kans te maken. De zwangere vrouw wordt in deze zogezegd geëmancipeerde tijden nog regelmatig als risicofactor gezien en moet vaak een listige strategie verzinnen om niet bij voorbaat haar kansen te verspelen. Enrique, een vriend, vond deze hele discussie maar onzin: ‘Wat valt er nou te onderhandelen? Een kind is het meest bijzondere
wat er bestaat. Als zij dat niet op waarde kunnen inscha en, dan moeten zij toch hun wereldbeeld aanpassen?’ Kate besloot het gewoon te vertellen. Maar voordat ze het nieuws zou delen wilden we zeker weten dat het embryo de zo risicovolle eerste negen weken goed had doorstaan. Immers: we zaten nog steeds in de onzekere periode waarin procent van de miskramen voorkomt. == Alles hangt af van een kloppend hartje. Zodra dat ritmisch beweegt, kan het haast niet meer misgaan. Eenmaal in het echocentrum, zat ik hem behoorlijk te knijpen. Wat als...? De vriendelijke echovrouw nodigde ons uit in haar echokamer, een hokje van drie bij vier meter. Na wat gegevens te hebben uitgewisseld ging Kate op het hoge brancardbed liggen. Ik nam plaats naast haar, mijn blik gefocust op het breedbeeld televisiescherm boven het bed. Een uitwendige echo bleek in het vroege stadium van negen weken te weinig zicht te geven op het embryo (na negen weken is het overigens een foetus). Kate kon een ongemakkelijk inwendig kijkje verwachten. Zo piepklein is het dus, dacht ik. Het apparaat werd ingesmeerd met een klodder glijmiddel en verdween in Kate. Ik leunde rustig achterover en hield haar linkerhand vast. Zou er een kans bestaan dat ze het niet kan vinden? peinsde ik, mijn blik gekluisterd aan het zwarte scherm. We doken een lange tunnel in. Onherkenbare schaduwen vlogen voorbij. Het leken wel geesten afgebeeld als röntgenplaatjes. Een beetje draaien. Precies! En weer verder, recht door een schimmige grijswi e wereld. Maar, moesten we niet een keer links en rechts zoeken? Systematisch een strook in die vlezige massa uitkammen op zoek naar dat ene priegelig kleine erwtje? Dat dit kán, mijmerde ik quasi loso sch. O, de wondere wereld van de technologie. En bam!!! Alsof iemand met een gietijzeren koekenpan mijn gezicht platsloeg en me mijn ratio ontfutselde. Daar was ze – ‘ze’ omdat ik dácht dat het een meisje zou zijn en omdat ik wílde dat het een meisje zou zijn. In mijn hoofd zwol bombastische engelenmuziek op. 90
Halleluja!!! Halleluja!!! Halleluja!!! Midden op het grote scherm, zo groot als de ingezoomde kop van Diego Maradona die na zijn laatste doelpunt op het ’ cocaïne-extatisch de camera in schreeuwt, zo helder als een roodgloeiend hoe jzer dat zich in een netvlies brandt, hing aan de navelstreng een melkwit hompje cellen in de vorm van een cashewnoot. Te midden van al die cellen een uitzinnig kloppend hartje. Woofwoof–woofwoof–woofwoof!!! Mijn adem stokte en van opwinding verschenen er rode vlekken in mijn gezicht en nek. Hoe kon dit zo snel? We moesten toch eerst even zoeken? We hadden toch nog even? Hoe kon dit zo onaangekondigd mijn leven binnendringen? In een soort shocktoestand keek ik alleen nog maar omhoog naar het breedbeeldscherm en brabbelde bij herhaling enkele primaire le ergrepen over een profeet uit het jaar nul. Woofwoof–woofwoof–woofwoof!!! Zonder twijfel: dit is het meest indringende beeld dat ik ooit op een tv-scherm heb gezien. Dit is een realitysoap over de evolutie in haar meest naakte vorm. John de Mols Big Brother is er niks bij. Wat nou privacy! Cel voor cel wordt in het intiemste plekje van ons zijn, voor het oog van de camera, een mensje gebouwd. Woofwoof–woofwoof–woofwoof!!! Het hartje oogde enorm in vergelijking met het prille lichaampje dat eromheen hing. En wat was dat, een hoofdje? Aan één kant van het halve maanvormige weefsel zat een wat bredere ronding. Met in het midden een zwart puntje. Zou dat doorgaan voor een oogje? Terwijl Kate zich bevrijdde en weer aan het bureau van de echoscopiste schoof, was ik nog verzonken in het beeld op het scherm. Dit hompje vlees wordt een mens. Dit klontje weefsel gaat groeien, lopen, praten en zingen. Deze bonte verzameling cellen gaat spelen als ze vier is, kaarsjes uitblazen op haar negende verjaardag en me haten op haar vij iende. Dit peultje gaat het leven verkennen zoals wij dat allemaal hebben gedaan, zonder te weten waar ze nou eigenlijk moet beginnen. Kon ik het maar aanwijzen. Ik zou haar nu al willen voorbereiden op alles waar ze op moet le en. ‘Er zijn twee wegen om je leven te leiden,’ zei Albert Einstein. ‘Eén route is te leven alsof niets een wonder is. De andere is door te leven alsof alles een wonder WK
94
is.’
Kan ik haar leren welke keuze ze moet maken? ‘O dat prachtige peultje,’ mompelde ik een uur later dromerig door de telefoon tegen mijn goede vriend Ben. ‘Die garnaal, bedoel je!’ bagatelliseerde hij mijn geluk. Hij was zelf zeven maanden eerder vader geworden. ‘Precies, eikel! Dat is tot in de puntjes samengevat wat ik bedoelde.’ == Met het hoofd in de wolken zweefden we naar huis. De meest delicate fase was doorstaan. Eindelijk konden we het aan iedereen vertellen. ‘Eindelijk,’ want er zijn weinig dingen leuker dan trots aan vrienden of familie de vooraankondiging te doen en rustig te zeggen: ‘Ik moet jullie iets vertellen.’ Heerlijk is het om even een stilte laten vallen en te genieten van de gespannen blikken. Dan diep adem halen en in een lange zucht zeggen: ‘Ik word vader.’ Vooral het woordje ‘vader’ leent zich uitstekend om zwaar vanuit de onderbuik uit te spreken. Puur genieten om bij die term leeg te lopen. Het begin ‘Ik word’ zit nog wat vast achter in je keel. Je borstkast knijpt een beetje samen richting je strot. Even niet ople en en gierende zenuwen of kinderlijk enthousiasme nemen de overhand. Je stem verandert ongemerkt in een nasaal piepstemmetje, zoals je als kind ‘ikdoemiepmiepna’ zei. Maar heb je dat overbrugd, dan kan als een lange ontspannende zucht, eindelijk dat laatste woord eruit. ‘Vhhááááádhhééééér!!!’ Om weer een stilte te laten vallen. En uitgebreid en breed lachend de felicitaties in ontvangst te nemen. ‘Ja, dankjewel!’ Alsof ik een prestatie van jewelste heb verricht. ‘Nee, we zijn er superblij mee.’ ‘Ja, geweldig, hè!’ ‘Ik vind het ook fantastisch.’ ‘Nee, echt. Helemaal gepland! En al in de tweede maand dat we probeerden!’ ‘Ik wist ook niet dat het zo snel zou gaan.’ ‘O, je wist helemaal niet dat we probeerden?’ ‘Trek het je niet aan, joh. Ik heb het je ook niet verteld!’
En dan wachten op de volgende stilte, die bijna altijd een beetje ongemakkelijk is. De meesten schieten na de blijdschap in een onwezenlijke contemplatieve modus. ‘Goh... Vader.’ Misschien dat de impact van een nieuw mensje ons verstand te boven gaat. Zelfs als je dit ritueel zestig keer hebt herhaald tegen vrienden, je ouders of volslagen vreemden in de trein of bij de shoarmaboer, vertel je bij nummer weer net zo gedreven hetzelfde verhaal. Je moet ook wel; dit is het begin van het bewustwordingsproces. Bij elke herhaling druppelt er weer een bewustmakertje je hersenpan in. En je hebt ze allemaal nodig om tijdig in de gaten te krijgen wat er komt. == De beelden van de echo hadden me nieuwsgierig gemaakt. Ik had al wel nagedacht over het vaderschap, maar echt concreet wilde het maar niet worden. Als man blij het in die vroege weken behoorlijk afstandelijk. Je vriendin is zwanger, maar daar is niets van te zien. Behalve dat ze – als je geluk hebt – grotere borsten krijgt en – als ze pech hee – steeds misselijker rondloopt door de concentratie zwangerschapshormonen die zich de eerste twaalf weken dagelijks verdubbelt. Tegelijkertijd blij het voor de vrouw net zo abstract. Kate kon zich ook na de echo geen enkele voorstelling maken van wat er in haar buik zat. Ze speelde weliswaar gitaar, we zongen liedjes en we babbelden tegen het onvolgroeide mensje, maar dat deden we omdat allerlei onderzoeken beweerden dat de foetus dan zou wennen aan onze stemmen. Maar we kregen niets terug. Geen schopjes, geen hikjes, zelfs geen codetaal: twee keer van binnenuit duwen betekent nee, een keer duwen is ja. Zo is het kind, afgezien van de misselijkheid, voor de vrouw ook slechts een idee. Maar doordat het ergens in haar lichaam groeit, líjkt het alsof ze het kan aanraken en voelen. En dat ze contact kan maken. Veel mannen (en veel vrouwen) geloven dat de band tussen moeder en kind vanaf het begin concreet en tastbaar is. Met als gevolg dat de man zich afstandelijker opstelt. De zwangerschap? Dat bestaat voor de meeste mannen vooral uit machteloos toekijken. De doorsnee man lijkt die opstelling wel zo pre ig te vinden, heb ik gemerkt. Misschien is het om zo lang mogelijk te ontkennen dat er iemand aankomt die hun wereld op de schop zal gaan gooien. Ik 61
vroeg Gustav, een vriend die al halverwege zijn zwangerschap zat, hoe hij zich voelde onder het ‘zwanger zijn’. ‘Gewoon. Gelaten,’ zei hij quasigeïnteresseerd. ‘Gelaten? Hoe bedoel je? Je zit op de hel en nog steeds ondergá je de zwangerschap?’ ‘Wat kan ik doen? Als man sta je erbij en kijk je ernaar.’ ‘Maar...?’ Ik was verbijsterd. Dat juist hij dit zei. Hoog opgeleid, slim, maatschappelijk betrokken, maar als het om een baby’tje gaat zo afstandelijk als een priester. ‘In welke week zit je nu?’ ‘Euh, dat weet ik niet precies. Maar ik weet wel wanneer het is uitgerekend.’ ‘Zo, dat is al heel wat. Heb je al iets gelezen over het vaderschap? Ik kan wel een paar goede boekentips gebruiken.’ ‘Nee,’ zei hij vertwijfeld. ‘Heb je al gezocht?’ ‘Nee.’ ‘Wanneer ga je zoeken dan?’ ‘Dat weet ik niet. Binnenkort. En jij?’ ‘Ik ga zo meteen.’ ‘Wat zoek je?’ ‘Een boek dat dieper ingaat op wat het voor een man betekent om vader te worden. En vooral een boek waarin door een man wordt verteld hoe hij de weg naar het vaderschap hee afgelegd.’ Ik was geïnspireerd geraakt door Kate, die een dag eerder onder luid gejuich het boek What to Expect When You’re Expecting had binnengehaald. Deze vuistdikke pil in grootformaat is dé zwangerschapsbijbel in Amerika. Tot in detail wordt hierin beschreven welke veranderingen er op komst zijn. Van slappe bekkenbodemspieren, de inrichting van de babykamer, veranderende seksbehoe en tot de ontwikkeling van de foetus. Elk weekhoofdstuk begint met een prachtig verhaaltje over hoe de vrucht zich de komende week zal ontwikkelen. Over wanneer het hartje zal gaan kloppen, er oortjes ontstaan of hoe snel het hersenmateriaal zich vermenigvuldigt. Het is bijna voorleesmateriaal, zo vlak voor het slapen gaan:
‘Week # : Met een lengte van bijna vier centimeter (de omvang van een pruim), groeit jouw baby in razend tempo. En om dat tempo te kunnen bijbenen (en de eerste babystapjes te kunnen maken), ontstaan de eerste bo en en kraakbeen. Kleine inkepingen in de benen ontwikkelen zich tot knieën en enkels. Onvoorstelbaar voor iemand met het formaat van een pruim: de ellebogen van je baby’s armpjes werken al. Minieme knopjes van babytandjes groeien onder het tandvlees. Verder naar beneden vormt het maagje al verteringssappen. De nieren produceren steeds meer urine en – als je baby een jongetje is – beginnen de testikels al testosteron aan te maken (jongens blijven jongens, zelfs zo vroeg!).’ Nauwgezet komen ook de veranderingen aan bod die het vrouwenlichaam moet doorstaan. Misselijkheid, overgeven, hormoonontwikkeling, natuurlijke borstvergroting, intensivering van het reukvermogen, vergeetachtigheid, overvloedige speekselvorming, melkklierontwikkeling, ze ing van de baarmoederprop, vaginale afscheiding... Oké, dat laatste stukje was wat minder inspirerend; in een boek voor mannen liever geen uitgebreide lappen tekst over het veranderende vrouwenlichaam. Een voetnoot leek me voldoende, zodat we het op z’n minst zouden kunnen weten. Het ging tenslo e om een boek gericht op de aanstaande vader. En aan hem veranderde er tijdens de zwangerschap uiteindelijk niks. == Of wel? Steeds meer onderzoeken naar mannen die vader worden leggen verbanden tussen ‘het zwanger zijn’ en veranderende hormoonspiegels. Wat de invloed precies is, is door het geringe aantal onderzoeken nog niet helemaal duidelijk (tot voor kort waren alle studies puur gericht op moeder en kind). Zeker is dat vaders-in-spe meer veranderingen ondergaan dan hen waarschijnlijk lief is. Dat verklaart waarom sommige mannen zelf zwangerschapsverschijnselen gaan vertonen. Dit wordt het couvadesyndroom genoemd. Gezonde kerels die zomaar last krijgen van ochtendmisselijkheid, rugpijn en braken. Een enkeling krijgt aan het einde van de zwangerschap zelfs symptomen van weeën. Vroeger dacht men dat mannen in deze minderheidsgroep een psychische stoornis hadden. Nu blijken het sterk uctuerende hormoonspiegels te zijn, die de werking van de hersenen veranderen. Bij deze mannen is het testosteronniveau drastisch gedaald en tegelijkertijd de hoeveelheid prolactine (hormoon voor nesteldrang) sterk toegenomen. In theorie kan het dus elke man overkomen, want 10
iedere man hee hormonen als testosteron, prolactine, oxytocine, oestrogeen, cortisol of oestradiol standaard in het lichaam zi en. Die hormoonspiegels veranderen voortdurend. Neem testosteron. De man die zich opmaakt voor een uitbundig weekeindje stappen zit er tjokvol mee. Net als de man die zich wil voortplanten. Zijn testosteronspiegel schiet omhoog precies op het -dagen-interval waarin de vrouw eicellen loslaat. Toeval? Nee. Het zorgt ervoor dat hij als een geile beer zijn vrouw bespringt. Maar hoort hij dat hij vader wordt, dan zakt zijn testosteronspiegel. Eerst een beetje, maar ergens rond de bevalling is het meeste uit het systeem verdwenen. Dat drukt zijn ruwe kant naar de achtergrond. Het lie ijke en zorgzame dat ineens boven komt drijven, komt door stijgende waarden aan prolactine en oxytocine. De eerste beïnvloedt het zorggedrag bij mannen en vrouwen – en zorgt bij de moeder voor de melkproductie. De tweede brengt bij de vrouw de weeën op gang en wordt ook het knuffelhormoon genoemd. Wat nu precies de veranderende hormoonspiegels bij mannen veroorzaakt, is nog niet zeker. Hoe kan een man fysiek reageren op iets wat buiten zijn lichaam plaatsvindt? De wetenschap vermoedt dat het door feromonen komt; de geurstoffen die voortdurend als vlooien tussen mannen en vrouwen heen en weer springen. Maar: niet elke man reageert hetzelfde. Hormoonspiegels van mannen die totaal onbetrokken zijn tijdens de zwangerschap wisselen nauwelijks van samenstelling. Mannen die een grotere betrokkenheid tonen, zullen de grootste hormoonveranderingen ondergaan, en soepeler in de luier-verschoon-stand schieten. == Diezelfde middag wandelde ik naar de boekhandel. Ik koos ervoor om naar de grootste en meest commerciële lialen van Amsterdam te gaan, ervan uitgaande dat het assortiment daar het breedst zou zijn. Daarnaast hebben ze recent materiaal meestal ook op voorraad. Ik wil een boek meteen in mijn handen hebben. De hoeveelheid zwangerschapsboeken in de schappen ‘lifestyle’ en ‘opvoeding’ was werkelijk verbluffend. Hier zou vast het een en ander tussen staan. Helaas was het hoofdzakelijk mamamateriaal. Een schier onuitpu elijke voorraad moederboeken beschreef geestig, kweeïg of nuchter het proces rondom 28
de zwangerschap. Voor de man bleef een half verstopt plankje met zo’n vijf boekjes over. Wat een treurige aanblik. Ik was jaloers op Kate. Waarom bestond er niet zo’n boek voor de man? Hoe kwam het toch dat van de ruim zeshonderd pagina’s in What to Expect When You’re Expecting er slechts twintig waren gereserveerd voor de man – en daar mogen we al onze handen mee dichtknijpen. Waarom werden de weinige mannenboeken óf door vrouwen geschreven óf gepresenteerd als een uitgebreide handleiding? (Wat trouwens een onzinnig idee is: mannen lezen toch nooit de gebruiksaanwijzing? Of is er ineens een verschil tussen een dvd-speler en een baby?) Op zakelijke wijze worden we ‘betrokken’ bij het proces met o zo mannelijke termen als output, input, product en opbrengst als belangrijkste steekwoorden. Terwijl ik dit soort geestdodende termen uit het bedrijfsleven juist wil ontvluchten. Zó word je een goede vader! Hou toch op. Ik wil geen tienpuntenplan dat me vertelt waaraan ik moet voldoen. Maar een alternatief is er amper. De weinige persoonlijke verhalen in de schaarse papaliteratuur bestaan vooral uit pockets met onderbroekenlol. Net als veel mannen heb ik twijfels en onzekerheden. Ik ben benieuwd naar hoe het is om vader te worden. Ik vraag me af welke impact het zal hebben op mijn leven, wat er van me verwacht wordt en of ik dat allemaal wel aankan. Behoor ik als man te huilen bij de bevalling? Hoe reageer ik op de uitdijende buik van mijn vriendin? Verandert er wat bij mezelf? Wat als mijn kindje een aartslelijk mormeltje blijkt? Wat is een hydro ele luier? Hebben meconium, colostrum en een amnionpunctie iets met elkaar te maken? == Het antwoord op die laatste vraag kon de verloskundige ons vast geven. Het eerste bezoek was ontnuchterend. Het verbijsterde hoe snel ik me een vreemde eend in de bijt voelde. In de wachtkamer zat het vol vrouwen met een dromedarisbult aan de voorzijde. In het kantoorgedeelte hield een vij al dames de administratie en de agenda bij; op de vide waren twee kleine hokjes waar twee vrouwelijke verloskundigen spreekuur hielden. De tafel lag vol tijdschri en met mamameisjes op de cover en aan de muur hing een levensgroot schilderij met negen stralende vrouwgezichten van alle verloskundigen die er werkten. Het weinige dat voor
mannelijk kon doorgaan waren de blauwe kleurtjes op een wand vol geboortekaartjes. Verloskundige Anna-Louise riep ons en leidde ons het benauwde hokje in. De combinatie van het kale doktersbed en de steriele atmosfeer deed me denken aan een peeskamertje. Eenmaal naast Kate achter het bureautje beleefde ik een déjà vu. Had ik dit niet al eerder meegemaakt? O ja, bij de gynaecoloog. Kate kreeg een waslijst aan vragen over haar achtergrond. Of er erfelijke ziekten bij haar in de familie voorkwamen, of ze medicijnen gebruikt, of ze wel eens een bloedtransfusie had gehad, noem maar op. ‘Moet je van mij niks weten?’ vroeg ik nadat Kate door Anna-Louise was uitgehoord. Als een driegesprek zich uitsluitend tot twee personen beperkt, en ik niet een van hen ben, welt er altijd een sterke geldingsdrang in me op. ‘Ik ben toch de hel van het genmateriaal?’ ‘Nee,’ beet ze me smalend toe. ‘Jij mag blijven zi en en meeluisteren.’ ‘Wil je dat ik in de hoek ga zi en met een knipmuts op?’ vroeg ik verontwaardigd. Beide dames keken elkaar lachend aan. Het vrouwenbolwerk dat ‘kinderland’ heet, hee nog de nodige emancipatoire revoluties nodig voordat ik als man serieus wordt genomen. Toch ben ik bij elke controle met Kate meegegaan. Ik wilde niets van de zwangerschap missen. Gaandeweg zag ik dat de mij toebedeelde rol van wormvormig aanhangsel eenvoudig was om te buigen tot een onmisbare en zwaar onderscha e positie. Als man ben je – en ik zal proberen niet te overdrijven – de scherpe buitenstaander; de advocaat die het grotere geheel nauwgezet in de gaten houdt; de tafelheer die vanuit een beschouwende positie met spitsvondige waarnemingen komt. De meeste vrouwen moeten het echter zonder tafelheer stellen. Zowel hier als in het consultatiebureau aan de overkant – dit stukje Amsterdam heet in de volksmond niet voor niets ‘De Geboortestraat’ – zat het vol vrouwen. Zelfs aan de populatie in het café pal naast de verloskundigenpraktijk, viel af te leiden dat de moeders het kinderrijk voor zich alleen hadden.
Kate en ik stelden vooraf altijd een lijstje met vragen op. Gemiddeld stonden daar tussen de vijf en de tien vragen op. Van voorspelbaar tot absurd: ‘Mag ik nog zalm eten?’, ‘Waarom heb ik geen gevoel meer in de bovenbenen?’, ‘Wordt mijn kind slimmer van visoliecapsules?’, ‘Kan de baby zich verslikken in mijn sperma?’, ‘Als ik koorts heb, hee zij dat dan ook?’, ‘Als de placenta aan de buikkant zit, voel ik dan de schopjes net zo goed?’, ‘Ik heb chorizo gegeten, wat nu?’ Terwijl Kate en Anna-Louise het lijstje a iepen en regelmatig afdwaalden naar stereotype vrouwenpraat, bestudeerde ik de posters met dwarsdoorsneden van zwangere vrouwenlichamen en de plastieken voorbeeldbaby’s. Ze zijn er in alle formaten, van vijf, tien, twintig weken, enzovoort. Elke keer zie je daarin andere aspecten waaruit je inspiratie put voor nieuwe vragen. Zo zag ik na een paar bezoeken dat de baarmoeder met de opening naar beneden wijst. Als zo’n baby de juiste positie hee ingenomen en op de kop hangt, daalt dan niet al het bloed door de zwaartekracht naar zijn hersens? Aan het eind van het bezoek – de duur hing af van de hoeveelheid (domme) vragen – werd er standaard geluisterd naar het hartje. Ik had het al vaker gehoord en gezien bij de eerste echo, maar ernaar luisteren bleef onwezenlijk. Een thuisstethoscoop is een absolute must; die hebben we meteen besteld. Voor zestig euro heb je zo’n apparaatje met twee uitgangen voor een koptelefoon. Een druppel geluidsgeleidende gel uit de bijgeleverde tube erop en heerlijk wegdromen bij het geluid van dat kloppende hartje. Een van de meest verslavende en intiemste belevingen van de zwangerschap. En elke keer weer spannend. Soms ligt de foetus zo gedraaid dat de borstkas of het ruggetje zijwaarts ligt, waardoor je geen kloppingen hoort. Niets om je zorgen over te maken, zeg je tegen jezelf. Op een avond schoof ik het apparaatje zonder resultaat over Kates buik. Het zal toch niet? Wat als er werkelijk iets mis was? We konden het niet uitsluiten, we zaten nog altijd in die eerste onzekere veertien weken. Gefocust bleef ik luisteren naar de geluiden uit Kates binnenste. Een diepe brom steeg op vanuit haar darmen. Ingewanden klotsten zachtjes smakkend tegen elkaar aan. Haar bloed suisde regelmatig door de buikslagaders. Het ritme klonk vertraagd vergeleken met het donderende geraas van het hartje van de foetus, die ik eindelijk had gevonden.
Het babyhart pompte als een Zwitsers uurwerk; vastberaden, alsof het een missie had. Ergens in die slijmerige massa sluimerde nieuw leven. Het broeide en bromde; je hoorde het bijna groeien. Voor elke hartklopping weer een nieuwe cel. Vooral in die beginfase waarin er nog amper een buikje waarneembaar is, luisterden we elke dag wel een keer naar dat onverwoestbaar klinkende ritme. Dat verminderde naarmate Kates buik groeide en het leven binnenin van buiten zichtbaarder werd. Rond de veertiende week begon bij Kate voorzichtig iets te bollen. Kate is een frêle meisje. Tenger, jn, klein. Bij vrouwen met haar bouw duurt het altijd langer voordat het buikje opkomt. Meestal dragen zij de buik spits naar voren. Van achteren is het nauwelijks waarneembaar dat ze zwanger zijn; zelfs niet als ze bijna zijn uitgerekend. Andere vrouwen dijen sneller uit. Maar daar valt weinig aan te doen, dat hee met de bouw te maken. Vooral de billen, de heupen en de zijkanten van de onderrug, de zogeheten ‘love handles’, worden gespekt met een goede vetreserve. Veel vrouwen grijpen de zwangerschap aan als excuus om ongestra te kunnen schransen. Alsof het negen maanden lang Kerstmis is. Gemiddeld komt een zwangere vrouw in negen maanden zo’n veertien kilo aan. Rond die marge hee dit na de zwangerschap weinig consequenties. Alles wat erboven zit, zal er met veel arbeid weer moeten worden afgetraind. == Na dertien weken volgde echo nummer twee. De echo in deze fase is bijzonder omdat de combinatietest wordt afgenomen. Uit deze test, die moet worden uitgevoerd tussen de negende en de veertiende week, moet blijken of de foetus een verhoogd risico hee op het syndroom van Down. De test beslaat twee delen: een bloedonderzoek en een nekplooimeting van de foetus via de echo. Het buisje met bloed was bij Kate gauw gevuld. Daarna ging het naar het lab voor hormonaal onderzoek. De uitslag zouden we pas anderhalve week later te horen krijgen. De nekplooimeting was via het scherm te volgen. Elke foetus hee tot ongeveer veertien weken een laagje vocht onder de huid. Dat laagje loopt van het ruggetje, via de nek helemaal over het hoofd door tot aan het gezicht. Bij de hersens is het een dun laagje, maar bij het nekje is het gewoonlijk iets dikker. Soms zit er echter
te veel vocht onder. Dat kan een indicatie zijn voor chromosoomafwijkingen. En dat kan weer leiden tot een geestelijk gehandicapt kind. Om dat in kaart te brengen wordt de breedte van de met vocht gevulde plooi gemeten. Is de plooi breder dan , millimeter, dan spreekt men van een verhoogde kans. In cijfers: een verhoogde kans is een kans van één op tweehonderd of groter. De plooi van onze foetus zat op , millimeter. Ruim binnen de marge dus. Gecombineerd met het bloedonderzoek dat per post binnenkwam, zaten wij op een kans van op om een kind te krijgen met het syndroom van Down. Goed nieuws. Maar wat zou ik doen als ik wél in de risicogroep zou vallen? Ik bedoel: één op tweehonderd valt toch best mee? Of zou ik het zeker willen weten? Dat kan via een vlokkentest en een vruchtwaterpunctie. Maar daarmee boor je wel een ander moreel dilemma aan. Want aan het ontrekken van wat weefsel van de placenta en een paar milliliter vruchtwater kleven extra risico’s. Vier op de duizend onderzoeken hee een miskraam tot gevolg. Is dat het waard? De kans op een gezond kind is nog altijd zoveel groter. Om die reden koos mijn vriend Ben, die zeven maanden eerder een jongetje had gekregen, ervoor om de combitest helemaal niet te doen. ‘Wat levert het me op? De kans is zó klein! En wat moet ik doen als ik het wel weet. Moet ik het laten weghalen?’ Om eerlijk te zijn: op dat moment in de zwangerschap zou ik zekerheid willen hebben. Ik zou het resultaat van de vlokkentest en vruchtwaterpunctie willen weten. En als de uitslag zou zijn dat onze foetus te veel chromosomen bevat en verstandelijk gehandicapt zou worden, zou ik het laten weghalen. Ik zie mezelf dat eenvoudigweg niet doen. Oneerbiedig gezegd: dat past niet in mijn leven. == In de zeventiende week hadden we weer een echo gepland, met als doel het geslacht te achterhalen. We hadden sterk het gevoel dat het een meisje zou worden. En zoals gezegd: dat was ook waar ik op hoopte. Zo vlak voor deze echo begonnen we serieus te losoferen over welke naam we hem of haar wilden geven. Dat is nog serious business. Het blijkt dat je met de naam onbewust al een beetje het levenspad van jouw kind bepaalt. Anna, Emma of Elizabeth hebben een kleinere kans om wiskunde of natuurkunde te gaan studeren. Dit zijn erg vrouwelijke namen. Een meisje dat Alex heet hee echter 3 5
1 9
1
5200
een grotere kans om een bètastudie te volgen. Hoe dat kan? Namen ze en bij voorbaat een krachtig beeld van iemand neer. Deze vooroordelen beïnvloeden de reactie en de verwachtingen van anderen, en daarmee het gedrag van Alex. Dus mocht je je kind niet al een speci eke richting in willen sturen, houdt rekening met de keuze van de naam. Kies geen namen als Wesley of Priscilla; die worden geassocieerd met een lagere sociale status. In een studie met . kinderen scoorden zij op een examen tot procent lager dan lee ijdsgenootjes met elitaire namen als Sophie of Alexander. Leraren vonden hen slimmer en sociaal vaardiger. Kevin en Angelina werden vooral in verband gebracht met leerproblemen. Kevin is geen naam, maar een diagnose, aldus het onderzoek. Wil je graag dat je kind populair is op school? Dan zit je goed met Daan, Sem, Ruben, Lars en omas. Dat zijn topnamen voor jongens. Voor meisjes vallen Emma, Sophie, Julia, Lieke en Lisa altijd in de smaak. Mocht je als ouder een hekel aan je kind hebben en het vanaf de geboorte op achterstand willen ze en, geef het een naam die meedingt naar de Schaamnaamtitel van . Ze schijnen echt te bestaan: baby’s die hun leven begonnen met namen als Fokje Modder, Stanley Messie, Coos Buster, Anna Nas, Con Domen, Aart Beving of Constant de Klos. Voor de gewone sterveling zijn er diverse namenboeken beschikbaar. Tussen lange lijsten kun je op zoek naar de voor jou ideale naam. Maar dat vond ik maar saai. Liever le e ik goed op namen die in speel lms of boeken voorkwamen. Ook in de krant en in tijdschri en zijn veel namen te vinden. Zit je er eenmaal in, dan ga je ook de namen evalueren die moeders over straat schreeuwen om hun kind te roepen. ‘Maááááx!!! Eééten...!’ Hm, Max...? Nee, toch maar niet. Daarbij, een jongensnaam was toch niet zo belangrijk: we zouden toch een meisje krijgen. En een meisje zou Wyoming gaan heten. Stoer, speels, sterk. A omstig van de staat waarin ze is verwekt. Die dag kregen we geen uitsluitsel. Het geslacht was niet te zien op de echo. De echoscopiste had wel een vermoeden, maar wat dat precies was zou ze pas over drie weken vertellen, tijdens de twintig weken echo. Drie weken later lag Kate weer op het grijze bed. De echoscopiste was aan het draaien en duwen om een piemeltje of een kutje te zoeken. ‘Ik kan het niet zien,’ zei ze. ‘Het ligt precies met haar rug naar me toe.’ 55 000
3
3FM
5
‘Kan ik iets doen?’ zei Kate. ‘Jawel. Springen!’ Kate danste een minuutje door de spaarzaam verlichte ruimte en ging weer op bed liggen. De echovrouw smeerde een nieuwe klodder geleidende gel op haar buik, waarna ze het apparaat er weer op drukte. Na wat duw- en trekwerk zag ik drie streepjes tussen de beentjes van de foetus verschijnen. ‘Ik weet wat het is,’ zei ik. ‘Waar dan?’ riep Kate. ‘Ik zie het niet.’ ‘Wil je het weten?’ ‘Ja, duhuh.’ ‘Het is een meisje. Toch? Kijk, hier lopen drie streepjes.’ Het echodametje gaf me een knipoog. ‘Ik denk het ook,’ zei ze. ‘Maar garanderen kan ik het niet. Het is nog een beetje onduidelijk. Dat is bijna altijd zo bij meisjes.’ ‘Kun je een scha ing maken?’ vroeg ik. ‘Is het y y?’ ‘Ik zou zeggen: zeventig om dertig.’ ‘Dat is genoeg, Kate. We krijgen een meisje.’ ‘Wyoming!’ == Later die dag belde Gustav. Hij zat met zijn zwangerschap ergens in week dertig en wist allang of hij een jongetje of een meisje zou krijgen. Maar wat het zou worden weigerde hij aan mij en de rest van de wereld te vertellen. Dat had hij zo afgesproken met zijn vriendin. Ik heb nooit goed begrepen welk genot hij daaraan beleefde. Als je niet wilt weten wat het geslacht is, zodat het bij de geboorte een verrassing is, dat begrijp ik. Maar waarin schuilt de meerwaarde van het wel weten, maar het niet vertellen? Is dat omdat je dan een geheimpje met elkaar deelt? En hoe doe je dat als je met vrienden over het nakende vaderschap praat. Ga je dan echt constant verwijzen naar ‘hij of zij’ in dezelfde zin? ‘Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?’ vroeg ik hem een paar weken eerder op de man af. ‘Dat heb ik zo met mijn vriendin afgesproken.’ ‘Dat mag ik toch aannemen, ja. Maar daar is toch een reden voor?’
