153 17 449KB
Dutch Pages 169 [157] Year 2010
Omgaan met relatieproblemen
Van A tot ggZ De boeken in de reeks Van A tot ggZ beschrijven niet alleen oorzaak, verloop en behandeling van de onderhavige problemen, maar geven ook antwoord op de vraag hoe men met het probleem om moet gaan. Door de prettig leesbare combinatie van beschouwingen, cartoons en citaten zijn de boeken niet alleen geschikt voor vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen, behandelaren en mantelzorgers, maar vooral ook voor de cliënten zelf en de mensen in hun directe omgeving.
Omgaan met relatieproblemen Jean-Pierre van de Ven
Tweede, geheel herziene druk
Houten 2010
© 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
ISBN 978 90 313 8598 0 NUR 777
Ontwerp omslag: Jos Peters, Huizen Cartoons: Marcel Jurriëns
Eerste druk, september 2005 Tweede, geheel herziene druk, november 2010
Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten
www.bsl.nl
Voor Kitty
5
Inhoud
Voorwoord
1
11
Wat is er met ons aan de hand?
17
Wat is dat, relatieproblemen?
17
Inhoud
18
Schijn en wezen
22
Betrekking
23
Wat lijkt op een relatieprobleem, maar is het niet?
2
3
26
Verschoven problemen
27
Andere fase
29
Hoe weet je dat je relatieproblemen hebt?
31
Zelfdiagnose
37
Vragenlijsten
37
De snapshot-methode
39
Hoe heeft het met ons zover kunnen komen?
41
Verklaring aan de hand van je persoonlijke geschiedenis
41
Verklaring aan de hand van het systeem dat jullie zijn
44
Verklaring aan de hand van de communicatie
47
Verklaring aan de hand van Venus en Mars
49
Aan verklaringen heb je niks
50
Wordt het erger?
55
Ja: wat er gebeurt als je niets doet
55
Nee: wat er gebeurt als je niets doet
57 7
4
5
Soorten relatietherapie
61
Systeemtherapie
62
Cognitieve gedragstherapie
67
Integratieve therapie
72
Directieve therapie
74
Emotionally Focused Relatietherapie
82
Narratieve therapie
84
Oplossingsgerichte therapie
86
Objectrelatietherapie
91
Familiaal huiselijk geweld
92
Kan ik zelf iets doen?
97
Enkele suggesties voor mensen die het zelf wel kunnen
99
1 Je redenen voor veranderen onder woorden brengen
101
2 Je bewust worden van waar je elke dag het meeste last van hebt
108
4 Het veranderen van dagelijkse routines
113
Hou je in: het creëren van rust
114
Laat jezelf zien: intiemer worden
119
Voeg nieuwe dingen toe: elke dag een compliment
123
5 Je kijk op de zaken veranderen Waarnemen en weer laten gaan
8
105
3 Meten wat veranderen moet
126 132
6 Nieuwe noten op je zang
134
7 Besef dat je niet alles kunt veranderen
140
8 Kiezen
146
6
7
Het gaat toch weer mis met die vreselijke m/v
149
Zie het aankomen
150
Gebruik je gereedschap
151
Laat het: een relatie is geen feit
152
Bronnen
155
Gebruikte literatuur
155
Vragenlijsten
159
Over de auteur
161
Reeds verschenen titels
163
9
Motivatie – voorwoord bij de 2e editie Wat wil je bereiken met het lezen van dit boek? Waar hoop je op? Hoe ziet je leven eruit als al je wensen zijn uitgekomen? Het veld van de relatiepsychologie is behoorlijk in beweging geweest sinds het verschijnen van de vorige editie van Omgaan met relatieproblemen. Behandelingen zijn verder ontwikkeld, onderzoek is gedaan. Deze nieuwe informatie heb ik opgenomen in deze editie. Het goede nieuws is: actief ingrijpen in je relatie heeft zin. Bij tachtig procent van de stellen die in relatietherapie gaan, verbetert de relatie in vergelijking met mensen die geen behandeling wagen. Er is ook minder goed nieuws: ongeveer de helft van de behandelde stellen valt na enkele jaren terug in problematisch gedrag. Hoe komt dat? Er zijn twee antwoorden op deze vraag. Antwoord één is: er zijn veel verschillende relatietherapieën die elk wat goeds doen, maar om het resultaat van therapie te verbeteren moeten de beste ingrediënten van verschillende therapieën in één behandeling worden samengebracht. Antwoord twee is: er zijn gemeenschappelijke factoren die het succes van therapie bepalen. Deze factoren zijn al aanwezig in alle verschillende therapieën, maar om hun effect te vergroten moeten zij meer aandacht krijgen. Effectieve ingrediënten en gemeenschappelijke therapiefactoren komen beiden aan bod in dit boek. Een hele belangrijke factor is motivatie: jouw wens om te veranderen is de motor van alles wat er vanaf nu gebeurt. Daarom vroeg ik zo-even: wat wil je bereiken? Houd die vraag vast, als je wilt, terwijl je leest. Ik bied concrete antwoorden op veelgestelde vragen en doe suggesties voor gedragsverandering. Het is aan jou om daar iets mee te doen, of niet.
11
Voorwoord bij de eerste editie Je hebt tegenwoordig talloos veel boeken die de verschillen tussen mannen en vrouwen beschrijven en verklaren. Mannen liegen, vrouwen kopen schoenen; mannen houden van speeltjes, vrouwen roddelen; mannen huilen niet, vrouwen hebben geen jachtinstinct. De verklaring voor deze verschillen moet worden gezocht in de hersenstructuur, die nu eenmaal verschilt tussen mannen en vrouwen, of in de maatschappij, die mannen en vrouwen nu eenmaal verschillend behandelt. Of in beide. Of in de Kabbala. Of in enneagrammen. Of in de stand van de zon en de maan, pardon, van Mars en Venus. De suggestie die van deze stortvloed aan m/v-lectuur uitgaat, is dat problemen tussen mannen en vrouwen zijn gebaseerd op de verschillen tussen die twee, of op zijn minst in het wederzijds onbegrip dat het gevolg is van deze verschillen. Maar relatieproblemen komen niet voort uit de verschillen tussen man en vrouw, relatieproblemen komen voort uit regelmatig escalerende ruzies, uit het onvermogen een antwoord te vinden op veranderde levensomstandigheden, uit rancune, desinteresse, egoïsme, tijdgebrek, verschil van mening, individuele problemen van een van beide partners, liefdeloosheid, het stellen van idiote eisen aan elkaar of het onvermogen de ander te accepteren zoals hij of zij is. Verschillen tussen mannen en vrouwen hebben er niets mee te maken – Nou ja: juist door hun verschillen raken mannen en vrouwen in elkaar geïnteresseerd en komen ze bij elkaar. Als dat niet gebeurde, zouden er ook geen relatieproblemen bestaan. Homoseksuele stellen hebben relatieproblemen. Klaarblijkelijk zijn
13
seksuele verschillen niet de enige verklaring voor een problematische verhouding – en zijn seksuele overeenkomsten onvoldoende garantie voor een probleemloze relatie. Zijn de problemen van homostellen anders dan die van heterostellen? Welnee. Misschien kun je wat inhoudelijke verschillen vinden, maar zoals ik zal laten zien is de inhoud van relatieproblemen niet bijster interessant als je relatieproblemen wilt oplossen. Sommige stellen maken zich vreselijk druk over de opvoeding van hun kinderen en andere stellen niet, terwijl de manier waarop zich bij al deze stellen problemen ontwikkelen identiek is. En dan nog iets: zelfs al leggen mensen na verloop van tijd hun meningsverschil over de opvoeding bij, dan nog zullen hun relatieproblemen blijven bestaan. Is dat niet merkwaardig? Ik denk het niet. Problemen in een relatie hebben na enige tijd niets meer te maken met oorzaken of aanleidingen, maar alles met de manier van doen waartoe partners elkaar dwingen. Als je relatieproblemen wilt oplossen, moet je deze manier van doen doorbreken. Had ik het woord liefde al laten vallen? Als je niet meer van elkaar houdt, ga dan uit elkaar. Dit cliché hang ik met vuur aan, omdat er niets is om op te bouwen als er geen wederzijds gevoel meer is. Ik kan het ook gemakkelijk zeggen, omdat het zelden voorkomt dat mensen geen gevoel meer voor elkaar hebben. Het is iets ongelooflijk taais hoor, liefde. Je kunt iemand jarenlang treiteren zonder dat die ander de hoop op betere tijden of de herinnering daaraan verliest, zonder dat liefde omslaat in haar evenbeeld, de haat. Ook haat is trouwens een mooie basis om mee te beginnen. Een ander cliché over de liefde wil namelijk dat alleen mensen die van elkaar houden, elkaar kunnen haten. So far, so good. Maar wat ze er nooit bij vertellen is dat liefde vaak helpt om de problemen in stand te houden. Mensen met relatieproblemen vertrouwen lang, heel lang op (het restant van)
14
hun gevoel voor elkaar. Het komt allemaal wel goed, denken ze, als we maar blijven hopen, als we maar geduld hebben, als we maar van elkaar blijven houden. Op deze manier trekken mensen de gordijnen dicht, ze weigeren te zien wat er echt aan de hand is. Inderdaad: het gevoel is er nog. Maar wie zegt je dat dit gevoel je zal beschermen als eenmaal de storm is opgestoken? Als je alleen maar angstvallig waakt over wat je hebt, sta je stil. En voor liefde is stilstand dodelijk. Als je stilstaat, ontneem je jezelf bewegingsruimte. En die ruimte heb je nodig om relatieproblemen te overwinnen. Nu het woord bewegingsruimte is gevallen moet ik, ten slotte, wijzen op het gevaar van verandering. Het is bij het oplossen van relatieproblemen zelden zo dat je weer uitkomt waar je was begonnen. Pas dus op. Als je iets aan je problemen besluit te doen, zul je genoegen moeten nemen met iets nieuws. De oplossing van de problemen kan het besluit zijn om uit elkaar te gaan, om een losser verband met elkaar aan te gaan, of om andere fundamentele afspraken uit het verleden te schenden. Het gevaar van verandering is dat je relatie ook echt anders wordt. Amsterdam, 2005
15
1
Wat is er met ons aan de hand?
Wat is dat, relatieproblemen? De Dikke van Dale geeft een wat karige omschrijving van het begrip relatie: ‘betrekking van een persoon tot een andere’. Opvallend is dat deze betekenis niet de eerste is, maar de derde. Klaarblijkelijk moet het begrip relatie in eerste instantie breder worden opgevat, want ook tussen zaken, begrippen en oordelen kan een relatie bestaan. Een mooi synoniem van deze algemene betekenis is het woord ‘rapport’: dit is het moment waarop het ene proces aansluit bij het andere. Relatie blijkt hier verwant aan ‘relaas’: informatie, inlichting. In de term ‘relatie’ zit dus communicatie ingebakken: de betrekking van een persoon tot een ander is de informatiestroom die tussen deze twee bestaat. Deze informatiestroom kan gaan over de geschiedenis van deze personen, over de lopende afspraken en over de verwachtingen die deze twee personen hebben. Als de communicatie op een van deze gebieden stokt, dan hebben deze personen een relatieprobleem. Gebrek aan communicatie; het is precies de klacht die relatietherapeuten het meeste horen. Ook volgens het grote boek van diagnoses in de psychologie, de Diagnostical and Statistical Manual of mental disorders is verstoorde communicatie hét kenmerk van partnerrelatieproblemen. Mensen kunnen last hebben, zegt het boek, van negatieve communicatie (kritiek hebben), verstoorde communicatie (onrealistische verwachtingen hebben) of non-communicatie (terugtrekken). Verstoorde com-
17
municatie wordt een probleem als het leidt tot gebrekkig functioneren van de relatie of van een van beide deelnemers daaraan. Een mens hangt van relaties aan elkaar. Je hebt relaties met minnaars, vrienden en kennissen, collega’s, buren, huisdieren en landgenoten. Er zijn psychologen die beweren dat al het gedrag van mensen plaatsvindt binnen de context van relaties. In dit boek beperk ik me natuurlijk tot de partnerrelatie, de innige relatie tussen twee personen die van elkaar houden en daarom hebben besloten om zo veel mogelijk van hun levens te delen. Er zijn allerlei soorten partnerrelaties en ik ga ze echt niet allemaal opnoemen en wat mij betreft is alles best, zolang iedereen maar happy is. Maar als ik in het hiernavolgende spreek over een relatie, dan heb ik het over twee mensen die van elkaar houden of hielden, die meestal samenwonen, maar dat hoeft niet, die seks met elkaar hebben, maar dat hoeft niet, en die zich, met zoveel woorden of niet, hebben voorgenomen de rest van hun leven bij elkaar te blijven.
Inhoud Zulke mensen delen een geschiedenis: de dingen die ze samen hebben meegemaakt en de dingen die ze hebben meegemaakt, terwijl ze samen waren. Episodes uit de gedeelde geschiedenis – maar net zo goed episodes uit de persoonlijke geschiedenis – kunnen reden zijn voor conflicten. De interpretatie van wat er is gebeurd, kan verschillen tussen partners, die dan dus een meningsverschil hebben. Ook kan iemand zich onbegrepen voelen als een gebeurtenis voor hem of voor haar belangrijk was, terwijl de partner het belang van de gebeurtenis niet ziet. Het idee dat verschillende interpretaties van een gebeurtenis leiden tot relatieproblemen is uitgangspunt van cognitieve therapie, waarover meer in hoofdstuk 4. Nu wil ik vaststellen dat partners vaak niet hetzelfde denken over wat er gebeurt. Dit is prima, maar het wordt een probleem als mensen daardoor boos worden op elkaar. Zij willen dan niet langer
18
elkaars verhaal aanhoren, laat staan rekening houden met elkaar. Een relatieprobleem kan bovendien ontstaan als een nare gebeurtenis of episode weliswaar in de tijd voorbijgaat, maar niet wordt opgelost of verwerkt door een van beide partners, of door geen van beide.
Beerta: de man die zijn vrouw voorbijreed Meneer en mevrouw Beerta zijn vijfentwintig jaar getrouwd, hun twee volwassen kinderen hebben onlangs het ouderlijk huis verlaten. Het is nooit goed gegaan, niet echt, in die vijfentwintig jaar. Mevrouw Beerta zegt dat haar man contactgestoord is; meneer Beerta vindt zijn vrouw rancuneus. ‘Ja, nou, alsof je me niets hebt aangedaan,’ zegt mevrouw. Ik wil weten wat meneer dan heeft gedaan. Terwijl meneer Beerta nurks voor zich uit staart, somt mevrouw een lange lijst misdaden van hem op. Grootste gemene deler is haar gevoel dat hij haar negeert. Dit blijkt uit alles, maar het belangrijkste punt is iets dat in het begin van
19
hun huwelijk is voorgevallen. Mevrouw Beerta was acht maanden zwanger, toen meneer haar op een avond zou komen ophalen van zwangerschapsgymnastiek, met de auto. Op de afgesproken hoek stond zij al enige tijd te wachten. Eindelijk naderde de auto. Meneer hield vaart in, reed langs de hoek van de straat en reed weer door. ‘Puur om me te pesten,’ zegt mevrouw. ‘Ik zag je niet,’ zegt meneer. Hun beider commentaar klinkt sleets; deze grammofoonplaat is reeds vele malen afgedraaid. Het voorval is in de loop der jaren symbool geworden voor zowel het ‘pesten’ van meneer als het ‘gezeur’ van mevrouw. De gebeurtenis wordt in hun gesprekken vaak herhaald, maar niet uitgepraat.
Mensen met een relatie hebben ‘lopende afspraken’ in het heden. Sommige afspraken zijn uitgesproken of zelfs op papier gezet, denk aan trouwboekjes en notariële aktes, maar de meeste afspraken zijn nooit uitgesproken, laat staan zwart op wit vastgelegd. Daar begint een hoop ellende mee. Aan de andere kant kun je niet van mensen verlangen dat ze alles vastleggen: papier is geduldig en de mens is veranderlijk. Impliciete en expliciete afspraken gaan over taakverdelingen, zoals in het huishouden, bij de opvoeding van kinderen en in geldzaken. Ze gaan over wie waarover de baas is. Afspraken gaan ook over intieme aspecten van de relatie: hoeveel aandacht heb je voor elkaar, hoeveel raak je elkaar aan, hoeveel seks heb je, met wie heb je seks, en met wie niet? Afspraken gaan ook over afspraken: hoeveel afspraken hebben wij?
Fleur en Rick: we spreken af dat we niks afspreken Fleur en Rick hebben een schattig dochtertje, dat tijdens de sessie voortdurend probeert mijn legoblokken op te eten. Rick heeft haar
20
niet erkend, omdat hij het met Fleur niet eens kan worden over haar achternaam. Rick en Fleur wonen ongetrouwd samen, maar Rick heeft zijn eigen appartement aangehouden, ‘voor als ik daar even wil zijn’. Alles is mis. Fleur en Rick hebben vaak escalerende ruzies, tot en met fysiek geweld aan toe. Hun servies is van plastic, anders is er geen beginnen aan. Ze leven in continu geldgebrek, omdat hun beider baantjes te weinig opbrengen en omdat ze niet hebben beslist wie er het meest moet gaan werken en wie het meest voor hun dochtertje zorgt. Ze doen ‘alles lekker samen’. Rick voelt zich onbegrepen door Fleur, omdat zij nergens echt over wil praten. Fleur zegt dat er niks te bepraten valt, omdat Rick ‘toch alleen maar wil neuken’. Hun huis is te klein en een ‘enorme puinhoop’. Deze puinhoop is regelmatig inzet van hun ruzies, met als gevolg dat beiden weigeren een poot uit te steken in het huishouden. Tijdens de sessie staat Rick regelmatig op om een legoblokje uit de mond van hun dochtertje te peuteren. Dit ergert Fleur mateloos: er is toch niks aan de hand? Dat kan ze toch zelf wel bepalen? De zorg van hun dochtertje is inderdaad ook een punt van twist. Fleur wil haar zelf laten bepalen wanneer ze eet en slaapt, Rick wil regelmaat brengen in haar dagschema. Droogjes constateer ik een gebrek aan structuur: het lijkt wel alsof zij nergens afspraken over hebben gemaakt. ‘Afspraken maken lijkt me een belangrijk doel van een behandeling,’ zeg ik. Er valt een stilte. Fleur trekt een vies gezicht. Rick kijkt haar even aan en zegt dan schoorvoetend dat zij ‘niet zo voor afspreken’ zijn. Dat beperkt enorm. Stel dat je ineens een goed idee krijgt? En dan heb je een afspraak! Hij lijkt te huiveren. ‘Wij hebben afgesproken,’ voegt Fleur daaraan toe, ‘dat we niks afspreken. Want dat is zo afsprekerig.’
21
Schijn en wezen Ik wil kinderen, zegt de een en de ander zegt: dat is prima, maar nu nog even niet. Na een jaar begint de een weer: we zouden toch kinderen nemen? Ja, zegt de ander, als ik genoeg verdien. Na weer een jaar zegt de een: gefeliciteerd met je nieuwe baan, zullen we nu een kind gaan maken? Zegt de ander: hoho, eerst een mooi huis zoeken. Zegt de een: laat maar, ik heb al een kind gemaakt met nummer drie. Mensen koesteren verwachtingen omtrent de toekomst – over zichzelf, over hun partner, over hun gezamenlijke leven. Dat er kinderen komen, dat de ander niet aan de drugs gaat of een inbreker wordt, dat degene die nu het geld verdient straks in staat zal worden gesteld om zelf te studeren. Relatieproblemen kunnen ontstaan doordat mensen onvoldoende aan elkaar duidelijk maken welke verwachtingen zij koesteren. Maar ook kan een van de twee door veranderingen in het heden het vertrouwen in de gezamenlijke toekomst verliezen. Dat lijkt op ‘het schenden van lopende afspraken’, maar het is niet hetzelfde. Mensen veranderen ook op gebieden waar je nou eenmaal geen afspraken over kunt maken. Iemand kan op latere leeftijd ontdekken homoseksueel te zijn; iemand kan een spiritueel pad kiezen en alle (ook de gemeenschappelijke) aardse bezittingen willen wegschenken; iemand kan ziek worden. Een subtieler verandering is het inzicht dat je partner niet (helemaal) degene is die je had gedacht dat hij of zij was. Je leert elkaar door de jaren heen steeds beter kennen, de verwachtingen die je koesterde maken plaats voor de naakte werkelijkheid. Nietzsche, een filosoof uit Duitsland, vond aan het einde van de negentiende eeuw al dat relaties weinig meer zijn dan wederzijdse projecties (eigenschappen in je partner ‘zien’ die er niet zijn) en dat ze daarom gedoemd zijn te mislukken. Door de projectie heen doemen immers op enig moment onherroepelijk de ware contouren op van je partner: je ziet hem of haar niet langer met een roze bril op en je schrikt. Zoals the Talking Heads zon-
22
gen: ‘Is this my beautiful wife?’ Je kijkt naast je in het bed en denkt: is dit mijn m/v? Nietzsches idee is uitgewerkt door psychodynamische behandelaars tot een theorie met bijpassende behandeling, de objectrelatietherapie (zie hoofdstuk 4). In het kort komt deze hierop neer: mensen willen zich hechten aan een ander, maar hechten zich in feite aan een verloren deel van zichzelf. Door het ik en de ander duidelijk te onderscheiden, kunnen mensen leren zien wie hun partner echt is. Therapeuten die deze behandeling toepassen, hopen dan maar dat het resultaat, elkaar zien zoals je bent, goed zal bevallen…
Betrekking Afgezien van de inhoud hebben relatieproblemen een betrekkingenkant. Meestal zien mensen deze kant als de ware kern van de problemen en de inhoudelijke probleemgebieden als de aanleiding. Daarin hebben zij gelijk. Het is alleen jammer dat men ondanks deze analyse steevast inhoud en betrekking door elkaar gooit bij het oplossen van relatieproblemen. Daar kom ik op terug. ‘We communiceren niet meer’ zeggen mensen als ze bij de psycholoog binnenlopen. En als ze het zelf niet zeggen, dan zegt de psycholoog het wel: ‘Jullie luisteren niet naar elkaar, jullie kunnen niet onderhandelen, jullie denken in termen van macht en niet in termen van oplossingen. Er is iets mis met jullie betrekking.’ De betrekking, dat is de onderlinge uitwisseling van standpunten, de verdeling van zeggenschap en de manier waarop de dingen worden gezegd. De betrekking is dag en nacht aan de gang, zij is de stof waaruit de relatie bestaat. Standpunten komen en gaan, maar de uitwisseling is iets continu’s. Mensen kunnen nu eenmaal niet niet communiceren. Als het goed is, is de betrekking iets vloeiends: de een brengt een standpunt in en de ander reageert, waarop de een weer reageert; soms is de een de baas, dan is de ander de een weer de baas; er wordt nu eens gefluisterd en
23
dan weer geschreeuwd; leed en vreugde worden uitgewisseld en het leed of de vreugde van de een voelt de ander als het leed of de vreugde van zichzelf. De een kan de ander ergens van overtuigen, de een kan de ander de leiding laten nemen, lieve dingen worden afgewisseld met laag-bij-de-grondse en gemene. Als de betrekking stagneert, gaan de verhoudingen bevriezen, verkrampen en radicaliseren tegelijk. Beide partners blijven bij hun mening, volharden in het meningsverschil. Zij kunnen niet toestaan dat een van hen de leiding neemt in een bepaalde zaak – dat schept maar precedenten. Zwijgen en schreeuwen zijn manieren om maar één boodschap over te brengen: een negatieve. Het kenmerk van een negatieve betrekking is het ontstaan van negatieve communicatiepatronen. Een patroon is iets stars, een vaste manier. Partners in een negatief communicatiepatroon dwingen elkaar tot onveranderlijk gedrag tot op het punt dat beiden het gevoel hebben dat ze zo vastzitten dat ze geen kant meer uit kunnen. En ja, dan heb je dus een probleem. Een uitspraak van psycholoog John Gottman wordt vaak aangehaald in de vakliteratuur: ‘De meeste ruzies in een huwelijk draaien om eeuwige problemen die nooit opgelost zullen raken. Waar het om gaat is niet die problemen, maar het affect waarmee deze problemen niet worden opgelost.’ (Het affect betekent: de manier en mate van emotionele expressie.) Daar komt nog iets bij: zoals verschillende onderzoekers hebben vastgesteld is het niet de aanwezigheid van negatief affect die het beste een scheiding voorspelt, maar de afwezigheid van positief affect. Als twee partners elkaar nooit een blijk van waardering geven, nooit aanhalen of aanraken, nooit een glimlach of compliment geven, hebben negatieve emoties vrij spel. Steeds herhaalde, negatieve en hevige emoties leiden dan tot verkilling en verstarring van de onderlinge verhouding. ‘Daar heb je hem/haar weer, de ruzie kan weer beginnen’, denken veel mensen in deze fase van een relatie als hun partner de kamer binnenkomt. Ze voelen walging zodra ze de ander zien. Hun vloeiende relatie, een heen en weer golvende beweging van gedachten en gevoelens, is bevroren tot een ijskap, die het leven verstikt.
24
Papastratos: de Griek en de Friezin Dimitri Papastratos is met zijn vrouw Klaartje de hele wereld over geweest, sinds hij haar als jonge militair heeft leren kennen tijdens een oefening in Duitsland, in de buurt van Friesland. De ene basis na de andere hebben ze gezien en steeds weer opnieuw moesten ze een leven opbouwen in nieuwe landen met nieuwe gewoontes, tussen nieuwe vrienden en nieuwe kennissen. Tijdens hun zwervend bestaan waren Dimitri en Klaartje steeds volkomen op elkaar aangewezen: zij beiden vormden de enige vaste waarde voor elkaar. Ook hebben ze offers moeten brengen: Klaartje heeft nooit een echte baan gehad, voor kinderen was het leven te onrustig en hun families, voor beiden erg belangrijk, hebben ze al die jaren amper gezien. Sinds enkele jaren is Dimitri te werk gesteld in Noord-Holland, op een plek waar hij de rest van zijn carrière rustig kan uitzitten. Wat er over is van hun dromen kunnen Klaartje en hij eindelijk gaan verwezenlijken. Alleen, het tegendeel is gebeurd. Er waren meningsverschillen. Ze gingen steeds vaker ruzie maken, tot slaan, schoppen en krabben aan toe. De ruzies zijn er nu wekelijks en ze kunnen dagen duren. Ook zijn er weken waarin meneer en mevrouw Papastratos geen woord wisselen. In hun huis betrekken ze elk een aparte verdieping, opdat ze elkaar niet hoeven zien als dat niet per se moet. Als ze elkaar wel spreken, vermijden ze belangrijke onderwerpen. Belangrijke onderwerpen hebben bijna allemaal met het verleden te maken: ze verwijten elkaar hun kinderloosheid en het verlies van contact met hun familieleden. Klaartje verwijt haar man bovendien dat hij haar altijd ‘als een soldaat’, een ondergeschikte, heeft behandeld en dat ze zich nooit heeft kunnen ontplooien. Dimitri verwijt Klaartje dat zij, nu het eindelijk kan, geen aandacht voor hem heeft en juist is gefocust op het leven en de mensen in het dorp waarin ze wonen.
25
Na lange gesprekken waarin het ene verwijt over het andere tuimelt, blijkt dat Dimitri van Klaartje eist dat ze al haar (vrijwilligers)werk in het dorp opgeeft om voor hem te zorgen. Klaartje vertikt dat, zeggende dat ze geen soldaat in het Griekse leger is. Klaartje wil dat Dimitri toegeeft dat hij haar honds heeft behandeld en ze wil erkenning voor de verliezen die ze heeft geleden. Vooral haar kinderloosheid neemt ze Dimitri kwalijk en ze eist excuses. Dimitri haalt zijn schouders op en zegt dat ze ‘daar zelf bij was’. De een wil dat de ander het eerst op de knieën gaat. In gesprekken die ik apart met hen voer, blijkt dat Klaartje en Dimitri tot op zekere hoogte wel oren hebben naar elkaars voorstellen, maar dat ze zich beiden zeer door de ander gepiepeld voelen. Dimitri voelt dat als hij zou toegeven dat hij indertijd Klaartjes kinderwens heeft gefrustreerd, hij nooit voor elkaar krijgt dat zij nu meer aandacht aan hem besteedt: hij denkt dat ze hem niet echt zal vergeven en juist van hem zou weglopen als hij toegaf. Klaartje voelt dat Dimitri haar nooit als een gelijke zal gaan behandelen, als zij nu op zijn bevel meer tijd aan hem en aan elkaar zou besteden. Beiden volharden in hun standpunt om hun gelijk te halen. Beiden geven elkaar op geen enkel gebied een duimbreed toe, omdat dit naar hun gevoel zou betekenen dat zijzelf op dat belangrijkste gebied hun ongelijk zouden toegeven.
Wat lijkt op een relatieprobleem, maar is het niet? Alle individuele problemen in een mensenleven hebben hun weerslag op de partnerrelatie van de persoon in kwestie. Aan de buitenkant kan het dan lijken alsof het een relatieprobleem betreft. Stel, een man
26
drinkt. Drinkt die man omdat hij niet is opgewassen tegen het leven of omdat die man niet is opgewassen tegen zijn partner? Nog ingewikkelder wordt het als de reactie van een partner op het probleem van de ander een probleem op zich vormt. Even terug naar die drinkende man. Nadat ze eindeloos begrip heeft opgebracht voor het laveloos geslemp van haar man, is voor mevrouw de maat vol. Elke keer dat zij en haar man een gesprek hebben over belangrijke zaken verwijt ze hem dat hij drinkt en maakt ze in alles duidelijk dat ze hem niet serieus neemt. Nu heeft een achterliggend probleem een relatieprobleem veroorzaakt.
Verschoven problemen Achterliggende problemen zijn niet altijd zo duidelijk als in het vorige voorbeeld. Stel, een man gokt. Al zijn geld gaat daaraan op en ook gaat er nogal wat tijd zitten in casinobezoek. Zijn vrouw denkt: wat is Harry toch weinig thuis. En hij koopt ook nooit meer cadeautjes voor me. Zou er wat zijn? Ze vraagt het aan Harry, maar die zit in wat zo mooi de ontkenningsfase heet: hij bezweert zijn vrouw dat er niets aan de hand is, hij heeft het alleen ‘wat druk’. De vrouw voelt zich afgescheept en gaat wat meer op Harry letten: hij komt vaak laat thuis, is onduidelijk over afspraken en liegt. Na een poosje weet de vrouw het zeker: Harry ziet een ander. Ze neemt Harry mee naar een relatietherapie. Daar gaat Harry wekenlang mee naartoe om te horen dat hij ‘niet communiceert’, ‘weinig aandacht heeft voor zijn vrouw’ en ‘weinig investeert in de relatie’. Alles beter, denkt Harry, dan toegeven dat ik een gokprobleem heb. Andere voorbeelden van zulke ‘verschoven problemen’ zijn verschoven rouw en verschoven woede. Bij verschoven rouw verwijt iemand zijn of haar partner een verlies, bijvoorbeeld het verlies van een kind. Degene die het verlies in de schoenen geschoven krijgt, laten we zeggen de vrouw, moet zich telkens verantwoorden. In alle discussies over
27
alle onderwerpen moet zij zich verweren tegen het impliciete verwijt van haar partner dat zij verantwoordelijk is voor het verlies van hun kind. Aan de oppervlakte gaat de discussie steeds over iets anders, van de inrichting van het huis tot de haren in het doucheputje. Alle verweer van die vrouw die het slachtoffer is van verschoven rouw is tevergeefs: een nieuw bankstel en een schoon putje leiden niet tot een betere verstandhouding. Verschoven rouw komt ook vaak voor na een abortus: men verwijt elkaar de ander te hebben overgehaald om een abortus te plegen, om zo ruimte te geven aan spijt en wroeging. Het is tenslotte altijd eenvoudiger een ander iets te verwijten dan toe te geven dat je zelf twijfelt. Verschoven woede komt hierop neer, dat iemand op zijn brood krijgt wat een ander zijn of haar partner heeft aangedaan.
