162 78 67MB
Dutch Pages 232 [233] Year 2008
AUP-Huizinga ABC:AUP/12,5 x 20 ABC
31-03-2008
14:19
Pagina 1
De taalwetenschapper en Sanskritist Johan Huizinga (1872-1945) geldt als de belangrijkste historicus die Nederland in de twintigste eeuw heeft voortgebracht, vooral dankzij zijn studies Herfsttij der middeleeuwen en Homo ludens. Daarnaast betoonde hij zich met zijn boek In de schaduwen van morgen (1935) ook een invloedrijk cultuurcriticus van zijn eigen tijd. Dat hij in de jaren dertig als een zeer serieuze kandidaat voor de literaire Nobelprijs werd beschouwd, laat zien hoezeer hij excelleerde in de compositie en zeggingskracht van zijn interpretaties en opvattingen. ‘Een klassiek schrijver, die binnen Nederland alleen concurrentie krijgt van schrijvers als Multatuli, Couperus, Elsschot en Hermans.’– Willem Otterspeer De reeks Athenaeum Boekhandel Canon verschijnt in samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en Amsterdam University Press. Voor meer informatie over de reeks zie www.aup.nl/aaa-serie en www.athenaeum.nl.
J. Huizinga Homo ludens
Naast zijn (cultuur)historische werken en zijn biografieën heeft Huizinga zich vooral tegen het eind van zijn leven aan algemene culturele beschouwingen gezet. Als een van de hoogtepunten van die cultuurwetenschappelijke arbeid geldt de uit 1938 stammende studie Homo ludens. Daarbij ging het hem niet om de betekenis van het spel als cultuurverschijnsel, maar om het ‘ludieke’ als wezenlijk kenmerk van de menselijke beschaving. Dat kenmerk werkt hij uit in beschouwingen over bijvoorbeeld taal, rechtspraak, oorlogvoering, filosofie, kunst en sport. Huizinga toont op briljante en onnavolgbare wijze dat de homo sapiens die wij zijn in wezen tevens een homo ludens is en dat altijd is geweest.
J. Huizinga
Homo ludens Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur met een voorwoord van willem otterspeer
Deze uitgave is mede tot stand gekomen in samenwerking met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl). Zie www.dbnl.org.
Amsterdam University Press
3 a
Amsterdam Academic Archive
9 789089 640031
Athenaeum Boekhandel Canon
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
homo ludens
20-03-2008
14:06
Pagina 1
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
De reeks Athenaeum Boekhandel Canon verschijnt in samenwerking tussen Athenaeum Boekhandel en Amsterdam University Press. Voor meer informatie over de reeks zie www.aup.nl/aaa-serie en www.athenaeum.nl.
14:06
Pagina 2
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
J. Huizinga
Homo ludens Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur met een voorwoord van willem otterspeer
Athenaeum Boekhandel Canon
14:06
Pagina 3
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
Voor deze editie van Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur is gebruik gemaakt van de druk uit 1950, uitgegeven in de bundel J. Huizinga, Verzamelde werken 5 door H.D. Tjeenk Willink & Zoon n.v. te Haarlem Omslagontwerp: René Staelenberg, Amsterdam isbn 978 90 8964 003 1 nur 694 © 2008 Erven J. Huizinga c/o Amsterdam University Press, Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 kb Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Pagina 4
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
de speelse mens In 1972, in een lezing op het grote Groningse Huizinga-congres, deed Ernest Gombrich de suggestie dat Huizinga’s biografie over Erasmus een vorm van zelfkritiek was. ‘Somehow the great humanist aroused in him all the ambivalent feelings that sprang from a life-long fight against the temptations of cultured aestheticism.’ De beleefde suggestie van Gombrich was om Lof der zotheid te vergelijken met Homo ludens, omdat men via de overeenkomst van die boeken wel eens veel over Huizinga aan de weet zou kunnen komen. Zelf heeft Huizinga een mogelijke identificatie met Erasmus ontkend. In Mijn weg tot de historie, de autobiografische aantekeningen die hij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op papier zette, schreef hij: ‘Ten aanzien van mijn Erasmusbiografie hebben sommigen wel gemeend: hierin heeft de schrijver nu inderdaad zichzelf gegeven. Voor mij zelf heb ik dat oordeel altijd als volstrekt onjuist verworpen. Zoo groot als mijn bewondering voor Erasmus is, zoo gering is mijn sympathie.’ Dat neemt niet weg dat Erasmus in Homo ludens de rol van kroongetuige heeft. ‘Erasmus, hoe straalt de stemming van het spel uit zijn gansche wezen uit!’ In zijn rectorale oratie van 1933, waarin het voor het eerst over het thema zelf reflecteerde, ‘Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur’, noemt Huizinga het spel ‘een categorie die alles verslindt, zooals de Dwaasheid, toen zij zich belichaamd had voor Erasmus’ geest, koningin der gansche wereld moest worden.’ In Homo ludens zelf komt hij op die vergelijking terug. Ook hier verbindt hij het spel met de dwaasheid, nu om te preciseren dat de notie zelf buiten de tegenstelling wijsheiddwaasheid lag. ‘Toch heeft ook het begrip dwaasheid wel moeten dienen, om de groote scheiding der levensstemmingen uit te drukken. In het laat-middeleeuwsche spraakgebruik dekte het woordenpaar folie et sens vrijwel onze onderscheiding spel en ernst’, ‘until Erasmus’, voegde hij er zelf in de Engelse vertaling aan toe, ‘in his Laus Stultitiae showed the inadequacy of the contrast.’ Ook in zijn Erasmusbiografie beklemtoont Huizinga dat de Lof der Zotheid de speldrift bij uitnemendheid belichaamt. ‘Wie het spel des levens de maskers afrukt, wordt eruit gesmeten. [...] Verkeerd doet hij, die zich niet voegt naar het bestaande, en eischt dat het spel geen spel meer zal zijn.’ Huizinga bewondert vooral de virtuositeit waarmee Erasmus zijn
Pagina 5
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
twee thema’s door elkaar weefde, ‘dat van de heilzame dwaasheid, die de ware wijsheid is, en dat van de gewaande wijsheid, die louter dwaasheid is. Aangezien beide gezongen worden door Dwaasheid, zou men ze beide moeten omkeeren, om de waarheid te verkrijgen, wanneer niet Dwaasheid ... wijsheid was. Nu is het duidelijk, dat het hoofdthema in het eerstgenoemde ligt. Daarvan gaat Erasmus uit, daarheen keert hij terug. Slechts in het middengedeelte, de revue der menschelijke kundigheden en waardigheden in hun algemeene dwaasheid, neemt het tweede thema de overhand, en wordt het geschrift een gewone satire, zooals er zoovele zijn, zoo ook weinige even fijn. In de andere gedeelten is de Lof iets veel diepers dan zulk een satire.’ Vrijwel hetzelfde kan gezegd worden van Homo ludens. Ook hier dezelfde tweedeling. Het spel zoals Huizinga dat ziet draagt het contrast ten diepste in zich. Het wordt zelfs gedefinieerd als een contrast, als nieternst. Tegelijk is er sprake van ‘een vèrgaande contaminatie van de geestelijke waarden’ van spel en ernst. Spel en ernst slaan voortdurend in elkaar om. Het spel verliest zijn kwaliteit van zelfstandigheid en onbevangenheid en wil voor ernst gelden. Tegelijk ziet men ernstige technische en economische bezigheden in het gebied van het spel betrokken. ‘Spel,’ zegt Huizinga, ‘is een categorie, die alles verslindt, zooals de Dwaasheid, toen zij zich belichaamd had voor Erasmus’ geest, koningin der gansche wereld moest worden.’ Een belangrijk raakvlak tussen Lof der Zotheid en Homo ludens is de functie van de spelregels. Zowel Erasmus als Huizinga willen duidelijk maken dat wie de regels overtreedt, meer dan een spelletje bederft. Je speelt óf mee óf je laat je beleefd bedriegen. Getuigt dat dan niet van dwaasheid? vraagt Stultitia zich af. ‘Dat zal ik niet ontkennen,’ is haar antwoord. Als men maar toegeeft ‘dat zó nu eenmaal de komedie van het leven gespeeld wordt.’ Ook in Huizinga’s notie van het spel gaat het onderscheid tussen het geloofde en het geveinsde teloor. Hij gaat zelfs zo ver dat hij onderscheid maakt tussen vals spelen en spel breken. De valsspeler veinst nog steeds het spel te spelen. ‘Hij blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf.’ Er is een verschil tussen vals spelen en spel breken. En dat verschil kunnen we alleen zien als we de verhouding van spel en ernst omdraaien. Een befaamd politiek denker uit de tijd van Huizinga, Carl Schmitt,
