Basisvaardigheden academisch schrijven [1e druk ed.]
 9046903923, 9789046903926 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

Wie schrijft, die blijft. Deze uitdrukking is zeker van toepassing op iedereen die een academische opleiding volgt. Schrijven is een essentiële academische vaardigheid; tijdens elke studie moet je vaak en veel schrijven. Basisvaardigheden academisch schrijven geeft inzicht in de criteria voor wetenschappelijk schrijven en leert studenten hoe zij hun teksten hieraan kunnen laten voldoen.

www.coutinho.nl/bas De code in dit boek geeft de gebruiker exclusieve toegang tot de website.

Maartje Goosen is docent en coördi­nator van het Scrip­ torium bij het Language Center van Tilburg University. Francien Schoordijk is docent bij het Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) van de Universiteit van Amsterdam.

Academisch schrijven-compleet.indd 1-3

www.coutinho.nl ISBN 978 90 469 0392 6 NUR 624

Basisvaardigheden academisch schrijven

Basisvaardigheden academisch schrijven loodst studenten (en docenten) door het schrijfproces. Alle aspecten van het schrijven worden behandeld, met verwijzingen voor verdieping. Studenten ontdekken wat er ontbreekt aan hun taal- en/of schrijfvaardigheid, wat een wetenschappelijke schrijfstijl kenmerkt, welke eisen aan taalvaardigheid worden gesteld, hoe ze efficiënt een acade­ mische tekst schrijven en hoe ze een logische structuur opzetten. Daarnaast leren ze bronnen parafraseren, samenhang in teksten aanbrengen en kritisch op eigen schrijfwerk reflecteren. Ook studenten voor wie het Nederlands niet de eerste taal is, hebben veel baat bij dit boek. Basisvaardigheden academisch schrijven is een echt ‘doe-boek’ met veel oefeningen en een uit­ gebreide website.

Goosen en Schoordijk

Basisvaardigheden academisch schrijven

Maartje Goosen en Francien Schoordijk

Basisvaardigheden academisch schrijven

07-05-14 13:44

Online studiemateriaal Bij deze uitgave hoort online studiemateriaal. Dit e-book bevat verwijzingen naar dit materiaal. Voor toegang moet je eerst een code invoeren. Bestel deze code via onze website. Ga naar www.coutinho.nl en zoek op de titel van deze uitgave. Op de pagina met informatie over de uitgave vind je de besteloptie ‘Code voor website’.

Basisvaardigheden academisch schrijven Maartje Goosen Francien Schoordijk

u i t g e v e r ij coutinho bussum 2014

c

© 2014 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum [email protected] www.coutinho.nl Omslag: Jeanne | ontwerp en illustratie, Westervoort Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN e-book: 978 90 469 6461 3 ISBN boek: 978 90 469 0392 6 NUR: 624

Voorwoord

Academische basisvaardigheden zijn niet vanzelfsprekend voor de meeste studenten. Veel eerstejaars wo-studenten hebben met name moeite met het schrijven van een academische tekst. Het probleem is tweeledig: ten eerste weten ze niet wat er van hen verwacht wordt aan de universiteit en ten tweede hebben sommige studenten lacunes in hun vooropleiding of taalverwerving. We merken in onze lespraktijk dat veel studenten daarom uit onwetendheid of onzekerheid in het wilde weg beginnen te schrijven. Zo ontstond er bij ons de behoefte een boekje te schrijven waarmee studenten kunnen ontdekken wat er ontbreekt aan hun academische schrijfvaardigheid en/of taalvaardigheid. Doordat zij vervolgens inzicht krijgen in de criteria voor academisch schrijven kunnen zij met behulp van dit boekje (zelfstandig) leren hoe ze aan die criteria kunnen voldoen. Het was aanvankelijk de bedoeling dat het een boekje zou worden van bescheiden omvang, maar naarmate we langer bezig waren met materiaal verzamelen en docenten en studenten uit het veld te spreken, werd het boekje steeds omvangrijker, en dus een boek. Voor ons stond voorop dat het boek het hele spectrum van academisch schrijven zou beslaan. We zijn trots op het resultaat. Eindelijk is er een boek dat helemaal in onze behoefte voorziet. Natuurlijk zijn we van plan het boek te gebruiken in onze lespraktijk, maar we hopen dat Basisvaardigheden academisch schrijven voor docenten en studenten in heel Nederland en België een uitkomst biedt bij het onderwijs in schrijfvaardigheid. We danken Ilke Jacobs voor haar niet-aflatende enthousiasme en de rest van haar collega’s van Coutinho voor hun kunde en professionaliteit. Francien is veel dank verschuldigd aan haar collega’s van het INTT: Freek Bakker, Ineke de Bakker, Nicky Heijne en Marjan Meijboom, met wie ze de afgelopen jaren de cursus Beter Schrijven ontwikkelde en doceerde. Zij hebben toestemming verleend materiaal te gebruiken dat tijdens de cursus ontwikkeld is. Daarnaast hebben zij kritisch meegelezen en meegedacht. Maartje dankt de schrijftutoren van het Scriptorium en alle docenten en studenten van Tilburg University voor het meedenken en het beschikbaar stellen van hun materiaal, het Language Center (Nadine voor het brainstormen en Mario voor de feedback) en haar vriend David, omdat hij altijd op pad ging met de kinderen als er weer eens geschreven moest worden.

Website www.coutinho.nl/bas Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Hierop vind je per hoofdstuk het materiaal waarnaar wordt verwezen in het boek met dit icoontje . Dit bestaat uit studiemateriaal en links, maar ook uit de antwoorden op de oefeningen uit het boek én extra oefeningen.

Inhoud

Inleiding 11

1 Het niveau van je schrijfvaardigheid 15 1.1 Wat weet je van de Nederlandse taal en van schrijven? 17 1.2 Hoe is je werkhouding bij het schrijven? 19 1.3 Hoe denk je over schrijven? 20

2 Het schrijfproces 23 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7

Diverse typen schrijvers 24 Werken in fasen 26 De fasen van het proces doorlopen 27 Schrijven in rondes 28 Plannen 29 Beginnen met schrijven 29 Omgaan met feedback 32

3 De voorbereiding 35 3.1 Analyse van de schrijfopdracht 36 3.2 Onderwerp bedenken en afbakenen 37 3.3 Doel en lezers van de schrijfopdracht 39 3.4 Centrale vraag en subvragen formuleren 42 3.5 Informatie verzamelen 45 3.6 Kwaliteit van de bronnen 46 3.7 Een tekstplan schrijven 47

4 Tekststructuur 49 4.1 Begin en slot 50 4.2 Algemene indelingsprincipes 57 4.3 Indelingsprincipes bij beschrijvende en verklarende teksten 59



Indelingsprincipes bij betogende en adviserende teksten 60 Alinea-indeling 64 Verbindingswoorden en verwijswoorden 66 Lexicale cohesie 68 Feedback op structuur 69

5 Bronnen verwerken 73



4.4 4.5 4.6 4.7 4.8

5.1 5.2 5.3 5.4

Referentiestijlen 74 Citeren, parafraseren en samenvatten 79 Schrijf in je eigen woorden 82 Tabellen, grafieken, diagrammen, schema’s en afbeeldingen 85

6 Een wetenschappelijke stijl 89

6.1 Objectief 91 6.2 Onpersoonlijk 93 6.3 Formeel 96 6.4 Zakelijk 99 7 Stijltips 105 7.1 Doe niet moeilijk als het makkelijk kan 106 7.2 Wees duidelijk 112 7.3 Houd de vaart erin 116 7.4 Formuleer aantrekkelijk 120 7.5 Wees concreet 124 7.6 Wees consequent 127 7.7 Feedback op structuur, formulering en stijl 130

8 Reviseren: correct formuleren 131

8.1 Woordgebruik 132 8.2 Taalfouten 142

9 Spelling en interpunctie 153 9.1 Spelfouten 154 9.2 Het gebruik van leestekens 164

10 De eindredactie 173



10.1 Inhoud 174 10.2 Structuur 176 10.3 Formulering 177 10.4 Lay-out 178 10.5 Feedback 183

Literatuur 185

Register 187 Over de auteurs 192

Inleiding

Waarom dit boek? Wie schrijft, die blijft. Deze uitdrukking is zeker van toepassing op iedereen die een academische opleiding volgt. Schrijven is een essentiële academische vaardigheid; voor iedere studie moet je vaak en veel schrijven. In de wetenschap is schrijven de meest geëigende manier om anderen te laten weten wat je hebt bedacht of onderzocht. Wetenschappelijk schrijven oefen je in je studie continu. Schrijven is bovendien een vaardigheid die ook na je studie van groot belang is. In de meeste banen zul je anderen eveneens voornamelijk schriftelijk op de hoogte brengen van je ideeën en bevindingen. De overgang van schrijven op de middelbare school en ook van schrijven op een mbo- of hbo-opleiding naar schrijven op de universiteit is voor veel studenten lastig. Instinctief weet je meestal wel dat er iets anders van je wordt verwacht, maar de praktijk leert dat er heel wat geploeterd wordt. Dat leidt vaak tot teleurstellende teksten, omdat niet duidelijk is wat er van je wordt verwacht, wat je precies anders moet doen en hoe je dat moet doen. Veel studies hebben daarom in het eerste jaar van de opleiding academische schrijfvaardigheid in het programma opgenomen met als speerpunten argumenteren, parafraseren en verwijzen naar literatuur. Om die colleges met goed resultaat te kunnen volgen wordt een bepaald basisniveau verondersteld, waarbij men ervan uitgaat dat je bijvoorbeeld geen taal- en spelfouten meer maakt en een goede samenhang in je teksten kunt aanbrengen. Dit is het zogenoemde B2-niveau. Wat dat precies inhoudt, kun je lezen op de website bij dit boek. In de praktijk wordt echter telkens weer duidelijk dat de veronderstelling dat alle studenten schrijven op B2-niveau niet helemaal opgaat. Eén of meer componenten van de taal- en schrijfvaardigheid van veel studenten bevinden zich onder het B2-niveau, waardoor hun teksten als onvoldoende worden beoordeeld. Met dit boek kun je mogelijke lacunes in je huidige taal- en schrijfvaardigheid onderkennen, die vervolgens wegwerken en oefenen met de nieuw te verwerven vaardigheid academisch schrijven.

11

Basisvaardigheden academisch schrijven

Voor wie is dit boek? Dit boek is vooral bestemd voor eerstejaarsstudenten die een universitaire opleiding volgen. Daarnaast kan het gebruikt worden in cursussen academisch schrijven. De voorbeelden en oefeningen in dit boek zijn afkomstig uit teksten van studenten van allerlei verschillende studierichtingen. De ervaring leert dat een deel van de studenten bij het schrijven van de bachelorscriptie nog steeds grote schrijfproblemen ervaart en daardoor onnodige studievertraging oploopt. Ook zij zijn erbij gebaat hun schrijfvaardigheid eens onder de loep te nemen en te kijken hoe ze hun problemen op dit vlak kunnen aanpakken. Hoewel die problemen op dat niveau van de studie vaak complexer zijn, kunnen de aanwijzingen en tips in dit boek ook deze groep studenten soelaas bieden.

Wat is academisch schrijven? Onder academisch schrijven verstaan wij in dit boek alles wat je schrijft in een academische context. Dat betekent dat zowel ‘strikt wetenschappelijke’ teksten (zoals scripties, papers, onderzoeks- en practicumverslagen) eronder vallen als meer persoonlijke en zakelijke teksten (essays, reflectieverslagen, stageverslagen, interviews, recensies) en teksten die je schrijft om academisch schrijven te oefenen (samenvatting, literatuuruittreksel). Deze keus impliceert dat we regelmatig algemeen blijven in onze richtlijnen en uitleg. Het is binnen het bestek van dit boek onmogelijk om diep in te gaan op de diverse soorten teksten voor de vele studierichtingen die ons academisch onderwijs rijk is. Waar mogelijk geven wij suggesties voor verdieping via boeken en websites. Er zijn gelukkig flink wat zaken die voor alle academische teksten opgaan. Bij iedere tekst dient de schrijver zich immers te vergewissen van het doel en de voorkennis van de lezer. Van iedere tekst moet duidelijk zijn waarover hij gaat en ook een logische lijn, een duidelijke samenhang en deugdelijke argumentatie zijn noodzakelijke voorwaarden. De inhoud moet verifieerbaar zijn, vandaar de aandacht voor het weergeven van en verwijzen naar bronnen. De specifieke eisen die worden gesteld aan een academische schrijfstijl kunnen op een paar specifieke punten variëren, maar komen in grote lijnen overeen. Dat alle teksten in foutloos Nederlands geschreven moeten zijn, behoeft hier verder geen betoog. Bij het behandelen van de bovengenoemde aspecten ligt de nadruk op het schrijven. Beiden hebben we ruime ervaring met het schrijfonderwijs in de eerste jaren van de universitaire opleidingen, en we constateren telkens weer dat veel (beginnende) studenten worstelen met de taal en het schrijfproces. Met deze ervaringen in het achterhoofd hebben we dit boek geschreven.

12

Inleiding

Ten slotte een hart onder de riem: wetenschappelijk schrijven kun je leren. Het is geen aangeboren talent waarover je wel of niet beschikt. Schrijven leer je met een combinatie van de juiste werkhouding, mentaliteit en kennis van de taal en het schrijfproces, maar vooral ook: door te oefenen, door kilometers te maken. Met dit boek hopen wij je te stimuleren en de eerste stappen van een succesvolle academische schrijfcarrière te vergemakkelijken.

Hoe gebruik je dit boek? In hoofdstuk 2 lees je over het schrijfproces en krijg je een aantal handvatten aangereikt om je schrijfstrategie te verkennen en te optimaliseren. De hoofdstukken erna zijn ingericht volgens dit schrijfproces, dat volgens ons de ‘route’ is die je het best kunt volgen. Met andere woorden: je kunt het boek van a tot z lezen als je volgens het schrijfproces wilt werken. Het is echter ook heel goed mogelijk om de hoofdstukken apart door te nemen. Heb je bijvoorbeeld veel moeite met bronvermelding, dan kun je hoofdstuk 5 grondig doornemen. Laat je spelling te wensen over? Werk dan hoofdstuk 9 door. Bij het boek hoort ook een website: www.coutinho.nl/bas. Hierop vind je per hoofdstuk het materiaal waarnaar wordt verwezen in het boek met dit icoontje . Dit bestaat uit studiemateriaal en links, maar ook uit de antwoorden op de oefeningen uit het boek én extra oefeningen.

13

1

Het niveau van je schrijf­ vaardigheid Wanneer je begint met een academische opleiding, heb je al heel wat jaren van schrijven achter de rug. Zowel op de basisschool als op de middelbare school moest je opstellen, verslagen en werkstukken schrijven. Daarnaast heb je in je vrije tijd e-mails geschreven, maar misschien ook wel brieven, verhalen, een stukje voor de schoolkrant of een weblog over je vakantie. Kortom: op dit niveau is niemand een beginnend schrijver. Hoe geoefend je bent als schrijver, is van veel zaken afhankelijk. Hoe vaak heb je geschreven? Hoeveel schrijfonderwijs heb je gehad? Hoeveel plezier heb je in schrijven? Hoeveel feedback heb je gekregen op je teksten? Hoeveel kennis heb je van de Nederlandse taal? Het punt is misschien al duidelijk: het niveau van schrijfvaardigheid verschilt van student tot student, omdat schrijfvaardigheid een unieke combinatie van veel factoren is. Verschillen in schrijfvaardigheidsniveau zijn dus deels te verklaren uit verschillen in persoonlijkheid en ervaring. Een andere verklaring ligt in het feit dat schrijven een complexe combinatie van verschillende vaardigheden is. Schrijven is voor een deel inhoud genereren, variërend van een smeuïg verhaal tot een zakelijk verslag of een stevig onderbouwd academisch betoog. Schrijven is ook logisch nadenken: wat is de beste structuur om je verhaal te presenteren? Hoe hangen de diverse gedachten samen? Schrijven is de juiste woorden en aanspreektoon kiezen, maar ook de stijl die het best bij het onderwerp en de lezers past. Naast deze, meer creatieve, vaardigheden moet je beschikken over kennis van de spelling en de grammatica, moet je de juiste woorden kunnen kiezen en combineren en moet je weten wanneer je leestekens als punt en komma behoort te gebruiken. Bovendien moet je je eigen teksten heel nauwkeurig en kritisch kunnen redigeren en corrigeren. Behalve deze cognitieve vaardigheden moet je ook nog eens beschikken over discipline: schrijven is voor een groot deel hard (door)werken. De schrijver en cabaretier Kees van Kooten verwoordde dat zo: ‘Schrijven is blijven zitten tot het er staat.’ Ten slotte moet je goed kunnen plannen, blijkt uit onderzoek naar schrijfgedrag. Samenvattend kun je zeggen dat je tijdens het schrijven zowel divergerende als convergerende taken moet

15

hoofdstuk 1  Het niveau van je schrijfvaardigheid

uitvoeren. Dat wil zeggen dat je voor sommige delen van het schrijfproces vooral breed moet kunnen denken – inhoud genereren, argumenten bedenken, aansprekende voorbeelden verzinnen – en dat je voor andere onderdelen bijna een tunnelvisie moet hebben – spellen, het juiste woord kiezen, een heldere structuur bedenken. Beide hersenhelften spelen daardoor een rol in het schrijfproces. Jouw schrijfvaardigheid op dit moment is dus niet alleen een optelsom van je schrijfervaringen en je persoonlijkheid, maar ook van je vaardigheid met die in de aard bijna botsende deeltaken van het schrijven. Zo is de een beter in een logische lijn bedenken, de ander in het exact verwoorden en weer een ander in het bedenken van aansprekende voorbeelden. Dit eerste hoofdstuk is bedoeld om je bewust te maken van je eigen schrijfvaardigheidsniveau. We nemen daarbij de zogenoemde talige startcompetenties van het hoger onderwijs van SLO, het nationale expertisecentrum leerplanontwikkeling, als uitgangspunt. Daarin staat een aantal eisen waaraan je schrijfvaardigheid aan het begin (niveau B2) en aan het einde van je studie (niveau C1) moet voldoen. De beschrijving van deze twee niveaus vind je op de website. Beantwoord nu de volgende vragen. 1 Heb je voldoende kennis van de Nederlandse taal en van schrijven? 2 Hoe is je werkhouding bij het schrijven? 3 Hoe denk je over schrijven? Wanneer je de antwoorden op deze vragen helder hebt, heb je meer inzicht in je eigen schrijfvaardigheid en kun je gerichter gaan werken. Dan weet je waaraan je veel aandacht moet besteden, waarover je meer kennis nodig hebt of wat je meer moet oefenen. Soms kan het al enorm helpen om je plezier en je vaardigheid in het schrijven te vergroten als je anders over schrijven gaat denken.

Opdracht 1A Hoeveel inzicht heb je op dit moment in het niveau van je schrijfvaardigheid? 1 Als ik mijn teksten inlever, ben ik er tevreden over: 1 2 3

16

1.1  Wat weet je van de Nederlandse taal en van schrijven?

2 Als ik mijn teksten inlever, ben ik nog niet tevreden over: 1 2 3 3 Als anderen mijn teksten hebben gelezen, geven ze me deze compli­ menten: 1 2 3 4 Als anderen mijn teksten hebben gelezen, hebben ze deze punten van kritiek: 1 2 3

1.1

Wat weet je van de Nederlandse taal en van schrijven? Of je succesvol kunt schrijven is deels afhankelijk van de kennis die je hebt van de Nederlandse taal. Wie geen idee heeft van de juiste werkwoordspelling of ‘hun hebben’ schrijft, maakt geen goede indruk of, erger nog, roept irritatie op. Zelfs een verkeerd geplaatste komma kan consequenties hebben. Begrijp je wat het verschil is tussen de volgende zinnen? De studenten, die een goede tekst hebben ingeleverd, hoeven geen tentamen te doen. De studenten die een goede tekst hebben ingeleverd, hoeven geen tentamen te doen.

In de eerste zin kun je de (uitbreidende) bijzin tussen de komma’s weglaten. In deze bijzin staat alleen extra informatie: alle studenten hebben een goede tekst ingeleverd. De (beperkende) bijzin in de tweede zin daarentegen maakt duidelijk dat alleen de studenten die een goede tekst hebben ingeleverd geen tentamen hoeven te doen; de overige studenten moeten wel tentamen doen.

17

hoofdstuk 1  Het niveau van je schrijfvaardigheid

Zo’n komma meer of minder kan dus verstrekkende gevolgen hebben, tot aan rechtszaken toe. Het gaat bij schrijven niet alleen om kennis van de taal, maar ook om kennis van teksten en van de vaardigheid schrijven. Weet je bijvoorbeeld welke informatie in een voorwoord thuishoort en welke in de inleiding van een scriptie? En weet je wat het verschil is tussen een samenvatting en een conclusie? Kennis over schrijven betekent dat je weet dat je als je schrijft veel explicieter moet zijn dan als je spreekt en dat je moet anticiperen op het feit dat lezers niet direct om toelichting kunnen vragen als iets niet duidelijk is. Een ander voorbeeld van kennis over schrijven is dat je weet welke aanspreektoon je moet kiezen voor een bepaalde tekst of bepaalde lezers.

Opdracht 1B Maak de diagnostische toets op de website om een indruk te krijgen van jouw kennis van spelling, grammatica en het juiste gebruik van woorden. Wat zijn voor jou opvallende resultaten? 1 2 3

Om een indicatie te krijgen van je kennis van tekstsoorten en tekstschema’s, het afstemmen van teksten op lezers, correct parafraseren en de juiste samenhang tussen mening en argumenten kun je de volgende opdracht doen.

Opdracht 1C Vul op de website de ‘Inventarisatielijst kennis taal en schrijven’ in en ­bespreek met een medestudent jullie resultaten. Bekijk op de website de lijst ‘Hoe kun je deficiënties wegwerken?’ als je onvoldoende hebt gescoord op de diagnostische toets of als je op de ‘Inventarisatielijst kennis taal en schrijven’ percentages van 0 tot 50 hebt ingevuld. Een groot vocabulaire is een van de grootste voorspellers van studiesucces en veel lezen is daarom onontbeerlijk. Je kunt op de website een extra vocabulairetest doen als je vermoedt dat je vocabulaire niet groot genoeg is. Ook vind je daar een link naar de hbo-taaltoets woordenschat.

18

1.2  Hoe is je werkhouding bij het schrijven?

1.2

Hoe is je werkhouding bij het schrijven? Opdracht 1D Bespreek met een medestudent hoe je te werk gaat als je een schrijfopdracht krijgt. 1 2 3 4 5 6

Hoe begin je? Wanneer begin je? In welke stappen werk je? In hoeveel rondes schrijf je? Hoe tevreden ben je als je de tekst inlevert? Wat gaat je makkelijk af en waar hapert het schrijven?

Een van de grootste struikelblokken bij academisch schrijven is een ineffi­ ciënte manier van werken. Reden dus om je eigen manier van werken onder de loep te nemen. Een inefficiënte manier van werken kan als oorzaak een gebrek aan inzicht in het schrijfproces hebben: je weet bijvoorbeeld niet dat het handig is om in schrijfrondes te werken, in de eerste schrijfronde vooral aandacht te besteden aan de inhoud van je verhaal en pas in een tweede of derde ronde aan de correcte verwoording ervan. In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreid aandacht besteed aan een efficiënte werkwijze voor het schrijven van academische teksten. Slechte teksten kunnen ook het resultaat zijn van een verkeerde inschatting of van uitstelgedrag. Wanneer je net met je studie bent begonnen, heb je veel ballen tegelijk in de lucht te houden. Je woont voor het eerst op jezelf, ontmoet nieuwe vrienden, gaat bij een studie- of studentenvereniging of bent veel tijd kwijt met heen en weer reizen. De discipline en de rust om regelmatig achter de pc te gaan zitten zijn soms ver te zoeken, met alle vervelende consequenties van dien. Er is dan eerder sprake van een disciplineprobleem dan van een schrijfprobleem en de enige remedie luidt: eerder beginnen. Uitstelgedrag kan natuurlijk ook andere redenen hebben: je hebt misschien eerder slechte resultaten behaald, Nederlands is niet je moedertaal of je hebt een hekel aan schrijven. Het is heel belangrijk om bij jezelf na te gaan waarom je eventueel uitstelgedrag vertoont. Inzicht in je eigen gedrag en beweegredenen is de eerste stap naar verandering. Academisch schrijven is hard werken. Wie dat goed beseft en ernaar handelt, heeft al een probleem minder.

Opdracht 1E Vul op de website de lijst ‘Hoe ga je te werk?’ in. Met deze opdracht kun je nagaan hoe efficiënt je zelf te werk gaat.

19

hoofdstuk 1  Het niveau van je schrijfvaardigheid

1.3

Hoe denk je over schrijven? Onze gedachten beïnvloeden ons handelen, maar vaak zijn we ons dat niet bewust. Dit geldt ook voor schrijven: hoe je schrijft wordt gedeeltelijk bepaald door hoe je erover denkt. Schrijven en denken zijn sowieso onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je zult nooit een goede tekst schrijven als je niet begrijpt waarover je schrijft. Helder denken is een conditio sine qua non voor helder schrijven. De Duitse filosoof Schopenhauer (1788-1860) was zich dat bewust en schreef: Niets is gemakkelijker dan zo te schrijven dat geen mens het begrijpt; niets is moeilijker dan belangrijke gedachten zo uit te drukken dat ieder mens ze begrijpt.

Teksten zonder kop of staart, die alle kanten op schieten en waarin alleen met grote moeite enige samenhang tussen de verschillende tekstdelen te ontdekken is, laten zien dat de schrijvers niet hebben begrepen waarover zij schrijven. Dat heeft vaak onder meer te maken met het feit dat de boeken en artikelen die je moet lezen voor de teksten die je schrijft over het algemeen een hoge abstractiegraad hebben, omdat ze op academisch niveau geschreven zijn. Bedenk dat het geen schande is als je zulke teksten heel moeilijk blijft vinden, hoe vaak je ze ook doorneemt. Wanneer je dit ontkent, wordt schrijven in toenemende mate een frustrerende taak die tot studievertraging leidt en het studeren tot een kwelling maakt. Wanneer je dit herkent, is het raadzaam contact op te nemen met je studiedecaan om te bepalen wat je het best kunt doen.

Opdracht 1F Bespreek de volgende gedachten over schrijven met een medestudent. 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Schrijven is een talent. Je kunt het of je kunt het niet. Ik kan het niet. Schrijven is wachten tot je de juiste inval krijgt. Ik kan niet schrijven, want ik ben dyslectisch. Ik vind het heel vervelend dat mijn teksten beoordeeld worden; ik kan niet tegen kritiek. De teksten waarover ik moet schrijven, zijn te moeilijk. De teksten die ik inlever, moeten helemaal perfect zijn. Ik schrijf voor mezelf; lezers moeten maar hun best doen te begrijpen wat ik opschrijf. Mijn teksten moeten een hoog literair gehalte hebben. Als ik moet schrijven, raak ik in paniek en blokkeer.

Naar: 7 hindernissen bij productief schrijven, z.d.

20

1.3  Hoe denk je over schrijven?

De gedachten in opdracht 1F zijn gedachten die je zullen frustreren bij het schrijven. Je kunt ze vervangen door de volgende positieve gedachten. ■ Academisch schrijven is een vaardigheid die ik kan leren. Het is een kwestie van veel oefenen, goede voorbeeldteksten lezen en weten hoe je te werk moet gaan. ■ Schrijven is werken: ik moet achter mijn pc gaan zitten en beginnen. Wachten op inspiratie is tijdsverspilling. Als je eenmaal aan de slag gaat, worden je hersenen geprikkeld en krijg je vanzelf goede ideeën. ■ Ik ben dyslectisch, maar kan daarvoor de nodige hulp inschakelen. Ik ben extra alert op mijn valkuilen. Het is verstandig mijn teksten altijd te laten lezen door iemand die heel goed in taal is voordat ik ze inlever. Dyslexie is geen belemmering om een academische studie te voltooien. ■ Kritiek krijgen is misschien niet zo leuk, maar het betekent niet dat ik niet deug. Kritisch denken is heel belangrijk om vooruitgang te boeken. Daarom krijgt iedere onderzoeker, hoe erudiet ook, massa’s kritiek te verwerken. Bovendien is het normaal dat ik op dit punt in de studie nog fouten maak. ■ Als ik een tekst moeilijk te begrijpen vind, moet ik hem misschien een paar keer lezen en hardop proberen na te vertellen wat ik heb gelezen. ■ Het is goed om veel aandacht aan het schrijven van een tekst te besteden, maar ik moet niet het onmogelijke van mezelf eisen. Fouten zijn vervelend, maar je leert ervan en een fout maken betekent niet dat mijn studiecarrière afgelopen is. ■ Schrijven is een communicatieve vaardigheid, dus ik moet mij bij het schrijven richten op het inhoudelijke niveau en het taalniveau van mijn lezers. ■ Academische teksten moeten vooral begrijpelijk en zakelijk geschreven zijn, zeker in de eerste jaren van de studie. Ik hoef dus niet van mezelf te eisen dat ik literatuur schrijf. ■ Ik heb al vaker teksten geschreven, dus ik kan het wel.

Als het je echt niet lukt om de negatieve gedachten die je hebt om te zetten in positieve gedachten en je merkt dat je blokkeert zodra je moet schrijven, heb je mogelijk schrijfangst. In dat geval kun je het best extra begeleiding zoeken bij een studentenpsycholoog of de studentendecaan. Ga naar de website voor tips van de studentenpsychologen van de Universiteit Leiden.

21

hoofdstuk 1  Het niveau van je schrijfvaardigheid

Opdracht 1G Noteer vijf punten waaraan je de komende tijd aandacht moet besteden bij het schrijven. Op welke punten kun je je werkhouding verbeteren en welke gedachten over schrijven moet je veranderen? Vergelijk dit met wat je hebt opgeschreven bij opdracht 1A. Zijn er verschillen? 1 2 3 4 5

22

2

Het schrijfproces In het vorige hoofdstuk hebben we vastgesteld dat de manier waarop je schrijft persoonsgebonden is, omdat iedere schrijver een unieke optelsom is van ervaring, persoonlijkheid en vaardigheid. Dat laatste punt, de vaardigheid, is het ‘ambachtelijke’ aspect van het schrijven en het deel waar winst te behalen is. In dit hoofdstuk lees je meer over het schrijfproces en krijg je een aantal handvatten aangereikt om je schrijfstrategie te verkennen en te optimaliseren. We wezen er al eerder op dat academisch schrijven een vaardigheid is die je je eigen kunt maken. Je hoeft dus niet over een uitzonderlijk schrijftalent te beschikken om een logisch, samenhangend en begrijpelijk verhaal op papier te zetten. Dat is voor een groot deel een kwestie van gedisciplineerd te werk gaan en de kneepjes van het vak beheersen. Je kunt schrijven als ambacht vergelijken met koken. Wanneer je er genoeg tijd en aandacht aan besteedt en op de juiste manier te werk gaat, kun je een voortreffelijk vijfgangendiner bereiden. Dat zal in de meeste gevallen niet leiden tot een Michelinster, maar dat was ook niet het doel. Zo is het in feite ook met academisch schrijven: tijd, aandacht en een juiste schrijfstrategie leiden vrijwel altijd tot een alleszins acceptabele tekst, die doorgaans echter niet in aanmerking zal komen voor de Publieksprijs voor het Nederlandse Boek. Oefening baart bovendien ook hier kunst: als je veel schrijft, zul je merken dat het schrijven je steeds makkelijker afgaat en dat je teksten beter van kwaliteit worden. In dit hoofdstuk probeer je het antwoord op de volgende vragen te formuleren: ■■ Wat voor schrijver ben jij? ■■ Wat is de beste schrijfstrategie voor jou? ■■ Hoe begin je met schrijven? ■■ Hoe ga je om met feedback? De kneepjes van het vak vind je in de overige hoofdstukken van dit boek.

23

hoofdstuk 2  Het schrijfproces

2.1

Diverse typen schrijvers Hoe je bij het schrijven te werk gaat, is afhankelijk van wat voor type denker je bent: een associatieve denker, een conceptuele denker of een mix van beide. Wat houden deze begrippen in? Als je vooral een conceptuele denker bent, dan plan je voordat je gaat schrijven de tekst tot in detail in je hoofd. Je overziet de grote lijn en bedenkt hoe de onderdelen met elkaar samenhangen. Je denkt net zo lang na tot de tekst in je hoofd kant-en-klaar is. Schrijven is dan eigenlijk alleen nog een kwestie van dat wat er in je hoofd zit op papier zetten. Ben je daarentegen een associatieve denker, dan zal je tekst al schrijvend ontstaan. Je hebt nog geen vastomlijnd plan als je begint met schrijven, laat staan dat je details overziet. De ideeën ontstaan tijdens het schrijven door te associëren. Schrijven is dan een proces van schrijven, schrappen en herformuleren en onderweg bedenken waar je heen wilt. Voor beide typen denkers geldt dat hun manier van denken en schrijven zowel voor- als nadelen heeft. Conceptuele schrijvers hebben er vaak moeite mee om van het eenmaal ingeslagen pad af te wijken; zij houden vast aan hun oorspronkelijke idee, dat eigenlijk al perfect is in hun ogen. Daardoor missen ze wellicht andere invalshoeken en aanvullingen, die de tekst zouden kunnen verbeteren. Het voordeel van deze manier van werken is dat het schrijven relatief weinig moeite kost, omdat al het denkwerk al gedaan is. Wanneer je associatief schrijft, loop je het risico dat je eindeloos blijft strepen en veranderen. Je raakt de draad kwijt en belandt makkelijk op zijpaden, omdat de structuur nog niet vastligt. Een voordeel van deze manier van werken is dat je meer ruimte hebt voor de goede invallen die tijdens en door het schrijven ontstaan. Als je deze twee typen denkers/schrijvers als twee uitersten op een rechte lijn ziet, dan bevinden de meeste schrijvers zich meestal iets meer links of iets meer rechts van het midden. Je kunt niet zeggen dat de ene manier van denken en werken beter is dan de andere. Vaak wordt het beroemde voorbeeld van de componisten Mozart (een conceptueel denker) en Beethoven (een associatief denker) aangehaald. Beiden componeerden prachtige muziek, maar ze deden dat ieder op een geheel andere wijze. Er zijn, kortom, meerdere wegen die naar Rome leiden. Voordat je verder leest over een efficiënte schrijfstrategie, is het verhelderend voor jezelf na te gaan: ben je meer een Mozart of een Beethoven?

24

2.1  Diverse typen schrijvers

Opdracht 2A Vul op de volgende schalen in waar jij jezelf neerzet. Conceptueel

Associatief

plant alles in detail 1

2

heeft geen vast plan vooraf 3

4

5

6

heeft overzicht 1

2

7

2

9

10

structuur ontstaat al schrijvend 3

4

5

6

7

schrijven = uitschrijven wat er in je hoofd zit 1

8

3

4

8

9

10

schrijven = schrappen en herschrijven 5

6

7

8

9

10

Bespreek daarna met een medestudent de volgende vragen. 1 Ben je meer een conceptueel of meer een associatief denker/schrijver? 2 Welke punten herken je? Welke helemaal niet? 3 Herken je de valkuilen van je eigen werkwijze? Tijdens je studie zul je een mix van beide manieren van schrijven gebruiken. Je kunt vooral bij langere teksten niet in het wilde weg beginnen te schrijven, omdat er veel denkwerk bij komt kijken. Je zult dan voorafgaand aan het schrijven moeten nadenken over de tekstopbouw: wat moet waar komen te staan? De verbanden tussen de diverse onderdelen van de stof waarover je wilt schrijven, kunnen zo complex zijn dat je al schrijvende pas tot diepere inzichten komt. Dan heb je juist weer de ideeënstroom nodig die pas ontstaat als je aan het schrijven bent. Die mix van schrijfstrategieën kun je ook herkennen in de manier waarop Robbert Dijkgraaf, Nederlands beroemdste wetenschapper van dit decennium, schrijft: ‘Als je gaat schrijven – een column, een essay of gewoon een verhaal – begint het eigenlijk al voordat je achter je computer gaat zitten. Het denkproces, de ideeën die opborrelen en het broeden; het is er allemaal onderdeel van en dat is ontzettend inspirerend. Als je vervolgens daadwerkelijk begint, ga je als het ware in gesprek met jezelf; je bent in dialoog met je eigen gedachten. (…)

Als ik een essay schrijf, bevind ik me op een pad, waarna ik na een onverwacht kruispunt opeens ergens anders eindig. Ik heb gedachten, wat losse ideeën en al schrijvend vorm ik gedachten die ik eerder niet had.’ Bron: Het Parool, 4-12-2013

25

hoofdstuk 2  Het schrijfproces

Via de website vind je een schema waarin diverse typen schrijvers worden onderscheiden. Ook deze informatie kan je helpen je een goed beeld te vormen van je sterke en zwakke kanten bij het schrijven.

Opdracht 2B Ga via de website naar de test ‘Wat voor schrijver ben jij?’ van de Taalwinkel en beantwoord de vragen. Je kunt het resultaat van deze test uitprinten. Op de site van de Taalwinkel kun je in de feedback op je resultaten doorklikken naar meer uitleg, oefeningen en tips. Noteer je sterke en zwakke punten en vergelijk je uitslag met die van een paar medecursisten. Heb je tips voor je medecursisten over de zaken die bij jou goed gaan?

2.2

Werken in fasen In de inleiding van dit hoofdstuk vergeleken we het schrijven van een academische tekst met het bereiden van een diner. Die vergelijking gaat niet helemaal op, want er bestaat geen kant-en-klaarrecept voor een goede tekst; er bestaan meerdere goede bereidingswijzen. In de afgelopen decennia is op grote schaal onderzocht hoe goede schrijvers te werk gaan. De definitie van een goede schrijver was daarbij steeds: een schrijver die in een acceptabele tijd een goed resultaat aflevert. Uit de onderzoeken blijkt dat goede schrijvers meer en beter plannen – het conceptuele deel van het schrijfproces. Zij delen het schrijfproces op in een aantal fasen en werken die één voor één door, vaak in meerdere rondes. Een belangrijke reden dat deze manier van werken tot succes leidt, is dat je een complexe taak als het schrijven van een tekst hiermee reduceert tot overzichtelijke deeltaken. Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat schrijven een complexe combinatie van taken is – zoals we in hoofdstuk 1 al kort aangaven – die zeer belastend is voor het werkgeheugen. Als je al die taken tegelijk wilt uitvoeren, gaat er snel iets mis: de structuur rammelt, je parafraseert te letterlijk of er zitten veel fouten of onduidelijkheden in de formulering. Het opdelen van schrijven in overzichtelijke deeltaken heeft het voordeel dat je je beter kunt concentreren op ieder aspect, waardoor het volle aandacht krijgt. Dat werkt ontlastend voor het werkgeheugen. Deze manier van werken wordt wel procesgericht schrijven genoemd. Je focust hiermee niet alleen op de tekst, maar ook op je werkwijze. Voor bepaalde fasen, zoals het structureren en toepassen van de juiste spellings- en grammaticaregels, moet je namelijk convergerend denken. Voor creatievere taken als het genereren van inhoud, het afwisselend formuleren en het beden-

26

2.3  De fasen van het proces doorlopen

ken van goede voorbeelden en argumenten moet je juist divergerend denken. Wanneer je de diverse processen beter scheidt, kunnen je hersenen hun werk beter doen.

2.3

De fasen van het proces doorlopen In dit boek gaan we uit van vier fasen: voorbereiden, structureren, reviseren en redigeren. In feite is dit een vereenvoudigde weergave van een complex proces. Hoe je per fase het best te werk kunt gaan, wordt in de overige hoofdstukken behandeld. In dit hoofdstuk geven we enkele richtlijnen die je helpen om de fasen optimaal te doorlopen. Via de website vind je een uitgebreid schema van het schrijfproces met toelichting. Binnen iedere fase kun je een aantal deeltaken onderscheiden. Die deeltaken zijn binnen de voorbereidingsfase: opdracht doorgronden, randvoorwaarden kennen, onderwerp, doel en lezer(s) van de tekst vaststellen, informatie verzamelen, centrale vraag opstellen en informatie schiften op bruikbaarheid voor het antwoord op de centrale vraag. Voer de taken binnen een fase zorgvuldig uit. Doorloop de diverse fasen van het schrijfproces één voor één.

Als je bijvoorbeeld onvoldoende literatuur bij je centrale vraag hebt verzameld, heb je ook onvoldoende zicht op wat je gaat behandelen. Als je dan al naar de tweede fase (het structureren) gaat, loop je vast omdat je nog niet alle hoofdstukken kunt plannen en nog niet weet wat de hoofdlijn van je verhaal wordt. Ook je bijvoorbeeld pas tijdens de redigeerfase realiseren dat de tekst in alinea’s ingedeeld moet worden kost onnodig veel tijd. Bovendien: als je tijdens het structureren of reviseren je alinea’s niet bewust hebt gepland, is de kans groot dat de tekst verkeerd is ingedeeld en/of uitgewerkt. Begin dus niet te snel aan de volgende schrijffase. Besteed aan iedere schrijffase voldoende tijd. Wees niet te snel tevreden en ga niet te snel naar een andere fase.

Je zult tijdens het doorwerken van de schrijffasen merken dat je regelmatig op ideeën komt die eigenlijk bij een andere schrijffase horen. Het creatieve deel van je brein wordt tijdens het schrijven geprikkeld: dat is het associatieve aspect van het schrijven. Je krijgt door het doorlezen van de literatuur in de voorbereidingsfase bijvoorbeeld een inval voor de openingsalinea van je inleiding of je bemerkt tijdens de reviseerfase dat je de formulering van je centrale

27

hoofdstuk 2  Het schrijfproces

vraag moet aanscherpen. Het is belangrijk om dan flexibel te zijn en even naar die andere schrijffase over te stappen. Het zou jammer zijn als een bruikbare inval verloren zou gaan. Je kunt je inval voor de inleiding noteren in een apart document op je computer. Dat kan in steekwoorden of – als de zinnen je al te binnen schieten – in volzinnen. Op die manier maak je maximaal gebruik van de flow waarin je terechtkomt als je aan het schrijven bent. Het is bovendien goed om je te realiseren dat schrijven geen strikt lineair proces is. Dat geldt vooral voor langere teksten als scripties, waarvan de structuur nog niet vastligt. Schrijven houdt in dat je heen en weer gaat tussen de diverse fasen. Doordat je tijdens het schrijven de bestudeerde materie of de resultaten van je onderzoek duidelijk onder woorden moet brengen, krijg je er meer grip op. Dankzij dit voortschrijdende inzicht constateer je bijvoorbeeld dat je centrale vraag te ruim geformuleerd is. Switch dan terug naar de voorbereidingsfase, stel de vraag bij en ga na wat voor consequenties dat mogelijk voor je tekstschema heeft. Het verkrijgen van dieper inzicht in de materie die je bestudeert door erover te schrijven, wordt wel writing to learn genoemd. Ga flexibel om met de diverse stappen en switch wanneer dat nodig is.

2.4

Schrijven in rondes Een van de valkuilen is schrijven te beschouwen als een lineair proces. Je begint op dag 1 met het vaststellen van het onderwerp, je doorloopt de schrijffasen één voor één en eindigt met een redactieronde op dag 30. Schrijven is echter een cyclisch proces. Dat wil zeggen dat je de fasen die je hebt doorlopen, nogmaals doorloopt – soms wel drie, vier keer. Eerst maak je een ruwe versie van de tekst, de schrijversversie. Bij sommige schrijfopdrachten lever je die concepttekst in en krijg je feedback van je docent of medestudenten; die feedback verwerk je daarna. Inhoudelijk ben je dan misschien al een heel eind op dreef, maar de tekst is in zo’n stadium nog onvoldoende afgestemd op de lezers. Dat pas je in een derde schrijfronde aan. Je concentreert je dan vooral op de samenhang tussen de tekstonderdelen, de juiste aanspreektoon, de stijl en de woordkeus. In weer een volgende ronde focus je vooral op de correctheid van de informatie: heb je goed verwezen? Is de tekst volledig? Heb je de grammatica- en spellingsregels goed toegepast? Werk in verschillende schrijfrondes, waarbij je steeds op een ander aspect focust.

28

2.6  Beginnen met schrijven

2.5

Plannen Met de voorgaande informatie over het schrijfproces in je achterhoofd maak je voorafgaand aan het schrijfproces een tijdsplanning. Een goede en realistische planning geeft je houvast, zodat je weet wanneer je wat moet doen. Houd bij het plannen rekening met de volgende punten: ■■ Plan realistisch. Drie hoofdstukken per dag schrijven lukt niet, dus beperk je in je planning tot bijvoorbeeld één hoofdstuk per dag. ■■ Plan concrete acties. Dus niet: ‘informatie verzamelen’, maar: ‘naar de bibliotheek gaan’. Geef steeds aan hoeveel tijd je per actie nodig denkt te hebben. ■■ Verdeel het schrijven in kleine overzichtelijke stappen en streep na elke stap weg wat je gedaan hebt. Dat geeft een voldaan gevoel. ■■ Werk van achteren naar voren, dus plan vanaf de deadline naar het begin. Zorg dat er tijd is om de tekst aan een kritische lezer voor te leggen. ■■ Creëer bij het plannen ook voldoende ruimte voor pauzes waarin je de tekst een dag kunt wegleggen. Wanneer je regelmatig afstand neemt van je tekst, kijk je er de volgende schrijfsessie met een frisse blik naar. Realiseer je bovendien dat schrijven niet alleen uitschrijven is. Voor een groot deel bestaat schrijven ook uit denken over wat je gelezen hebt en de samenhang daartussen, uit goede argumenten bedenken en uit treffende voorbeelden selecteren. ■■ Kijk regelmatig op de planning en stel die tijdens het schrijven bij als deze toch niet haalbaar blijkt.

Opdracht 2C Maak een tijdsplanning voor je eerstkomende schrijfopdracht. Loop vervolgens de punten van het lijstje hiervoor nog eens na en controleer of je planning eraan voldoet.