Aboutaleb: de man die zijn vrouw opsloot Meneer Aboutaleb sluit zijn vrouw regelmatig op in hun huis. In de Marokkaanse cultuur zou dat zo horen. ‘Dat kunt u niet begrijpen,’ zegt meneer Aboutaleb, ‘u bent niet Marokkaans.’ Ik geef toe dat ik geen Marokkaan ben en ik zeg dat ik in het algemeen weinig snap van de dingen die mensen doen en dat ik daarom zoveel vragen stel. ‘Ik wil bijvoorbeeld wel eens weten wat mevrouw Aboutaleb ervan vindt.’ Mevrouw Aboutaleb huilt. Met stukjes en beetjes vertelt ze haar verhaal: haar man wilde altijd al dat ze thuis bleef, maar daar heeft ze zich weinig aan gelegen laten liggen. Ze heeft Nederlands geleerd, bracht de kinderen naar school, bezocht vriendinnen, maar sinds een paar jaar is haar man strenger geworden. Hij bezoekt een andere moskee en met de koran in de hand legt hij haar steeds meer verboden op: er is geen vaste telefoon meer in huis, alleen met hem erbij mag ze het huis verla-
28
ten en soms sluit hij haar op in de badkamer of de slaapkamer. Mevrouw Aboutaleb is dan doodsbang dat er brand uitbreekt. Ze is ook eenzaam: ze wil gewoon naar buiten kunnen, onder de mensen komen, naar de markt gaan. Ze aarzelt, kijkt even naar haar man en zegt dan snel: ‘Het is niet de koran. Het is zijn moeder.’ Meneer Aboutaleb protesteert en in het Marokkaans spreekt hij zijn vrouw streng toe. Die kijkt naar de grond. Als hij is uitgeraasd, zegt ze: ‘Hij moet het zelf vertellen, maar het moet.’ Ze kan alleen vandaag met mij spreken; het echtpaar is gekomen op aandringen van een broer van mevrouw en de kans bestaat dat ze weer voor langere tijd binnen moet zitten. Daarom zet ze door. Enige tijd overleggen ze in het Marokkaans. Dan neemt meneer Aboutaleb het woord. ‘Mijn vrouw zegt dat ik haar opsluit vanwege mijn moeder.’ Zijn vader is overleden, toen meneer Aboutaleb 4 was, zijn moeder moest vaak voor langere tijd weg, om te werken. Dan was meneer bij zijn grootmoeder. Op een dag ging zijn moeder weer weg naar de grote stad en ze kwam nooit weer terug. Er werd niet over gesproken. Meneer Aboutaleb wist dat ze niet dood was, maar dat maakte niet veel uit. Hij heeft haar nooit meer gezien. Als hij uitgesproken is, breekt meneer Aboutaleb in een hartverscheurend huilen uit. ‘Hij sluit mij op, omdat zijn moeder hem heeft verlaten,’ zegt mevrouw Aboutaleb. De volgende sessie komen ze weer samen. Nu zit er geen broer op de gang te wachten.
Andere fase Een ander veelvoorkomend verschoven probleem is een relatieprobleem dat ontstaat als een van beide partners een andere levensfase ingaat, of beiden een andere levensfase ingaan. Er komen kinderen; de kinderen gaan allemaal naar school; de kinderen verlaten het huis;
29
je partner verliest zijn of haar baan of neemt een nieuwe; je gaat met pensioen. Zulke belangrijke fasen in je leven veranderen je dagindeling sterk en ze kleuren in hoge mate het beeld dat je van jezelf hebt. Logisch dat je op een andere manier met je partner omgaat als je over jezelf denkt ‘Ik zit op de top van de wereld’ dan als je denkt ‘Ik ben waardeloos’. Logisch dat je wat vaker ruzie maakt. Je kunt zeggen dat het verschil tussen relatieproblemen en problemen in de relatie ten gevolge van andere problemen lood om oud ijzer is. In geval van problemen moet je sowieso aandacht besteden aan de relatie tussen partners. Dit is de reden dat sommige relatietherapeuten beweren dat alle problemen relatieproblemen zijn. Dat vind ik te gortig: het heeft wel degelijk zin om individuele problemen te onderscheiden van relatieproblemen. Er zijn tegenwoordig goedwerkende strategieën voor individuele klachten en als je daaraan voorbijgaat, doe je jezelf tekort. Wel denk ik dat elke behandeling, of elke aanpak van welk probleem dan ook, tegelijkertijd moet focussen op individuele en relationele aspecten van wat er misgaat. De gevolgen van individuele problemen en de manier waarop mensen daarmee omgaan, zetten maar al te vaak een negatieve spiraal in gang, die uiteindelijk relatieproblemen tot gevolg kan hebben. Een oude fout van relatietherapeuten wordt langzamerhand hersteld op basis van onderzoek dat de laatste jaren is gedaan. De fout bestond eruit om alleen oog te hebben voor relationele problemen en de individuele te veronachtzamen, of om alleen te focussen op de relationele kant van individuele problemen. Steeds meer relatietherapeuten integreren in één behandeling interventies die zijn gericht op individuele en relationele klachten. Het omgekeerde gebeurt ook: therapeuten die voorheen focusten op individuele problemen, krijgen oog voor de relationele aspecten daarvan. Als een man bijvoorbeeld depressief is, kunnen zijn klachten mede in stand worden gehouden doordat zijn
30
vrouw hem (uit medeleven) te veel en te vaak werk uit handen neemt. Het onderzoek naar gemeenschappelijke therapiefactoren (zie hoofdstuk 4) toont aan dat het effect van behandelingen groter wordt als therapeuten niet alleen individuele patiënten uitnodigen voor een gesprek, maar ook partners en andere betrokkenen, zoals kinderen of vrienden van de familie. Bij relatieproblemen voelt het misschien vanzelfsprekend aan dat beide partners tegelijkertijd op gesprek komen bij een therapeut. Het zou echter even vanzelfsprekend moeten zijn om hun kinderen uit te nodigen (mits deze wat ouder zijn, zeg vanaf een jaar of tien), of hun buren of collega’s of vrienden. De therapeut kan dan beschikken over meer informatie en de kans dat positieve interactiespiralen in gang worden gezet is groter naarmate daar meer mensen aan meewerken.
Hoe weet je dat je relatieproblemen hebt? Hoe kun je nou niet weten dat je relatieproblemen hebt? Het lijkt zo duidelijk: een relatie is zoiets essentieels, zoiets dagelijks en normaals, dat je wel blind moet zijn om niet te merken dat je relatie in de problemen is gekomen. Dat is niet zo. Het is heel goed mogelijk dat je dit niet meteen merkt. Net als bij andere problemen, denk aan de man die drinkt, bestaat er bij relatieproblemen zoiets als de ontkenningsfase. Je denkt: we hebben geen relatieproblemen, het komt door geldproblemen dat we zoveel ruzie hebben. Of je denkt: zolang we naar buiten toe goed lijken te functioneren, is er weinig aan de hand. Je zou de mensen de kost moeten geven die er alles aan doen om de schone schijn op te houden. Buitenstaanders zien een gelukkig gezin, vrolijke kindertjes, papa en mama druk in de weer met het huishouden en een goedgevuld sociaal leven. Wat andere mensen niet zien is dat
31
papa en mama nooit meer tegelijkertijd naar bed gaan, laat staan seks hebben met elkaar. Wat andere mensen niet zien is de ADHD-achtige problemen van de jongste zoon en de problemen van de oudste dochter, die gepest wordt op school. Mijn buurman noemt dat ‘leven als de Kennedy’s’. Deze familie van een beroemde Amerikaanse president leidde een leven vol glamour in het hart van de hoogste kringen van de Verenigde Staten. Pas later kwam aan het licht dat familieleden elkaar uit de weg lieten ruimen in gevechten om geld en om macht, dat alcoholisme en psychische problemen welig tierden bij leden van de familie en dat overspel eerder regel was dan uitzondering. Aan de buitenkant was hiervan jarenlang niets te zien. Je kunt relatieproblemen, ten slotte, ook over het hoofd zien juist omdat een relatie zoiets dagelijks en normaals is. Je zit er te dicht bij, je kunt er geen afstand van nemen. Mensen zijn gewoontedieren. Wij zien alleen de grote veranderingen, de sterke bewegingen. Daarvan is het meeste gevaar te duchten. Kleine veranderingen, die we inschatten als weinig gevaarlijk, willen we liever negeren. Verandering betekent maar al te vaak narigheid, en narigheid dat wil de struisvogel niet. We kijken graag zo lang mogelijk de andere kant uit, om vervelende gevoelens en moeilijk gedoe te vermijden – waardoor de kans op narigheid natuurlijk alleen maar groter wordt.
Victor en de nieuwe Porsche Hij zier er gesoigneerd uit, Victor: lichte zomerpakken, roze hemden, gouden horloge. Onze afspraken maakt hij in een elektronisch geval dat behalve agenda ook GSM-toestel, zakcomputer en fotocamera is. Victor heeft een druk leven als consultant, al zit hij nu ‘even tussen twee opdrachten in.’ Daardoor is hij gaan ‘nadenken over het leven en wat het allemaal voor zin heeft’. ‘Je zal wel den-
32
ken: midlifecrisis,’ zegt Victor, ‘en ja: dat denk ik ook wel eens.’ Zijn vrouw, die niet mee wilde komen, heeft gezegd dat hij eens ‘wat oude rommel van de harde schijf moet wissen,’ zodat hij ‘fris weer verder kan.’ Inderdaad heeft Victor in zijn jeugd, maar ook daarna, schokkende gebeurtenissen meegemaakt. We zetten ze op een rij en Victor kiest de meest ingrijpende, de suïcide van zijn vader, voor een imaginaire confrontatie. Er gebeurt weinig tijdens de confrontatie. Dat wil zeggen: Victor vertelt er in geuren en kleuren over, vertelt hoezeer hij is geschrokken en hoeveel verdriet hij heeft gehad. Na afloop zeg ik dat het erop lijkt dat hij de gebeurtenis prima heeft verwerkt. Victor haalt opgelucht adem: dat dacht hij ook al. Sterker nog, de kamer waarin hij zijn vader heeft gevonden is nu al jaren lang zijn werkkamer en daar heeft hij nooit een tweede gedachte bij. ‘Ik vraag me af hoe je vrouw daar nou bij kwam,’ zeg ik. ‘Maar laten we er eens van uitgaan dat ze gelijk heeft.’ Ik vraag Victor om te registreren waarvan hij daadwerkelijk last heeft, over welke dingen hij ‘nadenkt’ en op welke momenten hij zich afvraagt ‘wat het leven voor zin heeft’. De volgende zitting heeft Victor een baard van drie dagen en wallen onder zijn ogen, maar volgens hem gaat alles prima. Het registreren heeft hem reuze goed gedaan, omdat hij heeft gemerkt dat hij helemaal niet met het verleden in de knoop zit: hij denkt er nooit aan. Het enige waar hij zich zorgen over maakt, is dat een volgende opdracht almaar uitblijft, net nu hij had besloten om een Porsche te kopen bij wijze van cadeautje aan zichzelf voor al het harde werken van de afgelopen jaren. ‘Maar ja, die opdrachten komen wel weer, er lopen een paar dingetjes,’ zegt hij, en zucht. Wat wel vervelend is, is dat zijn dochters hem als oud vuil behandelen, hij ‘krijgt geen contact meer met ze.’ En hij slaapt al drie dagen op de bank. Zijn vrouw heeft hem het echtelijk bed uitgestuurd, nadat hij ‘weer eens flink te veel’ had
33
gedronken en ‘van een mug een olifant’ had gemaakt. Navragen leert dat hij en zijn vrouw eens in de twee maanden zo’n ruzie hebben en dat dit altijd komt door zijn ‘onbeschofte manier van doen’. ‘Stel dat je vrouw gelijk heeft,’ zeg ik, ‘en dat jij je tegenover haar en de kinderen onbehouwen gedraagt, dan wil ik haar kant van het verhaal wel eens horen.’ Hij belooft haar de volgende keer mee te nemen. Maar die afspraak belt hij af, omdat zijn vrouw ziek is. Een maand later zien we elkaar weer. Victor ziet er weer pico bello uit en zijn ogen glimmen. Hij heeft een grote opdracht. Hij ‘denkt niet meer zoveel na’. Zijn vrouw vond het niet nodig mee te komen ‘nu alles weer zo goed gaat’. Ook heeft hij zijn midlifecrisis ‘op de standaardmanier’ opgelost. Trots haalt Victor zijn zakcomputer tevoorschijn en tovert er een foto op van zijn nieuwe auto: een gloednieuwe Porsche. ‘Ik moet gewoon niet zoveel nadenken,’ zegt hij, ‘dat scheelt alles.’ De Porsche is voor hem het bewijs dat de behandeling is geslaagd. Glunderend verlaat hij mijn spreekkamer.
Natuurlijk is het netjes om je verantwoordelijkheden niet te ontlopen: Victor erkende dat hij nu en dan te veel dronk, dat hij piekerde, dat hij zich soms te egoïstisch opstelde. Maar je moet jezelf niet verantwoordelijk willen maken voor alles wat er gebeurt: het was Victors vrouw die vond dat hij een probleem had vanwege zijn verleden en vanwege zijn neiging om af en toe ruzie te maken. Helaas stond Victor de gedachte niet toe, dat zijn gedrag misschien gedeeltelijk ook verklaard kan worden uit een verstoorde verhouding met zijn vrouw. Bepaalde signalen kunnen je erop wijzen dat je je niet (alleen) rot voelt doordat je zelf problemen hebt, maar doordat je een relatieprobleem hebt. Ik noem er een paar:
34
–
Seks: afwezig of minimaal. Je hebt eigenlijk alleen nog maar seks als je wat gedronken hebt; seks duurt bijzonder kort en je brengt er weinig variatie in aan; je masturbeert meer dan vroeger; je gaat vreemd.
–
Laat naar bed. Je hebt nooit zin om tegelijk naar bed te gaan: dat voelt zo klef. Liever ga je nachten lang internetten of Dostojewski lezen. Aan jouw lijf geen polonaise.
–
De kinderen voelen vreemd. Vooral bij oudere kinderen heb je het gevoel dat je langs elkaar heen leeft. Zij gebruiken het huis als hotel dan wel gaarkeuken en jou als lopende portemonnee. Je gaat je van lieverlee zelf voelen als een handelsreiziger in een goedkoop motel.
–
Ruzie. Je hebt steeds maar weer ruzie over de onbenulligste dingen. De ruzies escaleren tot verbaal of fysiek geweld dan wel tot het aan stukken slaan van serviesgoed.
–
Verveling. ’s Avonds zit je maar wat met de krant of achter de tv. Eigenlijk weet je niet zo goed wat je met zo’n avond met z’n tweeën aan moet. Zin om uit te gaan heb je niet; je zit niet te wachten op een moeizaam vorderend gesprek in een leeg restaurant. Maar wat dan? Jullie hebben ook niks om over te praten.
–
Vreemdgaan. Je gaat vreemd, dan wel je partner gaat vreemd. Over vreemdgaan wordt een hoop onzin verteld. Maar als iemand van jullie beiden vreemdgaat en dit geheim houdt, is er iets aan de hand waar je het best eens over mag hebben.
–
Niet praten. Jullie praten wel, maar over onbenullige zaken. Zodra het echt ergens over gaat, wil de discussie niet vlotten of krijg je ruzie.
–
De kinderen doen raar. Ze stelen, liegen of worden gepest. Ze zijn vaak ziek. Ze lopen van huis weg. Ze blijven maar zeuren.
35
–
Lege huls. Met z’n tweeën houd je iets aan de praat dat geen inhoud heeft, geen richting, doel of betekenis. Je gezin, je relatie is verworden tot een instituut, een schakel in een ketting vrienden, een opvoedfabriek.
Schrik niet als je een van deze signalen herkent. Iedereen heeft zo wel zijn periodes waarin interesse minder wordt of dingen niet helemaal lekker lopen. Maar als je rotgevoel over een bepaald aspect van je relatie steeds terugkomt, of als je meerdere van de genoemde problemen tegelijk ervaart, dan wordt het tijd om iets te veranderen aan de manier waarop je met elkaar bent. De meeste psychologen-onderzoekers in het veld van de relatiekunde noemen het emotionele klimaat tussen partners als de belangrijkste graadmeter voor het bestaan van relatieproblemen. Als het klimaat vriendelijk, genereus en respectvol is en partners elkaar kunnen corrigeren door middel van positief commentaar, is er weinig aan de hand. Maar als partners vijandig en jaloers met elkaar omgaan, als zij duidelijk maken elkaar te verafschuwen als persoon en voortdurend kritiek op elkaar leveren, is de kans groot dat zich ergens een enorm probleem verschuilt. Bedenk bovendien dat relatieproblemen niet alleen voorkomen bij mensen die openlijk oorlog met elkaar voeren. Ook een kalm-afstandelijke houding ten opzichte van elkaar kan wijzen op ernstig verstoorde verhoudingen. Als je elkaar behandelt als zakenpartners die uit beleefdheid, maar vooral om grote gemeenschappelijke belangen niet te verstoren, geen onvertogen woord of gebaar laten vallen, dan kun je vermoeden dat er een levensgroot conflict schuilgaat onder de rimpelloze oppervlakte. Behalve het emotionele klimaat worden in de literatuur nog enkele veelvoorkomende factoren genoemd die kunnen wijzen op het bestaan van relatieproblemen. In het kort:
36
–
partners staan onder druk vanwege externe stressfactoren (zoals problemen op het werk of familieomstandigheden, maar ook bijvoorbeeld wonen in een te klein huis);
–
men kan problemen niet oplossen door een gebrek aan probleemoplossende vaardigheden (je praat niet over een probleem, je kiest niet voor een strategie, je komt niet in actie);
–
een van beide partners of allebei zijn agressief (verbaal of lichamelijk);
–
je brengt geen tijd met elkaar door;
–
er is een meningsverschil over de financiën;
–
mensen zijn niet tevreden over de seks (te veel, te weinig, niet op de juiste manier);
–
jullie hebben meningsverschillen over de opvoeding van de kinderen.
Nogmaals, denk niet dat elk verschil van mening over de tafelmanieren van je kind een reden tot echtscheiding vormt. Meestal gaat het om een combinatie van de genoemde factoren die je kan wijzen op serieuze relatieproblemen.
Zelfdiagnose Vragenlijsten In Nederland zijn tal van zelfbeoordelingsvragenlijsten in omloop die zijn ontworpen om de kwaliteit van een relatie of aspecten daarvan uit te drukken in een getal. Dat getal kun je dan vergelijken met dat van andere mensen. Als die mensen hoger ‘scoren’ (hun getal valt hoger uit dan dat van jou), valt het nogal mee. Als je zelf hoger scoort dan bijvoorbeeld de normgroep ‘Nederlanders tussen 18 en 64 jaar’, dan
37
betekent dit dat jij vindt dat de kwaliteit van je relatie slechter is dan wat ‘de gemiddelde Nederlander’ vindt van zijn relatie. Onderzoekers en behandelaars gebruiken deze lijsten als diagnostisch instrument en als graadmeter voor het effect van een behandeling. Als je score, de optelsom van je antwoorden, na een behandeling lager uitvalt dan ervoor, dan is er klaarblijkelijk iets goed gegaan. Natuurlijk kun je zulke lijsten ook zelf gebruiken om eens te kijken hoe het ervoor staat. Ik bespreek hier twee veelgebruikte vragenlijsten, die kunnen worden opgevraagd bij de betreffende uitgever of bij de auteurs van de lijsten (zie hoofdstuk 7, bronnen). De Interactionele Probleem Oplossings Vragenlijst (IPOV) is ontwikkeld door professor Alfred Lange van de Universiteit van Amsterdam. De vragenlijst bestaat uit 17 vragen die beide partners afzonderlijk van elkaar invullen. De gecombineerde scores drukken uit in welke mate een paar in staat is onderlinge problemen op te lossen. De uitkomst van elk paar en van elke partner kan worden vergeleken met een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking van 600 paren. De Nederlandse Relatie Vragenlijst (NRV) is van de hand van dr. Dick Barelds, die aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op onderzoek naar de rol van persoonlijkheid in intieme relaties. De NRV bestaat uit 80 vragen en ook deze vragen moeten beide partners voor zichzelf beantwoorden. De vragenlijst meet aspecten van een relatie die mogelijk van invloed zijn op problemen, zoals onafhankelijkheid en zelfbeeld van beide partners, gevoel van saamhorigheid, hoe partners omgaan met problemen en seksualiteit. Het voordeel van deze lijsten boven de populaire ‘relatietests’ in dagen weekblad is dat ze ergens over gaan. Iedereen kan een rijtje vragen bedenken die gaan over een intieme relatie, maar dan weet je nog niet of de vragen ook echt meten wat jij denkt dat ze meten. Ook weet je
38
niet zeker of de lijst niet een verschoven probleem meet in plaats van een relatieprobleem. En zo zijn er meer valkuilen die de opstellers van deze goede vragenlijsten hebben weten te omzeilen.
De snapshot-methode Een andere manier om de kwaliteit van je relatie te bestuderen en uit te drukken in objectieve termen is de snapshot-methode. Die is simpel en je kunt nadat je dit hebt gelezen, zelf meteen beginnen.
Snapshots Ga ’s morgens op een rustig tijdstip even alleen zitten op een plek waar je niet gestoord kunt worden. Denk aan gisteren en aan alle momenten die je met je partner hebt meegemaakt. Schrijf deze momenten onder elkaar op. In feite verdeel je de dag zo in snapshots, zoals bij een film. Geef elk snapshot een naam die kort en goed aangeeft wat de situatie was, bijvoorbeeld: ‘Samen ontbijten’, ‘Koffie drinken in een café’, ‘Vrijen in bed’. Als je dit lijstje hebt gemaakt geef je elk snapshot een cijfer van 1 tot 6 voor de mate waarin je op dat moment tevreden was over de communicatie met je partner. Dit is de mate van uitwisseling, van het gevoel van samenheid, van intimiteit. Het cijfer 1 betekent dat je helemaal niet tevreden was, 3 betekent matig tevreden, 4 redelijk tevreden en 6 heel tevreden. Schrijf ook kort op, in steekwoorden, welke omstandigheid het meest van invloed was op dit cijfer. Dit kan een opmerking, een gebaar of het ontbreken daarvan zijn geweest. Maar het kan ook iets in jou zijn: een herinnering, gevoel of gedachte. Pas de snapshot-
39
methode elke dag toe, gedurende minimaal een week. Na een week snapshots maken weet je exacter dan daarvoor ... –
hoeveel je op een dag doet met elkaar;
–
wat je gemiddelde tevredenheid daarover is;
–
waar je tevreden over bent en waarover niet.
Je weet dan dus meer dan ‘Ik ben niet helemaal happy met hoe het gaat tussen ons’. Je hoeft tegelijkertijd geen waardeoordeel over je partner of over je relatie te geven, want je beoordeelt verschillende momenten, niet de persoonlijkheid van je partner of het karakter van je relatie. Je weet nu ook welke momenten plezieriger zijn dan andere en waardoor dat komt. Dit geeft je in de toekomst meer handvatten voor het bepalen van de strategie bij het veranderen van de situatie.
40
2
Hoe heeft het met ons zo ver kunnen komen?
Verklaring aan de hand van je persoonlijke geschiedenis Een jaar of vijftien geleden was gedurende korte tijd het educatieve programma ‘Geef je ouders maar weer de schuld’ op televisie. Aart Staartjes en Joost Prinsen speelden situaties na waarin ongelukkige kinderen door hun ouders werden gekweld, gepest en verpest. Moraal van de korte sketches was altijd: je kunt er niets aan doen dat je zo bent als je bent, want je ouders hebben je zo (lui, dom, ongeïnteresseerd, egoïstisch, kortzichtig, agressief) gemaakt. Als er iets mis ging in het leven van de personages van Staartjes en Prinsen, dan haalden zij hun schouders op en gaven zij hun ouders maar weer de schuld. Een vette knipoog naar Freud. Deze arts uit Oostenrijk heeft een breed volksgeloof doen ontstaan, dat neerkomt op: alles komt door vroeger. Er zijn ook relatietherapeuten die dit geloof aanhangen. Binnen de intergenerationele zienswijze gaat men ervan uit dat mensen van hun ouders leren hoe je zoiets als een relatie aanpakt. Fouten die ouders maken worden gekopieerd in het gedrag van hun kinderen. Bewustzijn van deze fouten van de ouders maakt het eenvoudiger voor de kinderen om deze te vermijden dan wel recht te zetten. Het probleem van deze opvatting vind ik altijd dat je net zo goed het tegenovergestelde kunt beweren. Stel, je bent een man en je moeder is alcoholist. Je vader heeft vroeger de meeste opvoedkundige en huis-
41
houdelijke taken uitgevoerd, terwijl moeder laveloos in bed lag te lallen. Volgens de theorie van de intergenerationele therapeuten neem jij later ook een problematische vrouw en draag je de meeste verantwoordelijkheden in huis. Waarom? Omdat je zo’n duidelijk voorbeeld hebt gehad. Maar je kunt net zo goed zeggen: natuurlijk neem je later als je groot bent een sterke vrouw, eentje die actief meedoet aan alles wat met de kinderen en het huishouden te maken heeft. Waarom? Omdat je zo’n duidelijk voorbeeld hebt gehad. Hoe het verband tussen vroeger en nu ook zit, het kan geen kwaad eens te kijken naar wat je beiden meebrengt in de relatie. Welk voorbeeld hebben je ouders je gegeven en welke goede en slechte eigenschappen als partner heb je van hen overgenomen? Door je te bezinnen op de relatie van je ouders kun je je bewuster worden van eigenaardigheden van je eigen relatie, die je daardoor effectiever kunt veranderen. Lijk je op je vader? Op je moeder? Heb je hun automatismen overgenomen of doe je juist moeite je anders te gedragen dan zij in de relatie met je partner? Reageer je hetzelfde of anders op ruzie? Ben je op dezelfde of op een andere manier intiem? Vervul je dezelfde rollen als een van je ouders of juist heel andere, in het huishouden, in de opvoeding van kinderen, in het dagelijkse onderhandelingsproces over alles? Het is gemakkelijker om na te denken over de automatismen van anderen, al zijn het dan je ouders, voordat je vraagtekens gaat stellen bij je eigen manier van doen. Alsof het niet al erg genoeg is, neem je natuurlijk nog meer bagage mee naar je relatie dan dat wat je ouders je hebben meegegeven. De meeste mensen van tegenwoordig daten zich een slag in de rondte voordat ze een relatie voor langere tijd aangaan, of ze zoeken het in een opeenvolging van langer en korter durende verhoudingen. Mogelijkheden te over om te leren hoe je het wilt hebben in een relatie. Mogelijkheden te over om gewond te raken. Mogelijkheden te over
42
om een ‘persoonlijke relatietheorie’ te ontwikkelen. Je vooroordelen, je pijn en de frustratie daarover, je desillusies en de illusies die je door zorgvuldige koestering in stand hebt kunnen houden, kortom de optelsom van je ervaringen en je conclusies daaruit neem je mee. En je partner ook. Dit betekent dat jullie allerlei verwachtingen van elkaar hebben, je hebt allebei sjablonen meegenomen om elkaar in te persen, overtuigingen over hoe je eigen aandeel in een relatie er uit moet zien en over wat je partner moet doen en laten. Veel problemen ontstaan doordat mensen niet flexibel zijn in het loslaten van deze sjablonen, doordat ze hardnekkig blijven vasthouden aan hun persoonlijke relatietheorie, ook al bewijst de praktijk hun ongelijk. De Duitse filosoof Nietzsche beweerde, zoals ik reeds aanhaalde, al in de negentiende eeuw dat partners in een relatie van alles op elkaar projecteren en gedoemd zijn tot desillusie als de werkelijkheid door de projectie heen schijnt. Maar dat is natuurlijk nogal overdreven. Mensen kunnen de waarheid omtrent de ware aard van hun partner best aan, ze vinden het alleen moeilijk om toe te geven dat ze het mis hadden of dat de houdbaarheidsdatum van hun persoonlijke theorie is verstreken. Het heeft best zin om eens na te denken over wat er in je rugzak zit, wat je hebt meegebracht van je omzwervingen langs de partners die je hebt gehad voordat je in je huidige relatie bent terechtgekomen. Opnieuw moet je waken voor al te snel gelegde verbanden. Misschien heb je nu een partner die veel flirt met anderen, omdat je ooit eens een partner hebt gehad die vreemdging en je je hebt neergelegd bij het idee dat je nou eenmaal een bepaald soort mensen aantrekt. Maar misschien heb je een partner die veel flirt met anderen, omdat de dooie dienders die je hiervoor hebt gehad je de keel zijn gaan uithangen. Met andere woorden: heb je de neiging om te kopiëren in je huidige relatie of juist om je tegen het verleden af te zetten? Als je merkt, door bezinning, hoe jouw persoonlijke relatietheorie er uitziet, wordt het gemakkelij-
43
ker deze aan te passen op punten die compleet in strijd zijn met de werkelijkheid, of die hopeloos ouderwets zijn geworden.
Verklaring aan de hand van het systeem dat jullie zijn Het klinkt naar: jullie zijn een systeem. Alsof je relatie een machine is, of een manier van boekhouden. Het woord relatiesysteem is bedacht door therapeuten die de nadruk wilden leggen op het feit dat beide partners onderdeel uitmaken van een geheel en dat dit geheel op zijn beurt een eigen leven leidt. Een systeem voldoet aan allerlei wetmatigheden en die hebben weer gevolgen voor de onderdelen van het systeem, dus voor de partners. Dat betekent: als het slecht gaat met jou, gaat het slecht met je relatie. En als het slecht gaat met je relatie, voel jij je minder goed. Dit klinkt logisch in onze oren, maar in de tijd dat de systeemtheorie werd geboren hielden behandelaars zich alleen bezig met individuele problemen. De impact van het gevoel dat beide partners hadden over hun relatie werd buiten beschouwing gelaten. De processen binnen de relatie werden niet belangrijk gevonden. Het belangrijkste proces in een relatie is de informatiestroom, de communicatie tussen partners. Die stroom gaat maar door en houdt nooit op: ook als je geen informatie geeft aan je partner (over wat je denkt, hoe je je voelt) communiceer je. De boodschap is dan: ik praat niet met je. Het nadenken over en veranderen van deze informatiestroom is het belangrijkste kenmerk van systeemtherapie. Voor systeemtheoretici is de aanleiding van problemen van ondergeschikt belang. Je hebt het verkeerde voorbeeld gehad van je ouders? Het zal wel. In het verleden heb je nare relaties meegemaakt? Maakt niet uit. Therapeuten die de zuivere systeemtheorie aanhangen kijken
44
alleen naar jouw rol in het systeem: wat je doet en wat je laat in de communicatie met je partner. Als het slecht met je gaat kijken zij naar de manier waarop jij en je partner met elkaar omgaan. Er bestaat zoiets als ziekmakende communicatie: een manier van informatie uitwisselen waar beide partners, of een van hen het slachtoffer van worden.
Fleur en Rick: dolkstoot met een glimlach Het paar Fleur en Rick is al ter sprake gekomen: zij zijn het stel dat afspraken maken ‘zo afsprekerig’ vindt. Rick voelde zich onbegrepen door Fleur, die het volgens hem nergens over wil hebben. Fleur had daar wel een antwoord op, namelijk dat er toch niks te bespreken viel. Maar er zat ook iets in haar manier van communiceren dat het op zich al moeilijk maakte om met haar iets te bespreken. Aan het begin van de derde sessie vroeg ik hun wat ze van de therapie tot dan toe vonden en vooral of er thuis al dingen veranderden. Rick vond van wel: ze hadden een rudimentair dagschema gemaakt voor hun dochtertje en dat gaf een hoop rust. Fleur keek me glimlachend aan en zei: ‘Nee, ik vind het maar vervelend al dat gedoe over afspraken en zo.’ Ze had er niet stralender bij kunnen lachen. Mijn eerste neiging was dan ook om terug te lachen (lachen is aanstekelijk!). In plaats daarvan hield ik mijn gezicht in de plooi en ik zei dat ik het daar over wilde hebben, maar dat me eerst iets anders van het hart moest. Ik zei: ‘Je geeft me twee boodschappen tegelijk. De ene is: het gaat hier nergens over, dat is een nare boodschap. De andere is je vrolijke lach, die zoiets betekent als: wat is het hier leuk. Waar moet ik nou op ingaan? Wat zeg je me nu precies? Je nare boodschap ontken je tegelijker-
45
tijd door hem van een vrolijke vergezeld te laten gaan. En je vrolijke boodschap is ook niet echt, want je zegt ondertussen iets naars. Je zegt twee dingen, maar je zegt ook niets. Je neemt geen verantwoordelijkheid voor wat je overbrengt en daardoor blijf je buitenspel. Hoe kan ik nou echt met je praten?’ ‘Dat heb ik nou ook altijd met haar!’ riep Rick meteen. ‘Leuk hè, mij vernederen,’ zei Fleur tegen hem. En, met een allercharmantste glimlach: ‘Kon jij het maar zo duidelijk zeggen, hè?’ Rick zakte sip achterover in zijn stoel. Ze had het weer gedaan: met een glimlach een dolkstoot uitdelen.
