118 58 938KB
Dutch Pages 68 [65] Year 2011
Als je steeds bang bent
Als je steeds bang bent angst bij kinderen: hoe zit dat?
Geschreven en geïllustreerd door Mere Vos
Bohn Stafleu van Loghum Houten 2011
© 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media, Houten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 8544 7 NUR 848 Ontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Illustraties: Mere Vos Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl
Inhoud Iedereen is verschillend, maar sommigen doen ‘anders’
11
Wat is angst en wat is een angststoornis?
15
Hoe kom je eraan?
35
Wie bepaalt dat en hoe?
41
Hoe kom je ervan af?
45
Links
58
Woordenboek
60
7
Dit boek gaat over kinderen die steeds bang of angstig zijn voor dingen waar je normaal gesproken niet bang of angstig voor hoeft te zijn, anders gezegd: kinderen met een angststoornis. Er wordt uitgelegd wat angst is en wat een angststoornis is. Ook wordt verteld hoe je erachter komt dat je een angststoornis hebt, hoe je die kan krijgen, hoe het kan voelen om een angststoornis te hebben, of je aan een kind kan zien dat het een angststoornis heeft en wat je eraan kan doen om van een angststoornis af te komen.
8
Dit is Tom. Tom is vaak bang, hij heeft een angststoornis. Misschien herken je dingen die Tom in dit boek laat zien omdat je zelf steeds angstig bent, of omdat je een jongen of meisje in je omgeving kent die een angststoornis heeft.
9
Dit boek en het verhaal van Tom zijn ervoor bedoeld om jezelf of een ander beter te begrijpen. Op een aantal plaatsen in dit boek worden er vragen aan je gesteld. Als je dat prettig vindt, kan je deze beantwoorden. Dat kan je doen op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door er iets over te vertellen, door er iets over op te schrijven of door een tekening te maken.
10
Tom is al een tijd bang om te gaan slapen. Na het avondeten wordt hij vervelend, probeert hij zich te verstoppen en is hij snel boos. Dat komt omdat hij weet dat hij bijna moet gaan slapen en dat durft hij niet.
Iedereen is verschillend, maar sommigen doen ‘anders’ Alle mensen, dus ook alle kinderen, zijn verschillend. We kunnen allemaal anders reageren. Dat we allemaal verschillend zijn is heel leuk. Het zou toch saai zijn als iedereen overal hetzelfde op zou reageren! Daarom noemen we al die verschillen tussen mensen ‘normaal’.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4_1, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
12
Soms merken we tóch dat we anders reageren, ons anders voelen of ons anders gedragen dan normaal. Je kent dat misschien wel van jezelf. Dit voelt vaak niet prettig, je hebt er zelf last van en anderen reageren daar ook niet leuk op. Maar toch kan je het ook niet echt tegenhouden. Voor dat ‘anders reageren’ kunnen heel goede redenen zijn. Er gebeurt namelijk van alles in de wereld om ons heen. Leuke dingen, maar ook vervelende. Of dingen waar je van schrikt. Je kunt daardoor bijvoorbeeld bang zijn. Bang zijn voor dingen die eigenlijk niet ‘eng’ of ‘gevaarlijk’ zijn hoort bij je ontwikkeling. Misschien kan je je nog herinneren dat je vroeger heel bang was voor iets dat je nu helemaal niet meer eng vindt, bijvoorbeeld voor het donker. Hierna staan angsten die kinderen hebben wanneer ze opgroeien. Misschien herken je ze wel van jezelf of van een broer of zus.
Leeftijd Bang voor 0–2
als je vader of moeder niet in de buurt is harde geluiden water of de WC nieuwe of onbekende omgeving, dingen of mensen
2–4
als je vader of moeder niet in de buurt is griezels en enge beesten onweer het donker
4–8
als je vader of moeder niet in de buurt is het donker alleen thuis zijn of alleen slapen spoken en monsters dat je gewond raakt of pijn hebt andere kinderen
8–12
dat je gewond raakt, pijn hebt of ziek wordt school om niet goed te presteren (faalangst) niet mee mogen doen gepest worden de dood dingen die zouden kunnen gebeuren; piekeren over ‘stel-je-voor-dat’
13
14
Als je ouder wordt leer je als het goed is dat je voor deze dingen niet bang hoeft te zijn. Je merkt bijvoorbeeld dat als je ouders even weg zijn, ze ook altijd weer terugkomen. Of dat het niet erg is om soms fouten te maken op school.
•
Ben jij wel eens heel bang geweest? Waarom was dat?
•
Ben jij voor iets bang geweest waar je nu niet meer bang voor bent?
•
Ken jij iemand heel bang is voor iets, wat jij helemaal niet eng vindt?
Wat is angst en wat is een angststoornis? Bang zijn heeft een belangrijke functie voor mensen en dieren. Het waarschuwt ons voor gevaarlijke situaties en zorgt ervoor dat we ons kunnen verdedigen of wegvluchten van het gevaar. Je kunt zeggen dat angst ons alarmsysteem is. Mensen en dieren hebben dit alarmsysteem nodig om te overleven.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4_2, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
16
Op welke momenten je alarm afgaat, en hoe lang de sirene blijft loeien, wordt geregeld door een aantal gebieden in je hersenen die samenwerken. Je zou kunnen zeggen dat je alarmsysteem wordt bestuurd door een soort beveiligingsteam in je hoofd; je kan dit zien als ‘het beveiligingsteam van wachtcommandant Th. (Theo) Alamus.’
