144 43 558KB
Dutch Pages 117 [122] Year 2012
Omgaan met hechtingsproblemen
Van A tot ggZ De boeken in de reeks Van A tot ggZ beschrijven niet alleen oorzaak, verloop en behandeling van de onderhavige problemen, maar geven ook antwoord op de vraag hoe men met het probleem om moet gaan. Door de prettig leesbare combinatie van beschouwingen, cartoons en citaten zijn de boeken niet alleen geschikt voor vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen, behandelaren en mantelzorgers, maar vooral ook voor de cliënten zelf en de mensen in hun directe omgeving.
Omgaan met hechtingsproblemen Pieternel Dijkstra
Tweede herziene druk
Bohn Stafleu van Loghum Houten 2012
© 2012 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j˚ het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
ISBN 90 313 9186 8 NUR 777
Ontwerp omslag: Jos Peters, Huizen Cartoons: Marcel Jurriëns Ontwerp en opmaak: Boekhorst design, Culemborg
Eerste druk, eerste oplage 2005 Eerste druk, tweede oplage 2006 Eerste druk, derde oplage 2007 Eerste druk, vierde oplage 2009 Eerste druk, vijfde oplage 2010 Tweede herziene druk 2012
Bohn Stafleu van Loghum: Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
In h o ud
Voorwoord
1
9
Wat is er met me aan de hand?
11
Enkele typerend beelden van de kwaal
11
Wat zijn hechtingsproblemen?
12
Hechting?
12
Van verliefdheid naar hechten
13
Manieren van hechten: test uzelf
16
Hechtingsproblemen
18
Wanneer wordt hechten precies een probleem?
21
Diagnose: wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk 22
2
Samenvatting
27
Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
29
Een verklarend model: de ingrediënten van hechtingsproblemen
29
De rol van ouders
29
De rol van (ex-)partners
35
De rol van genen
36
Hoe hechtingsproblemen ontstaan
37
Het resultaat: de negatieve bril
39
De veranderbaarheid van hechtingstijlen
41
Samenvatting
42
5
3
4
5
6
Het beloop van de kwaal in de toekomst
43
Onbehandeld
43
Als er niets gebeurt
45
Veranderen gaat zo
52
Invalshoeken voor verandering
54
Je bewust worden van je denken
54
Je bewust worden van je verleden
54
Je bewust worden van relatieprocessen
55
Samenvatting
56
De gevolgen van hechtingsproblemen voor de relatie
57
Onredelijke jaloezie
57
Overspel
58
Seksuele problemen
59
Emotionele verwijdering
60
Negatieve communicatiepatronen
61
Valkuil 1: Te weinig openheid
62
Valkuil 2: Leugens
63
Valkuil 3: Een negatieve uitleg geven
65
Valkuil 4: Het aandringen-terugtrekken patroon
68
Valkuil 5: Het kruisverhoor
69
Valkuil 6: Het aantrekken-afstoten patroon
70
Valkuil 7: Overal afwijzingen in zien
71
Valkuil 8: Geweld
71
Samenvatting
73
Welke behandelingen bestaan er?
75
Alleen of samen?
75
Individuele therapie
76
Cognitieve gedragstherapie
76
Mindfulness therapie
79
Inzichtgevende therapie
81
6
Relatietherapie
82
Samenvatting
88
Wat je direct zelf kunt doen
89
Doe-het-zelf-tips
89
A: Bewust voor een partner kiezen.
89
B: Het verleden loslaten
90
C: Praten en afspraken maken
91
D: Effectief communiceren.
93
E: Een gevoel voor eigenwaarde ontwikkelen
97
F: Je denken onder de loep nemen
100
G: Mindful omgaan met gedachten en gevoelens H: Nog meer tips voor omgaan met relatiestress
7
104 107
Weerstand tegen verandering
112
Adressen en literatuur
115
Over de auteur
123
Reeds verschenen titels
125
7
Vo o rw oor d
Liefde is een van de mooiste dingen die er zijn. Tegelijkertijd is het voor veel mensen een van de moeilijkste dingen die er zijn. Want liefde geven en nemen is niet iets wat automatisch goed gaat. Heb je in je jeugd de verkeerde voorbeelden gehad of anderszins nare ervaringen opgedaan, dan kan wantrouwen en/of angst de kop opsteken. Je wordt onzeker over jezelf (‘Ben ik wel de moeite waard om van te houden?’) of je raakt ervan overtuigd dat anderen niet te vertrouwen zijn. In je liefdesleven kan zich dat vertalen in hechtingsproblemen zoals afstandelijkheid, bindingsangst en verlatingsangst, met alle vervelende gevolgen van dien. Partners kunnen in een negatieve spiraal terechtkomen van geruzie en getouwtrek. Of je besluit je maar niet meer te hechten aan anderen, dan kun je tenminste ook niet gekwetst worden. Jammer genoeg modderen mensen vaak lang door met hechtingsproblemen. Vaak weten ze wel dat er iets niet goed zit in hun relatie, maar weten ze niet precies wat. Of ze weten wel waar het probleem zit, maar hebben er weinig grip op. Ze wíllen wel veranderen, maar weten niet hoe. Daardoor zorgen hechtingsproblemen vaak onnodig lang voor frustraties en verdriet. Gelukkig kun je wel degelijk leren om op een gezonde manier van iemand te houden, ook als je geen gelukkige jeugd hebt gehad. Dit boekje helpt je de eerste stap te zetten. Ten eerste door inzicht te geven in hechtingsproblemen en hoe deze kunnen doorwerken in
9
je relatie. Hoe ga je met liefde en intimiteit om? Voor welke problemen zorgt dat? Hoe vertroebelt het je visie op de wereld en je visie op jezelf? Dit boekje kan partners van mensen met hechtingsproblemen inzicht geven in de oorzaken van het gedrag van hun partner en hun eigen rol daarin. Naast inzicht reikt dit boekje ook technieken aan om hechtingsproblemen aan te pakken en beter om te gaan met liefde en intimiteit. In het ideale geval kom je helemaal af van je hechtingsproblemen. Het kan ook zijn dat je hechtingsprobleem een gevoelige plek blijft die af en toe opspeelt, zoals een enkel die je ooit hebt verzwikt. In dat geval is het een kwestie van het ‘managen’ van je hechtingsproblemen. Hoe het ook zij, heb je grip op je hechtingsproblemen dan heb je een van de belangrijkste obstakels voor een gelukkig liefdesleven uit de weg geruimd. Pieternel Dijkstra Schildwolde, 2012
10
1 Wat is er met me aan d e h an d ? Enkele typerend beelden van de kwaal Bert (35) heeft al een tijd lang geen relatie meer. Hij voelt zich daar wel prettig bij. Bert gaat namelijk graag zijn eigen gang en hecht veel waarde aan zijn onafhankelijkheid. Toch is ook Bert wel eens verliefd geweest en heeft ook hij in het verleden relaties gehad. Maar die waren nooit een lang leven beschoren. Zijn ex-vriendinnen klaagden altijd over hetzelfde: hij was zo gesloten en afstandelijk. Ze drongen aan op ‘praten’ en wilden samen dingen doen. Bert vond dat vervelend. ‘Wat een gezeur, laat me toch!’ dacht hij dan. Daardoor ontstonden vaak spanningen en ervoer Bert de relatie al snel als benauwend. Maakte hij het uit dan was dat voor Bert vaak een grote opluchting. Bert denkt wel eens: Ik ben gewoon niet geschikt voor een relatie.
Irene (30) heeft nu 4 jaar een relatie met Peter. Het liefste zou ze alles samen doen en al haar gevoelens en gedachten met Peter delen. Hoewel Peter het ook leuk vindt om samen dingen te ondernemen en het geen probleem vindt om over zijn gevoelens te praten, heeft hij daar niet altijd tijd voor of zin in. Dat maakt Irene onzeker. Ze is bang dat Peter niet echt van haar houdt en haar op een gegeven moment zal verlaten voor een ander. Irene is dan ook snel jaloers en vraagt vaak om bevestiging. Houd je echt wel van me? Vind je me nog wel aantrekkelijk? Dat leidt nogal eens tot spanningen. Peter vindt dat Irene zich te afhankelijk opstelt en te veel beslag op hem legt. Waarom kan ze niet wat meer op eigen benen staan en hem vertrouwen?
11
Annemarie (40) is gescheiden en heeft sinds een half jaar een relatie met Hans. De eerste weken, toen ze erg verliefd was, bracht ze veel tijd met hem door. De verliefdheid en de geborgenheid die ze bij hem vond, vond ze heerlijk. Na een paar weken kreeg ze echter het gevoel dat ze zichzelf verloor in haar relatie met Hans. Ze vertelde hem dat ze meer ruimte en tijd voor zichzelf nodig had. Nadat ze een paar weken geen contact met hem had gehad, klopte ze weer bij hem aan. Maar al snel benauwde dat haar weer en sloeg ze weer ‘op de vlucht’. Zo gaat het de hele tijd: Annemarie kan niet mét en niet zonder Hans. Ze wil zich wel vastleggen maar durft niet goed. Ze is bang dat, als ze zich emotioneel afhankelijk maakt van Hans, hij haar zal kwetsen, net zoals haar ex-man heeft gedaan. Hans wordt onzeker en boos van Annemaries getwijfel. Wil ze nu wél of niet een relatie? Hij voelt zich gebruikt: alleen als zij behoefte heeft aan liefde staat ze op de stoep, wat hij wil is blijkbaar niet belangrijk.
Wat zijn hechtingsproblemen? H e c ht i ng Volgens de zogenaamde gehechtheidstheorie heeft elk mens, en ook elk dier, de innerlijke drijfveer om zich aan anderen te hechten. Net geboren dieren en mensen hechten zich aan hun ouders. Door steeds de nabijheid te zoeken van de ouders zorgt de netgeborene dat ze voldoende eten, drinken en bescherming krijgt. Maar hechten gaat verder dan de lichamelijke noodzaak om te overleven, ook de emotionele overleving staat op het spel. Dat bleek uit één van de eerste onderzoeken die naar hechting werd gedaan. De Amerikaanse psycholoog Harry Harlow scheidde netgeboren resusaapjes van hun biologische moeder. Hij installeerde vervolgens twee surrogaatmoeders in hun kooi: een-
12
tje van zacht en warm materiaal, en eentje van ijzerdraad. Wat bleek? De aapjes brachten meer tijd door bij de zachte surrogaatmoeder en zochten troost bij haar, zelfs al was de ijzerdraadmoeder de enige die melk gaf. Blijkbaar is aanraking en emotionele veiligheid een belangrijker reden voor de aapjes om zich te hechten dan voedsel. Nu zijn aapjes iets anders dan mensen, maar ook bij mensen werkt dit basale hechtingsmechanisme. Ook mensen zoeken emotionele intimiteit, veiligheid en zekerheid door zich aan anderen te hechten. Niet alleen baby’s hebben die behoefte, ook volwassenen. Is in de jeugd de verzorger - doorgaans de moeder of vader - de belangrijkste hechtingspersoon, op volwassen leeftijd neemt de partner deze rol over. Een gevoel van emotionele veiligheid en intimiteit is zelfs zo belangrijk dat het verstrekkende gevolgen heeft voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Vergeleken met gehuwden van vergelijkbare leeftijd en welstandsniveau, hebben weduwen en weduwnaars bijvoorbeeld meer last van depressieve gevoelens, plegen ze vaker zelfmoord, lopen ze een grotere kans op hart- en vaatziekten, en komen ze vaker om het leven door moord en ongelukken.
V a n v e r l i e f dhei d n aar h ech ten Ontmoeten mensen elkaar voor het eerst dan is het vaak seksuele aantrekkingskracht en verliefdheid die hen een relatie intrekt. Verliefdheid duurt echter niet langer dan een half tot twee jaar. Dan is het voorbij. Ondertussen zijn mensen emotioneel zich steeds meer aan elkaar gaan hechten. Is de hechting sterk genoeg dan blijven mensen bij elkaar, ook al ebt de verliefdheid weg. De verliefdheid heeft dan plaatsgemaakt voor ‘houden-van’. In plaats van seks en passie staan vooral gevoelens van geborgenheid, veiligheid en acceptatie centraal. Zijn mensen eenmaal emotioneel aan iemand gehecht dan gaat dat heel diep. Je hebt dat vaak niet door als alles op rolletjes loopt. Pas als
13
er iets verandert of er iets vervelends gebeurt merk je hoe sterk je emotioneel met de ander verbonden bent. Gaat je partner bijvoorbeeld een weekje op zakenreis of met vrienden op vakantie, dan mis je hem/haar vaak en verlang je ernaar om hem/haar weer te zien. Valt de partner definitief weg, omdat hij/zij overlijdt, dan reageren mensen doorgaans hetzelfde als een kind dat zijn moeder verliest. De achtergebleven partner heeft moeite om te accepteren dan de ander er niet meer is en is ontroostbaar. Daarna volgt een periode van wanhoop: de achtergebleven partner voelt zich depressief en is passief. Uiteindelijk volgt er onthechting, dat wil zeggen om emotioneel te kunnen overleven maakt de rouwende zich emotioneel los van de overleden partner. Mensen zoeken en verwachten niet langer liefde en geborgenheid bij en van de overleden partner, maar proberen op eigen benen te staan of zoeken iemand anders om zich aan te hechten. Bij kinderen die hun moeder verliezen zie je hetzelfde proces: eerst zijn ze ontroostbaar, daarna worden ze depressief en passief om zich daarna te onthechten. Dat de band tussen volwassen partners in dit opzicht vergelijkbaar is met die tussen moeder en kind geeft wel aan hoe diep de emotionele hechting tussen partners gaat. Dit verklaart bijvoorbeeld ook waarom mishandelde vrouwen vaak grote moeite hebben om hun partner te verlaten, ook al behandelt deze hen nog zo slecht. Omdat de hechting tussen partners zo diep gaat ontstaat deze dan ook niet van de ene dag op de andere. Je aan een partner hechten is een geleidelijk proces. Geleidelijk leer je elkaar steeds meer vertrouwen en raak je steeds meer met elkaar verbonden. Na ongeveer twee jaar ben je aan je partner gehecht zoals een kind aan zijn moeder.
14
De biochemie van hechting Tijdens verliefdheid maakt het lichaam allerhande amfetamineachtige stoffen aan, zoals dopamine, norepinefrine, en phenylethylamine (PEA) die zorgen voor een gepassioneerd en euforisch gevoel. Na verloop van tijd houdt het lichaam het echter niet langer vol om deze verliefdheidsstofjes te produceren en zakt de verliefdheid weg. Dan nemen andere stofjes het over en worden, bijvoorbeeld in reactie op knuffels van de partner, vooral endorfinen aangemaakt. Endorfinen hebben een soortgelijke werking als morfine en geven een gevoel van ontspanning, rust en stabiel geluk. De stof is zo verslavend dat onthouding zelfs ontwenningsverschijnselen kan veroorzaken - mensen worden bijvoorbeeld lichamelijk ziek als hun partner bij hen weggaat. Endorfinen kunnen veel langduriger worden aangemaakt dan verliefdheidsstofjes zoals PEA. Dit verklaart mede waarom liefde zo lang kan duren en verliefdheid relatief kort. In het hechten van partners worden endorfinen geholpen door de hormonen oxytocine en vasopressine. Deze hormonen komen vrij tijdens seks en stimuleren de emotionele band tussen partners - vasopressine bij mannen en oxytocine bij vrouwen. Oxytocine stimuleert gevoelens van kalmte, liefde en bescherming. Vasopressine is de mannelijke variant van oxytocine: het stimuleert beschermend en verzorgend gedrag. Met als gevolg dat beide partners zich (nog meer) aan elkaar hechten. Bron: Zeifman & Hazan (1997).
15
M a ni e r e n v an h ech ten : tes t u z el f Mensen kunnen zich op verschillende manieren aan hun partner hechten. Sommige mensen zijn afhankelijker van hun relatie dan anderen. Sommige relaties kennen veel spanningen en problemen, andere niet. De manier waarop mensen zich aan hun partner hechten heeft vooral te maken met hoe ze omgaan met emotionele intimiteit binnen hun relatie. Dat wil zeggen, durven partners zich kwetsbaar op te stellen? Wordt er gepraat over gedachten en gevoelens? Hoeveel tijd brengen partners met elkaar door? In hoeverre durven partners elkaar echt te vertrouwen? In hoeverre gaan partners hun eigen gang? Gaan partners op een onhandige of destructieve manier om met emotionele intimiteit dan kunnen ze ongelukkig worden in hun relatie en allerhande problemen krijgen, ook al houden ze nog zo veel van elkaar. In de psychologie onderscheidt men 4 manieren waarop mensen zich aan hun partner kunnen hechten, ook wel hechtingsstijlen genoemd. Het zijn 4 manieren waarop mensen met liefde en intimiteit om kunnen gaan en die elk hun eigen soort problemen met zich meebrengen. Om te bepalen welke hechtingsstijl mensen hebben, hebben psychologen een viertal beschrijvingen gemaakt. Lees ze eens door en kijk in hoeverre u zich in elk van deze beschrijvingen herkent. Geef bij elke beschrijving aan, op een schaal van 1 tot en met 7 (1 = helemaal niet op mij van toepassing, 7 = sterk op mij van toepassing), in hoeverre de beschrijving op u van toepassing is. Deze korte test wordt ook wel de Relationship Questionnaire (RQ: Bartholomew & Horowitz, 1991) genoemd.
16
Type 1 Ik voel me op mijn gemak in mijn relatie. Ik vertrouw mijn partner en vind het prettig als hij/zij mij vertrouwt en op me rekent. Ik maak me geen zorgen over alleen zijn en ook niet over de vraag of mijn partner me wel of niet accepteert zoals ik ben. 1 2 helemaal niet op mij van toepassing
3
4
5
6
7 sterk op mij van toepassing
Type 2 Ik geef mezelf niet gauw bloot aan mijn partner. Ik ben niet graag alleen, maar ik heb er ook moeite mee om mijn partner volledig te vertrouwen of me afhankelijk op te stellen. Ik ben bang om gekwetst te worden als ik te vertrouwelijk word met mijn partner. 1 2 helemaal niet op mij van toepassing
3
4
5
6
7 sterk op mij van toepassing
Type 3 Ik kan me goed redden zonder nauwe emotionele banden. Het is voor mij erg belangrijk om onafhankelijk te zijn en het gevoel te hebben dat ik mijn partner niet per se nodig heb. Ik stel me niet afhankelijk op en heb ook liever niet dat mijn partner zich afhankelijk van mij opstelt. 1 2 helemaal niet op mij van toepassing
3
4
5
6
7 sterk op mij van toepassing
Type 4 Ik zou het liefste al mijn gevoelens met mijn partner delen, maar ik merk vaak dat mijn partner meer afstand houdt dan ik prettig vind. Persoonlijk en vertrouwelijk contact vind ik belangrijk en plezierig, maar ik vraag me soms af of mijn partner mij wel net zo waardeert als ik hem/haar waardeer. 1 2 helemaal niet op mij van toepassing
3
4
5
6
7 sterk op mij van toepassing
17
Het is mogelijk dat u iets van meerdere omschrijvingen in uzelf herkent. Maar welke omschrijving is het meest op u van toepassing? Is dat Type 1 dan heeft u een zekere hechtingsstijl. Is dat Type 2 dan heeft u een angstig-vermijdende hechtingsstijl. Is dat Type 3 dan heeft u een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl. Is dat Type 4 dan heeft u een gepreoccupeerde hechtingsstijl. Herkent u zichzelf evenveel in meerdere types dan kan het zijn dat u een mix hebt van verschillende hechtingsstijlen. Hechtingsstijlen moet je namelijk niet te zwart-wit zien, ze kunnen elkaar overlappen. In tegenstelling tot de zekere hechtingsstijl, worden Type 2 tot en met 4 onder één noemer ook wel onzekere hechtingsstijlen genoemd. Hechtingsstijlen beïnvloeden in sterke mate hoe mensen denken en voelen en hoe ze zich gedragen naar hun partner toe. Ze oefenen vooral invloed uit op het gedrag als er sprake is van stress of als mensen het idee hebben dat hun relatie in gevaar komt, al is het maar een beetje. Vooral op die momenten kunnen hechtingsproblemen de kop opsteken.
H e c ht i ngs prob l em en In zijn algemeenheid levert de zekere hechtingsstijl de minste kans op problemen op. Mensen met een zekere hechting hebben doorgaans stabiele relaties en zijn tevreden met hun relatie, zeker als hun partner ook een zekere hechtingsstijl heeft. Op zich is dat niet vreemd. Zeker gehechte mensen hebben namelijk zowel vertrouwen in zichzelf als in hun partner. Ze durven hun gevoelens te tonen en zijn enerzijds niet bang voor intimiteit maar anderzijds ook niet om alleen te zijn. Kortom, ze hebben een evenwicht gevonden tussen zelfstandigheid en afhankelijkheid. Hierdoor ervaren zeker gehechte mensen weinig angsten en problemen binnen hun relatie. Bij de andere drie hech-
18
tingsstijlen is de balans tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid uit evenwicht, wat allerhande hechtingsproblemen tot gevolg kan hebben. Bij mensen met een gepreoccupeerde hechtingsstijl slaat de balans door naar de afhankelijke kant. Ze voelen zich onzeker over zichzelf en hun partner. Ze hangen erg aan hun partner en willen het liefste al hun emoties en gedachten met hem/haar delen. Ze denken erg veel na over hun relatie en hebben veel behoefte aan bevestiging en aandacht. Vandaar de term gepreoccupeerd: ze zijn gepreoccupeerd met het zoeken naar intimiteit en aandacht. Deze behoefte kan zo sterk zijn dat de partner het gevoel krijgt dat ‘het nooit (intiem of close) genoeg is’. Omdat de onzekerheid en afhankelijkheid zo groot zijn, hebben mensen met een gepreoccupeerde hechtingsstijl snel last van bijvoorbeeld verlatingsangst en onredelijke jaloezie. Maar ook problemen in de communicatie kunnen het gevolg zijn, zoals we verder in hoofdstuk 4 zullen bespreken.
19
Bij mensen met een angstig-vermijdende hechtingsstijl slaat de balans door naar de onafhankelijke kant. Mensen willen zich wel graag emotioneel binden maar durven niet: ze hebben last van bindingsangst. Ze vinden het moeilijk om zich kwetsbaar op te stellen, om te praten over hun gevoelens, en/of vinden het eng om seksueel intiem te zijn. Achter deze bindingsangst gaat vaak verlatingsangst schuil. Mensen zijn bang dat, als ze zich binden of hun gevoelens laten zien, ze afgewezen en uiteindelijk verlaten zullen worden. De combinatie bindingsen verlatingsangst kan vervelende gevolgen hebben voor de relatie. Mensen kunnen in een patroon terechtkomen van aantrekken, omdat ze behoefte hebben zich te binden, en afstoten, omdat de binding hen ook snel weer benauwt. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de problemen die een angstig-vermijdende hechtingsstijl met zich mee kan brengen. Bij mensen met een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl slaat de balans nog sterker door naar de onafhankelijke kant. Mensen met deze hechtingsstijl hebben simpelweg niet of maar heel weinig behoefte aan intimiteit en binding. Het staat hen tegen om hun gevoelens en gedachten te delen en ze vinden het vervelend om afhankelijk te zijn of, andersom, als er iemand anders afhankelijk van hen is. Ze zijn liever alleen dan samen. Vaker dan andere mensen hebben ze dan ook geen relatie: ze zijn vrijgezel of hebben alleen maar korte affaires. Onterecht wordt vaak gedacht dat deze mensen last hebben van bindingsangst. Dat is echter een misverstand. In tegenstelling tot angstig-vermijdende mensen die zich niet durven binden, willen afwijzend-vermijdende mensen zich niet binden. Deze mensen hebben niet per definitie een hechtingsprobleem. Ze hebben dat pas als ze toch een relatie hebben en/of hun partner wél behoefte heeft aan intimiteit. In dat geval kan hun afstandelijke houding emotionele verwijdering en conflicten opleveren. Op deze problemen gaan we verder in in hoofdstuk 4.
20
Dat de zekere hechtingsstijl de minste kans op problemen geeft wil niet zeggen dat de andere hechtingsstijlen altijd ‘fout’ zijn. Zoals we in hoofdstuk 2 zullen bespreken, hebben mensen niet zomaar een bepaalde hechtingsstijl. Hechtingsstijlen die nu grote problemen veroorzaken vervulden ooit een functie.
Iedereen heeft last van bindingsangst Heb je last van bindingsangst dan klinkt dat heel negatief. Toch heeft (bijna) iedereen er, in bepaalde situaties, last van. Stel dat je een jaloerse en onzekere geliefde hebt die klampt en voortdurend aandacht wil. Bij praktisch elk weldenkend mens zal dat gevoelens van benauwdheid oproepen: het proces van versmelten met de ander gaat te snel en je hebt het gevoel dat je stikt. Het wordt je te heet onder de voeten en je neemt emotionele afstand om af te koelen. De ander - die wél snel wil - kan dit dan onterecht bestempelen als bindingsangst. Dat maakt van bindingsangst meteen een heel relatief begrip: iemand kan er volgens zichzelf geen last van hebben, maar volgens zijn/haar partner wel, of andersom.