Pagina 6
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
enige tijd de hoftheoreticus van Hitler, noemde de oorlog ‘der Ernstfall’. Hij baseerde zijn politieke theorie op het fundamentele onderscheid tussen vriend en vijand. Oorlog was slechts de uiterste consequentie van dat onderscheid. Huizinga draaide de redenering om. Niet de oorlog was een ernstig ding – veeleer een dwaasheid – maar het gewone dagelijkse leven en men moest er ernst mee maken door te spelen, dat is de regels van het spel te koesteren. Alleen zo kon men zich bevrijden van wat hij de ‘toverkluister’ van het spel noemde. Niet de oorlog is ‘der Ernstfall’ maar de vrede, niet het spel als zodanig is het thema maar de regels ervan, of liever de ethiek ervan. De moderne kritiek op het boek heeft juist op dit punt zijn bezwaren. Drie van de mooiste reacties op Homo ludens, de al genoemde lezing van Gombrich en de essays die George Steiner en Umberto Eco vooraf deden gaan aan de Engelse (1970) respectievelijk Italiaanse (1973) vertaling van dat boek waren het op één cruciaal punt met elkaar eens: Huizinga zou geen begrip gehad hebben voor het idee spelregel. Of men het nu beziet vanuit de ethologie zoals Gombrich deed, vanuit de wiskunde van het spelgedrag zoals Steiner of het structuralisme zoals Eco, hun kritiek kwam erop neer dat Huizinga, door de poging het spel met behulp van de ethiek te verlaten, juist meer in haar ban gevangen bleef. Zij verwijten Huizinga wel over spel geschreven te hebben, maar niet over spelregels. Had hij dat wel gedaan, zo is de veronderstelling van zijn critici, dan zou hij geconstateerd hebben dat wat hij, Huizinga, als spelbederf zag, nog wel degelijk onderworpen was aan de spelstructuur. De gevoelige estheet, zegt Eco – en we horen de echo van Gombrich en vele andere ook Nederlandse critici – die in staat was het spelmoment te vatten in de wreedheid van de Sfinx, die degene die tekort schiet de dood injaagt, slaagde er niet in om het ook te zien in de wreedheid van de contemporaine dictatuur die haar dissidenten ter dood brengt. Dat houdt in, schrijft Eco, dat Huizinga het idee dat hij verkondigt toch niet echt aanvaard heeft: dat het spel behalve ernstig ook verschrikkelijk en tragisch kan zijn. Wat opvalt is dat die kritiek wel degelijk over moraal gaat. Volgens zijn critici roept Huizinga de moraal op om te zeggen dat het spel uit is. Zijn critici zoeken de moraal in het spel zelf. Want het is juist in die regels, juist door ze vrij te maken van elke concrete inhoud, dat het moment ligt waarin de cultuur haar vormen in conditie houdt. Juist los van die
Pagina 7
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
20-03-2008
14:06
inhoud kan men het spel als spel herkenen, oefenen en vervolmaken. ‘En dus is het spel,’ zo concludeert Eco, ‘moment van sociaal welzijn, het moment van de grootste functionaliteit, waarin de samenleving, om het zo maar eens uit te drukken, even de motor vrij laat lopen om de bougies te reinigen, verzuipen te voorkomen, de cilinders warm te laten worden, de olie te laten circuleren en alles even te controleren. Het spel is dus het moment van de grootste en meest verantwoordelijke ernst.’ Het is goed gevonden, maar ik vraag mij af of het waar is. Wat Huizinga probeerde was wel degelijk de morele criteria waar hij op uit was in het spel zelf te zoeken. Hij begint weliswaar met wat hij noemt ‘de diepe aesthetische hoedanigheid van het spel’, maar hij transformeert die in ethische: ‘Wat stijl heet in het aesthetische, heet in het ethische orde en trouw.’ Als hij dus een beroep doet op deze criteria om bepaalde verschijnselen als spelbreuk te karakteriseren, blijft hij binnen de grenzen van het spel. Het onderscheid ligt bij Huizinga dan ook niet zozeer tussen spelen en niet spelen als wel tussen spelen en gespeeld worden. Het evenwicht dat Huizinga zocht tussen kunst en wetenschap en tussen esthetiek en ethiek had in laatste instantie te maken met de overtuiging dat men zichzelf niet zo belangrijk moest maken maar zich moest voegen naar het spel van de cultuur. ‘Niet in de verzaking der cultuur maar in die van het eigen ik ligt de bevrijding,’ zei hij in 1915 bij het aanvaarden van zijn Leidse professoraat. Cultuur gaat om regels, niet om onze eigen uitzondering, om trouw, niet om ons eigen belang. Willem Otterspeer
