139 110 21MB
Dutch; Flemish Pages 506 [508] Year 2001
Nagelaten fragmenten DEEL 6
Friedrich Nietzsche Nagelaten fragmenten DEEL 6 : h e r f s t i 8 8 5 - h e r f s t i 8 8 7
Teksteditie en annotatie door Giorgio Colli en Mazzino Montinari
Vertaald door Mark Wildschut
SUN
De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van het Fonds voor de Letteren Oorspronkelijk: Band 12 van Nietzsches Sämtliche Werke. Kritische Studienausgabe in 15 Bänden. München/Berlijn/New York (Deutschen Taschenbuch Verlag / Walterde Gruyter) 1980; 1988 2 . Deze tekst is identiek met deel v m van de Kritische Gesamtausgabe. Berlijn (Walter de Gruyter) 1967-1977 Omslagontwerp en boekverzorging: Leo de Bruin, Ooij © 1988 by Walter de Gruyter GmbH & Co. K G , Berlin/New York. All rights reserved © Nederlandse vertaling: Uitgeverij SUN, Nijmegen 2001 ISBN 90 6168 596 6 NUGI 611
Inhoud Voorbericht van de Nederlandse uitgever - 7 Opmerking vooraf Mazzino Montinari - 9 i [1-247] = N VII 2b:herfst 1885 - voorjaar 1886 - 13 2 [1-210] = W1 8: herfst 1885 - herfst 1886-55 3 [1-19] = W17b en 13b, Mp x v 12b en ib: begin 1886 - voorjaar 1886 -136 4 [1-9] = D i8,Mpxv2c,xvi 13a,xvi ib: begin 1886 - voorjaar 1886-140 5 [1-110] = N vi 113: zomer 1886 - herfst 1887-146 6 [1-26] = Mpxivi,pp.416-420,xvn3a,xv2d,Pii 12b,p.37: zomer 1886 - voorjaar 1887 -180 7 [1-70] =Mpxvii3b: eind 1886-voorjaar 1887-193 8 [1-8] =Mpxvii3c: zomer 1887- 255 9 [1-190] = Wn 1: herfst 1887-267 10 [1-300] = W11 2: herfst 1887-351 Noten-451 Kroniek van Nietzsches leven: herfst 1885 - december 1887-469 Nawoord bij de nagelaten fragmenten van herfst 1885 tot januari 1889 Giorgio CoHt-489
Voorbericht van de Nederlandse uitgever
Met de verschijning van de delen 6 en 7 van de Nederlandse vertaling van de Nachgelassene Fragmente van Friedrich Nietzsche is een begin gemaakt met de publicatie in het Nederlands van dit zo belangwekkende deel van zijn werk, dat de delen 7 tot en met 13 beslaat van de thans als standaardeditie geldende uitgave door Giorgio Colli en Mazzino Montinari: Friedrich Nietzsche, Sämtliche Werke. Kritische Studienausgabe in 15 Bänden ( K S A ) . München/Berlijn-New York (Deutscher Taschenbuch Verlag / Walter de Gruyter) 1980; 1988 2 ). De uitgever heeft er in overleg met de vertalers de voorkeur aan gegeven te beginnen met de publicatie van de twee laatste delen, die tezamen het materiaal bevatten van Nietzsches nooit gerealiseerde hoofdwerk waarvan het begrip Wil tot macht het middelpunt zou zijn. Het leek hun goed het Nietzsche-debat in Nederland te verrijken met een nieuwe, getrouwe vertaling van de niet-corrupte editie van dit zo belangrijke complex teksten van Nietzsche. Deze delen 6 en 7 bevatten de vertaling van de delen 12 en 13 van de Kritische Studienausgabe. Uitgever en vertalers hopen in 2002 de reeks voort te zetten met de publicatie van de delen 1 en 2, zijnde de vertaling van de delen 7 en 8 van de KS A. De delen 3,4 en 5 zullen later verschijnen. De vertalers, Mark Wildschut en Michel van Nieuwstadt, beschouwen de vertaling van Nietzsches Nachgelassene Fragmente als een gezamenlijk werk, al blijft ieder van hen verantwoordelijk voor zijn eigen vertaling. Z o vertaalde Mark Wildschut deel 12 en Michel van Nieuwstadt deel 13, maar alleen door intensieve samenwerking kon een hoge mate van homogeniteit van het begrippenapparaat, de terminologie en de toon worden bereikt. De vertalers nemen zieh voor na voltooiing van de vertaling van alle delen verantwoording af te leggen van hun werkwijze, van de keuzes die ze hebben gemaakt, en verslag te doen van de belangrijkste discussiepunten. De Nederlandse editie volgt tot in alle details van indeling, nummering en redactie haar Duitse voorbeeld op de voet. Z o wordt in het notenapparaat voor de werken van Nietzsche steeds verwezen naar de Kritische Studienausgabe, waaraan behalve dit notenapparaat 00k het
8
VOORBERICHT
Nawoord en de Kroniek van Nietzsches leven, voorzover relevant voor het onderhavige deel, zijn ontleend. Uitgever en vertalers hechten eraan vanaf deze plaats hun dank uit te spreken jegens prof. dr. Paul van Tongeren, voor zijn steun, kritische aandacht en aanmoediging.
9
Mazzino Montinari -
Opmerking vooraf
De tekst van de Kritische Studienausgabe (KSA) is identiek met de banden van de Kritische Gesamtausgabe der Werke (KGW). [...] De Nagelatenfragmenten worden zonder enige systematische ordening gepubliceerd, precies zoals zij in hun handgeschreven versie ter beschikking staan. Bij de publicatie zijn strikt chronologische principes gehanteerd, waarbij van elke systematische ordening door de tekstbezorgers is afgezien. De handschriften worden dus in de volgorde gepubliceerd die overeenkomt met hun moment van ontstaan. Elke afzonderlijke bladzij van een handschrift wordt ofwel volgens de door Nietzsche zelf aangebrachte indeling van de bladzijden weergegeven, ofwel volgens die bladzij-volgorde waartoe men met zekerheid op grond van zijn gewoonte bij het opschrijven (bijv. zijn gewoonte om in zijn cahiers achteraan te beginnen en zo naar voren te werken) kan concluderen. Ontbreken deze aanknopingspunten, dan geldt de archivarische bladzij-nummering. Het principe dat elk handschrift apart wordt afgedrukt, wordt ingeperkt en vervangen door het criterium van de opeenvolging in tijd wanneer een handschrift lagen uit verschillende periodes bevat. In dat geval worden de verschillende lagen los van elkaar gepubliceerd. Niet opgenomen zijn briefontwerpen en plannen voor brieven, notities en opmerkingen van niet inhoudelijke en toevallige aard, bijvoorbeeld waar het de aanduiding van financiele kwesties betreft, berekeningen, notities over prijzen, reisdoelen, wandelbestemmingen, bezoeken en dergelijke. Van de voorstadia en het voorwerk van wat zieh in de door Nietzsche zelf gepubliceerde werken bevindt of in uitgewerkte vorm in de nagelaten fragmenten zelf kan worden aangetroffen, werden die achterwege gelaten die zieh van de latere versie slechts formeel onderscheiden; daar wordt dan echter in de noten aandacht aan geschonken. Spelling en interpunetie van de handschriften zijn principieel gehandhaafd; niet te vermijden ingrepen zijn in het apparaat van de Kritische Gesamtausgabe gedocumenteerd. De doorlopende nummering van de manuscripten resp. van hun lagen stamt van de tekstbezorgers; die begint binnen elk chronolo-
IO
Mazzini Montinari
gisch blok voor de desbetreffende groep van nagelaten fragmenten weer van voren af aan (in deel i, 2,3,4 en 6). Elk manuscript resp. elke laag van een manuscript is voorzien van een cijfer dat met de chronologische volgorde correspondeert; de fragmenten binnen een (laag van een) manuscript zijn eveneens doorlopend genummerd, zodat zieh naast het cijfer ter aanduiding van het (de laag van een) manuscript, een cijfer tussen Vierkante haken bevindt dat een verwijzing vormt naar de vast te stellen opeenvolging van de fragmenten in het manuscript, resp. in de laag van een manuscript. Voorts zijn de volgende tekens en sigla gebruikt. < > toevoeging van de tekstbezorgers [ ] [-] [—] [ ]
door de tekstbezorgers toegevoegde titels een woord onleesbaar twee woorden onleesbaar drie of meer woorden onleesbaar onvolledige zin [+] hiaat in het manuscript.
gecursiveerd in manuscript onderstreepte tekst KLEiNKAPiTAAL in manuscript twee- of meermalen onderstreepte tekst • verwijzing naar een noot achterin N Notizbücher, 1870-1888 D Druckmanuskripte, 1869-1889 M p Mappen loser Blätter, begin 1871 - begin 1889 W Hefte aus der sogenannten Umwertungs-Zeit, 1884-1889 P Hefte vorwiegend philologischen Inhalts Basler Vorlesungen, 1869-1873 en voorjaar 1887
De laatste twee delen van de Nagelaten fragmenten - in de Nederlandse editie deel 6 en 7; bestaande uit 22 handschriften, te weten 15 grotere Schriften, 3 notitieboeken en 4 mappen met losse Vellen - hebben een speciaal belang, omdat zij (door de volledige en manuscript-getrouwe weergave van alle fragmenten, ontwerpen, plannen en titels vanaf herfst 1885 tot aan het einde van Nietzsches creatieve leven
OPMERKING
VOORAF
II
begin 1889) de basis leveren voor een definitieve oplossing van het uitvoerig bediscussieerde probleem van Nietzsches vermeende hoofdwerk met de titel Der Wille zur Macht (De wil tot macht). In chronologische opeenvolging gelezen bieden de fragmenten een precies en bijna ononderbroken beeld van zijn denken en van zijn literaire intenties vanaf de herfst van 1885 tot aan begin januari 1889. Z e zijn er als het wäre het bewijs van dat de door Peter Gast en Elisabeth Förster-Nietzsche samengestelde compilatie Der Wille zur Macht waaraan in de tot dusver gepresenteerde Nietzsche-edities werd vastgehouden - editorisch onhoudbaar en inhoudelijk buitengewoon dubieus is. In de noten en de kroniek wordt dat gedetailleerd uiteengezet, met als uitkomst, dat, en hoe, Nietzsche zijn literaire plannen in de loop der jaren wijzigde, tot hij uiteindelijk, eind augustus 1888, geheel afzag van publicatie van een werk onder de titel Der Wille zur Macht. Versuch einer Umwerthung aller Werthe. Het is de Verdienste van Karl Schlechta geweest, dat hij de publicatie van de nalatenschap in een chronologische volgorde als principiele editorische eis aan de orde heeft gesteld.1 Toch heeft hij juist aan deze eis in zijn uitgave van Nietzsches nalatenschap uit de zogenaamde 'Umwertungszeit' geen gevolg gegeven, omdat hij precies hetzelfde materiaal van de inmiddels tot overlevering geworden Wille zur Macht simpelweg in een (schijnbaar) chronologische volgorde heeft gepubliceerd. Met andere woorden: Schlechta heeft, zonder het te willen, de selectie uit het hele complex van de nagelaten fragmenten uit de jaren tachtig zoals die door Peter Gast en Elisabeth FörsterNietzsche was gemaakt, inhoudelijk gesanctioneerd.
13
N v 11 2b herfst 1 8 8 5 - v o o r j a a r 1886
[1] Eigenlijk zou ik een kring van diepzinnige en tedere mensen om me heen moeten hebben, die me enigszins tegen mezelf zouden beschermen en me 00k konden opbeuren: want voor iemand die het soort dingen denkt dat ik genoodzaakt ben te denken, ligt voortdurend het gevaar van zelfdestructie op de loer. [2] Laat niemand denken dat je onverhoeds en met beide benen op zekere dag in een zo onverschrokken zielstoestand springt als die waarvan het zojuist gezongen danslied de getuigenis of gelijkenis möge vormen. Alvorens zo te leren dansen moet je eerst flink hebben leren bewegen, leren lopen, en op eigen benen staan is volgens mij al iets wat maar voor weinigen is weggelegd. In de periode waarin je je voor het eerst op je eigen ledematen naar buiten waagt, zonder leibanden en zonder steun, in je eerste nog jonge kracht en bij alle lokroepen van een eigen voor jaar, loop je het meeste gevaar en ga je vaak schuchter, schrikachtig, als een vluchteling, als een banneling, vol gewetensangst en wonderlijk argwanend je weg: - wanneer de jonge vrijheid van de geest als wijn is [3]
De spiegel Ontbreken van een heersende denkwijze. De toneelspelers. Gieba. 1 De nieuwe schaamteloosheid (die van de middelmatigen, bijv. Engelsen, 00k van de schrijvende vrouwen) De wil tot het vooroordeel (nades, partijen enz. Het latente boeddhisme. Het gebrek aan eenzaamheid (en bijgevolg aan goed gezelschap) Alcohol, boek en muziek en andere pepmiddelen. De filosofen van de toekomst. De heersende käste en het anarchisme. i. (It.) 'aardklomp'
H
HERFST 1885-VOORJAAR
1886
De curieuze moeilijkheden van de zonderling, die door zijn plebejische bescheidenheid wordt gehinderd. Gebrek aan karaktervorming. Gebrek aan hogere kloosters. Geleidelijke inperking van de volksrechten. 1 [4] -
-
De leer van de tegenstellingen (goed, kwaad enz.) heeft waarde als opvoedkundige maatregel, omdat ze dwingt partij te kiezen. de sterkste en gevaarlijkste hartstochten die de mens kent en waaraan hij het makkelijkst te gronde gaat zijn zo grondig verketterd, dat de machtigste mensen daardoor zelf onmogelijk zijn geworden, of het gevoel moesten krijgen dat ze siecht waren, 'schadelijk en ontoelaatbaar'. Dit betekent een groot verlies, maar is tot op heden noodzakelijk geweest: thans, nu er door tijdelijke onderdrukking van die hartstochten (van heerszucht, lust in gedaanteverwisseling en misleiding) de nodige tegenkrachten zijn opgewekt, behoort de ontketening ervan weer tot de mogelijkheden, al zullen ze niet meer de oude wildheid kennen. Wij permitteren onszelf de tamme barbarij: kijk naar onze kunstenaars en staatslieden De synthese van de tegenstellingen en de tegengestelde driften een teken van de algehele kracht van een mens: hoeveel kan zij BETEUGELEN?
-
een nieuw begrip van heiligheid: Plato's na'iviteit - niet langer het contrast met de verketterde driften op de voorgrond aantonen in hoeverre de Griekse religie hoger stond dan de joodschristelijke. De laatste won het pleit, omdat de Griekse religie zelf ontaard (ACHTERUIT gegaati) was.
Doel: de heiliging van de machtigste, schrikwekkendste en laagst aangeschreven krachten, oftewel, om een oude beeldspraak te gebruiken: de vergoddelijking van de duivel 1 [5] - Ik hanteer als maatstaf hoe ver een mens, een volk kan gaan in de ontketening van zijn vreselijkste driften en er een voor zichzelf heilzame wending aan kan geven, zonder eraan te gronde te gaan: in hoeverre hij ze juist vruchtbaar weet te maken in daad en werk - de uitleg van alle tegenslagen als het werk van onverzoende geesten, dat is wat de massa tot dusver tot religieuze culten dreef. Zelfs
i [4]-I [7]
15
het hogere morele leven, dat van de heilige, is slechts uitgevonden als een van de middelen om onverzoende geesten tevreden te stellen. - de uitleg van onze belevenissen alsook van onze tegenslagen als door de voorzienigheid beschikte wenken van een welwillende, opvoedende godheid: - ontstaan van het vaderlijke godsbegrip uit de patriarchale familie. - de absolute verdorvenheid van de mens, de onvrijheid om het goede te kiezen en bijgevolg de uitleg van al onze handelingen met behulp van de interpretatie vanuit het siechte geweten: uiteindelijk genade. Wonderdaad. Plotselinge ommekeer. Paulus, Augustinus, Luther - de barbarisering van het Christendom door de Germanen: de halfgoddelijke wezens en de vele verzoeningsculten, kortom het voorchristelijke standpunt komt terug. Z o 00k het systeem van compositio. - Luther vertolkt de fundamentele logica van het Christendom, de onmogelijkheid van de moraal en dus van de zelfvoldaanheid, de noodzaak van de genade en dus van wonderen alsook van de predestinatie. Eigenlijk een erkenning van overwonnen-zijn en een uitbarsting van zelfverachting. - 'het is onmogelijk je schulden af te lossen', uitbarstingen van heilsbegeerte en van culten en mysterien. 'Het is onmogelijk vrij te worden van zonde', uitbarsting van het Christendom van Paulus, Augustinus en Luther. Eertijds was het ongeluk van buitenaf de aanzet om religieus te worden: later was dat het innerlijke ongeluksgevoel, het niet-verlost-zijn, angst, onzekerheid. Waarin Christus en Boeddha uitmunten: het schijnt het innerlijke geluk te zijn dat hen religieus maakt i [6] - het gevoel tot een hogere rangorde te behoren is dominerend in het zedelijke gevoel: het is de zelfgetuigenis van de hogere kaste, wier handelingen en status vervolgens weer als teken gelden van een gezindheid die maakt dat iemand in die kaste thuishoort of zou moeten horen i [7] - eerst wordt het zedelijke gevoel in relatie tot de mens (standen voorop!) ontwikkeld, pas later wordt het naar handelingen en karaktertrekken toe vertaald. In de diepste grond van dat gevoel schuilt het pathos van de distantie.
•
l6
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
i [8] - de onkunde van de mens en het niet-nadenken zijn er de oorzaak van dat de individuele toerekening pas laat tot stand komt. Men voelt zieh te onvrij, in geestelijk opzicht te onontwikkeld en door plotseling opkomende driften te zeer meegesleept om anders over zichzelf te hoeven denken dan over de natuur: 00k in ons roeren zieh demonen. 1 [9] - Menselijk, al te menselijk. Je kunt niet over moraal nadenken zonder onwillekeurig zelf een moraal in praktijk te brengen en uit te dragen. Z o werkte ik indertijd aan die verfijning van de moraal die 'beloning' en 'straf al 'amoreel' vindt en het begrip 'rechtvaardigheid' niet meer als 'liefdevol begrijpen', in feite 'goedkeureri kan opvatten. Misschien is dat zwakte, misschien overdrijving, misschien 00k [10] - de 'straf' ontwikkelt zieh in het meest besloten domein, als reactie van de machthebber, van de heer des huizes, als uitdrukking van zijn woede over de veronachtzaming van zijn bevel en verbod. - Vooraf aan de zedelijkheid van de zede (waarvan de canon luidt dat 'al het traditionele geeerd moet worden') gaat de zedelijkheid van de heersende persoon (waarvan de canon luidt dat 'alleen wie beveelt geeerd wordt'). Het pathos van de distantie, het gevoel voor rangonderscheid, ligt in laatste instantie aan de basis van alle moraal. [11] - 'Ziel'uiteindelijk als'subjeetbegrip' [12] - Als de dingen onbekend zijn, is de mens het 00k. Wat is dan nog loven en laken! [13] - ik begrijp niet hoe iemand theoloog kan zijn. Ik zou niet graag geringschattend denken over dit soort mensen, het zijn immers niet louter kennismachines [14] - Elke handeling waartoe een mens niet in Staat is, wordt door hem verkeerd begrepen. Het is een ereteken om in je handelingen altijd verkeerd te worden begrepen. Dat is dan 00k noodzakelijk, en geen reden tot verbittering. [15] - Het is geen onbaatzuchtigheid als ik liever over de causaliteit dan over het proces met mijn uitgever nadenk; mijn nut en mijn genot
I[8]-.[21]
17
Staat aan de kant van de kennis, mijn gespannenheid, onrust, hartstocht is juist daar het langst werkzaam geweest. [16] Gedachten zijn handelingen [17] - wat hebben we in vijftig jaar niet anders leren denken! De hele Romantiek met haar geloof in het 'volk' is weerlegd! Geen homerische dichtkunst als volkspoezie! Geen vergoddelijking van de grote natuurmachten! Geen rassenverwantschap alleen op grond van taalverwantschap! Geen 'intellectuele aanschouwing' van het bovenzinnelijke! Geen in de religie versluierde waarheid! [18] Het probleem van de waarachtigheid is volstrekt nieuw. Ik sta versteld: we achten figuren als Bismarck in dat opzicht schuldig uit nalatigheid, figuren als Richard Wagner uit gebrek aan bescheidenheid, Plato zouden we met zijn pia fraus 1 veroordelen, Kant vanwege de afleiding van zijn categorische imperatief, terwijl het geloof hem vast en zeker niet längs die weg is ingegeven [19] - Uiteindelijk keert de twijfel zieh 00k tegen zichzelf: twijfel aan de twijfel. En de vraag naar de rechtmatigheid van de waarachtigheid en de draagwijdte ervan dient zieh aan[20] - AI onze bewuste motieven zijn oppervlakte-fenomenen: daarachter woedt de strijd van onze driften en toestanden, de strijd om de macht. [21] - Dat deze melodie mooi klinkt wordt kinderen niet door autoriteit of onderricht bijgebracht: net zo min als het welbehagen bij de aanblik van een eerbiedwaardig mens. De waardeschattingen zijn aangeboren, wat Locke 00k beweert!, overgeerfd; dat neemt niet weg dat ze zieh sterker en fraaier ontplooien als de mensen die voor ons zorgen en ons liefhebben de zaken op dezelfde manier beoordelen. Wat een marteling voor een kind om altijd zijn goed en kwaad tegen zijn moeder in te moeten doordrijven en waar het bewondert te worden uitgejouwd en verguisd! 1. (Lat.) 'vroom bedrog; leugen om bestwil'
l8
HERFST 1885-VOORJAAR 1886
i [22] - Hoeveel verschillends schuilt er niet in wat we als 'zedelijkgevoel' ervaren? Daarin zit verering, vrees, geraakt-zijn als door iets heiligs en geheims, daarin spreekt iets bevelends, iets wat zichzelfbelangrijker vindt dan wij; iets verheffends, iets wat in vuur en vlam zet of rüstig en diepzinnig stemt. Ons zedelijke gevoel is een synthese, een tegelijk weerklinken van alle overheersende en onderdanige gevoelens die zieh in de geschiedenis van onze voorvaderen geroerd hebben 1 [23] - Watpleit voor het heden. De gezondheid wordt bevorderd, ascetisch-wereldverzakende denkwijzen (met hun wil tot ziekte) nauwelijks begrepen. AI het mogelijke geldt en laat men gelden en kan op erkenning rekenen; vochtige milde lucht waarin elk soort plant gedijt. Het is het paradijs voor alle kleine weelderige vegetatie 1 [24] - Ziel en adem en bestaan gelijkgesteld aan esse'. Het levende is het zijn: verder is er geen zijn. 1 [25] ~ 'Goedemensen zijn allemaal zwak: ze zijn goedomdatze niet sterk genoeg zijn om siecht te zijn', zei het Latoeka-opperhoofd Comorro tegen Baker
•
1 [26] gin is Arabisch en betekent spiritus (= g'inn)
•
1 [27] ' Zwakke harten kennen geen ongeluk', zeggen ze in het Russisch 1 [28] - alle bewegingen moeten als gebaren worden opgevat, als een soort taal middels welke de krachten elkaar begrijpen. In de anorganische wereld bestaat geen misverstand, de mededeling lijkt volmaakt. In de organische wereld begint de dwaling. 'Dingen', 'substanties', eigenschappen, bezig-'heden' - dat alles moet je niet naar de anorganische wereld overhevelen! Het zijn de speeifieke dwalingen die de Organismen in S t a a t stellen te leven. Probleem van de mogelijkheid tot 'dwaling'? De tegenstelling is niet 'onwaar' en 'waar', maar 'afkortingen van de tekens' tegenover de tekens zelf. Het wezenlijke is: de ontwikkeling van vormen die veel bewegingen representeren, de uitvinding van tekens voor hele genres van tekens. i.(Lat.) 'zijn; bestaan'
' [ " ] - ! [33]
19
- alle bewegingen zijn tekens van een innerlijk gebeuren; en elk innerlijk gebeuren drukt zieh in zulke vormveranderingen uit. Het denken is nog niet het innerlijke gebeuren zelf, maar op zijn beurt slechts een tekentaal voor het bewaren van het machtsevenwicht tussen affecten. i [29] - de vermenselijking van de natuur - de uitleg volgens ons. 1 [30] A . Psychologisch uitgangspunt: - ons denken en waarderen is slechts een uitdrukking voor daarachter heersende begeerten. - de begeerten specialiseren zieh steeds meer: hun eenheid is de wil tot macht (om de uitdrukking te gebruiken van de sterkste van alle driften, die alle organische ontwikkeling tot nu toe heeft gedirigeerd) - reduetie van alle organische basisfuneties tot de wil tot macht - vraag of deze niet eveneens in de anorganische wereld het mobile1 is? Want in het mechanistische wereldbeeld is er altijd nog een mobile nodig. - 'natuurwet': als formule voor de onvoorwaardelijke instelling van machtsrelaties en -graden. - de mechanische heweging is slechts een uitdrukkingsmiddel van een innerlijk gebeuren. - 'oorzaak en gevolg' 1 [31] - de strijd als het middel om evenwicht te bereiken 1 [32] - de aanname van atomen is alleen maar een consequentie van het subject- en substantiebegrip: ergens moet er 'een ding' zijn waar de activiteit van uitgaat. Het atoom is de laatste spruit van het zielsbe-
1 [33] - aan het schrikwekkendste en diepste verlangen van de mens, zijn machtsdrift - men noemt die drift 'vrijheid' - moet het langdurigst paal en perk gesteld worden. Daarom is de ethiek er tot op heden met haar onbewuste opvoeders- en telersinstincten op gericht geweest 1.(Lat.) 'hetbewegende',hierindezinvandrijvendekracht
20
HERFST 1885-VOORIAAR
1886
de machtswellust binnen de perken te houden: zij zet het tirannieke individu in een kwaad daglicht en benadrukt met haar verheerlijking van de gemeenschapszorg en de vaderlandsliefde het machtsinstinct van de kudde. [34] - Overeenkomstig de natuur moeten de krachten van de mensheid zieh in een bepaalde volgorde ontwikkelen, waarbij eerst de ongevaarlijke worden gevormd (geprezen, goedgekeurd) en omgekeerd de sterkste het langst verketterd en belasterd blijven. [35]
De wil tot macht Poging tot een nieuwe uitleg van al het gebeuren. Door Friedrich Nietzsche.
[36] de wereld van het denken slechts een tweede gradatie van de verschijningswereld [37] - de bewegingen zijn niet 'bewerkstelligd' door een 'oorzaak': dat zou weer het oude zielsbegrip zijn! - ze zijn de wil zelf, zij het niet geheel enal! [38] N. B. Het geloof in causaliteit gaat terug op het geloof dat ik het ben die werkzaam is, op de scheiding tussen de 'ziel' en haar activiteit. Dus een oeroud bijgeloof! [39] Het herleiden van een gevolg tot een oorzaak betekent: terug naar een subject. Alle veranderingen gelden als teweeggebracht door subjecten. [40] - het huidige
Stadium van de moraliteit eist:
a) geen straf!
. , , . 1 geen vergeldins! 2)geenbelomng- 1 3) geen serviliteit 4)geenpiafraus! [41] - we verdragen de aanblik ervan niet meer, bijgevolg schaffen we de slaven af
I[34]-I[46]
21
[42] Tout comprendre c'est tout pardonner1 is een lievelingsuitdrukking van de slapjanussen en gewetenlozen: en het is 00k nog dorn. O, als ze eerst maar eens op het 'comprendre' wilden wachten: volgens mij zouden ze zelden aan vergiffenis toekomen! En trouwens, waarom zou je juist vergeven als je iets begrepen hebt? Stel dat ik heel goed zou begrijpen waarom deze zin me niet goed gelukt is, zou ik hem dan niet mögen schrappen? - Er zijn omstandigheden waarin je een mens schrapt omdat je hem hebt begrepen. [43] - het begrip' verandering' veronderstelt al het subject, de ziel als substantie [44] - dat mensen aanstoot nemen aan de leer 'van de onvrijheid van de wil' komt omdat het lijkt alsof die leer beweert dat 'je alles wat je doet niet vrijwillig, maar onvrijwillig, dus onder dwang doet'. Nu weet iedereen hoe het aanvoelt als je iets onvrijwillig doet. Die leer lijkt dus in te houden dat je alles wat je doet onvrijwillig en dus nietgraag doet, 'tegen je wil' - en dat wil niemand toegeven, omdat iedereen van alles, juist 00k veel 'morele' handelingen, graag doet. Men vat 'onvrije wil' dus op als 'onder dwang van een vreemde wil': alsof er beweerd werd: 'alles wat je doet, doe je onder dwang van een vreemde wil'. De gehoorzaamheid jegens de eigen wil vat men niet op als dwang, want daar komt genot bij kijken. Datjejezelfbeveelt, dat heet 'vrijheid van de wil' [45]
Sapientia victrix.2 Voorspel tot een filosofie van de toekomst.
[46] Religies bestaan de längste tijd zonder dat ze met de moraal zijn versmolten: vrij van moraal. Men zou zieh eens moeten afvragen wat elke religie eigenlijk wil - nu ligt dat inzicht immers nog voor het oprapen: men wil door haar niet alleen van de tiood maar vooral van de angst voor de nood verlost worden. Alle noden worden gezien als het werk van boze, vijandig gestemde geesten: weliswaar is niet alle 1. (Fr.) 'alles begrijpen is alles vergeven' 2. (Lat.) 'de zegevierende wijsheid'
22
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
nood die iemand overkomt' verdiend', maar het wekt wel de gedachte aan iets waardoor een geest door ons getergd zou kunnen zijn; de mens beeft voor onbekende ronddolende monsters en wil ze vriendelijk stemmen. Daarbij onderzoekt hij zijn eigen gedrag: en als er al middeltjes zijn om bepaalde geesten, die hij kent, vriendelijk te stemmen, vraagt hij zieh af of hij daartoe 00k echt alles heeft gedaan wat in zijn vermögen lag. Zoals een hoveling zieh afvraagt of hij iets misdaan heeft als hij merkt dat zijn vorst slechtgeluimd is: - hij zoekt naar een nalatigheid en dergelijke. 'Zonde' is oorspronkelijk datgene wat een of andere geest diep zou kunnen krenken, een of andere nalatigheid, een : dan heb je iets goed te maken. - Alleen voorzover een geest, een godheid uitdrukkelijk 00k bepaalde morele geboden heeft ingesteld als middelen om hem te behagen en te dienen, duikt in de zonde 00k de morele waardeschatting op, of veeleer: dan pas kan een overtreding van een moreel gebod als 'zonde' worden ervaren, als iets dat wegvoert van God, dat hem krenkt en 00k gevaar en nood van zijn kant oplevert. 1 [47] Slimheid, voorzichtigheid en voorzorg (in contrast met indolentie en bij de dag leven) - tegenwoordig lijkt het wel of je een handeling omlaaghaalt als je zulke motieven aanvoert. Maar wat heeft het niet gekost om die eigenschappen aan te kweken! In de slimheid een deugd zien - dat is nog Grieks! Hetzelfde geldt voor de nuchterheid en 'bezonnenheid' in tegenstelling tot het handelen vanuit gewelddadige impulsen, tot de 'naiviteit' van het handelen. 1 [48] De absolute overgave (in de religie) als reflex van de slaafse of vrouwelijke overgave ( - het eeuwig-vrouwelijke is de ge'idealiseerde slavenmentaliteit) 1 [49] De morele waarde van een handeling afmeten aan het beoogde doel: veronderstelt dat het oogmerk echt de oorzaak is van de handeling en dat betekent toch dat je het oogmerk ziet als volmaakte kennis, als 'een ding op zieh'. Uiteindelijk is het toch alleen het bewustzijn van de uitleg van een toestand (van onlust, begeerte enz.) 1 [50] - de taal dient ertoe om toestanden en begeerten aan te duiden: dus
I[47]-I[53]
23
begrippen zijn herkenningstekens. Logica is daarin niet beoogd; logisch denken is een vorm van ontleden. Maar elk ding dat we 'begrijpen', elke toestand is een synthese die je niet kunt 'begrijpen' maar wel kunt aanduiden: en 00k dat alleen doordat je een zekere gelijkenis ziet met wat daarvoor geweest is. Feitelijk is elke innerlijke geestelijke activiteit, en 00k elk denken 'onwetenschappelijk'. 1 [51] Denkers van laag of oneerlijk allooi begrijpen de heerszucht, en 00k al de behoefte om ergens in uit te blinken, verkeerd: voor hen vallen die allebei onder de ijdelheid, alsof het erom ging er in de opinie van andere mensen voor te staan als iemand die geeerd, gevreesd of aanbeden wordt. 1 [52] Naar wetenschappelijke maatstaven is de waarde van elk moreel waardeoordeel van de ene mens over de andere miniem: elk woord tast in het duister en hangt van waanvoorstellingen en onzekerheden aan elkaar. 1 [53] Dit zijn onderscheiden taken: 1) vaststellen en onder woorden brengen wat de huidige (en binnen een beperkt cultuurgebied) heersende vorm is van morele beoordeling van mensen en handelingen 2) de hele morele codex van een tijd is een symptoom, bijvoorbeeld als middel tot zelfbewondering of als uiting van ontevredenheid of tartufferie: behalve de vaststelling van het huidige karakter van de moraal is het ten tweede dus zaak een verklaring en uitleg van dit karakter te geven. Want op zichzelf genomen is zij voor velerlei uitleg vatbaar. 3) het ontstaan van deze juist thans heersende beoordelingswijze verklaren, 4) die aan een kritiek onderwerpen respectievelijk vragen: hoe sterk is ze? Waarop heeft ze invloed? Wat komt er van de mensheid die in haar ban is (of van Europa) terecht? Welke krachten bevordert ze, welke onderdrukt ze? Maakt ze gezonder, zieker, moediger, fijngevoeliger, kunstbehoevender enz.? Hier is al voorondersteld dat er geen eeuwige moraal bestaat: dit mögen we bewezen achten. Evenmin als er eeuwige oordelen bestaan over voeding. Maar nieuw is de kritiek, de vraag: is 'goed'
24
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A AR 1886
echt 'goed'? En welk nut heeft wellicht wat nu wordt afgekeurd en beschimpf? We moeten rekening gaan houden met de tijdsafstanden. 1 [54] Het karakter van de onvoorwaardelijke wil tot macht is op alle gebieden van het leven voorhanden. Dat we een zeker recht hebben het bewustzijn te loochenen geeft ons nog lang niet het recht de drijvende affecten te loochenen, bijvoorbeeld in een oerwoud. (Bewustzijn bevat altijd een dubbele spiegeling - er bestaat niets onmiddellijks.) 1 [55] Grondvraag: hoe diep reikt het morele? Is het alleen maar aangeleerd? Is het een uitdrukkingsvorm? Alle diepzinnigere mensen zijn het erover eens - Luther, Augustinus, Paulus zijn zieh er in aanzet van bewust - dat onze moraliteit en de gebeurtenissen die daarmee samenhangen niet met onze bewuste wil stroken - kortom, dat de verklaring vanuit doelbewuste voornemens niet toereikend is. 1 [56] Objectief, hard, standvastiß, streng blijven in het doorzetten van een gedachte - dat speien de kunstenaars nog het beste klaar; maar als iemand daar mensen voor nodig heeft (zoals leraren, staatslieden enz.) is het met de rust en de koelbloedigheid en hardheid snel gedaan. Bij figuren als Caesar en Napoleon kun je iets bevroeden van wat het kan betekenen 'belangeloos' aan zijn marmer te werken, al vergt dat nog zoveel menselijke offers. In die lijn ligt de toekomst van de hoogste mensen: de grootste verantwoordelijkheid dragen en daar niet onder bezwijken. - Tot op heden was er bijna altijd zogenaamde inspiratie voor nodig om zelfs het geloof aan zijn gelijk niet te verliezen en zijn hand niet te overspeien. 1 [57] Gedaanteverwisselingen van de wil tot macht, de gestalten die hij aanneemt, zijn specialisaties - parallel aan de morfologische ontwikkeling beschrijven! 1 [58] Elk van onze fundamentele driften leidt tot een andere perspectivische inschatting van al het gebeuren en beleven. Elk van deze driften voelt zieh door elke andere geremd of versterkt, gestreeld, elk volgt in haar ontwikkeling haar eigen wet (haar op en neer, haar tempo enz.) - en de ene sterft af als de andere opkomt.
