Contact! Nederlands voor anderstaligen 1. Leerwordenlijst [PDF]

  • Commentary
  • 1596286
  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Leerwoordenlijst Leerwoordenlijst Uitleg leerwoordenlijst per les In deze lijst staan de leerwoorden uit het tekstboek. In de woordenlijst bij het tekstboek zijn deze woorden vetgedrukt. De woorden staan in de volgorde zoals ze in het tekstboek staan en zijn onderverdeeld per hoofdstuk (1, 2, 3, …), deel (A, B, C), oefeningnummer (1, 2, 3, …) en oefeningletter (a, b, c, …). U kunt ook zien of een woord voorkomt in een luisterfragment, een kopieerblad, een notitieblaadje, het overzicht of bij uitspraak. Alle woorden worden in de context vertaald. (adv.) = adverb (s.v.) = separabel verbum

f = vrouwelijk m = mannelijk

Bij de verbumvormen van regelmatige verba in het presens staan in hoofdstuk 1 het subject en de infinitief, bijvoorbeeld: de docent begroet (begroeten) the teacher greets (to greet) Vanaf hoofdstuk 2 wordt alleen de infinitief gegeven, bijvoorbeeld: zien

to see

De verbumvormen van onregelmatige verba worden bij alle hoofdstukken gegeven waarin ze voor het eerst voorkomen, bijvoorbeeld: het museum gaat open (opengaan s.v.) the museum opens (to open) haar vinger is gebroken (breken) her finger broke (to break) Explanation of this wordlist for each lesson This list includes the words that should be memorized. These words are printed in bold in the book "woordenlijst". The words are listed in the order they appear in the textbook and are divided in chapters (1, 2, 3, …), parts (A, B, C), section numbers (1, 2, 3, …) and section letters (a, b, c, …). Words from the listening comprehension, photocopiables, memos, overviews and pronunciation sections are also included. The translation is based on the context of the text. (adv.) = adverb (s.v.) = separable verb

f = female m = male

The present tense of regular verbs in Dutch are listed with the subject and the infinitive in chapter 1. e.g. de docent begroet (begroeten) the teacher greets (to greet) From chapter 2 onward, only the infinitive is used. e.g. zien

to see

Dutch irregular verbs are listed in the chapter in which they first occur. e.g. het museum gaat open (opengaan s.v.) the museum opens (to open) haar vinger is gebroken (breken) her finger broke (to break)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

1

Leerwoordenlijst Nederlands

Engels

Hoofdstuk 1

Waar komt u vandaan?

Eigen taal

Where are you from?

Deel A

Hoe heet u?

What’s your name?

1A1 een nieuwe (nieuw) de klas (de klassen)

a new class

1A1a de docente (de docentes) de docente begroet (begroeten) de de cursisten (de cursist) in bekijk (bekijken) luister (luisteren) luisteren naar naar wie wie is (zijn) aanwezig de naam (de namen) het land (de landen)

teacher the teacher greets (to greet)

the students in look at (to look at) listen (to listen) to listen to to who who is (to be) present name country

Transcriptie goedemorgen ik ik ben (zijn) jullie ik wil (willen) eerst (adv.) graag (adv.) weten jullie jullie zijn (zijn) hoe u heet (heten) Hoe heet je/u? u ik kom (komen) uit komen uit dus mijn ik spreek (spreken) ook beetje een beetje het Nederlands en u bent (zijn) Aziz is (zijn) je de voornaam (de voornamen) of de achternaam (de achternamen) ik heet (heten) wat uw welke (welk) de talen (de taal) u spreekt (spreken)

2

good morning I I am (to be) your I want, would like (to want) first would like to know you you are (to be) what name What is your name? you I come (to come) from to come from so my I speak (to speak) also bit a bit Dutch and you are (to be) Aziz is (to be) your first name or last name my name is what your which languages you speak (to speak)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst nog meer sorry alleen (adv.) de meneer goed (adv.) de mevrouw ik mis (missen) nog iemand maar de roepnaam (de roepnamen) nou allemaal bedankt we zullen (zullen) we elkaar nu met je niet niet meer dan we beginnen (beginnen) de les (de lessen)

other sorry only Sir well Madam I am missing (to miss) still someone but given name well all of you thank you we shall (shall) we each other now with you not not any more then we will begin (to begin) lesson

1A1b de keer (de keren) nog een keer hoort u? (horen) juiste (juist) het woord (de woorden) het voorbeeld (de voorbeelden) hallo

time one more time do you hear? (to hear) correct word example hello

1A1c het je wilt (willen) de nationaliteit (de nationaliteiten) van kun je? (kunnen) zeggen de vraag (de vragen) het antwoord (de antwoorden) waar Waar kom je vandaan? vandaan komen heb je? (hebben) u komt (komen) u hebt (hebben)

the you want, would like (to want)

nationality of can you (can) to say question answer where Where do you come from? to come from do you have? (to have) (do) you come (to come) (do) you have (to have)

1A2 kijk (kijken) kijken naar de oefening (de oefeningen) Nederland de Nederlander (de Nederlanders) de Nederlandse (de Nederlandsen)

look (to look) to look at exercise the Netherlands Dutchman Dutch woman

1A3 hij

he

hij spreekt (spreken)

he speaks (to speak)

zij

she

zij komt (komen)

she comes (to come)

de rest volgende (volgend)

rest following

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

3

Leerwoordenlijst 1A4 vraag (vragen) vragen naar

ask (to ask) to ask for

1A5 dit want de moeder (de moeders) de vader (de vaders) hij is geboren het is (zijn) internationale (internationaal) de familie (de families) de vriend (de vrienden) zijn haar

this because mother father he was born it is (to be) international family friend his her

1A6a lees (lezen) de tekst (de teksten) andere (ander) ik woon (wonen) wonen in ik heb (hebben) dubbele (dubbel)

read (to read) text other I live (to live) to live in I have (to have) double

1A6b geef (geven) antwoord geven op ze heet (heten) ze ze komt (komen) ze spreekt (spreken) hij komt (komen) ze is (zijn)

give (to give) to answer her name is she she comes (to come) she speaks (to speak) he comes (to come) she is (to be)

1A6c Annabelle vraagt (vragen)

Annabelle asks (to ask)

1A7 loop (lopen) vijf

walk (to walk) five

Uitdrukking

Deel B

1, 2, 3, 4

1, 2, 3, 4

1B1a het alfabet

alphabet

1B1b herhaal (herhalen) de letters (de letter)

repeat (to repeat) letters

1B2 spel je? (spellen) Hoe spel je dat? dat

do you spell? (to spell) How do you spell that? that

Transcriptie vandaag de cursus (de cursussen) ik zal (zullen) mezelf even voorstellen u kunt (kunnen) zeg (zeggen)

today course I shall, will (shall, will) myself – to introduce you can (can) say (to say)

1B2b de zin (de zinnen)

sentence

1B3 u spelt (spellen)

4

you spell (to spell) © 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst 1B4a de getallen (het getal)

numbers

Notitie de geboortejaren (het geboortejaar) we zeggen (zeggen) noem je (noemen) wel vergelijk (vergelijken) het jaartal (de jaartallen) het bedrag (de bedragen) de euro (de euro’s)

birth years we say (to say) say (to say) you do compare (to compare) year amount euro

1B4c u hoort (horen)

you hear (to hear)

Transcriptie oud Hoe oud ben jij? ben jij? (zijn) hoeveel hij spreekt wel zes talen wie woont (wonen) het nummer (de nummers) het mobieltje (de mobieltjes) het woord heeft (hebben) al (adv.) het jaar (de jaren) jouw het e-mailadres (de e-mailadressen) het huisnummer (de huisnummers) ik mag (mogen) autorijden

old How old are you? are you? (to be) how many he speaks six languages who lives (to live) number mobile phone the word has (to have) already year your email address house number I may, am allowed (may) to drive a car

Transcriptie de eigenaar wil (willen)

the owner could (could)

de auto (de auto’s) zich bij de ingang (de ingangen) plus woon jij? (wonen) het huis (de huizen) op het geboortejaar staat (staan) de opa (de opa’s) het totaal (de totalen)

car yourself at entrance plus do you live? (to live) house on the birth year is written (to write) grandfather total

1B5 het telefoonnummer (de telefoonnummers)

telephone number

1B6 geef op (opgeven)

give (to give)

Notitie min maal keer gedeeld door

minus times times divided by

1B7a iedereen iedereen zegt (zeggen) hele (heel) het leven (de levens) de koningin (de koninginnen) de postcode (de postcodes) geen mobiele (mobiel) de mobiele telefoon de telefoon (de telefoons)

everyone everyone says (to say) whole life queen postcode no mobile mobile phone telephone

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

5

Leerwoordenlijst vaste (vast) gezond eenzaam wie schrijft (schrijven) de brief (de brieven)

fixed healthy lonely who will write (to write) letter

1B7b de stad (de steden)

city

1B7c het adres (de adressen) de leeftijd (de leeftijden) Waar woon je? Wat is je adres? Hoe schrijf je dat? schrijf je? (schrijven) Kun je dat spellen? Op welk nummer woon je? Welke postcode heb je? Wat is je e-mailadres? Wat is je leeftijd? Wat is je geboortedatum? de geboortedatum (de geboortedatums/geboortedata) u kunt (kunnen) januari

address age Where do you live? What is your address? How do you write that? you write (to write) Could you spell that? What number do you live on? What is your postcode? What is your email address? How old are you? What is your date of birth? date of birth you can (can)

January

1B8 stel (stellen) een vraag stellen aan daarna

ask (to ask) to ask a question then

1B9a de wereld (de werelden) circa de mensen (de mens) de mensen spreken (spreken) als meeste (meest) deze de sprekers (de spreker) de meeste wonen (wonen) officiële (officieel) het deel (de delen) Nederland en België liggen in (liggen in) Europa de inwoners (de inwoner) de inwoners kennen (kennen) zij spreken (spreken) meestal de eilanden (het eiland) binnen dezelfde ze lijken (lijken) lijken op veel met men de elementen (het element) de elementen zitten (zitten) soms

world approximately people the people speak (to speak) as most these speakers most live (to live) official part the Netherlands and Belgium are

situated in (to be situated in) Europe inhabitants the inhabitants know (to know) they speak (to speak) mostly islands belonging to same they look like (to look like) to look like a lot with people elements the elements are (to be) sometimes

1B9b de vormen (de vorm) wij ze

6

forms we they

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst 1B9c hetzelfde hetzelfde als

same same as

1B9d de pluralisvormen zijn (zijn)

plurals are (to be)

Notitie zonder de nadruk

without emphasis

1B10 de beurt (de beurten) om de beurt studeren begrijpen dansen

turn take turns to study to understand to dance

1B11 u wilt (willen)

you want, would like (to want)

de informatie over u krijgt (krijgen) het formulier (de formulieren) de docent (de docenten) de woonplaats (de woonplaatsen)

information about you will get (to get) form teacher city, town

Deel C

Tot de volgende keer!