De winst van systeemtheorie (en van communicatietheorie, die daar sterk mee is vervlochten, maar goed) is de aandacht voor dit soort manieren van doen, die een echt gesprek in de weg staan. Als mensen zich bewuster worden van hun manier van doen, kunnen ze die veranderen. Daardoor wordt het gemakkelijker om het echt eens ergens over te hebben. Andere manieren van praten die een echt gesprek frustreren zijn: uitweiden over details, steeds maar weer over het verleden beginnen, steeds over andere dingen beginnen, elkaar etiketten opplakken (Fleur: Rick wil alleen maar seks), voor elkaar denken, aan de ander steeds vragen waarom die iets doet of laat, mededelingen doen in de vorm van een vraag, alleen zeggen wat je niet bevalt en niet wat je wilt. Een tweede winstpunt van de systeembenadering is het erkennen van ziekmakende processen. Elk stel dat regelmatig ruzie maakt, kent het verschijnsel dat de ene ruzie de andere uitlokt. Je bent nog boos over iets dat je partner gisteren zei en daardoor reageer je vandaag korzelig op haar. Gevolg: weer ruzie. Of je hebt geen zin in al dat geruzie en daarom houd je je ergernissen een poosje voor je. Gevolg: ruzie, want vroeger of later barst die bom toch. Dit verschijnsel van ruzie-op-ruzie kun je zien als een zichzelf versterkend proces. Een systeemtherapeut
46
zal proberen dit proces te stoppen, waar een andere therapeut misschien de verschillende inhoudelijke problemen zal willen aanpakken. Minpunt van de originele systeemtheorie is dat alle ‘elementen uit het systeem’ (de partners dus) zijn ontslagen van verantwoordelijkheid. Partners zijn raderen in een machine, geen zelf handelende, nadenkende wezens. Het proces, daar gaat het om, niet de min of meer toevallige deelnemers. Systeemtherapeuten hebben decennialang bijgedragen aan het wegnemen van verantwoordelijkheidsgevoel door hun cliënten te vertellen dat ze er ook niets aan kunnen doen, maar dat ze nou eenmaal gevangen zitten in een slecht functionerend systeem. Mensen met relatieproblemen lieten zich deze zienswijze natuurlijk graag aanleunen, omdat het prettiger is je onderdeel van een systeem te voelen dan toe te geven dat je fouten hebt gemaakt. Pas de laatste jaren begint het door te dringen dat relatieproblemen niet zijn op te lossen door mensen hun verantwoordelijkheid af te nemen. Mensen moeten net zo goed kijken naar hun eigen aandeel in de problemen als naar het aandeel van de ander en naar het aandeel dat, want dat blijft een goed punt, inderdaad bestaat uit wat je ‘ziekmakende relatieprocessen’ kunt noemen.
Verklaring aan de hand van de communicatie Meestal zeggen mensen met relatieproblemen die in mijn praktijk komen dat het allemaal ligt aan ‘de communicatie’. De communicatie is een containerbegrip; communiceren kan op veel manieren en het kan op veel manieren misgaan. Als mensen zeggen dat het aan de communicatie ligt, vraag ik dan ook meteen wat ze daarmee bedoelen. Meestal blijkt het op een van de volgende twee manieren mis te gaan: 1.
Mensen hebben onvoldoende constructieve communicatie. Dit betekent dat zij samen geen besluiten kunnen nemen. Ze bespre-
47
ken zaken die misgaan niet of te weinig. Daardoor lopen praktische zaken inderdaad verkeerd. Voorbeeld: Doordat Lisette haar deeltijdbaan verliest, slinkt het gezamenlijke inkomen aanzienlijk. Coen en Lisette moeten hun bestedingspatroon aanpassen en nadenken over de kinderopvang: wordt deze niet te duur en kan Lisette dit niet gedeeltelijk zelf gaan doen? In plaats van constructief te overleggen, steken Lisette en Coen hun hoofd in het zand. Lisette hoopt snel een nieuwe baan te vinden; ze zit urenlang op internet haar cv te updaten. Coen vindt het naar om tegen zijn vrienden te moeten zeggen dat hij geen geld heeft om een rondje te geven, dus geeft hij het toch. Het geld raakt snel op en de spanning tussen Lisette en Coen stijgt. 2.
Er is geen of onvoldoende affectieve communicatie. Dit wil zeggen dat mensen hun gevoelens niet bespreken. Daar kunnen allerlei redenen voor bestaan. Soms zijn mensen het van huis uit niet gewend om hun gevoelens te uiten of om een partner dichterbij te laten komen dan anderen. Het proces waarin mensen dit leren te doen, de eerste jaren van een huwelijk bijvoorbeeld, kan gefrustreerd zijn geraakt of niet goed zijn verlopen. Een andere reden waarom mensen niet uiten wat ze voelen, is de overlap tussen liefde en een relatie. Als er iets verandert aan de liefde (stel, je voelt even wat minder of je raakt teleurgesteld), hebben mensen de neiging om hun mond te houden, omdat ze bang zijn hun relatie (en de kinderen, de hypotheek, de auto, vrienden, ouders enz.) op het spel te zetten. Voorbeeld: Coen verliest zijn deeltijdbaan en wordt daar somber van. Lisette wil hem vaker aanhalen en vrijen om hem op te beuren, maar daar heeft Coen geen zin in. Lisette voelt zich afgewezen en Coen voelt zich schuldig. Beiden houden hun mond over hun gevoelens, omdat ze bang zijn dat het in een periode die toch al moeilijk is, het beste is om de boot niet
48
te veel aan het schommelen te brengen. Gevolg: beiden voelen zich alleen gelaten en niet ondersteund. Mensen kunnen een goed team vormen, dus constructief uitstekend met elkaar praten, en toch weinig affectieve communicatie hebben. Het omgekeerde komt ook voor. Stellen die goed functioneren kunnen een beetje van beiden. Als het aan een van beide soorten communicatie schort, breekt dit een relatie meestal op, al is dat soms pas na jaren.
Verklaring aan de hand van Venus en Mars In de inleiding noemde ik ze al: de Venus en Mars-boeken die gaan over de verschillen tussen mannen en vrouwen. Het goede aan de meeste van die boeken is dat ze je ertoe aanzetten je niet blind te staren op die verschillen, maar je daarentegen los te maken van de drang om je partner te veranderen. Helaas lezen weinig mensen deze boeken, of ze lezen de verkeerde boeken. Hoe vaak heb ik niet mensen in mijn praktijk die me vriendelijk doch dringend verzoeken om hun partner te veranderen, omdat dit volgens hen de sleutel is tot verlossing van het kwaad? Het is Harriëtte die zegt: Dit is Harry, doe er wat aan, want mij is het in twintig jaar niet gelukt. Harriëttes eigen aandeel in de problemen staat buiten de discussie. Als ze al toegeeft, na enig aandringen, dat ze zich slecht heeft gedragen, dan komt dit doordat haar ‘zieke’ partner haar heeft gedwongen zo te handelen als ze heeft gedaan. Door jarenlange pesterijen of intimidatie van Harry is ze ook een beetje pesterig geworden, ja, dat wel, maar de oorzaak van de problemen ligt toch echt bij het eindeloze gedram van die man daar (schuine blik naar Harry, die uit het raam zit te kijken). Gek genoeg zegt Harry daarna vaak iets van gelijke strekking over Harriëtte: Ze heeft me het bloed onder de nagels vandaan getreiterd; ik heb altijd alles alleen moeten doen, terwijl zij daar (wijst) een lekker leven-
49
tje had. Harry en Harriëtte zeggen allebei hetzelfde! Ze leveren elkaar bij me in. Maar een relatie is meer dan de optelsom van twee mensen, twee karakters,
twee
unieke
wezens
met
hun
eigenaardigheden.
Relatieproblemen zullen niet verdwijnen als een van beiden zich voorneemt om niet te veranderen. Venus en Mars moeten beiden met de billen bloot.
Aan verklaringen heb je niks Nou ja, niks: zoals ik al een paar keer opmerkte, kun je door je bewuster te worden van de redenen van je gedrag en – vooral – door meer te letten op wat je doet, gemakkelijker veranderingen aanbrengen op de punten waar het volgens jou misgaat. Maar meestal ben je er dan nog niet. Bewustwording is de eerste stap naar gedragsverandering, maar niet de enige. Er is nog een reden dat verklaringen op zich meestal onvoldoende zijn: ze zetten aan tot redeneren. Hele bouwwerken, kathedralen van logica, maken mensen van zoiets simpels als de waarneming dat ze net als hun vader de neiging hebben om steeds weer met andere vrouwen naar bed te gaan, of dat ze net als hun moeder vallen op kerels op wie je flink kunt vitten. Daarover nadenken heeft, als je deze eigenschappen wilt veranderen, maar beperkt zin. Natuurlijk hoef je niet opnieuw de paden te bewandelen die je ouders al hebben platgetreden, maar je hoeft ook weer niet de hele plattegrond van het Amazonegebied uit je hoofd te leren voordat je besluit een nieuwe weg in te slaan. Goed. Enige kennis van de eigen plattegrond is natuurlijk wel handig. Het is mogelijk om op een betrekkelijk eenvoudige, maar sterk emotionerende manier in kaart te brengen waar het bij jou om draait. Schrijven. Nota bene: het gaat niet om eindeloos dagboek schrijven, en ook niet om het publiceren van De Nieuwe Nederlandse Roman.
50
Het beschrijven van je persoonlijke relatietheorie Ga ergens zitten waar je niet gestoord kunt worden, met pen en papier. Als je op de computer schrijft of aan een tafel of bureau zit waar je ook andere dingen doet, berg dan zo veel mogelijk spullen op die je anders zouden kunnen afleiden: stapels papier (rekeningen!), boeken, de telefoon. Neem een uur de tijd en zorg dat dit niet langer wordt door bijvoorbeeld een kookwekker in te stellen. Concentreer je op het onderwerp waarover je gaat schrijven en begin. Vergeet de woorden ‘persoonlijke relatietheorie’: het gaat erom dat je alles opschrijft wat je associeert met de relatie die je op dit moment hebt, de relaties die je in het verleden hebt gehad en de relaties die je als voorbeeld hebt gehad. Vrijuit opschrijven wat in je opkomt, dat is het beste. Theoretiseren en verbanden leggen, dat komt later wel. Je kunt de volgende vragen gebruiken om je op weg te helpen; lees ze door en gebruik die vragen die bij jou een lichtje, hoe zwak ook, laten branden: –
Hoe was de relatie van je ouders?
–
Welke rol heb je het meeste overgenomen, die van je moeder of die van je vader? Of doe je juist je best om het anders te doen dan een van hen?
–
Van welke relatiesystemen maak je deel uit?
–
Welke rol heb je in de belangrijkste systemen? Ben je degene die steeds nieuwe ideeën aandraagt, of zie je wel wat er gebeurt? Leg je steeds problemen bloot, of ben je geneigd naar compromissen te zoeken?
51
–
Op welk gebied heb je regelmatig conflicten in je belangrijkste relatie?
–
Hoe ziet de perfecte relatie er uit?
–
In welke relatie ben je het diepst gekwetst en op welke manier?
–
Wat mag nooit weer gebeuren?
–
Is het wel eens een poosje goed gegaan en zo ja, hoe zag dat er uit?
Enfin. Schrijvenderwijs zul je eigen thema’s aansnijden en merken dat sommige gebeurtenissen belangrijker zijn geweest voor hoe je nu in je relatie staat dan andere. Schrijf twee, hooguit drie keer over dit thema en zorg dat je er de tijd voor neemt: het mag best twee weken duren. Houd op na dat uur en neem ten minste een dag vrij van het schrijven. Lees de tweede en eventueel de derde keer je aantekeningen van de vorige keer door voordat je begint met schrijven en ga verder waar je was gebleven. De vierde keer – of zoveel eerder als je denkt: nu heb ik alles wel op papier staan – lees je alles nog eens door. Beschrijf deze laatste keer de verbanden: hoe komt het dat je nu zo doet in je relatie, als je doet? Welke punten wil je veranderen? (Hoe je die zou kunnen veranderen, komt later aan de orde.)
Je schrijft in eerste instantie voor jezelf: door je te bezinnen op dit thema en dat woord voor woord uit te schrijven, ontdek je wat je nou eigenlijk vindt. Als je klaar bent kun je overwegen om aan je partner te laten lezen wat je hebt gemaakt, of je kunt een versie maken die je kunt delen met hem of met haar. Als jij, omgekeerd, leest wat je partner heeft geschreven zul je misschien nog voor verrassingen komen te
52
staan. Wees dan niet te kritisch. Je bent niet bezig geweest om een discussiestuk te maken, maar om op te schrijven wat je denkt en wat je voelt. Dat te delen is waardevol, daarover in discussie gaan is zinloos.
53
3
Wordt het erger?
Ja: wat er gebeurt als je niets doet Volgens mijn vriend Roberto bestaan relatieproblemen niet. Het is goed, zegt hij, zolang het goed gaat en als het niet meer goed gaat, is het voorbij. Daar moet je niet flauw over doen. De problemen die mensen maken zijn in feite economische problemen: ze hebben samen een hypotheek, ze hebben samen net genoeg geld om een zekere status op te houden, of een van de twee heeft geld, waardoor de ander zorgt dat hij in de buurt blijft. Hierdoor blijven mensen aan elkaar klitten. In feite doen ze twee dingen tegelijkertijd: ze beslissen om in een situatie te blijven die ze niet willen, maar omdat ze het gevoel hebben niet weg te kunnen of dat ze niet bij machte zijn belangrijke veranderingen aan te brengen, houden ze niet op te klagen over alles wat er mis is. O ja, zegt Roberto dan, als ik even niet terug heb van het zojuist gezegde, er is nog een reden waarom mensen bij elkaar blijven als het niet meer gaat: om elkaar te pesten. Ze denken: zo, jij hebt mijn leven verwoest, nou, dan verpest ik het jouwe. Roberto is drie keer getrouwd geweest, hij is wat je noemt ervaringsdeskundig. Toch twijfel ik aan zijn woorden, het is te simpel gesteld. Natuurlijk spelen economische motieven mee en in een enkel geval is rancune inderdaad de belangrijkste drijfveer, maar mensen blijven nooit alleen maar daarom bij elkaar, is mijn ervaring. Er spelen andere motieven mee. Plichtsgevoel: je bent ergens aan begonnen, dan maak
55
je dat af ook. Een gewetensvolle instelling: we hebben samen kinderen, dan hebben we ervoor te zorgen dat zij het het beste hebben en het beste dat is nu eenmaal als we bij elkaar blijven. Angst: wat gebeurt er als ik alleen ben, wat gebeurt er als ik weer helemaal opnieuw moet beginnen? Maar ook een diep gevoelde waardering voor elkaar, liefde zo je wilt, houdt mensen in hetzelfde schuitje. Er zijn zoveel goede herinneringen, mensen hebben zoveel meegemaakt samen: moet je dat zomaar opgeven als het even tegenzit? Of je nu door negatieve of door positieve overwegingen besluit bij elkaar te blijven in een rottijd, als je niets doet verandert er ook niets. Het wordt erger. Je kunt ongenoegens best even in de ijskast zetten als je er even geen zin in hebt of geen tijd voor hebt, maar als je de ijskast open doet – en dat gebeurt altijd – komt alles er weer kakelvers uit. Als je onlustgevoelens wegstopt door alcohol te drinken, dan loop je het gevaar een alcoholist te worden. Als je besluit om steeds weer het conflict aan te gaan en niets over je kant te laten gaan, dan zullen de ruzies van kwaad tot erger gaan tot op het punt dat je elkaar bijna fysiek te lijf gaat. Uit de literatuur blijkt dat chronische relatieproblemen samengaan met narigheid als lichamelijk geweld, middelenmisbruik, burnout, opvoedingsproblemen, vitale depressie en zelfdoding. Ja dus, als je om wat voor reden ook besluit om bij elkaar te blijven en tegelijkertijd niets doet om wat je tegenvalt te veranderen, dan wordt het erger. Het wordt ook erger als je besluit om uit elkaar te gaan. Veel mensen doen dit: volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ligt in Nederland het scheidingspercentage op 33 procent. Dat komt neer op 33.000 echtscheidingen per jaar. Tel daar de relatieverbrekingen bij op van ongehuwde stellen (jaarlijks zo’n 66.000) en dan kom je op bijna driehonderd scheidingen per dag. In de Verenigde Staten, waar alles eerder gebeurt dan bij ons, ligt het percentage echtscheidingen zelfs al op vijftig procent. In de hele westerse wereld ligt de puntprevalentie van relatieproblemen op twintig
56
procent, wat betekent dat op enig meetmoment een vijfde van alle mensen te kampen heeft met relatieproblemen. Deze mensen scheiden niet allemaal van hun partner, maar het percentage dat daadwerkelijk uit elkaar gaat groeit wel gestaag. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek ging in 1970 twaalf procent van de gehuwde stellen binnen veertien jaar weer uit elkaar (bij samenwonenden was dat 18 procent). Van de stellen die trouwden in 1995 was na veertien jaar 21 procent gescheiden (samenwonenden 35 procent). Een stijging dus van bijna negentig procent. Hebben die mensen iets opgelost? Een scheiding is een van de meest traumatiserende gebeurtenissen uit een mensenleven. Mensen die gescheiden zijn leven korter en zijn vaker ziek dan mensen die een duurzame relatie volhouden. Je zou zeggen dat scheiden niet alleen maar tot het oplossen van problemen leidt. Toegegeven, misschien maak je dagelijks minder ruzie en misschien kun je eindelijk eens gaan doen wat je al die tijd al had willen doen, maar veel oorzaken die tot relatieproblemen hebben geleid blijven bestaan als je uit elkaar gaat: je hebt samen kinderen op te voeden, je moet samen financiële afspraken maken, je komt elkaar tegen bij vrienden. Hoe minder je elkaar ziet, hoe lastiger het wordt om afspraken te maken. De vraag is: weegt het oplossen van het ene probleem door uit elkaar te gaan op tegen de problemen die deze oplossing met zich mee brengt?
Nee: wat er gebeurt als je niets doet De vraag is: kun je overal iets aan doen? Het antwoord daarop luidt: nee. Dat is de winst van de nieuwste stroming in de cognitieve gedragstherapie, die is gebaseerd op mindfulness, vrij te vertalen als bedachtzaamheid, of opmerkzaamheid. Een heel vrije vertaling van mindfulness-based cognitive therapy is: verder kijken dan je neus lang is. Bepaalde eigenschappen van je partner zijn onveranderlijk. Zij houdt
57
van een glaasje en daar schaam je je voor. Hij laat scheten in gezelschap en daar schaam je je voor. Zij heeft de neiging om over kleine dingen veel misbaar te maken, terwijl ze grote issues vermijdt en dat geeft je het gevoel dat jullie relatie leeg is, zinloos. Hij praat niet graag over zijn gevoelens en dat geeft je het gevoel dat het nooit ergens over gaat tussen jullie. Zij is koopziek en je ergert je dood aan al die ongebruikte paren schoenen. Hij eet te veel en drinkt te veel bier en je ergert je kapot aan die dikke buik van hem. Hij gedraagt zich de laatste tijd wel netjes, maar is in het verleden vaak agressief geweest: je kunt hem nooit meer helemaal vertrouwen. Zij blijft nu wel thuis, maar er was een tijd dat ze meer in het bed van andere mannen lag dan in het echtelijk bed: ze is nooit meer helemaal te vertrouwen. Cognitieve therapie gaat niet over bierbuiken en vreemdgaan, maar over de reacties die het gedrag van je partner bij jou oproept. De meeste van jouw reacties op wat je partner doet zijn automatisch. Zeker als je elkaar lang kent, zijn er zaken die je walging, wantrouwen of woede oproepen zonder dat je daar ook nog maar een seconde over nadenkt. Met andere woorden: een groot gedeelte van de interactie tussen jou en je partner speelt zich af op onbewust niveau. Jouw vinnige opmerking komt voort uit een gedachte die je niet eens meer ervaart als een gedachte. Je ‘weet’ dat Harriëtte niet te vertrouwen is, dus je wordt automatisch boos als ze iets zegt over een nieuwe collega. Je vertelt niet meer aan Harry over de problemen op je werk, omdat je ‘weet’ dat hij daar toch niet op zal reageren; in elk geval zal hij zijn gevoelens erover niet met je delen. Binnen de traditionele cognitieve visie acht men het van belang om deze automatismen te veranderen: ze aan te vechten zodat je eraan gaat twijfelen. In de plaats van je negatieve opvattingen moet je dan een ander, wel functioneel automatisme aanleren. Je wantrouwen komt voort uit de optelsom van misdaden die je partner in het verleden heeft begaan. Maar tegenwoordig heeft je partner het leven gebe-
58
terd. Je kunt leren om niet te denken: ‘Het is zo vaak mis gegaan’, maar ‘Het kan goed blijven gaan’. In de moderne cognitieve aanpak gaat men er niet van uit dat je nieuwe automatismen aan moet leren, maar dat je eenvoudigweg de neiging weerstaat om te handelen naar je oude automatismen. Door een mindful, een alerte, een bedachtzame instelling aan te nemen kun je leren dat er ook wel weer een volgende, een andere gedachte over je partner komt bovendrijven. Niemand is de hele dag wraakzuchtig, niemand heeft alleen maar slechte herinneringen aan zijn of aan haar partner. Door te letten op automatismen als ‘Mijn partner is niet te vertrouwen’, ‘Ik erger me dood aan die schoenen’, ‘Ik ben bang voor zijn agressie’ en je voor te nemen niet automatisch te handelen, krijg je steeds meer de keuze om te reageren naar aanleiding van andere gedachten, andere inzichten die er ook zijn, maar die mettertijd zijn ondergesneeuwd in de lawine aan negatieve communicatie en ruzies. Nee dus, als je besluit bij elkaar te blijven en om niet te reageren naar aanleiding van negatieve automatismen, hoeft de situatie niet te escaleren.
Snapshots: het interview Een goede oefening om te merken welke verschillende gedachten een mens kan hebben naar aanleiding van dezelfde situatie, is de gezamenlijke variant op de snapshot-methode uit hoofdstuk 1. In deze variant maak je allebei een rijtje snapshots over een bepaalde dag, zoals eerder beschreven, en je geeft ook aan elke situatie die je met je partner hebt meegemaakt een cijfer van 1 tot 6, van heel ontevreden tot heel tevreden. Verschil met de individuele variant is dat je niet opschrijft welke situaties, gedachten of gevoelens van invloed zijn geweest op je cijfer,
59
maar dat je elkaar gaat interviewen over deze cijfers en over de achterliggende gedachten en gevoelens. Als ieder voor zich een lijst snapshots en cijfers heeft gemaakt, ga je bij elkaar zitten en elkaar interviewen. Interviewer één vraagt de ander te beschrijven welke situatie als eerste op de lijst staat en welk cijfer hij of zij heeft gegeven voor tevredenheid over de wederzijdse omgang. De volgende vraag luidt: ‘Kun je aangeven wat op dit cijfer van invloed is geweest?’ – of een vergelijkbare vraag. Kern van de interviewtechniek is dat je probeert feiten te achterhalen, niet om vermoedens bevestigd te zien en ook niet om de ander te sturen naar een conclusie die jij van tevoren al had. Je vraagt dus niet ‘Was je al chagrijnig voordat je me zag?’, maar: ‘Hoe voelde je je van tevoren?’ Nadat interviewer één alle vragen heeft gesteld die hij of zij kan bedenken, is het de beurt aan interviewer twee. Jullie zullen dezelfde voorvallen hebben genoteerd, en andere cijfers hebben gegeven, of juist dezelfde cijfers. Ook zal het voorkomen dat de één een situatie heeft genoteerd die de ander heeft genegeerd in zijn of haar overzicht van de vorige dag. Hoe het ook zij, door elkaar te interviewen over invloeden – gebeurtenissen, gedachten en gevoelens – merk je hoe iemand op een andere manier tegen een situatie kan aankijken dan jij. Alleen al daardoor blijkt het relatieve belang van datgene waarvan jij altijd had gedacht dat het vanzelf sprak.
60
4
Soorten relatie therapie
Relatieproblemen behoren tot de meest aangemelde klachten in de praktijken van vrijgevestigde therapeuten. Ook in algemene centra voor geestelijke gezondheidszorg komt deze klacht veel voor. Maar omdat in laatstgenoemde instellingen de nadruk ligt op het behandelen van individuele klachten als depressie, angststoornissen en verslavingen is er meestal weinig deskundigheid op het gebied van relatieproblemen. Daardoor, door de lange wachttijden en door de slechte publiciteit die behandelaars van grote instellingen de afgelopen jaren hebben gekregen, kiezen mensen vaak voor therapeuten met een eigen praktijk. Er is weinig zicht op de behandelingen die de verschillende vrijgevestigde therapeuten uitvoeren. Sommigen hebben een opleiding gevolgd op het gebied van relatieproblemen, zoals die van de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie. Anderen passen algemene therapiemethodes toe bij het behandelen van relatieproblemen en weer anderen bedenken hun eigen methodes, met wisselend succes. Ik bespreek hier de behandelvormen waar wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan en behandelvormen die veel worden toegepast. Er is echter meer te koop in Nederland, te veel om op te noemen. Achterin dit boek staan adressen, literatuur en websites om zelf verder te zoeken. In het algemeen geldt dat je als klant van een therapeut op dezelfde dingen moet letten als een klant van een loodgieter: weet deze man wat hij doet, voel ik me prettig bij deze firma en krijg ik waar voor mijn geld?
61
Systeemtherapie De relatietherapie zoals we die nu kennen, is voortgekomen uit de systeembenadering. Moderne behandelvormen dragen daar nog steeds de sporen van en dat is maar goed ook, want het systeemdenken heeft een hoop goeds gebracht. Centraal in deze manier van denken staat communicatie. Mensen zijn communicerende wezens: ze kunnen niet niet communiceren. Als je niks zegt, betekent dit iets; ook als je niets doet, breng je een boodschap over. Dit geheel aan continue communicatie tussen mensen die belangrijk zijn voor elkaar heet een communicatief systeem. Relaties zijn communicatieve systemen, maar ook gezinnen, families en het groepje collega’s op je werk met wie je veel te maken hebt. Kenmerk van zo’n systeem is dat alles met alles te maken heeft. Als een persoon uit het systeem een probleem heeft, zul je dit terugzien bij de andere leden van het systeem of in de interactie, de omgang, van de probleemdrager met de overige leden van het systeem. Als een kind in zijn bed plast, kan dit een reactie zijn op de relatieproblemen van zijn ouders. Als die ouders zich bezig blijven houden met het bedplassen en niets doen aan het relatieprobleem, blijft het bedplassen bestaan of er komt weer een ander, afgeleid probleem voor in de plaats: ineens krijgt dochterlief problemen op school. Het omgekeerde is ook waar: beide ouders willen niet onderkennen dat hun kind bijvoorbeeld ADHD heeft en in plaats van dit probleem op te lossen, storten ze zich ruziënd en kiftend op elkaar. Hun relatieproblemen zijn een gordijn, een sluier die het werkelijke probleem aan het zicht onttrekt. Het waardevolle van het systeemdenken is dat relatieproblemen op deze twee manieren in een breder perspectief worden geplaatst. Bij relatieproblemen kun je je altijd afvragen: wat is de functie van deze problemen? En: welke systemen zijn van invloed op deze relatie? Ook kun je je altijd de vraag stellen welk probleem relatieproblemen maske-
62
ren. Wat is er eigenlijk aan de hand? Is de kern van relatieproblemen gelegen in de botsende karakters van beide partners of in een gebrek aan communicatieve vaardigheden – of zijn beide partners niet in staat een ander probleem op te lossen en blijven ze hangen in besluiteloosheid en verwijten, zoals een ouderwetse plaat die maar blijft steken in een te diep uitgesleten, grijs gedraaide groef? Goddank zijn er weinig therapeuten meer die de ouderwetse, pure systeembenadering toepassen. Want de systeemdenkers zijn diverse malen in de fout gegaan door al te rigide het systeemdenken toe te passen. De grootste en bekendste fout is wel geweest om de oorzaak van de ziekte schizofrenie toe te schrijven aan de ouders en dan met name aan de moeders van patiënten. Door een bepaalde manier van omgaan met haar kind, de double bind, zou een moeder haar kind (meestal een zoon) psychisch ziek hebben gemaakt. De double bind of dubbele knoop staat voor de neiging om twee aan elkaar tegengestelde boodschappen tegelijk te uiten via twee verschillende communicatieve kanalen. Dus: glimlachend zeggen dat je boos bent, ja zeggen en nee doen, knuffelen met een boos gezicht. De ziekte schizofrenie, weten we nu, is een aandoening van de hersenen en heeft met moeders weinig te maken – nou ja, de ziekte zou mede ontstaan door griep tijdens de eerste maanden van de zwangerschap – maar heel veel moeders hebben zich heel lang heel ongelukkig gevoeld, voor niets. Je kunt het ook te veel zoeken in systemen en communicatie en te weinig in individuele oorzaken van relatieproblemen. Rigiditeit is dus gevaarlijk, ook hier. Maar systeemtherapie bevat waardevolle elementen en heeft een hausse aan therapietechnieken voortgebracht die meer dan bruikbaar zijn. Systeemtherapeuten focussen zich gewoonlijk op het verbeteren van de communicatie tussen stellen met problemen. Je kunt er leren je gevoelens te uiten, je kunt leren om kritiek op elkaar te hebben zonder elkaar te kwetsen, je kunt leren luis-
63
teren naar elkaar. Je kunt leren waardering te uiten en elkaar te ondersteunen op belangrijke momenten zonder elkaar je eigen mores op te leggen. Veel aandacht gaat in systeemtherapie uit naar het onderhandelen over praktische en over emotionele zaken. Net zo goed als je kunt onderhandelen over de kleur van de nieuwe bank (in plaats van daarover ruzie te maken), kun je onderhandelen over seksuele voorkeuren (in plaats van niet meer te vrijen) en over de aandacht die je schenkt aan elkaar en aan elkaars bezigheden (in plaats van alleen problemen te bespreken).
64
Papastratos: wie heeft hier de broek aan? Een verschijnsel dat veel voorkomt bij stellen met relatieproblemen is machtsstrijd. Een machtsstrijd is een gevecht om de vraag: wie is hier nou eigenlijk de baas? Er zijn maar weinig stellen die openlijk afspreken wie de broek aan heeft in de relatie, laat staan dat ze daar met zoveel woorden over onderhandelen. Machtsstrijd wordt dan ook meestal bedekt gestreden: het toneel van de strijd wordt gevormd door alle mogelijke onderwerpen, behalve het onderwerp macht. Mensen maken ruzie over de afwas, de vakantie, wie wanneer de auto gebruikt, haren in het doucheputje, de verzorging van de kat en de vraag wie wanneer de afstandsbediening mag vasthouden. Elk gesprek over deze kwesties ontaardt in scheldpartijen, verdriet en wrok – omdat de inhoud er niet toe doet. De onderlinge verhouding, de betrekking, is het ware onderwerp van gesprek, maar meestal willen mensen daar in eerste instantie niet aan. Klaartje en Dimitri Papastratos zijn in zo’n strijd verwikkeld. Inzet is Klaartjes frustratie over het verleden en Dimitri’s frustratie over het heden: Klaartje had kinderen gewild en Dimitri wil een hecht gezinsleven. Ondertussen hebben ze ruzie over alles: elke ‘verkeerde’ blik, elk ‘onvertogen’ woord is reden om over het verleden (Klaartje) of over het gezinsleven (Dimitri) te beginnen. Maar ook die onderwerpen doen er in feite niet toe. Het punt is dat Dimitri en Klaartje aan het uitvechten zijn wie de rest van hun leven bepaalt wat er gebeurt. Omdat hun machtsstrijd gepaard gaat met grote onrust en, helaas, met fysiek geweld, stel ik twee dingen voor. Of eigenlijk drie: ik eis van hen dat het geweld stopt. Eén klap, schop of krab betekent het einde van de behandeling. Ze stemmen toe (en houden zich
65
daaraan tot en met het einde van de behandeling). Verder stel ik voor om eerst ‘rust in de tent’ te krijgen en dan ‘belangrijke kwesties’ aan te pakken. Klaartje en Dimitri stemmen erin toe om het aantal ruzies te beperken. Dat betekent dat ze alle grote en kleine onderwerpen ‘opsparen’ voor de twee ruzies per week die ze voorlopig wel mogen hebben. Op woensdagavond, tussen acht en negen uur, en op vrijdagavond tussen zes en zeven uur maken ze ruzie. Ze moeten dan de ergernissen die ze in de afgelopen dagen hebben bewaard met extra kracht naar voren brengen en er flink, ouderwets ruzie over maken (zonder geweld). Twee weken later zie ik hen weer. Het opsparen van ergernissen is redelijk gelukt. Ze hebben allebei met regelmaat het puntje van hun tong afgebeten, maar dat ging dus wel. En inderdaad: het is een stuk rustiger geworden in huis, prettiger zelfs. Alleen: het ruzie maken op gezette tijden ging minder goed. Ze waren eigenlijk steeds na tien minuten al klaar en het lukte geen van beiden om ‘ouderwets boos’ te worden. De laatste ruzie hebben ze maar overgeslagen, want dat had volgens hen toch geen zin. ‘Och, wat jammer,’ zeg ik deemoedig, ‘Wanneer gaan jullie die grote kwesties dan bespreken? Het lukt jullie niet om dat te doen als het onrustig is in huis, maar ook niet als de sfeer goed is. Wanneer dan wel?’ Dimitri kijkt peinzend voor zich uit. Klaartje schiet in de lach. ‘Misschien vinden we het eigenlijk niet zo nodig al die kwesties te bespreken,’ zegt ze. ‘Het is wel rustig,’ beaamt Dimitri na enige tijd. Ik vraag hun nogmaals om flink ruzie te maken en vooral om alle oude koeien uit de sloot te halen die ze maar kunnen bedenken. Tijdens de volgende sessie is het resultaat hetzelfde. Ze hebben een keer een kwartier flink ruzie gemaakt, maar die hebben ze opgelost door (tegen mijn advies in) een compromis te verzinnen. Verder lukte het ruziemaken niet meer.