I[54]-I[6I]
25
De mens als een veelheid van 'willen tot macht': elk met een veelheid aan uitdrukkingsmiddelen en vormen. De afzonderlijke zogenaamde 'hartstochten' (bijv. de mens is wreed) zijn slechts^ictieve eenheden, voorzover alles wat vanuit de verschillende fundaméntele driften voor het bewustzijn geii/faoortig lijkt, synthetisch tot één enkel 'wezen' of'vermögen', tot één hartstocht verdicht wordt. Dus net zoals de 'ziel' zelf een uitdrukking is voor alle bewustzijnsfenomenen: een uitdrukking die we echter als oorzaak van al diefenomenen interpreteren (het 'zelfbewustzijn' is fictief!) 1 [59] Al het materiéle is een soort bewegingssymptoom voor een onbekend gebeuren: al het bewuste en gevoelde is op zijn beurt weer symptoom van onbekende . D e wereld die zieh vanuit deze beide kanten aan ons te verstaan geeft zou nog vele andere Symptomen kunnen hebben. Er bestaat geen noodzakelijk verband tussen geest en materie, alsof zij op een of andere manier de uitbeeldingsvormen zouden uitputten en er de enige representanten van waren. Bewegingen zijn Symptomen, gedachten zijn eveneens Symptomen: achter beide zijn de begeerten aantoonbaar, en de fundaméntele begeerte is de wil tot macht. - 'Geest op zieh' is niets, zoals 00k 'beweging op zieh' niets is 1 [60] Het is bijna komisch dat onze filosofen eisen dat de filosofie met een kritiek van het kenvermogen begint: is het gezien het gegroeide wantrouwen jegens alle uitkomsten van de tot dusver opgedane kennis niet uiterst onwaarschijnlijk dat het orgaan van de kennis zichzelf kan 'kritiseren'? De reduetie van de filosofie tot de 'behoefte aan kentheorie' werkt komisch. Alsof op die manier zekerheid valt te verkrijgen! 1 [61] Alles wat tot het bewustzijn doordringt is de laatste schakel in een keten, een afsluiting. Dat een gedachte rechtstreeks de oorzaak zou zijn van een andere gedachte is slechts schijn. Het eigenlijk ermee verbonden gebeuren speelt af onder ons bewustzijn: wat verschijnt als een opeenvolging en aaneenschakeling van gevoelens, gedachten enz., zijn Symptomen van het eigenlijke gebeuren! Onder elke gedachte schuilt een affect. Elke gedachte, elk gevoel, elke wil is niet uit één bepaalde drift geboren, maar is een totaaltoestand,
26
HERFST 1885-VOORJ AAR
1886
een algeheel oppervlak van het hele bewustzijn, en vloeit voort uit de op dat moment gegeven machtsconstellatie van alle ons constituerende driften - dus zowel van de juist heersende drift als van de daaraan gehoorzamende of haar weerstrevende driften. De eerstvolgende gedachte is een teken hoe de hele machtsconstellatie inmiddels is verschoven. 1 [62] ' Wil' - een bedrieglijke verdingelijking. 1 [63] - Hoe zal Goethe ons later in de oren klinken! hoe onzeker, hoe zweverig! En zijn Faust - wat een toevallig en tijdgebonden en nauwelijks noodzakelijk en blijvend probleem! Een ontaarding van de kennende, een zieke, niets meer! Geenszins de tragedie van de kennende zelf! Niet eens die van de 'vrije geest'. 1 [64]
Mensenliefde. Rechtvaardigheid. Wreedheid. Beloning en straf. alles heeft zijn voor en tegen al gehad Zelf-genoegzaamheid. Redelijkheid Rangorde. Slavernij (overgave) al het loven en laken is perspectivisch vanuit een wil tot macht, 'aangeboren ideeen' de ziel, het ding - onjuist. Net als 'de geest'.
1 [65] Hoofdstukken over de uitleg de verdingelijking het voortleven van voorbije idealen (bijv. de slavenmentaliteit bij Augustinus) 1 [66] De mensenliefde van de Christen, die geen onderscheid maakt, is pas mogelijk bij de voortdurende aanschouwing van God, in verhouding tot wie het niveauverschil tussen mens en mens miniem, ja de mens zelf hoe dan ook zo onbetekenend wordt dat de verschillen in grootte er niet meer toe lijken te doen: zoals groot en klein gezien vanaf een hoge berg, mierenachtig en eender worden. - Laten we deze gering-
I[62]-I[73]
27
schatting van de mens in het algemeen in het christelijke gevoel van de mensenliefde niet over het hoofd zien: 'je bent mijn broeder, wie of wat je 00k bent, ik weet al hoe je je voelt - namelijk siecht!' enz. In feite is zo'n Christen uiterst opdringerig en onbescheiden van aard. Omgekeerd: als we God laten varen missen we een type wezen dat hoger is dan de mens: en het 00g leert haarfijti de verschillen zien met dit 'hoogste wezen'. [67] - Ik sta wantrouwig tegenover de beschouwelijken, in zichzelfverzonkenen, verzaligden onder de filosofen: - daar ontbreekt de scheppende kracht en de finesse van de oprechtheid, die erkent dat in het tekort 00k je kracht ligt [68] De metamorfose van het moreel verworpene in het moreel bewonderde - en omgekeerd. [69] - sommigen zoeken in het innerlijk een onvoorwaardelijke verplichting, en zo nodig verzinnen ze er een, anderen willen het bewijzen en daarmee tegelijkertijd inprenten [70] - wat oogt de mens met zijn religies toch onbescheiden, zelfs als hij zieh voor God in het stof wentelt, zoals de heilige Augustinus! Wat een opdringerigheid! Dit vaderlijke of grootvaderlijke principe op de achtergrond! [71] - De moraal gold onder stervelingen tot dusver als het meest serieuze wat er bestaat: dat is de moralisten ten goede gekomen, die bij de goden - en wie weet eens 00k bij de mensen - op een flink lachsalvo kunnen rekenen: je bekleedt op den duur nooit ongestraft het ambt van leermeester. Mensen 'beleren', mensen willen 'verbeteren' - de aanmatiging van zo'n voornemen [72] Dat de kat genaamd mens altijd weer op haar vier poten, ik wilde eigenlijk zeggen op haar ene poot 'ik' terechtkomt, is slechts een symptoom van zijnfysiologische 'eenheid', of liever gezegd 'eenwording': geen reden om in een 'zielseenheid' te geloven. [73] Moraal is een onderdeel van de leer der affecten: hoe ver dringen de affecten door in het hart van het bestaan?
28
HERFST 1885-VOORJAAR
1886
i [74] Als er al een 'op zieh' bestond, wat zou dan het 'op zieh' van een gedachte zijn? 1 [75] De gedachten zijn tekens van een spei en onderlinge strijd tussen de affecten: ze hangen altijd met de verborgen wortels daarvan samen 1 [76] Wie de waarde van een handeling afmeet aan het oogmerk waarmee ze werd verricht, doelt daarbij op het bewuste oogmerk: maar er speien bij al het handelen veel onbewuste oogmerken mee; en wat als 'wil' en 'doel' op de voorgrond treedt is voor velerlei uitleg vatbaar en is op zichzelf genomen slechts een symptoom. 'Een uitgesproken, uitspreekbaar oogmerk' is een duiding, een interpretatie die verkeerd kan zijn; bovendien een willekeurige simplificatie en vervalsing enz. 1 [77] Het uitrekenen van de hoeveelheid lust als mogelijk gevolg van een handeling en de lust die met de uitvoering van een activiteit zelf gepaard gaat, als het vrijkomen van een gebonden en opgehoopte kracht: hoeveel moeite heeft het al niet gekost om die beide lustgevoelens uit elkaar te houden! Het is lachwekkend! Net zoals de aangename dingen des levens - en zaligheid als morele dronkenschap en zelfaanbidding met elkaar verwisseld worden. 1 [78] Met de mensenkennis is ook de moraal steeds verfijnder geworden: a) in plaats van de zonde als vergrijp tegen G o d 'het onrecht dat ik mezelf aandoe' b) in plaats van te bidden en te verlangen naar wonderbaarlijke hulpc) in plaats van de interpretatie van de belevenis als beloning en s t r a f d) in plaats van de vijandigheid tegenover elke vorm van nood en onrust en strijd e) in plaats van de opdringerige gelijkschakelende mensenliefde van de Christen1 [79] De grootst mogelijke oprechtheid en overtuiging van de waarde van het eigen werk vermag niets: net zo min als de door twijfel ingegeven onderschatting de waarde ervan kan aantasten. Zo is het met alle handelingen gesteld: hoe moreel ik mezelf ook met een beoogde doelstel-
i [74] - 1 1 « 4 ]
29
ling toeschijn, daarmee is op zieh nog gezegd over de waarde van die doelstelling, laat staan over de waarde van de handeling. We zouden de gehele herkomst van een handeling moeten kennen, en niet alleen het stukje waarvan we ons bewust zijn (het zogenaamde oogmerk). Maar dat vergt feitelijk absolute kennis [80] In hoeverre een overwinning op de morele mens mogelijk is: we meten de waarde van een handeling niet meer af aan de gevolgen ervan we meten die ook niet meer af aan het oogmerk waarmee ze werd uitgevoerd [81] Z o min we nog bidden en de handen ten hemel heffen, zullen we op zekere dag ook de kwaadsprekerij en laster niet meer nodig hebben om bepaalde driften in onszelf als vijanden te behandelen; en zo kan ook de macht die ons dwingt mensen en instituties te vernietigen, dit eens doen zonder dat we daarbij zelf last krijgen van gevoelens van verontwaardiging en walging: met goddelijk oog en onverstoord vernietigen! De vernietiging door mensen die zieh goed voelen, voorwaarts! experimentum crucis 1 . [82]
Voorbij goedenkwaad Poging tot een overwinning van de moraal. Door Friedrich Nietzsche.
[83] De religieuze uitleg overwonnen. Moraal hoort thuis in de leer van de affecten (niets dan een middel ze aan banden te leggen, terwijl andere moeten worden aangekweekt. [84]
De overwinning van de moraal Het zelfbehoud van de mens tot op heden een kommervolle aangelegenheid, doordat hij de voor hem gevaarlijkste driften boos1. (Lat.) 'cruciaal experiment'
3°
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
aardig behandelde en aan de schandpaal nagelde en evenzo de op zijn zelfbehoud gerichte slaafs paaide. Verovering van nieuwe machten en gebieden a) de wil tot onwaarheid b) de wil tot wreedheid c) de wil tot wellust d) de wil tot macht 1 [85] gericht als ze zijn op het verstaan van de buitenwereld en op de mededeling aan diezelfde buitenwereld, moeten het intellect en de zintuigen wel oppervlakkig zijn. Volslagen leegheid van de logica1 [86] Arbeidsdeling, geheugen, oefening, gewoonte, instinct, overerving, vermögen, kracht - allemaal woorden waarmee we niets verklaren, maar wel benoemen en aanduiden. 1 [87] Het 'ik' (dat niet samenvalt met de ene bestuurlijke instantie van ons wezen!) is immers slechts een begripsmatige synthese - dus bestaat er helemaal niet zoiets als handelen uit 'egoisme' 1 [88] - dat een of andere bewuste of onbewuste berekening van het lustgevoel dat een daad bij je opwekt (hetzij bij het doen, hetzij naderhand) 00k echt de oorzaakis van die daad, is een hypotheseü! 1 [89] Wij behoren tot het karakter van de wereld, dat lijdt geen twijfel! We hebben geen toegang tot haar dan door onszelf: al het hogere en lagere dat ons aankleeft dient als noodzakelijk toebehorend aan haar wezen te worden opgevat! 1 [90] N.B. We willen onze neigingen en aversies eerlijk toegeven en ons ertegen verzetten er een moreel laagje overheen te leggen. Even stellig als we onze nood niet meer als onze 'strijd met God en de duivel' zullen uitleggen! Laten we natuurgetrouw zijn en toegeven dat 00k wat we moeten bestrijden, zowel binnen als buiten onszelf, zijn goed recht heeft!
i[85]-i[ioo]
31
1 [91] Door de arbeidsdeling zijn de zintuigen haast losgeraakt van het denken en oordelen: terwijl dit vroeger in hen lag, ongescheiden. Nog langer geleden moeten de begeerten en de zintuigen een geweest zijn. 1 [92]
Allestrijd-alhetgebeureniseenstrijd-heeftDUURZAAMHEID nodig. Wat we 'oorzaak' en 'gevolg' noemen laat de strijd varen en beantwoordt bijgevolg niet aan het gebeuren. Het is consequent de tijd in oorzaak en gevolg te loochenen.
1 [93] Laten we wat bijgeloof dat tot op heden rond filosofen schering en inslag was van ons afwerpen 1 [94]
De nieuwe Verlichting Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Door Friedrich Nietzsche.
1 [95] Vrije geesten en andere filosofen. Voorbij goed en kwaad. [96]
Moralisten-moraal
1 [97] Over de verwisseling van oorzaak en symptoom Lust en onlust zijn de oudste Symptomen van alle
waardeoordelen:
maar geen oorzaken van de waardeoordelen! Ergo: lust en onlust vallen net als de morele en esthetische oordelen onder een categorie. 1 [98] De woorden zijn blijvend: de mensen geloven dat 00k de ermee aangeduide begrippen dat zijn! 1 [99] We missen veel begrippen om verhoudingen uit te drukken: hoe snel zijn we niet met 'heer en knecht', 'vader en kind' enz. klaar! [100] Fundaméntele misvatting: een mens legt ieder ander naar zijn eigen maatstaven uit; vandaar de misvatting aangaande veel deugden en
32
HERFST 1885-VOORJAAR 1886
affecten die eigen zijn aan een hogere soort. Zelfs een en dezelfde mens begrijpt zichzelf verkeerd wanneer hij op een minder ogenblik terugkijkt op zijn betere periodes, toen het leven voor hem een feest was. 'Zelfvernedering', 'deemoed' 1 [101] Ach, kennen jullie de stomme tederheid waarmee de boosaardige en schrikwekkende mens vol weemoed terugdenkt aan de tijd waarin hij ooit - of nog - 'anders' was! Voor niemand is de deugd zo verleidelijk, zo zeer vrouw en kind. 1 [102] In de zuiverste bron is een druppel vuil genoeg 1 [103] De hand die zieh voor een gebed wilde uitstrekken, de mond klaar om te züchten - hier vindt de vrije geest zijn overwinning, maar ook zijn stuwing. Op zekere dag wordt de dam overspoeld door het wilde water 1 [104] Vele fijngevoelige zielen willen rust, vrede met hun affecten - ze streven naar objectiviteit, neutraliteit, ze zijn er tevreden mee als toeschouwers over te blijven, - als kritische toeschouwers met een nieuwsgierige en moedwillige superioriteit. Anderen willen uiterlijk rust, een ongevaarlijk leven, - ze willen niet benijd en niet aangevallen worden - en geven liever 'ieder het zijne' - noemen dat 'rechtvaardigheid' en mensenliefde enz. Bij het hoofdstuk: 'De deugden als vermomming'. 1 [105] Het verlies bij alle specialisatie: de synthetische natuur is de hogere. Nu is elke vorm van organisch leven al een specialisatie: de anorganische wereld die daarachter Staat is de grootste synthese van krachten en bijgevolg de hoogste en eerbiedwaardigste. - De dwaling, de perspectivische beperktheid ontbreekt daar. 1 [106] Kunstenaars: geestdriftig, zinnelijk, onnozel, de ene keer overdreven wantrouwig, dan weer veel te goed van vertrouwen 1 [107] - B e n jij i e m a n d die als denker
zijn Stelling t r o u w is, niet als een
scherpslijper maar als een soldaat zijn bevel? Er bestaat niet alleen ontrouw jegens personen.
i[ioi]-i[ii4]
33
i [108] - Medelijden bij iemand die geluk en moed genoeg heeft om zich ook afzijdig te kunnen houden en weg te kunnen kijken, als een epicurische god. [[109]
Despiegel. Filosofie vari het verboden weten. Door Friedrich Nietzsche.
1 [110] God is weerlegd, de duivel niet. Voor scherpziende en wantrouwige ogen, die in Staat zijn diep genoeg in de achtergronden door te dringen, getuigt het schouwspel van het gebeuren niet van waarachtigheid en evenmin van vaderlijke zorg of supérieure redelijkheid; noch iets voornaams noch iets zuivers en trouwhartigs. 1 [m] De Noordse onnatuurlijkheid: alles in zilverachtige nevelen gehuld, het welbehagen moet kunstmatig worden opgewekt, de kunst is er een soort ontwijken van jezelf. Ach, die bleke vreugde, dat oktoberlicht op alle vreugden! De Noordse kunstmatigheid I [112]
DE
BEPROEVER.
Door Friedrich Nietzsche. 1 [113] Argeloosheid van onze kritische filosofen, die niet merken dat scepsis : ze bedoelen dat je eerst het werktuig, namelijk het kenvermogen, test voor je het gebruikt . Dat is nog erger dan een lucifer willen testen voor je hem aansteekt. Het is de lucifer die zichzelf wil testen, of hij zal branden 1 [114] De onvoorwaardelijke noodzaak van al het gebeuren betekent niet dat er sprake zou zijn van enige dwang: wie dat terdege heeft ingezien en ingevoeld Staat hoog op de ladder van de kennis. Zijn geloof schenkt geen vergeving en kan geen excuus zijn - ik schrap een zin die niet goed gelukt is, hoe goed ik ook inzie waarom hij niet gelukt
•
34
HERFST 1885-VOORJA AR
1886
is, want het lawaai van een kar stoorde me - zo schrappen we handelingen en onder bepaalde omstandigheden mensen omdat ze niet gelukt zijn. 'Alles begrijpen' - dat zou betekenen: alle perspectivische verhoudingen opheffen, en dat zou betekenen niets begrijpen, het wezen van de kennende miskennen. [115] Het interpretatieve karakter van al het gebeuren. Geen gebeurtenis Staat op zichzelf. Wat gebeurt is een groep verschijnselen, geselecteerd en samengevat door een interpreterend wezen. [116] De vrees is verder ontwikkeld tot eergevoel, de afgunst tot billijkheid ('ieder het zijne' en zelfs 'iedereen gelijke rechten') de opdringerigheid van de vereenzaamden en bedreigden tot trouw, [117] de logheid van de geest die zieh nestelt waar hij eenmaal terecht is gekomen, de gemakzucht die niets meer wil bijleren, de goedmoedige onderwerping onder een macht en de vreugde in het dienen, het klamme warme broeden op gedachten, op wensen - allemaal Duits - oorsprong van de trouw en de gelovigheid. [118] De deling van een protoplasma in 2 treedt op zodra de macht niet meer toereikend is om het toegeeigende bezit de baas te blijven: de voortplanting is het gevolg van een onmacht. Waar de mannetjes hongerig de wijfjes opzoeken en in ze opgaan is voortplanting het gevolg van een hongergevoel. [119] Het volledig gelijke verloop maar de hogere duiding van het verloopü De mechanistische monotonie van de kracht, maar de toename van het machtsgevoel! 'De tweede keer' - maar er komt geen 'tweede keer'. De absolute inejjectiviteit van het innerlijke gevoel van macht als causaliteit, [120] Een en dezelfde tekst kan op ontelbare manieren worden uitgelegd: er bestaat geen 'juiste' uitleg.
l[lI5]-l[l24] l[l2l]
35
GAI SABER.1 VOORSPEL TOT EEN F I L O S O F I E VAN DE
• TOEKOMST.
1. Vrije geesten en anderefilosofen. 2. Uitleg, geen verklaring van de wereld. 3. Voorbijgoed en kwaad. 4. De spiegel. Een gelegenheid tot zelfbespiegeling voor Europeanen. 5. De filosofen van de toekomst. 1 [122] Overwinning van de affecten? - Nee, niet als dat hun verzwakking en vernietiging zou betekenen. Maar ze in dienst nemen: waarvoor het misschien nodig is ze lange tijd te tiranniseren (niet eerst ieder voor zieh, maar als gemeenschap, ras enz.). Uiteindelijk geven we ze vol vertrouwen de vrijheid terug: ze zullen ons liefhebben als trouwe dienaren en vrijwillig gaan waar het beste van ons heen wil. 1 [123] Geluk en zelfvoldaanheid van de lazzaroni2 of'gelukzaligheid' bij 'vrome zielen' of verterende liefde bij hernhutterige piétisten bewijzen niets aangaande de rangorde tussen de mensen. Als groot opvoeder zou je een ras van zulke 'gelukzalige mensen' onverbiddelijk moeten opzwepen en in het ongeluk störten: het gevaar van verkleining, het gevaar op je lauweren te gaan rusten is direct aanwezig: tegen het spinozistische of epicurische geluk en tegen ieder uitrusten in contemplatieve toestanden. Maar als de deugd het middel is om zo'n geluk te bereiken, nu, dan moeten we 00k de deugd de baas worden 1 [124] Hoe ontstaat de perspectivische sfeer en de dwaling? Voorzover krachtens een organisch wezen niet een wezen maar de strijd zelf naar zelfbehoud, groei en bewustwording streeft. Wat we 'bewustzijn' en 'geest' noemen is slechts een middel en werktuig dankzij niet een subject maar een strijd naar zelfbehoud streeft. De mens vormt het bewijs dat er ontzaglijke krachten in bewe1. (Proveníais) 'vrolijk weten' 2. (It.) 'Napolitaanse bedelaars' (naar Lazarus, de arme man uit de bijbel)
36
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R l886
ging gezet kunnen worden door een klein wezen met een veelzijdige inhoud (of door aanhoudende strijd geconcentreerd in vele kleine wezens). Wezens die met sterren speien [125] - Het geloof'zo en zo is het' omzetten in de wil 'zo en moet het worden'. [126] - De wegen naar het heilige. Slot van 'De wil tot macht'. [127] - er moeten er zijn die alle verrichtingen, niet alleen eten en drinken, heiligen: en niet alleen in de herinnering eraan of in de eenwording ermee, maar telkens opnieuw en telkens anders moet deze wereld verheerlijkt worden. [128] - het wezenlijke van het organische wezen is een nieuwe uitleg van het geheuren, de perspectivische innerlijke verscheidenheid, die zelf een geheuren is. [129] - de heiligen als de sterkste mensen (door zelfoverwinning en vrijheid, trouwenz. [130] - de Verdienste loochenen,
maar doen w a t alle loftuitingen, ja alle
begrip te boven gaat
[[131]
De wil tot macht.
[132] - een groot mens die voelt dat hij het recht heeft mensen op te offeren, zoals een veldheer mensen opoffert; niet in dienst van een 'idee' maar omdat hij wil heersen. [133] - er is steeds minder fysieke kracht nodig: met slimheid laat men machines het werk doen, de mens wordt machtiger en vergeestelijkter. [134] - waarom het vandaag de dag nodig is soms grof in de mond te zijn en grof op te treden. Iets subtiels en verzwegens wordt niet meer begrepen, zelfs niet door verwante zielen. Wat je niet luidkeels te berde brengt en uitschreeuwt, bestaat niet: pijn, ontbering, opdracht,
l[l2 5 ]-l[l4o]
37
de langdurige plicht en de grote overwinning - niemand ziet of ruikt daar iets van. Opgewektheid geldt als een teken van gebrek aan diepte: dat het de gelukzaligheid kan zijn na een al te grote inspanning, wie weet daar iets van? - Men gaat met toneelspelers om en doet zichzelf veel geweld aan om ook hen met respect te bejegenen. Maar niemand begrijpt hoe zwaar en pijnlijk het voor mij is met toneelspelers om te gaan. Of met een flegmatieke genotzoeker die geest genoeg heeft om i [135] - ik heb het de Duitsers als kleinburgerlijkheid en gemakzucht aangerekend: maar dit zich-laten-gaan is Europees en 'hedendaags', niet alleen in de moraal en de kunst. 1 [136] - jezelf niet toestaan dat van nieuwsgierigheid en onderzoeksijver een deugd wordt gemaakt, een 'wil tot waarheid'. De geleerden van Port Royal wisten beter en vatten het strenger op. Maar wij hebben al onze neigingen botgevierd en zouden daar achteraf liefst de fraaie naam deugd aan toekennen. Maar de deugd is de vrucht van sterker en boosaardiger tijdperken: ze is een privilege van aristocraten. 1 [137] Ik verwonder me over de alom erkende morele kwesties - terwijl andere filosofen, zoals Schopenhauer, alleen bij de 'wonderen' in de moraal bleven stilstaan. 1 [138] Twisten en tweegesprekken 1 [139] Kunstenaars beginnen de waarde van hun werk te schatten en te overschatten als ze hun zelfrespect gaan verliezen. Hun ongebreidelde verlangen naar roem verhult vaak een treurig geheim. Het werk is voor hen geen regel, ze voelen het als hun uitzondering.Misschien willen ze ook wel dat hun werk een goed woordje voor ze doet, misschien ook dat anderen hun iets over henzelf wijsmaken. En uiteindelijk willen ze misschien veel lawaai in hun hoofd om zichzelf niet meer te 'hören'. 1 [140] 'God had het beste met mij voor toen hij mij het leed stuurde.' - Het isjouw zaak dit voor je eigen bestwil uit te leggen: meer betekende het ook bij de religieuze mens niet.
•
3« [141]
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
Voorbijja ennee. Vragen en vraagtekens voor vraaggerechtigden.
[142] We weten beter dan we willen toegeven dat W arm is, dat hem zelden een gedachte invalt, dat hij zelf het meest over het opduiken ervan ontsteld, verrukt, uit zijn doen is en dan geruime tijd niet moe wordt die wonderbaarlijke gedachten te liefkozen en op te doffen. Hij is te dankbaar en kent de koele minzaamheid van de rijken niet, laat staan hun lichte walging, de vermoeidheid van wie niets doen dan schenken - zoals Mozart, zoals Rossini: alleen overrijk stromende bronnen springen en dansen. [143]
'Wij hagedissen van het geluk.' Gedachten van een dankbare.
[144]
De laatste deugd. Een moraal voor moralisten
[145] - deze laatste deugd, onze deugd heet: oprechtheid. In alle andere opzichten zijn we slechts de erfgenamen en misschien verkwisters van deugden die niet door ons werden vergaard en opgetast [146] Een moralist: daaronder versta ik onze vraag en tegenwerping: heeft er ooit al zo'n wäre en echte m bestaan? - Misschien niet, misschien wel; in elk geval mögen er van nu af aan alleen nog zulke m zijn. [147] Laten we vluchten, mijn vrienden, voor alles wat vervelend is, voor betrokken luchten, voor de waggelgans, voor eerbare vrouwen, voor oude vrijsters die schrijven en boeken 'leggen' - is het leven niet te kort om je te vervelen? [148] 'De wereld als wil en voorstelling' - naar het bekrompene en persoonlijke, het schopenhaueriaanse terugvertaald: 'De wereld als geslachtsdrift en beschouwelijkheid'.
i[i4i]-i[i57]
39
[149] Het Duitse Rijk Staat ver van me af, en ik heb geen reden om van iets wat zo ver van me afstaat vriend of vijand te zijn. [150] Tot nog toe waren we zo welgemanierd tegenover de vrouwen. Wacht maar, er komt een tijd waarin je, om met een vrouw te kunnen verkeren, haar eerst op haar facie moet geven. [151]
[152]
De wegen naar het heilige. Wat zijn sterke geesten? Over de kuddedier-moraal. Nieuwe gevaren en nieuwe zekerheden Een boek voor sterke geesten.
[153] N.B. Tegen arisch en Semitisch. Waar rassen gemengd zijn, de bron van grote cultuur. [154]
Watisvoornaam? Gedachten over rangorde.
[155] Waar wachten we toch op? Is het niet op het kabaal van herauten en trompetgeschal? Wat een geluk ligt er besloten in luide klanken! Er bestaat een stilte die würgend is: we luisteren al te lang. [156] Wie de grootste geschenken te vergeven heeft, zoekt mensen die de kunst verstaan ze in ontvangst te nemen - zoekt hij misschien vergeefs? Gooit hij op het laatst zijn geschenk weg? Zulke dingen hören bij de geheime geschiedenis en vertwijfeling van de rijkste zielen: misschien is dat wel het onbegrijpelijkste en droefgeestigste van al het ongeluk op aarde. [157] Dat het morele oordeel, voorzover het zieh in begrippen voordoet, zo benauwd, plomp, armzalig, bijna lachwekkend klinkt vergeleken met de finesse van hetzelfde oordeel voorzover het in handelingen, in keuzen, afwijzingen, rillingen, liefdeblijken, aarzelingen, twijfel, in elk contact tussen mens en mens tot uiting komt.
4°
H E R F S T 1885 — V O O R J A A R
1886
[158] zoals vandaag de dag de brave middelmatigheid in Duitsland zieh bij de muziek van haar Brahms goed, namelijk verwant voelt - : zoals de fijnbesnaarde nerveuze windhonden van de Parijse geest met een wellustig geflikflooi om hun Renan heen snuffelen [159] De waarde van de monarchen stijgt! [160] Hoe verraderlijk zijn alle partijen! - ze brengen iets van hun leiders aan het licht dat door henzelf misschien met veel kunst en vliegwerk onder de korenmaat is gezet [161] Misschien heeft iedereen zijn eigen maatstaf voor wat hem 'oppervlakkig' dunkt: wel, ik heb de mijne - een grote, eenvoudige maatstaf voor eigen gebruik, een die mij lekker in de hand ligt - al hebben anderen recht op kitteliger, fijntongiger werktuigen! Wie in het lijden een argument ziet tegen het leven, dus onze pessimisten, vind ik oppervlakkig; idem dito wie het welbehagen als doel ziet. [162]
De orgiastische ziel. Ik heb hem gezien, althans zijn ogen - het zijn soms diepe stille, soms groene schuinse honing-ogen zijn alcyonische1 glimlach de hemel keek bloedig en meedogenloos toe de orgiastische ziel van de vrouw ik heb hem gezien, zijn alcyonische lach, zijn honing-ogen, soms diep en versluierd, soms groen en schuins, een trillende oppervlakte, glibberig, slaperig, huiverend, talmend, weit het meer op in zijn ogen
[163]
1. Caesar onder zeerovers 2. Bij de brug 3. Het huwelijk. - en plotseling, terwijl de hemel duister neerdaalt 4. Ariadne. i. In de Griekse mythologie is Alcyone de dochter van Aeolus, die rouwend om de dood van haar gemaal in een ijsvogel (Gr. halcyon) veranderde.
i[I 5 8]-I[I 7 2] [164]
41
Deze muziek - toch dionysisch? de dans? de opgewektheid? de beproever? de religieuze vloed? onder Plato's hoofdkussen Ar?