De meldkamer van wachtcommandant Th. (Theo) Alamus Alles wat je in de wereld om je heen ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt komt eerst binnen in de meldkamer. De meldkamer ligt in het midden van de hersenen. Commandant Theo bepaalt wie van zijn team in actie moet komen.
17
A. (Achmed) Mygdala, de man van de sirene Diep in je hersenen zit de aan– en uitknop van je alarmsysteem. Achmed zorgt ervoor dat je schrikt of dat je angst voelt als er gevaar is. Hij let erg goed op de gevaarlijke informatie die binnenkomt in de meldkamer en reageert meteen door je alarm aan te zetten. Pas daarna wordt bepaald of de situatie echt zo gevaarlijk is en of het dus klopt dat je bang reageert.
18
Agent Cor Tex In het gebied in de hersenen dat net achter je voorhoofd ligt zitten de agenten die bepalen hoe gevaarlijk de situatie is. Agent Cor vraagt zich af: is er gevaar? Hebben we dit al eerder meegemaakt? Wat gebeurde er toen? Cor vraagt ook altijd raad aan brigadier Henk Campus.
19
De archiefkamer van brigadier H.P. (Henk) Campus De archief kamer ligt in het midden van je hersenen. Hier worden de rapporten bewaard van eerdere gevaarlijke situaties. Brigadier Henk kan daardoor dus meebeslissen over de situatie.
20
Stel je voor dat je een grote spin ziet zitten op de muur. Commandant Theo stuurt een bericht naar Achmed die meteen de schakelaar van je alarmsysteem omzet: de sirene begint te loeien, je schrikt!
In de tussentijd stuurt commandant Theo het
21
bericht ook naar agent Cor. Die gaat op onderzoek uit: is de spin echt een gevaar? Hebben we vaker een spin gezien? Was hij toen gevaarlijk? Wat kan jij daarover vinden in je archief, brigadier Henk?
Misschien komen agent Cor en brigadier Henk tot de conclusie dat alle vorige keren dat je een spin zag, hij je nooit iets heeft gedaan en er geen gevaar was. Er is nu dus ook geen reden om bang te zijn. Achmed krijgt het bericht van agent Cor en brigadier Henk: “Niks aan de hand! Alles onder controle”. En hij schakelt de sirene uit.
22
Als je schrikt of bang bent (dus als Achmed het alarm aanzet) is dat goed te merken: je krijgt het warm of juist rillingen, je hart gaat sneller kloppen en je voelt je onrustig. Kleine kinderen beginnen vaak te huilen, verstijven, houden zich stevig vast aan iets of iemand of worden heel boos. Als je bang bent zoek je veiligheid en je lichaam wordt klaargemaakt om te vechten of te vluchten. Je bent niet altijd even bang; je kan bijvoorbeeld heel erg bang of een beetje bang zijn. Een klein beetje bang zijn is soms zelfs wel fijn en spannend. Denk aan griezelen in een spookhuis. Heel erg bang zijn is eigenlijk nooit leuk. Het kan zelfs voorkomen dat je zó erg schrikt of zó bang bent dat je helemaal niet meer weet wat je moet doen. Er wordt te groot alarm geslagen. We noemen dit een paniekaanval. Je gaat beven, zweten, krijgt hartkloppingen, je hebt het gevoel dat je geen adem krijgt of hebt pijn op je borst en misschien ga je hyperventileren. De mannen uit het team van commandant Theo zouden moeten samenwerken, maar willen op zo’n moment te snel, te veel en te chaotisch
van alles doen. Ze lopen elkaar in de weg en geven jou het idee dat je niet meer te redden bent. Je kunt je voorstellen dat dit erg naar is om mee te maken. Bang of angstig zijn is pas een stoornis als je vaker wél bang of angstig bent dan níet. En als je er al een lange periode (een paar maanden) last van hebt. Misschien merk je dat je bange gevoel ook vreemd voelt. Je weet misschien zelf dat het niet helemaal klopt dat je je zo bang voelt, maar toch is het er. Belangrijk hierbij is dat je, om het bange gevoel niet te krijgen, je anders gaat gedragen. Je gaat dingen niet doen die je normaal wel zou doen, of juist dingen wel doen die je normaal niet doet. Dit is een tactiek om je niet bang te hoeven voelen. We noemen dit dat je de angst of het bange gevoel gaat vermijden.
•
Ben jij weleens in paniek geweest? En waarom was dat?
•
Heb jij iets waar je bang voor bent?
•
Probeer je dat te vermijden? Hoe?
23
24
Tom is zo bang om te gaan slapen dat hij zelfs de trap niet meer op durft om zijn tanden te gaan poetsen. Iedere avond heeft hij daardoor ruzie met zijn ouders.
Er zijn verschillende soorten angststoornissen:
Paniekstoornis met of zonder agorafobie Als je een paniekstoornis hebt, heb je steeds opnieuw last van paniekaanvallen. Daarbij weet je zelf niet meer wat je eraan kunt doen. Je kunt zo’n aanval krijgen zonder dat daar een duidelijke reden voor is, en dát is juist zo angstig. Je bent steeds bang om weer een paniekaanval te krijgen of je maakt je zorgen over wat er gebeurt als je een aanval krijgt. Het kan zijn dat je paniekaanvallen krijgt en daarom bang bent om in paniek te raken op een plek, weg van huis, waar je voor je gevoel niet zomaar kan vluchten of hulp kan krijgen. Zoals alleen op straat, midden in een grote massa mensen of in een rij, op een brug of in de bus, trein of auto. De angst voor dit soort plekken heet agorafobie. Het krijgen van paniekaanvallen en het bang zijn om in paniek te raken op zo’n plek heet daarom een paniekstoornis met agorafobie.