‘Ik begrijp dat je het graag wilt weten,’ ontweek hij mijn vraag. ‘Maar ik heb het beloofd.’ ‘Maar er is toch een verklaring voor? Je hebt het toch met elkaar overlegd?’ ‘Omdat het een geheim is, nou goed? Ik vind het intiem om dit geheim met haar alleen te delen.’ Het hoge woord was eruit. ‘Dat is toch een mooie uitleg? Waarom zeg je dat niet meteen?’ Kennelijk lag het gevoelig bij Gustav. Zou dat voor veel mensen gelden? Kate en ik kenden wat dat betre geen enkele twijfel. Iedereen mocht het weten. De verrassing zat in het moment dat je voor het eerst weet wat het is. En of dat bij de bevalling is of halverwege bij een echo, daarin zag ik geen verschil. ‘Ik krijg een meisje,’ zei ik tegen hem. ‘O,’ reageerde hij ietwat afstandelijk. ‘Gefeliciteerd.’ Ik besloot hem een beetje te testen. Misschien kon ik hem zijn geheimpje ontfutselen. ‘De echo was prachtig, echt schi erend. Ik bedoel: jij hebt het ook nog maar pas meegemaakt. Herinner je het nog?’ ‘Ja, natuurlijk. Wat denk je!’ ‘Was het bij jullie ook meteen duidelijk wat het was?’ ‘Meteen! Overduidelijk. Geen enkele twijfel.’ ‘Geen enkele twijfel?’ lachte ik. ‘Dan krijgen jullie een jongetje.’ ‘Je bent een lul!’ riep Gustav. Met een grote grijns hing ik op. == Zoals elke zwangere vrouw begon Kate nesteldrang te krijgen – een bekend fenomeen waarbij vrouwen vermoedelijk onder invloed van het hormoon prolactine het huis beginnen te poetsen en de babykamer klaar willen hebben. De gemiddelde man ziet natuurlijk ook graag dat het huis babyproof is als de kleine komt, maar meestal beperkt die drang zich tot de laatste twee weken – schijnbaar vanuit het niets stijgt zijn prolactinegehalte met een vijfde en daalt zijn testosteronniveau procent. Kate kreeg echter na vier maanden al visoenen van hoe het huis eruit zou moeten zien – theoretische droomgezichten blijven bij haar helaas nooit lang een abstractie. ‘Spijkers met koppen!’ galmt het dan door het huis. Alsof ik in een of 33
andere hypotheekreclame zit. En dus verraste ze me een weekje later met een telefoontje. ‘Geweldig nieuws!’ zei ze. ‘Ik heb voor een prikkie een speelbox geritseld bij de Bijenkorf. Een mooie wi e, van anderhalf bij anderhalf. Extra groot! Kom je ’m ophalen?’ Ik schudde ongelovig mijn hoofd. We zaten pas in week zestien! Plus: we wonen in een kleine hofwoning in het hart van de Amsterdamse Jordaan. Elke kubieke centimeter aan vrije ruimte moest zorgvuldig worden gekoesterd. ‘Tuurlijk,’ zei ik snerend. ‘Wil je dat ik met de vrachtwagen kom of past-ie ook voorop onze he ruck?’ ‘Háha,’ sneerde Kate terug. Onderhandelen of overleggen had in deze fase geen zin meer. Na het nodige sleur- en knutselwerk stond er inderdaad een grote, wi e box in onze huiskamer. ‘Zo. Die staat.’ ‘Mooi, hè?’ zei Kate. ‘Zeker,’ zei ik, lichtelijk geïntimideerd door het gevaarte. Gevolgd door: ‘Zullen we hem nu weer inpakken? En onder het bed leggen? We zi en pas in de vierde maand. Lijkt me een tikkeltje te vroeg.’ Kate keek me aan: ‘Graag!’ Ah, ook zij vond het kennelijk te confronterend. Twee gedemonteerde schroe es verder bedacht ik me dat ik geen zin had om dat onhandige gevaarte weer uit elkaar te halen. ‘Hé, misschien is het juist wel goed om dat ding te laten staan,’ opperde ik als lui alternatief. ‘Dan worden we elke dag geconfronteerd met de baby en is het onmogelijk om te vergeten wat er aankomt.’ En dus hee de box vijf maanden lang ter inspiratie in onze huiskamer gestaan. Gestaag vulde het zich met kleertjes, boekjes en speeltjes die we tussendoor in de winkel tegenkwamen of van vrienden kregen. Datzelfde gold voor de babykamer. In januari, drie maanden voor de uitgerekende datum, begonnen mensen me te vragen: ‘Zó, dan wordt het nu wel eens tijd om aan de kinderkamer te beginnen, niet?’ ‘Ah joh, dat ding was voor de kerst al af.’
Er was een speciale verbouwing voor nodig geweest. Uitgevoerd door een paar beunhazen die voor een appel en een ei een vriendendienstje wilden verrichten. Twee dagen dachten ze nodig te hebben om een gat in de muur te zagen voor een extra deur en het doortrekken van een muurtje om een apart kamertje te verkrijgen. Dat werden er in totaal zeven. Niet iets wat je drie weken voor de bevalling wilt meemaken. Achteraf ben ik een groot pleitbezorger geworden van een vroege kinderkamer. Hoe dichter tegen de bevalling aan, des te meer je als man alleen moet doen. Daarbij duurt het decoreren, verven, behangen en aankleden altijd langer dan je inplant. Maar het mooiste voordeel: vier maanden lang heb ik bijna elke avond wel even door het deurgat gedagdroomd over dat onbekende baby’tje dat hier vanaf april zou komen wonen. == We leerden haar steeds beter kennen. Vooral na de twintig weken echo. In dit stadium was ze eigenlijk al een mensje. Haar organen waren gevormd, bo en en kraakbeen zaten in elkaar. Vanaf dit punt is het uitontwikkelen en zorgen dat de hersenen ongestoord kunnen groeien. De echo brengt het allemaal fabuleus in beeld. Er wordt gecontroleerd of de foetus geen open ruggetje hee , of de hersenen zich goed ontwikkelen, of de beentjes en armpjes verhoudingsgewijs lang genoeg zijn en hoe rond haar buikje is. Bij Wyoming was er een heldere zwarte vlek in haar maagje zichtbaar wat erop duidde dat ze gulzig van het vruchtwater dronk. We hadden geluk, precies tijdens de echo begon ze een paar slokjes te nemen. In de dwarsdoorsnede van de echo was haar jn te zien hoe haar mondje en tongetje een slikkende beweging maakten. Ze trapte en spartelde. Stilzi en bleek niets voor haar. ’s Nachts schopte zo hard dat het leek of ze er acuut uit wilde. Ze had zo vaak de hik dat we bang waren dat ze al het vruchtwater opdronk. Door mijn hoofd op haar buik te leggen, voelde ik haar energie tegen mijn wang. Mijn handen legde ik bij het inslapen lichtjes op Kates buik. Zo voelde ik haar krachtige trappen. Soms reageerde ze als ik mijn hand verplaatste naar andere plekken, door juist daar te schoppen. Of dit daadwerkelijk interactie is, of een primaire reactie van de foetus omdat ik haar habitat verander, was me niet duidelijk. Toch voelde het alsof ik wel degelijk contact maakte met mijn kindje, opgesloten in de buik van een vrouw.
== Zo rond de zevende maand begon ik me af te vragen hoe ik mijn achternaam voor Wyoming kon veiligstellen. Niet dat Kate een lelijke achternaam hee , ik vond het een geruststellend idee dat ze mijn naam zou dragen. We zijn echter niet getrouwd, we wonen samen zonder samenlevingscontract, dus hoe werkt dat? Tot mijn grote verbazing ontdekte ik dat een ongetrouwde vader-in-spe voor de wet niet bestaat. Ik bleek geen enkel juridisch recht over mijn baby te hebben. Ergens had ik dat kunnen verwachten, want zoals zoveel wat in onze maatschappij met zorg en kinderen te maken hee : het draait om de vrouw. Alleen het moederschap is zeker – herinnert u zich het betoog van omas Hobbes nog? De man die wil dat hij juridisch als de vader wordt gezien, moet officieel het kind erkennen. Met een ondertekende verklaring van Kate kon ik bij het gemeentehuis mijn kind te claimen. Maar om ook nog eens mijn achternaam aan haar door te geven, moest ik vóór de geboorte erkenning aanvragen van ‘de ongeboren vrucht’. Zou ik dat later doen – denk aan een logisch moment zoals de aangi e kort na de geboorte – dan zou ze automatisch Kates achternaam krijgen (en haar Belgische nationaliteit). De administratieve rompslomp begint voor de ongetrouwde man pas goed ná de geboorte. Telde ik na het erkennen juridisch eindelijk weer mee, bleek ik nog steeds niks over mijn kind te zeggen te hebben. Basale zaken als zeggenschap over schoolkeuze en beslissingsrecht bij medische problemen bleven buiten mijn bereik zolang ik geen gezag had aangevraagd. Zelfs als Kate onverhoopt zou overlijden, was het lang niet zeker dat mijn kind bij mij zou mogen blijven – Kates ouders zouden de eerste rechthebbenden zijn. Ik zou dus na de geboorte opnieuw naar het gemeentehuis moeten. Maar dan om voor tientallen euro’s ui reksels en geboorteaktes aan te vragen. Dat hele pakket aan formulieren en kopieën van legitimatiebewijzen zou ik dan – voorzien van die broodnodige handtekening van mams – naar de rechtbank moeten sturen. Pas dan zou ik gezag krijgen. Tot die tijd was Kate in theorie gerechtigd elke man gezag toe te kennen, inclusief de melkboer. Er zijn genoeg ongetrouwde vaders die uit luiheid, onverschilligheid of gewoon uit goed vertrouwen, nooit dat gezag hebben geregeld. Waarom zouden ze ook? Ze waren toch gelukkig in hun relatie? Wij beslissen alles samen, dachten
ze. Tot de relatie uit ging. Plots hadden de mannen nul rechten; de macht van de ongetrouwde moeder is tenslo e grenzeloos. == Kate begon door haar veranderende hormoonhuishouding sterker te hunkeren naar seks. Hoe vaker, hoe liever, werd haar mo o – in tegenstelling tot de meerderheid van de vrouwen waarbij het libido tijdens de zwangerschap afneemt. Ik stond daar als man van een zwangere vrouw ambivalent tegenover. Meer seks: prachtig! Maar: tegelijkertijd is die hele zone vanaf de vagina omhoog tot en met de borsten tijdelijk gederomantiseerd. Ze is functioneel geworden. In de borsten ontwikkelen zich melkklieren en onder in de baarmoeder hee zich een slijmerige prop vastgezet die het fragiele leventje binnenin steriel van de boze buitenwereld afgesloten moet houden. Met een beetje fantasie kun je die slijmprop vergelijken met een stevige kurk die een klassieke lederen waterzak afsluit. En net als die kurk is de slijmprop licht semipermeabel waardoor het hele kleine beetjes vocht doorlaat. Bij de kurk verdampt het direct, maar bij de prop wordt het via de vagina als een wi ig slijm afgevoerd. Hoe ga je hier als man mee om? Gaat het macho credo ‘Een goede schipper bevaart ook de Rode Zee’ – een verwijzing naar seks tijdens de maandelijkse menstruatieongemakken – ook hier op? Is orale seks nog wel zo’n frisse optie? En wat doe je als de tepel waaraan je teder zuigt rond de achtste maand spontaan melk begint te spuiten? Krab je je achter de oren en denk je: ‘Ik zit mijn tijd wel uit’? Mijn huiselijke seksbehoe e werd, nadat verscheidene op vrouwen gerichte boeken mij confronteerden met deze interne veranderingen, danig op de proef gesteld. Orale seks was een absolute no-go, evenals het uitbundig betasten van Kates borsten. Maar dat had vooral te maken met de extreme gevoeligheid die opkwam doordat haar borsten in no time groeiden van cupmaat naar . Wat maakte dat ik me terugtrok? Leek het me gewoon vies, of speelde er iets anders? Laten we niet om de hete brij draaien: beffen als er wi ig slijm uit een kutje sijpelt is niet mijn ideaalbeeld van een geile sekssessie. Evenmin zit ik te wachten op een melksproeiende tepel. B
F
Toch is dit niet het hele verhaal. Iets fundamentelers weerhield mij ook van volledige overgave. Namelijk dat je bij orale seks gevoelsmatig wel héél dicht bij de foetus komt. Het idee dat het kindje er via die speci eke weg in is geraakt en er via dezelfde route weer zal uitgaan, schiep respect en afstand. Hoe kon ik daar tekeer gaan als mijn nageslacht le erlijk onder mijn neus furieus aan het werk was om zichzelf cel voor cel op te bouwen? Deze plek was heilig. Ik voelde me eerder een waakhond die bescherming biedt dan een geile dienaar die zijn kans schoon ziet. Om die reden was ik ook gereserveerd over ‘gewone seks’. Zeg maar: de koele penetratie. Ook hier manifesteren de reserves zich vanaf de veertiende week; het moment waarop het buikje een mooie buik begint te worden. Zolang die amper zichtbaar is en de foetus een totale abstractie blij , hee het nauwelijks impact op het mannelijke systeem. Daarna beginnen de twijfels. Kan ik het kindje pijn doen? Is mijn lul daar groot genoeg voor? (Beste man, geen zorgen, uw koninklijke hoogheid of hoe u hem ook noemt, ontbeert een dergelijke spanwijdte!) Kan ik zo hard klaarkomen dat ik de slijmprop eruit spuit? (Beste man, geen zorgen, ook dat lukt u niet!) Als je dit eenmaal hebt geaccepteerd, wordt seks met een zwangere vrouw een bijzondere belevenis van ongeëvenaarde intimiteit. Want ergens vrij je gevoelsmatig niet meer met twee, maar met z’n drieën. Vooral wanneer de vrouw als een amazone bovenop zit en haar buik pront naar jou wijst wordt het surreëel. Het is moeilijk om niet op haar buik te focussen. Hoe hou je haar vast? Hoe schuif je haar heen en weer? Aan de dijbenen? Of toch voorzichtig aan de zijkant van haar buik? Altijd was ik me bewust van de aanwezigheid van dat prille wezentje. De klassieke missionarishouding durfde ik niet meer. Straks zou ik te veel ontspannen en mijn gewicht laten vieren. Het kon ook haast niet meer, die buik zat danig in de weg. Tenzij ik als een soort gewichtheffer voortdurend op gestrekte armen zou steunen. Ook achterlangs merkte ik dat de lichaamsbalans van mijn lief was veranderd. Alles ging in slow motion. Bij mij was de seks vanaf de achtste maand voorbij. Het concrete karakter van de harde buiken en de extreem gevoelige borsten ontnamen mijn geest de fantasierijke creativiteit die ik ervoor wel aan de dag kon leggen. De
zwangerschapsgymnastiek die Kate al enkele weken volgde en de informatieavonden op het consultatiebureau en het ziekenhuis beroofden me van het laatste beetje lust. Ik was nog een doorze er, als je de statistieken mag geloven. Uit onderzoek blijkt dat een overgrote meerderheid van de mannen tijdens de zwangerschap met een verlaagd libido kampt. Dat libido daalt naarmate het traject vordert. procent hee in het eerste trimester minder zin in seks, procent ziet het in het tweede deel niet meer zi en en procent van de mannen hee ‘hoofdpijn’ in het laatste trimester. De zwangere vrouwen scoren overigens nog beroerder. Driekwart van hen voelt geen aandrang meer naar seks in het derde trimester. Met als resultaat dat minstens procent – in sommige onderzoeken zelfs procent – ook daadwerkelijk geen seks meer hee in die laatste drie maanden. Van de mannen die hun libido niet voelen afnemen, lijkt een deel hun heil te zoeken bij andere, niet-zwangere vrouwen. Dat is me althans ooit inge uisterd door een psychologe. Hoe hoog die cijfers werkelijk liggen, is waarschijnlijk niet te achterhalen. Schuinsmarcheerders staan er niet om bekend tegenover onderzoekers een boekje open te doen. Op internetfora wordt het vreemdgaan echter door veel wanhopige zwangere vrouwen uitgebreid uit de doeken gedaan. Vreemdgaande vrouwen zijn er trouwens ook te vinden. Maar de mannen aan wie ze ontrouw zijn wijten dat vooral aan de zwangerschapshormonen: alsof ze even ontoerekeningsvatbaar zijn. == Ergens in die seksloze laatste maanden moest ik mee naar zwangerschapsgymnastiek – de pufclub van Kate. Mannen werden door gymgoeroe Carita Salomé pas in de laatste fase van de lessen toegelaten. Niet dat ik stond te springen om elke oefening mee te stretchen – daarvoor moest ik een zeker gêne overwinnen – ik wil slechts de kan ekening plaatsen dat ook hier de rol van de man is gemarginaliseerd. De les bestond uit een theoretische uiteenze ing door de docente. Ze schetste de puzzel die het baby’tje moet oplossen om het vrouwenbekken door te komen. De doorgang van het bekken is namelijk niet rond maar ovaal. Het even ovale hoofdje past er goed door, maar de haaks staande schoudertjes niet. Het baby’tje moet daarom een kwartslag draaien zodat ook de bredere schouders zich erdoor 9
17
64
83
100
kunnen wurmen. Is dat gelukt, dan draait het kind weer een kwartslag terug voor het laatste stuk door het vaginakanaal. De theorie werd gevolgd door een praktijkcursus persles. Tijdens de persweeën is het de taak van de man om de vrouw te helpen op de juiste manier druk te ze en. Eén bijna-ouder-koppel werd naar voren geroepen om dienst te doen als instructiemateriaal. De vrouw ging met een kussen onder haar hoofd op een roze matje liggen. Ze had haar benen wijd, waarbij haar knieën net als haar buik recht de lucht in priemden. De man werd gesommeerd om op z’n hurken aan de rechterkant van haar hoofd te gaan zi en – kortom, bij haar linkeroor. Zijn rechterarm legde hij onder haar hoofd waarbij haar nek precies in zijn elleboogpit steunde. Zijn rechterhand paste daardoor nog moeiteloos op haar rechterschouder. Zijn linkerhand omklemde haar linkerschouder. Wat is nu de truc? Op het moment dat de persweeën beginnen duwt de man synchroon aan de persbeweging van de vrouw stevig op haar schouders. Tegelijkertijd schreeuwt hij: ‘Gas geven! Gas geven!’ Alle energie moet van boven naar onder stromen. In diezelfde week toog ik door de stromende regen naar de voorlichtingsavond van het Geboortecentrum. Verloskundige Anna-Louise zou daar een lang aangekondigd college ‘bevallen’ geven. Onmisbaar voor die ouderparen die voorbereid de bevalling willen ingaan. Kate was ziek die dag, dus het was extreem verleidelijk om er zelf ook de brui aan te geven. Helaas was dit de laatste mogelijkheid om een avond als deze bij te wonen. Het grote moment was nog maar een paar weekjes weg. Als een verkenner ging ik op pad (werd ik eropuit gestuurd) om verslag uit te brengen. Ik was aan de late kant. Ik hoorde wel wat geroezemoes, maar daar waar ik moest betalen leek het uitgestorven. De vrouw achter de schoenendoos met geld keek me argwanend aan. ‘Ben je alleen?’ ‘Jazeker. Mag een man hier niet op eigen gezag naar binnen?’ Ze kreeg er een blos van op haar wangen. Ik gaf haar vijf euro en klom omhoog naar een benauwd bovenzaaltje stampvol koppels in verwachting. Halverwege zag ik nog een onbezet stoeltje. Overal verbaasde blikken: een man alleen? Anna-Louise begon haar college. Een ouderwetse diaprojector op een trapje projecteerde foto’s, gra eken en brokjes tekst op een wit scherm. Termen als
oxytocine, epiduraal, Remifentanil en persen naar de anus vulden de ruimte. De sfeer was verdeeld. De vrouwen: aandachtig en serieus; de mannen: onwennig en jolig. Alsof ze weer in de brugklas zaten en hun eerste les seksuele voorlichting kregen. In de rij voor me speelden drie kerels met hun smartphone, de man links van me frunnikte wat aan zijn gerafelde broekspijp en maakte auwe grapjes. Af en toe gluurde hij naar mijn notitieblok. Ik zat toch niet serieus op te le en? Toegegeven, ook ik zat er enigszins onwennig bij toen tientallen foto’s met barende vrouwen voor spiegels of op houten baarkrukken voorbij kwamen. De foto’s waren minstens zo oud als de diaprojector. Even waande ik me weer in de vroege jaren tachtig. Geblondeerde, hoog opgeföhnde kapsels keken gepijnigd naar hun kruis. Sommige mannen op de foto’s pu en hard mee, anderen keken bemoedigend toe. Om de een of andere duistere reden liepen ze allemaal in een pyjama of een Miami Beach-achtige korte broek. Toch worden tijdens zo’n informatieavond een hoop vragen beantwoord. Hoe weet je zeker dat de weeën zijn begonnen? (‘Dat voel je omdat je nog nooit zoiets hebt gevoeld.’) Wanneer bel je de verloskundige? (‘Als de weeën elkaar snel beginnen op te volgen.’) Bij hoeveel centimeter ga je naar het ziekenhuis? (‘Tussen de vier en zes centimeter.’) Hoe lang duurt een gemiddelde bevalling? (‘Geen peil op te trekken.’) Kun je een verdoving krijgen? (‘Ja, maar wordt niet geadviseerd.’) Doet het pijn? (‘Ja!’) Moet ik er bang voor zijn? (‘Nee, miljoenen vrouwen zijn u voorgegaan.’) Kan ik als man iets uitrichten? (‘Ja, jij bent haar steun en toeverlaat. Jouw handen zijn onmisbaar om tijdens elke wee hard in te knijpen.’) Verder nog iets? (‘Nee, lief zijn en ja knikken. O, en niet serieus ingaan op de verwensingen die je naar je hoofd geslingerd krijgt; de bevalling is níet het moment om dat uit te praten.’) == We zaten in week en Kate had er schoon genoeg van. Al haar energie ging zi en in de coördinatie van haar buik. Opstaan, aankleden, lopen, alles vergde extra kracht. Vooral het slapen was lastig. Het grote steunkussen dat al maanden in bed lag kwam eindelijk echt van pas. Kate kon bijna niet meer zonder liggen. Op de rug, op de zij; welke houding was ook alweer het jnst? Puffend draaide ze zich maar weer om. Een diepe zucht was het signaal dat ze weer een lekker plekje had, voor even dan. 38
Ik had er ook tabak van. Ik wilde Wyoming zien. Het had lang genoeg geduurd. Al vier keer had ik haar in een dwarsdoorsnede op het scherm mogen bewonderen. Ik had gezien hoe haar ribbetjes groeiden, hoe haar beentjes bewogen en hoe ze vruchtwater doorslikte. Haar hartritme had ik al honderden keren beluisterd, alsof het om een evergreen van e Beatles ging. Haar schopjes had ik harder voelen worden en daarna weer in kracht voelen afnemen. In dit stadium was er geen bewegingsruimte meer. Haar knietjes zaten tegen haar kin aan, haar enkeltjes tegen haar achterste. Er viel niets meer te schoppen. Ze was haar ‘lebensraum’ ontgroeid. De steriele ballon die haar zo veel geborgenheid bood, begon te knellen. Het werd tijd dat ze zich daartegen verze e. ‘Kom eruit!’ riep ik. ‘Nu!’
4
De geboorte Midden in de nacht schoot ik wakker. Gekreun naast me in bed. ‘O, shit!’ Verstijfd van opwinding en angst staarde ik naar het plafond en luisterde ik naar het ingetogen gekerm van Kate. Dagen terug al had mijn gestel alarmfase vier afgekondigd (vijf is bij mij het maximum). Voortdurend was ik aan het speuren naar signalen van de eerste weeën. Kate vertelde toch niet voor niets dat zowel haar moeder als haar grootmoeder vooral vroeggeborenen ter wereld had gebracht? En ook haar zusje had haar zoontje te vroeg op aarde gezet. Ik rekende erop dat wij hetzelfde zouden meemaken. Weliswaar uitgerekend op april, maar dat kleine meisje komt ergens rond de eenentwintigste. Ik voelde het! Geboren op de eerste lentedag, wie wil dat nu niet? Het signaal was overduidelijk: nachtelijk gekerm. De verloskundige die het college gaf op de informatieavond van het Geboortecentrum had er geen twijfel over laten bestaan. De meeste weeën beginnen ergens diep in de nacht, als het vrouwenlichaam door de slaap in opperste ontspanning is. Dat gebeurde immers ook bij Kates moeder. Die dacht dat ze rugpijn had, waarna Kates vader haar een lading slaappillen toediende, waardoor ze de hel van de bevalling miste – the times they are a-changin. ‘Kate?’ uisterde ik. Geen antwoord. In het halfduister speurde ik naar haar blik. Ze sliep. Misschien was ze in haar droom aan het bevallen. Misschien beviel ze in haar droom wel in ons bed, zoals het gros van de Nederlandse vrouwen een diepe wens hee om thuis te bevallen. Bijna tweederde wil het liefst in een vertrouwde omgeving hun baby geboren zien worden. We zijn het enige land ter wereld waar dit cijfer zo hoog is. In Engeland bijvoorbeeld komt de thuisbevalling sinds de jaren zestig van de vorige eeuw eigenlijk niet meer voor. In Nederland ligt het echter stevig verankerd in onze 1
cultuur. Beter gezegd: het wordt nog altijd ink aangemoedigd door – ik geef ze voor het gemak even een naam – de ‘natuurlijke verlosmaffia’. Het dogma waar deze toch wel extremistische beweging bij zweert, is dat een baby zonder verdoving thuis geboren hoort te worden. Sommige adepten gaan erg ver in hun overtuiging. Er zijn bizarre verhalen. Talloze vrouwen blijken hun bevalling tot op de centimeter te willen plannen. En nee, het gaat hier niet over de bevaldatum, maar over welke activiteiten er in elke fase van het baren moeten plaatsvinden. == We blijven mannen, dus eerst even de techniek. Zodra de slijmprop uit de opening van de baarmoeder plopt, kunnen de vliezen breken. Gebroken vliezen zijn herkenbaar aan de heldere vloeistof die uit de vagina van de vrouw sijpelt – soms is dit geel- of groengekleurd, wat betekent dat de baby zijn eerste lading stront, meconium geheten, in zijn eigen badwater hee gedumpt. Verwacht bij gebroken vliezen dus níet een waterval aan vruchtwater. Dat gebeurt alleen in Hollywood lms. Het vruchtwater kan er namelijk nauwelijks uit omdat het hoofdje van de baby de baarmoederopening als een kurk vanbinnen afsluit – een stuitligging vormt een mogelijke uitzondering omdat dan de beentjes als eerste naar buiten komen. De baarmoederopening is te vergelijken met de kringspier van de anus. Net als bij een stevige keutel die ‘kopjes gee ’, duwt het hoofdje van de baby tegen de spieropening van de baarmoeder. Bij het poepen wordt de keutel door eigen druk door de opening geperst. Bij het baren komt dat vanzelf op gang door de spieren aan de zijkant van de baarmoeder. Via een krachtige peristaltische beweging, die diametraal tegenover de baarmoederopening begint, wordt de baby richting de samengeknepen baarmoederspier geduwd. Dit zijn de weeën. Elke wee duwt het hoofdje verder tegen de strak samengeknepen spier. De spier rekt zich uit en komt steeds meer als een tulband om het babyhoofdje te zi en. De mate van rek noemen we de ‘ontsluiting’. Heb je nog weinig rek dan zal de gynaecoloog zeggen: ‘Je hebt twee centimeter ontsluiting.’ Gemiddeld neemt de ontsluiting een centimeter per uur toe. Ben je ink op weg, dan zegt de gynaecoloog met een grote glimlach: ‘U zit op acht centimeter!’