[165] onze speellui en m van de oneerlijke begrafenis - h e t zijn de naaste verwanten van de heksen, ze hebben hun Blocksberg 1 [166] de mystieke natuur, door ondeugd bezoedeld en schuimend [167] de welwillende en zuivere bron die de druppel onraad die erin viel nooit meer kan verwerken, tot ze uiteindelijk door en door geel en giftig is: - de verdorven engelen [168]
'Wij immoralisten.'
[169] 'Heil gij, die weet wat ge doet; maar weet ge het niet dan valt ge onder de wet en onder de vloek van de wet' Jezus van Nazareth. [170] Arbeidzaamheid, als teken van een onvoornaam soort mens (die daarom vanzelfsprekend nog wel respectabel en onontbeerlijk kan zijn - opmerking voor ezels) zou in onze tijd 1 [171] in verband met Rabelais en die bruisende kracht van de zinnen, waarvan het kenmerk is, 1 [172]
Rafaël zonder handen de kloosters en kluizenaarshutten van de cultuur Deze muziek is niet oprecht ' Z o min mogelijk Staat' - de antinationalistische machten Lemand voor wie 'objectiviteit', 'beschouwelijkheid' al de hoogste toestand is, zoals Schopenhauer - die weet niet genoeg het geluk een ongebroken naïef egoïsme aan te treffen de tartufferie van de Duitsers! de oude vrouw als uitvloeisel van 1. De 'Blocksberg' is volgens de legende de plaats waar de heksen hun heksensabbat vieren.
42
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
haar plichtsgevoel opvoeren - ik heb het met mijn eigen oren gehoord. Geschreeuw en geschrijf van afzichtelijke meisjes - de tanende invloed van de vrouw. de nieuwe Mélusine 1 Zoveel mogelijk boeken over het krijgswezen, de aangeschoten koningen - de ontberingen van het legerkamp, zonder deur en raam de geladen revolver 'de oorzaak van elke handeling een act van het bewustzijn', een wetetil Bijgevolg de siechte handelingen slechts dwalingen enz. De befaamde uitdrukking 'vergeef hun', de generalisatie 'tout comprendre' 2 - oppervlakkige woorden 'de grote dubbelzinnige en beproever' [173] koud onwillig water zonder een rimpeltje verrukking [174] nog geen uur te midden van mijn gelijken, bij alle activiteiten en bezigheden de steelse worm 'je hebt iets anders te doen', gemarteld door kinderen, ganzen en dwergen, nachtmerrie - hij heeft alleen mensen om zieh heen op wie hij zieh evenmin kan wreken als dat hij hun iets kan leren [175] vertroetelde gewetens [176] het zachte geweeklaag [177] Over een groot mens. De nakomelingen zeggen over hem: 'sindsdien Steeg hij naar steeds grotere hoogten'. - Maar ze begrijpen niets van dit martelaar schap van het almaar moeten stijgen: een groot mens wordt voortge stuwd, opgezweept, gedreven, omhoog gemarteld zijn hoogte in. [178] Dit is het rassenprobleem zoals ik het begrijp: want aan dat grove gezwets over arisch 1. Volgens de Franse sage sloot de schone fee Mélusine, stammoeder van het geslacht Lusignan, haar vader op in een berg om zijn siechte daden te wreken. Als straf veranderde haar onderlichaam elke zaterdag in een slang. 2. (Fr.) 'alles begrijpen (is alles vergeven)': tout comprendre c'est tout pardonner
I[i 7 3]-I[I85]
43
i [179] Het jezuïtisme van de middelmaat, dat de ongewone en gespannen mens als een voor hem gevaarlijke boog tracht te breken of af te zwakken, zowel door medelijden en een gerieflijke handreiking als door vergif te strooien in diens noodzakelijke eenzaamheid en zijn geloof stiekem te besmeuren - : dat zijn triomf viert als het kan zeggen 'die is eindelijk als een van ons geworden', dit heerszuchtige jezuïtisme, dat de drijvende kracht is achter de hele democratische beweging, wordt overal ver weg van de politiek en de voedingsvragen 1 [180] Mozart de bloem van het Duitse barocco 1 [181] Inspiratie. 1 [182] Het is lastig begrepen te worden. Je mag al van harte dankbaar zijn voor de goedwillende poging enigefinesse aan te brengen in de interpretatie: op een zeker moment heb je geen behoefte meer aan interpretatie. Je moet je vrienden rijkelijk speelruimte gunnen voor misverstanden. Me dunkt dat het beter is verkeerd dan helemaal niet te worden begrepen: het heeft iets beledigends begrepen te worden. Begrepen worden? U weet toch wat dat betekent? - Comprendre c'est égaler.1 Verkeerd worden begrepen streelt de ijdelheid meer dan onbegrip: het onbegrijpelijke laat je koud, en kilte is beledigend. 1 [183] Ach, dit is de zee: en hier moet deze vogel zijn nest bouwen? Op die dagen dat de zee stil wordt en 1 [184] Over de hebzucht van de geest: waar, zoals bij de gierigheid, het middel doel wordt. De onverzadigbaarheid Men houdt heden ten dage van alle mogelijke fatalistische buitenissigheden: dat geldt 00k voor de geest. 1 [185]
Detuchtvandegeest. Gedachten over het intellectuele geweten.
1. (Fr.) 'Begrijpenis gladstrijken'
•
44
HERFST 1885-VOORJAAR 1886
De hebzucht en onverzadigbaarheid van de geest: - het buitenissige, fatalistische, nachtelijk-dolende, onbarmhartige, roofdierachtige en listige daaraan. [186]
Degeleerde. Wat is waarheid. Over de tuchteloosheid van de geest. Het demagogische in onze kunsten. Heren- enslavenmoraal. Moraal enfysiologie. Vroomheid. Bijdrage tot de geschiedenis van de vrije geest. Wij immoralisten. De voorname ziel. Het masker.
[187]
[188]
i.
Wat is waarheid?
2. 3. 4. 5.
Bijdrage tot de natuurlijke historie van de geleerde. Het masker. Over de voorname ziel. Wij immoralisten
6. 7. 8. 9. 10.
Kudde-moraal. Over de demagogie van de kunsten. Vroomheid. De goede Europeanen. De filosofen van de toekomst. Sceptici. Vrije geesten. Sterke geesten. Beproevers. Dionysus. Hoofdstuk 1: onze moed Hoofdstuk 2: ons medelijden Hoofdstuk3: ons inzicht Hoofdstuk 4: onze eenzaamheid.
[I86J-I [I9°J i [189]
45
1. Moraalenkennis. 2. Moraal en religie. 3. Moraal enkunst. 4. 'WijEuropeaneti.' 5. Watisvoornaam? Inspiratie
1 [190] Onder hen die zieh van de religie hebben losgemaakt zie ik mensen van allerlei slag en rang. Daar zijn de bandelozen, die zieh door hun zinnen lieten overhalen (omdat hun zinnen de dwang en de verwijten van de kant van het religieuze ideaal niet langer verdroegen) - daar zijn diegenen die zieh van de rede en de smaak plegen te bedienen om hun zaak te bepleiten, alsof ze het onredelijke, het smakeloze van de religie niet meer konden verdragen; - aan dit soort mensen is de antireligieuze haat eigen, de boosaardigheid en het sardonische lachen, maar 00k, op onbewaakte ogenblikken - een hunkerende schaamte, een innerlijke onderworpenheid aan de waardeschattingen van het verloochende ideaal. Omwille van het zinnelijke zijn ze van de Kerk vervreemd, en als ze weer in haar schoot terugkeren, vereren juist zij het ideaal van de ontzinnelijking als het religieuze 'ideaal pur sang': - een bron van vele en ernstige dwalingen. Daar zijn de meer geestelijk ingestelde, gevoelsarmere, bloedelozere, maar 00k gewetensvollere mensen, die helemaal niet in Staat zijn vast en innig in een ideaal te geloven en die aan het genuaneeerd nee-zeggen en kritisch onderscheiden nog hun grootste kracht en zelfrespect ontlenen: zij zijn losgekomen omdat er niets in hen is dat stevig zou kunnen binden; zij maken zieh los omdat Fasen Verlies, verlatenheid, inclusief een gevoel van ontrouw, ondankbaarheid, losmaking, alles overhuifd door een onherroepelijke bittere zekerheid het gevoel van de meest eerbiedwaardige welwillendheid en van een mooi soort ernst (uiterst mild tegenover de h religiosi) het gevoel van superieure goedmoedige hilariteit bij het zien van alle religies, vermengd met een enigszins geringschattende houding tegenover de onzuiverheid van het intellectuele geweten, dat zo velen nog altijd toestaat religieus te zijn, of een nauwelijks verholen verbazing dat het mogelijk is te 'geloven'
•
46
HERFST 1885-VOORJAAR
l886
[191] n . b . Uiteindelijk was het geheel van een Griekse stad toch meer waard dan een enkeling! het is alleen niet bewaard gebleven! - net zo stellig als het lichaam meer waard is dan willekeurig welk orgaan. Leren gehoorzamen, 1000 keer in het lichaam, de hoogste prestatie leveren! [192] schöner gewassen en netter geklede uit de kluiten gewassen gymnasten met een slot op hun grote mond, die zichzelf opvoeden tot zwijgzaamheid en een beetje zelfbeheersing in Venere1 (en niet zoals zo vaak hoerig en verpest van jongs af aan): mögen we ze binnenkort in die richting 'vereuropeest' zien [193] ik hou van de prachtige uitgelatenheid van een jong roofdier dat sierlijk speelt en al speiende verscheurt [194] Het moderne pessimisme is een uiting van de nutteloosheid van de moderne wereld - niet van de wereld en van het bestaan. [195] Het wordt me steeds duidelijker dat we niet plat en niet goedmoedig genoeg zijn om deze Brandenburgse jonkers-vaderlanderigheid te kunnen steunen en zijn haatdragende brallerige verdommingsparool 'Deutschland Deutschland über Alles' bij te vallen. [196] - je moet al naar de laatste Wagner en zijn Bayreuther Blätter afdalen om in net zo'n moeras van arrogantie, onduidelijkheid en germanomanie terecht te komen als de Redevoeringen tot de D n2 zijn. [197] De oude romantici gaan overstag en liggen op zeker moment niemand weet hoe het zo ver is gekomen - languit voor het kruis: dat is 00k Richard Wagner overkomen. De ontaarding van zo'n mens te moeten aanzien behoort tot het pijnlijkste wat ik heb meegemaakt: dat men het in D niet als pijnlijk heeft ervaren was voor mij reden te meer de geest die thans in D heerst te wantrouwen. 1. (Lat.) ('in Venus') 'in liefdesaangelegenheden' 2. J.G. Fichte, Reden an die Deutsche Nation, 1808
l[l9l]-l[202] i [198]
47
Buatschleli batscheli bim bim bim Buatscheli batschleli bim!
1 [199] Het geluk grijpen en in je omarming dooddrukken, würgen, verstikken: - de melancholie van zulke belevenissen - omdat het anders zou vervluchtigen en ontglippen? 1 [200]
1 [201]
Hoeveel waarheid iemand verdraagt? Hoeveel iemand ter verantwoording op zieh neemt? Hoeveel iemand ter verzorging en bescherming op zieh neemt? De eenvoud - en wat de gevarieerde smaak van de kunstenaars verraadt? Middenstandsmoraal
1 [202] Er bestaat in de kern iets wat niet voor lering vatbaar is: een granieten fatum, een van tevoren vaststaand besluit in proportie en relatie tot onszelf, evenals een aanspraak op bepaalde problemen, een brandmerk daarvan op onze naam. De poging zieh aan te passen, de kwelling van de vereenzaming, het verlangen naar een gemeenschap: dit kan zieh bij een denker zo uiten dat hij van zijn individuele geval juist het persoonlijkste en waardevolste afhaalt en, door te veralgemenen, zelf 00k iets gemener wordt. Daardoor is het mogelijk dat de hele uitgesproken filosofie van een opmerkelijk mens eigenlijk niet zijn filosofie maar juist die van zijn omgeving is, waarvan hij als mens - paratypisch - afwijkt. In hoeverre bescheidenheid, gebrek aan een moedig 'ik ben' funest is voor een denker. 'Het type is interessanter dan het afzonderlijke en uitzonderlijke geval': in zoverre kan de wetenschappelijkheid van de smaak iemand ertoe brengen voor zichzelf niet de nodige belangstelling te koesteren en onvoorzichtig met zichzelf om te gaan. En tenslotte: stijl, literatuur, de schikking en val van de woorden - wat vervalst en bederft dit alles het hoogstpersoonlijke! Argwaan tegenover het schrijven, tirannie van de ijdelheid van de sc/ioonschrijverij: wat in elk geval een avondtoilet is waarachter we ons 00k kunnen verschuilen. De smaak vijandig tegenover het oorspronkelijke! Een oudverhaal.
48
H E R F S T 1 8 8 5 - V O O R J A A R 1886
Stijl die meedeelt: en stijl die slechts teken is, 'in memoriam'. De dode stijl een maskerade; bij anderen de levendige stijl. De ontpersoonlijking. [203] Tegen een vijand bestaat geen beter verweer dan een tweede vijand: want een vijand [204] Te veel gewicht op mij, sinds wanneer?, bijna van kindsbeen af. Mijn filologie was slechts een met beide handen aangegrepen echappade1: ik kan me daarin niet vergissen, de Leipziger dagboeken Spraken een te duidelijke taal. - En geen metgezellen! - Te goed van vertrouwen? Maar een kluizenaar heeft daarvan altijd een te grote voorraad aangelegd, evenals trouwens van wantrouwen. [205] De grootste misvatting aangaande de religie, 'siechte mensen hebben geen religie'. [206] Russische muziek: hoe komt het dat [207] De extreme atmosferische zuiverheid waarin ik hem geplaatst heb en mezelf heb toegestaan om dingen [208] ik heb minder weerstand gekregen tegen fys pijn: als nu op bepaalde dagen de oude aanvallen komen, slaat de pijn onmiddellijk om in een zielskwelling waar ik niets mee kan vergelijken [209] Je geeft aan je werk 00k de grootsheid en goedheid van je natuur weg: nadien dorheid of slijk[210] Hoe het goede geweten en het welbehagen afhoudt van de diepe problemen! 1 [211] Voorbij goed en kwaad: zoiets kost moeite. Ik vertaal als het wäre naar een vreemde taal, ik ben er niet altijd zeker van of ik de betekenis heb gevonden. Alles iets te grof om me te bevallen.
i.(Fr.) 'uitvlucht'
I [203]-I [ " o ]
49
[212] Op bruine, gele, groene, purperkleurige tapijten komt [213] Wij vroege vogels, die op de [214] Tegenstelling: er zijn waarheden om van te braken, materia peccans 1 , waar je met alle geweld van af wilt: je raakt ze kwijt door ze mee te delen. [215] Met een ironische weemoedigheid neerzien op de nood van de massa's: zij willen iets dat wijkunnen - ach! [216] Ik heb de heilige naam van de liefde nooit ontwijd. [217] uitgeslapen krachten [218] echt in zijn objectiviteit, in zijn opgewekte totalisme, is hij onecht en gewild in zijn affecten, kunstmatig en geraffineerd in zijn greep op elk detail, zelfs in de zintuigen [219] n.b. Zoals je met het tanen van de levenskracht afzakt tot het beschouwelijke en tot objectiviteit: een dichter kan het voelen (Sainte-Beuve). [220] De buitensporige genietingen waaraan de mensen en de maatschappij zieh tijdens het bewind van L x 1 v overgaven, maakte dat de mens zieh in de natuur verveelde en onvruchtbaar voelde. Het pijnlijkste was de woeste natuur, het hooggebergte. De precieuzen wilden geest, op zijn minst esprit in de liefde brengen. Symptoom van een buitensporig genieten van de geest (de heldere, distingerende, zoals ten tijde van de Perzische oorlogen) De meest gekunstelde vormen (Ronsard, zelfs de Scandinaviers) doen het 't best bij hele pittige en krachtige, zinnelijke temperamenten: het is hun zelfoverwinning. Ook de meest gekunstelde moraal. Onze mensen willen hard, fatalistisch zijn en illusies de grond in boren - het verlangen van zwakke en zachte mensen die het vormeloze, barbaarse, de vernietiging van de vorm apprecieren i.(Lat.) 'zondige materie'
5°
HERFST 1885-VOORJAAR
l886
(bijv. de 'oneindige' melodie - raffinement van de Duitse musici). Het pessimisme en de brutaliteit als pepmiddelen voor onze precieuzen. [221] Catilina - een romanticus naast Caesar, modo celer modo lentus ingressus 1 [222] Gewetensvrijheid is alleen onder een geducht despotisme nuttig en mogelijk - een symptoom van de atomisering [223] N.B. De laatste deugd. Wij zijn de verkwisters van de deugden die onze voorvaderen bijeen hebben gegaard, en dankzij hen, dankzij hun langdurige gestrengheid en spaarzaamheid, kunnen wij ons nog geruime tijd als rijke en overmoedige erfgenamen [224] somber of uitgelaten, een geest die in alles wat hij verzini wraak neemt om iets wat hij gedaan heeft (of omdat hij iets niet gedaan heeft) - die het geluk niet begrijpt als het niet met wreedheid gepaard gaat [225] Hier, waar het schiereiland uitloopt in zee [226] Wie er geen plezier aan beleeft stuntelaars te zien dansen moet geen Duitse boeken lezen. Ik zie juist een Duitse stuntel dansen: Eugen Dühring, op de maat van het anarchisten-motto 'ni dieu ni maître'2. [227] Bij de meesten is 00k tegenwoordig altijd nog hun slimheid het echtste waarover ze beschikken: en alleen die zeldzame figuren die weten, die voelen dat ze in de schemering van een verouderende cultuur zijn opgegroeid [228] Ikbegrijp niet wat leken aan R W hebben: misschien wekt hij bij hen romantische gevoelens op en aile rillingen en kittelingen van het oneindige en van de romantische mystiek - wij musici zijn verrukt en in vervoering 1. (Lat.) 'een snelle manier en een langzame manier om voort te schrijden' 2. (Fr.) 'god noch meester'
I [22!]-I [233] [229]
51
Alcyonische redevoeringen. Caesar onder zeerovers. Het uur als de zon onder is De mensen liefhebben om godswil Voor degenen met een gouden lach. Dankbaar omdat je verkeerd wordt begrepen Bij het gouden traliehek. Wij hagedissen van het geluk Te midden van kinderen en dwergen. Bij de brug. Op de oude vesting. Debadplaats. De grootste gebeurtenis Altijd verkleed otium Armoede, ziekte - en de voorname mens het langzame oog 'Zijns-gelijke' - tegen de vertrouwelijkheid Kunnen z wij gen Nauw verzoenlijk, nauw verbolgen A1 het vormelijke in bescherming nemen. Vrouwen. - dans, dwaasheid, juwelenkistjes de beproever. Van den bloede. Het masker.
[230]
Alcyonische liederen.
[231]
Ariadne.
[232]
Hetprobleemvanderangorde. Voorlopige gedachten en gedachtestreepjes door Friedrich Nietzsche
[233] N. B. Door schade en schände wijs, zegt het gepeupel. - Voorzover schade en schände wijs maakt, maakt ze 00k siecht. Maar hoe vaak maakt ze niet dom!
HERFST 1885-VOORJAAR 1886
52
[234] In hoeverre handwerk lichamelijk en geestelijk misvormt: hetzelfde geldt voor droge wetenschappelijkheid, hetzelfde voor geld verdienen, hetzelfde voor iedere kunst: - de specialist is noodzakelijk, maar hoort thuis in de klasse van de werktuigen. [235] Het is heel interessant een keer mensen zonder teugel en grens te zien: bijna alle hogere mensen (zoals kunstenaars) vallen terug in een of andere onderwerping, of het nu het Christendom is of de vaderlanderigheid. [236] Als dit geen tijdperk is van verval en tanende levenskracht, met veel melancholie, is het er op zijn minst een van onbesuisd en willekeurig experimenteren: - en het is waarschijnlijk dat uit de overvloed van mislukte experimenten een totaalindruk ontstaat als van verval: en misschien de zaak zelf, het verval. [237] Het probleem van de rangorde. Het probleem van tucht en teelt.
N.B.
De De De De De
tucht van de wil. tucht van het gehoorzamen. tucht van het bevelen. finesse van de onderscheiding. opleiding die specialisering uitsluit.
[238] De diepe noodzaak van de opgave die alle mogelijke lotgevallen bestiert van ieder mens in wie een opgave vlees en bloed wordt en 'ter wereld komt' - halverwege mijn leven begrijp ik wat voor voorbereidingen het probleem van de rangorde nodig had om eindelijk in mij op te rijzen: - hoezeer ik de meest uiteenlopende geluks- en noodtoestanden aan m ziel en mijn lichaam moest ervaren, niets mocht verliezen en alles moest doorstaan en tot op het bot beproeven, alles van het toevallige moest zuiveren en uitziften. [239] Elke moraal die ooit, in wat voor vorm 00k, geheerst heeft, betekende steeds de tucht en teelt van een bepaald type mens, met als vooronderstelling dat het in de eerste plaats, ja uitsluitend op dit type
i [ 2 3 4 ] - i [245]
53
aankwam: kortom, altijd op voorwaarde van een type. Elke moraal gelooft dat het mogelijk is doelbewust en onder dwang aan de mens van alles te veranderen ('verbeteren'): - zij vat de assimilatie aan het toonaangevende type altijd op als 'verbetering' (zij heeft hiervan helemaal geen andere voorstelling -). [240] Over nai'viteit. De reflectie kan nog een teken zijn van n. 'Naiefegoisme'. [241] het welzijn van de 'naaste' is op zichzelf genomen nastrevens waardiger 1) als welzijn op zieh nastrevenswaardig is en 2) als vaststaat om wat voor soort welzijn het gaat, aangezien er vormen van welzijn bestaan die als doeleinden tegen elkaar indruisen en elkaar in de weg zitten, 3) als al vaststaat dat de betreffende personen iets waard zijn en het duidelijk is dat 'de naaste' een hogere waarde heeft dan ikzelf. - Sympathiek ogende geestdriftige sentimenten als op-offeringsgezindheid en dergelijke moeten meedogenloos gekritiseerd worden; het beetje Sympathie dat ze wekken en het druppeltje geestdrift dat ze aankleeft zijn op zieh nog geen argument vöör, maar hoogstens een lokmiddel daartoe. [242] Mensenkennis: het komt erop aan wat iemand al als een 'belevenis' opvat, voelt; de meesten hebben behoefte aan logge langdradige gebeurtenissen en aan herhaling, liefst honderdmaal hetzelfde, en sommigen hebben mokerslagen nodig om achter een belevenis te komen en een beetje oplettend te worden [243] De barbarisering van het christendom door de Duitsers [244] Wetenschap als opvoedingsmiddel. Voor zichzelf bedreven alleen maar een barbaarsheid erbij, een barbariserend handwerk [245]
Itivuttakam 1 (Zo sprak (de heilige)
1. Titel van een sectie van de boeddhistische Pali-canon (Sutta-pittaka) van de Theragäthä, d.i. het 'Lied van de monnik', dat in hoogstaande lyriek de zielstoestand van de monniken schildert en het gevolgde päd van de bevrijding aanduidt.
54
i [246]
HERFST 1885-VOORJAAR
l886
niet bedriegen geen compromissen zulke onhelderheid als bij Bismarck en W verachten.
1 [247] Hoe de mensen Godziek waren en van de mens vervreemdden.
55 2 Wi8 herfst 1885 -herfst 1886
[1] Er bestaat een voorname en gevaarlijke vorm van nalatigheid die een verregaande conclusie en een diep inzicht toelaat: de nalatigheid van de overrijke ziel, die nooit moeitegedaan heeft om vrienden te krijgen, maar alleen de gastvrijheid kent, altijd alleen gastvrijheid bewijst en weet hoe je die moet bewijzen - hart en huis open voor iedereen die binnen wil komen, of het nu bedelaars zijn, invaliden of koningen. Dat is de echte amicaliteit: wie die kent heeft honderd 'vrienden', maar waarschijnlijk niet één vriend. [2] Deze voortreffelijke geest, eindelijk zichzelfgenoeg en goed bestand en beschermd tegen overvallen: - jullie laken hem vanwege zijn burcht en geheimzinnigheid, maar loeren ondertussen wel nieuwsgierig door het gouden traliewerk waarmee hij zijn rijk omheind heeft? - Nieuwsgierig en verlekkerd: want een onbekend vaag aroma waait je hatelijk tegemoet en vertelt iets over verborgen tuinen en gelukzaligheden. [3] We bevinden ons middenin een gevaarlijk carnaval van nationaliteiten-waanzin, waarbij alle fijnzinnige redelijkheid het veld heeft geruimd en de ijdelheid van de ergste boerenpummels uit alle windstreken schreeuwt om het recht op onafhankelijkheid en zelfbeschikking. - hoe je het dezer dagen de Polen, degenen met de nobelste inborst in de Slavische wereld, kwalijk nemen dat ze hoop koesteren en men vertelt mij dat D daarbij het hoogste woord voert. [4]
Alcyonische
intermezzo's.
Om van Aldus sprak Zarathoestra op adem te komen opgedragen aan zijn vrienden door Friedrich Nietzsche
56
HERFST I885-HERFST
1886
2 [5] Het uitsluitende belang dat vandaag de dag in Duitsland gehecht wordt aan machtspolitieke en economische vraagstukken en - ten langen leste - aan het 'goede leven', de opmars van het parlementaire gezever, het krantenlezen en het literatureluurse meepraten van iedereen over van alles en nog wat, de bewondering voor een staatsman die evenveel van filosofie weet en vindt als de eerste de beste boer of corpsstudent, en die zijn boude, nietsontziende korte-termijnpolitiek met een sausje ouderwets royalisme en christendom voor de Duitse smaak (of het geweten - ) 'acceptabeler' meent te kunnen maken - : dat vindt allemaal zijn oorsprong in het naargeestige en om allerlei redenen aantrekkelijke jaar 1815. Toen daalde plotseling de nacht neer over de Duitse geest, die tot dan toe een lange vrolijke dag had gekend: het vaderland, de grens, de geboortegrond, de voorvaderen - alle mogelijke vormen van bekrompenheid eisten opeens hun rechten op. Toen ontwaakten in de bovenlaag de reactionaire krachten en de benauwdheid, de angst voor de Duitse geest, en bijgevolg in de onderlaag het liberalisme en de revolutionaire gezindheid en de hele politieke koorts - let op dat 'bijgevolg'. Sindsdien - sinds het gepolitiseerd is - verloor Duitsland het geestelijk leiderschap in Europa: en tegenwoordig lukt het middelmatige Eng om deD 2 [6]
De afgelopen eeuwen. Duitsland heeft pas in de iyde en i8de eeuw zijn voor dit land zo typerende kunst, de muziek, op een hoog peil gebracht: men möge het een soms wat melancholieke waarnemer vergeven als hij de negentiende-eeuwse Duitse muziek 00k alleen maar kan zien als een bijkans schitterende en geleerde vorm van verval. Duitsland heeft in diezelfde veelgesmade eeuw 00k op het terrein van de beeidende kunsten een spilzieke wellust en kracht aan de dag gelegd: de Duitse barok in kerken en paleizen is nauw verwant aan onze muziek - zij creeert op visueel vlak hetzelfde soort betoveringen en aanlokkelijkheden als onze muziek dat voor een ander zintuig doet. Tussen Leibniz en Schopenhauer (geboren 1788), dus 00k al binnen diezelfde eeuwen, heeft Duitsland de hele cyclus van oorspronkelijke gedachten ten einde gedacht: - en 00k deze filosofie, met haar pruik op en haar spinnenwebben van begrippen, haar plooibaarheid, haar zwaarmoedigheid, haar heimelijke oneindigheid en mystiek maakt
2[5]-2[io]
57
deel uit van onze muziek en is een soort barocco in het rijk van de wijsbegeerte. [7] De geest die we begrijpen boven!
daar lijken we niet op: daar staan we
[8] Wat nog jong is en wankel op zijn benen Staat, schreeuwt altijd om het hardst: want het valt nog te vaak om. Bijvoorbeeld het 'patriottisme' in het hedendaagse Europa, 'de liefde voor het vaderland', die maar een kind is: - we moeten de kleine schreeuwlelijk vooral niet te serieus nemen! [9]
Aanmijnvrienden. Dit boek, dat in de wijde omtrek in vele landen en bij vele volkeren zijn lezers heeft weten te vinden, en kennelijk op een of andere manier de kunst verstaat 00k ongenaakbare en weerspannige oren te verleiden: juist dit boek hebben mijn beste vrienden het slechtst begrepen: - het was hun bij verschijnen een gruwel en een vraagteken en vervreemdde hen voor längere tijd van mij. En inderdaad was de toestand waaruit het voortkwam raadselachtig en tegenstrijdig genoeg: ik was destijds tegelijkertijd zeer gelukkig en zeer terneergeslagen - dankzij een grote overwinning die ik op mijzelf had behaald, een van die gevaarlijke overwinningen waaraan iemand gewoonlijk te gronde gaat. Op zekere dag - het was in de zomer van 1876 - brak een plotselinge verachting en een inzicht bij me door: en sindsdien ging ik onbarmhartig voorbij aan alle fraaie wenselijkheden waaraan mijn jeugd zijn hart had verpand
10] De nationaliteiten-waanzin en de poppenkast rond het vaderland missen voor mij iedere bekoring: 'Deutschland Deutschland über Alles' doet me pijn in de oren, in feite omdat ik van de Duitsers meer wil en meer verlang dan - . Hun eerste staatsman, in wiens hoofd een brave ondergrond van royalisme en christendom probleemloos samengaat met een nietsontziende kortetermijnpolitiek, en die niet meer voeling heeft met de filosofie dan de eerste de beste boer of corpsstudent, wekt mijn ironische nieuwsgierigheid. Het lijkt me zelfs een voordeel dat er een paar Duitsers rondlopen die het D R koud laat: die hierbij niet eens toeschouwers willen
58
HERFST 1885-HERFST
1886
zijn, maar een andere kant op kijken. Waarheen kijken ze dan? Er zijn belangrijker dingen, waarbij vergeleken die kwesties maar oppervlakkig zijn: bijvoorbeeld de steeds snellere opkomst van de democratische man en de daardoor hand over hand toenemende verdomming van Europa en kleinering van de Europese mens. [11]
Het intellectuele geweten. Poging tot een kritiek van de meer geestelijk ingestelde mensen. De filosoof. De vrije geest. De kunstenaar. De religieuze mens. De geleerde. De voorname mens. Dionysus.