25
26
Het kan ook zo zijn dat je de angst hebt om paniekaanvallen te krijgen zonder dat je bang bent dat dit gebeurt op een plek weg van huis waar veel vreemde mensen zijn. Je kan dan eigenlijk overal bang zijn om een paniekaanval te krijgen. Dit heet een paniekstoornis zonder agorafobie.
Agorafobie zonder paniekstoornis Je kunt ook bang zijn om een paniekaanval te krijgen op een plek weg van huis, terwijl je nog nooit zo’n aanval hebt gehad. Het lijkt je gewoon heel eng om in paniek te zijn of je bent bang dat je je ervoor zou schamen. Je doet er alles aan om niet weg te hoeven uit je vertrouwde omgeving en je vermijdt plaatsen met veel of vreemde mensen.
Specifieke fobie Een fobie is een angst voor een voorwerp of een situatie, waarvoor de meeste andere mensen niet bang zijn. Bijvoorbeeld bang zijn om te gaan slapen, om op iets (heel) hoogs te staan, voor school, voor kleine ruimtes of voor een dier.
Sociale-angststoornis/sociale fobie Als je een sociale fobie hebt, heb je angst voor een situatie waarin ook andere kinderen zijn. Je bent bijvoorbeeld bang voor wat ze van je zullen vinden en je maakt je zorgen over hoe jij je gedraagt.
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS of OCD) Bij deze stoornis heb je last van dwanggedachten of dwanghandelingen. Dwanggedachten zijn gedachten, voorstellingen of ideeën in je hoofd die je steeds hebt. Je wilt ze niet hebben, je bent er bang voor of je hebt er last van, maar ze zijn er toch. Een dwanghandeling is iets dat je steeds moet doen van jezelf. Dat kan een actie zijn: bijvoorbeeld steeds je handen wassen, steeds je knuffels op een rijtje zetten van groot naar klein of altijd de deurklink 3 keer naar beneden doen voordat je de deur opent. Maar het kan ook een gedachte zijn: bijvoorbeeld alles wat je ziet tellen of in je hoofd opnoemen, of altijd een woord herhalen. Je hebt het idee dat door dit te doen of door zo te denken, je ervoor zorgt dat een situatie waar je bang voor bent, er
27
28
niet komt. Maar de handeling of de gedachte heeft niets met die situatie te maken. Een voorbeeld hiervan is dat je nooit op de lijntjes van de stoeptegels mag staan van jezelf, omdat je anders de hond van de buren tegenkomt op straat. Bij deze stoornis kosten de handelingen of gedachten veel tijd (zeker 1 uur per dag) en ze verstoren je normale dagritme en dagelijkse bezigheden.
Separatieangststoornis Separatie is een ander woord voor scheiding. Als je een separatieangststoornis hebt ben je bang en gespannen wanneer je gescheiden bent van je ouder of ouders; dus wanneer zij niet bij jou in de buurt zijn. Misschien heb je daarbij last van heimwee of maak je je zorgen dat je ouders iets ergs zal overkomen.
Acute-stressstoornis Helaas kan het gebeuren dat je iets heel naars meemaakt. Een gebeurtenis waarbij je zo bang was, dat het in je hoofd blijft zitten. Zoals een ongeluk, een oorlog of als je misbruikt of mishandeld bent. Het is niet altijd zo dat als
je iets heel ergs meemaakt, je een stoornis krijgt. Het is natuurlijk logisch dat je een tijdje van slag bent als je iets heel vervelends hebt meegemaakt. Bij een acute-stressstoornis komt de gebeurtenis steeds weer in je hoofd op en je voelt je steeds angstig. Die gebeurtenis heeft dus eigenlijk een wond in je gevoel gemaakt die keer op keer open gaat. Op het moment dat dit gebeurde voelde je je waarschijnlijk bang en hulpeloos. Misschien was je heel erg boos, wist je niet meer wat je moest doen of kon je niet meer goed nadenken.
Posttraumatische stressstoornis: PTSS Als een acute-stressstoornis niet over gaat, spreken we van een posttraumatische stressstoornis. Post betekent na, trauma betekent ingrijpende gebeurtenis. Eigenlijk betekent posttraumatische stressstoornis dus letterlijk ‘stress/angst na een erge gebeurtenis’. Bij een posttraumatische stressstoornis is je alarmsysteem veranderd; het alarm gaat eigenlijk continu af. Je voelt je daardoor steeds onrustig, gespannen en ‘op het punt om te vluchten en te vechten’. Je reageert daardoor vaak veel heftiger op dingen dan je
29
30
zou willen en dan de bedoeling is. Je bent, zoals we dat noemen, overwaakzaam. Tegelijkertijd wil je er alles aan doen om de vervelende gevoelens die je tijdens de nare gebeurtenis had nooit meer te krijgen. Je gaat vermijden dat je nog aan de gebeurtenis denkt. Ook kan er tijdens de nare gebeurtenis iets in je waarneming of je gedachten veranderen. Daardoor heb je het idee dat je er ‘niet echt bij bent’, kan je je later niet veel meer herinneren van wat er gebeurd is of voel je eigenlijk helemaal niets meer. Dat is natuurlijk heel raar en heel onwerkelijk. Helemaal omdat de herinnering en de angst je soms op onverwachte momenten juist wel ineens kunnen overvallen. Dit noemen we dissociatie.