66
Mijn interventie, het scheppen van rust, was gericht op het proces van ruziemaken, op de negatieve manier van omgaan met elkaar waarin Klaartje en Dimitri gevangen zaten. De opdracht om op gezette tijden ruzie te maken had een typisch ‘systeemtheoretisch’ uitgangspunt: als het proces wordt doorbroken, valt de inhoud weg, of er komt ruimte om de inhoud van problemen in alle rust te bespreken. De omgekeerde weg, alle inhoudelijke kwesties oplossen om zo de negatieve spiraal te doorbreken, is meestal eindeloos, omdat het aantal kwesties eindeloos is. De interventie werkte zo goed, omdat Klaartje en Dimitri allebei heel gevoelig waren voor ‘gepiepeld worden’, voor macht. Door hun het bevel te geven om ruzie te maken, trok ik in feite de macht naar me toe. De enige manier waarop Klaartje en Dimitri in opstand konden komen tegen mijn macht, was door niet te doen wat ik ze had voorgeschreven, dus om geen ruzie te maken.
Cognitieve gedragstherapie Waar systeemdenkers vooral bezig zijn met de verhouding tussen mensen en vergeten aandacht te besteden aan het individuele, daar zoomt cognitieve gedragstherapie volledig in op het innerlijk leven van het individu. Centraal staat: wat je denkt en wat je voelt en de dwarsverbanden van die twee met elkaar en met wat je doet. In het geval van relatieproblemen vraagt een cognitieve gedragstherapeut zich vooral af: Welke gedachten en gevoelens verhinderen deze persoon om de omgang met zijn of haar partner te veranderen? Het idee is: mensen maken denkfouten. Door die denkfouten zien ze maar een gedeelte van de werkelijkheid (vooral de negatieve kanten) en zien ze veel oplossingen over het hoofd. Denken en voelen zijn goeddeels geautomatiseerde processen. Daardoor weten mensen van veel gedachten en gevoelens niet eens dat ze deze hebben, laat staan
67
dat ze zich afvragen of ze wel kloppen, laat staan dat ze actief gaan proberen ze te corrigeren. Doel van cognitieve gedragstherapie is om mensen hun negatieve automatismen op te laten sporen en twijfel te zaaien aan het waarheidsgehalte van de gedachten en gevoelens die ze gewend zijn te hebben. Die twijfel zal ertoe leiden dat mensen wat verder om zich heen gaan kijken om te zien hoe je nog meer kunt aankijken tegen hun situatie. In plaats van alleen niet-helpende gedachten te herkennen gaan ze ook gedachten herkennen die wel tot verandering kunnen leiden. Cognitieve therapie focust niet op interacties tussen partners. Er is ook niet per se aandacht voor communicatieve vaardigheden, zoals in gedragstherapie. In een cognitieve therapie wil men de manier veranderen waarop partners elkaar en zichzelf beoordelen. Een belangrijke vraag voor cliënten is: Welke blokkades in mij dragen bij aan onze problemen? Deze vraag gaat in tegen de neiging van veel mensen met relatieproblemen om te focussen op vermeende fouten van hun partner. Zij leggen de schuld voor de problemen bij hun partner en omdat beide partners dit doen, neemt niemand verantwoordelijkheid voor verandering. Het beschuldigen van je partner heeft vaak alleen als doel de pijn van een naderende scheiding te verzachten. Als mensen kijken naar hun eigen aandeel in de problemen, naar de manier waarop zijzelf denken, voelen en handelen, dus verantwoordelijkheid nemen voor wat er gebeurt, zijn zijzelf ook in staat om iets aan hun situatie te veranderen. Nog een belangrijk pluspunt van cognitieve gedragstherapie is het leren twijfelen. Zoals je vraagtekens kunt leren zetten bij de gedachten en gevoelens die je hebt, kun je je ook afvragen of de gewoontes die jij en je partner zo langzamerhand hebben ontwikkeld nog wel zo leuk, zo nuttig en zo waardevol zijn. Kan dit niet anders? Waarom doen we dit steeds zo? Waarom reageren we altijd zus of zo op elkaar? Een groot gedeelte van het gedrag dat partners ten opzichte van elkaar en met
68
elkaar vertonen is gewoonte. Deze gewoontes kunnen veranderen als automatische gedachten veranderen. Bij beiden. Maar hoe weet je nu welke gedachten en gevoelens van invloed zijn op de gewoontes in je relatie? Je gedachten en je gevoelens waren toch voor het merendeel onbewust? Antwoord: door op je gedrag te letten, door je gewoontes te turven en ze te bestuderen en je af te vragen welke gedachten en welke gevoelens je had direct voorafgaand aan en direct na het gedrag dat je wilt veranderen. Na een poosje turven en bezinnen zul je merken dat bepaalde overtuigingen steeds in je opkomen en dus vaak je manier van doen bepalen. Bijvoorbeeld: Ik voel me verraden, Ik ben altijd de onderliggende partij, Ik laat over me heen lopen, Ik heb altijd gelijk maar ik krijg het nooit. Als je je voortdurend onheus behandeld voelt door je partner, zul je de bewijzen voor dit gevoel verzamelen en bewijzen van het tegendeel over het hoofd zien. Zo wordt je gewoonte om koppig te zwijgen als je partner thuiskomt, versterkt door het gevoel dat je partner geen aandacht voor je heeft. Inderdaad: als ze thuiskomt wil ze zeker een half uur niet echt met je praten, ze zit maar wat op haar kamer, ze leest wat in de krant en geeft de planten water. De planten! – Je ziet over het hoofd dat je partner moe is en dat ze na een half uur wel degelijk met je wil praten, maar dat dit niet lukt, omdat jij koppig staat te mokken in de keuken. Want jij bent minder belangrijk dan de planten. En dat merk je de hele dag door. En dit gaat nu al jaren zo. En... Zulke gedachtestromen of litanieën heb je vaker dan je denkt en ze verhinderen je meer dan je weet om te veranderen.
Gewoontes: wat houdt me tegen? Je hebt gewoontes in wat je doet en gewoontes in wat je denkt. Deze oefening is erop gericht je te laten merken dat deze twee
69
bestaan en dat ze met elkaar te maken hebben: ze houden elkaar in stand. Stap 1 is goed opletten en vastleggen. Eenmaal per dag ga je even zitten, in je eentje, om na te denken over alle momenten die je de afgelopen dag met je partner hebt meegemaakt. Zoals bij het maken van snapshots, de oefening de ik eerder heb beschreven, kun je die momenten onder elkaar opschrijven. Maar waar het hier om gaat is dat je uiteindelijk twee rijtjes van gewoontes opstelt, negatieve en positieve gewoontes. Voorbeelden. Gisteren hebben jullie samen gekookt, zoals gewoonlijk. Misschien vind je dit een prettige gewoonte, omdat jullie dan bijvoorbeeld gezellig kletsen; dan zet je ‘samen koken’ in de kolom prettige gewoontes. Misschien heb je er een hekel aan om samen te koken; je partner kan bijvoorbeeld niet koken en loopt alleen maar in de weg, of je vindt het moment van de dag prettig om even iets alleen te doen en je hebt het idee dat je partner je dit niet gunt. Als je zo denkt, zet je ‘samen koken’ in de kolom onprettige gewoontes. Gisteravond zat je partner naar de televisie te kijken en je ging alleen naar bed. Misschien vind je dit een prettige gewoonte, bijvoorbeeld omdat je je dan lekker kunt installeren zonder rekening te houden met het feit dat je partner ook gebruik maakt van de badkamer. ‘Alleen naar bed’ valt dan onder de prettige gewoontes. Als je het negatief vindt om zo vaak alleen naar bed te gaan, bijvoorbeeld omdat het voelt alsof je partner intimiteit tussen jullie op deze manier afwijst, zet je ‘alleen naar bed’ onder de onprettige gewoontes.
70
Stap 2 bestaat uit het nadenken over en opschrijven van de negatieve gedachten en gevoelens die gekoppeld zijn aan de negatieve gewoontes die je hebt opgespoord. In mijn voorbeelden heb ik de gedachten al genoemd, achtereenvolgens: ‘Mijn partner gunt me geen tijd alleen’, en ‘Mijn partner wijst intimiteit af’. De bijbehorende gevoelens kunnen zijn: ‘benauwd gevoel’ en ‘teleurstelling’. Schrijf gedachten en gevoelens in je eigen woorden op. Als intimiteit geen woord is dat je gebruikt, noteer dan bijvoorbeeld ‘aanraken’ of ‘aandacht’. Als het je niet lukt om de gedachten en gevoelens die horen bij je gewoontes te vinden, stel jezelf dan een hulpvraag om erachter te komen wat je nou eigenlijk denkt en voelt. Een goede hulpvraag is ‘Wat houdt me tegen om iets aan deze gewoonte te veranderen?’ Even terug naar het eerste voorbeeld. Je baalt ervan dat je partner altijd per se wil helpen met koken. Maar waarom je daarvan baalt, dat is moeilijk te zeggen. Stel jezelf dan de vraag: Hoe komt het dat ik hem/haar niet de keuken uit stuur? Het antwoord kan zijn: het is ook wel lekker dat hij/zij helpt – dus: ik ben lui. Het antwoord kan ook zijn: dat voelt zo lullig voor hem/haar – dus: ik vind mijn partner zielig. Het antwoord kan ook zijn: mijn partner luistert toch niet, hij/zij gunt me gewoon geen tijd alleen. Stap 3 is alert zijn door de dag heen. Hoe vaak heb je de negatieve gedachten die je hebt opgeschreven nog meer? Denk je dat je lui bent, ook op andere momenten dan op het moment dat je aarzelt om je partner de keuken uit te sturen? Zijn er meer momenten waarop je voelt dat je partner je iets niet gunt? Denk je wel vaker dat je partner intimiteit afwijst, dus niet alleen bij het alleen naar bed gaan?
71
Als je een paar dagen zo bezint, opschrijft en oplet, zul je merken hoe vaak gewoontes in feite voorkomen en ook hoe vaak gewoonte-gedachten en gewoonte-gevoelens voorkomen. Dit zijn gedachten en gevoelens die je niet helpen. Ze helpen je om de dingen die je vervelend vindt in stand te houden. Het zijn klaagzangen, treurigmakers en energievreters. De gedachten die de gewoontes van je partner en jou verklaren (‘Ik ga altijd alleen naar bed, omdat mijn partner me afwijst’) verklaren niks. De gedachten die je hebt over de gewoontes van je partner en jou helpen die gewoontes in stand te houden. Jij denkt dat een verklaring een reden is. Maar een verklaring kan net zo goed bedrog zijn. Je bedriegt jezelf met de gedachten die je slechte gewoontes in stand houden.
Integratieve therapie Cognitieve gedragstherapie is jarenlang de standaardbehandeling geweest voor tal van psychische klachten, waaronder relatieproblemen. Dat komt ander andere doordat het effect van cognitieve gedragstherapie vaak en goed is onderzocht. Er is ‘bewijs’ (voorzover je de uitkomsten van wetenschappelijk psychologisch onderzoek zo kunt noemen) voor de werkzaamheid ervan. Deze ontwikkeling heeft geleid tot wat in goed Nederlands evidence-based treatment heet: het uitgangspunt dat behandelingen alleen moeten worden toegepast als uit onderzoek is gebleken dat ze werkzaam zijn. Voor de behandeling van een matige tot ernstige depressie staat bijvoorbeeld vast dat de combinatie van antidepressiva (pillen) en cognitieve gedragstherapie (praten) op de lange termijn het beste werkt. Vervolgens is in de Multidisciplinaire Richtlijn Depressie vastgelegd hoe behandelaren het beste te werk kunnen gaan bij het combineren van deze twee ingrepen.
72
Voor de behandeling van relatieproblemen bestaat nog geen officiële richtlijn (wel voor Familiaal Huiselijk Geweld, waarover meer aan het einde van dit hoofdstuk). Toch zijn er steeds meer behandelaren die vinden dat effectonderzoek leidend moet zijn bij het ontwikkelen en toepassen van behandelingen. Deze behandelaren noemen zichzelf tegenwoordig integratief therapeut, omdat zij in hun behandelingen die elementen uit verschillende therapieën combineren die in onderzoek het meeste effect opleveren voor cliënten. Er is helaas nog weinig consensus onder integratieve therapeuten over goede ingrepen bij mensen die kampen met relatieproblemen. De overzichtsartikelen die verschijnen zijn ofwel een opsomming van allerlei verschillende behandelingen, dan wel een weerspiegeling van de voorkeur van de eerste auteur. Toch zijn er een paar vage contouren zichtbaar: –
Van behandelingen of onderdelen van behandelingen moet experimenteel zijn komen vast te staan dat ze effectief zijn, voordat deze kunnen worden toegepast in de praktijk.
–
Zowel verandering als acceptatie is doel van een behandeling. Mensen met relatieproblemen veranderen afspraken met elkaar of zij veranderen de manier waarop zij met elkaar omgaan. Maar ook leren zij door de problemen die zijn gerezen meer van elkaar te accepteren. Zij zien elkaar beter zoals ze echt zijn en houden ermee op te willen veranderen wat nu eenmaal is zoals het is. Individuele verschillen zijn aan het begin van een relatie aantrekkelijk; dezelfde verschillen vormen een bron van ergernis als er relatieproblemen zijn ontstaan. Dit inzicht en vooral de emotionele acceptatie van de verschillen tussen partners zijn net zo goed doel van de behandeling als het vinden van een nieuwe manier van leven.
–
Het gaat minder om de inhoud van conflicten tussen partners als wel om de manier waarop zij deze conflicten bespreken. De
73
communicatie doet er dus meer toe dan de boodschap zelf. Integratieve therapeuten maken onderscheid tussen harde en zachte communicatie. Harde communicatie is manipulatief: je dwingt je partner tot een bepaald antwoord of gedrag dat jij van tevoren hebt bedacht. Zachte communicatie is gericht op overleggen: men is bereid naar verschillende oplossingen te kijken, ook (zelfs) naar de oplossing van de partner. Een voorbeeld van harde communicatie is: ‘Wil je wel eens ophouden met moeilijke onderwerpen onder het kleed te vegen? Je weet dat ik liever de discussie aanga. Waarom praat je niet met me?’ Een zachte manier om hetzelfde te zeggen is: ‘Wat zou je ervan vinden als we ook over moeilijke onderwerpen wat vaker van gedachten wisselen? Dat zou ik graag willen. Wat denk jij?’ Integratieve therapeuten hebben de neiging hun behandelingen vast te leggen in een behandelprotocol, een soort stappenplan-per-zitting. Na analyse van de problemen door de therapeut en een voorstel van zijn of haar kant voor een behandelprotocol, beslist het paar of het deze therapie aangaat of niet. De behandelduur is ongeveer twintig zittingen.
Directieve therapie Directieven zijn aanwijzingen. Binnen de directieve therapie hebben deze aanwijzingen meestal de vorm van huiswerk. Dit is het kenmerk van directieve therapie: dat cliënten geacht worden veel zelf te doen, thuis, op aanwijzingen van de therapeut, die vervolgens de vorderingen met de cliënten bespreekt in niet al te frequente zittingen en vervolgens weer nieuw huiswerk opgeeft. De gedachte is dat praten over problemen wel oplucht, maar niet voldoende helpt. Beter kun je direct ervaren wat verandering is, door de aanwijzingen van de therapeut te
74
volgen. Als je eenmaal de smaak van verandering te pakken hebt, ben je meer geneigd om jezelf op het juiste spoor te houden. Het eerste stapje zet je samen met de therapeut, de rest doe je zelf. Kleine veranderingen leiden zo tot grotere. In plaats van om directieven van de therapeut draaien de zittingen steeds meer om ideeën die cliënten zelf aandragen om het veranderingsproces op gang te houden. Deze gedachtegang lijkt heden ten dage volkomen logisch, maar dat was ze ooit niet. Ooit waren therapeuten mensen die veel ‘hmm’ zeiden en aanmoedigend knikten, maar die je nooit vertelden wat je kon doen om je problemen effectief op te lossen. Sinds de directieve-therapiestroming is dit veranderd. Nog een ding dat directieve therapeuten hebben veranderd, is het denken in scholen ofwel stromingen. Vroeger (en nog steeds wel een beetje) leerde een therapeut een manier van therapie doen die hij of zij toepaste bij alle cliënten, ongeacht de problemen die cliënten hadden. Directieve therapeuten zijn elementen uit alle therapeutische scholen gaan gebruiken vanuit de gedachte dat de methode ondergeschikt moet zijn aan de klacht. Als je een gebroken been hebt, wil je niet dat de eerstehulparts aan je vraagt hoe de relatie met je moeder is. Je wilt dat hij of zij je been spalkt. Als je last hebt van paniekaanvallen, wil je niet dat je therapeut aan je vraagt of je vroeger veel gepest bent op school. Maar als je last hebt van relatieproblemen op je werk (ruzies met collega’s, buitengesloten worden), wil je wel dat je therapeut informeert naar jouw geschiedenis met andere mensen. Interventies zijn niet per se goed of slecht, je moet alleen weten wanneer je ze moet toepassen. Deze denkwijze is overgenomen door de integratieve therapeuten, zoals wel meer ideeën van directieve therapeuten gedurende de afgelopen decennia gemeengoed zijn geworden. Behalve voor het idee dat je werkzame elementen uit verschillende behandelvormen kunt combineren als de problemen van een cliënt
75
daarmee verholpen kunnen worden, lopen directieve therapeuten warm voor gemeenschappelijke therapiefactoren. Dit zijn aspecten van een behandeling die bedoeld of onbedoeld een positief, dus therapieversterkend effect hebben en die vóórkomen in alle verschillende behandelvormen. Een gemeenschappelijke factor is bijvoorbeeld de deskundigheid van een behandelaar. Als cliënten merken dat een therapeut weet waarover hij praat, zullen zij eerder geneigd zijn in te gaan op zijn voorstellen. Andere voorbeelden van gemeenschappelijke therapiefactoren zijn: het geloof van therapeuten in de juistheid van hun benadering (enthousiasme is aanstekelijk), het benadrukken door therapeuten dat een goede afloop mogelijk is (dat geeft hoop), het accepteren door de therapeut van de werkelijkheid en de klachten van cliënten zoals zij deze presenteren (dat stelt mensen gerust, zij zijn dus niet gek). De aandacht voor gemeenschappelijke therapiefactoren van directieve therapeuten heeft een krachtige impuls gegeven aan psychologisch onderzoek in binnen- en buitenland. Uit dit onderzoek blijkt dat vier gemeenschappelijke factoren het belangrijkst zijn in het geval van relatietherapie: –
Het werkt therapieversterkend om de problemen interactioneel te maken. In plaats van te blijven praten over de problemen van Henry en de problemen van Henriëtte, herformuleert de therapeut deze problemen in een model waarin beide partners een gemeenschappelijk probleem hebben. Vaak is dit probleem een negatief interactiepatroon, waarin beide partners vaste rollen vervullen die hun persoonlijke problemen versterken. Dit gebeurt bijvoorbeeld als Henry te veel alcohol drinkt omdat hij zich zo vaak machteloos voelt. Het helpt om een gemeenschappelijke vijand te hebben en niet te blijven steken in de vraag wie de meeste schuld heeft aan wat er is misgegaan, omdat partners dan kunnen samenwerken aan een oplossing.
–
76
Een belangrijke factor in effectieve relatietherapieën is de
nadruk op het doorbreken van de vastgestelde negatieve interactiepatronen. Bewustwording van de patronen is de eerste stap, maar concreet actie ondernemen om voortaan anders op elkaar te reageren is cruciaal. Directieve therapeuten bemoeien zich dan ook in detail met de manier waarop mensen thuis met elkaar omgaan en zij geven concreet huiswerk mee om het anders te doen. –
In een goede relatietherapie worden zoveel mogelijk mensen uitgenodigd die bij het probleem zijn betrokken. Dat begint al met gemeenschappelijke gesprekken, waarbij dus beide partners aanwezig zijn. Deze situatie geeft een therapeut veel meer informatie dan individuele gesprekken, al was het alleen maar omdat de interactie tussen beide partners zichtbaar wordt in de behandelkamer. Kinderen, vooral als ze wat ouder zijn (ouder dan tien, twaalf jaar), kunnen ook aan gesprekken deelnemen, al is het niet noodzakelijk om ze bij alle gesprekken uit te nodigen. Hetzelfde geldt voor andere familieleden, vrienden of collega’s.
–
Aandacht voor de therapeutische band is ook een kenmerk van effectieve relatietherapieën. Therapeuten moeten ervoor zorgen geloofwaardig over te komen en zich zo uit te drukken dat beide partners hen begrijpen en ook willen volgen.
Een factor van belang in alle behandelingen, dus ook in relatietherapie, is de mogelijkheid voor cliënten om een ander standpunt in te nemen. Merken hoe het is om heel anders naar de situatie te kijken dan men gewend is, geeft cliënten de vrijheid om oude standpunten los te laten en daadwerkelijk te gaan experimenteren met andere manieren van doen. Een oefening waarin dit gegeven centraal staat is de Tweestoelenoefening. Ik pas deze oefening toe tijdens therapiezittingen, maar vraag cliënten ook wel om thuis te oefenen, liefst in elkaars aanwezigheid. De ene partner voert de oefening uit, terwijl de ander
77
toekijkt. Daarna wisselen zij van rol. Op deze manier halen twee mensen het maximale rendement uit de oefening.
Tw e e s t o e l e n o e f e n i n g 1.
Zet twee stoelen naast elkaar. Stoel 1 is de oude, vertrouwde stoel. Ga hierop zitten en kijk naar de andere stoel. Stel je voor dat je partner daar zit. Benoem nu maximaal twee minuten lang de negatieve eigenschappen van je partner. Het kan gaan om algemene eigenschappen, maar ook om de houding en opvattingen van je partner inzake een of andere kwestie (het huishouden, de financiën, seks enz.).
2.
Ga daarna zitten in stoel 2. Nu zit je dus op de positie van je partner. Benoem nu jouw eigenschappen, zoals je denkt dat je partner jou ziet. Ook hier kan het gaan om algemene eigenschappen of om specifieke opvattingen. Neem iets meer tijd voor deze stoel. In het begin zal het namelijk wat moeilijker zijn om op gang te komen, omdat je moet wennen aan deze positie.
3.
Bespreek met elkaar de verschillen. Wat was er nieuw voor jou?
Het is vaak een wat onwennige oefening en ook wordt er wat afgelachen. Maar even zo vaak zeggen mensen rake dingen en is het behoorlijk confronterend om te merken wat je vindt van de ander en om te horen wat de ander denkt dat jij vindt. In de regel werken directieve therapeuten kortdurend, dus in een zo klein mogelijk aantal zittingen. In deze korte tijd gaat alle aandacht uit
78
naar de klacht waar je het meeste last van hebt. Relatieproblemen kunnen bestaan uit allerlei problemen tegelijk: escalerende ruzies, miscommunicatie, een onvermogen problemen op te lossen, onuitgewerkte problemen van een van de partners met zijn of haar ouders, noem maar op. In een directieve therapie wordt het probleemgebied aangepakt waar jij het meeste last van hebt, niet het probleem waarvan in een boek staat dat mensen er wel veel last van zullen hebben. Een sympathiek kenmerk van directieve therapie is ten slotte de aandacht voor motivatie. Welke klacht iemand ook heeft, het is niet de inhoud van de klacht die telt, maar het feit dat iemand geen zin meer heeft om iets aan de klacht te doen. In het geval van relatieproblemen weet je misschien wel, ergens in je achterhoofd, wat je zou kunnen doen, maar je kunt het eenvoudigweg niet meer opbrengen. Op allerlei manieren probeert een directieve therapeut deze moedeloosheid op te heffen, bijvoorbeeld door je serieus te nemen, bijvoorbeeld door je een gedegen en goed onderzocht behandelprotocol aan te bieden dat je hoop biedt op concrete verandering, bijvoorbeeld door je te wijzen op de dingen die nog wel goed gaan en de positieve kanten van je relatie en van je partner.
De Probleempiramide Motivatie is voor veel mensen, psychologen en therapeuten niet in de laatste plaats, een moeilijk te bevatten begrip. Als psychologen en therapeuten zeggen dat een cliënt ‘niet gemotiveerd’ is, bedoelen ze maar al te vaak dat zij zelf niet meer weten wat ze aan de problemen van hun cliënt moeten doen. Toch is het niet zo’n ingewikkeld begrip. Motivatie, dat is er zin in hebben – het is het antwoord op de vragen ‘Hoe groot acht je de kans dat er iets aan je problemen gedaan kan worden?’ en ‘Hoeveel vertrouwen heb je in de toekomst?’
79
Een kenmerk van directieve therapie is dat het probleem of de kwestie waar jij het meeste last van hebt, het eerst wordt aangepakt. Weet je eigenlijk wel wat dat is? Misschien wil je even de tijd nemen om alle problemen die je op dit moment ervaart in je leven onder elkaar te schrijven, in steekwoorden. Het mogen de problemen zijn die onderdeel uitmaken van het overkoepelende begrip ‘relatieproblemen’, maar het mogen ook andere dingen zijn waar je mee zit. Doe het maar even, ik wacht wel. ... Oké, heb je het? Bepaal nu waar je het meeste last van hebt. Geef elk van de problemen een getal van 1 tot en met 10, waarbij 1 staat voor heel veel last en 10 voor helemaal geen last. Voorbeeld: Altijd ruzie I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Somber I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Onprettige seks I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Somberheid is een probleem van jou, dat misschien wel samenhangt met je relatieproblemen, maar hoe en of dat zo is doet er nu nog niet toe. Het is goed om het nu te noemen. Noem alle problemen, de grote en de kleine: denk aan het huishouden, de kinderen, de financiën, de toekomst, het verleden, de familie, en ga zo maar door.
80
Zet nu het probleem met het laagste cijfer (waarvan je het meeste last hebt) bovenaan. Zijn er twee of meer problemen waarvan je evenveel last hebt, beslis dan welke daarvan bovenaan moet staan, op basis van je voorkeur op dit moment. Niet te lang over nadenken, je eerste keuze is meestal de beste. Nu heb je je persoonlijke Probleempiramide: bovenaan het vervelendste, naarste, ergste probleem, onderaan de problemen waarvan je minder last hebt. Je kunt nu bij wijze van spreken zo naar een directieve therapeut! Even terug naar motivatie. Het is misschien wel aardig voor je om te kijken hoe gemotiveerd je bent om iets aan je problemen te doen, hoe je motivatie samenhangt met de ernst van je problemen en hoe je motivatie verandert door de tijd heen. Toch? Schrijf achter elk probleem twee getallen, die het antwoord zijn op de volgende vragen (neem het probleem in gedachten): –
Hoe groot is de kans dat dit probleem opgelost kan worden?
–
Hoeveel vertrouwen heb ik erin dat dit probleem in de toekomst niet meer zal bestaan?
Druk de kans op oplossen en je vertrouwen uit in een getal van 1-10, waarbij 1 staat voor heel weinig en 10 voor heel veel (kans of vertrouwen). Voorbeeld: Altijd ruzie (4) kans op oplossing: 2; vertrouwen toekomst: 4 Onprettige seks (5) kans op oplossing: 6; vertrouwen toekomst: 4 Somber (9) kans op oplossing: 1; vertrouwen toekomst: 8
81
Tel de twee motivatiegetallen bij elkaar op om tot je ‘motivatiecijfer’ te komen (hoe hoger des te meer gemotiveerd). Merk hoe in dit voorbeeld het probleem waar je het meeste last van hebt (ruzie) niet het probleem is waarvoor je het meest gemotiveerd bent om er iets aan te doen (totaal 6). Goed. Je hebt nu een Probleempiramide gemaakt en een motivatiecijfer bepaald. Hoe zou dat veranderen door de tijd heen? Mag ik iets voorstellen? Leg je piramide weg en lees de rest van dit boek (vooral hoofdstuk 5). Vul dan opnieuw de getallen in bij de problemen uit de piramide: mate van last, vertrouwen in de toekomst en kans op oplossingen. Wedden dat je lijst er dan anders uitziet? Motivatie heeft vaak te maken met blikveld: hoe meer overzicht je hebt en hoe meer ideeën, des te meer je merkt dat je iets aan je problemen wilt doen. Ik zal mijn best doen je manieren te beschrijven om je problemen in kaart te brengen en ideeën aan de hand te doen voor het oplossen ervan, als jij dan opnieuw een piramide maakt en aan de slag gaat!
Emotionally Focused Relatietherapie Partners met relatieproblemen zien elkaar vaak als het probleem. Henriëtte kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Dat het niet goed gaat tussen ons, komt door de spirituele ambities van Henry. Sinds hij elke dag urenlang mediteert en elk weekeinde naar de Sangha gaat, heeft hij geen aandacht meer voor het gezin.’ Henry zou iets anders kunnen zeggen, zoals: ‘Henriëtte interesseert zich niet voor mij. Ik heb al diverse malen uitgelegd waar ik mee bezig ben, maar het lijkt wel alsof Henriëtte niet echt probeert het te begrijpen, laat staan dat ze eens een keertje mee-
82
gaat.’ Ra ra ra: aan wie ligt het nou dat Henry en Henriëtte geen seks meer hebben en wel regelmatig knallende ruzies? Het antwoord op deze vraag dat emotionally focused-therapeuten geven, luidt: het ligt aan geen van beiden. Het is de interactie, de omgang met elkaar die volgens een vast en negatief patroon verloopt, waardoor Henry en Henriëtte in de problemen zijn gekomen. Beide partners verstoppen hun gevoelens, omdat zij menen dat het tonen van hun ware motieven door hun partner zou worden opgevat als een teken van zwakte. Hun partner zou dan wel eens over hun heen kunnen lopen. Beiden houden dus hun gevoelens voor zich en er ontstaat een star interactiepatroon. Dit patroon zou in het geval van Henry en Henriëtte zo kunnen verlopen:
Henry is bang gedomineerd te worden door Henriëtte
Henriëtte gedraagt zich onbuigzaam en dominant tegenover Henry
Henry gedraagt zich onbuigzaam en dominant tegenover Henriëtte
Henriëtte is bang gedomineerd te worden door Henry
Henriëtte vreest dat de spirituele plannen van Henry het gezinsleven gaan beheersen, dus is zij afwachtend als Henry over zijn belevenissen vertelt. Ze voelt dat zij intussen het gezin draaiende moet houden en neemt daarom meer beslissingen dan vroeger. Henry merkt haar afwachtende houding en ziet deze aan voor desinteresse. Omdat
83
Henriëtte tegelijkertijd zo beslist optreedt, voelt Henry zich aangevallen in zijn spiritualiteit. Om zich te verdedigen weigert hij nog langer om Henriëtte te betrekken in zijn plannen. Als Henriëtte merkt dat Henry zich terugtrekt, wordt zij nog beslister in haar voornemen om het gezin te redden en zal zij nog duidelijker de kar trekken en nog minder aandacht hebben voor Henry. Enzovoort, enzovoort; deze negatieve spiraal versterkt zichzelf. Emotionally focused (op emoties gerichte)-therapeuten willen hun cliënten laten merken dat niet hun partner, maar deze negatieve spiraal de vijand is. Doel van de therapie is deze gemeenschappelijke vijand te bestrijden, dus het negatieve interactiepatroon te doorbreken. Dit gebeurt met inzet van allerlei technieken, waardoor partners leren om ‘harde’ emoties zoals woede te vertalen in ‘zachte’ emoties, zoals verdriet of verlegenheid. Als partners hun gevoelens uiten op een open en kwetsbare manier, ontstaat een andere interactie. Partners komen, zo je wilt in een ‘positieve spiraal’ terecht. Hoe meer de een zijn gevoelens uit, hoe meer de ander zich vrij voelt om datzelfde te doen. Meer begrip en het accepteren van elkaars point of view zijn daarvan het resultaat. Het doel van een therapie als deze is niet om het verleden te verkennen of om uit te zoeken waar de problemen vandaan komen. Het enige doel is de huidige omgang te veranderen. Meestal duurt een therapie tussen de tien en vijftien zittingen. Veel van het gedachtegoed van emotionally focused-therapeuten is overgenomen door integratieve therapeuten.