[12] Inter pares 1 : een woord dat dronken maakt, - hoeveel geluk en ongeluk ligt er niet in besloten voor wie een leven lang alleen was; die niemand heeft ontmoet die bij hem hoorde, al heeft hij längs nog zoveel wegen gezocht; de mens die in de omgang altijd moest veinzen welwillend en opgewekt te zijn, die moest proberen en er vaak 00k in slaagde zieh aan te passen en die het bekkentrekken en het siechte toneelspel dat 'amicaliteit' heet uitentreuren kent- overigens zo nu en dan 00k die gevaarlijke hartverscheurende uitbarstingen waarin alle verzwegen armzaligheid, alle niet verstikte begeerte, alle opgestuwde en wild geworden liefdesstromen zieh ontladen, - de plotselinge waanzin iedere keer dat de eenzame een willekeurige voorbijganger om de hals vliegt en hem behandelt als was hij een vriend en een allerkostbaarst geschenk uit de hemel, om hem een uur later weer walgend van zieh af te stoten, - walgend voortaan van zichzelf, hoe smerig, hoe vernederd, hoe van zichzelfvervreemd, hoe ziek van zijn eigen gezelschap - . [13] Dit is mijn wantrouwen, dat steeds terugkomt, mijn bezorgdheid die me nooit rust gunt, mijn vraag die niemand hoort of wil hören, mijn sfinx waar meer dan een afgrond naast ligt: - ik geloof dat we ons vandaag de dag vergissen in de dingen die wij Europeanen het meest liefhebben, en een wrede (of niet eens wrede maar onverschillige en onnozele) kobold solt met ons hart en onze hartstocht, zoals hij misschien al eerder gesold heeft met alles wat vroeger leefde en liefhad - : i.(Lat.) 'ondergelijken'
2[ll]-2[l 3 ]
59
ik geloof dat alles wat we in Europa tegenwoordig gewoonlijk als 'humaniteit', 'moraliteit', 'menselijkheid', 'medeleven', rechtvaardigheid eerbiedigen weliswaar een oppervlakkige waarde heeft, als afzwakking en beteugeling van bepaalde gevaarlijke en machtige fundamentele driften, maar op de lange duur toch niets anders is dan de kleinering van het hele type 'mens' - zijn definitieve vermiddelmatiging, als men bij een wanhopige zaak een wanhopig woord door de vingers wil zien; ik geloof dat de commedia umana1 er in de ogen van een epicurische toeschouwer-god in moet bestaan dat de mensen in alle onschuld en ijdelheid in de waan verkeren dat ze door de groei van hun moraliteit uitstijgen boven het dier en zieh verheffen tot het niveau van de 'goden' en van bovenaardse bestemmingen, maar dat ze in waarheid zinken, dat wil zeggen door de vorming van alle deugden waardoor een kudde gedijt en door het verdringen van die andere, tegengestelde deugden, die aan de oorsprong staan van een nieuw hoger sterker machtiger soort, louter het kuddedier in de mens tot ontwikkeling brengen en daarmee misschien het dier 'mens' vaststellen - want tot dusver was de mens het 'niet vastgestelde dier' - ; ik geloof dat de grote onstuitbaar voorwaarts drijvende democratische beweging in Europa - dat wat 'vooruitgang' wordt genoemd - en trouwens ook al de voorbereiding en het morele voorteken daarvan, het christendom - in de kern niets anders is dan de kolossale instinctieve samenzwering van de kudde tegen alles wat herder, roofdier, kluizenaar en Caesar is, ten gunste van de instandhouding en het grootbrengen van alle zwakken, verdrukten, onfortuinlijken, middelmatigen, vastgelopenen, als een lang slepende, eerst nog in het verborgene sluimerende, maar allengs steeds zelfbewustere slavenopstand tegen elk soort heer, uiteindelijk zelfs tegen het begrip 'heer', als een oorlog op leven en dood tegen elke moraal die aan de schoot en het brein ontspruit van een hoger, sterker, zoals gezegd machtiger soort mens - een soort die de slavernij in een of andere gedaante en onder een of andere naam als haar grondslag en voorwaarde nodig heeft; ik geloof ten slotte dat elke verheffing van het type mens tot dusver het werk is geweest van een aristocratische samenleving, die geloofde in een groot scala van verschillen in rang en waarde tussen de ene en de andere mens en die de slavernij nodig i. (It.) 'menselijke komedie'
6o
HERFST 1885-HERFST
l886
had: ja dat zonder het pathos van de distantie, zoals dat voortkomt uit vleesgeworden standsverschillen, uit de gewoonte van de heersende kaste om voortdurend uit en neer te zien op onderdanigen en werktuigen, en uit hun even permanente oefening in het bevelen, het eronder en op afstand houden, 00k dat andere, geheimzinniger pathos helemaal niet kan ontstaan, dat verlangen naar een steeds nieuwe en steeds grotere distantie binnen de ziel zelf, de ontplooiing van steeds hogere, zeldzamere, verdergaande, verstrekkendere, omvattender toestanden, kortom de 'zelfoverwinning van de mens', om een morele formulering in een bovenmorele zin te gebruiken. Een vraag steekt bij mij steeds weer de kop op, een uitdagende en misschien 00k pijnlijke vraag: laat ik haar in het oor fluisteren van hen die het recht hebben op zulke bedenkelijke vragen, de sterkste hedendaagse zielen, die zichzelf 00k het best in de hand hebben: is het niet langzamerhand tijd, nu het type 'kuddedier' in Europa steeds meer tot ontwikkeling komt, een poging te wagen om op een principieel kunstmatige en bewuste manier het tegenovergestelde type en de daarbij behorende deugden te telen? En zou het voor de democratische beweging niet zelf pas een soort doel, verlossing en rechtvaardiging zijn als er iemand zou komen die zieh van haar bedient-, doordat haar nieuwe en sublieme organisatie van de slavernij - wat de voltooiing van het proces van democratisering in Europa eens zal blijken te zijn, - eindelijk gekoppeld zal zijn aan die hogere soort machtiger en caesaristischer geesten, die deze nieuwe slavernij nu 00k - nodiß heeft? Voor nieuwe, tot dusver onmogelijke, voor hddr vergezichten? Voor hddr taken? 2 [14] Onze vier kardinale deugden: moed, medelijden, inzicht en eenzaamheid - ze zouden elkaar niet verdragen als ze niet hand in hand gingen met een opgewekte en schelmse ondeugd, genaamd 'hoffelijkheid'.2 [15] Wreedheid kan gespannen en trotse zielen, die gewend zijn steeds hard te zijn tegen zichzelf, verlichting schenken; het is een feest voor ze geworden om eindelijk eens pijn te doen, te zien lijden - alle krijgshaftige rassen zijn wreed; omgekeerd kan wreedheid 00k een soort saturnalien zijn van neerslachtige en wilszwakke wezens, van slaven, van haremvrouwen, als een kleine kitteling van de macht, - er bestaat
2[l4]-l[2l]
61
een wreedheid van boosaardige alsook een wreedheid van siechte en minne zielen. [16]
Watisvoornaam? Geloof in de rangorde. Arbeid (over kunstenaars, geleerden enz.) Opgewektheid (symptoom van welslagen). Heren-moraal en kudde-moraal.
[17] Misschien kunnen de genoemde geschriften, bij zorgvuldige en langdurige raadpleging, als middel dienen om toegang te krijgen tot het begrip van een zelfs nog hoger en moeilijker type dan dat van de vrije geest: - er leidt geen andere weg naar het begrip van *
*
*
Jeugdgeschriften van dezelfde auteur. De geboorte van de tragedie, iste druk 1872,2de druk Oneigentijdse beschouwingen, 1873-76. [18] Een God van liefde zou op zekere dag, verveeld door zijn deugd, kunnen zeggen: 'laten we het eens met duivelse praktijken proberen!' - en ziedaar, een nieuwe oorsprong van het kwaad! Uit verveling en deugd! — [19] 'Het paradijs ligt in de schaduw van zwaarden' - 00k een symbolon en kerfstok-woord, waaraan je zielen van voorname en krijgshaftige komaf herkent en waaraan ze elkaar herkennen. [20] 'Rechttoe, rechtaan stoten de arenden'. De voornaamheid van de ziel herken je niet in de laatste plaats aan de grootse en trotse dwaasheid waarmee ze aanvalt - 'rechttoe, rechtaan'. [21] Er bestaat 00k een verspilling van onze hartstochten en begeerten, namelijk in de bescheiden en kleinburgerlijke manier waarop we ze bevredigen: - wat de smaak bederft, maar meer nog de eerbied en het ontzag voor onszelf. Het tijdelijk ascetisme is het middel om ze op te stuwen, - om ze gevaarlijk te maken en grote stijl te geven - -
62
HERFST 1885-HERFST
1886
[22] Gelet op wat vruchtbare geestenbij hoog en bij laag nodig hebben om geen last te hebben van de wormen van hun geweten - namelijk 'eieren leggen, kakelen, eieren uitbroeden' enz., met of zonder gratie - hebben ze alle reden zichzelf, net als Stendhal en Balzac deden, kuisheid als dieet voor te schrijven. En in ieder geval lijdt het geen twijfel dat juist voor het 'genie' het huwelijksbed nog fnuikender kan zijn dan concubinaat en libertinage. - Ook in vele andere opzichten bijvoorbeeld wat 'nakomelingschap' betreft - moet men bijtijds bij zichzelf te rade gaan en kiezen: aut liberi aut libri.1 [23] Lang nagedacht over die broedplaats van de religieuze genialiteit en bijgevolg ook van de 'metafysische behoefte', de 'religieuze neurose': - onwillekeurig indachtig die in Frankrijk beroemde en zelfs spreekwoordelijke uitdrukking, die zoveel zegt over de 'gezondheid' van de Franse geest: 'le génie est une neurose'. [24] - En het zij nogmaals gezegd: het beest in ons wil worden voorgelogen, - moraal is leugen om bestwil. [25] ' Volgens mij voer je iets verschrikkelijks in je Schild', zei ik een keer tegen de God Dionysus, 'volgens mij wil je de mensen te gronde richten?' - 'Misschien', antwoordde de god, 'maar wel zo dat het mij iets oplevert.' - 'Wat dan?', vroeg ik nieuwsgierig. - 'Wie dan?, had je moeten vragen.' Aldus sprak Dionysus en zweeg vervolgens op die voor hem typerende wijze, namelijk uitdagend. - Je had hem daarbij moeten zien! Het was lente, en al het jonge hout stond op uitbotten. [26]
Voorbijgoed en kwaad. Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Door Friedrich Nietzsche.
1. (Lat.) 'ofwel kinderen, ofwel boeken'
2[22]-2[30]
63
Voorbijgoed en kwaad. Allerhande stof tot nadenken voor Alcyonische geesten. Door Friedrich Nietzsche.
[28] Mijn tamelijk radicale vraagteken bij alle moderne strafwetgevingen luidt: aangenomen dat de straf pijn moet doen en dat die pijn evenredig moet zijn aan de grootte van het misdrijf- en dat willen jullie toch eigenlijk allemaal! - welnu, dan moet de strafmaat 00k voor iedere misdadiger apart en evenredig aan zijn gevoeligheid voor pijn worden vastgesteld: - dat betekent dat een voora/bepaalde strafmaat voor een vergrijp, met andere woorden een Strafcodex helemaal niet zou mögen voorkomenl Maar moeten we dan, gezien het feit dat het niet gemakkelijk zal zijn om bij een misdadiger de schaal vast te stellen waarmee we zijn lust en zijn onlust kunnen meten, in de praktijk maar van het straffen afzien? Wat een verlies! Nietwaar? Bijgevolg — [29] De muziek openbaart niet het wezen van de wereld en haar 'wil', zoals Schopenhauer heeft beweerd (die zichzelf over de muziek maar iets wijsmaakte, evenals over het medelijden, en om dezelfde reden - hij kende ze allebei te weinig uit ervaring - ) : de muziek openbaart alleen de heren musici! En ze weten het zelf niet! En misschien maar goed dat ze het niet weten! [30]
Onze deugden. Allerhande vragen en bedenkelijkheden voor fijngevoeligere gewetens. Door Friedrich Nietzsche.
64 2 [31]
HERFST 1885-HERFST
1886
Onzedeugden.
•
Vingerwijzingen voor een moraal van de toekomst. Door Friedrich Nietzsche. Over de sterkte van de ziel. Over de oprechtheid. Over de opgewektheid. Over de wil tot eenzaamheid. ' Wat is voornaam?' 2 [32]
Defilosofenvan de toekomst. Een redevoering. 1. Is zo'n grootsheid vandaag de dag mogelijk? 2.
Maar misschien morgen, misschien overmorgen. - Ik zie nieuwe f opdoemen enz. 2 [33] Er bestaat een misvatting aangaande de opgewektheid die niet kan worden opgeheven: maar wie daarin deelt mag er uiteindelijk juist tevreden mee zijn. - Wij, die naar het geluk vluchten-: wij, die elk soort zuiden en het uitzinnige van de volle zon nodig hebben en op straat gaan zitten waar het leven als een dronken carnavalsoptocht als iets dat uitzinnig maakt - voorbijtrekt, wij die van het geluk juist verlangen dat het 'uitzinnig' maakt: lijkt het niet alsof we weet hebben van iets dat we vrezen? Waarmee we niet alleen willen zijn? Dat we iets weten wat zo op ons drukt dat we ervan sidderen, waarvan de influisteringen ons doen verbleken? Deze hardnekkige afkeer van treurige schouwspelen, deze dichtgestopte en voor al wat lijdt ongevoelige oren, deze dappere, spotzieke oppervlakkigheid, dit willekeurige epicurisme van het hart dat niets warm en helemääl wil hebben en het masker als zijn laatste godheid en verlosser aanbidt: deze hoon die de melancholici van de smaak ten deel valt, bij wie wij altijd een gebrek aan diepte beluisteren - is dat allemaal niet een en dezelf-
•
2
[31] ~ 2 [34]
65
de hartstocht? Het lijkt alsof we van onszelf weten dat we veel te breekbaar, ja misschien al gebroken en ongeneeslijk ziek zijn; het lijkt alsof we bang zijn voor deze hand van het leven, bang dat het ons moet breken, en we zoeken toevlucht in zijn schijn, zijn onechtheid, zijn oppervlakkigheid en bonte bedriegerij; het lijkt wel alsof we opgewekt zijn omdät we zo ontzettend treurig zijn. We zijn ernstig, we kennen de afgrond: daarom verzetten we ons tegen al het ernstige. wij glimlachen om de melancholici van de smaak - ach, we benijden ze nog als we de spot met hen drijven! - want wij zijn niet gelukkig genoeg om ons hun teergevoelige treurigheid te kunnen veroorloven. Wij moeten nog de schaduw van de treurnis ontvluchten: onze hei en duisternis is ons steeds te nabij. Wij hebben weet van iets dat we vrezen, waarmee we niet alleen willen zijn; wij hebben een geloof dat zo op ons drukt dat we ervan sidderen, waarvan de influisteringen ons doen verbleken - de ongelovigen zijn in onze ogen gelukkig. We keren ons af van treurige schouwspelen, stoppen onze oren dicht voor al wat lijdt; als we niet in Staat waren ons verharden zou het medelijden ons terstond breken. Blijf ons dapper terzijde staan, spotzieke lichtzinnigheid: verkoel ons, wind die over gletsjers heeft geblazen: we willen niets meer ter harte nemen, we willen het masker aanbidden. Er is iets in ons dat gemakkelijk breekt: vrezen we de kinderhandjes die alles stukmaken? We gaan het toeval uit de weg en maken ons uit devoeten 2 [34] Ik heb Richard Wagner meer liefgehad en vereerd dan wie 00k; en als hij op het laatst niet zo smakeloos was geweest - of de treurig makende verplichting had gevoeld te gaan heulen met een voor mij onuitstaanbaar soort 'geesten', namelijk zijn aanhangers, de Wagnerianen, dan had ik geen reden gehad om hem al bij zijn leven vaarwel te zeggen: hem, de diepste en moedigste maar 00k meest miskende van alle moeilijk-te-leren-kennen tijdgenoten, met wie de ontmoeting meer dan welke andere 00k bevorderlijk is geweest voor mijn inzichten. Vooropgesteld, wat voorop Staat, dat zijn zaak en mijn zaak niet met elkaar verward wilden worden en dat het me heel wat zelfoverwinning heeft gekost voor ik op die manier het 'zijne' en het 'mijne'
66
HERFST 1885-HERFST
l886
met de nodige scherpte leerde scheiden. Dat ik me bewust ben geworden van het uiterst belangrijke probleem van de toneelspeler een probleem dat om een moeilijk uitspreekbare reden misschien wel verder van me afstaat dan enig ander - dat ik de toneelspeler heb ontdekt en herkend als grondbestanddeel van elke kunstenaar, het typisch kunstzinnige, daarvoor moest ik met die in contact komen - en het komt me voor dat ik beiden hoger schat maar 00k - slechter over ze denk dan vroegere filosofen. - De verbetering van het theater kan me weinig schelen, de 'verkerkelijking' ervan nog minder; Wagners eigenlijke muziek past niet genoeg bij me ik kan voor mijn geluk en mijn gezondheid goed zonder (quod erat demonstrandum et demonstratum1). Wat voor mij het vreemdst aan hem was: de germanomanie en de semi-kerkelijkheid van zijn laatste jaren [35] Een nieuwe denkwijze - die altijd een nieuwe meetwijze is en de beschikbaarheid van een nieuwe maatstaf, een nieuw gevoelsscala veronderstelt - voelt zieh in conflict met alle bestaande denkwijzen en zegt in verzet daartegen voortdurend 'dat klopt niet'. Bij nader toezien betekent dit 'dat klopt niet' eigenlijk alleen 'ik voel daarin niets van mijzelf', 'ik kan er niets mee', 'ik begrijp niet dat jullie niet met mij mee kunnen voelen' [36]
Over het loslaten. Over de verharding. Over het masker. Over de rangorde. Europees en boven-Europees.
[37] Je hebt altijd wel iets belangrijkers te doen dan trouwen: mijn hemel, zo is het mij altijd vergaan! [38]
Voorbij goedenkwaad. Vingerwijzingen voor een moraal van de sterksten.
[39]
Masker en mededeling. 1. (Lat.) 'hetgeen te bewijzen was en hiermeebewezenis'
* [35]
2 [40]
2 [41]
[43]
67
De filosofen van de toekomst. Bijdrage tot de natuurlijke historie van de vrije geest. Onze deugden. Volkeren en vaderlanden. De ontvrouwelijking. homo religiosus.1 Bijdrage tot de natuurlijke historie van de hogeremens.
•
Gedachten van een opvoeder. 1. De filosofen van weleer. 2. Kunstenaars en dichters. 3. Het religieuze genie. 4. Wij deugdzamen. 5. De vrouw. 6. Degeleerden. 7. De 'beproevers'. 8. Volkeren en vaderlanden. 9. Wijsheid van het masker. 10. Moraalpsychologie. Spreuken en gedachtestreepjes. Wat is voornaam? Aanhangsel. Liederen van Prins Vogelvrij. 2(42]
Voorbij goed enkwaad.
•
Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Met een aanhangsel: liederen en pijlen van Prins Vogelvrij. Door Friedrich Nietzsche. 2 [43]
Bijdrage tot de natuurlijke historie van de hogeremens. Gedachtestreepjes van een psycholoog. i.(Lat.) 'degodsdienstigemens'
•
68
HERFST 1885-HERFST
1886
1. De filosoof. 2. De vrije geest. 3. Het religieuze genie. 4. Bijdrage tot de moraalpsychologie. 5. Wat is voornaam? 6. Volkeren en vaderlanden. 7. De vrouw op zieh. 8. Degeleerden. 9. Wij deugdzamen. 10. Wijsheid en masker. 11. De körnenden. 12. Spreuken van een zwijgzame. Aanhangsel. Liederen en pijlen van Prins Vogelvrij. 2 [44]
Voorwoord. 1. Wat was de filosoof? 2. Bijdrage tot de natuurlijke historie van de vrije geest. 3. Alleenspraak van een psycholoog. 4. De vrouw op zieh. 5. Het religieuze genie. 6. Wij geleerden. 7. Wij deugdzamen. 8. Wat is voornaam? 9. Volkeren en vaderlanden. 10. De maskers. 11. De beproevers. Dionysus Aanhangsel: Inhoudsopgave.
2 [45] Niets van een advocaat: geen partijman, wantrouwig tegenover alles wat 'overtuiging' heet; ongelovig tegenover ongeloof; 2 [46]
Bijdrage tot de natuurlijke historie van de hogere mens. Gedachten van een ledigganger. Door Friedrich Nietzsche.
•
2 [44]-2 [49]
69
Voorbij goed en kwaad.
»[47]
Alleenspraken van een psycholoog. Met een aanhangsel: Liederen en pijlen van Prins Vogelvrij. Door Friedrich Nietzsche. Aanhangsel: Liederen en pijlen van Prins Vogelvrij. 1. Aan de mistral. 2. Aan Goethe. 3. Aan zekere lofredenaars. 4. Sils-Maria. 5. De middag van de kluizenaar. 6. Naar nieuwe zeeen. 7. 'De duiven van de San Marco'. 8. Boven de huisdeur. 9. De echte Duitser. 10. Parsifal-muziek. 11. Aan Spinoza. 12. Rimus remedium.1 13. Nar in vertwijfeling. 14. Nazang. 2 [48] De vrouw heeft zo weinig genoeg aan zichzelfdat ze zieh nog liever laat slaan dan2 [49] In de meeste liefdes is er een die speelt en een die met zieh laat speien: Amor is bovenal een kleine toneelregisseur.
i.(Lat.) 'rijm als remedie'
•
70
2 [50]
H E R F S T 1 8 8 5 - H E R F S T 1886
Inhoud: Voorwoord. 1. Over de vooroordelen van de filosofen. 2. De vrije geest. 3. Het religieuze genie. Het religieuze wezen. 4. De vrouw op zich. Spreuken en tussenspelen. 5. Bijdrage tot de natuurlijke historié van de moraal. 6. Wij geleerden. Carcasse, tu trembles? Tu 7. Onze deugden. tremblerais bien davantage, si tu 8. Volkeren en vaderlanden. savais, où je te mène." _ '
lurenne
9. Maskers. 10. Wat is voornaam? Aanhangsel: Liederen en pijlen van Prins Vogelvrij. 2 [51]
Alleenspraken van een psycholoog. Door Friedrich Nietzsche. Bijdrage tot de natuurlijke historié van de hogere mens. Wat is voornaam?
2 [52]
Spreuken en alleenspraken. Met een toegift op rijm. Door Friedrich Nietzsche.
2 [53]
Voorbij goedenkwaad Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Inleiding. Boek 1: Over de vooroordelen van de filosofen. Boek 2: Vingerwijzingen voor een moraalpsychologie. Boek 3: Wij Europeanen. Een gelegenheid tot zelfbespiegeling. i. (Fr.) 'Beef je, geraamte? Je zou nog veel erger beven ais je wist waar ik je heenbreng.'
•
2
[54]
[5°] ~
2
[S9]
71
Voorbij goed en kwaad. Door Friedrich Nietzsche.
[55]
Voorlaatste hoofdstuk Alcuin de Angelsaks, die het koninklijke beroep van filosoof zo omschreef: prava corrigere, et recta corroborare, et sancta sublimare.1
[56] Corruptie van de krachtdadige natuurmens in het gareel van de geciviliseerde Steden ( - wordt een melaatse, leert daar het siechte geweten). [57] Van nu afaan zullen de voorwaarden voor het creeren van omvangrijker heerschappijvormen gunstig zijn. En dat is nog niet het belangrijkste; het ontstaan van internationale eugenetische organisaties is mogelijk gemaakt, die zieh tot taak stellen een heersers-ras te telen, de toekomstige 'heren der aarde'; - een nieuwe, ontzagwekkende, op de onverbiddelijkste eigenmachtigheid stoelende aristoeratie waarin de wil van filosofische geweldenaars en kunstenaar-tirannen voor duizenden jaren wordt bestendigd: - een hoger soort mensen die zieh dankzij hun overwicht aan willen, weten, rijkdom en invloed, van het democratische Europa als hun gewilligste en beweeglijkste werktuig bedienen om de lotgevallen van de aarde in hun greep te krijgen, om aan de 'mens' zelf als kunstenaar vorm te geven. Genoeg, de tijd zal komen waarin men anders over politiek leert denken. [58] ik geloof dat het ons aan politieke hartstocht ontbreekt: wij zouden het onder een democr hemel in alle eer net zo goed uithouden als onder een abs. [59]
Bij 1 Tot slot nog dit: waarom zouden we wat komen zal zo luid en zo verbeten moeten zeggen! Laat ons het koelbloediger, afstandelijker, 1. (Lat.) 'wat krom is rechtzetten, wat recht is verstevigen, wat heilig is nog hoger stellen'
•
72
HERFST 1885-HERFST
l886
intelligenter, meer uit de hoogte bezien, laten we het zeggen zoals het onder ons gezegd mag worden, zo stilletjes dat niemand het hoort, dat niemand ons hoort... Noem het een voortzetting. [60] Wat? Het drama is het doel, de muziek altijd slechts middel? Dat möge dan W theorie zijn: zijn praktijk was anders: de (dramatische) attitude is het doel, de muziek slechts een middel om een attitude te bereiken (te verduidelijken, te versterken, te verinnerlijken - ) [61] De ontwikkeling van de mechanistisch-atomistische denkwijze vindt thans nog altijd plaats zonder het minste besef waar ze noodzakelijk toe leidt; - dat is mijn indruk nadat ik haar aanhangers lang genoeg op de vingers heb gekeken. Het zal met het creeren van een tekensysteem eindigen: ze zal afzien van verklaringen, ze zal het begrippenpaar 'oorzaak en gevolg' opgeven. [62] Niet willen bedriegen - en je niet willen laten bedriegen: dat zijn heel verschillende dingen, zowel qua gezindheid als qua wil, maar zowel de ene als de andere neiging pleegt zieh van het woord 'filosofie' te bedienen, of het nu als opsmuk of als schuilplaats of uit onbegrip is. [63] De fysiologen zouden zieh nog eens moeten bezinnen voor ze de drang tot zelfbehoud als kardinale drift van een organisch wezen opvatten: iets levends wil zijn kracht bovenal botvieren: het 'zelfbehoud' is hiervan maar een van de consequenties. - Oppassen voor overbodige teleologische prineipes! En daartoe behoort het hele begrip 'drang tot zelfbehoud'. [64] ledere Philoctetes weet dat zonder zijn boog en zijn pijlen Troje niet wordt veroverd. [65]
In media vita.' Alleenspraken van een psycholoog. Door Friedrich Nietzsche. 1. (Lat.) ' o p de helft van het leven'
2 [6o] - 2 [66]
73
2 [66] - Voor het voorwoord. - Misschien een voortzetting: de kunstenaarfilosoof (tot nog toe wetenschappelijkheid, stellingname tegenover religie en politiek aangeroerd): hoger begrip van de kunst. Of de mens zoveel afstand kan nemen van de andere mensen dat hij als een vormgever aan ze kan werken? (Vooroefeningen: i) hij die zichzelf vormgeeft, de kluizenaar 2) de kunstenaar tot op heden, als de kleine voltooier, aan een s t o f - nee! - ) - daarbij hoort de rangorde van de hogere mensen, die gevormd moet worden - Een hoofdstuk: muziek. - bij de leer over de 'roes' (opsomming, bijv. aanbidding van de petits faits 1 ) - Duitse en Franse en Italiaanse muziek. (Onze in politiek opzicht minste tijden de vruchtbaarste: -) De slaven? - het cultuurhistorische ballet: - heeft de opera overwonnen. - een dwaling te denken dat wat W heeft geschapen een vorm is, - het is een vormeloosheid. De mogelijkheid van een dramatische opbouw ligt nog altijd in het verschiet. Muziek voor toneelspelers en muziek voor musici. - Ritmiek. De uitdrukking tegen elke prijs. - terere van'Carmen'. - ter ere van H. Schütz (en de 'Liszt-vereniging' - ) - hoerige instrumentatie - ter ere van Mendelssohn: daar zit een element Goethe in dat je nergens anders aantreft! Net zoals er een ander element Goethe in Rahel tot voltooiing kwam! En een derde bij H. Heine. Bij het hoofdstuk 'de vrijegeest' -1) Ik wil hem niet 'verheerlijken': een woordje ten gunste van de gebonden geesten. 2) de verdorvenheid van het intellect: het bewijs vanuit de lust ('het maakt mij gelukkig, dus is het waar') Daarbij moet de ijdelheid in het 'mij' onderstreept worden. Bij het hoofdstuk 'onze deugden': 3) nieuwe vorm van moraliteit: geloften van trouw in verenigingen over wat men wil doen en laten, het zieh ontzeggen van heel bepaalde dingen. Proeves of men daar rijp voor i s . Bij het hoofdstuk 'het religieuze genie'. 1) het mysterie, de exemplarische geschiedenis van een ziel. ('Drama' - betekent?) 1. (Fr.) 'kleine feiten'
•
74
H E R F S T 1 8 8 5 - H E R F S T 1886
2) de interpreteerbaarheid van de gebeurtenissen; het geloof in de 'zin' wordt vastgehouden dankzij de religie 3) in hoeverre de hogere ziel ten koste van de lagere groeit en gedijt? 4) wat weerlegd is, is de moraal van het christendom als essentieel in de lotgevallen van de wereldziel: - waarmee de wil om haar ingang te doen vinden en aan de macht te helpen nog niet is uitgeschakeld. - Dat laatste zou uiteindelijk toch slechts donquichotterie kunnen zijn: - maar dat is nog geen reden er geringschattend over te denken! 5) in hoeverre het religieuze genie een VA R I E T E I T is van het kunstzinnige genie: - de vormgevende kracht. 6) in hoeverre pas het geweten van de kunstenaar vrijheid biedt tegenover 'waar' en 'onwaar'. Het onvoorwaardelijke geloof omvormen tot in de onvoorwaardelijke wil— 7) religieuze literatuur, het begrip 'heilig boek'. bij 'onze deugden'. Datgene waar we onze wetenschappelijkheid op kunnen botvieren nemen we niet meer zwaar en ernstig op: een soort immoraliteit. Bij het hoofdstuk 'De natuurlijke Historie van de moraal'? Corruptie, wat is dat? Bijvoorbeeld de natuurlijke krachtdadige mens die in de stad komt. Bijvoorbeeld de Franse aristocraat voor de Franse Revolutie. Bij het hoofdstuk 'Man en Vrouw'. De overwinning van de man over de vrouw, overal waar cultuur een aanvang neemt. N.B. magister liberalium artium et hilaritatum.1 N.B. ik heb iets bij de horens gevat- alleen twijfel ik of het wel een stier was. 2 [67] 'Ik', 'subject' als horizon. Omkering van de perspectivische blik. 2 [68] Het lichaam als leidraad. Het zieh delende protoplasma: V2 + Vi niet = 1, maar = 2. komt het geloof in de zielsmonade te vervallen. 1. (Lat.) 'meester in de vrije kunsten en de vrolijkheden'
•
2
[ 6 7 ] - 2 [7°]
75
Zelfbehoud slechts als een van de gevolgen van de zelfexpansie. En'zelf? 2 [69] We kennen de mechanische kracht alleen als een gevoel van weerstand: en dat wordt met drük en stoot alleen maar plastisch uitgelegd, niet verklaard. Van welke aard is de dwang die een sterkere ziel op een zwakkere uitoefent? - En mogelijk berust de ogenschijnlijke 'ongehoorzaamheid' tegenover de hogere ziel op onbegrip over wat zij wil, een rots bijvoorbeeld laat zieh niet commanderen. Maar - er zijn nu eenmaal langzaam opklimmende graduele verschillen en rangonderscheiden vereist: alleen naaste verwanten kunnen elkaar begrijpen en bijgevolg kan er hier sprake zijn van gehoorzaamheid. Of het mogelijk is alle bewegingen op te vatten als tekens van een zielsproces? Natuurwetenschap als een Symptomatologie Het is misschien verkeerd, omdat de levensstrueturen heel klein zijn (denk aan cellen), nu naar nog kleinere eenheden, 'krachtpunten' en dergelijke te zoeken? Het voorstadium van de heerschappijvormen. OvergaveaandePERSooN
(vader, voorvader, vorst,priester,
god) als verlichting van de moraal. 2 [70]
Voorbijgoedenkwaad -
Probleem van de wetgever. Het lichaam als leidraad. Mechanisme en leven. De wil tot macht.
-
Uitleg, geen kennis. Bijdrage tot de methodeleer. De eeuwige wederkeer. De kunstenaar. Cultuur en de onderbouw daarvan.
-
Wij goddelozen. Muziek en cultuur. Over grote en kleine politiek. 'Mysterie'. De goeden en rechtschapenen. De gezworenen. Bijdrage tot de geschiedenis van het pessimisme. Opvoeding.
•
76
HERFST 1885-HERFST
1886
[71] Bij 'Zarathoestra'. Calina: bruinrood, alles van nabij te scherp. De hoogste zonnestand. Spookachtig. Sipo Matador. En wie zegt dat we dit niet willen? Wat een muziek en lokroep! Daar is niets dat niet vergiftigt, verlokt, knaagt, omverwerpt, ommunt! 1
Het beslissende moment: De rangorde.
1) Breek de goeden en rechtschapenen!
Middag en eeuwigheid. Boek van de waarzegger. Middag en eeuwigheid. Door F.N.
[72]
1 Het dodenfeest. Zarathoestra komt op een reusachtig feest: 11 De nieuwe rangorde. 111 Over de heren der aarde. 1 v Over de ring van de wederkeer. [73]
DE TITELS
V A N IO N I E U W E
B O E K E N I (voorjaar 1886)
Gedachten over de onde Grieken. Door Friedrich Nietzsche. In hoeverre in het worden alles ontaardt en onnatuurlijk wordt. De ontaarding van de Renaissance - van de filologie Voorbeeld van de amorele basisvoorwaarden voor een hogere cultuur, voor een verheffing van de mens.
2[7i]-i[73]
Dewiltotmacht. Poging tot een nieuwe uitleg van de wereld. De
kunstenaars.
Bijgedachten van een psycholoog. door Friedrich Nietzsche. Wij
goddelozen door
Friedrich Nietzsche Middag en
eeuwigheid.
door Friedrich Nietzsche Voorbijgoed
en kwaad.
Voorspel tot een filosofie van de toekomst. door Friedrich Nietzsche. Gai saber. Liederen van Prins Vogelvrij. Door Friedrich Nietzsche. Muziek. Door Friedrich Nietzsche. Ervaringen van een
schriftgeleerde.
door Friedrich Nietzsche. Bijdrage tot een geschiedenis van de moderne door Friedrich Nietzsche.
verduistering.
78 [74]
HERFST 1885-HERFST
1886
De wil tot macht. 1. Fysiologie van de rangorde. 2. De grote middag. 3. Tucht en teelt. 4. De eeuwige wederkeer.