31
De angst van Tom wordt steeds groter. Ook overdag heeft hij er last van. Hij piekert veel en voelt zich ongerust.
32
Gegeneraliseerde angststoornis Als je erg bang of ongerust bent over dat je van alles niet onder controle hebt, noemen we dat een gegeneraliseerde angststoornis. Je vindt het ook erg moeilijk om deze ongerustheid onder controle te houden, je kunt het voor je gevoel niet stoppen. Je voelt je daarbij gespannen, snel moe, rusteloos, je kunt je moeilijk concentreren, bent snel boos of je kan niet slapen.
Angststoornis door een lichamelijke (somatische) aandoening Het is nooit prettig om ziek te zijn. En soms kan een ziekte je ook bang maken, je hebt er immers geen controle over. Als dit ervoor zorgt dat je vaak angstig reageert, dat je last hebt van paniekaanvallen en dwanghandelingen of van dwanggedachten, dan spreken we van een angststoornis door een lichamelijke aandoening.
33
Tom was eerder nooit bang om te gaan slapen. Een tijd geleden werd hij een keer midden in de nacht wakker van een enorme knal, het deed zelfs pijn aan zijn oren. Het onweerde. Tom schrok ontzettend en zat rechtop in zijn bed. Hij riep zijn moeder en vader, maar die lagen te slapen en hoorden hem niet. Tom durfde zijn bed niet uit om naar zijn ouders toe te gaan. Hij heeft toen de deken over zijn hoofd getrokken en gewacht tot ‘het gevaar’ geweken zou zijn. Maar hij voelde zich heel bang en alleen.
34
•
Heb jij een angststoornis?
•
Welke angststoornis?
•
Hoe merk je dat?
•
Ken jij een jongen of meisje in je omgeving met een angststoornis?
•
Welke angststoornis?
•
Wat merk je aan die jongen of dat meisje?
Hoe kom je eraan? Iedereen wordt met een eigen alarmsysteem en beveiligingsteam geboren, we noemen dit je aanleg. Misschien lijken die van jou een beetje op die van je vader of moeder. Bij kinderen met een gevoelig alarmsysteem gaat de sirene eerder af dan bij kinderen met een minder gevoelig alarmsysteem. Kinderen met een gevoelig alarmsysteem schrikken dus eerder. Als je schrikt of bang bent zoek je vaak steun bij iemand die je vertrouwt en waarbij je je veilig voelt. Meestal zijn dat je ouders. Je ouders zien dat je bang bent en reageren daarop door je te troosten en je dingen uit te leggen. Je wordt rustig van de uitdrukking op hun gezicht en de klank van hun stem. Je voelt je hierdoor veilig en leert dat je in die situatie niet bang hoeft te zijn.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4_3, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
36
Stel je voor dat je met je moeder buiten loopt. Een grote hond komt op je af en springt uit enthousiasme op je schouders. Deze informatie komt in de meldkamer binnen en commandant Theo stuurt het direct door naar Achmed: “PAS OP, grote hond! Hij komt ons aanvallen!”. Achmed zet direct het alarm aan, je schrikt enorm! Je grijpt je moeders jas vast. Je moeder gaat bij je zitten, aait de hond en zegt dat het een lief beest is, dat hij alleen blij was om je te zien. Deze informatie wordt doorgegeven aan agent Cor, die net bezig was om te beoordelen of de situatie echt gevaarlijk was. Omdat je ziet dat je moeder niet bang is en omdat je ziet dat de hond met zijn staart begint te kwispelen als je hem aait bedenk je (dit is het werk van Cor) dat je niet bang hoeft te zijn. Cor geeft dit door aan Achmed (“O, lieve hond, hij kwam niet aanvallen, hij kwam spelen”) en het alarm wordt uitgeschakeld. Je angst verdwijnt. Brigadier Henk schrijft van deze ervaring een rapport en bewaart deze in het archief. Als je de volgende keer een hond tegenkomt, zal je waarschijnlijk niet meer zo schrikken, of maar een beetje. Jouw beveiligingsteam weet nu namelijk dat er geen direct gevaar dreigt.
Omdat je leert van de reactie van je omgeving, is het heel belangrijk hoe je omgeving reageert. Als je ziet dat je ouders ook bang zijn of schrikken wanneer jij bang bent, zal jij je de situatie herinneren als gevaarlijk en vervelend. Stel nou, dat toen die hond op je schouders sprong, je moeder hard was gaan gillen en achter een muurtje was gaan zitten. Dan was je angst niet zomaar verdwenen. Waarschijnlijk was je achter je moeder aangerend met je hart bonzend in je keel. De volgende keer dat je die hond zou zien, zou je weer schrikken, je hebt immers geleerd dat hij eng is. Misschien word je al bang wanneer je hem van een afstand ziet staan, of zelfs al als je alleen maar aan de hond dénkt. Kinderen die in aanleg sneller bang zijn hebben de neiging om hun omgeving als gevaarlijker te zien dan andere kinderen. Deze kinderen zullen ook minder snel gerustgesteld worden door de uitleg en troost van hun ouders. Ze leren daardoor niet makkelijk dat ze een volgende keer niet bang hoeven te zijn.