Narratieve therapie Sterk in opkomst, althans in Nederland, is de narratieve therapie. Ook bij deze behandelvorm gaat het er de therapeut niet per se om het ver-
84
leden te onderzoeken en eventuele oorzaken van de problemen bloot te leggen. Sterker nog: narratieve therapeuten zijn weinig geïnteresseerd in de ins en outs van de relatieproblemen zelf. Zij gaan ervan uit dat partners handelen zoals zij doen vanuit een idee, vanuit het verhaal van hun relatie. Dit verhaal is samengesteld op basis van gesprekken met anderen en met elkaar over de relatie. De manier waarop partners hun gemeenschappelijke en individuele herinneringen met elkaar bespreken, bepaalt of zij zich verbonden en gewaardeerd voelen. Doel van de therapie is om een gemeenschappelijk verhaal te construeren dat beide partners het gevoel geeft dat zij invloed hebben op hun relatie. Aangenomen wordt dat hun beider machteloosheid op het moment dat zij zich voor therapie aanmelden, het gevolg is van problematische verhalen die zij in de loop der tijd hebben opgebouwd. Problemen in een relatie noemen narratieve therapeuten ‘plots’, ofwel knooppunten in een verhaal. Zij gaan ervan uit dat het mogelijk is om iets tegenover deze plots te stellen, ‘projecten’ of tegenplots geheten. Cliënten kunnen ieder voor zichzelf of gezamenlijk een ander verhaal samenstellen over hun relatie en over hun eigen rol in de relatie. Probleemverhalen moeten het veld ruimen ten gunste van gewenste verhalen, waarin cliënten meer het gevoel hebben dat zij van invloed zijn op wat er gebeurd is en nog zal gebeuren. Soms is het probleem dat er geen af verhaal is over de relatie. Gebeurtenissen en gevoelens over wat er gebeurt zijn gefragmenteerd, als losse puzzelstukjes. Deze fragmentatie leidt tot wederzijds onbegrip en een gebrekkige hechting aan elkaar: er is geen overkoepelend idee of plan voor de relatie. Partners leven min of meer toevallig met elkaar samen en dat is het dan wel zo’n beetje. Door actief een verhaal te construeren waarin herinneringen, gevoelens en huidige ervaringen een plek krijgen, raken partners meer in staat om zich veilig aan elkaar te hechten. Zij ontwikkelen een gevoel van verbondenheid en gemeenschappelijkheid.
85
Narratieve therapeuten deconstrueren niet alleen het destructieve verhaal van hun cliënten, maar ook hun eigen rol. Het is niet de bedoeling dat hun cliënten de ideeën van hun therapeut over hun relatie gebruiken voor een gewenst verhaal, maar dat zij er zelf een maken. Dientengevolge is het aantal sessies ongewis. De duur van een behandeling hangt af van de vraag aan het einde van elke zitting: hoeveel tijd hebben jullie nog nodig? Ook deze vraag beantwoorden de cliënten zoveel mogelijk zelf.
Oplossingsgerichte therapie Oplossingsgerichte therapeuten houden niet van problemen. Ze willen het met cliënten hebben over hun draagkracht, niet over hun draaglast. Oeps, daar ga ik al de fout in. Eigenlijk willen oplossingsgerichte therapeuten het woord cliënten of het woord patiënten liever niet gebruiken, want dat veronderstelt al dat er in het therapeutische gesprek een persoon is (met een probleem) die iets niet kan en een persoon (met oplossingen) die dat wel kan. Maar zo werkt dat niet. Oplossingsgerichte therapeuten helpen personen met problemen om oplossingen te vinden die deze personen al in zichzelf dragen. Praten over problemen maakt deze problemen alleen maar groter. Hoe meer aandacht en tijd er in problemen wordt geïnvesteerd, hoe moeilijker het wordt om ervan af te komen. Zonde van je tijd dus, praten over problemen. Wat dan? Praten over oplossingen. In het geval van relatieproblemen praten oplossingsgerichte coaches of counselors alleen over wat er wel (nog) goed gaat in een relatie. Ze wijzen hun cliënten op communicatie die goed verloopt en op aspecten van de relatie of van hun partner waarmee ze in feite dik tevreden zijn. Ook brengen oplossingsgerichte therapeuten situaties in herinne-
86
ring waarbij de cliënten een zelfde of een vergelijkbaar probleem wel samen hebben kunnen oplossen. Er zijn oplossingsgerichte therapeuten die de spreekkamer verlaten, als hun cliënten beginnen te praten over wat er mis is met hun relatie of met hun partner! Zo sterk moet de nadruk steeds liggen op wat goed gaat: cliënten moeten weer leren om naar oplossingen te zoeken, is de idee, ze moeten afleren om zich te concentreren op wat verkeerd is gegaan of op wat steeds verkeerd gaat. Wat doe je als de badkuip overstroomt? Maak je een studie van de snelheid waarmee de badkamer en vervolgens de slaapkamer volstroomt? Of draai je de kraan dicht? De beste manier om problemen in stand te houden, zeggen oplossingsgerichte therapeuten, is door oplossingen aan te dragen voor je cliënten. Net als cliënten bij elkaar al deden, zullen zij dan namelijk jouw oplossingen negeren, afwijzen, of de grond in boren. Deze gedachte verklaart de zakelijke houding die oplossingsgerichte therapeuten plegen in te nemen ten opzichte van hun cliënten. Een oplossingsgerichte therapeut is geen vriend met een goed idee, het is een gesprekspartner die wil dat jij het beste in jezelf naar boven haalt. De therapeuten leggen de nadruk op interviewtechnieken. Hun methode bestaat eruit mensen zo te ondervragen, dat deze mensen aan oplossingen gaan denken. Zo brengen ze het gesprek regelmatig op de toekomst, bijvoorbeeld door het stellen van de ‘wondervraag’. Hierbij vraagt de therapeut, meestal tijdens de eerste zitting: ‘Stel dat er vannacht, terwijl je ligt te slapen, een wonder gebeurt en je probleem was opgelost. Waar zou je dat morgenochtend aan merken? Wat zou het eerste verschil zijn als je opstaat? En waar zou je partner het aan merken, zonder dat jullie nog maar een woord met elkaar zouden hebben gewisseld?’ Over het verleden spreken oplossingsgerichte therapeuten in de verleden tijd. Ook op die manier geven ze aan dat wat is geweest, voorbij is. Het verleden is van belang, omdat verschillen tussen de aanpak van het
87
ene en het andere oude probleem cliënten op het spoor kunnen zetten van wat op dit moment de beste oplossing is. Therapeuten zullen vragen stellen als ‘Hoe heb je dit-en-dat probleem toen opgelost? Wat was jullie beider aandeel in die oplossing?’ Oplossingsgerichte therapeuten vragen ook door over ‘de goede dagen’ in het heden: ‘Wat is er anders op de dagen dat jullie goed kunnen opschieten met elkaar? Voel jij je dan anders, of is er iets anders aan je partner op zulke momenten? Hoeveel goede dagen hebben jullie eigenlijk? Hoeveel uitzonderingen bestaan er op de regel dat het tussen jullie altijd slecht zou gaan?’ Inderdaad: dan spreekt men weer in de tegenwoordige tijd. Sympathiek aan de meeste oplossingsgerichte therapeuten is heretiketteren, complimenteren en het uitspreken van waardering. Dat doen deze therapeuten om hun cliënten toch een beetje te sturen (‘tikjes te geven’) in de richting waarvan ze vinden dat het de goede is. Er zijn gelukkig dus ook minder rigide oplossingsgerichte therapeuten, want voor de diehards is elk sturen uit den boze, voor hen moet elke verandering voortkomen uit de cliënten zelf. Het aardige van complimenteren is dat cliënten dit overnemen: als je eenmaal merkt hoe prettig het is om complimenten te ontvangen en dat het niet gek of raar is om complimenten uit te delen, zul je dit vanzelf vaker gaan doen, iets dat de interactie tussen jou en je partner aanmerkelijk zal verbeteren. Een veelgebruikte techniek is ook het stellen van ‘schaalvragen’. Dat zijn vragen naar de mate waarin dingen goed of slecht gaan en niet alleen maar óf het goed of slecht gaat. Op allerlei vlakken in je relatie kan het soms wat beter, dan weer wat slechter gaan. Er op die manier over nadenken vergroot de waarschijnlijkheid dat het wat beter zal gaan: je hoeft immers niet de reuzensprong te maken van ‘het zit helemaal fout tussen ons’ naar ‘alles is prima in orde’, je hoeft alleen maar na te denken over wat er vandaag een beetje kan veranderen.
88
Hoe gaat het vandaag met ons? Ga even rustig zitten en stel jezelf de vraag: Hoe gaat het vandaag met ons? Geef antwoord op een schaal van 1-10, waarbij 1 betekent dat de problemen op hun allerergst zijn en 10 staat voor de situatie dat de problemen zijn opgelost. Kruis het vakje aan met het cijfer dat je op dit moment het meest waar vindt: I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bezin je nou eens op het cijfer dat je hebt aangegeven. Wat maakt dat dit cijfer niet lager is, dan het is? En aan de andere kant: waardoor zou het hoger zijn geweest? Deze oefening duurt een minuut, misschien een paar. Als je een paar dagen achter elkaar de tijd neemt om er even voor te gaan zitten (in de file, wachtend in de rij van de supermarkt, aan de keukentafel, achter je bureau) krijg je een idee van wat, zeg maar, je ‘gemiddelde score’ is. Stel: die score is vier. Nu kun je je op dagen dat je geen vier maar lager of hoger in hebt gevuld, afvragen: hoe komt het dat ik deze dag ben afgeweken van mijn gemiddelde? Wat maakt deze dag tot een uitzondering? Misschien ook merk je na verloop van tijd dat het steeds dezelfde ‘deelproblemen’ zijn die je cijfer beïnvloeden. Bijvoorbeeld: de communicatie tussen ons; de intimiteit, het echte contact tussen ons; de seks, de lichamelijkheid tussen ons. Ook minder abstracte kwesties kunnen steeds terugkeren, zoals: de samenwerking in het huishouden of in het verzorgen van de kinderen; hoe vaak of hoe hevig we ruzie hebben; de mate waarin ik last heb van het drinken/roken/taalgebruik van mijn partner.
89
Als dit zo is, maak dan een aparte schaal per steeds terugkerend probleem. Bovenaan laat je de vraag staan Hoe gaat het vandaag met ons?, met bijbehorend balkje. Daaronder komen andere vragen te staan die voor jou elke dag belangrijk zijn. Op deze manier kun je zien welke kwestie in feite het meeste invloed heeft op de hoofdvraag (Hoe gaat het vandaag met ons?). Ook zie je sneller op welk gebied je het meeste vooruitgang boekt. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het vandaag met ons? I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Ruzie I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Seks I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Kinderen I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Blijf jezelf per deelvraag ook steeds weer afvragen: wat is van invloed geweest op de hoogte van dit cijfer? Wat was er anders vandaag? Wat heb ik anders gedaan? Wat heeft mijn partner anders gedaan? Zoek naar de uitzonderingen, naar de veranderingen: en gebruik deze op volgende dagen. Bespreek met je partner wat je bevalt, en ga daarmee door.
90
Objectrelatietherapie Volgens veel psychodynamische therapeuten, die zich baseren op de leer van de Weense zenuwarts Sigmund Freud (1856-1939) en op het gedachtegoed van de Londense psychiater John Bowlby (1907-1990), speelt hechting een belangrijke rol in partnerrelaties. Hechting is de mate waarin twee mensen zich met elkaar verbonden voelen. Volgens de meest extreme psychodynamische opvattingen is elke partnerrelatie een kopie van de verbondenheid tussen moeder en kind. Het geborgen en veilige gevoel dat we vroeger hebben gevoeld, willen we later ook steeds voelen, maar dan met een partner. Als we vroeger geen of weinig verbondenheid hebben gevoeld (‘slecht waren gehecht’), is de kans dat we dit later wel zullen voelen aanmerkelijk kleiner. Het is natuurlijk een illusie dat we ooit iemand zullen vinden die erg op onze moeder lijkt, maar die niet onze moeder is. Elk mens is weer anders. Het veilige ‘moedergevoel’ dat we bij een ander zoeken is ons eigen gevoel, het is in werkelijkheid een deel van onszelf. Toch zoeken we dit gevoel dat is vervlochten met onze herinneringen en verwachtingen, bij een ander. Volgens de objectrelatietheorie ‘projecteren’ we ons eigen gevoel op iemand anders, op een kandidaat-partner die wel wat weg heeft van onze moeder. Vervolgens worden we daar verliefd op. We worden dus verliefd op onze eigen projectie – eigenlijk op onszelf. (Het woord ‘object’ betekent hier: een ander persoon; hij of zij is het object of scherm waarop wij het gevoel projecteren dat we na onze jeugd zijn kwijtgeraakt.) Het hoeft denk ik amper betoog dat zo’n relatie (tussen twee mensen die verliefd zijn op zichzelf) vroeger of later problemen moet opleveren. Doel van objectrelatietherapie is dan ook om mensen te bevrijden van hun projecties. Als ze begrijpen wat ze aan het doen zijn, kunnen ze het projecteren laten. Dan hoeven mensen hun partners ook niet meer te verwijten dat die niet (helemaal) overeenkomen met de pro-
91
jectie. En dan kunnen partners elkaar echt leren kennen, zoals ze in werkelijkheid zijn. Voor het gemak gaan objectrelatietherapeuten er maar even van uit dat mensen hun partner zoals die echt is kunnen waarderen. Mocht dit niet het geval zijn, dan zit er alsnog weinig anders op dan uit elkaar te gaan. Gelukkig slagen mensen er vaak in om met deze ‘nieuwe’ persoon een andere relatie in te richten dan ze vroeger hadden met zichzelf.
Familiaal huiselijk geweld Mensen met relatieproblemen lopen een verhoogde kans op huiselijk geweld. In de Multidisciplinaire Richtlijn Familiaal Huiselijk Geweld van de Nederlandse Vereniging voor Psychiaters (NvvP) en het Trimbosinstituut wordt dit geweld omschreven als: ‘intentioneel of impulsief geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd’. Dit opzettelijke of ongeplande geweld (slaan, stompen, schoppen, duwen, bijten, krabben enz.) staat nooit op zichzelf. Vaak zijn er al langer onderlinge spanningen, verergerd door of de oorzaak van de relatieproblemen. Mannen en vrouwen plegen ongeveer even vaak geweld; volgens sommige onderzoeken plegen vrouwen vaker geweld dan mannen. Het geweld kan snel toenemen in frequentie en intensiteit, bijvoorbeeld als een van de partners aangeeft te willen scheiden. De richtlijn FHG is opgesteld voor alle behandelaars, van welke stroming of discipline dan ook. De richtlijn voorziet in een overzicht van risicofactoren en manieren om het geweld vast te stellen; voor behandeling wordt doorverwezen naar een systeem- of relatietherapeut. Hier wil ik alleen de risicofactoren noemen en kort aangeven wat mensen die met geweld te maken hebben zelf zouden kunnen doen. Meer informatie is te vinden op de website van de NvvP (www.nvvp.nl) of op www.ggzrichtlijnen.nl.
92
Tot de belangrijkste risicofactoren voor huiselijk geweld behoren: –
relatieproblemen;
–
scheiden of een scheiding overwegen;
–
alcohol- of drugsmisbruik;
–
eerdere geweldsincidenten van de kant van de dader;
–
een persoonlijkheidsstoornis bij de dader (vooral wat heet een cluster-B-stoornis);
–
een geschiedenis van misbruik of seksueel geweld bij een of beide partners;
–
stalking door de dader;
–
afhankelijke positie van slachtoffer of dader in emotioneel of economisch opzicht;
–
extreme jaloezie of bezitterigheid bij de dader.
Het is niet altijd eenvoudig om huiselijk geweld vast te stellen. Slachtoffers vertellen er niet over, soms uit angst voor meer geweld, soms uit schaamte, soms in de hoop dat het vanzelf weer goed komt. Er zijn niet altijd verwondingen of deze zijn niet direct zichtbaar. Behandelaars moeten afgaan op hun intuïtie en op aanwijzingen als: meer dan gemiddelde zorgconsumptie (huisartsenbezoek, bezoek eerstehulppost), het uitblijven van effecten van medicatie bij lichamelijke verwondingen, paniekaanvallen of gedachten aan suïcide bij een of beide partners, terugkerende onverklaarbare pijnklachten, en arbeidsongeschiktheid op onduidelijke gronden. De aanpak die wordt aangeraden in de richtlijn is systeemtherapie. Niet de dader of het slachtoffer alleen, maar zij allebei worden dus gezien. Soms moeten meerdere naasten bij de behandeling worden betrokken; denk aan oudere kinderen, huisgenoten, familieleden. Bij jonge kinderen moeten behandelaars extra alert zijn: zijn zij ook slachtoffer van geweld? Het wordt afgeraden om geweld tussen ouders te bespreken als jonge kinderen bij het gesprek aanwezig zijn.
93
Het is belangrijk om tijdens een gesprek een sfeer te creëren waarin iedereen zijn of haar zegje durft te doen. Het helpt om niet zomaar aan te nemen dat de dader alleen maar dader is en het slachtoffer alleen slachtoffer. Net als bij een gewone systeemtherapie hebben therapeuten aandacht voor de interactie en de communicatie tussen beide partners. Agressieregulatie moet onderdeel van de therapie zijn. Als alcohol of drugs in het spel zijn, moet de behandeling ook gericht zijn op het stoppen of onder controle brengen van het gebruik. Eventuele andere (persoonlijkheids)stoornissen moeten apart aandacht krijgen, dan wel door een gespecialiseerde therapeut worden behandeld. Als ik zelf te maken heb met een gewelddadig stel, is het stoppen met het plegen van geweld een voorwaarde voor behandeling. Zodra een van beiden geweld pleegt, beëindig ik de behandeling. Dan verwijs ik door of terug naar de huisarts, waarin ik de reden van (terug)verwijzen vermeld. Als er ernstig geweld wordt gepleegd, als er wapens in het spel zijn of als er kinderen bij het geweld betrokken zijn en het slachtoffer wil geen aangifte doen bij de politie, dan moet een behandelaar zelf aangifte doen of een melding doen bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. Wat kun je zelf doen als je te maken hebt met geweld? Ga naar de huisarts. Dit in verband met eventuele verwondingen (niet altijd zichtbaar of direct merkbaar), maar ook vanwege het gesprek over je situatie en een eventuele doorverwijzing. Je voelt je misschien schuldig, maar bedenk dat geweld jullie allebei in een neerwaartse spiraal gevangen houdt. De situatie loopt vaak uit de hand doordat geweld meer geweld oproept. Daar ben je niet schuldig aan, maar je kunt het met wat hulp wel stopzetten. Geweld tussen jullie betekent niet automatisch het einde van jullie relatie. Dingen kunnen veranderen; daarover kun je gesprekken voeren met een relatietherapeut, maar ook met vrienden
94
of familieleden. Je kunt alleen veranderen als jullie samen besluiten dat het anders moet. Zorg voor jezelf en eventueel voor je kinderen: een afkoelingsperiode apart van je partner kan helpen om verandering in gang te zetten. In hoofdstuk 5 kun je lezen over zaken die je zelf kunt ondernemen. Die kun je ook toepassen als je te maken had met geweld. Voorwaarde is wel dat het geweld stopt voordat je begint aan de beschreven oefeningen.
95
5
Kan ik zelf iets doen?
In feite is dat een rare vraag. De vraag die de titel is van dit hoofdstuk verwijst naar de situatie dat mensen met relatieproblemen daar zelf niet uit kunnen komen en dus naar een ander gaan die de relatie wel even vlot zal trekken. Zo iemand heeft ervoor geleerd, heeft ervaring op dit gebied of heeft beide, en op grond van die autoriteit gaan de mensen met problemen doen wat hij of zij zegt en dan komt het allemaal wel weer goed. Nog nooit meegemaakt. Het kan aan mij liggen, oké, maar in de jaren dat ik therapie doe, heb ik gemerkt dat ik de meeste tijd kwijt ben aan het overhalen van cliënten om de ideeën die ik ze aangeef ook daadwerkelijk te gaan uitvoeren. Therapie doen is verleiden: ik ben niet de eerste die dat zegt. In het jargon van mijn vak heet deze verleidingskunst ook wel ‘motiveren’, ook alweer zo’n kromme term. Alsof mensen die op het punt staan de belangrijkste persoon uit hun leven te verliezen niet ‘gemotiveerd’ zouden zijn om daar iets aan te doen. Personen met meer aanleg voor cynisme dan ik hebben wel gezegd dat relatietherapie bedrijven in wezen onmogelijk is: mensen met relatieproblemen willen oplossingen, maar als je deze aan hen geeft, gaan ze deze per definitie niet uitvoeren. Zo erg is het nou ook weer niet. De truc zit ’m erin niet als therapeut oplossingen aan te dragen, maar om de oplossingen die mensen al in zich dragen te openbaren. Vervolgens kan een therapeut gemakkelijker hindernissen wegnemen die mensen zien bij het uitvoeren van hun
97
eigen oplossingen, dan deze mensen zelf: je kunt met je neus ook zo dicht op de feiten staan, dat je het overzicht verliest. Mensen die een baan hebben, kinderen, een druk sociaal leven, hobby’s en slechte gewoontes, hebben bovendien zoveel aan hun hoofd dat het uitvoeren van goede ideeën er wel eens bij inschiet. Gaandeweg de opleiding die ik als therapeut heb gevolgd – en ik beschouw, naast een paar leermeesters en de literatuur, mijn cliënten als mijn voornaamste opleiders – heb ik gemerkt dat het verleiden van mensen om iets te gaan doen stukken beter gaat als je ze van meet af aan betrekt bij de ideeën, de oplossingen die de patstelling opheffen waarin ze zijn terechtgekomen. Eerst dacht ik dat ik net moest doen alsof niet ik, maar mijn cliënten op de ideeën kwamen waarvan ik wilde dat ze die zouden hebben. Maar door met cliënten over oplossingen te praten merkte ik dat zij zelf verrassend effectieve plannen kunnen hebben over de manier waarop ze hun leven zouden kunnen veranderen. Nu vraag ik aan mensen die bij me komen: wat zou je kunnen doen aan je problemen? En als er dan iets ter tafel komt vraag ik hun: en, wat let je nu om dit ook daadwerkelijk te gaan doen? In die geest presenteer ik de volgende ideeën. Het zijn ideeën van cliënten en ideeën waarvan ikzelf of andere therapeuten hebben gemerkt dat ze bij cliënten kunnen aanslaan. Het geheel van deze ideeën kun je opvatten als een miniprotocol, een geheel aan interventies in je dagelijks handelen, denken en voelen dat als geheel gunstig voor je kan zijn. Sommige onderdelen ervan zullen je meer aanspreken dan andere; ik zou zeggen, dan begin je daar toch mee? Aan de andere kant is het geheel meer dan de som der delen. Om dat te ervaren zit er maar één ding op en dat is gewoon doen. Wat let je?
98
Enkele suggesties voor mensen die het zelf wel kunnen Twee belangrijke hindernissen beletten mensen over het algemeen om iets te veranderen aan hun situatie: 1.
Ze weten niet waar ze moeten beginnen: het is op veel gebieden een puinhoop; en
2.
Ze hebben geen doel voor ogen: de horizon is verdwenen achter de donkere bergen.
Om met dat laatste te beginnen: het doel is verandering. Geef toe: de situatie waarin je je nu bevindt is niet langer houdbaar. Er moet iets gebeuren. Er gebeurt alleen iets als je iets doet, niet als je er alleen maar over nadenkt (nou ja: daar word je nog somberder van). Op het moment dat je begint iets anders te doen dan je gewend was, treedt verandering op. Dit lijkt een minimaal doel, dat is het ook, maar meer zit er niet in het vat. Natuurlijk: je kunt je een voorstelling maken van hoe het allemaal zou zijn als ‘alles’ goed was en trachten deze voorstelling te realiseren. Maar dit is hoe dan ook een valse voorstelling van zaken. Op het moment dat je begint te veranderen (het moment dat je daadwerkelijk ingrijpt in je eigen leven) zal je ook duidelijk worden wat het doel is dat je nastreeft. Je beklimt de bergen en ziet al een glimp van de horizon. Dan neem je nog een berg, en de horizon is dichterbij en een beetje anders dan je aanvankelijk dacht. Hier past een algemene waarschuwing voor verandering bij relatieproblemen: het wordt nooit meer zoals het was. Dat idee moet je loslaten. Als je eenmaal kleine veranderingen toestaat, kom je ergens anders uit dan waar je nu bent, maar ook dan waar je ooit was. Je kunt het ook laten, natuurlijk. Je kunt je door angst laten leiden en alles bij het oude houden, hoe ongelukkig je je daar ook bij voelt. Het is jouw leven. Misschien ook moet je genoegen nemen met het beetje waar je nu wel
99
tevreden over bent, want bijna nooit is echt alles helemaal mis. Maar wees dan ook flink en praat niet over de horizon achter de bergen. Die is dan voor anderen. Dan het eerste punt: mensen aarzelen om te veranderen, omdat ze niet weten waar ze moeten beginnen. De seks? De opvoeding van de kinderen? Het geld? De intimiteit? De afwas? De haren in het doucheputje? Zijn vreselijke familie? De ruzies? Haar vreselijke vriendinnen die haar opstoken tot al die nare dingen? Het maakt weinig uit waar je begint: inhoudelijk bestaat er niet zoiets als een vaste volgorde van probleemoplossen. Het is niet zo dat het oplossen van problemen met intimiteit altijd vooraf moet gaan aan het oplossen van seksuele problemen. Het is ook niet zo dat je moet beslissen hoe de taakverdeling in huis is, voordat je kunt beslissen hoe je de opvoeding van de kinderen ter hand neemt. Het enige dat telt, is waar jij het meeste mee zit. Dat moet je het eerste aanpakken. Hoe weet je waar je het meeste mee zit? Veel mensen met relatieproblemen hebben het gevoel dat ‘alles’ verkeerd gaat. Stap 1 is dus: uitzoeken waar je het meeste last van hebt. Het is essentieel om bij het oplossen van je problemen niet aan de inhoudelijke kant te beginnen, maar te denken in termen van vaardigheden, van kennis opdoen over wat je denkt en voelt en doet, van dingen anders doen dan je gewend bent. De inhoud van problemen is arbitrair, verschillend van moment tot moment en van persoon tot persoon. Gebrek aan vaardigheden, aan informatie of aan discipline ligt ten grondslag aan verschillende problemen. Je problemen met intimiteit konden wel eens dezelfde zijn als je seksuele problemen, maar dan ‘vertaald’ naar een ander gebied. Jullie onvermogen om af te spreken wie de afwas doet, kon ook wel eens blijken op een ander gebied, zoals bij de opvoeding van de kinderen. Het gebrek aan vaardigheden, of beter gezegd, aan ideeën over hoe je dingen aanpakt, moet de leidraad zijn. Daarom zal ik in dit hoofdstuk niet een volgorde aanhouden die
100
verband houdt met de inhoud van problemen, maar een volgorde van vaardigheden. Daar is wel degelijk een verstandige volgorde van verandering in aan te wijzen, een spoorboekje dat al veel mensen wegwijs heeft gemaakt. Die volgorde zal ik aanhouden. In grove lijnen komt deze neer op: 1.
je redenen voor veranderen onder woorden brengen;
2.
je bewust worden van waar je elke dag het meeste last van hebt;
3.
meten wat veranderen moet;
4.
het veranderen van dagelijkse routines;
5.
je kijk op de zaken veranderen;
6.
nieuwe noten op je zang;
7.
besef dat je niet alles kunt veranderen;
8.
kiezen.
De tijd is te kort en het boek is te dun om van alle volgende stappen geheel uit de doeken te doen wat de reden of de achtergrond is. Tijd voor analyseren heb je niet! Wie iets wil veranderen, moet iets doen. Ik zal elke stap alleen kort toelichten, zodat je aan de slag kunt. Voor meer achtergrondinformatie verwijs ik naar het laatste hoofdstuk.
1 Je redenen voor veranderen onder woorden brengen Het zal nog moeilijk genoeg worden om consequent veranderingen door te voeren. Je hebt het tenslotte al druk genoeg. (Ik heb nog nooit mensen met relatieproblemen meegemaakt die het niet druk hadden.) Om jezelf te helpen beginnen met veranderen is het nuttig om jezelf te doordringen van de redenen waarom je wilt veranderen. Stop je onvrede niet meer in de ijskast in de hoop op betere tijden, want die komen niet vanzelf. Je onvrede moet je motor zijn om aan de problemen te gaan staan.
101
Er is nog een reden om te beginnen met het beschrijven van je beweegredenen: de kans is groot dat je bij de minste of geringste veranderingen tevreden achterover zult leunen in de veronderstelling dat het doel is bereikt. Maar veel van de oefeningen die nog aan bod komen (en ook die al aan bod zijn gekomen) hebben alleen een echte kans van slagen als je ze wat langer uitvoert: alleen op die manier kun je gewoontes van jaren doorbreken. De snelle veranderingen die je zult ervaren lijken op de wittebroodsweken aan het begin van een relatie, waarin alles vanzelf goed gaat. Als je na de eerste veranderingen achterover leunt, steken de oude gewoontes snel de kop weer op. De nu volgende oefening zal je ook dan bij de les houden.
Motivatieplan De oefening bestaat uit twee delen. In de eerste plaats ga je beschrijven, letterlijk, op papier, wat de ergste periode of periodes uit de relatie met je partner tot nu toe is of zijn geweest. Wat heeft je het meest gekwetst? Waarover ben je het meeste ontevreden? Waarover ben je nog steeds kwaad, of gefrustreerd, of verdrietig? Schrijf dat op. Pas op: het gaat er niet om dat je een keurig chronologisch verslag maakt van alles wat is voorgevallen sinds jullie elkaar hebben ontmoet. Het gaat er ook niet om dat je uitlegt hoe het allemaal zo heeft kunnen komen. Welnee. Laat de nuance varen en wees nou eens ongegeneerd kritisch, rancuneus, en boos. Uit je gevoelens, zeg waar het op staat. Dat je niet altijd leesbaar schrijft (als je geen computer gebruikt), dat is minder belangrijk. Je mag jezelf herhalen, overdrijven, en lelijke woorden
102
gebruiken. Niemand anders dan jij zal lezen wat je gaat schrijven. Doel is niet een boodschap over te brengen, maar om je donkerste gevoelens naar boven te halen. Schrijf niet onbeperkt lang, dat is waarschijnlijk in emotionele zin te belastend (afgezien van het feit dat je geen tijd hebt). Neem er hooguit een uur per dag de tijd voor, maar een half uur is ook goed. Zorg er met een wekker (op je mobieltje, of anders de kookwekker uit de keuken) voor dat je ook echt ophoudt na dat uur. Als je net lekker aan het schrijven was: jammer, morgen of overmorgen weer verder. Als het schrijven niet lukt: ook jammer, maar niet erg. Blijf dan wel zitten in de tijd die je had gereserveerd om te schrijven en concentreer je op de vervelendste herinneringen die je hebt. Het tweede deel van deze oefening begint als het eerste is afgesloten. Het verschilt van mens tot mens, maar na drie tot vijf keer schrijven hebben de meeste mensen de belangrijkste dingen wel op papier. Laat er dan een paar dagen overheen gaan en ga opnieuw rustig (alleen!) zitten. Lees wat je hebt geschreven. Noteer vervolgens: 1.
wat er moet veranderen;
2.
waarom de maat op dit moment vol is; en
3.
welke oplossingen je tot nu toe hebt gebruikt.
Bij 1): Wat moet er veranderen in de toekomst, in vergelijking met het verleden? Wat mag niet weer gebeuren? Wat moet er voor nieuws bijkomen? Bij 2): Hoe komt het dat je nu wilt veranderen? Is er een directe aanleiding geweest? Ben je sterker geworden? Is er een nieuwe tegenslag geweest? Waar komt het gevoel vandaan dat de maat vol is?
103
Bij 3): Ongetwijfeld heb je, met minder of meer succes, al het een en ander geprobeerd om je situatie te veranderen. Wat is dat geweest? Welke directe ingrepen en welke strategieën heb je toegepast? Denk niet alleen aan mega ingrepen. Ook de boel de boel laten is een strategie; ook heel kleine veranderingetjes aanbrengen is een strategie. Wees deze keer kernachtiger bij het schrijven. Maak desnoods rijtjes met kernwoorden. Of schrijf eerst een keer voluit je gedachten over deze drie punten op, zodat je de tweede keer kernachtige zinnetjes kunt ‘destilleren’ uit dit opstel, zinnetjes die je onder elkaar zet. Bijvoorbeeld: Wat moet er
Waarom is de maat
Welke oplossingen heb
veranderen?
nu vol?
ik tot nu toe gebruikt?