2.6

Beginnen met schrijven Lezers besluiten in veel gevallen op grond van de eerste regels van een tekst of ze die interessant genoeg vinden om door te lezen. Als schrijver is het dus belangrijk de aandacht van je lezer met die eerste regels te vangen. Die druk speelt waarschijnlijk een rol bij een van de grootste obstakels bij het schrijven: het beginnen. Vrijwel iedereen die regelmatig schrijft, kent het probleem van uitstellen. Eerst nog even de post doornemen, een kop koffie nemen, op Facebook kijken of nog een appje sturen, of, nog tijdrovender: boodschappen doen, naar de kapper gaan of het huis opruimen. Er zijn veel smoesjes te

29

hoofdstuk 2  Het schrijfproces

bedenken om het schrijven voor je uit te schuiven. Er is maar één oplossing: gewoon beginnen.   Een goede houding daarbij is om schrijven te zien als werk: het moet gedaan worden. Zet je wekker en ga ’s ochtends achter de pc of laptop zitten. Dwing jezelf minstens een uur achter elkaar door te schrijven, ook als je vindt dat er niet veel zinnigs uitkomt. Door aan de slag te gaan zul je merken dat je in een flow terechtkomt: je hersenactiviteit is op gang gebracht, het creatieve deel van je brein is gestimuleerd en nu komen de gedachten achter elkaar binnen. Om die reden moet je niet te snel stoppen met een schrijfsessie. Wanneer je het schrijven onderbreekt om iets anders te gaan doen, is de flow weg en moet je in feite het hele proces opnieuw op gang brengen. Schrijven is wel een intensieve bezigheid die veel van je concentratie vergt, dus het is verstandig om niet uren achtereen te schrijven. Onderbreek het schrijven op gezette tijden, zodat je weer fris aan de volgende sessie kunt beginnen. Zie schrijven als werk en niet als ­inspiratie.

Schrijven op de computer brengt veel verleidingen met zich mee. Open daarom alleen de documenten waarin je schrijft en laat internet uitgeschakeld. Daarmee voorkom je uitstapjes naar Facebook, e-mail, YouTube en alle andere sites die je uit je concentratie halen. Er is zelfs een speciaal, gratis te downloaden tekstverwerkingsprogramma dat erop gericht is je te laten schrijven zonder afleidingen: Dark Room. Je vindt een link naar dit programma op de website. Schakel ook je mobiel uit of zet het geluid uit. Schrijf in sessies van minimaal een uur.

De juiste werkomgeving is een andere voorwaarde om goed en geconcentreerd te kunnen werken. Als je thuis te veel afleiding hebt door medebewoners, huisdieren, muziek of straatgeluiden, zoek dan een plek waar je ongestoord kunt werken. De meeste universiteiten hebben bibliotheken met werkplekken waar in stilte gewerkt moet worden, maar ook in veel openbare bibliotheken en musea kun je zulke plekken vinden. Er zijn ook mensen die juist de drukte van een café nodig hebben om te schrijven. Bepaal voor jezelf wat jouw ideale schrijfomgeving is. Creëer een optimale schrijfomgeving.

Onthoud dat je niet hoeft te beginnen bij het begin en wacht niet tot je een briljante inval voor de eerste zinnen hebt. Misschien is er een hoofdstuk waarvoor

30

2.6  Beginnen met schrijven

je al een geschikt idee hebt en waarvoor je je al goed ingelezen hebt. Begin dan daarover te schrijven. Terwijl je bezig bent, kom je dankzij de creatieve flow die we hiervoor al bespraken vanzelf op een goed idee voor de eerste zinnen. Je hoeft niet bij het begin te beginnen.

Zorg dat er zo snel mogelijk iets op je scherm staat, al zijn het maar een paar steekwoorden of flarden van wat je hebt bedacht. Een leeg scherm werkt demotiverend. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met het uiteenzetten van je werkwijze, wat een van de onderdelen is van je inleiding. Wanneer je dit doet, dwing je jezelf te bedenken wat je precies gaat doen en hoe je de onderzoeksvraag dus stap voor stap beantwoordt. Sommige schrijvers helpen zichzelf op weg door gewoon alles in te typen wat ze op dat moment te binnen schiet. Ook dat is een manier om het schrijfproces te stimuleren. Werk het lege scherm zo snel mogelijk weg.

Probeer de nieuwe gedachten en ideeën die je te binnen schieten tijdens het schrijven, te ‘vangen’. Noteer ze allemaal, hoe onsamenhangend of onuitgewerkt ze ook lijken. In een later stadium kun je ze dan uitwerken en polijsten, of ze alsnog schrappen als ze onbruikbaar blijken of niet passen. In dit stadium moet je nog niet kritisch zijn. Noteer nieuwe gedachten en ideeën bovendien direct, want de kans is groot dat je er later niet meer op kunt komen. In de praktijk kan dat er zo uitzien: ‘In principe geldt de PIJ-maatregel voor de duur van drie jaar (noot: waar staat dat? opzoeken). De derde hiervan is voorwaardelijk. Dit houdt in dat de jeugdige dan gewoon terugkeert in de maatschappij (wel met begeleiding) maar bij een misstap weer direct terugkeert naar de PIJ-instelling. De termijn van de PIJ-maatregel staat vast maar kan tussentijds worden beëindigd. (Even opzoeken hoe dit precies in zijn werk gaat.) In artikel 77 x Wetboek van Strafrecht staat dat de rechter kan bepalen dat de PIJ-maatregel gedeeltelijk of geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd. (Ook nog even opzoeken in welke gevallen dit van toepassing is.)’ Noteer al je invallen zonder censuur.

Ga na wat de voorschriften zijn wat betreft lettertype, lettergrootte, kantlijnen en vormgeving van titels en figuren voordat je begint met schrijven. Werk zo veel mogelijk direct in de goede opmaak. Het scheelt je enorm veel werk als

31

hoofdstuk 2  Het schrijfproces

je niet achteraf de hele pagina-indeling moet herzien omdat je een te groot lettertype had ingesteld waardoor bijvoorbeeld de kopjes onder aan de pagina staan in plaats van op de volgende pagina bovenaan. Veel studierichtingen hebben een sjabloon voor de opmaak van de diverse soorten teksten die je moet schrijven. Je kunt er zelf ook een maken. In paragraaf 10.4 vind je aanwijzingen voor een goede opmaak van je tekst. Kies vooraf het sjabloon waarin je gaat werken en lees de aanwijzingen voor een goede opmaak in paragraaf 10.4.

2.7

Omgaan met feedback Herschrijven of reviseren is een essentieel onderdeel van het schrijfproces. Niemand schrijft een academische tekst in één keer. Voordat de tekst perfect is, zul je heel wat moeten schrappen en herformuleren. Je merkt bijvoorbeeld aan het eind van de schrijfsessie dat je minder scherp bent en steeds dezelfde woorden gebruikt, of nog niet helemaal goed kunt verwoorden hoe de ene gedachte met de andere samenhangt. Ook heb je de ene dag meer inspiratie dan de andere. Het is helaas wel lastig in je eigen teksten te zien wat beter kan. Er zitten misschien fouten in je tekst omdat je niet weet hoe je een woord moet spellen of met welke andere woorden je het kunt combineren. Of je gebruikt verwijswoorden waarvan voor jou heel duidelijk is waarnaar ze verwijzen maar voor een lezer niet. Om die redenen is het goed een andere, kritische lezer te vragen je tekst door te nemen en van commentaar te voorzien voordat je hem inlevert. Het is misschien demotiverend om kritiek te krijgen op al je geploeter, maar bedenk dat ieder leerproces met vallen en opstaan verloopt en dat ook de grootste wetenschappers veel kritiek te verstouwen krijgen voordat ze kunnen publiceren. Neem de kritiek dus altijd serieus en kijk wat je ermee kunt doen. Realiseer je dat schrijven reviseren is en neem feedback serieus.

Kill your darlings. De zinnen die je eenmaal hebt getypt en waaraan soms veel denkwerk voorafging zijn je dierbaar geworden en je vindt het moeilijk er afstand van te nemen als iemand er kritiek op heeft, terwijl dat soms toch de beste oplossing is. De feedback zal meestal niet alleen van een kritische lezer uit je eigen omgeving komen, maar ook van je docent, zeker als je aan langere teksten schrijft. Je zult dan regelmatig onderdelen of eerste versies van de tekst inleveren, die

32

2.7  Omgaan met feedback

je voorzien van commentaar terugkrijgt. Kritiek is een noodzakelijke stap in je ontwikkeling tot geoefend schrijver. Kritiek is de basis voor vooruitgang in de wetenschap en daarom besteden we in dit boek veel aandacht aan feedback. Zie kritiek op je tekst als een noodzakelijke stap in je ontwikkeling tot schrijver en wetenschapper.

Via de website vind je meer informatie over het schrijfproces en schrijfstrategieën.

Opdracht 2D Noteer welke tips uit dit hoofdstuk voor jou belangrijk zijn en kijk er tijdens de komende schrijfopdrachten regelmatig naar. 1 2 3

Op de website bij dit hoofdstuk vind je nog twee oefeningen waarmee je je eigen schrijfstrategieën onder de loep kunt nemen.

Opdracht 2E Dit is een oefening om je bewust te worden van je eigen schrijfproces. Neem een recente schrijfopdracht in herinnering. Beschrijf het schrijfproces zoals je dat ervaren hebt door de ogen van je bureau of werktafel. Start met de zinsnede: ‘Ik ben het bureau van …’ Hierna staat een voorbeeld. Ik ben het bureau van Maartje. Ik ben een groot bureau. Dat vindt Maartje fijn, want dan kan ze alle stapels papier goed kwijt. Die stapels gaan heen en weer als ze schrijft. Ze is steeds op zoek naar dat ene velletje met die ene aantekening. Meestal vindt ze dat ook wel, maar dat kan even duren. Ze laat me geregeld in de steek om alweer een nieuwe pot thee te zetten. Ze zet muziek aan, kijkt naar de koolmeesjes in de tuin, maar uiteindelijk begint ze dan toch te typen. Ze is veel met allerlei boeken en artikelen in de weer en maakt steeds nieuwe prints van haar tekst. Soms laat ze me in de steek. Dan hoor ik haar zeggen: ‘Het lukt helemaal niet hier. Veel te veel afleiding. Ik ga naar de bieb!’

33

3

De voorbereiding Door het lezen van hoofdstuk 1 en 2 heb je inzicht gekregen in je eigen schrijfproces. Hoe ga jij te werk? Ben je meer een conceptuele of een associatieve schrijver? Wat zijn je sterke kanten als schrijver en wat je valkuilen? Wanneer je deze zaken helder hebt, weet je ook welke schrijfstrategie voor jou effectief is. Tijd om aan de slag te gaan. We gaven al eerder aan dat een goede voorbereiding een van de eerste onontbeerlijke stappen is in het schrijfproces, maar hoe pak je dat aan? Dat komt in dit hoofdstuk aan bod. Allereerst moet je vaststellen wat de schrijfopdracht precies behelst: een essay schrijven is bijvoorbeeld heel wat anders dan een onderzoeksverslag opstellen. Vervolgens ga je je onderwerp kiezen en afbakenen. Bovendien moet je het doel van je tekst bepalen. Dit tekstdoel bepaalt mede de opbouw en inhoud van je tekst. In een betogende tekst staat de onderbouwing van je mening met argumenten centraal, terwijl de structuur van een beschrijvende of verklarende tekst veel meer bepaald wordt door de aard van het onderwerp. Ook de lezers van je tekst vormen een belangrijke leidraad bij het schrijven. Je zult continu voor ogen moeten houden wat zij wel en niet weten en nieuwe informatie zo begrijpelijk en overzichtelijk mogelijk moeten verwoorden. Om een klein, overzichtelijk onderwerp in de diepte te kunnen behandelen – zoals de bedoeling is wanneer je een wetenschappelijke opleiding volgt – spits je het onderwerp toe in de onderzoeksvraag, ook wel centrale vraag genoemd. Een goed geformuleerde centrale vraag kun je als selectiecriterium inzetten bij het verzamelen van literatuur: je kunt je steeds afvragen of de artikelen en teksten die je vindt, helpen de centrale vraag te beantwoorden. De volgorde van de paragrafen in dit hoofdstuk suggereert misschien dat je de diverse stappen in deze volgorde moet nemen. Wij willen je erop wijzen dat dit niet het geval is. Het is ook mogelijk dat je eerst je doel bepaalt en dan pas gaat nadenken over het onderwerp. Of dat je nog geen idee hebt van het onderwerp, maar wel weet dat je een essay moet schrijven van drieduizend

35

hoofdstuk 3  De voorbereiding

woorden. Je kunt in dat geval eerst wat artikelen ter oriëntatie lezen bij het vak dat je volgt en zo inspiratie opdoen voor een onderwerp. Je begint dan met literatuur verzamelen en spitst van daaruit toe. Inzicht in de literatuur kan je ook helpen bij het formuleren van de centrale vraag. Stel daarom per schrijfopdracht vast wat de handigste werkwijze is: wat weet je wel en wat moet je nog bepalen? We maken daarbij nog wel de volgende kanttekening. Het gevaar bestaat dat je te lang en te veel in deze oriënterende fase blijft hangen als je begint vanuit de literatuur en geen duidelijk beeld hebt van waar je naartoe wilt. Daarmee loop je algauw een vertraging op in je planning. Het grote voordeel van eerst de centrale vraag formuleren en die als uitgangspunt gebruiken bij het verzamelen van je literatuur is dat je snel en efficiënt literatuur kunt selecteren op bruikbaarheid voor je tekst.

3.1

Analyse van de schrijfopdracht De eerste stap bij het voorbereiden van je schrijfopdracht is – natuurlijk – het lezen van de opdracht. Zorg dat je duidelijk voor ogen hebt wat je precies moet doen. Als je vragen hebt over de opdracht, kun je die stellen aan je docent. Vragen die je kunnen helpen bij het volledig begrijpen van de opdracht zijn: ■ Wat is het doel van de opdracht? Is het bijvoorbeeld de bedoeling dat je verschillende bronnen verzamelt en die presenteert in een coherente tekst? Moet je datgene wat je geleerd hebt tijdens een college toepassen op een nieuwe situatie? Of is het bijvoorbeeld de bedoeling dat je een stelling bewijst? ■ Welke tekstsoort moet je schrijven? Moet je bijvoorbeeld een paper of een werkstuk schrijven? Met een paper kan je docent een onderzoeksverslag bedoelen, maar eventueel ook een literatuurverslag of een essay (voornamelijk in de alfa- en gammadisciplines). Andere voorbeelden van tekstsoorten zijn: een adviesrapport, een practicumverslag, een wetenschappelijk artikel en een beleidsrapport. Ga bij je docent na wat de bedoeling is. Via de website vind je uitleg bij de verschillende academische tekstsoorten. ■ Wie is je doelgroep/lezer en wat is het doel van je tekst (zie paragraaf 3.3)? ■ Welke schrijfstijl is aanvaardbaar? Moet het een heel zakelijke tekst zijn of mag het ook wat meer literair geschreven zijn (zie hoofdstuk 6)? ■ Wat zijn de randvoorwaarden van de tekst? Denk hierbij aan het maximale of minimale aantal woorden of pagina’s, lettergrootte en lay-out (zie paragraaf 10.4). Hoe moet je de tekst aanleveren (per mail of op papier) en wat is de deadline? Randvoorwaarden lijken misschien van ondergeschikt belang, maar je kunt in de problemen komen als je ze niet in je achterhoofd houdt. Als je bijvoorbeeld niet goed hebt gekeken naar de beschikbare tijd

36

3.2  Onderwerp bedenken en afbakenen

die je hebt voor een opdracht, kun je in tijdnood komen als je een te moeilijk onderwerp kiest.

3.2

Onderwerp bedenken en afbakenen Als je goed voor ogen hebt wat de opdracht inhoudt, is het tijd om je onderwerp te bedenken en op basis daarvan je tekstdoel, lezers en centrale vraag te formuleren (zie paragraaf 3.3 en 3.4). Het grote verschil tussen een academische tekst en de teksten die je gedurende je vooropleiding hebt geschreven, is dat academische teksten op onderwerpen focussen die interessant zijn voor de academische wereld en niet voor de wereld daarbuiten. Meestal krijg je van je docent een onderwerp toegewezen. Een voorbeeld hiervan is: ‘Schrijf een notitie waarin je aangeeft op welke manier de overheid gebruik zou kunnen maken van netwerken.’ Een voorbeeld van een vrijere opdracht is: ‘Schrijf een annotatie van circa 1.200 woorden.’ Soms staat het onderwerp dus vast en soms zul je zelf moeten kiezen over welk onderwerp je voor een bepaald vak gaat schrijven. Voor een oriëntatie op je onderwerp kun je het best gebruikmaken van de catalogi en informatiebestanden die te vinden zijn op de website van de bibliotheek van je eigen universiteit. Je kunt er zoeken in de volgende bronnen: ■ vakwoordenboeken (bijvoorbeeld Vakwoordenboek belastingen, Vakwoordenboek onroerende zaken, Vakwoordenboek accountancy of The Oxford Dictionary of the Renaissance); ■ vakencyclopedieën (bijvoorbeeld Encyclopedia of Information Science and Technology of The Encyclopedia of Politics); ■ handboeken (Engels: manual) en inleidingen (bijvoorbeeld Handboek van het Nederlandse staatsrecht, Handboek filmnarratologie of Manual on Fiscal Transparency); ■ overzichtsartikelen in vaktijdschriften of reviewtijdschriften. Een strategie om overzichtsartikelen in databases op te sporen is de zoekterm review toe te voegen aan de zoekopdracht.

Andere bronnen van informatie zijn: ■ internet (bijvoorbeeld via Google Scholar); ■ bibliotheekcatalogi en databanken; ■ een expert (bijvoorbeeld een docent of andere deskundige die veel van het betreffende onderwerp weet).

Meer tips voor het zoeken naar informatie vind je via de website.

37

hoofdstuk 3  De voorbereiding

Als je je eenmaal hebt georiënteerd op je onderwerp, moet je dat onderwerp afbakenen. Een onderwerp als ‘het asielbeleid’ is te breed. Je kunt zo’n breed onderwerp bijvoorbeeld afbakenen tot ‘het gemeenschappelijk asielbeleid van de Europese lidstaten om de immigrantenstroom te controleren’. Hoe meer je je onderwerp afbakent, hoe beter je weet wat je precies wilt onderzoeken. Je onderwerp afbakenen kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld met behulp van brainstormen of mindmappen. Mindmappen is een techniek die je kan helpen om informatie, gedachten en denkpatronen in beeld te brengen. Een mindmap is een visuele weergave van concepten of informatie. Volg hierbij de volgende procedure: ■ Neem een groot vel papier en schrijf het onderwerp in het midden. ■ Maak vanuit het onderwerp vertakkingen naar allerlei deelaspecten. ■ Groepeer aspecten, zoek naar relaties. ■ Gebruik kleuren, symbolen, afbeeldingen en kaders. ■ Gebruik zo weinig mogelijk tekst (alleen steekwoorden).

Er bestaat ook speciale software voor mindmappen. Via de website vind je meer informatie over mindmaps en andere ordeningstechnieken.

Figuur 3.1 Mindmap

Meer informatie over het afbakenen van je onderwerp vind je op de ­website.

38

3.3  Doel en lezers van de schrijfopdracht

3.3

Doel en lezers van de schrijfopdracht Welk schrijfdoel heb je met de tekst en wie zijn je lezers? Let erop dat het schrijfdoel (ook wel het tekstdoel genoemd) iets anders is dan het doel van de opdracht. Het doel van de opdracht is wat je moet bewijzen/kunnen (van je docent). Je schrijfdoel is de kennis, opvattingen of gevoelens van de lezer beïnvloeden (Steehouder et al., 2012). Het is belangrijk om van tevoren te bedenken wat je schrijfdoel is, zodat je weet waar je ‘naartoe schrijft’. Wanneer je schrijfdoel betogen is, zul je moeten afsluiten met een conclusie die gebaseerd is op de argumenten die je in de tekst hebt gegeven. In een beschrijvende tekst komen daarentegen geen betogende passages voor, hoogstens beschrijvingen van de mening van de gelezen auteurs. Bij het schrijven van een academische tekst worden vaak de doelen beschrijven, verklaren, betogen en adviseren onderscheiden.

Beschrijven Met een beschrijvende tekst wil je een gebeurtenis, proces of persoon beschrijven op grond van informatie die je hebt gelezen. Je beschrijft bijvoorbeeld de geschiedenis van het opstelonderwijs in Nederland, de economische situatie van Noord-Korea of de processen die achtereenvolgens plaatsvinden wanneer een kosmische gaswolk implodeert. De tekst is een objectieve weergave van de literatuur over het onderwerp en bevat geen meningen van jezelf. Beschrijvende teksten geven vooral antwoord op het wat en hoe. Een beschrijvende tekst bevat geen conclusie, maar wel een samenvatting (zie hoofdstuk 4).

Verklaren Met een verklarende tekst wil je de (mogelijke) oorzaken geven van bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer, het ontstaan van cariës, het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie of het succes van Facebook als sociaal netwerk. In verklarende teksten geef je vooral antwoord op de waaromvraag. Houd daarbij wel in de gaten dat je hier twee wegen kunt inslaan. Ten eerste kun je oorzaken weergeven die in de literatuur vermeld staan (en dus vaak door empirisch onderzoek bewezen zijn) en die we meestal als feiten hebben geaccepteerd. In dat geval bevat je tekst alleen een objectieve weergave. Dat wil zeggen dat je zelf niets interpreteert. Je tekst eindigt dan ook met een samenvatting. Ten tweede kun je op grond van bronnenonderzoek of empirisch onderzoek betogen wat volgens jou de oorzaken zijn. In dit geval bevat je tekst wel argumentatie en een conclusie. Het is belangrijk dit verschil te herkennen en voorafgaand aan het schrijven te besluiten welke van de twee wegen je in je tekst volgt.

Betogen Met een betoog wil je de mening of houding van de lezer veranderen. Je wilt hem er bijvoorbeeld van overtuigen dat intergemeentelijke samenwerking zin-

39

hoofdstuk 3  De voorbereiding

vol is of dat een boerkaverbod de grondrechten van de mens aantast. De kern van een betogende tekst wordt gevormd door de diverse argumenten die je hebt om je mening te onderbouwen. Een betogende tekst eindig je altijd met een conclusie.

Adviseren Met een adviserende tekst wil je de lezer aanraden om voor een bepaalde optie te kiezen of juist niet. Je wilt bijvoorbeeld dat de Nederlandse burger oppast met het gebruik van online sociale netwerken of je wilt de lezer adviseren om subsidies te verstrekken aan Europese films. Net als een betogende tekst bevat een adviserende tekst altijd argumenten en een conclusie. Een advies is immers een mening. In de praktijk zul je meestal niet één doel hebben, maar een combinatie van doelen (Steehouder et al., 2012). Als je iemand er bijvoorbeeld van wilt overtuigen dat het systeem van de Nederlandse woningmarkt niet goed in elkaar steekt, ontkom je er niet aan om eerst informatie te geven over die woningmarkt.

Oefening 3A Geef bij de volgende twee tekstfragmenten aan welk doel de schrijver heeft: beschrijven, verklaren, betogen, of adviseren.

Tekst 1 Per 22 juli 2013 treedt de Alternative Investment Fund Managers-richtlijn (hierna AIFM-richtlijn) in werking. Deze richtlijn brengt een geharmoniseerd kader tot stand voor het toezicht op beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. In beginsel heeft iedere beleggingsinstelling een vergunning nodig van de Autoriteit Financiële Markten (hierna AFM) om toegang te krijgen tot de Nederlandse financiële markt. Hedge funds en andere alternatieve beleggingsinstellingen maken echter veelal gebruik van een vrijstelling van deze vergunningsplicht. Dit heeft tot gevolg dat dergelijke beleggingsinstellingen vrij spel hebben op de kapitaalmarkt. Hierdoor kunnen ze gebruikmaken van geraffineerde financiële instrumenten en alternatieve beleggingsstrategieën. De AIFM-richtlijn lijkt hier verandering in te brengen. De richtlijn brengt een nieuw kader tot stand voor de voorwaarden waaronder de vergunning wordt verstrekt. De richtlijn is recentelijk in werking getreden. Daarom is het onderzoek naar de gevolgen van de richtlijn beperkt. Deze paper biedt hiertoe een eerste aanzet. Omwille van de overzichtelijkheid is ervoor gekozen om in de paper slechts het veranderde regime inzake de vergunningverlening te behandelen. Daarom luidt de centrale vraag van de paper

40

3.3  Doel en lezers van de schrijfopdracht

als volgt: ‘Wat zijn de veranderingen voor hedge funds voor de vergunningverlening na implementatie van de AIFM-richtlijn?’

Tekst 2 In Nederland moet in bepaalde situaties een verklaring omtrent het gedrag (vog) worden aangevraagd. Op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) worden strafrechtelijke gegevens bewaard. Het Centraal Orgaan Verklaringen Omtrent het Gedrag (COVOG) is belast met de afgifte van de vog en heeft conform art. 8 Wjsg de bevoegdheid om alle justitiële gegevens in te zien van de betrokkene die de vog aanvraagt. Het COVOG dient voor het afgeven van de vog te bekijken of de betrokkene vier jaar voorafgaand aan het moment van toetsing niet voorkomt in het justitieel documentatieregister. Dit toetsingskader is voor jeugdigen en volwassenen gelijk. Daarnaast kan door de wetswijziging van 2004 het COVOG inzage krijgen in de justitiële gegevens van een twaalfjarige. Voorheen was de leeftijd gesteld op zestien jaar. Het huidige toetsingskader omtrent de afgifte van de vog voor jeugdigen vormt een bedreiging voor de persoonlijke levenssfeer en daarmee een bedreiging voor de vrijheid. In deze tekst wordt uiteengezet waarom.

De antwoorden vind je op de website. De lezers van je tekst zijn altijd academisch. Je schrijft tenslotte een academische tekst. Bedenk wel of je uitsluitend schrijft voor een academisch publiek binnen je eigen vakgebied. Als je rechten studeert en voor een algemeen academisch publiek schrijft, moet je uitleggen wat ‘ex art. 51c lid 3 Sv.’ is. Schrijf je voor een academisch publiek binnen je vakgebied (medestudenten), dan hoef je dat niet uit te leggen. Natuurlijk is in elk geval je docent een van je lezers. Let er echter op dat je niet uitsluitend voor hem of haar schrijft. Het gevaar bestaat dat je dan gaat denken: ‘Dat hoef ik niet op te schrijven, want dat weet mijn docent al.’ Dan sla je bepaalde denkstappen in je tekst over, waardoor de docent kan denken dat je het niet hebt begrepen. Houd om dit te voorkomen je docent als intelligente, maar ongeïnformeerde lezer in gedachten. Je komt voor je tekst altijd op verschillende manieren aan informatie (literatuur, grondig nadenken, gesprekken met anderen over je onderwerp et cetera), maar voor de lezer is de enige bron de tekst zelf. Het is belangrijk om daar rekening mee te houden. Leg je redenering stap voor stap uit. Schrijf op welke informatie je tijdens je onderzoek hebt verworven (zonder daarbij de relevantie uit het oog te verliezen). Achtergrondinformatie om de lezer te helpen je

41

hoofdstuk 3  De voorbereiding

redenering te volgen is heel belangrijk. Daardoor wordt je tekst begrijpelijker en geloofwaardiger. Lees bijvoorbeeld de volgende tekst eens door: Bijna zeventig jaar na oprichting van de Verenigde Naties zijn de Verenigde Naties met verschillende toetredingen en vele ontwikkelingen verder, nog steeds actueel. De recente ontwikkelingen in Syrië zijn daarvan het ultieme bewijs. Hoewel de discussie over een eventueel ingrijpen van de organisatie in Syrië nog loopt, bleek hier eens te meer de impact die de Verenigde Naties op de wereldwijde stabiliteit tussen landen hebben.

In deze tekst ontbreekt achtergrondinformatie, waardoor de redenering van de schrijver moeilijk te volgen is. Je vraagt je bij deze tekst als lezer af wat ‘de recente ontwikkelingen in Syrië’ precies zijn. En waaruit blijkt de impact die de Verenigde Naties op de wereldwijde stabiliteit tussen landen hebben?

3.4

Centrale vraag en subvragen formuleren Als je een onderwerp hebt gekozen en afgebakend, formuleer je een centrale vraag. De centrale vraag noemen we ook wel hoofdvraag, probleemstelling of onderzoeksvraag. Vaak is je centrale vraag op de universiteit een onderzoeksvraag, maar omdat dat niet altijd het geval is, gebruiken we in dit boek de algemenere term centrale vraag. Geen enkele academische tekst kan zonder centrale vraag. Je hele tekst draait namelijk om het beantwoorden daarvan. Het is dan ook belangrijk dat je de centrale vraag zo goed mogelijk formuleert: ■■ Zorg dat de centrale vraag een open vraag is (dus geen vraag die je kunt beantwoorden met ja of nee). Hierdoor wordt je tekst uitgebreider. De vraag ‘Werd de Nederlandse rechtspraak beïnvloed door de Duitse bezetting?’ is geen open vraag. ‘Hoe werd de Nederlandse rechtspraak beïnvloed door de Duitse bezetting?’ is wel een open vraag. ■■ Formuleer de centrale vraag bondig, maar wel exact. De volgende vraag is wel bondig, maar niet exact genoeg: ‘Hoe werd de Nederlandse rechtspraak beïnvloed?’ Niet bondig genoeg is: ‘Wat waren de veranderingen van de Nederlandse rechtspraak die teweeg werden gebracht door de Duitse bezetting op het gebied van de positie van de verdachte gedurende de Tweede Wereldoorlog?’ Exact en bondig genoeg is: ‘Wat waren de veranderingen van de Nederlandse rechtspraak op het gebied van de positie van de verdachte gedurende de Tweede Wereldoorlog?’ ■■ Formuleer de centrale vraag zo objectief mogelijk. ‘Waarom waren de Nederlandse rechters tijdens de Tweede Wereldoorlog zo partijdig?’ is geen objectieve vraag, omdat je er hiermee al van uitgaat dat die rechters partijdig waren. ‘Wat was de houding van de Nederlandse rechters tijdens de Tweede Wereldoorlog?’ is een objectievere vraag.

42

3.4  Centrale vraag en subvragen formuleren

■ Formuleer een enkelvoudige centrale vraag. Dat wil zeggen dat je centrale vraag maar uit één vraag mag bestaan. Je kunt ‘Wat waren de veranderingen van de Nederlandse rechtspraak op het gebied van de positie van de verdachte en wat was de houding van de Nederlandse rechters gedurende de Tweede Wereldoorlog?’ dus beter veranderen in ‘Wat was de houding van de Nederlandse rechters op het gebied van de positie van de verdachte gedurende de Tweede Wereldoorlog?’ De veranderingen van de Nederlandse rechtspraak kun je dan als subvraag behandelen.

Oefening 3B Hierna staat een aantal minder goed geformuleerde centrale vragen. Wat is er op aan te merken? 1 Wat zijn op dit moment in Nederland de meest uitgevoerde interventies tegen het alcoholgebruik van jongeren en wat voor effect hebben deze interventies? 2 Zijn de voorgenomen maatregelen uit het Belastingplan 2012 om het belastingstelsel te vereenvoudigen voor- of nadelig voor de belastingplichtige? 3 Wat zijn de voor- en nadelen van de verzorgingsstaat als beschermengel van de lagere klassen? 4 Hoe heeft het waterpeil zich de afgelopen jaren ontwikkeld en in hoeverre is een stijging van het waterpeil te vermijden? 5 Begrotingstekort in Nederland: nationaal of internationaal probleem? De antwoorden vind je op de website. Als het goed is, heb je ook al nagedacht over het doel van je tekst (zie paragraaf 3.3). Afhankelijk van dat doel kun je je centrale vraag in een bepaalde vorm gieten. Hier volgt een aantal voorbeelden van centrale vragen met bijbehorende formuleringen om je op weg te helpen (Rijksuniversiteit Groningen, 2012): ■ Beschrijvende tekst: gegevens in kaart brengen zonder er consequenties aan te verbinden. Voorbeelden centrale vraag: ‘Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen alcoholgebruik van jongeren op het platteland en jongeren in de stad?’ en ‘Welke instellingen houden zich bezig met gezondheidsbevordering?’ ■ Verklarende tekst: verklaringen geven voor verschijnselen. Voorbeelden centrale vraag: ‘Wat is de oorzaak van het zittenblijven in het eerste leerjaar van de lagere school?’ en ‘Wat is de invloed van peergroups op roken bij de jeugd?’

43

hoofdstuk 3  De voorbereiding

■ Betogende tekst: onderzoeken of iets aan bepaalde eisen voldoet. Voorbeelden centrale vraag: ‘Kan de motivatie en de productiviteit van het personeel van Fortis verbeterd worden door jobrotatie?’ en ‘Is het haalbaar om een eerstelijnszorgmodel voor diabetes type 2 te organiseren?’ ■ Adviserende tekst: suggesties doen voor het maken van een keuze uit verschillende opties. Voorbeelden centrale vraag: ‘Welke maatregelen moeten er worden genomen om de sociale veiligheid in publieke ruimtes te bevorderen?’ en ‘Wat is de beste manier om het klimaatbeleid te meten?’

Oefening 3C Horen de volgende centrale vragen bij een beschrijvende, een verklarende, een betogende of een adviserende tekst? 1 Is het mogelijk om de positie van slachtoffers meer te waarborgen door (wettelijke) remedies? 2 Hoe heeft Hitler zijn macht kunnen consolideren? 3 Welke plaats neemt de verdachte in het huidige Nederlandse strafprocesrecht in? 4 Hoe kan een manager de medewerkers gemotiveerd houden zodat de productiviteit hoog blijft? 5 Met welke psychologische klachten krijgen patiënten met alzheimer te maken? 6 Leidt invoering van de common consolidated corporate tax base tot een verbetering van de heffing van vennootschapsbelasting binnen de Europese Unie? 7 Welke belangrijke vertegenwoordigers van de godsdienstkritiek zijn van invloed geweest op nieuwe filosofische stromingen van de negentiende eeuw? De antwoorden vind je op de website.

Meer oefeningen over de centrale vraag zijn te vinden op de website. Naast de centrale vraag is het in deze fase handig om ook alvast je subvragen te bedenken, zodat je een beeld krijgt van de structuur van je tekst. Subvragen zijn alle vragen die nodig zijn om de centrale vraag te beantwoorden. Mogelijke subvragen zijn (Universiteit van Tilburg, z.d.): ■ Wat is X? ■ Welke eigenschappen heeft X? ■ Uit welke delen bestaat X? ■ Welke soorten X zijn er?

44

3.5  Informatie verzamelen

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

Waarop lijkt X? Waarvan verschilt X? Wie doet X? Waar gebeurt X? Hoe gebeurt X? Wanneer gebeurt X? Wat is de oorzaak van X? Wat is het gevolg van X? Met welk doel gebeurt X? Wat heeft X gezegd? In wiens belang is X? Wat zijn de voordelen van X? Wat zijn de nadelen van X? Ondanks wat gebeurt X? Onder welke voorwaarden gebeurt X? Welk resultaat heeft X? Waaruit blijkt X?

Meer informatie over de centrale vraag en de subvragen vind je via de website. Wees niet bang om al in deze fase te kiezen voor een centrale vraag en subvragen, ook al zul je die in een later stadium misschien nog moeten bijschaven.

3.5

Informatie verzamelen Nadat je het onderwerp en de centrale vraag (en de subvragen) van je tekst hebt bepaald, ga je op een systematische wijze literatuur verzamelen. In je hele tekst moet je uitspraken immers staven met academische bronvermelding. Voor sommige wetenschappelijke teksten gebruik je bijvoorbeeld ook de uitkomsten van archiefonderzoek of de resultaten van een enquête of van interviews met experts of sleutelpersonen. Maak gebruik van academische bronnen in plaats van je persoonlijke mening te geven. Je tekst is anders te kort door de bocht en meer een persoonlijk verhaal dan een academische tekst. Als je serieus genomen wilt worden, moet je vakliteratuur gebruiken. Een goede academische tekst staat of valt met het gebruik van de juiste bronnen en achtergrondliteratuur.

45

hoofdstuk 3  De voorbereiding

Bedenk dat informatiebronnen vaak in digitale vorm beschikbaar zijn, zoals databestanden en het internet, maar dat ook papieren bronnen soms onderdeel van je onderzoek kunnen uitmaken, bijvoorbeeld als je voor je tekst oudere publicaties nodig hebt. Veel wetenschappelijke publicaties zijn niet te vinden met de gebruikelijke zoekmachines op internet. Deze kunnen namelijk niet doordringen tot de volledige inhoud van afgeschermde databestanden. Catalogi en databanken van bibliotheken en andere organisaties vormen het beste en meest betrouwbare uitgangspunt. Noteer alvast zowel op een apart blaadje of in een apart document als in je tekst waar je informatie vandaan komt. Je moet straks in je tekst namelijk verantwoording afleggen over je informatiebronnen (meer informatie over bronvermelding volgt in hoofdstuk 5).

3.6

Kwaliteit van de bronnen Hoe bepaal je of je bronnen academisch zijn of niet? Over het algemeen zijn de papieren bronnen die je in de bibliotheek van je universiteit kunt vinden (boeken, tijdschriften, alles wat je niet op internet vindt), betrouwbaar. Vraag je bij elke bron af voor welke doelgroep en met welke intentie het materiaal is samengesteld (bijvoorbeeld propaganda, reclame of wervende tekst). Ook is het belangrijk om na te gaan of de informatie niet verouderd en dus nog wel geldig is. Realiseer je dat de kwaliteit van veel internetbronnen niet wordt gecontroleerd. Op internet kan iedereen alles wat hij wil verkondigen. Voordat je internetbronnen gebruikt, moet je dus eerst zorgen dat je zeker weet dat de betreffende informatie betrouwbaar is. Gebruik als je op zoek gaat naar internetbronnen nooit Google, want deze zoekmachine is niet gericht genoeg. Gebruik liever Google Scholar of – beter nog – de zoekmachine van je universiteitsbibliotheek.

De volgende vragen kunnen je helpen om te beoordelen of internetpagina’s be­trouwbaar zijn: ■■ Is er een overzicht te vinden van gebruikte bronnen? ■■ Ontbreken relevante bronnen of informatie? ■■ Is de informatie uit de bronnen voorzien van verwijzingen of literatuuropgaven?

46

3.7  Een tekstplan schrijven

■ ■ ■ ■ ■

Wat is het doel van de informatiebron (reclame, propaganda et cetera)? Bevat de bron feiten of meningen? Worden meningen onderbouwd? Wordt de datum vermeld? Is de site recent bijgewerkt?

Via de website vind je een korte checklist voor het beoordelen van academische bronnen. Er zijn verschillende wetenschappelijke databases (literatuurbestanden) waarin je kunt zoeken naar academische literatuur. We noemen hier een aantal belangrijke: Web of Science, Sociological Abstracts, PsycINFO en ScienceDirect. Op de site van je universiteitsbibliotheek vind je meer (relevante) databases. Probeer als je literatuur zoekt over een bepaald onderwerp in deze databases altijd meerdere termen in te typen, bijvoorbeeld met behulp van een woordenboek of de synoniemenlijst in Word. Verschillende databases hanteren namelijk verschillende termen voor eenzelfde onderwerp. Zelfs binnen één bestand kan dat het geval zijn. Probeer als je bijvoorbeeld op zoek bent naar literatuur over het onderwerp ‘designmarketing’ ook variaties als ‘design marketing’, ‘branding of design’, ‘style branding’, ‘design branding’, ‘marketing and design’ en ‘branding and style’. Een andere manier om relevante artikelen en boeken op het spoor te komen is de literatuurlijsten aan het einde van interessante en betrouwbare teksten bekijken.

3.7

Een tekstplan schrijven Om het overzicht te bewaren kun je de doelgroep, het doel, het onderwerp, de centrale vraag en de subvragen in een tekstplan zetten.

Doelgroep: juristen Doelen: informeren en betogen Centrale boodschap: experimentwetgeving Centrale vraag: Waarom wordt experimentwetgeving niet ingevoerd in ­Nederland? Subvragen: 1 Wat is experimentwetgeving? 2 In hoeverre is de Nederlandse wetgever bekend met experimentwetgeving? 3 In welke landen komt experimentwetgeving voor en waarom? 4 Wat zijn de voor- en nadelen van de invoering van experimentwetgeving? De subvragen uit dit tekstplan leiden logischerwijze naar de centrale vraag: ‘Waarom wordt experimentwetgeving niet ingevoerd in Nederland?’

47

hoofdstuk 3  De voorbereiding

Het is verstandig al in de voorbereidingsfase feedback op je tekstplan te vragen aan een medestudent, een huisgenoot of een vriend(in) (peer feedback). Daardoor kom je misschien op nieuwe ideeën om je centrale vraag aan te scherpen. Bovendien kun je je subvragen in deze fase al aanpassen als deze niet in een logische volgorde blijken te staan. Je medestudent, huisgenoot of vriend(in) kan je de volgende vragen stellen: ■■ Over welk thema ga je schrijven? ■■ Waarom is dit thema belangrijk? ■■ Heb je je thema realistisch afgebakend? ■■ Wat is de logica (de rode draad) van je tekstopbouw? ■■ Hoe wil je de verschillende tekstdelen structureren? Stel je feedbackpartner aan het einde van jullie gesprek een controlevraag: heeft hij of zij je uitleg goed begrepen? Zijn er nog vragen?

Opdracht 3A Als er geen medestudent of vriend(in) voorhanden is om je tekstplan van feedback te voorzien, kun je de volgende feedbackopdracht doen. Vertel een denkbeeldige lezer in drie minuten wat je precies beoogt met je tekst. Gebruik eventueel de vragen van de vorige feedbackopdracht. Neem je betoog op, luister het terug en onderzoek of er hiaten of fouten in je redenatie zitten.

48

4

Tekststructuur Wanneer je een duidelijk beeld hebt van de schrijfopdracht en bovendien doel, doelgroep en centrale vraag van je tekst hebt bepaald, is het tijd om na te denken over de structuur van je tekst. Zoals je in hoofdstuk 2 hebt gelezen, is het zinvol om de fase van structureren apart te doorlopen, vooral omdat je voor je studie meestal wat substantiëlere teksten moet schrijven die uit meerdere pagina’s en onderdelen bestaan. Wanneer je vooraf niet goed bedenkt welke informatie waar moet staan, blijf je tijdens het schrijven misschien eindeloos rommelen met de tekstindeling. Bovendien is het veel moeilijker een bestaande structuur te veranderen dan een nieuwe te bedenken. Reden genoeg dus om er voldoende tijd aan te besteden voordat je begint met schrijven. Hoeveel tijd je moet besteden aan de opzet van je tekst, heeft op de eerste plaats te maken met de soort tekst die je schrijft. Voor een aantal academische teksten ligt die opzet grotendeels of soms helemaal vast. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de practicumverslagen bij studies als natuurkunde, wiskunde en biologie. Controleer dus eerst of er een standaardopzet is voor de tekst die je gaat schrijven. Volg als dat het geval is de voorschriften, maar ga wel na of dit hoofdstuk informatie bevat die je kan helpen om bepaalde onderdelen van de vaste tekstopzet nader in te delen, bijvoorbeeld met betrekking tot de opbouw van een inleiding en een conclusie of samenvatting. Vrijwel iedere academische tekst bestaat grofweg uit de volgende drie onderdelen: een inleiding, een middenstuk en een samenvatting of conclusie. In hoofdstuk 3 gaven we al aan dat het einde van je tekst afhankelijk is van je tekstdoel: informatieve teksten eindigen met een samenvatting, betogende en adviserende teksten eindigen met een conclusie. Het principe is heel simpel: 1 Vertel je lezer wat je gaat vertellen. 2 Vertel het. 3 Vertel wat je je lezer hebt verteld. In dit hoofdstuk werken we van groot naar klein. Eerst komt aan bod hoe de uiterlijke structuur, het geraamte, van je tekst eruit kan zien. Vervolgens be-

49

hoofdstuk 4 Tekststructuur

spreken we hoe de samenhang binnen dat geraamte eruitziet; dat wil zeggen hoe je samenhang kunt creëren tussen alinea’s, tussen zinnen en tussen woorden. Een goede samenhang aanbrengen in je tekst is een van de belangrijkste aandachtspunten bij het schrijven. Vaak heb je zelf wel helder voor ogen hoe de diverse brokken informatie met elkaar samenhangen, maar je moet niet vergeten die samenhang ook heel expliciet te maken voor je lezers. Die raken anders het spoor algauw bijster. Daarnaast kost het je (academische) lezers – vaak je docent! – te veel tijd om je tekst te lezen. Zorg dus voor een goede structuur in je tekst, zodat je tekst makkelijk en snel leesbaar is. Hoe je dat doet, lees je in dit hoofdstuk.

4.1

Begin en slot Voor de titel van een academische tekst gelden bepaalde regels, net zoals voor de ‘ingrediënten’ van de inleiding en het slot. Die komen in deze paragraaf aan bod. Let wel dat het hier gaat om heel algemene richtlijnen. Voorschriften voor de inhoud van diverse tekstonderdelen zijn vaak afhankelijk van je studierichting. Vraag bij twijfel altijd je docent, tutor of begeleider wat de bedoeling is.

Titel Denk goed na over de titel van je tekst. Die titel moet aansprekend zijn en kort en krachtig de inhoud van je tekst weergeven. Een grappige of mysterieuze titel is misschien aantrekkelijk of opvallend, maar bedenk dat jij als academicus voor een academisch publiek schrijft. Een grappige of mysterieuze titel is dan niet op zijn plaats. Een voorbeeld van een ongepaste titel voor een academische tekst is: De crisis, een blessing in disguise voor het pensioenstelsel

Beter is: De voordelen van de crisis voor het pensioenstelsel in Nederland Je titel is de eerste indruk die lezers krijgen van je werk. Neem daarom de tijd om een zo geschikt mogelijke titel te bedenken die de kerntermen van je tekst bevat.

50

Bedenk je titel pas als je klaar bent met schrijven. Je hebt dan namelijk een beter overzicht van je tekst.

4.1  Begin en slot

Oefening 4A Geef je mening over de volgende titels. 1 EU-crisis 2 Samen staan we sterker; tijd voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel 3 Lieux de Mémoire: het Nana Kobina Gyan Square in Elmina 4 Insolventierecht; het functioneren van curatoren bij een faillissement 5 Differentiatie in de klas 6 Behouden van gemotiveerd personeel 7 Het Effect van Loopobservatie op Fysieke Activiteit en Verschillende Aspecten van Expliciet Geheugen bij Ouderen met de Ziekte van Alz­ heimer 8 Nederlandse ontslagbescherming te overdreven 9 Hoe kan de overheid vrouwen stimuleren om meer te gaan werken? Een voorbeelduitwerking vind je op de website.