Voor de goede orde: het magische getal is tien – dit is de gemiddelde doorsnede van een babyschedeltje. Dan pas mag er worden geperst. == Terug naar de baarplanning: er bestaan dus vrouwen die voor elke centimeter een wensenlijstje hebben. Zij willen van de bevalling een romantisch ritueel maken. Uiteraard doe je dat in de veilige geborgenheid van je huis, om die eerste bevalling – die je maar één keer meemaakt – tot een onvergetelijk moment te maken. De voorbereidingen zijn minutieus uitgewerkt. Bij de eerste weedrang kan acuut het protocol worden geactiveerd. Frisse spierwi e lakens bedekken het bed, geurige bloemboeke en brengen de natuur in huis en het kaarslicht zorgt voor een romantische sfeer. De bijna-moeder komt door dit zachte licht helemaal tot rust. Het centimeterprotocol ziet er ongeveer als volgt uit: Na de bevestiging van de eerste weeën weerklinkt er ontspannende populairklassieke muziek tot drie centimeter. Manlief zit erbij en kijkt ernaar. Zachtjes neuriet hij mee met Andrea Bocelli. Af en toe dept hij met een warm doekje het voorhoofd van zijn vrouw. Zweetdruppeltjes mogen het ideaalbeeld niet verstoren. Dan wierook en serene rust tot vier centimeter. Manlief houdt haar hand vast en zegt: ‘Wat ben je toch sterk.’ Daarna zet hij een kopje kruidige sterrenthee. De verloskundige vertelt hoe goed het gaat en verlaat met een gerust hart het idyllische tafereel om bij een ander zwanger prinsesje op haar lijst de ontsluiting te meten. Vanaf vijf centimeter worden de emoties geprikkeld door Elton Johns evergreen ‘Candle in the wind’ en andere tranentrekkers. Op zes centimeter – net over de hel – worden geheel volgens verwachting de weepijnen vrouwlief even te veel. De iPod-playlist schakelt moeiteloos over naar ‘I’m a big big girl in a big big world’ van Emilia. Vanaf zeven centimeter wordt er gemediteerd en zorgen enkele yogaoefeningen voor mentale weerbaarheid. Op exact acht centimeter biedt een ver jnde lavendellucht ontspanning. Dit geurtje wordt van oudsher gebruikt in de liefdesmagie. Volgens de legende trekt het mannen aan en biedt het bescherming tegen wrede echtgenoten. Daarnaast
bevordert het een lang leven en laat het alle zorgen en neerslachtigheid verdwijnen. Die ontspannen modus wordt op negen centimeter verlengd door een uiterst hydraterende crème van amandel- en jojoba-olie. Zodat op tien centimeter, het moment suprême, alle energie gebundeld kan worden om het kind vloeiend ter wereld te brengen. Toegegeven, ik heb het een tikkeltje overdreven. Maar alleen om de absurditeit van een planmatige bevalling te benadrukken: een baarsessie laat zich niet voorspellen. Er zijn zo veel onzekere factoren. Het kind kan groter zijn dan verwacht, in een stuitligging liggen, de navelstreng om haar nek hebben, toch niet zo draaien dat het precies door het bekken past of hulp nodig hebben van een vacuümpomp. Evengoed kan het bekken te smal zijn en soms zijn de baarmoederspieren niet krachtig genoeg. Een thuisbevalling eindigt meestal in een teleurstelling. Slechts procent van hen die voor het eerst bevallen, doet dat uiteindelijk ook daadwerkelijk thuis. Afgezet tegen de tweederde die thuis wíl bevallen, valt met een beetje na evingerwerk af te leiden dat procent van hen alsnog in het ziekenhuis verdwijnt. De meeste vrouwen zi en dan al in de kritieke baarfase. Ella, een vriendin van Kate die op driehoog woont, moest met een brandweerauto uit haar appartement worden getakeld. De trap af lukte niet meer door de sterke weeën. Daarna moest ze nog naar het ziekenhuis worden vervoerd. En dan moet je hopen dat het betreffende ziekenhuis een verloskamer vrij hee en, mocht het baarspel zich ’s nachts ontvouwen, / een gynaecoloog ter plaatse hee . Ella had geluk, zij kon soepel een onbeze e verloskamer in. Oud-collega Rop was minder fortuinlijk. uis kreeg zijn vriendin meerdere bloedingen. In allerijl en met loeiende sirenes werd ze naar het ziekenhuis vervoerd. Rop kwam tien minuten later, met zijn eigen auto. Eenmaal aangekomen bleek ze alweer naar een ander ziekenhuis te zijn vervoerd: de verloskamers zaten vol. Rop, bezorgd en gestrest, kon weinig anders doen dan weer zijn autootje te pakken en zijn speurtocht te vervolgen. Misschien beleefde mijn zaalvoetballende vriend Peer nog wel de spannendste momenten. Zijn verloskundige was door ledrukte te laat voor de bevalling. Hij stond er moederziel alleen voor. Het enige wat hij had toen zijn kind er half uit 23
70
24
7
bungelde was een kraampakket. Daarin zaten nog de twee broodnodige gele knijpers om de navelstreng mee af te binden. Maar ja, hoe werken die? Voor de zekerheid tes e hij er één, zonder zich te realiseren dat er een beveiligingsslotje op zit waardoor zo’n knijper nooit meer opengaat. Eén nog bruikbare knijper bleef over. Zijn zoontje lag ondertussen al op bed. In halve paniek trok hij zijn veter uit z’n schoen waarmee hij met een dikke knoop naast de ‘officiële knijper’ de navelstreng a ond. Hoe romantisch ook – Peer hee er een prachtig verhaal aan overgehouden – dat wilde ik niet meemaken. Een thuisbevalling hee trouwens ook iets smerigs. Al dat bloed in je eigen bed. Plus: hoe schoon is je huis eigenlijk? Ons huis is vierhonderd jaar oud, onder de eikenhouten vloer is het altijd stoffig en er loopt een onophoudelijk ruiende kat rond. Voor ons was het helder. Wij wilden koste wat kost in het ziekenhuis bevallen. Uit onderzoek is misschien gebleken dat de populariteit van thuisbevallingen niets te maken hee met het hoge kinderster ecijfer in Nederland – met op een van de hoogste van Europa. Maar dat woog voor ons niet op tegen de stress die zo veel onzekerheid met zich meebracht. == De stress zat er sowieso al goed in bij Kate. Ze zag huizenhoog tegen de bevalling op, bang als ze was om uiteengereten te worden. ‘Dat past toch niet!’ schreeuwde ze soms uit pure paniek als ze ergens in het Geboortecentrum een plastic baby op schaal zag liggen. Dan nam ze de pop en hield hem voor haar tengere lijf. ‘Kijk dan!’ Kate vond het onbegrijpelijk dat de meeste Nederlandse vrouwen uit vrije wil de bevallingspijnen ondergaan. Kate is Vlaamse en in België komen er praktisch geen baby’s ter wereld zonder een ruggenprik – of een epidurale anesthesie zoals het in medische termen heet. Deze wordt tussen de wervels in het onderste deel van de ruggengraat geplaatst. De vrouw blij goed bij bewustzijn, maar voelt nauwelijks de pijn van de weeën. De verloskunde in Nederland is echter nogal anti-epiduraal gestemd, slechts procent van de vrouwen bevalt hier met een ruggenprik. Bij het Geboortecentrum, waar ze bekendstaan om hun voorkeur voor een natuurlijke bevalling, hebben we bij het eerste bezoek duidelijk gemaakt dat de optie van 1
100
11
verdoving bespreekbaar moet zijn. Zo niet, dan zouden we een ander bureau zoeken – wat we niet hebben gedaan omdat ze vriendelijk en zeer goed geïnformeerd waren. ‘Het is jouw bevalling,’ zei de verloskundige tegen Kate. ‘Jij bepaalt wat er gebeurt.’ Toch voelden we aan alles dat de (thuis)bevalling zonder verdoving de voorkeur had. Op de informatieavond hield Anna-Louise een lang betoog over de natuurlijke thuisbevalling. De optie ‘het ziekenhuis’ werd alleen genoemd als het thuis daadwerkelijk misging. Ook de ruggenprik kwam er in Anna-Louises verhaal niet al te best uit. Je kunt je bed niet meer uit, want je ligt aan een slangetje; je krijgt een blaassonde; je kunt misselijk worden en overgeven; de kans op een kunstverlossing met tang of vacuümpomp neemt toe; de weeën kunnen door de verdoving minder sterk zijn wat de uitdrijving vertraagd; enzovoort. En de voordelen? Die werden nauwelijks belicht. Maar geloof me, Gustavs vriendin beleefde een nagenoeg pijnloze bevalling. Toen zij de eerste serie weeën te verwerken kreeg, stak ze haar vinger op en riep: ‘Geef mij maar epiduraal.’ Binnen een uur zat ze ontspannen met vriendinnen te sms’en en met Gustav te praten. De weeën golfden door haar lijf, maar de enige die dat opmerkte was de monitor. Zo kon ze fris aan het werkelijke persen beginnen, waar uiteindelijk de grootste krachten voor nodig zijn. Voor wie liever geen naald in de rug wil zijn er alternatieven. Sinds kort kan er gebruik worden gemaakt van Remifentanil. Deze pijnstiller wordt via een sonde in de arm op de juiste momenten ingespoten. Het voordeel van Remifentanil is dat het direct na inspuiting werkt, maar als je het slangetje verwijdert ook gelijk is uitgewerkt. Hier voelde Kate wel voor. De ruggenprik leek haar toch iets te he ig – zou de lobby dan toch hebben gewerkt? Zelf leek het me ook geen jn idee om zo’n joekel van een naald tussen mijn ruggenwervels gezet te krijgen. Maar het moet gezegd: ik ben als de dood voor alles wat beschadiging of verlamming zou kunnen veroorzaken. Bij Kate won de nieuwsgierigheid. Ze wilde geestelijk voor honderd procent bij de bevalling aanwezig zijn. Misschien was dit wel haar eerste en laatste bevalling. Ze moest de pijn voelen, mocht ze die later voor zichzelf of een journalistiek verhaal tot in detail willen beschrijven. En als het dan toch te gortig zou worden,
dan kon ze altijd een beroep doen op de Remifentanil om de scherpe randjes van de pijn af te halen. == De nachten in naleweek veertig gleden tergend langzaam voorbij. Bij elke afwijkende zucht van Kate schoot ik wakker; klaar om met haar de eerste wee op te vangen, haar in de auto neer te ze en en naar het ziekenhuis te rijden. Hoe zou ik me houden tijdens de bevalling? Wat zou mijn rol zijn? Ik moest denken aan een Mexicaanse legende; de hulp van de Mexicaanse man bestaat uit het delen van pijn. De bijna-vader knoopt een lang touw aan zijn scrotum en klimt recht boven zijn vrouw in de nok van het huis. Zij grijpt het touw met twee handen vast om er gillend bij elke wee zo hard mogelijk aan te trekken. Volgens het verhaal deelt hij zo in de pijnlijke, maar vreugdevolle ervaring van een bevalling. Liever vandaag dan morgen, dacht ik. Maar ik raakte er steeds meer van doordrongen dat het gewoon op de uitgerekende dag zou gaan gebeuren. Ik hoor het Anna-Louise zo weer zeggen: ‘ procent van de bevallingen begint rond de voorspelde datum.’ april. Echt? Kon ik daar nog iets aan doen? Bijvoorbeeld door via veel seks de weeën op te wekken? Nee, dat bleek een fabeltje te zijn. Seks met een hoogzwangere vrouw levert geen vroege geboorte op. Wat wel van invloed schijnt te zijn – maar waar je als geliefde niet te lang bij moet stilstaan – is het aantal mannen met wie de vrouw het bed hee gedeeld: hoe meer sekspartners in haar leven, hoe groter de kans op een vroege geboorte. == Door het nachtelijke gewroet van Kate was ik voor de bevalling al uitgeput. Stress is een wonderlijk iets. Zelfs ’s avonds was ik waakzaam. Want de nacht die volgde zou wel eens dé nacht kunnen zijn. Daarom ging ik op dinsdag, twee dagen voor de uitgerekende datum, opgelucht een potje zaalvoetballen. Dinsdagavond is mijn wekelijkse speeluur – hier zeg ik al mijn afspraken voor af. Lekker tiki-takavoetbal spelen in de zaal, zoals het grote Barcelona (de ballen die ongecontroleerd van onze voet afstuiteren of eronderdoor gaan niet meegerekend). Alles even loslaten, opgaan in het moment om erna, uitgeput maar voldaan, een paar biertjes te drinken met de boys. Door het vele vochtverlies in de warme zaal stijgt de alcohol gauw naar mijn hoofd. Eenmaal thuis zeg ik welterusten tegen mijn 90
1
vriendin, om in een diepe slaap te vallen. Het doel: zoet dromen van weergaloze doelpunten tot ver na het ochtendgloren. Maar deze nacht verliep anders. Amper anderhalf uur na mijn thuiskomst, om twee uur ’s nachts, riep Kate me. ‘Wat? Wat is er?’ mompelde ik. Mijn hoofd bonkte van de hoofdpijn. Vanuit de badkamer zag ik Kate als een donker silhouet langzaam op me a omen. Ze schuifelde bedeesd naar het bed. Aan haar typische loopje, de grote ogen met serieuze blik en haar net iets te ver vooruitgestoken hoofd, maakte ik instinctief op dat ze groot nieuws had. ‘Ik denk dat mijn vliezen zijn gebroken,’ zei ze. Ze leek niet bang maar trots. Nachten had ik uitgekeken naar dit moment. Elke keer zou ik klaarwakker uit bed zijn gesprongen om de al weken gereedstaande koffers met kleding en granenrepen in één soepele beweging achter in de stationwagen te gooien. Maar het enige wat ik deze nacht kon uitbrengen was: ‘O nee, niet nu...!’ Met een zucht plo e ik mijn hoofd neer in het kussen. ‘Waarom nu? Van alle dagen, waarom deze?’ Kate rolde terug in bed en nam de foetushouding aan. De weeën konden elk moment beginnen. ‘Weet je,’ zei ze rustig. ‘Probeer jij nog wat te slapen. Ik maak je wakker als ik wat voel.’ Ze wist dat ze meer aan een e man zou hebben. Heen en weer slingerend tussen vermoeidheid en geluk zakte ik terug in bed. Het was beslist: straks brak de dag aan waarop ik vader zou worden. Zelfs in een halfslaap met hoofdpijn is zo’n realisatie iets overweldigends. Ik hief nog even mijn hoofd op en keek rond door de kamer. Naar de massieve teakhouten tafel, de boekenkasten, de wi e deurkozijnen en de zilveren deurklinken. De lucht hing bewegingloos en dof in de ruimte. Geuren leken verdwenen en de zware lucht maakte me bewust van mijn ademhaling. Tijd kwam geruisloos tot stilstand, alsof ik naar het verleden keek. Morgen is alles anders, dacht ik. Welk lichaampje verwarmt straks de kleine kinderkamer, de holle kies in ons huis? Morgen krijgt alles betekenis. Pas dan zal de lucht weer stromen. Om zes uur maakte Kate me wakker. De weeën waren al ink op gang gekomen.
‘Hebben we een timer?’ vroeg Kate. ‘Volgens mij zi en we al op tussenpozen van vier minuten.’ ‘Zo snel al?’ Dan vertwijfeld: ‘Eh, wat is de max?’ ‘Zullen we de verloskundige bellen?’ ‘Misschien is het nog een beetje vroeg?’ zei ik. ‘Ze hebben toch een noodnummer? We bellen ze echt niet wakker. Bel gewoon!’ ‘Straks bellen we voor niks!? Ik bel liever niet als we niet zeker weten dat het zo echt losgaat.’ Deze eerste fase van de weeën zit vol twijfel. Kate had dit gevoel nog nooit meegemaakt, dus een referentiekader had ook zij niet. Ik als man zat erbij en keek ernaar – vooral uit onwennigheid. Ik was emotioneel (maar dat ontkende ik) en rationeel tegelijkertijd; een onhandige combinatie. Ik zag dat Kate onwijs veel pijn leed, waardoor ik alsnog ietwat paniekerig de telefoon greep. Maar op het moment dat ik daadwerkelijk de belknop wilde indrukken haperde ik: we waren toch maar pas begonnen? Schoten we niet een beetje door? Vertwijfeld staarde ik naar het scherm van mijn telefoon. Na ruwweg een seconde of dertig legde ik toch het toestel weer weg. ‘Laten we nog eens de intervallen klokken,’ zei ik. ‘Maar nu echt nauwkeurig.’ Op commando van Kate ging de timer aan. ‘Nu komt-ie op!’ Haar gezicht vertrok. De pijn kwam diep vanuit haar onderrug. ‘Zal ik je een slaappil geven?’ zei ik met een brede grijns. Kates ogen spuwden bliksem itsen. Toch leken haar mondhoeken iets omhoog te gaan. ‘En los,’ zei ze met een diepe zucht van opluchting na het verdwijnen van de wee. De timer liep. Kate legde haar handen op haar buik. Ze zag er nu, na vier uren weeën opvangen, al gesloopt uit. ‘Ja, komt-ie weer! Auw, aaaaahhhhh...,’ gromde ze. ‘Drieënhalve minuut interval! We moeten als de donder de verloskundige bellen!’ ‘Dat zei ik toch!’ siste Kate. Ze deed denken aan Linda Blair in e Exorcist.
Het spoednummer werd ingedrukt, waarna de telefoon overging. Het was ondertussen zeven uur. ‘Met Mohammed,’ zei de stem. O nee, niet hij! Een zestal verloskundigen telde het team van het Geboortecentrum en met elk van hen hadden we tijdens de zwangerschap minstens tweemaal een tussentijds gesprek gevoerd. Behalve met Mohammed. ‘Dag Mohammed,’ zei ik vriendelijk terwijl ik Kate aankeek. Haar ogen rolden geïrriteerd weg. ‘Mohammed, het is begonnen,’ zei ik rap. ‘En ik heb het idee dat het nu allemaal behoorlijk snel gaat.’ ‘Nou, gefeliciteerd,’ zei hij kalm. Zijn stem klonk zo meditatief dat ik er spontaan rustig van werd. ‘Hoeveel tijd zit er tussen de weeën?’ ‘Drieënhalf à vier minuten.’ ‘Dat klinkt goed. Blijf rustig wachten, ik kom er zo aan. Ik moet eerst nog langs twee andere koppels. Dan kom ik bij jullie.’ Twee andere koppels? Wat nou andere koppels! Hier gebeurt het, hij mist het moment. Straks zit ik net als Peer met een schoenveter de navelstreng af te knopen. ‘Kate?’ zei ik terwijl ik me herpakte. ‘We gaan goed, zegt Mohammed. We moeten rustig de weeën blijven opvangen, hij komt eraan.’ Een uur later nog steeds geen Mohammed. Terwijl de weeën steeds he iger werden. Zo he ig dat Kate steeds meer in elkaar kromp. ‘En los!’ brulde Kate terwijl ik weer de timer indrukte. ‘Minder dan drie minuten!’ gilde ik. ‘Bel Mohammed, waar blij hij!’ Mijn telefoon ging alweer over. ‘Met Mohammed.’ ‘Mohammed. Het gaat heel hard nu. De weeën volgen elkaar op minder dan drie minuten.’ ‘Oké, ik kom er gelijk aan.’ Stipt halfnegen stond hij voor de deur, gereedschapskist in de hand. Kate zat ondertussen ineengekropen op een stoel, zo was de pijn van de wee beter te
verdragen. ‘Dag Kate, ik ben Mohammed,’ stelde hij zichzelf voor. Zijn rustige stem en welhaast uwelen intonatie haalde alle wrijving weg. Bij deze man zou ik Kate met een gerust hart kunnen achterlaten. ‘Ga eens liggen, dan kijk ik hoe ver je bent.’ ‘Wacht even,’ uisterde Kate, ‘er komt juist een wee aan.’ Mohammed opende zijn kist, trok een steriel handschoentje aan en ging op de rand van het bed zi en. ‘Probeer ontspannen in en uit te ademen. Dit kan een beetje gevoelig zijn.’ ‘Aarggh,’ riep Kate. ‘Wacht. Weer een wee.’ ‘Neem je tijd. Vang rustig de wee op.’ Waarna hij aan het werk ging. ‘Mooi,’ zei hij even later terwijl hij zijn hand terugtrok en de handschoen tactisch uitdeed. ‘Je zit ongeveer op drie centimeter ontsluiting.’ ‘Wauw,’ riep ik. ‘Drie centimeter? Dat is al eenderde!’ En nu? Kate en ik keken hem vragend aan. Kunnen we naar het ziekenhuis? Naar het bevalcentrum? ‘Jullie willen niet thuis bevallen?’ vroeg hij. ‘Zeker niet. We hebben ons ingeschreven voor een bevalkamer in het Sint Lucas,’ zei ik. Sommige ziekenhuizen bieden een uitstekend alternatief voor de steriele verloskamers. Zij hebben zogeheten bevalcentra geopend waar een soort van huiselijkheid is gecreëerd. Zie het als een hotelkamer in een ziekenhuis. Er staat een gezellige bank, enkele fauteuils, een radio en een groot ligbad. Gordijnen dimmen het licht en, in tegenstelling tot de verloskamers, hangen er geen tllampen. Mocht het toch een medische bevalling worden of de pijn te intens zijn, dan kan het bed binnen enkele minuten de gang over worden gereden naar de standaard verloskamers. Kate en ik hadden vooraf de kamers geïnspecteerd en ons er direct voor ingeschreven. Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis beschikt over drie kamers. Ze geven echter geen garantie dat je er ook terecht kunt. Als je net bevalt op een moment dat de kamers door andere vrouwen bezet zijn, moet je uitwijken naar een ander ziekenhuis. Maar dat geldt evengoed voor de verloskamers. Zi en ze vol, dan heb je pech.
‘Ik ga even bellen om jullie komst aan te kondigen en te polsen of er een plek vrij is.’ ‘Wacht,’ zei Kate, terwijl ze zich weer op een wee stor e. ‘Ik wil graag een verdoving,’ kreunde ze. ‘Het doet nu al zo’n pijn. Ik wil Remifentanil.’ ‘Maar dan wordt het medisch en kun je niet in een bevalkamer bevallen.’ ‘Maakt me niet uit,’ uisterde Kate. ‘Ik wil het.’ Mohammed belde het ziekenhuis en er was plek. Ondertussen rende ik naar de auto, ze e hem voor de deur en pakte alle tassen in. Mohammed vertrok naar het ziekenhuis om ons daar op te vangen. Kate schuifelde, hangend met een arm om mijn nek, naar de auto waar ik haar zachtjes in de stoel plaatste. Maar zi en met weeën is blijkbaar geen pretje. Kate schoot op de knieën terug in de foetushouding, onder het handschoenenkastje. Klaar voor de volgende wee. Het was ondertussen kwart over tien en de afgelopen vier uur bevond ik me vooral in een staat van paniek. Vergelijk het met de beginuren van een nieuwe baan. De eerste dag ben je alleen maar aan het zwemmen. Je hebt geen idee met welke klus je kunt beginnen, want je weet niet eens waar de klussen liggen. Verdwaald dobber je in een eindeloze oceaan. Tot je iets concreets voor de voeten wordt geworpen. Koffieze en kan al genoeg zijn. Voor mij was dat autorijden. Voor het eerst voelde ik me weer wat zekerder. Het stuurwiel was van mij en daarmee herpakte ik de controle. Eindelijk was mijn functie helder: ik had de verantwoordelijke taak om ons zonder kleerscheuren naar het ziekenhuis te rijden. Voor even rus e de geboorte van onze baby op mijn schouders. Soepel gleed ik door de Amsterdamse binnenstad, in mijn hoofd de kortste route uitdokterend. Auto van rechts? Swi ontwijken. Vrachtwagen in de verte? Waag het niet, jongen! Ik heb je door. In dit korte rustmoment van overzichtelijke controle voelde ik een rotsvast vertrouwen in Kate. Zoals ze daar zat, ineengekropen en gefocust op elke wee die haar intern uit elkaar scheurde. Voor het eerst wist ik dat dit meisje dit aankon. Zij zou mijn kind baren en ongehavend uit de strijd komen. Want een strijd zou het worden, zoveel was me nu wel duidelijk. Zodra ik bij het ziekenhuis de motor van de auto afze e, was de paniek terug. Waar moesten we in godsnaam naartoe? Dat ik er een maand daarvoor nog was geweest om de bevalkamers te inspecteren, kon ik me in de verste verte niet herinneren.
Kate zat nog altijd als een opgevouwen pakketje onder het handschoenenkastje. ‘Klaar om te gaan?’ vroeg ik. ‘Wacht!’ Ze gromde als een wolf. ‘Wee!’ Ze pu e de wee weg. ‘We kunnen.’ Ze keek me hijgend en uitgeblust aan, alsof ze net een zware sportwedstrijd had afgerond. Kleine adertjes bolden op op haar voorhoofd. Even rustig naar de verloskamer wandelen zat er niet in. Het moet nu van mij komen, realiseerde ik me. Ik hielp Kate uit de auto en hing haar om mijn rechterarm. Met links greep ik de twee tassen vol reservekleding. Ergens tussendoor bliepte ik de auto met de afstandsbediening op slot en sleurde alles en iedereen richting de kelderingang bij de parkeergarage. ! Kate kromp ineen maar bleef hangen aan mijn arm. Ik sleepte haar een paar meter verder de drempel over, de warmte in. Op handen en knieën zat ze de wee uit. ‘Kunnen we?’ vroeg ik nadat haar gezicht zich weer ontspande. Ze knikte. Ik trok haar omhoog en ze e haar in de li naar de begane grond. Sleurend en trekkend vroeg ik me in de hal af waar het ook alweer was. Het zweet parelde op mijn voorhoofd. ‘Weet je het nog?’ vroeg Kate. ‘Ik denk het wel,’ mompelde ik. ‘Vraag het even aan de receptioniste,’ kreunde ze half in elkaar gezakt, nota bene náást de receptie. ‘Geen tijd. Ik weet de weg.’ ‘Zal ik een rolstoel voor u halen?’ riep de receptioniste ons met grote ogen na. ‘Niet nodig,’ hijgde ik. ‘Dat duurt te lang.’ Diep vanbinnen wist ik dat dit een kapitale fout zou blijken, maar ik kon nu niet meer terug. Trots is een koppig trekje. Eindelijk! De hoofdli ! ! Kate zakte schreeuwend naast de knoppen in elkaar. ‘Kan iemand op één drukken?’ riep ik ongeduldig naar de bezoekers die in een kringetje om ons heen stonden? WEE
WEE
Ping! ‘U bent op etage één.’ Midden in haar wee tilde ik Kate uit de li en ze e haar op haar knieën in een hoek. Puffend bleef ze achter terwijl ik de tassen uit de li trok. ‘Kunnen we weer?’ vroeg ik haar. Zo’n zes omstanders sloegen het tafereel met bezorgde gezichten gade. ‘Oké. Go!’ Om de hoek herkende ik het bevalcentrum. Oké, we waren tenminste op de goede weg. De verloskamers móesten ergens in de buurt zijn. Maar waar!? Ik zag geen bordjes. Vertwijfeld draaide ik met Kate en de bagage in mijn armen een rondje. Verdomme! Moest ik verder? Terug? Een verpleegster kwam de hoek om gelopen. ‘Hee u een rolstoel nodig?’ vroeg ze. ‘Nee, verdomme! Vertel gewoon waar die vervloekte verloskamers zijn! Waarom staat dat nergens aangegeven?’ ‘Eh, bij de k-k-kruising, aan het einde van de gang,’ sto erde ze en ze wees een schier eindeloze gang in. Een totale spierverzuring in de armen ze e op. Nog zestig meter. Mijn ogen kropen dieper in mijn kassen, zweet gutste via mijn rug mijn broek in. Als een vermoeide stier buffelde ik op mijn doel af. Waar de fuck is Mohammed? dacht ik. Hij zou ons toch opwachten? Bij de kruising nog steeds geen bordjes. Wel een receptioniste. ‘Ja hallo!? Mijn vriendin staat op het punt van bevallen...’ ! Ik liet alles vallen. Kate kromp ineen. Ditmaal in foetushouding gebogen over de vloer. Uitgeput zat ik op mijn knieën naast haar. Vanuit drie verschillende gangen kwam verplegend personeel op ons afgerend. ‘Mijn vriendin gaat bevallen,’ hijgde ik nogmaals. ‘Maar ik heb geen idee waar die verdomde verloskamers zijn.’ ‘U bent er, meneer. De kamers zijn in deze gang.’ Een van hen kwam prompt met een rolstoel aangereden. Kate werd erin gehesen en de gang in gereden. Vanuit mijn ooghoeken zag ik een paar meter verderop de andere li en zi en. WEE
Eikel, verzuch e ik tegen mezelf. Je had in de hal naar rechts gemoeten. Ik bleef een paar tellen liggen, waarna ik uitgeblust de tassen oppakte. Nu al totaal uitgeput en het echte werk moest nog beginnen. == Verloskamer nummer twee zag er steriel uit. Zonder franje. Er stond een tweezitsbank, waarop precies mijn twee tassen pasten. Kate werd op het mobiele bed gelegd. Mohammed hielp haar; waar kwam hij ineens vandaan? Aan weerszijden van het bed stond of hing apparatuur. Links bungelde aan een wankel paaltje een zakje Remifentanil met doseermachientje; rechts stond een wi e, verrijdbare computertafel – van het soort dat iedereen eind jaren negentig in de huiskamer had staan – met een groot scherm en een bakbeest van een computer onderop. Daarop aangesloten waren enkele kabels waarvan de functie me toen nog niet duidelijk was. Het zag er professioneel uit. De ruimte ademde een medisch zakelijke feel die me vertrouwen inboezemde. Iets wat je op dat moment, geloof me, goed kunt gebruiken. Hier worden dagelijks gezonde kinderen geboren, zei deze plek. Elk detail was erop gericht om te ‘verlossen’. Ik kwam weer een beetje op adem. Mijn armen hingen als slappe worsten aan mijn schouders. Een granenreep en koffie naar mijn mond brengen lukte nog net. Maar even ongezouten klagen (tegen mezelf) durfde ik niet; Kate had ondertussen alweer een half dozijn weeën te verduren gehad. Om kwart voor twaalf kwam de gynaecologe binnen, ge ankeerd door twee verloskundigen. Met al dat personeel hield Mohammed de eer aan zichzelf. Hij was hier niet meer nodig en kon beter andere koppels in barensnood bezoeken. De gynaecologe vroeg Kate of ze zeker wist dat ze aan de Remifentanil wilde. Kate twijfelde even, maar toen de volgende wee opkwam knikte ze vastberaden. ‘Goed. Dan gaan we je eerst even aansluiten op de computer.’ Ze plaatste een rood rubberen apparaatje op de ontblote buik van Kate. Met zwarte elastische banden werd die strak aangetrokken om haar middenrif, zodat het ding kort op de buik bleef zi en. Dit apparaatje meet de opkomst, de piek en de afgang van een wee. ‘Zo kunnen we zien hoe sterk de weeën zijn.’ ‘Als tweede plaatsen we een kleine sensor op het hoofdje van de baby,’ vervolgde ze. ‘Daarmee meten we hartslag. Tegelijkertijd ga ik je even toucheren
om te weten hoeveel ontsluiting je hebt.’ Geconcentreerd ging ze aan het werk. ‘Je zit op ongeveer vier centimeter ontsluiting,’ waarna ze de sensor inbracht. Het hartritme kwam op een gra ekje in beeld te staan. Honderdveertig slagen per minuut. ‘Zoals het hoort,’ klonk er achter me. Toen gingen ze weer weg. Bij elke vorm van verdoving moet eerst gedurende drie kwartier gecontroleerd worden of de hartslag van de baby stabiel is. Daarna was het Remifentanil-time. Een naald werd klaargemaakt en in de rechterarm van Kate werd naar een mooie blauwe ader gezocht. De volgende wee diende zich aan. Kate kromp ineen om de pijn op te vangen en de gynaecologe wach e geduldig tot de piek voorbij was. Eén keer prikken: mis! ‘Auw!’ riep Kate. Andere plek. Nog een keer prikken. Mis! De missers lieten twee grote bloeduitstortingen achter op Kates arm. Je zag ze groeien als de uitdijende golven nadat een steen met een plons in het water terechtkomt. ‘Ik probeer het nog een keer...,’ zei de gynaecologe. Weer mis. ‘Het lukt me niet,’ zei ze vertwijfeld en tegen niemand in het bijzonder: ‘We hebben Tineke nodig. Je hebt rollende aderen.’ Tineke bleek de injectie-expert. Het nam nogal wat tijd in beslag om Kate aan de katheders te leggen. Uiteindelijk was ze om één uur aangesloten en mocht ze eindelijk haar eerste shotje Remifentanil. Nog nooit had ik Kate stoned gezien, maar nu, nota bene tijdens de bevalling, zag ik eindelijk wat een joint met Nederlandse powerwiet bij haar voor effect zou kunnen hebben. En ik mocht het haar nog in ‘shotjes’ toedienen ook! Aan het vat zat met een draadje een afstandsbediening in de vorm van een kleine joystick met een groene knop erop. Elke keer als Kate voelde dat er een wee opkwam kon ik haar met mijn duim een dosis geven. Alsof je een bom tot ontploffing brengt. Klik!
Twee shotjes achter elkaar lukte dan weer niet door het ingebouwde veiligheidssysteem. Dat hielp een overdosis te voorkomen. Na een dosis knipperde er een oranje lampje om aan te geven dat het pauze-interval nog bezig was. Alsof het mechanisme zich oplaadde. ‘Geef me nog ’s een shotje...,’ murmelde Kate dizzy als ze weer een wee voelde opkomen. Klik! Kate beleefde haar Requiem for a Dream in het ziekenhuis: haar hoofd lag een beetje achterovergebogen op het kussen, haar mond hing halfopen, net als haar oogleden. Wanneer de wee was weggetrokken, verscheen er een gelukzalige glimlach op haar gezicht. Ze keek me aan alsof ik een lief el e was. Of Kermit de Kikker, wist ik veel. ‘Isjekoffelekkeschatje?’ vroeg ze waterig zonder enige intonatie. Ze trok haar bovenlip iets te ver op, zoals gedrogeerde mensen altijd doen. ‘Mijn koffie was heerlijk, meisje.’ Ik zei er niet bij dat ik ’m al een uur op had. Ik was alweer toe aan een nieuwe. ‘Kzouookwelwatlusten,’ brabbelde ze. ‘Mag’k’n dextrenergy?’ Het pakje met energiesnoepjes lag naast me op tafel. Ik had er vijf in rap tempo opgezogen. Kate had echter sinds het begin van de weeën niets meer gegeten. Het lukte haar niet vast voedsel binnen te houden. ‘Goed idee,’ zei ik en stopte een Dextro in haar mond. Ze zoog een tel of tien op het tablet toen de volgende wee begon. ‘Whuhhag!’ riep ze met een kokhalzende beweging. Slapjes spoog ze het snoepje uit. Het gleed van haar tong af. ‘Drukop’tknopje,’ riep ze. Ze greep mijn polsen beet en keek me indringend aan. De pijn van de beginnende wee haalde haar uit haar gelukzalige trip. ‘Dat gaat niet! Hij is nog niet opgeladen!’ ‘Hoe lang nog...?!’ ‘Ik weet het niet!?’ Gefocust tuurde ik naar het oranje knipperende lampje. Ping! ‘Ja! Groen!’ ‘Drukken!’ riep Kate. Maar op de monitor zag ik dat de wee bijna haar piek had bereikt.