[75] De eeuwige wederkeer. Boek van nieuwe feesten en waarzeggingen. De eeuwige wederkeer Heilige dansen en geloften. Middag en eeuwigheid. Heilige dansen van de wederkeerlingen. [76] Over de rangorde: (28) Bij 1: Bijdrage tot defysiologie van de macht. De aristocratie in het lichaam, de meerderheid van de heersenden (strijd van de weefsels? De slavernij en de arbeidsdeling: het hogere type slechts mogelijk door een ondergeschikt type te Verlagen tot een functie Lust en pijn geen tegenstelling. Het machtsgevoel. Voeding slechts een consequentie van de onverzadigbare toeeigening, van de wil tot macht. De voortplanting, het verval begint bij de onmacht van de heersende cellen om wat ze zieh hebben toegeeigend te organiseren. Het is de vormgevende kracht die altijd nieuwe 'stof' (nog meer 'kracht') in voorraad wil hebben. Het meesterstuk van de opbouw van een organisme uit het ei. 'Mechanistische opvatting': wil niets dan kwantiteiten: maar de kracht zit hem in de kwaliteit: het mechanistische denken kan dus alleen processen beschrijven, niet verklaren. Het 'doel'. Uitgaan van de 'scherpzinnigheid' van de planten. Het begrip 'vervolmaking': nie t alleen grotere complexiteit, maar grotere macht ( - hoeft niet alleen grotere massa te zijn -). Conclusie met betrekking tot de ontwikkeling van de mensheid: de vervolmaking bestaat in het voortbrengen van de machtigste individuen, tot wier werktuig de grote massa wordt omgevormd (en wel als het intelligentste en beweeglijkste werktuig)
2 [74]-2 [77]
79
De kunstenaars als kleine vormgevers. De pedanterie van de 'opvoeders' daarentegen De straf: instandhouding van een hoger type. Het isolement. Verkeerde lessen uit de geschiedenis. Dat iets hoogstaands mislukte of misbruikt werd (zoals de aristocratie), betekent nog niet dat het is weerlegd! 2 [77] De schijn van het lege en volle, het vaste en losse, het rüstende en beweeglijke en het gelijke en ongelijke. (de absolute ruimte de oudste schijn is tot (de substantie) metafysica verheven. - er speien daar menselijk-dierlijke op zekerheid gerichte waardemaatstaven mee. Onze begrippen zijn door onze behoeftigheid geinspireerd. Het poneren van tegenstellingen strookt met de traagheid (een onderscheid dat voor de voeding, zekerheid enz. volstaat, geldt als 'waar') simplex veritas!1 - gedachte van de traagheid. Onze waarden zijn op basis van onze interpretaties in de dingen gelegd. Heeft het op-zich dan enige zin?? Is zin niet juist noodzakelijk relationele zin en perspectief? Alle zin is wil tot macht (elke relationele zin laat zieh daartoe herleiden). Een ding = zijn eigenschappen: maar die komen overeen met alles wat ons aan dit ding aangaat: een eenheid waaronder we de relaties die voor ons in aanmerking komen samenvatten. In feite de bij onszelf waargenomen veranderingen ( - uitgezonderd die welke we niet waarnemen, bijv. zijn elektriciteit). In summa: object is de som van de ervaren remmingen, die waarvan we ons bewust zijn geworden. Een eigenschap drukt dus altijd iets van 'nuttig' of'schadelijk' voor ons uit. Z o de kleuren - elke kleur correspondeert met een hoeveelheid lust of onlust, en elke hoeveelheid lust of onlust is het resultaat van inschattingen van het 'nut' of de 'nutteloosheid'. - Walging.
i.(Lat.) 'eenvoudige waarheid'
•
•
8o 2 [78]
HERFST 1885-HERFST
l886
Themata. Duiding, geeti verklaring. Reductie van de logische waardeoordelen tot morele en politieke (waarde van de zekerheid, van de rust, van de luiheid ('minste kracht') enz. Het probleem van de kunstenaar, zijn moraliteit (leugen, schaamteloosheid, de vindingrijkheid voor wat hij mist). De belastering van de amorele driften: consequent doorgedacht een verloochening van het leven. Het onvoorwaardelijke en waar de ideale trekken vandaan komen die men daaraan toeschrijft. De straf als teeltmiddel. Zwaartekracht op meerdere manieren uit te leggen: zoals al het zogenaamd 'feitelijke'. Het predikaat drukt een uitwerking op ons uit (of de mogelijkheid daartoe), niet het werken op zieh; de som van de predikaten wordt in een woord samengevat. Dwaling dat het subject causa zou zijn. - Mythologie van het subjeetbegrip. (de 'bliksem' flitst - verdubbeling - de werking is verdingelijkt. Mythologie van het causaliteitsbegrip. Scheiding van 'werken' en 'wat werkt'fundamenteelfout. De schijn van het onveranderd-gelijkblijvende, voor en n a — Onze Europese cultuur - waar ze op aandringt, in tegenstelling tot de boeddhistische oplossing in Azie? Religie, in essentie leer van de rangorde, zelfs een poging om tot een kosmische rang- en machtsorde te komen. Zwakheid Leugen, veinzerij Domheid Heerszucht in hoeverre idealiserend ? Nieuwsgierigheid Hebzucht Wreedheid
z [79] Mijn geschriften zijn heel goed verdedigd; wie ernaar grijpt en daarbij misgrijpt, als iemand die geen recht heeft op zulke boeken - die maakt zieh op slag belachelijk - , een lichte woedeaanval drijft zo
2 [78]-2 [82]
8i
iemand ertoe zijn intiemste en lachwekkendste gedachten eruit te gooien: en wie zou niet weten wat daarbij altijd weer te voorschijn komt! Literatuur-vrouwtjes, wat ze meestal zijn, met ziekelijke geslachtsorganen en inktvlekken op hun vingers Het onvermogen om het nieuwe en originele te zien: de plompe vingers die een nuance niet weten te vatten, de stijve ernst die struikelt over een woord en ten val komt: de kortzichtigheid die ten overstaan van het kolossale rijk met zijn weidse landschappen alleen maar erger wordt en ten slotte in blindheid omslaat. Heb ik me ooit over mijn lot beklaagd, dat ik te weinig word gelezen, dat ik zo siecht word begrepen? Maar voor hoe velen mag iets buitengewoons dan eigenlijk worden geschapen? - Denkt u soms dat God de wereld omwille van de mensen heeft geschapen? [8o]
Voor de inleiding. De sombere eenzaamheid en verlatenheid van de campagna Romana', het geduld in het ongewisse. Elk boek als een verovering, greep - tempo lento2 - - tot het eind toe dramatisch opgeschort, uiteindelijk catastrofe en plotselinge verlossing.
[8i]
(15) Het is slechts een kwestie van kracht: alle ziekelijke trekken van de eeuw hebben, maar ze compenseren door een overrijke plastische herstellende kracht. De sterbe mens: beschrijving
[82]
Voorbij goed en kwaad. Tweede en laatste deel Voorwoord. Uitleg, geen verklaring. Er bestaat geen vaststaand feit, alles is vloeibaar, ongrijpbaar, wijkend; het duurzaamst zijn nog onze meningen. Betekenis in iets leggen - in de meeste gevallen een nieuwe uitleg over een oude, onbegrijpelijk geworden uitleg heen, die nu zelf niet meer is dan een teken. 1. (It.) vulkanische omgeving van Rome 2. (It.) 'langzaam tempo'
82
HERFST 1885-HERFST
l886
Bijdrage tot de fysiologie van de macht. Een beschouwing waarbij mens zijn sterkste driften en zijn idealen (en zijn goede geweten) een en hetzelfde voelt. Wij goddelozen. Wat zijn kunstenaars? Recht en wetgeving. Bijdrage tot de geschiedenis van de moderne verduistering. Het toneelspelen. Over de goeden en rechtschapenen. Rang en rangorde. Aan de mistral. Een danslied. Voorbij goed en kwaad als opheldering voor een enkeling en diepste verduistering voor velen. Bijdrage tot de geschiedenis van de moderne verduistering. Psychologie van de kunstenaar. Over het toneelspelen. Het probleem van de wetgever. Het gevaar in de muziek. Uitleg, geen kennis. De goeden en rechtschapenen. Over grote en kleine politiek Wij goddelozen. Aan de mistral. Danslied. Itijo pagina's 2 katernen. (Voorwoord: wat al mijn geschriften gemeen hebben) Uitleg, geen verklaring. Bijdrage tot de fysiologie van de macht. Over het toneelspelen. Bijdrage tot de geschiedenis van de moderne verduistering. Wij goddelozen. De goeden en rechtschapenen. Over de rangorde. Recht en wetgeving. Kunstenaars.
2 [83]
83
(7) De mens ziet zichzelf als oorzaak, als dader alles wat gebeurt Staat in een predikatieve betrekking tot een of ander subject In elk oordeel schuilt heel het volle, diepe geloof in subject en predikaat of in oorzaak en gevolg; en dit laatste geloof (namelijk als de bewering dat elk gevolg is terug te voeren tot een daad en dat elke daad een dader veronderstelt) is zelfs een apart geval van het eerste, zodat het geloof in het bestaan van subjecten als basisgeloof overblijft Ik merk iets op en zoek er een reden voor: dat betekent oorspronkelijk: ik zoek er een oogmerk achter, en bovenal iemand die een oogmerk heeft, een subject, een dader: - vroeger zag men in alles wat er gebeurde oogmerken, al het gebeuren was doen. Dat is onze oudste gewoonte. Heeft het dier die ook? Is het, als iets levends, niet ook aangewezen op de interpretatie volgens zichzelf? - De vraag 'waarom?' is altijd de vraag naar de causa finalis', naar een 'waartoe?'. Van een 'zin voor de causa efficiens' 2 is bij ons niets bespeurbaar: in dat opzicht heeft Hume gelijk dat we uit gewoonte (maar niet alleen die van het individu!) verwachten dat de ene vaak waargenomen gebeurtenis op de andere volgt: verder niets! Maar de uitzonderlijke vastheid van ons geloof in de causaliteit is nie t ingegeven doordat we zo gewoon zijn aan een bepaalde opeenvolging van gebeurtenissen, maar door ons onvermogen een gebeurtenis anders te interpreteren dan als iets waar een oogmerk achter zit. Het is het geloof in het levende en denkende als het enig werkzame - in de wil, het oogmerk - het geloof dat alles wat er gebeurt een doen is en dat al het doen een dader veronderstelt, het is het geloof in het 'subject'. Zou dit geloof in het subject- en predikaatbegrip niet een grote d zijn? Vraag: is het oogmerk de oorzaak van een gebeurtenis? Of is ook dat een illusie? Is ze niet het gebeuren zelf? 'Aantrekken' en 'afstoten' in zuiver mechanische zin is een volslagen fictie: een woord. Zonder een oogmerk kunnen we ons zoiets als aantrekken niet voorstellen. - De wil zieh van een zaak meester te 1. (Lat.) 'doeloorzaak' 2.(Lat.) 'bewerkende oorzaak'
84
HERFST 1885-HERFST
1886
maken of zieh tegen de macht ervan teweer te stellen en het van zieh af te stoten - dat 'begrijpen we': dat zou een interpretatie zijn die we konden gebruiken. Kortom: de psychologische noodzaak van een geloof in causaliteit is gelegen in de onvoorstelbaarheid van een gebeurtenis waar geen 00gmerk achter zit: waarmee natuurlijk over waarheid of onwaarheid (de gegrondheid van zo'n geloof) niets is gezegd. Het geloof in causae Staat ofvalt met het geloof in TC>.T|' (tegen Spinoza en zijn causaliteitsbeginsel). ^ [84]
(30) Het oordelen is ons oudste geloof, ons meest vertrouwde voor-waar of voor-onwaar-houden In het oordeel ligt ons oudste geloof vervat, al het oordelen impliceert een voor waar of voor onwaar houden, een bevestigen of ontkennen, een zekerheid dat iets zo en niet anders is, een geloof hier echt iets 'gekend' te hebben - wat wordt in alle oordelen als waar aangenomen? Wat zijn predikaten? - We hebben veranderingen bij onszelf niet als zodanig opgevat, maar als een 'op-zich' dat ons vreemd is, dat we alleen 'waarnemen': en we hebben ze niet als een gebeurtenis, maar als een zijn geponeerd, als 'eigenschap' - en daar een wezen bij verzonnen waar zeaanvastzitten, D A T W I L Z E G G E N dat we de werking als iets wat werkt hebben opgevat en dit werkzame als zijnde. Maar 00k in die formulering is het begrip 'werking' nog willekeurig: want die veranderingen die bij ons plaatsvinden, en waarvan we vast geloven dat we er niet zelf de oorzaak van zijn, moeten wel, concluderen we nu, uitwerkingen van iets zijn: volgens de sluitrede: 'bij elke verandering hoort een veroorzaker'. - Maar die sluitrede is al mythologie: zij brengt een scheiding aan tussen het werkzame en het werken. Als ik zeg 'de bliksem flitst', heb ik het flitsen de ene keer als activiteit en de andere keer als subject opgevat: dus een zijn onder het gebeuren geschoven dat niet identiek is met dit gebeuren, maar veeleer blijft, is en niet 'wordt'. - Het gebeuren als werken opvatten: en de werking als zijn: dat is de dubbele dwaling of interpretatie waaraan we ons schuldig maken. Dus bijvoorbeeld 'de bliksem flitst' - : 'flitsen' is een toestand die over ons komt; maar we vatten dit niet op als een uitwerking op i . ( G r . ) 'doelen'
2 [84]-2 [88]
»5
ons, en zeggen: 'iets flitst', als een 'op-zich', en zoeken daar een veroorzakerbij, de 'bliksem'. ^ [85]
(32) De eigenschappen van een ding zijn uitwerkingen op andere 'dingen': denk je andere 'dingen' weg, dan heeft een ding geen eigenschappen, wat inhoudt: er bestaat geen ding zonder andere dingen, dat wil zeggen er bestaat geen 'ding op zieh'.
2 [86]
(30)
Wat kan kennis alleen zijn? - 'uitleg', geen 'verklaring'. »[87]
(32) Alle eenheid is louter als organisatie en samenspei eenheid: niet anders dan hoe een menselijke gemeenschap een eenheid is: dus in tegenstelling tot de atomistische anarchie; met andere woorden een heerschappijvorm die een ding beduidt, maar niet een ding is. We zouden moeten weten wat zijn is om te kunnen beslissen of dit of dat reeel is (bijv. 'de feiten van het bewustzijn'); evenzo wat zekerheid is, wat kennis is en dergelijke. - Maar omdat we dat niet weten, is een kritiek van het kenvermogen onzinnig: hoe zou het werktuig zichzelf kunnen kritiseren, wanneer het nu net alleen zichzelf voor die kritiek kan gebruiken? Het kan zichzelf niet eens definieren! als alle eenheid nu eens alleen als organisatie eenheid is? Maar het 'ding' waarin we geloven is er alleen bij verzonnen, als ferment bij verschillende predikaten. Als het ding 'werkt', betekent dat: we vatten alle overige eigenschappen, die hier 00k nog voorhanden maar voor het moment latent zijn, op als oorzaak dat er nu een aparte eigenschap op de voorgrond treedt: dat houdt in dat we de sorn van zijn eigenschappen - x, opvatten als OORZAAK van de eigenschap x: wat toch heel dorn en dwaas is! 'Het subject' of het 'ding'
»[88]
(33) Een kracht die we ons niet kunnen voorstellen (zoals de zogenaamde zuiver mechanische aantrekkings- en afstotingskracht) is een leeg woord en zou geen burgerrecht mögen hebben in de wetenschap: die de wereld voor ons voorstelbaar wil maken, meer niet!
86
HERFST 1885-HERFST
l886
Alles wat met dit of dat oogmerk gebeurt is reduceerbaar tot het oogmerk van de vermeerdering van macht. 2 [89] Illusie dat we iets kennen als we voor wat gebeurt een mathematische formulering paraat hebben: het is slechts aangeduid, beschreven: meer niet! 2
[90]
(31) Gelijkheid en overeenkomstigheid. 1) het grovere orgaan ziet veel schijnbare gelijkheid 2) de geest wil gelijkheid, d.w.z. een zintuiglijke indruk subsumeren onder een bestaande reeks: net zoals het lichaam iets anorganisch assimileert Om de logica te begrijpen::: de wil tot gelijkheid is de wil tot macht. - het geloof dat iets zo en zo is, het wezen van het oordeel, is het gevolg van een wil, het moet zoveel mogelijk gelijk
2
M
(30) Als ons 'ik' voor ons het enige zijn is, aan de hand waarvan we al het zijn vormen of begrijpen: heel goed! dan is de twijfel wel heel erg op zijn plaats of hier geen sprake is van een perspectivische illusie - de schijnbare eenheid waarin alles zieh als binnen een horizon aaneensluit. Als we het lichaam als leidraad nemen blijkt er een enorme verscheidenheid-, het is methodisch geoorloofd het beter bestudeerbare, rijkere fenomeen als leidraad voor het begrip van het ärmere te benutten. Ten slotte: gesteld dat alles worden is, dan is kennis alleen mogelijk op grond van het geloof in zijn.
i [92] De zintuiglijke waarnemingen naar 'buiten' geprojecteerd: 'binnen' en 'buiten' - daar commandeert het lichaam-? - dezelfde gelijkmakende en ordenende kracht die in het idioplasma heerst, heerst 00k bij het inlijven van de buitenwereld: onze zintuiglijke waarnemingen zijn al het resultaat van deze assimilatie en gelijkstelling aan al het verleden in ons; ze volgen niet meteen op de 'indruk'-
2 [8 9 ]-2 [95] ^ [93]
87
(34) In hoeverre de dialectiek en het geloof in de rede nog op morele vooroordelen berust. Volgens Plato zijn we als voormalige bewoners van een intelligibele wereld van het goede nog in het bezit van een erfenis uit die tijd: de goddelijke dialectiek, die uit het goede stamt, leidt als zodanig naar al het goede ( - dus om zo te zeggen 'terug' -). Ook Descartes beseite dat binnen een fundamenteel christelijk-morele denkwijze, die in een goede God als schepper van de dingen gelooft, pas Gods waarachtigheid borg Staat voor onze zintuiglijke oordelen. Waar zouden we, afgezien van een religieuze sanctie en waarborg van onze zintuigen en onze redelijkheid, het recht vandaan moeten halen op het bestaan te vertrouwen? Dat het denken zelfs maar een maatstaf is voor het werkelijke - dat wat niet gedacht kan worden, niet is - is een plomp non plus ultra1 van een moralistische argeloosheid (een al te groot vertrouwen in een essentieel waarheidsprincipe in de grond der dingen), op zichzelf genomen een fantastische bewering die door onze ervaring elk ogenblik wordt weersproken. We kunnen juist van helemaal niets denken in hoeverre het is...
2 [94] We kunnen het ontstaan van een kwaliteitsoordeel moeilijk gadeslaan Reductie van de kwaliteiten tot waardeoordelen. 2 [95] Onze waarnemingen zoals wij ze begrijpen: dat is de som van al die waarnemingen waarvan de bewustwording voor onszelf en voor het hele organische proces voor ons nuttig en essentieel was: dus niet alle waarnemingen (bijv. niet de elektrische). Dat betekent: we hebben slechts zintuigen voor een select aantal waarnemingen - die waaraan ons iets gelegen moet zijn om onszelf te handhaven. Bewustzijn is er slechts voorzover bewustzijn nuttig is. Het lijdt geen twijfel dat alle zintuiglijke waarnemingen geheel en al doortrokken zijn van waardeoordelen (nuttig schadelijk-bijgevolg aangenaam of onaangenaam). De afzonderlijke kleur drukt tegelijkertijd een waarde voor ons uit (hoewel we dat maar zelden toegeven, of pas nadat die kleur langdurig (bijv. bij gevangenen in de gevangenis of gekken) op ons heeft ingewerkt). Daarom reageren insecten anders op verschillende kleuren: sommige houden ervan, zoals mieren. 1. (Lat.) 'dat waar niets meer boven gaat'
88
HERFST 1885-HERFST
1886
2 [96] Ironie jegens diegenen die geloven dat het Christendom door de
moderne wetenschappen is overwonnen. De christelijke waardeoordelen zijn daarmee beslist niet overwonnen. 'Christus aan het kruis' is het meest sublieme symbool - nog altijd. 2 [97] Gezondheid en ziekelijkheid: wees voorzichtig! Het criterium blijft de efflorescentie van het lichaam, de veerkracht, moed en onbekommerdheid van de geest - maar natuurlijk 00k hoeveel ziekelijks hij kan dragen en overwinnen - gezond kan maken. lets waar fragielere mensen aan te gronde zouden gaan, behoort tot de stimulerende middelen van de grote gezondheid. 2 [98]
(35) Armoede, deemoed en kuisheid - gevaarlijke en leugenachtige idealen, maar net als gif bij bepaalde ziektegevallen nuttige geneesmiddelen, bijvoorbeeld in de Romeinse keizertijd. Alle idealen zijn gevaarlijk, omdat ze het feitelijk bestaande kleineren en brandmerken, het zijn zonder uitzondering vergiften, al zijn ze als tijdelijke geneesmiddelen onontbeerlijk
2 [99] Hoe heeft het hele organische proces zieh gedragen tegenover de rest van de natuur? - Daar komt zijn grondwil aan het licht. 2 [100]
DE WIL TOT M A C H T .
Poging tot ommunting van alle waarden. In vierboeken. Boek 1 :
het gevaar der gevaren (behandeling van het nihilisme) (als de noodzakelijke consequentie van de waardeschattingen tot dusverre)
Boek 2:
kritische beschouwing van de waarden (de logica enz.
Boek 3:
het probleem van de wetgever (waarin opgenomen de geschiedenis van de eenzaamheid). Hoe moeten mensen in elkaar zitten die waarden omgekeerd beoordelen? Mensen die alle eigenschappen hebben van de moderne ziel, maar sterk genoeg zijn om ze in louter gezondheid te transformeren.
•
2 [96] - 2 [lOO] Boek4:
89
dehamer haar middel voor haar taak
Sils-Maria, zomer 1886 Kolossale machten zijn ontketend; maar ze druisen tegen elkaar in de ontketende krachten doen elkaar teniet de ontketende krachten opnieuw binden, opdat ze elkaar niet tenietdoen en ogen openen voor de werkelijke vermeerdering van kracht! Overal de disharmonie blootleggen tussen het ideaal en de specifieke omstandigheden (bijv. oprechtheid bij christenen die zieh voortdurend gedwongen zien te liegen) Voorboek2. In democratische gemeenschappen, waar iedereen specialist is, ontbreekt het 'waartoe', 'voor wie', de maatschappelijke stand waarin de duizendvoudige verkommering van alle enkelingen (tot functies) zin krijgt. De ontwikkeling van de zinnelijkheid van de wreedheid van de wraak van de dwaasheid tot som van de cultuur van de hebzucht van de heerszucht enz. Over Het gevaar in alle idealen tot dusverre Kritiek van de Indische en Chinese alsook van de christelijke denkwijze (als voorbereidingen op een nihilistische -) Het gevaar der gevaren: alles heeft geen zin. (2) De hamer: een leer die door ontketening van het pessimisme met de sterkste hang naar de dood een selectie van de meest levensvatbaren bewerkstelligt
9°
H E R F S T 1 8 8 5 - H E R F S T 1886
2 [101] Wat het werk aan gevolgtrekkingen over de maker toelaat: de verschrikkelijke vraag of volheid dan wel ontbering, de waanzin van het ontberen tot scheppen aanzet: plotseling 00g krijgen voor het feit dat elk romantisch ideaal een zelfontvluchting, een zelfverachting en zelfveroordeling is van wie het verzint. Het is uiteindelijk een kwestie van kracht: die hele romantische kunst zou door een overrijke en wilskrachtige kunstenaar volstrekt in zijn tegendeel, in iets anti-romantisch, o f - om mijn formulering te gebruiken - in het dionysische omgebogen kunnen worden, net zoals elk soort pessimisme en nihilisme in de hand van de sterkste alleen een extra hamer en werktuig wordt, waarmee hij zichzelf een nieuw paar vleugels aanmeet. Ik zag met een oogopslag dat Wagner weliswaar zijn doel had bereikt, maar alleen zoals Napoleon zijn Moskou had bereikt - elke etappe bracht zoveel verliezen, onvervangbare verliezen met zieh mee, dat juist aan het eind van de hele opmars en schijnbaar op het punt van de overwinning zijn lot was bezegeld. Onheilspellend de versregels van Brünnhilde. Z o kwam Napoleon naar Moskou (R. Wagner naar Bayreuth - ) Geen verbond sluiten met ziekelijke en bij voorbaat verslagen machtenHad ik maar meer op mezelf vertrouwd: dat Wagner niet kon bewegen (laat staan dansen - en zonder dans bestaat er voor mij geen verademing en gelukzaligheid) heeft me altijd benauwd. Het verlangen naar alomvattende passies is verraderlijk: wie daartoe in Staat is verlangt naar de betovering van het tegendeel, dat wil zeggen naar seepsis. De diep gelovigen beschouwen de seepsis bij bepaalde gelegenheden als een weldaad en een verademing. Wagner sprekend over de verrukkingen die hij aan het christelijke avondmaal zou weten te ontlokken: dat gaf voor mij de doorslag, hij had voor mij afgedaan. - Daar kwam nog bij dat ik wantrouwig werd of hij niet ten behoeve van zijn nieuwe inburgering in Duitsland een beetje de Christen en de verse bekeerling dacht te kunnen speien: dat wantrouwen schaadde hem in mijn ogen nog meer dan de ergernis dat ik mijn hoop had gevestigd op een oud wordende romanticus, wiens knieen al genoeg knikten om neer te vallen voor het kruis.
2 [lOl]-2 [lo6]
91
2 [102] Het geloof in het lichaam is fundamenteler dan het geloof in de ziel: dit laatste is ontstaan uit de aporieen van een onwetenschappelijke benadering van het lichaam (iets dat het lichaam verlaat. Geloof in de waarheid van de droom -) 2 [103] Wantrouwen tegenover de zelfobservatie. Dat de ene gedachte de oorzaak is van een andere gedachte valt niet vast te stellen. Op het vlak van ons bewustzijn verschijnt een opeenvolging van gedachten, zodat het lijkt alsof de ene gedachte de oorzaak is van de volgende. In werkelijkheid zien we niet de strijd die zieh onder het oppervlak afspeelt-2 [104] Zoals dat gaat bij een mens met een overprikkelbare zinnelijkheid en een neiging tot dweperij, is bij Plato de betovering van het begrip zo groot geweest, dat hij het begrip onwillekeurig als een ideale vorm vereerde en vergoddelijkte. Dialectiek-dronkenschap, als bewustzijn hiermee macht over zichzelf uit te oefenen — als werktuig van de machtswil. 2 [105] Druk en stoot iets onnoemelijk laats, afgeleids, niet oorspronkelijks. Het veronderstelt immers al iets dat bijeenhoudt en drukken en stoten kan\ Maar vanwaar zou het bijeen moeten houden? 2 [106] De betekenis van de Duitse filosofie (Hegel): eenpanthe'isme uitdenken waarbij het kwaad, de dwaling en het leed niet als argumenten tegen goddelijkheid worden ervaren. Ditgrandioze initiatiefis door de bestaande machten (staat enz.) misbruikt, alsof de redelijkheid van wie toevallig de macht in handen had ermee werd gesanetioneerd. Schopenhauer blijkt daarentegen een hardnekkig man van de moraal, die ten slotte, om met zijn morele inschatting gelijk te krijgen, een wereldverloochenaar werd. Uiteindelijk een 'mysticus'. Ikzelf heb een poging tot esthetische rechtvaardiging gedaan: hoe is de lelijkheid van de wereld mogelijk? - Ik vatte de wil tot schoonheid, tot het volharden in gelijke vormen op als een tijdelijk instandhoudings- en geneesmiddel: maar in fundamentele zin scheen het mij toe dat het eeuwig-scheppende als het eeuwig-vernietigen-moetende
92
HERFST 1885-HERFST
1886
onlosmakelijk was verbonden met pijn. Het 00g voor het lelijke beziet de dingen met de wil een zin, een nieuwe zin in het zinloos gewordene te leggen: de opgehoopte kracht die de scheppende ertoe dwingt al het tot dusver bestaande als onhoudbaar, mislukt, het ontkennen waard, als lelijk te voelen? De illusie van Apollo: de eeuwißheid van de mooie vorm; de aristocratische wetgeving 'zo moethet altijd zijn!' Dionysus: zinnelijkheid en wreedheid. Het verleden zou uitgelegd kunnen worden als genot van de verwekkende en destructieve kracht, als permanente schepping. 2 [107] N. B. De religies gaan aan het geloof in de moraal te gronde: de christelijk-morele God is niet houdbaar: bijgevolg 'atheisme' - alsof er geen ander soort goden zou kunnen bestaan. Evenzo gaat de cultuur aan het geloof in de moraal te gronde: want zodra de noodzakelijke voorwaarden zijn ontdekt vanwaaruit zij alleen groeit, wil men haar niet meer: boeddhisme. 2 [108] Dat de waarde van de wereld afhangt van onze interpretatie ( - dat er misschien ergens nog andere interpretaties mogelijk zijn dan louter menselijke -), dat de vroegere interpretaties perspectivische inschattingen zijn, krachtens welke wij onszelf in het leven, dat wil zeggen binnen de wil tot macht, omwille van de groei van de macht, staande houden, dat elke verheffing van de mens de overwinning op beperktere interpretaties met zieh meebrengt, dat elke bereikte versterking en machtsuitbreiding nieuwe perspectieven opent en het geloof in nieuwe horizonten inluidt - dat loopt als een rode draad door mijn geschriften. De wereld die ons iets aangaat is bedrieglijk, dat wil zeggen is geen feit maar een fantasieproduet ter overkoepeling van een armzalig aantal waarnemingen; zij is 'op drift', als iets wordends, als een telkens nieuwe, telkens verschuivende bedrieglijkheid die nooit de waarheid nadert: want - er bestaat geen 'waarheid'. 2 [109] De 'zinloosheid van het gebeuren': het geloof daarin is het gevolg van een inzicht in de bedrieglijkheid van de vroegere interpretaties, een veralgemening van de moedeloosheid en zwakte - geen noodzakelijk geloof.
2[l07]-2[lI0]
93
Onbescheidenheid van de mens - : om de zin te loochenen waar hij die niet ziet! 2 [110]
Bijde'Geboortevandetragedie'. Het 'zijn' als het verdichtsei van wie lijdt aan het worden. Een boek dat is opgebouwd uit louter belevingen van esthetische lust- en onlustgevoelens, met een artiesten-metafysica op de achtergrond. Tegelijkertijd de bekentenis van een romanticus, ten slotte een jeugdwerk vol jeugdige moed en melancholie. Wie het meest lijdt verlangt het diepst naar schoonheid - hij creeert haar. Psychologische grondervaringen: de naam 'apollinisch' is een aanduiding voor het in verrukking blijven stilstaan bij een gefingeerde en gedroomde wereld, bij de wereld van de schone schijti als een verlossing van het worden: de naam Dionysus, anderzijds, is meegegeven aan het actief opgevatte en subjectief nagevoelde worden, als woedende wellust van de scheppende, die tevens de toorn van de vernietiger kent. Antagonisme tussen deze beide ervaringen en de eraan ten grondslag liggende begeerten: de eerste wil de verschijning eeuwig, bij het zien ervan wordt de mens Stil, zonder wensen, glad als een zeespiegel, genezen, akkoord met zichzelf en al het bestaande: de tweede begeerte dringt aan op het worden, op de wellust van het doen-worden, dat wil zeggen scheppen en vernietigen. Het worden, van binnenuit ervaren en uitgelegd, zou het voortdurende scheppen zijn door een onbevredigde, overrijke, oneindig gespannen enbenarde god, die de kwelling van het zijn alleen overwint door voortdurend te veranderen en van gedaante te wisselen: - de schijn als zijn tijdelijke, elk ogenblik bereikte verlossing; de wereld als de opeenvolging van goddelijke visioenen en verlossingen in de schijn. - Deze artiesten-metafysica rieht zieh tegen de eenzijdige zienswijze van Schopenhauer, die de kunst niet vanuit de kunstenaar, maar alleen vanuit de ontvanger weet te waarderen: omdat de genieting van het niet-werkelijke bevrijding en verlossing met zieh meebrengt die zij in de werkelijkheid niet vindt (de ervaring van iemand die aan zichzelf en zijn werkelijkheid lijdt en wanhoopt) - verlossing in de vorm en de eeuwigheid daarvan (zoals ook Plato het vermoedelijk heeft beleefd: alleen genoot Plato ook in het begrip al de overwinning op zijn al te prikkelbare en gepijnigde sensibiliteit). Daar wordt het tweede feit tegenovergesteld, de kunst vanuit de beleving van de kunstenaar, met
•
94
HERFST
1 8 8 5 - H E R F S T l886
name van de musicus: de marteling van het moeten scheppen, als dionysische drift. De tragische kunst, rijk aan beide ervaringen, wordt aangeduid als verzoening tussen Apollo en Dionysus: aan de verschijning wordt door Dionysus de diepste betekenis toegekend: en toch wordt die verschijning geloochend en met lust geloochend. Dat is gericht tegen Schopenhauers leer van de resignatie als tragische wereldbeschouwing. Tegen Wagners theorie dat de muziek middel is en het drama doel. Een verlangen naar de tragische mythe (naar 'religie', en wel pessimistische religie) (als een afsluitende stolp waaronder het groeizame gedijt) Wantrouwen tegenover de wetenschap: hoewel haar ogenblikkelijk leniging brengend optimisme sterk is ervaren. Opgewektheid van de theoretische mens. Diepe weerzin jegens het Christendom: waarom? D e ontaarding van het Duitse wezen wordt het Christendom aangerekend.