Een extra oefening over titels vind je op de website.

Inleiding De inleiding van een academische tekst krijgt vaak de vorm van een trechter: breed beginnend met een actuele gebeurtenis. Vervolgens wordt de informatie steeds specifieker, tot je uiteindelijk bij je afgebakende centrale vraag bent aanbeland.

Introductie Wat ga je precies onderzoeken? Centrale vraag

Figuur 4.1 Inleiding

51

hoofdstuk 4 Tekststructuur

De eerste alinea van de inleiding bestaat meestal uit de introductie van het onderwerp. Hierin kun je: ■ een gebeurtenis gerelateerd aan een actueel onderwerp beschrijven; ■ een historische achtergrond bij het onderwerp geven; ■ een interessante, opvallende of controversiële uitspraak over het onderwerp beschrijven; ■ een voorbeeld geven dat het onderwerp goed illustreert.

Meer informatie over de opening van je tekst vind je op de website. Daarna komt aan bod wat je precies gaat onderzoeken. Noem dus je afgebakende onderwerp (zie hoofdstuk 3), bijvoorbeeld: In dit artikel staat centraal wat de invloed van Facebook is op jaloezie binnen romantische relaties.

Hierna definieer je de belangrijkste begrippen binnen dit onderwerp als er termen zijn die uitleg behoeven. In je inleiding geef je ook informatie over eerder onderzoek dat naar je onderwerp is gedaan. Maak hierbij precies duidelijk welk onderzoek je bedoelt. In het volgende voorbeeld is dat niet duidelijk: De Braziliaanse website NamoroFake biedt mannen de kans om indruk te maken op hun vrienden, familie en (oud-)geliefden. Voor 30 euro plaatst een aantrekkelijke dame een maand lang Facebookberichten op je profiel. NamoroFake belooft dat vrienden en oud-geliefden hierdoor groen zullen zien van jaloezie en dat je populariteit stijgt. Dit voorbeeld laat zien dat sommige mensen het belangrijk vinden wat voor impressie anderen van hen hebben. In verschillende studies wordt geconcludeerd dat de meeste mensen bezorgd zijn over negatieve impressies die anderen van hen hebben.

Beter is de volgende tekst: De Braziliaanse website NamoroFake biedt mannen de kans om indruk te maken op hun vrienden, familie en (oud-)geliefden. Voor 30 euro plaatst een aantrekkelijke dame een maand lang Facebookberichten op je profiel. NamoroFake belooft dat vrienden en oud-geliefden hierdoor groen zullen zien van jaloezie en dat je populariteit stijgt. Dit voorbeeld laat zien dat sommige mensen het belangrijk vinden wat voor impressie anderen van hen hebben. Thomson (2003) en Keith (2006) concluderen in hun onderzoek naar negatieve impressies dat de meeste mensen bezorgd zijn over negatieve impressies die anderen van hen hebben.

52

4.1  Begin en slot

Vervolgens komt in je inleiding de wetenschappelijke en/of maatschappelijke relevantie van je onderwerp aan de orde. Met andere woorden: waarom schrijf je deze tekst? De motivatie voor het schrijven van je tekst komt voort uit wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken. Bij een wetenschappelijke relevantie voeg je iets toe aan bestaande wetenschappelijke inzichten. Als de wetenschappelijke kennis wordt toegepast voor praktische doeleinden, is bovendien sprake van een maatschappelijke relevantie. De wetenschappelijke relevantie van het voorbeeld hiervoor is dat hier, voortbouwend op eerder onderzoek naar negatieve impressies, zal worden bekeken hoe dit op het internet (Facebook) werkt, want dat is nog niet eerder onderzocht. De maatschappelijke relevantie kan dan zijn dat de resultaten van dit onderzoek in de maatschappelijke discussie over sociale media worden geplaatst. De reden dat je een tekst schrijft moet niet zijn: herkauwen wat anderen hebben bedacht. Wetenschappelijke teksten gaan een stap verder en voegen iets nieuws toe aan de bestaande wetenschappelijke kennis, hoe klein deze bijdrage ook is. In het volgende voorbeeld is de aanleiding voor het schrijven de behoefte een nieuwe bijdrage te leveren aan een bestaande discussie (hier is dus sprake van wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie): Er is discussie over de ontwikkeling van Polder Waard Nieuwland. Twee plannen zijn voorgesteld. Het eerste plan is de ‘gevarieerde noordrand’. Hierin wordt de Wierdijk de nieuwe ecologische verbindingsroute, met aan de uiteinden kwelzones ofwel natte graslanden waar de natuur haar gang kan gaan. In het tweede plan stelt men ontwikkelingen aan de kant van de Wieringermeer voor. Door kavelruil en -verdeling moet plek ontstaan voor drie nieuwe agrarische bedrijven. Alternatieven voor de ontwikkeling van Polder Waard Nieuwland lijken bij voorbaat uitgesloten, maar is dat terecht? In deze tekst komen de mogelijke alternatieven uit het onderzoek van Berens (2011) en Nijenhuis (2012) aan bod en wordt gekeken of deze ingezet moeten worden. Zorg dat de aanleiding/motivatie voor je tekst niet persoonlijk is. Vermijd dus formuleringen als: ‘Ik vind het belangrijk om uit te zoeken wat …’ en ‘Het onderwerp heeft me altijd al geboeid.’

In je inleiding benoem je tevens je centrale vraag en geef je meestal al de beperking van je onderzoek aan. In je tekst behandel je namelijk maar een deel van een probleem, dat vaak veel invalshoeken heeft. Geef die beperking aan met een zin als ‘Een beperking van deze studie is dat …’ Een ander voorbeeld: De studie van McCracken (1989) onderscheidt verschillende typen endorsement. Er zijn ook nog andere typen, zoals de typen uit de studie van Seno en

53

hoofdstuk 4 Tekststructuur

Lukas (2007), maar vanwege het beperkte bestek van deze paper is het onmogelijk om alle bestaande typen te behandelen.

Daarna geef je in een aparte alinea een beschrijving van de opbouw van je tekst in een zogenoemde leeswijzer. Formuleer ook de leeswijzer niet in de ik- of wij-vorm. Vermijd dus formuleringen als: ‘Ik bespreek in hoofdstuk 1 …’ en ‘In paragraaf 5 ga ik dieper in op …’

Samenvattend bevat de inleiding de volgende ingrediënten: introductie relevantie eerder onderzoek centrale vraag leeswijzer

■■ ■■ ■■ ■■ ■■

Een goed voorbeeld van een inleiding bij de tekst van een eerstejaarsstudent psychologie. Kun je de verschillende onderdelen van de inleiding aanwijzen? Vanaf de jaren zestig is het aantal migranten in Nederland fors toegenomen. Gastarbeiders deden aan kettingmigratie en brachten hun gezinnen over naar Nederland. Dit resulteerde in een multiculturele samenleving, vooral in steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het Centraal Bureau voor de Statistiek meldt dat de grootste etnische migrantengroep uit Turken bestaat. Hoewel de Turkse migranten hun weg in Nederland hebben gevonden op allerlei terreinen, doen zich ook barrières voor op het gebied van integratie. Van Loon et al. (2011) geven als voornaamste reden van een slechte integratie dat de etnische taal en cultuur domineren. De slechte integratie kan geestelijke belasting opleveren. Stress en ontevredenheid zijn hier voorbeelden van. De afgelopen jaren is het aantal Turkse migranten in de geestelijke gezondheidszorg flink toegenomen. Depressieve klachten ten gevolge van een slechte psychosociale aanpassing worden het meest gerapporteerd. Het aantal transculturele afdelingen in verschillende instanties binnen de geestelijke gezondheidszorg is hierdoor dan ook toegenomen. Ondanks de stijging van het aantal Turkse cliënten hebben de behandelaren relatief weinig kennis van de Turkse cultuur en gebruiken. Het is een essentieel knelpunt waar zowel de Turkse cliënten als de behandelaren tegenaan lopen.

54

4.1  Begin en slot

Het gebrek aan kennis en competentie kan een negatieve impact hebben op de uitkomst en het verloop van de behandeling. Om deze reden is onderzoek naar het effect van een diversiteitscompetente aanpak van wezenlijk belang. Tot op heden is veel onderzoek gedaan naar de doelgroep Turken in de geestelijke gezondheidszorg, bijvoorbeeld door Berendsen (2010) en Van Loon et al. (2011). Deze onderzoeken richtten zich vooral op de onderliggende mechanismen van therapieontrouw en de reden van drop-outs. Er is echter weinig bekend over de gevolgen van een diversiteitscompetente aanpak. Gezien de stijging van het aantal Turkse cliënten in de zorg is dat een belangrijk onderwerp. In deze paper zal daarom een antwoord worden gegeven op de vraag: ‘Wat is de invloed van een diversiteitscompetente aanpak op het verloop van een behandeling bij Turkse depressiepatiënten?’ Allereerst komen de kenmerken van een depressie aan bod, geformuleerd aan de hand van de criteria zoals vermeld in de DSM-IV. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de aard van de verschillende barrières die een optimale behandeling in de weg staan. Daaropvolgend komt de diversiteitscompetente aanpak aan bod. Het belang van transculturele zorg wordt benadrukt en de perspectieven van zowel de cliënten als de behandelaars komen aan de orde. Tot slot wordt de vormgeving van een diversiteitscompetente aanpak nader uitgelegd aan de hand van voorbeelden uit de praktijk.

Oefening 4B Beoordeel de volgende inleiding die is geschreven door een eerstejaarsstudent rechten aan de hand van de hiervoor besproken criteria. Minister Jan Kees de Jager heeft ons laatst op Prinsjesdag weten te vertellen dat er storm op komst is. We weten niet wanneer hij komt en we weten niet hoe heftig hij zal zijn, maar dat hij komt is zeker. Nu kunnen we ons afvragen of onze minister van Financiën ons hiermee onnodig bang heeft gemaakt, of dat hij ons juist heeft gewaarschuwd voor de harde werkelijkheid. Er zijn door het kabinet veel bezuinigingen genomen en daar worden de burgers het voornaamste slachtoffer van. Veel kritiek is er op het feit dat de banken ondanks deze slechte tijden enorme winsten kunnen maken en bonussen kunnen uitdelen. Sinds 2008 verkeren we wereldwijd in crisis. Het begon met de kredietcrisis, die overgelopen is in de huidige schuldencrisis. Het vervelende aan de huidige crisis is dat niemand de exacte oorzaak ervan weet, net als men niet weet door wie de crisis veroorzaakt is. Daarbij komt ook dat niemand weet wat de gevolgen zijn van deze crisis en dus weet men ook niet wat de juiste handelingen zijn om er weer bovenop te komen.

55

hoofdstuk 4 Tekststructuur

Hoewel de mening van veel burgers en politici dan ook is dat de banken moeten boeten voor hun aandeel in de crisis, zijn er grote twijfels over de gevolgen daarvan. Een bankenbelasting kan namelijk makkelijk worden doorbelast naar de burger en die heeft het al zo zwaar. De vraag is in hoeverre een invoering van een nationale bankenbelasting een goede crisismaatregel is voor Nederland. In hoofdstuk 2 ga ik het probleem bespreken dat met een bankenbelasting zou moeten worden opgelost. In hoofdstuk 3 behandel ik de twee verschillende manieren om banken te belasten om vervolgens in hoofdstuk 4 de gevolgen daarvan weer te geven. In hoofdstuk 5 ga ik in op de vraag hoe reëel het is dat er een bankenbelasting wordt ingevoerd. Ik zal afsluiten met enkele aanbevelingen en mijn conclusie.

Een voorbeelduitwerking vind je op de website.

Een extra oefening over relevantie vind je op de website.

Samenvatting/conclusie In beschrijvende of verklarende teksten geef je een samenvatting en een antwoord op je centrale vraag. Betogende of adviserende teksten besluit je met een conclusie. Het verschil tussen een samenvatting en een conclusie is dat je in een samenvatting alleen samenvat wat in je tekst aan bod is gekomen. Bij een conclusie ga je een denkstap verder: je trekt uit die samenvatting een conclusie. In je conclusie neem je een korte verwijzing naar de centrale vraag op, een kort overzicht van de hoofdlijnen van de tekst, een samenvatting van de argumenten en het oordeel (betogende teksten) of advies (adviserende teksten). Je gaat in je conclusie dieper in op je bevindingen en beantwoordt vragen als ‘Wat valt op?’ en ‘Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten?’ Ook maak je hier de beperkingen van je onderzoek duidelijk, geef je aanbevelingen op basis van de resultaten en doe je suggesties voor toekomstig onderzoek. Je conclusie moet logisch volgen uit je betoog en er mag geen nieuwe argumentatie in staan.

Het is gebruikelijk dat je je tekst vanuit een neutraal perspectief schrijft. De ik-vorm is over het algemeen niet gepast in een samenvatting of conclusie.

Zoals eerder is aangegeven, werk je in je inleiding van groot naar klein (trechtervorm). In een conclusie werk je juist andersom: je legt eerst uit wat er uit je onderzoek komt en daarna wat dat betekent voor het grote geheel.

56

4.2  Algemene indelingsprincipes

Antwoord centrale vraag Wat betekent dat voor het grote geheel?

Figuur 4.2 Conclusie In hoofdstuk 9 van Handboek stijl van Peter Burger en Jaap de Jong vind je inspiratie voor de opening en het slot van je tekst.

Op de website vind je een lijstje academische uitdrukkingen die je in je inleiding en slot kunt gebruiken.

4.2

Algemene indelingsprincipes Voordat je begint met schrijven, heb je een tekstplan opgesteld, waarin je de doelgroep, het doel, het onderwerp, de centrale vraag en de subvragen van je tekst beschrijft (zie hoofdstuk 3). Dit tekstplan betreft met name het middenstuk van je tekst, de kern. Als je je tekstplan gedetailleerder gaat invullen (in hoofdstukken en paragrafen) bepaal je de volgorde waarin je de informatie presenteert. Die volgorde moet logisch zijn, zodat de lezer je verhaal goed kan volgen en zich alleen nog maar hoeft te concentreren op de (vaak ingewikkelde) inhoud van je tekst. Het is bijvoorbeeld logisch om te werken van algemeen naar detail. Ook is het logisch om te beginnen met het probleem en toe te werken naar een oplossing of om te beginnen met een oorzaak en daarna pas het resultaat te beschrijven. Over het algemeen geldt dat onderwerpen op een hoger niveau algemener moeten zijn dan onderwerpen op een lager niveau. Stel: je gaat een hoofdstuk schrijven over dierenafbeeldingen in de prehistorie. Je inhoudsopgave komt er dan bijvoorbeeld zo uit te zien (van hoog naar laag niveau):

57

hoofdstuk 4 Tekststructuur

1

Dierenafbeeldingen in de prehistorie 1.1 Huisdieren 1.1.1 Katten 1.1.2 Honden 1.2 Vee 1.2.1 Koeien 1.2.2 Schapen 1.2.3 Geiten 1.2.4 Paarden 1.3 Vogels 1.3.1 Merels

1.3.2

Mussen

Zorg dat de onderwerpen op één niveau van gelijke orde zijn.

Oefening 4C In de volgende inhoudsopgave is er iets misgegaan met die gelijke orde. Kun je aangeven waar? 1 Emoties bij wolven 1.1 Verdriet 1.2 Angst 1.3 Boosheid 1.4 Puberteit Het antwoord vind je op de website. Hanteer in je beschrijving van de onderwerpen per niveau bovendien steeds hetzelfde indelingsprincipe: ■ chronologisch: de informatie die je presenteert staat in een bepaalde tijdsvolgorde (van vroeger naar nu); ■ thematisch: je groepeert de informatie in je tekst per thema (in elke paragraaf of elk hoofdstuk een ander thema); ■ geografisch: je groepeert de informatie in je tekst per plaats of locatie (in elke paragraaf of elk hoofdstuk een andere plaats of locatie); ■ methodisch: je laat stap voor stap zien hoe je je onderzoek hebt uitgevoerd (inleiding, methode, resultaten, discussie, conclusie, zie het tekstschema voor een onderzoeksverslag in paragraaf 4.3).

58

4.3  Indelingsprincipes bij beschrijvende en verklarende teksten

Oefening 4D Verbeter de indeling in de volgende inhoudsopgave. 1 Romaanse architectuur in Catalonië 1.1 Girona 1.2 Barcelona 1.3 Kloosters 1.4 Kerken Het antwoord vind je op de website.

Voor veel studenten is een logische volgorde aanbrengen makkelijker gezegd dan gedaan. Vaak is het materiaal waarmee je werkt zo ingewikkeld en worstel je er al zo lang mee dat je geen logische structuur meer kunt bedenken. Het is dan nuttig je (klad)tekst te laten lezen door iemand die je kan helpen controleren of je structuur logisch is. Vraag aan diegene om uitsluitend naar de structuur van je tekst te kijken en niet te letten op formulering en spelling.

Voor een voorbeeld van een inhoudsopgave zie paragraaf 10.4.

4.3

Indelingsprincipes bij beschrijvende en verklarende teksten De structuur van je tekst is onder meer afhankelijk van het doel ervan (zie paragraaf 3.3). Bij een beschrijvend of verklarend doel vat je de tekst aan het einde samen (dus heb je geen conclusie). Een tekst met een betogend of adviserend doel besluit je met een conclusie. De volgende standaardtekstschema’s voor beschrijvende en verklarende tekstdoelen kunnen je helpen bij het structureren van je tekst. We benadrukken nogmaals dat deze indeling per opleiding verschilt. De tekstschema’s zijn algemeen van aard en bedoeld om je een idee te geven van een algemene structuur.

Tekstschema bij een beschrijvende centrale vraag:

■ inleiding (zie paragraaf 4.1 voor de ‘ingrediënten’ van de inleiding); ■ beschrijving van je onderwerp volgens chronologische, geografische of thema■

tische indeling (zie paragraaf 4.2); samenvatting (zie de tip in paragraaf 4.7).

Bron: Taalwinkel (z.d.)

59

hoofdstuk 4 Tekststructuur Tekstschema bij een verklarende centrale vraag:

■ inleiding (zie paragraaf 4.1 voor de ‘ingrediënten’ van de inleiding); ■ beschrijving van je onderwerp; ■ overige hoofdstukken met daarin een verklaring van je onderwerp door je ■

e­ igen onderzoek of door onderzoek van anderen. Presenteer je informatie volgens chronologische, geografische of thematische indeling (zie paragraaf 4.2); samenvatting (zie de tip in paragraaf 4.7).

Bron: Taalwinkel (z.d.)

Een belangrijke tekstsoort die in veel opleidingen moet worden geschreven is het onderzoeksverslag. Dit is een speciaal type beschrijvende of verklarende tekst. Het tekstschema van een onderzoeksverslag is gebaseerd op het schema bij een verklarende vraag. Omdat onderzoeksverslagen voor veel opleidingen moeten worden geschreven en ze een vaste structuur hebben, vermelden we de onderdelen hierna. Tekstschema voor een onderzoeksverslag:

■ inleiding (zie paragraaf 4.1 voor de ‘ingrediënten’ van de inleiding); ■ methode, waarin je vermeldt om wat voor soort onderzoek het gaat, hoe het onderzoek is uitgevoerd en eventueel met welk materiaal;

■ resultaten met daarin de data die je uit je onderzoek verkregen hebt (bijvoor■ ■

beeld antwoorden op vragen of cijfermateriaal); discussie, waarin je de resultaten interpreteert; conclusie, waarin je een antwoord geeft op je centrale vraag: je herhaalt de centrale vraag, geeft een (korte) samenvatting, vermeldt de belangrijkste onderzoeksresultaten en formuleert een conclusie.

Bron: Taalwinkel (z.d.)

Op de website vind je een lijstje academische uitdrukkingen die je in de onderdelen methode en resultaten kunt gebruiken. Meer informatie over ordeningsprincipes vind je via de website.

4.4

Indelingsprincipes bij betogende en adviserende teksten Met een betogende tekst probeer je de mening of houding van de lezer te veranderen. Met een adviserende tekst wil je de lezer aanraden om voor een bepaalde optie te kiezen of juist niet (zie paragraaf 3.3).

60

4.4  Indelingsprincipes bij betogende en adviserende teksten

Betogende tekst We behandelen de betogende tekst uitgebreider dan de andere tekstsoorten, omdat dit een lastige tekstsoort is voor veel studenten. Je kunt ervan uitgaan dat de academische lezer de standpunten die jij in je tekst verdedigt niet zonder meer zal aannemen. Je zult daarom gebruik moeten maken van argumenten om je standpunt te ondersteunen en de lezer te overtuigen. Hoe meer controleerbare feiten (inclusief bronvermelding; zie hoofdstuk 5) in het voordeel van je eigen standpunt je presenteert, hoe sterker dat standpunt staat. Feiten zijn namelijk sterker dan meningen. Overtuig je lezer bovendien met een duidelijke opbouw. Die helpt hem je argumenten te herkennen en draagt zo bij aan je betoog. Zo’n opbouw kan er als volgt uitzien (naar: Neutelings & Janssen, 2001): ■■ Stap 0: Bepaal je standpunt. Als je bijvoorbeeld een tekst schrijft over het fenomeen radical product innovation begin je met het definiëren van dat begrip. Geef vervolgens een korte samenvatting van wat er tot nu toe over geschreven is en denk dan na over de vraag wat je hieraan nog kunt toevoegen, bijvoorbeeld het belang van design bij dit nieuwe product. Definieer wat design is en ga verder met stap 1. ■■ Stap 1: Zet je standpunt uiteen, bijvoorbeeld: De hightechindustrie doet er goed aan om design te gebruiken in het innovatieproces van radical product innovation.

■■ Stap 2: Onderbouw dat standpunt met je eerste argument, bijvoorbeeld: Perks, Cooper en Jones (2005) bestudeerden de rol van design in het innovatieproces. Dit onderzoek geeft aan dat design een hoofdonderdeel van het radical product innovation-proces is.

■■ Stap 3: Geef een (of meer) bijkomend(e) argument(en), bijvoorbeeld: Uit het onderzoek van Roberto Verganti (2009) blijkt dat mensen positieve prijsevaluaties geven aan design. Dit resulteert in een bereidheid tot het betalen van een hogere prijs. Verganti (2009) ontdekte dat in het bijzonder deze extra waarde na verloop van tijd zal resulteren in hogere verkopen en hogere marges. De twee bedrijven Nintendo en Apple zijn onderzocht door Verganti (2009). Uit dit onderzoek blijkt dat designgedreven innovatie bij Nintendo en Apple heeft geleid tot een hogere marktkapitalisatie.

61

hoofdstuk 4 Tekststructuur

■■ Stap 4: Geef een tegenargument en weerleg het, bijvoorbeeld: Na de introductie van het nieuwe design kan de concurrentie eenzelfde soort nieuw technisch product gaan produceren. Echter, uit onderzoek van Verganti (2009) blijkt dat door de associatie en binding met het product het bedrijf dat het nieuwe product als eerste op de markt bracht niet in de problemen zal komen. Eveneens toonden Windrum et al. (2009) aan dat consumenten positieve prijs­ evaluaties geven aan design. Het gevolg van deze positieve prijsevaluaties zorgt voor een voorsprong op de concurrentie.

■■ Stap 5: Trek de conclusie, bijvoorbeeld: Er kan dus geconcludeerd worden dat de hightechindustrie er goed aan doet design te gebruiken in het innovatieproces van radical product innovation, omdat design van groot belang is voor het succes van radical product innovation in de hightechindustrie.

Voor je lezer is het handig om te weten dat er een argument ter onderbouwing van je standpunt aankomt in je tekst. Om dit aan te geven kun je de volgende formuleringen gebruiken: ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■

ten eerste, ten tweede, tot slot een ander argument is dat overigens daarbij komt bovendien daarnaast een reden te meer om vooral ook omdat

■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■

wat nog belangrijker is alsmede want omdat immers aangezien namelijk dat blijkt uit

Om meer overzicht te krijgen kun je je standpunt en je argumentatie voorbereiden met een argumentatiestructuur (ook wel argumentatieboom genoemd). Op die manier creëer je een goede basis voor je tekst. Zo’n boom bestaat uit je standpunt met daaronder verschillende argumenten die het onderbouwen. Kijk kritisch naar de formulering van je standpunt en je argumenten. Is duidelijk wat je precies bedoelt? Heb je geen denkstappen overgeslagen? Beoordeel ook of het verband logisch en begrijpelijk is voor de lezer.

62

4.4  Indelingsprincipes bij betogende en adviserende teksten

Het belang van design is groot bij het succes van ‘radical product innovation’ in de hightechindustrie.

Design is weer hoofdonderdeel van het ‘radical product innovation’-proces.

Na de introductie van het nieuwe design kan de concurrentie eenzelfde soort nieuw technisch product gaan produceren. Echter, uit onderzoek van Verganti (2009) blijkt dat door de associatie en binding met het product het bedrijf dat het nieuwe product als eerste op de markt bracht niet in de problemen zal komen.

(Perks, Cooper, & Jones, 2005)

Roberto Verganti (2009) ontdekte dat in het bijzonder deze extra waarde na verloop van tijd zal resulteren in hogere verkopen en hogere marges.

Mensen zijn bereid een ‘price premium’ te betalen voor producten met een goed design.

(Roberto Verganti, 2009)

De twee bedrijven Nintendo en Apple zijn onderzocht door Roberto Verganti (2009). Uit dit onderzoek blijkt dat designgedreven innovatie bij Nintendo en Apple heeft geleid tot een hogere marktkapitalisatie.

Windrum et al. (2009) toonden aan dat consumenten positieve prijsevaluaties geven aan design. Het gevolg van deze positieve prijsevaluaties is een voorsprong op de concurrentie.

Figuur 4.3 Argumentatieboom Om te oefenen met argumenteren is het boek Argumentatie – Inleiding in het identificeren van meningsverschillen en het analyseren, beoordelen en houden van betogen van Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2011) heel geschikt.

Adviserende tekst In een adviserende tekst som je verschillende alternatieven op, weeg je deze tegen elkaar af en kom je op grond daarvan tot een advies.

Tekstschema bij een adviserende centrale vraag: inleiding (zie paragraaf 4.1 voor de ‘ingrediënten’ van de inleiding); beschrijving van je onderwerp; (eventueel een verklaring van je onderwerp); oordeel over je onderwerp; informatieve opsomming van verschillende alternatieven als oplossing of maatregel voor je onderwerp; ■■ betogende beoordeling van deze alternatieven; ■■ conclusie waarin je een advies geeft.

■■ ■■ ■■ ■■ ■■

Bron: Taalwinkel (z.d.)

63

hoofdstuk 4 Tekststructuur

In het slot van een betogende of adviserende tekst herhaal je niet alleen wat je behandeld hebt, maar voeg je tevens een conclusie toe. Ook is het belangrijk om alle argumenten te verwerken in je slot en niet naar slechts één ervan te verwijzen. Verder geef je in een slot nooit nieuwe informatie.

Via de website vind je meer informatie over tekstschema’s in combinatie met de centrale vraag.

4.5

Alinea-indeling Om het je lezer makkelijker te maken deel je je paragrafen op in ‘hapklare brokken’: alinea’s. Voor elk nieuw onderwerp begint een nieuwe alinea. Op die manier weet de lezer dat er nieuwe informatie aankomt. Een alinea is dus een zichtbaar gemarkeerde teksteenheid die bestaat uit een aantal samenhangende zinnen. Er zijn twee soorten alinea’s: ■ thematische alinea’s, die deel uitmaken van de inhoud van de tekst; ■ structurerende alinea’s, die zorg dragen voor en toelichting geven op de samenhang in de tekst.

De thematische alinea De thematische alinea gaat over een van je subvragen en bestaat uit: ■ een kernzin: dit is de belangrijkste zin, namelijk de kern van wat je wilt zeggen; ■ een uitwerking van die kernzin, bijvoorbeeld in de vorm van een stelling gevolgd door de argumentatie of in de vorm van een begrip met daarna een verdere uitleg van dat begrip. Je kunt de kernzin ook verder uitwerken met een conclusie, opsomming, oorzaak, reden, gevolg, voorbeeld, voorwaarde, toegeving, definitie, tegenstelling, vergelijking, beschrijving, doel of specificering. Omdat de kernzin de belangrijkste zin in de alinea is, krijgt hij een voorkeursplaats. Dit maakt het voor de lezer makkelijker om deze zin te traceren en dus in één oogopslag te zien waarover de alinea gaat. Vuistregel is dat de kernzin in de eerste zin van de alinea staat (zie voorbeeld 1). Soms staat de kernzin in de tweede zin, als er sprake is van een bruggetje naar het voorgaande (zie voorbeeld 2). Voorbeeld 1 Het tweede onderdeel van het interview ging in op de ervaringen met interculturele consulten. Zorgverleners werd allereerst gevraagd of zij verschillen ervoeren tussen contacten met autochtone en allochtone patiënten. Afhankelijk

64

4.5 Alinea-indeling

van het antwoord werd vervolgens ingegaan op de oorzaken en gevolgen van de ervaren problemen en de tot nog toe gebruikte oplossingen. Voorbeeld 2 Zoals reeds aan de orde is gekomen, is de vaststelling van een geweldsdelict relevant voor de vraag of de tbs al dan niet gemaximeerd is. In bepaalde gevallen is het echter niet eenvoudig om vast te stellen of het gaat om een geweldsdelict. Bedreiging is daar een voorbeeld van. Uit de jurisprudentie blijkt dat de vraag of er bij bedreiging sprake is van een geweldsdelict, afhangt van de omstandigheden waaronder de bedreiging heeft plaatsgevonden. De penitentiaire kamer van het gerechtshof heeft zich op 30 mei 2011 over een zaak gebogen waarbij een persoon in een verslavingskliniek de personeelsleden door een brief had bedreigd met de dood.

Soms staat de kernzin achteraan, bijvoorbeeld bij een alinea met argumentatie. Als je standpunt controversieel is, kun je de lezer beter langzaam naar je stelling toe begeleiden in plaats van meteen met je (controversiële) standpunt te beginnen. Het is effectiever om eerst argumenten te geven en je standpunt (= kernzin) pas aan het einde te noemen (zie voorbeeld 3). Voorbeeld 3 Vaak gaat men uit van de premisse dat mensen over een vrije wil beschikken en daarom zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden. Er is echter de nodige discussie over de vraag of er zoiets bestaat als een ‘vrije wil’. Veel gedrag dat mensen denken bewust en uit ‘vrije wil’ te doen, berust in werkelijkheid op automatische processen. De dagelijkse routine van mensen berust aldus op een illusie, omdat deze routines automatisch verlopen onder de controle van cognitieve structuren. Vandaar dat in de literatuur wordt gesproken over ‘de illusie van de vrije wil’.

De structurerende alinea Je gebruikt de structurerende alinea om de lezer als het ware wegwijs te maken in je tekst. In een structurerende alinea kun je bijvoorbeeld uitleggen wat in de betreffende paragraaf aan bod komt: In deze paragraaf staan de problemen centraal die voorkomen in de praktijk van het handhaven van slachtofferrechten.

Een structurerende alinea kan verschillende leesondersteunende functies vervullen: ■■ inleidend: aankondiging van de structuur en/of inhoud van de tekst (zie voorbeeld 1);

65

hoofdstuk 4 Tekststructuur

■■ verbindend: toelichting op de samenhang tussen de voorgaande en de volgende alinea’s (zie voorbeeld 2); ■■ afsluitend: samenvatting van het voorafgaande (zie voorbeeld 3). Voorbeeld 1 Om een idee te geven van wat de mogelijke redenen kunnen zijn van fuseren zullen in deze paragraaf achtereenvolgens drie strategieën besproken worden: de offensieve strategie, het verwerven van footholds en speculatie. Voorbeeld 2 In de vorige paragraaf stond centraal onder welke omstandigheden ondernemingen fuseren en is er een belangrijk hulpmiddel gevonden om te bepalen hoe het met een bedrijfstak is gesteld. De redenen voor een fusie in individuele gevallen zijn echter nog niet vastgesteld. Enkele specifieke voorbeelden worden in deze paragraaf geanalyseerd. Voorbeeld 3 Hoewel de metingen niet helemaal objectief zijn geweest, is toch geprobeerd weer te geven hoe belangrijk verschillende factoren waren voor het integratiesucces. De belangrijkste gevonden factoren waren ervaring met eerdere fusies, de kwaliteit van de integratieplanning en deelname van de IT-afdeling aan de planning.

Omvang en vorm van alinea’s Maak alinea’s niet te kort. Te korte alinea’s zorgen voor een onrustige bladspiegel en dat geeft de tekst iets gejaagds. Maak je alinea’s echter ook niet te lang. Te veel informatie in een alinea maakt de tekst moeilijk leesbaar. De vuistregel is: begin een nieuwe alinea als je met een nieuw onderwerp begint. Om je een indicatie te geven: alinea’s zijn gemiddeld tussen de drie en tien zinnen lang. Typografisch worden alinea’s gemarkeerd door op een nieuwe regel te beginnen met of zonder inspringen of een regel wit (zie voor lay-outtips paragraaf 10.4).

4.6

Verbindingswoorden en verwijswoorden Om een goede samenhang aan te brengen tussen alinea’s, maar ook tussen zinnen, maak je gebruik van verbindingswoorden en verwijswoorden.

Verbindingswoorden Verbindingswoorden zorgen dat de lezer niet zelf het verband tussen verschillende zinnen hoeft te leggen, zodat hij zich op de inhoud van je tekst kan con-

66

4.6  Verbindingswoorden en verwijswoorden

centreren. Voorbeelden van verbindingswoorden zijn bovendien, daarom, maar, ten eerste … ten tweede, indien, hoewel en dus. Meer verbindingswoorden zijn te vinden op de website. Print de lijst met verbindingswoorden uit en houd hem bij de hand als je gaat schrijven.

Verwijswoorden Verwijswoorden zijn woorden die terugverwijzen naar iets wat al eerder genoemd is of vooruit wijzen naar iets wat nog komen gaat. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden: ■ persoonlijke voornaamwoorden: het, hij, zij; ■ aanwijzende voornaamwoorden: deze, dit, dat, die; ■ vragende voornaamwoorden: wie, waar, wat; ■ voornaamwoordelijke bijwoorden: • waarin, waaruit, waardoor; • hiervan, hieruit, hierdoor; • daaruit, daarin, daardoor; • ervan, eruit, erin, erdoor. Het woord waarnaar je verwijst, moet expliciet en logisch zijn, anders wordt de zin of de alinea onduidelijk. In de volgende tekst is de samenhang niet duidelijk: Ook in de financieringsproblematiek was het ongewoon om statistiek en wiskunde te gebruiken, totdat Markowitz een inmiddels klassiek artikel publiceerde. Door deze technieken werd het voor de docenten beleggings- en portfoliotheorie en voor mensen uit de praktijk onbegrijpelijk en daarom met scepsis ontvangen.

Wat bedoelt de schrijver met deze technieken? Waarnaar verwijst het? Deze tekst kan worden verbeterd door de vage verwijswoorden specifieker te maken: Ook in de financieringsproblematiek was het ongewoon om technieken als statistiek en wiskunde te gebruiken, totdat Markowitz hierover een inmiddels klassiek artikel publiceerde. Vanaf dat moment werden deze technieken wel gebruikt, maar ze werden met scepsis ontvangen, omdat de financieringsproblematiek voor de docenten beleggings- en portfoliotheorie en voor mensen uit de praktijk er onbegrijpelijk door werd.

67

hoofdstuk 4 Tekststructuur

Opdracht 4A Lees de volgende teksten en ervaar het verschil. Volgens Hoeken (1995) bestaan reisadvertenties gemiddeld voor zo’n 10 procent uit adjectieven. Adjectieven worden veel gebruikt in reisadvertenties. Adjectieven bieden een eenvoudige manier om de perceptie en evaluatie van de schrijver weer te geven (Pierini, 2009). Evaluatie is het belangrijkst. Het doel van advertenties is om lezers te overtuigen om het product te kopen. Reisbestemmingen worden veelal op dezelfde manier geëvalueerd.

Volgens Hoeken (1995) bestaan reisadvertenties gemiddeld voor zo’n 10 procent uit adjectieven. Adjectieven worden veel gebruikt in reisadvertenties omdat ze een eenvoudige manier bieden om de perceptie en evaluatie van de schrijver weer te geven (Pierini, 2009). Evaluatie is daarbij het belangrijkst, aangezien het doel van advertenties is om lezers te overtuigen het product te kopen. Echter, reisbestemmingen worden veelal op dezelfde manier geëvalueerd.

Zoals je (hopelijk) hebt ervaren, leest de rechtertekst dankzij de gebruikte verwijs- en verbindingswoorden makkelijker. In de linkertekst lijken de zinnen los van elkaar te staan.

4.7

Lexicale cohesie Lexicale cohesie houdt in dat je samenhang creëert door verschillende woorden te gebruiken voor een begrip in je tekst, die helemaal of gedeeltelijk naar hetzelfde verwijzen. Met andere woorden: je introduceert een element in je tekst en later in die tekst noem je dat element opnieuw of ontwikkel je het verder. Je maakt je tekst lexicaal coherent door synoniemen of hyperoniemen te geven van het als eerste genoemde element. Synoniemen zijn woorden die hetzelfde betekenen (bijvoorbeeld het onderzoek, de proef en het experiment. Hyperoniemen zijn woorden die van een ruimere categorie naar een engere categorie gaan (bijvoorbeeld computer, pc en laptop). In het volgende tekstfragment is lexicale cohesie gerealiseerd door het gebruik van een synoniem (nieuwsblad) en het gebruik van een hyperoniem (bulletin – dit woord is algemener van aard dan nieuwsbrief): De gemeente Schiedam brengt sinds kort TISnieuws uit, een nieuwsbrief over integratiezaken. Het nieuwsblad verschijnt tweemaal per jaar en bericht over lopende projecten en initiatieven op het gebied van allochtonen, multicultu-

68

4.8  Feedback op structuur

rele samenleving en integratie. De bijna 76 duizend allochtone inwoners van Schiedam kunnen het bulletin gratis ontvangen.

Via de website vind je een genuanceerde uitleg over het wel of niet consequent hanteren van termen. Lees het boek Tekststructuur van Teunissen en Van de Vooren-Fokma (2014) als je meer wilt oefenen met structuur.

Via de website vind je meer informatie over structuur aanbrengen in je tekst met behulp van lexicale middelen. Op de website kun je extra oefenen met het structureren van teksten.

4.8

Feedback op structuur Reverse outlining Na het schrijven van je tekst kun je zelf controleren of de structuur daarvan goed in elkaar zit door reverse outlining toe te passen. Deze strategie is bijzonder effectief doordat je hiermee afstand neemt van je tekst, waardoor je er min of meer objectief naar kunt kijken. Met reverse outlining maak je van elk hoofdstuk een soort inhoudsopgave door uit iedere alinea de hoofdgedachte te halen (https://writingcenter.unc.edu): ■ Stap 1: Nummer je alinea’s. ■ Stap 2: Bepaal per alinea over welk onderwerp deze gaat. • Stap 2a: Is er een duidelijke kernzin? • Stap 2b: Is de alinea te kort of te lang? • Is het onderwerp voldoende uitgediept? • Is er meer dan één onderwerp in de alinea? ■ Stap 3: Zet deze onderwerpen in een inhoudsopgave. ■ Stap 4: Beoordeel/analyseer deze inhoudsopgave: staan de onderwerpen in een logische volgorde? Is er te veel aandacht voor bepaalde onderwerpen? ■ Stap 5: Gebruik deze analyse om een nieuwe inhoudsopgave te maken. ■ Stap 6: Gebruik deze nieuwe inhoudsopgave om je tekst te herstructureren. ■ Stap 7: Gebruik je antwoorden bij stap 2a en 2b om kernzinnen te formuleren en een coherentere tekst te creëren.

Een filmpje over de precieze werking van reverse outlining vind je via de website.

69

hoofdstuk 4 Tekststructuur

Markeren Markeren is een andere manier om de structuur van je tekst kritisch te beoordelen. Je kunt dat op de computer doen, maar ook op papier met een markeerstift. Het werkt als volgt: ■■ Stap 1: Je markeert eerst je centrale vraag in de inleiding en het antwoord op die vraag in je conclusie (beide in dezelfde kleur). ■■ Stap 2: Vervolgens markeer je (met een andere kleur) de kernzinnen en (met weer een andere kleur) de verbindings- en verwijswoorden in je tekst. Hierdoor zie je in één oogopslag of je hoofdvraag duidelijk genoeg in je tekst staat en expliciet beantwoord wordt in je conclusie. Ook kun je zien of je voldoende verwijs- en verbindingswoorden hebt gebruikt en of je daarmee voldoende gevarieerd hebt. De volgende gemarkeerde tekst is geschreven door een eerstejaarsstudent bedrijfseconomie.

Meer inzicht en vrijheid Tegenwoordig is een pensioen vaak opgebouwd via het beschikbare premie­ systeem. Hierbij moeten de werknemers zelf bepalen hoe hoog hun spaarpercentage is. Door dit systeem spaart men echter steeds minder voor het pensioen, want men consumeert graag veel. Daarom hebben Thaler en Benartzi (2004) een oplossing bedacht in de vorm van het SMarT-programma. Dit plan is bij verschillende ondernemingen ingevoerd en er is gebleken dat het erg effectief is. Toch zijn er enkele punten die men zou kunnen veranderen, zodat de werknemers nog meer kunnen profiteren van de voordelen van het SMarT-programma. De vraag is daarom: hoe kan het SMarT-programma verbeteren, zodat het nog effectiever en aantrekkelijker wordt voor de werknemers? Dit beleidsstuk zal eerst de huidige situatie van de te verbeteren aspecten in het programma bespreken. Daarna zal het twee oplossingen geven om ten slotte de hoofdvraag te beantwoorden. In het huidige plan is de mogelijkheid om te spreken met een financieel adviseur geen vast onderdeel. De bedrijven mogen zelf beslissen of ze gebruik willen maken van een financieel adviseur. Een ander aspect is dat het spaarpercentage toeneemt wanneer het inkomen stijgt. In de huidige situatie is het niet vanzelfsprekend dat de werknemers zelf mogen bepalen met hoeveel procentpunten hun spaarpercentage zal toenemen bij een inkomensstijging. Door deze twee aspecten te veranderen zou het SMarT-programma nog kunnen verbeteren.

70

4.8  Feedback op structuur

Een eerste oplossing is dat er voor de werknemers altijd de mogelijkheid moet zijn om te spreken met een financieel adviseur. De medewerkers hebben meestal weinig financiële kennis en weten vaak zelf niet hoeveel ze zouden moeten sparen. Thaler en Benartzi hebben drie onderzoeken gedaan, waarvan er bij één de mogelijkheid was om te spreken met een financieel adviseur. Bij dit ene onderzoek deden uiteindelijk meer mensen mee met het programma dan bij die andere twee onderzoeken. Toch is deze mogelijkheid geen vast onderdeel van het SMarT-plan, omdat een financieel adviseur veel geld kost. Het programma is echter ingevoerd om de werknemers te helpen en is zeer belangrijk voor de toekomst. Daarom zou deze financieel adviseur toch een vast onderdeel van het SMarT-programma moeten worden onder het motto ‘Als je het doet, doe het dan goed’. Deze financieel adviseur zal niet alleen algemene financiële zaken bespreken. Het is namelijk ook van belang dat hij echt advies geeft over hoeveel de werknemers extra zouden kunnen sparen met het programma. Op deze manier worden de werknemers gerustgesteld. De adviseur helpt hen namelijk bij zaken waar ze zelf weinig verstand van hebben. Een financieel adviseur kan helpen om een juiste balans te vinden tussen de welvaart van nu en in de toekomst. Een gesprek met een financieel adviseur motiveert mensen dus om deel te nemen aan het SMarT-programma en om te gaan sparen. Een tweede oplossing om het programma aantrekkelijker te maken is om werknemers zelf te laten bepalen met hoeveel procentpunten hun spaarpercentage per inkomensstijging zal toenemen. Hierdoor krijgen de deelnemers meer vrijheid binnen het programma en klinkt het plan aanlokkelijker. Een vaste stijging van het spaarpercentage kan al snel als een soort bedreiging voelen voor werknemers en kan deelnemers dus afstoten. Bovendien is het voor sommigen noodzakelijk om in verhouding iets meer te sparen dan anderen. De één heeft zelf al een behoorlijk bedrag gespaard of heeft een hoog inkomen, waarvan hij maar een laag percentage hoeft te sparen voor een aanzienlijk pensioen. De ander heeft misschien een lager inkomen, waarvan hij een hoger percentage moet sparen om later rond te kunnen komen. Om per persoon te bepalen met hoeveel procentpunten het spaarpercentage per inkomensstijging moet toenemen, is de financieel adviseur van belang.

71

hoofdstuk 4 Tekststructuur

Kortom, om het SMarT-programma nog te verbeteren moet een financieel adviseur een vast aspect van het programma worden en moeten de werknemers zelf kunnen bepalen met hoeveel procentpunten het spaarpercentage zal stijgen. Als deze twee veranderingen ingevoerd zijn, zullen werknemers eerder geneigd zijn deel te nemen aan het programma en zullen ze zich ook een stuk veiliger voelen. Ze hebben meer vrijheid wat betreft hun beslissingen, maar zullen wel de mogelijkheid krijgen om hulp te vragen aan een financieel adviseur. Hierdoor zullen meer werknemers zich aanmelden voor het plan en zullen er dus nog meer mensen gaan sparen voor hun pensioen. Dit is dan ook het voornaamste doel van het plan. Het SMarT-programma was al een succes, maar door deze verbeteringen zal het alleen nog maar effectiever en aantrekkelijker worden.

In deze tekst wordt een duidelijke, expliciete centrale vraag benoemd: ‘Hoe kan het SMarT-programma verbeteren, zodat het nog effectiever en aantrekkelijker wordt voor de werknemers?’ Deze wordt beantwoord in de conclusie: ‘Om het SMarT-programma nog te verbeteren moet een financieel adviseur een vast aspect van het programma worden en moeten de werknemers zelf kunnen bepalen met hoeveel procentpunten het spaarpercentage zal stijgen.’ Ook is duidelijk dat de kernzinnen vooraan in de alinea staan. Ten slotte zijn er voldoende verwijs- en verbindingswoorden gebruikt in tekst, al zou de schrijver met verbindingswoorden wel wat meer kunnen variëren. Een beschrijvende of verklarende tekst besluit je met een samenvatting. Die kun je maken met behulp van de gemarkeerde kernzinnen, die onder elkaar een goedlopend verhaal zouden moeten vormen.