W a nne e r w o r dt h ech ten p reci es een pr oble em? Ook al hebben mensen met een zekere hechtingsstijl de minste kans op relatieproblemen, dat wil niet zeggen dat mensen met een andere hechtingsstijl per definitie relatieproblemen krijgen. Veel hangt af van de partner. Hoe erg vindt de partner het bijvoorbeeld dat zijn/haar partner onredelijk jaloers is? De ene persoon kan zaken zoals onredelijke jaloezie goed relativeren (Ze houdt gewoon veel van me) terwijl de ander er zich mateloos aan ergert en zich beknot voelt. Ook de hechtingsstijl van de partner speelt een rol. Heeft iemand bijvoorbeeld weinig behoefte aan intimiteit maar heeft de partner die behoefte wél, dan
21
kunnen problemen ontstaan. Heeft iemand die weinig behoefte heeft aan intimiteit daarentegen een partner die daar ook weinig behoefte aan heeft, dan zal het gebrek aan intimiteit veel minder snel problemen opleveren. Opgemerkt moet worden dat desondanks de relatie toch bevredigender en een langer leven beschoren is als beide partners wél bereid en in staat zijn een intieme band met elkaar aan te gaan. De partner speelt ook een belangrijke rol omdat zijn/haar gedrag hechtingsproblemen zoals verlatingsangst en bindingsangst kan triggeren. Is bijvoorbeeld iemand flirterig van aard dan kan dat bij zijn/haar partner verlatingsangst en jaloezie opwekken. Laat de partner dergelijk flirtgedrag achterwege dan is de kans daarop veel kleiner. Zo kan het gebeuren dat iemand in de ene relatie bijvoorbeeld weinig last heeft van verlatingsangst en in de andere relatie veel. Hechtingsproblemen kunnen echter ook op zichzelf staan: ook als de partner geen aanleiding geeft kunnen ze de kop opsteken. Mensen zijn bijvoorbeeld onredelijk jaloers terwijl daar geen enkele aanleiding voor is. De reden is dat hechtingsstijlen iemands beleving beïnvloeden. Zoals we later nader zullen bespreken, kun je de hechtingsstijl zien als een soort bril waardoor je de wereld bekijkt. Omdat ze er zo bang voor zijn en er erg op letten, hebben gepreoccupeerd gehechte mensen bijvoorbeeld veel eerder het idee dat hun partner ontrouw is, ook al is daarvan geen enkele sprake. Daardoor kan het ene stel veel meer stress ervaren dan het andere stel, ook al bevinden ze zich in precies dezelfde omstandigheden.
Diagnose: wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk Het kan om verschillende redenen belangrijk zijn om de hechtingsstijl van mensen te achterhalen. Ten eerste voor wetenschappelijk onderzoek. Weten onderzoekers welke hechtingsstijl iemand heeft, dan kun-
22
nen ze nagaan welke gevolgen dat heeft of met welke andere eigenschappen een bepaalde hechtingsstijl samengaat. Op die manier leren we steeds meer over hechtingsstijlen en dat is belangrijk omdat daarmee ook wordt achterhaald hoe je mensen met hechtingsproblemen het beste kunt helpen. In het kader van wetenschappelijk onderzoek wordt vaak de eerder beschreven RQ gebruikt, die rechtstreeks de vier hechtingsstijlen meet. Daarnaast gebruiken onderzoekers ook bijvoorbeeld de Attachment Style Questionnaire (ASQ; zie kader) om hechtingsstijlen te meten. Deze vragenlijst bevat 40 vragen, die 5 aspecten van hechting meten (Zekerheid, Ervaren ongemak bij intimiteit, Relaties als secundair zien, Behoefte aan goedkeuring en Preoccupatie met relaties; zie kader). Zo zijn er nog een aantal meetinstrumenten die, elk op hun eigen manier, hechtingsstijlen meten.
Behoefte aan goedkeuring De Attachment Style Questionnaire meet onder meer de mate waarin mensen behoefte hebben aan goedkeuring. Een hoge score op deze behoefte is een aanwijzing dat iemand een gepreoccupeerde hechtingsstijl heeft. Proefpersonen moeten aangeven in hoeverre ze het eens zijn met een aantal stellingen door deze een cijfer te geven tussen de 1 en 6, waarbij een 1 betekent ‘sterk mee oneens’ en een 6 ‘sterk mee eens’. Stellingen zijn bijvoorbeeld: > Het is belangrijk voor mij dat andere mensen mij aardig vinden. > Ik vind het belangrijk om te voorkomen dat ik dingen doe die anderen niet leuk vinden. > Ik vind het lastig om een beslissing te nemen als ik niet weet wat andere mensen vinden. > Ik maak me zorgen dat ik niet goed genoeg ben. > Ik vraag me af waarom mensen met mij om willen gaan.
23
Deze stellingen zijn algemeen gesteld, dat wil zeggen ze gaan niet specifiek over de partner. Soms ook worden de stellingen specifiek gemaakt voor de partnerrelatie (bijvoorbeeld: ‘Het is belangrijk voor mij dat mijn partner me aardig vindt’). Het bepalen van iemands hechtingsstijl is ook van belang als het gaat om de klinische praktijk, oftewel als iemand hulp zoekt bij een psycholoog voor zijn problemen. Vermoedt een psycholoog dat er sprake is van hechtingsproblemen, dan wordt de problematiek vaak in kaart gebracht met behulp van een interview. De belangrijkste daarvan is het zogenaamde Gehechtheidsbiografisch Interview (GBI). Zoals we in hoofdstuk 2 zullen bespreken hebben hechtingsproblemen hun wortels vaak in de jeugd. Het GBI is een semi-gestructureerd interview waarin mensen wordt gevraagd naar ervaringen met de ouders tijdens de jeugd. Er wordt gevraagd wat er gebeurde in een aantal specifieke situaties: wat gebeurde er toen je als kind ziek of overstuur was, of toen je afscheid moest nemen van je ouders? Ook wordt gevraagd naar hoe je relatie met de ouders nu is en hoe je de effecten van deze ervaringen relateert aan je huidige functioneren. Tijdens het GBI zijn zeker gehechte mensen vaak positief over hun jeugd, ook al hebben ze een problematische jeugd gehad. Ze hebben bovendien een goed geheugen voor jeugdervaringen: ze kunnen zich gebeurtenissen nog goed herinneren en erover vertellen zonder te zwart-wit te zijn (Misschien heb ik het wel fout, Misschien heeft mijn moeder een andere mening, et cetera). Kenmerkend voor vermijdend gehechte mensen is dat ze tijdens het GBI het belang van gehechtheidsrelaties en de invloed van jeugdervaringen minimaliseren. Hun antwoorden zijn oppervlakkiger en ze spreken zichzelf vaker tegen. Ze hebben eigenlijk weinig zin om na te denken over hun jeugd en om de vragen te beantwoorden. Gepreoccupeerde mensen raken tijdens het GBI nogal eens verward
24
als ze het over hun jeugd hebben: ze zijn boos op hun ouders of nog erg bezig met hun jeugd en rapporteren veel negatieve ervaringen. Omdat ze er zo lang en soms chaotisch over praten duurt het interview met deze mensen vaak langer. Bij het GBI gaat het niet alleen om de inhoud maar ook om de manier waarop mensen iets vertellen: de emotie die erbij komt kijken en hoe mensen hun verhaal verwoorden. Daardoor is het afnemen van het GBI een gespecialiseerde aangelegenheid waarvoor dan ook een grondige training vereist is, doorgaans in de VS. Gezegd moet worden dat het GBI op een heel andere manier naar hechtingsstijlen en -problemen kijkt dan de RQ (de 4 eerder beschreven scenario’s). De RQ vraagt vooral naar gevoelens en gedachten die mensen over hun huidige relatie hebben, het GBI kijkt ook naar hoe mensen met hun jeugdervaringen omgaan. Dat kan tot andere conclusies leiden.
Hoe vaak komt een bepaalde hechtingsstijl voor? Uit Nederlands onderzoek (Wessels & Barelds, 2009) onder meer dan 700 mensen blijkt dat (gemeten met de RQ): * 65% van de mensen een zekere hechtingsstijl heeft; * 20% van de mensen een gepreoccupeerde hechtingsstijl heeft; * 9% van de mensen een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl; * 7% van de mensen een angstig-vermijdende hechtingsstijl. Mannen zijn daarbij vaker afwijzend-vermijdend gehecht dan vrouwen. Vrouwen zijn weer vaker gepreoccupeerd gehecht dan mannen. En in de rest van de wereld? Uit onderzoek (Schmitt et al., 2004) onder 62 culturen blijkt dat de meest voorkomende hechtingsstijl de zekere hechtingsstijl is: in 79% van de culturen is dit de hechtingsstijl die het meest voorkomt. Opvallend is dat de gepreoccupeerde hechtingsstijl vaker voorkomt in Aziatische
25
landen dan elders. In die landen hechten mensen, in zijn algemeenheid, namelijk meer waarde aan de mening van anderen, en meer specfiek aan die van de partner. Ze laten meer behoefte zien aan andermans waardering, goedkeuring en bevestiging en stellen zich afhankelijker op van anderen.
Eenmaal in de praktijk van de psycholoog kan soms worden vastgesteld dat iemand niet alleen een onzekere hechtingsstijl heeft, maar ook alexithymie. Mensen die last hebben van alexithymie ervaren nauwelijks emoties en ook bij anderen herkennen ze deze niet goed. Omdat ze moeite hebben om de gezichtsuitdrukkingen van anderen te ‘lezen’, communiceren ze vaak slecht. Onbedoeld kunnen ze bot of ongeïnteresseerd overkomen. Doordat ze zelf weinig emotie laten zien, komen ze bovendien vaak kil en afstandelijk over. Vermoed wordt dat bij mensen met alexithymie de twee hersenhelften niet goed met elkaar communiceren, waardoor emoties niet worden ervaren en/of herkend. Uit onderzoek blijkt dat een onzekere hechtingsstijl vaker samengaat met alexithymie, terwijl een zekere hechtingsstijl juist minder vaak samengaat met alexithymie. Is er sprake van een onzekere hechtingsstijl, dan moet dus gekeken worden of er wellicht sprake is van een breder probleem, namelijk alexithymie, dat deels tot uiting komt in een onzekere hechtingsstijl. Is dat het geval, dan kan het namelijk zijn dat wellicht een andere behandeling of therapie ingezet moet worden dan wanneer er alleen sprake is van een onzekere hechtingsstijl. Overigens is alexithymie bepaald geen zeldzame aandoening: geschat wordt dat maar liefst tien procent van de bevolking in meerdere of mindere mate last heeft van alexithymie, mannen twee keer zo vaak als vrouwen.
26
Samenvatting Je aan iemand hechten is een heel natuurlijk verschijnsel. Het geeft troost, veiligheid en geborgenheid. Toch doet niet iedereen dat op dezelfde manier. Er zijn 4 manieren – ook wel hechtingsstijlen genoemd – waarop mensen dat kunnen doen. Sommige van deze manieren kunnen problemen opleveren, zoals communicatieproblemen, jaloezie, emotionele verwijdering, bindingsangst of verlatingsangst. In hoeverre een bepaalde hechtingsstijl problemen oplevert hangt mede af van de partner.
27
2 H o e h e e ft h e t zo ver k u n n e n k om e n ?
Een verklarend model: de ingrediënten van hechtingsproblemen D e r o l v a n o ud ers De gehechtheidstheorie gaat ervan uit dat, hoe volwassenen precies met liefde en intimiteit omgaan – kortom, welke hechtingsstijl ze ontwikkelen – voor een belangrijk deel bepaald wordt door hoe hun ouders, in de jaren na hun geboorte, reageren op hun behoeftes als kind. Dat alles begint bij de invloed die ouders met hun gedrag hebben op de hersenontwikkeling van hun pasgeboren kind (zie kader).
Hersenen en hechting Van 350 gram bij de geboorte tot één kilo op de eerste verjaardag: dat is hoe snel het babybrein groeit. Ook al kun je je er later niets meer van herinneren, wat er in dat eerste jaar met je gebeurt, drukt letterlijk een stempel op je hersenen, onder meer op het voorste deel van de hersenen (de prefrontale cortex). Dit deel van de hersenen wordt ook wel ‘het sociale brein’ genoemd omdat het een belangrijke rol speelt in de manier waarop we met anderen omgaan. Het sociale brein wordt actief als je bijvoorbeeld naar anderen luistert, hen probeert te begrijpen, met
29
anderen meeleeft en als je probeert je emoties te begrijpen en beheersen. Tijdens het eerste levensjaar beïnvloeden de ervaringen die je opdoet onder meer de twee volgende belangrijke onderdelen van het sociale brein: –
het stressresponsesysteem;
–
het troostsysteem.
Ervaart een baby stress – hij heeft dorst, voelt zich onveilig of anderzins onprettig – dan heeft hij een ouder nodig om het probleem op te lossen. Zelf kan hij dat niet. Reageert een ouder niet attent of niet vaak genoeg, dan ervaart het kind dus te veel stress. Het lichaam van de baby maakt te veel en te lang het stresshormoon cortisol aan, met als gevolg dat het stressresponsesysteem in het brein verkeerd afgestemd raakt. Het kind kan daardoor later overgevoelig worden voor stress en angstig worden. Of het wordt juist ondergevoelig voor stress, waardoor het impulsief of agressief kan worden. Hoe lang die effecten aanhouden is nog onbekend, in ieder geval tot het tiende levensjaar. Maar het is waarschijnlijk dat ook op volwassen leeftijd de hersenen nog steeds overgevoelig of juist ondergevoelig kunnen zijn voor stress, als er sprake is van stressvolle ervaringen tijdens het eerste levensjaar. Reageert een ouder niet adequaat op de baby dan wordt bovendien het troostsysteem te weinig geactiveerd. Dat kan tot gevolg hebben dat het stofje serotonine te weinig wordt aangemaakt, niet alleen tijdens de jeugd, maar ook als het kind volwassen is. Een tekort aan serotinine is een risicofactor voor het ontwikkelen van angststoornissen en depressies. De ervaringen die een mens als eenjarige opdoet, kunnen dus verstrekkende gevolgen hebben.
30
Ouders kunnen daarbij, in grote lijnen, op 3 manieren reageren op hun kind: –
Attent, lief en begripvol;
–
Afstandelijk, afwijzend en/of kil, met als uitschieter verwaarlozing en mishandeling;
–
Onvoorspelbaar, dat wil zeggen alleen als ouders daar zelf tijd voor of zin in hebben.
In reactie op hoe ouders reageren op de vraag om aandacht, eten of troost van hun kind ontwikkelen kinderen één van de eerder genoemde hechtingsstijlen: de zekere hechtingsstijl, de gepreoccupeerde hechtingsstijl, de afwijzend-vermijdende hechtingsstijl of de angstigvermijdende hechtingsstijl. Omdat in de jeugd aangeleerde patronen behoorlijk hardnekkig zijn, nemen mensen deze vaak mee naar de volwassenheid. Daar gaan ze de relatie met de partner beïnvloeden: mensen gaan zich aan hun partner hechten zoals ze dat in hun jeugd aan hun ouders hebben gedaan. Dat kan allerlei problemen opleveren, simpelweg omdat de relatie met de partner nu eenmaal anders is dan de relatie met de ouders. Hebben mensen vroeger niet op de juiste manier geleerd om met liefde en intimiteit om te gaan dan benaderen ze hun relatie niet zoals die is in het ‘hier en nu’, maar met een vertroebelde blik, een blik die gekleurd is door negatieve ervaringen uit het verleden. Mensen hebben bijvoorbeeld last van bindingsangst, niet omdat hun partner zo ongevoelig is maar omdat hun ouders dat waren. Zekere hechting: op een gezonde manier liefde geven en nemen Marianne woont samen met Jos. Natuurlijk zijn er wel eens wat onenigheden, maar Marianne heeft vroeger thuis geleerd om te praten over haar gevoelens en ze is niet bang zich kwetsbaar op te stellen.
31
Ze weet: Ik ben de moeite waard om van te houden. Mede daardoor is Marianne niet onnodig jaloers. Ook vindt ze het leuk om samen met Jos leuke dingen te doen maar alleen vermaakt ze zich ook prima. Al met al hebben Jos en Marianne een sterke emotionele band.
Marianne voelt zich zelfverzekerd in de liefde. De kans is groot dat ze is opgegroeid in een gezin waar voldoende liefde en aandacht voor haar was. Haar ouders zorgden niet alleen in lichamelijk opzicht goed voor haar - ze kreeg genoeg te eten en drinken - maar ook in emotioneel opzicht. De ouders van zeker gehechte kinderen geven hun kinderen mee dat ze een ‘veilige haven’ zijn: als er iets is, dan helpt mama of papa. Kinderen van dergelijke ‘warme’ ouders leren niet alleen zichzelf te vertrouwen maar ook anderen. Ze zijn vertrouwd met intimiteit, niet bang om hulp te vragen, om aangeraakt te worden of over hun gevoelens te praten. Dat zorgt ervoor dat ze op volwassen leeftijd op een gezonde manier liefde kunnen geven en nemen. Gepreoccupeerde hechting: verlatingsangst en jaloezie Linda is zeven jaar getrouwd met Pieter en ze hebben de nodige problemen. Linda voelt zich erg onzeker in haar relatie met Pieter. Ze is vaak jaloers en wil voortdurend horen dat hij van haar houdt en dat ze de enige is voor hem. Het liefste zou ze hem altijd bij zich houden en met hem samensmelten. Pieter doet zijn best om Linda gerust te stellen. Soms krijgt hij het er benauwd van. Waarom is ze toch zo onzeker? Hij houdt toch van haar?
Linda is in haar relatie gepreoccupeerd met het zoeken naar zekerheid, aandacht en liefde. De kans is groot dat Linda in haar jeugd ‘onvoorspelbare’ ouders heeft gehad. Dat wil zeggen, ook al deden haar ouders misschien wel hun best, ze reageerden onvoorspelbaar als
32
Linda ergens behoefte aan had. De ene keer wel en de andere keer niet. Of ze reageerden alleen als ze daar zelf zin in hadden. Door hun onvoorspelbaarheid maken dergelijke ouders hun kind onzeker, het weet niet waar het aan toe is: helpt papa of mama nu wel of niet? Het kind krijgt bovendien een negatief zelfbeeld. Onbewust denkt het: Blijkbaar ben ik niet de moeite waard om op te reageren. Onbedoeld leren dergelijke ouders hun kind bovendien dat een belangrijke manier om aandacht te krijgen is door te jengelen en klampen. Want als een kind dat doet moeten ouders wel reageren. Al deze zaken kunnen zich later wreken in de relatie met de partner en leiden tot onzekerheid, verlatingsangst, jaloezie en een voortdurende roep om bevestiging en aandacht. Afwijzend-vermijdend: afstandelijkheid Bas woont alleen. Hij heeft zo nu en dan wel relaties, maar die lopen telkens op niets uit. Regelmatig heeft hij van ex-vriendinnen te horen gekregen dat hij zo gesloten is en zo weinig praat over wat hij voelt. Bas vindt dat maar onzin. Van binnen heeft hij het gevoel dat je het in het leven toch alleen moet doen en dat anderen, als puntje bij paaltje komt, je toch laten vallen. Eigenlijk gaat Bas liever geen relatie meer aan, van hem hoeft het gewoon niet meer.
Bas vermijdt liefde en intimiteit. Zijn gevoelens en gedachten houdt hij het liefste voor zichzelf en hij wil zich vrij en onafhankelijk voelen. De kans is groot dat Bas in zijn jeugd ‘afstandelijke’ ouders heeft gehad. Dat wil zeggen, ze zorgden lichamelijk wel voor hem maar niet emotioneel: hij kreeg weinig persoonlijke aandacht en liefde, ze haalden hem weinig aan en had hij behoefte aan hulp of troost dan werd daar niet of afwijzend op gereageerd. En omdat er thuis ook niet over gevoelens werd gepraat leerde hij dat je je maar beter niet emotioneel kunt
33
blootgeven, want ook daar werd toch alleen maar afwijzend op gereageerd. Kortom, onbewust leren dergelijke ouders hun kind anderen te wantrouwen: van anderen hoef je geen hulp en liefde te verwachten en je hoeft daar dus ook niet om te vragen. Je moet in het leven je eigen boontjes doppen en de behoefte aan liefde kun je beter de deur uit doen. Het resultaat is een defensieve houding ten aanzien van intimiteit en liefde: je begint er simpelweg niet meer aan. De afstandelijkheid en het wantrouwen kunnen zich later wreken in de relatie met de partner. Angstig-vermijdend: bindingsangst en besluiteloosheid Martine is nu drie jaar getrouwd met Hans. Ze vindt het fijn dat er iemand is die van haar houdt maar heeft er ook moeite mee. Ze vindt het moeilijk om zich kwetsbaar op te stellen, ze is bang om gekwetst te worden. Daarom houdt ze haar gevoelens en gedachten het liefste voor zichzelf. Ook samen dingen doen vindt ze aan de ene kant leuk, en aan de andere kant ook weer niet. Het benauwt haar snel. Martine wil wel liefde geven en nemen maar durft niet goed.
Martine vermijdt liefde en intimiteit, niet omdat ze er geen behoefte aan heeft, zoals Bas, maar omdat ze niet durft. Angst om gekwetst of afgewezen te worden weerhoudt haar ervan om haar gevoelens en gedachten te delen. De kans is groot dat Martine een soortgelijke jeugd achter de rug heeft als Bas. Dat wil zeggen, ook zij had waarschijnlijk ‘afstandelijke’ ouders die er emotioneel niet voor haar waren. Anders dan Bas heeft Martine niet alleen moeite gekregen anderen te vertrouwen, maar denkt ze ook negatief over zichzelf. In haar jeugd heeft ze zichzelf wijsgemaakt: Blijkbaar ben ik niet de moeite waard om op te reageren. Het wantrouwen naar anderen en het negatieve zelfbeeld kunnen zich later wreken in de relatie met de partner. De ‘angstig-afwijzende hechtingsstijl’ kan bovendien zorgen voor een aantrekken-afsto-
34
ten patroon. Mensen verlangen naar liefde en zoeken het op. Krijgen ze echter de liefde waar ze naar verlangen dan schrikken ze daar weer van (stel je voor dat je gekwetst wordt) en trekken ze zich terug. Hechtingsstijlen en de daaruit voortvloeiende problemen, hoe negatief ze op het eerste gezicht ook lijken, hebben altijd een functie (gehad). Zo zorgt een gepreoccupeerde hechtingsstijl ervoor dat een kind, door te gaan jengelen, aandacht afdwingt van ouders die onvoorspelbaar reageren. En een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl zorgt ervoor dat een kind niet steeds weer gekwetst wordt door ouders die het voortdurend afwijzen of verwaarlozen. In de jeugd hebben hechtingsstijlen dus wel degelijk een functie. Op volwassen leeftijd kunnen echter problemen ontstaan omdat de relatie met de partner anders is dan de relatie met de ouders: de in de jeugd aangeleerde hechtingsstijl is niet langer passend bij de situatie en de partner. Dat geldt vooral voor de onzekere hechtingsstijlen. Is de partner, anders dan de ouders vroeger, namelijk wél liefdevol en te vertrouwen dan kan een gepreoccupeerde en/of vermijdende hechtingsstijl een averechts effect hebben: in plaats van dat het zorgt voor meer zekerheid en minder emotionele kwetsuren, kan het juist zorgen voor emotionele verwijdering en relatieproblemen.
D e r o l v a n ( e x -)p artn ers Hoe mensen op volwassen leeftijd omgaan met liefde en intimiteit wordt niet alleen bepaald door de omgang met de ouders op jonge leeftijd. Ook partners beïnvloeden de manier waarop mensen zich aan anderen hechten. Ervaringen met (ex-)partners kunnen ertoe leiden dat mensen zich zekerder gaan voelen in de liefde en ze zich bijvoorbeeld meer open gaan stellen voor intimiteit. Deze kans is het grootste als mensen een partner met een zekere hechtingsstijl treffen die
35
het goede ‘voorbeeld’ geeft en zich niet zo snel onzeker laat maken. In zo’n relatie duurt het gemiddeld genomen zo’n 5 jaar voordat de onzekere hechtingsstijl (gepreoccupeerd, angstig-vermijdend of afwijzend-vermijdend) getransformeerd is tot een zekere hechtingsstijl. Andersom kan echter ook: mensen die voorheen zeker gehecht waren kunnen, door een onbetrouwbare of ongevoelige partner, een onzekere hechtingsstijl ontwikkelen en allerlei hechtingsproblemen gaan ervaren. Heb je bijvoorbeeld een partner (gehad) die vreemdgaat, dan kun je daarvan onzeker worden in de liefde en verlatingsangst ontwikkelen. Gelukkig geldt in het algemeen: naarmate mensen langer getrouwd zijn, wordt hun hechtingsstijl zekerder waardoor veel hechtingsproblemen vanzelf verminderen. Partners maken zich minder zorgen over verlating en hebben minder moeite om zich afhankelijk op te stellen, vooral als ze tevreden zijn over hun huwelijk.