- ik wil geen ruzies meer
- Jan heeft me geslagen
- er valt niet met Jan
- de puinhoop in het huis - ik ben zo depri als
te praten, dus heb
- dat we nooit iets samen
ik het maar gelaten
doen - enzovoort
een deur en kom tot niks - enzovoort
- ik heb een schoonmaakplan gemaakt - enzovoort
Dat is je Motivatieplan. Hierin zitten je belangrijkste frustraties, de redenen om te veranderen en de dingen die je al hebt gedaan om dit te bereiken. Gebruik je Motivatieplan af en toe in de komende tijd om je wil te sterken en om de motor voor verandering door te smeren: lees door wat je hebt geschreven, of neem de punten door uit de rijtjes die je uiteindelijk hebt gemaakt. Als je motivatie verandert, bedenk dan wat daaraan heeft bijgedragen.
104
2 Je bewust worden van waar je elke dag het meeste last van hebt Je weet nu waar je in het verleden het meeste last van hebt gehad en ook welke wonden nog open zijn: welk verleden geen verleden is, maar door ettert in het heden. Het zijn de beledigingen, de kwetsuren en de gênante vertoningen waar je nu nog wel eens aan denkt, die je nu nog boos maken, die nu nog meespelen in elke ruzie en elk twistgesprek dat jullie hebben. Je kunt zeggen: zand erover, maar dat is niet reëel. Dat had je dan allang gedaan. Wat dan? Een van de nare herinneringen, of een van de nare eigenschappen van je partner (of van jezelf), of een van de tekorten in jullie communicatie die je schrijvenderwijs hebt geformuleerd uitkiezen en daarmee beginnen? Zou het niet handig zijn om datgene wat je het meeste dwars zit het eerste aan te pakken? Weet je wat dat is, wat je het meeste dwars zit? Welke herinnering het vaakst boven komt, welke ergernis je het vaakst hebt? Mensen hebben de neiging om negatieve zaken te overschatten (en positieve te verkleinen). Zeker als je al een poosje (al lang!) negatief op elkaar reageert, treedt die vertekening in je waarneming op. Als ik jou was zou ik zeker willen weten wat me het meeste dwars zit en dat als eerste aanpakken. Vraag: hoe doe je dat? In de hoofdstukken 1 en 3 kwam al de snapshot-methode aan de orde. Die is geschikt om exact na te gaan wat je niet bevalt aan de interactie, de omgang met je partner. Die zou je eens een week of twee kunnen toepassen om te zien welke ergerlijke momenten het vaakst voorkomen en hoe zwaar die wegen. Door optellen kom je na twee weken vrij gemakkelijk te weten waar zich op dit moment het dieptepunt van jullie omgang bevindt.
105
Maar de snapshot-methode heeft voor het doel van deze paragraaf tekortkomingen. Zo kun je niet registreren welke herinneringen je dwars zitten, en ook niet de dingen die je partner doet of niet doet terwijl je elkaar niet ziet. En reken maar dat die meetellen in het totale oordeel dat jullie over elkaar vellen. Herinneringen aan wandaden van je partner die je keer op keer onheus heeft behandeld, maken je gevoeliger voor zulke incidenten. Je bent dan als iemand die te lang in de zon heeft gelegen: elk straaltje, hoe minimaal ook, maakt dat je vergaat van de pijn. Je gaat meer letten, en terecht trouwens, op momenten dat je partner je opnieuw onheus behandelt, dat je wordt gepiepeld, dat je over je heen laat lopen. Reden te over om niet alleen de momenten te registreren dat dit daadwerkelijk gebeurt, maar ook om vast te leggen welke nare herinneringen dit bij je oproept. Daarom stel ik je een andere manier van registreren voor, waarin al deze elementen zijn opgenomen.
Ergernissenoverzicht Koop een notitieblokje. Je mag ook je agenda gebruiken, of een schrift, of je elektronische agendatelefoongeval, als daarin maar ruimte is en als je die maar altijd bij je draagt. Een notitieblokje is het handigst, geloof me. Verkrijgbaar bij elke kantoorboekhandel en supermarkt. Weet je wat? Koop er meteen twee, een voor jezelf en een voor je partner. Als die niet wil is dat jammer natuurlijk, maar eenzijdige actie is ook actie. Belangrijk is wel om je partner te melden dat je de volgende registratieoefening gaat doen, dat scheelt scheve ogen. In je notitieblokje noteer je op het moment dat dit gebeurt elke ergernis, elk verkeerd woord, elk voorval met je partner dat je niet aanstaat. Maar je schrijft ook elke herinnering op die je te
106
binnen schiet, herinneringen aan vervelende momenten die je met je partner hebt beleefd, aan dingen die jij verkeerd hebt gedaan of aan dingen die je partner in jouw ogen verkeerd heeft aangepakt. Schrijf alles op, maar hou het kort: in steekwoorden. Noteer ook (ongeveer) het tijdstip waarop je de notitie maakt, waar je dan bent en het gevoel dat je hebt op het moment dat je noteert. Bijvoorbeeld: Donderdag –
thuis, 7.30: Jan staat niet op; ergernis
–
7.45: ik moet alles haastig alleen doen in de keuken; boos
–
in de auto, 8.30: lawine aan voorbeelden dat Jan niet op tijd opstaat en ligt te snurken; walging
–
op de zaak, 13.00: Jan neemt mobiel niet op; ik word er treurig van
–
enzovoort
’s Avonds ga je even zitten om je aantekeningen door te nemen – kwestie van tien minuten, een kwartier. Beslis hoe belangrijk elk voorval is in het licht van de vraag: wat zou er het eerste moeten veranderen? Het simpelste kun je dit doen door cijfers te geven, zoals bij de snapshot-methode. Geef dus een 1 als je vindt dat het voorval bij nader inzien helemaal niet belangrijk is en een 6 als het gaat om iets dat topprioriteit heeft. Deze cijfers betekenen niet dat iets goed is, of slecht, alleen welke plaats de voorvallen, herinneringen en interacties in jouw ogen hebben als het gaat om de vraag wat er moet veranderen. Je zult merken dat sommige punten ’s avonds minder belangrijk schijnen dan overdag: dan merk je dat even nadenken je kijk op de zaken verandert. Ook het omgekeerde kan gebeuren: als je er nog eens over nadenkt, is een bepaald voorval exemplarisch voor een belangrijke kwestie die zeker aan de orde moet komen. Noteer even,
107
apart, welke kwestie of grotere zaak dit is. In het vervolg voeg je alle voorvallen die ook onder deze kwestie aan dit punt toe. Na twee weken heb je een uitstekend beeld van welke ergernissen, welk verdriet of kwaadheid je dagelijks het meest in de weg zit. Je hebt nu een Ergernissenoverzicht. Tel de punten bij elkaar op die je aan (de voorvallen die deel uitmaken van) een bepaalde kwestie hebt gegeven en je weet waar je kunt beginnen.
3
Meten wat veranderen moet
Psychologen besteden nogal wat tijd aan de vraag: wat verandert er nou precies onder invloed van een behandeling? Als je jezelf gaat behandelen, mag je je die vraag ook stellen. Omdat je door de voorgaande twee oefeningen veel concreter en exacter weet wat er mis is en wat je wilt veranderen, is het zonde om niet ook bij te houden in hoeverre dit gaat gebeuren. Dat geeft je informatie die ook in de toekomst nuttig zal zijn. Stel, er verandert het een en ander en je gaat je beter voelen. Waar komt dit goede gevoel dan vandaan? Welke onderdelen van je leven die zijn veranderd, zijn daar vooral op van invloed geweest en welke onderdelen waren dus wat minder van belang dan je aanvankelijk dacht? Stel, er verandert wel iets, maar je gevoel is gematigd optimistisch. Welke onderdelen blijven achter in de verandering en welke onderdelen gaan eigenlijk al wat beter? Om jezelf van deze informatie te voorzien kun je twee dingen doen. Je kunt officiële vragenlijsten gebruiken en je kunt je eigen vragenlijst maken. Officiële vragenlijsten hebben het voordeel van algemeenheid: je kunt jezelf vergelijken met de rest van de Nederlandse bevolking. Zie bijvoorbeeld de Interactionele Probleem Oplossings Vragenlijst van
108
Lange, of de Nederlandse Relatie Vragenlijst van Barelds, beide genoemd in hoofdstuk 1. Deze vragenlijsten kennen zogenaamde normscores, ofwel uitkomsten die je vertellen hoe ver beneden of boven het gemiddelde van de Nederlandse bevolking jouw uitkomst is. De normscores gaan over gebieden als het vermogen problemen op te lossen, over het aantal problemen en over de mate van intimiteit in je relatie. Je kunt ook je eigen vragenlijst maken. Daarmee verlies je het voordeel van kunnen vergelijken – en nog een aantal zaken, waaronder validiteit en betrouwbaarheid: eigenschappen van een vragenlijst die noodzakelijk zijn in algemeen psychologisch onderzoek. Maar daar gaat het ons nu niet om. Je wilt weten op welke punten jij verandert en in welke mate. Wat je daartoe doet, is het volgende. Maak een overzicht van de punten die je wilt veranderen. Als je het miniprotocol helemaal doorloopt, heb je al het een en ander klaarliggen: de veranderpunten uit je Motivatieplan en de voorvallen en herinneringen uit je Ergernissenoverzicht. Ga anders even zitten en laat je gedachten gaan over de vraag: welke dingen moeten absoluut veranderen de komende tijd? Schrijf deze op. Bijvoorbeeld: ruzies, huishouden een puinhoop, de omgang met de kinderen. Daarna maak je van deze punten vragen voor de vragenlijst. Formuleer een algemene vraag, die op alle items kan slaan en maak een schaal, die je kunt scoren. De algemene vraag en de schaal zijn voor alle items hetzelfde. Als je bijvoorbeeld de punten neemt die ik net noemde, ziet dit er zo uit:
109
Mijn Eigen Vragenlijst Hieronder geef ik aan wat er verandert en hoeveel. Ik kruis per onderwerp een vakje aan: hoe hoger het cijfer uit dat vakje, hoe beter mijn gevoel over dat onderwerp. Elk antwoord is goed; het gaat om dit moment. Ik ben zo eerlijk mogelijk. Ik ben tevreden over... 1. ...het aantal ruzies dat we hebben I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Helemaal niet mee eens
Helemaal mee eens
2. ...hoe het loopt in het huishouden I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Helemaal niet mee eens
Helemaal mee eens
3. ...de opvoeding van de kinderen I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Helemaal niet mee eens
Helemaal mee eens
Het cijfer bepaalt in dit voorbeeld dus in hoeverre je het eens bent met de uitspraak dat je tevreden bent over een onderwerp. Je kunt ook een andere stelling nemen, zoals ‘Ik merk verandering op het gebied van...’ Maakt niet zoveel uit. Het gaat er vooral om hoe de cijfers variëren als je over een poosje (bijvoorbeeld nadat je alle stappen van het miniprotocol hebt doorlopen, of
110
gewoon over een maand) nog een keer dezelfde vragen beantwoordt. Als je de uitkomst van alle vragen optelt (in het voorbeeld: 5 + 3 + 6 = 14), heb je jouw tevredenheidsscore, of je veranderscore op een bepaald moment. In mijn praktijk gebruik ik een vragenlijst die in feite een soort mijn Eigen Vragenlijst is, maar dan voor mijn cliënten. Ik heb er de kwesties die bij veel mensen voorkomen als items in verwerkt. Deze lijst mag je van mij ook gebruiken, of gebruik hem om ideeën op te doen voor je eigen lijst. Mijn lijst ziet er zo uit:
Algemene Relatielijst Geef aan in hoeverre je het eens bent met elk van de volgende stellingen. VUL HET GETAL DAT HET MEESTE OVEREENKOMT MET JE MENING IN DE LAATSTE KOLOM IN. Gebruik getallen van 1 tot en met 10. 1 betekent: ik ben het helemaal niet eens met deze stelling; 10 betekent: ik ben het er op dit moment helemaal mee eens. Dus: I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Helemaal niet mee eens
Helemaal mee eens
1.
Als mijn partner de kamer binnenkomt, voel ik me blij.
2.
Ik erger me zelden aan mijn partner.
3.
Mijn partner houdt voldoende rekening met mij.
111
4.
Onze problemen zijn goed oplosbaar.
5.
Ik ben in staat om iets te veranderen aan onze relatie.
6.
Tot nu toe heb ik nog geen concrete stappen gezet om uit elkaar te gaan.
7.
Ik voel me zelden eenzaam als we samen zijn.
8.
We raken elkaar regelmatig aan.
9.
Wij hebben gedeelde interesses.
10.
De seks met mijn partner is prima.
11.
Mijn partner vraagt wel eens naar zaken die ik belangrijk vind.
12.
Ik weet nog goed hoe fijn we het vroeger hadden.
13.
We doen vaak dingen samen.
14.
Geldzaken zijn goed bespreekbaar tussen ons.
15.
Mijn partner houdt van me.
16.
Ik fantaseer niet over het verlaten van mijn partner.
17.
Er is absoluut passie in onze relatie.
18.
Wij communiceren uitstekend.
112
19.
Wij kunnen samen goed beslissingen nemen.
20.
Mijn partner is een goed mens.
21.
Wij delen samen een sociaal leven.
22.
Ik voel me vrij om te doen wat ik wil.
23.
Als ik alles kon overdoen, zou ik weer met deze partner iets beginnen.
24.
Pijn en verdriet kunnen wij delen.
Ook bij deze lijst gaat het erom te vergelijken: de uitkomst van vandaag betekent op zich niets, alleen het verschil tussen de uitkomst van vandaag en die over een maand zegt iets. Het zegt je in hoeverre er al iets aan het veranderen is en het zegt je waar die veranderingen precies gebeuren. De minimale score op de Algemene Relatielijst is 24 (24 x 1), de maximale score is dus 240. Hoe hoger je score, hoe positiever je staat tegenover jullie relatie. Pas op: het gaat om een momentopname. Het is waarschijnlijk dat je een andere score zult hebben op een ander moment. Dat is ook de kracht van deze vragenlijst, want als je over een poosje opnieuw de vragen beantwoordt en je scores vergelijkt, zul je merken dat verandering mogelijk is.
4
Het veranderen van dagelijkse routines
Het is moeilijk om iets algemeens te zeggen over dagelijkse routines en over het veranderen ervan, omdat elk mens andere gewoontes heeft en
113
omdat er binnen elke relatie in detail verschillende patronen bestaan. Ik zal daarom drie veranderprincipes demonstreren aan de hand van drie doelen die in veel relaties nuttig zijn: rust creëren, intiemer worden en complimenten geven. De veranderprincipes zijn Hou je in, Laat jezelf zien en Voeg nieuwe dingen toe.
Hou je in: het creëren van rust Mensen met relatieproblemen maken nogal eens ruzie. Niet allemaal: je hebt ook mensen met relatieproblemen die al hun ongenoegens binnenhouden en nooit eens stoom afblazen en nooit eens elkaar de waarheid zeggen in een flinke ruzie. Deze mensen zijn meer gebaat bij het veranderprincipe Laat jezelf zien dat ik hierna zal bespreken. Ook heb ik het niet over ‘nuttige’ ruzies, die dienen om stoom af te blazen en onderwerpen die een tijd zijn blijven liggen weer op de agenda te zetten (‘elkaar de waarheid zeggen’). Alhoewel zulke ruzies een zekere functie hebben, is het daar de toon waarop mensen informatie uitwisselen die voor verbetering vatbaar is – maar bij wie komen zulke ruzies nou nooit eens voor? Als ze niet te vaak voorkomen (zo vaak dat je er last van hebt), zijn nuttige ruzies een verschijnsel dat hoort bij het hebben van een langdurige relatie. Ik heb het nu over nutteloze, zich eindeloos voortslepende, inhoudsloze ruzies: het type dat veel voorkomt bij mensen die met elkaar in een machtsstrijd zijn verwikkeld, of die een schijnbaar onoplosbaar meningsverschil hebben over een zaak die beiden aan het hart gaat. Zulke ruzies geven veel onrust: niet alleen omdat ruzie maken nou eenmaal gepaard gaat met enig lawaai, maar vooral ook omdat de spanning tussen jou en je partner erdoor voortdurend op een hoger niveau ligt dan gezond is. Spanning is gezond als deze ergens toe leidt, tot een prestatie, en daarna weer is afgelopen. Voortdurende spanning leidt na verloop van tijd tot lichamelijke problemen en tot geestelijke
114
onrust: je hebt voortdurend het gevoel dat je op je qui vive moet zijn. En dat is ook zo, want voor je het weet heeft je partner je weer eens de kaas van het brood gegeten, jou een beslissende slag toebrengend in jullie eeuwige dispuut over bijvoorbeeld de vraag: wie is hier nou eigenlijk de baas? Of over de vraag: wie is verantwoordelijk voor de kinderen? Of: wanneer besluiten we nou om het huis te (ver)kopen? In zulke situaties is het eerste doel: rust in de tent brengen. Als er geen rust is kun je dat huis wel vergeten, kun je geen (opvoedkundige) beslissingen nemen en kun je de taken niet zo verdelen, dat jullie beiden het gevoel hebben de baas te zijn op domeinen die belangrijk voor je zijn. Je komt nooit toe aan de inhoud van jullie meningsverschillen als je de vorm niet verandert waarop je daarover (niet) overlegt. Ruzies hebben in de beschreven situatie de neiging zich op te stapelen: de ene ruzie lokt de andere uit. Het maakt weinig uit of jullie daadwerkelijk ruzie maken: de spanning stijgt ook – en misschien: juist – als je niet af en toe de druk van de ketel laat. De oplossing die veel mensen in eerste instantie kiezen om met die voortdurende druk om te gaan is even logisch als ineffectief: je gaat elkaar zeer kritisch benaderen en alles wat je niet bevalt, direct zeggen. Deze benadering is niet effectief, omdat je als je bij elke ergernis laat blijken dat je het er niet mee eens bent wat er gebeurt, een voorwendsel schept voor je partner om het opnieuw niet eens met je te zijn. Ga maar na: kun je iets wat je niet bevalt op zo’n manier zeggen dat je partner zich niet ergert aan de toon waarop je die opmerking maakt? Er is wel eens onderzoek gedaan naar de toon waarop mensen onderdrukte woede laten blijken: die is, subtiel maar aanwijsbaar, net iets hoger dan de normale gesprekstoon. Als iemand op die toon met je spreekt gaan je nekharen overeind staan, alleen al op puur lichamelijke gronden. Tel daarbij op de geschiedenis van vervelende incidenten, het gevoel dat je partner je al langer onheus bejegent en het feit dat je
115
elkaars mimiek tot in elk detail kent – en je begrijpt dat zo’n toon onder partners nog eens extra irritant is. De toon, de herinneringen die een ergernis oproept aan vergelijkbare ergernissen en het vertrouwde gevoel dat deze oproepen (namelijk dat je partner over je heen loopt), maken het onmogelijk ‘normaal’ iets te zeggen op het moment dat je je kapot ergert. Stap 1 van deze strategie is dan ook: zeg niets. Wees stil in woord en gebaar op het moment dat je merkt dat je boos wordt. Ja, dat is moeilijk. Maar ik heb niet gezegd dat dit gemakkelijk zou worden. Bovendien: ik vind de strategie ‘alles meteen zeggen’ nog veel moeilijker vanwege de keten van gebeurtenissen die tot grotere, niet tot minder, spanning leidt. De ene ruzie lokt de andere uit. Alsof dat je leven zo gemakkelijk maakt. Natuurlijk ben je er nog niet met stap 1. Mensen die nooit ruzie maken lopen het gevaar elkaar iets aan te doen als het toch tot een uitbarsting komt, of ze verschuiven het front van woorden naar gebaren: het zwijgend doorgebrachte diner is voor de kenners (en dat zijn jullie zelf) maar al te vaak een bloederig slagveld. Als je nooit iets zegt tegen elkaar, krijg je bovendien het gevoel dat je niets meer ‘hebt’ met elkaar. En dat klopt, want je wisselt geen informatie meer uit, laat staan dat er enige intimiteit is. Stap 2 van deze oefening is dan ook het uitwisselen van boodschappen: zeggen wat je wel wilt. Daartoe schrijf je de ergernissen op die je door de dag heen hebt. Gebruik een notitieblokje om ze in op te schrijven. Zoals je merkt, sta ik op het punt om te herhalen wat ik al heb verteld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk: Je bewust worden van waar je elke dag het meeste last van hebt. Ik zal je niet beledigen door dit te doen, maar ik verzoek je even terug te bladeren voor de uitgebreide beschrijving. Maar inderdaad: het noteren van ergernissen kun je ook gebruiken binnen het verband van deze oefening. Nog even de hoofdpunten:
116
–
koop dus een notitieblokje (een voor elk van jullie);
–
schrijf ergernissen op het moment dat je ze hebt daarin op;
–
(reageer niet: zeg niets, laat niets merken);
–
beschrijf irritante dingen die je partner doet of laat;
–
beschrijf het gevoel dat je op dat moment hebt;
–
gebruik steekwoorden;
–
noteer wat er gebeurt, hoe laat (ongeveer) en waar je bent.
Bijvoorbeeld:
Vrijdag –
ontbijt, 8.00: Joke ruimt niks op en is snel weg; irritant
–
wacht op de tram, 9.15: erger me dood dat ze zonder overleg de auto heeft genomen
–
in de tram: herinneringen dat ik telkens met de tram moet; groeiende boosheid
–
thuis, 18.00: Joke zou koken, maar heeft niets gekocht
–
enzovoort
Wat nu volgt, wijkt weer af van wat er in paragraaf 2 staat. Je gebruikt je notities deze keer namelijk niet om voor jezelf iets te beslissen, maar voor het uitwisselen van informatie, de kern van deze stap van de oefening. Op een rustig moment aan het einde van de dag of op de volgende ochtend ga je even zitten om je notities door te kijken. Je maakt een selectie op basis van de vraag: wat vind ik op dit moment nog belangrijk? Wat wil ik aan mijn partner vertellen, wat moet hij of zij weten? Sommige notities zullen je minder belangrijk, of onbenullig, of te vaag lijken: die streep je door. Je merkt op deze manier dat even nadenken helpt: het is niet zo dat jij altijd alles per se hoeft te zeggen. De opmerkingen die je wel wilt overbrengen, schrijf je over op een nieuw papiertje, een korte brief, of een memo, gericht aan je partner.
117
In dit memo vermijd je scheldwoorden, steken onder water en andere bijdehante opmerkingen. Je beschrijft alleen, kort, wat er is gebeurd en wat je gevoel daarbij was: ik werd boos, was verdrietig, werd kwaad, enzovoort. En je voegt iets toe: je beschrijft, weer kort, wat je zou willen dat je partner op dit punt in het vervolg anders gaat doen. Dat is essentieel. Het is voor je partner (en voor jou, als je straks een zelfde memo krijgt) nu eenmaal eenvoudiger om iets te doen met een lijstje wensen dan met een lijstje verwijten. Je merkt op deze manier dat het helpt om te zeggen wat je wilt. Dat het niet helpt om te zeggen wat je niet wilt, dat wist je al. Dit memo geef je aan je partner. En jij ontvangt er een van hem of haar in het geval dat jullie deze oefening parallel uitvoeren (dat raad ik je aan). De afspraak is dat jullie de memo’s lezen en dat je probeert iets met de opmerkingen te doen. Meer kun je niet van elkaar vragen. Je merkt op deze manier dat het helpt om elkaar vertrouwen te geven. Het is zo gemakkelijker voor jullie allebei om zonder gezichtsverlies in te gaan op wat je partner graag zou willen. Deze oefening werpt vruchten af als je hem een tijdje volhoudt, zeg, twee tot drie weken. Daarna kun je besluiten elkaar minder vaak een memo te geven. Of je besluit om elkaar de memo’s voor te lezen, dan wel elkaar in een gesprek mede te delen wat je hebt bedacht. Dat is gezelliger, maar ik raad het niemand aan die midden in een keten van opeenvolgende ruzies zit. Pas als de druk er af is, doordat je allebei hebt gemerkt dat de ander naar je luistert en iets doet met de opmerkingen die je maakt, breekt het stadium aan van praten. Want dan is er voldoende rust in de tent.
118
Laat jezelf zien: intiemer worden Als je geen plezier beleeft aan seks, hou er dan mee op. Waarschijnlijk waren jullie er al mee opgehouden, maar ik zeg het toch maar even. Veel mensen denken dat seks hebben zoiets is als een morele verplichting, iets ‘dat hoort’. Zeker in deze tijd, waarin elke avond wel een film met Mark Huge en Cindy Wett op de televisie is, zou je bijna gaan denken dat het landelijk gemiddelde van tweemaal seks per week eerder een ondergrens is. En je hormonen willen ook wat, al wordt dat minder na enige tijd onthouding doordat de aanmaak van sekshormonen (testosteron, oestrogeen) vermindert. Maar goed: enige druk zul je wel voelen om toch seks te hebben, zo niet jullie allebei, dan toch wel een van jullie. Deze druk is de dood in de pot voor goede seks. Door de nadruk op seks en de frustratie als deze uitblijft, raakt bovendien de rest van de intimiteit tussen jullie verstopt. Want intimiteit is meer dan seks, intimiteit is aandacht voor elkaar. Door maar door te drammen over neuken, laat je kansen liggen om aandacht te hebben en aandacht op te eisen. Daarom raad ik je aan om in elk geval voor de duur van deze oefening, een week of drie, de seks de seks te laten en je te concentreren op belangrijker zaken. Als de hormonen opspelen, kun je altijd nog masturberen, een beproefd medicijn. Aandacht is iets breekbaars. Een mens is snel afgeleid, nietwaar? Er zijn ook zoveel leuke dingen in de wereld! Dat is de reden dat je de volgende oefening even de tijd moet gunnen: een week of drie is toch wel het minste. Voel je niet afgewezen als je partner niet onmiddellijk elke dag hevig in je geïnteresseerd is – gesteld dat je dat zou willen, want er zijn grenzen. Aandacht voor elkaar groeit langzaam, het is een van die dingen die komen te voet, en gaan te paard.
119
Aandacht van een ander is de beloning voor aandacht die je zelf geeft, dat is vuistregel nummer 1. Nummer 2 is: hoe meer je zelf laat zien, hoe meer je zelf te zien krijgt. Houd deze vuistregels in gedachten, als je de komende tijd de aandacht die jullie voor elkaar hebben vergroot. Aandacht zit in kleine dingen: een aanraking, elkaar in de ogen kijken, een belangstellende vraag. Aandacht geven is ook iets doen voor je partner waarvan je weet dat die dat prettig vindt: samen naar dat ene televisieprogramma kijken, de krant klaarleggen, iets lekkers koken. Aandacht is ook weten wanneer je elkaar met rust moet laten: niet meteen vragen hoe het was als je partner thuiskomt, geen moeilijke onderwerpen aansnijden als je in bed ligt om te gaan slapen, elkaar lekker lang laten klungelen in de badkamer, in de schuur of op zolder. Zulke dingen laten zich moeilijk vangen in wiskunde. Je kunt niet zeggen: twee aanrakingen per dag, plus een krantje, plus erwtensoep zijn gelijk aan intimiteit. Dat laat onverlet dat je over aandacht wel degelijk kunt onderhandelen, net zoals je dat doet over de financiën of over de vraag naar welke film je zult gaan. Eerst moet je weten wat je wilt. Ik heb al een hoop manieren genoemd om dingen te inventariseren: schrijven, notities maken, snapshots maken en cijfers geven. Die methodes kun je gebruiken om je bewuster te worden van de aandacht die je mist, de aandacht die je wel ontvangt en de aandacht die je geeft. Trek er rustig een week voor uit om dat te doen. Wees onbevooroordeeld bij het inventariseren, vooral bij het vastleggen van de aandacht die je al wel ontvangt. Want als je al langer het idee hebt dat je partner geen aandacht voor je heeft, zal dit idee je verhinderen te zien wat er echt gebeurt. Van de cognitieve psychologie heb ik geleerd dat informatie die niet past bij een vooropgezet idee, soms simpelweg niet wordt waargenomen. Dat is een denkfout die mensen veel maken. Meestal merk je dit verschijnsel aan de verve-
120
lende kant: je doet van alles om het je partner naar de zin te maken, maar die lijkt het niet eens te merken – nou, inderdaad: hij of zij merkt het niet, omdat hij of zij het idee heeft dat jij geen aandacht hebt. En misschien heb je dat ook een poosje niet gehad, wie weet. Als geen van de genoemde inventarisatiemethodes je bevalt, ga dan gewoon eenmaal per dag rustig zitten en denk aan de vorige dag, of aan de dag die bijna voorbij is. Maak een vierkant op een vel papier en vul in elk veld in wat je te binnen schiet: Aandacht gemist – bloemetje op tafel, J. zei er niets over; – alleen in bed, J. pas laat erin; – J. belde niet na het gesprek op mijn werk; – J. raakte me niet aan in bed.
Aandacht gekregen – zoen bij het weggaan ’s morgens; – belde op over cadeautje voor X; – even gevreeën in de keuken; – samen biertje gedronken en gekletst over niks.
Aandacht te veel – gezeur aan m’n kop toen ik thuis kwam; – moest praten over vakantie, maar m’n
Aandacht gegeven – bloemetje! – krantje ongelezen gelaten op tafel; – voetmassage.
kop stond er niet naar; – plakkerig in de auto.
121
Na een week weet je wat je wilt: waar je meer en waar je minder aandacht zou willen ontvangen. Misschien weet je ook al beter doordat je erop hebt gelet waar je zelf aandacht hebt gegeven en waar dit wel en waar dit niet werd opgemerkt. Nu wordt het tijd voor uitwisselen: duidelijk maken aan je partner waar je wensen liggen. Ook dit kan weer op allerlei manieren, van het uitwisselen van je inventarisaties tot het formuleren van wensen. Het ligt voor de hand dat een goed gesprek de voorkeur krijgt, zoals alles wat je samen doet. In een gesprek is het belangrijk om niet alleen te zeggen wat je hebt gemist, maar vooral wat je zou willen. En als je toch bezig bent: informeer eens of je partner de dingen die jij hebt gedaan, ook heeft gemerkt. En dan, als dit niet zo is, waaraan dat ligt. Ga er niet meteen van uit dat je partner of te bot is om te merken wat je doet, of te lui om te reageren. Misschien zijn jouw signalen wel al te subtiel. Misschien heb jij op jouw beurt niet opgemerkt dat hij of zij wel waardering heeft laten blijken. Deze oefening heet: Laat jezelf zien: intimiteit creëren. Vuistregel nummer 2 schrijft voor dat je meer aandacht krijgt als je meer laat zien. Dat geldt natuurlijk de hele week door, maar zeker ook in de gesprekken die je met elkaar voert. Als jij besluit om zo veel mogelijk te zeggen wat je wil en niet wil, wat je prettig vindt en wat niet, maak je het gemakkelijker voor je partner om hetzelfde te doen. Bij deze oefening is het zaak om van jezelf uit te gaan; hoe meer je aandringt op verandering bij je partner, des te minder dit gaat lukken. Zo is intimiteit: een vlinder die je snel dooddrukt als je haar in je handen houdt. Zulke gesprekken moet je niet te vaak hebben: twee keer in de week (denk aan het landelijk gemiddelde!) is voldoende. Bekijk na een week of twee eens of je ermee doorgaat, en hoe vaak. Moet seks niet ook een onderwerp worden in deze gesprekken? Het uitwisselen van wensen op het gebied van intimiteit en het onderhandelen daarover, is voor de meeste mensen even wennen. Maar over intieme wensen kun je je prima uitspreken en je kunt er net zo openlijk over onderhandelen als
122
over andere wensen. Het went snel. Bespreek je seksuele wensen op dezelfde manier. Hoe vaak je wilt vrijen, op welke manier, of je nieuwe dingen wilt proberen of juist niet (meer) en ga zo maar door. Praten over aandacht is niet hetzelfde als aandacht geven. Maar in het geheel nergens over praten leidt ertoe dat je na verloop van tijd niets meer te geven hebt.
Voeg nieuwe dingen toe: elke dag een compliment Natuurlijk: ergerlijk gedrag wil je signaleren en uitbannen, voor zover mogelijk. Het kleine beetje intimiteit dat er tussen jullie nog is wil je groter maken. Maar als je concrete veranderingen aanbrengt in je dagelijkse routines, kun je ook beginnen met het toevoegen van nieuwe dingen. Dat klinkt logisch. Veel mensen beginnen hier dan ook mee als ze iets willen veranderen aan hun relatie. Ze nemen zich voor voortaan een ander mens te zijn: actief deel te nemen aan het huishouden, een verhuizing op stapel te zetten, een andere baan te nemen. En dat zijn ook wel aardige dingen om te doen als je je leven anders wilt inrichten, alleen: ze lukken nooit. Nou ja, bijna niemand krijgt het voor elkaar, laat ik het zo zeggen, om halsoverkop zulke grote veranderingen gedaan te krijgen. Waarom begin je niet met iets kleins? Eén compliment per dag, bijvoorbeeld? Daar kun je vandaag nog mee beginnen en geloof me, de uitwerking ervan kan groot zijn. Het werkt zo: maak elkaar elke dag één compliment. Het moet een gemeend compliment zijn en je moet steeds zoeken naar verschillende eigenschappen of kwaliteiten van je partner. Je kunt wel elke dag eenmaal zeggen ‘Wat zit je haar leuk,’ maar zo’n opmerking wordt sleets op den duur. ‘Wat kun je lekker koken,’ zeggen tegen iemand die dat niet kan en waarvan iedereen, hij- of zijzelf incluis, dat weet, is ook zin-
123
loos. Zoek naar iets dat echt een compliment waard is. Al moet je het uit je tenen halen: in je stem moet doorklinken dat jij meent wat je zegt. Elkaar bedotten heeft geen zin, daarmee maak je de zaken alleen maar erger.