Zie paragraaf 10.2 voor meer tips om zelf de structuur van je tekst te controleren.

72

5

Bronnen verwerken In het vorige hoofdstuk zagen we dat je een goede structuur aan moet brengen in je tekst, zodat je lezers het spoor niet bijster raken en zodat het hun niet te veel tijd kost om je stuk te lezen. Wat voor deze academische lezers ook heel belangrijk is, is je onderbouwing. In een academische tekst moet je je beweringen goed onderbouwen. Alleen je mening geven, zoals je misschien op je vooropleiding gewend was, is niet voldoende. Met je tekst draag je immers bij aan de wetenschappelijke discussie waarin iedere wetenschappelijke tekst voortbouwt op de kennis van andere onderzoekers. De bronnen waarop je je argumenten baseert, moet je altijd vermelden. Het maakt niet uit of het gaat om een wetenschappelijk artikel of boek, een post op een weblog, een uitspraak van een docent, een paper van een medestudent of informatie van het internet. Als je ideeën van anderen gebruikt, moet je dat duidelijk in je tekst aangeven. Dit wordt refereren genoemd. Er zijn drie redenen om te refereren: ■■ Ten eerste geef je de auteurs op wiens werk je voortbouwt hiermee de eer die hun toekomt. ■■ Ten tweede maak je je tekst hiermee controleerbaar voor anderen. De lezer kan namelijk zien welke ideeën van jezelf zijn en welke ideeën je hebt overgenomen. ■■ Ten derde maak je het de lezer hiermee mogelijk je bronnen te lokaliseren. Je maakt je schuldig aan plagiaat als je zonder correcte bronvermelding tekstgedeelten, redeneringen of gedachten van anderen overneemt. Dit wordt in de academische wereld beschouwd als een ernstig vergrijp en wanneer plagiaat wordt geconstateerd, legt de universiteit altijd een sanctie op. Een van de basisprincipes van correct verwijzen is dat je altijd zelf in de tekst moet vermelden dat je andermans ideeën gebruikt. Het is dus niet voldoende om de gebruikte bronnen in de literatuurlijst (ofwel referentielijst) aan het einde van je tekst weer te geven. Verwijs ook altijd als je grafieken, tabellen of illustraties van anderen gebruikt in je tekst. De lezer die een door jou ver-

73

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

melde bron zelf ook wil lezen, kan die bron dan via de volledige informatie in je referentielijst traceren. Refereren doe je volgens bepaalde regels. Vaak schrijft de faculteit waaraan je studeert of de studierichting een bepaald systeem van bronvermelding (ook wel citatiestijl genoemd) voor. Je kunt de inzichten van anderen op drie manieren in je eigen tekst verwerken: door letterlijk te citeren, door te parafraseren (een passage in je eigen woorden weergeven) of door samen te vatten. Met name parafraseren kan lastig zijn: vooral eerstejaarsstudenten maken nog vaak de fout dat zij te dicht bij de oorspronkelijke tekst blijven.

5.1

Referentiestijlen Een referentiestijl is een manier om de bronnen in en aan het eind van je tekst te vermelden. Er zijn verschillende referentiestijlen, waaronder APA, Chicago, Harvard, Vancouver, OSCOLA en de Juridische leidraad. Iedere stijl heeft andere regels voor bronvermelding in de lopende tekst en de referentielijst. In de referentielijst, die ook wel literatuurlijst, bronnenlijst of referenties wordt genoemd, staat alle literatuur die je hebt gebruikt onder elkaar. Een veelgebruikte referentiestijl is de stijl van de APA, dat staat voor: American Psychological Association. Deze stijl wordt niet alleen in teksten over psychologie, maar ook bijvoorbeeld in teksten over economie veel gebruikt. Kenmerken van deze stijl zijn: ■■ Je verwijst in de lopende tekst met de naam van de auteur en het jaartal van de publicatie: Pollock (2009) stipt aan dat er in de markt voor zoekmachines, in tegenstelling tot de meeste markten, geen sprake is van directe opbrengsten afkomstig van de eindgebruikers.

■■ In de referentielijst neem je een uitgebreide referentie op: History of Business Ethics. (2011). Retrieved from http://businesscommunication.org/abouthistory.htm Jonas, M. (2001). Ethics in Organizational Communication. Journal of Ethics and Communication, 29, 79-99. Pollock, K. (2009). Business Ethics in Europe. Journal of Business Communication, 52-63. Rossouw, G.J. (1997, March). Business Ethics in South Africa. Journal of Business Communication, 14-27.

74

5.1 Referentiestijlen

Smith, W.J., & Stone, J.A. (2005). Ethics in Business. New York: New York University Press.

Het is ook mogelijk om met een nummer in de tekst te verwijzen naar een referentie in de referentielijst. Deze ‘numerieke stijl’ wordt veel in de exacte wetenschappen gebruikt. Vancouver is een voorbeeld van een numerieke stijl. Als je parafraseert, plaats je een verwijsnummer (citation number). Aan iedere bron waarnaar je in je tekst verwijst, wordt een uniek nummer toegekend. De nummering verloopt in de volgorde waarin bronnen worden genoemd. In de literatuurlijst geef je een volledige referentie. De parafrase in je tekst ziet er bijvoorbeeld zo uit: Parker et al.15 wijzen erop dat eerstejaarsstudenten te maken krijgen met vele nieuwe ervaringen. Zo moeten ze leren hoe ze hun studie het best kunnen aanpakken en hoe ze moeten omgaan met vrienden en ouders nu ze zelfstandiger zijn.

In de referentielijst worden de referenties geordend op verwijsnummer, beginnend bij 1. In de lijst ziet de voorgaande verwijzing er zo uit: 15. Parker JDA, Summerfeldt LJ, Hogan MJ, Majeski SA. Emotional intelligence and academic success: examining the transition from high school to university. Pers Individ Dif [Internet]. 2004 [cited 2011 Feb 10];36(1):163-172. Available from: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S019188690300076X.

APA en Vancouver zijn referentiestijlen waarbij je in de tekst tussen haakjes of met een cijfer de bron vermeldt. Een andere manier om te verwijzen is door gebruik te maken van voetnoten. Voetnoten worden vaak gebruikt in juridische teksten (deze stijl heet de Juridische Leidraad). Je verwijst met voetnoten in de lopende tekst: Als tienermoeders hun familie dicht in de buurt hebben, als er geen zware psychosociale problematiek is, als zij ten gevolge van het moederschap niet tot armoede vervallen en als zij naar school kunnen blijven gaan, hoeft het moederschap op deze jonge leeftijd niet slecht uit te pakken.³

De verkorte verwijzing staat onder aan de pagina in een voetnoot: ³ Weijers 2008, p. 44.

In de referentielijst neem je een uitgebreide referentie op:

75

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

Weijers 2008 I. Weijers, ‘Het gaat niet slecht met de Nederlandse jeugd’, JV 2008-8, p. 38-49.

Sommige referentiestijlen staan toe dat je de gehele bronvermelding in een voetnoot zet. Als je een van deze stijlen gebruikt, neem je dus geen referentielijst op. Gedoe met volgorde, haakjes, komma’s, cursief gedrukt …? Hou je eraan! Dit zijn academische conventies.

Als je eenmaal weet welke stijl je moet gebruiken, kun je (basis)instructies vinden op internet. Voorbeelden hiervan vind je via de website. Een goed hulpmiddel bij het refereren is Reference Manager, dat is opgenomen in de nieuwste versie van Word. Via het tabblad ‘Verwijzen’ past de computer de bronvermelding op de juiste manier toe.

De literatuurlijst aan het eind van je tekst levert de informatie die de lezer nodig heeft om de bronnen waarnaar je in de tekst verwezen hebt, te identificeren en te achterhalen. Neem geen bronnen op die je wel hebt geraadpleegd, maar die je niet hebt genoemd in de tekst!

Je hoeft niet te refereren bij algemeen gangbare kennis die je in je tekst opneemt. Een voorbeeld hiervan zijn de volgende feiten: DNA bevat de genetische informatie van een organisme. William Shakespeare is geboren in Stratford-upon-Avon in 1564.

Binnen ieder vakgebied is er informatie die algemeen bekend is en waarbij je dus niet hoeft te refereren. Bedenk echter dat je (nog) geen expert bent op je vakgebied en dat je veel kennis voor de eerste keer verwerft. Dat betekent dat je aan je docent moet laten zien dat je de informatie die je gebruikt, onderzocht hebt. Een referentie is dan op zijn plaats. Dit betekent dat in een eerstejaarstekst veel meer referenties staan dan in een wetenschappelijk artikel. Vraag bij twijfel altijd aan je docent of je moet verwijzen of niet.

76

5.1 Referentiestijlen

Oefening 5A Welke vijf fouten kun je vinden in de volgende APA-referentie? Ning, H.K., & Downing, K. (2010). Connections between learning experience, study behaviour and academic performance: A longitudinal study. Educational Research, 52, pp. 457-468. doi:10.1080/00131881.2010.524754

1 2 3 4 5 De antwoorden vind je op de website.

Oefening 5B Je hebt via Google een pdf-document gevonden: NASPA Journal, Vol. 42, no. 2, Winter 2005

Do first-year college students’ expectations align with their first-year experiences? Joshua S. Smith Ellen C. Wertlieb http://depts.washington.edu/apac/roundtable/10-22-08_first_year_expectations.pdf

Je hebt dit artikel (p. 153-174) gebruikt voor je tekst. Hoe ziet je APA-referentie eruit?

Het antwoord vind je op de website.

77

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

Oefening 5C Lees de volgende passage van Williams, 2009, p. 23: Een belangrijke conclusie die kan worden getrokken uit de data is dat de kwaliteit van de slaap die studenten krijgen meer invloed heeft op hun academische prestaties dan de exacte tijd die slapend wordt doorgebracht.

Hierna staan drie letterlijke citaten. Welke is/zijn plagiaat? 1 Williams (2009) constateert dat de kwaliteit van de slaap die studenten krijgen meer invloed heeft op hun academische prestaties dan de exacte tijd die slapend wordt doorgebracht (p. 23). 2 Williams (2009) constateert dat ‘de kwaliteit van de slaap die studenten krijgen meer invloed heeft op hun academische prestaties dan de exacte tijd die slapend wordt doorgebracht’ (p. 23). 3 Williams (2009) constateert dat ‘de kwaliteit van de slaap die studenten krijgen meer invloed heeft op hun academische prestaties dan de exacte tijd die slapend wordt doorgebracht’. Het antwoord vind je op de website.

Oefening 5D Je hebt via Google Scholar een pdf-document gevonden: American Economic Journal: Applied Economics American Economic Association, 2008, Vol. 3, no. 2

Minimum Wages and Firm Profitability Mirko Draca Stephen Machin John van Reenen Je hebt van dit artikel pagina 21 tot en met 23 gebruikt voor je tekst. Hoe ziet je Vancouver-referentie eruit?

78

5.2  Citeren, parafraseren en samenvatten

Het antwoord vind je op de website.

Oefening 5E Je hebt via Google Scholar een pdf-document gevonden: Justitiële verkenningen, jrg. 37, nr. 6, 2011 Scheiding en ouderschap

Het ouderschapsplan in de rechtspraktijk mr. M. van der Lans & mr. E.A.E. Derks Je hebt van dit artikel pagina 1 tot en met 4 gebruikt voor je tekst. Hoe ziet je referentie volgens de Juridische Leidraad eruit?

Het antwoord vind je op de website.

5.2

Citeren, parafraseren en samenvatten Er zijn drie manieren waarop je bronnen kunt gebruiken in je tekst: citeren, parafraseren of samenvatten.

Citeren Citeren is het letterlijk overnemen van iemands woorden. Dit kan zinvol zijn in de volgende gevallen: ■ Het citaat is een treffende formulering. Denk aan een definitie of een stelling die een bepaalde gedachte kernachtig uitdrukt.

79

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

■■ Het is belangrijk dat de lezer precies (letterlijk) weet wat er geschreven is, zodat hij bijvoorbeeld begrijpt wat het verschil is met andere publicaties. De tekst die je citeert, moet exact hetzelfde zijn als die van de bron, zelfs als daar (spel)fouten in staan. Het begin en het einde van het citaat moeten duidelijk gemarkeerd zijn met aanhalingstekens. Als je iets weglaat, moet je dat aangeven door drie puntjes met daaromheen vierkante haken: […]. Ook als je iets van jezelf toevoegt in het citaat, doe je dat tussen vierkante haken. Daarachter noteer je je initialen, zodat de lezer weet dat jij deze opmerking hebt toegevoegd. Broersma (2011) stelt: ‘Kinderen plegen op steeds jongere leeftijd ernstige misdrijven en het aantal jeugdige moordenaars neemt snel toe [cursivering van MG]’ (p. 56).

Bij citeren is het belangrijk dat je de regels van je referentiestijl volgt en dat je duidelijk maakt dat het om een citaat gaat door aanhalingstekens te gebruiken. Citaten moeten illustreren hoe jij over iets denkt. Daarom moet je duidelijk maken waarom je een citaat gebruikt en moet je het verband uitleggen tussen het citaat en je argument. Op die manier weet de lezer dat je jouw eigen logica en redeneringen beschrijft en die ondersteunt met andermans ideeën. Zorg er dus voor dat het verband duidelijk is tussen wat van jou is en wat van een ander.

Samenvatten en parafraseren Als je te veel citeert, lijkt het of je niet zelf kunt nadenken. Daarom is het beter om te parafraseren of samen te vatten wat je gelezen hebt. Je vertelt dan in je eigen woorden wat je gelezen hebt. Als je samenvat, geef je kort de essentie weer van een lange tekst. Als je parafraseert, zet je de woorden of ideeën van iemand anders om in je eigen woorden. De originele tekst is in dat geval meestal ongeveer even lang als de geparafraseerde tekst. Twee van de meest gemaakte fouten bij het schrijven van een academische tekst zijn het niet goed parafraseren en het niet vermelden van de oorspronkelijke bron. Wees daar dus continu alert op tijdens het schrijven. Ook als je ze in je eigen woorden beschrijft, zijn de ideeën nog steeds van iemand anders, en dit moet je duidelijk aangeven. Voorbeeld van een samenvattende zin: Jane Smiths artikel REM Cycles and Academic Excellence (2001) gaat over de invloed van slaappatronen op academische prestaties van universitaire studenten.

80

5.2  Citeren, parafraseren en samenvatten

Voorbeeld van een parafrase: Het artikel ‘REM cycles’ van Jane Smith gaat over hoe belangrijk slapen is in verband met de academische prestatie van studenten. Hierin beweert Smith dat het niet gaat om hoeveel uur slaap belangrijk is, maar dat de kwaliteit van de slaap het belangrijkst is (2001, p. 23).

Hoe je precies parafraseert en samenvat kun je lezen op de website. Parafrases, samenvattingen en citaten worden vaak in combinatie met elkaar gebruikt. Zo kun je in een parafrase een citaat opnemen van een treffende uitspraak of een formulering die moeilijk anders te verwoorden is.

Om de verschillende citaten, parafrases en verwijzingen op een afwisselende manier met elkaar te verbinden gebruik je citeerwoorden (verba dicendi). Eigenlijk zijn dit allemaal synoniemen voor het woord zeggen. Als je de citeerwoorden afwisselend en nauwkeurig gebruikt, wordt je tekst niet alleen duidelijker en preciezer, maar ook levendiger. Als je geen citeerwoorden gebruikt, lijkt het alsof je je tekst hebt geknipt en geplakt uit andere teksten zonder daar iets aan toe te voegen. Ideeën van anderen inbedden in de tekst doe je door woorden te gebruiken als beweren dat, stellen dat, impliceren dat, betwijfelen of en wijzen erop dat. Een voorbeeld: Hoewel McQuarrie en Mick (1996) hun taxonomie aanvankelijk alleen ontwierpen om verbale retorische figuren te categoriseren, hebben ze deze later ook toegepast op visuele retoriek. Immers, ‘nothing in the fundamental definition of a figure either requires a linguistic expression or precludes a visual expression’ (McQuarrie & Mick, 1999, p. 39). Hiermee impliceren ze dat zowel visuele tropen als visuele schema’s mogelijk moeten zijn. De taxonomie van McQuarrie & Mick (1996; 1999) is daarmee modaliteitsonafhankelijk: zij geldt voor zowel het verbale als het visuele domein.

81

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

Oefening 5F Een zin uit Grigsby, M. (2009). College life through the eyes of students. Albany: State University of New York Press (p. 28) luidt als volgt: These students […] say that their parents do not understand the demands being placed on them in college and often note that their parents are pressuring them to excel academically without understanding how hard it is to do so.

Parafrase: Deze studenten zeggen dat hun ouders niet begrijpen welke eisen aan hen gesteld worden op de universiteit, en ze merken vaak op dat hun ouders druk op hen uitoefenen om uit te blinken zonder te begrijpen hoe moeilijk dat is (Grigsby, 2009).

De parafrase blijft te dicht bij de originele zin. Schrijf zelf een betere para­ frase. Een voorbeelduitwerking vind je op de website.

5.3

Schrijf in je eigen woorden De wil en de druk om door de gemeenschap geaccepteerd te worden, wordt bekrachtigd door het ontstaan van een nieuw schaamtegevoel. Er vindt regulering, stabilisering en internalisering van de driftenhuishouding plaats.

De bovenstaande zinnen zijn hoogstwaarschijnlijk niet in eigen woorden opgeschreven, waardoor de schrijver wellicht de verdenking van plagiaat op zich laadt. Een reden voor met name beginnende studenten om letterlijk passages over te nemen uit de gelezen literatuur is vaak dat ze zo fouten met woordkeus, vertaling of combinatie van woorden denken te vermijden. Ter verdediging voeren zij aan dat het er zo mooi en duidelijk stond en dat ze het zelf niet beter konden verwoorden. Dat is ongetwijfeld waar, maar wanneer je letterlijk zinnen overneemt uit bronnen, plagieer je en dat is een veel groter vergrijp dan een gebrekkige formulering van je eigen hand. Behalve het feit dat computerprogramma’s als Ephorus het plagiaat onmiddellijk detecteren, verraden deze zinnen zichzelf doordat ze meestal uit de toon vallen bij de rest van je tekst. Het letterlijk overnemen van zinnen maakt ook duidelijk dat de schrijver nog niet voldoende afstand van de brontekst heeft om deze in eigen woorden te kunnen weergeven. Zorg daarom dat je behalve voor het lezen van teksten ook

82

5.3  Schrijf in je eigen woorden

tijd inplant voor het verwerken en begrijpen ervan, net zo lang totdat je ze in je eigen woorden kunt samenvatten. Gebruik altijd je eigen woorden als je samenvat of parafraseert. Als je dit niet doet, kun je worden beschuldigd van plagiaat. Wanneer je een zin toch graag letterlijk wilt weergeven, bijvoorbeeld omdat deze heel treffend is, maak je er een duidelijk herkenbaar citaat van (zie paragraaf 5.2).

Als er geen sprake is van een bijzondere of opvallende tekst die je zelf niet had kunnen bedenken of formuleren, is citeren onnodig: Dit resulteert in een overzicht waarbij ‘elke fase op logische wijze met de voorafgaande samenhangt’ (Bovens, 2012, p. 75).

In sommige vakgebieden wordt heel veel gebruikgemaakt van citeren; in andere vakgebieden nauwelijks. Ga dus na wat bij je eigen studie gebruikelijk is. Als je een deel van een citaat in je eigen zin verwerkt, let er dan op dat de zin goed blijft lopen. Dus niet: Niemand kan eraan twijfelen dat ‘een goede staat geeft aan het individu dezelfde vrijheid om wetenschappelijk te denken als de vrijheid om te geloven’ (Akkerman, 2005, p. 12).

De bovenstaande zin is krom doordat het letterlijke citaat niet goed aansluit bij de rest van de zin. De zin moet daarom herschreven worden tot: Niemand twijfelt aan de volgende uitspraak: ‘een goede staat geeft aan het individu dezelfde vrijheid om wetenschappelijk te denken als de vrijheid om te geloven’ (Akkerman, 2005, p. 12).

Combineer ook liever geen Engelse citaten met Nederlandse zinnen: Stones zogenoemde ‘Polis’ heeft daarentegen als eenheid van beleid de ‘Community’ (Ibid, p. 20), want ‘policy can happen only in communities’.

Behalve dat het lelijk staat, leest zo’n combinatie ook niet prettig.

83

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

Opdracht 5A In het volgende tekstfragment is het onderstreepte stuk letterlijk overgenomen uit de brontekst. Herschrijf de tekst in je eigen woorden: Een logische verklaring voor de spiraalarmen zou zijn dat de waarneembare Melkweg draait om het centrum heen. Maar dit is niet het geval. De armen ontstaan door dichtheidsgolven (Robertsen, 2009). Het is nog niet zeker hoe deze dichtheidsgolven worden veroorzaakt. De effecten van dichtheidsgolven worden wel waargenomen. Als een gaswolk zo een golf passeert, wordt dit gas gecomprimeerd. Deze verstoring kan er voor zorgen dat er stervorming plaatsvindt. Er worden enkele massieve, zeer heldere sterren gevormd. Ze verbruiken het waterstof in hun kern echter zeer snel. Tegen de tijd dat de golf voorbijgetrokken is, zijn ze al uitgedoofd. Door hun korte, maar krachtige verschijnsels verlichten ze het hele gebied en vormen zo het spiraalpatroon. De gebieden ertussen bevatten vooral oudere, mindere sterren en zien er dus donker uit tegenover de heldere armen. De zon bevindt zich momenteel in een uitsteeksel dat de Orionarm (ook wel het Spoor van Orion) genoemd wordt (Henns, 2011) Het is moeilijk te bepalen hoeveel armen de Melkweg in werkelijkheid heeft. Door de onzichtbare gebieden in de Melkweg kan men niet zeggen of twee armen bijvoorbeeld ergens op elkaar aansluiten.

Opdracht 5B Ook in het volgende tekstfragment is het onderstreepte stuk letterlijk overgenomen uit de brontekst. Herschrijf de tekst in je eigen woorden: Ter beoordeling van de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst moet worden gekeken naar hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Deze beoordeling hangt samen met die van het Hof in Leeuwarden van 23 maart 2010.1 Verder dient volgens het Hof aan de hand van de wijze waarop de inhoud van de overeenkomst is vastgesteld, de rechter te bepalen of de overeenkomst behoort tot een van de in de wet geregelde bijzondere overeenkomsten. Daarbij is niet 1 enkel kenmerk beslissend maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien.2

84

5.4  Tabellen, grafieken, diagrammen, schema’s en afbeeldingen

Zorg dat je niet te letterlijk vertaalt uit het Engels wanneer je Engelse bronnen gebruikt. Met andere woorden: blijf niet te dicht bij de brontekst, maar gebruik je eigen woorden. Volg de stappen van parafraseren om dit te voorkomen. Zie voor meer uitleg over vertalen uit het Engels hoofdstuk 8.

5.4

Tabellen, grafieken, diagrammen, schema’s en afbeeldingen In veel wetenschappelijke teksten waarin verslag wordt gedaan van onderzoek staan de resultaten in tabellen, grafieken, diagrammen of schema’s. Neem dergelijke grafische elementen alleen op als je er in de tekst ook naar verwijst; anders voegen ze niets toe. Een lezer moet de elementen kunnen begrijpen zonder de hele tekst te lezen, dus geef ze een bijschrift met nummer, titel, beschrijving en de bron. Let verder op de volgende zaken: ■■ Verwijs naar het grafische element in de tekst boven de figuur, liever niet eronder. ■■ Plaats het bijschrift consequent boven óf onder het grafische element. ■■ Plaats nooit een bijschrift naast het grafische element. ■■ Gebruik voldoende witregels rondom het grafische element en zet er alleen tekst onder of boven, nooit ernaast. ■■ Laat geen gegevens weg; zorg voor een complete weergave. ■■ Neem lange tabellen (meer dan een pagina) op in een bijlage. Vuistregel is dat je consequent moet zijn met de verwijzingen en de bijschriften van de grafische elementen. De volgende tekst met tabel is geschreven door een eerstejaarsstudent economie: De markt voor zoekmachines wordt bediend door slechts een beperkt aantal bedrijven. Google is wereldwijd veruit het meest bekende bedrijf dat actief is op de markt voor zoekmachines. Ruim 99 procent van de markt voor zoekmachines in de Verenigde Staten werd in 2010 bediend door slechts 5 spelers (SEO Consultants, 2011), wat te zien is in de volgende tabel.

85

hoofdstuk 5  Bronnen verwerken

2010

Google

Yahoo!

Bing

Ask

AOL Search

Totaal

28-08-2010

71,59%

14,28%

9,87%

2,28%

1,21%

99,23%

31-07-2010

71,43%

14,43%

9,86%

2,32%

1,19%

99,23%

26-06-2010

71,65%

14,37%

9,85%

2,19%

1,15%

99,21%

22-05-2010

72,00%

14,58%

9,20%

2,18%

1,06%

99,02%

08-05-2010

71,56%

14,79%

9,31%

2,27%

1,07%

99,00%

06-03-2010

71,07%

14,46%

9,55%

3,01%

0,98%

99,07%

06-02-2010

71,35%

14,60%

9,56%

2,55%

1,06%

99,12%

02-01-2010

72,25%

14,83%

8,91%

2,53%

0,77%

99,29%

Tabel 1  Marktaandelen op de markt voor zoekmachines in de VS 2010 (SEO Consultants, 2011) In tabel 1 worden de marktaandelen van de desbetreffende partijen weergegeven. Hierin is te zien dat Google in 2010 ruim 71 procent van de markt in handen had. Dit overgrote marktaandeel van Google wijst op een dominante positie, waarin Google in staat zou zijn om misbruik te maken van zijn positie. Dit grote marktaandeel is daarom een teken voor mededingingsautoriteiten om aan de bel te trekken.

Een voorbeeld van een diagram:

Figuur 1  Vlinderdiagram. Dit is een voorbeeld van een vlinderdiagram, het vlinderfiguur. Op de horizontale as is de tijd geschaald, op de verticale as de positie, in termen van noord en zuid. N = noord, S = zuid.

De meeste van de hiervoor genoemde aanwijzingen gelden ook voor het gebruik van afbeeldingen. Neem alleen afbeeldingen op als ze de tekst verduidelijken. Introduceer ze in de tekst boven de afbeelding, niet eronder. Geef ze de aanduiding afbeelding, een nummer en een titel, beschrijf kort wat er te zien is en noem de bron.

86

5.4  Tabellen, grafieken, diagrammen, schema’s en afbeeldingen

Afbeelding 5  Een doorsnede van de maan Europa. Een van de theorieën is dat de kern uit twee lagen bestaat; een binnenste van metaal en een buitenste van steen. Daaromheen bevindt zich een vloeibare oceaan van water onder een oppervlak van ijs. Bron: http://www.astrobio.net/exclusive/2528/swimming-a-salty-sea

Meer informatie over refereren vind je via de link naar de RefCite op de ­website. Op de website vind je een extra oefening met drie vragen om je kennis over bronnen verwerken te testen.

87

6

Een wetenschappelijke stijl In het vorige hoofdstuk benadrukten we hoe belangrijk het is dat je de teksten die je hebt gelezen, in je eigen woorden weergeeft. In de praktijk blijkt dat makkelijker gezegd dan gedaan, want alleen het goed lezen en begrijpen van de bronteksten is al een hele klus. De bronteksten zijn in de regel geschreven door ervaren academische schrijvers, waardoor je misschien het gevoel krijgt dat je dat zelf nooit in je eigen formuleringen op papier kunt zetten. Het advies bij het schrijven van de eerste versie is dan ook om niet zozeer te focussen op de vorm van de formuleringen maar op de inhoud. Die eerste versie wordt wel de schrijversversie genoemd en is vooral bedoeld om je gedachten op papier te krijgen en inhoud te genereren. Aandacht voor de taal is daarin nog niet van belang. Het denkproces, het ontwikkelen van nieuwe ideeën en inzichten op grond van wat je hebt gelezen, krijgt zo alle ruimte. Je begint de inhoud voor de lezers te bewerken als je klaar bent met denken over de tekst – of een deel daarvan – en tevreden bent over het verhaal. Om nog even stil te staan bij het schrijfproces: in de praktijk zul je merken dat je doorgaans niet de hele tekst eerst in ‘klad’ schrijft en dan gaat herformuleren. Meestal schrijf je eerst een deel van de tekst en reviseer je dat als je er inhoudelijk tevreden over bent. Daarna ga je verder met het volgende deel. In hoofdstuk 2 wezen we al op dit cyclische aspect van het schrijfproces. Reviseren betekent dat je aandacht besteedt aan de woordkeus en de formulering (de stijl van je tekst), aan de spelling en aan het gebruik van leestekens (de interpunctie). In dit hoofdstuk en in de hoofdstukken 7, 8 en 9 behandelen we al deze aspecten van de reviseerfase. De criteria die we hierbij als uitgangspunt hanteren zijn begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid. Aan deze criteria moeten in feite alle zakelijke teksten voldoen. Geven we bijvoorbeeld het advies je zinnen niet te lang te maken, dan is de achtergrond dat de begrijpelijkheid van de tekst door te lange zinnen in het geding kan komen. Een ander voorbeeld: spelfouten maken een slordige indruk op de lezer, waardoor hij je tekst wellicht minder acceptabel vindt. Houd de criteria begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid dus altijd in je achterhoofd bij het reviseren.

89

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

Let goed op het verschil tussen het reviseren en het redigeren van de tekst. Reviseren is een inhoudelijke klus waarbij je nog steeds werkt aan de inhoud van de tekst door na te denken over een alternatieve formulering, een betere woordcombinatie, -d of -t en wel of geen komma. Bij het redigeren van de tekst besteed je aandacht aan zaken als de lay-out van titels, het consequente witgebruik en de aanwezigheid van alle onderdelen. Je kunt pas beginnen met redigeren als je klaar bent met het reviseren. In hoofdstuk 10 staan adviezen voor de redactie van je tekst. In dit hoofdstuk behandelen we de belangrijkste criteria waaraan een wetenschappelijke schrijfstijl moet voldoen – een heet hangijzer voor veel (beginnende) studenten. Wetenschappelijk formuleren leer je deels door vallen en opstaan. Met andere woorden: door veel te schrijven en daar gerichte feedback op te krijgen, leer je langzaam maar zeker hoe het wel moet. Goede feedback kan je helpen je stijl te verfijnen en op de lezers af te stemmen. Neem opmerkingen op je manier van schrijven dan ook altijd serieus: je lezers zijn je beste test. Voel je niet aangevallen wanneer zij commentaar hebben, maar doe er je voordeel mee. Feedback krijg je voor een groot deel van je docenten. Hun kritiek is vaak dat je te weinig academisch formuleert. De manier van schrijven die je op de middelbare school of het hbo hebt aangeleerd, moet je deels weer afleren, vooral als je geneigd bent je informeel uit te drukken en woorden te gebruiken uit de spreektaal. Besteed tijdens het lezen van academische teksten ook aandacht aan de stijl waarin ze geschreven zijn. Wat zijn de stijlkenmerken van teksten die je zelf prettig vindt om te lezen? Goed voorbeeld doet goed volgen!

Om je te helpen je persoonlijke schrijfstijl aan te passen aan de eisen die worden gesteld aan een wetenschappelijke tekst behandelen we in dit hoofdstuk de belangrijkste kenmerken van een wetenschappelijke schrijfstijl en geven we in hoofdstuk 7 een aantal algemene stijltips. Lees een aantal publicaties van de docent die je tekst gaat beoordelen. Dan heb je concreet voor ogen welke stijl je docent prettig vindt. Lees ook eens teksten van medestudenten die steeds een goede beoordeling krijgen.

Het is lastig om een exacte definitie te geven van een wetenschappelijke schrijfstijl, omdat de stijlconventies per studie en vakgebied en zelfs per tekstsoort variëren. In de essays voor studierichtingen als geschiedenis, theaterwetenschap, muziekwetenschap en de talen is het taalgebruik vaak bloemrijker dan

90

6.1 Objectief

in de practicumverslagen voor de bètastudies. Een betoog waarin een student literatuurwetenschappen zijn interpretatie van een gedicht moet verwoorden en onderbouwen is persoonlijker geformuleerd dan een onderzoeksverslag van een student biomedische wetenschappen waarin de invloed van hiv-proteaseremmers op fagocytose wordt beschreven. Toch zijn er wel enkele algemene kenmerken van een wetenschappelijke schrijfstijl die vaak worden genoemd: ■■ objectief (ook wel: neutraal) (zie paragraaf 6.1); ■■ onpersoonlijk (zie paragraaf 6.2); ■■ formeel (zie paragraaf 6.3); ■■ zakelijk (zie paragraaf 6.4); ■■ correct (zie hoofdstuk 8 en 9). Teksten die aan deze criteria voldoen, bestaan over het algemeen uit heldere, niet te lange zinnen met een concrete en objectieve woordkeus en een zekere afstand tot de lezers. De overgang tussen de zinnen is duidelijk verwoord (zie hoofdstuk 4). Het criterium ‘correct’ is een conditio sine qua non, een noodzakelijke voorwaarde. We behandelen het daarom apart in hoofdstuk 8 en 9. Voor de overige criteria geldt dat je per tekst moet nagaan of ze wenselijk dan wel vereist zijn. Wanneer je dat hebt vastgesteld, kun je ze als leidraad gebruiken op alle momenten dat je twijfelt over je woorden en formuleringen.

6.1

Objectief Wetenschap gaat over feiten en waarnemingen, niet over gevoel en smaak. Geef informatie daarom weer zonder je eigen ‘kleur’. Dat doe je in de eerste plaats door adjectieven te vermijden die een persoonlijk oordeel inhouden: ■■ een schitterende ouverture ■■ een verwerpelijke opvatting ■■ een enorme afstand ■■ een ingenieuze oplossing Een voorbeeld van een zin met te veel van die subjectieve woorden: In 2006 deed men een nog veel mooiere ontdekking door middel van de Casssini­sonde die naar Saturnus was gestuurd. Cassini ontdekte op de ijsplaneet Enceladus gigantische uitbarstingen van geisers, veroorzaakt door de immense getijdenkrachten van Saturnus.

Vermijd ook versterkingen en kwalificaties als uitzonderlijk, heel, zeer, erg, behoorlijk, bijzonder, enorm en niet te onderschatten. Een tekst met te veel

91

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

gekleurde en versterkende adjectieven en bijwoorden wordt niet serieus genomen. Onthoud dat je schrijft voor een academisch publiek, niet voor een tijdschrift of populaire krant.

Oefening 6A Welke woorden uit het volgende tekstfragment van een eerstejaarsstudent rechten kun je schrappen of vervangen zodat het objectiever wordt? Ook werden er verschillende flessen bier gevonden. Volgens de rechter was dit een zeer ingrijpende gebeurtenis en had dit tot grote problemen kunnen leiden. Gezien alle omstandigheden was de chauffeur dus flink gewaarschuwd. Maar de rechter vond toch dat gezien de feiten en omstandigheden er onvoldoende grond was voor ontbinding.

Het antwoord vind je op de website. Realiseer je dat veel woorden niet neutraal zijn maar een gevoelswaarde hebben. Wanneer je iemand omschrijft als mager roept dat andere associaties op dan wanneer je iemand omschrijft als slank. Kies je woorden dus zorgvuldig en vermijd woorden met een emotionele lading. Delinquent klinkt bijvoorbeeld neutraler dan misdadiger en tussenkomst van de overheid neutraler dan overheidsbemoeienis. Schrijf dus niet: De Betuwelijn heeft de twijfelachtige eer in een traditie van financiële en politieke fiasco’s te staan.

Schrijf liever: De Betuwelijn is een project dat niet voldeed aan financiële en politieke verwachtingen. Als de neutrale variant van een woord je niet te binnen schiet, kijk dan op http://synoniemen.net voor synoniemen van het woord dat je wilt gebruiken.

92

6.2 Onpersoonlijk

Oefening 6B Waarom is het taalgebruik in de volgende zinnen niet neutraal? Herschrijf de zinnen in een neutrale stijl. 1 Na Cromer zijn de politieke verhoudingen veranderd in Arabisch voordeel, waarop Israël natuurlijk meteen inspeelt en het Westen meetrekt. 2 Het loopt behoorlijk uiteen op welke golflengten quasars het sterkst stralen, sommige in het infrarood of juist ultraviolet, andere in gammastralen.14 De straling komt vrij bij accretie en omdat dit proces geen constante snelheid heeft, fluctueren de metingen enorm. 3 Er is ten minste één ding met zekerheid te zeggen: zwarte gaten zijn ongelooflijk interessant. 4 Dit heeft als resultaat dat de neutronenster waanzinnig zwaar is, omdat de ruimte tussen atomen verdwenen is. 5 Als een fiets een kwantumdeeltje zou zijn en hij zou ’s avonds in een afgesloten schuur worden gezet, dan is er een geringe kans dat hij ’s ochtends buiten de schuur staat. Dit effect is echt gemeten! 6 Asch liet in een psychologisch experiment zien dat mensen zich anders gedragen puur door de aanwezigheid van anderen. 7 Dit heeft de kredietwaardigheid van de Griekse overheid gemarginaliseerd tot een armzalig niveau. 8 Hana Bobkova is praktiserend theaterwetenschapper wier stukken druipen van haar academische benaderingswijze. 9 Bij het fitten van de data in ORIGIN hadden we echter een paar problemen: namelijk dat we onze data niet goed konden fitten om een golflengte uit de grafiek te bepalen. De derde keer zijn we er gelukkig wel in geslaagd. 10 Wat wel zeker is, is dat de zoektocht naar exoplaneten nog lang zal doorgaan en dat er nog spannende ontwikkelingen en ontdekkingen zullen plaatsvinden. Een voorbeelduitwerking vind je op de website.

6.2

Onpersoonlijk In wetenschappelijke teksten ligt het accent op de inhoud, niet op de schrijver. Ze zijn daarom dikwijls geschreven in de passieve vorm: een grammaticale vorm die je kunt gebruiken als je niet weet wie de handelende persoon is of als je de handelende persoon niet wilt noemen. De passieve vorm kan heel functioneel zijn:

93

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

De proefpersonen werden geselecteerd op leeftijd, geslacht en lichaamsgewicht.

De lezer hoeft hier niet te weten door wie dat gedaan werd: die informatie is irrelevant en kan zelfs storend zijn. Een groot nadeel van de passieve vorm is dat een tekst met veel passieve zinnen eentonig is. Je kunt dus om stilistische redenen besluiten de passieve vorm zo veel mogelijk te vermijden. Dan schrijf je niet: Genetische informatie wordt gecodificeerd door DNA.

Schrijf liever: DNA codificeert genetische informatie.

Een ander nadeel is dat de passieve vorm de zinnen minder duidelijk maakt: je weet immers niet wie de beschreven handeling heeft uitgevoerd. Meer informatie over het al dan niet gebruiken van de passieve vorm vind je in paragraaf 7.3. In het verlengde van wat hiervoor is beschreven ligt het advies om woorden als ik, wij, u en je zo veel mogelijk te vermijden – een gewoonte die je vaak moet aanleren, omdat je op de middelbare school of hbo leert dat je lezers bij je teksten moet betrekken door ze direct aan te spreken. Schrijf niet: De laatste methode die ik zal behandelen, is de Hawking-straling. De bedenker van deze methode was Stephen Hawking. Nu zeg ik bedenker en niet vinder, omdat deze straling nog nooit is waargenomen.

Schrijf liever: Stephen Hawking was de bedenker van de laatst te behandelen methode: de Hawking-straling. Deze straling is nog nooit waargenomen.

Ook hier is een nuancering op zijn plaats. In sommige betogende teksten is het gebruik van formuleringen als ik vind en mijn mening is namelijk wel op zijn plaats om te voorkomen dat de tekst te abstract wordt. Soms gebruik je ik of wij alleen in bepaalde delen van de tekst, bijvoorbeeld in het voorwoord van een scriptie.

94

6.2 Onpersoonlijk

Een ander kenmerk van onpersoonlijk formuleren is dat je de lezers niet aanspreekt. Schrijf niet: In hoofdstuk 5 wordt behandeld hoeveel van die planeten er zijn en in het laatste hoofdstuk op hoeveel van die planeten zich daadwerkelijk leven ontwikkelt. Veel succes met je erdoorheen worstelen.

Schrijf liever: In hoofdstuk 5 wordt behandeld hoeveel van die planeten er zijn en in het laatste hoofdstuk op hoeveel ervan zich daadwerkelijk leven ontwikkelt. Om gebruik van de passieve vorm te vermijden kun je gebruikmaken van het alge­mene je of men. Bijvoorbeeld: Vrijwel dagelijks lees je in de krant over geweldsdelicten. Er is al veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van PDS, maar men kan niet met zekerheid zeggen of dit uitsluitend een fysieke kwestie is.

Persoonlijke verhalen en motivaties horen uiteraard ook niet thuis in een academische tekst. Schrijf dus niet: Ook zijn zwarte gaten zeer interessant voor de snaartheorie, maar dat is een onderwerp waar ik van afblijf (veel te moeilijk).

Schrijf liever: Zwarte gaten zijn voor de snaartheorie van groot belang. Deze complexe materie blijft in dit werkstuk echter buiten beschouwing. Informeer als je niet zeker weet of je toon persoonlijk of onpersoonlijk moet zijn, altijd bij je docent wat de bedoeling is. Tijdschriftartikelen over wiskundige onderwerpen bijvoorbeeld zijn – om te voorkomen dat ze al te abstract worden – vaak wel in de wij-ik-stijl geschreven. Bovendien is de huidige trend in de wetenschap dat de schrijver meer aanwezig mag zijn in teksten.

95

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

Oefening 6C Herschrijf het volgende tekstfragment in een onpersoonlijke en objectieve stijl. Zullen we verdrinken?? Afgelopen week is het mooi weer geweest, en dat terwijl het pas de maand mei is. Alle studenten zitten lekker op het terras en genieten van het mooie weer. Ideaal, zeggen ze, het enige vervelende is dat we nog moeten studeren! Maar is dat werkelijk wel een probleem, en ligt het probleem niet totaal ergens anders? Want ik denk dat velen van ons wel weten dat het klimaat aan het veranderen is. Het wordt steeds warmer, waardoor de ijskappen gaan smelten en de zeespiegel uiteindelijk stijgt. Ik wil jullie in deze tekst uitleggen hoe de stijging van de zeespiegel precies tot stand komt, wat de gevolgen zijn en of de problemen op te lossen zijn.

Ga naar de website voor een voorbeelduitwerking.

6.3

Formeel In academische teksten gebruik je meestal geen informele toon. Maar hoe formeel moet de toon van de tekst zijn?

Opdracht 6A Vergelijk de volgende twee tekstfragmenten van eerstejaarsstudenten bestuurskunde over de voor- en nadelen van gemeentelijke herindeling. Wat zijn opvallende verschillen? Naast voordelen zijn er ook nadelen van gemeentelijke herindeling. In dezelfde studie van Boogers & Schaap (2007) constateren zij dat herindeling een negatieve invloed heeft op het bedrijfseconomisch schaaleffect. Laten we beginnen met het kijken naar de geschiedenis van de gemeentelijke herindeling in Nederland, want deze is er wel degelijk – wat velen niet zullen verwachten (…). Ik mag zelf zeggen dat ik in een gemeente woon die, al sinds 1968, één gemeente is door middel van gemeentelijke herindeling.

De bovenste tekst is duidelijk formeler van aard. Dat komt ten eerste doordat in die tekst een bron wordt gebruikt, ten tweede doordat de wij-ik-vorm hier wordt vermeden en ten derde door de formele indruk die zinsdelen als zij constateren en het bedrijfseconomisch schaaleffect maken. Zinsdelen als laten

96

6.3 Formeel

we kijken en ik mag zelf zeggen maken juist een informele indruk. De onderste tekst is dan ook persoonlijk en informeel van aard, onder meer door het gebruik van de wij-ik-vorm en het ontbreken van bronvermelding. De manier waarop de bovenste tekst is geformuleerd, heeft de voorkeur. Schrijf dus niet te informeel en vermijd zinnen als: Dat zit zo: als je wilt ontsnappen aan een massa heb je daarvoor een bepaalde ontsnappingssnelheid nodig. Nu dat we een idee hebben van wat flux is, zullen we gaan kijken naar de Maxwellvergelijkingen. Tuurlijk, de uitdagingen waar we voor staan bij het bevolken van andere planeten zijn enorm.

Dergelijke zinnen kun je overigens wel gebruiken wanneer je een artikel schrijft voor een blad dat wetenschap toegankelijk maakt voor leken, zoals Quest of Psychologie Magazine. Gebruik ze echter niet in de wetenschappelijke teksten die je schrijft.

Oefening 6D Welke woorden en/of zinsdelen in de bovenstaande zinnen zijn te informeel? De antwoorden vind je op de website. Het gevaar bestaat dat je doorslaat naar de andere kant en te plechtig gaat schrijven. Ook denken sommige studenten dat formeel hetzelfde is als heel ingewikkeld. De schrijver van de volgende tekst hanteert een te gewichtige toon en ouderwetse en ongebruikelijke woorden: Het verschoningsrecht vindt zijn grondslag in een in Nederland geldend algemeen rechtsbeginsel dat meebrengt dat bij zodanige vertrouwenspersonen het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden. Enkel de wetenschap die de beroepsbeoefenaar in zijn ambt, beroep of betrekking is toevertrouwd, valt onder het verschoningsrecht. Het begrip ‘toevertrouwen’ wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd, waarbij het gaat om alle informatie die de beroepsbeoefenaar in zijn hoedanigheid is toevertrouwd, als daarvan geheimhouding mag worden verwacht. In het bijzonder is daaraan voldaan als het informatie met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer betreft. Hier vallen

97

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

mede onder waarnemingen en ondervindingen in het kader van de werkzaamheden, ongewild of toevallig verkregen en informatie van derden.

Het gaat dus eigenlijk om het vinden van het juiste evenwicht: niet te informeel, maar ook niet te formeel. Gebruik hedendaagse woorden. Een woord als thans kun je beter vervangen door het modernere nu.

Via de website vind je een lijst met alternatieven voor ambtelijke en ouderwetse woorden en een artikel waarin kort wordt ingegaan op verschillen tussen een formele en een informele schrijfstijl.