‘Nee, Kate. Even doorbijten. Het is bijna voorbij. We gaan hem bewaren voor de volgende. Het hee nu geen nut meer.’ ‘Druk-dat-ding!’ Ze was boos. Haar stem had een indrukwekkend lage grondtoon. Haar ogen spuwden vuur. ‘Nee, Kate. Puffen! Puf ’m weg!’ Langzaam ebde de wee weg. Kate zakte terug op het bed. Ze had weer een paar minuten rust. Na een paar keer oefenen vonden we een modus om gebalanceerd de Remifentanil toe te dienen. Kate begon ook aan de werkende stof te wennen. Ze werd er minder stoned van en het haalde de scherpe randjes van de weepijnen weg (hoewel Kate nu beweert dat het helemaal niets deed). Een student kwam om het uur met een enquête langs waarop Kate in smileys moest aangeven hoe beroerd ze de pijn inschaalde – om niet als een zeurpiet de boeken in te gaan wees ze de op een na ergste smiley aan. Rond halfdrie nam de gynaecologe de tussenstand op. ‘Dat gaat goed,’ zei ze ondersteunend tegen Kate. ‘Je zit op ongeveer achtenhalve centimeter.’ Wauw, dacht ik, dat gaat snel en begon in mezelf te rekenen. Dertien uur bezig; een centimeter per uur; persweeën erbij; dus met een beetje mazzel is die kleine er om vijf uur. Nog tweeënhalf uur, plus de dertien die er al op zaten, maakt dik vij ien uur. ‘Niet slecht,’ merkte ik peinzend maar opgetogen op. Zelfs de gynaecologe klonk enthousiast. Haar shi eindigde om vijf uur, waarna de nachtwerkers haar team kwamen afwisselen. ‘Wij gaan deze bevalling nog meemaken,’ zei ze met een tevreden glimlach. Het was snel gegaan. Binnen drie uur van vier naar achtenhalve centimeter. En dat terwijl die eerste centimeters zo traag op gang kwamen. Kate had kennelijk een zeer effectieve pufmodus gevonden om goed de weeën op te vangen. De monitor gaf het prachtig aan. Je zag precies de curve ontstaan – een mooie bergparabool – bij het opkomen van de wee. De truc is om in de wee zo lang mogelijk ontspannen te zijn, voordat je in puffen verschiet om de pijn op te vangen. Zo kunnen de spieren van de baarmoeder – die eigenlijk één grote spier is – de baby er als tandpasta in een tube
uitduwen. Ironisch genoeg hee de natuur hier een steekje laten vallen zodat in het baarritueel een kleine paradox ligt verscholen. Tijdens een wee spant de baarmoeder met een peristaltische beweging van achter naar voor samen en duwt zo de baby naar de opening. Maar de baby (lees: tandpasta) past niet door de krachtige kringspier die de baarmoeder afsluit (lees: de opening van de tube). Hij stuit met zijn hoofdje op de onwillige kringspier. De paradox is dat juist op het moment dat de kracht van de wee haar piek bereikt, ook de pijn het hevigst is. Met als gevolg dat de vrouw impulsief nog sterker haar spieren samentrekt. Ik zag het gebeuren bij Kate. Langzaam verloor ze haar kracht. Ze lag al veertien uur te baren en het lukte haar niet iets te eten binnen te houden. In plaats van vol energie te puffen ging ze zich meer en meer verbijten tegen de pijn. Schreeuwen, vloeken, mijn handen samenknijpen. De weeën volgden elkaar in ijltempo op. Kate raakte uitgeput. Ik probeerde haar te motiveren, evenals de twee verloskundigen die om de vijf minuten poolshoogte kwamen nemen. We keken uit naar vijf uur. Dan zou het zover zijn. Om halfzes liep de gynaecologe binnen. De nachtshi was inmiddels gearriveerd, dus de taken werden overgedragen aan de ‘nieuwelingen’. Wie ons het verlossende cijfer tien kwam vertellen, interesseerde me geen biet. Zolang we dat getal maar haalden. De nieuweling voelde bij Kate. Het moment was daar. ‘Mooi!’ zei ze. ‘Acht centimeter.’ ‘Wááát!’ zei ik. ‘We zijn drieënhalf uur verder, maar erop achteruit gegaan? Heb je wel goed gemeten?’ Ze keek me verbaasd aan. ‘Hoezo erop achteruit gegaan?’ ‘Je hebt het tussenrapport toch gezien, neem ik aan? Om halfdrie zaten we op achtenhalf!’ ‘Ik kan er niet meer van maken, meneer,’ verontschuldigde ze zich bijna. Ik was even verdoofd. Het werd steeds moeilijker om Kate zo veel pijn te zien lijden. En de weeën werden krachtiger. Kate gilde. Er kwam een ander soort pijn op. Een diep soort oergevoel vanuit haar onderrug. ‘Whaaaarrggg!’ schreeuwde ze. ‘Het voelt alsof ik moet poepen!’
‘Ze hee persweeën!’ zei de verloskundige. ‘Hou het tegen, hou het tegen!’ riep de gynaecologe. Ze probeerde rustig te blijven. ‘Niet persen! Je bent er nog niet klaar voor.’ Met al haar kracht hield Kate de persweeën tegen. Haar hand probeerde mijn middenhandsbeentjes te verbrijzelen. De pijn die ze onderging leek buitenaards. Een natuurkracht had haar lichaam overgenomen, ze had geen enkele zeggenschap meer. De verloskundigen hielden haar bij haar armen plat op het bed. Ze gilde en schreeuwde. Hier was geen Remifentanil tegen opgewassen. Na dertig minuten zakten de persweeën weg. Kate lag erbij als een uitgeblust vogeltje. De gewone weeën die volgden voelden als buikkriebeltjes vergeleken bij die oerkracht die ze net onderging. Dit gaat niet goed, dacht ik. ‘Wat doen we nu?’ vroeg ik de gynaecologe. ‘We wachten nog twee uur. Om acht uur meten we weer.’ ‘Kan ik nog iets doen?’ ‘Hou haar erbij. Praat met haar.’ Maar Kate durfde me niet meer aan te kijken. Ze leest mijn gezicht als geen ander. De angstige, onzekere blik die mijn ogen uitstraalden, weerspiegelde haar pijn. Ik voelde me machteloos. Wanneer hield dit op? Een uur later. Aan het gekreun van Kate hoorde ik dat haar weeën weer krachtiger en pijnlijker werden. Ik zat nu aan de andere kant van het bed; de Remifentanil hadden we inmiddels half opgegeven. Soms drukte ik nog eens, maar het haalde voor Kate nog weinig uit. Ik zat vlak naast de monitor en hield nauwgezet de weepieken en het hartritme van het baby’tje in de gaten. Ik wist ondertussen precies wanneer de weeën opkwamen en met welke kracht. In de hartslag was lastiger een patroon te ontdekken. Bij sommige weeën schoot het ritme met veertig slagen omhoog tot slagen per minuut. Wanhopig keek ik de verloskundige aan. ‘Gaat dat wel goed?’ Ook Kate was gefocust op de verloskundigen die elkaar voortdurend afwisselden, zodat er altijd eentje aanwezig was. Gelukkig, dacht ik. Twee autoriteiten die Kate door deze moeilijke fase konden slepen. Maar ze gaven tegenstrijdige signalen af. 180
‘Probeer te ontspannen,’ zei de één. ‘Blijf puffen,’ zei de ander op hetzelfde moment. Maar van puffen was geen sprake meer. Kate pu e op een manier waarop uitgepu e sporters hijgen, ruim een halfuur na een topwedstrijd. Maar wij zaten er verdomme nog middenin! Kate voelde haar benen niet meer. Was er nog iemand in charge? Hallo?! We deden maar wat, in de hoop dat het om acht uur toch eindelijk zover was. Klokslag acht uur kwam een wildvreemde dokter binnengewandeld. Ik scha e hem een jaar of vijfenzestig. Zijn massieve kop met spierwit haar en zijn imposante neus, die hij verheven de lucht instak, gaven hem iets majestueus. Zijn rustige tred weerklonk zo wijs en vastberaden op het wi e zeil dat ik even dacht dat het ziekenhuis van hem was. Hij stopte in het midden van de verloskamer, zo’n anderhalve meter van het voeteneinde van Kates bed. Er viel een ijzige stilte, terwijl hij strak rechtuit bleef turen. ‘Zóh,’ zei de vreemdeling met een Duits accent, zonder om te kijken. ‘Ik geloof dat het tijd wordt om kheuzes te maken.’ Ja, keuzes! Altijd goed. En ze dan ook nog zélf maken...! Ik hing aan zijn lippen. Wie was deze zonderling die precies wist wanneer het ultieme moment daar was om niet alleen de baby, maar iedereen in deze kraamkamer te verlossen? ‘We moet’n zo langzamerhand gaan denken aan ein Kaizerschnede.’ ‘Wat!!! Een keizersnede?’ Er borrelde een diepe woede in me op. Ben je van de pot gerukt?! wilde ik hem toeschreeuwen. We zijn hier godverdomme niet al twintig uur aan het puffen om dat kind er alsnog via een keizersnede uit te trekken! We is in dit speci eke bevallingsgeval een semantische discussie, maar zo voelde het. ‘Jawohl,’ vervolgde hij alsof hij een grote zaal afgeladen met mensen toesprak: ‘Frauen zijn er weliswaar niet om in te schneiden, maar als het moet, dan moet het.’ Kate en ik keken elkaar aan. Het vuur begon weer te branden. Eindelijk lag er weer een concrete taak voor me klaar. Hier moest ik Kate doorheen trekken. Die
keizersnede moest Kate bespaard blijven. We waren te ver gekomen om nu het hoofd te buigen. ‘Ik kijk het nog een uur aan, daarna moeten we handel’n.’ Ik keek de dokter strak aan. ‘Ja! Ja! Een uur! Geef ons nog één uur om alles op alles te ze en voor die verfoeide tien centimeter.’ ‘Ohkeeh. Om negen uur ben ich terug. Mocht de situatie onveranderd bleiben, gaan we snijden.’ Fantastisch! Een deadline! Adrenaline gierde door mijn lijf. Dit gaan we godverdomme halen. Het moet! Ik greep Kate bij haar handen en sprak haar streng toe. ‘Kate!’ Ik knipte met mijn vingers om haar aandacht te trekken. ‘Vanaf nu luister je naar mij.’ Ik wilde niet dat die verloskundigen haar nog langer in vertwijfeling brachten met hun tegenstrijdige signalen. ‘Oké, oké,’ pu e ze. Mijn hernieuwde vastberadenheid gaf haar het vertrouwen dat ze op dat moment nodig had. ‘Kijk me aan,’ zei ik. Kate probeerde te focussen. Pas na vijf tellen had ze me scherp in haar vizier. ‘En blijf me aankijken. Wat er ook gebeurt.’ Ze knikte. Ze voelde dat dit een eindsprint zonder weerga zou worden. ‘Ik zie op dit scherm precies wat er gebeurt,’ legde ik haar uit. ‘Ik weet wanneer er een wee opkomt. En als ik zeg: “Neus inademen.” Dan adem je door je neus in. Zeg ik: “Mond uitademen.” Dan door je mond uitblazen. Pas als ik zeg: “Puffen.” Dan begin je als een gek te puffen.’ De eerste wee maakte haar opwachting. ‘Klaar?’ Kate knikte: ‘Het doet pijn!’ ‘Ik weet het. Maar nu moet je doorbijten! Neus in, mond uit!’ Haar gezicht kreeg een verbeten trek. Met haar laatste krachten snoof ze de lucht door haar neus op, en spoog het via de mond weer uit. ‘Nog een keer! Neus in, mond uit!’ ‘Aaahhww! Het doet... píjn!’
‘Niet praten! Volhouden. We zijn er bijna! Neus in, mond uit!’ De wee zat halverwege het maximum van de piek. De pijn bereikte bijna haar climax. ‘En nu puffen!’ Als een stoomlocomotief zaten we samen te puffen. ‘En ontspannen,’ zei ik toen de wee wegtrok. ‘En weer neus in, mond uitademen. Klaar voor de volgende?’ Ze ze e zich schrap om dat wat ging komen op te vangen. ‘Komt ie! Neus in, mond uit! Hou vast! Hou vast! Hou vast! En puffen!’ Een uur lang hee Kate de weeën opgevangen; een uur lang heb ik samen met Kate elke puf meegepu , elke neusinhaal meegeademd en elke uithaal uitgeblazen. Het is moeilijk om geloofwaardig te maken dat dit voor mij als man een zwaar uurtje was. Kate was tenslo e degene die beetje bij beetje uiteen werd gereten. Maar om negen uur ontwaakte ik uitgeput en badend in het zweet uit een soort trance die ik samen met Kate had beleefd. Herr Doctor kwam binnengewandeld en begon zonder inleiding aan het toucheerritueel. Het werd muisstil. Gespannen gezichten staarden naar het gezicht van de dokter. Hier zou besloten worden of we over moesten schakelen naar een keizersnede. Een idee waar we van gruwden. Een keizersnede is weliswaar niet het einde van de wereld – zo zijn tenslo e honderdduizenden vrouwen bevallen – maar het blij een ingrijpende operatie. Alle buikspierlagen moeten worden doorgesneden en het volledige herstel vergt minstens een hal aar. De eerste vier maanden mag de geopereerde vrouw niets oppakken wat zwaarder is dan een kilopak suiker en je houdt er een klein li eken aan over. Mag het even meezi en? ‘Negenenhalve centimeter,’ zei Herr Doctor. ‘Wat...? Wat betekent dat?’ vroeg ik in halve paniek. ‘Dat is voldoende. De rest masseer ik vorsichtig weg. En dan kunnen wir beginnen.’ Kates benen gingen in de metalen beugels. Ikzelf stond aan haar linkerzijde en probeerde haar te motiveren. ‘Wat? Wat gaan we doen?’ vroeg ze verward. ‘Nu gaan we persen,’ zei de dokter.
‘Persen?’ kreunde Kate bijna verveeld. ‘Dat hadden we toch al gehad?’ De dokter hield wijselijk zijn mond. ‘Kate?’ vroeg ik. De weeën ploegden onverminderd voort. Kate was zo uitgeput dat ze die haast gelaten over zich heen liet komen. ‘We zijn er bijna,’ moedigde ik haar aan. ‘Nog een paar keer persen en dan is ze er. Dan mag je haar in je armen sluiten.’ ‘Ik kan niet meer. Het lukt me niet...’ ‘Natuurlijk kun je het. Ik help je. We gaan haar halen.’ De drill van de zwangerschapsoefening kwam bij me boven. Ik legde mijn rechterarm onder haar nek, mijn rechterhand op haar schouder. Mijn linkerarm legde ik met mijn elleboog naast haar borst, en mijn hand op haar schouder zodat ik een trekkende beweging kon maken. ‘Gas geven! Weet je nog?’ beet ik haar toe. ‘Persen op de anus! Alsof je onthutsend moet schijten.’ Kate knikte. Haar gezicht trok samen. Herr Doctor nam positie in en voelde aan Kates buik wanneer de wee opkwam. Alle sensoren waren inmiddels verwijderd. ‘Klaar?’ ‘Klaar!’ ‘En persen!’ ‘Aaarrrgggghhhh!!!’ Kate gilde. ‘Niet schreeuwen,’ schreeuwde ik. ‘Alle energie moet naar beneden! Gas geven! Gas geven! Je moet poepen!’ Ik drukte zo hard ik kon op haar schouders, waardoor ik haar bijna van het bed af duwde. ‘Even pauze,’ zei de dokter. ‘Even wachten tot de volgende wee.’ Ik trok Kate weer terug, hoger het bed op. ‘Klaar?’ Na vij ien keer persen kwam langzaam de haarkruin van ons meisje in zicht. ‘Kom kijken!’ zei de dokter. ‘Je kunt haar koppie zien.’ ‘Neuh, ik sta hier goed,’ zei ik schaapachtig, en bleef aan de zijkant van het bed naast Kate staan.
‘Als je haar wilt zien, moet je nu komen kijken! Het is prachtig.’ ‘Jaja, ik geloof je wel... Zullen we verdergaan?’ ‘Ooo,’ zei de dokter. Het kwartje viel. ‘Je wilt het niet zien!’ Hij had het door. == Is het bi ere noodzaak om diep die opengetrokken vagina in te kijken? Kun je alleen dan zeggen dat je het mooiste moment van je leven echt hebt beleefd? Ik heb er lang over nagedacht. En hoe meer informatieavonden ik bezocht, hoe meer ik begon te twijfelen. In uitvoerige diaprojecties trokken tientallen wildvreemde bloederige ku en aan me voorbij. Grote vleeswonden omkruld door de buitenste schaamlippen die als roodgeverfde rubberen banden onder hoogspanning het geheel bij elkaar hielden. Op veel foto’s zaten de barende vrouwen wagenwijd gespreid voor een immense spiegel om het tafereel op de voet te volgen. Sidderingen rolden door de zaal. Vooral bij de dames. Welk redelijk mens wil toeschouwer zijn van haar eigen binnenstebuiten-kering? Alsof ik wil zien hoe een massieve, hoekige keutel mijn achterste openrijt. Wat als dat beeld me afstoot van Kate? Wat als ik een jaar later orale seks met haar heb, maar in gedachten alleen dat gapende gat zie. Weegt dat ene beeld met het kruintje van de baby op tegen het risico om voor eeuwig dat lie ijke kutje te ontmythologiseren? Het te ontnemen van alle romantiek? == De dokter was alweer een stap verder. Het kindje moest eruit, en wel direct. Toen ging het snel. Een tafeltje waarop enkele lange naalden lagen werd bijgereden. Twee verdovingsspuiten werden vlotjes in Kates schaamstreek gezet. ‘Dit kan een beetje vreemd aanvoelen,’ zei de dokter. ‘We gaan haar halen met de pomp.’ Kate rich e zich op. Ineens was ze weer scherp. ‘Nee! Geen vacuümpomp,’ gilde ze. ‘Dat wil ik niet!’ De gedachte aan een kabouterhoofdje was voor haar een gruwel. ‘Wil je je baby’tje of niet?’ De dokter liet weinig onderhandelingsruimte over. Kate zakte mopperend terug in het bed.
Precies op dat moment ze e de dokter met een schaar een inke knip in Kate. Ze hee het nooit gemerkt. ‘Klaar om te persen?’ zei de dokter. Met haar allerlaatste krachten perste Kate de baby naar buiten, geholpen door de pomp van de dokter. Het kleine babyhoofdje hing buiten, nu de schouders nog. Er ontstond een georganiseerde paniek bij het medische team. De navelstreng zat strak om haar nek. Vliegensvlug werd de streng doorgeknipt. Aan haar armpjes werd het meisje door de dokter naar buiten getrokken en ietwat onhandig, half op Kates buik en half op het bed gelegd. Ze lag pal voor me. Blauw en levenloos; verkrampt ineengedoken. Flarden bloed glibberden traag van haar buikje af. Mijn adem stokte, verstild keek ik haar aan. Het enige wat bewoog waren mijn tranen, rollend over mijn wangen. Haal adem! wilde ik haar toeschreeuwen, maar mijn lippen waren van hout. Seconden voelden als minuten. Daar lag ze, na eenentwintig uur vechten, bewegingsloos. Minuten werden een eeuwigheid. Het moment in de verloskamer was binnen een oogwenk tot stilstand gekomen. ‘Ze doet het niet, ze doet het niet!’ Ik wilde haar oppakken, wakker schudden. ‘Hallo!?! Klein meisje! Kom bij mij, kom bij mij!’ Maar ik was even onbeweeglijk als zij. Tot een zestal oerwrede seconden later: toen haar oogjes openschoten, wagenwijd. ‘Ggghhhhggggghhgg,’ gorgelde ze de ether in. Vruchtwater sijpelde uit haar mond. Pru elend snoof ze voor het eerst de aardse lucht in. ‘Ggghhhggg,’ proes e ze nogmaals. Een kortademig hijgje begon ritme te krijgen. Haar bruinzwarte ogen priemden scherp de verloskamer in. Dwars door de helwi e lampen die haar probeerden te verblinden. Hoge piepjes persten zich door haar stembanden.
De verloskundige schoot voor me langs en legde haar op een couveusetafel. In een roes zweefde ik achter haar aan, Kate in vertwijfeling achterlatend op het bed. Het onbekende meisje trok bleek weg. Een wit slangetje waaruit zuurstof spoot werd onder haar neusje geduwd. Het conusvormige achterhoofdje werd bedekt met een verwarmend blauwroze mutsje. ‘Ze hee tien vingertjes! En tien teentjes!’ schreeuwde ik enthousiast naar Kate. Toch even controleren. ‘Ze hee jouw wenkbrauwen!’ Kate had haar meisje nog amper gezien, ze had dringend feedback nodig. ‘Ze hee jouw fronsje, jouw mondje!’ De grote ogen van het kleine mensje trotseerden onafgebroken het felle licht. Ze leken me vol levensvreugde aan te kijken. Met haar linkerhandje kneep ze zachtjes in mijn rechterpink. Alsof ze zei: Ik weet dat je er bent, pap!
5
Eindelijk vader Li le Wyoming. Uitgestrekt lag ze op haar rug in de doorzichtige, hal oge plastic couveusebak. Haar mutsje paste perfect om haar zachte kabouterhoofd. De bloedresten op de muts contrasteerden met haar door wi e snoertjes bedekte naakte lij e. Vier stukjes tape waren aan haar rompje geplakt. Eronder de metertjes die haar hartslag en ademritme registreerden. Wyoming moest met spoed naar de afdeling neonatologie. Ze zag bleek en had een matige Apgarscore van vijf – slechts , procent van de baby’tjes scoort onder de zes. Nog geen tien tellen ter wereld en de eerste test was al afgenomen – daarna nog twee keer na vijf en tien minuten. Ademhaling, hartslag, spiertonus, huidkleur en reacties op prikkels; ze werden allemaal gemeten. Voor wie het wil weten: Virginia Apgar bedacht deze test in . Haar doel was snel inzicht krijgen in de fysieke status van een baby. Ik stond in dubio. Kate lag nog steeds opengereten op het verlosbed en onze überdokter vertoonde plots menselijke trekjes. In de haast om het nekje van Wyoming te bevrijden van haar navelstreng, had hij de gele klipjes die de streng moeten afsluiten niet goed bevestigd. Terwijl hij Kates buik aan het masseren was om de met bloed gevulde placenta los te weken van de baarmoederwand, schoot de klip eraf. Als een waterslang spoot de streng het bloed door de verloskamer. Tegen het plafond en over Herr Doctor heen. Hij zag er binnen twee tellen uit als een hospik op het slagveld van Ieper. Kate bleef er bijna in. Die zwabberende navelstreng had ze niet gezien – zij dacht dat het bloed gulpend uit haar vagina sproeide. Terwijl ik Kate probeerde gerust te stellen door te roepen dat Wyoming tien teentjes had en de verloskundigen haar uitlegden dat ze niet aan het doodbloeden was, kwam een verpleegster van het departement neonatologie Wyoming ophalen. ‘Kate! Kate! Ze nemen Wyoming mee. Wat moet ik doen?’ 1 3
1952
We hadden van tevoren nog minutieus overlegd: als er iets gebeurt, wat dan ook, dan ga jij met Wyoming mee. We wilden haar geen moment uit het oog verliezen. Wat als ze in die korte periode verwisseld zou worden en wij het niet zouden merken? Of erger, dat we het niet meer zeker zouden weten. Voor wie kies ik? ‘Jij gaat met haar mee!’ zei Kate, en ik was weer bij de les. ‘Ze zijn met mij nog wel even bezig.’ Een verloskundige was met een zwabber het bloed van de vloer aan het dweilen. Een ander liep met een naaisetje voorbij. In een impuls greep ik de verpleegster met het naaigerei bij haar arm. ‘Kun je haar knip nauwkeurig en voorzichtig hechten? Een vriendin is na haar bevalling scheef gehecht en hee er last van gehad tot na haar tweede bevalling. Pas toen is het goed gekomen.’ ‘Meneer, ik maak er een kunstwerk van,’ garandeerde ze. Het was inmiddels elf uur ’s avonds en bij de neonaten was het donker en stil. Het duurde even voor ik me realiseerde dat we niet alleen waren. Om me heen lag een tiental minuscule baby’tjes. Af en toe steeg er wat onreproduceerbaar babygepru el op. Eén felle, hete lamp verlich e de ruimte; eronder lag de naakte Wyoming. Ze leek zich weinig aan te trekken van de chaos – ze voelde zich wel op haar gemak, zo onder haar eerste zonnebank. Ze maakte kleine piepende geluidjes en keek gretig haar nieuwe wereld in. Haar vingertjes zaten vastberaden om mijn pink geklemd. Voor het eerst in eenentwintig uur was er een moment van rust. Eindelijk had ik tijd om haar eens goed te bekijken. Wat had ik voor mijn gevoel lang op deze onbekende gewacht. En vreemd genoeg: wat zijn de voorbije maanden absurd snel omgevlogen. Wat negen maanden een abstractie bleef, was in een fractie van een seconde uitgekristalliseerd. Niemand bereidt je voor op zo veel liefde. Die vingertjes, die teentjes, die elfenoortjes, die spleetoogjes, die walletjes eronder. Als ik haar in mijn onbewuste had mogen tekenen, zou ik haar zo hebben uitgedacht. Perfectie. Komt het voor dat een vader zijn kind aartslelijk vindt? Of hee de natuur ervoor gezorgd dat elke man zijn zoon of dochter prachtig vindt? Ik bedoel: als ik
haar nog nooit had gezien, hoe kon het dan dat ik meteen wist dat zij het was? Dat het klopte? Een uur lang zat ik in het felle licht, omringd door een schemerduister en baby’tjes in arti ciële baarmoeders, naar dat vreemde mensje te staren. Ik was in shock, overdonderd, verbijsterd. Soms brabbelde ik een onsamenhangend zinnetje en huilde enkele tranen. Ze hield nog steeds mijn vinger vast. Met mijn andere hand streelde ik zachtjes haar lij e en bewonderde haar. Een bewondering zo diep dat geordende gedachten onmogelijk waren. Het enige wat ik nog tegen mezelf kon zeggen was: ‘Kijk, kijk, kijk dan toch!’ Kate had me verteld dat het eerste uur na de geboorte het Golden Hour wordt genoemd. Een gezonde baby is juist dan erg alert. In dat eerste uurtje raakt het vertrouwd met stemmen en geuren. Het kleintje kalmeert en dat zou de band met de ouder versterken. Sommigen beweren zelfs dat degene die dit uur met zijn kind deelt, vanaf het begin blijvend een intieme band behoudt. Of deze theorie klopt, weet ik niet. Maar iedereen mag weten dat mijn eerste uur als vader een gouden randje had. Langzaam ebde de adrenaline weg. Een ultieme sereniteit overviel me en pakte me in als een warme deken. Even bezag ik het leven weer zoals ik als kind naar een sprookje kon kijken. Onder me lag een wonder. In een razende negen maanden hebben twee celletjes zich vermenigvuldigd tot een volwaardig mensje. Het feit dat miljarden mensen dit eerder hebben gedaan doet daar niets aan af. Mijn wereld stond stil. Onder die draadjes ademde mijn epicentrum; een fragiel bleekneusje dat al mijn aandacht nodig had. Verantwoordelijkheidsbesef noemde een kennis dit gevoel. Toen hij voor het eerst vader werd had hij sterk het idee dat een hogere macht hem met een groot zwaard tot ridder sloeg. Vanaf nu was het zijn levenstaak om voor dat prille jochie te zorgen. Zo zwaar heb ik het nooit ervaren. Wyoming was er ineens, net zoals ik er was. Het voelde juist als een totale vanzelfsprekendheid dat ik me over dit meisje ging ontfermen. En juist door die vanzelfsprekendheid ervoer ik zelfs dat niet: we waren gewoon. Daar hoefde ik me niet toe te verhouden, zoals de kennis dat instinctief wel moest doen. Maar misschien wilde hij zich slechts via een rationele benadering een plekje toewijzen in een abrupte, nieuwe situatie.
Er gebeurt nogal wat. Zelfs als je zo bewust mogelijk de zwangerschap hebt proberen te beleven en je in de materie hebt verdiept, dan nog blij het eerste beeld van jouw kindje een onvoorstelbare verrassing. Vrienden kunnen met adviezen en wijsheden komen over hoe geweldig die eerste blik op je kind is, dan nog zul je overrompeld worden. == Na een uur kwam de verpleegster weer langs om de status van Wyoming te controleren. ‘Het gaat volgens mij wel goed met haar,’ zei ik. Haar grote, heldere ogen maakten een verple erende indruk. Haar piepjes kwamen almaar sneller. Soms in vragende wijs, waarna het leek of ze met het volgende piepje meteen het antwoord gaf. De zuster tilde haar hoofdje op en gaf haar een esje met dertig milliliter melk met wat vitamine . Wyoming begon gretig haar eerste eiwi en op te slurpen. Haar hartje tikte geruststellend monotoon op het beeldscherm en haar huid kreeg weer kleur. ‘Mag ze terug naar haar moeder?’ vroeg ik. Ik ging ervan uit dat Kate onderhand weer was opgelapt. ‘Wat mij betre wel.’ Vijf minuten later reed ik Wyoming de gang over, terug naar de verloskamer. Ik stak mijn kop om de hoek en zag Kate in haar pyjama zi en op het bed. Ze zag er verrassend fris en t uit. Haar buik leek te zijn verdwenen; alsof er niets was gebeurd. Ze keek me verwachtingsvol aan. ‘Wil je weten wie ik bij me heb?’ == Twee nachten bleven Wyoming en Kate ter observatie in het ziekenhuis. Dat gaf me de gelegenheid om het bestaan van Wyoming langzaam tot me door te laten dringen. Ik denk dat ik me le erlijk geen raad had geweten als ze ons diezelfde avond al naar huis hadden gestuurd. Hoe bevreemdend moet het niet zijn om in het donker thuis te komen in een koud huis met dat kindje in de Maxi-Cosi? Leg je haar in bed in haar kamer onder de dekens? Hoe weet je dat het warm genoeg is? De kraamhulp komt pas de volgende dag – dat wil zeggen als je voor twee uur ’s middags hebt gebeld, anders past het niet meer in hun planning en moet je nog een nacht wachten. K
In plaats daarvan heb ik twee nachten heerlijk kunnen slapen in de wetenschap dat er continu een medisch team een oogje in het zeil hield. Het zouden mijn laatste onafgebroken nachten zijn. De ochtend waarop ik voor het eerst als vader wakker werd, was een prachtige dag. Of het bewolkt of zonnig was, doet er niet toe. Ik straalde en kon de hele wereld aan. Een vader voelde ik me nog niet. Die ochtend was ik eerder bloemenkind. Ik was één brok liefdevolle emotie die de avond ervoor onschuld en kwetsbaarheid in de meest pure vorm had gezien. Tegelijkertijd was ik een trotse man die zich succesvol had vermenigvuldigd en zijn evolutionaire plicht had gedaan. Met Kates beste vriend reed ik naar het ziekenhuis om voor het eerst met ‘Kate de Moeder’ te ontbijten. Die beginweek zijn er zo veel dingen die je voor het eerst samen doet. En die wil je allemaal intens beleven. Voor het eerst aan de borst; op de foto; een schone luier van papa; slapen in mijn armen; schijten over mijn vingers terwijl ik de luier verschoon; mee naar buiten; mee naar huis; in de auto... De lijst is eindeloos. Wyoming lag er die ochtend vredig bij, op haar zij onder een dikke deken met nog steeds dat bebloede ziekenhuismutsje op. Precies zoals ik me herinnerde en hoe ze die nacht in mijn droom voorkwam. Ze stond na één ontmoeting al in mijn geheugen gegri . Kate vertelde vol vuur hoe haar nacht verlopen was. Ze had niet veel geslapen maar vond het heerlijk om even alleen te zijn geweest met Wyoming. Haar enthousiasme maakte het kleine meisje wakker. Zachtjes begon ze te kermen. Het was voor het eerst dat ik haar hoorde huilen. Gisteren had ze alleen maar met grote ogen haar nieuwe wereld ingekeken. Om uiteindelijk rond hal wee weer in slaap te vallen. Haar stemmetje was hees, met een niet al te groot volume. De verpleegkundige kwam binnen. ‘Zullen we haar aan de borst leggen?’ Kate knikte en ging er goed voor liggen. Het is nog niet zo eenvoudig om een baby’tje goed aan de tepel te krijgen. Kates tepels waren gevoelig en Wyoming had moeite er goed aan te zuigen. In plaats daarvan was ze meer aan het knagen. De eerste melk heet colostrum en is belangrijk voor pasgeborenen. De melk is gelig en doet qua textuur denken aan gesmolten boter. Het zit boordevol eiwi en
en mineralen en bevat daarnaast veel afweerstoffen die de baby beschermen tegen lichaamsvreemde bacteriën. Het was deze ‘supermelk’ waardoor we dachten: misschien is borstvoeding die eerste weken zo’n slecht idee nog niet. Dat kleine meisje aan de borst van Kate; sommige momenten zijn zo indringend dat ze alleen een standbeeld niet ontroeren. Kate zelf was al vertrouwd met het beeld, want telkens als Wyoming die nacht hongerig was, kwam een verpleegster haar aanleggen. In het begin moet de borst via kleine beetjes gestimuleerd worden om melk te produceren. Zo ontstaat een subtiele balans tussen vraag en aanbod. De tweede ochtend mocht ik ze ophalen. Het hardcore ouderbestaan zou beginnen. Nadat ik Wyoming goed had ingepakt liep ik met haar in mijn armen de afdeling uit; enigszins schuldbewust, alsof ik iets aan het stelen was. Expres ging ik bij de personeelskamer van de verpleging langs. Het moest duidelijk zijn dat ik dit kind toch écht mee naar huis ging nemen. Hadden we niet een bonnetje nodig? Buiten in de kou wach e de auto. Gestrest door de bijna winterse temperaturen legde ik Wyoming haastig in de Maxi-Cosi. Ze verzoop er bijna in. Gauw de portieren dicht en rijden. Kate zat naast me, Wyoming achterin. Ze sliep. Rustig, maar in onzekere stilte reden we richting centrum. We doen toch niks verkeerds? vroeg ik mezelf halverwege af. We zijn toch niets vergeten? Kate beleefde dezelfde vertwijfelde stilte. Ze kon het niet langer inhouden. ‘Gaat het wel goed met haar?’ ‘Ik weet het niet... Ik denk het wel. Waarom zou het niet goed met haar gaan?’ ‘Ik hoor niks.’ ‘Moet ze dan snurken?’ ‘Ik zie ook geen beweging...’ ‘Ik neem aan dat ze slaapt.’ Maar het zaadje van onzekerheid was al gezaaid. ‘Zal ik naast haar gaan zi en?’ vroeg Kate ten slo e. ‘Lukt dat? Het staat vol koffers.’ Kate klom achterin. ‘En? Alles goed?’