Alleen esthetisch valt de wereld te rechtvaardigen. Fundaméntele argwaan tegenover de moraal (zij behoort tot de verschijningswereld). Het geluk aan het bestaan is slechts mogelijk als geluk aan de schijti Het geluk aan het worden is slechts mogelijk in de vernietiging van het werkelijke van het 'bestaan', van de schone schijn, in de pessimistische verstoring van de illusie. in de vernietiging van 00k nog de schoonste schijn bereikt het dionysische geluk zijn hoogtepunt. 2 [hi] Het probleem van de zin van kunst: waartoe kunst? Hoe stonden de meest levenskrachtige en welgeschapen mensen, de Grieken, tegenover kunst? Feit: de tragedie valt in de periode waarin ze qua kracht het rijkst waren - waarom? Tweede feit: de behoefte aan schoonheid alsook aan logificering van de wereld hoort thuis in hun decadentie Duiding van beide feiten: Misplaatste toepassing op het heden: ik interpreteerde het pessi-
2[lIl]-2[lI3]
95
misme als een gevolg van de grotere kracht en de volheid van leven, die zieh de luxe van het tragische kan veroorloven. Evenzo interpreteerde ik de Duitse muziek als uitdrukking van een dionysische overvloed en oorspronkelijkheid. Met andere woorden: 1) ik overschatte het Duitse wezen 2) ik begreep de bron van de moderne verduistering niet 3) ik miste het cultuurhistorische besef van de oorsprong van de moderne muziek en haar essentiele romantiek. Afgezien van deze misplaatste toepassing blijft het probleem bestaan: hoe zou een muziek klinken die niet romantisch van oorsprong was - maar dionysisch? 2 [112] een romanticus is een kunstenaar die het sterke ongenoegen dat hij aan zichzelf beleeft in creativiteit omzet - die van zichzelf en zijn omgeving wegkijkt, terugkijkt 2 [113] Ik begon met een metafysische hypothese over de zin van de muziek: maar daar lag een psychologische ervaring aan ten grondslag, die ik nog niet met voldoende historische verklaring kon onderbouwen. Dat ik de muziek vertaalde naar de sfeer van het metafysische was een daad van verering en dankbaarheid; in feite zijn alle religieuze mensen tot dusver zo met hun belevenis omgegaan. - Toen kwam de keerzijde: de onloochenbaar schadelijke en destruetieve invloed die juist deze bewonderde muziek op mij had - en dat betekende 00k het einde van haar religieuze verering. Daarmee vielen me 00k de schellen van de ogen wat betreft de moderne behoefte aan muziek (die historisch tegelijkertijd verschijnt met de groeiende behoefte aan verdovende middelen). Zeker het 'kunstwerk van de toekomst' zag ik nu als raffinement van de behoefte aan opwinding en verdoving, waarbij alle zinnen tegelijk aan hun trekken willen komen, inclusief de idealistische, religieuze, hypermorele on-zin - als een totaal-stimulans van de hele nerveuze machinerie. Het wezen van de romantiek werd me op slag duidelijk: het gemis van een vruchtbaar soort mensen is daar creatief geworden. En tegelijkertijd het toneelspel van de middelen, de onwaarachtigheid en het jatwerk in alle afzonderlijke elementen, het gebrek aan proefondervindelijkheid in de artistieke vorming, de grenzeloze bedrieglijkheid van deze modernste kunst: die in wezen theaterkunst zou willen zijn. De psychologische on-
•
96
HERFST 1885-HERFST
1886
mogelijkheid van deze zogenaamde helden- en godenzielen, die tegelijkertijd nerveus, bruut en geraffineerd zijn, zoals de modernisten onder de Parijse schilders en lyrische dichters. - Genoeg, ik rangschikte ze onder de moderne 'barbarij'. - Daarmee is over het dionysische nog niets gezegd. In tijden van kolossale overvloed en gezondheid verschijnt de tragedie, maar 00k in tijden van uitputting en overprikkeling van de zenuwen. Tegengestelde duiding. - Veelbetekenend is dat Wagner de Ring des Nibelungen al een nihilistisch (op rust en einde belust) slot meegaf. 2 [114] Het kunstwerk, waar het zonder kunstenaar verschijnt, bijvoorbeeld als lichaam, als organisatie (Pruisisch officierenkorps, orde der Jezuïeten). In hoeverre de kunstenaar slechts een voorstadium is. Wat betekent het 'subject' - ? De wereld als een zichzelf barend kunstwerk — Is de kunst een gevolg van ontevredenheid met het werkelijke? Of een uitdrukking van dankbaarheid over genoten geluk? In het eerste geval romantiek, in het tweede geval nimbus en dithyrambe (kortom apotheosen-kunst): 00k Rafaël moet daartoe worden gerekend, behalve dat hij de fout beging de schijn van de christelijke duiding van de wereld te vergoddelijken. Hij was dankbaar voor het bestaan waar het geen specifiek christelijke trekken vertoonde. Op basis van de morele interpretatie is de wereld onverdraaglijk. Het Christendom was de poging daarmee de wereld te boven te komen: dat wil zeggen te verloochenen. In de praktijk liep een dergelijke aanval van waanzin - een waanzinnige zelfverheffing van de mens ten overstaan van de wereld - uit verduistering, kleinering, verarming van de mens: alleen de middelmatigste en onschadelijkste soort, de kuddemens, kwam daarbij aan zijn trekken, vond ondersteuning, zo men wil... Homerus als apotheosen-kunstenaar, 00k Rubens. De muziek heeft er nog geen gehad. De idealisering van de grote boosdoener (het zintuig voor zijn grootsheid) is Grieks; het neerhalen, belasteren, aan verachting prijsgeven van de zondaar is joods-christelijk. 2 [115] 'God is dood'. Gevaar in de godsverering volgens joods-christelijke schema's.
•
2[lI4]-2[lI9]
97
2 [116] Die zelfkennis die bescheidenheid is - want we zijn niet ons eigen werk - maar evenzeer dankbaarheid - want we zijn 'goed terecht gekomen' 2 [117] Psychologie van de wetenschappelijke behoefte. De kunst uit dankbaarheid of uit ongenoegen. D e morele duiding v a n d e wereld eindigt in w e r e l d v e r l o o c h e n i n g (kritiek o p het Christendom).
Antagonisme tussen 'verbetering' en versterking van het type mens. Eindeloze duidbaarheid van de wereld: elke duiding een symptoom van groei of van ondergang. De tot dusver ondernomen pogingen om de morele God te overwinnen (panthe'isme, Hegel enz.) De eenheid (het monisme) een behoefte van de inertia; de meerduidigheid een teken van kracht. De wereld haar verontrustende en enigmatische karakter niet willen betwistenl Het nihilisme - alle tekens wijzen erop - Staat voor de deur. Onvermijdelijk, mocht men de vooronderstellingen ervan niet begrijpen. Dat zijn de waardeschattingen (niet de sociale omstandigheden: deze hebben pas door een bepaalde duiding nu eens een pessimistische dan weer een optimistische uitwerking) 2. i n . Genese van de waardeschattingen, als kritiek ervan. 3. i v . Deomgekeerden. Hunpsychologie. 4. v. De hamer: als de leer die de beslissing teweegbrengt. 1. 2. 3. 4.
Het gevaar der gevaren. Kritiek van de moraal. Wij omgekeerden. De hamer.
2 [119] 'Hoe ver dringt de kunst door in het hart van de wereld? En bestaan er behalve de "kunstenaar" nog kunstzinnige machten?' Die vraag was zoals bekend mijn uitgangspunt: en ik zei ja op de tweede vraag; en op de eerste 'de wereld zelf is niets dan kunst.' De onvoorwaardelijke wil tot weten, tot waar- en wijsheid leek me in een dergelijke
98
H E R F S T 1 8 8 5 - H E R F S T 1886
wereld van schijn een vergrijp tegen de metafysische grondwil, leek me tegen-natuurlijk: en redelijkerwijs keert toppunt van wijsheid zieh tegen de wijze. Het tegennatuurlijke van de wijsheid blijkt uit haar kunstvijandigheid: willen weten, terwijl de schijn juist de verlossing is - wat een omdraaiing, wat een instinet voor het niets! 2 [120] Alle culten zijn gefixeerd op een eenmaligebelevenis, het samenkomen met een godheid, een of ander heilsgebeuren, en voeren die steeds opnieuw op. De plaatselijke legende als oorsprong van een drama: waar de poezie de god speelt. 2 [121]
Het toneelspelen (38) De veelkleurigheid van de moderne mens en de bekoorlijkheid daarvan. In essende verstoppertje speien en verveling. De literator. De politicus (in de 'nationale zwendel') Het toneelspelen in de kunsten gebrek aan proefondervindelijkheid in vooropleiding en scholing (Fromentin) de romantici (gebrek aan filosofie en wetenschap en een overvloed aan literatuur) de romanschrijvers (Walter Scott, maar 00k de Nibelungengedrochten met de meest nerveuze muziek) de lyrici De 'wetenschappelijkheid' Virtuozen (joden) de Volkse idealen als overwonnen maar nog niet voor het volk: de heilige, de wijze, de profeet
•
*['«]
(37) Bijdrage tot de geschiedenis van de moderne verduistering. De staats-nomaden (ambtenaren enz.): zonder 'vaderland' De neergang van de familie. 'De goede mens' als symptoom van uitputting. Rechtvaardigheid als wil tot macht (teelt) Geilheid en neurose. Zwarte muziek: - waar is de muziek gebleven die verkwikking brengt?
•
2 [l20] — 2 [124]
99
De anarchist. Mensenverachting walging. Diepste onderscheid: of de honger dan wel de overvloed scheppend wordt? Uit het eerste ontstaan de idealen van de romantiek. Noordse onnatuurlijkheid. de behoefte aan alcoholica en de 'nood' van de arbeiders het filosofische nihilisme. 2 [123] De christenen moeten in Gods waarachtigheid geloven: maar ze krijgen helaas het geloofin de bijbel en de bijbehorende 'natuurwetenschap' op de koop toe; ze mögen beslist geen relatieve waarheid (of duidelijker gezegd ) erkennen. Aan het onvoorwaardelijke karakter van zijn moraal gaat het Christendom te gronde. - De wetenschap heeft twijfel gezaaid aan de waarachtigheid van de christelijke God: aan die twijfel sterft het Christendom (Pascals deus absconditus 1 ). 2(124] 1. Degeboortevandetragedie.
Artiesten-metafysica.
•
2. Oneigentijdse beschouwingen.
De beschavingsfilister. De walging. Leven en geschiedschrijving kernprobleem. De filosofische kluizenaar. 'Opvoeding' De kunstenaar-kluizenaar. Wat je van Wagner kunt leren.
3. Menselijk, al te menselijk.
De vrije geest.
4. Allerhande meningen en spreuken.
De pessimist van het intellect,
(7)
Causaliteit. Waarom ben ik zo en zo? De onzinnige gedachte om je jezelf voor te stellen als iemand die met betrekking tot zijn bestaan alsook tot zijn zo- en-zo-zijn de vrije keus zou hebben. Achtergrond: de eis dat er een wezen zou moeten bestaan dat het ontstaan van een zichzelf verachtend schepsel als ik ben, wel verhinderd zou hebben. Zichzelf als tegenargument tegen God voeleni.(Lat.) 'verborgen god'
IOO
HERFST 1885-HERFST
1886
5. Wandelaar en schaduw.
Eenzaamheid als probleem.
6. Morgenrood.
Moraal als een optelsom van vooroordelen.
7. Vrolijke wetenschap.
Hoon uitgegoten over de Europese moraalleren. Vooruitzicht op een overwinning van de moraal. Hoe moet een mens eruitzien die aan gene zijde leeft? Z
Z even voorwoorden. Een nabericht bij zeven publicaties. 2 [125]
Bijdrage tot de geschiedenis van het pessimisme. De moderne verduistering. Het toneelspelen.
•
2 [126]
Bij 2) Kritische beschouwing van de hoogste waarden. Bijdrage tot de geschiedenis van de laster. Hoe je idealen tot stand brengt. Cultuur (en 'vermenselijking': antagonistisch) Moraal als instinct van de schaamte, als vermomming, masker, principieel goedbedoelde interpretatie
•
(37) Er moeten oordelen over d epessimisten tussengevoegd! De Indiërs Het pessimisme (als instinct) en de wil tot pessimisme: belangrijkste contrast De pessimist van het intellect de eerste volgt het spoor De pessimist van de s van het onlogische, sensibiliteit de tweede dat van het pijnlijke - al die maatstaven zijn dit slechts op morele gronden - of, zoals door Plato, ook de rjSovfj', als waarde-ommuntster en verleidster gevreesd
2[l25]-2[l27]
IOI
A. Wat is waarheid? B. Rechtvaardigheid. c. D. E. F.
Bijdrage tot de geschiedenis van het medeleven. De'goedemens'. De'hogere mens'. Dekunstenaar.
(36) Wat is waarheid? (inertia, de hypothese die bevrediging schenkt, het geringste verbruik van geestelijke kracht enz.) 2 [127]
(2)
Het nihilisme Staat voor onze deur; waar komt deze meest sinistere van alle gasten vandaan? i. i. Uitgangspunt: het is een dwaling om op 'sociale noodtoestanden' of'fysiologische ontaardingen' of 00k op corruptie als oorzaak van het nihilisme te wijzen. Die laten altijd nog heel verschillende verklaringen toe. Maar het nihilisme schuilt in één zeer bepaalde verklaring, namelijk die van de christelijke moraal. Het is de honnetteste 2 , meevoelendste tijd. Nood, psychische, lichamelijke, intellectuele nood volstaat op zichzelf in elk geval niet voor het ontstaan van het nihilisme, dat wil zeggen de radicale verwerping van waarde, zin en wenselijkheid 2. De ondergang van het Christendom - aan zijn moraal (die er onlosmakelijk mee is verbonden - ) die zieh tegen de christelijke G o d keert (de zin voor waarachtigheid, door het Christendom hoog ontwikkeld, krijgt een ajkeer van de bedrieglijkheid en leugenachtigheid van de hele christelijke duiding van de wereld en de geschiedenis. ' G o d is de waarheid' vindt zijn terugslag in het fanatieke geloof dat 'alles bedrieglijk is'. Boeddhisme van de daad... 3. Scepsis tegenover de moraal is het beslissende. De ondergang van de morele uitleg van de wereld, die geen sanctie meer heeft sinds ze geprobeerd heeft in een aan gene zijde te vluchten: eindigt in nihilisme, 'alles is zinloos' (de onhoudbaarheid van een uitleg van de wereld waaraan enorm veel kracht is besteed 1. (Gr.) 'lust', vandaar 'hedonisme' 2. Van het Franse 'honnête': 'fatsoenlijk', 'beleefd'
•
I02
HERFST 1885-HERFST
4.
5.
6.
7.
8.
1886
- wekt het wantrouwen of niet elke uitleg van de wereld bedrieglijk is -). Boeddhistische trek, verlangen naar het niets. (Het Indische boeddhisme heeftgeen fundamenteel morele ontwikkeling achter zieh, vandaar dat je in het bijbehorende nihilisme slechts onoverwonnen moraal aantreft: bestaan als straf, bestaan als dwaling gecombineerd, dus de dwaling als s t r a f - een morele waardeschatting). De filosofische pogingen de 'morele God' te overwinnen (Hegel, panthelsme). Overwinning op de Volkse idealen: de wijze. De heilige. De dichter. Antagonisme tussen 'waar' en 'mooi' en 'goed' — Enerzijds tegen de 'zinloosheid', anderzijds tegen de morele waardeoordelen: in hoeverre alle wetenschap en filosofie tot dusver aan morele oordelen was onderworpen? en of men de vijandschap van de wetenschap niet op de koop toe krijgt? Of de anti-wetenschappelijkheid? Kritiek op het spinozisme. De christelijke waardeoordelen zijn overal in de socialistische en positivistische systemen achtergebleven. Wat ontbreekt is een kritiek van de christelijke moraal. de nihilistische consequenties van de huidige natuurwetenschap (nog afgezien van haar pogingen om naar een aan gene zijde te ontsnappen). Uit haar bedrijvigheid volgt uiteindelijk een zelfontwrichting, een wending tegen zichzelf, een antiwetenschappelijkheid. - Sinds Copernicus buitelt de mens uit het centrum richting x De nihilistische consequenties van de politiek-economische denkwijze, waarin alle 'prineipes' zo langzamerhand tot het toneelspel behoren: de geur van middelmatigheid, erbarmelijkheid, onoprechtheid enz. Het nationalisme, het anarchisme enz. Straf. Wat ontbreekt zijn de verlossende stand en mens, de rechtvaardigende instanties de nihilistische consequenties van de geschiedschrijving en van de 'praktische historici', dat wil zeggen romantici. De plaats van de kunst: de volstrekte on-originaliteit van haar plaats in de moderne wereld. Haar verduistering. Goethe als zogenaamde Olympier. De kunst en de voorbereiding van het nihilisme. Romantiek (het slot van Wagners Nibelungen)
2 [12.8] — 2 [l29] 2 [128]
IO3
i. Fundaméntele tegenspraak tussen de civilisatie en de verheffing van de mens. Het is de tijd van de grote middag, van de vruchtbaarste OPHBLDERING: MIJN vorm van pessimisme: - groots uitgangspunt. 11. De morele waardeschattingen als een geschiedenis van de leugen en lasterkunst in dienst van een wil tot macht (van de wil van de kudde) die tegen de sterkere mensen rebelleert I i i . De voorwaarden voor elke verheffing van de cultuur (het
•
mogelijk maken van een selectie ten koste van een menigte) zijn de voorwaarden voor iedere vorm van groei. i v . De veelzinnigheid van de wereld als een kwestie van kracht, die alle dingen beziet vanuit hetperspectiefvan hungroei. De morele christelijke waardeoordelen als slaven-opstand en slavenleugenachtigheid (gericht tegen de aristocratische waarden van de wereld van de Oudheid) Hoe diep reikt de kunst tot in het wezen van de kracht? 2 [129]
DE E E U W I G E W E D E R K E E R .
Zarathoestrische dansen en optochten. Eerste deel: Gods dodenfeest. Door Friedrich Nietzsche. 1. 2. 3. 4.
Gods dodenfeest. Op de grote middag. 'Waarisdehandvoordezehamer?' Wij gezworenen.
1. De peststad. Hij wordt gewaarschuwd, hij is niet bang en gaat naar binnen, houdt zieh verscholen. Alle Varianten van het pessimisme trekken voorbij. De waarzegger duidt iedere stoet. Eerst komt de zucht naar het anders, dan volgt de zucht naar het nee en uiteindelijk de zucht naar het niets. Uiteindelijk geeft Zarathoestra de verklaring: God is dood, dat is de oorzaak van het grootste gevaar: hoezo? het zou 00k de oorzaak kunnen zijn van de grootste moed!
•
io4
HERFST 1885-HERFST
1886
II.
Het opduiken van de vrienden. Het genot van wie ten onder gaan aan het volmaakte: zij die de aftocht blazen. De rekenschap van de vrienden. Feestelijke optochten. Het beslissende tijdstip, de grote middag. Het grote dank- en dodenoffer aan de dode God. in. De dood van God, voor de waarze g g e r de schrikwekkendste gebeurtenis, is voor Zarathoestra de gelukkigste en hoopvolste. Zarathoestra sterft.
De nieuwe taakstelling. Het middel voor die taak. De vrienden verlaten hem.
1 v. Wij gezworenen 2 [130] Het fenomeen 'kunstenaar' is nog het meest doorzichtig: - van daaruit een blik werpen op de basisinstincten van de macht, van de natuur enz.! Ook van de religie en de moraal! 'het spei', het nutteloze, als ideaal van wie met kracht is overladen, als 'kinderlijk'. De 'kinderlijkheid' van God, Tiaïç TiaiÇcov1
•
2 [131]
•
Opzet voor het eerste boek. Het begint te dagen dat er een tegenstelling bestaat tussen de wereld die we vereren en de wereld die we leven, die we - zijn. Er rest niets anders dan ofwel onze vereringen ofwel onszelf af te schaffen. Het laatste is het nihilisme. 1. Het opkomende nihilisme, theoretisch en praktisch. Verkeerde conclusies omtrent zijn herkomst. (Pessimisme, de verschillende vormen ervan: voorspelen van het nihilisme, hoewel niet noodzakelijk.) Overwicht van het Noorden over het Zuiden. 2. Het christendom dat aan zijn moraal te gronde gaat. 'God is de waarheid', 'God is liefde', 'de rechtvaardige God' - De grootste 1. (Gr.) 'speiend kind'. Zie Heraclitus, fragment 52: Aitov Jtaïç èaxi TtaiÇcov jiEcraeù(ovo. TiaiSôç & ßaaiX-riir) - 'De levensloop is als een kind dat met dobbelstenen speelt. Dat kind bekleedt het koningschap.' (Vertaling Cornelis Verhoeven, 1993)
2[l3o]-2[l3l] gebeurtenis - 'God is dood' vaag aangevoeld. De Duitse poging het chr om te vormen tot een gnosis heeft niets anders opgeleverd dan een diep wantrouwen: de 'onwaarachtigheid' daarbij het sterkst gevoeld (onder meer tegen Schelling) 3. Moraal, voortaan zonder sanctie, kan zichzelfniet meer handhaven. Men laat de morele duiding eindelijk Valien - (Het gevoel overal nog vol vaa de weerslag van het christelijke waardeoordeel-) 4. Maar de waarde, met name de waarde van de filosofie ('van de wil tot waarheid' -), berustte tot dusver op morele oordelen! de volkse idealen, 'de wijze', 'de profeet', 'de heilige' zijn weggevallen 5. Nihilistische trek in de natuurwetenschappen. ('Zinloosheid'-) Causaliteitsbeginsel, mechanisme. De 'wetmatigheid' een intermezzo, een overblijfsel. 6. Hetzelfde in de politiek: wat ontbreekt is het geloof in eigen recht, in onschuld, wat de dienst uitmaakt zijn leugen en bedrog, opportunisme 7. Hetzelfde in de economie: de afschaffing van de slavernij: wat ontbreekt is een verlossende stand, een rechtvaardigende instantie - opkomst van het anarchisme. 'Opvoeding?' 8. Idem dito in de geschiedenis: het fatalisme, het darwinisme, het mislukken van de laatste pogingen rede en goddelijkheid in de dingen te leggen. Sentimentaliteit tegenover het verleden; een biografie zou men niet verdragen! - (00k hier het fenomenalisme: karakter als masker, er bestaan geen feiten) 9. Hetzelfde in de kunst: romantiek en de reactie daarop (weerzin tegen de romantische idealen en leugens), de zuivere artiesten (onverschillig tegenover de inhoud). Dat laatste moreel gezien als zintuig voor een grotere waarachtigheid, maar pessimistisch (Biechtvader-psychologie en puriteinen-psychologie, twee vormen van psychologische romantiek: maar 00k nog de reactie daarop, de poging zieh zuiver artistiek tegenover de 'mens' op te stellen, - 00k daar wordt de omgekeerde waardeschatting nog niet aangedurfdl) 10. Het hele Europese systeem van menselijke ambities voelt zieh deels zinloos, deels al 'amoreel'. Waarschijnlijkheid van een nieuw boeddhisme. Hethoogste gevaar. 'Hoe verhouden waarachtig-
I06
H E R F S T 1 8 8 5 - H E R F S T 1886
heid, liefde, rechtvaardigheid zieh tot de werkelijke wereld?' In het geheel niet!De voortekenen Het Europese nihilisme. De oorzaak ervan: de ontwaarding van alle waarden tot dusverre. Het onduidelijke woord 'pessimisme': mensen die zieh siecht en mensen die zieh goed voelen - beide zijn p geweest. Verband tussen nihilisme, romantiek en positivisme (het laatste een tegenaanval tegen de romantiek, het werk van teleurgestelde romantici) 'Terug naar de natuur' 1. de stadia daarvan: als achtergrond de argeloosheid van de Christen (albijna Spinoza's deussive natural') Rousseau, de wetenschap volgens het romantisch idealisme Het spinozisme uiterst invloedrijk: 1) Poging tevreden te zijn met de wereld zoals zij is 2) Geluk en kennis na'iefvan elkaar afhankelijk gemaakt (is uiting van een wil tot optimisme, waarmee een diepgekwetste zichzelf verraadt - ) 3) Poging om van de morele wereldorde los te komen, om 'God', een vóór de REDE bestaande wereld over te houden... 'Als de mens zichzelf niet meer als kwaadaardig beschouwt, houdt hij op het te zijn Goed en kwaad zijn slechts interpretaties, beslist geen feit, geen op-zich. Je kunt achter de oorsprong van dit soort interpretaties komen; je kunt proberen jezelf op die manier langzaam te bevrijden van de ingesleten noodzaak moreel te interpreteren. Voor het tweede boek. Ontstaan en kritiek van de morele waardeschattingen. Die twee vallen niet met elkaar samen, zoals men allicht geneigd is te geloven (dat geloof is al het resultaat van een morele beoordeling: 'iets wat zo en zo is ontstaan, is weinig waard, vanwege zijn amorele oorsprong') Maatstaf aan de hand waarvan de waarde van de morele waardeschattingen valt te bepalen: kritiek op de woorden 'verbetering, vervolmaking, verheffing'. i.(Lat.) 'God of de natuur'
io7 Het veronachtzaamde basisfeit: tegenspraak tussen het 'moreler-worden' en de verheffing en versterking van het type mens Homo natura1. De 'wil tot macht'. Voor het derde boek. De wil tot macht. Hoe de mensen in elkaar zouden moeten zitten die deze ommunting op zichzelf toepassen. De rangorde als machtsorde: oorlog en gevaar de vooronderstelling dat een rang zijn voorwaarden vastlegt. Het grandioze voorbeeld: de mens in de natuur, het zwakste slimste wezen dat zieh opwerpt als heer en meester en de dommere krachten aan zieh onderwerpt Voor het vierde boek. De grootste strijd: die vergt een nieuw wapen. De hamer: een vreselijke beslissing uitlokken, Europa voor de consequentie plaatsen of zijn wil naar de ondergang 'wil' De vermiddelmatiging verhoeden. Liever nog de ondergang! ^M
(36) De veronderstelling dat het er in de grond van de zaak zo moreel aan toegaat dat de menselijke rede gelijk krijgt, - is een argeloosheid en een bekrompen burgermans-standpunt, de nawerking van het geloof in de goddelijke waarachtigheid - God als schepper van de dingen gedacht. - De begrippen een erfenis van een vroeger bestaan aan gene z i j d e - Een werktuig kan niet zijn eigen deugdelijkheid kritisereti: het intellect kan niet zelf zijn grens bepalen en evenmin uitmaken of het geslaagd of mislukt is. 'Kennen' is herleiden: in essentie een regressus in infinitum 2 . Wat halt houdt (bij een vermeende causa prima 3 , bij iets onvoorwaardelijks enz.) is de luiheid, de vermoeidheid — Hoe goed je 00k de voorwaarden mag hebben begrepen waaronder een ding ontstaat, daarom begrijp je het ding zelf nog niet: de heren historici in het oor gefluisterd. 1.(Lat.) 'de mens als natuur' 2. (Lat.) 'teruggang tot in het oneindige' 3.(Lat.) 'eerste oorzaak'
io8
HERFST 1885-HERFST
1886
2 [133] Tegen de verzoeningsgezindheid en de vredelievendheid. Daarbij hoort 00k iedere poging tot monisme. ^ ['34]
(39) De invloed van kunstenaars op het volk en de massa: Balzac, V. Hugo, R. Wagner
2 [135] - Error veritate simplicior 1 -
•
2 [136] - Een van die doorslaande argumenten die degene slaan die het gebruikt2 [137]
Gedachten-wegwijzer. Hulpmiddel voor een serieuze bestudering van mijn geschriften. Principiele punten. Bijdrage tot de leer van het machtsgevoel. Bijdrage tot de psychologische optiek. Bijdrage tot een kritiek van de religies Bijdrage tot de disciplina intellectus 2 . Het problematische aan de deugden. Ter ere van het kwaad. Het probleem van de kunstenaar. Politica. Aan de logici. Tegen de idealisten. Tegen de werkelijkheidsgelovigen. Over de muziek. Opheldering aangaande het genie. Uit de geheimen van de eenzaamheid. Wat is Grieks? Bijdrage tot de levenskunst. De moderne verduistering. Vrouw en liefde. Boeken en mensen. Volkeren en 'volk'. 1. (Lat.) ' d w a l i n g is gemakkelijker dan de w a a r h e i d ' 2. (Lat.) 'intellectuele discipline'
•
109
2 I
[ 33]_2['39]
2(138]
VOORBIJ G O E D EN
KWAAD.
Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Door Friedrich Nietzsche Nieuwe begrijpelijkere editie. Tweede deel. Met een aanhangsel: Gedachtenwegwijzer. Een hulpmiddel bij een serieuze bestudering van mijn geschriften. 2 [139]
Over het 'causaliteitsbeginsel'. (7) Het ligt voor de hand dat noch dingen op zieh noch verschijnselen onderling in een relatie van oorzaak en gevolg kunnen staan: waaruit volgt dat het begrippenpaar 'oorzaak en gevolg' binnen een filosofie die geloof hecht aan dingen op zieh en aan verschijnselen niet toepasbaar is. De fouten van Kant -.. In feite stamt het begrippenpaar 'oorzaak en gevolg', als je het psychologisch natrekt, alleen uit een denkwijze die altijd en overal gelooft in een wil die inwerkt op een wil, - die alleen in iets levends en eigenlijk alleen in 'zielen' gelooft (en niet in dingen). Binnen de mechanistische wereldbeschouwing (die logica is en de toepassing daarvan op ruimte en tijd) wordt dit begrip geredueeerd tot de mathematische formule - waarmee, zoals we telkens opnieuw moeten onderstrepen, nooit iets wordt begrepen, maar wel iets aangeduid, geregistreerd. De onveranderlijke opeenvolging van bepaalde verschijnselen bewijst niet dat er sprake is van een 'wet', maar van een machtsverhouding tussen twee of meer krachten. Als je dan zegt: 'maar juist die verhouding blijft constant', betekent dat niets anders dan: 'een en dezelfde kracht kan niet 00k een andere kracht zijn'. - Het gaat niet om een na elkaar, - maar om een in elkaar, een proces waarin de losse opeenvolgende momenten elkaar niet als oorzaken en gevolgen veronderstellen... De scheiding tussen het 'doen' en de 'doener', tussen de gebeurtenis en een dat de gebeurtenis veroorzaakt, tussen het proces en iets dat geen proces is maar iets duurzaams, substantie, ding, lichaam, ziel enz., - de poging de gebeurtenis te begrijpen als een
•
no
HERFST 1885-HERFST
1886
soort verschuiving en plaatsverwisseling van iets 'zijnds', van iets blijvends: deze oude mythologie heeft het geloof in 'oorzaak en gevolg' bestendigd, nadat het in de tal gramma functies een vaste vorm had gekregen. 2 [140]
(3o) Tegen de twee beweringen 'het gelijke kan slechts door het gelijke gekend worden' en 'het gelijke kan slechts door het ongelijke gekend worden' - waarover al in de Oudheid eeuwenlang strijd is gevoerd kunnen we thans op basis van een streng en voorzichtig begrip van het kennen het volgende inbrengen: er kan helemaal niet gekend worden - juist omdat het gelijke het gelijke niet kan kennen en het gelijke evenmin door het ongelijke gekend kan worden. -
2 [141] Die scheidingen tussen het doen en de doener, tussen doen en ondergaan, tussen zijn en worden, tussen oorzaak en gevolg het geloof in veranderingen veronderstelt al het geloof in iets wat 'verändert'. de rede is de filosofie van de uiterlijke schijn 2 [142]
(3o) de 'regelmaat' van de opeenvolging is slechts een figuurlijke uitdrukking, alsofhier een regel in acht wordt genomen: geen feitelijke toedracht. Net als bij 'wetmatigheid'. We vinden een formulering om een steeds terugkerende manier van opeenvolging uit te drukken: daarmee hebben we geen 'wet' ontdekt, laat staan een kracht die de oorzaak van de steeds terugkerende opeenvolging zou zijn. Dat iets altijd zo en gebeurt, wordt hier geinterpreteerd als zou een wezen uit gehoorzaamheid aan een wet of wetgever altijd zo en zo handelen: terwijl het buiten de 'wet' om de vrijheid zou hebben anders te handelen. Maar juist dat zo-en-niet-anders zou wel eens uit het wezen zelf kunnen stammen, dat zieh niet pas met het 00g op een wet zo en zo gedraagt, maar omdat het nu eenmaal van dien en dien aard is. Het betekent alleen: iets kan niet 00k iets anders zijn, het kan niet de ene keer dit, de andere keer iets anders doen, het is noch vrij noch onvrij, maar het is nu eenmaal zo en zo. Défont zit hem in het erbijfantaseren van een subject
2[i4o]-2[i46]
hi
2 [143] Stel dat de wereld over een bepaald kwantum kracht beschikte, dan ligt het voor de hand dat elke machtsverschuiving op een of andere plaats het hele systeem beinvloedt - dus behalve de causaliteit na elkaar zou een afhankelijkheid naast en met elkaar gegeven zijn. 2 [144]
(40)
Stel zelfs dat een tegenbewijs van het christelijke geloof niet te leveren valt, dan nog oordeelde Pascal het met het oog op de schrikwekkende mogelijkheid dat het niettemin waar zou zijn, uitermate verständig om christen te zijn. Hoezeer het Christendom aan schrikwekkendheid heeft ingeboet blijkt wel uit het feit dat men vandaag de dag de voorkeur geeft aan die andere poging er een rechtvaardiging voor te vinden, namelijk dat, zelfs al zou het een dwaling zijn, men van die dwaling zijn leven lang toch veel baat en genot ondervindt: het lijkt er dus op alsof we dit geloof juist om zijn geruststellende uitwerking in stand moeten houden, - dus niet uit vrees voor een dreigende mogelijkheid, maar veeleer uit vrees voor een leven dat aan aantrekkingskracht inboet. Deze hedonistische wending, het bewijs vanuit de lust, is een symptoom van neergang: het komt in de plaats van het bewijs vanuit de kracht, vanuit wat de christelijke idee aan schokkends heeft, vanuit de vrees. In feite is het Christendom in die andere uitleg de uitputting nabij: men stelt zieh tevreden met een Christendom als opiaat, omdat men noch de kracht heeft om te zoeken, te vechten, risico's te nemen, alleen te willen staan, noch de kracht voor een Christendom als dat van Pascal, voor die tobberige zelfverachting, voor het geloof in de menselijke onwaardigheid, voor de angst van de 'misschien verdoemde'. Maar een Christendom dat vooral de geplaagde zenuwen moet kalmeren heeft die schrikwekkende oplossing van een 'God aan het kruis' helemaal niet nodig: reden waarom in stilte overal het boeddhisme in Europa oprukt. 2 [145] De uitleg van een gebeurtenis als hetzij iets doen hetzij iets ondergaan - dus elk doen een ondergaan - betekent: elke verandering, elk anders-worden veronderstelt een aanstichter en iemand bij wie iets 'veranderd' wordt. 1 [146] Er valt een volmaakte analogie te trekken tussen het vereenvoudigen en samenvatten van talloze ervaringen in algemene uitspraken en de
112
HERFST 1885-HERFST
1886
ontwikkeling van de zaadcel, die het hele verleden in een verkorte versie in zieh draagt: en evenzeer tussen de kunstige uitwerking van vruchtbare basisideeen tot een 'systeem' en de ontwikkeling van het organisme als een uitdenken en verder denken, als een terugkomen op en herinnering aan het hele voorafgaande leven, het zieh opnieuwvoor-ogen-stellen, belichaming. Kortom: het zichtbare organische leven en het onzichtbare, scheppende, psychische funetioneren en denken vertonen een parallellie: aan de hand van het 'kunstwerk' kun je de parallellie van die twee aspecten het duidelijkst demonstreren. - In hoeverre denken, concluderen en al het logische als buitenkant beschouwd kunnen worden: als Symptomen van veel dieperliggende en fundamentelere gebeurtenissen? 2
(3o)
[147]
'Doelen middel' als duiding 'Oorzaak en gevolg' als duiding 'Subject en object' als duiding 'Doen en ondergaan' ('Ding op zieh en verschijning') als duiding en in hoeverre misschien noodzakelijke duidingen? (voor het 'behoud') 2 [148] De wil tot macht interpreteert: bij de vorming van een orgaan gaat het om een interpretatie; hij stelt grenzen, bepaalt gradaties, machtsverschillen. Pure machtsverschillen zouden zichzelf nog niet als zodanig kunnen ervaren; er moet iets zijn dat wil groeien, dat elk ander iets dat wil groeien naar zijn waarde interpreteert. Daarin gelijk — In waarheid is interpretatie zelfeen middel om iets de baas te worden. (Het organische proces veronderstelt voortdurend JNTERPRETEREN. 1 [149] Een 'ding op zieh' net zo absurd als een 'zin op zieh', een 'betekenis op zieh'. Er bestaat geen 'feit op zieh', er moetjuist altijd eerst een zin in worden gelegd, wil er eenfeit kunnen bestaan Het 'wat is dat?' is een zingeving gezien vanuit iets anders. De 'essentie', het 'wezen' is iets perspectivisch en veronderstelt al een veelheid. Wat eraan ten grondslag ligt is altijd 'wat is dat voor mij?' (voor ons, voor al wat leeft enz.)