Oefening 6E Zijn de volgende zinnen formeel of informeel? 1 Deze onderzoeken moeten in kaart brengen hoe leren onder stress nou eigenlijk werkt. 2 De conservatie vindt plaats in de vorm van muzikale notatie door middel van noten op te schrijven op papier met de daartoe behorende hoogte en lengte. 3 De resolutie van het verkregen beeld is gemiddeld 1 x 106 hoger bij gebruik van de cryomicrotome dan wanneer men andere methodes gebruikt om een beeld te verkrijgen. 4 Lofar is qua oppervlak de grootste radiotelescoop op Aarde, welke uit meerdere kleine stations verspreid over de wereld met een kern in Nederland is opgebouwd. 5 Nu nog een selectiemechanisme en het darwiniaanse spel kan beginnen! 6 De gewenste gedragingen worden door de druk van de groep geautomatiseerd en met de tijd volledig geassimileerd. De overgang van openlijke uitingen naar de beheersing van driften staat gelijk aan de transformatie van sociale beheersing naar zelfbeheersing. 7 Newton had wel wetten opgeschreven waar de zwaartekracht zich zeer aardig aan hield, maar zelf wist hij niet wat zwaartekracht nou eigenlijk was. 8 De metaalindustrie is zeker niet een van de grootste bronnen qua dio­ xine­vorming. 9 De vraag of ex-gedetineerden gedwongen c.q. verplicht kunnen worden om in een andere wijk te gaan wonen dient in beginsel ontkennend te worden beantwoord. Ga naar de website voor de antwoorden.

98

6.4 Zakelijk

Oefening 6F Welke woorden in de volgende zinnen zorgen voor een archaïsche indruk? Door welke hedendaagse woorden kun je ze vervangen? 1 Daarmede komt Cook tot de conclusie dat muziek geen tastbaar object is. 2 In dit verslag wordt derhalve onderzocht in hoeverre accountants in staat zijn om te bepalen wat wel en niet ethisch acceptabel is bij de uitoefening van hun beroep. 3 De Schrödingervergelijking is een partiële differentiaalvergelijking welke als oplossingen golffuncties heeft. 4 Zij heeft daarbij onder meer aanbevolen om, zo mogelijk, een derde deskundige in te schakelen bij de besluitvorming over het verlenen van dispensatie teneinde tot een zo veel mogelijk objectieve beoordeling te komen. 5 Alvorens de hiervoor genoemde voorzieningen te bespreken is het van belang om te schetsen welke groep ex-gedetineerden in dit verband wordt bedoeld. 6 In het arrest dat hieraan voorafging, betreffende dezelfde casus, wordt het gelijkheidsbeginsel besproken. 7 U kunt de ingevulde enquête in een envelop met postzegel terugsturen. Beide zijn reeds toegevoegd. Ga naar de website voor de antwoorden.

6.4

Zakelijk Zakelijk schrijven betekent dat je je niet te buiten gaat aan al te bloemrijk taalgebruik en dat je op een heldere, directe en bondige manier uitdrukt wat je te zeggen hebt. Academische teksten zijn immers niet bedoeld om de lezer te amuseren maar om hun iets duidelijk te maken. Zoals we al eerder aangaven, heb je geen talent of inspiratie nodig om een zakelijke tekst te schrijven; het is vooral een kwestie van oefenen. Als je de tips uit hoofdstuk 7 toepast, kan er weinig misgaan met je stijl. In een poging teksten wat aantrekkelijker te maken schieten sommige schrijvers door: Wegens de uitdijing van het heelal zal het naarmate de tijd vordert voor het zwarte gat moeilijker zijn om nogmaals dezelfde hoeveelheden massa te verorberen als toen het nog dood en verderf zaaide.

99

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

Einstein: hij was en is nog steeds een fenomeen voor de wetenschap. Een van zijn bekendste theorieën is uiteraard de Algemene Relativiteitstheorie.

Al te beeldend taalgebruik, filosofische overpeinzingen en emotionele uitlatingen horen niet thuis in een wetenschappelijke tekst. Dat geldt ook voor uitroeptekens en gedachtepuntjes. Schrijf dus niet: Dit komt overeen met een 40 meter dikke laag over de hele wereld!

Wees verder spaarzaam met spreekwoorden en uitdrukkingen. Gebruik ze alleen als ze een essentiële toevoeging zijn, dus niet zoals in het volgende voorbeeld: Vervolgens werden deze aminozuren de ruimte ingestuurd om te zoeken naar een naald in een hooiberg.

Probeer ten slotte niet lollig te zijn. Een saaie tekst kun je aantrekkelijker maken door te variëren in zinsbouw, zinstype en woordkeus (zie paragraaf 7.4). Geef je tekst geen titel als: Van het leven in een zuil naar het opentrekken van je muil

Schrijf liever: Veranderingen in de houding van de mediaconsument sinds de ontzuiling

Oefening 6G Zijn de volgende titels zakelijk genoeg voor een academische tekst? 1 Bromide wint de competitieve substitutie van alcoholen 2 Het effect van maternale separatie op verhoging van bijnierhormoonconcentraties 3 Immuunsysteem de dupe van een hoger testosterongehalte 4 Politieke verschuivingen, een positieve of negatieve ontwikkeling? 5 Theorieën uit de oude doos Ga naar de website voor de antwoorden.

100

6.4 Zakelijk

Oefening 6H Welke van de volgende woorden en/of zinsdelen passen niet bij een wetenschappelijke schrijfstijl? Door welke woorden en/of zinsdelen kun je ze vervangen? 1 De overheid is de laatste jaren al druk bezig geweest met deregulering en deze verruiming van de winkelsluitingswet past perfect in dat straatje. 2 Als we naar quasars kijken, valt er veel te leren over wat een zwart gat zoal teweeg kan brengen in een sterrenstelsel. Over het ontstaan en vergaan van deze zwarte gaten van superformaat, aan te treffen in het merendeel van de sterrenstelsels, valt veel te speculeren. Dat ze er zijn, lijkt absoluut. Maar, in tegenstelling tot de kennis van hun oorsprong, is er wel veel bekend over het dagelijkse reilen en zeilen van deze wonderbaarlijk duistere objecten. Deze paper poogt wat uit te weiden over ontdekkingen omtrent quasars (quasi-stellar radio source) en daarnaast wat te zeggen over de algemenere klasse waartoe quasars behoren, namelijk actieve stelsels (AGN; active galactic nuclei). 3 Nu hangen er hoge prijskaartjes aan het weer schoonmaken van deze gebieden. 4 De jacht op het Higgs-boson op het LHC is in 2008 heropend. 5 Inmiddels verkeert geheel Europa in een economische crisis. Verschillende banken zijn failliet verklaard of dreigen om te vallen. Klap op de vuurpijl is Griekenland, een land dat op het moment van schrijven zowel economisch als politiek dreigt om te vallen. Ga naar de website voor de antwoorden.

Oefening 6I Beoordeel de schrijfstijl in de volgende tekstfragmenten. Vind je die voldoende academisch? Waarom wel of niet? Fragment 1 Interviewverslag van een student politicologie De derde en laatste respondent is een 21-jarige student commerciële economie, Fred Heinen genaamd. Fred is erg enthousiast over De Wereld Draait Door, maar kijkt ook het NOS Journaal wekelijks. Het laatste nieuws volgt hij vooral via de NU.nl-app op zijn telefoon. Hij geeft aan gemiddeld zo’n 1,5 uur per dag kwijt te zijn aan het volgen van het nieuws. Net als Daan is Fred ook geïnteresseerd in sportnieuws en algemene nieuwsfeiten. Politiek nieuws trekt Fred echter ook, tot op zekere hoogte. Wanneer het hem persoonlijk aangaat, zoals huurwetgeving, onderwijs of studiefinanciering, vindt hij het interessant. Door het jaar heen geeft hij echter aan

101

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

doorgaans geen interesse te hebben in de politiek in Den Haag, Brussel of ergens anders. Wanneer de verkiezingen eraan komen, gaat Fred zich verdiepen in de verschillende partijen. Hij toetst zichzelf via Kieswijzer, raadpleegt internet en leest ook verkiezingsprogramma’s. Fred heeft dan ook sinds hij mocht stemmen, twee van de twee keer gestemd. Ook hij spoort anderen aan om te gaan stemmen wanneer zij van plan zijn dit niet te doen. Het profiel dat hier kort geschetst wordt, lijkt veel op dat van Daan. Ook Fred volgt het nieuws veel, maar is niet dermate in de politiek geïnteresseerd dat hij dit door het jaar heen actief blijft volgen. Fragment 2 Practicumverslag van een student biomedische wetenschappen Depressie is een veelvoorkomend verschijnsel. Omdat depressie door de meeste mensen als iets negatiefs wordt ervaren, is er behoefte aan meer kennis over dit onderwerp. Het hormonale systeem dat bij stress een belangrijke rol speelt, is de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, oftewel de HPAas. Dit systeem zorgt ervoor dat mensen met stress om kunnen gaan (Arborelius et al., 1999; De Kloet et al., 2005 allen aangehaald in Aisa et al., 2007). De werking ervan is gebaseerd op een aaneenschakeling van verschillende stresshormonen. Bij verhoogde stressactiviteit produceert de hypothalamus corticotropin-releasing hormonen (CRF), die vervolgens aan receptoren op de hypofysevoorkwab binden. In reactie daarop produceert de hypofysevoorkwab het adrenocorticotroop hormoon (ACTH), dat vervolgens wordt getransporteerd naar de bijnieren. De bijnieren produceren cortisolhormonen (CORT) die daarna door middel van negatieve feedback in de hypothalamus en hypofysevoorkwab een serie van metabolische effecten stimuleert dat de verhoogde stressactiviteit vermindert. Fragment 3 Literatuurverslag van een student natuurkunde De sterren in een sterrencluster blijven door gravitatiekracht bij elkaar. Binnen deze clusters komen sommige sterren enkelvoudig voor. Twee derde van de sterren maakt echter deel uit van een kleiner stersysteem. In de meeste gevallen gaat het om een systeem dat uit twee sterren bestaat, maar er bestaan zelfs systemen met zes sterren. Een systeem bestaande uit twee sterren wordt een dubbelstersysteem of simpelweg een dubbelster genoemd. De sterren binnen zo’n systeem draaien rond hun gezamenlijke zwaartepunt. Waar dit zwaartepunt ligt, hangt af van de massa van beide sterren. Is de massa even groot dan ligt het middelpunt precies in het midden. Als dit niet het geval is, ligt het middelpunt dichterbij de ster met een grotere massa.

102

6.4 Zakelijk

De ster met de grootste massa wordt de primaire ster of hoofdster genoemd. De andere component van het systeem noemen we de secundaire ster of de begeleider. Het verband tussen de massa en de lichtkracht van hoofdreekssterren wordt gegeven door de massa-lichtkrachtwet. Een grotere massa correspondeert met een grotere lichtkracht. Omdat de componenten van een dubbelster op ongeveer dezelfde afstand van de aarde staan, zien we, in het geval dat de massa’s verschillen, een heldere hoofdster met een donkere begeleider. Als de onderlinge afstand groot is, verloopt de evolutie van de componenten van de dubbelster hetzelfde als de evolutie van een enkelvoudige ster. Als de afstand tussen twee sterren echter relatief klein is en hun massa significant, kunnen de sterren grote invloed op elkaar uitoefenen. We spreken in dat geval van een nauwe dubbelster. Fragment 4 Doctoraalwerkstuk van een student economie Zo kocht Deloitte & Touche een headhunter aan, Van der Kruis RPD, en wil Price Waterhouse een belang nemen in de automatiseerder Origin. KPMG probeerde een fusie met de VB-groep maar die mislukte. Nadat KPMG ook nog een poging heeft gedaan tot samenwerking met een groot advocatenkantoor, is het nu dan eindelijk gelukt om in Moret, Ernst & Young een geslaagde huwelijkspartner te vinden. Overigens ging Moret bijna het huwelijksbootje in met Deloitte & Touche maar die zagen het toch niet zo zitten. Wellicht waren zij toen al met VB aan het onderhandelen over de overnameprijs. De twee andere grote fuserenden zijn Coopers & Lybrand en Price Waterhouse. Fragment 5 Essay van een student geschiedenis Door kleine inconsistenties in beide verhalen (over de aankomstdatum en het aantal dodelijke slachtoffers) is het interessant om de herkomst van deze reisverslagen onder de loep te nemen. Hieruit blijkt dat het reisverslag van John Davis (gestorven in 1605) niet door hemzelf is geschreven, maar door Edward Michelbourne, met wie hij later onder de British East-India Company naar Indië voer. Michelbourne schreef The voyage of Captaine John Davis to the Easterne India, Pilot in a Dutch Ship, written by himself op in 1606.65 The Voyage werd opgedragen aan Robert Devereux, Earle of Essex en pas in 1625 uitgegeven.66 Het reisverslag werd dus acht jaar na de daadwerkelijke reis opgeschreven, door een persoon die er zelf niet bij was geweest. Gezien de terugkerende afbeelding van de Nederlanders als lafaards en de Engelsen als heldhaftig dient de beschreven episode met de Khoikhoi naar mijn mening dus eerder gezien te worden als uiting van de Engels-Nederlandse rivaliteit in de vaart

103

hoofdstuk 6  Een wetenschappelijke stijl

op Indië, dan als objectieve weergave van het contact van Nederlandse ­Indiëvaarders en de Khoikhoi. Ook Frederik de Houtmans verslag, het Cort verhael vant’ gene wedervare is Frederick de Houtman, is geen betrouwbare bron. Dit werd namelijk door een, tot nog toe anoniem persoon, bewerkt.67 Verder onderzoek naar dit in 1880 uitgegeven handschrift moet meer uitwijzen. Wanneer blijkt dat het werk na 1625 is geschreven, is het goed mogelijk dat de beschrijving van het conflict met de Khoikhoi is overgenomen uit The voyage of John Davis. Ga naar de website voor de antwoorden.

104

7

Stijltips Net als de keus voor een bepaalde kledingstijl of muziekstijl is ook een schrijfstijl vooral een kwestie van persoonlijke smaak. Vind je lange zinnen met veel bijzinnen mooi of houd je meer van een sobere stijl? Gebruik je graag adjectieven (woorden als interessant, gevoelig en bedenkelijk) of juist niet? Schrijf je op een directe en persoonlijke toon of prefereer je een meer afstandelijke, bijna plechtige toon? Kies je voor woorden die iedereen kent of vind je het een uitdaging ook wat minder gangbare woorden te gebruiken? Door al deze keuzes onderscheid je je van andere schrijvers. Het is vooral de kunst zo te formuleren dat je lezers begrijpen wat je te zeggen hebt – en het daar in het geval van een betogende tekst mee eens zullen zijn. Het is een uitdaging een stijl te ontwikkelen die je zelf mooi, aantrekkelijk of prettig vindt, die door je lezers wordt gewaardeerd en die voldoet aan de kenmerken van een wetenschappelijke schrijfstijl. De criteria voor die schrijfstijl hebben we in het vorige hoofdstuk behandeld. In dit hoofdstuk staan wat meer algemene schrijftips. Zoals we al aangaven, zijn de uitgangspunten bij de stijladviezen begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid. Als we het advies geven dat je beter kort en bondig kunt formuleren dan uitgebreid en omslachtig, dan is de reden dat mensen je tekst daardoor eerder zullen accepteren. Geef echter wel alle informatie die nodig is: te kort en bondig kan ertoe leiden dat de lezers je tekst niet begrijpen.

Opdracht 7A Ga via de website naar de stijltoets van de Taalwinkel en beantwoord de vragen. 1 Noteer op welke punten je goed scoort en op welke niet. 2 Bekijk welke onderdelen van dit hoofdstuk belangrijk zijn om je stijl te verbeteren.

105

hoofdstuk 7 Stijltips

Oefening 7A Waarom zijn de volgende zinnen moeilijk te begrijpen? 1 Enerzijds vindt deze modernisering van de verzorgingsstaat (aan de hand van de Wmo) plaats door taken van de overheid te decentraliseren naar gemeenten en hun beleidsvrijheid te geven over zorg en welzijn, anderzijds door de ondersteuningsvraag van de burgers bij hen terug te leggen en een beroep te doen op de civil society. 2 Naar aanleiding van de door de regering in 1989 uitgevaardigde Richtlijn Verbranden 1989, die bepaalde dat de maximale dioxine-emissie werd gesteld op 0,1 ng/m3, moesten in alle AVI’s extra rookgasreinigingsinstallaties aangebracht worden en moesten twee AVI’s worden gesloten wegens een veel te hoge dioxine-uitstoot. 3 De dualiteit dat licht zowel golf als golfdeeltje is, wordt door de Kopenhaagse interpretatie verklaard doordat het deeltje in superpositie met de waarschijnlijkheidsgolf op meerdere plaatsen kan worden aangetroffen en deze golven kunnen met elkaar en zelfs met zichzelf interfereren maar zodra de locatie van het deeltje wordt bepaald door een waarnemer die zelf niet in superpositie is stort de waarschijnlijkheidsgolf in en is het een deeltje. 4 Eerder onderzoek heeft aangetoond dat na het introduceren van een hiv-therapie waar proteaseremmers gebruikt werden, het aantal gevallen waar OPC ontdekt werd, bij hiv-patiënten gedaald was. 5 Indien niet wordt voldaan aan deze beginselen kan niet gesproken worden van ethisch gedrag van de accountants in business. Ga naar de website voor de antwoorden.

7.1

Doe niet moeilijk als het makkelijk kan Lange zinnen Adviezen voor een juiste schrijfstijl bevatten vrijwel altijd aanwijzingen voor de lengte van zinnen. Zinslengte speelt dus kennelijk een belangrijke rol bij het begrijpen en aanvaarden van een tekst. Voordat we adviezen over de gewenste zinslengte geven, moet eerst helder zijn wat we verstaan onder een lange zin. Als vuistregel kun je het volgende aanhouden. Lange zinnen zijn zinnen die meer dan veertig woorden bevatten. Korte zinnen bestaan uit tien of minder woorden. Alle zinnen ertussenin noemen we middellange zinnen. Lange zinnen hoeven het lezen van een tekst niet te bemoeilijken. Integendeel: in literaire teksten zijn het meestal de langere zinnen die we als stijljuweeltjes waarderen. In wetenschappelijke teksten gaat het er echter in de eerste

106

7.1  Doe niet moeilijk als het makkelijk kan

plaats om de lezers in zo min mogelijk tijd en met zo min mogelijk inspanning van bepaalde informatie te voorzien. Lange zinnen kosten een lezer meestal meer inspanning. Een van de voornaamste redenen daarvoor is dat lange zinnen meerdere mededelingen bevatten. Het kortetermijngeheugen van de lezer wordt hierdoor extra belast, zeker wanneer die mededelingen niet in een logische volgorde staan. Wissel korte en middellange zinnen af.

Vind je het mooi om ook wat langere zinnen te gebruiken, houd dan de volgende richtlijnen aan.

1 Geef lange zinnen met opsommingen een duidelijke lay-out (zie ook hoofd­ stuk 8). Dat vergemakkelijkt het lezen. Bijvoorbeeld: Er stonden drie processen centraal in de middeleeuwen: 1 Het eerste proces kenmerkt zich door een periode van eenwording. 2 In het tweede proces kreeg het begrip ‘individu’ een bredere invulling. 3 In het derde proces stond het wetenschappelijk denken centraal.

2 Zet de belangrijkste mededeling vooraan in de zin. Bijvoorbeeld: Men heeft in Nederland in 1970 levenslange gevangenisstraf ingesteld in plaats van de doodstraf, hoewel sommigen tegen deze levenslange gevangenisstraf waren. Deze straf is overigens niet altijd daadwerkelijk levenslang.

Als je wilt variëren met de opbouw van de zin, kan het gebeuren dat de belangrijkste informatie achter in de zin belandt. Zulke zinnen noem je zinnen met een lange aanloop. Ze bestaan uit één of meer lange bijzinnen (de onderstreepte) voor de hoofdzin: Hoewel sommigen tegen levenslange gevangenisstraf waren, die niet altijd daadwerkelijk levenslang is, heeft men in Nederland in 1970 levenslange gevangenisstraf ingesteld in plaats van de doodstraf.

Zolang de lezer de hoofdzin nog niet gelezen heeft, weet hij niet waar de zin over gaat. Hij moet de boodschap van de aanloop onthouden tot hij de rest van de zin heeft gelezen. Dat vertraagt het lezen onnodig. Het advies is dan ook om zinnen met een lange aanloop te vermijden. Herschrijven van een zin met een lange aanloop is makkelijk: begin met de hoofdzin en zet de bijzin(nen) erachter.

107

hoofdstuk 7 Stijltips

3 Prop niet te veel mededelingen in één zin. Neem de volgende zin uit oefening 7A: (1) Enerzijds vindt deze modernisering van de verzorgingsstaat ((2) aan de hand van de Wmo) plaats door taken van de overheid te decentraliseren naar gemeenten en (3) hun beleidsvrijheid te geven over zorg en welzijn, (4) anderzijds door de ondersteuningsvraag van de burgers bij hen terug te leggen (5) en een beroep te doen op de civil society.

In deze zin staan vijf mededelingen. Tegen de tijd dat je bij de vijfde mededeling bent, ben je de eerste drie waarschijnlijk vergeten. Je kunt er in dit geval beter voor kiezen de zin in tweeën te splitsen: Enerzijds vindt deze modernisering van de verzorgingsstaat plaats door taken van de overheid te decentraliseren naar gemeenten (aan de hand van de Wmo) en hun beleidsvrijheid te geven over zorg en welzijn. Anderzijds vindt de modernisering plaats door de ondersteuningsvraag van de burgers bij hen terug te leggen en een beroep te doen op de civil society.

4 Begin zinnen niet met en, want of maar. Schrijvers die zich realiseren dat een zin te lang is, kiezen er soms voor de zin in tweeën te splitsen en de nieuwe zin te beginnen met maar, want of en. Dat is geen fraaie oplossing, want dergelijke voegwoorden zijn juist bedoeld om zinnen samen te voegen. Schrijf dus niet: Door de eenvoud van het formalisme kan men voor elk willekeurig systeem een Schrödingervergelijking opstellen en door deze op te lossen, kan men de golffuncties van het systeem vinden. En door de golffuncties kan men alle informatie van een systeem achterhalen.

Schrijf liever: Door de eenvoud van het formalisme kan men voor elk willekeurig systeem een Schrödingervergelijking opstellen. Door deze op te lossen, kan men de golffuncties van het systeem vinden en zo alle informatie van een systeem achterhalen.

5 Scheid te lange zinnen op de juiste plek. Het komt nogal eens voor dat schrijvers de punt te vroeg zetten, waardoor een bijzin een aparte zin wordt. Dit is grammaticaal niet correct: bijzinnen zijn een onderdeel van een hoofdzin. Als je een bijzin van een hoofdzin wilt scheiden, moet je van de bijzin een aparte hoofdzin maken. Schrijf dus niet:

108

7.1  Doe niet moeilijk als het makkelijk kan

Gedurende de negentiende eeuw werden de ideeën over het Oosten in een precieze en verfijnde stijl geformuleerd. Waardoor er een reeks van gestandaardiseerde meningen en vooroordelen over het Oosten ontstond.

Schrijf liever: Gedurende de negentiende eeuw werden de ideeën over het Oosten in een precieze en verfijnde stijl geformuleerd. Hierdoor ontstond er een reeks van gestandaardiseerde meningen en vooroordelen over het Oosten.

Zinsbouw Wanneer je meerdere mededelingen in een zin opneemt, wordt de zin moeilijker te begrijpen voor een lezer. Dat is bij zinslengte al behandeld. Toch zul je regelmatig meerdere mededelingen in een zin bij elkaar plaatsen, omdat het vervelend is voortdurend zinnen te lezen die uit één mededeling bestaan. De tekst maakt dan een ‘houterige’ indruk. Gebruik de volgende aanwijzingen wanneer je meer dan één mededeling in een zin opneemt:

■ Zorg voor een logische, chronologische volgorde binnen de zin. Zet wat eerst gedaan is of wat eerst gedaan moet worden vooraan. Schrijf dus niet: Het definitieve onderzoek is uitgevoerd, nadat het door de onderzoeks­ commissie was goedgekeurd.

Schrijf liever: De onderzoekscommissie keurde het onderzoek goed, waarna het definitieve onderzoek uitgevoerd werd.

■ Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort. Schrijf dus niet: Economen die hun analyse ook moeten richten op de processen tussen mensen hebben te veel aandacht voor materiële zaken.

De hoofdzin wordt hier onderbroken door een relatieve bijzin die begint met die. Deze bijzin staat tussen twee zinsdelen die normaal gesproken naast elkaar staan: het onderwerp economen en de persoonsvorm hebben. Wanneer ze gescheiden worden door een tussenzin, oftewel ‘in de tang genomen’, wordt de zin moeilijker te onthouden. Schrijf daarom liever: Economen hebben te veel aandacht voor materiële zaken, maar ze moeten hun analyse ook richten op de processen tussen mensen.

109

hoofdstuk 7 Stijltips

Of: Economen hebben te veel aandacht voor materiële zaken. Ze moeten hun analyse echter ook richten op de processen tussen mensen.

Een ander voorbeeld van een tangconstructie is: In hoger beroep heeft hij meegedeeld dat de door hem voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gestelde datum op een vergissing berustte.

Het lidwoord de en het zelfstandig naamwoord datum horen hier bij elkaar, maar er is extra informatie tussen geplaatst en dat maakt de zin lastig te lezen. Je kunt de zin als volgt herschrijven: In hoger beroep heeft hij meegedeeld dat de datum op een vergissing berustte. Deze datum is door hem namelijk voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gesteld.

Dat niet alle tangconstructies lastig zijn, bewijst de volgende zin: De tot nu toe ontdekte hogetemperatuursupergeleiders hebben het nadeel dat ze fragiel zijn en daarom vanuit economisch perspectief weinig toepassingen hebben.

Negatief + negatief = positief Voor het menselijk brein is een mededeling die een ontkenning bevat, moeilijker te begrijpen dan een bevestigende mededeling. Woorden als niet, geen, ontkennen en ondenkbaar vertragen daarom het begrijpen van een zin. Helemaal lastig wordt het als in één zin twee ontkennende elementen staan. Dan moeten we als lezer wiskunde gaan toepassen, want negatief plus negatief is in principe positief. De zin wordt hierdoor een lastige puzzel. Dat is niet wenselijk, omdat de inhoud van een academische tekst vaak al moeilijk genoeg is. Schrijf daarom niet: Het was in de middeleeuwen niet ongewoon om geen opleiding te hebben gevolgd als je chirurgijn werd.

Schrijf liever: Het was in de middeleeuwen heel gewoon om geen opleiding te hebben gevolgd als je chirurgijn werd.

110

7.1  Doe niet moeilijk als het makkelijk kan

De eerste zin is onnodig moeilijk omdat er een aantal woorden in staat dat een negatieve betekenis heeft (niet, ongewoon en geen). In de tweede zin zijn twee van die woorden herschreven, waardoor de zin makkelijker te begrijpen wordt.

Oefening 7B Beoordeel de volgende zinnen. Vind je ze begrijpelijk en/of aanvaardbaar? Geef aan waarom en herschrijf de zinnen als je een betere suggestie hebt. 1 Het zijn snelle ontwikkelingen van de afgelopen decennia die grote impact hebben gehad op de politiek en niet alle ontwikkelingen zijn volmaakt perfect maar horizontalisering en verticalisering hebben een dusdanige uitwerking gehad, zie de welvarende economie en zie de inspraak op bestuur en daarmee stijgende legitimiteit voor de overheid, dat ik de ‘verplaatsing’ of ‘verspreiding’ van de politiek een positieve ontwikkeling vind. 2 Dit komt doordat als een koolstofatoom boven een ander koolstof geplaatst is in het zeshoekig rooster, deze twee atomen een elektronenpaar delen, waardoor de waarschijnlijkheid om het elektron boven dit atoom te vinden afneemt en dus deze atomen haast niet te zien zijn met de STM. 3 Elektronen verliezen geen energie wanneer ze niet van baan veranderen. 4 Dat de naam STAP drie keer is genoemd in de Memorie van Toelichting van het voorstel van de wet van de Tweede Kamerleden Voordewind, Van der Staaij en Bouwmeester, bewijst maar weer hoe belangrijk de rol van STAP in de totstandkoming van de Horecawet was. 5 Hiertoe behoren die handelingen die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt, zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsbedrijf. 6 Misschien dat als de druk nog hoger wordt dan in een neutronenster ook neutronen geen stand meer weten te houden en de ster nog verder in elkaar gedrukt wordt. 7 Uit het niet verkleuren van de controleproef blijkt tevens dat de kleuring niet veroorzaakt is door de aanwezigheid van ammoniumionen. 8 Niet alleen de overheid streeft dit doel na, pressiegroepen als Milieudefensie zijn ook van mening dat vuilverbranding weliswaar de beste manier is om met huishoudelijk afval om te gaan, maar dat we ten eerste moeten proberen de hoeveelheid afval terug te dringen, ten tweede het aantal chloorhoudende verbindingen in het afval minder moet worden en ook dat de meest vervuilende AVI’s gesloten of vernieuwd moeten worden.

111

hoofdstuk 7 Stijltips

9 Doordat het immuunsysteem al zodanig is aangetast dat het moeite heeft deze bijkomende infecties uit het lichaam te verwijderen, zorgen deze infecties vaak voor een snellere ziekteprogressie. 10 De door de werkgroep Interculturele Contacten onlangs met enthousiasme opgezette activiteiten voor Antilliaanse jongeren blijken in een grote behoefte te voorzien. Ga naar de website voor de antwoorden.

Op de website kun je extra oefenen met het herformuleren van zinnen die moeilijk te begrijpen zijn.

7.2

Wees duidelijk Oefening 7C Welke woorden veroorzaken onduidelijkheid in de volgende zinnen? 1 Naast de twee interviews die zijn afgenomen maak ik gebruik van interne documenten van de daklozenvakbond en de website van BADT. Dit geeft een beter achtergrondbeeld van de organisatie. 2 Ook zijn er meerdere personen verwikkeld in het veldwerk waardoor in een zekere mate dezelfde interviewstijl moet worden gehanteerd. 3 Samenvattend kan dus worden gesteld dat aan de hand van roodverschuiving veel belangrijke ontdekkingen gedaan zijn met betrekking tot het in kaart brengen van het universum. De antwoorden vind je op de website.

Vage verwijzingen Zoals je al in paragraaf 4.7 kon lezen, gebruik je verwijswoorden als die, dat, waar en hiervan om verbanden tussen en binnen zinnen aan te geven. Je hoeft begrippen dan niet steeds te herhalen. Een belangrijke voorwaarde bij het gebruik van verwijswoorden is wel dat altijd duidelijk is waarnaar je precies verwijst. Neem de volgende zin: Door deze testen krijgen we meer zicht op de effecten van leren onder stress. Ze weten ook nog weinig hoe daadwerkelijk het geheugen wordt gecodeerd naar herinneringen.

112

7.2  Wees duidelijk

Wie zijn ze? Psychologen? Onderzoekers? Verwijs alleen naar iets wat of iemand die je in de vorige zin hebt genoemd. Wees je er bovendien van bewust dat een verwijswoord maar naar één begrip kan verwijzen. Neem de volgende zin: De sterk overeenkomende ontwikkelingen in de werkloosheidscijfers van de arbeidsbureaus met die van overheidsinstanties doen vermoeden dat deze juist zijn.

Deze kan hier verwijzen naar de sterk overeenkomende ontwikkelingen in de werkloosheidscijfers, naar de werkloosheidscijfers van de arbeidsbureaus en naar de werkloosheidscijfers van overheidsinstanties. Alleen door zelf duidelijk te zijn kun je voorkomen dat lezers een zin verkeerd interpreteren: De sterk overeenkomende ontwikkelingen in de werkloosheidscijfers van de arbeidsbureaus met die van overheidsinstanties doen vermoeden dat de cijfers van de overheidsinstanties juist zijn. Zorg dat altijd duidelijk is waarnaar je verwijswoorden verwijzen.

Op de website vind je een extra oefening met vage verwijzingen.

Vage woorden De stelligheid van je tekst komt ook in het geding door woorden te gebruiken die onzekerheid uitdrukken, zoals eventueel, misschien en enigszins. Datzelfde geldt als je de modale werkwoorden zullen, schijnen en lijken veel gebruikt. Schrijf bovendien niet: In deze paper wordt aan de hand van een literatuuronderzoek getracht een antwoord te vinden op deze centrale vraag.

Schrijf liever: De centrale vraag wordt beantwoord door literatuuronderzoek te doen.

Je gaat die vraag beantwoorden, niet proberen te beantwoorden, anders was je niet met het onderzoek begonnen. Niet alleen vaag woordgebruik, maar ook inconsequent woordgebruik kan leiden tot verwarring bij de lezer. In paragraaf 4.7 hebben we besproken dat lexicale cohesie (het gebruiken van diverse benamingen voor hetzelfde begrip) een goede manier is om samenhang aan te brengen in je tekst. We maken daarbij op deze plaats de kritische aantekening dat wel duidelijk moet blijven dat

113

hoofdstuk 7 Stijltips

het om hetzelfde begrip gaat. Als je veel verschillende termen gebruikt met (min of meer) dezelfde betekenis, is het voor de lezer niet altijd duidelijk of je steeds hetzelfde bedoelt. In de volgende tekst lijken de onderstreepte woorden hetzelfde te betekenen, maar dat is niet zeker: Dus het huidige pensioenstelsel is niet toekomstbestendig, waardoor er voorstellen zijn gemaakt in het Pensioenakkoord om een nieuwe pensioenregeling te vormen, die wel mee gaat met de ontwikkelingen. De nieuwe pensioenregeling is een samenstelling van een DB-regeling en voornamelijk een DC-regeling. Volgens Starink en Straatman moet het fiscaal pensioenkader aangepast worden, omdat de DC-regelingen anders worden behandeld als de DB-regelingen. Naar hun mening is dat niet de bedoeling geweest en moet het fiscaal pen­sioenkader veranderd worden naar de trekken van de nieuwe pensioenregeling. Echter, Kuijkhoven en Schuurman zijn andersgezind. Er is slechts een kleine aanpassing nodig en dat is de toets veranderen van middelloon naar eindloon. Hoewel schrijvers van niet-wetenschappelijke teksten het gebruik van dezelfde woorden om stilistische redenen willen voorkomen, is het bij wetenschappelijke teksten wenselijk om consistent te zijn in het gebruik van begrippen. Wees dus voorzichtig met het variëren van woorden.

Vage voorzetselconstructies Aan de hand van de verspreiding van deze stoffen kon men meer te weten komen over de bouw van het hart.

In deze zin kun je aan de hand van vervangen door één voorzetsel: door. Dit is directer en preciezer dan aan de hand van, want dat betekent soms door en soms met. Een uitdrukking als aan de hand van noemen we een vage voorzetselconstructie. Zo’n constructie bestaat uit enkele voorzetsels in combinatie met een ander woord. Voorbeelden zijn: ■■ in het kader van (voor, vanwege) ■■ met betrekking tot (over, voor, van) ■■ aan de hand van (met, door) ■■ door middel van (door) ■■ ten behoeve van (voor) ■■ ten gevolge van (door) ■■ ten aanzien van (op, over, jegens, van, voor) Het probleem met deze constructies is dat ze doorgaans meerdere betekenissen hebben. Met betrekking tot betekent soms over, soms voor en soms van.

114

7.2  Wees duidelijk

Vermijd vage voorzetselconstructies en gebruik het voorzetsel dat je bedoelt.

Oefening 7D Door welke woorden zijn de volgende zinnen vaag? Heb je een suggestie voor een woord of woorden waardoor de zin duidelijker wordt? 1 Stephen Hawking heeft dus met het onzekerheidsprincipe kunnen verklaren waarom er straling aan de horizon kan ontstaan. Dit heeft hij gedaan met behoud van het idee dat niets kan ontsnappen aan een zwart gat, zelfs licht niet. Het zal echter niet gauw worden waargenomen. 2 In het kader van de integrale normstelling van stoffen worden MTRs in water en waterbodem afgeleid. 3 Het werk van Elias geeft een duidelijk beeld van hoe het beschavingsproces in het Westen is verlopen. Elias kijkt voornamelijk naar de veranderingen in het menselijk gedrag en de veranderingen in de sociale omgeving en hoe deze met elkaar in verband staan. Deze theorie is van toepassing op het heden. 4 De werkelijke lichtsnelheid c ligt namelijk binnen de foutmarge van de door ons bepaalde lichtsnelheid. De foutmarge is acceptabel. 5 De gedetailleerde informatie ging over toewijzing van de woning in het wooncomplex en de keus van een woningtype. Dit werd door middel van individuele gesprekken aan huis gedaan. 6 De intermediair vond het moeilijk uit te leggen wat er zich de afgelopen periode heeft afgespeeld. De bewoners hadden hier geen boodschap aan. 7 Peters aanpak komt hier en daar wel overeen met die van Edward Said. 8 Al snel vindt de conclusie plaats dat het allemaal te maken heeft met de manier waarop wij individueel muziek interpreteren. 9 Uit verwante literatuur, hoewel enigszins schaars, zijn twee kwesties naar voren gekomen die relevant zijn met betrekking tot zelfonthulling bij leraren. 10 Een journalist verslaat voor The New York Times de burgeroorlog in Cambodja. Hij wordt daarbij geholpen door een plaatselijke correspondent en tipgever. Tijdens de evacuatie van de stad valt deze echter in handen van de Rode Khmer. Ga naar de website voor de antwoorden.

Via de website vind je een lijst met voorzetselconstructies en hun ­vervangers. 115

hoofdstuk 7 Stijltips

7.3

Houd de vaart erin Oefening 7E Hierna staan steeds twee verschillende varianten van zinnen. Welke van de twee vind je het prettigst om te lezen? Kun je benoemen waarom? 1a Na de Amerikaanse revolutie werd aan de wereld door de Amerikanen een nieuwe manier van bestuur geïntroduceerd die in Europa nog niet bekend was. 1b Na de Amerikaanse revolutie introduceerden de Amerikanen een nieuwe manier van bestuur die in Europa nog niet bekend was. 2a Ten behoeve van een adequate normstelling voor dioxine-achtige verbindingen voor het aquatische milieu is kennis vereist over de blootstelling van organismen aan deze stoffen enerzijds en omtrent effecten op organismen anderzijds. 2b Om adequate normen te kunnen stellen voor dioxine-achtige verbindingen in het aquatisch milieu het is belangrijk te weten hoe organismen aan deze verbindingen zijn blootgesteld en wat daarvan de effecten zijn. 3a Onderzoek naar het beantwoorden van deze twee kwesties is belangrijk in het vaststellen van basiskennis voor opleiders van leerkrachten. 3b Het is belangrijk het antwoord op deze twee kwesties te onderzoeken om de basiskennis voor opleiders van leerkrachten vast te kunnen stellen. Dat je waarschijnlijk steeds de tweede variant prettiger te lezen vindt komt doordat die meer werkwoorden en meer actie bevat dan de eerste variant. Op de website vind je een uitgewerkt antwoord. Lezers zijn altijd op zoek naar de actie in de zin, dus probeer de vaart erin te houden.

Onnodig passief Zinnen als in het volgende tekstfragment kom je in wetenschappelijke teksten veelvuldig tegen: In dit onderzoek wordt de telescoop gericht op een plek aan de hemel waar de pulsar B1919+21 zich bevindt. De ruwe data van de telescoop worden bewerkt en geanalyseerd met als doel het waarnemen van B1919+21 en wellicht andere onbekende pulsarsignalen.

116

7.3  Houd de vaart erin

In dit fragment wordt een aantal acties beschreven, maar er staat niet wie ze uitvoert: de handelende persoon of personen ontbreken. Deze ‘passieve vorm’ kwam in paragraaf 6.2 al vrij uitgebreid aan bod. Veel stijlhandboeken adviseren die grammaticale vorm te vermijden. We herhalen dat de passieve vorm soms wel degelijk op zijn plaats is, zeker in wetenschappelijke teksten waar de aandacht op de zaak is gericht en niet op de handelende persoon. Gebruik de passieve vorm dus als de nadruk op de actie moet liggen en niet op de handelende persoon. Een andere goede reden om de passieve vorm te gebruiken is dat de handelende persoon of instantie niet bekend is of je die niet wilt noemen. Gebruik de passieve vorm echter niet onnodig, zoals in de volgende zin: Indien mensen een postadres hebben, kan binding met de stad worden aangetoond. Hierdoor kunnen daklozen door het gemeentelijk beleid worden ingesloten.

Kennelijk is de handelende persoon hier het gemeentelijk beleid, in ieder geval in de tweede zin. In sommige zinnen in de passieve vorm is bekend wie de actie uitvoert. In dat geval wordt een zogenoemde ‘door-bepaling’ gebruikt, in deze zin door het gemeentelijk beleid: Indien mensen een postadres hebben, kan binding met de stad worden aangetoond. Hierdoor kan het gemeentelijk beleid daklozen insluiten.

De tweede zin is nu korter en actiever en daardoor prettiger te lezen. Gebruik de passieve vorm alleen ­wanneer het nodig is. In een actieve zin vermijd je de werkwoorden worden en zijn in combinatie met door.

Een duidelijk en aansprekend filmpje over de passieve vorm van de hoogleraar tekstkwaliteit Jan Renkema vind je via de website. Ook in het gebruik van actieve zinnen kunnen schrijvers doorslaan. Om de passieve vorm te vermijden ontstaan dan zinnen als: De feature/signal-hypothese neemt aan dat kinderen actief en opzettelijk programmakenmerken gebruiken om hun aandacht op de inhoud te richten.

117

hoofdstuk 7 Stijltips

Deze studie onderzoekt verschillende hypothesen over de publieke steun voor Europese integratie en laat referendumstemgedrag zien.

In deze zinnen is sprake van personificatie: zaken (een hypothese, een studie) worden voorgesteld als personen die kunnen handelen. Een personificatie is een vorm van beeldspraak die met name in de poëzie vaak voorkomt, maar die niet geschikt is voor wetenschappelijke teksten. Vermijd het gebruik van personificaties.

De naamwoordstijl De volgende zinnen zijn geschreven in de naamwoordstijl: De personeelschef houdt zich bezig met de uitvoering van de beoordeling van de gegevens van de kandidaten. Deze ondersteuning vindt plaats door inloopspreekuren, een bezoekadres en door de wijk in te gaan.

De naamwoordstijl is de schrijfstijl die ontstaat als je een zelfstandig naamwoord (de uitvoering, de beoordeling, de ondersteuning) gebruikt in plaats van een werkwoord (uitvoeren, beoordelen, ondersteunen). Omdat je wel een werkwoord nodig hebt, zet je in zinnen met een naamwoordstijl een vager werkwoord als zich bezighouden met of plaatsvinden. Zinnen in de zogenoemde werkwoordstijl zijn veel directer. Hierin gebruik je concretere werkwoorden als beoordelen en ondersteunen. De personeelschef beoordeelt de gegevens van de kandidaten. Deze wordt ondersteund door inloopspreekuren, een bezoekadres en door de wijk in te gaan. De werkwoordstijl brengt meer vaart in je teksten en heeft daarom de voorkeur boven de naamwoordstijl.

De voorzetselstijl Een ander vervelend gevolg van de naamwoordstijl is in veel gevallen dat zelfstandige naamwoorden aan elkaar worden gekoppeld met voorzetsels. Dat zie je duidelijk in de volgende zin:

118

7.3  Houd de vaart erin

Met betrekking tot de opmerkingen over garantie in de aanhef van de brief van het bedrijf aan de klant kan gesteld worden dat het bedrijf niet verantwoordelijk is ten aanzien van de garantie.

Door al deze voorzetsels (tot, over, in et cetera) en voorzetselconstructies (ten aanzien van, met betrekking tot) wordt je zin onnodig ingewikkeld. Je spreekt dan van een voorzetselstijl. Zo’n zin kun je beter splitsen: Het bedrijf heeft onlangs een brief gestuurd aan de klant waarin enkele opmerkingen over de garantie staan. Uit deze opmerkingen blijkt dat het bedrijf niet verantwoordelijk is voor de garantie. Gebruik niet te veel voorzetsel­constructies.

Op de website kun je extra oefenen met het ‘vlot’ maken van ‘trage’ zinnen.

Oefening 7F Welke kritiek kun je geven op de volgende zinnen? Herschrijf ze. 1 Hier is een vertraging van zes tot negen maanden ontstaan. 2 Ten eerste zal er een korte beschrijving worden gegeven van de belangrijkste tegenstrijdigheden die het afgelopen decennium heersten tussen het Nederlandse mededingingsbeleid en de EG-regelgeving op het gebied van de mededinging. 3 Het na lang onderhandelen tussen de betrokken landen bereikte ­akkoord van Schengen heeft bij veel politieke partijen onvrede veroorzaakt vanwege de weinig openbare en daardoor voor democratische controle ontoegankelijke totstandkoming van het akkoord. 4 De Kamer bleef zeer afwijzend staan tegenover het toegeven aan de eisen van de vissers door de ambtenaren van het ministerie van Braks. 5 Cromer en zijn tijdgenoten rechtvaardigen de koloniale heerschappij door middel van de vaststelling van de onmogelijkheid van Egyptenaren om hun problemen autonoom op te lossen. 6 De Palestijnen die achterbleven in Israël, werden gestimuleerd door Israël om het land te verlaten en elders te gaan wonen. 7 De conservatie vindt plaats in de vorm van muzikale notatie door middel van noten op te schrijven op papier. 8 Deze veronderstelling zegt dat kinderen leren om gebruik te maken van programmakenmerken als signalen voor het kiezen van televisie-­ inhoud die mogelijk interessant voor hen is.

119

hoofdstuk 7 Stijltips

9 Naar aanleiding van de discussie tussen G. Visscher enerzijds en C.A. van Bochove anderzijds zijn in dit werkstuk twee visies besproken over de onjuistheid van de werkloosheidscijfers door de non-respons met betrekking tot het opleidingsniveau bij de EBB. 10 De reden hiervan is dat er bezuinigingen bij de Stadsgenoot plaats­ vonden. De antwoorden vind je op de website.

7.4

Formuleer aantrekkelijk Variatie in zinsbouw In paragraaf 7.1 gaven we aan dat het belangrijk is om middellange en korte zinnen in je tekst af te wisselen. Hierdoor wordt je tekst aantrekkelijker om te lezen. Ook een afwisseling in zinsbouw maakt je tekst aantrekkelijker. Nederlandse zinnen zijn meestal als volgt opgebouwd: Hij (O) kwam (P) gisteren te laat (A). Onderwerp – Persoonsvorm – Andere zinsdelen (OPA).