See you next time!

1C1 het afscheid afscheid nemen

goodbye saying goodbye

1C1a dag doei goedemiddag hoi tot ziens weggaan (s.v.)

hello, bye see ya good afternoon hi until we meet again to go away

Transcriptie dialoog 1 leuk te ontmoeten lang (adv.) hier voor wat voor het werk u doet (doen) de kok (de koks) succes met dialoog 2 heel (adv.) dank je wel ik studeer (studeren) de studie (de studies) dialoog 3 prettig kennismaken met (s.v.) de vakantie (de vakanties) op vakantie logeren bij mij gezellig Nederlandse (Nederlands)

nice to to meet long here kind of what kind of work you do (to do) cook good luck very thank you I am studying (to study) studies nice meeting you holiday on a holiday to stay with me How nice! Dutch

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

7

Leerwoordenlijst ik begrijp (begrijpen)

I understand (to understand)

fijne (fijn) tot snel dialoog 4 de secretaresse (de secretaresses) de post per post ontvangen ik stuur … op (opsturen) meteen vriendelijk

nice see you soon secretary post by post to receive I will send (to send) immediately so kind

1C1b gebruiken

to use

1C1c extra goedenacht goedenavond gauw tot gauw morgen tot morgen straks tot straks zo tot zo welterusten

extra good night good evening soon see you soon tomorrow see you tomorrow later see you later in a while see you in a while good night

Notitie de man (de mannen) de vrouw (de vrouwen) de bekenden (de bekende) jonge (jong) de onbekenden (de onbekende) oudere (ouder) als iemand zich voorstelt (zich voorstellen) zich voorstellen aan als reageren de reactie (de reacties) aangenaam

man woman known young unknown older when someone introduces himself, herself (to introduce) to introduce yourself to when to react reaction pleasure

1C2 vraag je? (vragen)

do you ask? (to ask)

1C2a maak (maken) het beroep (de beroepen) de tandarts (de tandartsen)

make (to make) profession dentist

1C2b gewone (gewoon)

common

1C3b vaak beide

often both

1C4 doe (doen)

do (to do)

1C5a u bedenkt (bedenken)

you think of (to think of)

de straat (de straten)

street

1C5b de groep (de groepen) zoek (zoeken) vorm (vormen) samen

group look for (to look for) form (to form) together

1C6 het inschrijfformulier (de inschrijfformulieren)

8

registration form

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst volgen een cursus volgen u gaat (gaan) persoonlijke (persoonlijk) de gegevens de opleiding (de opleidingen)

to do to do a course you go (to go) personal data education

Notitie het begin bijvoorbeeld de punt (de punten) het einde (de einden/eindes) de pauze (de pauzes) iets te

beginning for example period, full stop end pause something to

1C7 de sportschool (de sportscholen) de fitness de klant (klanten) het lid (de leden) de sport (de sporten)

fitness club fitness client member sport

1C8 kies (kiezen) gebruik (gebruiken) alle (al) eerste de ontmoeting (de ontmoetingen) u studeert (studeren)

choose (to choose) use (to use) all first first meeting you study (to study)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

9

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 2 Deel A

Dat is lang geleden!

It’s been some time.

2A1 het café (de cafés)

pub

2A1a tussen de afspraak (de afspraken) een afspraak maken het examen (de examens) op op woensdag de woensdag het weekend (de weekends) in het weekend Mustafa gaat (gaan) de vriendin (de vriendinnen) bezoeken volgende (volgend) volgende week volgende week donderdag de week (de weken) de donderdag

between appointment to make an appointment exam on on Wednesday Wednesday weekend at the weekend Mustafa goes (to go) friend to visit next next week on Thursday one week from now week Thursday

Transcriptie lang geleden Hoe gaat het met je? de jongen (de jongens) Kan niet beter. (kunnen) beter Hoe is het met jou? jou druk zeg, … toch inderdaad zien afspreken (s.v) wachten even pakken de agenda (de agenda’s) kijken de dag (de dagen) de tijd (de tijden) Ik heb geen tijd. moeten vrijdag ik ga (gaan) uitstekend de groeten (de groet) de groeten doen voor ik kan (kunnen) om om acht uur het uur (de uren) het mag (mogen) later ja ja hoor

10

been some time How are you? boy Couldn’t be better. (can) better How are you? you busy tell me… – indeed to see to meet to wait a second to get timetable to look day time I do not have time. must Friday I am going (to go) wonderful say hello to say hello on I can (can) at at eight o’clock hour it can (can) later yes sure

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Notitie een nummer draaien gaan de telefoon gaat (over)

to dial a number to ring the phone is ringing

2A1b alles Alles goed? geweldig heel goed het gaat (wel) slecht niet zo goed zo

everything How’s everything? wonderful very good it’s okay not good not too good so

Notitie aan het eind (de einden/eindes) aan het eind

at end at the end

2A3a de maandag werken de dinsdag

Monday work (to work) Tuesday

2A3b tegen zeggen tegen aanstaande de trein (de treinen) de zaterdag de zondag

to to say to next train Saturday Sunday

2A4a april de kalender (de kalenders) de maand (de maanden)

April calendar month

Notitie de morgen de ochtend (de ochtenden) tussen de middag de middag (de middagen) de avond (de avonden) de nacht (de nachten) vanmorgen vanochtend vanmiddag vanavond vannacht overmorgen het was (zijn) gisteren eergisteren doordeweeks

morning morning in the afternoon afternoon evening night this morning this morning this afternoon tonight tonight day after tomorrow it was (to be) yesterday day before yesterday during the week

2A5 het huiswerk

homework

2A6 speciale (speciaal)

special

2A6a de betekenis (de betekenissen) door zie je (zien) de uitdrukkingen (de uitdrukking) na logisch(e) het gevolg (de gevolgen) dus bekend bekend staan als

meaning because of you see (to see) expressions after logical consequence therefore known to be known as

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

11

Leerwoordenlijst de reclame (de reclames) in de reclame zijn christelijke (christelijk) witte (wit) goede (goed) stille (stil) voor de traditie (de tradities) laatste (laatst) bekende (bekend) de uitspraak (de uitspraken) sommige de katholieken (de katholiek) eten het vlees de vis (de vissen) zwarte (zwart) de wegen (de weg) vol

special offer to be on special offer Christian white good silent before tradition final known saying some Catholics to eat meat fish black roads full

2A7a Ga je mee? (meegaan)

Will you come with me? (to come with)

2A7b wanneer

when

Deel B

Tot hoe laat is het museum open?

What time does the museum close?

2B1 het museum (de museums/musea) het museum is gesloten (sluiten)

museum the museum is closed (to close)

Transcriptie Wat leuk om je te zien! altijd ’s avonds ik houd van (houden van) ik houd er niet van. de kunst (de kunsten) interessant zo Hoe laat is het? half het is half een eigenlijk open iedere (ieder) behalve van … tot van hoe laat tot hoe laat het museum gaat open (opengaan) sluiten het kopje (de kopjes) een kopje koffie de koffie drinken anders pas lekker(e) anders (adv.) ik zie (zien)

How nice to see you! always in the evening I like (to like) I don’t like it. art interesting right away What time is it? thirty it’s twelve-thirty actually open every except from … to what are the opening hours the museum opens (to open) to close cup cup of coffee coffee to drink different only good otherwise I see (to see)

2B2a beroemde (beroemd) de schilders (de schilder) ze

12

famous painters them

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst grote (groot) vrolijke (vrolijk) het meisje (de meisjes)

large merry girl

2B3a over vijf over negen het kwart (de kwarten) kwart over negen voor tien voor half tien precies bijna ’s morgens ’s ochtends ’s middags ’s nachts

past five past nine quarter quarter past nine to nine twenty exactly nearly in the morning in the morning in the afternoon in the evening

2B3b duren de minuten (de minuut) het kwartier de seconden (de seconde)

to take minutes quarter of an hour seconds

2B4 klokkijken de klok (de klokken)

to tell time clock

2B5 de plaats (de plaatsen)

place

2B6 Hoe laat gaat het museum dicht? dicht klaar klaar zijn met het concert is afgelopen (aflopen)

What time does the museum close? closed finished to be finished with the concert finishes (to finish)

2B7a de situatie (de situaties) bellen

situation to phone

Kopieerblad de openingstijden (de openingstijd)

opening hours

2B8b mogelijk officiëler

possible more official

2B10a Ik kan weg. helaas zin hebben misschien

I can go. unfortunately to feel like maybe

2B10b de regel (de regels) jammer

rule too bad

2B11 Kies waar u heen wilt.