D e r o l v a n g en en Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat hechtingsstijlen niet alleen maar aangeleerd zijn, maar ook een genetische basis hebben. Uit onderzoek onder volwassen tweelingen blijkt namelijk dat: –
de zekere hechtingsstijl voor 37% een genetische basis heeft;
–
de angstig-vermijdende hechtingsstijl voor 43% een genetische basis heeft;
–
de gepreoccupeerde hechtingsstijl voor 25% een genetische basis heeft;
–
de afwijzend-vermijdende hechtingsstijl geen genetische basis heeft.
Opvallend is het gebrek aan genetische basis voor de afwijzend-vermijdende hechtingsstijl: deze is 100% aangeleerd. Het lijkt erop dat het tegennatuurlijk is om helemaal geen intimiteit of emotionele banden
36
te willen. Uitgaande van het idee dat emotionele banden (emotionele) overlevingswaarde hebben, is dat goed te begrijpen. Behalve als het gaat om de afwijzend-vermijdende hechtingsstijl, lijkt het er dus op dat mensen in aanleg al een voorkeur hebben om zich op een bepaalde manier te hechten. De genetische aanleg is belangrijk omdat het mensen kwetsbaar maakt voor, dan wel beschermt tegen, negatieve ervaringen.
Hechtingsproblemen zitten in de familie Dat ouders, via hun genen dan wel de opvoeding, een belangrijke stempel drukken op de hechtingsproblemen van hun kind blijkt wel uit de sterke overeenstemming tussen hechtingsstijlen van ouders en kind. Zo valt met maar liefst 75% zekerheid de hechtingsstijl van een ongeboren kind te voorspellen uit de hechtingsstijl van de moeder. Vooral de vermijdende hechtingsstijl wordt overgedragen van moeder op dochter. Bron: Fonagy, Steele & Steele (1991).
Hoe hechtingsproblemen ontstaan De manier waarop iemand zich aan een ander hecht wordt in sterke mate bepaald door de overtuigingen die mensen erop nahouden. Hoe denken ze over zichzelf en anderen? Deze overtuigingen worden ook wel werkmodellen genoemd. Onder invloed van hoe ouders reageren op hun kind, en later hoe vrienden of geliefden reageren, ontwikkelen mensen positieve dan wel negatieve overtuigingen over het vertrouwen in anderen en de waarde van het zelf.
37
Kenmerkend voor de 4 hechtingsstijlen is dat: –
mensen met een zekere hechtingsstijl zowel positieve overtuigingen over zichzelf hebben (bijvoorbeeld: Ik ben goed zoals ik ben) als over anderen (bijvoorbeeld: Anderen zijn te vertrouwen);
–
mensen met een gepreoccupeerde hechtingsstijl negatieve overtuigingen over zichzelf hebben maar wel positieve overtuigingen over anderen;
–
mensen met een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl positieve overtuigingen over zichzelf hebben maar negatieve overtuigingen over anderen;
–
mensen met een angstig-vermijdende hechtingsstijl zowel negatieve overtuigingen over zichzelf als over anderen hebben.
Natuurlijk heeft iemand doorgaans niet alleen maar negatieve of positieve overtuigingen over anderen. Deze overtuigingen kunnen bijvoorbeeld voor 80% negatief zijn en voor 20% positief. Hetzelfde geldt voor overtuigingen over jezelf. Overtuigingen die mensen over zichzelf en anderen hebben fungeren als een soort bril waardoor mensen zichzelf en anderen waarnemen en die bepalen hoe mensen zichzelf en anderen behandelen. De overtuigingen die mensen er over anderen op nahouden bepalen vooral in hoeverre mensen emotionele intimiteit prettig vinden en geneigd zijn intimiteit te vermijden of op te zoeken. De overtuigingen die mensen er over zichzelf op nahouden bepalen in hoeverre mensen bang zijn om verlaten of afgewezen te worden. Hebben mannen vaker dan vrouwen de neiging om intimiteit te vermijden, vrouwen zijn vaker dan mannen bang om verlaten te worden. Samengevat kun je hechtingsstijlen en de overtuigingen die eraan ten grondslag liggen in de volgende figuur plaatsen.
38
niet vermijden intimiteit zeker gehecht (positieve gedachten zelf en anderen)
gepreoccupeerd (negatieve gedachten zelf, positieve gedachten anderen)
niet bang voor verlating en afwijzing
bang voor verlating en afwijzing
afwijzend-vermijdend (positieve gedachten zelf, negatieve gedachten anderen)
angstig-vermijdend (negatieve gedachten zelf en anderen)
vermijden intimiteit Figuur 1.
De overtuigingen die mensen er over zichzelf en anderen op nahouden doen vooral hun invloed gelden als de verliefdheid voorbij is. Zijn mensen verliefd dan lopen ze namelijk op een roze wolk. Alles is mooi en prachtig, ze voelen zich goed over zichzelf en de partner is de leukste die er is. Is de sterkste verliefdheid voorbij dan wordt de partner vanzelfsprekender en vervalt de relatie meer in een sleur. Dan kunnen oude patronen en overtuigingen de relatie gaan sturen en kunnen een negatief zelfbeeld en wantrouwen naar anderen hun invloed doen gelden.
Het resultaat: de negatieve bril Zoals gezegd fungeren de overtuigingen over jezelf en anderen als een bril waardoor je de wereld bekijkt. Deze negatieve bril is echter vaak
39
een achterhaalde bril. Mensen bekijken en beoordelen hun relatie niet voor wat die feitelijk is, maar met de emotionele ballast die ze in het verleden – in hun jeugd of eerdere partnerrelaties – hebben opgedaan. Deze bril zorgt ervoor dat: –
Je inzoomt op die aspecten van een situatie die je overtuigingen bevestigen. Dit fenomeen wordt ook wel selectieve aandacht genoemd. Mensen die last hebben van verlatingsangst zullen bijvoorbeeld veel sterker dan anderen letten op signalen die aangeven dat de partner niet langer in hen is geïnteresseerd en hen zal afwijzen of verlaten. Ze focussen bijvoorbeeld op die keren dat de partner naar een ander kijkt of die keren dat hij/zij gaapt als ze iets vertellen en vatten dat op als een teken dat het einde van de relatie nabij is. Iemand anders in dezelfde situatie zou bij de partner op hele andere dingen letten, zoals het feit dat de partner net een verlovingsring heeft gekocht.
–
Je vooral die aspecten van situaties onthoudt die stroken met je overtuigingen. Mensen die bijvoorbeeld negatief denken over anderen, kunnen zich beter negatieve ervaringen over anderen herinneren dan positieve. Het kan zijn dat ze ook daadwerkelijk meer negatieve ervaringen hebben opgedaan, maar deels zit dat ook in hun geheugen. Hebben ze wél positieve herinneringen dan weten ze namelijk over de negatieve herinneringen veel meer details te vertellen dan over de positieve. Mensen die positief over anderen denken weten zich juist meer positieve dingen over anderen te herinneren. Dit gaat niet alleen op als het gaat om bijvoorbeeld jeugdherinneringen maar ook als mensen bijvoorbeeld terugkijken op een ruzie met hun partner.
–
Je het gedrag van je partner uitlegt zoals strookt met je opvattingen. Hebben mensen negatieve opvattingen over anderen dan zullen ze hun partners gedrag, hoe positief en goedbedoeld ook, negatiever uitleggen dan mensen die er wel positieve opvattingen over
40
anderen op nahouden. Op dit laatste fenomeen zullen we nader ingaan in hoofdstuk 4. Zoomen mensen in op negatieve aspecten van een situatie, onthouden ze vooral negatieve gebeurtenissen en leggen ze het gedrag van hun partner negatief uit dan zorgt dat voor negatieve gevoelens en een negatieve manier van gedragen waardoor allerhande relatieproblemen kunnen ontstaan.
De veranderbaarheid van hechtingsstijlen De gehechtheidstheorie gaat ervan uit dat mensen de in hun jeugd aangeleerde hechtingsstijl meenemen naar de volwassenheid en dat deze daar de relatie met de partner beïnvloedt. Dat kan alleen als hechtingsstijlen stabiel zijn, zoals inderdaad lang werd gedacht. Onderzoekers komen er echter steeds meer achter dat hechtingsstijlen veel veranderlijker zijn dan in eerste instantie werd gedacht. Een voorbeeld is het feit dat, zoals eerder besproken, ook (ex-)partners invloed kunnen hebben op de hechtingsstijl. Bovendien blijken mensen er verschillende hechtingsstijlen op na te houden ten opzichte van verschillende personen. Mensen kunnen bijvoorbeeld veel zekerder gehecht zijn aan hun moeder dan aan hun vader en nog zekerder aan hun partner. Mensen passen hun hechtingsstijl dus aan aan de persoon met wie ze te maken hebben. Het initiële contact met anderen – vrienden, partner, collega’s, et cetera – wordt daarbij echter wel gemaakt vanuit eenzelfde ‘basishechtingsstijl’ (ook wel ‘prototype’ genoemd). Het is deze ‘basishechtingsstijl’ die het sociale gedrag van mensen aanstuurt en die in de vroege jeugd is gevormd. Vanuit deze ‘basishechtingsstijl’ benaderen mensen de wereld en gaan ze relaties aan. Vervolgens zullen mensen dan, afhankelijk van de persoon met wie ze een relatie aangaan en de ervaringen die ze met deze persoon opdoen, hun hech-
41
tingsstijl naar deze specifieke persoon toe aanpassen. Daardoor kan het gebeuren dat mensen bijvoorbeeld afwijzend-vermijdend gehecht zijn aan hun vader en moeder, maar wel zeker gehecht zijn aan hun partner. Recent onderzoek toont bovendien aan dat de hechtingsstijl zelfs (enigszins) kan fluctueren van moment tot moment. Op het ene moment zijn mensen bijvoorbeeld afwijzender in hun hechting dan op andere momenten. Wie bijvoorbeeld terugdenkt aan die ene keer dat hij was bedrogen door zijn ex, maakt herinneringen wakker aan geschonden vertrouwen en verraad. Dat kan ervoor zorgen dat mensen op dat moment een wantrouwender en afwijzender houding aannemen naar hun huidige partner toe dan op een moment dat ze lekker in hun vel zitten en aan leuke dingen denken. Dat hechtingsstijlen veranderbaar en beïnvloedbaar zijn, is gunstig voor mensen die hechtingsproblemen ervaren. Het geeft aan dat hechtingsproblemen, in ieder geval deels, te overwinnen zijn.
Samenvatting De manieren waarop mensen zich aan hun partner hechten, en dus ook hechtingsproblemen, vinden vaak hun oorsprong in de jeugd. Ook de genetische aanleg en negatieve ervaringen met ex-partners kunnen ervoor zorgen dat mensen in hun huidige relatie hechtingsproblemen ervaren. Hechtingsproblemen zijn altijd terug te leiden tot negatieve overtuigingen over jezelf of anderen. Deze negatieve overtuigingen fungeren als een negatieve bril waardoor mensen zichzelf en hun relatie bekijken en zorgen ervoor dat mensen op een negatieve manier op hun partner reageren.
42
3 H e t b e l oop v an de k wa a l i n d e toe k o mst
Onbehandeld Hechtingsproblemen veranderen niet vanzelf. Sterker nog, gebeurt er niks dan hebben patronen de neiging om (nog) hardnekkiger te worden. Waarom? –
Ten eerste, omdat mensen zich vaak niet bewust zijn van hun gedrag. Het is automatisch geworden. Iemand reageert bijvoorbeeld automatisch met onredelijk veel jaloezie op een onschuldige actie van zijn/haar partner, voor hem/haar is dat ‘normaal’. Gedrag dat al vaak vertoond is en een gewoonte of automatisme is geworden is ‘ingesleten’ in de hersenen. Datzelfde gedrag ‘uitslijten’ en een andere manier van denken en doen ‘inslijten’ gaat niet vanzelf, maar vereist bewustwording en oefening.
–
Ten tweede, omdat mensen onbewust een omgeving opzoeken die hun beeld van de wereld en henzelf bevestigt. Ook al is dat een negatief beeld, het is wel vertrouwd. Zo zie je dat mensen vaak een partner zoeken met ongeveer dezelfde hechtingsstijl als zijzelf. Zeker gehechte personen zoeken een zeker gehechte partner, onzeker gehechte personen vooral iemand die ook onzeker gehecht is. Mensen zoeken niet alleen zo’n partner, maar vinden vaak ook daadwerkelijk iemand die, qua hechtingsstijl, op hen lijkt. Het gevolg daarvan is dat mensen vaak niet verder komen met hun hechtingsproblemen. De ander heeft immers soortge-
43
lijke problemen en kan hen niet helpen of als rolmodel fungeren. Problemen kunnen zich bovendien versterken. Zet twee afwijzendvermijdend gehechte partners bij elkaar en er zal veel meer emotionele verwijdering ontstaan dan als een van beiden zeker gehecht is. Het kan ook gebeuren dat mensen zich juist aangetrokken voelen tot een tegenpool. Iemand met een gepreoccupeerde hechtingsstijl – die dus veel behoefte heeft aan emotionele intimiteit – vormt een relatie met iemand met een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl – die dus heel weinig behoefte heeft aan emotionele intimiteit. Ook een relatie waarin partners elkaars tegenpolen zijn qua hechtingsstijl, versterkt vaak de onderlinge problematiek. De gepreoccupeerd gehechte persoon zal zijn partner vragen om aandacht en bevestiging, de afwijzend-vermijdend gehechte persoon zal dit weinig geven of ervoor terugschrikken, waardoor de gepreoccupeerde persoon nog meer zal aandringen en de afwijzend-vermijdend gehechte persoon zich nog meer zal terugtrekken uit het contact. De een jaagt als het ware op de ander, die wegvlucht, en dat keer op keer. Ook hier is het vaak lastig voor partners om aan dit patroon te ontsnappen. –
Ten derde, omdat opvattingen over jezelf en anderen zichzelf bevestigen. Ze zorgen namelijk, zoals eerder gezegd, voor een tunnelvisie: je ziet en let vooral op die informatie die je verwachtingen bevestigen. Heb je moeite om anderen te vertrouwen en zie je iemand blozen dan kun je denken: Zie je wel, hij/zij liegt! Dat de persoon in kwestie oprecht vriendelijk lacht zie je over het hoofd of doe je af als onbelangrijk. Kortom, de tunnelvisie bevestigt het idee dat anderen niet te vertrouwen zijn. Door deze vooringenomenheid zijn mensen niet snel geneigd hun opvattingen over anderen of henzelf bij te stellen waardoor hechtingsproblemen niet vanzelf zullen verdwijnen. Opvattingen over jezelf en anderen bevestigen zichzelf ook doordat je er bepaald gedrag mee uitlokt bij anderen,
44
soms zelfs dat gedrag waar je het meeste bang voor bent. Is iemand bijvoorbeeld ziekelijk jaloers omdat hij/zij zo bang is om verlaten te worden, dan bestaat de kans dat hij/zij de partner met de ziekelijke jaloezie van zich vervreemdt en wegjaagt. Dat bevestigt het idee dat anderen je toch wel in de steek laten. Dat ze het gedrag van de ander (deels) zelf uitlokten zien mensen vaak niet. Omdat hechtingsproblemen niet vanzelf overgaan loop je, als je er niks aan doet, keer op keer tegen dezelfde problemen aan, vaak zelfs zonder dat je weet waarom. Hechtingsproblemen krijgen daardoor de kans om op termijn de relatie flink te ondermijnen. Op de precieze gevolgen voor de relatie gaan we nader in in hoofdstuk 4. Hechtingsproblemen hebben echter niet alleen vervelende gevolgen voor de relatie, maar ook voor de persoon die ze ervaart.
Als er niets gebeurt Blijven hechtingsproblemen, zoals het vermijden van intimiteit of verlatingsangst onbehandeld, dan kun je daar de volgende gevolgen van ondervinden: Het maakt je gestrest Mensen die last hebben van verlatingsangst, bindingsangst of die geneigd zijn intimiteit helemaal te vermijden gaan op een onhandiger manier met stress om. Mensen die last hebben van verlatingsangst zijn bijvoorbeeld geneigd erg op te gaan in hun negatieve emoties en te piekeren. Actief het probleem oplossen lukt hen niet goed. Ze ervaren ook meer stressvolle gebeurtenissen in hun leven en hebben eerder last van psychosomatische klachten zoals depressieve gevoelens, een hoge bloeddruk, nervositeit en concentratieproblemen. Mensen die geneigd zijn intimiteit te vermijden hebben juist de neiging om stress-
45
volle gebeurtenissen te minimaliseren en te doen alsof er niks aan de hand is. Ook dat staat natuurlijk de oplossing van het probleem in de weg: iets gaat niet weg alleen maar omdat je het ontkent. Het maakt je bang en depressief Voel je je onzeker en bang over jezelf en je relatie dan heb je ook een grotere kans om andere angstklachten te ontwikkelen, zoals straatvrees. Naast een angststoornis lopen mensen met hechtingsproblemen een grotere kans op het ontwikkelen van een eetstoornis en een alcoholverslaving. Een onzekere hechtingsstijl vergroot ook de kans op een depressie, met name in tijden dat de relatie het zwaar heeft of een stel te maken heeft met ingrijpende veranderingen. Zo blijkt uit onderzoek (Conde, Figueiredo, & Bifulco, 2011) dat een onzekere hechtingsstijl van een of beide partners de kans op een postnatale depressie bij de vrouw verhoogt. Het maakt je eenzaam In het algemeen vermindert stress als mensen steun zoeken bij hun familie, vrienden of partner. Mensen die geneigd zijn om intimiteit te vermijden vinden het echter vaak moeilijk om steun te vragen in moeilijke situaties. In plaats van steun te vragen, worden ze vijandig en onderdrukken ze hun gevoelens. Vragen ze wél om steun dan doen ze dat vaak op een negatieve en indirecte manier: ze hinten of gaan mokken. Dit wil overigens niet zeggen dat mensen die geneigd zijn om intimiteit te vermijden geen behoefte hebben aan steun. Het kan zijn dat ze gewoon niet weten hoé ze steun moeten vragen of dat ze bang zijn dat de ander hen afwijst of zwak vindt. In dat geval kunnen mensen zich eenzaam voelen en het gevoel hebben er alleen voor te staan. Ook als mensen wél steun krijgen ervaren ze die steun heel verschillend. In het algemeen zijn mensen met hechtingsproblemen minder tevreden over de steun die ze ontvangen en ervaren ze een groter verschil tussen wat ze nodig hebben en wat ze krijgen. Deels komt dat omdat ze niet op
46
de juiste manier om steun vragen. Deels komt het ook door hun negatieve verwachtingen (Ik ben niet de moeite waard om geholpen te worden; Anderen laten je toch vallen) waardoor ze vooral letten op wat ze niet krijgen en weinig vertrouwen hebben in de steun van anderen. Het maakt je verlegen en geeft een negatief/nog negatiever zelfbeeld Heb je een negatief gevoel over jezelf, zoals mensen met een gepreoccupeerde hechtingsstijl, dan voel je je niet alleen in de relatie met je partner onzeker maar ook in je relaties met andere mensen. Mensen met een negatief zelfbeeld projecteren hun negatieve zelfbeeld namelijk op anderen: ze denken dat anderen hen ook wel negatief zullen beoordelen en zullen afwijzen. Dat idee maakt ze onzeker en verlegen, en kan ervoor zorgen dat mensen over zich heen laten lopen. Dat kan weer het idee bevestigen dat ze niet de moeite waard zijn om rekening mee te houden, wat depressieve gevoelens en sociale angst in de hand kan werken. Gebeurt er niets dan wordt het moeilijk om uit dat cirkeltje te breken. Het maakt je afhankelijk Omdat ze zich zo graag emotioneel willen hechten en zich zo afhankelijk opstellen, worden mensen met verlatingsangst sneller verliefd dan andere mensen. Ze hebben de neiging zich te hechten omwille van het hechten, niet omdat ze denken dat die ander de juiste partner voor hen is. Daardoor trekken ze nogal eens de verkeerde partner aan en is de kans op een problematische relatie groot. Ondanks dat zullen mensen met verlatingsangst niet snel de relatie verbreken, waardoor ze lang in een problematische relatie kunnen blijven hangen. Strandt de relatie onverhoopt dan kunnen ze hun partner maar moeilijk vergeten en blijven ze lang ongelukkig en wrokkig. Mannen die last hebben van verlatingsangst lopen daardoor een relatief groot risico om zich tot stalker te ontpoppen. De afhankelijkheid komt ook tot uiting in het feit dat mensen met verlatingsangst liever geen nieuwe dingen ondernemen zonder hun partner.
47
Niet zonder partner! Mensen met een gepreoccupeerde hechtingsstijl en een angstigvermijdende hechtingsstijl (die dus beiden angstig zijn aangelegd) hebben minder behoefte om te ‘exploreren’. Net zoals een angstig kind het liefste bij de moeder is, zo zijn deze personen het liefste bij hun partner. Vaker dan anderen zijn ze het eens met de volgende stellingen: 1.
Ik onderneem alleen nieuwe dingen als mijn partner meegaat.
2.
Als ik iets nieuw onderneem, doe ik dat vaak alleen maar omdat mijn partner dat graag wil.
3.
Ik heb geruststelling nodig van mijn partner als ik nieuwe dingen onderneem.
4.
Ik onderneem nieuwe dingen omdat ik bij mijn partner wil zijn.
5.
Als ik iets nieuws onderneem, laat ik mijn partner de leiding nemen.
Bron: Martin, Paetzold & Rholes (2010).
Je krijgt problemen op je werk Mensen met bindingsangst of die weinig behoefte hebben aan intimiteit kunnen zich op hun werk storten om maar niet te veel bij hun partner te hoeven zijn. Daardoor hebben ze een grotere kans op een werkverslaving en een burnout. Op de werkvloer werken ze, net zoals in hun relatie, bovendien liever alleen dan samen, en ook dat kan problemen opleveren, bijvoorbeeld als samenwerking vereist is. Net zoals in hun relatie, voelen mensen die last hebben van verlatingsangst zich vaak onzeker over hun werk en ondergewaardeerd. Ze zien hun werk bovendien niet simpelweg als werk maar als een vervulling van hun behoefte aan aandacht en erkenning. Ook daardoor kunnen op het werk aller-
48
hande problemen ontstaan. Privérelaties en professionele relaties kunnen bijvoorbeeld door elkaar gaan lopen of mensen werken zich over de kop om erkenning te krijgen van hun baas. Je geeft het verkeerde voorbeeld Door hoe ouders met elkaar communiceren en elkaar behandelen geven ze hun kinderen het voorbeeld van hoe een huwelijk eruitziet. Daardoor kunnen ouders (onbedoeld) problemen zoals verlatingsangst en bindingsangst doorgeven aan hun kinderen. Is één van beide ouders bijvoorbeeld erg onzeker en jaloers, dan bestaat de kans dat een kind denkt dat dat ‘normaal’ is en dat gedrag onbewust overneemt. Zo hebben kinderen van gescheiden ouders zelf ook een hogere kans om later te scheiden en houden ze er negatievere opvattingen over relaties op na. Doe je niets aan hechtingsproblemen dan kunnen deze worden doorgegeven van de ene generatie naar de andere. Het lukt je niet om je aan te passen Niet iedereen trouwt een partner uit Nederland. Soms laten mensen een partner ‘overkomen’ uit een ander land, zoals Marokko of Turkije. Dat doen niet alleen Nederlanders die zelf een andere culturele achtergrond hebben dan de Nederlandse, maar ook autochtone Nederlanders kunnen dat doen. Nederlandse mannen ontmoeten in Polen of bijvoorbeeld de Filippijnen een vrouw en laten haar al snel overvliegen naar Nederland om hier met haar te trouwen. Niet alleen het succes van de relatie, maar ook de mate waarin de buitenlandse partner kan aarden in Nederland hangt mede af van haar hechtingsstijl. Zo hebben met name allochtonen met een gepreoccupeerde en angstig-vermijdende hechtingsstijl moeite om zich thuis te voelen in Nederland. Ze hebben meer psychologische problemen en kunnen zich moeilijker aanpassen aan de nieuwe gewoontes en cultuur. Daar lijden ze niet alleen zelf onder, maar ook hun relatie. Omdat ze slecht integreren, gaan ze (nog meer) hangen aan hun partner,
49
waardoor relatieproblemen kunnen ontstaan. Heimwee naar huis steekt de kop op en de overgevlogen partner voelt zich doodongelukkig. Je relatie kan erdoor kapotgaan Hechtingsproblemen maken partners doorgaans ontevreden met hun relatie. Mannen voelen met name onvrede als hun partner te veel last heeft van verlatingsangst (gepreoccupeerde of angstig-vermijdende hechtingsstijl) en vrouwen met name als hun partner vermijdend is ingesteld (angstig-vermijdende of afwijzend-vermijdende hechtingsstijl). Doe je niets aan hechtingsproblemen dan kan je relatie daaraan onderdoor gaan. De kans op een scheiding wordt dan ook groter als een of beide partners een onzekere hechtingsstijl hebben. De hechtingsstijlen van beide partners beïnvloeden daarbij ook de manier waarop mensen uit elkaar gaan (zie kader). Naarmate mensen vaker trouwen en vaker scheiden, worden ze bovendien steeds vermijdender gehecht (angstig-vermijdend dan wel afwijzend-vermijdend). Het lijkt erop dat ze het vertrouwen in de liefde steeds meer kwijtraken. De gevolgen van hechtingsproblemen voor de relatie met de partner bespreken we in hoofdstuk 4.