‘Ik hoor haar niet...!’ ‘Hoezo, je hoort haar niet?’ ‘Het geluid van de motor overstemt haar.’ ‘Zie je iets bewegen? Haar borstkas?’ Maar de laag kleertjes en het dekentje waren te dik om dat te kunnen zien. ‘Wat moet ik doen?’ vroeg Kate. ‘Weet ik veel. Ontspan en probeer goed te luisteren!’ ‘Zal ik tegen haar wang tikken?’ ‘Ja!’ ‘Nee!’ ‘Godverdomme! Het gaat vast goed met haar! Waarom zou er iets mis zijn, Kate?’ ‘Omdat ze niet reageert, oké!?’ ‘Ze slaapt!’ ‘Hoe kun je dat zo zeker weten! Ze is zo klein en...’ Precies op dat moment begon Wyoming zachtjes te huilen. De paniek maakte plaats voor gêne. Ik geneerde me. De blik in de ogen van Kate verried dat zij hetzelfde voelde. Als we ons nu al zó laten meeslepen. == Voor het eerst in ons leven waren we alleen verantwoordelijk voor het uiterst fragiele leven van een ieniemieniemensje. Waarom kregen we geen instructies mee? Een summiere handleiding om op z’n minst de eerste uren alleen door te kunnen komen. Die ochtend dacht ik nog goed voorbereid te zijn. Kate en ik hadden vele boeken over baby’s en ouderschap gelezen. Maar nu voelde ik alle grond onder me a rokkelen. Een ravijn dieper dan de Marianentrog kwam me opslurpen, ik wist het zeker. Alsof ik weer alleen in Moskou was. Drie maanden lang had ik thuis geoefend op het cyrillische alfabet. Ik kon woorden en zinnen uitspreken, en hele stukken Russische tekst ontrafelen. Ik ging grote stukken van de oude Sovjetwereld bereizen, dus daar had ik wat aan. Eenmaal op het vliegveld bleken de echte Russische teksten algebra voor me. herkende ik nog net. Het stond op een stilstaande bus waar ik dan maar MOCKBA
instapte. Maar waar in Moskou? Het centrum? Ik had geen idee, want in de stress van het echte leven kon ik van de cyrillische le ers geen chocola maken. Een oud vrouwtje dat voor me zat had algauw door hoe doof en blind ik was. Ik vroeg haar naar metrostation Tverskaya. Ze had geen idee waarover ik het had. Ik wees het aan op de kaart, waarna ze een furieus verhaal afstak. Ik nam aan dat ik verkeerd zat. Het vrouwtje greep stevig mijn hand en leidde me van de bus naar de metro. Ze reisde zelfs een stukje mee om ervoor te zorgen dat ik op het juiste station zou overstappen. Ze duwde me de metro uit en wees ze me druk gebarend de route. ‘Dawaj, dawaj!’ Maar ik begreep er geen biet van. Dommig zwaaide ik naar haar waarna haar treinstel oploste in de zwarte metrotunnel. ‘Denk en lees!’ zei ik hardop tegen mezelf. ‘Breng in praktijk wat je hebt geleerd!’ Midden in de chaotisch drukke hal ging ik op mijn backpack zi en en ontcijferde le er voor le er de hangende borden met de Russisch geschreven stationsnamen. Ik kreeg zowaar iets van mijn zicht terug; de brei le ers werden woorden met betekenis. == Zo zaten Kate en ik een tijdje in de geparkeerde auto voor ons huis. Wyoming was opnieuw in slaap gevallen. ‘Hoe gaan we dit doen?’ vroeg ik. ‘We gaan gewoon naar binnen,’ zei Kate. ‘En dan?’ ‘Dan wachten we op de kraamhulp.’ ‘Hoe laat komt ze?’ ‘Tegen tweeën.’ ‘Hoe laat is het nu?’ ‘Twaalf uur.’ ‘Zijn we twee uur met haar alleen?’ Kate staarde zwijgend voor zich uit. ‘We moeten ervan uitgaan dat ze sterk genoeg is,’ zei ik niet zonder gevoel voor drama. ‘Ze haalt zelf adem,’ zei Kate. ‘En het gaat allemaal automatisch.’ ‘Dat doet ze tenslo e al negen maanden. Maar toen ze in de buik zat maakten we ons daar niet zo’n zorgen over.’
‘Daar had ze een veilige omgeving.’ ‘Hier is het ook veilig. Ze slaapt, hee genoeg zuurstof en onder dat isolerende dekentje is het lekker warm. Als ze begint te huilen geven we haar wat te eten en als we iets ruiken verschonen we haar luier. Dat heb ik al een keer gedaan en dat ging verdomd soepel. Hoe moeilijk kan het zijn?’ Kate en ik keken elkaar aan. ‘Klaar?’ Kate knikte. Ze legde haar hand op mijn arm. ‘We hebben ons kindje bij ons,’ zei ze met tranen in haar ogen. ‘Ik weet het,’ zuch e ik. Even was het stil. Toen kneep ik in haar hand. ‘Klaar?’ ‘Klaar...!’ == Stipt om twee uur stond de kraamhulp voor de deur. De uren ertussen waren voorbij gevlogen. Het hele ho e was uitgerukt om de nieuwe bewoonster te komen bewonderen. Het verbaasde me met hoeveel enthousiasme iedereen haar wilde bekijken. Een nieuw mensje blijkt voor velen een wonderlijke bezienswaardigheid. (Schrik dus niet als verre neven en nichten van wie je al jaren niets meer hebt gehoord – en bij wie je dat ook graag zo wilt houden – ineens voor de deur staan.) Toen de meute was verdwenen heb ik haar weer in de kinderwagen gelegd. Daar kon ze mooi verder slapen. Zo. Vooralsnog gaat het ons goed af, vond ik. De eerste paniek had plaatsgemaakt voor een gevoel van controle. Wij kunnen dit! Laat ik mezelf niet te veel op de borst kloppen. Ik dankte het systeem op mijn blote knieën. Leve de kraamhulp! Hoewel het ergens wel onwennig was, zo’n onbekende vrouw in huis. Tegelijkertijd was ze een held, zoals brandweermannen dat in Amerika zijn. Zij was hier om de paniek te blussen. ‘Kom snel binnen,’ zei ik. ‘Hier is onze baby. Wat gaan we doen?’ Joke verroerde geen vin en keek me glimlachend aan. Ze was een ranke vrouw van middelbare lee ijd met kort hal lond stekeltjeshaar. Ze droeg een rond
brilletje zonder randmontuur en straalde levenswijsheid uit. ‘Laat me eerst maar eens naar die kleine kijken,’ zei ze. ‘Zo. Die slaapt goed, dat houden we zo.’ Ze stelde zich voor aan Kate, waarna er een wat onwennige stilte viel. ‘Zal ik je het huis laten zien?’ vulde ik het gat op. Goedgemutst leidde ik Joke rond in ons huis. Met gepaste trots liet ik haar de kinderkamer zien, de voorraad luiers, de luchtjesafsluitende luieremmer, de speciale essenafwasborstel, de steriliseerset waarin precies twee esjes pasten, het slaapzakje, de Stokke-kinderstoel, de SwaddleMe-inbakerdoek, de Bugabookinderwagen, de Avent- esjes. Ik wil maar zeggen: wij waren voorbereid. Joke aanschouwde het met een cynisch glimlachje. ‘Vanwaar de glimlach?’ vroeg ik toen ze zachtjes met drie vingers het speciaal ademende matrasje betas e. ‘Is het niet goed?’ ‘Ja, ja. Het is heel goed,’ zei ze met een Amsterdamse tongval. ‘Waarom zit er dan zo’n ironisch lachje op je gezicht?’ Twee pretoogjes keken me vertwijfeld aan. Haar blik verried dat ze meer dacht dan dat ze vertelde. ‘Dit is een Maxxi-Air Matras. Echt een goed matras, hoor,’ zei ik ongemakkelijk. Geen idee waarom ik die naam had onthouden. ‘Het hee zelfs een prijs gewonnen, als ik Kate mag geloven. Volgens haar verkleint het ademende karakter de kans dat het baby’tje stikt mocht het onverhoopt op haar buikje liggen.’ ‘Hoeveel heb je ervoor betaald?’ ‘Tweehonderd euro. Hoezo?’ Joke viel stil. Nauwelijks merkbaar begon ze haar hoofd te schudden. Haar lachje veranderde in een grimas. ‘Jullie worden er toch ook van alle kanten ingeluisd.’ ‘Huh? Wij? Wat bedoel je? Met de dingen die we kopen?’ ‘Jullie worden gewoon gek gemaakt. Wiegendood, antiallergie dekentjes, neutraal wasmiddel.’ Met haar handen achter haar rug liep ze langzaam de kinderkamer weer uit.
‘Hoe dacht je dat het vroeger ging? Toen sliepen ze gewoon op dezelfde matrassen als wij, hoor. En dat hebben we toch ook allemaal overleefd? De boekjes benadrukken te veel wat er allemaal kan misgaan. En daar is een hele industrie omheen gebouwd.’ Stilzwijgend liep ik achter haar aan. Oké, ze is in ieder geval eerlijk. Ik dacht ook aan de tweehonderd euro weggegooid geld. Misschien is het allemaal niet nodig, zoals Joke beweerde. Maar kwaad kan het evenmin. ‘Zullen we het even tussen ons houden?’ vroeg ik. ‘Ik zie niet in waarom we Kate nu een slecht gevoel zouden moeten geven.’ Ze gaf me een knipoog en liep naar beneden waar ze zich ontfermde over de melk esjes. ‘Zijn ze al gesteriliseerd?’ ‘Nee, nog niet. Maar in de hoek staat een steriliseerset.’ Een plastic apparaat met een transparante kap waaronder hete stoom de esjes en tuitjes steriliseert. Ze keek er kort naar. ‘Heb je ook een waterkoker?’ ‘Nee.’ ‘Heb je een pan?’ ‘Ja, onder in de kast.’ Vijf minuten later borrelden de esjes in een grote pan vol kokend heet water. Joke was een pragmaticus. Van tierelantijntjes wilde ze niks weten. Haar oprechtheid trof me zo dat ik binnen een uur mijn ziel bij haar op schoot legde. Zij wist raad met de voor ons zo nieuwe situatie. Wat was ik blij dat ze er was. En het werd alleen maar mooier. ‘Hebben jullie ergens een stofzuiger?’ ‘Waarom?’ vroeg ik uit beleefdheid. ‘Wat denk je?’ lachte ze. ‘Stofzuigen!’ Kate keek me vragend aan vanuit de keuken. Een kruk was alles waar ze enigszins ontspannen op kon zi en. Alles wat te ver doorzakte (zoals bank, kussens, bed) was even geen optie. Ik ging naast haar zi en en samen keken we naar deze onbekende vrouw die ons huis aan het stofzuigen was. Dus dit is wat een kraamhulp doet. Ze komt niet alleen luiers verwisselen en vertellen wat we moeten doen; ze helpt zélfs in het huishouden. ‘Zo. Nu nog even de afwas,’ zei Joke.
Ik voelde me schuldig. ‘Kan ik niets doen?’ Joke keek me kort aan: ‘Straks als ik klaar ben, mag je een kop koffie voor me ze en.’ ‘Deal!’ == Met mededogen dacht ik aan mijn Amerikaanse vrienden in San Anselmo. Hoe zijn Liam en Erica die begindagen na hun bevalling doorgekomen? Nederland is het enige land ter wereld dat kraamzorg aan huis verzorgt. In Amerika en de ons omringende landen is het leven een stuk harder. Daar sta je er alleen voor. Hoe kom je daar de eerste nacht door? Je hebt geen enkele ervaring. Je doet maar wat. Pappen en nathouden op instinct. Wij hadden Super-Joke. Ze gaf ons een spoedcursus baby survival. Basale technieken passeerden de revue: een luier verschonen, de billetjes schoonmaken en het kutje afvegen. Ik zat vol vragen. Een babykutje ziet er zo puntgaaf uit. Alsof het tot in detail geboetseerd is, maar het hechtwerk zich nog niet helemaal hee vastgezet. Hoe fragiel is het? Mag je met een doekje langs het vaginaspleetje nadat het na het poepen met stront is gevuld? ‘Ja, maar alleen van boven naar beneden. Anders duw je de poep in het kutje.’ Mag je de lipjes subtiel uit elkaar duwen, zodat je overal bij kunt? Of creëer je daarmee het begin van een ubberkut? (Dat was een vraag van Kate.) ‘Nee, maar wees voorzichtig.’ De eerste dagen zit er nog vernix caseosa in, een witachtig smeerseltje dat de huid van de baby hee beschermd tegen het vruchtwater in de baarmoeder. ‘Probeer dat niet weg te poetsen.’ Vakkundig liet Joke zien hoe je kunt controleren of de baby daadwerkelijk is uitgescheten. Zachtjes masseerde ze de perineum van Wyoming waarna er een golf blauwgroene stront uitstroomde. Doe je dat niet, dan sta je waarschijnlijk binnen een halfuur opnieuw een luier te vervangen. ‘Zo. Die is wel even klaar,’ zei ze, toen alle stront eruit was. We kregen de opdracht om de nachtelijke luiers te bewaren en het uur van handeling op de luier te schrijven. Daarnaast moesten we op een ’tje een lijst bijhouden van hoe vaak en op welk tijdstip Wyoming werd gevoed. Een baby behoort in het begin ongeveer acht melkvoedingen per dag te krijgen. Acht! Dat is om de drie uur een voeding! A4
Om dat allemaal te kunnen verwerken maakte ik een tabel op de computer. Dan blij het overzichtelijk – je moet jezelf toch het gevoel geven dat je nu ig bent. Joke promoveerde me tot ‘chef inkoop’. De borstvoeding verliep bij Kate nogal moeizaam. Een aantal praktische boodschappen waren noodzakelijk. Mijn missie: huur een elektrische kolfmachine, koop een pak kunstmelk en een setje tepelhoedjes. Tepelhoedjes? Werkelijk...? Hoe vraag je met droge ogen aan de drogist: ‘Hee u voor mij een tepelhoedje?’ Ik voorvoelde een condoommomentje aan de kassa. ‘Tina! Was kosten die Kondome?’ Ik besloot om het meest controversiële voor het laatst te bewaren. Eerst maar eens die kunstvoeding ritselen. De keuze was beperkt. Twee merken voeren in de schappen een verbeten concurrentiestrijd: Friso en Nutricia. Ik wilde natuurlijk alleen het beste voor mijn dochter dus was een afgewogen besluit essentieel. Maar gebaseerd waarop? Vertwijfeld staarde ik naar het pak Nutricia in mijn linkerhand en Friso in mijn rechterhand. In ijltempo deed ik vergelijkend warenonderzoek. Met de na e vinger natuurlijk. Links een donkerblauwe verpakking, rechts lichtblauw. Hm, donkerblauw voelt arti ciëler. Links is voorzien van een speciaal hoekje om het lepeltje nauwkeurig aan af te strijken. Zo weet je precies dat elke dertig milliliter de juiste hoeveelheid poeder krijgt. Rechts hee echter een speciale lichtblauwe opbergbus die je gratis kunt nabestellen. Ook daar een handig strijkrandje. Maar welke is beter? Even een pas bevallen vriendin bellen. ‘Friso wordt volgens mij gemaakt uit melk van koeien in Noord-Holland, die vrij in de wei rondlopen.’ Meer informatie had ik niet nodig. Op sommige momenten grijp je alles aan om overtuigd te worden. Wat me uiteindelijk over de streep trok is een bewering van de winkelbediende. Volgens haar is Nutricia de melkgrootmacht en Friso het kleintje. Van nature ben ik voor de underdog. Zij hebben iets in te halen, dus zij zullen net iets meer
aandacht aan hun product besteden. Nutricia hee vast last van de wet van de remmende voorsprong. Friso it shall be. Maar dan ben ik er nog niet. Ga ik voor ‘standaard startmelk nummer ’ of toch voor ‘hypoallergene startmelk nummer ’. Bij laatstgenoemde is alles wat eventueel tot allergieën kan leiden uit de melk verwijderd. Had het zoontje van Kates zusje geen koemelkallergie? Waarom risico nemen? Hypoallergeen dus. Dan snel langs de babywinkel om een elektrische kolfmachine te huren. Handmatige kolfapparaten werken volgens de experts voor geen meter. Elektronische kolvers zijn echter schaars, dus die had ik de dag ervoor al gereserveerd. In ruil voor honderd euro borg kreeg ik een mooie koffer mee. Maar het belangrijkste onderdeel van mijn missie was het inslaan van een setje tepelhoedjes. Voor het eerst in mijn leven werd ik geconfronteerd met het concept borstvoeding. En geloof me, borstvoeding is bepaald geen sinecure. (Voor de man die een verslag over borstvoeding in een mannenboek maar geneuzel vindt: er is werkelijk geen ontkomen aan.) == Ik leefde in de veronderstelling dat alle borsten in principe op dezelfde manier werken. Er zi en klieren in die melk produceren, de tepel is een gestandaardiseerde nippel die evengoed uit een fabriek had kunnen komen. De baby zuigt de juiste portie melk naar binnen en gaat buikjerond weer slapen. Hoe vaak heb ik niet een baby aan een spierwi e borst zien liggen? Het ziet er allemaal vredig uit en het kleintje bepaalt zelf wanneer het toeslaat en wanneer het klaar is. Kate had echter in het ziekenhuis tepelaverij opgelopen. Wyoming had grote moeite haar tepels te pakken te krijgen. Aan de aanlegprocedure lag het niet; buik op buik, de baby loodrecht op het lichaam van de moeder en wachten op ‘een grote hap,’ zoals Joke het zei. Toch zat ze er voortdurend naast en als ze hem al had, kwam de tepel niet diep genoeg. In plaats van te zuigen, lag Wyoming te bijten en te knagen. Baby’s die als bevers tekeergaan veroorzaken binnen mum van tijd diepe tepelkloven en doodongelukkige moeders. Dat wilde Kate (en ik natuurlijk ook) graag voorkomen. Volgens Joke kon dat met tepelhoedjes; ‘tepelsombrero’ zou wellicht een betere term zijn. Bovenop zit een drietal gaatjes waardoor de melk naar buiten kan. Eindelijk lukte het Wyoming om relatief soepel wat moedermelk aan de borst te on rekken. De 1
1
stuwing van de melkklieren was ondanks de eerdere moeizame pogingen behoorlijk op gang gekomen. Alleen weet je met borstvoeding nooit precies hoeveel melk het kind binnen hee . Is ze tevreden, of moet ze nog worden bijgevoed? Ziedaar de meerwaarde van de elektronische kolver. Een baby drinkt bijna nooit twee borsten leeg. Dus als de ze is uitgedronken kun je met de pomp de tweede borst leegzuigen. Twee doorzichtige slangetjes verbinden het apparaat met twee even transparante esjes. Boven op de esjes zi en onder een hoek van negentig graden twee trechters die qua formaat iets groter zijn dan een doorsnee moedertepel. Ze pasten feilloos op de borsten van Kate. Ergens had het kolven iets afstotelijks. Een vrouw – nota bene mijn geliefde – die als een koe gemolken wordt. Zuigende geluiden bromden op uit de gele machine. Druppel voor druppel viel de gelige melk in het aconnetje. Kate wilde liever niet dat ik haar zo zag. Maar hoe doe je dat als je ’s nachts naast elkaar ligt? Daarbij: tijdens de zwangerschap ga je voortdurend over alle grenzen heen. Deze kon er nog wel bij. De gekolfde melk bewaarden we in de koelkast. Dat gaven we bijvoorbeeld ’s nachts. Zo kan de kleine vanaf het vroege begin aan de tuit van een ‘gewone’ baby es wennen. En niet onbelangrijk: deze strategie is ideaal om ook de vader een rol bij het voeden te geven. De nachtelijke drinksessies, liggend in bed met dat kleine meisje bloot op mijn buik, hebben voor mijn gevoel onze band versterkt. Vooral in het prille begin is dit een uitgelezen moment voor het ontwikkelen van hechting tussen vader en baby. Je kunt ook overdrijven natuurlijk. Een zeer volhardende zorgpapa in Spanje wilde het contact met zijn baby ook overdag verdiepen. Maar Pedro Alvarez had één probleem: hij werkte en volgens de Spaanse wet mocht hij niet twee keer een halfuur naar huis om zijn baby ‘borstvoeding’ te geven, zoals vrouwen dat wel mogen. Alvarez voelde zich gediscrimineerd en klopte aan bij het Europese Hof van Justitie. Die stelde hem in het gelijk en sindsdien mogen Spaanse papa’s de eerste negen maanden na de geboorte van hun kind twee keer huiswaarts om hun ‘borst’ aan te bieden. Alvarez hoefde niet te rekenen op al te veel begrip. Interne er Shnero schreef bijvoorbeeld: ‘Klinkt mij in de oren alsof Pedro van lange pauzes houdt. Hij lijkt me een erg, erg luie man.’ ==
De avond viel. Joke liet me zien hoe ik een piepklein meisje moest instoppen; slaapkleertjes aan en op haar zij met een strak aangespannen wollen deken inbakeren. De kamer mag daarbij niet te warm of te koud zijn. Sommige aspecten van het babylichaampje zijn nog niet helemaal uitontwikkeld na de geboorte. De temperatuurshuishouding bijvoorbeeld. Baby’s zijn de eerste weken niet in staat om hun eigen temperatuur te regelen. ‘Hou de kamer tussen de ach ien en de twintig graden,’ vertelde Joke. ‘Later ligt de ideale temperatuur tussen vij ien en ach ien.’ Christus, wat een miniem verschil. Hoe houd je die temperatuur zo constant? Ze ging algauw een stapje verder en maakte een tabelletje met instructies per graad lichaamswarmte. , ° of lager: twee kruiken plus muts , ° of lager: één kruik plus muts , tot , ° : muts , ° of hoger: niets , ° of hoger: koelen Mijn mond viel open. Hoe ga ik dat in godsnaam bijhouden? Moet ik er een monitor op ze en en / een thermometer tussen haar billen parkeren? Daar kwam bij dat we nogal een winterse start van het voorjaar beleefden. Hoe heet moet die kruik dan zijn? Vullen met warm water zoals ik deed, bleek niet genoeg. ‘Er moest een bodempje koud water in,’ aldus Joke, en de kruik diende tot aan de rand met kokend water afgetopt te worden. Voorzichtig de dop erop draaien zodat er geen lucht achterbleef en de es vacuüm kon trekken. Dan een kruikzak of een doek eromheen, zodat de hete buitenkant afgeschermd bleef en het babyhuidje niet verbrandde. Het was halfzes toen Joke ons achterliet. Vanuit de deuropening keek ik haar na, volgestouwd met informatie. Ik zag op tegen de nacht. Donkerder dan dit had ik het gevoelsmatig nog niet meegemaakt. Hoewel. Misschien voelde ik me in Afghanistan even unheimisch, toen ik daar een paar jaar terug alleen rondreisde. Ook daar waren de nachten zwanger van onvoorspelbaarheid. ‘Overdrijf je niet een beetje?’ vroeg Kate. Ze liet me het laatste zinnetje van het dagboek in de Kraamgroeigids zien. ‘Kijk! Hee Joke geschreven: “Ons kan niets gebeuren”.’ 36 5 C
36 7 C 36 9
37 2 C
37 3 C 37 5 C
24
7
Vier woorden, een klein zinnetje. Het kan net dat beetje vertrouwen geven om de nacht door te komen. Zouden kraamhulpen zoals Joke zich realiseren hoe overdonderend belangrijk ze zijn voor één-dag-oude ouders? Wat een bevredigende baan moet dat zijn. Overal word je binnengehaald als een held. Mensen knielen dagelijks aan je voeten met de wanhopige vraag: ‘O oermoeder, beveel mij met wijze woorden en zie hoe hard ik voor u ren.’ Alles om de eerste nacht door te komen. == Wyoming sliep de hele dag. Tussendoor maakten we haar om de drie uur wakker en legden haar aan de borst. Soms kreeg ze wat extra kunstmelk zodat we zeker wisten dat ze genoeg had. Als een nachtdier begon ze rond één uur ’s nachts actief te worden, dat wil zeggen: te huilen. Baby’s zi en de eerste dagen nog vast aan het ritme dat ze in de baarmoeder hadden. Overdag slapen ze door het gewieg van de voortdurend bewegende moeder. ’s Nachts, als alles tot rust is gekomen, gaan ze schaamteloos liggen schoppen en porren tegen de buikwand. Ons bed stond tijdelijk pal naast het kamertje van Wyoming – we zaten rechtop in bed. Omdat Kate twee rusteloze nachten en een slopende bevalling achter de rug had, nam ik Wyoming uit bed en begon haar instinctief te wiegen. Gewoon, rechtop, met haar billen in mijn rechterhand en haar achterhoofdje steunend in mijn linker. Deze stuiterende wiegbeweging was de enige houding waarin ze weer stil werd. Zodra ik stopte met wiegen, begon ze weer uitbundig te huilen. Dikke tranen rolden over haar wangen. ‘Hé, Kate!’ riep ik om het huilen te overstemmen. ‘Je zei toch dat baby’s de eerste vier tot zes weken zonder tranen huilden!’ ‘Dat is ook zo, het staat in alle boekjes!’ ‘Zou er echt iets zijn?’ ‘Je moet proberen de huiltjes te herkennen.’ ‘Huiltjes?’ Verdomd als het niet waar is; er bestaat zoiets als babyhuiltaal. Als het een relatief zacht huiltje is, hee ze meestal geen pijn. Dan wil ze gewoon een beetje gezelschap of begint ze trek te krijgen. Maar als ze huilt als een mager speenvarken dat wordt gewaterboard, weet je dat ze last hee van darmkrampjes. ‘Oké, hoe herkennen we dat?’
Kate bleef stil. Ze had net als ik nog maar één type huiltje gehoord. ‘Allebei wakker blijven hee geen zin,’ zei ik. ‘Ik ga wel naar beneden en hoop dat ze in slaap valt.’ Uren heb ik die nacht met een krijsende Wyoming door het huis gezworven. Ze zweefde loodrecht voor mijn borst, wiegend in mijn half gestrekte armen. Een kindje van gram voelt vederlicht, maar na een paar uur lijkt het alsof haar massa exponentieel toeneemt. Dat hee uiteindelijk ook weer een positieve keerzijde: ik was tijdens het ‘lange duurwiegen’ borst en biceps aan het trainen. Het is verbazingwekkend hoe creatief je wordt als een kind zo lang huilend in je oor brult. Ik begon alternatieve wiegbewegingen te verzinnen, variaties gebaseerd op de uiterst succesvolle ‘stuiterwieg’. Verticaal schuin naar beneden, en weer naar boven. Stuiterend met bochten of in rondjes. Als ik te ver ging, kreeg ik ogenblikkelijk feedback in de vorm van ontevreden gekrijs. Ik ontdekte dat ik sommige bewegingen, waarover ze in eerste instantie ontevreden was, kon compenseren door geluidjes te maken. Dus ging ik liedjes zingen. Kinderliedjes. Kon ik ze me nog herinneren? == Wi e zwanen, zwarte zwanen Wie gaat er mee naar Engeland varen Engeland is gesloten De sleutel is gebroken Is er dan geen smid in ’t land Die de sleutel maken kan. == Wat voor een krankzinnige tekst is dit!? ‘Engeland is gesloten...’ De oorlog is toch voorbij? ‘Laat doorgaan, laat doorgaan, wie achter is moet voorgaan...’ Toch maar over op het mij dierbaardere werk. De lie ijke melodieën van Simon en Garfunkel. Op de ‘Sound of Silence’ en ‘Wednesday Morning a.m.’ droom ik altijd heerlijk weg, dus waarom Wyoming niet? Nou, Wyoming dus niet. Haar leven was te pril voor nostalgische gevoelens. Hoe verder de nacht onder luid gebrul vorderde, des te duisterder werden mijn liedjes. Het lie ijke en creatieve in mijn teksten maakte plaats voor simpele, 3554
3
monotone grondtonen die mijn gefrustreerde state of mind weerspiegelden. Om vijf uur ’s nachts was ik volledig door mijn repertoire heen. Daar kwam ik pas achter toen ik me realiseerde dat ik op het eindeloze loopje van Johann Strauss’ ‘Radetzkymars’, de alternatieve tekst ‘Hou je bek’ aan het zingen was. == Hou je bek, hou je bek, hou je bek bek bek, Hou je bek, hou je bek, hou je bek bek bek, Hou je bek bek bek, Bek bek bek, Hou je, hou je bek, Hou je, hou je, hou je bek, hou je bek, hou je bek bek bek, == Hoeveel dieper kon ik nog zinken? Ik gooide het over een andere boeg. Het wollen dekentje waar ze al uren provisorisch in was gewikkeld, verving ik door een vlindervormige eecedeken die de we hadden gekregen van Kates moeder. Haar armpjes en beentjes wikkelde ik stevig in langs haar lijf, ze kon geen kant meer op. Het pakketje verzegelde ik met een veiligheidsspeld. Ze leek ineens op een schreeuwende matroesjka, alleen haar gezichtje zag ik nog. Dat hielp. Misschien deed het denken aan de baarmoeder. Om halfzeven viel ze eindelijk in slaap. Geconcentreerd en uiterst voorzichtig legde ik haar op haar zij op de bank richting de bankleuning. Ik trok een donzen deken over ons heen en kroop zachtjes tegen haar aan. Eén kik en het ritueel kon opnieuw beginnen. == Om negen uur stipt belde Joke me wakker. Mijn wazige blik bij het openen van de deur verried een bewogen nacht. Nog nooit was ik zo blij om het gezicht van een gisteren nog vreemde vrouw te zien. Engel! Even mocht ik alles weer loslaten. Door de vermoeidheid kon er echter maar een schraal glimlachje vanaf. Ze keek me smalend aan. Alsof ze dacht: Jij hebt dit toch echt zelf gewild. Wyoming lag op mijn arm en begon alweer te huilen. Joke nam haar over en bracht haar voor de borstvoeding naar boven, waar Kate nog in bed lag. Met sterke koffie uit een pru elende percolator probeerde ik mijn hersens weer aan de praat te krijgen. Er was vast nog wel wat te doen.
Die eerste week werden we overvallen door praktische bezoekjes. De kraamhulp liep vrij rond, verloskundigen waaiden binnen om de hechtingen bij Kate te controleren en Wyoming te bekijken en ook het reguliere babybezoek kwam op stoom. Wanneer hield het op...? == Vanaf de bovenverdieping weerklonk de stem van een getormenteerd meisje. Het was Kate. De stuwing van haar melkklieren hadden haar borsten binnen drie dagen op groteske wijze veranderd in een overproducerende melkfabriek. Haar immense blauwgeaderde borsten deden me vaag denken aan de volle koeienuiers die een doorsnee boer voor dag en dauw aan de melkmachine legt. Toen ik boven kwam trof ik een doodongelukkig vogeltje. Kate oogde topzwaar en bezweek bijna onder haar borstvulling. Gelukkig had ze getrainde kuitspieren. Zo kon ze via de tenen genoeg contragewicht te bieden. ‘Ik heb drie hoofden...!’ huilde ze gegeneerd en woedend. ‘Kijk nou wat een skippyballen!’ Dat zag er inderdaad niet fraai uit. Het hele borstvoedingsplan draaide uit op een debacle. De bijtende Wyoming zorgde voor pijn, de doorstroming bij het zuigen door de kolfpomp zelf zorgde voor pijn en nu had ze ook nog twee joekels van borsten die haar huid tot op haar schouderbladen strakker trokken. ‘Dan stoppen we er toch gewoon mee,’ zei ik. ‘Dat is nog niet zo eenvoudig,’ zei Joke. ‘Hoezo niet?’ ‘Dat moet je a ouwen. Als de borsten geen melk meer kwijt kunnen, dan blij het daar gewoon zi en en gaan de klieren ontsteken.’ ‘Hoe pakken we het aan?’ Joke twijfelde. Zo snel een startende borstvoeding a appen had ze nog niet meegemaakt. Zulke borsten trouwens ook niet. ‘Dan bellen we toch met een verloskundige? Ze hebben toch een noodnummer?’ zei ik. Twee uur later stond verloskundige Margreet de borsten van Kate te bekijken. Kate legde geduldig de situatie uit. Margreet knikte bemoedigend. Tot Kate de termen ‘tepelhoedjes’ en ‘kolfmachine’ liet vallen. Margreets gezicht vervormde tot een depressieve smiley. Ze keek Kate vol ongeloof aan.