Complimenten kunnen gaan over uiterlijk (‘Wat een mooie broek, is die nieuw?’), over iets wat iemand doet (‘Dat heb je goed gezegd’) of laat (‘Ik ben blij dat je niets zei’), over iemands karakter gaan (‘Dat is nou typisch iets voor jou, om meteen te helpen’), of over andere kwaliteiten (‘Deze vakantie, die heb je zoals altijd weer perfect georganiseerd!’). Hoe neem je een compliment in ontvangst? Als je partner meedoet aan deze oefening – en echt, dat kan ik je aanraden – zul je dus eenmaal per dag iets prettigs horen. Wat zeg je dan? Mijn advies: zeg niets en glimlach, of zeg dank je wel, maar ga je in vredesnaam niet verdedigen. Want dat is de gewoonte van veel mensen als ze een compliment krijgen.
124
‘Mooie jas. Nieuw?’ ‘Ja, van de markt hoor, een tientje.’ Of wat dacht je van deze: ‘Wat goed van je dat je al hebt gekookt.’ ‘Nou ja, ik had toch honger.’ Nou en?! Maakt het feit dat die jas van de markt komt, die jas minder mooi? Maakt het feit dat je honger hebt, het minder bijzonder dat je kookt? Je had ook een rotjas kunnen uitzoeken en je had ook naar McDonald’s kunnen gaan. En dat heb je niet gedaan, of wel soms? Wat ook dodelijk is voor degene die een compliment maakt, is als de ontvangende partij er meteen een wijze raad aan vastknoopt. ‘Wat fijn dat je hier hebt opgeruimd.’ ‘Zou jij ook eens moeten doen, dan hoef ik niet altijd.’ Of: ‘Wat zie je er goed uit vandaag.’ ‘Het zou schelen als jij ook eens wat beter voor jezelf ging zorgen.’
125
Kom op nou! Als iemand zijn best doet, moet je niet meteen gaan hakken. Ik geloof onmiddellijk dat het moeilijk is voor je om je oude reflexen af te leren, dus om niet elke opmerking van je partner te beschouwen als een al dan niet verkapte aanval. Maar een compliment is een compliment en als je er daar een van krijgt, hoef je niets te doen: geen aanval af te slaan, geen bijdehante opmerking te maken, je hoeft zelfs niet meteen met een compliment te reageren. Neem gewoon af en toe eens een warm bad. Dat heb je best verdiend, toch?
5
Je kijk op de zaken veranderen
Jij bent veranderd. Ga maar na: vroeger vond je alles prachtig wat je partner deed en liet, nu is bijna niets meer goed. O, dat ligt allemaal aan je partner? Die is veranderd van een aardig mens in een monster? Die heeft een duistere kant, gericht op vernietiging van alle waardevols en van jou in het bijzonder, een duistere kant die door de jaren heen steeds meer ontwikkeld is? En jij stond erbij en keek ernaar? Je weet niet wat je is overkomen? Je hebt een kat in de zak gekocht? – Hou toch op. Zal ik je eens een geheim vertellen? Je partner denkt precies zo over jou. Jij bent een monster, jij bent een kat in de zak. En, die slag heb je, daar heeft je partner geen gelijk in. Jullie zijn geen van tweeën veranderd in monsters. Jullie zijn wel allebei veranderd in de manier waarop je naar elkaar kijkt. Het is niet zo vreemd dat jullie elkaar door de jaren heen anders zijn gaan zien. Er zijn vreselijke dingen gebeurd. Jullie hebben elkaar unfair behandeld. Jullie hebben elkaar gekwetst. Als iemand je kwetst, heeft dat tot gevolg dat je op je hoede raakt: je kijkt wel link uit dat je niet nog eens zo op je hart wordt getrapt. Iemand die op zijn hoede is, gaat letten op tekenen van gevaar. Je gaat je partner bekijken op aanwijzingen ‘dat het weer begint’. En er gebeurt nog iets anders, iets bin-
126
nen in jou, als je eenmaal het idee hebt dat je partner erop uit is jou te kwetsen, of, in een iets mildere vorm, als je het gevoel hebt dat je door je partner steeds oneerlijk wordt behandeld. Je gaat overal bewijzen zien, en verzamelen, voor deze theorie, die je de theorie van de kwade partner zou kunnen noemen. Dat werkt net als wanneer je een nieuwe auto, laten we zeggen een Fiat, wilt kopen: opeens zie je overal Fiats rondrijden in de stad en op de snelweg! De Fiat in jouw hoofd maakt dat je Fiats meer opmerkt en andere auto’s minder. Evenzo zorgt de theorie van de kwade partner ervoor dat je de negatieve eigenschappen van je partner meer opmerkt en de goede minder, of in het geheel niet. En dat is zonde. Zeker als je op dit punt van het miniprotocol bent beland (en je hebt alles netjes gedaan zoals ik heb beschreven), want het zou best kunnen zijn dat er dan al (kleine) dingen aan het veranderen zijn. Als je de theorie van de kwade partner sterk aanhangt, zul je deze veranderingen niet zien. Niet omdat je een monster bent, maar omdat je gewoonte om op een bepaalde manier naar je partner (en naar jullie verhouding) te kijken voorkómt dat je alles ziet wat er gebeurt. Je bent in feite, sorry dat ik het zeg, gehandicapt geraakt. Je handicap bestaat uit het vasthouden aan bepaalde gedachten. Daar is wel wat aan te doen, maar eenvoudig is dat niet. Gedachten zijn van nature vluchtig, je kunt ze moeilijk grijpen. Dat maakt dat je subtieler te werk moet gaan dan, bijvoorbeeld, wanneer je wilt veranderen wat je dóet. Tegelijkertijd kun je de vluchtigheid van gedachten in je voordeel laten werken. Als je iets wilt veranderen, moet je het eerst bestuderen. Dat is bij de gewoonte om op een bepaalde manier te denken of waar te nemen niet anders. Hoe vaak denk je in negatieve zin over je partner, over jullie relatie? Wat denk je dan? Twee methoden.
127
Lezen en schrijven Een manier om erachter te komen waaruit jouw theorie van de kwade partner bestaat, is deze te beschrijven. Hoe je het beste therapeutisch kunt schrijven heb ik beschreven in hoofdstuk 2 (Schrijfopdracht 1 Het beschrijven van je persoonlijke relatietheorie) en in dit hoofdstuk in 1 Je redenen voor veranderen onder woorden brengen. Als je inderdaad al hebt geschreven, heb je een hoop materiaal dat je nu kunt hergebruiken. Lees de opstellen die je hebt gemaakt na en zoek naar elementen van jouw theorie van de kwade partner: waaruit bestaat deze? Welke negatieve gedachten heb je over je partner en over jullie relatie? Gebruik deze elementen ter inspiratie om je theorie uit te werken. Als je nog niet eerder hebt geschreven, ga er dan eens goed voor zitten om je theorie alsnog op papier te zetten. Beschrijf vrijuit en ongenuanceerd alle negatieve gedachten die je hebt. Laat jezelf gaan. Het is belangrijk om jezelf nu eens niet tegen te houden in het nadenken over je partner en al zijn of haar streken, slechte eigenschappen en nare karaktertrekken. Denk terug aan negatieve ervaringen en gebruik deze als raketbrandstof om al je grieven op papier te zetten. Zorg er wel voor dat je ze beschrijft als jouw gedachten. Het gaat er niet om te beschrijven wat er is gebeurd, en ook niet om bewijzen te vinden voor het feit dat je partner zo’n naar karakter heeft. Het gaat er om onder woorden te brengen wat jij denkt over je partner. Na twee, drie of vier keer schrijven merk je dat je alles wel op papier hebt: dat is jouw theorie. Laat deze een paar dagen liggen en lees dan door wat je hebt geschreven. Zoek naar de kern van de diverse negatieve gedachten over je partner en over jullie relatie en schrijf deze punten onder elkaar op in de vorm:
128
‘Ik denk dat ...’ Bijvoorbeeld: –
‘Ik denk dat J. niet van me houdt.’
–
‘Ik denk dat we er niet uitkomen.’
–
‘Ik denk dat J. een alcoholist is en dat dit ons huwelijk in de weg staat.’
–
‘Ik denk dat we te weinig meer met elkaar hebben.’
Een andere manier om te bestuderen hoe en hoe vaak je negatieve gedachten hebt, is inventariseren.
Inventariseren In de vorige paragraaf van dit hoofdstuk (4 Het veranderen van dagelijkse routines) heb ik uitvoerig beschreven hoe je ergernissen inventariseert met behulp van een notitieblokje en een pen. Diezelfde methode kun je gebruiken voor het inventariseren van je eigen gedachten. Neem het blokje overal mee naar toe, in je achterzak of tas, en schrijf elke negatieve gedachte kort op. Kort wil zeggen: in steekwoorden. Schrijf er ook even bij waar je bent en hoe laat het is. Herinneringen, concrete situaties en losse gedachten kunnen allemaal de aanleiding zijn voor negatieve gedachten over je partner, of over jullie relatie. Neem elke dag even de tijd om je aantekeningen door te nemen en bedenk bij elke gebeurtenis, elke herinnering, elke losse gedachte wat jouw diepere idee is over je partner. Welke gedachte zit erachter? Welk oordeel over je partner, welke inschatting over jullie relatie? Als je je bijvoorbeeld dood hebt geërgerd omdat je partner te laat was op een gemeenschappelijke afspraak, kan jouw diepere gedachte zijn: ‘Ik denk dat te laat komen voor J. een manier is om mij te pes-
129
ten.’ Als je onderweg naar je werk in de auto een herinnering hebt gehad aan een ruzie die jullie een week eerder in de auto hadden, is jouw diepere gedachte bijvoorbeeld: ‘Ik denk dat J. overdreven ruziezoekerig is en dit blokkeert elk gesprek tussen ons.’ Misschien heb je zoveel negatieve gedachten dat je maar aan het schrijven blijft. Of misschien denk je dat je geen tijd hebt om te inventariseren overdag. Neem in dat geval een kwartier per dag (gebruik de stopwatch op je mobieltje!) de tijd om negatieve gedachten te verzamelen. Ga ergens zitten waar je niet wordt gestoord en neem een vervelende gebeurtenis of herinnering in gedachten. Laat je gedachten van daaruit gaan over wat je van je partner denkt en wat je vindt over jullie relatie. Pik de negatieve gedachten eruit en schrijf ze op in de vorm ‘Ik denk dat...’. Beide methodes – schrijven en inventariseren – leveren je iets op: een rijtje negatieve gedachten. Samen vormen deze je theorie van de kwade partner, of de theorie van de mislukte relatie, of hoe je dit maar wilt noemen. De negatieve gedachten lijken op de suggesties die Google doet als je iets opzoekt op het internet. Je typt: ‘Amst…’ en Google vult automatisch aan: ‘Amsterdam, Amsterdamse Bos’ enzovoort. Zo werkt het ook in je hoofd: Jij denkt ‘Partner’ en je hoofd vult automatisch in: ‘Naar mens, vervelend gevoel, gisteren ruzie…’. Op zich heb je er al iets aan om je er bewuster van te zijn dat je deze gedachten hebt en hoe vaak je deze gedachten hebt. Dat zal ervoor zorgen dat je niet steeds opnieuw ‘automatisch’ reageert, namelijk vanuit de gedachten die ‘vanzelf’ in je opkomen, vanuit jouw theorie van de kwade partner. Maar er is meer dat je kunt doen om te voorkomen dat je in het zelfde cirkeltje van negatieve gedachten blijft ronddraaien, en dat is het aantasten van de geloofwaardigheid van je automatische, negatieve gedachten. De gewoonte om overal bewijzen te zoeken en te vinden voor je theorie moet je bij de wortel aanpakken, dus bij de gedachten die automatisch
130
in je opkomen. Om je te verlossen van die gewoonte ga je vraagtekens zetten bij die gedachten.
Bezinnen Na het schrijven of na het gedurende een week inventariseren van de negatieve gedachten die je gewoonlijk hebt, neem je gedurende twee weken een paar maal een uur de tijd om je op het resultaat te bezinnen. Neem de aantekeningen van je negatieve, ‘automatische’ gedachten voor je. Lees elke gedachte hardop voor en bezin je dan met behulp van de volgende vragen op de inhoud ervan: –
Wat heb ik aan deze gedachte?
–
Helpt het mij om dit te denken?
–
Is deze gedachte waar, alleen maar omdat ik hem denk?
Denk aan de hand van je aantekeningen ook eens terug aan de situatie waarin je de negatieve automatische gedachte had en bedenk: –
Welke informatie was de aanleiding om te denken wat ik dacht?
–
Hoe wist ik dat deze informatie klopte?
–
Zou een ander in deze situatie hetzelfde hebben gedacht?
–
Hoe reëel was mijn conclusie op grond van de informatie die ik had?
Neem alle gedachten door en concentreer je steeds even op de vragen. Maak het jezelf maar moeilijk. Twijfel maar eens aan de juistheid van de gedachten die je gewoonlijk hebt. Wees kritisch op je eigen gedachten, zo kritisch als de advocaat van de tegenpartij, die in een kruisverhoor wil bewijzen dat wat jij denkt is gebaseerd op aannames en vooroordelen.
131
Oefen een paar weken regelmatig met het letten op en bezinnen op je negatieve gedachten over je partner en over je relatie. Je zult merken hoezeer je reacties worden bepaald door deze gedachten, die in je opkomen zonder dat je dat wilt, zonder dat je bewust moeite doet. Het waarheidsgehalte van de gedachten die vanzelf in je opkomen, is op zijn best twijfelachtig. Na enige tijd zul je gevoeliger worden voor automatische gedachten. Je zult merken dat de theorie van de kwade partner of van de mislukte relatie overal onverwacht de kop opsteekt. Je kunt dan de gedachten ‘ter plekke’ aan je kruisverhoor onderwerpen. ‘Wat heb ik aan deze gedachte?’ is dan nog maar een stapje verwijderd van ‘Waarom zou ik mijn reactie op dit moment laten bepalen door deze gedachte?’ en dan ben je al bijna bij: ‘Hoe kan ik er nog meer tegenaan kijken?’, of ‘Welke gedachte kan ik gebruiken om anders te reageren dan ik gewend ben?’ Daarover meer in de volgende paragraaf, maar eerst wil ik je nog een suggestie doen voor een andere manier om te ervaren dat gedachten geen feiten zijn, maar gebeurtenissen.
Waar nemen en weer laten gaan Cliënten die zo een poosje hebben gelet op hun negatieve automatische gedachten en zich er regelmatig op hebben bezonnen, vragen me wel eens of er niet een methode is om dat automatisme te stoppen. Hun bezwaar tegen het bezinnen en tegen het stellen van kritische vragen is dat ze daardoor meer tijd besteden aan die negatieve gedachten en dat deze gedachten daardoor juist belangrijker worden. In plaats daarvan willen ze liever leren om hun negatieve gedachten de kop in te drukken zodra deze bij hen opkomen. Maar er is geen manier om gedachten, welke dan ook, de kop in te drukken. Sterker nog, door te proberen gedachten te onderdrukken,
132
maak je ze sterker. Elke alcoholist kan je dat vertellen. Mag ik ook het beroemde experiment van Wegner in herinnering brengen? Wegner verzocht deelnemers aan zijn onderzoek om gedurende vijf minuten aan alles te denken, behalve aan een witte beer. Probeer het maar eens – en waar dacht je aan? Proberen gedachten te onderdrukken is nutteloos. Wat wel kan, is anders omgaan met gedachten en gevoelens die nu eenmaal toch in je opkomen: gevoelsurfen. De essentie van gevoelsurfen is niet dat je negatieve gedachten opspoort en kritisch onderzoekt en ook niet dat je deze gedachten de kop indrukt. De kern van gevoelsurfen is dat je gedachten waarneemt zonder erop in te gaan. Ook witte beren wandelen wel weer uit beeld.
Gevoelsurfen Bij gevoelsurfen oefen je ook eerst weer ‘droog’, om vervolgens op momenten dat je het nodig hebt over een alternatief te kunnen beschikken. Moeilijk is het niet en lang duurt het evenmin. Neem elke dag driemaal vijf minuten de tijd, verspreid over de dag. Ga ergens lekker zitten en roep in gedachten een ergernis op. Gebruik daarvoor de theorie van de kwade partner die je hebt geschreven of gebruik het lijstje met negatieve gedachten die je met behulp van inventariseren en bezinnen hebt opgesteld. Lees het door en erger je rot. Als het lukt om je te ergeren, zul je merken dat daar allerlei gedachten aan vast zitten. Laat het gevoel maar over je heen komen en bezie de gedachten die erbij horen zonder je daarop te concentreren. Probeer ook niet om gedachten los te laten of om er wat dan ook mee te doen. Het gevoel zal sterker worden en dan vanzelf afnemen, als een golf die aanzwelt om ten slotte
133
stuk te slaan op de kust. Nu zal er een ander gevoel in je opkomen: berusting, een neutraal gevoel of bijvoorbeeld een vrolijk gevoel. Dit andere gevoel gaat ook weer gepaard met allerlei gedachten en herinneringen. Laat je ook door deze golf weer meevoeren, tot je merkt dat ook dit gevoel weer verdwijnt. De menselijke geest is voortdurend in beweging. Steeds weer nieuwe golven van gevoel zwellen aan en trekken zich weer terug, zoals golven bij de kust. Gevoelsurfen is niets anders dan merken dat dit gebeurt en het laten gebeuren. Ergernis, boosheid, droefenis – en de gedachten die daarbij horen – komen en gaan. Als je hiervan doordrongen raakt door er af en toe mee te oefenen, heb je iets te kiezen op het moment dat negatieve gedachten zich aan je opdringen. Je zult ze herkennen als behorend bij een bepaald gevoel, een gevoel dat zo meteen wel weer voorbijgaat. Surfen kun je overal en altijd oefenen: in de auto, tijdens het joggen, onder de douche, in de nevelige momenten voor het slapengaan. Voor al deze handelingen reserveer je een gedeelte van je gedachten voor wat je aan het doen bent: op her verkeer letten, de route bepalen, inzepen, comfortabel liggen. Maar een groot gedeelte van je gedachten en gevoelens is vrij om te bewegen waarheen ze willen. Laat de golven je maar meenemen.
6
Nieuwe noten op je zang
In de vorige paragraaf draaide het om jou, om jouw aandeel in wat er met jullie aan de hand is. Mijn idee is niet dat het eigenlijk allemaal jouw schuld is en dat het alleen beter kan worden als jij je oude automatismen eens een keertje afleert. Ik heb alleen willen duidelijk maken dat hardnekkige gewoontes van jullie allebei de negatieve spi-
134
raal van ergernissen en desinteresse mede in stand houden. Kritisch kijken naar die gewoontes, vooral de gewoonte om op een bepaalde manier te denken over elkaar en over je relatie, twijfel zaaien aan je oude vertrouwde gedachten en, ten slotte, leren om je gedachten te zien als voorbijgangers, meer dan als vaststaande wetten, helpt je om die negatieve spiraal te doorbreken. Maar daar moet nog iets bij. Het formuleren van nieuwe gedachten en deze gebruiken om anders op elkaar te reageren is minstens zo belangrijk als het bestrijden van oude gewoontes. In deze paragraaf doe ik je enkele suggesties aan de hand die je kunnen helpen om positieve gedachten over jezelf en over je partner te herkennen en te gebruiken bij je streven naar verandering.
Positief dagboek Je hebt al zolang nagedacht over wat er allemaal mis is, dat je bijna zou vergeten te letten op wat (weer) goed gaat. Dat is zonde. Het is de moeite waard om verbeteringen in je situatie op te merken, omdat die helpen de manier waarop jij en je partner met elkaar omgaan blijvend te veranderen. De ene ruzie lokt de andere uit, de ene ergernis maakt je gevoeliger voor andere misstappen van je partner: een negatieve spiraal. Net zo goed zal het ene compliment het andere uitlokken, zal de ene positieve gebeurtenis de weg effenen voor andere positieve ervaringen: een positieve spiraal. Hoe let je op positieve gebeurtenissen? Schrijf ze op. Houd elke dag een dagboek bij waarin je een positieve ervaring beschrijft: een witboek dus. Dat mag iets geweldig groots en fijns zijn, maar ook iets bescheidens en prettigs. Het is niet nodig om veel te schrijven, een korte notitie is voldoende. Zorg er wel voor dat wat je schrijft betrekking heeft op je partner en op jullie relatie:
135
–
‘Gert vertelde me vandaag over iets dat op zijn werk is gebeurd. Het was prettig om daarover te horen en vooral omdat hij me werkelijk betrok bij zijn idee en zijn gevoel daarover.’
–
‘Heerlijk gevreeën.’
–
‘Met zijn tweeën de tent opgezet in de tuin, als oefening voor de zomer. En? Geen ruzie!’
Een positief dagboek helpt je gevoeliger te worden voor dingen die goed gaan tussen jullie. Dat is belangrijk. Wat minstens zo belangrijk is, is elkaar te vertellen wat er goed gaat.
Goednieuwsgesprekken Uit onderzoek blijkt dat mensen die anderen vertellen over hun positieve ervaringen, er beter aan toe zijn dan mensen die dat niet doen. Partners die goed nieuws delen blijven langer bij elkaar. Aan de ene kant komt dat door het vertellen zelf: vertellen over een positieve gebeurtenis betekent dat je deze gebeurtenis opnieuw beleeft en dat geeft je een goed gevoel. Het blijkt verder dat je gebeurtenissen waarover je vertelt, beter onthoudt – als dit positieve gebeurtenissen zijn versterkt dit een positief zelfbeeld. Aan de andere kant kun je een positieve reactie verwachten als je iets fijns vertelt: het vertellen zet een positieve sociale interactie in gang. Vreugde te zien in de ogen van een ander, maakt tenslotte dat je jezelf beter gaat waarderen. Redenen te over om elkaar goed nieuws te vertellen. Dat partners dit vaak niet doen heeft te maken met de negatieve reacties die ze verwachten. Inderdaad blijkt dat de reactie van degene aan wie je iets vertelt cruciaal is voor de invloed die het vertellen
136
heeft. Als je een lauwe, ongeïnteresseerde reactie krijgt, of als de luisteraar de negatieve kanten van een positieve gebeurtenis benadrukt in zijn of haar reactie, kan dit het positieve effect van de gebeurtenis zelfs teniet doen. De instructie voor een goednieuwsgesprek is dan ook simpel: vertel elkaar één keer per dag iets dat goed is gegaan. Ga met zijn tweeën rustig zitten. Eerst vertelt de een en luistert de ander; daarna geeft de ander een reactie. Dan draai je de rollen om. Je goede nieuws hoeft niet per se supergoed te zijn: salarisverhoging, een kind redden uit de sloot, de jackpot in de loterij: die dingen komen nou eenmaal niet dagelijks voor. Vertel iets waarover je tevreden bent, hoe onbeduidend misschien ook in het licht van de wereldgeschiedenis: de poes heeft geen vlooien meer, je had een aardig gesprek met een collega, de trein reed op tijd en je had een zitplaats. Als je luistert, houd dan je mond tot je partner is uitgesproken. Daarna zoek je iets om te zeggen waaruit blijkt dat je het vertelde positief waardeert. Dit kan iets inhoudelijks zijn (‘Dit is precies de baan die je zocht’), maar ook iets persoonlijks (‘Wat fijn voor je, ik zie dat het je goed doet’). Geen trucs: ‘Fijn, schat’ als je dit niet meent, dus als afgezaagde formule, werkt averechts: daarmee moedig je je partner niet aan nog eens iets te vertellen. Commentaar is ook overbodig: ‘Nou, als je daar al blij mee bent, dat heb ik elke dag...’ en helemaal dodelijk is de ander fijntjes wijzen op een vergissing: ‘Schat, de poes heeft al twee weken geen vlooien meer’. Wijsneus. Als je partner daar nou blij mee is? Voor de fijnproevers: je kunt elkaar ook vertellen over dingen die je in de afgelopen dag hebt gewaardeerd aan elkaar, of die je prettig hebt gevonden. Een compliment maken, juist ja, dat mag ook.
137
Op deze manier zul je het gemakkelijker maken voor elkaar om positieve aandacht aan elkaar te geven. Maar net zo belangrijk is het om aandacht te besteden aan jou. Het volgende voorstel werkt als een tweetrapsraket: je verzamelt positieve kennis omtrent jezelf en deze kennis gebruik je om jezelf regelmatig te doordringen van het feit dat je nog niet zo slecht af bent met jezelf. Mensen met relatieproblemen hebben vaak jarenlang van een ander moeten horen dat ze niet deugen. Of dat hebben ze zichzelf verteld: ‘Ik moet wel een zwak figuur zijn, dat ik in zo’n moeilijke relatie blijf zitten’, ‘Ik ben (mede)verantwoordelijk voor deze puinhoop, dus ik heb de neiging om dingen in het honderd te lasten lopen’ – tot en met het subtiele ‘Als straf voor wat er mis is met mij, moet ik op de blaren van deze relatie zitten.’ Mensen blijven dit soort ‘waarheden’ over zichzelf eindeloos repeteren, totdat ze er in geloven. Het is negatieve zelfindoctrinatie: je eigen hersenspoeling. Maar als je jezelf negatief kunt beïnvloeden, kun je jezelf ook in positieve zin sturen. Dat is de kern van de volgende oefening.
Witboek Schrijf een witboek over jezelf, dat wil zeggen een opstel of langere brief waarin je alles verzamelt wat prettig, goed of prima is aan jou. De eigenschappen waar je tevreden over bent, de karaktertrekken die je goed bevallen aan jezelf, de dingen die je goed hebt aangepakt en de complimenten van anderen die je hebt ontvangen, komen allemaal in aanmerking om te worden opgenomen in dit witboek. Voorbeelden: –
‘Vorig jaar heb ik bewezen dat ik die grote klus kon klaren.’
–
‘Ik krijg vaak te horen dat ik altijd klaar sta voor andere mensen.’
138
–
‘In tijden van crisis weet ik mijn hoofd koel te houden.’
Wees ongenuanceerd tijdens het schrijven: alleen de goede dingen horen aan bod te komen. Dus niet: ‘Ik kan aardig met mensen omgaan, als ze me de ruimte geven’, maar ‘Ik kan goed met mensen omgaan’. Nuances zijn voor twijfelaars en het gaat er in deze oefening juist om uitspraken over jezelf te verzamelen die klip en klaar positief zijn. Schrijf in de eerste persoon enkelvoud en in de tegenwoordige tijd. ‘Ik kan goed koken’ is in dit verband beter dan ‘Ik kookte gisteravond iets lekkers’. Schrijf een paar keer aan je opstel, totdat je het gevoel hebt dat alles er wel staat. Wees in het begin niet bang als er weinig op papier verschijnt: het is even wennen om zomaar positief over jezelf te oordelen. Als je helemaal niks kunt opschrijven, kun je in elk geval denken aan ‘Ik ben bescheiden’ en ‘Ik vind mijn positieve eigenschappen minder belangrijk dan die van andere mensen.’ Schrijf ten minste tweemaal een uur, maar meer mag ook, totdat je merkt dat je jezelf alleen nog maar herhaalt.
Positieve Kracht Lijst Vervolgens neem je in een aparte ‘sessie met jezelf’ alles door wat je hebt geschreven. Sommige zinnen zullen je meer aanspreken dan andere. Zet de uitspraken of flarden tekst die je zonder meer een goed gevoel geven onder elkaar. Kies een enkele uitspraak die bijzonder krachtig voor je werkt, of meerdere: als je maar een warm gevoel krijgt over jezelf bij het herlezen ervan, dat is het enige criterium. Schrijf deze uitspraak of dit lijstje uitspraken op een mooi stukje papier dat je altijd bij je kunt dragen, in je achterzak bijvoorbeeld. Zorg dat het er goed uitziet:
139
plastificeer het, schrijf duidelijk, gebruik mooie letters (als je print). Haal je positieve krachtlijst ten minste drie maal per dag tevoorschijn en lees hardop wat er staat. Hardop, omdat mensen informatie die ze horen beter verwerken dan informatie die ze lezen. Ten minste driemaal, omdat je jezelf wilt doordringen van het feit dat je dingen kunt, dat je goed in elkaar zit, dat je het verdient dat het goed met je gaat. Indoctrineer jezelf, verzadig jezelf met het idee dat jij oké bent. Op momenten dat iemand anders (of jijzelf) je wil vertellen dat je niet deugt, heb je onmiddellijk een antwoord paraat. Deze oefening heeft soms merkwaardige bij-effecten. Cliënten hebben me verteld dat het papier in hun achterzak alleen al voldoende ondersteuning bood om ongefundeerde kritiek op hun persoon te weerstaan. Het papier werkte als een talisman, het maakte hen minder kwetsbaar. Als je minder kwetsbaar bent, ga je je anders gedragen: zekerder van jezelf. En dit maakt weer dat anderen anders op jou gaan reageren. Door jezelf dus te doordringen van positieve eigenschappen, beïnvloed je ook de relatie met belangrijke anderen. Een tweesnijdend zwaard.
7
Besef dat je niet alles kunt veranderen
Je kunt wel alles willen, maar je kunt niet alles veranderen. In mijn ervaring is het onmogelijk om karaktertrekken van je partner te veranderen, om maar eens iets te noemen. Wat je kunt veranderen is wat jij waarneemt, de manier waarop je denkt en de dingen die je doet. Je kunt hopen dat je partner de dingen die jij belangrijk vindt (anders)
140
gaat zien, dat hij of zij zich anders gaat gedragen. Maar honden kunnen niet vliegen en zullen dat nooit leren. Het is ook maar de vraag of je alles wilt veranderen. Uit mijn overtuiging dat een karakter of persoonlijkheid onveranderbaar is, volgt ook dat je partner dat karakter al had toen jullie elkaar leerden kennen. Toen vormde dat klaarblijkelijk geen probleem. Sterker nog: misschien was je partner voor jou juist extra aantrekkelijk vanwege eigenschappen die je later zijn gaan tegenstaan. De vraag is dus waarom je iets zou willen veranderen dat je ook positief kunt waarderen. Anders gezegd: weet je wel waar dat allemaal toe kan leiden als je er eenmaal aan begint elkaars persoonlijkheid te veranderen? In het schitterende artikel De partner als voorwerp van agogische actie beschreef therapeut Kees van der Velden het gevaar van zulke verandering. Lang verhaal kort: Marie komt de stoere motorrijder Karel tegen met veel haar op zijn borst en stoere cowboylaarzen aan zijn voeten. Ze valt voor hem en ze beginnen een verhouding vol avonturen en woeste seks. Na een jaar trekt Karel bij haar in. Weer een jaar later denkt Marie: er gaat iets niet goed. De seks is goed, maar hij praat zo weinig over zijn gevoelens en hij doet nooit wat in het huishouden. Ze besluit hem te veranderen en gaat aan het werk. Drie jaar later is ze klaar. Als ze op een dag de keuken binnenloopt, staat Karel de afwas te doen met een schort voor en met zijn handige pantoffels aan. Marie denkt: Er gaat iets niet goed. En ze begint een verhouding met een woeste motorrijder. Als ik dit verhaal vertel denken cliënten meestal dat hun situatie anders is. Niet zijzelf hebben geprobeerd hun partner te veranderen, dat heeft die partner zelf gedaan. Hun Karel heeft zelf besloten zijn motorfiets te verkopen en zijn laarzen voor pantoffels te verruilen. Zij stonden
141
erbij en zagen hoe hun partner van een maatje veranderde in een monster. Tegen die mensen zeg ik: het maatje was er al, en het monster ook. Alleen: toen zag je het ene niet en nu het andere niet. Moet je een ander je eigen blindheid verwijten? Oké, je partner heeft minder prettige eigenschappen: zij is lui, hij is bazig, zij is veel te aardig, hij is dom, zij is bijdehand. En wat dan nog? Dat wist je toch al? Die eigenschappen waren er altijd al, al noemde je deze toen anders. Toen was het: zij is relaxed, hij weet wat hij wil, zij wordt door iedereen op handen gedragen, hij is ongecompliceerd, zij kan zo goed uit haar woorden komen. Dat jij het anders bent gaan noemen, betekent nog niet dat je partner anders moet gaan worden. Enfin. Een mensenleven is maar kort. Als er daadwerkelijk onverdraaglijke of ronduit misdadige eigenschappen van je partner aan het licht zijn gekomen, dan ga je toch weg? Als je partner je slaat, emotioneel of seksueel mishandelt, of je op andere manieren steeds in de problemen brengt, dan moet je onder ogen zien dat er met zo iemand niet te leven valt. Maak je hart koud, vergeet dat laatste restje liefde, plichtsbesef of schaamte en maak dat je wegkomt. Want je kunt niet alles veranderen. Maar als je vindt dat je partner ten nadele is veranderd en je blijft, dan is de keuze simpel: oefen je invloed uit op die gebieden waar verandering mogelijk is en accepteer dat de rest blijft zoals het is. Maak het niet nog erger door wraak te nemen of continu te klagen. Het heeft geen zin om aan een dood paard te trekken. Want je kunt niet alles veranderen.