Deel C

Waar gaan we eten?

Choose where you want to go to.

Where shall we eat?

2C1a de verjaardag (de verjaardagen)

birthday

Transcriptie vast wel waarom zeker het feestje (de feestjes) echt (adv.) daarom vinden

probably why for sure party really that is why to think

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

13

Leerwoordenlijst het voorstel (de voorstellen) meenemen (s.v.) eindelijk de meid (de meiden) de verrassing (de verrassingen) het restaurant (de restaurants) leuk(e) daar Dat klopt. het seizoen (de seizoenen)

proposal to take finally girl surprise restaurant nice there That’s right. season

2C1b de winter in de winter de lente de zomer wild(e) de herfst

winter in the winter spring summer game autumn

Transcriptie betekenen snappen ik snap het de dames (de dame) het ijs alstublieft meebrengen (s.v.) proost de gezondheid dol zijn op niet zo ik houd niet zo van de producten (het product) uitspreken (s.v.) Hoe spreek je dit uit? de soort (de soorten) een soort groente de groente (de groenten/groentes) kleine (klein) groene (groen)

to mean to understand I understand ladies ice please to bring with cheers health to love not really I do not really like products to pronounce How do you pronounce this? type a type of vegetable vegetable small green

2C1c bestellen de frietjes (het frietje) warm(e)

to order French fries warm

Transcriptie liever proberen erg (adv.) zwaar de wijn (de wijnen) rode (rood) de keuze (de keuzes/keuzen) dank u wel natuurlijk

rather to try very hearty wine red choice thank you of course

2C2 de foto (de foto’s)

picture

2C3 pardon ik versta (verstaan) neem me niet kwalijk neemt u me niet kwalijk me

excuse me I understand (to understand) excuse me excuse me me

Notitie je verstaat (verstaan)

you understand (to understand)

2C4 jazeker

14

of course © 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst in plaats van het glas (de glazen)

instead of glass

2C5 juni juli september oktober november maart mei augustus december februari

June July September October November March May August December February

Notitie het voorjaar het najaar ’s zomers ’s winters

spring autumn in the summer in the winter

2C6a van … op één vooruit eindigen op van … naar langer (adv.) sinds

from…to one ahead to end on from…to longer since

2C6b achteruit steeds eerder licht donker

back each time earlier light dark

2C7 jarig zijn

to have a birthday

2C8a kort (adv.) sinds kort vriendelijke (vriendelijk) per verse (vers) het fruit het menu (de menu’s) de sla breed (brede) het café is geopend (geopend zijn) tot en met de keuken (de keukens)

– recently friendly per fresh fruit menu salad large the restaurant is open (to be open)

until kitchen

2C9 uitnodigen (s.v.) het etentje (de etentjes) opbellen (s.v.) hem haar vertellen

to invite dinner to call him her to tell

Uitspraak vallen op tweede derde

to be on second third

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

15

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 3

Doe jij vandaag de boodschappen?

Deel A

Ik lust geen spruitjes

Will you do the shopping today?

I don’t like Brussels sprouts

3A1 avondeten lekker vinden lusten het bord (borden) gele (geel) zoete (zoet) de dingen (het ding) de melk

to have dinner to like to like plate yellow sweet things milk

Transcriptie de tafel (tafels) aan tafel mooi (adv.) ik heb zo’n honger de honger honger hebben de aardappels (de aardappel) de dochter (dochters) vies (adv.) bitter veel (adv.) lekkerder de pot (potten) wat proeven bittere (bitter) gelijk hebben het eten opeten (s.v.) moeilijk (adv.) heerlijk (adv.) smakelijk (adv.) smakelijk eten eet smakelijk de dorst dorst hebben de koelkast (koelkasten) zuur het pak (pakken) het wonder (wonderen) geen wonder de datum (datums/data) Hoe kan dat nou? klagen de supermarkt (supermarkten) het water

table dinner is served good I’m hungry hunger to be hungry potatoes daughter doesn’t / don’t taste well bitter much nicer pot some to taste bitter to be right food to finish up difficult delicious tasty enjoy your meal enjoy your meal thirst to be thirsty refrigerator gone off carton wonder no wonder date How is that possible? to complain supermarket water

3A3 het ontbijt minstens het witbrood het bruinbrood de boter het broodje (broodjes) de kop (koppen) de kaas (kazen) de ham

16

breakfast at least white bread brown bread butter bun cup cheese ham

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst het ei (eieren) de thee

egg tea

Notitie het brood (broden) de boterham (boterhammen)

bread slice of bread

3A4 het hotel (hotels) warm zitten aan het ontbijt roepen brengen zacht(e) koud het spijt me drukke (druk) gewoon (adv.)

hotel warm to sit at breakfast to call to bring soft boiled cold I’m sorry busy just

3A5 kleiner het kleinst(e)

smaller smallest

3A5a warmer het best(e) zachter verser duurder

warmer best softer fresher more expensive

3A5b duur nieuwer viezer kouder zuurder ouder bitterder groter het warmst(e) het nieuwst(e) het zachtst(e) het verst(e) het viest(e) het koudst(e) het zuurst(e) het oudst(e) het bitterst(e) het lekkerst(e) het grootst(e) het duurst(e)

expensive newer dirtier colder more sour older more bitter bigger warmest newest softest most fresh dirtiest coldest most sour oldest most bitter best biggest most expensive

3A5c let op (opletten)

note (to note)

Notitie zout

salty

3A7b dat smaakt (smaken)

it tastes (to taste)

of

if

3A8 kopen

to buy

3A8a die rare (raar) de tomaten (de tomaat)

those funny tomatoes

3A8c dichtbij

close by

3A9 Ik heb geen zin!

I don’t feel like it!

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

17

Leerwoordenlijst 3A9a zin hebben om te ongezond zin hebben in praten

to feel like unhealthy to feel like to talk

3A9b volgen

to follow

3A9c Waar hebt u zin in?

What do you feel like doing?

3A10 koken gek zijn op

to cook to love

Deel B

Een kilo asperges alstublieft!

One kilogram asparagus please!

3B1 de markt (markten) op de markt

market at the marktet

3B1a mooie (mooi) nodig hebben het mooist(e) het kilo (kilo’s) verder Dat was het? prachtige (prachtig) het pond het ons opschieten (s.v.) de slager (slagers) jawel Dat was het zo? dat is dan

nice to need prettiest kilogram furthermore Anything else? beautiful half a kilo hundred grams to hurry up butcher yes Would you like anything else? that makes

Notitie de suiker het zout

sugar salt

3B2 de appel (appels/appelen) blauwe (blauw) de watermeloenen (de watermeloen)

apple blue watermelons

3B3a Wie is er aan de beurt? Wie mag ik helpen? helpen zegt u het maar Hoeveel wilt u (er)? Hoeveel mag het zijn? Anders nog iets? halve (half) mager(e) anderhalf (anderhalve) betalen afrekenen (s.v.) Hoeveel krijgt u van me? Hoeveel is het (bij elkaar)? informeren naar de prijs (prijzen) Hoe duur is …? Hoeveel kost …?

Whose turn is it? Who can I help? to help What would you like? How many would you like? How much would you like? Would you like anything else? half lean one and a half to pay to pay How much do I owe you? How much does that make? to ask about price How much is…? How much is…?

Transcriptie de aanbieding (aanbiedingen) dat scheelt (schelen)

18

special offer what a difference (to make a difference)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst goedkoop ongeveer snijden allebei de vleeswaren de winkel (winkels) de overkant aan de overkant de collega’s (de collega) naartoe gaan pinnen nog een fijne dag het geld

cheap about to cut both cold cuts shop other side on the other side colleagues to go to PIN payment have a nice day money

Notitie de (euro)cent

euro cent

Notitie het/de gram steeds het stuk (stukken) dat stuk weegt (wegen) stuks een paar

gram still piece that piece weighs (to weigh)

pieces a few

3B3b de gewichten (het gewicht) de liter (liters) de halve liter de hoeveelheid (hoeveelheden)

measures of weights litre half a litre amount

3B3c elke (elk) oude (oud) heerlijke (heerlijk)

every old delicious

3B5 wie verkoopt (verkopen)

who sells (to sell)

de persoon (personen) de bakker (bakkers) de groenteboer (groenteboeren) het gebak de koek (koeken)

person baker greengrocer pastry biscuit

3B7 het pakje (pakjes) de fles (flessen) de doos (dozen) de koekjes (het koekje) het blik (blikken) de pot (potten) de zak (zakken) passen bij de mogelijkheden (de mogelijkheid) de lucifers (de lucifer)

Deel C

Mag het ietsje meer zijn?

packet bottle box biscuits can jar bag to belong to possibilities matches

Could I give you a bit more?

3C1a Transcriptie gesneden (snijden) achter zelf de kassa (kassa’s) helemaal (adv.) extra plat(te) het probleem (problemen)

sliced behind yourself cash point all the way extra flat problem

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

19

Leerwoordenlijst de artikelen (het artikel) rechts

goods at the right

3C2 de afdeling (afdelingen) op zoek gaan naar het gesprek (gesprekken) een gesprek voeren

section to look for conversation to have a conversation

3C3 verschillende (verschillend)

different

3C4 gezond (adv.)

healthy

3C4a gezond(e) veilig(e) het verstand bewuste (bewust) te bewegen ga om met (omgaan met) veilig (adv.) de vakken (het vak) de maaltijden (de maaltijd) de adviezen (het advies) het voedsel belangrijk het lichaam (lichamen) genoeg de rijst de pasta het recept (recepten) de voeding denken weinig minder het minst(e) vergeten leven vooral blijven de ziektes (de ziekte)

healthy safe mind conscious too to exercise to deal with safe sections meals advices food important body enough rice pasta recipe nutrition to think little less minimum to forget to live especially to stay diseases

3C5a het best(e)

best

3C5b het meest(e)

most

3C6 het liefst(e)

prefer, preferably

3C6a favoriete (favoriet) de lunch (lunches) het avondeten

favourite lunch dinner

3C7a verbinden

to connect

3C7b vanaf

starting from

3C7c wat valt op (opvallen)

what strikes you (to strike) after

na

3C9 boodschappen doen enkele (enkel)

to do the shopping some

Overzicht de spelling de vergelijking (vergelijkingen)

20

spelling comparison

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 4

Wat doe je zoal op een dag?