37
38
Kinderen met erg voorzichtige of bange (overbezorgde) ouders zullen ook eerder bang zijn omdat ze dat voorbeeld krijgen. Vaak hebben ouders van een kind met een gevoelig alarmsysteem de neiging om hun kind zoveel mogelijk weg te houden bij dat waar ze bang voor zijn, uit bescherming. Dit is heel lief, maar op die manier krijgt het kind dus niet de kans om te leren dat de situatie waarvoor hij of zij bang is eigenlijk niet gevaarlijk is. Alle zaken die hierboven staan hebben we niet in de hand als we geboren worden; we moeten het doen met wat we krijgen. Daar komt nog bij, dat we wél een alarmsysteem nodig hebben om ons te beschermen als er echt gevaar is. Een leven zonder angsten bestaat dus niet. Maar we moeten door onze angsten ook niet geplaagd worden. Wanneer je problemen hebt met angst is er vaak iets aan bij te schaven. Daarom is het belangrijk dat we het weten als je een angststoornis hebt, zodat je geholpen kan worden.
Sinds die nacht vindt Tom het steeds lastiger om naar bed te gaan. Het liefst wil hij helemaal niet meer alleen naar bed. Hij wil alleen nog bij zijn ouders slapen. Ook wil hij niet meer bij zijn opa en oma logeren, wat hij altijd juist zo fijn vond. Zijn ouders snappen niet hoe dit komt. Hij sliep toch altijd rustig en alleen? Toms ouders hebben al verschillende keren gevraagd wat er toch aan de hand is. Tom wordt boos als ze dit vragen en kan niet goed uitleggen wat hem dwars zit.
39
40
Zowel jongens als meisjes kunnen een angststoornis krijgen. Het komt iets vaker voor bij meisjes. De meningen verschillen over hoeveel kinderen er wel eens een periode last hebben van een angststoornis. De een zegt 2 tot 6% van alle kinderen, de ander zegt 10 tot 15% van alle kinderen en de volgende heeft het zelfs over 12 tot 20% van alle kinderen. Duidelijk is in ieder geval dat er heel wat kinderen last van hebben. Of het allemaal echt angststoornissen zijn, is niet altijd direct duidelijk. Daarom is het goed dat er professionele mensen bestaan die dat kunnen onderzoeken en bepalen.
•
Wat voor alarmsysteem heb jij? Schrik je snel of juist niet?
Wie bepaalt dat en hoe? Je school, je ouders, je vriendjes, je broertjes of zusjes, maar vooral jijzelf merkt vaak al enige tijd dat er iets aan de hand is. Je bent vaak bang, je gedraagt je anders dan vroeger en je hebt daar last van. Het is logisch dat jij en je ouders willen weten wat er precies aan de hand is en hoe je van je angst af kan komen. Meestal ga je dan eerst naar de huisarts, of naar Bureau Jeugdzorg. De huisarts of de hulpverlener bij Jeugdzorg heeft een gesprek met jou en je ouders. In dat gesprek wordt uitgezocht waarom jullie denken dat er iets aan de hand is en wat jullie zelf merken. Dit heet screenen (spreek uit skrienen) of een intake (spreek uit inteek).
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4_4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
42
Als de huisarts of de hulpverlener na de screening het idee heeft dat er inderdaad iets aan de hand is, verwijst hij je door naar een psycholoog. Deze gaat je verder onderzoeken. Het kan ook zijn dat je direct door je ouders aangemeld wordt voor een intake of onderzoek bij een psycholoog. Als je bij een psycholoog komt voor hulp wil hij of zij graag weten hoe jij in elkaar zit, hoe jij naar de wereld kijkt en hoe jij omgaat met wat er in je omgeving gebeurt. Ook wil hij of zij weten wat er in jouw leven al is gebeurd en of je opvallende dingen hebt meegemaakt. De psycholoog begint het onderzoek meestal met gesprekken. Deze gesprekken houdt hij of zij met jou, met je ouders, eventueel met je school en misschien nog met andere mensen uit je omgeving. De psycholoog kan ook veel over jou te weten komen door naar je te kijken als je speelt of praat. Dit heet observeren. Je ouders en je school vullen vragenlijsten in. Soms moet je zelf ook vragenlijsten invullen. Vaak doe je ook een aantal tests bij de psycholoog.
De ouders van Tom zijn met hem naar de huisarts gegaan. Ze vinden dat het zo niet langer door kan gaan. De huisarts
43
heeft Tom naar een psycholoog doorverwezen.
De psycholoog heeft met Tom en zijn ouders gepraat over het naar boven gaan, naar bed gaan en gaan slapen. Zo kwamen ze erachter dat Tom bang is om te gaan slapen. Hij weet zelf ook wel dat het misschien niet nodig is, maar hij voelt toch angst, elke avond weer. Toen de psycholoog vroeg waar hij dan precies zo bang voor was heeft Tom verteld dat hij niet wil wakker schrikken ’s nachts.
44
Bij de gesprekken, het observeren, de vragenlijsten en de tests gaat het niet om ‘goed’ of ‘fout’. Het zijn gewoon manieren voor de psycholoog om jou goed te leren kenen. Als hij of zij genoeg informatie over jou heeft verzameld kan er vastgesteld worden wat er aan de hand is. Officieel zeggen we dan dat er een diagnose wordt gesteld. De psycholoog snapt dan wat het probleem is; heb je inderdaad een angststoornis of is er iets anders aan de hand? Als eenmaal is vastgesteld dat je een angststoornis hebt, gaat de psycholoog met jou en je ouders bekijken wat er kan en moet gebeuren om de angsten die je hebt te verminderen, ermee om te kunnen gaan of ze helemaal te laten verdwijnen. Met andere woorden: jullie gaan dan kijken hoe je behandeld kunt worden.
•
Hoe kwamen ze er bij jou achter dat jij een angststoornis hebt?