Zinnen die steeds dezelfde vorm hebben maken de tekst echter saai: Aan dit onderzoek namen 98 kinderen deel. Deze waren ingedeeld in zeven verschillende groepen. De enig-kindconditie bestond uit kinderen zonder siblings. De eerstgeboreneconditie bestond uit eerstgeborene kinderen met siblings onder de leeftijd van 12 maanden. De eerstgeborene-sibling-conditie bestond uit eerstgeborene kinderen met minstens een sibling tussen de 12 maanden en 12 jaar. De tweelingconditie bestond uit tweelingen die geen siblings hadden. De middelgeboreneconditie bestond uit middelgeboren kinderen met een oudere en jongere sibling. De oudstgeboreneconditie bestond uit oudstgeborene kinderen met siblings jonger dan 12 maanden en de oudstgeborene-sibling-conditie bestond uit oudstgeborene met siblings tussen 12 maanden en 12 jaar. De kinderen kregen twee standard change in location-taken zoals eerder beschreven en een unexpected contents-taak zoals ook eerder is beschreven. De beheersing van de theory of mind werd gemeten door het goed of fout beantwoorden van de vragen.

Als je de andere zinsdelen vooropzet, creëer je variatie in je tekst: Gisteren (A) kwam (P) hij (O) te laat (A).

120

7.4  Formuleer aantrekkelijk

Door een ander zinsdeel vooraan te zetten leg je er bovendien meer nadruk op. In de tweede zin benadruk je dus dat hij niet vandaag, maar gisteren te laat kwam. Varieer daarom in de zinsbouw door: ■■ zinnen niet altijd met het onderwerp te laten beginnen; ■■ mededelingen af te wisselen met vragen of zinnen in de gebiedende wijs (neem, bedenk et cetera); ■■ zinnen afwisselend met de hoofdzin of de bijzin te laten beginnen. Enkele voorbeelden van variatie in de zinsbouw: Waar halen deze grote stralers hun brandstof vandaan? Het idee is dat quasars hun brandstof verkrijgen van naburige sterrenstelsels. Als een microtubulus van een groeiende naar een krimpende staat gaat, spreken we van een catastrofe. Gaat hij van een krimpende naar een groeiende staat, dan spreken we van een rescue. Stel dat België in een eerder stadium onafhankelijk was geworden. De vraag is welke gevolgen dat voor de Nederlandse staatskas zou hebben gehad. Wie de verkiezingen ook wint: er zal nog steeds geen sprake van democratie zijn. Of deze strategie de juiste is, is op dit moment nog niet te voorspellen. Was de middeleeuwse maatschappij nog duidelijk een standenmaatschappij, in de renaissance veranderde dit. Is een van deze twee factoren niet hoog, dan lijkt positieve berichtgeving het best. Varieer de opbouw van je zinnen door mededelingen af te wisselen met de vragende en de gebiedende wijs en varieer op de standaardbouw.

Telegramstijl Schrijf niet in telegramstijl en zorg dat al je zinnen compleet zijn. De tweede zin in het volgende voorbeeld is eigenlijk slechts een bijzin: Het belang van deze techniek in de medische wereld is erg groot. Dit omdat nu al op grote schaal Doppler-OCT-apparaten met succes worden gebruikt.

121

hoofdstuk 7 Stijltips

Schrijf liever: Het belang van deze techniek in de medische wereld is erg groot, omdat ­Doppler-OCT-apparaten nu al op grote schaal met succes worden gebruikt. Schrijf in volledige zinnen en vermijd de telegramstijl.

Omslachtig taalgebruik Wees zuinig met je woorden en vermijd omslachtige formuleringen. Vergelijk de volgende tekstfragmenten: De twee klassieke denkers die in dit essay behandeld worden, schreven over hun ideale staat. Het gaat om Cicero en Machiavelli die beiden over het republicanisme schreven maar wel verschillende opvattingen hadden over de ideale uitwerking van deze staatsvorm. Over het algemeen houdt een republiek in dat er sprake is van een mix tussen verschillende staatsvormen. In plaats van een monarchistisch bestuur, een aristocratisch bestuur of een democratisch bestuur is er in een republiek dus sprake van een mix tussen deze drie vormen van bestuur. De klassieke denkers Cicero en Machiavelli schreven beiden over hun ideale staat: het republicanisme. Zij verschilden echter in hun opvatting over de ideale uitwerking van deze staatsvorm. Een republiek bestaat doorgaans uit een mix van monarchistisch, aristocratisch en democratisch bestuur.

Het eerste fragment bevat 85 woorden, het tweede 40: in minder dan de helft van het aantal woorden kun je dus dezelfde informatie geven. Veel teksten zijn onnodig lang door het gebruik van stopwoorden: woorden die je zonder erbij na te denken veel te vaak gebruikt, zoals dus, vaak, nu en eigenlijk. Ze vallen je zelf waarschijnlijk niet op, dus vraag een kritische lezer erop te letten. Je kunt stopwoorden in de meeste gevallen zonder problemen schrappen. Een ander voorbeeld van overbodige woorden in een tekst kunnen modale werkwoorden als schijnen, lijken en zullen zijn. We gaven eerder het advies liever werkwoorden dan naamwoorden te gebruiken, maar gebruik de modale werkwoorden niet te veel. Schrijf dus niet: Er zou onderzoek kunnen worden gedaan naar hoe verandering in gedragsverfijning is verlopen in niet-westerse samenlevingen.

122

7.4  Formuleer aantrekkelijk

Schrijf liever: Er kan onderzocht worden hoe verandering in gedragsverfijning is verlopen in niet-westerse samenlevingen.

Oefening 7G Maak de volgende zinnen aantrekkelijker. 1 Ten eerste moet de temperatuur tussen de 273-373K zijn. Dit omdat water tussen deze temperaturen vloeibaar is. 2 Het gewoonterecht bood rechtszekerheid en dat was iets waar de middeleeuwer op zoek naar was. 3 Gevolg: de externe waarnemer ziet dat de lichtstraal wordt afgebogen. 4 Hoe dat wel beïnvloed wordt, is door het format van het blad LINDA, wat erg lijkt op het blad O van Oprah Winfrey. 5 Met dezelfde testen als in de vorige deelvraag beschreven. Maar nu met een neutraal verhaal. Waarbij dezelfde variabelen waargenomen zijn. 6 De woningbouwcorporatie diende een stedenbouwkundig voorstel in. Het stadsdeel diende met het stedenbouwkundige ontwerpvoorstel van de woningcorporatie akkoord te gaan. Dit proces is intensief geweest voor alle betrokkenen. De motivatie van de bewoners om deel te nemen aan dit inspraaktraject heeft diverse redenen. De bewoners zagen dit als een kans om in een nieuw woongebied te wonen en een kwalitatief goede woning te krijgen. Het was een motief om deel te nemen vanwege de onzekerheden van de vernieuwingsplannen van het voormalige wooncomplex. De mogelijkheid tot inspraak motiveerde de bewoners ook. 7 Om onderzoek naar percepties van gepastheid van zelfonthulling door leerkrachten in de toekomst te continueren stellen we een grotere steekproef voor. Dit teneinde het gebruik van een strengere statistische norm bij de evaluatie van de betrouwbaarheid van het instrument te garanderen. 8 Zowel Van Deel als Etty vinden beiden dat een criticus een voorstelling behoort te beoordelen in zulke mate dat het invloed heeft op de mening van het publiek. 9 GTST heeft ondanks de beïnvloeding van de Amerikaanse popcultuur, toch zijn Hollandse eigenheid behouden. Het script van deze serie kwam vanuit het buitenland. Het werd duidelijk dat wij Nederlanders geïnteresseerd zijn in de Amerikaanse popcultuur, maar dat we onze eigenheid ook op prijs stellen. GTST is hier een erg goed voorbeeld van, omdat het een buitenlands script is dat toch met aanpassingen zijn Hollandse eigenheid heeft behouden. Bij deze serie werd er in het

123

hoofdstuk 7 Stijltips

oorspronkelijke script kleine aanpassingen gedaan zodat het meer Nederlands zou zijn. Door de aanpassingen valt de invloed van de Amerikaanse popcultuur nauwelijks op. In de serie staat een ‘normaal’ Nederlands leven centraal. De Nederlandse normen en waarden zijn dan ook in het script van de serie opgenomen. Hierdoor is GTST dus ontzettend Nederlands gebleven. 10 In het artikel waar deze een samenvatting van is, stellen Klaus Schoenbach, Ester de Waal en Edmund Lauf dat het gebruik van online kranten een kleiner inzicht geeft in de berichtgeving in het nieuws dan hun gedrukte tegenhangers dat doen. Ga naar de website voor de antwoorden.

7.5

Wees concreet Opdracht 7B Lees de volgende tekstfragmenten en bespreek ze met een medestudent. Welk fragment vind je het prettigst om te lezen? Motiveer je antwoord. De wil en de druk om door de gemeenschap geaccepteerd te worden, wordt bekrachtigd door het ontstaan van een nieuw schaamtegevoel. Er vindt regulering, stabilisering en internationalisering van de driftenhuishouding plaats. Voor deze gehele transformatie waren openlijke uitingen van geweld, eten met handen, boeren en dergelijke handelingen normaal. De gewenste gedragingen worden door de druk van de groep geautomatiseerd en met de tijd volledig geassimileerd. De overgang van de openlijke uitingen naar de beheersing van de driften staat gelijk aan de transformatie van sociale beheersing naar zelfbeheersing. Zoals Elias dit noemt, de transformatie van fremdzwang, dwang door anderen, naar selbstzwang oftewel eigen dwang. De Khoikhoi is een Khoisan, een in stammenverband levend volk dat afkomstig is uit het huidige Zambia en dat zich rond het begin van onze jaartelling in Zuidelijk Afrika vestigde.5 Zoals hierboven genoemd leefden zij op een semi-nomadische wijze, wat inhield dat zij ’s zomers dicht langs de kusten leefden en in de winter verder landinwaarts. Hierbij woonden zij in zogeheten kralen die bestonden uit enkele hutten en een houten omheining voor het vee. Het vee speelde een belangrijke rol in hun leefwijze, aangezien dit de Khoikhoi in levensonderhoud voorzag. Langs de kusten kon dit dieet worden aangevuld met robben en schaaldieren. Een

124

7.5  Wees concreet

echte materiële cultuur hielden de Khoikhoi er niet op na, mede door het ontbreken van exploiteerbare metalen in hun leefomgeving.6 Hoewel zij van versieringen hielden, beperkte dit zich tot decoraties van struisvogeleieren en kralen. Verder waren de Khoikhoi fervent rokers van dagga, bij ons bekend als hennep.   Leijten 2001, p. 24   Bergen en Verdonk 2011, p. 13

5 6

Werk mededelingen uit Verreweg de meeste lezers zullen het tweede fragment prettiger vinden om te lezen. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is dat de schrijver van het tweede fragment veel uitlegt en concretiseert. Wat zijn Khoisan? Wat is een semi-nomadische samenleving? Hoe zagen hun woningen eruit? Waarom was vee belangrijk? Waarom was het geen materiële cultuur? Wat voor versieringen droegen ze? Wat is dagga? Alle vragen die je zou kunnen hebben als je de tekst leest, worden in dit fragment beantwoord. Van het eerste fragment kun je het omgekeerde beweren: die tekst roept vooral vragen op. Om welke gemeenschap gaat het? Hoe uit zich het schaamtegevoel? Wat is regulering, stabilisering en internationalisering van driftenhuishouding? Welke transformatie wordt hier bedoeld? Wat zijn gewenste gedragingen? Doordat je veel informatie mist, kost het lezen van deze tekst je veel moeite en daardoor ook veel tijd. Maak het de lezer niet te moeilijk. Leg abstracte begrippen uit en zorg dat hij een beeld krijgt bij wat je schrijft. In welke mate je de informatie moet uitwerken en concreet maken is ook afhankelijk van het publiek waarvoor je schrijft. Opnieuw onderstrepen we hoe belangrijk het is te weten voor wie je tekst bestemd is. Wat weten de lezers al van het onderwerp en welke informatie moet jij nog geven? In het volgende voorbeeld wordt het begrip vesicle duidelijk toegelicht: De tweede doodsoorzaak bij patiënten die aan kanker lijden, is het ontstaan van bloedstolsels in het bloed. Uit onderzoek is gebleken dat de kans hierop groter is als men een hoge concentratie vesicles in het bloed heeft. Vesicles zijn zeer kleine deeltjes die dienen als transporteur van stoffen en informatie tussen cellen. Het is klinisch van belang om informatie te kunnen krijgen over de vesicles in het bloed van een patiënt omdat hiermee naast de kans op bloedstolling ook bepaalde ziekten aangetoond kunnen worden.

125

hoofdstuk 7 Stijltips

Geef voorbeelden Een beproefde manier om een tekst voor lezers aantrekkelijker en begrijpelijker te maken is het gebruik van voorbeelden. Een goed gekozen voorbeeld demonstreert in veel gevallen beter wat je duidelijk wilt maken dan een uitgebreide uitleg. In het volgende tekstfragment illustreert een studente politicologie het begrip ‘verticale verplaatsing’ van politiek met voorbeelden: De laatste jaren is er sprake van een verplaatsing van de politiek. Er zijn verticale en horizontale verplaatsingen die de macht uit het traditionele politieke domein plaatsen. De verticale verplaatsing blijkt uit een verschuiving van de macht naar internationale en intergouvernementele organisaties en regelgeving. Een voorbeeld hiervan is dat Europa met de Europese Unie en het Europese Hof van Justitie meer invloed heeft gekregen. Lidstaten moeten EU-richtlijnen volgen en krijgen met sancties te maken als zij dit niet juist doen. Andere ­ orld voorbeelden zijn onder andere het Kyoto-protocol en de regels van de W Trade Organization. Zij stellen internationale kaders waarbinnen de staten moeten werken (Arts & Termeer, 2008: 8).

Ook hier is een nuance op zijn plaats. Geef alleen een voorbeeld als dat de beste manier is om te verduidelijken wat je zegt. Gebruik dus geen voorbeelden om de voorbeelden en sleep ze er niet aan de haren bij. Dan schiet je je doel voorbij. Kies je voorbeelden zorgvuldig en vraag je af of ze exemplarisch zijn voor het verschijnsel dat je ermee wilt verduidelijken.

Kwantificeer Academische teksten moeten zo duidelijk mogelijk zijn. Andere wetenschappers moeten het beschreven onderzoek immers kunnen reproduceren of erop voortbouwen. Omdat we in de wetenschap zo veel mogelijk werken met feiten en cijfers worden woorden als enkele, een aanzienlijk deel en het merendeel liever niet gebruikt. Geef als het kan cijfers, zoals 20%, zes en driekwart van de respondenten.

Via de website vind je meer informatie over het concretiseren van ­teksten.

Vermijd kleurloze werkwoorden Je helpt je lezers de tekst snel te doorgronden door zorgvuldig de juiste woorden voor het juiste begrip te kiezen. De taal biedt daarvoor ontelbare mogelijkheden. Jammer genoeg zie je dat schrijvers zich daarvoor soms geen tijd gunnen en terugvallen op ‘kleurloze’ werkwoorden als: ■■ betreffen ■■ betrekking hebben op ■■ zich bezighouden met ■■ met zich meebrengen

126

7.6  Wees consequent

■■ ■■ ■■ ■■ ■■ ■■

tot doel hebben naar voren komen aan de orde komen realiseren sprake zijn van vormen

Zulke constructies maken je tekst saai. Schrijf daarom niet: De bewoners ervaren een afname van communicatie. Vragen die daarbij aan de orde moeten komen betreffen onder meer de wijze van financiering van het beleidsonderzoek en de mate van openheid van de competitie op de markt van het beleidsonderzoek.

Schrijf liever: Er wordt minder gecommuniceerd volgens de bewoners. De volgende vragen moeten onder meer beantwoord worden: hoe wordt het beleidsonderzoek gefinancierd en hoe open is de competitie op de markt van het beleidsonderzoek?

Via de website vind je meer informatie over de verschillende aandachtspunten bij het schrijven van teksten voor vakgenoten en voor een algemeen academisch publiek.

7.6

Wees consequent Dezelfde tijd Schrijf zo veel mogelijk in dezelfde tijd. Begin je je tekst in de tegenwoordige tijd, houd deze tijd dan aan. Past het beter om de onvoltooid of voltooid verleden tijd te gebruiken, gebruik die dan consequent.

Meer informatie over de verschillende tijden vind je via de website.

127

hoofdstuk 7 Stijltips

Oefening 7H In het volgende tekstfragment is de schrijver niet consequent in het gebruik van de werkwoordstijd. Welke werkwoorden zou jij in een andere tijd zetten? Voor welke tijd kies je? Waarom? De ideeën die Cromer en zijn medestanders hadden, vormen de basis van Amins boek dat in 1989 gepubliceerd werd. Hij vond dat de positie van de vrouw veranderd moest worden en was voor de afschaffing van de sluier. Hij is erg negatief over het Egyptische bestuur en vooral over de ulama. Amin laat in zijn boek de superioriteit van de Europeanen doorschemeren en vindt dat de Arabieren achtergesteld zijn bij de inwoners van het Westen. Over het Britse bestuur is hij, zoals te verwachten, erg positief. Het valt Ahmed op dat Amin kwaadaardig spreekt over vrouwen. Zijn beschrijving van vrouwen was gebaseerd op weinig contact met Arabische vrouwen. Natuurlijk nam hij deze negatieve beeldvorming over van het Westen.

Ga naar de website voor het antwoord.

Op de website kun je extra oefenen met het gebruiken van een consequent tijdsperspectief. Welke werkwoordstijd het meest geschikt is voor een tekst, kan soms per onderdeel verschillen. In de bètastudies schrijf je de meeste onderdelen – zoals samenvatting, werkwijze, resultaten en conclusie – vanuit een perspectief achteraf en dus in de verleden tijd, maar de inleiding in de tegenwoordige tijd. Als je twijfelt over de juiste tijd, vraag dan aan je docent wat de bedoeling is.

Hetzelfde perspectief Wees niet alleen consequent in het gebruik van de werkwoordstijd, maar ook in het perspectief van waaruit je schrijft. In de volgende zin is het perspectief niet consequent: In de afgelopen jaren is de beroepsgroep accountancy verweten dat ze het verschil tussen recht en krom niet meer zagen.

Schrijf liever: In de afgelopen jaren is de beroepsgroep accountancy verweten dat ze het verschil tussen recht en krom niet meer zag.

In paragraaf 7.3 is besproken dat je er bewust voor moet kiezen in de actieve of passieve stijl te schrijven. Voor iedere tekst opnieuw moet je de afweging ma-

128

7.6  Wees consequent

ken: schrijf ik vanuit neutraal perspectief (met eventueel gebruik van het neutrale men en jij) of vanuit persoonlijk perspectief (ik, wij)? De lezer aanspreken (jij, jullie) doe je alleen in zeer informele teksten en persoonlijke teksten als e-mails en brieven. Controleer of je het gekozen perspectief consequent hebt doorgevoerd. Overigens kan het – net als bij het gebruik van de werkwoordstijd – afhangen van het tekstonderdeel welk perspectief wenselijk is. Er is een punt waarop je juist niet consequent moet zijn, en dat is in het gebruik van stopwoordjes. Het zijn woorden als dus, ook, vaak en eigenlijk. Meestal ben je je onbewust van je eigen voorkeur voor zo’n woord en lees je eroverheen. Ook dat is een goede reden je tekst te laten lezen door een kritische lezer voordat je hem inlevert. Leven zoals wij kennen (dus leven zoals hier op aarde) is afhankelijk van een aantal belangrijke factoren. Een van de belangrijkste factoren is natuurlijk vloeibaar water wat dus ook van de temperatuur afhangt. Een andere erg belangrijke factor is de beschikbaarheid van een energiebron zoals een ster (die ook voor juiste temperatuur zorgt). De soort ster is ook belangrijk voor het ontwikkelen van leven. De ster moet bijvoorbeeld lang genoeg leven om de evolutie van leven plaats te laten vinden. Daarnaast moet de ster ook genoeg ultraviolet licht uitstralen voor de ontwikkeling van zon, maar niet te veel.

Oefening 7I Waarom is het perspectief in de volgende zinnen niet consequent? Maak de zinnen consequent. 1 Voor de accountants is het van essentieel belang dat hij/zij in staat is om binnen de organisatie waar ze werken draagvlak te creëren om ethisch te handelen. 2 Dat dwingt de accountant heel bewust na te denken over wat wenselijk ethisch gedrag is binnen hun beroep. 3 Door de druk van de bourgeoisie is de adel bang om zijn prestige te verliezen en proberen ze zich telkens weer opnieuw te onderscheiden door middel van gedragsverfijning. 4 Maar weinig Israëliërs wisten af van het emigratieproject. Alles werd in het geheim gedaan. Maar de bevolking van Gaza wist wel af van de emigratiekantoren. Als je het land zou verlaten, moest je je identiteitskaart achterlaten. Daarnaast moest men ook een formulier ondertekenen waarin staat dat zij vrijwillig zijn vertrokken en dat ze weten dat ze niet mogen terugkeren. Ga naar de website voor de antwoorden.

129

hoofdstuk 7 Stijltips

Lees voor meer stijladviezen het Handboek stijl van Peter Burger en Jaap de Jong.

7.7

Feedback op structuur, formulering en stijl Een effectieve strategie om te bepalen of je tekst goed gestructureerd is en om de stijl en de formulering te beoordelen, is hardop lezen. Dat werkt als volgt (The Writing Center, z.d.): ■■ Zoek iemand die feedback op je tekst wil geven. ■■ Laat hem jouw tekst hardop voorlezen. ■■ Komt de voorlezer iets vreemds tegen of hoor je zelf iets vreemd aan je tekst, stop dan met lezen en maak een aantekening. ■■ Bespreek na het hardop lezen wat de voornaamste problemen van je tekst zijn. ■■ Bedenk hoe je ze kunt verbeteren.

Opdracht 7C Welke stijltips uit dit hoofdstuk zijn belangrijk om jouw schrijfstijl te perfectioneren? 1 2 3 4

130

8

Reviseren: correct formuleren In de inleiding van hoofdstuk 6 introduceerden we de criteria begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid. Dit hoofdstuk gaat over de aanvaardbaarheid van formuleringen. Aanvaardbaarheid heeft natuurlijk op de eerste plaats te maken met de inhoud van de tekst: vindt de lezer die acceptabel en geloofwaardig? Het gaat daarbij om de overtuigingskracht van je argumenten, een goede onderzoeksopzet, de juiste interpretatie van de onderzoeksresultaten, een juiste weergave van de gelezen bronnen en voorkomen van plagiaat; we behandelden dat in hoofdstuk 4 en 5. We willen nogmaals het grote belang benadrukken van deze zaken, waaraan tijdens je studie aandacht wordt besteed bij de inhoudelijke vakken. Academisch schrijven betekent dat je veel aandacht besteedt aan de correctheid, en dus de aanvaardbaarheid, van je tekst. Correct taalgebruik is zeker niet alleen van belang als je letteren studeert. Een perfecte beheersing van de taal is voor iedere academicus een vereiste. Als er taal- of spelfouten in je tekst staan, maak je een dommige of nalatige indruk, hoe goed je verhaal ook is. Aandacht voor de correctheid van je tekst is een van de laatste stappen voordat je de tekst inlevert, omdat je pas in die laatste fase zeker weet welke inhoud blijvend is. Begin dus pas met corrigeren als je tevreden bent over de inhoud, de structuur, de samenhang en de stijl van je tekst. Het is verspilde energie om je het hoofd te breken over zinnen, of misschien wel hele passages, die je later alsnog schrapt omdat ze niet relevant zijn. Als je goed bent in taal, zul je al schrijvend aandacht besteden aan de correcte vorm van je woorden en zinnen; je doet dat dan in één moeite door. Is taal niet je sterkste punt, dan kun je er tijdens het schrijven beter niet te veel acht op slaan: aandacht voor de juiste vorm kan je gedachtestroom anders hinderlijk onderbreken of zelfs belemmeren. Leg je liever in een aparte revisieronde toe op taal- en spellingskwesties.

131

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

Of je iets goed hebt geformuleerd, kun je uiteraard alleen beoordelen als je beschikt over de juiste kennis van woorden en taalregels. Het is belangrijk om je te realiseren dat die kennis soms verandert. Taal is een levend systeem: elk jaar krijgen we er nieuwe woorden bij en raken er woorden in onbruik en ook de grammaticaregels zijn in de loop der eeuwen veranderd. In dit hoofdstuk geven we een beknopt overzicht van de meest voorkomende fouten in woordkeus en taalfouten in academische teksten – fouten die ook nog steeds als pertinent fout worden aangemerkt in geschreven taal. De spelling en het juiste gebruik van leestekens behandelen we in het volgende hoofdstuk. De Schrijfwijzer van Jan Renkema is een gezaghebbend boek op het gebied van taaladviezen. Het is een handig naslagwerk om na te gaan hoe het ook al weer zit met taalkwesties als ‘hun of hen’ en ‘als of dan’ en het bevat daarnaast veel informatie over tekstopzet, woordkeus, zinsbouw, interpunctie, briefconventies en opmaak van teksten. In 2012 verscheen de vijfde, herziene druk van het boek dat – conform deze tijd – ook online te raadplegen is. Op de website bij de Schrijfwijzer, maar ook op YouTube, kun je onderhoudende en informatieve minicolleges van Renkema volgen over verschillende taal­ kwesties, zoals de lijdende (passieve) vorm (je vindt een link op de website).

8.1

Woordgebruik Bij een academische opleiding hoort dat je je zo exact mogelijk uitdrukt en precies het juiste woord voor het juiste begrip gebruikt. Woorden kun je bovendien niet zomaar willekeurig met elkaar combineren. Veel woorden worden altijd op dezelfde manier gecombineerd (de zogenoemde collocaties). Aandacht voor de juiste woordkeus is daarom essentieel tijdens de reviseerfase.

Oefening 8A Welke kritiek kun je geven op het woordgebruik in de volgende zinnen? 1 80% van de malaria-infecties wordt aan kinderen toegerekend. 2 De opname stamt af uit 1860 en brengt een Frans volkslied te gehore. 3 Het was gebruikelijk bij het overdragen van teksten dat de samenstellers mensen quoteerden en niet boeken. 4 Over de vraag wat voor bronnen er achter het werk van Ibn Ishaq en zijn generatie liggen, kan men verschillende standpunten innemen.

132

8.1 Woordgebruik

5 Betic et al. deden twee onderzoeken waarvan één van adhesie en één van fagocytosis. 6 De oplossing was geïncubeerd voor 10 minuten. Op de website vind je de antwoorden.

Kies het juiste woord Bij een academische opleiding hoort academisch woordgebruik. Voor studiesucces is het uiteraard niet alleen belangrijk dat je de betekenis van moeilijke woorden kent, maar ook dat je ze correct kunt gebruiken. Het advies is: kies je woorden heel zorgvuldig. Zo voorkom je dat je een domme indruk maakt. Wijze woorden. Woordenlijst academisch Nederlands met idioomoefeningen van Ghislaine Giezenaar en Edith Schouten is een goede methode om je academische vocabulaire uit te breiden. Naast een overzicht van typisch academische woorden als verifiëren, these, paradigma en extrapoleren bevat het boek veel oefeningen.

Het is natuurlijk raadzaam de betekenis op te zoeken van alle woorden die je niet kent of waarvan je niet exact weet wat ze betekenen. Het beste woordenboek dat je daarvoor kunt raadplegen is het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal – in de volksmond aangeduid als De Dikke van Dale –, dat ook online beschikbaar is (deels gratis toegankelijk).

Oefening 8B Beoordeel het woordgebruik in de volgende zinnen. 1 Iedereen die vindt dat hij herkenning verdient, zal daar hedendaags zelf voor moeten zorgen. 2 Bijzonder is daarbij dat de literatuur uitsluitend stamt van sociologen die in de VS werken. 3 Zij voerden een grondwet in waardoor privileges van de kerk en grootgrondbezitters verdwenen en elementaire mensenrechten werden geannonceerd. 4 Een totalitaire republiek werd geproclameerd die opgevolgd werd door een grondwettelijke republiek. 5 Tussen 1750 en 1789 verliepen de internationale verhoudingen niet passief. 6 In deze casus zullen wij de effectiviteit van de verschillende lobbygroepen proberen waar te nemen.

133

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

7 Avery (2009: 412) stelt in zijn onderzoek dat er een virtuoze cirkel bestaat tussen het volgen van het nieuws, politieke interesse en politiek vertrouwen. 8 De hypothese is ook juist omdat bier drinken inderdaad bepaalde geuren loslaat die aantrekkelijk zijn voor malariamuggen. 9 Hoe het uiteindelijk exact werkt, mechanisch gezien, weet echter nog niemand en er kan dus niet op geëlaboreerd worden. 10 Bij hypothese 4 lijkt negatieve berichtgeving beter voor eigen effectiviteit en attitude. Dat is dus gedeeltelijk anders dan voorspeld werd. De antwoorden bij deze oefening vind je op de website.

Gebruik de juiste vorm van het woord Let erop dat je niet alleen een woord kiest met de juiste betekenis, maar ook met de juiste vorm. Veel woorden hebben meerdere vormen, die je niet zomaar met elkaar kunt verwisselen: De latere leerlingen en hoogleraren hadden bijschrijvingen geplaatst in de glossen waaruit de geglosseerde teksten ontstonden die eigenlijk manuscripten van het Corpus Iuris waren.

Het woord bijschrijvingen is hier verkeerd gekozen: een bijschrijving is een bedrag dat op je rekening is gestort. Het juiste woord is: bijschriften.

Oefening 8C Wat is het verschil in betekenis tussen de volgende woordparen en -reeksen? 1 2 3 4 5 6 7 8

beleving – belevenis onverteerd – onverteerbaar kleurrijk – gekleurd demonstrant – demonstrateur bevallig – bevallend genoegzaam – genoeglijk formule – formulering opkomend – opgekomen

De antwoorden vind je op de website.

134

8.1 Woordgebruik

Wees ook bedacht op de juiste vorm van de verleden tijd van werkwoorden als erven (erfde-geërfd, niet georven) en waaien (waaide en woei zijn beide goed). Hoewel het gebruik van wouden als verleden tijd van het werkwoord willen in de spreektaal heel gebruikelijk is, gebruiken we zeker in formele teksten wilden. Schrijf niet: Deze politieke leiders wouden van Rome een soort monarchie maken in de vorm van een keizerrijk.

Schrijf liever: Deze politieke leiders wilden van Rome een soort monarchie maken in de vorm van een keizerrijk. Raadpleeg bij twijfel over de juiste vorm van het woord een woordenboek of kijk in de digitale woordenlijst op woordenlijst.org. Je kunt het woord ook googelen, maar controleer dan wel of er een variant bestaat die veel meer voorkomt. Iedereen kan immers van alles op internet zetten, dus ook de mensen die niet erg taalvaardig zijn.

Let op correct gebruik van jargon Behalve algemeen wetenschappelijk jargon moet je je het jargon eigen maken van de studie die je hebt gekozen. Uiteraard geldt ook voor jargon dat je bij twijfel altijd moet controleren of je een woord goed hebt begrepen en correct hebt gebruikt en of je wel de juiste term hebt gekozen. Je kunt dat doen door op te zoeken hoe en in welke context het woord in andere wetenschappelijke teksten wordt gebruikt.

Oefening 8D Het is belangrijk dat je kunt onderscheiden welke woorden typisch voor je eigen of een ander vakgebied zijn en welke woorden tot het algemene academisch vocabulaire horen. Dan kun je er ook bewust voor kiezen of je een woord wel of niet kunt gebruiken. Markeer in de volgende teksten de woorden die volgens jou jargon zijn. Het eerste tekstfragment is van een student psychologie, het tweede van een student biomedische wetenschappen. Geheugenproblemen vormen dus een belangrijk symptoom bij de ziekte van Alzheimer (Schwindt & Black, 2009; Gallagher & Koh, 2001; Sexton et al., 2010; Xie et al., 2010) en het is van belang om naar een symptomatische behandeling te kijken. Positieve effecten van fysieke activiteit op cogni-

135

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

tie werden al gevonden bij kinderen (Hillman, Erickson, & Kramer, 2008), maar ook op latere leeftijd (Angevaren, Aufdemkampe, Verhaar, Aleman, & Vanhees, 2008) en spelen zelfs een rol bij de preventieve strategie tegen de ziekte van Alzheimer. Zo is er een verminderd risico op vasculaire ziekten, obesitas en lagere serumspiegels van ontstekingsfactoren en bovendien leidt fysieke activiteit rechtstreeks tot verbeterde neuronale gezondheid en functie (Barnes, Whitmer, & Yaffe, 2007). Dierproeven hebben daarnaast uitgewezen dat fysieke activiteit een aantal cognitieve symptomen van dementie vermindert, waaronder geheugenstoornissen, en pathofysiologie, zoals neurogenese in de hippocampus en gerelateerde gebieden (Cotman & Berchtold, 2007; Nichol, 2009). Ook bij patiënten met de ziekte van Alzheimer is er een positief effect gevonden van fysieke activiteit op fitness, cognitie en fysiek functioneren (Kwak, Um, Son, & Kim, 2006; Heyn, Abreau, & Ottenbacher, 2004). Dit suggereert dat een aantal symptomen van Alzheimer verbeterd kan worden door deel te nemen aan een trainingsprogramma (Kwak et al., 2006). Hiv is een virus dat verantwoordelijk is voor aids. De aanwezigheid van OPC is een signaal dat het immuunsysteem ernstig is verzwakt. Men raakt dan sneller geïnfecteerd met het virus. Uit onderzoek is gebleken dat het verzwakte immuunsysteem is gerelateerd aan de adhesie van Candida albicans aan de humane epitheelcellen waardoor hiv-infectie optreedt. Candida albicans is de meest voorkomende opportunistische gistsoort die vooral in de huid, mondholte en in het darmstelsel voorkomt. Het effect van HIV-proteaseremmers op de activiteit van de Saps 1-6 is ook bestudeerd. Hieruit is gebleken dat Sap 1-3 geremd worden door hiv-proteaseremmers. Saps 1-6 zijn enzymen die door Candida albicans worden uitgescheiden en gecodeerd worden door het gen Sap. Saps leiden tot adhesie aan de epitheelcellen. Uit onderzoek is ook gebleken dat de fagocytose van Candida albicans door PMNL niet beïnvloed wordt. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat Saps 4-6 een remmend effect hebben op fagocytose van Candida albicans door PMNL.

De antwoorden bij deze oefening vind je op de website.

Lees vijf à zes Nederlandstalige artikelen op het gebied van je studie en let goed op het gebruik van jargon. Leg een lijst aan van de termen die je moeilijk vindt en zet de zinnen waaruit ze afkomstig zijn erbij, zodat je nog eens kunt terugkijken hoe ze precies worden gebruikt.

136

8.1 Woordgebruik

Combineer de juiste woorden Een van de meest gemaakte fouten in academische teksten is het verkeerd combineren van woorden. Veel woordcombinaties liggen vast. Stel dat je twijfelt of de volgende zin correct is: Op dit argument heerst wel enige kritiek.

Wanneer je in Van Dale kijkt bij kritiek, dan vind je onder meer de combinaties ‘niet tegen kritiek bestand zijn’, ‘boven alle kritiek verheven zijn’ en ‘geen kritiek bezitten’. De combinatie met heersen staat echter niet vermeld. Wanneer je kijkt bij heersen vind je onder meer ‘de mazelen heersen’, ‘er heerst grote koude’ en ‘onverschilligheid heerst onder hen’, maar geen combinatie met kritiek. Gebruik in dit geval dus liever ‘er is veel kritiek op dit argument’ of ‘men heeft veel kritiek op dit argument’. Een ander belangrijk hulpmiddel is het Combinatiewoordenboek van Piet de Kleijn. Hierin vind je de vaste combinatie van bijna drieduizend zelfstandig naamwoorden met werkwoorden.

Je kunt combinaties ook googelen, maar we wijzen er wederom op dat fout taalgebruik op internet niet gecorrigeerd wordt. Dat maakt dit hulpmiddel veel onbetrouwbaarder dan een woordenboek. Wanneer je twee uitdrukkingen of woorden verhaspelt tot een verkeerde woordcombinatie, wordt gesproken van een contaminatie. Veelvoorkomende contaminaties in academische teksten zijn: ■■ refereren naar (verwijzen naar + refereren aan) ■■ volgens mijn mening (volgens mij + naar mijn mening) ■■ zich verkeren (verkeren + zich bevinden in) ■■ zwaar wegen (zwaar zijn + veel wegen)

Je kunt het herkennen van contaminaties oefenen via de website. Een andere bekende vorm van het verkeerd combineren van woorden is het pleonasme: je herhaalt het begrip doordat je twee woorden gebruikt die hetzelfde betekenen. Voorbeelden zijn: ■■ tevens ook ■■ maar echter ■■ zoals bijvoorbeeld De reden waarom is een voorbeeld van een pleonasme dat inmiddels geaccepteerd is in onze taal.

137

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

Oefening 8E In de volgende zinnen zijn woorden niet goed gecombineerd. Geef de correcte vorm. 1 In een groot deel van Afrika is deze ziekte erg actief. 2 Het volk was onderling afhankelijk van elkaar om bijvoorbeeld voedsel te verkrijgen. 3 Door de internationale verhoudingen tussen 1815 en 1848 is te merken dat er veel veranderd is. 4 Iedereen moet de mogelijkheid hebben zijn mening ter wille van de rede te verantwoorden maar niet ter wille van haat, woede of wrok. 5 Pechtold scheert hier de journalistiek over een kant. 6 Helaas worden in zakelijke kringen principes maar al te graag uit het raam gegooid. 7 Ondanks het werk dat er door de politicus wordt verricht, is het niet de bedoeling dat zijn of haar privéleven aan het licht komt. 8 Het wordt tijd dat de journalisten niet aansprakelijk worden gehouden op de manier hoe ze hun informatie vergaren. 9 In de analytische visie speelt het procesverloop van beleid in duidelijk afgebakende fasen af. 10 Als belangenbehartiger zijnde wordt bij het contact ook spanning ondervonden. De antwoorden bij deze oefening vind je op de website.

Op de website vind je een extra oefening voor het gebruik van de juiste combinatie van woorden.

Kies het juiste voorzetsel bij het werkwoord Het combineren van een werkwoord met een voorzetsel (bijdragen aan/tot, aanleiding geven tot, inzetten voor) wordt opvallend vaak verkeerd gedaan. Hoewel de juiste combinatie bijdragen tot of aan is, schrijft een niet-oplettende schrijver bijdragen door of bijdragen voor. Ook deze combinaties kun je niet willekeurig samenstellen. Zoek daarom bij twijfel over het juiste voorzetsel bij een werkwoord in een woordenboek of op internet op wat de juiste combinatie is. Je vindt een link naar een handige lijst op de website. Schrijf dus niet: Het onderzoek van Dubber (2012) heeft zeker bijgedragen voor meer aandacht in de media.

138

8.1 Woordgebruik

En: Deze discussie geeft aanleiding voor het op een rijtje zetten van alle argumenten.

Schrijf liever: Het onderzoek van Dubber (2012) heeft zeker bijgedragen aan meer aandacht in de media.

En: Deze discussie geeft aanleiding tot het op een rijtje zetten van alle argumenten. Noteer tijdens het schrijven in een aparte lijst de werkwoorden en hun vaste voorzetsel waarover je twijfelde.

Oefening 8F Door welk voorzetsel moet het onderstreepte voorzetsel worden vervangen? Zoek het antwoord zo nodig op in het woordenboek of op internet. 1 Hij wil een zo goed mogelijke analyse geven over de vooroordelen. 2 Langer lezen draagt alleen bij voor de diepgang. 3 Andersdenkenden kunnen als een vijand beschouwd worden voor hun regeringsmethode. 4 Een slechte relatie tussen politici en journalisten kan een ander nadelig gevolg zijn met het publiceren van vuilnisbaknieuws. 5 De verdeling van de nutsfactoren heeft sinds de implementatie van de staatse economie voor veel wrevel geleid. 6 De economie is onder te verdelen tussen insiders en outsiders. 7 De lacunes in de verstandhouding hebben de lidstaten vrij spel verschaft te tornen met gegevens. 8 Het democratische aspect is er niet zozeer om de burgers toe te laten treden in de politiek. 9 Zij verzinnen strategieën tot het bereiken van een groot publiek. 10 Dat komt doordat deze kringstroom met de klok mee loopt en zo een veld tegengesteld tegen dat van het aardmagnetisch veld creëert. De antwoorden bij deze oefening vind je op de website.

139

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

Via de website vind je lijsten met werkwoorden en hun vaste voorzetsels op Collegenet en Wikipedia. Je kunt de lijsten zelf uitbreiden met de combinaties die je tegenkomt en niet goed kent.

Vertaal correct Voor veel studies geldt dat de meeste teksten die je leest in het Engels geschreven zijn. Wanneer je onvoldoende afstand neemt van die teksten, is de invloed van het Engels vaak terug te vinden in de teksten die je zelf schrijft: je vertaalt bijvoorbeeld te letterlijk of gebruikt niet-Nederlandse zinsconstructies. Je kunt vrijwel nooit een letterlijke vertaling geven. Maak daarom een tussenstap: vertel een Engelse tekst eerst in je eigen woorden na en zet hem daarna zo op papier. Op die manier neem je afstand van de brontekst. Aandachtspunten bij het vertalen zijn: ■ Let op het hulpwerkwoord in de passieve vorm. Gebruik wordt om are te vertalen en werd of is om were te vertalen: On the day of the experiment the participants were asked not to smoke, drink alcohol or use deodorants. Aan de deelnemers werd gevraagd om niet te roken, geen alcohol te drinken en geen deodorant te gebruiken.

■ Woorden als suggesting, connecting, behaving worden in het Engels lang niet altijd gebruikt als tegenwoordig deelwoord. Vaak kun je ze dan ook niet vertalen met één woord (suggererend, verbindend, gedragend), maar moet je er een zin van maken: In Alzheimer patients the positive effect of physical activity on general fitness, cognitive functions and overall physical well-being was found, suggesting that a number of symptoms of Alzheimer’s disease may be reduced by participating in a programme. Ook bij patiënten met de ziekte van Alzheimer is er een positief effect gevonden van fysieke activiteit op fitheid, cognitie en fysiek functioneren. Dit suggereert dat een aantal symptomen van alzheimer verbeterd kan worden door deel te nemen aan een trainingsprogramma.

Schrijf dus niet: Ook bij patiënten met de ziekte van Alzheimer is er een positief effect gevonden van fysieke activiteit op fitheid, cognitie en fysiek functioneren, suggererend dat een aantal symptomen van alzheimer verbeterd kan worden door deel te nemen aan een trainingsprogramma.

140

8.1 Woordgebruik

■ Let op de valse vrienden. Het ligt misschien voor de hand woorden als to find, to control, heroine, concrete en ordinairy vrijwel letterlijk in het Nederlands om te zetten, maar vinden, controleren, heroïne, concreet en ordinair hebben een andere betekenis. Je vindt een uitgebreide lijst valse vrienden via de website. ■ In het Engels gebruik je vaak de toevoeging more om een adjectief te versterken: more sensitive, more interesting. In het Nederlands vorm je de comparatief doorgaans door er toe te voegen. Schrijf dus niet: meer sensitief, meer interessant

Schrijf liever: sensitiever, interessanter

Oefening 8G Welke vertaalfouten staan er in de volgende zinnen? Herschrijf ze in correct Nederlands. 1 Is het doordat iemand die bier heeft gedronken een hogere lichaams­ temperatuur heeft? 2 Dit onderzoek wordt vervolgd om zeker te zijn dat het niet door bepaalde stoffen komt die alleen in bier zitten. 3 Zijn malariamuggen ook meer aangetrokken tot personen die bier hebben gedronken? 4 Bestudeerd is ook het effect van de hiv-proteaseremmers op de activiteit van Saps 1-6. 5 Werkend aan het hof van Karel de Tweede als patroon van Shaftesbury maakte Locke mee dat met de monarchie de Anglicaanse kerk hersteld werd. 6 In de Duitse variant wordt het West-Duitse consumentisme getoond en is Nederland meer serieus en zuinig. 7 Als gevolg heeft Griekenland een relatief sterke inflatie gekend. 8 Gebaseerd op eerdere onderzoeken werd er verwacht dat de jongste leeftijdsgroep relatief meer aandacht zou besteden aan opvallende formele kenmerken. 9 Verse fecaliën worden gecollecteerd en dan via het lab geteld voor het aantal parasieten. 10 We weten dat donkere energie heel even verdeeld is over het universum. De antwoorden vind je op de website.

141

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

Op de website kun je extra oefenen met het correct vertalen uit het ­Engels. Ga naar de website en doe de vocabulairetoets van de Taalwinkel. Deze toets gaat niet over de grootte van je vocabulaire, maar over je voorkeur voor bepaalde woorden.

8.2

Taalfouten In deze paragraaf wordt een aantal veelvoorkomende taalfouten in academische teksten behandeld. Wees alert op deze fouten in je teksten.

Oefening 8H Kun je benoemen waarom de volgende zinnen niet correct zijn? 1 Aspartyl-proteinase Sap wordt bepaald door minstens tien Sap-genen en zijn geïdentificeerd als de grootste virulentiefactoren van OPC. 2 Als men kijkt naar een driehoek kijken in een 2-dimensionaal vlak kijken met een x-as en een y-as, dan is een driehoek pas bij een rotatie van (2n)/3 weer een driehoek en bij alle andere rotaties niet, tenzij we de assen meedraaien. 3 De prevalentie van de ziekte van Alzheimer stijgt sterk met de leeftijd: van 0,6% op 65-69-jarige leeftijd tot 22,2% op een leeftijd boven de 90 jaar (Lobo et al., 2000) en komt ongeveer anderhalf keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (Gao, Hendrie, Hall & Hui, 1998). 4 De relativiteitstheorie is een belangrijke theorie. Het beschrijft het gedrag van materie bij extreem hoge snelheden. 5 Renan koppelt in zijn onderzoek de taal aan de karakter van een volk. De antwoorden vind je op de website.

Gebruik de juiste persoonsvorm Bekijk de volgende zin: Voordat er meetkunde werd toegepast in de kunst, maakte kunstenaars vaak gebruik van eigen waarnemingen voor de toepassing van perspectief.