Pagina 8
voorwerk Huizinga ABC:voorwerk4 Vestdijk ABC
10-04-2008
11:00
inhoudsopgave
Voorrede – Inleiding
26
I
Aard en beteekenis van het spel als cultuurverschijnsel
28
II
Conceptie en uitdrukking van het begrip spel in de taal
56
III Spel en wedijver als cultuurscheppende functie
74
IV Spel en rechtspraak
105
V
Spel en krijg
117
VI Spel en wijsheid
134
VII Spel en poezie
148
VIII De functie der verbeelding
166
IX Spelvormen der wijsbegeerte
177
X
189
Spelvormen der kunst
XI Beschavingen en tijdperken sub specie ludi
205
XII Het spel-element der hedendaagsche cultuur
227
Pagina 9
HOMO LUDENS PROEVE EENER BEPALING VAN HET SPEL-ELEMENT DER CULTUUR
Uxori carissimae
VOQRREDE - INLEIDING Toen wij men5chen niet zoo vcrstandig bleke,n 'lIS een blijder ccuw in haar vereering van de Rede ons gewaand had, heeft men als henaming van ollze 500rt naast homo sapiens die van homo Jaber, de menschmaker, gesteld. De term was minder treA'end dan de cerste, wantJaber is ook menig dier. Wat van maken gddt, gddt ook ,'an spclen: tal van dieren spelen. Toch schijnt mij homo iudcns, de spelende mensch. cen even cssentiecle functie aan te duiden 'lIs het maken, en nust homoiaber cen plaats te verdienen.
Het is al cen oude gedachte die getuigt, dat bij doordenken tot den bodem van ODS kenncn alie mensche!ijk handclen slechts cen spelcn schijnt. Wie aan deze metaphysische conclusie genoeg heeft, moet dit boek niet lezen. Mij schijnt zij geen reden, om de onderscheiding van het spel als een eigen factor in al wat in de wereld is, te latcn varen. Sinds langen tijd ben ik steeds stelliger tot de overtuiging gekomen, dat menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel. Van 1903 af zijn er sporen van dit inzicht in mijn geschriften aan te treffen. In 1933 wijdde ik aan (lit onderwerp mijn oratie als Rector der Leidsche Universiteit, onder den tite!: OYer de srenun Yan spel en ernst in de cultuur 1. Tacn ik vervolgens deze redc twce maal nieuw bewerkte, eerst voor een voordracht te Zurich en te Weenen (1934), daama voor een in Landen (! 937), gaf ik er den tite! aan: Dos Spieldement det Kulwr, The Plo'y Element cjCIJlture. Beide malen corrigeerden mijn gastheeren: - in dcr Kultur, - in Culture, en telkens weer schrapte ik de praepositie en herstelde den genitief. Immers het was voor mij niet de vraag, welke plaats het spe! temidden van de overige cultuurverschijnselen inneemt, maar in hoeverre de cultuw: zdf spelbrakter draagt. Het was er mij am te doen, - en het is het oak in deze uitgewerkte studic, - het begrip spe!, als ik het zoo mag uitdrukken, tc intcgreercn in dat dcr cultuur. '" H. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., Haarlem '9>1-0 3. 1 Haarlem, Tjeenk Willink, 1933. [Verz.melde werken V, p. 3 vg.J
"
Spd wordt ilkI' opg(·.vat ab ecn cultulI .. v"rsc:hijn"d, nkt of nkt in ('(:I'st,~ plaats als cen hiologischc. fundi", en b"b,nddd md de middden van C.l:" cult.lIurw"t(,n,chappdijk denhn. Metl ,..ill bmllerkclI, ,t1t ik mij van opnkuw ill volle hacht L.lt:en gddcn , l~1\ :l.oowd (len persoon als cI(~ mi\~Ra.'~ m\~(·.!1h. ~(~ p(·.n in .wicht, zond.,r ,,n d.n llIysLisdu) wijshcid, Wallncel' (""slott" 6(:11 op d" vra"g, wit: hd skciltst gcantwoord h"d't, lIilSptauk doet: d" cen nog ,ICc-iller J.,I ,k "nder, hed't hij 11l\der aardc i, he,luten en lw,kkto" MC!1 h~"ft hkr naar nlijn mccning nkt te d'H:n mct ccn opzettdijke versicring van den tekst uit cen sped$chcnilwal, l11a"r met het /(:it, dat de r""hl,l'ormulcmll v~.I·s(Ohillp~. beddHpqak, l()ute\' (:(:n (>nma('.ht van d')ll ge~.st. Todl i ~ het Ill) wijsheid, waal'toe Plato gckomcn was, toen hij dell mensch celi spec!t\Jig