Uit elkaar: maar hoe? Hoe mensen uit elkaar gaan wordt mede bepaald door hun hechtingsstijl. Hieronder worden 6 mogelijke combinaties van hechtingsstijlen besproken en het soort scheiding die daar vaak mee gepaard gaat. –
Combinatie 1. Beide partners zijn zeker gehecht. De kans is groot dat de scheiding redelijk vredelievend verloopt. Partners praten en overleggen samen, zonder al te veel venijnige conflicten. Beide partners zijn bovendien in staat rekening te houden met de gevoelens van de kinderen en storten psychisch niet in.
–
Combinatie 2. Eén partner is zeker gehecht en de ander vermijdend gehecht (angstig-vermijdend of afwijzend-ver-
50
mijdend). De kans is groot dat er rondom de scheiding weinig wordt gepraat. De sfeer kan kil en afstandelijk worden. Beiden richten zich op hun eigen leven, waarbij de zeker gehechte partner zijn gevoelens probeert te verwerken en de vermijdende partner geneigd is zijn gevoelens weg te drukken. –
Combinatie 3. Eén partner is zeker gehecht en de ander gepreoccupeerd gehecht. De kans is groot dat de gepreoccupeerd gehechte partner, soms tegen beter weten in, wil doorgaan met het huwelijk, of soms wel en soms ook weer niet. Angst en onzekerheid kan deze partner erg emotioneel maken en ervan weerhouden zijn eigen leven op te pikken. Uitzondering vormt de situatie waarin deze persoon al een nieuwe partner heeft gevonden. Dan zal hij of zij de pijlen alleen nog maar op de nieuwe liefde richten en het huwelijk (of gezin) zo snel mogelijk willen verlaten.
–
Combinatie 4. Eén partner is gepreoccupeerd gehecht en de ander vermijdend gehecht (angstig-vermijdend of afwijzendvermijdend). De kans is groot dat er een strijd om de macht uitbreekt. Beide partners voelen zich door elkaar tekortgedaan. Daardoor willen ze nu gelijk krijgen, ook als dat betekent dat ze elkaar daarvoor moeten kwetsen. Kinderen kunnen de dupe worden van de vele ruzies.
–
Combinatie 5. Beide partners zijn gepreoccupeerd gehecht. De kans op een emotioneel intense scheiding is groot. Beide partners kampen met verlatingsangst en zijn bang op eigen benen te gaan staan. Degene die de scheiding initieert krijgt veel boosheid over zich heen van zijn partner die hem verwijt een punt achter de relatie te zetten, zelfs als dat voor beide partijen beter is. Beschuldigingen vliegen over en weer. Kinderen kunnen worden ingezet als chantagemiddel.
51
–
Combinatie 6. Beide partners zijn vermijdend gehecht (angstig-vermijdend of afwijzend-vermijdend). De kans is groot dat er een oorlogje uitbreekt. Partners houden nu geen rekening meer met elkaar, kwetsen elkaar om hun gelijk te behalen en tonen nog maar weinig empathie en begrip voor elkaar. Kinderen kunnen in die oorlog worden ingezet om het eigen gelijk te behalen.
Gebaseerd op: Finzi, Cohen & Ram (2000)
Veranderen gaat zo Ook al gaat het niet vanzelf, de manier waarop mensen met liefde omgaan en de hechtingsproblemen die ze ervaren kunnen wel degelijk veranderen. Doorgaans gebeurt dat als de omstandigheden veranderen en/of als mensen nieuwe ervaringen opdoen. Ingrijpende veranderingen zoals het huis uitgaan, de geboorte van een kind of de dood van een geliefde kunnen er allemaal toe leiden dat je anders leert omgaan met liefde en intimiteit. Zoals eerder gezegd kan ook het aangaan van een (nieuwe) relatie daarvoor zorgen. Mensen met hechtingsproblemen kunnen door een (nieuwe) partner gaan beseffen dat anderen wél te vertrouwen zijn en/of dat ze wél de moeite waard zijn. Problemen zoals bindings- en verlatingsangst kunnen dan geleidelijk verdwijnen. En andersom kan ook: zeker gehechte mensen kunnen door bijvoorbeeld een onbetrouwbare of onzekere partner minder zeker worden in de liefde. Gelukkig gebeurt dat laatste minder snel dan het eerste. Oftewel, mensen veranderen vooral de ‘goede’ kant op.
52
Er hoeven niet per se dramatische dingen te gebeuren in een relatie – zoals intensieve gesprekken of een relatiecrisis – willen hechtingsproblemen verdwijnen of juist ontstaan. Veranderingen gebeuren vaak op subtiele wijze, door de dagelijkse omgang tussen partners. Het zijn daarbij wederom de overtuigingen die mensen erop nahouden over zichzelf en anderen die een belangrijke rol spelen bij het veranderen van hechtingsstijlen en -problemen. Mensen die positief denken over zichzelf en anderen zetten binnen hun relatie namelijk een positieve spiraal in gang. Denk je positief over jezelf en je partner dan: –
kun je meer negatieve dingen van je partner hebben waardoor geklaag, irritaties of meningsverschillen een minder negatieve invloed op je relatie hebben en de communicatie positiever blijft (het zogenaamde buffer-effect);
–
zie je negatieve eigenschappen en gedrag van je partner als minder negatief en soms zelfs als neutraal of positief waardoor je fouten gemakkelijker kunt vergeven (het zogenaamde transformatieeffect)
–
gaat je partner na verloop van tijd geloven in het positieve beeld dat je van hem/haar hebt. Hij/zij krijgt daardoor meer zelfvertrouwen en gaat zich positiever gedragen (het zogenaamde reflectie-effect). Dit effect is zo sterk dat het ervoor kan zorgen dat een onzekere partner zekerder wordt en hechtingsproblemen geleidelijk aan verdwijnen. Zoals positieve overtuigingen een positieve invloed hebben op de relatie, hebben negatieve overtuigingen een negatieve invloed. Denk je negatief over jezelf en/of je partner dan kun je minder van je partner hebben, til je zwaar aan je partners negatieve tekortkomingen en kun je je partner een slecht gevoel over zichzelf bezorgen. Dat alles kan hechtingsproblemen veroorzaken.
53
Invalshoeken voor verandering Om hechtingsproblemen in positieve zin te veranderen moet je je allereerst bewust worden van je functioneren. Je bewust worden lijkt vooral belangrijk als het gaat om (één van de) volgende gebieden:
J e be w us t word en v an j e d en ken Veel hechtingsproblemen komen voort uit negatieve opvattingen over jezelf en anderen. Om hechtingsproblemen te veranderen is het dan ook nodig dat je je bewust wordt van die opvattingen, en deze kritisch leert bekijken en veranderen. Is het wel waar wat je denkt? Welk bewijs heb je daarvoor? In hoeverre helpt deze gedachte je? Het gaat er niet om dat je 100% positief moet denken over anderen, jezelf en/of je jeugd. Dat is niet altijd mogelijk en gelukkig hoeft dat ook niet om van hechtingsproblemen af te komen. Wat wél mogelijk is, is dat je bewuster en realistischer gaat denken. In plaats van dat je automatisch weer denkt: Anderen kwetsen je toch, kun je bijvoorbeeld gaan denken: Sommige mensen zijn wél te vertrouwen. Door negatieve opvattingen om te buigen in positieve kun je anders naar jezelf gaan kijken en kom je anders in je relaties te staan. Hoe dat in zijn werk gaat bespreken we in hoofdstuk 6.
J e be w us t word en v an j e v erl ed en Ook een stukje inzicht in je verleden – je jeugd en/of vorige relaties – kunnen je helpen om negatieve patronen te doorbreken. Lukt het je om je jeugd in een ander daglicht te zien dan kan dat helpen om meer vertrouwen te krijgen in anderen. Kreeg je tijdens je jeugd bijvoorbeeld weinig aandacht van je moeder, dan is het gemakkelijker om weer vertrouwen te krijgen in mensen als je kunt denken: Ze was altijd moe,
54
dan als je denkt: Ze vond me niet belangrijk. Ben je je bewust van je verleden dan kun je ook de link tussen ‘toen’ en ‘nu’ gaan zien. Je kunt dan gaan inzien dat je niet op de juiste of gepaste manier op je partner reageert, maar dat je reactie sterk gekleurd wordt door de ballast uit je verleden. Je beseft je bijvoorbeeld dat je met achterdocht op je partner reageert, niet om dat hij/zij zo onbetrouwbaar is, maar omdat je vroeger het gevoel had dat je vader je in de steek liet.
Je be w us t w o r d en v an rel ati ep roces se n Hechtingsproblemen zijn naast persoonlijke problemen van degene die ze ervaart, ook relatieproblemen. De partner heeft immers vaak ook last van de problemen. Bovendien kan, zoals eerder gezegd, de partner hechtingsproblemen opwekken, versterken of in stand houden. Door bijvoorbeeld heel sussend te reageren op ziekelijk jaloers gedrag van de partner verdwijnt het wel eventjes maar komt het steeds weer terug. Vaak ontstaan problemen ook omdat partners er andere ideeën op nahouden over de grenzen van hun relatie. De één vindt bijvoorbeeld dat flirten met een ander ‘moet kunnen’, de ander niet. Vaak worden dergelijke grenzen niet uitgesproken of denkt men, om de partner tevreden te houden, dat iets ‘moet kunnen’ terwijl men dat anders voelt. Je bewust worden hoe je als partners hechtingsproblemen versterkt of opwekt helpt om op een betere manier met elkaar om te gaan. Ben je je bewust van je opvattingen, je verleden en/of hoe je binnen je relatie met elkaar omgaat dan biedt dat aangrijpingspunten voor verandering. Een stukje bewustwording helpt namelijk om een helikoptervisie te ontwikkelen. Dat wil zeggen, je kunt dan van een afstandje naar jezelf kijken en wordt niet automatisch meer meegezogen in oude patronen. Dat maakt het mogelijk om in te grijpen als het probleem zich weer voordoet. In plaats van dat je je automatisch mee laat slepen
55
door gevoelens van angst, benauwdheid of jaloezie, kun je jezelf tot de orde roepen. Op het moment dat je het bijvoorbeeld weer benauwd krijgt alleen maar omdat je partner wil weten hoe je je voelt, kun je denken: Hé, ik doe het weer! Ophouden daarmee! Op zo’n moment kun je bewust anders gaan denken en doen dan je normaliter doet. Hoe vaker het lukt om het negatieve patroon te doorbreken hoe gemakkelijker het wordt en hoe meer het nieuwe denken en gedrag het oude patroon vervangt. Hoe dat precies in zijn werk gaat zullen we bespreken in hoofdstuk 6. Je bewust worden van je opvattingen, je verleden en/of je relatie is soms moeilijk om alleen te doen. Therapie kan dan helpen. Op de verschillende vormen van therapie die mensen met hechtingsproblemen kunnen helpen gaan we in hoofdstuk 5 in.
Samenvatting Doe je niets aan hechtingsproblemen dan blijven ze bestaan en kunnen ze (nog) hardnekkiger worden. Hechtingsproblemen ondermijnen niet alleen je relatie maar kunnen je bovendien gestrest, bang, eenzaam, verlegen, onzeker en afhankelijk maken. Je kunt er problemen door krijgen op je werk en het verkeerde voorbeeld geven aan je kinderen. Om hechtingsproblemen aan te pakken is bewustwording één van de belangrijkste zaken: inzicht in je opvattingen, je verleden en je relatie. Van daaruit kun je veranderen.
56
4 D e g e v ol g e n v an h e c h ti n g s p r ob l emen vo o r d e r e l ati e
Hechtingsproblemen, zoals verlatingsangst of angst voor intimiteit, kunnen grote gevolgen hebben voor de relatie. In het algemeen kan gesteld worden dat het voor vrouwen, om tevreden te zijn over hun relatie, belangrijk is dat ze een man hebben die zich goed voelt bij intimiteit en verbondenheid. Voor mannen is het, om tevreden te zijn over hun relatie, juist belangrijk dat ze een vrouw hebben die niet te onzeker is en te bang om verlaten te worden. Verlatingsangst en het vermijden van intimiteit, omdat mensen er bang voor zijn (bindingsangst) of simpelweg omdat ze er weinig behoefte aan hebben, kan een aantal problemen veroorzaken. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste besproken.
Onredelijke jaloezie Gaat de partner vreemd of is hij/zij verliefd op een ander dan is jaloezie een natuurlijke reactie. Het is dan een teken van betrokkenheid: mensen houden van hun partner en willen deze niet kwijtraken aan een ander. Er is echter ook een andere soort jaloezie. De meeste mensen zijn ook wel eens jaloers terwijl daar géén goede reden voor is. Er is dan sprake van onredelijke jaloezie. Dat is niet erg, iedereen zit er
57
wel eens naast. Het wordt echter een probleem als dat vaak gebeurt: mensen zijn voortdurend achterdochtig en onzeker ook al is daar geen of weinig aanleiding voor, bijvoorbeeld als de partner op televisie naar een aantrekkelijke presentator/trice kijkt. De jaloerse reactie staat dan niet in verhouding tot de aanleiding en jaloezie kan dan ziekelijk worden. Vooral mensen die last hebben van verlatingsangst lopen kans om ziekelijk jaloers te worden. Zij voelen zich onzeker over zichzelf en denken dat anderen leuker, aantrekkelijker of anderszins beter zijn dan zijzelf. Daardoor zien ze overal bedreigingen voor hun relatie. Mensen die geneigd zijn intimiteit te vermijden omdat ze er geen behoefte aan hebben (afwijzend-vermijdend gehechte mensen) ervaren daarentegen heel weinig jaloezie, zelfs als daar wél een duidelijke aanleiding voor is, bijvoorbeeld omdat de partner verliefd is op een ander.
Overspel Mensen die geneigd zijn intimiteit te vermijden, uit bindingsangst of simpelweg omdat ze er weinig behoefte aan hebben, gaan vaker vreemd. Vreemdgaan kan namelijk een manier zijn om intimiteit binnen de eigen relatie te vermijden. Bovendien, vermijd je binnen je relatie intimiteit dan is het ook gemakkelijker om vreemd te gaan. Ook mensen die last hebben van verlatingsangst hebben een grotere kans om vreemd te gaan. Dat klinkt tegenstrijdig. Immers, door vreemd te gaan zetten ze hun relatie op het spel, en dat is immers het laatste dat ze willen. Toch doen ze dat wel. Hun negatieve zelfbeeld en onzekerheid zorgt ervoor dat mensen met verlatingsangst voortdurend op zoek zijn naar bevestiging en aandacht. Geeft een ander dan hun partner hen die aandacht en bevestiging, dan zijn ze daar gevoeliger voor dan mensen die steviger in hun schoenen staan en positiever over zichzelf denken en zullen ze eerder ingaan op avances van derden.
58
Niet alleen mensen die zélf last hebben van verlatingsangst gaan vaker vreemd. Ook mannen met een vrouw die last heeft van verlatingsangst en onredelijke jaloezie gaan vaker vreemd. Het kan natuurlijk zijn dat deze vrouwen verlatingsangst hebben omdat hun partner een overspelig karakter heeft en aanleiding geeft voor onzekerheid en jaloezie. Maar het werkt ook andersom. Door hun verlatingsangst en onredelijke jaloezie creëren deze vrouwen zo veel conflicten in hun relatie dat hun partner er genoeg van krijgt en elders liefde zoekt. Kortom, mensen met verlatingsangst kunnen voor een zelfbevestigende voorspelling zorgen: datgene waar ze zo bang voor zijn wordt waarheid omdat ze het zelf uitlokken.
Seksuele problemen Hechtingsproblemen hebben alles te maken met emotionele intimiteit. Seks ook. Het is daarom niet vreemd dat hechtingsproblemen ook gevolgen hebben voor het seksleven. In het algemeen vinden mensen met hechtingsproblemen het moeilijker om hun seksuele behoeftes naar hun partner toe te communiceren en maken ze zich meer zorgen over seks. Mensen die weinig behoefte hebben aan intimiteit hebben zijn in het algemeen minder ‘aanrakerig’: ze houden minder van knuffelen, zoenen of elkaars hand vasthouden. Ze gaan seks vaker uit de weg en hebben, tijdens seks, bovendien meer gevoelens van vervreemding en afstand. Ze hebben vaker seks zonder daar iets bij te voelen en vaker seks alleen maar voor het lichamelijke genot. Vrouwen die geneigd zijn intimiteit te vermijden vrijen nogal eens uit een gevoel van ‘verplichting’, ze ondergaan het passief (Vooruit dan maar weer!). Dit alles kan bij de partner leiden tot teleurstelling of onbegrip. Mensen die last hebben van verlatingsangst zijn juist geneigd om seks te hebben, niet omdat ze daar zelf plezier aan beleven, maar om hun
59
partner te plezieren. Ze zijn bang om hun partner kwijt te raken als ze ‘nee’ zeggen, gebruiken seks als middel om zich geliefd te voelen, hun gevoel voor eigenwaarde op te vijzelen, om hun zin te krijgen of ruzie te vermijden. Mannen die last hebben van verlatingsangst hebben nogal eens de neiging hun partner onder druk te zetten om toch te vrijen, als zij daar geen zin in heeft. Al deze dingen kunnen het genieten van seks in de weg zitten en een domper vormen op het seksleven.
Emotionele verwijdering Mensen die intimiteit vermijden, uit angst of simpelweg omdat ze er weinig behoefte aan hebben, praten vaak weinig over hun gevoelens en gaan het liefste hun eigen gang. Ook vinden ze het moeilijk om compromissen te sluiten. Ze blijven bij hun eigen standpunt en vinden het belangrijk om hun gelijk te behalen. De partner kan zich daardoor onbegrepen voelen en het gevoel krijgen dat hij/zij er niet toe doet. Mensen die intimiteit vermijden vinden het bovendien lastig om hun partner emotioneel te steunen als hij of zij dat nodig heeft. Meer dan anderen vinden ze het bijvoorbeeld lastig om zichzelf weg te cijferen om op die manier iets voor hun partner te betekenen. Dat kan de partner een eenzaam gevoel geven, het gevoel er alleen voor te staan. Dit gevoel wordt nog versterkt door het feit dat mensen die geneigd zijn emotionele intimiteit uit de weg te gaan, zich ook slecht laten helpen. Ook al is het overduidelijk dat ze hulp nodig hebben, ze vinden het lastig om hulp te aanvaarden of krijgen het daar benauwd van. Met name in tijden van stress hebben ze dan ook de neiging om zich af te zonderen en dat terwijl hun partner vaak juist dan behoefte heeft aan troost, geborgenheid en steun. Dat kan ervoor zorgen dat in moeilijke periodes – een sterfgeval in de familie, ontslag van een van beide partners – de behoeftes van partners dus nog verder uit elkaar komen te liggen.
60
Dat maakt het lastiger om als stel moeilijke tijden te overleven. Ook mensen met verlatingsangst kunnen zorgen voor emotionele verwijdering. Hoe? Omdat ze vaak slechter kunnen ‘geven’ dan ‘nemen’. Ze hebben vaak zelf zo veel steun en bevestiging nodig dat ze er niet voor hun partner kunnen zijn als hij/zij dat nodig heeft: een arm om de schouder, een luisterend oor of een goed advies. Ze weten niet hoe dat moet, zijn te zeer met zichzelf bezig of staan niet sterk genoeg in hun schoenen. Dat kan bij de partner een gevoel van eenzaamheid geven.
Negatieve communicatiepatronen In zijn algemeenheid geldt dat mensen die last hebben van hechtingsproblemen meer negatieve emoties ervaren in hun relatie en vaker conflicten hebben. Ze worden bijvoorbeeld vaak op een nare manier boos en eerder gewelddadig. Vinden mensen met verlatingsangst het moeilijk om hun boosheid te beheersen en worden ze snel heel emotioneel, mensen die geneigd zijn intimiteit te vermijden reageren vaak erg vijandig en wantrouwend als ze boos zijn. Uit onderzoek blijkt dat, om een relatie ook op de lange termijn goed te houden, er in een relatie echter 5 keer zo veel positieve communicatiemomenten tussen partners moeten zijn dan negatieve. Té veel conflicten, zeker als deze pijnlijk verlopen, zijn dus niet goed voor een relatie. Hieronder worden een aantal communicatievalkuilen besproken waarin mensen met hechtingsproblemen vaker trappen dan andere mensen en die van de onderlinge communicatie een nare of pijnlijke aangelegenheid kunnen maken.
61
Va l k ui l 1: Te wei n i g op en h ei d Een valkuil van met name mensen die geneigd zijn emotionele intimiteit te vermijden (angstig-vermijdende of afwijzend-vermijdende hechtingsstijl) is dat ze eenvoudigweg te weinig praten. Ze bespreken hun gevoelens niet en het gesprek blijft aan de oppervlakte hangen. Zo blijkt uit onderzoek dat mensen met een onzekere hechtingsstijl, onder bepaalde omstandigheden, weinig meer persoonlijke informatie vertellen aan hun partner dan aan een vreemde (Keelan, Dion & Dion, 1998). Nu is het een persoonlijke keuze in hoeverre je persoonlijk wilt zijn met iemand en de emotionele diepte in wilt gaan. Dat geldt ook voor het contact dat je onderhoudt met je partner. Oppervlakkige of
62
geringe communicatie wordt echter een probleem als de ander wel behoefte heeft aan een intiemere of frequentere communicatie, of als er zich problemen voordoen waarover gepraat moet worden. Wie dan te weinig communiceert, loopt het risico dat problemen of frustraties zich opstapelen en niet voldoende worden opgelost. Typerend in dit kader is ook dat onzeker gehechte personen meer de neiging hebben om zich passief-agressief op te stellen. In plaats van het te zeggen als ze het ergens niet mee eens zijn, gaan ze mokken of klagen, koesteren ze wrok omdat de ander niet doet wat ze willen, weigeren ze om mee te werken of saboteren ze bepaalde besluiten. Is een vrouw het er bijvoorbeeld niet mee eens om met haar partner op vakantie te gaan naar Egypte, maar stemt ze toch in, dan kan het zijn dat ze bijvoorbeeld ‘opeens’ ziek is op de dag van vertrek of niet haar best doet om het op vakantie toch leuk te hebben. Tegen haar partner zegt ze dan bijvoorbeeld: ‘Zie je wel, Egypte is niks aan’, of: ‘Ik zei het toch …’. En ze denkt bijvoorbeeld: ‘Dat zal je leren…’.
V a l k ui l 2: L e ugen s Naarmate mensen meer de neiging hebben om emotionele intimiteit te vermijden, liegen ze ook vaker tegen hun partner. Ten eerste liegen ze vaker uit egoïstische redenen, bijvoorbeeld omdat ze een fout niet willen toegeven of omdat ze iets willen verbergen. Ook liegen ze vaker om hun partner een beter gevoel te geven (‘Je hebt helemaal geen dikke kont!’). Nu liegt iedereen wel eens en is liegen niet per se verkeerd. Zeker leugentjes waarmee je anderen een goed gevoel geeft of die je maakt om een ander niet te kwetsen, dragen, zolang het niet gaat om belangrijke dingen, vaak bij aan een soepele communicatie en relatie. Het is een ander verhaal als je gaat liegen over belangrijke dingen, zoals overspel
63
of een diploma dat je nooit hebt gehaald. Gaat liegen je gemakkelijk af, dan kan het een gewoonte worden. Het gevaar daarvan is, dat je ook kunt gaan liegen over belangrijke zaken. Bovendien kun je je afvragen in hoeverre je, als je veel liegt, binnen je relatie nog wel jezelf laat zien en hoe persoonlijk je relatie nog is. Worden mensen niet betrapt, dan houdt het liegen zichzelf vaak in stand. Het heeft immers positieve gevolgen voor de leugenaar. Bovendien denken leugenaars vaak ten onrechte dat hun partner ook vaak liegt en dat het daarom oké is om te liegen. Komt iemand erachter dat zijn of haar partner heeft gelogen, al is het maar om iets kleins, dan kunnen mensen zich erg gekwetst en verraden voelen.
Waar je de leugenaar aan kunt herkennen Of iemand liegt kun je vaak niet uit zijn of haar woorden opmaken. Die zijn er immers op gericht om je om de tuin te leiden. Je kunt wel kijken naar hoe iemand iets zegt, oftewel naar de lichaamstaal van de ander. Wie liegt, communiceert namelijk anders met zijn lichaam dan normaal. In vergelijking met het vertellen van de waarheid, zal iemand die een leugen vertelt vaak: –
op een hogere toon praten;
–
sneller of juist langzamer praten;
–
langer nadenken voor hij antwoordt;
–
met meer onderbrekingen praten (‘uh..’);
–
meer fouten maken tijdens het praten (woorden vergeten of stotteren);
–
minder hand- en armgebaren maken om zijn verhaal uit te drukken;
–
minder informatie geven over details, gevoelens en de situatie waar het over gaat.
Ondanks deze signalen is het voor de meeste mensen erg moeilijk om te zien of iemand liegt. Dat komt omdat veel mensen vooral aandacht hebben voor gesproken woorden, niet voor lichaamstaal.