•
Ken jij iemand met een angststoornis?
•
Hoe kwamen ze er bij diegene achter?
Hoe kom je ervan af? Bij de behandeling van een angststoornis wordt geprobeerd om je weer op een ‘gezonde manier’ angst te laten voelen. Meestal worden je ouders, eventueel je broertjes, zusjes en je school ook gevraagd om mee te werken met je behandeling. Vooral je ouders kunnen je erg helpen. In je gezin of op school kunnen vaak wat dingen veranderen waardoor jij je minder (snel) angstig voelt. Ook is het verstandig dat je omgeving weet waar jij mee bezig bent in de behandeling zodat ze anders met je om kunnen gaan en je kunnen steunen.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4_5, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
46
Niet alle angstige kinderen hebben professionele hulp nodig. Er zijn verschillen in hoe angstig een kind kan zijn. Professionele hulp is nodig als je angst je leven bepaalt of je ontwikkeling tegenhoudt en je er zelf met je ouders te weinig aan kunt veranderen. De natuurlijke reactie van mensen en dieren is om de dingen waar ze bang voor zijn te vermijden. Dit is meestal ook de verstandigste beslissing. Maar, als je bang bent voor iets dat niet echt gevaarlijk voor je is of als je steeds een bang gevoel hebt (zoals bij PTSS) is vermijden juist niet handig. In het hoofdstuk ‘Hoe kom je eraan?’ werd uitgelegd dat hoe jouw alarmsysteem is afgesteld, wordt bepaald door je aanleg, door wat jij in je leven hebt meegemaakt en door hoe jij daarop hebt leren reageren. Wanneer jouw alarm afgaat, hangt dus af van wat jouw beveiligingsteam heeft geleerd. Bij een angststoornis gaat het erom dat je alarmsysteem verkeerd is afgesteld. Als je van een angst of bang gevoel af wilt komen, is het belangrijk om te ervaren dat de situatie waar je bang voor bent niet echt gevaarlijk is.
In het geval van PTSS is dit anders, de situatie was wel degelijk gevaarlijk. Daardoor is je alarmsysteem zélf het probleem geworden; het gaat voortdurend af. Daarom is de behandeling van PTSS ook een apart verhaal. Bij de meeste vormen van angst moet je opnieuw de enge situatie bekijken, om er rustiger op te leren reageren. We zeggen dat je ‘door de angst heen moet’ om je alarmsysteem bij te stellen. Het is niet altijd mogelijk en ook niet altijd nodig dat je in het echt de enge situatie weer opzoekt. Dat teruggaan naar de situatie kan vaak ook ‘in gedachten’. Dit is natuurlijk niet makkelijk; om juist op de hond, waar je bang voor bent, af te lopen en hem te gaan aaien! Het is daarom ook heel belangrijk dat je dit samen doet met iemand bij wie je veilig bent. En dat die persoon jou begrijpt en je altijd zal steunen en beschermen, vooral als je het eng vindt. Zo’n persoon is meestal een therapeut, maar het kan ook een van je ouders zijn. Je zou de therapeut kunnen zien als de trainer van het beveiligingsteam van commandant Theo Alamus in jouw hersenen.
47
48
Het leren omgaan met je angst, of het echt op je angst afgaan, kan op verschillende manieren.
Exposure Dit betekent eigenlijk letterlijk ‘je angst ervaren’. Je probeert datgene waar je bang voor bent te gaan doen om te leren dat het niet echt eng of gevaarlijk is. Deze therapie kan goed gebruikt worden als je bijvoorbeeld bang bent voor een dier of voor hoogtes. Maar ook bij een sociale angst. Eigenlijk wordt in alle angsttherapieën een soort exposure gebruikt. Of ze nu met echte situaties werken of met fantasie of verbeelding.
Cognitieve gedragstherapie In deze therapie wordt geprobeerd om in stapjes je angst te overwinnen of ermee om te gaan. Met iets oudere kinderen wordt vaak eerst gekeken naar wat ze allemaal denken wanneer, of vlak voor ze bang worden. Als je dat weet kan je ook met de therapeut verzinnen welke gedachte je juist helpt als je bang wordt om je minder angstig te voelen. Dit heet de ‘helpende gedachte’.
Dat waar je bang voor bent is altijd te verdelen in kleine situaties waar je meer of minder angst bij voelt. Deze situaties kan je in een volgorde zetten: wat vind je het engst? En wat vind je het minst eng? Je kunt je hierbij de treden van een trap voorstellen: de meest enge situatie zet je dan op de bovenste trede. Je begint dan eerst met het minst enge te overwinnen, dus je begint onderaan de trap. En zo ga je steeds een treetje hoger. Bij iedere trede voel je je dan sterker worden en durf je beter naar de volgende trede te gaan. Ook wordt vaak ‘in het echt’ geprobeerd om de angst te laten verdwijnen, door de angst samen op te zoeken en deze dan stapje voor stapje te overwinnen. Dit kan je bijvoorbeeld doen door aan iets wat eerst angstig was, iets leuks te koppelen.