Deel A

’s Morgens als ik opsta …

What does your usual day look like?

In the morning when I wake up…

4A1 bezig zijn met schoonmaken (s.v.) de wc (wc’s) de badkamer (badkamers) lunchen

to be doing something to clean toilet bathroom to lunch

Transcriptie dialoog 1 laat (adv.) dank je dialoog 2 Wat ben je aan het doen? op gang komen zo meteen de douche (douches) een douche nemen ontbijten dialoog 3 voorbereiden hoezo? dialoog 4 sporten nog steeds Doe jij iets aan sport? nooit

late thank you What are you doing? to get going right away shower to take a shower to have breakfast to prepare why do you ask? to do sports still What sport do you do? never

4A2 televisiekijken (s.v.)

to watch television

4A3 Wat ga je doen? douchen het boek (boeken) chatten voetballen

What are you going to do? to shower book to chat to play football

Notitie aan de slag gaan

to get going

4A5a worden wakker worden de tand (tanden) de krant (kranten) het huishouden de ramen (het raam) hierna halen ten slotte het bed (bedden) naar bed gaan

to become to wake up tooth newspaper housekeeping windows after this to fetch finally bed to go to bed

4A6 het verhaal (verhalen) tot slot ik blijf tot 8.00 uur liggen liggen

story finally I stay in bed until 8 to lie

4A7d slapen

to sleep

4A8 de activiteiten (de activiteit) de film (films)

activities film

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

21

Leerwoordenlijst Deel B

Smakelijk eten!

Enjoy your meal!

4B1 wassen buitenzetten (s.v.) de tuin (tuinen) de kamer (kamers)

to wash to put outside garden room

Transcriptie vervelend de papa (papa’s) omdat thuiskomen (s.v.) best (adv.) jij maakt schoon (schoonmaken) hij zet buiten (buitenzetten) gelukkig (adv.) lief

to dislike ..., unpleasant father, dad because to come home pretty you clean (to clean) he puts outside (to put outside) luckily sweet

4B2a thuis

(at) home

Notitie verplicht hem

mandatory it

4B4 eigen zo

own like that

4B5a de pan (pannen) de ringen (de ring) verdelen doe terug (terugdoen) de peper

pan slices to divide put back (to put back) pepper

4B5c een opdracht geven de opdracht (opdrachten)

to give an assignment assignment

Notitie wees (zijn) wat aardiger

be (to be) a little nicer

4B6 harder

faster

Notitie zitten ga maar (even) zitten onvriendelijk

to sit to sit down (a while) unfriendly

4B8a zelfs helemaal niet de culturen (de cultuur) de lunch bestaat uit (bestaan uit) toe heel af en toe traditionele (traditioneel) tegenwoordig zoals

even not at all cultures lunch consists of (to consist of) for dessert only once in a while traditional nowadays such as

4B8b gebeuren

to happen

4B10 koud(e) typisch(e)

Deel C

Wat zijn je hobby’s?

22

cold typical

What are your hobbies?

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst 4C1 Om welke sport gaat het? gaan om de tijd (tijden) onder

Which sport do you hear? to be about time below

Transcriptie de organisatie (organisaties) hopen bereiken sterkst(e) ooit die sneller de atleten hebben gelopen (lopen) eventueel (adv.)

organisation to hope to achieve best ever who quicker athletes ran (to run) eventually

4C2 het woordenboek (woordenboeken) het bord (borden) een sport beoefenen aan voetbal doen op hockey zitten bij een club zitten lid van een club zijn de wedstrijd (wedstrijden) spelen

dictionary blackboard to do a sport to play football to play hockey to be a member of a club to be a member of a club match to play

4C3 zwemmen

to swim

4C4 Notitie vrije (vrij) vrije tijd hebben aan het werk zijn

free to have spare time to be at work

4C5a besteden aan de muziek computeren de hobby’s (de hobby) ruim (adv.) hun de fiets (fietsen) te voet openbaar (openbare) het vervoer het openbaar vervoer de zorg sociale (sociaal) de contacten (het contact) uitgaan

to spend on music to computer hobbies more than their bicycle walking public transport public transport taking care of social contacts to go out

Notitie de metro (metro’s)

underground

4C5b de bioscoop (bioscopen) naar de bioscoop gaan het theater (theaters) muziek maken reizen de hond (honden) wandelen de spelletjes (het spelletje) spelletjes doen

cinema to go to the cinema theatre to play music to travel dog to walk games to play games

4C7a de instrumenten (het instrument)

instruments

Notitie de stem (stemmen)

voice

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

23

Leerwoordenlijst zingen het lied (liederen)

to sing song

4C8 u zou (zullen)

you would like (would like)

de piano (piano’s) je zou (zullen) ik zou (zullen)

piano you would like (would like) I would like (would like)

4C9 tijdens daarbij de liedjes (het liedje)

while with that songs

Transcriptie die ontzettend (adv.) beter(e)

that/which really better

4C10 absoluut (adv.)

absolutely

Uitspraak bepalen

24

to determine

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 5

Zullen we naar de stad gaan?

Deel A

Is hier een bioscoop in de buurt? …

Let’s go downtown.

Is there a cinema near to us?

5A1 Mag ik u iets vragen?

Could I ask you something?

5A1a het station (stations)

station

Transcriptie dialoog 1 Weet u de weg naar …? makkelijk (adv.) vinden oversteken (s.v.) links de meter (meters) het plezier veel plezier dialoog 2 de buurt (buurten) Zijn jullie bekend hier? Hoe kom ik bij …? er is vlak bij niets te danken dialoog 3 het idee (ideeën) graag gedaan

Could you tell me how to get to…? easy to find to cross the street left metre fun have fun neighbourhood Are you from here? How do I get to…? there is near you’re welcome idea you’re welcome

5A1b tekenen

to draw

5A2 (naar) de weg vragen

to ask directions

5A2a Mag ik wat vragen? de weg wijzen moderne (modern)

Excuse me, can I ask you something? to give directions modern

Notitie bedanken

to thank

5A4 niks

nothing

5A5a die rijden verkeerde (verkeerd) de kant (kanten) omkeren (s.v.) de brug (bruggen) nemen de richting (richtingen) het centrum (centrums/centra) het kruispunt (kruispunten) de kilometer (kilometers)

it to drive wrong direction to turn bridge to take direction city centre crossing kilometre

5A5d Hoever is het?

How far is it?

5A7 op bezoek gaan bij zij zijn verhuisd (verhuizen)

to visit they moved (to move)

Transcriptie de trams (de tram) ik sta (staan) de file (files)

trams I am in (to be in) traffic jam

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

25

Leerwoordenlijst het milieu bovendien het retourtje (retourtjes) de taxi (taxi’s) het lawaai ik voel me (zich voelen) jong (adv.)

environment also round-trip ticket taxi noise I feel (to feel) young

Notitie het kaartje (kaartjes)

ticket

5A8b de journalist (journalisten) de brommer (brommers) de bus (bussen) het vliegtuig (vliegtuigen)

journalist moped coach airplane

Transcriptie dialoog 2 ik stap uit (uitstappen) dialoog 4 de school (scholen)

I get off (to get off)

school

5A10 de toerist (toeristen) u komt aan (aankomen) u staat (staan)

tourist you arrive (to arrive) you are standing (to stand)

5A11 voer uit (uitvoeren) een opdracht uitvoeren

do (to do) to do a task

Kopieerblad ophalen (s.v.) de hulp om hulp vragen

to fetch help to ask for help

Deel B

Een dagje uit!

A day trip!

5B1a het geluk geluk hebben in de omgeving genieten van de liefde (de liefdes) door onmogelijke (onmogelijk) de kunstenaar (kunstenaars) reserveren verwachten de kaarten (de kaart) bestellen via het internet onze (ons) de site (sites) de voorstelling (voorstellingen) zowel … als … de relatie (relaties) de leraar (leraren)

luck to be lucky near to to enjoy love by impossible artist to reserve to expect tickets to order via internet our website performance both…and relationship teacher (m)

5B1b overdag hen we hebben gezien (zien) het bezoek (bezoeken) een bezoek aan Nelleke vertelde (vertellen) me zeker zijn van

26

during the day them we have seen (to see) visit (to visit) to visit Nelleke told me (to tell) me to be sure

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst de plaatsen (de plaats) terwijl

seats while

5B1c nogmaals

one more time

5B1d hun

them

5B2 een voorstel doen dat lijkt me leuk aardig positief (adv.) negatief (adv.)

to make a proposition I’d like that nice positively negatively

5B3 de reden (redenen) de voorwaarde (voorwaarden) gezellig (adv.)

reason condition enjoy

5B4a lekker (adv.)

nice

5B4b staan

to be written

5B5 er zijn in totaal kosten per stuk

there are in total costs a piece

Transcriptie plaatsen reserveren nietwaar? de zaal (zalen) de rij (rijen) de plaatsen zijn gereserveerd (reserveren) vroeg voordat

to reserve seats for right? stalls row seats are reserved (to be reserved) early before

5B6a van tevoren fijn tot uw dienst

before the show great you’re welcome

5B6b bespreken

to discuss

5B7a individuele (individueel) de kinderen (het kind) gratis parkeren het gebouw (gebouwen) vervolgen de lijn (lijnen) uitstappen (s.v.) tegenover

individual children free to park building to continue line to get off facing

5B9a getekend (tekenen) Dirkjan-strip 2 hangen lachen

drawn by (to draw) to hang to laugh

5B9b lege (leeg)

Deel C

Uitverkoop!

empty

Sale!