In deze zin is de persoonsvorm maakte niet correct omdat het onderwerp, kunstenaars, meervoud is. De persoonsvorm en het onderwerp moeten con­ gruent zijn. Soms is het lastig te bepalen wat de congruentie is tussen de per-

142

8.2 Taalfouten

soonsvorm en het onderwerp. Is het een aantal is of een aantal zijn? Veel taalgebruikers twijfelen bij dit soort constructies of ze de persoonsvorm in het enkelvoud of meervoud moeten zetten. Raadpleeg de website voor een lijst met veelvoorkomende twijfelgevallen (en uitleg daarover). Sommige congruentiefouten ontstaan doordat in langere en complexere zinnen het onderwerp gescheiden is van de persoonsvorm, terwijl die in spreektaal vaak vlak bij elkaar staan. Dat wordt duidelijk in de volgende zin: In het vervolgonderzoek moet er gekeken worden of andere ziektes die ook veroorzaakt worden door de gistcellen Candida albicans behandeld kan worden door deze hiv-proteaseremmers.

De onderstreepte tussenzin scheidt de persoonsvorm en het onderwerp. Tegen de tijd dat hij de persoonsvorm opschreef, was het kortetermijngeheugen van de schrijver van deze zin kennelijk al kwijt dat het onderwerp meervoud was. Zet de persoonsvorm en het onderwerp zo veel mogelijk bij elkaar. De zin wordt dan niet alleen prettiger om te lezen, maar je voorkomt er ook con­ gruentiefouten mee.

Via de website vind je meer oefeningen met congruentie.

Oefening 8I Welke congruentiefouten zijn gemaakt in de volgende zinnen? Wat is de correcte vorm? 1 Het aantal muggen dat naar de proefpersonen gingen, werden bijgehouden. 2 De media heeft invloed op de kijker. 3 Hiervoor wordt eerst de eigenschappen van de spoel om het kwartskristal bepaald. 4 De intermediair merkt op dat er in 2008 niet zoveel met de bewoners is gecommuniceerd, waardoor de bewoners het proces kwijtraakte. 5 Door de jaren heen is dit criteria gewichtiger geworden. 6 Er moet onderzocht worden of andere stoffen in bier, afgezien van alcohol, effect kan hebben op muggenbeten. 7 In deze tekst wordt uitgelegd hoe eerst Napoléon Bonaparte en later koning Willem I dergelijke crises die woedde in Nederland in de negentiende eeuw ‘oplosten’.

143

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

8 De cryomicrotome, in combinatie met een high-resolution camera, leveren echter afbeeldingen met een veel hogere resolutie dan andere technieken. 9 Maatschappelijke processen tezamen vormen de sociogenese die van invloed zijn op de ontwikkeling van de geest, de psychogenese. 10 Omdat de productie van een Higgsboson niet vaak voorkomt en dezelfde vervalproducten ook een andere herkomst kan hebben, is het nodig om gebruik te maken van statistische analyse bij een groot volume van botsing. De antwoorden vind je op de website.

Op de website vind je een extra oefening met congruentiefouten.

Let op correcte zinsbouw Dankzij de computer is het tegenwoordig heel eenvoudig om zinnen te veranderen; je hoeft ze niet helemaal opnieuw uit te schrijven. Zorg wel dat het uiteindelijke resultaat een goedlopende zin is. Als je niet goed oplet, staat er een woord te veel of te weinig of klopt de volgorde niet meer. We spreken dan van een ontspoorde zin: Hierdoor is de gemiddelde afstand in de praktijk is dus groter dan de 2,11 meter die we hebben gebruikt als gemiddelde waarde.

Een woordvolgordefout die veel voorkomt in academische teksten, is: Echter blijkt dat er ondanks het bestaan van gedragscodes nog steeds onethische beslissingen worden genomen.

Meestal gebruiken we echter midden in de zin: Ondanks het bestaan van gedragscodes blijken er echter nog steeds onethische beslissingen te worden genomen.

Wil je een zin toch met echter beginnen (bijvoorbeeld om een contrast te benadrukken), plaats dan een komma direct achter echter en zet de persoonsvorm op de derde plaats en niet op de tweede: Echter, het blijkt dat er ondanks het bestaan van gedragscodes nog steeds onethische beslissingen worden genomen.

144

8.2 Taalfouten

De invloed van het Engels is de oorzaak van de foute zinsbouw in de volgende zin: In de afgelopen jaren, mede door de kredietcrisis, is de beroepsgroep accountancy verweten dat ze het verschil tussen recht en krom niet meer zag.

Op een enkele uitzondering na staat de persoonsvorm in een Nederlandse hoofdzin op de tweede plaats, niet op de derde: Mede door de kredietcrisis is de beroepsgroep accountancy in de afgelopen jaren verweten dat ze het verschil tussen recht en krom niet meer zag.

Oefening 8J Herschrijf de volgende zinnen. 1 Echter zijn er steeds meer aanwijzingen voor dat metingen van verschillende dierproeven verschillende aspecten en soorten van angst, en presumptief ook verschillende neuronale circuits weerspiegelen (File, 1991, 1996; Belzung en Le Pape, 1994, allen aangehaald in Kalinichev et al., 2002). 2 Hij zegt dat in tijden dat het slechter gaat in de islamitische wereld, wijzen de Arabische landen altijd in de richting van het Westen. 3 Het beschavingsproces is volgens Elias veranderd op sociaal en individueel vlak en zijn op elkaar van invloed. 4 Kant stelde dat ethisch handelen kon gedefinieerd worden als handelen volgens regels die algemeen geldig zouden kunnen zijn. 5 Het grootste verschil tussen de twee visies is dat de analytische versie ervan uitgaat dat het beleidsproces gebaseerd is op rationaliteit, een logisch proces, doordenken, zorgvuldigheid, kennistoepassing, onderzoek, orde en harde feiten. In tegenstelling tot de politieke visie die ervan uitgaat dat het beleidsproces gebaseerd is op objectieve strijd en is een proces van onderhandeling, coalitievorming en opinievorming. 6 De beleidswetenschapper brengt bij elkaar kennis (of deskundigen) met betrekking tot bepaalde maatschappelijke problemen en beleids­ makers. 7 Toch het blijkt uit de revolutie van 1848 dat de democratische idealen van de Franse Revolutie inspirerend bleven. 8 17 juli meldde de linkse regeringspartij over de 11,5 miljard aan bezuinigingen waaraan het de komende twee jaar moet voldoen in ruil voor steun van het IMF en de Europese Unie dat het vrijwel onmogelijk wordt hierop antwoord te geven.

145

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

9 Het onderzoek van Smeets sloot zich hierbij aan en had nog als toevoeging dat de woorden met een hoge mate van stress waren ook beter onthouden dan degene met een lagere mate. 10 Kernwoorden bestaan ook online maar worden lezers er daar minder aan blootgesteld. De antwoorden vind je op de website.

Op de website vind je een extra oefening voor de correcte opbouw van zinnen.

Let op correcte samentrekking We korten een tekst in door woorden, zinsdelen en soms zelfs hele zinnen samen te trekken. We doen dat omdat veel zinnen anders onnodig lang of saai worden. Bijvoorbeeld: Locke beargumenteert dat geloof nooit willekeurig is, maar dat geloof een uiting van innerlijke oprechtheid is. Locke beargumenteert dat geloof nooit willekeurig is, maar een uiting van innerlijke oprechtheid.

Je kunt echter niet willekeurig elke zin of elk zinsdeel samentrekken. Waarom is de samentrekking in de volgende zin niet correct? Het laatste boek dat een pleidooi inhield voor de vrijheid van denken, niet alleen wat betreft godsdienst maar ook wat betreft politiek, werd een schandaal in de Republiek en verboden.

Misschien herken je de fout niet onmiddellijk, maar zie je wel dat er iets vreemds is met deze zin. De samentrekking werd een schandaal in de Republiek en verboden is niet correct. Werd is een koppelwerkwoord in het zinsdeel werd een schandaal en een onderdeel van het naamwoordelijk gezegde. Het laatste boek werd een schandaal in de Republiek.

In het zinsdeel werd verboden van de volgende zin is werd een hulpwerkwoord van de lijdende vorm en een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde: Het laatste boek werd verboden.

146

8.2 Taalfouten

Werd heeft dus niet dezelfde grammaticale functie: het is een deel van een werkwoordelijk gezegde in het tweede deel van de samentrekking en een deel van het naamwoordelijk gezegde in het eerste deel van de samentrekking. Beide delen van de zin moeten daarom volledig worden weergegeven: Het laatste boek dat een pleidooi inhield voor de vrijheid van denken – niet alleen wat betreft godsdienst maar ook wat betreft politiek – werd een schandaal in de Republiek en het werd daarom verboden.

Een voorbeeld van een samentrekking waarin de samengetrokken delen niet dezelfde vorm hebben is: In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven en de belangrijkste punten toegelicht.

De correcte vorm is: In het jaarverslag wordt een samenvatting gegeven en worden de belangrijkste punten toegelicht.

In het eerste deel van de samentrekking is de persoonsvorm enkelvoud (wordt) en in het tweede deel meervoud (worden). Daarom moet je de zin voluit schrijven. Een voorbeeld van een samentrekking waarin de samengetrokken delen niet dezelfde betekenis hebben, is: De soldaten van deze eenheid staken onschuldige inwoners neer en hun huizen in brand.

Iemand neersteken is iets anders dan iets in brand steken. Dus moet je schrijven: De soldaten van deze eenheid staken onschuldige inwoners neer en staken hun huizen in brand.

Let er bij het samentrekken van informatie op dat: ■■ de samen te trekken delen dezelfde grammaticale functie hebben; ■■ de samen te trekken delen dezelfde vorm hebben; ■■ de samen te trekken delen dezelfde betekenis hebben.

Via de website vind je meer oefeningen met samentrekkingen.

147

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

Oefening 8K Wat is er samengetrokken in de volgende zinnen? Is de samentrekking correct of niet? Waarom niet? 1 Hij beschrijft hierin de essentie van het maatschappelijk contract en bekritiseert Locke de koning. 2 Hoewel logisch is deze constatering voor dit betoog van belang. 3 Deze arenavorming kan zowel gezien worden als een horizontale - als een verticale verschuiving van de politiek. 4 Verder wordt er naar de soortelijke waarde van staal gekeken en blijkt niet significant te zijn. 5 Hierin was met name het ethisch en professioneel handelen van ­accountants een veelbesproken issue. 6 Een klein deel van de geaccelereerde deeltjes komt met grote snelheden in botsing met zuurstof en stikstofmoleculen. 7 De gasreuzen zijn het grootst en zijn er erg veel van. 8 In de rest van dit werkstuk definieer ik leven als iets wat zich kan voortplanten en groeit. 9 Er ontstaat een grote explosie waar veel straling bij vrijkomt en tot ver in de kosmos gezien kan worden. 10 Dit zijn situaties bij snelheden die laag zijn in vergelijking met de lichtsnelheid en op een dusdanig grote schaal dat de interacties tussen de atomaire deeltjes te verwaarlozen zijn. Ga naar de website voor de antwoorden.

Gebruik correcte verwijswoorden Oefening 8L Waarom zijn de onderstreepte verwijswoorden in de volgende zinnen niet correct? Waardoor moet je ze vervangen? 1 Hiervoor gebruikt hij Cromers boek die is gebaseerd op Cromers ervaringen in Egypte. 2 Bij het onderzoek naar adhesie had Ritonavir een groter effect dan Saquinavir, dat op haar beurt ook een groter effect had dan Indinavir. 3 Spinoza verachtte zaken als bijgeloof wat door de kerk vaak verkondigd wordt als deel van het geloof en door het volk wordt gevolgd. 4 De overheid liet zijn aanwezigheid in het maatschappelijk leven zien door zich bijvoorbeeld met de belastingheffing, onderwijs en volks­ gezondheid bezig te houden.

148

8.2 Taalfouten

5 De laatste groep zijn de meer of minder geschoolde politici welke met grote trefzekerheid een negatief beeld in woord en geschrift neerzetten. De antwoorden vind je op de website. De belangrijkste regels voor het correct verwijzen nog eens samengevat: ■■ Verwijs naar de-woorden met die of deze. ■■ Verwijs naar het-woorden met dit of dat. ■■ Verwijs naar een hele zin of een deel van een zin met wat. Bijvoorbeeld: Zoals hierboven genoemd leefden de Khoikhoi op een semi-nomadische wijze, wat inhield dat zij ’s zomers dicht langs de kusten leefden en in de winter verder landinwaarts.

Verwijs ook met wat naar onbepaalde woorden als alles, niets, iets en veel: Verder kunnen we concluderen dat het paarvormingseffect met behulp van een neutronenbron en een HPGe-detector waar te nemen is; iets wat ons inderdaad is gelukt.

Naar de superlatief (het mooiste, het leukste, het enige) wordt eveneens verwezen met wat: Het enige wat bij deze meting is op te merken, is dat er ook een aantal niet-geïdentificeerde andere pieken te zien zijn.

Verwijs naar mannelijke en onzijdige woorden met zijn en naar vrouwelijke woorden met haar. Aan het lidwoord de, dat zowel voor mannelijke als vrouwelijke woorden wordt gebruikt, kun je het geslacht van het woord echter niet aflezen. Is het bijvoorbeeld de gemeente en haar inwoners of de gemeente en zijn inwoners? Controleer bij twijfel altijd wat het geslacht van een de-woord is als je ernaar wilt verwijzen.

Gebruik liever die dan welke. Welke is misschien niet fout, maar het is wel een archaïsch woord (zie ook paragraaf 6.3), dat uit de toon valt bij de rest van je tekst. Schrijf dus niet:

149

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

In deze paragraaf staan vijf resultaten centraal welke van belang zijn voor vervolgonderzoek.

Schrijf liever: In deze paragraaf staan vijf resultaten centraal die van belang zijn voor vervolgonderzoek.

Via de website vind je meer oefeningen met verwijswoorden.

Oefening 8M Corrigeer de incorrecte verwijswoorden in de volgende zinnen. 1 Candida albicans is de meest voorkomende opportunistische gistsoort dat vooral in de huid, de mondholte en het darmstelsel voorkomt. 2 Dit hypothese werd gesteund door de resultaten. 3 In deze paragraaf wordt gekeken naar het effect die de hiv-proteaseremmers hebben op de fagocytose van de Candida albicans. 4 In het eerste geval is de extra afstand dat een muon en zijn impuls afleggen 1.44 meter. 5 In dit verslag wordt onderzocht in hoeverre de accountants in staat zijn om te bepalen wat wel en niet ethisch acceptabel is bij de uitoefening van zijn beroep. 6 Dit is een vraag wat ik zal proberen te beantwoorden. 7 De belangrijkste graadmeter voor wetenschappelijk succes is de plek op de International Citation Index, welke gedomineerd wordt door Engelstalige vakbladen. 8 De staat raakte verwikkeld in veel vormen van rent reeking en het werd stroperig in haar handelen. 9 Het SGP ontleent haar bestaan vooral aan de laatste criteria. 10 Deze toename van actualiteit heeft tot twee ontwikkelingen geleid wat de macht van de besluitvorming heeft veranderd. Ga voor de antwoorden naar de website.

Op de website kun je extra oefenen met verwijswoorden.

Gebruik het juiste lidwoord Het juiste gebruik van de lidwoorden de en het in combinatie met een substantief leer je als kind spelenderwijs. De regel is dat vrouwelijke woorden (aangeduid met [v]) en mannelijke woorden ([m]) het lidwoord de krijgen, en onzij-

150

8.2 Taalfouten

dige – neutrale – woorden het lidwoord het. Het is echter lastig om af te leiden of een woord vrouwelijk, mannelijk of onzijdig is. Voor studenten van wie het Nederlands niet de eerste taal is, is het dan ook erg lastig om te bepalen welk lidwoord ze moeten gebruiken. Als je weet dat je regelmatig fouten maakt met de of het, controleer dan op de website woordenlijst.org (het online Groene Boekje) wat het geslacht van het woord is.

obiaman [obia·man], de [m.], obiamannen [obia·man·nen] object [ob·ject], het, objecten [ob·jec·ten] objectie [ob·jec·tie], de [v.], objecties [ob·jec·ties] Bron: http://woordenlijst.org/voorvoegsel/o

Een andere optie is je teksten speciaal op het correcte gebruik van de en het te laten nalezen door iemand die goed in de Nederlandse taal is. Het gebruik van het-woorden kun je oefenen met het boekje Het is te doen. Lijst van het-woorden met oefeningen voor anderstaligen (Hoefnagel, 2008).

Via de website vind je een grammaticatoets van de Taalwinkel en een hbotoets.

Opdracht 8A In de volgende zinnen staan verschillende soorten taalfouten. Corrigeer de zinnen. 1 In 1790 opperde de Engelse geoloog Michell en de Franse wiskundige Laplace het bestaan van onzichtbare sterren. 2 Ze kunnen maximaal 2n3 elektronen bevatten waarbij n niet groter als vier mag zijn. 3 Een ruimtekolonie bezit een ongekend hoge groeipotentieel. 4 De wetenschapskatern van het NRC bericht over Elbaz’ studie van de quasar. 5 Bij de quintessence kan wq veranderen en hangt af van tijd en ruimte. 6 De classificaties van een planeet zijn opgesteld in 2006 door de International Astronomical Union (IAU): ■ Is in een baan rond de zon; ■ Heeft genoeg massa om een ronde vorm te krijgen en te behouden; ■ Is gravitationeel dominant in de baan rond de zon.

151

hoofdstuk 8  Reviseren: correct formuleren

7 Dit betekent immers dat de golflengte in de ijktrilholte past en kan er een frequentie worden afgelezen. 8 Het tijdsverschil wat gemeten wordt tussen deze twee registraties, geeft de levensduur van het muon. 9 Verder wordt er naar de soortgelijke waarde van staal gekeken en blijkt niet significant te zijn. 10 Heisenberg dacht zelf dat deze onnauwkeurigheden ontstonden doordat de meting van de ene grootheid de andere verstoorde, zoals de impuls van een elektron verandert, wanneer bij het bepalen van de positie van dat elektron door een foton tegenaan te schieten. Voor een uitgebreidere uitleg bij bovenstaande en allerlei andere ­lastige taalkwesties kun je terecht op de site van de Taaladviesdienst van het ­genootschap Onze Taal, een vereniging van taalliefhebbers; zie https:// onze­taal.nl.

Opdracht 8B Controleer een tekst waaraan je op dit moment werkt op woordgebruik en correcte formuleringen. 1 Markeer alle woorden en formuleringen waarover je onzeker bent. 2 Wissel je tekst uit met die van een medecursist en beoordeel de onderstreepte passages. 3 Noteer bij eventuele fouten het juiste woord of de correcte formulering. 4 Bespreek samen de resultaten en pas je tekst indien nodig aan. 5 Noteer wat jouw aandachtspunten zijn, zodat je daarop bij de volgende teksten die je schrijft extra kunt letten.

152

9

Spelling en interpunctie Ook in dit hoofdstuk staat de correctheid van je tekst centraal. Een perfecte spelling is in iedere academische tekst een vereiste. Wanneer je een tekst inlevert met spelfouten, maakt dat een slordige indruk en bovendien vallen ze de lezer ervan waarschijnlijk als een van de eerste zaken op. Het is het bekende verhaal van de spelfouten die als eerste selectiecriterium bij een stapel sollicitatiebrieven worden gebruikt. Of je goed hebt geparafraseerd, een heldere opbouw hebt gekozen voor het beantwoorden van de centrale vraag en correct hebt verwezen, valt pas in tweede of derde instantie op. Het is goed om je dat te realiseren, vooral als je weet dat je regelmatig spelfouten maakt. Van veel kwesties is het ondoenlijk de regels te leren; daarvoor zijn ze te complex. Ons doel is je bewust te maken van deze complexiteit en van het feit dat de spelling van een groot aantal woorden niet via de spellingchecker te controleren is. Met de oefeningen in dit hoofdstuk leer je hoe je de juiste spellingswijze wel kunt achterhalen. De meest gemaakte ‘fouten’ in academische teksten blijken echter interpunctiefouten te zijn. We zetten het woord ‘fouten’ hier tussen aanhalingstekens, omdat er voor het juiste gebruik van punten, komma’s en puntkomma’s geen vaste regels en voorschriften bestaan, zoals voor de spelling. Dit is een van de redenen dat punten en komma’s vaak willekeurig en naar eigen smaak gebruikt worden. Dat is jammer, want wanneer je interpunctie weloverwogen gebruikt, ben je de lezer tot steun. Je kunt met interpunctie namelijk duidelijk maken welke informatie bij elkaar hoort en welke niet en hoe iets gelezen moet worden. Daarom lees je in dit hoofdstuk niet alleen hoe je de juiste spellingswijze kunt achterhalen, maar ook belangrijke adviezen voor een goed gebruik van interpunctie.

153

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

9.1

Spelfouten Een van de grote voordelen van schrijven met een computer is dat een goede spellingchecker heel veel spel- en typefouten herkent en deze aangeeft, zodat je ze kunt corrigeren. Realiseer je echter wel dat een spellingchecker niet alle spelfouten herkent.

Oefening 9A In de volgende zinnen staan fouten die niet altijd door een spellingchecker worden herkend. Herken jij ze? NB Je hoeft niet te letten op de spelling van de vaktermen. 1 Uit onderzoek is ook gebleken dat de fagocytose van Candida albicans door PMNLs niet wordt beïnvloedt door de hiv-proteaseremmers. 2 Voor het onderzoek hebben we de nieuwste versie van het dataverwerkingsprogramma ge-upgrade. 3 Omdat de hiv-protease en Saps tot de zelfde klasse van protease behoren, kan Saps geremd worden door hiv-proteaseremmers. 4 Cook’s sympathie gaat uit naar de tweede stelling. 5 Als de klokken beiden op hetzelfde moment starten, gaan ze met dezelfde snelheid en tijd draaien. 6 Voor het verzamelen van statistieken is het NSSG afhankelijk van het ministerie van Financiën. 7 Later in het 2e deel van het artikel verwijst Peters naar Renan, een Franse denker uit de 19e eeuw. 8 De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft de laatste jaren het feteren van artsen streng aangepakt en bedrijven beboet die onder andere hoge bedragen uitkeren aan artsen om bij hun promotieactiviteiten betrokken te zijn. Controleer je antwoorden op de website. Lees de uitleg van de fouten die je niet hebt herkend en maak de oefening nog eens.

Let op d/t De oorzaak van d/t-fouten is meestal dat we vanuit een automatisme de vorm opschrijven die we het meest gebruiken en die als het ware vooraan in onze hersenen ligt. Dat gebeurt ook bij schrijvers die de regels voor het gebruik van -d en -t uitstekend beheersen. Voor d/t-fouten geldt dus dat je er bewust op moet letten. Deze fouten komen vooral voor bij werkwoorden waarvan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord hetzelfde worden uitgesproken:

154

9.1 Spelfouten

Hij betaalt de rekening. De rekening is door hem betaald. Het is te begrijpen dat de situatie de patiënt verwart. Het is te begrijpen dat de patiënt door de situatie verward werd. Voor de operatie onthaart een verpleegkundige het bovenbeen. Voor de operatie werd het bovenbeen door de verpleegkundige onthaard.

Een spellingchecker rekent beide spellingswijzen goed, omdat ze allebei als correcte vorm bestaan. Alleen aan de context van de zin kunnen we zien welke van de twee vormen correct is. Het blijft dus een kwestie van alert lezen en je steeds afvragen: tegenwoordige tijd of verleden tijd? Voltooid deelwoord of persoonsvorm? Wil je je kennis van de regels achter -d of -t nog eens opfrissen? Op www.taalwinkel.nl kun je een college volgen over -d en -t.

Via de website vind je meer uitleg over en oefeningen met -d/-t. Wees bedacht op de juiste werkwoordsvorm van werkwoorden die beginnen met ge-, be-, ver-, her- en ont- (gelooft naast geloofd, belandt naast beland, vertelt naast verteld, herinnert naast herinnerd en ontvelt naast ontveld).

Oefening 9B Vul de laatste letter(s) in van de werkwoorden. 1 Naarmate het dier een hoger testosterongehalte heeft, verminder zijn weerstand tegen parasieten. . 2 Hiermee hebben we het experiment verander alleen voor de neutrale informatie. 3 Dat gel door 4 Helaas wordt de integriteit van de accountant beïnvloe ­bepaalde factoren. 5 Griekenland heeft te maken met een kapitalistische staatseconomie omtrent de gang van zaken en vrij waarbij de staat het beeld bepaal in zuiver economische verhandelingen. bepalend optree 6 Beheersing van de Engelse taal is een voorwaarde voor de internatio­nale wetenschap maar het gevaar is dat de nationale wetenschap , verschraal en verarm . vervlak

155

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

7 In het sleutelproject Chinatown is het van belang te benoemen of er sprake is van samenwerking of van conflict tussen de betrokkenen om en zo te kunnen analyseren wat er in onderlinge relaties gebeur waarom. staan, vertonen een grotere 8 Supernova’s die ver van ons verwijder roodverschuiving. uitgewei in een tak die zich bezighou met 9 Precies dit wor de transformatie van gas tot sterren. De antwoorden vind je op de website.

De spelling van Engelse werkwoorden De spelling van Nederlandse werkwoorden levert veel schrijvers problemen op, maar de spelling van Engelse werkwoorden die in het Nederlands ingeburgerd zijn, is nog moeilijker. Die regels zijn dermate lastig dat er in het Groene Boekje een apart hoofdstuk aan wordt gewijd. Is het ik heb geupgrade, ik heb upgegrade of ik heb geupgraad? Het juiste antwoord staat er niet bij. Dat luidt: ik heb geüpgraded. Ons advies is daarom: controleer de spelling van Engelstalige werkwoorden die we ook in het Nederlands gebruiken op de website woordenlijst.org.

Meer uitleg over de spelling van Engelse werkwoorden vind je via de ­website.

Oefening 9C Wat is het juiste alternatief? Soms zijn beide vormen correct. 1 De beleidsmedewerker van de gemeente lobbyde/lobbiede in Den Haag voor meer geld voor Jeugdzorg. 2 Als je de data savet/savete/saved, moet je ze wel een duidelijke naam geven. 3 We hebben die afbeeldingen van internet downgeload/gedownload. 4 De constructie waarbij dienstauto’s worden geleaset/geleased, is tegenwoordig heel populair. 5 Zij promootte/promote haar boek door een signeersessie. De juiste antwoorden vind je op de website.

156

9.1 Spelfouten

Los, aan elkaar of met een verbindingsstreepje? De regel voor het al dan niet aan elkaar schrijven van samengestelde woorden is op zich eenvoudig: schrijf zo veel mogelijk aan elkaar. Nederlands is net als het Duits een synthetische taal, wat betekent dat wij woorden die bij elkaar horen aan elkaar plakken: universiteitsbibliotheek, onderzoeksaanvraag, vragenlijst, emancipatiebeleid. Dit geldt niet voor het Engels. Dat is meer een analytische taal, waarin je samenstellingen van twee zelfstandig naamwoorden vaak los van elkaar schrijft: management course, peer group. De invloed van het Engels is echter sterk, waardoor veel Nederlandse schrijvers woorden los schrijven die eigenlijk aan elkaar horen. Een complicatie is dat de spellingchecker dit niet herkent. Belangen en behartiging bijvoorbeeld zijn immers twee correcte zelfstandig naamwoorden en de spellingchecker weet niet dat je eigenlijk belangenbehartiging bedoelt. Er zijn bovendien enorm veel uitzonderingen op deze regel, zoals: Tweede Kamerleden 24 uurseconomie twee derde

Een extra complicatie vormen woorden die (deels) uit Engelse woorden zijn samengesteld: accountmanager Dow-Jonesindex compact disc

Oefening 9D Welke ‘inconsequenties’ laten de bovenstaande voorbeelden zien? Probeer via de optie Leidraad op woordenlijst.org te achterhalen wat de regels zijn achter deze verschillen. Ga naar de website voor de antwoorden. Sommige samengestelde woorden krijgen om diverse redenen een verbindings­ streepje: e-mail anti-elitair Zuid-Holland politiek-ideologisch rooms-katholiek

jij-vorm Sint-Jozef regering-Reagan minister-president ex-gedetineerde

157

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

WAO-regeling tv-kijker

80-jarige

Daarnaast krijgen sommige samenstellingen een tussen-n of tussen-s. De regels hiervoor zijn erg complex en volgens sommigen ook inconsequent. In het Groene Boekje vind je bijvoorbeeld de volgende inconsequenties: geelachtig – jongensachtig liefdeloos – inhoudsloos raadgever – raadsman druggebruik – drugsgebruik (beide goed) spellingregel – spellingsregel (beide goed) boordevol – grotendeels

En om het nog complexer te maken, krijgen sommige samengestelde woorden een apostrof of trema: sms’je tv’loos AOW’er tetraëder

Via de website vind je meer uitleg over het al dan niet aan elkaar schrijven van samengestelde woorden. Raadpleeg bij twijfel over de spelling van een samengesteld woord de website woordenlijst.org.

Oefening 9E Beoordeel de spelling van de volgende woorden en samenstellingen. Je kunt daarbij gebruikmaken van woordenlijst.org, het Groene Boekje zelf of het Van Dale-woordenboek. 1 Het zelfde geldt voor de activiteit van de muggen. 2 Er moet onderzocht worden welke stof in bier hier voor zorgt. 3 De CO2 concentratie had geen gevolgen voor de activiteit van de muggen. 4 Hoe stress vol je situatie ook is, de meeste emotionele informatie zal je altijd kunnen terug roepen.

158

9.1 Spelfouten

5 De hoge druk en temperatuur zorgen ervoor dat twee waterstofatomen fuseren tot een helium atoom. 6 STAP heeft jaren lang gepleit voor een strenger alcoholbeleid. 7 De horizontale en verticale verplaatsing die nu plaats vindt, is dan ook niet per definitie goed of slecht. 8 Laswell stelt beleidswetenschappen voor als een probleem georiënteerd en multi methodisch vakgebied. 9 Daarnaast bespreekt hij nog enkele externe bronnen: archeologisch bewijs en geschreven bronnen uit andere niet-moslim gemeenschappen. 10 Ze werden dan ook weer gemeten op lichaam gewicht, hoek van borstspier en kam grootte. De antwoorden vind je op de website.

Wel of geen apostrof bij de bezits-s Schrijf de s aan het woord vast, tenzij het woord eindigt op een lange klinker of sisklank: Newtons wetten Arthurs ridders

Schrijf een apostrof voor de s als het woord eindigt op één lange klinker zonder accentteken: Spinoza’s opvatting Rothko’s werk Ceauşescu’s regime Stravinsky’s muziek

Let wel: het werk van Reve wordt ‘Reves werk’. De laatste e is hier geen ee, maar een zogenoemde stomme e of schwa. Schrijf een apostrof na de s als het woord eindigt op een sisklank (s, z, x, ce): Hobbes’ invloedrijkste boek Marx’ theorie Elbaz’ studie Joyce’ laatste romans

159

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Vele, velen Plaats een n achter woorden als sommige, vele, alle en beide als ze verwijzen naar personen en je ze zelfstandig gebruikt (dus zonder het zelfstandig naamwoord erachter): Cicero en Machiavelli schreven beiden over het republicanisme.

Maar: Beide auteurs schreven over het republicanisme.

Plaats geen n achter deze woorden als ze verwijzen naar zaken: De klok die links draait is nog dezelfde als een klok die rechts draait. Als ze beide op hetzelfde moment starten, gaan ze met dezelfde snelheid en tijd draaien.

Hoofdletter of niet? Omdat de regels voor hoofdlettergebruik zeer uitgebreid zijn, volstaan we hier met een oefening en een tip. Via de website vind je de regels.

Oefening 9F Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? Wat is de regel? 1 voltage 2 lorentzfactor 3 60 hz 4 middeleeuws 5 westerse waarden 6 noordpool 7 dopplereffect 8 ministerie van financiën 9 anglicaanse kerk 10 15 kelvin 11 heliumatoom (he) 12 islamitische tradities 13 joodse kiezers 14 koude oorlog 15 higgsdeeltje 16 Onze onderzoeksvraag is: wat is de gemiddelde snelheid van muonen die op de aarde afkomen? De antwoorden vind je op de website.

160

9.1 Spelfouten

Een uitgebreid overzicht van de regels voor het gebruik van hoofdletters vind je op woordenlijst.org.

Afkorten of voluit? Afkortingen als nl., bijv., m.n. en m.i. schrijf je in een wetenschappelijke tekst voluit. Afkortingen die we als één woord beschouwen, zoals wc, tv en havo, schrijf je als één woord zonder punten. Afkortingen van namen van instanties, bedrijven en wetten schrijf je zoals is bepaald door de instantie zelf. Let er daarbij op of je kleine of grote letters moet gebruiken: NS WAO Riagg btw

Voor eenheden gebruik je symbolen zonder punt: V m s €

Schrijf getallen onder de twintig bij voorkeur voluit, evenals tientallen onder de honderd en honderdtallen onder de duizend, duizendtallen tot twaalf duizend. Gebruik wel cijfers voor maten, temperaturen, gewichten, data en jaartallen. Dus: Op 5 januari 1587. De standaarddeviatie is 6.42 ns. De afstand die wordt afgelegd, is 10 km. De spanning hierover was 670 V.

Wanneer je in een tekst of zin zowel getallen boven als onder de twintig noemt, kies je voor het principe van consequentie en schrijf je alles in cijfers: 25 deelnemers werden toegewezen om bier te consumeren en de overgebleven 18 kregen water.

15%, 15 procent of vijftien procent? Alle drie zijn te verdedigen. Lees er meer over op de website van de Taaladviesdienst (je vindt een link op de site).

161

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Oefening 9G Beoordeel het gebruik van cijfers, getallen en symbolen in de volgende zinnen. 1 De levensduur meten we met 1 detector. 2 Wij nemen voor de fout drie keer de standaarddeviatie. 3 De totale overheidsschuld dient onder de zestig procent te blijven. 4 Er was echter een revisie nodig van de militaire uitgaven van gemiddeld 60 procent. 5 Dat betekent dat 99,5% van de punten binnen dit meetpunt ligt. 6 De afstand tussen twee detectoren is 2,05 meter. 7 Wij hadden heel veel metingen bij de snelheidsmeting, ongeveer 60000. 8 Het verschil in afstand tot de fotomultiplier tussen de eerste en de tweede kruismeting is 1,15 m. 9 De foutmarge hebben we in experiment 1 bepaald. 10 Dit is elf keer de gemiddelde levensduur van de muon. 11 Dit is een factor 20 te kort. 12 De massa van een neutronenster is drie keer groter dan die van de zon maar een neutronenster heeft een straal van ongeveer tien kilometer. 13 Met deze 2 waardes kunnen we met formule 1 de golflengte berekenen. 14 Om een versterking van honderd maal te hebben wordt er voor R1 1 K Ohm en R2 100 K Ohm gebruikt. 15 Hierbij werden de ratten uit de MS-groep vanaf dag twee van hun moeder gescheiden tot dag 21. De antwoorden vind je op de website.

Let op het juiste gebruik van accenten en trema’s De Nederlandse taal telt heel wat woorden die we met een accent of trema schrijven. Een goede spellingchecker geeft het aan als je een accent of trema vergeet.

Oefening 9H Voeg de ontbrekende accenten en trema’s toe. 1 Eveneens beginnen geleerden, mensen, culturen en talen in hierar­chieen te plaatsen. 2 Een emotioneel verhaal in combinatie met stress is een manier om een beter leereffect te creeren. 3 Hall en Soskice benadrukken dat dit te maken heeft met de coordinerende functie van de economie.

162

9.1 Spelfouten

4 De staat voorziet in de financieringswensen van enkele grote bedrijven. 5 Ook is gekeken wat voor percentage vals geheugen er gecreeerd werd. 6 Ibn Hisham zou zich slechts beperkt hebben tot het werk van een van zijn voorgangers. 7 Volledig indruisend tegen het intuitieve begrip dat men van zwaarte­ kracht heeft, blijkt dat op kosmische schaal onverwachte dingen opgaan. 8 De kringstroom groeit 3 a 12 uur na aanvang van een geomagnetische storm. 9 De amperemeter die we gebruikten, was niet nauwkeurig genoeg. 10 Daarmee is het verschijnsel deja vu nog niet verklaard. Op de website vind je de juiste antwoorden en de regels die erbij horen.

Via de website vind je toetsen met lastige spellingkwesties.

Groene spelling, witte spelling of voorkeursspelling? De laatste decennia zijn verschillende veranderingen in de spelling van de Nederlandse taal doorgevoerd. Zo bestond van 1954 tot 1996 naast de voorkeurspelling een toegestane spelling, waardoor bijvoorbeeld bureau en buro naast elkaar bestonden. Tot op de dag van vandaag denken sommige moedertaalsprekers dat die keuzevrijheid nog steeds bestaat, maar dat is niet het geval. Ook in academische teksten zie je die verwarring soms nog terug. De toegestane spelling verdween en er bleef één spelling over, de voormalige voorkeurspelling. Er veranderden wel een paar regels, waaronder de regels voor de tussen-n bij samenstellingen en het koppelteken dat het trema verving bij klinkerbotsing (zee-egel in plaats van zeeëgel). Op de regels voor de tussen-n kwam veel kritiek: ze waren voor de meeste taalgebruikers ondoorgrondelijk en inconsequent. Ook na een aanpassing in de nieuwste editie van het Groene Boekje (2005) bleven er veel inconsequenties in deze regels die vaak tegen het taalgevoel indruisen. Daarom lieten enkele Nederlandse kranten en tijdschriften het Witte Boekje opstellen, waarin men trachtte deze inconsequenties op te lossen. Bij de overheid en in het onderwijs blijft echter tot op de dag van vandaag het Groene Boekje de norm. Ook wij gaan uit van de schrijfwijze zoals die in het Groene Boekje van 2005 staat vermeld.

Op de website vind je een link naar de site van het Groot Dictee der ­Nederlandse Taal, waar je jezelf kunt testen en online kunt meespelen. Je kunt je gratis abonneren op de website http://beterspellen.nl en krijgt dan elke dag een spellingstestje toegestuurd met uitleg van de regels.

163

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Oefening 9I Corrigeer de verschillende soorten spelfouten in de volgende zinnen. 1 Om de late jaren negentig was er een groot onderzoek naar type I a supernovae. Dit zijn supernova’s gevormd uit witte dwergen. 2 Maar nu blijkt uit de quantummechanica dat Einsteins idee van een kosmologische constante er niet ver naast zat, zei het dat deze nu een geheel andere achtergrond krijgt. 3 Voordat we de algemene relativiteitstheorie kunnen behandelen, hebben we eerst wat informatie nodig over Einsteins eerste theorie: De relativiteitstheorie. 4 Wij kunnen deze ruimtekolonieen sneller bevoorraden dan kolonieen op de Maan en Mars. 5 Het is nog moeilijk te zeggen of we te maken hebben met een combinatie van electronen en ionen of een plasma van electronen en positronen. 6 Het aardmagnetisch veld heeft twee polen beiden in de buurt van de echte polen. 7 Rome’s verleden is nog steeds de grootste attraktie van de stad. 8 Hoewel deze aanvaring de relatie niet bevordert heeft, is de diplomatieke verstandhouding wel verbetert in de laatste decennia. 9 Tijdens de Tweede wereldoorlog verbleef Koningin Wilhelmina in Groot Brittanie. 10 Het is juridisch bijv. niet mogelijk om deze procedure te schrappen. De antwoorden vind je op de website.

9.2

Het gebruik van leestekens Veel schrijvers maken vrij willekeurig gebruik van leestekens. Dat is jammer want een goed interpunctiegebruik bevordert de leesbaarheid van de tekst.

Oefening 9J Welke leestekenfouten zijn gemaakt in de volgende zinnen? 1 Deze verdeling van functies was gunstig voor de middenklasse zij hadden namelijk de overhand in de handel. 2 Candida albicans is de meest voorkomende gistsoort op de huid in de mondholte en in het darmstelsel. 3 Wanneer iemand met stress in aanraking komt worden bepaalde hersendelen actiever.

164

9.2  Het gebruik van leestekens

4 Er wordt gesteld dat natuurwetten invariant zijn onder invloed van tijd voor zover men dat kan nagaan. 5 De belle époque een tijd van onbezorgdheid en grote ontdekkingen in Europa is een benaming voor de periode 1870-1914 uit de Franse geschiedenis die uitgebreid is naar de Europese geschiedenis. 6 De kans dat een systeem in staat van orde verkeert, is dus vele malen kleiner! 7 Het “dominante” Westen wilde de Arabische wereld ontsluieren, maar in plaats daarvan heeft het er juist voor gezorgd dat er verzet ontstond bij de bevolking. 8 Volgens Cook heeft het noteren van muziek drie doeleinden; het conserveren van muziek, het communiceren van muziek en het behouden van muziek. De antwoorden vind je op de website. Lees de uitleg bij zaken die je lastig vindt nog eens door en maak de oefening opnieuw. Voor een uitgebreide uitleg van het juiste gebruik van de leestekens kun je de website www.taalwinkel.nl of het boek Leestekenwijzer van P.J. van der Horst raadplegen. Hierna staan in een notendop de belangrijkste adviezen.

Zet de punt op de juiste plek Achter een hoofdzin moet een punt staan. Als je de volgende zin voorleest, hoor je dat het onnatuurlijk klinkt als je geen pauze laat vallen tussen twee hoofdzinnen: Tegenwoordig neemt de bierconsumptie toe in malariagebieden, daarom is het onderzoek van belang.

Je kunt hoofdzinnen door woorden als en, of, maar en want met elkaar verbinden tot zogenoemde samengestelde zinnen. In dat geval zet je er geen punt tussen. Zinnen kunnen dus niet met een van deze woorden beginnen. In de volgende zin is de punt te snel gezet: Janssen heeft een experiment gedaan met 65 vrijwilligers, bestaande uit 33 vrouwen en 32 mannen. Waarbij ze werden ingedeeld in stressneutraal geheugen, stressemotioneel geheugen, een controlegroep neutraal geheugen en een controlegroep emotioneel geheugen.

Het deel na de punt is een bijzin. Bijzinnen staan in geschreven taal nooit op zichzelf maar maken deel uit van de hoofdzin, waarover ze extra informa-

165

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

tie geven. Bijzinnen beginnen met woorden zoals als, omdat, doordat, terwijl, hoewel, dat en waarvan.

Oefening 9K Zet punten in de volgende tekst. Verander de eerste letter van de zinnen in hoofdletters. Ook eventueel andere ontbrekende interpunctie kun je aanvullen. Lockes natuurtoestand is voorzien van natuurwetten waarin het individu begiftigd met de rede deze vanzelfsprekend naleeft en zorg draagt voor de medemens dit verbetert de samenhang in de samenleving wederzijds vertrouwen en instemming van het individu zijn de kerngedachten in de natuurtoestand en door deze kerngedachten is het individu in staat om een afweging te maken tussen wat goed en fout is Lockes natuurwet is dan ook de rede die leert dat niemand de ander mag schaden in leven gezondheid vrijheid en bezit deze overeenkomst noemt Locke een sociaal contract hiermee is het fundament van de staat gecreëerd op basis van instemming van individuen de positie van de heerser is ondergeschikt aan wetten en de heerser heeft in de ogen van Locke een beperkte vorm van macht de heerser mag in geval van naleving van de heersende wetten aanblijven als er sprake is van contractbreuk mag het volk geweld gebruiken om de heerser te onttronen in deze situatie is geweld legitiem (Van Peperstrate 2007 70-74)

De antwoorden vind je op de website.

Gebruik komma’s na de onderdelen van een korte opsomming Als je in een lopende zin een korte opsomming weergeeft, zet dan een komma tussen de diverse onderdelen. Voor het laatste onderdeel van de opsomming gebruik je en in plaats van een komma: Het Singel, de Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht zijn in deze volgorde van binnen naar buiten aangelegd.

Wanneer een opsomming uit veel onderdelen of hele zinnen bestaat, gebruik je bullets of cijfers en zet je achter ieder deel een puntkomma (bij een paar woorden of een zin) of een punt (bij meerdere zinnen): Er stonden drie processen centraal in de middeleeuwen: 1 Het eerste proces kenmerkt zich door een periode van eenwording. 2 In het tweede proces kreeg het begrip ‘individu’ een bredere invulling. 3 In het derde proces stond het wetenschappelijk denken centraal.

166

9.2  Het gebruik van leestekens

Gebruik komma’s om werkwoorden te scheiden Als een zin één of meer bijzinnen heeft, staan de werkwoorden uit de hoofdzin en de bijzin of bijzinnen vaak direct achter elkaar, waardoor niet altijd direct duidelijk is dat de ene zin ophoudt en de volgende begint: Mede doordat de VOC erop had gewezen te allen tijde de relatie met de ­Khoikhoi goed te houden bleven grootschalige gewapende conflicten uit in de eerste jaren na de stichting.

Dit hoor je vooral als je de zin hardop voorleest. Om duidelijk te maken dat de werkwoorden niet bij elkaar horen, zet je een komma tussen houden en bleven: Mede doordat de VOC erop had gewezen te allen tijde de relatie met de Khoi­ khoi goed te houden, bleven grootschalige gewapende conflicten uit in de eerste jaren na de stichting.

Gebruik een komma na een relatieve bijzin Relatieve bijzinnen beginnen met woorden als dat, wat, wie, door wie, waarin en daarop. Ze geven extra informatie over een zelfstandig naamwoord of een actie. Zet een komma achter het einde van de relatieve bijzin wanneer die midden in de zin staat: Het ligt voor de hand dat een detector die beter is in het onderscheiden van verschillende quanta, minder quanta in totaal kan meten. Door de toenemende discussie over verkiezingssystemen in Europa waaraan verschillende kiesmechanismen ten grondslag liggen, staat de volgende vraag centraal: welke rol speelt wiskunde bij de diverse verkiezingssystemen in Europa?

In de tweede voorbeeldzin valt de komma aan het einde van de relatieve bijzin samen met de komma die je moet gebruiken om twee werkwoorden van verschillende zinsdelen te scheiden. Weet je wat het verschil is tussen de volgende zinnen? De journalisten, die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt. De journalisten die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.

Meer uitleg over beperkende en uitbreidende bijzinnen vind je via de ­website.

167

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Plaats een bijstelling tussen komma’s Het verschil tussen een bijstelling en een bijzin is dat een bijstelling geen persoonsvorm bevat. Bijstellingen zet je altijd tussen komma’s: In tegenstelling tot de MS-ratten werden sommige ratten, de NH-ratten, met rust gelaten tot dag 22.