49
50
Tom en zijn ouders hebben van de therapeut de tip gekregen om samen zijn angst te gaan overwinnen. Om de trap weer op te durven heeft Tom met zijn ouders een liedje bedacht waardoor het naar boven lopen leuker wordt. Ook doet Tom met zijn vader elke avond een wedstrijd wie het eerst boven is. Tom kan alweer zonder angst op zijn eigen kamer komen. En wat ook heel fijn is, is dat hij en zijn ouders samen kunnen praten over wat hem dwars zit. Hij voelt zich een stuk rustiger overdag en piekert niet meer zo veel. De psycholoog vindt het daarom tijd om samen met Tom en zijn ouders een plan te maken zodat zij er thuis aan kunnen werken om het slapen gaan weer zo gewoon mogelijk te maken. Daarnaast heeft Tom iedere week een gesprek met de psycholoog. Ze kijken dan samen hoe het nou komt dat hij ineens bang werd om te gaan slapen. Ook wordt afgesproken, dat er om de paar weken een gesprek is met Toms ouders erbij.
51
52
Speltherapie In speltherapie probeer je door te spelen je angst te overwinnen. Je speelt samen met de therapeut de situatie waarin je bang bent na, zodat jullie het gevoel dat jij hebt bij die gebeurtenis kunnen veranderen.
Creatieve therapie Een andere manier om niet in het echt de enge situatie op te zoeken is door de situatie te tekenen, schilderen of kleien. Je bent dan met de situatie bezig in je fantasie. De therapeut helpt je daarbij.
Writejunior Dit is een manier om ‘in gedachten’ de enge situatie te ervaren. Je wordt dan geholpen om de situatie, en alles wat je daarbij dacht en voelde, op te schrijven. Zo probeer je jouw gevoelens over de situatie te laten veranderen. Vaak wordt dit gebruikt bij PTSS.
53
Tom had een gegeneraliseerde angststoornis. Hij bleek niet de enige te zijn in de familie die daar weleens last van had gehad. Hij heeft er aanleg voor. Dat is erg vervelend en de behandeling heeft hem en zijn ouders daardoor extra tijd en moeite gekost. Tom is wel heel blij dat ze hebben doorgezet. Hij voelt zich veel beter. En nu kan hij eindelijk, net als andere kinderen, weer gezellig bij zijn opa en oma gaan logeren.
54
EMDR Bij deze therapie helpt de therapeut je om beelden, gedachten en gevoelens die bij de angstige situatie horen, weer naar boven te laten komen. Tegelijkertijd moet je ook met iets anders bezig zijn; het volgen van de hand van de therapeut met je ogen, of het luisteren naar linksrechts klikjes in de koptelefoon. Het klinkt gek, maar juist daardoor lukt het beter om je gedachten en gevoelens te laten veranderen.
Sociale-vaardigheidstraining (sova-training) Vooral als je bang bent voor andere kinderen of als je onzeker bent over het maken van contact is socialevaardigheidstraining belangrijk. Je kunt van je angst afkomen door stapje voor stapje op andere kinderen af te gaan, maar je moet dan natuurlijk wel weten wat je vervolgens kan vragen, zeggen en doen. Dat kan je leren in een sociale-vaardigheidstraining.
Medicijnen Soms worden er medicijnen gegeven aan kinderen met een angststoornis. Medicijnen kunnen de stoornis niet echt oplossen, maar ze kunnen je wel helpen om je angst wat minder te voelen. Het werken aan een echte therapie (zoals hierboven staat) gaat dan waarschijnlijk makkelijker. Als je je dan door de therapie wat zekerder bent gaan voelen, kun je zo gauw mogelijk weer met die medicijnen stoppen.
•
Wat krijg jij voor behandeling?
•
Hoe is dat?
•
Wie werken er allemaal mee aan jouw behandeling?
•
Ken jij iemand die een angststoornis heeft?
•
Hoe wordt deze persoon behandeld?
•
Werk jij daaraan mee?
55
56
Hopelijk is door het lezen van dit boekje je duidelijk geworden wat een angststoornis is en begrijp je beter wat er bij jou zelf of bij een kind in je omgeving aan de hand is. Misschien heb je nog meer vragen gekregen. Je kunt deze stellen aan je ouders, op school of aan een andere volwassene in je omgeving. Ook kan je met vragen altijd terecht bij de Kindertelefoon of op het internet.
58
Links www.bureaujeugdzorg.info Klik bovenaan op ‘jeugdigen’. Hier vind je alle informatie over Bureau Jeugdzorg en hoe je met ze in contact kan komen.
www.emdr.nl Informatie over de behandeling met EMDR. Kijk bij ‘verder lezen’ voor de folder: ‘met je ogen bewegen tot het weg is’.
www.kenniscentrum-kjp.nl Officiële site met informatie over psychiatrische aandoeningen en handicaps bij kinderen en jongeren.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
59
www.kindertelefoon.nl Hier kan je terecht met al je vragen en problemen. Je kunt ze gratis bellen op nummer (0800) 0432 of chatten op de website.
www.writejunior.nl Hier vind je informatie over Writejunior; schrijftherapie voor kinderen met een trauma.
www.bibbers.nl Website speciaal voor alle dappere kinderen die durven te zeggen dat ze soms bang zijn.
60
Woordenboek %
procent. Een procent is een deel van de 100. 6% (Procent) van de kinderen betekent dan: 6 kinderen van de 100 kinderen.
A. (Achmed) Mygdala
ieder mens heeft 2 amygdalae. Ze liggen in het midden van je hersenen. De amygdala regelt je emoties, vooral angst.
Aanleg
je hebt aanleg voor iets als je er vanaf je geboorte gevoelig voor bent.
Acute/acuut Agorafobie Angst/angstig
direct of plotseling. bang zijn voor een plek, weg van huis. bang zijn.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum
Angststoornis
lange tijd vaker wel dan niet bang zijn voor iets dat niet écht gevaarlijk voor je is.