5C1 gelden zolang

to be valid as long as

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

27

Leerwoordenlijst de overhemden (het overhemd) de kleuren (de kleur) het wit het grijs het blauw de helft (helften) normaal (adv.) de truien (de trui) zeer (adv.) de kwaliteit het rood hoeven

shirts colours white grey blue half normally pullovers very quality red to have to

Vocabulaire het zwart het geel het paars het oranje het bruin het groen de blouse (blouses) de bloes (bloezen) de jurk (jurken) de rok (rokken) de broek (broeken) de lange/korte broek het jasje (jasjes) het pak (pakken) de jas (jassen) de das (dassen) de sjaal (sjaals) dragen ik trek … aan (aantrekken) de maat (maten) hij is gekleed (kleden) de kleren het hoofd (hoofden) de pet (petten) de hoed (hoeden) de voeten (de voet) de benen (het been) de sok (sokken) de kous (kousen) de schoenen (de schoen) de laarzen (de laars) passen

black yellow purple orange brown green blouse blouse dress skirt trousers trousers/shorts jacket suit overcoat shawl shawl to wear I’m going to wear (to wear) size he is dressed (to dress) clothes head cap hat feet legs sock stocking shoes boots to fit

5C2 de handen (de hand)

hands

5C4a beschrijven

to describe

Transcriptie de heren (de heer) grijze (grijs) wijde (wijd) perfect (adv.)

gentlemen grey wide perfectly

5C4b de strepen (de streep)

stripes

5C6 (goed) passen bij

to suit (well)

Transcriptie geloven de gedachten (de gedachte) felle (fel) tenslotte

28

to think thinking about bright after all

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst passen achter vanwege

to try on behind because of

5C8 de baby’s (de baby) antwoorden

babies to answer

5C9 laten zien achterin grotere (groter)

to show in the back larger

5C10 Overzicht het plein (pleinen)

town square

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

29

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 6 Hoe zie je eruit?

What do you look like?

Deel A

Mijn vader is een beetje dik …

My father is a bit stout …

6A1a Transcriptie het feest (feesten) niets net mooi (adv.) de ouders (de ouder) mijn ouders zijn getrouwd (trouwen) naast zitten het haar de broer (broers) bedoelen de vrouw (vrouwen) Hoe zit het met … lange (lang) bruine (bruin) de haren (de haar) de zus (zussen) de arm (armen) mijn zus heeft ontmoet (ontmoeten) ze waren (zijn) direct paarse (paars) de man (mannen) David is overleden (overlijden) wat erg de oom (ooms) de tante (tantes) nieuwsgierig

party nothing just nicely parents my parents are married (to marry)

next to to sit hair brother to mean wife What about… tall brown hair sister arm my sister met (to meet) they were (to be) immediately purple husband David died (to die) how sad uncle aunt curious

6A1c de oma (oma’s) blij

grandmother happy

Notitie het gezin (gezinnen)

family

6A2d de vriendin (vriendinnen) de vriend (vrienden)

girlfriend boyfriend

6A3 het aantal (aantallen)

amount

6A4a het strand (stranden) op het strand

beach at the beach

6A4b vervangen (door) jullie hebben gehad (hebben) vieren droog buiten ze zijn geweest (zijn) namelijk leggen liggen de herinnering (herinneringen)

to substitute (with) you have received (to receive) to celebrate dry outside they have been (to be) namely to lay (down) to lie memory

6A5 het park (parken)

30

park

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst 6A6a dun slank dik de ogen (het oog) klein de bril (brillen) knap middelbare (middelbaar) ze ziet er … uit (eruitzien) de baard (baarden) de rimpels (de rimpel) lelijk lief (lieve) blanke (blank) donkere (donker)

thin slim fat eyes short glasses pretty middle she looks ... (to look) beard wrinkles ugly sweet light dark

6A6b het gezicht (gezichten) de mening (meningen) je mening geven

face opinion give your opinion

6A6c de dief (dieven) opeens stelen de tas (tassen) gelukkig de politie

thief suddenly to steal bag fortunately police

6A6d sturen naar

to send to

6A8a nieuw (adv.)

new

6A8b nationale (nationaal) u hebt gekregen (krijgen)

national you got (to get)

6A10 de manier (manieren)

manner

6A11 het papier

Deel B

Gefeliciteerd!

paper

Congratulations!

6B1 het huwelijk (huwelijken)

anniversary; wedding

Transcriptie gefeliciteerd (met) van harte gefeliciteerd

congratulations (on) congratulations

6B2a Transcriptie laten alleen niemand bang aanwijzen (s.v.) de hoek (hoeken) de sigaret (sigaretten) hard (adv.) druk (adv.) het druk hebben herkennen ik heb verteld (vertellen) boze (boos) verbaasd

to leave alone no one afraid to point out corner cigarette hard busy to be busy to recognize I told you (to tell) angry surprised

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

31

Leerwoordenlijst kwaad (adv.) hij verveelt zich (zich vervelen)

angry he is bored (to be bored)

6B2b zenuwachtig verveeld

nervous bored

6B2c u voelt zich (zich voelen)

you feel (to feel)

winnen de fouten (de fout) huilen weg zijn de tv (tv’s) op (de) tv kwijt zijn

to win mistakes to cry to be gone TV on TV to lose

6B2d de mensen voelen zich (zich voelen)

the people feel (to feel)

6B3a er is iets gebeurd (gebeuren)

something happened (to happen)

Wat is er gebeurd met …? de ruzie (ruzies) ruzie hebben ziek ziek zijn

What happened to…? argument to argue ill to be ill

Transcriptie het overlijden wensen lief (adv.)

death to wish sweet

6B3d Beterschap! de reis (reizen) de chef (chefs) dood zijn de baan (banen) de baas (bazen)

Get well soon! trip boss to be dead job boss

6B4 de toekomst

future

de gebeurtenissen vinden plaats

the events happen (to happen)

(plaatsvinden)

Notitie de minister (ministers) de televisie (televisies) dagelijks(e)

minister television daily

6B5 (naar) beneden de wens (wensen) trouwen

face down wish to marry

Transcriptie regelmatig (adv.)

regularly

6B7a de kaart (kaarten) jullie voelen je thuis (zich thuis voelen) hartelijke (hartelijk) hartelijke groet(en) het rijbewijs (rijbewijzen) lenen oefenen

postcard you feel at home (to feel at home) sincere sincerely driving licence to borrow to practice

Notitie de kus (kussen)

kiss

6B7b de buren (de buur)

neighbours

6B8a het bedrijf (bedrijven) hiermee voldoende (adv.)

32

company with this information sufficiently © 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst mocht (mogen) met vriendelijke groet(en) de directeur (directeuren/directeurs)

should kind regards director

6B8b de gewoontes (de gewoonte)

customs

6B8c Transcriptie Pasen Jezus is opgestaan (opstaan) de dood de vrijheid (vrijheden) bestaan de cadeautjes (het cadeautje) uitgebreid (adv.)

Easter Jesus has risen (to rise) death freedom to exist presents extensively

6B8d belangrijke (belangrijk) vrij zijn

Deel C

Ik zoek een lieve man!

important to have a day off

I’m looking for a good husband!

6C2a de schrijvers (de schrijver) positieve (positief) negatieve (negatief) eerlijk(e) slechte (slecht) je kan bij mij terecht (terechtkunnen bij) hard(e) geef uit (uitgeven) vertrouwen snel (adv.) het gat (gaten)

writers positive negative honest bad you can count on me (to count on) tough spend (to spend) to trust quickly hole

6C3a de test (tests/testen) beleefd voorzichtig praktisch vrolijk de orde het vertrouwen de zaken (de zaak)

test polite careful practical happy order trust matters

6C3b het resultaat (resultaten)

result

6C4a Transcriptie de vent stoppen ermee menen voel je je (zich voelen) Dat meen je niet! Echt waar? precies (adv.) zoeken

guy to stop with it to mean you feel (to feel) You’re kidding! Really? exactly to look for

6C4b rijk slim

rich smart

Nathalie en Leen spreken af

Nathalie and Leen meet up

(afspreken)

(to meet up)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

33

Leerwoordenlijst 6C4c ideale (ideaal) het karakter (karakters)

ideal personality

6C5a Transcriptie kom binnen (binnenkomen) de pen (pennen) ik heb uitgezocht (uitzoeken) vrolijk (adv.)

come in (to come in) pen I chose (to choose) happy

6C6a roken opbouwen rustige (rustig) de mond (monden) de meid (meiden) schilderen zelfstandige (zelfstandig)

to smoke to build calm mouth girl to paint independent

Notitie de leerlingen (de leerling) het middelbaar onderwijs het niveau (niveaus) praktische (praktisch) wetenschappelijk(e) het onderwijs

students secondary school level vocational academic education

6C6b Transcriptie de kleur maakt (niet) uit (uitmaken)

the colour (does not) make(s)

het verschil (verschillen) de universiteit (universiteiten) gevaarlijke (gevaarlijk) als hij uitgaat (uitgaan) de disco (disco’s)

a difference (to make a difference) difference university dangerous when he goes partying disco

6C9 ze zijn gescheiden (scheiden)

they are divorced (to divorce)

apart (adv.)

separately

Notitie delen de beslissingen (de beslissing) een beslissing nemen

to share decisions to make a decision

6C10 oplossen

to solve

de erfenis bedroeg (bedragen)

the inheritance amounted to

(to amount to)

Overzicht Pinksteren

34

Whitsun

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 7

Voel je je niet goed?