Oefening 9L Beoordeel het kommagebruik in de volgende zinnen. 1 Als je van een willekeurige meting een grafiek maakt krijg je een constante lijn, er is geen voorkeur voor wanneer een muon geregistreerd wordt dus zijn er ook geen significante pieken en dalen. 2 Door de dominante plek die het Engels inneemt in de wetenschappelijke wereld, neemt de beheersing van andere talen af. 3 De dienstensector heeft zich sterk ontwikkeld en legt beslag op een groot deel van de jaarlijkse particuliere omzet, volgens schattingen tot 80% van de toegevoegde waarde. 4 Samen met de instandhouding van inefficiënte productiebedrijven, heeft het geleid tot de vergaring van publieke schuld en toegenomen looneisen in de private sector. 5 Eerst zal het institutionele raamwerk worden geschetst, daarna de punten van discussie, en tot slot wordt een begin gemaakt met de lacunes in de verstandhoudingen die de lidstaten in sommige gevallen praktisch vrij spel heeft verschaft. 6 Ook regel 2 is niet volledig gewaarborgd, enkele instanties die zich wel bezighouden met de vergaring vallen niet onder de noemer Official Statistics. 7 Deze tweede nog beroemdere denker, is Machiavelli. 8 Er waren ook vaak gekozen bestuurders die maar beperkte tijd regeerden en ook Grote Raden, waarin de burgers participeerden hadden veel macht. 9 In sommige gevallen, waar het testosterongehalte niet gemanipuleerd werd, liep het tijdens het seizoen geleidelijk op. 10 De schrikreacties van de ratten zorgden ervoor dat het platform waar zij op stonden in beweging werd gebracht. De antwoorden staan op de website.

Via de website vind je informatie over overbodig komma­gebruik.

168

9.2  Het gebruik van leestekens

Vermijd uitroeptekens en gedachtepuntjes Vermijd subjectieve leestekens als uitroeptekens en gedachtepuntjes. Deze leestekens geven een emotie weer en dat is vrijwel nooit de bedoeling in de teksten die je voor je studie schrijft. Schrijf dus niet: Wat daarvan het resultaat zal zijn, moeten we afwachten … NASA bijvoorbeeld is van mening dat wij onze eerste ruimtekolonie moeten vestigen op Mars!

Gebruik de juiste aanhalingstekens Enkele aanhalingstekens gebruik je meestal om een enkel woord te accentueren: ‘Professionaliteit’ wordt beschouwd als het eerste beginsel waarbij de accountant zich houdt aan de relevante wet- en regelgeving. Deze beperking wordt de ‘code voor de journalistiek’ genoemd. Volgens Jager-Vreugdehil kan het woord ‘participatie’ vervangen worden door willen, kunnen of delen in. Via de website vind je een uitgebreide uitleg van Onze Taal over het g­ ebruik van enkele aanhalingstekens.

Dubbele aanhalingstekens worden gebruikt om aan te geven dat je citeert: Hierbij sluit ik me aan bij wat Thomas Hobbes schreef: “It is not wisdom but authority that makes a law.”

Je ziet ook wel dat voor citaten enkele aanhalingstekens worden gebruikt. Wat je ook kiest, het belangrijkste is dat je consequent bent in je hele tekst. Let op: als je citeert bínnen een citaat, gebruik dan de andere aanhalings­ tekens. Bijvoorbeeld: Zoals Voetius het verwoordt: “Nochtans aanschouwden zij ter plaatse iemand, uitermate nietig van gestalte, die ‘sijne kostelijcke uren’ versleet met aan de jonge jeugd de eerste beginselen der godzaligheid in te prenten.”

169

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Let op het verschil punt, dubbele punt, of puntkomma Tijdens het schrijven zul je regelmatig dubben hoe je het verband tussen twee opeenvolgende zinnen moet markeren: met een punt, een puntkomma of een dubbele punt. Een punt is van deze drie leestekens het sterkst en geeft een duidelijke afstand tussen de twee mededelingen in deze zinnen aan. Vind je dat de zinnen inhoudelijk dicht bij elkaar staan, dan kun je kiezen voor een komma. Geeft een punt te veel afstand en een komma te weinig, gebruik dan een puntkomma; die kun je beschouwen als een leesteken ergens tussen een punt en komma in: Al snel was het eigen gewin aan de orde van de dag; de staat raakte verwikkeld in vele vormen van rent seeking. Deeltjes met een halftallige spin zoals elektronen, protonen en neuronen worden fermionen genoemd; deeltjes met een geheeltallige spin worden bosonen genoemd. Een puntkomma gebruik je als de mededelingen door een punt te sterk en door een komma niet sterk genoeg worden gescheiden.

Een dubbele punt gebruik je vaak voor een opsomming of voor een nadere uit­ leg of verklaring van wat je in het begin van de zin beweert: Locke benadert het individu meer in positieve zin: hij wil de status van het individu verhogen.

Het verschil tussen een dubbele punt en een puntkomma is dat na een puntkomma nooit informatie volgt die specifieker is dan in het eerste deel van de zin. De mededelingen zijn als het ware gelijkwaardig. Via de website kun je twee interpunctietoetsen doen om je kennis van het gebruik van leestekens te testen.

Oefening 9M Plaats de ontbrekende interpunctie in de volgende zinnen. 1 In dit verslag wordt nagegaan wat de relatie is tussen proteaseremmers en de virulentie van Candida albicans met andere woorden welk effect hebben de proteaseremmers op Candida albicans

170

9.2  Het gebruik van leestekens

2 Uit het onderzoek is gekomen dat de activiteit en oriëntatie van de mug toeneemt na bierconsumptie dit komt overeen met de voorspelling de aantrekkingskracht van mensen op A. gambiae neemt toe na bierconsumptie 3 Hij stelt dat de auteurs die hij bestudeerd heeft alleen maar gebruikmaken van persoonlijke observaties 4 Door het verdoven van de zenuwen kun je de pijn waar veel patiënten bang voor zijn beperken 5 Na de proef is duidelijk te zien dat de activiteit en de oriëntatie van de muggen toe is genomen na bierconsumptie in tegenstelling tot de uitslagen van de onderzoeken met water na waterconsumptie blijft de oriëntatie van de muggen hetzelfde hetzelfde geldt voor de activiteit van de muggen 6 Men dacht rationeel na over de handelingen en daarnaast ontstond er ook psychologisering het zich kunnen inleven in een ander de sensibiliteit voor individuele en voor andermans gevoelens 7 Het laatste deel werden de luidsprekers uitgezet de energiebron functioneerde als stemapparaat 8 Zo is op 1 januari 2013 de Verordening Gedragscode (VGC) in werking getreden een nieuwe gedragscode die het kader vormt voor het functioneren van de Accountants-Administratieconsulenten 9 Volgens Cook heeft het noteren van muziek drie doeleinden het conserveren van muziek het communiceren van muziek en het behouden van muziek 10 Hier is het een specifieke grens maar de vraag die hier naar boven komt is groter dan dat zijn de journalisten ervoor verantwoordelijk wanneer grenzen overschreden worden 11 Ook Stam stelt dat de overgang op een lager niveau niet soepel verloopt volgens hem is het belangrijk dat ambtenaren zich kunnen verplaatsen in de alledaagse leefwereld tegenwoordig hebben zij amper kennis van hoe de onderkant van de samenleving is ingericht 12 Hierbij resteert de vraag of deze verplaatsing van de politiek in de huidige samenleving wel een positieve ontwikkeling is 13 Inherent aan dit proces is de vraag van soevereiniteit wie krijgt de hoogste macht in de staat de individuen de vorst of het volk 14 Spinoza zegt hierover het doel van de staat is niet om de mens van redelijke wezens tot beesten of automaten te maken maar wel om hen in staat te stellen hun geestelijke en lichamelijke vermogens ongehinderd te ontwikkelen en in vrijheid hun rede te gebruiken Ga naar de website voor de antwoorden.

171

hoofdstuk 9  Spelling en interpunctie

Op de website staat een extra interpunctieoefening.

Opdracht 9A Noteer de behandelde regels en/of adviezen waaraan je de komende teksten extra aandacht moet besteden, zoals schrijfwijze van samenstellingen, -d/-t en gebruik van komma’s bij bijzinnen. 1 2 3 4

172

10

De eindredactie De laatste fase van het schrijven begint wanneer je tevreden bent over de tekst en de overige fasen van het schrijfproces eenmaal, maar het liefst meermalen hebt doorlopen. Begin pas met redigeren als je geen grote veranderingen meer in je tekst gaat doorvoeren. Bij grote schrijftaken als het schrijven van een scriptie begin je pas aan de redactie als de docent de inhoud van de tekst heeft goedgekeurd. In de redactiefase leg je zaken als pagina-indeling, volgorde en samenhang van de onderdelen, paginanummering, inhoudsopgave en lay-out van de titels vast. Voeg je in dit stadium nog een nieuw hoofdstuk toe, dan heeft dat grote consequenties en loop je het risico dat je een tekst inlevert waarin de paginanummering, de verwijzingen naar eerdere delen, de inhoudsopgave en de verdeling van de tekst over het papier niet meer kloppen of op het laatst nog onnodig veel tijd kosten. Slordigheden in de lay-out, een slechte printkwaliteit of een onprettig lettertype storen een lezer meestal direct bij het lezen. Zorg er in je planning voor dat je voldoende tijd overhebt voor de eindredactie. Tijdgebrek is een van de grootste oorzaken van de onvoldoende en zwakke teksten die in de academische wereld worden geproduceerd. Met een paar uurtjes of een dag meer zou een groot deel wel voldoende zijn. In dit laatste hoofdstuk staan aanwijzingen voor het systematisch beoordelen van je eigen tekst op de volgende onderdelen: inhoud, structuur, formulering en lay-out. We adviseren je om je tekst in aparte redactierondes op deze aspecten te controleren. Op die manier kun je je volledig op ieder aspect concentreren en heb je minder kans zaken over het hoofd te zien. Ook kun je de continuïteit zo beter controleren. Heb je bijvoorbeeld overal dezelfde lay-out voor paragraaf- en subparagraaftitels gebruikt? Heb je consequent dezelfde termen gebruikt? Ten slotte: het is lastig je eigen fouten te herkennen – anders zou je ze waarschijnlijk niet maken. Maak er om die reden een goede gewoonte van je teksten te laten lezen door een kritisch persoon uit je omgeving, het liefst natuur-

173

hoofdstuk 10  De eindredactie

lijk door iemand die zelf goed kan schrijven. In ieder geval zien twee altijd meer dan één. Neem opmerkingen van meelezers altijd serieus en wijt hun leesproblemen niet aan onkunde of onwil. De verantwoordelijkheid voor een tekst die helder geschreven en daardoor prettig te lezen is, ligt bij jou. Besteed veel aandacht aan een zorgvuldige redactie: you never get a second chance to make a first impression.

10.1

Geef je meelezer(s) een leesopdracht mee. Ook voor hen is het lastig om op alles te letten. Op welk aspect wil je dat zij vooral letten?

Inhoud Ga bij het redigeren op de eerste plaats nogmaals na of de inhoud van je tekst goed is afgestemd op het doel ervan. Je doel was bijvoorbeeld je mening te geven over het mogelijke toetreden van Turkije tot de EU. Worden er argumenten voor die mening gegeven? Blijkt uit de formulering van de centrale vraag duidelijk dat het om een betogende tekst gaat? Controleer bij een informatieve tekst of deze geen betogende passages bevat, in ieder geval niet van jezelf. Je kunt in een dergelijke tekst natuurlijk wel de mening van anderen weergeven, maar het moet duidelijk zijn dat zo’n passage niet bedoeld is om de lezer te overtuigen. Een ander criterium bij het kritisch lezen van de inhoud is de afstemming van de tekst op de lezer. Kan hij de tekst goed volgen? Ben je voldoende expliciet geweest? Heb je belangrijke begrippen gedefinieerd of uitgelegd? Heb je de materie verhelderd door voorbeelden te geven en abstracte beweringen toe te lichten? Ben je van de juiste voorkennis bij de lezer uitgegaan? Naast te weinig informatie kun je ook te veel informatie geven: schrap informatie die je op academisch niveau algemeen bekend mag veronderstellen. Neem je centrale vraag nog eens kritisch onder de loep: voldoet deze aan de criteria die we in hoofdstuk 3 bespraken? Staat de vraag duidelijk in de inleiding en is het voor de lezer duidelijk dat dit de centrale vraag is? En, niet te vergeten, heb je een duidelijk antwoord op de centrale vraag gegeven? Bij een beschrijvende of verklarende tekst is het antwoord op je centrale vraag de samenvatting. Bij een betogende of adviserende tekst staat dit antwoord in de conclusie. Besteed extra aandacht aan de inleiding en de samenvatting of de conclusie van je tekst (dat is afhankelijk van je tekstdoel; zie paragraaf 3.3). Het advies was deze onderdelen als laatste te schrijven. Toch schrijf je een conceptvorm van de inleiding vaak al aan het begin van het schrijfproces om je te helpen de grote lijn van je verhaal neer te zetten. Het gebeurt echter nogal eens dat je al schrijvend een andere koers inslaat. In dat geval moet je goed controleren of de informatie in je inleiding nog wel klopt met de rest van de tekst.

174

10.1 Inhoud

Beoordeel ook de kwaliteit van je verhaal. Heb je de teksten van je bronnen goed weergegeven in eigen woorden, met andere woorden: plagieer je niet? Klopt de informatie en heb je deze gecheckt? Heb je alle namen correct weergegeven? Het is duidelijk dat dit in de volgende zin niet is gebeurd: Imanuel Klant (1724-1804), een Duitse filosoof, geeft een algemene definitie van ethisch handelen.

Heb je voldoende en op de juiste manier verwezen naar de literatuur? Heb je je argumenten goed onderbouwd met feiten en/of cijfers? Voegen eventuele afbeeldingen wat toe aan de inhoud?

Opdracht 10A Controleer de inhoud van een tekst waaraan je momenteel werkt aan de hand van de punten die in de voorgaande tekst staan en pas je tekst waar nodig aan.

Opdracht 10B Doe deze opdracht samen met een medestudent om te controleren of je centrale vraag van een tekst waaraan je momenteel werkt, aansluit bij het antwoord en of je je goed aan je tekstdoel hebt gehouden. 1 Maak een aparte print van je samenvatting of conclusie. 2 Streep de formulering van de centrale vraag door. Je kunt de tekst ook kopiëren naar een apart document en de centrale vraag eruit halen. 3 Verwijder ook de titel ‘Samenvatting’ of ‘Conclusie’. 4 Lees elkaars tekst en vertel wat volgens jou de centrale vraag was in de tekst van je medestudent. 5 Geef aan of de tekst van je medestudent volgens jou een samenvatting of een conclusie is en waarom.

Via de website vind je controlelijstjes die je kunt gebruiken bij het redigeren van je tekst.

175

hoofdstuk 10  De eindredactie

10.2

Structuur Voor een kritische analyse van de structuur van je tekst moet je letten op zowel de interne als de externe consistentie ervan. Anders gezegd: controleer aan de ene kant of de lijn van het verhaal steeds helder en logisch is voor de lezer en of de verbanden duidelijk zijn (zie paragraaf 4.6). Voeg waar dat nodig is verbindende zinnen, verwijswoorden en verbindingswoorden toe en verplaats zinnen of alinea’s als de lijn van het verhaal daardoor beter te volgen is. Controleer aan de andere kant of je die innerlijke structuur en samenhang ook duidelijk zichtbaar hebt gemaakt door een heldere hoofdstuk- en paragraafindeling en een correcte indeling in alinea’s. Ga na of de tekst compleet is en alle belangrijke onderdelen bevat. Vergeet bijvoorbeeld niet een literatuurlijst of een notenlijst toe te voegen (zie paragraaf 5.1). Controleer uit welke onderdelen je tekst moet zijn opgebouwd en in welke volgorde ze moeten staan. De samenvatting is in een practicumverslag bijvoorbeeld het eerste tekstonderdeel en in een scriptie het laatste.

Opdracht 10C Deze opdracht kun je uitvoeren als je een langere tekst schrijft die uit meerdere hoofdstukken of paragrafen bestaat. Zet alle titels van de hoofdstukken, paragrafen en eventuele subparagrafen onder elkaar en beoordeel ze op de volgende punten: ■ Hebben de titels op één niveau dezelfde vorm (dus op hoofdstukniveau, op paragraafniveau et cetera), bijvoorbeeld de vorm van een mededeling of van een vraag? Pas de titels aan als dat niet zo is. ■ Dekken de titels de lading die eronder staat? Pas de titels aan als de lading te smal of te breed is voor de inhoud eronder. ■ Zijn de titels logische stappen op weg naar het antwoord op de centrale vraag?

Opdracht 10D Zie opdracht 10C. Wissel je lijstje met titels uit met een medestudent en bekijk elkaars lijstjes met behulp van de punten uit de vorige opdracht. Geef suggesties voor verbetering van titels als deze niet aan de genoemde criteria voldoen.

176

10.3 Formulering

10.3

Formulering Een belangrijk aandachtspunt bij het redigeren van de formulering van je tekst is consequent zijn, net zoals bij inhoud en structuur. Voer een eenmaal gekozen stijl consequent door en herschrijf tekstfragmenten met een stijlbreuk. Een voorbeeld van een stijlbreuk is een heel informeel woord in een tekst die verder neutraal of formeel van toon is, bijvoorbeeld: In het hierna volgende zal er eerst in paragraaf 2 een korte beschrijving worden gegeven van aanhouding in relatie tot dwangmiddelen. Vervolgens wordt in de derde paragraaf de bevoegdheid tot aanhouding besproken. Daarna wordt in paragraaf 4 bekeken hoe het zit met de termijn tussen de aanhouding en de voorgeleiding. Ten slotte worden alle argumenten in de vijfde paragraaf, de conclusie, nog even op een rijtje gezet.

De uitdrukkingen ‘hoe zit het?’ en ‘alles nog even op een rijtje zetten’ gebruiken we regelmatig in de spreektaal, maar zijn in een formele academische tekst als een scriptie niet op hun plaats. Ze vallen dan ook uit de toon bij de rest van de formuleringen (zie paragraaf 6.3). Controleer ook of je steeds dezelfde termen voor dezelfde begrippen hebt gehanteerd (zie paragraaf 7.2) en of je, waar mogelijk, hetzelfde perspectief en dezelfde tijd hebt gebruikt. Een lezer zal zich eraan ergeren wanneer je woorden als ook, dus en eigenlijk onnodig en continu gebruikt (zie paragraaf 7.4). Ze vallen je meestal pas op als je de tekst in één keer doorleest. Waarop je moet letten bij een juiste spelling, staat in hoofdstuk 9. Hier willen we benadrukken dat het belangrijk is ook consequent te spellen. Het gaat dan met name om de spelling van samengestelde woorden en vakspecifieke termen. Schrijf dus niet in één tekst: ■■ Dopplereffect, dopplereffect, Doppler-effect en doppler-effect; ■■ psychoanalyse en psycho-analyse; ■■ 100%, honderd procent en 100 procent. Breek je woorden af in je tekst, controleer dan of je dat op de juiste plek hebt gedaan. Raadpleeg bij twijfel een goed woordenboek als Van Dale of woordenlijst.org. Daarin staat aangegeven hoe het woord in lettergrepen is verdeeld. Je mag een woord alleen direct na een lettergreep afbreken. Sommige tekstverwerkingsprogramma’s, met name programma’s die met een kolommenstijl werken, breken automatisch woorden af. Vaak gebeurt dat niet op een correcte manier. In dat geval zul je handmatig veranderingen moeten aanbrengen.

177

hoofdstuk 10  De eindredactie

Omdat de meeste regels voor interpunctie niet ‘hard’ zijn, is persoonlijke variatie mogelijk. In paragraaf 9.2 is uitgelegd hoe je komma’s kunt gebruiken om de informatie in de zin te nuanceren. Er is een aantal gevallen waarin het kommagebruik facultatief is, zoals voor het gebruik van een voegwoord. Wees consequent in de gevallen waarin je een komma kiest. Let ook op het consequente gebruik van leestekens in opsommingen (zie ook paragraaf 9.2).

10.4

Lay-out Een goede verzorging van de tekst valt een lezer als allereerste op. Volg voor een mooi verzorgde tekst de volgende aanwijzingen op.

Typografische indeling Het is aan te bevelen voorafgaand aan het uitschrijven van je tekst een duidelijke keus te maken voor: ■■ lettertype ■■ lettergrootte ■■ kantlijnen ■■ (niet) uitvullen ■■ accentueren van woorden en zinnen ■■ gebruik van witregels ■■ spaties ■■ paginanummers Deze zaken halverwege veranderen of na afloop doorvoeren is inefficiënt.

Lettertype en lettergrootte Er is een enorm scala aan lettertypen. Sommige opleidingen schrijven standaard een lettertype voor. Veelgebruikte lettertypes zijn Times New Roman, Arial, Calibri en Verdana. Kies het liefst zo’n standaardtype. Vermijd in ieder geval onleesbare lettertypes als Blackadder en Mistral. Welke lettergrootte je het best kunt kiezen, is afhankelijk van het lettertype. Bij Times New Roman is 12 de standaard, voor Arial en Calibri wordt vaak 11 gebruikt en voor Verdana 10. Wanneer je kiest voor uitvullen, kies dan een proportioneel lettertype als Times New Roman, dan vallen er minder gaten in de tekst. Kantlijnen Wanneer je vrij bent de kantlijnen zelf te kiezen, verdeel je de tekst e­ venwichtig over de pagina. Zorg voor een rustige bladverdeling en prop pagina’s niet te vol. Een tekst die helemaal linksboven begint en helemaal rechtsonder eindigt, nodigt niet uit tot lezen. Je krijgt een mooi rustig beeld door boven- en on178

10.4 Lay-out

deraan een marge van ongeveer vier centimeter in te stellen en links en rechts een marge van drie centimeter. Gebruik regelafstand 1,5. Dat maakt de tekst prettiger om te lezen en biedt meer ruimte voor feedback en correctie.

Accentueren van woorden en zinnen Tekstfragmenten die je eruit wilt laten springen, zoals citaten of voorbeelden, kun je in een andere lettergrootte of een ander lettertype zetten. Daarnaast heb je de mogelijkheid om vet, cursief of aanhalingstekens te gebruiken om zaken te accentueren als titels van boeken, kunstwerken, films, woorden die je extra wilt benadrukken en buitenlandse woorden. Denk er vooraf goed over na. Wat ga je waarvoor gebruiken? Kies je voor het accentueren van woorden de optie cursief, houd dat dan de hele tekst consequent aan. Vanwege de leesbaarheid kun je de optie onderstrepen beter niet gebruiken om zaken te benadrukken. Te veel accentuering geeft een onrustig tekstbeeld en nodigt niet uit tot lezen. Let er ook op dat je je doel niet voorbijschiet door te veel zaken te accentueren. Gebruik van witregels Zet niet te veel informatie op één pagina en gebruik regelmatig witregels om de diverse onderdelen van de tekst te scheiden. Gebruik boven een kopje altijd meer wit dan eronder, zodat het heel duidelijk is dat het kopje bij de tekst eronder hoort. Scheid alinea’s alleen in korte teksten zoals een brief of e-mail met witregels. In langere teksten kun je beter blokken alinea’s van elkaar scheiden met witregels (zie verderop). In een langere tekst met hoofdstukken begin je elk nieuw hoofdstuk op een nieuwe pagina. Zet titels of kopjes nooit helemaal onder aan de pagina, maar boven aan de volgende pagina. Zet formules op een aparte regel en gebruik boven en onder de formule een witregel: Een tweede orde reactie betekent dat de concentraties van twee reactanten invloed hebben op de reactiesnelheid. Dit is het geval bij een reactie A + B → C + D of een reactie waar een stof met zichzelf reageert als 2A → B + C. De reactiesnelheid kun je dan beschrijven met: s = k × [A] × [B] Of in het tweede geval: s = k × [A]2

179

hoofdstuk 10  De eindredactie

Spaties Gebruik altijd een spatie na een leesteken (dus na een punt, komma, vraagteken et cetera). Voor en na gedachtestreepjes – zoals deze – zet je een spatie. In de volgende gevallen gebruik je geen spaties: ■■ na een punt in een afkorting (c.q., et al.); ■■ na een punt tussen initialen (R.J.H. Peeters); ■■ na een koppelteken (Zuid-Holland). Paginanummers In een tekst die uit meer dan twee pagina’s bestaat, gebruik je paginanummers. Kies voor automatisch nummeren via de optie ‘Invoegen’ in je tekstverwerkingsprogramma. Je kunt daar ook de plaats op de pagina kiezen waar het nummer komt te staan. Onderaan in het midden of links op een linker- en rechts op een rechterpagina is voor de lezers de prettigste en handigste plek.

Redactionele indeling Voorblad Voeg aan langere teksten (meer dan vier pagina’s) een voorblad toe. Op de website vind je een voorbeeld van de manier waarop je de gegevens kunt verdelen over die pagina. Controleer voor de zekerheid of je studie een format hanteert voor het voorblad. Het is erg belangrijk je naam, studentnummer et cetera te vermelden, want docenten krijgen stapels teksten. Let hier ook op als je de tekst digitaal aanlevert. Vooral bij kleinere teksten als een tekstopzet vergeten studenten vaak hun naam in de bijlage zelf op te nemen. Wees je ervan bewust dat het voor je docent heel vervelend is als hij zelf moet uitzoeken welke tekst van wie is. Voor een korte tekst kun je volstaan met je gegevens (naam, studentnummer, vak, datum, docent, studiejaar en werkgroep) in twee kleine kolommen links en rechts bovenaan. Ook hiervan vind je een voorbeeld op de website. Titels en tussenkopjes Besteed apart aandacht aan de lay-out van titels en tussenkopjes: ■■ Begin titels en tussenkopjes met een hoofdletter, maar zet niet de hele titel in hoofdletters; dat is niet mooi. ■■ Zet nooit een punt of een dubbele punt achter een kopje. ■■ Zet geen punt na het laatste cijfer wanneer je titels nummert. ■■ Kies een andere lettergrootte voor je titel, maar geen ander lettertype. ■■ Kies voor tussenkopjes voor cursief of vet; in ieder geval niet voor beide. Hierna vind je een voorbeeld van de manier waarop je de titels van de diverse tekstonderdelen in je inhoudsopgave kunt opnemen. De inleiding en de samenvatting zijn hier wel genummerd, maar de bibliografie en de bijlage(n)

180

10.4 Lay-out

niet. De eerste twee horen namelijk inhoudelijk bij het verhaal van de tekst, de andere twee niet. Inhoud 1 Inleiding 2 Kiesmechanismen 2.1 Gewenste eigenschappen 2.2 Verschillende kiesmechanismen 2.2.1 Meeste stemmen gelden 2.2.2 Meerderheidsregel 2.2.3 Borda-voorkeurregel 2.2.4 Stemmen bij goedkeuring 2.3 Verschillende kiesmechanismen 3 Europese kiesstelsels 3.1 Nederlands kiessysteem 3.2 Brits kiessysteem 3.3 Iers kiessysteem 3.4 Frans kiessysteem 4 Samenvatting

1 2 2 3 3 4 4 5 6 7 7 8 9 10 11

Bibliografie Bijlage 1  Overzicht kiessystemen

13 15

Een aantal aanwijzingen bij het opstellen van de inhoudsopgave: ■■ Gebruik voor de kop ‘Inhoud’ boven aan de pagina hetzelfde lettertype en dezelfde grootte als voor de hoofdstuktitels. ■■ Geef een opsomming van de hoofdstuktitels, de paragraaftitels en eventueel de subparagraaftitels. ■■ Vermeld achter ieder onderdeel het paginanummer tegen de rechterkantlijn, zonder stippellijn. ■■ Geef het paginanummer aan het einde van de laatste regel bij een titel die langer is dan één regel. ■■ Begin met het nummeren van de tekstonderdelen bij de inleiding: die vormt dus hoofdstuk 1. De samenvatting of conclusie is het laatste genummerde hoofdstuk. ■■ Onderscheid hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen duidelijk van elkaar. Spring bij paragrafen in, zodat het eerste nummer van de paragraaf onder de eerste letter van het hoofdstuk valt. Bij subparagrafen komt het eerste cijfer onder de eerste letter van de titel van de paragraaf. ■■ Geef aparte bijlagen aparte nummers en titels.

181

hoofdstuk 10  De eindredactie

Alinea-indeling Er bestaan diverse manieren om een tekst typografisch in alinea’s in te delen. Je kunt alinea’s scheiden door witregels, door in te springen of een combinatie van beide. Op de website vind je voorbeelden van deze drie manieren. In korte teksten zoals brieven en e-mails worden alinea’s meestal gescheiden door witregels. In langere teksten krijg je echter een te verbrokkeld tekstbeeld als je alinea’s steeds door witregels scheidt. In dat geval heeft het de voorkeur om alinea’s te scheiden door middel van inspringen. Wanneer je niet inspringt, kan het onduidelijk zijn waar de vorige alinea is afgelopen en de nieuwe begint. Je kunt grotere eenheden van alinea’s die inhoudelijk bij elkaar horen, van elkaar scheiden met een witregel. Een aparte conventie geldt vaak voor de eerste alinea onder een nieuw kopje of boven aan een nieuwe pagina. Vaak spring je die niet in, omdat inspringen hier niet mooi staat. In sommige studierichtingen is het echter wel de gewoonte om eerste alinea’s in te springen. Print je tekst uit voordat je hem inlevert. Dat kan helpen de indeling van de tekst te beoordelen. Ook voor het corrigeren van de inhoud en de formulering vinden veel schrijvers het prettig om de tekst op papier te hebben.

Het aanleveren van de tekst Check bij je docent hoe je de tekst moet aanleveren: geprint of digitaal? In de meeste gevallen zul je een print moeten inleveren. Controleer op tijd of je printer het doet en of er nog voldoende inkt in zit. Daarmee voorkom je veel stress. Lever altijd een originele print in bij je docent en houd zelf eventueel een kopie. Verbeter fouten die je op het allerlaatst nog ziet niet met de hand, maar print de tekst nogmaals uit nadat je de verbetering op de computer hebt doorgevoerd.

182

10.5 Feedback

10.5

Feedback Oefening 10A Bekijk het volgende tekstfragment. Hoeveel f’s tel je?

Finished files are the result of years of scientific study combined with the experience of many years Bron: www.davidpbrown.co.uk

Ga naar de website voor het antwoord.

183

Literatuur

Geraadpleegde literatuur 7 hindernissen bij productief schrijven. (z.d.). Opgevraagd op 17 januari 2014 van http://media.leidenuniv.nl/legacy/7-hindernissen-productief-schrijven.pdf. Horst, P.J. van der (1990). Leestekenwijzer. Den Haag: SDU Uitgeverij. Neutelings, R. & Janssen, D. (2001). Beleidstekstwijzer. Den Haag: SDU. RefCite. (z.d.). Opgevraagd op 20 januari 2014 van http://drcwww.uvt.nl/its/voorlichting/d-loads/refcite/course/course59362.html. Rijksuniversiteit Groningen (2012). Invalshoek en probleemstelling. Opgevraagd op 20 januari 2014 van www.rug.nl/education/other-study-opportunities/hcv/schriftelijke-vaardigheden/voor-studenten/invalshoek-probleemstelling. Steehouder, M., Jansen, C., Pool van der, E. & Zeijl, W. (2012). Leren communiceren. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Taalwinkel (z.d.). Het tekstschema of bouwplan. Opgevraagd op 20 januari 2014 van www.taalwinkel.nl/schrijfproces/het-tekstschema/. The Writing Center (z.d.). Reading Aloud. Opgevraagd op 3 januari 2014 van http:// writingcenter.unc.edu/handouts/reverse-outline/. Universiteit van Tilburg (z.d.). Scriptie schrijven Nederlands. Opgevraagd op 12 december 2013 van scriptiehulp.uvt.nl.

Aanbevolen literatuur Burger, P. & Jong, J. de (2009). Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen: Noordhoff Uitgevers. De Wachter, L. & Van Soom, C. (2010). Academisch schrijven. Een praktische gids. Leuven: Acco. Dijk, A.M. van (2009). ACVA. Schrijven en presenteren op academisch niveau. Amsterdam: VU University Press. Eemeren, F.H. van & Snoeck Henkemans, A.F. (2011). Argumentatie. Inleiding in het identificeren van meningsverschillen en het analyseren, beoordelen en houden van betogen. Groningen: Wolters Noordhoff. Giezenaar, G. & Schouten, E. (2002). Wijze woorden. Woordenlijst academisch Nederlands met idioomoefeningen. Amsterdam: Intertaal. Hoefnagel, M. (2008). Het is te doen! Lijst van het-woorden met oefeningen voor anders­ taligen. Amsterdam: Intertaal. Horst, P.J. van der (1990). Leestekenwijzer. Den Haag: SDU Uitgeverij.

185

Basisvaardigheden academisch schrijven Jong, J. de (2011). Handboek academisch schrijven. In stappen naar een essay, paper of scriptie. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Kleijn, P. de (2003). Combinatiewoordenboek van Nederlandse substantieven (zelfstandige naamwoorden) met hun vaste verba (werkwoorden). Amsterdam: Rozenberg Publishers. Renkema, J. (2012). Schrijfwijzer. Amsterdam: Boom. Teunissen, F. & Vooren-Fokma, A. van de (2014). Tekststructuur. Effectiever en efficiënter schrijven. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

186

Register

aan elkaar schrijven 157 aanhalingstekens 80, 169 aanvaardbaarheid 36, 89, 105, 131 abstracte begrippen 125 academisch publiek 41, 50, 92 academisch woordgebruik 133 accenten 162 accentueren 178 actieve zinnen 117-118 adviserende centrale vraag 63 adviserende teksten 39-40, 44, 63-64 afbeeldingen 85-87 afkortingen 161 alinea 64-66, 160, 179, 182 ■ indeling 64-66, 182 ■ omvang 66 ■ structurerende indeling 64, 65-66 ■ thematische indeling 64-65 ■ vorm 66 alle/allen 160 ambtelijke taal 97-99 analyse schrijfopdracht 36-37 APA (American Psychological ­Association) 74, 75, 77 apostrof 158, 159 archaïsch taalgebruik 97-99, 149-150 argumentatieboom 62-63 argumentatiestructuur 62 argumenten 61-63, 131 associatieve denker 24 begrijpelijkheid 89, 105 beide/beiden 160 beperking onderzoek 53 beschrijvende centrale vraag 59 beschrijvende teksten 39, 43, 59-60

betogende teksten 39-40, 44, 61-63 bezits-s 159 bibliotheekcatalogi 37, 46 bijschriften 85 bijstelling 168 bijzin 109, 165-168 ■ relatieve 109, 167 bladverdeling 178 bondig formuleren 42 brainstorm 38 bronnen 46-47, 73-87, 131 ■ internet 46-47 ■ kwaliteit 46-47 ■ vermelding 73-74, 76 bullets 166 catalogi 37, 46 centrale vraag 27-28, 37, 42-45, 59, 60, 63, 174 ■ adviserende 63 ■ beschrijvende 59 ■ enkelvoudige 43 ■ formuleren 42-45 ■ verklarende 60 Chicago referentiestijl 74 chronologisch indelingsprincipe 58 chronologische zinsvolgorde 109 cijfers 161, 166 citatiestijl 74 citation number 75 citeerwoorden 81 citeren 74, 78, 79-80, 83-85 ■ Engels 83-85 collaties 132 concepttekst 28 conceptuele denker 24

187

Basisvaardigheden academisch schrijven conclusie 49, 56-57, 59, 62 concreet zijn 124-125 congruentie 142-143 consequent taalgebruik 127-129 contaminatie 137 correct formuleren 131-152 correct schrijven 91 cyclisch proces 28 d/t-fouten 154-155 databestanden 37, 46, 47 deeltaken schrijfproces 27 deficiënties 18 denkers/schrijvers 24 diagrammen 85-87 discipline 15, 19 door-bepaling 117 dubbele aanhalingstekens 169 dubbele ontkenning 110-111 dubbele punt 170-171 eenheden 161 eigen woorden 74, 80, 82-85, 140 eindredactie 173-182 encyclopedieën 37 Engels 83-85, 140-142, 145, 156 ■ citaten 83-85 ■ spelling 156 ■ vertalen 140-142 enkele aanhalingstekens 169 enkelvoudige centrale vraag 43 Ephorus 82 expert raadplegen 37 fasen schrijfproces 26-28 feedback 28, 32-33, 48, 69-70, 90, 130, 183 figuren 31, 85-86 flow 28, 30-31 formeel schrijven 91, 96-99 formulering 130, 177-178 formules 179

188

gedachtepuntjes 100, 169 gedachtestreepjes 180 geloofwaardigheid 42, 131 geografisch indelingsprincipe 58 grafieken 85-87 grafische elementen 85 grammaticaregels 26, 132 Groene Boekje 151, 158, 163 groene spelling 163 handboeken 37 hardop lezen 130 Harvard referentiestijl 74 herschrijven 32 hoofdlettergebruik 160 hoofdvraag 42 hoofdzin 165 hyperoniemen 68 inconsequent woordgebruik 113 indelingsprincipe 57-64 ■ adviserende teksten 63-64 ■ beschrijvende teksten 59-60 ■ betogende teksten 61-63 ■ chronologisch 58 ■ geografisch 58 ■ methodisch 58 ■ thematisch 58 ■ verklarende teksten 59-60 informatie verzamelen 45-46 informatiebronnen 46, 47 inhoud 174 inhoudsopgave 57-59, 180-181 inleiding 51-56 inspringen 182 internet 37, 46-47 ■ -bronnen 46-47 ■ betrouwbaarheid bronnen 46-47 interpunctiefouten 153 invallen noteren 31 inventarisatielijst kennis taal en ­schrijven 18

Register jargon 135-136 Juridische Leidraad 74, 75

notenlijst 176 numerieke stijl 75

kantlijnen 31, 178-179 kernzin 64-65 ■ uitwerking 64 kill your darlings 32 kleurloze werkwoorden 126-127 komma 166-168, 178 koppelteken 163 korte zinnen 106 kwantificeren 126

objectief formuleren 42 objectief schrijven 91-93 omslachtig taalgebruik 122-123 onderwerp 37-38, 120 ■ bedenken/afbakenen 37-38 onderzoeksbeperking 53 onderzoeksverslag 60 onderzoeksvraag 31, 35, 42 onpersoonlijk schrijven 91, 93-96 ontkenning 110-111 ontspoorde zin 144 onzijdige woorden 150-151 open vraag 42 opsomming 166 OSCOLA referentiestijl 74 ouderwetse woorden 97-99 overtuigingskracht 131 overzichtsartikelen 37

lange zinnen 106-109 ■ scheiden 108-109 lay-out 178-182 leestekens 164-170, 180 leeswijzer 54 lettergrootte 31, 178 lettertype 31, 178 lexicale cohesie 68-69, 113 lezers 37, 39-42 lidwoorden 150-151 lineair proces 28 literatuur verzamelen 45 literatuurlijst 176 logische zinsvolgorde 109 los schrijven 157 maatschappelijke relevantie 53 mannelijke woorden 150-151 manuals 37 marges 178-178 markeren 70-72 mededelingen uitwerken 125 methodisch indelingsprincipe 58 middellange zinnen 106 mindmap 38 modale werkwoorden 122 naamwoordstijl 118 noten 75-76

pagina-indeling 32 paginanummers 178, 180 parafraseren 74, 75, 80-82 passieve vorm 93-95, 116-117 peer feedback 48 personificatie 118 persoonsvorm 120, 142-143 perspectief 128-129 plagiaat 73, 78, 82, 131 pleonasme 137 probleemstelling 42 procenten 161 procesgericht schrijven 26 PsycINFO 47 punt 165, 170-171 puntkomma 166, 170-171 redactiefase 173-175 redactionele indeling 180-182 redenering 41-42 redigeren 27, 90, 173-175

189

Basisvaardigheden academisch schrijven referentielijst 73-75 referentiestijl 74-79, 80 refereren 73-74 regelafstand 179 relatieve bijzin 109, 167 reverse outlining 69 reviewtijdschriften 37 reviseren 27, 32, 89-90, 131 samengestelde woorden 157-158 samentrekkingen 146-148 samenvatting 49, 56-57, 59, 74, 80-81 schema’s 85-87 schrijfdoel 39 schrijfopdracht 36-37, 39-42 ■ analyseren 36-37 ■ doel en lezers 39-42 schrijfproces 23-33 ■ deeltaken 27 ■ fasen 26-28 schrijven 19-21, 28-32 ■ beginnen 29-32 ■ cyclisch proces 28 ■ en denken 20-21 ■ werkhouding 19 schrijvers/denkers 24 schrijverstypen 24-26 schrijversversie 28, 89 schwa 159 ScienceDirect 47 Sociological Abstracts 47 sommige/sommigen 160 spaties 178, 180 spelfouten 154-164 spelling 153, 154, 155, 163-164, 177 ■ -checker 153, 154, 155 spreekwoorden 100 standaardtekstschema 59-60 stijl 105, 130 stijlbreuk 177 stijltips 105-130 stomme e 159 stopwoorden 122, 129

190

structuur 27, 49-72, 130, 176 subvragen 42-45 symbolen 161 synoniemen 68 taal 17-18 taalfouten 142-151 taalregels 132 tabellen 85-87 talige startcompetenties van het hoger onderwijs 16 tangconstructie 109-110 tegenargumenten 62 tekst 39-40, 43-44, 50-64, 182 ■ aanleveren 182 ■ adviserende 39-40, 44, 63-64 ■ begin 50-57 ■ beschrijvende 39, 43, 59-60 ■ betogende 39-40, 44, 61-63 ■ indelingsprincipes 57-59 ■ slot 50-57 ■ verklarende 39, 44, 59-60 tekstdoel 37, 39-40, 43, 174 tekstopbouw 25, 48 tekstopmaak 32 tekstplan 47-48, 57 ■ schrijven 47-48 tekstschema 59, 60, 63 ■ adviserende centrale vraag 63 ■ beschrijvende centrale vraag 59 ■ onderzoeksverslag 60 ■ verklarende centrale vraag 60 tekststructuur 49-72 tekstvolgorde 57 telegramstijl 121-122 thematisch indelingsprincipe 58 tijdsplanning 29 titels 31, 50-51, 180-181 toegelaten spelling 163 trema 158, 162, 163 tussenkopjes 180-181 tussen-n/tussen-s 158, 163 typografische indeling 178-180

Register uitdrukkingen 100 uitroeptekens 100, 169 uitstelgedrag 19, 29 uitvullen 178 uitwerking kernzin 64 universiteitsbibliotheek 47 vage verwijzingen 112-113 vage voorzetselconstructies 114-115 vage woorden 113-114 vakjargon 135-136 vaktijdschriften 37 vakwoordenboeken 37 valse vrienden 141 Van Dale Groot Woordenboek der ­Nederlandse Taal 133, 137, 178 Vancouver referentiestijl 74, 75, 78 vele/velen 160 verba dicendi 81 verbindingsstreepje 157 verbindingswoorden 66-67, 68 verklarende centrale vraag 60 verklarende teksten 39, 43, 59-60 vertalen 140-142 verwijsnummer 75 verwijswoorden 67-68, 148-150 verwijzingen 46, 73, 74-76, 112-113 vierkante haken 80 vlinderdiagram 86 vocabulaire 18 voetnoten 75-76 voluit schrijven 161 voorbeelden 126 voorbereiden 27, 35-48 voorblad 180 voorkeurspelling 163 voorzetselconstructies 114-115 voorzetsels 138-140 voorzetselstijl 118-119 vormgeving 31 vrouwelijke woorden 150-151

Web Science 47 werkgeheugen 26 werkhouding 19 werkwoorden 122, 126-128, 135, 167 ■ kleurloze 126-127 ■ modale 122 ■ scheiden 167 ■ tijden 127-128 ■ verleden tijd 135 werkwoordstijl 118 wetenschappelijk relevantie 53 wetenschappelijke schrijfstijl 90-91, 105 ■ kenmerken 91 witregel 178, 179, 182 Witte Boekje 163 witte spelling 163 woordcombinaties 137-138 woorden accentueren 178, 179 woorden afbreken 177 woordenlijst.org 135, 151, 156, 158, 178 woordgebruik 132-142 woordvolgordefouten 144 woordvorm 134-135 writing to learn 28 zakelijk schrijven 91, 99-100 zinnen accentueren 178, 179 zinnen met lange aanloop 107 zinsbouw 109-110, 120-121, 144-145 ■ variatie 120-121 zinsdelen 120 zinslengte 106 zinsvolgorde 109

191

Over de auteurs

Maartje Goosen heeft Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarna heeft zij de opleiding tot NT2-docent gedaan aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na haar afstuderen werkte zij eerst als NT2-docent en momenteel werkt zij als docent Nederlands bij het Language Center van Tilburg University. Zij ontwikkelt, doceert en coördineert verschillende cursussen op het gebied van academisch schrijven. Daarnaast werkt zij als coördinator van het Scriptorium, de dienst waar studenten van alle faculteiten terecht kunnen voor individuele begeleiding bij academische schrijfopdrachten. Francien Schoordijk werkt als docente bij het Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) van de Universiteit van Amsterdam. Zij verzorgt daar verschillende cursussen op het gebied van academische schrijfvaardigheid, onder andere cursussen Beter Schrijven, waarin eerstejaarsstudenten van diverse faculteiten lacunes in hun schrijfvaardigheid leren inzien en wegwerken. Daarnaast beoordeelt zij schrijfproducten van studenten van diverse studierichtingen, adviseert zij studierichtingen bij het opzetten van een consistent schrijfvaardigheidscurriculum en begeleidt zij docenten bij het beoordelen van schrijfproducten. Francien schrijft, samen met Marise van Vliet en Mayke Rameckers, voor de gemeenschappelijke taalwebsite van de UvA en HvA www.taalwinkel.nl ­– een site die jaarlijks duizenden bezoekers trekt. Al vanaf haar doctoraalstudie Taalbeheersing is zij betrokken geweest bij het schrijfvaardigheidsonderwijs aan diverse studierichtingen van de Universiteit van Amsterdam, waaronder Natuurkunde, Scheikunde, Levenswetenschappen, Rechten, Tandheelkunde, Economie, Arabische taal- en letterkunde, Politicologie en Nederlandse taal- en letterkunde. Als trainster bij Schouten en Nelissen verzorgde zij bovendien schrijftrainingen in het bedrijfsleven en voor het NGPR, het Nederlands Genootschap voor pr-medewerkers.

192