Archief
bewaarplaats voor officiële papieren, verslagen en rapporten.
Bureau Jeugdzorg
landelijk kantoor waar je naartoe kan als je problemen hebt op school, thuis, met je vriendjes, je gedrag of met je gevoel. Een hulpverlener bekijkt wat er aan de hand is en geeft je een advies over hoe je het beste verder geholpen kan worden.
Chaotisch Cor Tex
rommelig, warrig. de cortex is de buitenste laag van je hersenen. Met de cortex in dit boek wordt het voorste gedeelte van de laag bedoeld, die net achter je voorhoofd ligt.
61
62
Diagnose
als een beroepshulpverlener (psycholoog, arts, psychiater, pedagoog) vaststelt wat er met je aan de hand is.
Dissociatie
als je je niet veel kan herinneren van een nare gebeurtenis, maar het gevoel dat je had bij de gebeurtenis toch soms onverwacht naar boven komt.
Dwanggedachte
een gedachte die je niet los kan laten en die steeds terugkeert.
Dwanghandeling
iets dat je steeds moet doen, omdat je gedachte je dat vertelt.
EMDR
Eye Movement Desensitization and Reprocessing. Een behandeling die veel wordt gebruikt bij PTSS.
Emoties
je gevoelens (zoals angst, verdriet en blijdschap).
Exposure
het engelse woord voor ‘blootstellen’. ‘Blootstellen aan je angst’ betekent: dat waar je bang voor bent opzoeken en erop afgaan.
Fantasie Fobie H.P. (Henk) Campus
dat wat je verzint. angst voor een ding of een situatie. aan de linker- en aan de rechterbinnenkant van je hersenen zit de hippocampus. De hippocampus speelt een belangrijke rol bij het opslaan van je herinneringen.
Heimwee
heel erg verlangen naar huis wanneer je ergens anders bent.
Hulpverlener
een persoon die ervoor geleerd heeft om andere mensen te helpen. Zoals een psycholoog, psychiater, pedagoog, maatschappelijk werker of een arts.
63
64
Hyperventileren Observeren
te snel en te diep ademhalen. ergens naar kijken, zonder mee te doen en daarbij goed opletten wat je ziet.
OCS of OCD
‘Obsessieve-compulsieve stoornis’ of ‘obsessive compulsive disorder’. Een angststoonis waarbij je last hebt van dwanggedachten of dwanghandelingen.
Ontwikkeling Onwerkelijk Overwaakzaam
opgroeien. niet echt. als je het gevoel hebt dat er overal gevaar is en je lichaam steeds klaar is om te vechten of te vluchten.
Paniek Paniekaanval
plotselinge, hele heftige schrik. als je van schrik gaat beven, zweten, duizelig wordt, het benauwd krijgt of gaat hyperventileren.
Pedagoog
een persoon die ervoor geleerd heeft om te begrijpen hoe je opvoeding en je omgeving invloed hebben op je gedrag, gedachten en gevoelens.
Piekeren PTSS
onrustig nadenken, je zorgen maken. Posttraumatische stressstoornis. Een angststoornis waarbij je lange tijd angst en stress hebt na een nare gebeurtenis.
Presteren
iets uitvoeren; bijvoorbeeld een opdracht op school.
Professionele/
als je iets voor je beroep doet.
professioneel Psychiater
een dokter die gespecialiseerd is in het gedrag, de gevoelens en de gedachten van mensen.
65
66
Psycholoog
een persoon die ervoor gestudeerd heeft om het gedrag, de gedachten en de gevoelens van mensen te begrijpen en te verklaren. Het werk dat een psycholoog doet kan soms ook gedaan worden door een psychiater, pedagoog of maatschappelijk werker.
Rapport
een verslag van een gebeurtenis.
Screenen/
een gesprek waarin een hulpverlener een
Screening
eerste indruk probeert te krijgen van je
(intake) Separatie Somatisch
problemen. scheiding of uit elkaar gaan. lichamelijk of wat met je lijf te maken heeft.
Sova-training
sociale-vaardigheidstraining. In deze training leer je hoe je je bij andere kinderen kunt gedragen.
Stress Therapeut Therapie
een gevoel van spanning of druk. een hulpverlener die je behandelt. een behandeling voor een ziekte of stoornis.
Th. (Theo) Alamus
de thalamus ligt in het midden van je hersenen. Alles wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt komt eerst terecht in de thalamus.
Vermijden
proberen ervoor te zorgen dat iets niet gebeurt.
Waarneming
dat wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt.
Writejunior
manier om PTSS te behandelen.
67
68
Over de auteur Mere Vos (1979) studeerde af in 2005 als klinisch neuropsycholoog met een focus op de ontwikkelingsneuropsychologie bij kinderen. Hierna werkte zij tweeënhalf jaar in de jeugdzorg. Momenteel werkt zij als neuropsycholoog in het Hersencentrum, waar zij veel verschillende kinderen en stoornissen langs ziet komen. Naast haar studie en werk is zij altijd actief geweest op het creatieve vlak. Na afronding van de basisopleiding aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht in 2007 is zij voor zichzelf begonnen als illustrator en schilder (www.merevos.nl). In 2009 verscheen haar eerste boek Als je nergens meer zin in hebt. Depressie bij kinderen: hoe zit dat?. In haar boeken combineert Mere haar creativiteit met haar wetenschappelijke kennis en sociaalmaatschappelijke (werk)ervaring.
M. Vos, Als je steeds bang bent, DOI 10.1007/978-90-313-8545-4, © 2011 Bohn Stafleu van Loghum