64
V a l k ui l 3: Ee n n eg ati ev e u i tl eg g ev en Voordat mensen met elkaar communiceren, leggen ze in gedachten het gedrag van hun partner vaak uit, zeker als dat gedrag negatief is of er iets fout gaat, bijvoorbeeld als de partner nog niet thuis is voor het eten of de afwas niet heeft gedaan. Hetzelfde gedrag laat zich echter heel verschillend uitleggen. Is je partner bijvoorbeeld te laat voor het eten dan kun je vergoelijkend denken: Hij/zij staat zeker in de file. Maar je kunt ook denken: Hij vindt het op zijn werk zeker leuker dan thuis! of: Wat onattent, doet hij dat soms om mij te pesten?! Mensen trekken daarbij vaak conclusies, ook als ze helemaal niet weten wat er aan de hand is. Dat is niet erg zolang ze het gedrag van hun partner positief uitleggen. Maar leggen ze het gedrag negatief uit, terwijl ze helemaal niet zeker weten wat er aan de hand is, dan leidt dat tot een negatieve en beschuldigende sfeer. Wat partners precies denken heeft grote gevolgen voor de communicatie. Globaal gezien zijn er drie communicatieroutes die kunnen volgen op negatief gedrag van de partner. Route A. Mensen vullen het gedrag van hun partner positief in: er zal wel een goede reden zijn voor zijn/haar gedrag. Man komt te laat thuis en is vergeten te bellen. Vrouw: ‘Weer een drukke dag op het werk?’ Man: ‘Ja, sorry dat ik niet heb gebeld, ik kreeg er simpelweg de kans niet voor.’ Vrouw: ‘Geeft niet. Kom, we gaan aan tafel.’ Route B. Mensen vullen het gedrag van hun partner negatief in: het is zijn/ haar schuld! Man komt te laat thuis en is vergeten te bellen. Vrouw boos: ‘Ben je nu alweer te laat! Houd je dan nooit rekening met anderen?’
65
Man put zich uit in excuses: ‘Sorry, sorry, ik moest nog een aantal zaken regelen!’ Of hij gaat in de verdediging: ‘Ik houd rekening met mezelf omdat jij dat nooit doet!’ Of hij gaat in de tegenaanval: ‘Moet jij nodig zeggen! Jij zette vanmorgen de tv keihard aan toen ik nog sliep!’ Zij reageert verongelijkt of gaat in de tegenaanval. Route C. Mensen hebben een negatief vermoeden. Man komt te laat thuis en is vergeten te bellen. Vrouw wrijft in dat hij te laat is en eist een verklaring: ‘Je bent te laat en hebt helemaal niet gebeld! Waar zat je?’ Man legt uit: ‘Ik stond wel een half uur in de file.’ Vrouw checkt achterdochtig haar vermoeden: ‘Weet je zeker dat je niet gewoon te lang computerspelletjes hebt zitten spelen?!’ Hij gaat in de verdediging: ‘Nee, echt niet! Ze zijn net begonnen met wegwerkzaamheden!’ Zij besluit of ze hem gelooft of niet. Het is duidelijk dat spoor B en C tot veel meer ruzie en irritaties leiden dan spoor A. In het algemeen leggen mensen die positief over zichzelf en hun partner denken – mensen met een zekere hechtingsstijl – het gedrag van hun partner positief uit. Doet hun partner iets vervelends of maakt hij/zij een stomme fout dan zien ze dat als iets eenmaligs en als iets dat hij/zij per ongeluk deed. Ze vergoelijken het. Vergeet de partner bijvoorbeeld de vuilnis bij de weg te zetten dan denken ze: Hij heeft deze week ook veel te veel aan zijn hoofd. Doet de partner daarentegen iets positiefs dan zien ze dat als iets dat hij/zij bewust deed en als iets dat typisch is voor hem/haar. Brengt de partner hen ontbijt op bed dan
66
denken ze: Het is nu eenmaal een lieverd! Door deze manier van denken minimaliseren zeker gehechte mensen het negatieve gedrag van hun partner terwijl ze het positieve uitvergroten. Het is niet moeilijk om te zien dat dat goed is voor een relatie. Mensen met hechtingsproblemen, die negatief over zichzelf en/of hun partner denken, hebben daarentegen veel meer moeite om het gedrag van hun partner positief te interpreteren. Doet de partner iets vervelends of maakt hij/zij een fout dan zijn ze geneigd hem/haar daarvan de schuld te geven: hij/zij deed het met opzet en is onattent of onaardig. Vergeet de partner de afwas dan denken mensen: Hij is ook altijd zo slordig! Voor verzachtende omstandigheden hebben ze geen oog (bijvoorbeeld dat het afwasmiddel op was) en ze rekenen hun partner keihard af op zijn/haar zwakheden en fouten. Doet de partner daarentegen iets positiefs dan zien ze dat als iets eenmaligs en als iets dat de partner per ongeluk deed. Geeft de partner hen bijvoorbeeld een bos bloemen dan denken ze: Die waren zeker in de uitverkoop. Kortom, mensen met hechtingsproblemen zijn geneigd het positieve gedrag van hun partner te minimaliseren en het negatieve uit te vergroten. Hierdoor komen mensen met hechtingsproblemen vaker uit op communicatiespoor B en C. Of mensen het ook bij het rechte eind hebben met de uitleg die ze aan het gedrag van hun partner geven is overigens niet zo belangrijk. Om tevreden te zijn over je relatie en positief te communiceren is het niet zozeer van belang dat je een accuraat beeld hebt van wat je partner doet, maar vooral dat je er een positief beeld van hebt. Een positieve uitleg geven aan het gedrag van je partner versterkt je relatie, een negatieve uitleg geven ondermijnt je relatie, accuraat of niet.
67
Hoe doe jij dat? Stel, je partner luistert niet als je iets vertelt of vergeet de afwas te doen. Je bedenkt hiervoor een reden. Wat denk je? 1.
Dat hij het deed omdat hij een karakterfout heeft of een slecht humeur.
2.
Dat de oorzaak van zijn gedrag niet snel zal veranderen.
3.
Dat de oorzaak van zijn gedrag ook andere delen van jullie relatie beïnvloedt.
4.
Dat hij het met opzet deed, in plaats van per ongeluk.
5.
Dat hij het deed omdat hij alleen aan zichzelf dacht.
6.
Dat het zijn/haar schuld is.
Hoe vaker je ‘Ja’ zegt, hoe negatiever de uitleg die je geeft aan het gedrag van je partner. Bron: Fincham & Bradbury (1992)
Va l k ui l 4: Het aan d ri n g en - teru g trekken patr o on Mensen met verlatingsangst proberen nogal eens aandacht en liefde af te dwingen door te zeuren, klampen en aan te dringen. Een partner kan hier natuurlijk op ingaan. Maar heeft een partner daar (even) geen zin in dan kan een zogenaamd aandringen-terugtrekken patroon ontstaan. Dat wil zeggen, partner A vraagt om aandacht of bevestiging terwijl partner B geen zin heeft om daarop in te gaan en zich terugtrekt achter krant of tv. Of hij slaat dicht of loopt weg. Het terugtrekkende gedrag van partner B maakt partner A echter angstig waardoor deze nog meer gaat aandringen, zeuren, drammen, of zelfs huilen of schreeuwen. Partner B raakt geïrriteerd, trekt zich nog verder terug en denkt of zegt: Laat me toch met rust, mens! Het aandringen-terugtrekken patroon kan ook ontstaan als een partner de neiging heeft om intimiteit te vermijden terwijl zijn/haar part-
68
ner wél behoefte heeft aan intimiteit. Vraagt partner A bijvoorbeeld hoe partner B zich voelt dan kan partner B zich daar benauwd door voelen en dichtslaan of zich anderszins emotioneel of fysiek terugtrekken. Kortom, het aandringen-terugtrekken patroon kan ontstaan als partners verschillen in hun behoefte aan intimiteit en communiceren. Het aandringen-terugtrekken patroon is een destructieve manier van communiceren. Doorbreken partners dit patroon niet dan leidt het tot onderlinge verwijdering, frustraties en verwijten en wordt de kans op een echtscheiding aanzienlijk groter.
V a l k ui l 5: H e t kru i s v erh oor Mensen die last hebben van verlatingsangst zien in veel situaties en gebeurtenissen een bedreiging voor hun relatie. Om zich weer rustig en zeker te voelen onderwerpen ze hun partner nogal eens aan een spervuur van vragen. Waar ben je geweest? Met wie? Hoe was dat? Waar hebben jullie het over gehad? Hoe lang duurde dat? Hoe zag ze eruit? Vind je hem/haar aantrekkelijk? Aantrekkelijker dan mij? Ook vragen ze vaak om bevestiging: Vind je me nog wel aantrekkelijk? Ben ik echt de enige? Houd je nog wel van me? Blijf je altijd bij me? Pas als hun partner op een geruststellende manier hun vragen beantwoordt, voelen ze zich weer veilig en zeker. Partners proberen dan vaak ook angst van hun partner te temperen door geruststellende en begripvolle antwoorden te geven: Je bent de enige voor mij, Ik zie anderen absoluut niet staan, Ik blijf altijd bij je, Ik zou er niet aan moeten denken om met hem/haar naar bed te gaan, et cetera. Helaas werken de geruststellende antwoorden maar eventjes. Na een tijdje begint de onzekere partner opnieuw vragen te stellen en bevestiging te zoeken. Echt helpen doen de geruststellende antwoorden dus niet. Mensen met verlatingsangst zien namelijk overal beren
69
op de weg en zullen dus vragen blijven stellen. Sterker nog, zoals dat in psychologische termen heet, het geven van geruststellende antwoorden bekrachtigt het onzekere vraaggedrag. Dat wil zeggen, omdat mensen eventjes een gerustgesteld gevoel krijgen van de sussende antwoorden, zullen ze steeds weer zoeken naar dat gevoel, en dus steeds weer vragen gaan stellen. Het gevolg: partners raken gevangen in een oneindige keten van onzekere vragen en geruststellende antwoorden.
Va l k ui l 6: Het aan trekken - afs tote n patr o on Sommige mensen hebben last van zowel verlatingsangst als bindingsangst (mensen met een angstig-vermijdende hechtingsstijl). Dat wil zeggen, ze willen zich wel graag emotioneel binden aan hun partner maar durven niet goed. Ze zijn bang om afgewezen, gekwetst en verlaten te worden. Deze tegenstrijdige houding kan zich uiten in een aantrekken-afstoten patroon. Mensen zoeken de intimiteit en geborgenheid waar ze naar verlangen, maar krijgen ze deze eenmaal, dan schrikken ze daarvan zo erg dat ze zich terugtrekken. Voor een partner kan dit heel verwarrend zijn en onzekerheid zaaien. Wat wil de ander nu eigenlijk? Wel of niet een relatie? Het aantrekken-afstoten patroon kan al in het begin van een relatie enorme problemen opleveren. Leren angstig-afwijzende mensen iemand net kennen dat gaan ze vaak in het begin heel snel de emotionele diepte in, om zich kort daarna heel afstandelijk op te stellen en aan te dringen op vrijheid en autonomie. Bij de ander kan dan het idee ontstaan dat er een gebrek aan interesse of wederzijdse liefde is waardoor de prille relatie vroegtijdig kan stranden.
70
V a l k ui l 7: O v e r al afwi j z i n g en i n z i en Mensen die last hebben van een negatief zelfbeeld, zoals mensen met verlatingsangst, projecteren dat negatieve gevoel vaak op anderen. Ze zijn bang dat anderen hen negatief zullen beoordelen en afwijzen. Sterker nog, mensen gaan er bij voorbaat al van uit dat de ander hen zal afwijzen. Ze denken bijvoorbeeld: Hij heeft toch geen tijd voor mij, of: Hij zal dit cadeau vast niks vinden. Zoals we eerder hebben gezegd, zorgen opvattingen over anderen en jezelf ervoor dat je een tunnelvisie ontwikkelt. Ben je bang om afgewezen te worden dan zul je ook vooral letten op zaken die aangeven dat je inderdaad wel eens afgewezen zou kunnen worden. Onschuldige gedragingen van de partner, bijvoorbeeld als hij/zij even geen tijd of aandacht heeft, krijgen dan een grote emotionele lading. Je vat ze op als een persoonlijke afwijzing: vindt je partner je cadeau niet mooi, dan denk je dat je partner jóu niet leuk meer vindt. Voelen mensen zich op die manier afgewezen door hun partner dan reageren ze daar heel heftig op: boos, verontwaardigd en diep gekwetst. Die overdreven negatieve reactie roept bij de partner een negatieve en dit keer wél bedoelde afwijzende reactie op (Doe even normaal zeg! Ik had het gewoon even druk met wat anders!). Zijn mensen overgevoelig voor afwijzingen dan zorgt dat dus voor veel negatieve emoties en conflicten. Daarmee zorgen ze voor een zelfvervullende voorspelling: datgene waar ze zo bang voor zijn, namelijk afwijzingen, lokken ze zelf uit.
V a l k ui l 8: G e wel d Geweld tussen partners is doorgaans een uiting van frustratie en boosheid. Mensen zijn kwaad omdat ze hun zin niet krijgen of omdat ze niet in staat zijn om hun boosheid in woorden te uiten. Geweld kun
71
je zien als een destructieve vorm van communicatie. Met het geweld probeert iemand iets te zeggen, bijvoorbeeld ‘Jij moet doen wat ik zeg’ of ‘Houd op met mij tarten’. In veel gewelddadige relaties gebruiken beide partners geweld tegen elkaar, zowel psychisch als fysiek geweld, al is het alleen maar om zichzelf tegen de ander te verdedigen. De kans dat in een relatie tweezijdig geweld voorkomt is vooral groot in relaties waarin de man de neiging heeft intimiteit te vermijden en de vrouw last heeft van verlatingsangst. Dat juist deze combinatie van partners een grote kans heeft op een gewelddadige relatie, valt te begrijpen als je kijkt naar de verschillen in behoeftes tussn deze partners. De vrouw zal aan de man ‘trekken’, omdat ze behoefte heeft aan aandacht en emotionele intimiteit. De man wil dat juist niet en probeert zijn vrouw op een emotionele afstand te houden. Er is dus een conflict over emotionele intimiteit, en als partners daar niet mee overweg kunnen, kunnen de frustraties tot uiting komen in geweld. In relaties waarin sprake is van terugkerend eenzijdig geweld van de kant van de man, zie je vaak dat deze mannen vrouwen hebben die geneigd zijn intimiteit te vermijden. Deze vermijdende houding kan zowel gevolg als oorzaak zijn van het geweld. Het kan de oorzaak zijn van geweld omdat deze vrouwen, met hun houding, hun partner vaak afwijzen en ontlopen wat, bij een partner die daar niet mee om kan gaan, geweld kan uitlokken. Een vermijdende houding kan ook het gevolg zijn van het geweld. Het vermijden van emotionele intimiteit met een gewelddadige man kan voor vrouwen een manier zijn om het geweld emotioneel te ‘overleven’. Door zich emotioneel af te sluiten voor een boze en kwetsende partner, houden ze de relatie vol.
72
Samenvatting Hechtingsproblemen kunnen vervelende gevolgen hebben voor de relatie. Ze kunnen leiden tot onredelijke jaloezie, overspel, seksuele problemen en emotionele verwijdering. Daarnaast leiden ze tot een negatieve manier van communiceren. In vergelijking met andere mensen, communiceren mensen met hechtingsproblemen vaak minder of oppervlakkiger (valkuil 1), liegen ze vaker (valkuil 2), geven ze vaker een negatieve uitleg aan het gedrag van hun partner (valkuil 3), kunnen ze in een patroon van aandringen-terugtrekken (valkuil 4) of aantrekken-afstoten (valkuil 6) terechtkomen, kunnen kruisverhoren deel uit gaan maken van de dagelijkse communicatie (valkuil 5), kunnen ze afwijzingen zien in onschuldige gebeurtenissen (valkuil 7) en kunnen ze gewelddadig worden (valkuil 8). Dit alles kan de relatie flink ondermijnen.
73
5 W e lk e b e h an d el i ngen b e st aan e r ?
Alleen of samen? Hechtingsproblemen hebben zowel gevolgen voor het individu als voor de relatie. Zoals eerder al aan bod kwam, hebben mensen met hechtingsproblemen bijvoorbeeld een grotere kans op het ontwikkelen van angsten en depressies. In hun relatie kunnen ze last krijgen van allerhande negatieve communicatiepatronen of jaloezie. Voor het aanpakken van hechtingsproblemen zijn er dan ook twee benaderingen: –
de individuele benadering: je gaat alleen in therapie;
–
de gezamenlijke benadering: partners gaan samen in therapie.
Mensen die last hebben van hechtingsproblemen hebben niet altijd een relatie (meer). Hun relatie kan gestrand zijn door de hechtingsproblemen of ze durven geen relatie (meer) aan te gaan. Hebben mensen wél een partner dan kan het voorkomen dat deze niet mee wil of kan komen naar de therapie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de partner, al dan niet terecht, vindt dat het probleem voornamelijk ligt bij de ander. In deze gevallen kunnen hechtingsproblemen, in ieder geval deels, worden aangepakt in individuele therapie. Realiseren beide partners dat er een probleem is, dan kunnen ze kiezen voor een gezamenlijke therapie, oftewel relatietherapie. In dit hoofdstuk worden, per benadering (alleen of samen), een aantal vormen van therapie besproken die mensen kunnen helpen om beter om te gaan met hechtingsproblemen binnen hun (toekomstige) relatie.
75
Individuele therapie C o gni t i e v e g ed rag s th erap i e: h et o mbuigen van onr ede l i j k e ge dach ten Hechtingsproblemen vinden hun oorsprong in negatieve gedachten over jezelf en anderen. Je hebt het gevoel dat je niet de moeite waard bent en/of dat anderen niet te vertrouwen zijn. Een vorm van therapie die deze gedachten als aangrijpingspunt neemt is de zogenaamde cognitieve gedragstherapie. Uitgangspunt van deze therapie is dat je niet zomaar iets doet of voelt maar dat een gedachte of overtuiging je daartoe aanzet. In deze vorm van therapie word je uitgedaagd om je overtuigingen en gedachten kritisch te onderzoeken. Je identificeert gedachten die wel eens te negatief, onredelijk of overdreven kunnen zijn en stelt deze aan de kaak. Samen met de therapeut ga je deze gedachten onderzoeken en ter discussie stellen aan de hand van vragen, zoals: –
Overdrijf ik niet? Klopt dit eigenlijk wel?
–
Welk bewijs ondersteunt deze gedachte en welk bewijs laat zien dat hij niet klopt?
–
Wat schiet ik op met deze gedachte?
–
Wat is een zinvoller, realistischer of meer helpende gedachte?
In die laatste stap leer je je negatieve, onredelijke of overdreven gedachte vervangen door een andere gedachte, eentje die je helpt, in plaats van dat deze je in de weg zit (zie kader).
76
Van onredelijk naar helpend: een voorbeeld. Onredelijke gedachte
Kritische vraag
Helpende gedachte
‘Een stel doet alles samen’
Is dat wel zo? Waarom is dat zo? Wie zegt dat dat zo is? Zou het ook anders kunnen?
‘Als je dat leuk vindt, kun je dingen samen doen’.
‘Ik ben niet aantrekkelijk.’
Waarom koos mijn partner dan voor mij? Volgens wie ben ik niet aantrekkelijk? Wat is aantrekkelijk eigenlijk? Heb ik dan helemaal niets aantrekkelijks?
‘Ik heb aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten, net zoals iedereen’.
‘Het heeft geen zin om over je gevoelens te praten.’
Waarom heeft dat geen zin? Zou het ook wel zin kunnen hebben? Wat zijn de voor- en nadelen van het praten over gevoelens?
‘In bepaalde omstandigheden heeft het best zin om over je gevoelens te praten’
Het idee is dat deze helpende gedachten het gemakkelijker maken om ook ander gedrag te vertonen. Zorgt een gedachte zoals ‘Een stel doet alles samen’ ervoor dat je je in je relatie klamperig en afhankelijk opstelt, de alternatieve gedachte (‘Als je dat leuk vindt, kun je dingen samen doen’) zorgt ervoor dat je elkaar meer vrij kunt laten en minder stress ervaart als je partner iets in zijn eentje of met anderen gaat doen. Een redelijker manier van denken zorgt dus voor meer ontspannen gedrag, waardoor hechtingsproblemen kunnen verminderen of verdwijnen. Door anders te denken, leer je jezelf een andere manier van reageren en communiceren (en uiteindelijk hechten) aan.
77
Onredelijk eisenpakketje De meeste onredelijke gedachten zijn terug te leiden tot de volgende 3 onredelijke eisen. Eis 1. Ik moet goede prestaties leveren en/of gewaardeerd worden door de mensen die belangrijk voor mij zijn, anders ben ik als mens niks waard. Gaat het om hechtingsproblemen dan kan deze eis ervoor zorgen dat je een minderwaardig en onzeker gevoel over jezelf krijgt, en gevoelens van verlatings- en bindingsangst veroorzaken. Eis 2. Je moet me rechtvaardig en zorgvuldig behandelen en mag me niet frustreren, anders ben je een slecht wezen! Gaat het om hechtingsproblemen dan kan deze eis ervoor zorgen dat je onredelijk boos en wantrouwig wordt, je afsluit voor anderen en emotionele intimiteit uit de weg gaat. Eis 3. Alles moet in mijn leven gaan zoals ik dat wil en ik moet me beschermd weten tegen pijn en ontbering. Zo niet dan kan ik me niet gelukkig voelen. Deze eis werkt een zogenaamde ‘lage frustratietolerantie’ in de hand, dat wil zeggen, je denkt (kleine) tegenslagen en teleurstellingen niet aan te kunnen. Gaat het om hechtingsproblemen dan kan deze eis bijvoorbeeld zorgen voor jengel- en klampgedrag en jaloezie. Bron: Baldon & Ellis (2002) Cognitieve gedragstherapie is al effectief gebleken bij de behandeling van problemen zoals ziekelijke jaloezie, angsten en een negatief zelfbeeld, allemaal mogelijke aspecten van hechtingsproblemen. Uit PET-scans blijkt zelfs dat cognitieve gedragstherapie in staat is om de manier waarop de hersenen reageren op bepaalde gebeurtenissen fundamenteel te veranderen: het deel van de hersenen dat actief is bij knagende angst wordt in de loop van de tijd minder actief. Dat er ver-
78
anderingen in de hersenen optreden is belangrijk. Het betekent dat er structureel iets verandert aan de ingeprente patronen die je in je jeugd hebt opgedaan. In hoofdstuk 2 werd al besproken dat jeugdervaringen namelijk ook een stempel drukken op de hersenen. Gelukkig betekent dat dus niet dat deze vroege inprenting in de hersenen niet (deels) te veranderen is. De hersenen zijn namelijk plastisch, dat wil zeggen, kunnen gedurende het hele leven veranderen. Onder invloed van ervaringen kunnen nieuwe netwerken tussen hersencellen ontstaan en de hersenen dus anders gaan werken. Cognitieve gedragstherapie wordt soms ook wel rationeel-emotieve therapie genoemd, in feite gaat het om een variant ervan. Veel technieken die in cognitieve gedragstherapie worden gebruikt kun je leren op jezelf toe te passen. In hoofdstuk 6 geven we een aantal doe-het-zelf-tips die gebaseerd zijn op de cognitieve gedragstherapie.
Mindf ul ne s s t h erap i e: on red el i j ke g edac hte n lo sla te n Alhoewel cognitieve gedragstherapie vaak goed werkt, werkt het niet altijd, en niet bij iedereen. Sommige mensen ervaren het vervangen van negatieve gedachten door helpende gedachten te veel als een strijd. Ze hebben het gevoel voortdurend te moeten vechten tegen de gedachten in hun hoofd. Die mogen immers niet onredelijk, overdreven of negatief zijn, zo denken ze. Die innerlijke strijd geeft een heel onrustig en stressvol gevoel. Is dat het geval, dan kan mindfulness therapie helpen. Daar waar cognitieve gedragstherapie zich richt op het veranderen van onredelijke, negatieve of overdreven gedachten, richt mindfulness therapie zich op het accepteren en loslaten van die gedachten. Dat is een andere insteek. Zoals gezegd, kunnen mensen bij cognitieve gedragstherapie soms het gevoel hebben te moeten vechten tegen hun gedachten (‘Ik mag niet zus of zo denken’), bij mind-
79
fulness therapie is dat niet het geval. Het uitgangspunt is juist accepterend: alles wat je denkt en voelt is oké, hoe onredelijk of negatief het ook is. Je merkt simpelweg op wat je denkt, en doet er niets mee. In mindfulness therapie wordt gestreefd naar het zogenaamde ‘nietreageren’. Je hebt bijvoorbeeld een negatieve gedachte, merkt dat op en besluit er niets mee te doen. Daarmee wordt voorkomen dat een negatieve gedachte zorgt voor negatief gedrag: gedrag en gedachte worden als het ware ontkoppeld. In plaats daarvan bedenk je je wat je dan wel kunt doen. Ook al zegt een gedachte in je hoofd bijvoorbeeld: ‘Hij gaat vreemd!!’, je gaat dan niet, zoals eerder, je partner blootleggen aan een kruisverhoor (waar was je, met wie, hoe lang, waarom, et cetera). In plaats daarvan doe je niets of vraag je je partner hoe zijn dag was. Je constateert alleen je jaloerse gedachte en besluit er niets mee te doen omdat je weet dat deze onredelijk is. Mindfulness streeft er dus naar om mensen meester te laten zijn van hun gedachten, niet door de strijd aan te gaan met gedachten of deze te onderdrukken, maar juist door ze er te laten zijn, ze op te merken en ze los te laten. In de praktijk wordt cognitieve gedragstherapie nogal eens gecombineerd met mindfulness therapie. De therapie wordt dan wel Mindful Based Cognitive Therapy genoemd. In zijn algemeenheid blijkt dat mindfulness een zinvolle aanvulling is op cognitieve gedragstherapie. Het helpt nog beter gevoelens van stress en angst, waar veel hechtingsproblemen door worden gekenmerkt, tegen te gaan.