Deel A

Ik voel me niet lekker!

Are you feeling all right?

I don’t feel well.

7A1a de pijn pijn hebben

pain to feel pain

Transcriptie opstaan (s.v.) ontzettende (ontzettend) last hebben van de buik (buiken) de rug (ruggen) overal de dokter (dokters) toevallig (adv.) volgens het koud/warm hebben ik had (hebben) de huisarts (huisartsen)

to get out of bed really to be bothered stomach back everywhere doctor coincidentally according to to be cold/warm I had (to have) General Practitioner (GP)

7A1b ze is gevallen (vallen)

she fell (to fall)

de trap (trappen) de vinger (vingers) haar vinger is gebroken (breken)

stairs finger her finger is broken (to break)

Transcriptie ik werd (worden)

I became (to become)

plotseling (adv.) toen aflopen (s.v.) het doet (zo’n) pijn (pijn doen) het ziekenhuis (ziekenhuizen) hij kan (kunnen) de zekerheid (zekerheden)

suddenly then to walk down it hurts (a lot) (to hurt) hospital he can sure

Transcriptie hoe lang? ik voelde me (zich voelen) heb je gegeten (eten) Uit de weg!

how long? I felt (to feel) you have eaten (to eat) Out of my way!

7A2a ik ben verkouden (verkouden zijn)

I have a cold (to have a cold)

7A2b de schouder (schouders) het oor (oren) de neus (neuzen) de billen (de bil) de knie (knieën) het been (benen) de teen (tenen)

shoulder ear nose rear end knee leg toe

7A3a Transcriptie allerlei zwaar (zware) de praktijk (praktijken) verzorgen de patiënten (de patiënt) bang zijn voor (niet) nodig zijn groeien

various heavy private practice to take care of patients to be afraid of to be (not) necessary to grow

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

35

Leerwoordenlijst 7A4a aankleden (s.v.) de kapper (kappers) ze wast zich (zich wassen)

to dress hairdresser she washes herself (to wash yourself)

7A4b ik haast me (zich haasten) ik verveel me (zich vervelen)

I hurry (to hurry) I am bored (to be bored)

Notitie ik kleed me aan (zich aankleden) ik herinner me (zich herinneren) hij haast zich (zich haasten)

I am dressing (to dress) I remember (to remember) he is hurrying (to hurry)

7A4d de titel (titels)

title

7A5 Cursist A wijst aan (aanwijzen)

student A points out (to point out)

7A6a ik heb gevraagd (vragen) de trainer heeft gezegd (zeggen)

I asked (to ask) the trainer said (to say)

het ijsje (ijsjes) Marieke heeft geluisterd (luisteren) dat heeft gemaakt (maken) ik heb gezet (zetten) ik heb gebeld (bellen) Marieke heeft gehuild (huilen) om ik heb gepraat (praten) ernstig (adv.) mijn dochter heeft gevoetbald (voetballen)

ice cream Marieke listened (to listen) that made (to make) I put in (to put in) I called (to call) Marieke cried (to cry) around I talked to (to talk) seriously my daughter played football (to play football)

Notitie zorgen voor

to provide for

Notitie ik heb geleefd (leven)

I lived (to live)

Notitie heb gedaan (doen) heb gekeken (kijken) heb gekocht (kopen) heb gedacht (denken) heb geschreven (schrijven) heb geholpen (helpen) ben gegaan (gaan) ben gekomen (komen) ben gebleven (blijven) ben geworden (worden) ben begonnen (beginnen) leren ik ik ik ik ik ik ik ik ik ik ik

did (to do) looked (to look) bought (to buy) thought (to think) wrote (to write) helped (to help) went (to go) came (to come) stayed (to stay) became (to become) started (to start) to learn I I I I I I I I I I I

7A7 hierbij

with this

7A8 ik heb gestudeerd (studeren)

I studied (to study)

vorige (vorig) ik heb gewerkt (werken)

last I worked (to work)

Deel B

Bij de dokter

A visit to the doctor

7B1a u hebt geslikt (slikken)

you have to take (to take)

Transcriptie hoge (hoog) heersen ik heb gegeven (geven) (niets) helpt

36

high to rule I gave (to give) (nothing) helps © 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst ik heb opgenomen (opnemen)

I measured (to measure)

aan de hand zijn

something is wrong

7B1b de apotheek (apotheken)

chemist

Transcriptie in ieder geval vreemd de rust rustig (adv.) gerust (adv.) (geen) kwaad kunnen de keel (kelen) opendoen (s.v.) alweer

in any case strange rest take it easy set your mind at rest can(not) hurt throat to open again

7B1c innemen (s.v.) de rekening (rekeningen)

to take bill

Transcriptie daarin het gebruik (van) het middel (middelen)

in it usage (of) medicine

Notitie zouden (zullen) moe

should tired

7B2 advies vragen/geven je mag (mogen)

to ask/give advice you are allowed

7B5 begrijpelijke (begrijpelijk) uitleggen (s.v.) eenvoudig speciaal (adv.) erge (erg) je hebt gehoord (horen) vast (adv.) voorkomen (s.v.) zeer doen sterk lukken vechten (tegen) overgaan je hebt genomen (nemen) heb jij gelezen (lezen) de oplossing (oplossingen) boven (niet) volledig bevatten verstandig

understandable to explain simple especially terrible you have heard (to hear) surely to occur to hurt strong to succeed to fight (against) to stop you have taken (to take) you have read (to read) solution top (not) complete to contain wise

7B6 Kopieerblad o.a. (= onder andere) de werking (werkingen) ernstige (ernstig) aanleiding geven tot indien terugkeren (s.v.) dienen de arts (artsen) de kans (kansen) de invloed (invloeden) bedienen de machines (de machine) in het algemeen

among others effect serious to cause if to return should doctor possibility influence to operate machines in general

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

37

Leerwoordenlijst de gevallen (het geval) rekening houden met uitsluitend (adv.) op advies van gedurende verdeeld over ruime (ruim)

cases to take into account only after consulting during divided over large

7B7a trots trots zijn op ik heb beloofd (beloven)

proud to be proud of I promised (to promise)

7B8 ze heeft gebroken (breken)

Deel C

Stress? Doe er wat aan!

she broke (to break)

Stress? It’s up to you!

7C1a raken de werkgevers (de werkgever) vervelende (vervelend) de spanning (spanningen)

to get employers annoying tension

7C1b tegelijk de moeite moeite hebben (om) enige (enig) tellen de punten (het punt) u verveelt zich (zich vervelen) met zich meebrengen (s.v.) de lijst (lijsten)

at the same time difficulty to have difficulty (in) only to count points you are bored (to be bored) to cause list

7C1c mijn man zei (zeggen)

my husband said (to say)

7C2 meedoen (s.v.) ophouden (met) (s.v.) alsjeblieft doorgaan (s.v.) de computer (computers)

to participate to stop (with) please to continue computer

7C4 u hebt gesproken (spreken)

you have spoken to (to speak to)

7C5 Transcriptie behoorlijk (adv.) ik heb afgesproken (afspreken) flauw flauw doen rennen het artikel (artikelen) afkomen van (s.v.) terug

considerably I made an appointment (to make an appointment) silly being silly to run article to get rid of back

7C6 alsof meevallen (s.v.) hiervoor zorgen dat de slaap merken zwaar

as if to be better than expected for this to take care that sleep to notice heavy

Notitie tegenvallen (s.v.)

38

to disappoint © 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst je dacht (denken) ik heb geleerd (leren) ik vond (vinden)

you thought (to think) I learned (to learn) I thought (to think)

geslaagd zijn gezakt zijn

to pass to fail

7C7 het moment (momenten)

moment

7C9 Uitspraak de -e wordt uitgesproken (uitspreken)

the -e is pronounced (to pronounce)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

39

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 8

Heb je je al ingeschreven?

Deel A

Op het gemeentehuis

Have you already registered?

At the city hall

8A1 te maken hebben met de gemeente (gemeentes/gemeenten) het paspoort (paspoorten) aanvragen (s.v.) het gemeentehuis (gemeentehuizen) regelen gemakkelijk in contact komen met

to deal with city passport to request city hall to arrange easy to contact

Notitie de identiteitskaart (identiteitskaarten) apart(e) bewaren de legitimatiebewijzen (het legitimatiebewijs)

identity card separate to keep identity papers

Transcriptie voldoen aan de achtergrond (achtergronden) de zorgen (de zorg) hem de toestemming toestemming geven

to comply with background worries him permission to give permission

8A2b de ambtenaar (ambtenaren) mijn paspoort is gestolen (stelen)

public servant my passport was stolen (to steal)

8A5a de kast (kasten) ik heb gevonden (vinden) het paspoort lag (liggen) trouwens nergens ik heb gelaten (laten) de gang (gangen) geschikt lijken langsgaan (s.v.)

closet I found (to find) the passport was lying (to lie) by the way nowhere I left it (to leave) hall suitable to seem to drop by

Notitie het bureau (bureaus) de grond op de grond de positie (posities) de stoel (stoelen) de ruimte (ruimtes/ruimten)

desk floor on the floor position chair space

8A8 de eisen (de eis)

requirements

8A8a bewijzen het midden in het midden van vooruit (adv.) de blik (blikken) de lijn (lijnen) volledig (adv.) zichtbaar de glazen (het glas)

40

to prove middle in the middle of straight at look line fully visible glasses

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Deel B

Heb je dit al eerder gedaan?

Have you done this before?