‘Waarom zou je in hemelsnaam opzetstukjes gebruiken?’ ‘Omdat ze mijn tepels aan het a luiven was, oké?’ zei Kate. ‘Maar daar gaat het niet meer om. Ik wil a ouwen.’ ‘Je hoe toch niet meteen te stoppen?’ reageerde Margreet verbaasd. ‘Jawel, het doet pijn,’ zei Kate. ‘Ik vind het vreselijk om Wyoming aan te leggen. Het behoort intiem te zijn, geen kwelling.’ ‘Wat wil je nou? Het doet altijd een beetje pijn.’ ‘Een beetje?’ vroeg Kate nijdig. ‘Voelt ‘een beetje’ alsof bij elke zuigbeweging iemand met de zijkant van een blaadje in je tepel snijdt!?’ Margreet was een groot voorstander van borstvoeding. Sterker nog, ze behoorde tot de overweldigende meerderheid van de verloskundigen in Nederland die denkt dat melk uit de borst de enige verantwoorde manier is om je baby te voeden. Wandel een willekeurig consultatiebureau binnen en de posters met borstvoedingspromotie hangen drie lagen dik aan de muur. ‘Geef borstvoeding de ruimte.’ ‘Zorg voor borstvoeding. Geef het uw aandacht.’ ‘De enige voeding die beschermt tegen ziekten.’ Wil je eerder a ouwen of er niet eens aan beginnen, dan komt de borstvoedingsmaffia druk uitoefenen. Deze lobbygroep teert op schuldgevoel. Kate vond nu al dat ze faalde als moeder en haar baby tekortdeed. Flesvoeding wordt in Nederland en elders zo ver mogelijk van zuigelingen vandaan gehouden. Voor bedrijven als Friso en Nutricia is het in Nederland verboden te adverteren voor kunstmelk voor baby’s jonger dan zes maanden. In Amerika staat op ieder pakje babypoedermelk de waarschuwing dat moedermelk gezonder is voor uw kind. En in België krijgen ziekenhuizen speciale certi caten als ze een bepaald percentage jonge mama’s weten te overtuigen aan de borstvoeding te gaan. Ook bij ons consultatiebureau hangt een indrukwekkend / -certi caat ‘Zorg voor borstvoeding’. Het schijnt een hele eer te zijn. Niet toevallig schraagt een advies van de Wereldgezondheidsorganisatie ( ) de missie van de zoogmaffia. Toen ik eind jaren zeventig werd geboren zat de lobby nog in de verdrukking. Borstvoeding raakte uit de mode en essenmelk was de next best thing. Ik heb er gretig van gedronken en mijn groei hee er met centimeter niet onder geleden. WHO
WHO
194
UNICEF
In de jaren negentig star e de een campagne voor borstvoeding in ontwikkelingslanden. Zuigelingen in Afrika werden massaal ziek van het poeder dat door de melkbedrijven werd aangevoerd. Het probleem schuilde niet zozeer in het product, maar in de slechte hygiëne en het verontreinigde water waarin het werd opgelost. Borstvoeding vermindert in Afrika ongetwijfeld de kinderster e. (Hetzelfde gebeurde in de tweede hel van de ach iende eeuw door de populaire ideeën van Jean-Jacques Rousseau. De ster e van het aantal aristocratische kinderen daalde met eenderde door het heilig verklaren van moedermelk.) Maar in plaats van de campagne speciaal te richten op ontwikkelingslanden, moesten alle moeders wereldwijd eraan geloven. Maar wie weet wat beter is? Zoek in de wetenschappelijke literatuur en je vindt honderden onderzoeken die de voordelen van borstvoeding benadrukken. Tegelijkertijd zijn er net zo veel studies die dat juist ondermijnen. Wat is dan het nut om het zo te idealiseren? En belangrijker, om dat geloof zo schaamteloos uit te buiten? Bij de pufclub van Kate viel om de dag een jonge moeder van haar geloof. In lange e-mailslingers schreven ze elkaar dat ze door de grond gingen van de pijn. Maria vroeg zich na een antibioticakuur tegen een borstontsteking, , graden koorts en diepe tepelkloven zelfs af wat er zo ‘natuurlijk’ is aan borstvoeding. Toch durfde ze maar moeilijk te stoppen. Sterker nog, bij Maria vond iedereen dat het goed ging. Het was logisch dat het pijn deed. Ze moest ‘gewoon even tot twintig tellen’. Ook Kate werd in verwarring gebracht. ‘Misschien moet ik er toch maar mee doorgaan,’ zei ze toen Margreet weg was. ‘Alleen een slechte moeder gee haar kind geen borstvoeding.’ ‘Wat een onzin! Zie je niet hoe je gebrainwasht wordt? We gaan hier een eind aan maken en wel nu.’ ‘Maar Wyoming dan?’ ‘Er is kunstvoeding zat. Daar zit alles in wat ze nodig hee . Misschien zi en er in “echte” borstvoeding een paar sto es die ervoor kunnen zorgen dat ze langer immuun blij voor bepaalde ziektes. Maar het belangrijkste, het colostrum, hee ze al gehad. Vanaf nu is het alleen nog maar “gewone moedermelk”. Ik zeg: kappen ermee.’ WHO
39 5
‘We hebben een lactatiedeskundige nodig,’ zei Joke. ‘Een wat?’ ‘Iemand die is gespecialiseerd in borstvoeding en een a ouwschema kan opstellen.’ ‘Hoe vinden we die als het Pasen is?’ ‘Ik ken wel iemand. Zij wil vast langskomen.’ De afspraak was snel gemaakt. Kort daarop, rond twee uur, vertrok Joke weer. Kate maakte zich op om haar borsten weer te ontlasten met het kolfapparaat. De melk gebruikten we om Wyoming mee te voeden. Kates linkerborst stroomde ondanks de pijn als een tierelier. Binnen tien minuten zat er milliliter in het vaatje. Lang niet voldoende om de borst te ‘legen’, maar genoeg om de borst soepel te houden en zowel de voormelk als de achtermelk aan te boren. Jawel, een borst maakt twee soorten melk aan; de voormelk is blauwwit, waterig en dorstlessend en komt als eerste uit de borst. De gelige en stroperige achtermelk komt pas na de voormelk, maar is essentieel omdat het veel ve en bevat. De achtermelk moet zogezegd de honger van een baby stillen en haar een verzadigd gevoel geven. Omdat Kate produceerde voor een weeshuis en waarschijnlijk een buitengewoon getalenteerde min zou zijn – vrouwen die vroeger borstvoeding gaven aan kinderen van rijke vrouwen die daar geen tijd voor of zin in hadden – bestond de kans dat we te weinig achtermelk kolfden. Zonder achtermelk loopt een baby risico op darmkrampjes, dunnere ontlasting en in het meest extreme geval groeiproblemen. Maar Kates rechterborst vertoonde kuren. De borst voelde hard als een ballon gevuld met water. Sommige melkklieren leken wel van steen te zijn. Zachtjes erin knijpen om de hardheid te voelen was extreem gevoelig. Haar borst kleurde knalrood, overduidelijk signalen van een naderende borstontsteking. Hoe vaak Kate ook de pomp erop ze e, er kwamen slechts een paar druppels uit. Alsof alles was dichtgeslibd. ‘Kunnen we de pomp niet harder ze en?’ vroeg ik. ‘Nee, dat gaat niet.’ ‘Hoe krijgen we dat ding dan weer aan de praat?’ Kate keek me zwijgend aan. ‘Wie moeten we hiervoor bellen?’ vroeg ik. 150
‘We hebben iedereen gebeld. Of ze willen ons aan de borstvoeding houden, of ze weten niet wat te doen, of ze zijn onbereikbaar dankzij die vervloekte paasdagen.’ ‘Wat betekent dat?’ ‘Dat betekent: it’s just the two of us.’ ‘Maar schatje, ik kan niks doen!?’ ‘Luister: mijn borst moet leeg. Nog even en je kunt me naar het ziekenhuis brengen.’ ‘Maar die gammele pomp is niet sterk genoeg. En harder lukt niet.’ ‘Er is nóg een manier,’ zei Kate met nadruk. ‘Wat dan? We hebben alles al gehad, niks werkt...’ Het kwartje viel. ‘Aaaahhhh... op die ets,’ mompelde ik. Er viel een lange stilte. ‘Oké,’ zei ik. ‘Maar als ik dit ga doen, wil ik het in één keer goed doen. Ik wil van deze gênante vertoning geen herhaling.’ Het hoge woord is eruit. Het ik-woordje is gevallen. Er is geen weg meer terug. ‘Wat willen we?’ vervolgde ik. ‘Willen we de borst slechts een beetje ontlasten of moet die echt helemaal leeg?’ ‘En als die leeg is, verandert dan niet het ritme van vraag en aanbod? Gaat dat ding dan niet spontaan nóg meer produceren?’ ‘Als je een borst helemaal leegdrinkt kun je hem als het ware rese en,’ zei Kate. Ze liet me een informatieve site op het internet zien. ‘Dus dan begint-ie opnieuw naar een balans te zoeken?’ ‘Ja, zoiets.’ ‘Dus de borst moet hé-le-maal leeg?’ benadrukte ik. Kate knikte. ‘Hoe weet ik dat de borst leeg is?’ ‘Ik denk als er geen melk meer uitkomt,’ zei Kate schouderophalend. Kate maakte haar borst vrij en ik ging ervoor liggen. ‘Wacht,’ riep ik. ‘Ik hoef dit niet noodzakelijkerwijs ook op te drinken!’ Ik pakte een opvang esje van de elektronische kolver en ging weer voor Kate liggen.
‘Ik weet niet of ik ooit nog serieus seks met je kan hebben,’ zei ik. ‘Misschien alleen als je een twee maten te grote wollen trui draagt.’ Kate keek me glimlachend aan. Voorzichtig begon ik aan haar tepel te zuigen. Het duurde even voor de melk op gang kwam. Er leek iets dwars te liggen. Alsof je met een rietje een glas sinaasappelsap drinkt, maar het vruchtvlees de opening blokkeert. Na een paar stevige zuigre exen begon het te stromen. De melk voelde lauwwarm aan, had ergens iets hartigs, maar smaakte toch vooral naar... melk! Om de tien zuigbewegingen spoog ik de opbrengst in het esje. Die opbrengst groeide rap omdat alle klieren gul hun melk begonnen vrij te geven. Een tepel bevat niet een gaatje waaruit de melk stroomt. Nee, het hele tepeloppervlak is een groot semipermeabel vlak van melkdoorlatende poriën die zijn verbonden met de melkklieren. En die werden allemaal geactiveerd. ‘Zo,’ zei ik na twintig minuten zuigen. ‘Dit is wat mij betre de eerste en de laatste keer dat ik persoonlijk een borst reset.’ In totaal heb ik een kwart liter melk in het esje gespuugd. Plus alles wat stiekem mijn keelholte is binnengesijpeld en ik noodgedwongen heb moeten doorslikken. ‘Hé?’ zei ik terwijl ik mijn mond met water spoelde. ‘Ik heb geen verschil geproefd tussen de voor- en de achtermelk.’ ‘Alsof je daar beducht op was,’ lachte Kate. Ze voelde aan haar borst. Die was zacht en soepel. ‘Jij staat bij mij in het krijt, dame.’ ‘Hoezo?’ ‘Ik heb zojuist jouw leven gered.’ == Twee dagen later was het eindelijk dinsdag. Joke stond alweer te poetsen, Kate zat zoals altijd te kolven (hield het ooit op?), Wyoming lag uiteraard te ronken en ik dronk mijn percolatorkoffie om bij te komen van weer een nacht zonder slaap. Niet dat me dat echt deerde; ik was allang blij dat er langzaamaan iets van routine ontstond. Mijn missie van die dag: Wyoming aangeven. Officieel hee de man – het is zíjn plicht – daar drie dagen de tijd voor. Voor de geboorte leek me dat nog een redelijke marge. Maar door de aardverschuiving die in mijn leven had
plaatsgevonden, kon ik het er amper bij hebben. Ik bleek niet eens in staat om een stilstaande auto te beheren. Die eerste week is het ding wegens markt twee keer weggesleept – bye bye vij onderd euro. Wanneer begint de termijn eigenlijk, vroeg ik me af? Op de dag van de geboorte? Of de dag erna? Hoe wordt er geteld? In ‘gewone’ dagen of in werkdagen? En Goede Vrijdag, telt dat wel of niet mee? Ik ontdekte dat je er beter niet te laat mee kunt zijn, want dan loop je kans op een boete. Een enkeling begint het vaderschap zo als grote pechvogel. In kwam Peter Peersman, een inwoner uit Eindhoven, volgens de betreffende ambtenaar een dag te laat. Zijn dochtertje Noa werd op een donderdag geboren, Peersman deed aangi e op maandag. Hij had tenslo e drie werkdagen. Althans, dat dacht hij – zelfs dinsdag zou volgens de gangbare norm nog op tijd zijn geweest. Hij wist echter niet dat de Eindhovense gemeente bij wijze van proef juist een nieuwe telling had geïntroduceerd: drie opeenvolgende ‘gewone dagen’ was volgens de gemeente lang genoeg. De ambtenaar beweerde droog dat Peersman ‘op zaterdag aangi e had moeten doen’ – nota bene de dag dat het gemeentehuis dicht is. De officier van justitie was onverbiddelijk: de brave borst ontving drie maanden later een brief waarin stond dat hij een voorwaardelijke straf had gekregen met een proe ijd van twee jaar. Als hij nog een overtreding zou begaan, wach e hem twaalf dagen cel en een boete van vijfduizend euro. (Peersman liet het er niet bij zi en en klopte aan bij Omroep Brabant. Binnen mum van tijd zat hij bij het -programma Kopspijkers, wat zo veel reacties teweegbracht dat toenmalig premier Balkenende zich persoonlijk ging bemoeien met het beleid van de gemeente Eindhoven.) == Om geen risico te lopen stond ik al vroeg voor de balie van het stadsdeelkantoor. Ik had het tot in de puntjes voorbereid: een geldig identiteitsbewijs van mezelf, eentje van Kate, een verklaring van het ziekenhuis en, niet te vergeten, de akte ‘Erkenning ongeboren vrucht’. Een feeststemming heerste er niet. Ondanks mijn jubelstemming geen beschuit met muisjes, geen champagne. De ontvangst was zakelijk. Achteloos kreeg ik een welkomstpakket in handen gedrukt: voor de nieuwe bewoonster van de gemeente Amsterdam. 2005
VARA
Het protocol is verder eenvoudig. Geef de geboortedatum, de geboortetijd en de geboortenamen van het kind door aan de ambtenaar achter de balie. ‘ maart, hal ien,’ zei ik. ‘Hal ien?’ ‘Ik geloof één over half. Doe dat maar: . uur vind ik mooier.’ De ambtenaar maakte er een printje van en gaf het terug. ‘Even controleren meneer.’ ‘Klopt,’ zei ik vlot, en het printje zweefde soepel over het bureau terug naar zijn toetsenbord. ‘Weet u het zeker? Als het in het systeem zit, kan ik het niet meer wijzigen.’ ‘Hoe bedoelt u,’ vroeg ik. ‘Moet ik dan meteen via de officiële kanalen haar naam wijzigen?’ Advocaat, griffier, rechterlijk besluit: ik heb me ooit laten in uisteren dat dat zomaar duizend euro kost. ‘Dan wil ik nog een keer kijken.’ Je kunt niet zeker genoeg zijn. Vechtend tegen de vermoeidheid las ik de naam le er voor le er met mijn vinger mee. w-y-o-m-i-n-g. ‘Klopt,’ zei ik met vierkante ogen. ‘Voer maar in.’ == Tweede missie van de dag was de hielprik. Joke belde vroeg met de jeugdgezondheidszorg om iemand langs te sturen. En wel vandaag, want het was de laatste dag van de mysterieuze zevendagentermijn. Wat er precies zou gebeuren als die hiel op dag acht zou worden geprikt, was me totaal onduidelijk. Überhaupt ontging het me waarom precies in dat gevoelige hakje een scherpe punt moest worden gezet. Was er geen humanere methode voor een onderzoek naar erfelijke aandoeningen? Het wachten was op iemand van de . Van iemand die voor de op pad gaat heb ik een vrij stereotype beeld voor ogen. Een wat oudere man of vrouw, verzorgd en rondwandelend met een grote, steriel ogende, wi e koffer. Een lange doktersjas zou een geruststellende en beeldbevestigende optie zijn, maar het was nog koud, dus dat zou er waarschijnlijk bij inschieten. 31
21 31
GGD
GGD
Twee uur later stond er een klein, smoezelig type voor de deur. Het vuil zat tot diep onder zijn nagels. Afgaande op zijn kleren en afgeragde gereedschapskoffer zou ik denken dat het een verdwaalde loodgieter of etsenmaker was. ‘Ja...? Kan ik iets voor u doen?’ ‘Ik ben Hamid. Ik kom voor hielprik,’ sprak hij in haperend Nederlands. Even twijfelde ik. ‘Kom binnen,’ hee e ik hem met een achteloos gebaar welkom. Jan en alleman liep de deur plat, hij kon daar ook nog wel bij. Wyoming was net gevoed en wakker. Ze was vrolijk en keek nieuwsgierig om zich heen. Hamid opende zijn gereedschapsdoos en grabbelde tussen wat losliggende plastic dingen. Het bleken de hielprikkers te zijn. Hij pakte er een paar, bekeek ze weifelend, gooide ze op één na terug en keek me glimlachend aan. ‘Klàr,’ zei hij. ‘Is dat wel steriel?’ vroeg ik. Het lag erbij alsof het maanden in een lemen hut had liggen roesten. ‘Ja, ish goedt.’ Tja, dan zal het wel goed zijn, dacht ik. Maar de overheidsinstanties vroegen hier wel érg veel van mijn inlevingsvermogen. Dit is de eerste keer dat mijn baby’tje met een scherp pinnetje wordt geprikt, dan lijkt het me toch niet te veel gevraagd om iemand te sturen die expertise uitstraalt? Ik nam Wyoming in mijn armen en trok haar linkersokje uit. Hamid oefende een paar keer met de prikker en ze e hem op haar hieltje. Klik! Wyomings ogen sperden zich wagenwijd open waarna ze begon te gillen. Hamid kneep een beetje in haar hiel om het bloed eruit te drukken. ‘Oeps.’ Hamid glimlachte zijn boventanden bloot. ‘Ish nie goedt. Moet nog kér.’ ‘Wat?’ Wyomings gekrijs overstemde hem. ‘Ish nie diep genoeg.’ Met een blik vol diepe a eer keek ik Kate aan. Zo veel onkunde ten koste van Wyoming? Ik trok haar rechtersokje uit. ‘En nu goed, oké?’ zei ik veel te hard voor iemand die zo dichtbij zat.
Ditmaal prikte hij goed. Met een standaardformuliertje ving hij op de gemarkeerde plekken enkele druppels bloed op. Zijn schmutzige vingers vouwden het ’tje op dat hij achteloos in de koffer legde. ‘Jullie krijg shnel uitslag,’ zei hij, waarna hij verdween. ‘Wat was dat in godsnaam?’ vroeg Kate verbijsterd, terwijl ze Wyoming troos e. ‘Volgens mij was ik even terug in Afghanistan.’ Tien minuten later stond er een keurig meisje voor de deur met een wi e koffer. ‘O shit,’ zei ik. ‘Zeg me niet dat u hier voor de hielprik bent!’ ‘Daar is toch al iemand voor geweest?’ ‘Ja...?’ zei ik weifelend. ‘Wat komt u hier dan doen?’ ‘Ik kom voor de gehoortest.’ ‘Nou, kan ik nee zeggen? Kom d’r maar in!’ Ze pakte een apparaatje en prepareerde het voor de meting. Vervolgens stak ze het in Wyomings linkeroor en drukte op een knopje. Een vaag gekraak steeg op, tezamen met een neurotische tik. Tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik – Pieeep!!! ‘Deze is goed,’ zei ze. ‘Nu de andere.’ Tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik... Ik telde mee, maar geen bevrijdende piep. Shit. Dit gaat niet goed, dacht ik. Opnieuw wat gekraak en tik-tik-tik-tik-tik-tik-tik – Pieeep!!! Ik slaakte een zucht van verlichting. Weer een vuurdoop overleefd. De vijfde grote test sinds ze is verwekt. Negen weken na conceptie de check of het hartje klopt; na twaalf weken de combinatietest; na twintig weken de uitgebreide controle van hersens, open ruggetje en andere afwijkingen; direct na de geboorte de Apgartest; en nu de trommelvliezen. Telkens hou ik mijn hart vast in de hoop dat ze het goed doet. Straks zit ik diezelfde peentjes te zweten als ze in groep acht de Cito-toets a egt. Zou dat gevoel ooit ophouden? A4
6
Groundhog day? Dat ik een zorgende vader zou worden, stond al ver voor de zwangerschap vast. Kate had een duidelijke voorwaarde voor het krijgen van een kind. Zij ging niet alléén voor de zorg opdraaien. ‘Fi y y. Anders wil ik met jou geen kind opvoeden.’ Haar eis leek me redelijk. Wat dacht ze nou? De vrouw die de hele dag alleen thuis de baby zit te pamperen werd toch met uitsterven bedreigd? De laatste generatie vrouwen die daar intrapte is die van de babyboomers. In de jaren zeventig ze e de overgrote meerderheid van de moeders nog hun carrièreperspectieven en zelfontplooiing in de ijskast, om zich volledig op hun welpen te richten. Mijn moeder is er een mooi voorbeeld van. Kates moeder trouwens ook. En als ik even doordenk kan ik al die moeders van mijn lee ijdsgenoten in hetzelfde rek ze en. ‘Zo ging dat in die tijd,’ is de standaard reactie. Dit dogma werd in de jaren tachtig doorbroken toen onze samenleving werd getroffen door een tsunami van emanciperende vrouwen. Zij wilden kinderen én een carrière. De man hield die wens nog een decennium af, maar begon vanaf de negentiger jaren voor het eerst een beetje mee te buigen. Hoewel, ‘de man’ is misschien iets te algemeen. Het betrof een speci eke soort die als zodanig lang het aura van de zorgende man bepaalde. Ik heb het over de stoffige GroenLinks-stemmende so ie met geitenwollen sokken. Deze typering heb ik niet zelf verzonnen. Integendeel. Uit diverse wetenschappelijke onderzoeken, van onder andere Vincent Duindam, verbonden aan de Universiteit van Utrecht, blijkt dat de zorgende vader in die jaren hoofdzakelijk in uiterst progressieve kringen te vinden was. Duindam zou je kunnen zien als een pionier. Hij behoort tot de eerste generatie mannelijke onderzoekers die zorgend vaderschap op wetenschappelijke wijze in kaart wilden brengen. Met argusogen werden hij en zijn collega’s
bekeken. Door zowel mannen als vrouwen. In hield Duindam een lezing in Ro erdam over mannen en de zorg. Na a oop kwam de vrouwelijke dagvoorzi er op hem afgestapt en vroeg: ‘Ben jij nou een vrouw of een man?’ Welke zichzelf respecterende man doet in hemelsnaam onderzoek naar zorgende vaders? ‘Een vrouw in mannenkleren,’ aldus de Volkskrant in . ‘Het verschijnsel Duindam houdt ons alert: willen vrouwen dat soort mannen eigenlijk wel?’ De losers van toen zijn de helden van nu. Niet alleen blijkt het gros van de vrouwen een bonkige, lieve man achter de kinderwagen adembenemend sexy te vinden. Tijdschri en, televisieprogramma’s en andere media publiceren het ene na het andere verhaal over de opkomst van de zorgende vader. Het aantal vaderexperts die ‘zorgend vaderschap’ kunnen duiden, is exponentieel gegroeid. Ze zijn werkelijk overal, als ik de titels in de bladen mag geloven: ‘De vrijheid van het vaderschap’ ‘Liever een etsbak dan een leasebak’ ‘Vaders en bak etsen zijn een doodnormale combinatie’ ‘Papa gaat zorgen’ ‘Vaderskindjes’ ‘De nieuwe moeder is een man’ ‘Liefdevolle vaders’ ‘Jonge vaders zijn de nieuwe feministen’ ‘Achter de kinderwagen ben je pas echt stoer’ == De emancipatie leek werkelijk voltooid. Zoveel was me onderhand wel duidelijk. Het pad was voor me geëffend, ik kon ongehinderd achter de troepen aanlopen. Zorgen was modieus en hip geworden. En het mooiste was: het plezier en levensgeluk van de papa’s spa e van de beelden af. Op bijgeplaatste foto’s lachen aantrekkelijke papa’s me met hun spierwi e tanden toe. Fietsend met hun gehelmde spruiten veilig in een bak ets, stralend achter de kinderwagen – stoer met één hand, dat nog wel – spelend in de speeltuin, wandelend met hun baby nonchalant in een draagdoek, zelfs thuis lijkt de huidige generatie vaders niet bij hun kind weg te slaan. Niet alleen viel het te lezen in de media, plotseling was het ook bon ton geworden om het op feestjes uit te dragen. Van nieuwe vaders werd eenvoudigweg 1991
1995
verwacht dat ze een substantieel deel van de zorg op zich gingen nemen. Deed je dat niet en bleef je fulltime werken, was je ineens de vreemde eend in de bijt. Tijdens de zwangerschap ben ik gewend geraakt aan dit beeld. Ik heb me er zelfs aan opgetrokken. Vooral toen halverwege duidelijk werd dat Kate binnen enkele weken moest worden opgelapt voor een drie maanden durend werkproject. Dik drie maanden zou ik de zorg op me nemen, zodat Kate kon herstellen, zich kon voorbereiden en weer aan het werk kon. Gehersenspoeld door de stroom zorgartikelen zag ik daar absoluut niet tegenop. Eigenlijk bevestigde het precies wat ik er al van verwach e. De vaders die ik zag, genoten volop van hun roze wolk. En ze bleven er verdomd t onder. == Ik was een week vader en langzaam begon de realiteit door te dringen. Joke had afscheid genomen – het voelde even alsof ik weer een oma verloor. We stonden er alleen voor. Kate liet ik zoveel mogelijk slapen. Ze had maandenlang een kind gedragen, uitmondend in tweeëntwintig uur topsport – en dat allemaal met een lichaam dat haar vreemd leek. Ze kon de rust goed gebruiken. Het beetje energie dat ze nog had, gebruikte ze voor de borstvoeding. Haar borsten stonden nog steeds op ontploffen. Elke kolfsessie trok haar leeg, zowel qua melk als energie. Ik had gelezen dat vrouwen dankzij borstvoeding sneller hun oude vormen terugkrijgen. Maar bij Kate gebeurde het heel drastisch. Per zuigre ex zag je haar buik en gezicht strakker worden; je hoorde nog net niet het zachte gekraak van een stuk huid dat zich spant. Soms vergde het zo veel kracht dat ze wit van vermoeidheid aan de kolf in slaap viel. Gelukkig begon de a ouwtactiek van de lactatiedeskundige vruchten af te werpen. Kates borsten werden op geze e tijden ‘ontlast’ van de druk. Na het a olven bond ze de betreffende borst strak af met een sjaal en een plakkaat ijs om de stuwing af te remmen. Volgens het schema zou ze na zestien dagen klaar zijn met dit geouwehoer. De gekolfde melk gebruikte ik om Wyoming te voeden, aangevuld met de Friso-kunstmelk als het ‘echte’ spul door de kleine was opgedronken. Ondertussen maakte ik me op voor de volgende nacht met Wyoming. Nachten die vaak in luid gehuil en zonder noemenswaardige slaap voorbijgingen. Die buikkrampjes, waar kwamen ze in godsnaam vandaan?
Binnen enkele nachten had ik een diepe angst ontwikkeld voor het tot voor kort romantische duister. ’s Avonds rond een uur of zeven begon het te borrelen in mijn onderbuik. Daar gaan we weer, dacht ik. Tot dan had ik elke nacht met Wyoming door het huis gedwaald. Op en neer bewegend in dat ene typische zitstandje dat ze zo jn leek te vinden. Het strakke inbakeren in het eecedekentje was inmiddels vaste prik. Mijn schaamte voor de absurde teksten die ik er zingend uitgooide was ik al ver voorbij. Zolang het maar lie ijk klonk en Wyoming er stil van werd. Uiteindelijk viel ik in de vroege ochtend met haar op de bank in slaap. Geleidelijk aan leek haar ritme wat meer te veranderen in een dagritme. Dat wil zeggen: ze viel om vier uur ’s nachts alweer in slaap, en niet langer om zes uur. Soms huilde ze zo hard dat Kate er zelfs met oordoppen in niet van in slaap kon komen. Vaak volgde dan diep in de nacht een discussie over de te volgen strategie. ‘Ze hee vast honger,’ zei Kate. ‘Wat?’ Rustig communiceren was simpelweg onmogelijk. ‘Ze hee honger!!!’ ‘Kan niet!’ schreeuwde ik in telegramstijl. ‘Net gegeten!’ ‘Misschien moet je haar zachter wiegen!’ ‘Denk je dat ik dat niet heb geprobeerd?’ ‘Wat?’ ‘Denk je niet...’ Meestal eindigde het in een zinloze ruzie. Naarmate de hoeveelheid slaap afneemt, worden de lontjes recht evenredig korter. ‘Ach godverdomme, neem haar dan als je het zo goed weet!’ Kate nam haar over, begon een liedje te zingen en wiegde haar zachtjes op haar schouder. Het resultaat was contraproductief: Wyoming begon nog harder te schreeuwen. Ik zat op de rand van het bed zachtjes mijn slapen te masseren. ‘Wat een kwelling. Ik wil slapen!’ ‘Ik weet niet wat ik verkeerd doe,’ riep Kate. ‘Je doet niks verkeerd, lie e,’ herpakte ik me. ‘Dit vindt ze gewoon niet gaaf.’