80
In z i c ht ge v e nde th erap i e: (ou d e) g ev oele ns onder o g en k o m e n Er wordt wel eens beweerd dat cognitieve gedragstherapie en mindfulness het probleem niet bij de kern aanpakken, maar slechts ‘symptoombestrijding’ zijn. Cognitieve gedragstherapie en mindfulness zijn namelijk in eerste instantie gericht op het oplossen van problemen die mensen ‘in het hier en nu’ ervaren. Veel hechtingsproblemen vinden echter hun oorsprong in de jeugd. Toch is het lang niet altijd nodig, wil je een probleem oplossen, dat je de oorzaak of bron ervan aanpakt. Ook door nu anders te doen en denken, kun je je gevoels- en belevingswereld veranderen en kunnen negatieve patronen die je in je jeugd hebt aangeleerd veranderen. Kortom, in je jeugd ‘graven’ is lang niet altijd een noodzakelijke voorwaarde om van hechtingsproblemen af te komen. Toch zijn er ook vormen van therapie die wél (uitgebreider) kijken naar wat er gebeurd is in de jeugd en het ‘nu’ expliciet aan het ‘toen’ koppelen. Je wordt je bewust van je gevoelens en de emotionele tekorten die je in je jeugd hebt opgedaan. In plaats van negatieve gevoelens te onderdrukken, ervaar je ze en verwerk je ‘oud zeer’. Daardoor ontstaat ruimte voor een nieuwe basis: een innerlijk gevoel van veiligheid en zelfvertrouwen. Een inzichtgevende therapie die kan helpen bij het overwinnen of verminderen van hechtingsproblemen is Past Reality Integration Therapy (PRI), een vorm van therapie die in Nederland is ontwikkeld door psychologe Ingeborg Bosch. PRI gaat ervan uit dat mensen als kind emotioneel vaak niet krijgen wat ze nodig hebben. Komen mensen op volwassen leeftijd situaties of personen tegen die hen onbewust herinneren aan pijnlijke gebeurtenissen uit hun jeugd dan kunnen ze daar overemotioneel op reageren. Ze reageren vanuit de gevoelens van het gekwetste kind van toen in plaats vanuit de volwassene in het hier en nu. Onverwerkte jeugdervaringen kunnen er daardoor voor zorgen dat onschuldige situaties
81
– bijvoorbeeld een partner die te laat thuiskomt – een grote emotionele lading krijgen (Hij/zij verlaat me!). Het doel van PRI is om de visie van het kind en die van de volwassene te integreren: de beleving van het kind en de volwassene moeten weer één worden. PRI probeert dat te bereiken door mensen te helpen ‘oude’ gevoelens toe te laten en opnieuw te voelen. Naast gevoelens is PRI ook gericht op gedachten en het gedrag dat mensen hebben ontwikkeld om oude pijn te onderdrukken en dit te vervangen door een gezondere manier van denken en doen. Een andere inzichtgevende therapie heet ’Basistherapie bij gehechtheidsproblemen’ (Thoomes-Vreugdenhil, 2006). In deze therapie gaan cliënten aan de slag met 5 basisbegrippen. Cliënten staan stil bij en werken aan: –
hun gevoel van verlatenheid;
–
het gemis aan geborgenheid en emotionele veiligheid dat ze ervaren;
–
de gevolgen van dit gemis, zoals een gevoel van onzekerheid;
–
het negatieve denken (‘Het gaat toch weer mis!’, ‘Ik kan maar beter dood zijn’) en het gedrag dat daaruit voortvloeit, zoals relaties maar ‘opgeven’;
–
hun gevoel van waardeloosheid.
Mensen leren in deze therapie weer een gevoel van veiligheid in zichzelf ontdekken en creëren. Van daaruit kunnen hechtingsproblemen in het contact met anderen dan gaan verminderen.
Relatietherapie Zoals gezegd kunnen partners ook besluiten om samen hulp te zoeken voor hun problemen. Ze gaan dan in relatietherapie. Er zijn allerlei
82
vormen van relatietherapie. Deze paragraaf gaat in op die vormen die zich specifiek richten op het verminderen van en beter omgaan met hechtingsproblemen. Er zijn verschillende vormen van therapie voor stellen die kampen met hechtingsproblemen. Wat deze therapieën gemeenschappelijk hebben is dat ze: –
een emotioneel veilige sfeer proberen te bewerkstelligen. Dit is van essentieel belang voor het aanpakken van veel problemen, maar ook zeker voor het verminderen van hechtingsproblemen. Hechtingsproblemen kennen immers hun oorsprong in een emotioneel onveilig opvoedingsklimaat of een latere situatie of relatie die gevoelens van emotionele onveiligheid teweegbracht. Zou de therapeutische situatie emotioneel gezien onveilig voelen, dan reageren partners juist vanuit de aangeleerde defensieve patronen (achterdochtig, afstandelijk of angstig). Om die patronen te veranderen, is een gevoel van emotionele veiligheid dan ook van essentieel belang. Pas dan durven partners te experimenteren met nieuw gedrag en hun (gekwetste) gevoelens onder ogen te komen en aan elkaar te laten zien. Een van de belangrijkste manieren voor de therapeut om een sfeer van emotionele veiligheid te creeren, is door het tonen van onvoorwaardelijke acceptatie, respect en empathie (zie kader). Deze eigenschappen van de therapeut zijn overigens ook van essentieel belang voor succes in de inzichtgevende therapieën, in paragraaf ‘Inzichtgevende therapie’ op pagina 81. Ook daar kan alleen verandering worden bereikt als clienten zich emotioneel bloot durven geven, en ook daar is dat emotioneel veilige klimaat dus belangrijk.
Wat is empathie precies? Empathie is het vermogen om je in iemand in te leven, en je voor te stellen hoe die ander zich voelt en denkt en waarom hij doet wat hij doet. Empathie houdt dus in dat je de ander niet veroor-
83
deelt voor wat hij doet, maar juist probeert te begrijpen wat hij doet en waarom. Empathie is zo belangrijk als het gaat om hechtingsproblemen omdat mensen met hechtingsproblemen vaak – in hun jeugd of relatie – te weinig empathie hebben ontvangen. In therapie is er (eindelijk) iemand, namelijk de therapeut, die zich sterk richt op de belevingswereld van de cliënt. De cliënt krijgt hierdoor een gevoel van bestaansrecht: zijn belevingswereld – zijn gevoelens en gedachten – mogen er zijn. Dat schept een gevoel van zekerheid en veiligheid. Je hoeft je kwetsbare kant niet langer te verstoppen, je wordt nu gezien. Empathie is om nog een reden belangrijk. Door een empathische houding vormt de therapeut een rolmodel voor beide partners. Partners leren van de therapeut hoe je, op een empathische manier, met elkaar om kunt gaan.
–
een stukje psycho-educatie bevatten. Dat wil zeggen, de therapeut legt uit hoe hechting tot stand komt en hoe het, van daaruit, kan gebeuren dat mensen destructieve patronen van communiceren en reageren kunnen ontwikkelen in hun relatie. Vanuit deze kennis kan vervolgens bewustwording plaatsvinden bij partners. Ze herkennen zich bijvoorbeeld in bepaalde manieren van reageren (‘O, zo doe ik dat ook altijd!’) en worden er zich bewust van hoe ze met elkaar omgaan en wat de gevolgen daarvan zijn. Bewustwording is van essentieel belang om negatieve, automatische patronen van met elkaar omgaan te doorbreken.
–
partners helpen om anders met elkaar om te gaan. Partners komen erachter dat hun huidige manier van communiceren en reageren niet werkt. Ze herkennen hun automatische patronen. Maar wat dan? Hoe ga je dan wel met elkaar om? De therapeut helpt daar-
84
bij. Bijvoorbeeld door een van beiden te vragen of hij tegen zijn partner wil zeggen wat hij voelt en waar hij behoefte aan heeft, terwijl hij in de ogen van zijn partner kijkt. Voor menig cliënt is dat nieuw: zo ging men nog nooit met elkaar om. Bijvoorbeeld omdat men gewend was de eigen gevoelens voor zich te houden, om de ander niet te kwetsen of omdat men bang is om emoties te uiten of dat niet gewend is (zie kader).
Opnieuw contact maken in relatietherapie Alida en Ben zijn al 40 jaar getrouwd. Sinds kort is Ben met pensioen en heeft het stel het moeilijk. Was Ben voorheen veel weg, opeens is hij de hele dag thuis. Op die manier geconfronteerd met elkaar, hebben ze veel ruzie. Ben heeft het gevoel dat Alida hem voortdurend bekritiseert en boos is. Hij kan voor zijn gevoel niks goed doen. Alida heeft daarentegen het gevoel dat Ben alleen maar wil doen wat hij zelf wil, en geen rekening met haar houdt en met wat zij wil. Hieronder een fragment uit een therapiegesprek. Ben: ‘Alida zegt dat ze samen dingen wil doen, en wil praten. Ze wil closer zijn. Maar als ik dat probeer, is ze alleen maar boos. Ik heb het gevoel dat ze wel zegt dat ze close wil zijn, maar dat eigenlijk helemaal niet wil. Ik begrijp gewoon niet wat ze van me wil. Ik wil gewoon een leuk leven en genieten van mijn pensioen.’ Alida: ‘Jij wilt alleen maar doen wat jij wilt. Als ik ergens samen heen wil, vind je dat niet leuk. Ik heb nota bene 40 jaar voor je gezorgd, ik wil nou ook wel eens wat leuks doen.’ Ben: ‘Ja, maar jij wilt altijd van die stomme dingen doen, de stad in en zo. Daar vind ik niks aan.’ Therapeut: ‘Alida, als jij aangeeft wat je graag wilt, en Ben doet
85
dat af als ‘stom’. Hoe voelt dat dan?’ Alida: ‘Ik voel me boos en alleen. En ik denk dan aan de rest van mijn leven, dat ik alles wat ik leuk vind alleen moet doen.’ Therapeut: ‘Kijk nu Ben eens aan en vertel hem wat het met je doet als hij je afwijst. En wat het met je doet als hij op dat moment gewoon wegloopt.’ Alida kijkt Ben aan en zegt: ‘Ik voel me dan heel alleen, ik heb er dan behoefte aan dat je me vasthoudt, en troost.’ Ben: ‘Ik vind dat moeilijk omdat ik tegelijkertijd degene ben die jou verdrietig maakt.’ Therapeut: ‘Het lijkt wel alsof je bang bent om Alida vast te houden. Ben je soms bang dat ze je wegduwt of afwijst?’ Ben: ‘Ik ben bang inderdaad. Waarom weet ik niet’. Alida huilt nu, en Ben houdt haar vast. Therapeut: ‘Ben, houd je nu je tranen in?’ Ben begint nu ook zachtjes te huilen. Later in de gesprekken komt naar voren dat Alida’s boosheid en verdriet niet zozeer met Ben te maken hebben, maar met eerdere teleurstellingen. Alida is opgegroeid in een groot gezin met 8 kinderen. Haar ouders hielden weinig rekening met de wensen van elk individueel kind. Alida had als kind daardoor het gevoel te moeten vechten voor haar plekje en het idee dat ze er niet toe deed. Dit oude zeer maakt haar overgevoelig als Ben iets niet wil of ‘nee’ zegt. Ze reageert dat af door hem te bekritiseren en boos op hem te zijn. Ze duwt Ben emotioneel van zich af, terwijl ze juist behoefte heeft aan contact (angstig-vermijdende hechtingsstijl). Ben weet zich daar geen raad mee, en is bang dat als hij dan toenadering zoekt, hij weer op zijn kop krijgt. Hij probeert het niet eens meer (afwijzend-vermijdende hechtingsstijl). Na een aantal gesprekken leren Ben en Alida eerlijker tegen elkaar te zijn en hun gevoelens te benoemen. Ben waardeert het
86
dat Alida zich opener opstelt en kwetsbaar in plaats van boos. Daar kan hij wat mee. Hij troost haar nu vaker en is nu meer bereid om ook de dingen te doen die zij leuk vindt. Andersom laat Alida zich nu ook troosten en schiet ze minder snel in de aanval. Casus gebaseerd op Solomon (2009) Emotionally Focused Therapy (EFT) is een voorbeeld van echtpaartherapie die specifiek is ontwikkeld voor het verbeteren van de emotionele openheid tussen partners, wat een veilige hechting mogelijk maakt. In deze therapie is het doel dat partners weer het gevoel krijgen dat de ander er voor hen is en een ‘veilige haven’ vormt om op terug te vallen. Gewerkt wordt aan het onderlinge vertrouwen en veiligheid en de obstakels om dat vertrouwen en die veiligheid te bereiken. De therapeut doet dat door partners te vragen om te focussen op hun emoties, zoals ze die in het hier en nu ervaren. Vandaar ook de naam emotionally focused therapy. Vanuit hun emoties gaan partners benoemen waar ze behoefte aan hebben, en wat hen in de weg staat om hun behoeftes maar ook die van hun partner te bevredigen. Kortom, in relatietherapie leren partners op een andere manier met elkaar omgaan, soms zelfs na al decennialang op dezelfde manier te hebben gecommuniceerd. Ze leren directer communiceren over hun emoties en empathischer met elkaar omgaan. Een onzekere manier van hechten kan dan alsnog worden ‘gerepareerd’. Vanzelf gaat dat niet. Het vereist bewustwording en inzet, maar breken met oude patronen kan wel degelijk. Van mensen die door therapie een zekere hechtingsstijl hebben gekregen, wordt ook wel gezegd dat ze een ‘verdiende zekere hechting’ hebben bereikt. Door eraan te werken, hebben ze een zekere of zekerder hechtingsstijl ‘verdiend’.
87
Samenvatting Er zijn verschillende therapieën die mensen met hechtingsproblemen kunnen helpen. Je kunt samen met je partner in therapie gaan, of alleen. Sommige therapieën leggen de nadruk op het veranderen van denken en in het ‘hier en nu’. Andere therapieën hebben als doel om mensen ‘oud zeer’ te laten verwerken of een plekje te geven. In relatietherapie leren partners bovendien om op een andere manier met elkaar om te gaan, waardoor kan worden gebroken met destructieve manieren van communiceren en hechten.
88
6 W a t j e d i r e c t z el f kunt doen
Doe-het-zelf-tips Je hoeft niet per se in therapie om hechtingsproblemen aan te pakken. Er zijn ook een aantal dingen die je direct zelf kunt doen. De volgende adviezen kunnen je helpen.
A B e w us t v o o r een p artn er ki ez en Veel mensen ‘rollen’ in een relatie zonder dat ze daar goed over nadenken. Ze laten zich leiden door verliefdheid en lichamelijke aantrekkingskracht. Dat geldt vooral voor mensen die last hebben van verlatingsangst en moeite hebben om op eigen benen te staan. Hoe aangenaam gevoelens van verliefdheid ook zijn, het zijn echter slechte voorspellers voor het uiteindelijke succes van een relatie: je kunt je onweerstaanbaar aangetrokken voelen tot iemand die niet goed bij je past. Is dat het geval dan loop je vaak snel tegen hechtings- of andere relatieproblemen aan. Je ontdekt dat je er heel verschillende ideeën op nahoudt over je relatie: de ander is erg jaloers of wil zich eigenlijk niet binden en je hebt veel ruzie. Veel hechtingsproblemen voorkom je dan ook door een relatie langzaam op te bouwen. Leer elkaar eerst kennen en ga na in hoeverre iemand nu daadwerkelijk bij je past. Vraag jezelf, voordat je aan een serieuze relatie begint, af in hoeverre de ander: –
er in het algemeen dezelfde normen en waarden op nahoudt als jij;
–
in het leven dezelfde doelen nastreeft;
89
–
een persoonlijkheid heeft die bij die van jou past. Is iemand bijvoorbeeld sociaal ingesteld of een huismus? Is iemand slordig of netjes? Is iemand onzeker of zelfverzekerd? Is iemand een prater of erg teruggetrokken?
–
dezelfde verwachtingen, behoeften en wensen heeft ten aanzien van de relatie, bijvoorbeeld ten aanzien van praten en seks.
Om een goede relatie te hebben hoef je het niet per se op alle fronten met elkaar eens te zijn. Niemand is tenslotte gelijk. Maar onderzoek wijst wel uit dat overeenstemming wel degelijk belangrijk is: verschil je op erg veel punten van elkaar dan is de kans groot dat je (hechtings)problemen krijgt in je relatie. Zit je al in een relatie met iemand die erg van je verschilt of eigenlijk niet zo goed bij je past, wees daar dan eerlijk over. In hoeverre wordt je behoefte aan geborgenheid, liefde en autonomie vervuld? In hoeverre is het mogelijk om compromissen te sluiten? Het kan zijn dat je beter op zoek kunt gaan naar iemand met dezelfde behoeftes als jij of iemand die jou kan geven wat je wilt. Vooral voor mensen die last hebben van verlatingsangst is het echter een probleem om een punt te zetten achter een relatie. Het is dan belangrijk om te leren hoe je op eigen benen kunt staan (zie punt E).
B H e t v e r l ed en l os l aten Rol je niet alleen snel in een relatie maar ook snel van de ene relatie in de andere, dan bestaat het gevaar dat je hechtingsproblemen die in de vorige relatie zijn ontstaan meeneemt naar de huidige. Werd je gek van je ex omdat deze nooit wilde praten, dan kun je in je nieuwe relatie onredelijk geïrriteerd reageren als je nieuwe partner een keertje geen zin heeft om te praten. Pas als je de tijd neemt om je problemen en verdriet uit je vorige relatie te verwerken zul je deze niet langer
90
afreageren op je huidige partner. Hetzelfde geldt voor je jeugd. Ben je je niet bewust van de link tussen ‘toen’ en ‘nu’ dan kunnen negatieve ervaringen je leven en je relatie blijven kleuren en beïnvloeden. Je bent bijvoorbeeld onredelijk jaloers als je partner alleen uitgaat, niet omdat je partner niet te vertrouwen is, maar omdat je vader je als kind in de steek heeft gelaten. Probeer eens kritisch te kijken naar hoe je verleden je huidige manier van reageren beïnvloedt. Vraag jezelf af waar je angst of wantrouwen vandaan komt. Wie of wat heeft je doen geloven dat anderen rotzakken zijn of dat je niet de moeite waarde bent? Vaak zijn dergelijke overtuigingen terug te voeren tot één of een paar personen of een klein aantal situaties. Je had misschien een ex-geliefde die vreemdging of ouders die gingen scheiden. Weet je waar je angst of wantrouwen vandaan komt dan kun je gaan inzien dat niet iedereen zo is als degenen die je hebben gekwetst. Wat die ex of je vader deed geldt niet voor alle mensen op de wereld. Besef dat die angst gold tóen met die persoon in die periode van je leven, maar nu niet meer opgaat.
C P r a t e n e n a fs p raken m aken Beginnen mensen aan een relatie dan wordt er vaak weinig gepraat over wat men van de relatie verwacht. Hoeveel tijd wil je samen doorbrengen? Wat wil je samen doen en wat alleen? Hoe worden de taken in huis verdeeld? Ook over de grenzen van de relatie wordt vaak weinig gepraat: wat is wel en wat niet acceptabel in je relatie? Mag je bijvoorbeeld wel of niet met een ander flirten? Mensen denken vaak dat hun partner er wel ongeveer net zo over zal denken als zijzelf. Maar zelden hebben partners precies dezelfde verwachtingen of ideeën over de relatie. In de loop van de relatie kan dat wrijvingen opleveren. De één wil bijvoorbeeld vaker praten dan de ander, of vindt dat flirten met een ander ‘moet’ kunnen terwijl de ander daar heel anders over denkt. Is
91
de één afhankelijker van de relatie dan zal hij/zij, uit angst de partner te verliezen, bovendien vaak akkoord gaan met gedrag van de partner dat hem/haar stiekem toch niet lekker zit. Gevoelens van bindings- of verlatingsangst laten zich echter slecht onderdrukken en kunnen dan de kop opsteken. Praten over wat je wilt en verwacht van je partner en je relatie kan hechtingsproblemen helpen voorkomen. Hoe wil je dat je relatie eruitziet? Wat verwacht je van elkaar, als het gaat om bijvoorbeeld praten of steun? Ook het maken van afspraken over de grenzen van de relatie hoort daarbij. Wat is voor jou wel acceptabel en wat niet? Flirten met een ander? Verliefd worden op een ander, zolang je er maar niet mee naar bed gaat? Praten zorgt ervoor dat je weet waar je aan toe bent en dat voorkomt veel stress en onzekerheid. Lopen je partners en jouw ideeën over bijvoorbeeld de grenzen van de relatie uit elkaar dan is het de kunst om daarin een compromis te vinden. Waar kun je beiden mee leven? Ben jij en/of je partner bereid om bepaald gedrag achterwege te laten (bijvoorbeeld uitgebreid kijken naar andere vrouwen waar je partner bij is, of je helemaal mee laten slepen door je jaloezie)? Een compromis sluiten kan betekenen dat je soms weer angst of spanning zult ervaren. Je moet immers leven met een voor jou niet-perfecte situatie. Het is dan een kwestie van leren omgaan met deze spanning. Hoe je dat kunt doen lees je bij punt E en F. Kun je niet leven met het compromis dan zul je moeten kiezen: of doorgaan in een relatie waarin je hechtingsproblemen ervaart of op zoek gaan naar een partner wiens ideeën over een relatie beter aansluiten bij die van jou.
92
De vijf successleutels van een goede relatie Het succes van een relatie wordt bepaald door de volgende 5 factoren, oftewel successleutels: 1.
Gevoel van emotionele saamhorigheid. Hier bouw je aan door samen dingen met elkaar te ondernemen, met elkaar te praten en je liefde voor elkaar te tonen.
2.
Constructief conflicten aanpakken. Dat houdt in dat je goed naar elkaar luistert, kalm blijft, elkaars standpunt respecteert en samen zoekt naar een compromis of oplossing.
3.
Een positieve, eigen identiteit. Dit krijg je door te letten op je positieve kanten als partner en er vertrouwen in te hebben dat je partner om je geeft en je de moeite waard vindt.
4.
Tevredenheid over je seksleven. Hiervoor is het nodig dat je samen praat over jullie seksuele wensen en grenzen, en het eens wordt over ‘hoe vaak’ en ‘hoe’.
5.
Respect voor elkaar. Dit houdt in dat je de ander accepteert zoals hij is en hem of haar niet wilt veranderen. Kritiek hebben mag best, maar alleen op veranderbaar gedrag (niet op andermans persoonlijkheid of zaken die hij of zij niet kan veranderen).
D Ef f e c t i e f c o m m u n i ceren Praten en afspraken maken is alleen zinvol als je op de juiste manier met je partner kunt communiceren. Veel mensen denken dat communiceren iets is dat vanzelf gaat. Niets is minder waar. Communiceren is iets dat je moet leren. Communiceren is daarbij enerzijds een kwestie van adequaat je boodschap overbrengen en anderzijds een kwestie van adequaat luisteren. De regels in het kader hierna kunnen je daarbij helpen.
93
Effectief communiceren ‘Je boodschap overbrengen’ met de XYZ-formule (X = Gedrag, Y = Situatie, Z = Gevoel) –
benoem het gedrag van je partner (X);
–
benoem de situatie - waar, wanneer - je partner dit gedrag vertoonde (Y);
–
benoem hoe je je door dat gedrag voelde (Z).
Dus niet: Je bent ook zo onattent!, maar: Dat je gisteren onze trouwdag vergeten bent (X, Y) geeft me het gevoel dat je onze relatie niet belangrijk vindt (Z). Met de XYZ-formule zeg je precies wat je bedoelt; dat helpt misverstanden voorkomen. Door expliciet je gevoel te benoemen verklein je bovendien de kans dat je partner zich aangevallen voelt en in de verdediging schiet. Luisteren met de LSI-formule (Luisteren, Samenvatten en Inleven) –
kijk je partner aan en kijk naar zijn/haar emoties en gedrag;
–
leef je in in je partner;
–
vraag verduidelijking als je het verhaal van je partner niet meer volgt;
–
laat merken dat je je partner begrijpt door af en toe te knikken of ‘ja’ te zeggen;
–
vat samen wat je partner heeft gezegd en vraag hem/haar of je het goed begrepen hebt.