Transcriptie de huur (huren) de ervaring (ervaringen) de student (studenten)

rent experience student

Transcriptie beschikbaar onder andere de bank (banken)

available among others bank

8B2b Transcriptie verdienen eerder vroeger inhouden dat hangt ervan af klinken waarbij

to earn before before to involve that depends to sound in which

8B2c solliciteren (naar) geïnteresseerd geïnteresseerd zijn in

to apply (for) interested to be interested in

Kopieerblad gezocht (zoeken) plaatsen midden in dagen worden vastgesteld (vaststellen) het overleg omgaan met (s.v.) het salaris (salarissen) de diensten (de dienst)

job requirements to publish in the middle of days will be determined (to determine) meeting to deal with wages shifts

8B4 vast

fixed

8B5a ik heb opgebeld (opbellen)

I called (to call)

aardige (aardig) ik ben langsgegaan (langsgaan) Carla heeft uitgelegd (uitleggen) ik heb nagedacht (nadenken)

nice I went to (to go) Carla explained (to explain) I thought about (to think about)

8B6 heb je uitgenodigd (uitnodigen)

you have invited (to invite)

8B7a het personeel aangeboden (aanbieden) ervaren de chauffeurs (de chauffeur) het buitenland het hart (harten) het dak (daken) het gebied (gebieden) op … gebied Help! waarop de deuren (de deur)

personnel offered experienced drivers abroad heart roof field in the field of… Help! for which doors

8B8 kennismaken (s.v.)

to meet

8B9 Kopieerblad de instelling

attitude

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

41

Leerwoordenlijst bieden de sfeer (sferen) technische (technisch) de gasten (de gast) te woord staan het gevoel de humor bereid zijn (om) prettige (prettig)

to offer atmosphere technical guests to speak to sense humour to be willing to nice

Deel C

Ik heb er zo’n zin in!

I really feel like it!

8C1a de overheid (overheden) de periode (periodes/perioden) de kennis deelnemen (aan) (s.v.) de beurs (beurzen) erkennen de instelling (instellingen) het verblijf de gebruiken (het gebruik) het doel (doelen) zich redden beslissen

government period knowledge to participate (in) scholarship to acknowledge institute stay customs objective to cope to decide

8C2 Simone heeft zich opgegeven

Simone registered (to register)

(zich opgeven) de colleges (het college)

lectures

Transcriptie zodat zich verheugen (op) enorm (adv.) zich voorstellen (s.v.)

so that to look forward to tremendously to imagine

Notitie de functie (functies)

function

8C3 zich vergissen zich voorstellen (s.v.) de bal (ballen) zich interesseren voor de tijd (tijden)

to make a mistake to introduce yourself ball to be interested in time

Transcriptie ik heb gevonden (vinden)

I found (to find)

vertrekken nogal de bagage vliegen lager bijzondere (bijzonder)

to leave quite luggage to fly lower special

8C9a het procent (procenten) de bevolking (bevolkingen) in de buurt van de hoofdstad (hoofdsteden) het onderzoek (de onderzoeken) op het gebied van de lonen (het loon) de economie (economieën) daarvan buitenlandse (buitenlands) het ministerie (ministeries)

42

percent population in the neighbourhood of capital city research in the area of wages economy of which foreign ministry

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst hogescholen hebben ingevoerd

(invoeren)

professional educations have

established (to establish)

8C9b de plannen (het plan)

plans

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

43

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 9

Hoe was jullie vakantie?

Deel A

Lekker op vakantie!

How was your holiday?

Hurray – we’re off on a holiday!

9A1 de toren (torens) het meer (meren) de caravan (caravans) gezellige (gezellig) het bos (bossen) de zee (zeeën)

tower lake caravan cosy forest sea

Transcriptie dialoog 1 ergens dialoog 3 de bergen (de berg) prachtig (adv.) dialoog 4 ver

somewhere mountains beautiful far

9A2b langs door

along through

9A7 het zuiden in het zuiden het westen

South in the South West

9A8 het noorden

North

9A9b Transcriptie de kust (kusten)

coast

Deel B

Vakantieverhalen

Holiday adventures

9B1a de Nederlanders maakten (maken)

the Dutch used to make (to make)

verre (ver) ze vierden (vieren)

far

je stopte (stoppen)

you put in (to put in)

de koffer (koffers) je gebruikte (gebruiken) je belde (bellen) je stuurde (sturen) je luisterde (luisteren) je vertelde (vertellen) je wachtte (wachten)

suitcase you used (to use) you called (to call) you sent (to send) you listened (to listen) you told (to tell) you waited (to wait)

they celebrated (to celebrate) sommige vakantiegangers reisden (reizen) some holiday makers travelled

(to travel)

9B1b de radio (radio’s)

radio

9B3a ik reisde (reizen) we wisselden (wisselen) mijn ouders gebruikten (gebruiken) we belden (bellen)

I travelled (to travel) we exchanged (to exchange) my parents used (to use) we called (to call)

9B3b mensen luisterden (luisteren)

people listened (to listen)

9B5a Teun heeft geslapen (slapen)

Teun slept (to sleep)

het weer

weather

44

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Teun heeft gelegen (liggen) Teun heeft bezocht (bezoeken)

Teun lay (to lie) Teun visited (to visit)

Transcriptie het regende (regenen) de kerken (de kerk)

it rained (to rain) churches

9B5b Maud merkte (merken)

Maud noticed (to notice)

Transcriptie goedkope (goedkoop) onze koffers zaten (zitten) onze koffers stonden (staan)

cheap our luggage was (to be) our luggage was at (to be at)

9B6a we hadden (hebben) we gingen (gaan) we konden (kunnen)

we had (to have) we went (to go) we could

9B7a ik zat (zitten) we reden (rijden)

I sat (to sit) we went horseback riding

in slaap vallen ik stond (staan)

(to go horseback riding) to fall asleep I stood (to stand)

9B8 Notitie het eten smaakte (smaken) de reis ging (gaan) de camping en het hotel bevielen

the food tasted (to taste) the trip went (to go) the campsite and the hotel suited us

(bevallen) de details (het detail)

(to suit) details

9B9 heb je meegenomen (meenemen)

Deel C

Lieve Marie

did you bring with you (to bring with)

Dear Marie

9C1 afgelopen

last

Notitie regelmatig

regularly

9C2 Els en Daan hebben gegeten (eten) Els en Daan kenden (kennen)

Els and Daan ate (to eat) Els and Daan knew (to know)

Transcriptie artiesten zongen (zingen)

artists sang (to sing)

de beelden (het beeld) het publiek zong (zingen) we hoorden (horen)

pictures the audience sang (to sing) we heard (to hear)

9C3b ze speelden (spelen) het concert duurde (duren)

they played (to play) the concert lasted (to last)

de acties (de actie)

activities

9C3d het meisje kon (kunnen) er gebeurde niets (gebeuren) ik ben vergeten (vergeten)

the girl could nothing happened (to happen) I forgot (to forget)

geweldig(e)

wonderful

9C4 gisteravond

yesterday evening

9C5a meemaken (s.v.) de thema’s (het thema) de acteurs (de acteur) de oorlog (oorlogen)

to experience themes actors war

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

45

Leerwoordenlijst 9C6 de planten (de plant) geachte (geacht) meedelen (s.v.) aanbieden (s.v.) de verontschuldigingen (de verontschuldiging) het cadeau (cadeaus)

plants dear to inform to offer apologies present

9C7b betreft uiteraard

concerning of course

9C8 verzetten toen u ontdekte (ontdekken)

46

to reschedule when you discovered (to discover)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 10

Heb jij een leuk huis?

Deel A

Een tuin op het zuiden

Do you have a nice home?

A south facing garden

Vocabulaire de flat (flats) de boerderij (boerderijen)

apartment; apartmentbuilding farmhouse

10A1a bouwen

to build

Transcriptie genoeg hebben van

to have had enough

10A1b uitstekend (adv.) dicht bij

excellent close to

10A2 de rand (randen) aan de rand van

outskirts on the outskirts of

10A4 het dorp (dorpen)

village

Notitie de partijen (de partij) het onderhandelen (over)

parties negotiations (on)

10A5a de kelder (kelders)

cellar

Transcriptie de woning (woningen) boven perfecte (perfect)

house upstairs perfect

10A5b de garage (garages)

garage

10A5c de zolder (zolders) de schuur (schuren)

attic shed

10A7b de oven (ovens) kapot beantwoorden

Deel B

Ons paleisje

oven broken to answer

Our home is our castle.

Transcriptie daarachter vierkante (vierkant) de muren (de muur) vrij (adv.) diep hij liep (lopen)

behind that square walls pretty long it runs (to run)

10B5 de materialen (het materiaal) het leer het glas het steen het hout het ijzer het plastic het goud het zilver de ring (ringen) harder

materials leather glas stone wood iron plastic gold silver ring harder

10B6 het nieuws

news

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

47

Leerwoordenlijst 10B6a de vloer (vloeren) de gordijnen (het gordijn) centrale (centraal) de kranen (de kraan) het hek (hekken)

floor curtains central taps gate

Transcriptie licht geweldig (adv.) het paleisje (paleisjes)

light wonderful castle

10B9 Kopieerblad totale (totaal)

total

Deel C

Ik ga op kamers

I’m going to live on my own

10C1a gemeenschappelijke (gemeenschappelijk) het gas (gassen) het licht verboden techn. (= technische)

shared gas electricity prohibited technical

Notitie de particulieren (de particulier) vrij

private persons available

10C2a de bewoners (de bewoner)

housemates

10C2b Babette wist (weten)

Babette knew (to know)

10C3a verhuren

to let

10C4 Kopieerblad de afstand (afstanden)

distance

10C5a Transcriptie een heleboel de spiegel (spiegels) de messen (het mes) de vorken (de vork) de lepels (de lepel)

a lot mirror knives forks spoons

10C6 de apparaten (het apparaat)

machines

10C6a de bank (banken) de lamp (lampen)

sofa lamp

10C8 boven

on top of

Notitie de houding (houdingen) zich bevinden de sleutel (sleutels)

position to be key

Uitspraak over het algemeen het geheel

48

in general complete

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 11

Heb je het al gehoord?