‘Let op.’ En ik nam haar weer over. In een verticale stuitermodus met een uitwijking van een halve meter wiegde ik haar verder. Het gekrijs verstomde tot een zacht gejammer. ‘Zie je? Vraag me niet waarom, maar dit vindt ze te gek.’ (Voor wie nog twijfelde: zeg maar dag tegen het unieke moederinstinct.) Echt vriendelijker werd ik niet door dat gehuil. Het is ook zo penetrant, zo systeemontregelend. Ik kon er niet meer logisch door nadenken. Alsof er duizenden spelden in mijn hersenen prikten. Ik kon al niet tegen het geluid van een klein kind dat uren in een vliegtuig huilt – dan krijg ik een bijna onbeheersbare drang om de ouders vriendelijk doch dringend te verzoeken er een prop in te drukken – maar kennelijk ook niet tegen het gekrijs van mijn eigen dochter. Kate had er trouwens ook moeite mee. Een kind dat veel huilt en je de slaap ontneemt is een zware beproeving. Hoeveel jonge ouders schudden uit woede en frustratie niet eventjes hun baby door elkaar? ‘En nu je bek houden, godverdomme!’ De gevolgen kunnen desastreus zijn. Zoals het Shaken Baby Syndrome ( ). In procent van de gevallen is huilen de oorzaak. Eventjes schudden in een onbewaakt moment en je baby kan al ernstige schade aan de hersenen hebben, er zelfs aan overlijden. De meeste baby’s met zijn slechts vijf tot twintig seconden door elkaar geschud – in Amerika sterven jaarlijks driehonderd baby’s door . Soms schoot het door mijn hoofd dat we een huilbaby hadden gekregen. Bestaat er iets wat erger is dan een kind dat weken aaneen krijst? vroeg ik mezelf af. Het zoontje van mijn buurvrouw Els bleek een huilbaby te zijn geweest. Soms liep ze met het ventje de trap af in de armen en dacht ze: Ik ikker je hier gewoon naar beneden! Ze hee het nooit gedaan, maar toen het manneke na een jaar was uitgehuild, moest ze opnieuw van hem leren houden. == Om Wyoming toch aan het slapen te krijgen, legden we haar bij hoge uitzondering bij ons in bed. Ingebakerd en al plaatsten we haar precies tussen onze hoofdkussens in. We wilden niet per ongeluk bovenop dat iele lichaampje gaan liggen. Zachtjes wiegde ik haar dan met een rollende beweging met één arm in slaap. Dat leek ze jn te vinden. SBS
95
SBS
SBS
Traag doezelde ze weg. Soms leek ze zelfs te glimlachen. Als ze daar zo stil en rustig lag voelde ik weer mijn grenzeloze vaderliefde. Wyoming was zo extreem lief en zo wonderlijk mooi. Uren zou ik naar haar kunnen staren. Hoe paradoxaal: ondanks de vermoeidheid zou ik het liefst het slapen ervoor uitstellen. Zoals ik dat vroeger deed, bij een vriendinnetje. Eeuwig wilde ik de nachten rekken om gevoelsmatig langer bij haar te zijn. == De vermoeidheid kreeg na tien dagen een nieuwe dimensie. Als ik wakker was bevond ik me in een zombieachtige halfslaap; en als ik sliep bewoog ik me in een schimmige droomwereld. Voor het eerst begreep ik waarom chronisch slaaptekort zo’n succesvolle martelmethode is. Mijn vermogen tot denken en concentreren was gereduceerd tot nul. Vrienden die me vanaf nu wilden wijsmaken dat ze ‘doodop’ waren na een avond stappen, kon ik niet meer serieus nemen. ‘Heb je een kind?’ riposteerde ik. ‘Nee? Dan weet je niet wat vermoeidheid is.’ Ik belandde in een vicieuze cirkel. Als Wyoming in haar bed lag durfde ik me niet over te geven aan de slaap. Ik was bang om zo diep in slaap te vallen dat ik niet meer wakker zou worden als ze zou huilen. Tegelijkertijd was ik zo moe dat ik eenvoudigweg niet in staat was om de slaap toe te kunnen laten. Mijn droomsequenties raakten meer en meer vervlochten met de werkelijkheid. Het lukte me nog amper om realiteit van ctie te onderscheiden. Soms staarde ik in het schemerduister minutenlang naar het slapende gezicht van Kate, maar was ik ervan overtuigd dat ik naar het snoetje van Wyoming aan het kijken was. Op een dag sliep Wyoming in mijn droom tussen ons in. Ze lag onbewaakt tussen onze lichamen. Ik schrok wakker, maar de intense vermoeidheid hield me in die verraderlijke tussenslaap. ‘Kate, verdomme. Wyoming moet gewoon in haar bedje slapen.’ Ik wilde haar oppakken om haar veilig in haar bedje te leggen. Eenmaal op mijn hurken was Wyoming spoorloos. ‘Waar is ze!’ schreeuwde ik. Kate schrok wakker. ‘Wat...?’ Wie! ‘Wyoming! Waar is ze?’ Ik begon de dekens van Kate af te rukken.
Niets! ‘Ze stikt, man! Je ligt er bovenop!’ gilde ik panisch. ‘Waar dan? Waar?’ Kate schoof verschrikt opzij en keek verward onder zich. ‘Ze is hier helemaal niet! Ze ligt gewoon in bed!’ ‘In bed? Weet je het zeker...?’ ‘Ga dan kijken, verdomme! Maar laat mij slapen!’ == Uiteraard stond Wyoming overdag niet in de pauzestand. Bij daglicht ademde ze gewoon door: aan de bovenkant moest er melk in en aan de onderkant kwam er stront uit. Maar wat er precies moest gebeuren, daarvan had ik vooraf geen enkele notie. In het in Nederland sterk gepromote voeden op verzoek wordt een overzichtelijke praktijk geschetst. Huilt je baby? Dan hee ze hoogstwaarschijnlijk honger. Leg haar aan de borst of prop er een es in om het probleem op te lossen. Daarna valt ze met een beetje mazzel weer zoet in slaap. Zo kom je de dag wel door. Maar helaas, een baby huilt ook als de luier vol is, als ze vermoeid of overprikkeld is of wanneer ze darmkrampjes hee . De ware oorzaak achterhalen is lastig zolang de baby bij elk huiltje aan de tepel wordt gelegd. Sommige baby’s liggen door voeden op verzoek zo lang aan de tepel te sabbelen – want ‘ze drinkt nog steeds, hoor’ – dat er grote tepelkloven bij de moeder ontstaan. Daarnaast hee een baby’tje dat op verzoek wordt gevoed in de eerste weken gemiddeld tien tot twaalf voedingsmomenten per dag, terwijl dat er maar zeven of acht hoeven te zijn. Voor veel moeders een ware uitpu ingsslag – wanneer kunnen ze een beetje bijkomen? Ook had ik gelezen dat baby’s die voortdurend in hun ritme worden gevolgd, langer het nachtritme aanhouden dat ze in de baarmoeder hebben ontwikkeld. Ze kunnen dan een patroon ontwikkelen waarbij ze ’s nachts de grootste melkbehoe e hebben en zomaar drie keer om melk beginnen te schreeuwen. Dat vooruitzicht vond ik maar niks. Ik kende mezelf. Ik had behoe e aan structuur. Het werd tijd voor – zoals het al een halve eeuw wordt genoemd – Rust, Reinheid en Regelmaat. Een van de boeken die dit concept uitleggen, is het
bekende Regelmaat brengt rust van Ria Blom. Deze babygoeroe zweert bij de drie ’s en haar handleiding biedt ‘regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie’. Wij kozen echter voor een ander boek: De tevreden baby van Gina Ford. Twee maanden voor de geboorte kregen we het cadeau van Tanja, een vriendin van Kate die er onder de indruk van was. Ford is een naar eigen zeggen zeer ervaren Amerikaanse kraamverpleegster. Ze hee een methode ontwikkeld waar welhaast iedere jonge ouder wildenthousiast van moet worden. De ondertitel luidt: Hoe je baby ’s nachts doorslaapt. ‘Als u mijn vaste schema’s vanaf de eerste dag volgt,’ schrij Ford, ‘zou u een tevreden en blije baby moeten hebben én nog wat tijd voor uzelf overhouden ook.’ De methode Ford zag ik als een vorm van modern ouderschap. Niet je hele leven laten bepalen door de wensen (lees: harde eisen) van een baby, maar zelf initiatief nemen en haar actief een ritme aanleren. En uiteindelijk win je er zelf bij. Je weet precies wanneer ze slaapt. Plus: je krijgt al snel je avond terug. Ford had het van mij ook ‘De tevreden ouder’ mogen noemen. == Mijn methode vergt een ijzeren discipline, aldus mevrouw Ford. Dat zal allemaal wel, dacht ik toen ik het boek drie weken voor de geboorte met een marker in de aanslag doorspi e. Maar langzaamaan groeide het boek uit tot een bijbel met heldere instructies voor wat het ‘systeem Wyoming’ nodig had. Hoe dichter bij de bevallingsdag, hoe vaker ik het erbij pakte. De basis van Ford vormt het aanleren van ritme door vaste voedingstijden te introduceren en de baby op geze e tijden te laten slapen én indien nodig wakker te houden. Vooral dat laatste is belangrijk om het baarmoederlijke nachtritme te breken en om te buigen naar een dagritme. Een jonge baby hee per dag gemiddeld zestien uur slaap nodig. Alles wat ze overdag extra slapen, hoeven ze ’s nachts niet meer in te halen. Mevrouw Ford overtuigde me met een simpel zinnetje over het belang van dikke gordijnen om de babykamer hermetisch af te sluiten van de buitenwereld: ‘Zelfs het kleinste spleetje licht kan ervoor zorgen dat uw kind voor . uur ’s ochtends wakker wordt.’ Kates moeder werd gelijk opgezadeld met een gordijnproject; dubbele gordijnen, zwart aan de buitenkant, wit aan de binnenkant. Daar kwam geen R
07 00
licht inter doorheen. Het kamertje was pikkedonker, precies zoals Tante Gina – een naam die we onderhand met ontzag uitspraken – instrueerde. Op bevel van mevrouw Ford moest Wyoming altijd in haar eigen kamertje slapen – daar zouden we ons trouw aan houden, afgezien van die twee keer dat ze tussen ons in lag, waar ik later nachtmerries van kreeg. Zo zou Wyoming het snelst wennen aan haar eigen kamer. En belangrijker, zo leerde ze zelf in slaap te vallen. Ik hoorde het zo vaak om me heen: ouders die hun kind groot verdriet deden. Eerst drie maanden heerlijk mogen slapen in het ouderlijk bed, om later naar een eenzame kinderkamer (lees: babygoelag) te worden verbannen? == Ondanks Ford was er in die eerste week na de geboorte van structuur weinig sprake. Ik had nog enigszins wanhopig met dat boek in mijn handen gestaan, er zelfs nog mee gezwaaid naar kraamhulp Joke, maar haar enige reactie was een glazige blik van ongeloof. Waarschijnlijk uit pure verbijstering over hoe wij een baby die amper hee leren ademhalen een slaap- en drinkritme wilden aanleren. Overigens kijkt iedereen je ongelovig aan als je een plan van aanpak hebt dat afwijkt van de norm. Na een dag of acht zijn we het serieus gaan nemen. Stipt volgens schema liep ik om zeven uur ’s ochtends naar Wyoming om haar wakker te maken. Ze had die nacht amper geslapen, dus dat leverde meteen een moreel vraagstuk op. Waarom zou ik mijn heerlijk snurkende baby wakker maken? Hé, hallo! gonsde een stem in mijn hoofd. Alles voor het doorslapen. Eenmaal wakker nam ik Wyoming mee naar de melkafdeling. Een baby jonger dan vier maanden hee ongeveer zeventig milliliter melk per pond lichaamsgewicht nodig. Wyoming was gram bij geboorte, dus zij eiste een halve liter per dag. Wat ze nodig had fabriceerde ik in de keuken. Door Kates haperende borsten werd het een combinatie van esvoeding, moedermelk en vitamine en . Even was ik terug in het laboratorium van Akzo Nobel waar ik vroeger een grauw jaar stage heb gelopen; als een ware laborant steriliseerde ik in duplo de esjes en dopjes, las nauwkeurig de hoeveelheid melk af en voegde druppelend de juiste hoeveelheid vitaminen toe – een baby aan de borstvoeding hee dagelijks tien druppels vitamine nodig en vijf druppels vitamine , minus dat wat er al in esvoeding zit; volgt u het nog? 3554
K
D
D
K
Maar na twee dagen had ik schoon genoeg van deze omslachtige onzin. Zonder dat Kate het wist mikte ik de moedermelk in de gootsteen om een verse es poedermelk te maken. == Om een indruk te krijgen van hoe een doorsnee dag met een piepjonge baby eruitziet: . uur: Wyoming wakker maken en esje geven ( ml). Daarna een beetje spelen en proberen contact te maken. Missie: houd haar wakker tot kwart voor negen. . uur: Ochtendslaapje in eigen bed. . uur: Wyoming wakker maken en wat spelen. . uur: Flesje nummer # ( ml). Daarna beetje kletsen, spelen en drie minuten haar nekspieren oefenen door haar op de buik te leggen. Wakker houden is topprioriteit! . uur: Middagslaapje in eigen bed. . uur: Wyoming wakker maken (laat haar niet langer slapen dan tweeënhalf uur!). . uur: Flesje nummer # ( ml). Daarna spelen. Topprioriteit: houd haar wakker tot vier uur, zodat ze om zeven uur goed gaat slapen. . uur: Dit is een goed moment voor een wandelingetje, zodat ze een hazenslaapje kan doen. . uur: Topprioriteit: Wyoming wakker maken. . uur: Flesje nummer # ( ml – deel van een zogeheten clustervoeding). . uur: Tijd voor een warm bad of douche, en een babymassage. . uur: Flesje nummer # ( ml – deel van een zogeheten clustervoeding). . uur: Slapen tot . uur. . uur: Voeding nummer # ( ml). . uur: Voeding nummer # ( ml); daarna (hopelijk, maar zeer waarschijnlijk niet) doorslapen tot zeven uur de volgende ochtend. == 07 00
90
09 00 09 45 10 15
02
120
03
90
04
90
1
60
2
12 00
14 00
14 15
16 00
17 00 17 15
18 00 18 30
19 00
05
22 15
22 30
06
120
02 30
07
60
Een baby maakt korte me en met je dag. Hoe je het ook aanpakt, welke methode je ook volgt; alles staat in het teken van haar. Weken was ik bezig met dat schema. Het enige wat veranderde waren de groeiende volumes melk. Tijd om een beetje bij te komen van de nachtelijke avonturen met Wyoming was er niet. In plaats daarvan moest ik én mezelf én een piepjonge baby de dag door slepen. Vooral Wyoming overdag wakker houden was zo tegennatuurlijk. Ze lag er zo vredig en zoet bij, knikkebollend in haar box. Toegegeven, de ratel die ze cadeau had gekregen werkte uitstekend. Maar omdat ze zich van dat geluid zo de pleuris schrok terwijl ze heerlijk wegdommelde, had ik toch het idee dat ik haar half aan het martelen was. Wat bleef er over van dat mooie beeld dat me werd voorgespiegeld? Ik zou toch lekker met haar gaan wandelen in de draagzak? Maar: dat kon niet. Dan zou ze de hele tijd in slaap vallen. Wat kon ik doen? Terugschakelen naar voeden op verzoek? Ben je dan zo vrij? Niet als ik de jonge moeder mocht geloven die ik in het Westerpark tegenkwam. Haar man was zo in shock van de komst van zijn kind dat hij binnen een maand na de geboorte alweer wilde scheiden. Vij ien maanden was haar zoontje bij onze ontmoeting, maar nu pas had ze het gevoel dat ze haar leven weer terugkreeg. Waarom vond ik het toch zo vreselijk zwaar om in mijn eentje voor een piepjonge baby te zorgen? Is het omdat ik een man ben? Kan ik het dan toch niet en zijn vrouwen de ware zorgers? Ik bedoel: ik hoor ze nooit klagen! Of toch? In het park kwam ik na een maand zowaar een eerlijke moeder tegen. ‘Iedereen zat vorige zomer heerlijk buiten in de zon of was aan het zwemmen in de zee. En ik? Ik zat binnen opgesloten met een huilende baby.’ Opgesloten, dat was het juiste woord. Lethargisch keek ik in die beginweken toe hoe mijn vriendin naar haar werk vertrok; wéér een dag alleen met dochterlief. Die kleine energiezuiger was als een zwart gat. Ze communiceerde niet: poepen, zuipen, schreeuwen en slapen, dat deed ze. Er komt niks terug. Er is slechts input, om maar eens een voor mannen begrijpelijke term te gebruiken. Eindeloos herbeleefde ik dezelfde dag, mijn Groundhog Day. Het huis voelde aan als Robbeneiland, mijn eigen privégevangenis. Het enige uitje dat er was, was om vier uur – Cup-a-Soup! Dan mocht ik een uurtje ‘luchten’ en een blokje met haar om gaan. Mijn eigen rondje om de kerk, want welke mogelijkheden waren er? De grote wegen meed ik, want o wee als ze onverhoopt wakker werd. Vooral
op momenten dat ze huilerig was en juist in slaap leek te vallen, merkte ik ineens hoeveel herrie de stad maakt. Spelende kinderen, optrekkende vrachtauto’s. Sssst!!! Het ergst waren de brommers. Vanuit het niets leken ze in mijn kinderwagen te zi en. Nooit heb ik er last van gehad, maar als jonge vader wenste ik vurig dat er binnen een dag een noodverordening tegen die krengen zou komen. Een totaalverbod. Ik zocht vooral de rustige en pi oreske straatjes uit. Maar hoe lie ijk ook, binnen een week had ik alle mogelijke routes wel gelopen. ‘Nou, waar gaan we nu weer eens naartoe?’ zei ik cynisch tegen Wyoming als het weer vier uur was. Wandelen om het wandelen; het voelde zo totaal nu eloos. Regelmatig spo e ik een winkeltje waar ik al jaren haastig aan voorbij was ge etst. Achter de kinderwagen vroeg ik mezelf hardop af: ‘Hé! Wat een leuk zaakje. Ach, en ze hebben nog opruiming ook. Zal ik eens gaan kijken?’ Gevolgd door een snuivend: ‘Waarom ook niet. Ik heb toch geen zak te doen!’ Mijn initiële angst voor de nacht veranderde in een diepe aversie tegen de middag. Rillingen liepen over mijn lijf als de late middaguurtjes na vijven naderden; een vermoeide, licht hongerige baby is moordend. Was het maar zeven uur, dan mocht ze eindelijk naar bed en kon ik ‘iets voor mezelf doen’. Mijn hoofd kolkte: ‘Waarom wilde ik dit ook alweer?’ Gevolgd door een: ‘Dit nooit meer!’ Bijna onverteerbaar was het dan ook als Kate mij na een dag werken vertelde dat ze moe was. Jij? Moe? kookte ik intern. Vervloekt heb ik ze, de binnenstromende felicitatiekaartjes die me opriepen toch vooral te genieten van de ‘roze wolk’. Geloof me, die wolk bestaat niet. De enige reden dat die wolk in ons collectieve bewustzijn zit, is omdat niemand dur te zeggen dat het hard werken is. ‘Ze is zó lief! Het is echt schi erend, zo’n genot!’ zei een wildvreemde moeder tegen me. (Mannen en vrouwen met een kinderwagen op straat blijken een diepe connectie te hebben.) ‘En hoe gaat het met jou?’ ‘Nou, ik vind het best pi ig, hoor.’ Ik hield mijn kaarten ietwat aan de borst. Ik had al genoeg a eurende blikken gehad van vrouwen wier droom was
uitgekomen. ‘Ik vind het echt heerlijk. Een wonder!’ Met een diepe frons keek ik haar aan, me wijselijk stilhoudend. Dus dit is hoe het gaat. Met waterige ogen beweren hoe zoet alles is. Dat zijn geen tranen van ontroering, maar tranen van bi ere ellende. Bill Cosby verwoordde jaren geleden mijn state of mind van die beginweken: ‘De echte reden waarom mijn vrouw en ik kinderen namen, is dezelfde als waarom Napoleon besloot om Rusland binnen te vallen: het léék zo’n goed idee.’ == De zwaarste opdracht kwam ’s avonds. Keurig volgens het schema stopte ik Wyoming stipt om zeven uur in bed, waarna ik totaal gevloerd op de bank plo e. Daar lag de bijna onuitvoerbare taak om mezelf ervan te overtuigen dat ik een zinvolle dag had gehad. Wat had ik feitelijk gedaan? Juist: ik had enkel en alleen op een baby gepast. Haar op de juiste momenten een schone luier gegeven, haar melk laten drinken en in bed gelegd. Zinlozer dan dat wordt het gevoelsmatig niet. Het totale gebrek aan maatschappelijke relevantie laat zich niet zomaar wegpoetsen. Voor mijn gevoel had ik vooral dingen níet gedaan. Ik had niet de laatste ontwikkelingen in het buitenland bijgehouden om er een stuk over te kunnen schrijven voor de krant. Ik had geen tijd om het internet af te struinen naar goede ideeën voor verhalen in tijdschri en. Ik was zelfs niet in staat om fatsoenlijk te reageren op een uitnodiging om deba en te leiden. ‘Jij komt volgens mij nergens meer aan toe, hè?’ vroeg Bauke, een vriend van me. Ik probeerde het wel, precies in de twee slaapmomenten die Wyoming had. Drie kwartier in de ochtend en twee uur rond het middaguur. Maar het eerste slaapje had ik nodig om rustig een kopje koffie te kunnen drinken en weer even tot mezelf te komen. Het middagslaapje plande ik in als werkmoment. Daar moest ik mijn rendement halen. Een klassieke valkuil. Wat ik eigenlijk had moeten doen, en wat ik later ook daadwerkelijk deed, was meeslapen. Want in die twee uur zat ik vooral te uimen. Ik was zo vermoeid dat ik geen le er kon lezen, laat staan onthouden. En mocht Wyoming na anderhalf uur alweer wakker worden, dan werd ik door mijn frustratie diep vanbinnen nog boos ook.
Het kos e me de grootste moeite om in de avonduren mijn hartkloppingen te controleren, en rustig maar herhaaldelijk tegen mezelf te zeggen: ‘Ik heb misschien niks van enige journalistieke betekenis gedaan en ook maatschappelijk stilgestaan, toch heb ik vandaag goed werk verricht.’ Diepe zucht! Nog een keer: ‘Ik heb goed werk verricht. Ik heb gewerkt aan een blije baby die dankzij mijn zorg tevreden in haar bedje ligt te slapen.’ Ik geloof er geen donder van! Nóg een keer! ‘Mijn baby is een gelukkige baby! Dankzij mijn goede zorg ligt zij zorgeloos in haar bed te slapen!’ Yeah! Nóg een keer! ‘Mijn baby is een gelukkig mensje! En dat is ze dankzij mij!’ Enzovoort, tot ik in slaap viel.
7
Sterke vaders Drie maanden in m’n uppie een baby verzorgen; ik zal niet zeggen dat ik de Goelag heb overleefd, maar voor ik aan een tweede kind begin zal ik mezelf nog eens diep in de ogen moeten kijken. Kate kon na de zware bevalling en het borstvoedingsechec alleen nog in ironische grappen denken: ‘Een tweede? Best. Op voorwaarde dat we geld genoeg hebben voor een fulltime nanny.’ De chronische vermoeidheid wakkerde dat verder aan. Als Wyoming weer eens ’s nachts wakker werd, draaide Kate zich om: ‘Zeg, wie hee er corvee?’ Je moet aan alles wennen, al was het maar de terminologie. Mijn vriend Ben belde of ik zin had om een lmpje te pakken. ‘Nee, dat gaat niet,’ zei ik. ‘Ik moet oppassen.’ ‘Oppassen?’ lachte hij. ‘Het is verdomme je eigen kind. Daar pas je niet op.’ Soms keek ik Wyoming peinzend aan terwijl ze aandachtig zat te spelen. Het bleef bevreemdend, zo’n meisje dat er pardoes was. Misschien was het de vermoeidheid, maar allerlei verboden gedachten welden in me op. Was dit echt mijn keuze? Of ben ik er toch ingetuind? Heb ik me laten verleiden door de kinderwens van Kate? Wist ik nog waarom ik het wilde? Voor de geboorte leek alles nog zo afgebakend. Zo helder. Maar nu kwamen de twijfels. Datgene wat ik vooraf wenste en achteraf ervoer, klonterde samen tot een lange onontwarbare gedachtenslinger. Wyoming was zo verschrikkelijk lief, maar mijn god wat was ze permanent. Kan een mens zonder kind werkelijk het eeuwige gewicht van een baby voelen, zoals een personage het in de lm Eat Pray Love verwoordt? ‘Een baby is als een tatoeage in je gezicht. Het gaat nooit meer weg, dus wees er verdomd zeker van.’ == Na vijf maanden mocht Wyoming eindelijk naar de crèche. We hadden geluk; de opvang had precies een plek voor een meisje van die lee ijd, anders hadden we een jaar op de wachtlijst gestaan. Met gepaste schaamte beken ik dat die dag
aanvoelde als een feestdag. Na honderdvij ig dagen konden Kate en ik een paar uur los van elkaar doen waar we zin in hadden. Kate kon haar blijdschap maar moeilijk onderdrukken toen ik haar aan het eind van de middag tegenkwam: ‘Ik heb zo’n héérlijke dag gehad!’ Haar werkproject zat er allang op en de zorg had ze voor de hel overgenomen. Zij een paar dagen, ik een paar dagen, de rest van de week trokken we samen op. Zelf kwam ik weer aan wat schrijfopdrachten toe. De vermoeidheid kon ik maar moeilijk van me afschudden: Wyoming werd nog steeds twee tot drie keer per nacht huilend wakker voor een slokje melk. Hoe ironisch: alle moeders van Kates pufclub hadden zich door Kate laten verleiden om ook het regime van De tevreden baby te volgen. En één keer raden: welke baby sliep er als enige níet door? Er was nog iets anders wat ik maar moeilijk kon loslaten. Ik begon me als zorgende papa toch wel af te vragen waar al die zogezegd ‘betrokken mannen’ uit de tijdschri en waren bij de verloskundige? Waarom zag ik nergens die metrovaders, moderne papa’s, nieuwe mannen, of hoe ze ook genoemd worden? Ze waren niet in het consultatiebureau, niet in de babywinkels en, wanneer Wyoming ziek was, niet bij de kinderarts. Hoe kon het toch dat de parken en de theehuisjes vol zaten met kinderen waar alleen pas bevallen vrouwen omheen zwermden? Het antwoord kreeg ik toen ik me voor een vaderverhaal in Vrij Nederland in wat cijfertjes ging verdiepen. Ze zaten gewoon op hun werk. Al die sociaal wenselijke verhalen van wannabe-vaders op feestjes over hoe zij ernaar uitkeken om het vaderschap een moderne invulling te geven, bleken fabeltjes. Maar liefst procent van de vaders blij volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ( ) na de geboorte evenveel werken. Een klein deel gaat zelfs méér werken. (Het afgelopen decennium lag het percentage constant op procent, de daling is volgens de onderzoekers waarschijnlijk te wijten aan de werkloosheid door de economische crisis.) Wat een verraad. De zelfverzekerde man die in de bladen zijn tanden bloot lacht en beweert dat het zorgend vaderschap hem in de schoot geworpen wordt, is een marketingverzinsel. Het beeld van de zorgpapa’s is totaal vertroebeld geraakt. Ondanks de goede voornemens, allerlei vaderinitiatieven en de bak etsen zit zorgend vaderschap nauwelijks in de li . De laatste twintig jaar is het percentage 91
CBS
94
vaders dat één werkdag in de week hee ingeruild voor een zorgdag, gestegen van à procent naar à procent. Dat is in de meest gunstige telling een stijging van één ro ig procentje per vier jaar! Omgerekend volgens de meest gunstige rekenmethode zal over jaar elke vader aan de zorgdag zijn. De hippe bak ets is voor vaders als een spoiler op een auto; goede sier maken zonder dat het werkelijk een functie hee . Hoe anders is het bij de vrouwen: bijna procent van de mama’s is vooral druk met de zorg voor het gezin en het huishouden. Vij ien uurtjes per week komt ze gemiddeld aan betaald werk toe. De overige uur zijn poets- en zorguren. Het zijn de moeders die hun baan opgeven en meegaan naar de dokter, de luiers verschonen, de es geven, voorlezen, helpen bij het huiswerk en straf uitdelen. En als papa eindelijk thuis is, speelt hij de rol van good cop: veel meer dan een beetje sporten, stoeien of computeren met de kleine wordt het bij de meeste vaders niet. De overheid vindt het allemaal prachtig, zo blijkt uit het onderzoek ‘De rol van de vader bij de opvoeding’ in opdracht van het inmiddels opgeheven ministerie voor Jeugd en Gezin. ‘Stoeien is goed voor het zelfvertrouwen van kinderen,’ aldus André Rouvoet, in nog vicepremier van Nederland. Hij ziet het als vooruitgang dat vaders zich meer bewust worden van déze rol en daar tijd voor vrij maken. ‘ procent van de vaders met kinderen tussen nul en vier jaar besteedt een dag(deel) per week aan de zorg voor hun kind,’ stelt het rapport. U leest het goed: een dagdeel. Als dit de teneur is bij de beleidsmakers is het logisch dat de Nederlandse vader maar recht hee op twee schamele dagen zwangerschapsverlof. Voor wie eroverheen hee gelezen: twéé dagen. En dat na een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in een mensenleven. Ik ben freelancer en betrekkelijk exibel en toch was het voor mij al moeilijk om mijn nieuwe rol te vervullen. Stel dat ik een vaste baan had gehad en Kate op maandag was bevallen? Dan stond ik donderdagochtend alweer dat wi e plastic bekertje te vullen met koffie, klaar voor het ochtendoverleg. Hoeveel mannen overkomt dat niet? Trouwens, hoe doen ze dat eigenlijk; zijn ze werkelijk in staat om hun dossierkennis van de voorgaande drie dagen bij te spijkeren? Ik was na dezelfde periode al blij dat ik de eerste nacht thuis had overleefd. 2
5
5
7
1357
70
47
2010
50
Wij mannen komen er in dit landje bekaaid vanaf. Een schrale troost; we zijn niet de enige. Kersverse vaders in het Verenigd Koninkrijk mogen misschien twee weken thuisblijven, maar krijgen in ruil een hongerloontje van krap vijfentwintig euro per dag. De facto komt dat weer neer op twee dagen betaald verlof. Dan zou ik liever een paar vakantiedagen opnemen. Onze mannelijke zuiderburen hebben het qua verlof beter voor elkaar. De Belgische vader krijgt tien dagen vrij. De eerste drie dagen worden volledig doorbetaald door de werkgever, de overige zeven wordt het loon voor procent aangevuld door het ziekenfonds. Nog iets zuidelijker zi en de toch niet zo heel erg geëmancipeerde Spanjaarden ook op gouden eieren: met vij ien dagen hebben zij internationaal gezien een riant kraamverlof. == De overheid doet nauwelijks moeite om de man te betrekken bij de ontwikkeling van zijn kind. En dat terwijl er onderhand een indrukwekkende stapel onderzoeken ligt – breed gedragen in de wetenschappelijke wereld – die de positieve invloed van de zorgvader aantoont. Kinderen van betrokken vaders hebben minder last van gedragsproblemen, vervallen minder vaak in crimineel gedrag, neigen minder tot drugsgebruik, hebben een hogere opleidingsgraad en een betere baan dan hun ouders, beschikken over sterke empathische vermogens, een hogere eigenwaarde en meer levensvoldoening. Je zou kunnen zeggen: geef vaders meer ruimte en er is minder blauw nodig op straat. Ouderschapsverlof kan daarin vooral in het eerste jaar een cruciale rol spelen. Nederland scoort hier internationaal gezien niet slecht; voor de Dutch daddy’s zijn we elijk zesentwintig verlofweken weggelegd. (Die periode is niet doorlopend. Als je veertig uur werkt mag je maximaal twintig verlofuren per week opnemen.) Maar voor niets gaat de zon op: de werkgever is niet verplicht om ook het salaris door te betalen. Maar liefst procent van de ‘bazen’ keert nog steeds geen geld uit als een werknemer wat papatijd wil. Zou dat de reden zijn waarom maar procent van de vaders een klein deel van het ouderschapsverlof opneemt? == De overheid als grote boeman is een geruststellende gedachte. Helaas komen wij mannen daar niet mee weg. Kijk naar Zweden, koploper van de Fairness in Families Index ( i ). (Deze lijst wordt opgesteld door het Britse Fatherhood Institute en brengt de internationale zorgverdeling in kaart – Nederland staat 82
46
18
F FI
elfde van de onderzochte landen). Zweden is een pionier op het vlak van gelijke rechten. Al in werd het ouderschapsverlof voor mannen we elijk vastgelegd. De vader krijgt tien dagen kraamverlof, twee maanden volledig betaald ouderschapsverlof en vervolgens mag hij voor procent van zijn salaris een jaar lang ouderschapsverlof verdelen met de moeder. Toch neemt maar één op de vijf vaders al zijn verlofdagen op. Ook buurland Finland kampt ondanks de riante regelingen met een teleurstellend percentage zorgpapa’s. Krap procent van hen benut het theoretische verlof van dagen ten volle. Bijna alle moeders doen dat wel. Voor de twijfelaars hee de Finse regering de maand na de geboorte uitgeroepen tot ‘vadermaand’. Als cadeautje krijgt papa bovenop de standaard ach ien dagen kraamverlof, twaalf extra betaalde vrije dagen. Maar alleen als hij vooraf beloofd minstens twee weken van het ouderschapsverlof op te nemen. == Tussen droom en daad zit dus meer in de weg dan alleen we en en praktische bezwaren. Er speelt iets anders dat het vaderschap dwarsboomt: vaderschap is ook psychologie. Je moet sterk in je schoenen staan om de heersende denkbeelden te trotseren. In onze samenleving is alles nog steeds gericht op de werkende vader en de zorgende moeder. De meeste rolpatronen zijn zo diepgeworteld dat ze amper opvallen. Soms drijven ze op de meest onverwachte momenten boven. Bijvoorbeeld toen ik op de markt zachtjes met de kinderwagen tegen een ouder dametje aanliep. Wie schuld had, was niet helemaal duidelijk. (Zij!) Impulsief snauwde ze: ‘Jullie kunnen dat ook helemaal niet.’ ‘Wat niet,’ vroeg ik verbouwereerd. ‘Met die kinderwagen?’ ‘Ja.’ ‘En jullie...?’ vervolgde ik. ‘Je bedoelt: wij mannen?’ ‘Precies, ja.’ ‘Serieus?’ Een ander voorbeeld. Twee maanden na de bevalling werd ik gebeld door een tijdschri met de vraag een verhaal te schrijven over een verder niet belangrijk onderwerp. Ik had drie dagen om het werk in te leveren. 21
1974
80
3
158
‘Dat gaat me niet lukken,’ zei ik. ‘Ik zorg momenteel fulltime voor mijn dochtertje. In een paar avondjes zet ik dat stuk niet op de rails.’ ‘O?’ reageerde de nota bene vrouwelijke redacteur. ‘Waarom doet je vriendin niets?’ Zo’n vraag zou aan een zorgende moeder nooit worden gesteld. Vaak heb je de stereotypen ook zelf geïnternaliseerd. Maar omdat je je er niet van bewust bent is het nog knap lastig die kluwen aan voorgeprogrammeerde info te ontrafelen. Na drie maanden zorgen zat ik nancieel aan de grond. Dat was uiteraard niet echt een verrassing: ik was fulltime aan het zorgen. Kate was degene die het geld binnenhaalde. De huur, boodschappen of luiers, alles kwam bij haar vandaan. Langzaam begon ik me ongemakkelijk te voelen; ik werd a ankelijk van haar. Het is de man die traditioneel het geld binnenharkt. En wat deed ik? Meer en meer ging ik twijfelen aan deze verdeling. Ik had het bespo elijke gevoel dat ik in mijn eer werd aangetast. Als ik met vrienden wat wilde drinken, moest ik Kate om wat ‘zakgeld’ vragen. Ondertussen bleven mijn maandelijkse rekeningen binnenstromen, maar durfde ik daarvoor niet bij haar aan te kloppen. Want moest Kate nu betalen voor mijn verzekeringen, het telefoonabonnement en de schulden op mijn creditcard? Maar toen de deurwaarders begonnen te loeren en het water me aan de lippen stond, had ik geen keus meer. Voorzichtig kaar e ik aan dat ik een betalingsachterstand had. Het was een kleine duizend euro aan opgestapelde rekeningen. ‘Prima,’ zei Kate, die het manmoedig opva e, maar licht in shock was. ‘Ik ga echter niet jouw rekeningen betalen. Ik leen het je wel.’ Opgelucht haalde ik adem. Dat hield de deurwaarder in ieder geval even op afstand. Toch zat er gevoelsmatig iets scheef. Want terwijl ik fulltime op een baby le e, wat op de keper beschouwd neerkomt op een werkweek van zestig uur, ben ik in de tussentijd schulden aan het opbouwen? Het is toch dankzij mijn zorg dat haar baby kan bestaan? Kon ik dat zo bij haar aankaarten? ‘Kate? Stel dat ik het geld verdien. En jij zorgt voor de baby. Zeg maar zoals vroeger gebeurde. Wie betaalt dan de rekeningen?’ ‘Eh, de man?’ zei Kate. ‘Precies. Dus nu de rollen zijn omgedraaid; waarom zou ik geld van jou moeten lenen om mijn rekeningen te betalen?’