94
En hoe zit het met de communicatievalkuilen die werden besproken in hoofdstuk 4? Daarover zijn de volgende tips te geven. –
Wordt er te weinig gecommuniceerd in een relatie (valkuil 1) en stapelen problemen en frustaties zich daardoor op? Dan is het nodig dat partners leren om opener te zijn naar elkaar. Het helpt dan om bijvoorbeeld elke dag een kwartier te reserveren waarin je beiden iets vertelt over je dag. Wat hebben jullie meegemaakt? Hoe hebben jullie dat ervaren? Wat willen jullie van elkaar weten? Praten hoeft niet meteen over belangrijke of ‘zware’ onderwerpen. Begin überhaupt maar weer eens met praten. Zijn de communicatielijnen weer wat meer geopend, dan komen vanzelf ook belangrijker of ingewikkelder thema’s aan bod.
–
Is een van beide partners betrapt op een leugen (valkuil 2) en voelt de ander zich daardoor erg gekwetst? Dan is het belangrijk om samen af te spreken dat je, als het gaat om belangrijke dingen, elkaar de waarheid vertelt. Alleen als dat gebeurt, kan het vertrouwen weer groeien. Wat ook helpt na een leugen, bijvoorbeeld over overspel, is om vanaf dan überhaupt opener te zijn en vaker te vertellen wat je doet met wie en wanneer. Door meer openheid laat je meer van jezelf zien, en laat je zien dat je niets te verbergen hebt.
–
Voorkomen dat je een onterecht negatieve uitleg geeft aan het gedrag van je partner (valkuil 3) doe je door geen overhaaste conclusies te trekken. Is je partner bijvoorbeeld te laat voor het eten denk dan niet automatisch: Wat vreselijk onattent, hij doet het expres! Houd een open blik en vraag je af welke andere verklaringen er kunnen zijn voor het gedrag van je partner. Het gaat er niet om dat je je partner vrijpleit of hem/haar niet verantwoordelijk mag stellen voor negatief gedrag, maar wel dat je hem/haar niet automatisch de schuld geeft van wat er gebeurt. Oordeel niet zolang je niet zeker weet wat er aan de hand is en geef je partner de kans om uit te leggen waarom hij/zij deed wat hij/zij deed.
95
–
Voorkomen dat je in het aandringen-terugtrekken patroon (valkuil 4) terechtkomt, doe je door verschillen in behoeftes tussen jou en je partner onder ogen te komen en te accepteren. Heeft de één meer behoefte om te praten dan de ander, probeer in plaats van aan te dringen, een compromis te vinden waar je beiden mee kunt leven. Je kunt bijvoorbeeld een vaste avond per week afspreken waarop je tijd voor elkaar reserveert en met elkaar praat.
–
Voorkomen dat je in een kruisverhoor (valkuil 5) van een onredelijk jaloerse partner terechtkomt doe je door niet in te gaan op het spervuur van vragen (Waar ben je geweest? Met wie? Hoe was dat? Hoe zag ze eruit? Is ze knapper dan ik? et cetera). In plaats van je jaloerse partner gerust te stellen met sussende antwoorden, kun je beter kort en duidelijk zeggen dat je van je partner houdt en dat hij/zij je moet vertrouwen. Houd het daarbij. Krijgt je jaloerse partner geen antwoorden op zijn/haar achterdochtige vragen, dan houdt hij/zij vanzelf op met vragen stellen. Niet ingaan op een kruisverhoor wil overigens niet zeggen dat je vaag moet zijn over wat je voelt, denkt, doet of hebt gedaan. Ben je duidelijk over wat je gaat doen of hebt gedaan dan bespaart dat de jaloerse partner heel wat stress en onzekerheid.
–
Het aantrekken-afstoten patroon (valkuil 6) voorkom je door een relatie langzaam op te bouwen. Verloopt het proces van emotionele binding en intimiteit geleidelijk dan is bindingsangst minder sterk en beter hanteerbaar, en leidt het niet steeds of in mindere mate tot een angstige terugtrekreactie. Heb ook het lef om te kiezen. Heb je bindingsangst dan moet je beslissen of je nu wel of niet een relatie wilt en daar ook naar handelen. Besluit je liever alleen door het leven te gaan, klop dan niet meer aan bij je ex als je toch even de behoefte voelt aan seks of geborgenheid. Je houdt de ander dan aan het lijntje als die wel een serieuze relatie wil. Als partner van iemand die geneigd is toenadering te zoeken om zich daarna weer terug te
96
trekken, moet je vooral voor jezelf kiezen. Gun jezelf meer dan een halfslachtige partner. Vraag jezelf af of je kunt leven met een dergelijke partner: vervult hij/zij voldoende je behoefte aan intimiteit en liefde? Zo niet, dan moet je misschien op zoek naar een andere relatie. –
Voorkomen dat je overal afwijzingen in ziet (valkuil 7) doe je door te werken aan je gevoel voor eigenwaarde (zie punt E). Is je gevoel voor eigenwaarde goed dan betrek je een ‘nee’ of een meningsverschil niet langer op je waarde als persoon en voel je je niet onnodig afgewezen.
–
Geweld (valkuil 8) in een relatie is een ernstige zaak. Heb je daarmee te maken, realiseer je dan of je dit aceptabel vindt, ook al doe je er zelf aan mee. Stel je partner voor om hulp te zoeken en ga samen in relatietherapie. Staat je partner daar niet voor open en blijft het geweld doorgaan, stel jezelf dan de vraag of je aan deze relatie mee wilt blijven doen. Stel je daarbij voor dat een vriendin met dit probleem zou kampen. Wat zou je haar adviseren? Zou je haar adviseren om bij haar partner te blijven, ook al levert dat haar lichamelijke of psychische pijn op? Besluit jezelf dan te behandelen zoals je een vriendin zou behandelen: met compassie, respect en medeleven.
E E e n ge v o e l voor ei g en waard e on tw ik kele n Eén van de belangrijkste manieren om hechtingsproblemen te voorkomen en verminderen is het ontwikkelen van een goed gevoel over jezelf, oftewel een gevoel voor eigenwaarde. Dat betekent jezelf accepteren zoals je bent, inclusief je tekortkomingen, en beseffen dat je als mens de moeite waard bent. Een gevoel voor eigenwaarde is zo belangrijk omdat het je minder vatbaar maakt voor angsten, zoals verlatings- en bindingsangst. Het maakt je minder onzeker, afhankelijk en jaloers en zorgt ervoor dat je op eigen benen durft te staan. Een gevoel voor eigenwaarde zorgt er
97
ook voor dat je je zelfverzekerd genoeg voelt om emotioneel intiem te zijn met je partner en je kwetsbaar op durft te stellen. Kortom, vind je jezelf een waardevolle persoon dan ben je niet onnodig onzeker om verlaten te worden of je te binden. Er zijn een aantal manieren waarop je je gevoel voor eigenwaarde kunt verbeteren. Haal jezelf niet langer naar beneden Mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde hebben de neiging om negatief tegen zichzelf te praten. Ze kraken zichzelf in gedachten voortdurend af (Ik ben een loser, Dit wordt toch nooit wat, Ze mogen me niet, et cetera) en ondermijnen daarmee constant hun gevoel voor eigenwaarde. Om uit deze vicieuze cirkel te raken is het nodig om de voortdurende stroom van negatieve gedachten te onderbreken. Dat kan simpelweg door STOP! tegen jezelf te zeggen, of: Ophouden! Ga dan iets anders doen of probeer bewust iets anders te denken. In plaats van: Dit lukt vast nooit!, bijvoorbeeld: Ik doe mijn best! (zie ook punt F). Wees realistisch en laat ongezond perfectionisme los Mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde denken vaak dat ze pas de moeite waard zijn als ze perfect zijn: succesvol, aantrekkelijk of populair. Daarbij meten ze met 2 maten: wat bij anderen wél kan en goed is, is bij henzelf niet goed genoeg. Niemand is echter perfect en daarnaar streven leidt alleen maar tot frustraties en faalangst. Om realistischer te gaan denken helpt het om niet langer te denken in termen van ‘moeten’ maar in termen van ‘willen’ of ‘kunnen’. Bijvoorbeeld niet: Ik ‘moet’ een 9 halen, maar: Ik ‘wil’ graag een 9 halen, of: Ik ‘kan’ een 9 halen. Dat schept ruimte en haalt de druk van de ketel. Je hoeft niet langer iemand te zijn die je niet kunt of wilt zijn.
98
Stel je open voor het positieve in jezelf Mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde letten vaak erg op wat ze fout doen en wat ze niet kunnen. Door meer te letten op wat er wél goed gaat en wat je wél kunt, krijg je niet alleen een positiever maar ook een realistischer beeld van jezelf (niemand heeft immers alleen maar negatieve eigenschappen). Het helpt daarbij om al je positieve eigenschappen op te schrijven en die lijst regelmatig door te lezen. Schrijf ook dagelijks op wat je die dag voor een ander hebt gedaan of betekend, al is het maar het water geven van de planten van de buurvrouw die op vakantie is. Je wordt je op die manier weer bewust van je positieve kanten. Neem verantwoordelijkheid voor je successen Mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde hebben de neiging om, als er iets misgaat, zichzelf daarvan automatisch de schuld te geven, ook als ze er weinig aan konden doen. Gaat iets goed, dan zijn ze geneigd te denken dat dit komt door omstandigheden, andere mensen of toeval. Komen er bijvoorbeeld maar weinig mensen op hun lezing af, dan denken ze: Het is ook een waardeloze lezing! Ik kan er ook niks van! Dat het vrijdagmiddag is en niemand meer zin heeft in een speech – wat voor speech dan ook –, daar staan ze niet bij stil. Komen er wél veel mensen op de lezing af dan denken ze: Ze hebben zeker niks beters te doen! in plaats van bijvoorbeeld: Wat ik te melden heb is nu eenmaal interessant. Kortom, mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde nemen wél de verantwoordelijkheid voor mislukkingen, ook al zijn die niet of slechts gedeeltelijk hun schuld, maar niet voor successen, ook al zijn die nog zo verdiend. Een beter gevoel van eigenwaarde krijg je door bewust stil te staan bij de oorzaken van succes en falen. Vraag jezelf af: Waaraan was dit succes of deze mislukking nu eigenlijk te danken/wijten? In hoeverre werd het veroorzaakt door mijzelf, andere mensen, omstandigheden of toe-
99
val/geluk? Door stil te staan bij de verschillende oorzaken van succes en mislukkingen krijg je een gebalanceerder beeld van je eigen kunnen: niet alleen negatief maar ook positief. Word assertief Mensen met weinig gevoel voor eigenwaarde hebben de neiging om, in hun contacten met anderen, over zich heen te laten lopen. Ze denken dat hun mening minder belangrijk en minder waardevol is dan die van anderen. Word er over je heen gelopen dan vermindert dat je gevoel voor eigenwaarde nog meer: blijkbaar ben je niet de moeite waard om rekening mee te houden. Om uit deze vicieuze cirkel te raken is het nodig om op te komen voor je mening, gevoelens en gedachten. Heb je het gevoel dat er rekening met je wordt gehouden dan versterkt dat je gevoel voor eigenwaarde: wat jij vindt doet ertoe. Om assertiever te worden kun je een assertiviteitscursus volgen. Dergelijke cursussen worden op verschillende plaatsen in het land gegeven door, bijvoorbeeld, de Volksuniversiteit.
F J e de nk en on d er d e l oep n em en Je gedraagt en voelt je niet zomaar op een bepaalde manier. Aan gedrag en gevoelens gaan gedachten vooraf: je zegt iets tegen jezelf waardoor je je op een bepaalde manier voelt en/of gedraagt. Het zijn dan ook niet gebeurtenissen zelf die je een bepaald gevoel geven of je op een bepaalde manier doen gedragen, maar de gedachten die je hebt over die gebeurtenis. Gebeurtenis
Figuur 2.
100
Gevoelens en gedrag
Gedachten (wat zeg je tegen jezelf?)
Er zijn allerlei gedachten mogelijk bij een gebeurtenis, zowel redelijke als onredelijke gedachten. Is je partner om 18.00 uur nog niet thuis dan kun je denken: Hij gaat vreemd! Je kunt ook denken: Hij staat zeker in de file. Wat je denkt heeft grote gevolgen voor je gevoel en gedrag. In het eerste geval reageer je overemotioneel op een onschuldige situatie: je wordt jaloers of raakt in paniek. In het tweede geval blijf je ontspannen. Achter deze gedachten gaat vaak een klein aantal basisopvattingen schuil, zoals: Ik ben niets waard, of: Ze laten je toch in de steek. Om op een redelijker manier te reageren is het nodig iets te doen aan onredelijke gedachten en overtuigingen. De eerste stap is om je bewust te worden van je gedachten en overtuigingen. Wat denk je als er iets gebeurt? Om te ontdekken welke basisovertuigingen er achter deze gedachten schuilgaan, kun je jezelf afvragen: Waarom is dit zo erg voor mij? Vraag je jezelf dit steeds weer af dan kom je vanzelf bij de kern van je negatieve gedachtegang. Om vervolgens onredelijke gedachten en overtuigingen te veranderen is het nodig deze uit te dagen. Stel jezelf daartoe de volgende vragen: –
Is deze gedachte of overtuiging eigenlijk wel waar?
–
Overdrijf ik niet? Vergeet ik niet naar de positieve kanten te kijken?
–
Welke bewijzen heb ik voor en welke tegen deze gedachte/ overtuiging?
–
Wat zou een ander denken in mijn situatie?
–
Maak ik geen denkfouten? (zie kader)
–
In hoeverre helpt deze gedachte mij om het probleem op te lossen of maakt deze gedachte het probleem juist erger?
–
Wat is een andere mogelijke gedachte/overtuiging die minder negatieve gevoelens oproept?
101
Betrap je jezelf erop dat je weer negatief of onredelijk denkt, vervang dan bewust je gedachte door een redelijker gedachte. In het begin voelt dat misschien gekunsteld, maar doe je het vaak genoeg, dan gaan de nieuwe gedachten steeds meer deel uitmaken van je denken. Je ‘hersenspoelt’ jezelf op een positieve manier, en wel op zo’n manier dat je niet langer negatieve maar neutrale of positieve gevoelens ervaart. Kun je je gedachten en overtuigingen kritisch onder de loep nemen dan betekent dat dat je van een afstandje kunt kijken naar jezelf. Dat is belangrijk. Je wordt dan namelijk niet langer automatisch meegezogen door onredelijke gevoelens maar kunt iets doen aan je gedrag. In plaats van bijvoorbeeld in paniek te raken en de deur uit te vluchten, kun je blijven zitten en met je partner praten over wat je voelt.
102
Mogelijke denkfouten Mensen houden er vaak heel onredelijke gedachten op na over zichzelf, anderen en de liefde. Probeer jezelf eens bewust te worden van de volgende denkfouten. 1.
Zwart-wit denken. Bijvoorbeeld: Anderen zijn niet te vertrouwen. Tip: Denk wat vaker in termen van ‘soms’, ‘een beetje’ of procenten. In plaats van te denken: Anderen zijn niet te vertrouwen, denk: Sommige mensen zijn niet te vertrouwen, anderen wel, of: Misschien is 25% van de mensen niet te vertrouwen, maar de resterende 75% wel.
2.
Alles op jezelf betrekken. Zie je bijvoorbeeld iemand lachen dan denk je: Hij lacht me uit omdat ik zo’n domme persoon ben. Tip: Bedenk eens welk bewijs je hebt voor deze gedachte. Waarschijnlijk heel weinig. En: welke verklaring is nog meer mogelijk? Lacht de ander soms omdat hij vriendelijk wil zijn? Of omdat hij in een goede bui is?
3.
Rampdenken. Je denkt: Als mijn partner mij verlaat, kom ik daar nóóit meer overheen. Tip: Vraag jezelf af: Overdrijf ik niet? Hoe erg zou het nu werkelijk zijn? Bedenk ook een plan van aanpak: Wat zou je kunnen doen als het ergste gebeurt?
4.
Overhaaste conclusies trekken. Als je partner met een ander flirt denk je: Nu gaat hij bij me weg! Tip: Loop niet op de zaken vooruit maar kijk naar de feiten. En vraag jezelf af: Hoe groot is de kans dat dit gebeurt nu werkelijk?
5.
Generaliseren. Iemand vertelt je dat deze jurk je niet staat, en je denkt: Mijn figuur is veel te slecht voor een jurk. Tip: Bekijk negatieve gebeurtenissen voor wat ze zijn. Bedenk ook eens voorbeelden van het tegendeel, toen iemand je bijvoorbeeld een compliment gaf met je figuur of een jurk.
6.
Zou- of hoorgedachten. Je hoort toch alles samen te doen? Zou ik
103
ook niet wat zelfstandiger moeten zijn? Tip: Denk in termen van ‘willen’: Ik wil zelfstandiger zijn. 7.
Gedachtelezen. Wil je partner niet met je vrijen dan denk je: Zie je wel, hij vindt me niet aantrekkelijk meer. Tip: Besef dat het gaat om jouw gedachten en gevoelens, niet die van je partner. Vraag liever wat er aan de hand is. Misschien zegt je minnaar wel: Ik heb het gewoon te druk gehad op mijn werk.
8.
Lage frustratietolerantie. Vraagt je partner waar je geweest bent, dan denk je: Ik kan echt niet tegen dit controlerende gedrag! Het is onverdraaglijk! Tip: Bedenk dat je meer aan kunt dan je denkt. Hoe erg is dit nu werkelijk? Ga je er soms dood aan? Welke dingen heb je meegemaakt die veel erger waren?
9.
Eisende gedachtegang. Je denkt: Mensen moeten lief voor elkaar zijn, of: Mijn partner moet me trouw blijven, en reageert enorm teleurgesteld als het ook maar een beetje anders uitpakt. Tip: Wens in plaats van eis. Denk liever: Ik hoop/wil graag dat mijn partner me trouw blijft.
G M i ndf ul om g aan m et g ed ach ten en gevoele ns In hoofdstuk 5 werd al gezegd dat het veranderen van gedachten soms kan voelen als een srijd. Je hebt het gevoel voortdurend te moeten vechten tegen de gedachten in je hoofd. Je mag van jezelf immers niet meer onredelijk of negatief denken. Je kunt dan gaan denken: ‘Dat is een verkeerde gedachte!’ en gedachten gaan veroordelen of onderdrukken. Dat kan een heel vermoeiende en stressvolle bezigheid zijn. Als je de tips onder F inderdaad zo ervaart, kunnen de volgende tips, die gebaseerd zijn op de mindfulnesstherapie (zie hoofdstuk 5), je helpen. Het idee van mindfulness is dat je niet tegen je gedachten vecht of ze vervangt door andere gedachten, maar dat je je gedachten er juist
104
laat zijn. Alles wat je denkt is oké. Je doet alleen niet meer automatisch iets met elke gedachte of impuls. Hieronder vind je een stappenplan waarmee je op een mindful manier met stressvolle of onredelijke gedachten om kunt gaan. Stap 1. Accepteer. Houd jezelf als eerste voor dat vanaf nu alles oké is wat je denkt en voelt. Je hoeft geen gevoelens en gedachten meer te onderdrukken of weg te duwen omdat die niet goed zouden zijn. Wat er is, is er gewoon. Probeer dat niet langer te veranderen. Het loslaten van die strijd geeft vaak al een heel stuk ontspanning. Stap 2. Observeer jezelf, zonder iets te doen. Normaliter zetten gevoelens en gedachten aan tot gedrag. Dat geldt ook voor hechtingsproblemen. Zo zorgen wantrouwende gedachten (‘Hij liegt tegen me’) ervoor dat je je afstandelijk of wantrouwend gaat gedragen. Je gelooft de ander niet meer of onderwerpt hem of haar aan een kruisverhoor. Doe nu eens niets. Observeer in plaats daarvan alleen je gevoelens en gedachten, en laat ze voor wat ze zijn. De volgende oefening kan daarbij helpen: Sluit je ogen en stel je voor dat je vanaf een tribune een parade voorbij ziet trekken waarvan de deelnemers borden omhoog houden met daarop jouw belangrijkste wantrouwende of onzekermakende gedachten. Of stel je een rivier voor waarin deze gedachten en gevoelens, gekerfd in houtblokken, voorbijdrijven terwijl je dit vanaf de kant waarneemt. Observeer het alleen maar en denk: ‘Daar komt er weer één voorbij’. Besef dat je gedachten slechts gedachten zijn, niet meer en niet minder. Je bent ze niet, je hébt ze alleen. Oefen je dit geregeld, dan ontstaat er een fenomeen dat ‘cognitieve ontkoppeling’ heet. Je gedachten vallen niet langer samen met jou als persoon, en wekken niet langer een automatische reactie op. Je reageert niet automatisch meer met bijvoorbeeld jaloers gedrag omdat je gedachten hebt die roepen dat je partner liegt. Je laat je niet langer meeslepen door gedachten waarvan je niet weet of ze waar zijn en gevoelens die gebaseerd zijn op ‘oud zeer’ en niets met de realiteit te
105
maken hebben. Van de automatische piloot ga je als het ware over op de handbediening. Je zit weer op de bestuurdersplek van je levensauto, en niet langer passief op de achterbank van een auto die je automatisch het pad ‘hechtingsproblemen’ opstuurt. Nu kun je bewust kiezen voor gedrag dat goed voor je is, of voor je partner en je relatie, ook al heb je een gedachte of gevoel dat je op het andere been wil zetten. Stap 3. Durf te voelen. Het observeren van en stilstaan bij wat je denkt en voelt, kan een confrontatie zijn. Het kan pijnlijk zijn, of je doen schamen of onzeker maken. Veel mensen zijn geneigd negatieve gevoelens dan ook snel weg te drukken. Niemand wil zich immers slecht voelen. Doe dat echter niet. Laat het gevoel er gewoon zijn. Druk je een gevoel weg, dan blijft het namelijk voortdurend terugkomen en kom je er nooit vanaf. Observeer liever je emoties. Je zult vanzelf merken dat, net zoals het vervelende gevoel opkwam, het vanzelf weer wegebt. Het is maar tijdelijk en je kunt het dragen. Dat besef maakt een nare emotie minder belangrijk en minder groot. Je kunt dan immers denken: ‘Vervelend, maar ach, het is zo weer voorbij’. Stap 4. Constructieve actie ondernemen. Zet niet elke emotie of gedachte je meer aan tot negatef gedrag? Dan is er meer ruimte om te kiezen voor die dingen die jouw behoeftes vervullen. Het kan zijn dat je behoefte hebt aan meer zelfvertrouwen, een betere relatie, een minder stressvol leven of meer sociale contacten. Denk er eens over na. Nu je hechtingsproblemen niet meer jouw gedrag en leven bepalen, kun je doelen gaan stellen die jouw behoeftes vervullen. Wie vervolgens een vervuld leven leidt, zal ook minder stressvolle en negatieve (en dus ook minder wantrouwende, onzekermakende of jaloerse) gedachten ervaren. Je bent dan in een positieve spiraal terechtgekomen. Stap 5. Omgaan met terugval. Alhoewel steeds minder vaak, zul je altijd moeilijke momenten houden. Op die momenten kunen hechtingsproblemen weer de kop opsteken. Veroordeel jezelf daar niet om, ook niet als je toch weer terugvalt en moeilijk gedrag vertoont. Veroordeel je
106
jezelf toch (Stomme trut! Heb je het weer gedaan!), veroordeel jezelf dan niet om het feit dat je jezelf veroordeelt. Constateer het gewoon. Op dat moment stijg je weer boven je gedachten en gevoelens uit en voel je weer dat je een keus hebt. Je kunt doorgaan of ophouden. Maak de keus en richt je aandacht weer op constructieve zaken, zoals je werk, je huishouden of je kinderen.
Moeilijk moment? Gedachten en gevoelens die gepaard gaan met hechtingsproblemen, zoals ‘Ik ben niet aantrekkelijk’, ‘Mannen zijn niet te vertrouwen’ of: ‘Hij mag me niet verlaten’ zijn niet altijd even sterk aanwezig. Soms worden ze getriggerd door bijvoorbeeld een (onschuldige) gebeurtenis (je partner staart uit het raam en ziet hoe een aantrekkelijke buurman of -vrouw de vuilnis buitenzet) of door een pijnlijke herinnering die opeens boven komt drijven. Andersom kunnen ook positieve beelden worden getriggerd: je herinnert je een situatie waarin je je sterk voelde, zelfverzekerd of waarin je een heel prettig moment met je partner beleefde. Heb je een moeilijk moment, roep dan bewust dit soort positieve beelden op. Dat voorkomt dat je in negatieve gedachten en gevoelens wegzakt, waardoor je hechtingsproblemen sterker de kop opsteken.
H No g m e e r t i ps v oor om g aan m et rela tiestr e ss Ben je erg emotioneel of gestrest dan is het moeilijk om je hechtingsprobleem aan te pakken. Je kunt vaak niet helder meer nadenken en ook communiceren – zeggen wat je bedoelt en rustig luisteren – kan een probleem worden. Het is dan ook nodig om emoties en stress in goede banen te leiden, alleen dan wel samen met je partner.
107
Worden de emoties en de spanning te groot dan kun je daar op 3 momenten iets aan doen. 1.
Je grijpt in voordat het probleem – bijvoorbeeld je jaloerse bui of terugtrekkende gedrag - zich voordoet. Hoe? Door de situatie te veranderen. Wordt je partner bijvoorbeeld onredelijk jaloers als je in zijn/haar bijzijn naar een bepaald televisieprogramma kijkt, dan kun je bijvoorbeeld besluiten dat het toch niet zo belangrijk is om naar dat programma te kijken en wegzappen, of je kunt bij een vriend gaan kijken. Weet je van jezelf dat je er niet tegen kunt dat je partner naar dat programma kijkt dan kun je bijvoorbeeld een blokje omgaan of een vriendin bellen.