Deel A

Wat een blunder!

Have you heard?

What a blunder!

11A1b zich realiseren verkeerd (adv.)

to realise wrong

Transcriptie ik sloot af (afsluiten) ik stond op (opstaan)

I took (to take) I woke up (to wake up)

afwachten (s.v.) in het begin tevreden het viel tegen (tegenvallen) nat de regen duidelijk (adv.) ik bleef (blijven) belachelijk ik gaf (geven) ik heb besloten (besluiten) daarop de mevrouw dacht na (nadenken) de mevrouw vroeg (vragen) voorzichtig (adv.) neerleggen (s.v.) vlug (adv.)

to wait in the beginning satisfied it didn’t live up to expectations wet rain clear I kept (to keep) ridiculous I gave (to give) I decided (to decide) to that the woman thought about it the woman asked (to ask) carefully to put down quickly

11A1c een man nam (nemen)

a man took (to take)

11A3 nadat

after

11A4 gooien

to throw

Kopieerblad een man keek (kijken) hij zag (zien) hij kwam aan (aankomen)

a man looked (to look) he saw (to see) he arrived (to arrive)

bij

at

een vrouw deed open (opendoen)

a woman opened (to open)

prachtige (prachtig) hij gaf (geven) durven mijn man hield van (houden van) hij schreef (schrijven)

beautiful he gave (to give) to dare my husband loved (to love) he wrote (to write)

11A6 u las (lezen)

you read (to read)

dom

silly

11A7 het principe (principes) in principe t/m (tot en met) de basis (basissen/bases) op basis van minimaal (minimale) de belangstelling (belangstellingen)

principle in principle from … to basis based on minimally interest

11A8a zakken binnen binnen een week gratis (adv.)

to sag within within a week free

11A8b de structuur (structuren)

structure

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

49

Leerwoordenlijst bereiken (met) de aanleiding (aanleidingen) de geschiedenis

to achieve (with) cause history

11A9a de kosten boven de …

costs exceeding ...

Deel B

Het nieuws

The news

11B1c prachtige (prachtig) naar mijn mening

beautiful in my opinion

11B2a eens de pers juist (adv.) te ver gaan

agree journalists on the contrary to go too far

11B2b het (niet) eens zijn met de twijfel (twijfels) de wet (wetten) houden het ermee eens zijn (dat) nu eenmaal moeilijk stemmen tegen stemmen aan de ene kant aan de andere kant wie heeft bedacht (bedenken) de onzin verschrikkelijk

to (dis)agree with doubt law to keep to agree (that) it is the case difficult to vote to vote against on the one hand on the other hand who ever thought of (to think of) nonsense horrible

Notitie het er niet mee eens zijn

to disagree with

11B3 hierop

to this

Kopieerblad het geweld

violence

11B4 de discussie (discussies)

discussion

Kopieerbladen rol A t/m D uitgeven

to spend

11B5a de keus (keuzen/keuzes) de keus hebben (uit) de hutten (de hut) heerlijkste (heerlijkst) vele (veel)

choice to have a choice (between) huts most delicious many

11B5b overtuigen

to convince

11B5c het touw (touwen) de snoepjes (het snoepje) de boot (boten) u zult (zullen) de natuur

rope sweets boat you shall nature

11B6a de politiek

politics

11B6b de uitzendingen (de uitzending) de nieuwslezer verscheen (verschijnen) de jeugd

50

broadcast the anchorman appeared (to appear)

youth

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst de programma’s (het programma) het net (de netten) het bestaan de gelegenheid (gelegenheden) de NOS zond uit (uitzenden) schitterende (schitterend) dit wordt herhaald (herhalen)

television programmes channel existance opportunity the NOS broadcast (to broadcast) wonderful this is repeated (to repeat)

11B7a het onderwerp (onderwerpen) de president (presidenten) de belasting (belastingen) het verkeer

subject president tax traffic

Transcriptie fragment 1 mogelijk (adv.) krachtig de wind fragment 3 het centrum (centrums/centra) onder de tentoonstelling (tentoonstellingen) ter gelegenheid van

possibly strong wind centre amongst exposition on the occasion of

11B7b de oorzaak (oorzaken) het ongeluk (ongelukken) het bericht (berichten) de top 3

cause accident report top 3

11B8a het slachtoffer (slachtoffers) een vrouw is bevallen (van) (bevallen (van)) het geheim (geheimen) dankbaar echte (echt) de man stak (steken) in brand steken de brand (branden) hoewel de beweging frisse (fris) frisse lucht de lucht ze lazen (lezen) lijden (aan)

victim a woman gave birth to

(to give birth (to)) secret thankful real the man set (to set) to set fire to fire although physical activity fresh fresh air air they read (to read) to suffer (from)

11B8b dichtdoen Wie waren erbij?

to close Who were involved?

Transcriptie Bokito is gevangen (vangen)

Bokito was captured

(to be captured)

Deel C

Typisch Nederlands?

Typically Dutch?

11C1a schijnen de zon schijnt waaien het waait (hard)

to shine the sun is shining to blow the wind is blowing (hard)

Notitie heet

hot

11C3a voorbij (zijn) het klimaat (klimaten)

(to be) over climate

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

51

Leerwoordenlijst 11C3b lijken of zacht verschrikkelijk (adv.)

to look like soft horribly

11C5a trekken waardoor

to draw for what

11C5b de koning (koningen)

king

11C6b het dier (dieren)

animal

11C7a de kat (katten) het nadeel (nadelen) de banden (de band) de tweede heeft gereden (rijden) km (= kilometer) solliciteren op de zaak (zaken) drukke (druk)

cat disadvantage tyres the second has driven (to drive) kilometre to apply for company busy

11C8 Kopieerbladen groep A hij won (winnen) de prijzen (de prijs) hij begon (beginnen) de spelers (de speler) groep B de stijl (stijlen) hij verkocht (verkopen) plegen de eeuw (eeuwen) economisch (adv.) bekendste groep C Anne Frank leefde (leven) de joden werden vervolgd (vervolgen)

he won (to win)

prizes he started (to start) players style he sold (to sell) to commit century economically most famous Anne Frank lived (to live) the Jews were persecuted

(to be persecuted) Anne stierf (sterven)

Anne died (to die)

vertalen groep D financieel (adv.) opleveren (s.v.) het paard (paarden) groep E de prins (prinsen) de prinses (prinsessen) de platen (de plaat) internationaal (adv.)

to translate financially to raise horse prince princess records internationally

Kopieerblad hij bracht op (opbrengen)

he raised (to raise)

11C9 typisch (adv.)

typically

11C9b (niet) tellen

to (not) count

Kopieerblad de provincies (de provincie)

provinces

Uitspraak bepaald(e) hierdoor

52

certain because of this

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

Leerwoordenlijst Hoofdstuk 12

Weet jij al wat je gaat doen?

Deel A

Studeren, studeren, studeren

Do you know what you are going to do?

Studying all day

12A1a een diploma halen doorlopen laagste de vakken (het vak)

to get a diploma to go through lowest subjects

12A1b het diploma (diploma’s) slagen (voor)

diploma to pass

Transcriptie dialoog 1 zakken de teleurstelling (teleurstellingen) het voordeel (voordelen)

to fail disappointment advantage

12A5a de vergadering (vergaderingen)

meeting

12A6c gek

odd

12A7a contact hebben met

to have contact with

12A9 het plein (pleinen) de dromen (de droom) de meester (meesters) het rapport (rapporten) vol (met) de meesten de waarheid (waarheden)

Deel B

Aan het werk!

schoolyard dreams teacher report card full (of) most truth

Let’s get down to work!

Transcriptie de minister (ministers) politieke (politiek) de politieke partij de reizigers (de reiziger) verlaten de kip (kippen) weinig(e) haast hebben

Minister political political party travellers to leave chicken little to be in a hurry

12B1d laag

low

12B3 het uitdrukken

to express

12B6a het kantoor (kantoren) de lichten (het licht) aandoen (s.v.) het licht aandoen vervolgens besteden zware (zwaar)

office lights to switch on to switch on the lights after that to spend heavy

12B8a Kopieerblad vreemde (vreemd) de lijn (lijnen)

foreign line

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.

53

Leerwoordenlijst telefoneren doden

to telephone to kill

12B8b wie heeft gewonnen (winnen)

Deel C

In de praktijk

who won (to win)

In practice

12C1 ervaren de theorie (theorieën) de praktijk in de praktijk

to experience theory practice in practice

12C1a maatschappelijke (maatschappelijk) redelijk het volk (volken/volkeren) gek scherp uiteindelijk het terrein (terreinen) gewend zijn

social reasonably people crazy sharp in the end grounds to be used to

12C1b het gedeelte (gedeeltes/gedeelten) wennen streng

part to get used to strict

Kopieerblad Cursist A de werkzaamheden Cursist B afhankelijk van werkelijke (werkelijk)

work depending on actual

12C6 de figuur (figuren)

chart

12C6a blijken (uit)

to show

Transcriptie dalen (tot)

to go down (to)

de studentenpopulatie steeg (tot) (stijgen

the amount of students increased (to)

(tot)) lichte (licht) het aantal is toegenomen (toenemen)

(to increase to) slight the number increased (to increase)

12C7b het aantal is gestegen (tot)

the number increased (to)

(stijgen (tot)) het aantal is afgenomen (afnemen)

the number decreased (to decrease)

(to increase (to))

12C7c nam af (afnemen) nam toe (toenemen)

decreased (to decrease) increased (to increase)

12C8 u hebt beschreven (beschrijven)

54

you described (to describe)

© 2010 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.