2 [147]-2 [154]
»3
Een ding zou pas omschreven zijn als eerst alle wezens er hun 'wat is dat?' aan hadden gevraagd en daar antwoord op hadden gekregen. AI zou er maar een enkel wezen ontbreken, met zijn eigen relaties en perspectieven ten opzichte van alle dingen: dan zou het ding nog aldjd niet 'gedefinieerd' zijn. 2 [150] Kortom, het wezen van een ding is 00k maar een mening over dat 'ding'. Of duidelijker: het'dat geldt als' is het eigenlijke 'dat is', het enige 'dat is'. 2 [151] Je mag niet vragen: 'wie interpreteert er dan?', maar het interpreteren zelf, als een vorm van de wil tot macht, is wat bestaan toekomt (zij het niet als een 'zijn' maar als een proces, een worden) als een affect. 2 [152] Het ontstaan van de 'dingen' is helemaal het werk van de voorstellenden, denkenden, willenden, verzinnenden. Het begrip 'ding' zelf evenzeer als alle eigenschappen. - Zelfs 'het subject' is zoiets gecreeerds, een 'ding' als alle andere: een vereenvoudiging om de kracht die poneert, verzint, denkt als zodanig aan te duiden, in onderscheid met al het afzonderlijke poneren, verzinnen, denken zelf. Dus het vermögen in onderscheid met al het afzonderlijke aangeduid: in feite het doen met het 00g op al het nog te verwachten doen (doen en de waarschijnlijkheid van een vergelijkbaar doen) samengevat 2 [153] n . b . In de ons bekende wereld blijkt uit niets de menslievende God: zo ver kunnen we jullie thans krijgen en drijven: - maar welke conclusie trekken jullie daaruit? Hij blijkt ons niet: scepsis ten aanzien van het kenvermogen. Maar jullie vrezen allen de conclusie dat 'uit de ons bekende wereld een volstrekt andere God zou blijken, een God die op zijn zachtst gezegd niet menslievend is' — kort en goed, jullie houden aan je God vast en verzint voor hem een ons onbekende wereld. 2 [-54]
(36)
Tegen het wetenschappelijke vooroordeel. - Het grootste fabeltje is dat van de kennis. Men wil weten hoe de dingen op zieh eruitzien: maar ziedaar, er bestaan geen dingen op zieh! En zelfs al zou er een opzich bestaan, iets onbepaalds, dan kon het juist daarom niet worden
114
HERFST 1885-HERFST
l886
gekendl Iets onbepaalds kan niet gekend worden: anders was het nu eenmaal niet onbepaald! Kennen is altijd 'zich-tot-iets-bepalen' — ; een dergelijke 'kennende' wil dat datgene wat hij wil kennen hem niets aangaat; en dat ditzelfde iets helemaal niemand iets aangaat: waarbij ten eerste een tegenspraak opduikt tussen het willen kennen en het verlangen dat het hem niets aangaat (waarom dan nog kennen!) en ten tweede dat, aangezien iets dat niemand iets aangaat helemaal niet ¿5, dit dus 00k niet gekend kan worden. - Kennen betekent 'zieh tot iets bepalen': zieh door iets bepaald voelen en tussen ons — het is dus onder alle omstandigheden een vaststellen, aanduiden, bewust maken van bepalingen ( n i e t een doorgronden van wezens, dingen, 'op zichs') [155] Diepe aversie tegen het voor eens en voor altijd willen uitrusten in een of andere omvattende wereldbeschouwing; charme van de tegenovergestelde denkwijze; zieh de prikkel van het enigmatische karakter niet laten afnemen. [156] Bij het hoofdstuk 'kunstenaars' (als beeldhouwers, waardevermeerderaars, bezitnemers) Onze talen als echo van de oudste inbezitnemingen van de dingen, door heersers en denkers in enen — : elk gemunt woord ging gepaard met het bevel 'zo moet het ding voortaan genoemd worden!' [157] Zouden niet alle kwantiteiten aanwijzingen zijn voor kwaliteiten? De grotere macht correspondeert met een ander bewustzijn, gevoel, begeerte, een andere perspectivische blik; groei zelf is een verlangen meer te zijn; uit een quäle' ontstaat het verlangen naar een groter kwantum; in een zuiver kwantitatieve wereld zou alles dood, star, onbewogen zijn. - De reduetie van alle kwaliteiten tot kwantiteiten is onzin: wat blijkt is dat het ene en het andere samen voorkomen, een analogie [158] Psychologische geschiedenis van het begrip 'subject'. Het lichaam, het ding, het door het 00g geconstrueerde 'geheel' wekt de indruk van een verschil tussen een doen en een doener; de doener, de oori . ( L a t . ) ' h o e d a n i g ' en ' h o e v e e P
2[I 5 5]-2[I62]
"5
zaak van het doen is hoe langer hoe fijnzinniger opgevat, tot uiteindelijk het 'subject' overbleef. [159] Is er ooit een kracht geconstateerd? Nee, wel werkingen, vertaald in een volstrekt vreemde taal. Maar de regelmaat in de opeenvolging heeft ons zo verwend dat we ons over het wonderlijke daarvan niet meer verwonderen [160] Thans, nu het zaak is dit boek, dat open ligt maar niettemin een sleutel vergt, een ingang, een voorwoord mee te geven, moet ik allereerst zeggen waarom ik destijds voor een voorwoord terugschrok. [161]
Voor het voorwoord. (41) Diep wantrouwig tegenover de kentheoretische dogma's hield ervan dan weer uit dit, dan weer uit dat raam te kijken, en waakte ervoor op een ervan vast te leggen, ervan uitgaande dat ze alleen schade konden berokkenen - en tenslotte: is het waarschijnlijk dat een werktuig zijn eigen deugdelijkheid kan kritiseren?? - Waar ik oog voor kreeg was veeleer dat er nooit een kentheoretische scepsis of dogmatiek is ontstaan zonder bijbedoelingen, - dat ze een tweederangs waarde heeft, zodra je overweegt wat eigenlijk tot dat standpunt dwong: zelfs al de wil tot zekerheid, als die niet de wil 'ik wil eerst leven'
Fundamenteel inzicht: zowel Kant als Hegel als
Schopenhauer - zowel de sceptisch-epochistische als de historiserende en de pessimistische houding hebben een morele oorsprong. Ik zag niemand die het had aangedurfd een kritiek op de morele waardegevoelens te leveren: en de spaarzame pogingen om tot een ontstaansgeschiedenis van die gevoelens te komen (zoals bij de Engelse en Duitse darwinisten) keerde ik al snel de rug toe. Hoe valt Spinoza's positie te verklaren, zijn verloochening en afwijzing van de morele waardeoordelen? (Het was een consequentie van een theodicee?) [162] Men bespeurt in mijn vroegere geschriften een goede wil de horizon open te houden, een zekere verstandige terughoudendheid jegens overtuigingen, een wantrouwen tegenover de betoveringen en gewetenslisten die elk sterk geloof met zieh meebrengt; je mag daarin voor een deel de behoedzaamheid zien van het kind dat zieh gebrand
n6
HERFST 1885-HERFST
1886
heeft, van de idealist die bedrogen uitkwam - maar wezenlijker lijkt mij het epicurische instinct van een raadselvriend, die zieh niet goedkoop van het enigmatische karakter van de dingen wil afmaken, en ten slotte, het meest wezenlijke, een esthetische afkeer van de grote woorden die reppen van deugdzaamheid en onvoorwaardelijkheid, een smaak die zieh tegen alle Vierkante tegenstellingen teweerstelt, die een flinke portie onzekerheid in de dingen wenst en de tegenstellingen wegneemt, als vriend van de tussentinten, de schaduwen, het namiddaglicht en eindeloze zeeen. 2 [163] Gebruikelijke vergissingen van de moraal-historici: 1. ze zeggen dat je bij verschillende Volkeren verschillende morele beoordelingen aantreft, en concluderen daaruit dat ze uiteindelijk niet bindend zijn. - Of ze beweren dat er een of andere consensus bestaat tussen de Volkeren, althans de christelijke, over bepaalde morele aangelegenheden, en concluderen daaruit dat die bindend zijn voor ons: - het is allebei even nai'ef. 2. ze kritiseren de mening die een volk er over zijn moraal op nahoudt (over de herkomst, sancties, redelijkheid enz.) en denken dat ze daarmee de moraal zelf hebben gekritiseerd, die met dit onkruid van onverstand is overwoekerd. 3. ze staan zonder het te weten zelf onder het regime van een moraal en doen in feite niets anders dan hun geloof in die moraal de overwinning bezorgen: - de redenen die ze aanvoeren bewijzen slechts hun eigen wil dat aan dit en dat geloof wordt gehecht, dat dit en dat absoluut waar zou moeten zijn. De vroegere moraal-historici stellen weinig voor: ze staan gewoonlijk zelf onder het commando van een moraal en doen in feite niets anders dan daar propaganda voor maken. Hun gebruikelijke vergissing is dat ze de dwaze meningen die een volk er over zijn moraal (dus over de herkomst, sancties, redelijkheid ervan) op nahoudt kritiseren, en denken dat ze daarmee de moraal zelf hebben gekritiseerd, die met dit onkruid van onverstand is overwoekerd. Maar de waarde van een voorschrift 'je moet' hangt niet af van de mening die men er over dat voorschrift op nahoudt, net zo min als de waarde van een medicijn ervan afhangt of ik wetenschappelijk of als een oud wijf over geneeskunde denk.
2[I6 3 ]-2[I6 4 ]
"7
Ofwel ze beweren dat er een of andere consensus bestaat tussen de Volkeren, althans tussen de tamme Volkeren, over bepaalde morele aangelegenheden, en concluderen daaruit dat ze onvoorwaardelijk bindend zijn, ook voor jou en voor mij: wat allebei even grote na'iviteiten zijn 2 [164] Een door oorlogen en Overwinningen gesterkte geest, voor wie de verovering, het avontuur, het gevaar, zelfs de pijn behoeften zijn geworden; een gewenning aan scherpe hooggelegen lucht, aan winterse wandelingen, aan ijs en gebergte in elke betekenis van het woord; een soort sublieme boosaardigheid en laatste moedwil van de wraak, want er ligt wraak in, wraak tegen het leven zelf, als een zwaargepijnigde het leven in bescherming neemt. Dit boek, dat misschien meer dan een voorwoord nodig heeft, valt om allerlei redenen moeilijk te begrijpen, niet omdat de auteur een prutser is, nog minder omdat hij iets slechts in de zin had, maar de laatste moedwil van een zwaargepijnigde, die zieh telkens opnieuw vrolijk maakt over een ideaal waarin het volk gelooft, een ideaal dat hij in die toestanden misschien wel bereikt heeft. - En misschien heb ik het recht over die toestanden mee te praten, omdat ik daarbij niet alleen heb toegekeken. Ik twijfel niet: het was de toestand van de wijze zoals het volk zieh hem voorstelt waar ik destijds met een ironisch superioriteitsbesef overheen leefde: de vreedzame onvruchtbaarheid en zelfvoldaanheid van de wijze zoals het volk zieh hem voorstelt, het afzijdige en aan gene zijde van de 'zuiver-kennende', de hele sublieme onanie van een geest die de goede wil om wat dan ook te doen, voort te brengen, te scheppen is kwijtgeraakt. Wie kan mij het wonderbaarlijke geluk van de periode waarin dit boek ontstond navoelen! De sublieme boosaardigheid van een ziel die Mijn huidige smaak neigt naar iets anders: de mens van de grote liefde en de grote verachting, die door zijn overtollige kracht uit al het 'afzijdige' en 'aan gene zijde' naar het hart van de wereld wordt gedreven, die door de eenzaamheid wordt gedwongen wezens voort te brengen die op hem lijken - een mens die, vastgesmeed aan zijn probleem, een schrikwekkende verantwoordelijkheid wil dragen
•
n8
HERFST 1885-HERFST
l886
Wat aan dit moeilijke boek, dat meer dan een voorwoord nodig heeft, misschien het moeilijkst valt te begrijpen, is de ironie van de tegenstelling tussen het thema ervan - de ontbinding en ontrafeling van de morele waarden - en de toon waarin het gesteld is, die er een is van de meest verheven, mildste, wijste gelatenheid, waaraan een zwaar-gepijnigde, iemand die zieh van het leven heeft afgekeerd, zieh als aan zijn laatste moedwil verlustigde. 2(165]
Voor het voorwoord van 'Morgenrood'. (41) Poging over moraal na te denken zonder erdoor te worden betoverd, wantrouwig tegenover de verschalking door haar lonkende gebaren en blikken. Een wereld die we kunnen vereren, die aan onze neiging om te aanbidden beantwoordt - die zieh voortdurend bewijst - door het individu en de gemeenschap te leiden dat is de christelijke zienswijze, vvaar we allemaal van afstammen. Door een toename aan scherpzinnigheid, wantrouwen, wetenschappelijkheid (00k door een hoger gericht instinet voor waarachtigheid, dus opnieuw onder christelijke invloed) is deze interpretatie voor ons steeds onaanvaardbaarder geworden. Meest geraffineerde uitweg: Kants criticisme. Het intellect ontzegde zichzelf zowel het recht op een dergelijke interpretatie alsook het recht zo'n interpretatie af te wijzen. Men stelt zieh tevreden met meer vertrouwen en geloof en schikt zieh erin dat zijn geloof op geen enkele manier te bewijzen valt, dat een onbegrijpelijk en hoog verheven 'ideaal' (God) de gaten moet vullen. De uitweg van Hegel, in aansluiting op Plato, een stuk romantiek en reactie, maar tevens het symptoom van de zin voor het historische, van een nieuwe kracht: de 'geest' zelf is het zieh onthullende en verwerkelijkende ideaal; in het 'proces', in het 'worden' openbaart zieh steeds meer van dit ideaal waarin we geloven - , dus het ideaal wordt werkelijkheid, het geloof rieht zieh op de toekomst waarin het zijn edele behoefte om te aanbidden kan bevredigen. Kortom, 1) God is voor ons onkenbaar en onbewijsbaar - diepere betekenis van de kentheoretische beweging 2) God is bewijsbaar, maar als iets wordends - , en wij maken daar, juist met ons streven naar het ideale, deel van uit diepere betekenis van de historiserende beweging
•
ii9 Maar diezelfde zin voor het historische heeft, als hij de grens met de natuur overschrijdt, Ziedaar: nooit heeft de kritiek aan het ideaal zelf getornd, maar alleen het probleem aangevat waar dat wat ermee in strijd is vandaan komt, waarom het nog niet is bereikt of waarom het noch in het klein noch in het groot aantoonbaar is. In hoeverre is het vroegere ideaal van de wijze een door en door moreel ideaal? Het maakt het grootste verschil: of je uit hartstocht, uit verlangen deze noodtoestand als noodtoestand ervaart, of dat je er met het scherp van je gedachten en een zekere historische verbeeldingskracht nog net een probleem in kunt zien... Buiten de religieus-filosofische beschouwing vinden we hetzelfde fenomeen: het utilitarisme (het socialisme, de democratisering) kritiseert de herkomst van de morele waardeschattingen, maar het gelooft erin, net zo goed als de Christen. (Naiviteit, alsof er moraal overblijft als de sanctionerende God ontbreekt. Het 'aan gene zijde' absoluut noodzakelijk, wil het geloof in de moraal standhouden.) Kernprobleem: vanwaar die almacht van het geloof? Van het geloof in de moraal? ( - dat zieh ook verraadt in het feit dat zelfs de basisvoorwaarden van het leven ten gunste van de moraal verkeerd worden ge'interpreteerd: ondanks de kennis van de dieren- en plantenwereld. het 'zelfbehoud': darwinistisch perspectief op verzoening van altruistische en egoistische prineipes. (Kritiek van het ego'isme, bijv. La Rochefoucauld) Mijn poging de morele oordelen te begrijpen als Symptomen en tekentalen die processen verraden van fysiologische voor- en tegenspoed, evenals het bewustzijn welke voorwaarden nodig zijn voor instandhouding en groei: een manier van interpreteren die evenveel waard is als de astrologie. Vooroordelen, door instineten ingefluisterd (over rassen, gemeenschappen, over verschillende stadia zoals de jeugd of het verwelken enz.) Toegepast op de speeifiek christelijk-Europese moraal: onze morele oordelen zijn tekenen van verval, van ongeloof in het leven, een voorbereiding van het pessimisme. Wat betekent het dat we het bestaan zo interpreteren dat we er een tegenspraak in zien? - Van beslissend belang: achter alle andere
I20
HERFST 1885-HERFST
1886
waardeschattingen staan die morele waardeschattingen te commanderen. Stel dat die wegvallen, waaraan toetsen we dan? En welke waarde hebben dan kennis enz. enz.??? Mijn hoofdstelling: er bestaan geen morelefenomenen, er bestaat alleen een morele interpretatie van diefenomenen. De oorsprong van die interpretatie ligt zelfbuiten de moraal. 2 [166]
Voorwoordbijde 'Vrolijkewetenschap' Zieh verlustigen in een grote onderneming, waarvoor je inwendig eindelijk de kracht voelt terugkeren: zoals Boeddha zieh tien dagen overgaf aan wereldse genoegens toen hij zijn hoofdstelling had gevonden. Op alle gebieden de spot drijven met het hedendaagse moraliseren. Voorbereiding tot Z arathoestra's naïef-ironische stellingname tegenover alle heilige dingen (nai'eve vorm van superioriteit: het s P E L met het heilige)
•
(42)
Over de misvatting aangaande 'opgewektheid'. Tijdelijk loslaten van de lang opgebouwde spanning, van de overmoed van een geest die zieh aan verschrikkelijke langetermijnbeslissingen wijdt en zieh daarop voorbereidt. De 'nar ' in de vorm van de 'wetenschap '. Dit boek heeft misschien meer dan één voorwoord nodig: van zijn 'vrolijke wetenschap' heeft men helemaal niets begrepen: niet eens zijn titel , vanwege de Provençaalse betekenis vergaten veel geleerden De triomferende toestand waar dit boek uit voortkwam valt moeilijk te begrijpen - maar ikzelf was ergens uit voortgekomen. het besef van de weerzin tegen alles wat achter me lag, gepaard aan een sublieme wil tot dankbaarheid, zelfs voor het 'achter mij', dat niet ver afstond van het gevoel recht te hebben op een langdurige wraak een deel grauwe, ijskoude ouderdom, op het meest ongelegen moment ingelast in het leven, de tirannie van de pijn overtroffen door de tirannie van de trots die de consequenties van de pijn afwijst, de vereenzaming als noodweer tegen een ziekelijke, helderziende mensenverachting en daarom nog als verlossing bemind en genoten, anderzijds een verlangen naar het bitterste, wrangste, pijnlijkste van de kennis
•
2 [i66]
121
Een van de dingen die ik niet zal vergeten is dat men mij met geen boek zo oprecht heeft gefeliciteerd als met dit, men gaf me zelfs te verstaan hoe gezond zo'n denkwijze is Niets is beledigender dan laten merken wat voor hoge en strenge eisen je aan jezelf stelt Niets is beledigender, niets isoleert je zo zeer als iets laten merken van de strengheid waarmee je jezelf behandelt: o hoe tegemoetkomend en vriendelijk gedraagt jan en alleman zieh tegenover ons zodra we doen wat jan en alleman doet en ons 'laten gaan' zoals jan en alleman zieh laat gaan! Een van de dingen die ik niet zal vergeten is dat men mij met dit boek over het 'gai saber' 1 meer geluk heeft gewenst dan met alle overige boeken samen: men was plotseling verzoeningsgezind, men gedroeg zieh weer tegemoetkomend en vriendelijk, jan en alleman zag daarin een genezing, terugkeer, thuiskomst, inkeer - namelijk een terugkeer naar 'jan en alleman'. Afgezien van een paar geleerden wier ijdelheid aanstoot nam aan het woord 'wetenschap' ( - zij gaven mij te verstaan dat dit misschien 'vrolijk' was, maar zeker geen 'wetenschap' - ) vatte jan en alleman dit boek op als een terugkeer naar 'jan en alleman' en gedroeg zieh daarom tegemoetkomend en vriendelijk tegenover mij: en ik ontdekte achteraf dat er niets is wat ons zo diep beledigt en zo grondig tegen ons n . b . Misschien dat men tot slot ook gehoor schenkt aan een aantal overmoedige liederen, waarin een dichter zieh vrolijk maakt over dichters en hun fraaie lyrische gevoelens. n . b . ü Zarathoestra, die op een heilige manier moed en spot stelt tegenover alle heilige dingen en onschuldig zijns weegs gaat naar het meest verbodene, naar het grootste kwaad
i.(Provenfaals) 'vrolijk weten'
122
HERFST 1885-HERFST
1886
2 [167] Loochening van de causaliteit. Om niet alles voor om het even wat verantwoordelijk te maken en het draadje waar iets aan hangt kort te houden. 'Toeval' bestaat echt. 2 [168] Tendens van de morele ontwikkeling. Iedereen wenst dat er geen andere leer en waardering van de dingen ingang vindt dan die waarbij hij er zelf goed vanaf komt. Vandaar de hoofdtendens van de zwakken en middelmatigen van alle tijden om de sterkeren zwakker te maken, ze omlaag te halen: hoofdmiddel het M O R E L E O O R D E E L . Het gedrag van de sterkere tegenover de zwakkere wordt gebrandmerkt; de hogere toestanden van de sterkere krijgen een siechte naam. De strijd van de velen tegen de weinigen, van de gewone stervelingen tegen de zeldzamen, van de zwakken tegen de Sterken - een van zijn meest geraffineerde onderbrekingen is die waarin de uitgelezenen, fijngevoeligen, veeleisenden zieh als de zwakken voordoen en de grovere machtsmiddelen van de hand wijzen ^ [169]
(34) Het lijkt misschien alsof ik de vraag naar de zekerheid uit de weg ben gegaan. Het tegendeel is het geval: maar terwijl ik naar het criterium voor zekerheid vroeg, ging ik na met welk gewicht er tot dusver eigenlijk werd gewogen, waar het zwaartepunt lag - en Steide vast dat de vraag naar de zekerheid zelf al een aßiankelijke vraag is, een vraag van de tweede orde.
^ [170]
(44) Het ontbreekt aan kennis en bewustzijn wat voor omwentelingen het morele oordeel al heeft doorgemaakt en hoe het 'kwaad' werkelijk al meermalen radicaal is omgedoopt tot 'goed'. Op een van die verschuivingen heb ik met de tegenstelling 'zedelijkheid van de zede' en Ook het geweten heeft zijn sfeer verruild: er bestond een gewetenswroeging van de kudde. In hoeverre ook ons geweten, met zijn schijnbaar persoonlijke verantwoording, toch nog het geweten is van de kudde.
2[I6 7 ]-2[I 7 8] [-71]
I2
3
(43) Waar kracht in overvloed is, ontbreekt zowel de gewetenswroeging als elke vorm van ressentiment (Mirabeau, B. Cellini, Cardanus).
[172] Het 'zijn' - daar hebben we geen andere voorstelling van dan 'leven'. - Dus hoe kan iets doods 'zijn'? [173] Vergelijk over het l'art pour l'art: Doudan Pensées p. 10, hoe de cultus van de kleuren tot verval leidt Scherer v m p. 292. [174] Je vindt in de dingen niets anders terug dan je er zelf in hebt gestopt: dit kinderspel, waarover ik niet geringschattend wil doen, heet wetenschap? Integendeel, laten we met allebei doorgaan, voor beide is moed nodig - voor de een om iets terug te vinden, voor de anderen - wij anderen - om er iets in te stoppen! - de mens vindt uiteindelijk in de dingen niets anders terug dan hij er zelf in heeft gestopt: het terugvinden heet wetenschap, het erin stoppen - kunst, religie, liefde, trots. In beide, zelfs als het kinderspelen mochten zijn, ['75]
(45) N.B. Tegen de leer van de invloed van het milieu en de uiterlijke omstandigheden: de innerlijke kracht is oneindig supérieur, veel van wat er als invloed van buitenaf uitziet is slechts aanpassing van binnenuit. Precies dezelfde milieus kunnen tegengesteld worden geïnterpreteerd en geëxploiteerd: er zijn geen feiten. - Een genie is niet verklaard vanuit zulke ontstaansvoorwaarden -
[176] Wat de Sterke mens van de 20Ste eeuw uitmaakt: [•77]
(46) Volkse idealen, bijvoorbeeld Franciscus van Assisi: loochening van de zielen-hierarchie, voor God iedereen gelijk.
[178] Het doet goed om 'recht' 'onrecht' enz. in een bepaalde bekrompen burgerlijke zin op te vatten, zoals 'doe wel en zie niet om': dat wil zeggen volgens een vast, grof Schema, waarbinnen een gemeenschap bestaat, je steentje bijdragen.
124
[179]
HERFST 1885-HERFST
1886
Voorwoord Uitgaande van een voorstelling van het leven (dat geen zich-in-standwillen-houden maar een willen-groeien is) heb ik een overzicht gegeven van de basisinstincten achter onze politieke, geestelijke en maatschappelijke beweging in Europa. Waar ik misschien een indruk van heb gegeven? 1) dat er achter de meest principiele verschillen tussen filosofieen een zekere gelijkgezindheid schuilgaat: het onbewust geleid worden door heimelijke morele bijbedoelingen, of duidelijker: door Volkse idealen; dat bijgevolg het morele probleem radicaler is dan het kentheoretische 2) dat er ooit een omkering van de blik nodig is, om het vooroordeel van de moraal en van alle Volkse idealen aan het licht te brengen: waarvoor elk soort van 'vrije geesten' - dat wil zeggen van amorele geesten - gebruikt kan worden. 3) dat het christendom als plebejisch ideaal met zijn moraal uiteindelijk op de aantasting van de sterkere, van nature hogere, raannelijkere typen uitloopt en een kuddeachtige mens bevordert: dat het een voorbereiding is op de democratische denkwijze 4) dat de wetenschap hand in hand gaat met het streven naar gelijkheid, democratie is, dat alle deugden van de geleerde de rangorde afwijzen 5) dat het democratische Europa alleen maar uitloopt op een sublieme teelt van de slavernij, die door een sterk ras gecommandeerd moet worden om zichzelf te verdragen 6) dat een aristocratie alleen ontstaat onder harde langdurige druk (heerschappij over de aarde)
[180] Misschien zijn er in Europa, 00k in Duitsland, een paar mensen te vinden die aan het probleem van dit boek toe zijn, en niet alleen met hun nieuwsgierigheid, niet alleen met de voelhorens van een verwend verstand, van hun invoelende verbeeldings- en inbeeldingskracht, van hun 'zin voor het historische' vooral, maar met de hartstocht van wie het gemis kent: wier ziel hoog genoeg reikt om mijn conceptie van de 'vrije geest' als een uitdrukkingsmiddel, als een fijn-
2[l79]-2[l82]
125
gevoeligheid zo u wilt, als een bescheidenheid te begrijpen: die zullen zieh niet over mijn duisterheid beklagen. Er zijn allerlei dingen waartegen ik het niet nodig heb geacht mijn stem te verheffen: het spreekt voor zieh dat de 'literator' me tegenstaat, dat alle hedendaagse politieke partijen me tegenstaan, dat de socialist door mij niet alleen met medelijden wordt bejegend. De beide meest voorname typen mens die ik in levenden lijve ontmoet heb (waren) de volmaakte christen - ik beschouw het als een eer uit een geslacht te stammen dat zijn Christendom in elk opzicht serieus nam - en de volmaakte kunstenaar volgens het romantische ideaal, die ik diep onder het christelijke niveau heb aangetroffen: het ligt voor de hand dat wie die vormen de rug heeft toegekeerd, omdat ze hem niet voldeden, niet gemakkelijk met een ander soort mens van tegenwoordig genoegen neemt, - in zoverre ben ik gedoemd tot eenzaamheid, hoewel ik me heel goed een soort mensen kan indenken waaraan ik plezier zou kunnen beleven. Mijn lankmoedige en milddadige walging van de zelfgenoegzaamheid van onze met beschaving pronkende grotestadbewoners, van onze geleerden 2[,8,]
(42) De ironie van Plato, waarmee een extreme teergevoeligheid, 00k van de zintuigen, een kwetsbaarheid van het hart zieh weet te beschermen, op zijn minst weet schuil te houden, die olympische natuur van Goethe, die dichtregels schreef over zijn leed, om het kwijt te raken, idem dito Stendhal, Merimee -
2 [182]
(10) Wil iets kunnen bestaan dat langer meegaat dan een enkeling, wil er met andere woorden een werk blijven bestaan dat mogelijk door een enkeling is geschapen, dan moet de enkeling alle mogelijke beperkingen en de grootst mogelijke eenzijdigheid worden opgelegd. Met welk middel? De liefde verering dankbaarheid jegens de persoon die het werk schiep maakt het gemakkelijker: of dat onze voorvaderen ervoor hebben gevochten: of dat mijn nakomelingen alleen gegarandeerd zijn als ik voor dat werk (bijv. de ttomç1) garant sta. Moraal is in i.(Gr.) 'stadstaat'
126
HERFST 1885-HERFST
l886
essentie het middel om over de rüg van de enkeling, of veeleer door de enkeling tot slaaf te maken, iets duurzaams tot stand te brengen. Het spreekt voor zieh dat het perspectief van onderaf naar boven hele andere uitdrukkingen zal opleveren dan dat van bovenaf naar onderen. Een machtscomplex: hoe wordt dat gehandhaafd? Doordat vele generaties zieh ervoor opofferen, dat wil zeggen 2 [183]
Voor de Inleiding. Voor eenieder die met een groot vraagteken als met zijn lot heeft samengeleefd en wiens dagen en nachten heengingen met louter eenzame dialogen en beslissingen, zijn meningen van anderen over hetzelfde probleem een soort lawaai waarvoor hij zieh afschermt en de oren dichtstopt: en als het dan nog meningen zijn van mensen die volgens hem geen recht hebben op zo'n probleem, krijgen ze bovendien iets opdringerigs, iets onbevoegds en ongegeneerds: omdat zij het niet ontdekt hebben. Pas als hij zichzelf niet meer vertrouwt, als hij zijn eigen recht en voorrecht wantrouwt, wil de eenzelvig - als een kluizenaar - liefhebbende - want dat is een filosoof- hören wat er zoal over zijn probleem wordt gezegd en gezwegen; misschien dat hij dan gaat bevroeden dat de wereld vol is van zulke jaloerse liefhebbenden, net als hijzelf, en dat al het luidruchtige, lawaaierige, publieke, de hele voorgrond van politiek, alledaagsheid, kermis, 'tijd' alleen lijkt te zijn uitgevonden opdat alles wat voor ons thans kluizenaar en filosoof is zieh erachter zou kunnen verschuilen - als in hun hoogst-eigen eenzaamheid; allemaal met een ding bezig, op een ding verliefd, op een ding jaloers, en wel precies op zijn probleem. 'Er wordt tegenwoordig over niets anders nagedacht, als er al over iets wordt nagedacht' - zegt hij tenslotte bij zichzelf; 'alles draait juist om dit vraagteken; wat aan mij leek voorbehouden, daarmee kampt het hele tijdperk: er gebeurt in feite niets anders; ikzelf- maar wat doe ik ertoe!'