Met dergelijke vraagstukken word je als zorgman voortdurend geconfronteerd. Sterker nog, het ondermijnt stelselmatig je geloof in de gemaakte keuze. Vooral als je vrienden die onzekerheid verder aanwakkeren. De meesten van hen doen het niet eens met opzet. Ze zijn gewoon ambitieus, stralen dat uit en dat is confronterend. Ik zie ze groeien in hun werk, terwijl ik ervoor heb gekozen om maatschappelijk even stil te staan. Vooral voor vaders in het bedrijfsleven is het moeilijk die druk te weerstaan. De competitieve markten drijven op ambitie. Competitieve collega’s praten op hen in: ‘Je poppetje gaat het allemaal wel doen thuis, toch?’ De papa die even een dagje minder wil werken, hee al snel het gevoel er niet meer bij te horen. Niet toevallig zijn het de ambitieuze dertigers die zich het meest identi ceren met hun werk. Vraag een doorsnee westerling wie hij is en het antwoord is algauw ‘Ik ben nancieel adviseur’ of ‘Ik ben makelaar’. Wat je doet, bepaalt wie je bent. Geef je dat rotsvaste zel eeld op voor een identiteit als ‘ambitieloze zorgvader’? Dat is immers het etiket dat jouw voorheen loyale collega’s op je zullen plakken. Met als gevolg: verkruimelende carrièreperspectieven. Het bedrijfsleven – maar ook de publieke sector – rekent doorgaans bikkelhard af met ‘so ies’ die een dag voor hun kind willen zorgen. Regelmatig krijgen ambitieuze mannen die willen doorstromen te horen dat een managementfunctie er dan niet in zit. ‘In vier dagen tijd kun jij deze afdeling niet leiden. Daar heb ik iemand fulltime voor nodig.’ Het logische gevolg is dat er bij de werknemers een cultuur van angst heerst. Bij sommige bedrijven zijn zaken als exibel werken, thuiswerken en ouderschapsverlof prima geregeld. Maar de vaders durven niet bij de baas aan te kloppen. Ze zijn als de dood hun carrière te vergooien als ze er ook daadwerkelijk gebruik van maken. In plaats daarvan smoren ze de discussie door zich bij hun vrouw in te dekken. Met als meest genoemde argument: ‘Mijn werk staat het niet toe.’ == Het gros van de zorgvaders die ondanks alles doorze en, loopt een reëel risico in een ernstige identiteitscrisis te raken zodra ze thuiszi en met een baby. Het angstzweet breekt hen uit bij de gedachte alleen te zijn met zo’n onvoorspelbaar mormeltje. Veel papa’s zijn er zelf nog altijd van overtuigd dat mama beter in staat
is voor de kleine te zorgen. Dat blijkt uit kleine zinnetjes die vaders onderling naar elkaar uitspreken. Ik merkte het bij het babyzwemmen. Elke dinsdagochtend neem ik Wyoming mee naar het zwembad – dat vindt ze fantastisch. Na a oop nemen de enkele vaders hun kind mee naar de ‘papakleedkamer’. Met regelmaat staan ze daar schaapachtig hun kind aan te kleden. Terwijl ze hun zoon of dochter afdrogen, verontschuldigen ze zich met een schaamtevol lachje naar de andere vaders: ‘Als mijn vrouw dit had gedaan, was ze nu allang klaar geweest.’ De mannelijke identiteit staat onder druk omdat het verschrikkelijk moeilijk is zingeving te halen uit iets wat er in onze samenleving ‘niet toe doet’. Meerdere studies geven aan dat mannen die zich met de zorg en het huishouden bezighouden ongelukkiger zijn dan fulltime werkende mannen. Het kos e me de grootst mogelijke moeite om er de meerwaarde van in te zien. Ik zat verdomme mezelf schouderklopjes te geven: ‘Goed gedaan, jongen! Ze slaapt!’ Wie gaat het anders doen? Mijn vriendin? Ja, zij gee schouderklopjes, maar dat voelt alsof ik een klopje krijg van de Sint: hij deelt sowieso complimenten uit. Toch zal ik nooit haar grote ogen vergeten toen ik Wyoming krijsend in een opgeklopt donzen dekbed had gelegd voor haar ochtendslaapje. Kate kwam onverwacht even binnen om iets voor haar werk op te halen. ‘Weeeh-weeeh-weeeh,’ schreeuwde Wyoming. ‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg Kate verbaasd. Toegegeven, het zal er vreemd hebben uitgezien. Midden in de woonkamer stond ik hoopvol en aanmoedigend te kijken naar Wyoming. Ze lag ongeveer zes meter verderop in de hoek op het dekbed, precies tussen een gitaar, een sitar en een inke luidspreker. Een neutrale toeschouwer – of in dit geval de biologische moeder – zou zonder achtergrondinformatie zomaar kunnen denken dat ik me met de situatie geen raad wist. ‘Sst, zachtjes,’ maande ik haar met armgebaren tot rust. ‘Ze lijkt misschien hysterisch, maar geef me twee minuten, dan slaapt ze.’ Met een blik van ontze ing kwam Kate naast me staan. Samen keken we naar dat spartelende mensje in de hoek. Kate moest al haar kracht verzamelen om haar niet op te pakken en te troosten. Maar na een minuut verstomde het gegil tot een
acceptabel ‘weeeh-weeeh’. Na één minuut en vij ig seconden klonk er slechts wat gepiep: ‘weeeh’. En na twee minuten weerklonk een vredig gesnurk. Ze was acht weken oud, en ik leerde haar zowaar een beetje kennen. == Maar wie behalve Kate gaf mij daarvoor de broodnodige credits? Wie maakte het wat uit of mijn dochtertje gelukkig was? Ik had ontdekt dat ik uitstekend voor mijn dochtertje kon zorgen. Is dat zelfontplooiing? Of telt dat niet omdat er maatschappelijk gezien geen prestige aan klee ? Daar ligt de ware vijand van de huidige generatie vaders: zorgen voor een baby hee nul status. Zou het zijn omdat iedereen denkt dat je als zorgende ouder de hele dag relaxed een boek kunt lezen? Neem Anna, een vriendin die ik vijf weken na haar bevalling opzocht. Haar vriend Tygo ging na twee dagen verlof weer fulltime aan de slag. Anna zag er gesloopt uit. Tygo kwam meestal pas rond acht uur thuis. De kleine lag al lang in bed en Anna probeerde weer op adem te komen. ‘Zo, hoe is het hier?’ vroeg Tygo terwijl hij zijn jas aan een haakje frummelde. ‘Pff,’ reageerde Anna terneergeslagen. ‘Ik ben gesloopt.’ ‘Gesloopt? Hoe kan dat nou!? Je bent toch met verlof?’ Tygo valt niks te verwijten. Hij is een product van een samenleving waarin men elkaar wijsmaakt dat de zorg voor een baby één grote koekhapfuif is. Mama hee verlof, dus mama is met vakantie. Papa neemt een zorgdag op, dus papa hee eigenlijk een vrije dag. Niemand erkent dat zorgen hard werken is, en maar weinigen durven ervoor uit te komen. Doe je dat wel, dan ben je algauw een zeurpiet. ‘Moet je hem horen, zit lekker thuis met de kinderen, hoe niet te werken en nog klagen ook!’ Wie trouwens wat verder kijkt dan de huiselijke babyzorg, ziet dat het een breed maatschappelijk probleem is. Verpleegkundigen lopen tegen dezelfde problematiek aan. Zij worden zwaar onderbetaald voor het fysieke werk dat ze verrichten. In het onderwijs is het niet anders. Leerkrachten en docenten krijgen naast een mager salaris amper waardering. Maar waarom niet? Alles voert terug naar dat ene antwoord: het gebrek aan status. Datgene wat met zorg en opvoeding te maken hee , wordt in onze maatschappij systematisch
ondergewaardeerd. Is dat niet wonderlijk, in een maatschappij waarin het kleine kind zo wordt geïdealiseerd? == Hoe krijgen we de jonge vader meer aan de zorg? Wat is de beste strategie? Hee het zin om uit te leggen hoe zwaar het is voor een baby te zorgen? Of is dat juist het laatste zetje dat de twijfelende zorgvader-in-spe nodig hee om voor eens en altijd op het werk te blijven? Voor de helderheid: ik pleit er niet voor, zoals ik dat toevallig heb gedaan, dat alle papa’s ineens fulltime voor hun kind gaan zorgen. Eén zorgdag per week zou al een grote stap zijn. De crux is om het belang van een aanwezige vader te benadrukken en hem te verleiden meer tijd met zijn kind door te brengen. Het streven is eenvoudig: geef de zorg de status die het verdient. Onderken dat op een baby passen een uitpu ende baan is. Je gee een groot deel van je tijd op en dus ook een deel van jezelf. Daar zit in onze geïndividualiseerde samenleving de bo leneck. Wie wil zich niet zelf ontplooien? Wie laat zich nog vrijwillig in een keurslijf drukken? We leven met het bespo elijke idee dat de wereld rond een baby zich met eurige wolkjes omringt. Negatieve zaken worden niet besproken omdat je zo de suggestie wekt ongelukkig te zijn met je kind. Maar: we worden ook ongelukkiger van een kind! Uit onderzoek blijkt dat zowel papa’s als mama’s een ‘verminderd geluksgevoel’ ervaren kort na de bevalling – bij mannen houdt dat gevoel zeven jaar aan, bij vrouwen zelfs vij ien! Toch praat niemand hierover. Ik voel overal dezelfde verbaasde blikken als ik vertel hoe zwaar ik het eerste jaar vond. Meestal dwalen die priemende ogen in een beweging af naar Wyoming. Zi en ze haar meewarig aan te kijken. Meisje toch, wat heb jij het slecht getroffen met zo’n vader. De tragiek is dat vrouwen zelf de mythe voortze en. Ze omarmen nog altijd het geïdealiseerde beeld van de moeder zoals dat door verlichtings losoof JeanJacques Rousseau ooit is verzonnen. Daarbij kunnen ze ongemeen hard voor elkaar zijn – zoals alleen vrouwen dat kunnen. Om de gelederen gesloten te houden doen ze een sterk beroep op schuldgevoelens, die bij een pas bevallen en dus emotionele vrouw destabiliserende effecten hebben. ‘Wat? Beval je met een verdoving? Wat voor mama ben jij?’
‘Sorry? Geef je esvoeding? Ontzeg jij jouw kind borstvoeding? Wat voor een waardeloze moeder ben jij?’ ‘Hoezo ben je aan het werk? Jij hoort thuis te zijn en voor je kind te zorgen. Heb je geen moedergevoelens?’ De moederkliek is vooral druk met het benadrukken van de bekende rolverdeling. Hoeveel vrouwen zijn er niet die maanden-, soms jarenlang borstvoeding geven en een totale symbiose met hun kind aangaan? Hoeveel mama’s denken heimelijk niet dat ze beter kunnen zorgen dan hun man? ‘Niet zo ruw, lie e. Dat vindt ze niet jn.’ Of: ‘Zit die luier niet te strak? Twee vingers moeten er nog onder passen. [Zucht...] Kom maar, ik doe het wel.’ ‘En zo blij het,’ schreef losoof Cornelis Verhoeven in Een vogeltje in mijn buik, ‘voor de echte man wat gênant om over het vaderschap te praten zolang de kinderen nog klein zijn. Ze horen dan nog bij de moeder.’ Wat is er veranderd sinds Verhoeven in zijn boek publiceerde? Hoe actueel is de door hem waargenomen erfenis nog? ‘Caesar vertelt dat het bij de Galliërs een schande was voor een man gesignaleerd te worden in de nabijheid van zijn kinderen voordat die rijp waren voor de krijgsdienst. Bij ons gebeurt het maar zelden dat we een vader achter de kinderwagen zien, alleen. Ik heb het maar een paar keer gewaagd en ontkwam daarbij niet aan de indruk dat het “geen gezicht” was zo’n oude vent achter een kinderwagen te zien lopen, neuzelend, zwatelen en kirrend van “waar is-ie nou?” We zijn nog een beetje Galliërs.’ == We zijn al lang geen Galliërs meer. Zullen we eens ophouden te geloven in de misva ing dat vrouwen een aangeboren zorg-instinct hebben? Mijn vriendin hee dat net als ik gewoon moeten leren. Als er zoiets is als moederinstinct, dan hebben mannen ook vaderinstinct. Wij mannen mogen daar wel wat meer voor uitkomen – ook degenen die zichzelf wat ruwere machokanten toedichten. Zorg en mannelijkheid gaan prima samen. Juist de machomannen hebben de potentie om een eerste masculinistische golf te vormen die strijdbaar en met donderend geraas het vrouwenbolwerk sloopt. Een vloedgolf van verontwaardigde papa’s die rennend en brullend hun gespierde torso’s ontbloten en het recht opeisen hun kind vanaf dag één te leren kennen. Macho’s die hun eeuwenlang onderdrukte tedere kant eindelijk toelaten bij het zien van dat eerste glimlachje. Niet langer willen ze het 1976
‘van horen zeggen’ hebben dat ‘hun kleintje’ de eerste pasjes hee gezet. O nee, deze orkaan van testosteroni’s wil zelf juichend dat kleine wezentje opvangen na die eerste stapjes! Maar kunnen ze het aan? En bestaan ze werkelijk? Ik ben het afgelopen jaar meerdere inspirerende voorbeelden tegengekomen. Sommigen van hen werken in sterke machoculturen. Zoals bouwvakker Chris die zijn keet wekelijks een dagje inruilt voor zijn zoontje. Hij hee ervoor gevochten want in zijn branche is een zorgdag absoluut niet gebruikelijk. Marktman Jaap die elke dinsdag steevast zijn jochie in de Maxi-Cosi meetorst naar het babyzwemmen. En niet te vergeten vriend en automonteur Ben die elke vrijdag zijn mannetje ijs van melk voorziet. Maar waar doen zij het voor? Of, om in begrijpelijke Wall Street-terminologie te spreken, welk rendement halen deze vaders uit hun investering? Wat is de output, de efficiency van de man die zorgt? De wetenschap gee een glashelder beeld. Kinderen van betrokken vaders zijn succesvoller dan kinderen van afwezige vaders. Is dat op de lange termijn niet het ultieme statussymbool dat je jezelf kunt geven? Straalt een succesvolle dochter, blakend van het zelfvertrouwen niet meer grandeur uit dan om het even welke villa of auto? Maakt een ondernemende, betrokken en identiteitsvaste zoon niet dubbel en dwars goed dat je een paar jaar (voor hij de hele week naar school gaat) geen promotie maakt? == Zonder de zorg had ik heel wat gemist. Haar eerste lachje waar ik zo lang naar heb gezocht. Na een paar weken was ik zo gefocust op het mondje dat ik elke grimas bombardeerde tot lachje. ‘Ja! Dat was een lach, ja!’ Maar net zoals een vrouw wéét dat haar weeën zijn begonnen, ben ik erachtergekomen dat die eerste kleine lach geen twijfelgeval is. Ze was twee maanden oud toen haar wangetjes eindelijk breed uit elkaar trokken. Ze maakte er zelfs een piepend geluid bij. Ze communiceert! Ja, ze communiceert! ‘Ja, ik ben papa! Hallo? Papa, papa, papa...’ Tranen van diepe ontroering rolden over mijn wangen, er was onmiskenbaar contact. Of denk aan het eerste stapje, al wordt dat behoorlijk gemythologiseerd. Wat voor mij het eerste stapje was, was voor haar al het zoveelste pasje. Balancerend aan muren en stoelen struinde ze weken als een koorddanser door het huis. Tot ik
even niet ople e en ze, toen ik weer opkeek, door de kamer wandelde, de handen nonchalant gevuld met speelgoed. Soms wenste ik langer te kunnen stilstaan bij haar nieuwste kunstje. Maar de ontwikkelingen van een baby zijn amper bij te houden. Was ik nog in shock & awe van die eerste stapjes, stond zij alweer op één been ringen om een paaltje te leggen, tegelijkertijd roepend: ‘Papa, papa, papa...’ Ik kon mijn geluk niet op, maar om wat precies? De ringen, papa of dat ene been? Ik kwam er ook achter dat de meeste ‘eerste keren’ gewoon op de crèche plaatsvinden. Toen ik blij was dat Wyoming een halve banaan opat, zei de crècheleidster doodleuk: ‘Ze hee goed gegeten, hoor. Vandaag hee ze een hele banaan gehad.’ Wat? keek ik Wyoming verbijsterd aan. ‘Heb jij een hele banaan naar binnen gewerkt?’ Vervuld van trots vertelde ik op een dag aan diezelfde crècheleidster dat ‘ze kruipt’. ‘O?’ zei ze. ‘Dat doet ze hier al een week.’ == Zonder de zorg voor Wyoming had ik nooit zo kunnen genieten van de dagelijkse momenten. Zoals toen ik haar na een ach al maanden ‘gewoon’ zelfstandig zag spelen en babbelen. Het begon echt leuk te worden. Als ik haar ophaalde van de crèche herkende ze me zowaar. Ze lachte en stak haar armen uit – pure betovering. Dat intieme verbond was aan me voorbij gegaan als ik fulltime had gewerkt. Ik zou haar nooit zo goed hebben leren kennen, ik zou nooit het vertrouwen hebben gekregen dat ze me nu gunt. Ik weet precies wanneer ze boos of verdrietig is. Ik weet wanneer ze honger hee , hoe ze het liefst geknuffeld wordt of wanneer ze dodelijk vermoeid is. Dát was uiteindelijk waarom ik een kind wilde, dáárom wilde ik bij haar zijn. Ik wilde niets missen. Maar: hoe bewust kun je een eerste levensjaar beleven? Op de dag dat Wyoming een jaar oud werd ontmoe e ik een man met een paar weken oude baby. Het ventje jengelde zoals alleen hele kleintjes dat kunnen. Was Wyoming ooit zo klein geweest? Had ze ooit zo’n huiltje gehad? Ik kon het me niet meer herinneren. Er welde een diep verlangen in me op: ik zou haar nog één keer zo willen zien, nog één keer dat huiltje horen. Niet dat ik naar die periode terugverlangde, ik was alleen als de dood dat ik het gemist had. == Maar ik heb het niet gemist, ik was erbij. En in de worsteling van die eerste maanden ben ik erachter gekomen wat voor vader ik voor Wyoming wil zijn. Ik
wil het beschermende van mijn vader, de betrokkenheid van Heathcliff Huxtable, de wijsheid van John Locke, de koppigheid van Sir Robert Filmer, het stijlvolle van mijn lievelingsopa, de macht van een Romein, de vasthoudendheid van Pedro Alvarez, het naïeve van Tony Micelli, het analyserende van Jean-Jacques Rousseau, het masculiene van Jim Anderson, de discipline van Kim Il-Sung, en vooruit, de helm van Darth Vader.
Bronnen 1
== Het Erfocentrum – Het nationaal informatiecentrum erfelijkheid, kinderwens en medische biotechnologie – zwangerstraks.nl/ zwangerschapskansen.php – zwangerstraks.nl/sterkzaad.php Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid. Factsheet: Alcohol en zwangerschap, december . == STAP 16
2010
2
== Benthem Ju ing, W.C.S. van. Onderzoek naar het vaderschap ( ). Arnhem: Van Lochum Slaterus. Sevenhuijsen, S.L. De orde van het vaderschap: politieke deba en over ongehuwd moederschap, afstamming en huwelijk in Nederland ( ). Amsterdam: Stichting Beheer i.i.s.g. Montaigne, M. Essays ( - ) (editie ). Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep. Gray, P. & Anderson, K.G. Fatherhood ( ). Cambridge: Harvard University Press. Demos, J. Past, Present and Personal: the Family and the Life Course in American History ( ). New York: Oxford University Press. Ariès, P. Centuries of Childhood: A Social History of Family Life ( ). New York: Vintage. Burgess, A. Fatherhood Reclaimed: e Making of the Modern Father ( ). Londen: Vermilion. Locke, J. Some oughts Concerning Education ( ). Londen: A. and J. Churchill. Locke, J. Two Treatises of Government ( ). Londen: A. and J. Churchill. 1959
1870 1900
1533 1592
1987
2010
2010
1986
1962
1997
1693
1690
Bakker, N. ‘Vaders. Vaderschap in historisch perspectief – Vaders in de geschiedenis, een inleiding’. Kind en Adolescent, ( ), p. - . Rousseau, J.J. Emile, ou de l’éducation ( ). Londen: Francfort. Spock, B. & Rothenberg, M.D. Dr. Spock’s Baby and Child Care ( / ). New York: Du on Publishers. Fromm, E. Lie ebben, een kunst, een kunde ( / ). Amsterdam: Bijleveld. Kijkcijfers tv-series: imdb.com. == 19
1998
25 37
1762
1946
1956
1992
2006
3
== Flikweert, S., et al. -Standaard Miskraam (tweede herziening, ). Bha acharya, S., et al. ( ). ‘Effect of interpregnancy interval on outcomes of pregnancy a er miscarriage: retrospective analysis of hospital episode statistics in Scotland’. British Medical Journal, bmj ; :c . Shelley, J. ( ). ‘Miscarriage and time to next pregnancy’. British Medical Journal, bmj ; :c . (bmj.com/ content/ /bmj.c .extract) , Spanish fathers entitled to breastfeeding leave, oktober . (edition.cnn.com/ / /europe/ / /spain.breastfeeding.fathers/ind ex.html) Murkoff, H., Eisenberg, A. & Hathaway, S. What to expect when you’re expecting ( , derde editie). New York: Workman Publishing Company. Handelsblad, ‘Vaderskindjes; Swaab over hersenen’. Auteur: Rinskje Koelewijn, juni . Sman, J. van der. Ware liefde – Harde feiten over de diepste emotie ( ). Amsterdam: Uitgeverij Balans. Elsevier, ‘Liefdevolle vaders. Mannen lijken van nature niet zo’n hechte band te hebben met hun kinderen als vrouwen. Maar ze kunnen minstens even zorgzaam zijn’. Auteur: José van der Sman, februari . Brizendine, L. De mannelijke hersenen – Waarom mannen anders zijn dan vrouwen ( ). Amsterdam: Sirene. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen ( ). Onderzoek naar down en -weken-echo. (knov.nl) NHG
2004
2010
2010 341
3967
2010
2010
341
4181
341
CNN
4181
2
2010
WORLD
10
2010
01
2002
NRC
20
2009
2009
7
2009
2010
KNOV
20
Figlio, D.N. Boys Named Sue: Disruptive Children and their Peers ( ). University of Florida. (bear.warrington.u .edu/ glio/sue.pdf) King, L. & King, G. Brilliant Baby Names ( ). Upper Saddle River: Pearson Education Limited. Der Spiegel, ‘Auch der intelligente Kevin ist dumm dran’. Auteur: Oliver Trenkamp, september . Der Spiegel, ‘Kevin ist kein Name, sondern eine Diagnose’. Auteur: Oliver Trenkamp, september . , e name game: how names spell succes in life and love. Auteur: J.V. Chamary. (sciencefocus.com/feature/ psychology/names) Vrij Nederland, ‘Moeders wil is (nog even) wet’. Auteurs: Alies Pegtel & Dick Tuinder, oktober . Enova, Vaderschap doet ertoe – Echtscheidingspraktijk in Nederland is éénouderpraktijk ( ). (enova-ebd.nl) Handelsblad, ‘Vaders doen er niet toe, kinderen zijn de dupe: de macht van moeders is grenzeloos’. Auteur: Dorien Pessers, december . Bogren, L. Y. ‘Changes in sexuality in women and men during pregnancy’. Archives of sexual behaviour, , ( ), p. - . Lumley, J. ‘Sexual feelings in pregnancy and a er childbirth’. Australian and New Zealand Journal of Obstetrics and Gynaecology, , ( ), - . Judicibus, M.A. de & McCabe, M.P. Psychological Factors and the Sexuality of Pregnant and Postpartum Women ( ), HealthyPlace. (h p://www.healthyplace.com/sex/women/psychological-factors-and-thesexuality-of-pregnant-and-postpartum-women/menu-id- /?format=pdf) == 2003
2008
18
2009
16
2009
FOCUS
24
2009
2009
NRC
20
20
1991
2003
35 45
18
197 8
114 117
2005
66
4
== Jonge, J. de, et al. Perinatal mortality and morbidity in a nationwide cohort of low-risk planned home and hospital births. : An International Journal of Obstetrics and Gynaecology, april . (onlinelibrary.wiley.com/doi/ . /j. . . .x/pdf) 529
688
BJOG
15
2009
10 1111
147 1 0528 2009
02175
Stichting Perinatale Registratie Nederland, Perinatale Zorg in Nederland, , april . (perinatreg.nl/uploads/ / / Jaarboek–Zorg–in–Nederland– .pdf) de Volkskrant, ‘ uis bevallen of in het ziekenhuis: beide even veilig’. Auteur: Maud E ing, april . Jones, C., Chan, C. & Farine, D. ( ). ‘Sex in pregnancy’. Canadian Medical Association Journal Online, . ; : cmaj. v -cmaj. == 2008
2011
150
122
2008
15
2009
2011
CMAJ 2011
0
091580
1
091580
5
== Stichting Perinatale Registratie Nederland, Perinatale Zorg in Nederland, , april . (perinatreg.nl/uploads/ / / Jaarboek–Zorg–in–Nederland– .pdf) Sears, R.W. e golden hour: ge ing the best start with your newborn. e guide to a healthy birth, ( / ). (choicesinchildbirth.org/ resources/HealthyBirth– National– - .pdf) World Health Organization, Breastfeeding. (who.int/topics/breastfeeding/en/) Burgess, A. Fatherhood Reclaimed: e making of the modern father ( ). Londen: Vermilion. == 2008
2011
150
122
2008
2
09
10
09 10
1997
6
== Duindam, V. Zorgende vaders. Over mannen en ouderschap, zorg , werk en hulpverlening ( ). Amsterdam: Van Gennep. de Volkskrant, ‘Liever een etsbak dan een leasebak’. Auteur: Evelien van Veen, mei . e National Center on Shaken Baby Syndrom (dontshake.org) Centers for Disease Control and Prevention, Preventing baby shaken syndrome – A guide for health departments and community-based organizations. (cdc.gov/Concussion/pdf/ Preventing– – -a.pdf) Ford, G. De tevreden baby – Hoe je baby ’s nachts doorslaapt ( ). Amsterdam: Terra. 1997
8
2010
SBS
508
2007
Cosby, B. Vaderschap ( ==
). Baarn: De Fontein.
1986
7
== Centraal Bureau voor de Statistiek, Emancipatiemonitor . Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Vaders hebben meer tijd nodig voor rol als vader. (rijksoverheid.nl/nieuws/ / / /vaders-hebben-meertijd-nodig-voor-rol-als-vader.html) MarketResponse, De rol van de vader bij de opvoeding – Onderzoek ten behoeve van het opvoeddebat ( ). In opdracht van het voormalige ministerie van Jeugd en Gezin. Directgov, Parental leave and exible working. overheid website. (direct.gov.uk/en/Parents/index.htm) Kind en Gezin (& Vlaamse overheid), Vaders en ouderschapsverlof ( ). (gelijkekansen.be/bijlagen/vaders% en% ouderschapsverlof.pdf) Fatherhood Institute, e Fatherhood Report – e Fairness in Families Index ( ). O’Brian, M. & Shemilt, I. Working Fathers – Earning and Caring ( ). (www.eoc.org.uk) Duindam, V. Zorgende vaders. Over mannen en ouderschap, zorg , werk en hulpverlening ( ). Amsterdam: Van Gennep. Duindam, V. et al. Ruimte voor mannen. In de hulpverlening , in de wetenschap, in de alternatieve hoek ( ). Amsterdam: Van Gennep. Johansson, T. & and Klinth, R. Caring Fathers: e Ideology of Gender Equality and Masculine Positions ( ). Men and Masculinities. (h p://jmm.sagepub.com/content/ / / ) Ray, R., Gornick, J.C. & Schmi , J. Parental Leave Policies in Countries ( ). Center for Economic and Policy Research. Moss, P. International Review of Leave Policies and Related Research ( ). Londen: Department for Business, Innovation and Skills. Pouwels, B.J. Work, family, and happiness – Essays on interdependencies within families, life events, and time allocation decisions ( ). Enschede: Ipskamp 2010
2010
06
16
2010
UK
2010
20
20
2010 2011
2010
2003
1997
1999
2008
11
1
42
21
2008
2010
2011
Drukkers. Trouw, ‘Ouderschapsverlof: man wil wel, maar dur niet’. Auteur: Laura van Baars, oktober . Verhoeven, C. Een vogeltje in mijn buik: de taal van Neeltje en Daniël ( ). Leende: Damon. 22
2010
1976
Over de auteur
Lars Anderson is journalist, schrijver, publicist en debatleider. Hij schrijft reportages en interviews voor onder andere Vrij Nederland, de Volkskrant, Knack Magazine, en reisverhalen voor Columbus Magazine. Voor de Volkskrant en het Parool schrijft hij regelmatig opiniestukken over maatschappelijke en politieke issues. Hij geeft colleges Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam en is een veelgevraagd moderator voor debatten in onder andere debatcentrum De Balie, Stadsschouwburg Amsterdam, Felix Meritus en voor de gemeente Amsterdam.
De pers over
‘Nuttig, hilarisch en openhartig. Meer dan het zoveelste ‘Oh- watben-ik-toch-blij-met-onze-baby’-boekje.’ NRC Handelsblad ‘Geestig, informatief, maar vooral onthutsend eerlijk.’ De Volkskrant ‘Anderson is het sterkst als de journalist in hem naar boven komt, rapporten en cijfers opdiepend en hij zijn observaties in een opiniërende beschouwing opneemt.’ De Groene Amsterdammer ‘Heerlijk openhartig!’ Het Parool ‘Een krachtig pleidooi voor de betrokken vader.’ Folia Magazine
BEZOEK ONZE WEBSITE VOOR MEER INFORMATIE OVER DEZE EN ANDERE FOSFOR E-BOEKEN
Deze ebook licentie is jouw eigendom en kan gelezen worden op een Mac, pc of laptop, e-reader, tablet en/of mobiele telefoon. (Door)verkopen, verspreiden (sub)licenseren, verhuren, leasen of op een andere manier overdragen van enig recht in of op deze licentie of dit eBook, danwel reproduceren, uitgeven, uitzenden of op enige andere manier beschikbaar stellen van dit digitale bestand aan een 3de partij is ten strengste verboden. Dit bestand is voorzien van een watermerk met informatie die jou aanmerkt als de eigenaar van de licentie om misbruik voorkomen. Veel leesplezier!