2.
Je grijpt in op het moment dat het probleem zich voordoet. Merk je bijvoorbeeld dat je erg boos wordt trek je dan terug met een boek of ga een blokje om.
3.
Je grijpt in nadat het probleem zich heeft voorgedaan. Ondanks je goede voornemens ben je bijvoorbeeld toch weer heel jaloers of boos geworden. Doe in dat geval voor straf iets aardigs voor je partner: breng hem/haar een ontbijtje op bed of masseer zijn/haar rug. Let wel: Het is dus nooit te laat om iets aan je probleem te doen, ook als je al de fout in bent gegaan kun je nog iets doen.
Om in te kunnen grijpen moet je weten wanneer de emoties en stress te hoog oplopen. Waaraan merk je dat de emoties en spanningen te hoog oplopen? Wat denk, voel of doe je dan? Wat zie je bij je partner gebeuren? Wat merk je aan je lichaam? Krijg je bijvoorbeeld koude handen, buikpijn of een rood hoofd? Begin je je geïrriteerd te voelen, eenzaam of rusteloos? Ga je gejaagd denken of je partner iets slechts toewensen? Loop je weg, pak je een borrel of ga je huilen? Het kan helpen om een lijst te maken van ‘symptomen’ en deze te ordenen op een schaal van 1 tot 10. Welk symptoom geeft aan dat de emoties en spanningen heel hoog oplopen (bijvoorbeeld een 9)?
108
Welke dat de emoties en spanningen middelmatig zijn (bijvoorbeeld een 5)? En welke dat de emoties en spanningen nog maar mild zijn (bijvoorbeeld een 2)? Weet je van jezelf en je partner wanneer de emoties en spanningen te hoog oplopen en waar je dat aan kunt merken of zien, dan weet je ook wanneer het tijd is om in te grijpen. Je kunt bijvoorbeeld besluiten dat de spanning niet hoger op mag lopen dan een 5. Door de symptomen te herkennen weet je wanneer dat punt is bereikt en het tijd is om in te grijpen, bijvoorbeeld als je je partner ziet trillen of als je merkt dat je niet helder meer kunt nadenken. Lopen de emoties en spanningen te hoog op dan zijn er een aantal dingen die je kunt doen. –
Zeg STOP! tegen jezelf. Laat je niet langer meeslepen door oververhitte emoties maar verander onredelijke gedachte in redelijke gedachten (zie punt F). Dat geldt ook als je je erg gespannen of bang voelt omdat je veel piekert. Naast Stop-zeggen kun je piekeren ook verminderen door elke dag een ‘pieker-halfuurtje’ in te lassen, bijvoorbeeld tussen 7.00 en 7.30 uur ‘s avonds. Dan mag je piekeren over alles wat je dwarszit, de rest van de dag is piekeren taboe.
–
Pas de stappen toe onder punt G: oftewel, koppel je gevoelens en gedachten los van je gedrag. Je voelt je mischien wel boos, maar dat betekent niet dat je ook moet gaan schreeuwen of slaan. Doe liever iets anders: ontspan bewust, tel tot 10, drink een glas koud water om af te koelen of ga een blokje om. Zit je midden in een ruzie of gesprek, zeg dan dat je een time-out wilt nemen omdat je eerst tot rust wilt komen. Spreek samen af wanneer je het er dan wel over gaat hebben en neem je time-out. Ondertussen kunnen zowel jij als je partner bedenken wat je elkaar nu precies wilt zeggen en hoe je dat het beste kunt doen.
–
Doe samen iets leuks. Spanning en negatieve emoties verminder je niet alleen door zelf iets anders te gaan doen, je kunt dat ook samen met je partner doen. Vraag jezelf af: Wat kunnen we voor en met elkaar
109
doen om de spanning te verminderen en meer positieve gevoelens te ervaren? Denk aan samen fietsen, klussen, kaarten, koffie drinken, of iets dergelijks. Het voordeel van samen iets doen is dat het een positief effect heeft op je relatie: in plaats van te ruziën ga je samen iets leuks en ontspannends doen. Samen iets doen aan spanning en negatieve emoties is echter alleen mogelijk bij lage tot middelmatige niveaus van spanningen en emoties. Ben je erg boos of gespannen dan kun je het beste (eerst) iets alleen gaan doen om af te koelen.
Eerste hulp bij verlatingsangst 1.
Kom je angst onder ogen. Wie of wat heeft jou zo bang gemaakt? Waarschijnlijk zijn dat maar één of een paar mensen geweest. Besef dat je ‘nu’ leeft en deze angst een ‘oude’ angst betreft.
2.
Visualiseer jezelf immuun. Doe je ogen dicht en stel je voor dat je partner je in de steek laat. Voel je je gestrest en bang, probeer je dan zo goed mogelijk te ontspannen. Doe deze oefening net zo vaak tot het beeld van je partner die weggaat geen spanning meer oproept.
3.
Stop gepieker (zie hiervoor). Ben je bang, dan ga je piekeren. Zeg dan STOP tegen jezelf en ga iets anders doen. STOP zeggen is een effectieve manier om een negatieve gedachtestroom te onderbreken zodat je je weer kunt ontspannen.
4.
Maak een noodplan. Welke emotionele en praktische problemen ontstaan als je partner inderdaad weggaat? Bedenk wat je zou kunnen doen om dat op te lossen en wie je daarbij kan helpen. Heb je een noodplan, dan voel je minder bang.
5.
Ontdek je eigen kracht (punt E). Leer je dat je op eigen benen kunt staan, dan ben je ook niet meer zo bang om verlaten te worden. Volg een assertiviteitscursus of onderneem dingen in je eentje.
110
Eerste hulp bij bindingsangst 1.
Stel je open voor nieuwe ervaringen. Zet je wantrouwenbril af en let op wat anderen wél goed doen en de dingen die bewijzen dat ze wél te vertrouwen zijn. Je zult zien: niet iedereen is slecht.
2.
Bouw de relatie langzaam op. Ontmoet elkaar in eerste instantie niet te vaak, ook al ben je nog zo verliefd. Voer de tijd dat je bij elkaar bent langzaam op. Dat verkleint de kans dat je je benauwd voelt en geeft je de kans langzaam te wennen aan het hebben van een relatie.
3.
Praat. Heb je last van bindingsangst maar wil je toch een vaste relatie, praat er dan over met je partner. Ook over dagelijkse dingetjes praten is goed als je bindingsangst hebt. Je leert dan langzaamaan je hart en leven delen.
4.
Kijk kritisch naar je ideeën (punt F). Neem je opvattingen over anderen onder de loep. Denk je bijvoorbeeld: Andere mensen maken misbruik van je zodra ze gelegenheid krijgen, vraag jezelf dan af: Is het wel redelijk wat ik denk? Overdrijf ik niet? Probeer liever een realistischer gedachte te adopteren, zoals: Misschien is niet iedereen te vertrouwen maar sommige mensen ook wel.
5.
Doe niets met bindingsangst. Je hebt dan wel bindingsangst, maar dat betekent niet dat je je daar ook naar moet gedragen. Koppel angst los van gedrag (zie punt G) en zorg ervoor dat je op een andere manier omgaat met deze angst dan door weg te vluchten van je partner en emotionele intimiteit.
111
Weerstand tegen verandering Zeggen of denken mensen dat ze gemotiveerd zijn om te veranderen, dan is dat nog geen garantie voor succes. Zeggen of denken is iets anders dan doen. Veranderen is namelijk niet altijd even gemakkelijk. Hechtingsproblemen zijn weliswaar negatief maar ook vertrouwd. En je anders gedragen dan je altijd hebt gedaan is niet alleen nieuw, maar kan ook beangstigend en stressvol zijn. Daardoor kun je lang in oude patronen blijven hangen, ook al leveren deze nog zo veel problemen op, voordat je echt durft te veranderen. Veel mensen, vooral mensen met verlatingsangst, hebben bovendien het idee dat ze weinig aan hun gedrag en gevoel kunnen veranderen. Ze zeggen: Als ik eenmaal jaloers ben zie ik alleen nog maar een waas en weet ik niet meer wat ik doe, of: Mijn emoties zijn gewoon te sterk, ik kan er niks aan doen! Voor de omgeving is dat lastig. De persoon met de hechtingsproblemen lijkt immers geen verantwoordelijkheid te (willen) nemen voor zijn/haar gedrag. ‘Ik kan er niks aan doen, het is gewoon sterker dan ik’ is immers een weinig bevredigende verklaring als iemand je blootstelt aan een jaloers kruisverhoor of weer op de ‘vlucht’ slaat. Het gevoel niets aan het eigen gedrag en gevoel te kunnen veranderen komt bij veel mensen voort uit het feit dat ze niet weten hoe ze dat moeten doen. Dit boek of therapie kan dan helpen om meer grip te ervaren op de problemen. Maar sommige mensen blijven ook dan het gevoel houden geen grip te hebben op hun gevoelens en gedrag. Ook al zeggen ze van wel, de vraag is dan of deze mensen wel echt willen veranderen. Het kan zijn dat de ‘baten’ van het hechtingsprobleem nog steeds groter zijn dan de ‘kosten’ ervan. Je kunt met je verlatingsangst bijvoorbeeld je relatie stukmaken (kosten), maar als dat gedrag je onbewust nog steeds een gevoel van veiligheid geeft (baten; omdat je partner bijvoorbeeld niet meer naar anderen durft te kijken), kan het zijn dat je onbewust je
112
destructieve gedrag toch niet bereid bent op te geven. In die gevallen zijn mensen vaak nog niet aan veranderen toe. De situatie moet eerst helemaal uit de hand lopen – de partner wil scheiden, mensen raken opgebrand of depressief – voordat ze daadwerkelijk bereid zijn om te veranderen.
113
7 A d re s s e n e n l i tera t uur
Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) Lunettenbaan 57 3524 GA Utrecht Tel.: 030-25 43 054 E-mail: [email protected] www.vgct.nl Op de website van deze vereniging kun je ook een cognitief gedragstherapeut zoeken bij jou in de buurt. Stichting Emotionally Focused Therapy (EFT) Nederland Postbus 342 4000 AH Tiel Tel: 0344-78 69 16 E-mail: [email protected] www.emotionallyfocusedtherapy.nl Op de website van deze vereniging kun je een EFT-therapeut zoeken bij jou in de buurt.
115
Aanbevolen (zelfhulp)boeken: Bosch, I. (2007). De herontdekking van het ware zelf. Amsterdam: Veen. Dirkx, C. (2009). Beren op de weg, spinsels in je hoofd. Zaltbommel: Thema. Dijkstra, P. (2009). Zelfverzekerd door het leven. Utrecht: Het Spectrum. Dijkstra, P. (2011). Omgaan met ziekelijke jaloezie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Dijkstra, P. (2011). Op dezelfde golflengte. Zaltbommel: Thema. Dijkstra, P. (2012). Mindful connected. Rotterdam: BBNC. Dijkstra, P. & Barelds, D.P.H. (2007). Verhoog je relatie-IQ. Utrecht: Het Spectrum. Schurink, G. (2009). Mindfulness: een praktische training in het omgaan met gevoelens en gewoonten. Zaltbommel: Thema. Ven, J.P. van de. (2010). Omgaan met relatieproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Geraadpleegde literatuur Baldon, A. & Ellis, A. (2002). RET, een andere kijk op problemen. Zaltbommel: Thema. Barelds, D.P.H. (2003). Personality in intimate relationships. Proefschrift, Rijkuniversiteit Groningen. Bartholomew, K. & Horowitz, L. (1991). Attachment styles among young adults: A test of the four category model. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 226-244. Bekker, N.H.J., Bachrach, N. & Croon, M.A. (2007). The relationship of antisocial behavior with attachment styles, autonomy-connectedness, and alexithymia. Journal of Clinical Psychology, 63, 507-527.
116
Bradbury, T. & Fincham, F. (1990). Attributions in marriage: Review and critique. Psychological Bulletin, 107, 3-33. Brassard, A., Shaver, P.R. & Lussier, Y. (2007). Attachment, sexual experience, and sexual pressure in romantic relationships: A dyadic approach. Personal Relationships, 14, 475-493. Brussoni, M.J., Jang, K.L., Livesley, J.W. & MacBeth, T.M. (2000). Genetic and environmental influences on adult attachment styles. Personal Relationships, 7, 283-289 Cassidy, J. & Shaver, P.R. (2002). Handbook of attachment: theory, research, and clinical applications. New York: The Guilford Press. Ceglian, C.P. & Gardner, S. (1999). Attachment style: A risk for multiple marriages? Journal of Divorce & Remarriage, 31, 125-139. Collins, N. L. & Feeney, B. C. (2000). A safe haven: Supportseeking and caregiving processes in intimate relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 6, 1053-1073. Collins, N. L. & Read, S. J. (1990) Adult attachment, working models and relationship quality in dating couples. Journal of Personality and Social Psychology, 58, 4, 644-663. Conde, A., Figueiredo, B. & Bifulco, A. (2011). Attachment style and psychological adjustment in couples. Attachment & Human Development, 13, 271-291. Davila, J., Karney, B. R. & Bradbury, T. N. (1999). Attachment change processes in the early years of marriage. Journal of Personality and Social Psychology, 76, 783-802. Davis, D., Shaver, P.R. & Vernon. M.L. (2004). Attachment style and subjective motivations for sex. Personality and Social Psychology Bulletin, 30, 1076-1090. DeWall, N.C. et al. (2011). So far away from one’s partner, yet so close to romantic alternatives: Avoidant attachment, interest in alternatives, and infidelity. Journal of Personality and Social Psychology, 101, 1302-1316.
117
Domingue, R. & Mollen, D. (2009). Attachment and conflict communication in adult romantic relationships. Journal of Social and Personal Relationships, 26, 678-696. Doumas, D.M., Pearson, C.L., Elgin, J.E. & McKinley, L.L. (2008). Adult attachment as a risk factor for intimate partner violence: The ‘mispairing’ of partners’ attachment styles. Journal of Interpersonal Violence, 23, 616-634. Downey, G. Freitas, A.L. Michaelis, B. & Khouri, H. (1998). The self-fulfilling prophecy in close relationships: Rejection sensitivity and rejection by romantic partners. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 2, 545-560. Ennis, E. Vrij. A. & Chance, C. (2008). Individual differences and lying in everyday life. Journal of Social and Personal Relationships, 25, 105-118. Finzi, R., Cohen, O. & Ram, A. (2000). Attachment and divorce. Journal of Family Psychotherapy, 11, 1-20. Fincham, F.D. & Bradbury, T.N. (1992). Assessing attributions in marriage: The relationship attribution measure. Journal of Personality and Social Psychology, 62, 457-468. Fjorback, L.O. Arendt, M., Ornbol, E. Fink, P. & Walach, H. (2011). Mindfulness‐Based Stress Reduction and Mindfulness‐Based Cognitive Therapy—A systematic review of randomized controlled trials. Acta Psychiatrica Scandinavica, 124, 102-119. Fraley, C.R. Vicary, A.M., Brumbaugh, C.C. & Roisman, G.I. (2011). Patterns of stability in adult attachment: An empirical test of two models of continuity and change. Journal of Personality and Social Psychology, 101, 974-992. Gillath, O. Hart, J. Noftle, E.E. & Stockdale, G.D. (2009). Development and validation of a state adult attachment measure (SAAM). Journal of Research in Personality, 43, 362-373.
118
Goerlich, K. (2012). Feelings with no name. In search of a neural basis for alexithymia. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. Guerrero, L.K. Farinelli, L. & McEwan, B. (2009). Attachment and relational satisfaction: The mediating effect of emotional communication. Communication Monographs, 76, 487-514. Hazan, C. & Shaver, P. (1997). Romantic love conceptualized as an attachment process. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 511-524. Holmes, B.M. & Johnson, K.R. (2009). Adult attachment and romantic partner preference: A review. Journal of Social and Personal Relationships, 26, 833-852. Impett, E A. & Peplau, L. A. (2002). Why some women consent to unwanted sex with a dating partner: Insights from attachment theory. Psychology of Women Quarterly, 26, 360-370. Jones, K.C. Welton, S.R., Oliver, T.C. & Thoburn, J.W. (2011). Mindfulness, spousal attachment, and marital satisfaction: A mediated model. The Family Journal, 19, 357-361. Kane, H.S. et al. (2007). Feeling supported and feeling satisfied: How one partner’s attachment style predicts the other partner’s relationship experiences. Journal of Social and Personal Relationships, 24, 535-555. Keelan, P.J.R. Dion, K.K. & Dion, K.L (1998). Attachment style and relationship satisfaction: Test of a self-disclosure explanation. Canadian Journal of Behavioural Science/Revue canadienne des sciences du comportement, 30, 24-35. Kemner, C. (2011). Het sociale brein van baby’s. Amsterdam: Balans. Klohnen, E.C. & Luo, S. (2003). Interpersonal attraction and personality: What is attractive: self similarity, ideal similarity, complementarity, or attachment security? Journal of Personality and Social Psychology, 85, 706-722.
119
Kuijpers, K.F., Knaap., L.M. van der & Winkel, F.W. (2012). Risk of revictimization of intimate partner violence: The role of attachment, anger and violent behavior of the victim. Journal of Family Violence, 27, 33-44. Martin, M.A., Paetzold, R.L. & Rholes, S.W. (2010). Adult attachment and exploration: Linking attachment style to motivation and perceptions of support in adult exploration. Basic and Applied Social Psychology, 32, 196-205. Mikulincer, M. (1998). Adult attachment style and individual differences in functional versus dysfunctional experiences of anger. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 2, 513-524. Murray, S.L. Holmes, J. & Griffin, D.W. (1996). The benefits of positive illusions: Idealization and the construction of satisfaction in close relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 79-98. Polek, E., Oudenhoven, J.P. van & Berge, J.M.F. ten (2008). Attachment styles and demographic factors as predictors of sociocultural and psychological adjustment of Eastern European immigrants in the Netherlands. International Journal of Psychology, 43, 919-928. Schmitt, D.P. et al. (2004). Patterns and universals of adult romantic attachment across 62 cultural regions: Are models of self and of other pancultural constructs? Journal of Cross-Cultural Psychology, 35, 367-402. Simpson, J.A. & Rholes, S.W. (1998). Attachment and close relationships. New York: The Guilford Press. Simpson, J.A., Rholes, W.S., & Nelligan, J.S. (1992). Support seeking and support giving within couples in an anxiety-provoking situation: The role of attachment styles. Journal of Personality and Social Psychology, 62, 434-446.
120
Solomon, M.F. (2009). Attachment repair in couples therapy: A prototype for treatment of intimate relationships. Clinical Social Work, 37, 214-223. Sprecher, S. & Fehr, B. (2011). Dispositional attachment and relationship-specific attachment as predictors of compassionate love for a partner. Journal of Social and Personal Relationships, 28, 558-574. Thoomes-Vreugdenhil, A. (2006). Behandeling van hechtingsproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Wagenaar, K. & Quene, H. (2008). Emotion focused therapy. In: A. Savenije, J. van Lawick, & E. Reijmers (Eds.), Handboek systeemtherapie. Utrecht: Tijdstroom. Wessels, R. & Barelds, D.P.H. (2009). Overeenkomsten of veiligheid: De invloed van hechtingsstijlen op de partnerkeuze. Bachelor scriptie, Rijksuniversiteit Groningen. Widenfeldt, B. van & Schaap, C. (2011). Protocollaire behandeling van paren met relatieproblemen. In: G. Keijsers, A. van Minnen & K. Hoogduin (Eds.), Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten, deel 2 (pp 499-548). Amsterdam: Boom. Zeifman, D. & Hazan, C. (1997). Attachment: The bond in pair-bonds. In: J.A.Simpson & D.T. Kenrick (Eds.), Evolutionary social psychology (pp. 237-263). Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates.
121
Ove r d e au te u r
Dr. Pieternel Dijkstra (1969) studeerde psychologie (cum laude) en promoveerde in 2001 aan de Rijksuniversiteit Groningen op onderzoek naar jaloezie. Zij is momenteel werkzaam als zelfstandig psychologe, schrijfster, onderzoekster en docent. Naast vele wetenschappelijke artikelen over onder meer partnerrelaties, schreef zij populairpsychologische boeken over de liefde, jaloezie, verlegenheid, geluk, en lichaamsbeeld, alsmede vele artikelen voor populaire bladen zoals Libelle, Psychologie Magazine en Flair. Daarnaast is ze hoofddocent van verschillende opleidingen toegepaste psychologie.
123
Re e d s v e r s c h e n e n t i t el s
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Joke Kragten, Leven met een manisch-depressieve stoornis, ISBN 978 90 313 3432 2 Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een paniekstoornis, ISBN 978 90 313 3561 9 Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een dwangstoornis, ISBN 978 90 313 3562 6 Ed Berretty, Leven met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis, ISBN 978 90 313 3877 1 Joke Kragten, Leven met een sociale fobie, ISBN 978 90 313 3878 8 J. Hoevenaars, Leven met een fobie, ISBN 978 90 313 3911 2 Y. Meesters, Leven met een winterdepressie, ISBN 978 90 313 3912 9 Ed Berretty en Kees Korrelboom, Leven met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, ISBN 978 90 313 4091 0 Sjef Peeters en Karel Klumpers, Leven met assertiviteitsproblemen, ISBN 978 90 313 4193 1 Jenny Palm, Leven na een beroerte, ISBN 978 90 313 4200 6 Joke Kragten, Leven met een depressieve stoornis, ISBN 978 90 313 3981 5 Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een piekerstoornis, ISBN 978 90 313 4320 1 Alexandra de Bruijn-Kofman, Leven met chronische pijn, ISBN 978 90 313 4273 0 Ard Nieuwenbroek en Piet Gieles, Omgaan met rijexamenangst,
125
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
126
ISBN 978 90 313 4345 4 Martin Appelo, Leven met een psychotische stoornis, ISBN 978 90 313 3979 2 Pieternel Dijkstra, Omgaan met ziekelijke jaloezie, ISBN 978 90 313 4384 3 Tom Mutsaerts, Gezond omgaan met gewoontes, ISBN 978 90 313 4451 2 Ed Berretty, Leven met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, ISBN 978 90 313 4581 6 Josephine Giesen-Bloo, Leven met een borderline persoonlijkheidsstoornis, ISBN 978 90 313 3563 3 Peter Daansen, Leven met obesitas, ISBN 978 90 313 4392 8 Pieternel Dijkstra, Omgaan met hechtingsproblemen, (tweede, herziene druk) ISBN 978 90 313 9186 8 Jan van den Berg, Cindy Boon en Laura van Bergen, Omgaan met rijangst, ISBN 978 90 313 4474 1 Jean-Pierre van de Ven, Omgaan met relatieproblemen, (tweede, herziene druk) ISBN 978 90 313 8598 0 Agnes Scholing en Pascal Wolters, Leven met een antisociale persoonlijkheid, ISBN 978 90 313 4476 5 Jolien Fox en Mieke Zinn, Leven met een alcoholprobleem, ISBN 978 90 313 4393 5 Martin Appelo en Kees Korrelboom, Leven met identiteitsproblemen, ISBN 978 90 313 4808 4 Jan van den Berg, Marieke Krämer en Laura Grootaarts, Omgaan met hoogtevrees, ISBN 978 90 313 4629 5 Martine Delfos en Marijke Gottmer, Leven met autisme, (derde, herziene druk) ISBN 978 90 313 9182 0 Sandra van Gameren, Leven met een psychisch zieke ouder, ISBN 978 90 313 4831 2 Alexandra de Bruijn-Kofman, Leven met chronische hoofdpijn, (tweede, bijgewerkte druk) ISBN 978 90 313 8282 8
31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Omgaan met studiefaalangst, ISBN 978 90 313 4914 2 Arnold van Emmerik en Ed Berretty, Leven met een trauma, ISBN 978 90 313 4955 5 Jaques van Lankveld, Omgaan met een seksueel probleem, ISBN 978 90 313 5067 4 Anita Jansen en Hermien Elgersma, Leven met een eetstoornis, ISBN 978 90 313 5018 6 Sjef Peeters, Leven met angst voor ernstige ziektes, ISBN 978 90 313 4627 1 Bart Verkuil en Arnold van Emmerik, Omgaan met stress en burnout, ISBN 978 90 313 4391 1 Jaap Spaans, Omgaan met chronische vermoeidheid ISBN 978 90 313 5223 4 Frans Hoogeveen, Leven met dementie, ISBN 978 90 313 5087 2 Jean-Pierre van de Ven, Omgaan met een scheiding, ISBN 978 90 313 6186 1 Fiona Kat, Maura Beenackers en Willemijn ter Brugge, Leven met ADHD, ISBN 978 90 313 6924 9 Gerard Kerkhof, Marieke de Gier en Marthe Sernee, Omgaan met slapeloosheid, ISBN 978 90 313 7805 0 Corine Dijk, Arnold van Emmerik en Peter de Jong, Omgaan met bloosangst, ISBN 978 90 313 8399 3 Astrid Bok en Jan Houtveen, Omgaan met onverklaarde lichamelijke klachten, ISBN 978 90 313 9002 1
127