Eigenschappenmonitor Deze is voor de fijnproevers. Moeilijk om uit te voeren en de resultaten zijn niet eenduidig te interpreteren: over wie gaat dit nou eigenlijk? Zet eens de eigenschappen van je partner onder elkaar, de
142
goede en slechte. Let op: het gaat om eigenschappen, karaktertrekken, dingen die eigen zijn aan je partner; niet om ergernissen, niet om goede of slechte daden, niet om uiterlijkheden. Ook gaat het niet om (morele) oordelen die jij hebt over je partner: ‘Mijn partner is een klootzak’ doet dus niet mee. Het gaat om eigenschappen, dus: ‘Mijn partner is snel aangebrand, ... gesloten, ... emotioneel, ... zachtaardig, ... agressief, ... beïnvloedbaar door derden, ... schoolmeesterachtig, ... gevoelig, enzovoort.’ Als je flinke relatieproblemen hebt zul je meer negatieve dan positieve, of zelfs alleen maar negatieve karaktertrekken kunnen opnoemen. Mooi zo, dat is precies wat we nodig hebben. Als je alles wel zo’n beetje hebt, zet je ze onder elkaar. De positieve laat je ongemoeid, het is pure winst dat je zelfs in deze omstandigheden nog goede eigenschappen aan je partner kunt onderscheiden. Voor de slechte eigenschappen vraag ik je een andere formulering te vinden, een die positiever is, een die dichter in de buurt komt van hoe je daar vroeger tegenaan zou hebben gekeken, toen alles nog prachtig was tussen jullie en de bomen de hemel in groeiden. Zet die ernaast. Je krijgt dus twee rijtjes. Met de voorbeelden die ik al noemde ziet dat er zo uit: Snel aangebrand
Duidelijk
Gesloten
Bescheiden
Emotioneel
Gepassioneerd
Agressief
Onbevreesd
Beïnvloedbaar door derden
Open
Schoolmeesterachtig
Overtuigend
Over Zachtaardig en Gevoelig kun je twisten: zijn dat slechte eigenschappen? Ik vind van niet. Als je daar anders over denkt, verzin je een positief equivalent. Het is overigens best ingewik-
143
keld om goede equivalenten te vinden. Het is nooit het tegendeel: agressief-poeslief, gesloten-open, want agressiviteit is een andere eigenschap dan poeslief zijn, en geslotenheid is iets anders dan openheid. Je moet je best doen om dezelfde eigenschap te bekijken door een roze bril (zoals je deed toen je verliefd was) en om er dan een goed woord voor te bedenken. Nota bene: je bent niet bezig om je partner te veranderen en bij te houden of het al opschiet, je bent bezig om te onderzoeken of jouw waarneming van hoe je partner is varieert door de tijd heen. De positieve benaming van Lui is Niet actief: dat zou eerder een doel zijn dat jij voor je partner nastreeft, een verandering die je voor elkaar probeert te krijgen. Het positieve equivalent van Lui is Relaxed, omdat je de onderliggende eigenschap (levenshouding) met nieuwe ogen wilt bezien. Als je goede ‘positieve benamingen’ hebt verzonnen maak je van de twee rijtjes een schaal. Elk tweetal woorden wordt een dimensie, een eigenschap die je meer zus (Snel aangebrand) of meer zo (Duidelijk) kunt noemen. In het voorbeeld: Snel aangebrand 1
2
3
4
5
6
Duidelijk
Gesloten
1
2
3
4
5
6
Bescheiden
Emotioneel
1
2
3
4
5
6
Gepassioneerd
Nu heb je dus een lijst met dimensies: eigenschappen van je partner die je meer zus of meer zo kunt benoemen. Schrijf deze lijst netjes op, of print deze mooi uit. Je kunt ook besluiten om de lijst te schrijven of te plakken op de achterkant van een foto van je partner. Heb je alles bij elkaar: de eigenschappen en het gezicht dat erbij hoort. De volgende stap is inventariseren. Ga één keer per dag even zitten en laat de afgelopen dag, of de dag van gisteren door je gedachten gaan. Hoe heb je je partner meegemaakt – hoe kun
144
je wat hij of zij deed verklaren in termen van zijn of haar eigenschappen? En bovenal: Welk woord zou je gebruiken voor deze eigenschappen? Is het meer naar links (1, 2 of 3, de negatieve formulering), of meer naar rechts (4, 5,of 6, de positieve formulering)? Laat de eigenschappen die je in eerste instantie al positief had benoemd gewoon staan in het rijtje. Het cijfer 1-6 wordt dan een beoordeling: weinig (1) tot zeer (6) gevoelig, bijvoorbeeld. Je hebt bijvoorbeeld meegemaakt dat je partner zijn geduld verloor in het gesprek met de verkoper van een kledingzaak, die jullie de dag tevoren hebben bezocht. De goede man wilde je partner iets aansmeren dat hij helemaal niet wilde hebben en je partner liet dat merken. Wat was je partner nu: Snel aangebrand of Duidelijk? Als je nog eens terugdenkt besef je dat je partner aanvankelijk zijn geduld bewaarde; het was de verkoper die tot driemaal toe over dat lelijke pak begon. De cijfers 1 en 2 vallen af. Je partner probeerde gewoon duidelijk te zeggen wat hij vond, maar geheel rustig en weloverwogen was dat nou ook weer niet. Hij was wel degelijk op zijn tenen getrapt, sneller dan, bijvoorbeeld, jijzelf. Een 6 of een 5 kan dus ook niet. Je besluit tot een 4: je neigt toch iets meer naar Duidelijkheid dan naar Snel aangebrand, gezien de omstandigheden. Het doel van deze oefening is je erin te trainen met andere ogen naar je partner te kijken. Het resultaat daarvan is niet in één woord te vangen: meet je nou de eigenschappen van je partner of de manier waarop jij die bekijkt? (De kwantummechanica van relatieproblemen: de positie van de waarnemer bepaalt ook wat wordt waargenomen.) Toch zul je merken, na enige oefening, dat je op het moment dat er iets gebeurt (in de kledingzaak) ook al met andere ogen naar je partner kunt kijken. Dus reageer je anders. Dus reageert je partner anders.
145
Verandering ontstaat niet doordat je elkaars eigenschappen verandert, maar doordat je merkt hoezeer jouw standpunt (je positie op de schaal van 1 tot en met 6) van invloed is op wat er gebeurt.
8
Kiezen
Ik garandeer niks, maar ik denk dat de mensen die alle suggesties uit dit hoofdstuk hebben opgevolgd, er beter aan toe zijn dan toen ze begonnen. Ook bij de mensen zoals jij, die te hooi en te gras eens wat hebben uitgeprobeerd, is althans de gedachte geboren dat verandering mogelijk is. Dat is mooi. Nu heb ik nog een laatste vraag, namelijk wat die positieve gedachte heeft geboren doen worden of, in het beste geval, waardoor de verandering die is opgetreden is veroorzaakt. Hoe komt het nou dat je je beter voelt? Anders dan gewoonlijk dient deze vraag niet om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Ik wil je ergens op wijzen. Je hebt dingen gedaan die je situatie hebben verbeterd. Misschien heb je dan de neiging om, zoals de meeste mensen, onmiddellijk te vergeten wat je hebt gedaan: mét de nare herinneringen aan jullie problemen wil je de oplossing daarvan wegspoelen. Zo, hupsakee, weg ermee, niet meer naar kijken. Voor je gevoel is de oplossing een verlengstuk geworden voor je problemen. Daaraan terugdenken betekent terugdenken aan problemen en dat is slecht voor je spijsvertering. Dit is de koninklijke weg terug naar problemenland. Het is namelijk vrij zeker dat je zult terugvallen in oude gewoontes. Daar zijn het gewoontes voor. Als je terugvalt betekent dit niet dat jullie relatie (zie je wel, inderdaad, toch) verloren is. Het wil alleen maar zeggen dat je opnieuw voor een chronisch probleem bent komen te staan. Het betekent ook niet dat je wil zwak is, alleen maar dat je met serieuze, echte problemen te maken hebt.
146
Op zulke momenten is het nuttig je snel te herinneren wat je eerder heeft geholpen. Natuurlijk kun je elke keer dat het tegenzit weer iets nieuws gaan proberen, een andere therapeut nemen, een andere methode kiezen om iets aan je problemen te doen. Maar afgezien van het feit dat dit nogal duur is en verspilling van tijd, is het ook contraproductief. Hoe meer verschillende dingen je doet om van je problemen af te komen, des te moeilijker is het om elk van die methodes serieus aan te pakken, en des te groter is dus de kans dat die methodes mislukken. Ik vind het verstandiger om na te denken over het goede voor jezelf dat je uit al die dingen hebt gehaald en dit te herhalen op de momenten dat je het nodig hebt.
Relatie Reddingsplan Verzorg je eigen Eerste Hulp Bij Relatieproblemen. Maak je eigen Personal Care Kit, je Relatie Reddingsplan. Kies uit alle dingen die je tot dusverre hebt gedaan om je situatie te veranderen, die dingen uit die je daadwerkelijk (even) hebben geholpen. Zet ze in steekwoorden bij elkaar op een papier, of in je computer. Berg dit papier – of de cd met de back-up – op in een la. Zo. Dat ligt daar voor een slecht moment. Klaar voor actie. Om het echt goed te laten werken in slechte tijden raad ik je aan drie kolommen te maken: Gevaar
Actie
Effect
In de eerste kolom schrijf je op waar je op moet letten, op welke momenten je alert moet zijn. Bijvoorbeeld: –
Als we steeds weer ruzie maken.
–
Als we langer dan drie weken niet vrijen.
–
Als ik veel ga drinken.
147
–
Als de kinderen steeds van huis zijn.
–
Als ik hoofdpijn heb.
In de tweede kolom schrijf je op wat je aangaande dat probleem het beste kunt doen. Dat kunnen elementen zijn uit het programma dat ik hier heb beschreven en die je goed zijn bevallen, maar het kunnen ook strategieën zijn die je elders hebt geleerd of die je zelf hebt bedacht. Als je maar zeker weet dat het werkt. Bijvoorbeeld: –
Snapshots maken.
–
Romantisch avondje organiseren.
–
Positief dagboek bijhouden.
In de derde kolom schrijf je op wat het effect is van de dingen uit de tweede kolom. Hoe zul je merken dat snapshots maken zin heeft? ‘Meer bewust omgaan met elkaar’, bijvoorbeeld. En achter Positief dagboek schrijf je in de derde kolom: ‘Meer zelfvertrouwen’, of ‘Zekerder van mijn zaak’. Als je maar een duidelijk waarneembaar effect beschrijft, iets dat je bovendien eerder daadwerkelijk hebt ervaren. Kies dus wat je het beste ligt. Eén keer kiezen is voldoende, daar ben je slim genoeg voor. De volgende keer hoef je niet na te denken over wat je te doen staat, dat weet je dan al. Je doet het laatje open, leest wat er in je Relatie Reddingsplan staat en gaat onmiddellijk aan de slag.
148
6
Het gaat toch weer mis met die vreselijke m/v
Stel, het gaat goed. Dat zou zomaar kunnen, want je hebt een hoop werk verricht als je de suggesties uit het vorige hoofdstuk hebt opgevolgd. Het kan ook zijn dat het lente wordt en het hoofd ruimer, of dat jullie hebben gekozen voor ‘de vlucht naar voren’: jullie hebben samen een huis gekocht, een kind gemaakt, een lange en verre reis ondernomen met elkaar. In elk geval heb je het idee dat het allemaal wel weer losloopt of sterker nog, dat je dichter bij elkaar bent gekomen en dat je het voorlopig weer even voor elkaar hebt. En dan: bam! In het vorige hoofdstuk heb ik beschreven waaruit ‘bam’ kan bestaan: oude problemen duiken weer op, oude gewoontes blijken sterker dan je dacht. Maar bam is breder dan dat. Nieuwe problemen kunnen zich voordoen, of nieuwe situaties waarop je een antwoord moet verzinnen. Je huis brandt af. Je kind ontspoort. Afgezien van zulke rampen die niemand kan voorzien, kennen relaties vaste overgangsfasen die steeds een extra druk leggen op beide partners. Om er een paar te noemen: je gaat samenwonen, er komen kinderen, je hebt kleine kinderen en allebei een baan, je kinderen gaan allemaal naar school en je krijgt wat meer tijd, je kinderen gaan het huis uit, je maakt carrière, je gaat met pensioen, je wordt oud. Ook als je geen kinderen hebt zijn er allerlei ontwikkelingsstadia die je relatie ondergaat en op het breekpunt van elk stadium zul je een nieuwe manier van met elkaar omgaan moeten verzinnen: je bouwt samen een sociaal leven op, je maakt allebei carrière (druk), de één maakt een mooiere carrière dan
149
de ander, je gaat verdieping zoeken in je leven, je baan of bezigheid wordt minder belangrijk voor je, je ontwikkelt nieuwe belangstellingen, je raakt uitgekeken op seks met je partner, de liefde verandert in kameraadschap, je hebt ineens veel geld of weinig, je wordt ouder, je wordt ziek. Je kunt je, gezien het aantal gevaren dat een relatie bedreigt, afvragen hoe mensen er überhaupt in slagen bij elkaar te blijven. Klaarblijkelijk kunnen mensen heel wat aan. Waar komt die kracht vandaan? Natuurlijk: de samenleving voorziet in krachtige ondersteuning. De mythe van een langdurige relatie is wijdverspreid en algemeen aanvaard. Je ‘hoort’ een relatie te hebben en je ‘hoort’ niet om het minste of geringste bij elkaar weg te lopen. Als je problemen hebt met elkaar zullen je familie en vrienden dit standpunt, in subtielere bewoordingen, herhalen. Dat helpt. Wat ook helpt, is de ambitie die mensen zichzelf stellen: ik houd dit koste wat kost goed. De tijden dat deze ambitie minder belangrijk werd gevonden, de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, gaven dan ook onmiddellijk een sterk vergroot aantal relatieverbrekingen te zien. Toen werd persoonlijke ontplooiing als een belangrijk doel in het leven gezien, nu wordt gezamenlijke groei weer meer gewaardeerd. Anders gezegd: een relatie wordt nu niet meer gezien als een obstakel voor persoonlijke groei, en dat is, dunkt me, terecht. In elk geval wordt het verlies van een relatie nu gevoeld als gezichtsverlies en mensen streven er van nature naar dit te vermijden. Mythe, sociale steun, persoonlijke idealen en vaardigheden die je ergens hebt opgedaan: het is meestal voldoende, maar niet altijd.
Zie het aankomen Rampen en plagen kun je meestal niet zien aankomen. Het goede nieuws is: meestal weet je wel wat je moet doen als zoiets gebeurt. Het is
150
tamelijk zinloos om overal van tevoren een oplossing voor te willen verzinnen en bovendien is dat onmogelijk. Het is belangrijker te letten op tekenen van stress: die maken je duidelijk dat je niet direct een antwoord weet op het veranderen van je situatie. Wat zijn tekenen van stress? Die verschillen voor iedereen. In hoofdstuk 5 is het Relatie Reddingsplan aan de orde gekomen, een document dat ieder voor zich opstelt, met daarin de kolommen Gevaar, Actie en Effect. Die eerste kolom, Gevaar, behelst als het goed is jouw Tekenen van Stress. Die tekenen zijn altijd hetzelfde, of je nu door een onverwachte ramp wordt bezocht of dat je te kampen hebt met een langzaam opgevoerde spanning. Prent jouw Tekenen van Stress goed in je hoofd. Een kenmerk van stress is immers dat deze geleidelijk groeit, waardoor je niet direct merkt dat je onder druk bent komen te staan. Je ziet niet meteen een aanleiding om de goede plannen die je gereed hebt liggen aan te spreken en toe te passen. Dat moet je je niet laten gebeuren. Het laatje met het Reddingsplan moet niet te diep zijn, je moet er snel bij kunnen.
Gebruik je gereedschap Nu we het toch weer over dat Reddingsplan hebben: gebruik de kolommen daarnaast ook, als de nood weer aan de m/v is. Het verdient zich terug om, in rustige tijden, eens goed na te denken over wat je heeft geholpen om uit de problemen te komen toen het moeilijk was. De tijdwinst die je daarmee kunt boeken (je hoeft immers niet opnieuw na te denken) kan het verschil betekenen tussen het al dan niet voortzetten van je relatie. Ik zou daar nog iets aan toe willen voegen. Waarom doe je niet sowieso af en toe een kleine check up? Even kijken hoe het ervoor staat. De metingen die ik eerder heb genoemd kunnen je daarbij goed van pas
151
komen. Je kunt af en toe een van de in hoofdstuk 1 genoemde vragenlijsten invullen en kijken hoe je ‘scoort’. Je kunt de snapshot-methode gebruiken: eens in de maand ga je ergens rustig zitten, de dag overdenken en cijfers geven aan het niveau van de communicatie tussen jou en je partner. Nog simpeler is het je af en toe de vraag te stellen ‘Hoe gaat het met ons vandaag?’ en het rijtje issues dat je eerder hebt verzameld even de revue te laten passeren. Als je die methodes eerder hebt toegepast, weet je wat jouw gemiddelde waarden zijn; als blijkt dat je daar onder scoort wordt het tijd om je af te vragen of je niet eens actie moet ondernemen. Je Relatie Reddingsplan vertelt je welke actie. Je kunt, ten slotte, ook je Reddingsplan op gezette tijden tevoorschijn halen en in de derde kolom kijken, naar de Effecten. Loopt het tussen jullie allemaal nog zoals daar staat beschreven? Zijn de effecten nog steeds werkelijkheid? Zo niet, dan kun je teruglezen in de kolommen daarnaast en overdenken hoe dat komt en wat je eraan gaat doen.
Laat het: een relatie is geen feit Tot besluit van dit boek wil ik nog even terugkomen op dat dode paard. Eerder schreef ik dat het geen zin heeft om aan een dood paard te trekken: als je van alles hebt geprobeerd en je relatie verandert niet op de manier die jij wilt, en je kunt je daar niet bij neerleggen, dan is er altijd de optie om de relatie te beëindigen. Aan het begin van een relatietherapie vraag ik vaak aan mensen: ‘Hoe komt het dat jullie hier zitten? Wat maakt dat jullie niet hebben besloten om uit elkaar te gaan?’ Het antwoord daarop is verhelderend. Soms zeggen mensen dat ze van elkaar houden, soms dat ze de kinderen een scheiding niet willen aandoen, soms dat het hele periodes juist zo goed gaat (op vakantie bijvoorbeeld) en dat ze het zonde vinden om dat kwijt te raken. Soms ook weten mensen niet zo goed waarom ze in the-
152
rapie willen gaan. Ja, de huisarts had het gezegd, of een familielid. Of men verwacht een wonder: ‘dat we weer om elkaar gaan geven’. Meestal geloven zulke mensen dat ze, omdat ze nu eenmaal een relatie hebben, de hele rit moeten uitzitten. Voor hun is de relatie een feit, iets anders kunnen ze zich niet voorstellen. En daar zit ’m nou precies de moeilijkheid. Als je je niet kunt voorstellen dat je geen relatie hebt met elkaar, kun je ook nooit de voordelen daarvan zien. Je kunt niet bewust kiezen voor elkaar, je kunt niet elke dag weer bedenken: ja, dit wil ik, no matter what. Niets is zo dodelijk voor een relatie als de gedachte dat je erin zit opgesloten. Mensen die dat gevoel hebben stuur ik weg met het verzoek pas terug te komen als ze zich een concrete voorstelling kunnen maken van een leven zonder elkaar. In feite kan ik het tegen iedereen zeggen die langdurig een relatie onderhoudt met iemand van wie hij of zij houdt: een relatie is geen feit. Je moet telkens weer nieuwe redenen bedenken om bij elkaar te blijven – en elkaar steeds nieuwe redenen geven om dat te doen. Als je daar geen zin meer in hebt, is het snel voorbij. Rust roest. Ook in relaties.
153
7
Bronnen
Gebruikte literatuur APA (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, fourth edition, text revision, DSM-IV-TR. Washington DC: American Psychiatric Association. Appelo, M. (1999). Van draaglast naar draagkracht. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Barelds, D. (2004). De rol van persoonlijkheid in intieme relaties. Dth, 24, 215-233. Baucom, B.R., Atkins, D.C., Simpson, L.E., & Christensen, A. (2009). Prediction of response to treatment in a randomized clinical trial of couple therapy: a 2-year follow-up. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 7, 160-173. Baucom, B., Christensen, A., & Yi, J.C. (2005). Integrative behavioral couple therapy. In J.L. Lebow (ed.), Handbook of Clinical Family Therapy (pp. 329-352). Hoboken, NJ: Wiley. Berscheid, E. (2010). Love in the fourth dimension. Annual Review of Psychology, 61, 1-25. Christensen, A., Atkins, D.A., Berns, S., Wheeler, J., Baucom, D.H., & Simpson, L.E. (2004). Traditional versus integrative behavioral couple therapy for significantly and chronically distressed married couples. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 72, 176-191.
155
Dijkstra, P. (2010). Omgaan met ziekelijke jaloezie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Gable, S.L., Reis, H.T., Impett, E.A., & Asher, E.R. (2004). What do you do when things go right? The intrapersonal and interpersonal benefits of sharing positive events. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 228-245. Gattis, K.S., Berns, S., Simpson, L.E., & Christensen, A. (2004). Birds of a feather or strange birds? Ties among personality dimensions, similarity, and marital quality. Journal of Family Psychology, 18, 564-574. Haley, J. (ed.) (1985). Conversations with Milton H. Erickson, M.D. – volume II, changing couples. New York: Triangle Press. Hampson, R.B., & Beavers, W.R. (2004). Observational assessment of couples and families. In L. Sperry (ed.), Assessment of couples and families – contemporary and cutting-edge strategies. New York and Hove: Brunner-Routledge. Hennik, R. van, & Planjer, A. (2008). ‘Echt een kind van haar moeder’. Mentaliseren bevorderende narratieve systeemtherapie in de behandeling
van
kinderen
met
hechtingsproblemen.
Systeemtherapie, 20(3), 133-151. Jacobsen, N.S., & Gurman, A.S. (eds.) (1995). Clinical handbook of couple therapy. New York, London: the Guilford Press. Jong, P. de, & Berg, I.K. (2004). De kracht van oplossingen – handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Harcourt Assessment BV. Knerr, M., & Bartle-Haring, S. (2010). Differentiation, perceived stress and therapeutic alliance as key factors in the early stages of couple therapy. Journal of Family Therapy, 32, 94-118. Korrelboom, K., & Broeke, E. ten (2004). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie – handboek voor theorie en praktijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Lafeber, H. (2005). Op zoek naar een ander Verhaal – De ontwikkeling van een narratieve Partnerrelatiegroep. Systeemtherapie, 17(3), 120133.
156
Lambert, M.J., & Ogles, B.M. (2004). The efficacy and effectiveness of psychotherapy. In M.J. Lambert (ed.), Bergin and Garfield’s handbook of psychotherapy and behavior change (5th ed.) (pp. 139-193). New York: Wiley. Lange, A. (2000). Gedragsverandering in gezinnen (zevende geheel herziene versie). Groningen: Wolters Noordhoff. Lange, A. (2005). Storende preoccupaties en relatieproblemen. Dth, 25(2). Lange, A., Vermeulen, H., Renckens, C.E., Schrijver, M., Ven, J.-P. van de, Schrieken, B., & Dekker, J. (2005). De geprotocolleerde Interapy-behandeling van depressie via het Internet: resultaten van een gerandomiseerde trial. Dth, 25, 27-50. Lebow, J.L., & Gasbarrini, M.F. (2009). Couples therapy. In G.O. Gabbard (ed.), Textbook of psychotherapeutic treatments (pp. 533552). Arlington, VA, VS: American Psychiatric Publishing, Inc. Marshal, M.P. (2003). For better or for worse? The effects of alcohol use on marital functioning. Clinical Psychology Review, 23, 959-997. Miller, W., & Rollnick, S. (2005). Motiverende gespreksvoering – een methode om mensen voor te bereiden op verandering. Johannes Multimedia. Mutsaers, T. (2005). Gezond omgaan met gewoontes. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2009). Multidisciplinaire richtlijn familiaal huiselijk geweld bij kinderen en volwassenen. Utrecht: NvvP. Schaap, C.P.D.R., Widenfelt, B.M. van, & Gerlsma, J. (2000). Behandelingsstrategieën bij relatieproblemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Segal, Z.V., Williams, J.M.G., & Teasdale, J.D. (2002). Mindfulness-based cognitive therapy for depression – a new approach to preventing relapse. New York, London: the Guilford Press. Snyder, D., & Aikman, G. (1999). Marital Satisfaction Inventory-revised. In M. Maruish (ed.), Use of psychological testing for treatment
157
planning and outcome assessment (2nd edition) (pp. 1173-1210). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum and Associates. Snyder, D.K., Castellani, A.M., & Whisman, M.A. (2006). Current status and future directions in couple therapy. Annual Review of Psychology, 57, 317-344. Sperry, L. (2004). Clinical outcomes assessment of couples and families. In L. Sperry (ed.) (2004), Assessment of couples and families – contemporary and cutting-edge strategies. New York and Hove: Brunner-Routledge. Sprenkle, D.H., Davis, S.D., & Lebow, J.L. (2009). Common factors in couple and family therapy – the overlooked foundation for effective practice. New York, London: the Guilford Press. Story, L.B., & Bradbury, T.N. (2004). Understanding marriage and stress: essential qualities and challenges. Clinical Psychology Review, 23, 1139-1162. Velden, K. van der (1984). De partner als voorwerp van agogische actie. In R. Van Dijck e.a. (eds.), Directieve therapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ven, J.-P. van de (2003). Zo erg is het nou ook weer niet – de praktijk van een psychotherapeut. Amsterdam: Uitgeverij Podium. Ven, J.-P. van de (2008). Ruzie in de tent. Zaltbommel: Haystack. Ven, J.-P. van de (2009). Omgaan met een scheiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ven, J.-P. van de, Schrieken, B., & Lange, A. (2000). Ruzie met je partner – en wat je eraan kunt doen. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Vos, C., Ven, J.-P. van de, & Donders, S. (2008). Scheiden – met je ex toch samen goede ouders. Houten: Spectrum.
158
Vragenlijsten Lange, A. (1983). De Interactionele Probleem Oplossings Vragenlijst, IPOV. Deventer: Van Loghum Slaterus. Lange, A. (1995). De IPOV (Interactionele Probleem Oplossings Vragenlijst). Gedragstherapie, 28, 41-46. Barelds, D.P.H., Luteijn, F., & Arrindell, W.A. (2003). Handleiding Nederlandse Relatie Vragenlijst (NRV). Lisse: Swets & Zeitlinger.
159
Over de auteur
Jean-Pierre van de Ven is vrijgevestigd psycholoog te Amsterdam (www.jeanpierrevandeven.nl). In zijn praktijk ligt de nadruk op relatieproblemen. Hij is ook als systeemtherapeut verbonden aan de psychiatrische
kliniek
centrum/oud-west
van
Mentrum
(Arkin)
in
Amsterdam. In de kliniek behandelt hij mensen met psychiatrische aandoeningen. Jarenlang was hij aan de Universiteit van Amsterdam verbonden als docent relatie- en gezinstherapie en als onderzoeker. Van de Ven schrijft over behandeling en onderzoek in vakbladen, maar ook als columnist (onder andere in de Volkskrant). Hij is een veelgevraagd spreker, onder meer op radio en televisie.
161
Reeds verschenen titels
1.
Joke Kragten, Leven met een manisch-depressieve stoornis, ISBN 90 313 3432 4
2.
Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een paniekstoornis, ISBN 90 313 3561 4
3.
Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een dwangstoornis, ISBN 90 313 3562 2
4.
Ed Berretty, Leven met een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis, ISBN 90 313 3877 x
5.
Joke Kragten, Leven met een sociale fobie, ISBN 90 313 3878 8
6.
J. Hoevenaars, Leven met een fobie, ISBN 90 313 3911 3
7.
Y. Meesters, Leven met een winterdepressie, ISBN 90 313 3912 1
8.
Ed Berretty en Kees Korrelboom, Leven met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, ISBN 90 313 4091 x
9.
Sjef Peeters en Karel Klumpers, Leven met assertiviteitsproblemen, ISBN 90 313 4193 2
10.
Jenny Palm, Leven na een beroerte, ISBN 90 313 4200 9
11.
Joke Kragten, Leven met een depressieve stoornis, ISBN 90 313 3981 4
163
12.
Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Leven met een piekerstoornis, ISBN 90 313 4320 x
13.
Alexandra de Bruijn-Kofman, Leven met chronische pijn, ISBN 90 313 4273 4
14.
Ard Nieuwenbroek en Piet Gieles, Omgaan met rijexamenangst, ISBN 90 313 4345 5
15.
Martin Appelo, Leven met een psychotische stoornis, ISBN 90 313 3979 2
16.
Pieternel Dijkstra, Omgaan met ziekelijke jaloezie, ISBN 90 313 4384 6
17.
Tom Mutsaerts, Gezond omgaan met gewoontes, ISBN 90 313 4451 6
18.
Ed Berretty, Leven met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, ISBN 90 313 4581 4
19.
Josephine Giesen-Bloo, Leven met een borderline persoonlijkheidsstoornis, ISBN 90 313 3563 0
20.
Peter Daansen, Leven met obesitas, ISBN 90 313 4392 7
21.
Pieternel Dijkstra, Omgaan met hechtingsproblemen, ISBN 90 313 4622 5
22.
Jan van den Berg, Cindy Boon en Laura van Bergen, Omgaan met rijangst, ISBN 90 313 4474 5
23.
Jean-Pierre van de Ven, Omgaan met relatieproblemen, ISBN 978 90 313 4475 8
24.
Agnes Scholing en Pascal Wolters, Leven met een antisociale persoonlijkheid, ISBN 978 90 313 4476 5
25.
Jolien Fox en Mieke Zinn, Leven met een alcoholprobleem, ISBN 978 90 313 4393 5
164
26.
Martin Appelo en Kees Korrelboom, Leven met identiteitsproblemen, ISBN 978 90 313 4808 4
27.
Jan van den Berg, Marieke Krämer en Laura Grootaarts, Omgaan met hoogtevrees, ISBN 978 90 313 4629 5
28.
Martine Delfos en Marijke Gottmer, Leven met autisme, ISBN 978 90 313 4821 3
29.
Sandra van Gameren, Leven met een psychisch zieke ouder, ISBN 978 90 313 4831 2
30.
Alexandra de Bruijn-Kofman, Leven met chronische hoofdpijn, ISBN 978 90 313 4846 6
31.
Fred Sterk en Sjoerd Swaen, Omgaan met studiefaalangst, ISBN 978 90 313 4914 2
32.
Arnold van Emmerik en Ed Berretty, Leven met een trauma, ISBN 978 90 313 4955 5
33.
Jaques van Lankveld, Omgaan met een seksueel probleem, ISBN 978 90 313 5067 4
34.
Anita Jansen en Hermien Elgersma, Leven met een eetstoornis, ISBN 978 90 313 5018 6
35.
Sjef Peeters, Leven met angst voor ernstige ziektes, ISBN 978 90 313 4627 1
36.
Bart Verkuil en Arnold van Emmerik, Omgaan met stress en burnout, ISBN 978 90 313 4391 1
37.
Jaap Spaans, Omgaan met chronische vermoeidheid, ISBN 978 90 313 5223 4
38.
Frans Hoogeveen, Leven met dementie, ISBN 978 90 313 5087 2
39.
Martine Delfos en Marijke Gottmer, Leven met autisme (tweede herziene druk), ISBN 978 90 313 5325 5
165
40.
Jean-Pierre van de Ven, Omgaan met een scheiding, ISBN 978 90 313 6186 1
41
Fiona Kat, Maura Beenackers en Willemijn ter Brugge, Leven met ADHD, ISBN 978 90 313 6924 9
42
Gerard Kerkhof, Marieke de Gier en Marthe Sernee, Omgaan met slapeloosheid, ISBN 978 90 313 7805 0
43
Alexandra de Bruijn-Kofman, Leven met chronische hoofdpijn, (tweede, bijgewerkte druk) ISBN 978 90 313 8282 8
44
Corine Dijk, Arnold van Emmerik en Peter de Jong, Omgaan met bloosangst, ISBN 978 90 313 8399 3
166