2 [184]
(47) Laat kom ik tot het besef hoe ver de morele scepsis is voortgeschreden: waaraan kan ik mezelf herkennen? het determinisme: we zijn niet verantwoordelijk voor onze aard het fenomenalisme: we weten niets over een 'ding op zieh'
•
2[i8 3 ]-2[I86]
127
Mijnprobleem: wat voor schade heeft de mensheid tot dusver door de moraal en door haar eigen moraliteit opgelopen? Schade aan de geestenz. mijn hekel aan de wijze als een toeschouwer mijn hoger begrip 'kunstenaar' 2 [185]
'Wij immoralisten' (47) werkelijke kritiek op het morele ideaal - van de goede mens, de heilige, de wijze - over de belastering van de zogenaamde siechte eigenschappen - welke betekenis hebben de verschillende morele interpretaties? - wat is het gevaar van de thans in Europa dominante interpretatie? - wat is de maatstaf waaraan je iets kunt meten? ('wil tot macht')
2 [186] Denk vooral niet dat ik jullie tot een soortgelijk waagstuk zal aansporen! Of zelfs maar tot een soortgelijke eenzaamheid. Want wie zijn eigen weg gaat komt niemand tegen: dat brengt die 'eigen weg' met zieh mee. Niemand komt hem daarbij te 'hulp', en met alles wat hem aan gevaar, toeval, kwaadaardigheid en siecht weer overkomt moet hij zelf in het reine zien te komen. Hij heeft nu eenmaal zijn weg voor zichzelf, en 00k af en toe zijn misnoegen over dit harde, onverbidde-lijke 'voor zichzelf: waar bijvoorbeeld bij hoort dat zelfs zijn beste vrienden niet altijd zien en weten waar hij eigenlijk naartoe gaat, waar hij eigenlijk heen wil - en zieh soms afvragen: hoe zit dat eigenlijk? gäät hij eigenlijk ergens heen? heeft hij een weg?... - Als ik hiermee de poging waag diegenen die me tot dusver ondanks alles - welgezind zijn gebleven, een vingerwijzing te geven over de weg die ik ben gegaan, is het raadzaam allereerst te zeggen längs welke wegen men mij tot dusver heeft gezocht en zelfs dacht te hebben gevonden. Men pleegt mij met anderen te verwisselen: ik geef het toe; 00k dat mij een grote dienst was bewezen als iemand anders mij tegen die verwisselingen zou verdedigen en een scheidslijn tussen hen en mij zou trekken. Maar zoals gezegd, ik moet mezelf te hulp komen: waarom ga je anders 'je eigen weg'? anti-metafysisch, anti-romantisch, artistiek, pessimistisch, sceptisch, historisch
•
128
HERFST 1885-HERFST
l886
Een artistieke wereldbeschouwing een anti-metafysische - ja, maar een artistieke een pessimistisch-boeddhistische een sceptische een wetenschappelijke niet positiv [187]
-placatumque nitet diffuso lumine coelum' -
[188] dat de geschiedenis van alle f op het gebied van de moraliteit zo sterk vereenvoudigd kan worden als Schopenhauer dacht namelijk zo dat het medelijden de wortel blijkt te zijn van elke morele neiging tot dusver - op zoveel dwaasheid en nai'viteit kon alleen een denker komen die gespeend was van elk historisch instinct en wonder boven wonder zelfs ontglipt was aan die Sterke scholing in geschiedenis die de Duitsers van Herder tot Hegel hebben doorlopen. [189] De vraag naar de herkomst van onze waardeschattingen en morele tafelen valt geenszins samen met de kritiek erop, zoals zo vaak wordt gedacht: hoe stellig 00k het inzicht in een of andere pudenda origo 2 gevoelsmatig een waardevermindering van de aldus ontstane zaak met zieh meebrengt en een kritische stemming en houding ertegenover voorbereidt. [•9o]
(47) wat zijn onze waardeschattingen en morele tafelen zelf waard? Wat levert huti heerschappij op? Voor wie? In relatie waartoe? Antwoord: voor het leven. Maar wat is leven? Hier is dus een nieuwe, duidelijkere opvatting van het begrip 'leven' nodig: mijn formulering hiervoor luidt: leven is wil tot macht. wat betekent het waardeschatten zelft Wijst dat terug of omlaag naar een andere metafysische wereld? Zoals Kant nog meende (die voor de grote historische beweging Staat). Kortom: waar is het 'ontstaan'? Of is het niet 'ontstaan'? Antwoord: het morele waardeschatten is een uitleg, een wijze van interpreteren. De uitleg zelfis een 1. (Lat.) ' Z i e , n u u w licht zieh a l o m verspreidt, glanst d e h e m e l v a n v r e d e ! ' (Lucretius, vertaling A e g . W. T i m m e r m a n s ) 2. (Lat.) 'schandelijke o o r s p r o n g '
2[i8 7 ]-2[i94]
129
symptoomvan bepaalde fysiologische toestanden, evenals van een bepaald geestelijk niveau van heersende oordelen. Wie legt uit? - Onze affecten. [191] Mijn bewering: dat je de morele waardeschattingen zelf aan een kritiek moet onderwerpen. Dat je de morele gevoelsimpuls met de vraag: 'waarom?' een halt moet toeroepen. Dat dit verlangen naar een 'waarom?', naar een kritische beschouwing van de moraal juist onze huidige vorm van moraliteit zelf is, als een subliem gevoel voor oprechtheid. Dat onze oprechtheid, onze wil om onszelf niet te bedriegen een legitimatie behoeft: 'waarom niet?' - Voor welk forum? De wil om zichzelf niet laten bedriegen vindt zijn oorsprong in iets anders, het is een voorzorgsmaatregel uit angst voor overmeestering, uitbuiting, een zelfverdedigingsinstinct van het leven. Dit zijn mijn eisen aan jullie - ze klinken jullie misschien tamelijk onaangenaam in de oren - : dat jullie de morele waardeschattingen zelf aan een kritiek onderwerpen. Dat jullie de morele gevoelsimpuls die hier onderwerping engeen kritiek verlangt met de vraag 'waarom onderwerping?' een halt toeroepen. Dat jullie dit verlangen naar een 'waarom?', naar een kritische beschouwing van de moraal juist als jullie huidige vorm van moraliteit zelf beschouwen, als de subliemste vorm van rechtschapenheid, die jullie en jullie tijd tot eer strekt. [192] het gevoel: je moet!, de onrust als je daartegenin gaat - vraag: 'wie beveelt daar? Wiens ongenade vrezen we daar?' [•93]
(7) Onze hebbelijkheid om een herinneringsteken, een verkorte formulering als wezen op te vatten, en ten slotte als oorzaak, en bijvoorbeeld van de bliksem te zeggen: 'hij flitst'. Of zelfs het woordje 'ik'. Om een soort perspectief in het zien weer als oorzaak van het zien zelf te poneren: dat was het kunststukje bij de uitvinding van het 'subject', van het'ik'!
[•94]
(23) Stendhal: 'Combien de lieues ne ferais-je pas ä pied, et ä combien de jours de prison ne me soumettrais-je pas pour entendre Don Juan ou
HERFST 1885-HERFST
1886
le Matrimonio segreto; et je ne sais pour quelle autre chose je ferais cet effort.' 1 Hij was toen 56. ^ [i9S]
(41) Hegel: zijn populaire kant de leer over de oorlog en de grote mannen. De overwinnaar heeft het recht aan zijn zijde: hij belichaamt de vooruitgang van de mensheid. Poging de heerschappij van de moraal uit de geschiedenis te bewijzen. Kant: aan ons onttrokken, onzichtbaar, werkelijk, een rijk van morele waarden Hegel: een aantoonbare ontwikkeling, zichtbaarwording van het morele rijk Wij willen onszelf noch op de kantiaanse noch op de hegeliaanse manier laten bedriegen: - wij geloven niet meer, zoals zij, in de moraal, en hoeven dus 00k geen filosofieen te grondvesten opdat de moraal gelijk krijgt. Daarin ligt voor ons de bekoring niet, noch van het criticisme noch van het historicisme: - maar waarin dan wel? -
2 [196] Wij ontheemdeti-ja zekerl Maar we willen de voordelen van onze situatie uitbuiten en, laat staan eraan te gronde te gaan, ons juist de buitenlucht en de machtige lichtschijn ten goede laten komen. 2 [197] Ongelovigen en goddelozen, ja zeker! - maar zonder die bitterheid en hartstocht van de ontwortelde, die het ongeloof maar al te vaak rechtbreit tot een geloof, een doel, een martelaarschap: we zijn murw gemaakt en koud geworden door het inzicht dat het in de wereld beslist niet goddelijk, ja niet eens volgens een redelijke, barmhartige, menselijke maatstaf toegaat; we weten het, de wereld waarin we leven is amoreel, goddeloos, onmenselijk - we hebben haar al veel te lang in de tränt van onze verering ge'interpreteerd. De wereld is niet dat waard wat wij hebben geloofd, en het laatste spinsei troost, dat Schopenhauer heeft gesponnen, is door ons stukgetrokken: dat het de zin van de hele geschiedenis zou zijn dat ze achter haar zinloos1. (Fr.) 'Hoeveel mijl zou ik niet te voet willen afleggen, en hoeveel dagen niet in de gevangenis willen doorbrengen om Don Giovanni te hören ofll Matrimonio segreto (Het geheime huwelijk); en ik zou niets anders weten waarvoor ik dezelfde moeite zou doen.'
2[l95]"2[200] heid komt en schoon genoeg krijgt van zichzelf. Deze bestaansmoeheid, deze wil tot het niet-meer-willen, het breken van de eigenwilligheid, van de eigen bestwil, subject (als uitdrukking van deze omgekeerde wil) - hiervoor en voor niets anders verlangde Schopenhauer de hoogste eerbewijzen: hij noemde het moraal, hij decreteerde dat al het onbaatzuchtige handelen hij dacht zelfs de kunst van haar waarde te verzekeren door in de indifferente toestanden die zij creeert voorbereidingen te zien voor die volledige onthechting en zelfvoldaanheid van de walging. - maar zouden wij bij de aanblik van een amorele wereld echtpesstmisten zijn? Nee, want wij geloven niet in de moraal—wij geloven dat barmhartigheid, recht, medelijden, wettelijkheid danig overschat zijn, dat hun tegendeel belasterd is, dat in beide, in het overdrijven en lästeren, in het hele hanteren van het morele ideaal en de morele maatstaf een ontzaglijke bedreiging van de mens lag. Maar Iaten we ook niet vergeten wat voor goeds het heeft opgeleverd: het raffinement van de uitleg, van de morele vivisectie, de gewetenswroeging heeft de valsheidvan de mens ten top gevoerd en hem geestrijk gemaakt. Op zieh heeft een religie niets met de moraal van doen: maar de beide nazaten van de joodse r zijn allebei in essende morele religies, religies die voorschriften uitvaardigen hoe geleefd moet worden en er door middel van beloning en straf voor zorgen dat hun eisen gehoor vinden. 2 [198] de era van Bismarck (de era van de Duitse verdomming) op zo'n moerasgrond gedijen zoals te verwachten valt ook de eigenlijke moerasplanten, zoals de a 2 [199] - nationalistisch zijn, in de zin en mate waarin de publieke opinie dat thans eist, zou volgens mij bij ons geestelijker ingestelde mensen niet alleen van smakeloosheid getuigen: het zou ook een onoprechtheid zijn, het willens en wetens verdoven van ons betere weten en geweten. 2 [200] Z o zijn we ook geen Christen meer: we zijn het christendom ont-
groeid, niet omdat we er te ver vandaan, maar omdat we er te dichtbij hebben gewoond, ja sterker nog, omdat we ertn zijn opgegroeid het is onze strengere en verwendere vroomheid zelf die ons thans verbiedt om nog Christen te zijn -
132
HERFST 1885-HERFST
1886
2 [201] Als ik vroeger ooit het woord 'oneigentijds' op mijn boeken heb geschreven, hoeveel jeugd, onervarenheid, provinciaalsheid komt dan niet in dat woord tot uitdrukking! Thans begrijp ik dat ik met dat soort klacht, geestdrift en ontevredenheid juist tot de modernsten van de modernen behoorde. 2 [202] Kant: het símpele idee al van een mogelijke wetenschap die je längs allerlei wegen tracht te benaderen, net zo lang tot het enige, door zinnelijkheid sterk overwoekerde voetpad te voorschijn komt' 2 [203] En 00k tegenwoordig nog leveren de filosofen zonder het te weten het sterkste bewijs hoe ver die autoriteit van de moraal reikt. Met al hun behoefte aan onafhankelijkheid, met hun gewoonlijke of principíele twijfel, zelfs met hun ondeugd om tegen te spreken, om te vernieuwen tot elke prijs, hun hoogmoed tegenover iedere hoogte wat komt er van hen terecht zodra ze over 'je moet' en 'je mag niet' nadenken? Er bestaat terstond niets bescheideners op aarde: de Circe 'moraal' heeft hen gewoon iets ingeblazen en betoverd! AI die hoogmoedigen en die eenzame wandelaars! - Nu zijn het opeens lammeren, nu willen ze kudde zijn. Eerst willen ze allemaal hun 'je moet' en 'je mag niet' met iedereen delen, - het eerste teken van de prijsgegeven onafhankelijkheid. En wat is hun criterium voor een moreel voorschrift? Allen zijn het daarover eens: zijn algemeengeldigheid, het zonder aanzien des persoons. Dat noem ik 'kudde'. Op dat punt scheiden zieh evenwel hun wegen: want iedereen wil naar zijn beste vermögen de m ten dienste zijn. De meesten van hen gaan ertoe over om, zoals dat heet, 'de moraal te funderen', namelijk haar met de rede te vermaagschappen en in overeenstemming te brengen, zo mogelijk zelfs te vereenzelvigen; de fijnzinnigeren zien omgekeerd in het feit dat de moraal niet te funderen valt het teken en het voorrecht van haar status, haar boven de rede verheven status; anderen zullen haar historisch willen afleiden (bijv. met de darwinisten, die het huismiddeltje voor siechte historici hebben uitgevonden, namelijk 'eerst nuttigheid en dwang, dan gewoonte, en uiteindelijk instinet, zelfs plezier'), weer anderen weerleggen deze afleidingen en ontkennen dat de moraal op wat voor manier 00k historisch afgeleid zou kunnen worden, en dat eveneens ter meerdere eer en glorie van haar status, haar hogere kaliber en bestemming:
2[20l]-2[205]
133
maar wat de hoofdzaak betreft, 'de moraal is er, de moraal is gegeven! zijn ze het allemaal eens; allemaal geloven ze oprecht, onbewust, ongebroken in de waarde van wat ze moraal noemen, dat wil zeggen ze staan onder haar invloed. Jawel! De waarde van de moraal! Zal men toestaan dat hier iemand het woord neemt die juist over die waarde zo zijn twijfels heeft? Die zieh alleen met het 00g daarop 00k om haar afleiding, afleidbaarheid, psychologische mogelijkheid en onmogelijkheid bekommert? 2 [204]
Vijfde hoek: Wij omgekeerden. Onze nieuwe 'vrijheid'
•
Tegen de Volkse ideaaltypen van mensen H o e ver dringen kunst e n bedrieglijkheid door in het w e z e n
van het zijn? Waarom wij geen christenen meer zijn. Waarom wij anti-nationalistisch zijn. Pessimisme en dionysisme. Ons wantrouwen tegenover de logica L'art pour l'art De beperktheid van elke teleologie. Tegen het causaliteits-fatalisme. Tegen de leer van het milieu: masker en karakter. Bijdrage tot hetbegrip 'fenomenalisme' Tegen de romantiek. Begrip van de slavernij oftewel verwerktuiglijking Misvatting aangaande opgewektheid. Waardoor rangorde ontstaat. Kritiek op de moderne filosofie: foutief uitgangspunt, alsof er 'bewustzijnsfeiten' zouden bestaan - en geen fenomenalisme in de zelfobservatie 2 [205] Er bestaat helemaal geen egoisme dat bij zichzelf blijft staan en niet om zieh heen grijpt - dus bestaat 00k dat 'toegestane', 'moreel onverschillige' e waar jullie het over hebben helemaal niet. 'Je bevoorrecht je eigen ik altijd ten koste van de ander': 'Leven gaat altijd ten koste van ander leven'. - Wie dat niet begrijpt, heeft voor zichzelf de eerste stap naar oprechtheid nog niet gezet.
•
134 2 [206]
HERFST 1885-HERFST
1886
(48)
Wat een gevoel van vrijheid is het te ervaren, zoals wij bevrijde geesten ervaren, dat we niet in een 'doelmatig' systeem zijn ingeschakeld! Zo 00k dat de begrippen 'beloning' en 'straf' niet onverbrekelijk met het wezen van het bestaan zijn verbonden! En dat je de goede en siechte handeling niet op zichzelf genomen goed en siecht kunt noemen, maar alleen binnen het perspectief van het streven naar zelfbehoud van bepaalde typen menselijke samenlevingen! En 00k dat onze vergeldingen via lust en pijn geen kosmische, laat staan een metafysische betekenis hebben! - Dat pessimisme dat zieh bereid verklaart de lust en onlust van het bestaan zelf in de waagschaal te stellen, met zijn vrijwillige opsluiting in de gevangenis van het voorCopernicaanse gezichtsveld, zou iets achterlijks en een terugval betekenen, als het niet enkel een flauwe grap was van een Berlijner (het p van E von Hartmann 2 [207]
Aanvang Besluit. In hoeverre deze zelfdestructie van de moraal nog een stuk van haar eigen kracht is. In ons Europeanen stroomt het bloed van mensen die voor hun geloof zijn gestorven; wij hebben de moraal gevreesd en serieus genomen, en er is niets wat we niet op enigerlei wijze voor haar hebben opgeofferd. Anderzijds: we hebben onze geestelijke finesse in essentie door gewetensvivisectie bereikt. We kennen het 'waarheen?' nog niet waar we naartoe worden gedreven sinds we onszelf op die manier van onze oude bodem hebben losgemaakt. Maar die bodem zelf heeft bij ons de kracht aangekweekt die ons thans naar buiten drijft, ver weg, het avontuur tegemoet, in het oeverloze, onbeproefde, onontdekte terechtkomen, - we hebben geen keus meer, we moeten veroveraars zijn sinds we geen land meer hebben waar we thuis zijn, waar we iets zouden willen 'behouden'. Nee, dat weten jullie beter, mijn vrienden! Het verborgen 'ja' in jullie is sterker dan alle nee's en misschiens waaraan jullie met jullie tijd als aan een ziekte en verslaving lijden; en als jullie naar zee moeten, jullie landverhuizers, dan dwingt een geloof jullie daartoe...
•
2 [206] - 2 [ 2 I O ]
135
2 [208] het niet in het reine komen met het Christendom
2 [209] Voor mijn vrienden is het een erezaak zich in te zetten voor mijn naam, mijn reputatie en mijn wereldse veiligheid en voor mij een burcht te bouwen waar ik beschermd ben tegen grove miskenning: ikzelf wil er geen vinger meer voor uitsteken 2 [210] de volmaakte functionele zekerheid van de regulatieve instincten
136 3 W i jb, W i 3b, M p x v i 2b, Mp x v i ib begin 1886 - voorjaar 1886
[1]
Natuurlijke historie van de vrije geest.
[2]
Bijdrage tot de natuurlijke historie van de vrije geest. Gedachten en gedachtestreepjes door Friedrich Nietzsche.
[3]
[4]
[5]
Wijding en zwanenzang. 'Aan hem die alle hemelen stralend maakt En alle zeeen doet schuimen - ' De wil tot macht. Voortekenen voor een filosofie van de toekomst. Door Friedrich Nietzsche. Misvatting aangaande de heerszucht. De opgewektheid als verlossing. De dans. Bespotting van het 'goddelijke' - symptoom van genezing. Het verlangen naar 'vaststaande feiten' -kentheorie, hoeveel pessimisme schuilt daar niet in! Z als tegenstander in het leven roepen
[6] De vaderlandsliefde is in Europa iets jongs en Staat nog wankel op haar benen: ze valt makkelijk om! Laat je door het lawaai dat ze maakt niet van de wijs brengen: kleine kinderen brüllen het hardst. [7] 'Dom op het heilige af', zegt men in Rusland.
3 [•] - 3 [ I 2 ] 3 [8]
137
Naar nieuwe zeeën. Allerlei vragen en bedenkelijkheden voor goede Europeanen. Door Friedrich Nietzsche.
3 [9]
Voorbij goed en kwaad. Voorspel tot een filosofie van de toekomst. Boeki Boek2 Boek3 Boek 4 Boeks
3 [10]
Moraal en kennis. Moraal en religie. Moraal en kunst. Onze deugden. Over de rangorde. Onze deugden.
Allerlei vragen voor vraaggerechtigden. Door Friedrich Nietzsche. 3 [11]
Menselijk, al te menselijk. Een boek voor vrije geesten. Nieuwe reeks. En als dit boek een spiegel is en bijgevolg gelegenheid biedt tot zelfbespiegeling: nu dan, jullie goede Europeanen, wat denken jullie van onze ijdelheid? Ziet zij zichzelf graag - 'in de spiegel'? -
3 [12]
Uit de natuurlijke historie van de vrije geest. De filosofie van de toekomst. Wetenschappelijke arbeiders. Kunstenaars. Bijdrage tot de filosofie van de hogere mens. Over de verduistering van Europa.
138
BEGIN 1886 - VOORJAAR 1886
3 [13] Deze eenzaamheid is wat we bewaken als we voor de religieuze organisatie van de mensheid een lans breken: - en misschien verschillen we in niets zo duidelijk van de abusievelijk 'vrijdenkers' genoemde kuddedieren en gelijkheidsapostelen: - die stuk voor stuk de eenzaamheid niet zouden kunnen verdragen. Religie voorgesteld als voortzetting en verdieping van de politieke basisleer, die altijd de leer is van de ongelijke rechten, van de noodzaak van een maatschappelijke orde met hoog en laag, met gebiedenden en gehoorzamen: religie betekent voor ons de leer van het rangverschil tussen de zielen, van het telen en mogelijk maken van de hogere zielen ten koste van de lagere. 3 [14] De wereld is dat niet waard waarin we geloofd hebben: daar zijn we wel achter gekomen. De pessimist geeft ons zelfs te verstaan dat het feit dat we daarachter konden komen - en dat ze niet waard is waarin we geloofd hebben - nou net het laatste restje waarde is dat ze voor ons in petto houdt. De wereld zou volgens die voorstelling een middel zijn om de wereld voor jezelf te vergällen, om jezelf zo goed mogelijk te 'ontwereldlijken'; een onzin die uiteindelijk na allerlei noodlottige omwegen begint te dagen, een ietwat lang uitgesponnen komedie van vergissingen, die zieh beschaamd in het niets verliest 3 [15] Er blijft genoeg in te brengen tegen een slepende ziekte; ik ben allerminst geneigd de christelijke moralisten bij te Valien die beweren dat de m er beter op wordt als hij door langdurige pijnen gekweld wordt, die men met nüchtere bezonnenheid - maar ook niet dat orientaalse stomme, dove jezelf uitwissen, jezelf overgeven, noch die overdreven wilskracht en dapperheid die zo'n vijand, wat de pijn toch is, met trots, met hoon, Overgeleverd aan langdurige martelingen, verbrand als het wäre met groen hout en zonder de weldaad die koortsen, flauwten 3 [16]
Manzoni Stifter (G. Keller)
3[i3]-3[i9]
139
3 [17]
'Maledetto colui che contrista un spirto immortai!' 1 Manzoni (2de akte van de Conte di Carmagnola)
3 [18]
gangasrotogati, 'zoals de rivier de Ganges stroomt' = presto kurmagati, 'zoals de schildpad zieh voortbeweegt' = lento mandeikagati, 'zoals de kikvors zieh voortbeweegt' = staccato
3 [19] Wij filosofen van het 'voorbij' - van het voorbij goed en kwaad, met permissie!, die in feite gewiekste interpreten en tekenduiders zijn wij voor wie het noodlot bleefweggelegd als toeschouwers van de Europese zaak met een geheimzinnige en ongelezen tekst te worden geconfronteerd: die almaar meer van zijn geheimen aan ons prijsgeeft - wat een moeite hebben wij om te zwijgen en de lippen stijf op elkaar te houden, terwijl steeds meer en steeds merkwaardigere dingen zieh aan ons opdringen en zieh in ons ophopen en naar licht, lucht, vrijheid, woord verlangen! Maar het woord
i.(It.) ' V e r v l o e k t d e g e n e - d i e e e n o n s t e r f e l i j k e g e e s t g r i e f t ! '
140 4 D i 8 , M p x v 2 c , M p x v n 3 a , M p x v i ib begin 1886 - voorjaar 1886
[1] Een filosoof: wat een bescheiden creatuur, als hij echt trouw blijft aan zijn naaml - die niet, vergeef dit een oude filoloog!, 'vriend van de wijsheid' betekent, maar slechts 'iemand die houdt van wijze mannen'. Willen jullie dus dat er filosofen zijn, in de Griekse zin en naar de letter, kom dan eerst maar eens op met je 'wijze mannen'! - Maar het lijkt wel, vrienden, alsof wij uiteindelijk meer van onwijze mannen houden dan van wijze, als er al wijzen bestaan - ? En misschien schuilt daarin, juist daarin wel meer wijsheid? Hoezo? Zouden soms de wijzen z e l f - van dichtbij bezien, wellicht - geen 'filosofen' zijn? Maar 'filasofen' 1 ? Vrienden van de zotheid, goed gezelschap voor speellui en zot volk? En niet voor - zichzelf? [2] Over het probleem van het masker. ' Une croyance presque instinctive chez moi, c'est que tout homme puissant ment, quand il parle, et à plus forte raison, quand il écrit.'2 Stendhal, Vie de Napoléon, Voorwoord,p. x v . [3] 'Je sais, quel est le pouvoir des hommes', zei Napoleon op SintHelena; 'les plus grands ne peuvent exiger d'être aimés.'3 - Waar wij meteen op maar al te goede gronden het vermoeden aan toevoegen: ze verlangen het niet eens van zichzelf, - en ze houden 00k niet van zichzelf! [4] ' Volgens mij voer je iets verschrikkelijks in je schild; je zou haast denken dat je de mens te gronde wilt richten?' - zei ik een keer tegen de god Dionysus. 'Misschien', antwoordde de god, 'maar wel zo dat het hem iets oplevert.' - 'Wat dan?', vroeg ik nieuwsgierig. - '"Wie dan?" had je moeten vragen.' Aldus sprak Dionysus en zweeg vervol1. (Gr.) fil-asofos: letterlijk 'liefhebber van het on-wijze' 2. (Fr.) ' I k b e n er haast instinctiefvanovertuigd dat elke machtige man liegt als hij spreekt, en des te meer als hij schrijft.' 3. (Fr.) 'Ik weet wat het is, macht bij mannen; de grootsten kunnen niet verlangen dat ze bemind worden.'
4[I]-4[6]
141
gens op die voor hem typerende wijze, namelijk uitdagend. Je had hem daarbij moeten zien! - Het was lente, en al het jonge hout stond op uitbotten. 4 [5] Er is een nachtelijk uur waarvan een kluizenaar zal zeggen: 'let op, nu stopt de tijd!' Bij elke nachtwake, maar vooral tijdens ongebruikelijke nachtelijke reizen en zoektochten, krijg je op dit uur van de nacht (ik bedoel tussen een en drie) een wonderbaarlijk gevoel van verbazing, een soort van 'veel te kort!' o f ' veel te lang!kortom de indruk van een tijdsanomalie. Zouden we het op die uren, als bij uitzondering wakenden, moeten bezuren dat we ons rond die tijd gewoonlijk in de tijdschaos van de droomwereld bevinden? Genoeg, 's nachts tussen een en drie zijn we 'geen mensen van de klok'. Mij dunkt dat dit 00k precies is wat de Antieken uitdrukten met 'intempestiva nocte' en 'ev acopovoKTi'1 (Aeschylus), dus 'daar in de nacht, waar er geen tijd is'; en 00k een duistere term waarmee Homerus het diepste stilste uur van de nacht aanduidt valt voor mij etymologisch met die gedachte te rijmen, 00k al menen vertalers het nog altijd met 'nachtelijke melkenstijd' te kunnen weergeven waar ter wereld was men dan ooit zo dwaas om de koeien 's nachts tussen een en drie te melken! - Maar aan wie zit je hier eigenlijk je nachtgedachten te verteilen? 4 [6] huwelijken in de burgerlijke zin van het woord, in de meest achtenswaardige zin van het woord 'huwelijk' wel te verstaan, gaat het helemaal niet om liefde, net zo min als om geld - van de liefde kun je geen instituut maken - : maar om de maatschappelijke toestemming die aan twee personen wordt verleend om bij elkaar seksuele bevrediging te vinden, uiteraard onder bepaalde condities, maar dan wel zulke die het belang van de maatschappij op het 00g hebben. Dat de betrokkenen er 00k nog een beetje genoegen aan beleven en dat ze van hele goede wil zijn - de wil om geduld te oefenen, verdraagzaam te zijn, voor elkaar te zorgen - , dat dit deel uitmaakt van de voorwaarden waaraan zo'n verdrag moet voldoen, ligt voor de hand; maar het woord liefde zou je daarvoor niet moeten misbruiken! Voor twee mensen die elkaar in de volle en Sterke zin van het woord lief1. (Lat. en Gr.) 'in het holst van de nacht'. Nietzsche neemt het letterlijk als in-temp-estiva: w a a r geen tijd is.
142
BEGIN 1886 - VOORJAAR
1886
hebben is de seksuele bevrediging immers niet essentieel, en eigenlijk alleen een symbool, aan de ene kant zoals gezegd symbool van de onvoorwaardelijke onderwerping, aan de andere kant symbool van de instemming daarmee, een teken van inbezitneming. - Bij het huwelijk in de adellijke, oud-adellijke zin van het woord gaat het om het telen van een ras (bestaat er vandaag de dag nog adel? Quaeritur1), - dus om instandhouding van een bepaald vast type dominante mensen: aan dit gezichtspunt werden man en vrouw opgeofferd. Het spreekt voor zieh dat liefde daarbij niet de eerste vereiste was. Integendeel! En zelfs niet die welwillendheid jegens elkaar die het goedburgerlijke huwelijk kenmerkt. In eerste instantie besliste het belang van een familie, en daarenboven - de stand. Wij zouden voor de kilte, strengheid en berekenende helderheid van een dergelijke voorname opvatting van het huwelijk, zoals je die bij elke gezonde aristoeratie kon aantreffen, zowel in het oude Athene als nog in het Europa van de achttiende eeuw, lichtelijk huiveren, wij warmbloedige dieren met ons lichtgeraakte hart, wij 'modernen'! Juist daarom is de liefde als passie, in de grote zin van het woord, voor en in de aristocratische wereld uitgevonden, - daar waar de dwang en de ont-bering het grootst waren... - 'De ziekte maakt de mens beter': deze befaamde bewering, die je door alle eeuwen heen tegenkomt, zowel uit de mond van de wijze als uit de mond en de muil van het volk, geeft te denken. Je zou je met het 00g op haar geldigheid wel eens willen afvragen: bestaat er in het algemeen misschien een oorzakelijk verband tussen moraal en ziekte? Is de 'verbetering van de mens', over het geheel genomen, bijvoorbeeld het onmiskenbaar milder, menselijker, goedmoediger worden van de Europeaan gedurende de afgelopen eeuw - is dat misschien het gevolg van een langdurig stil-onstilbaar lijden en mislukken, ontberen, verkommeren? Heeft 'de ziekte' de Europeaan 'beter gemaakt'? Of de vraag anders gesteld: is onze moraliteit- onze moderne zachtaardige moraliteit in Europa, waar je de moraliteit van de Chinezen eens mee zou moeten vergelijken - de uitdrukking van een fysiologische achteruitgang?... Want niemand zou toch willen ontkennen dat elke historische constellatie waarin 'de mens' zieh in een 6 . ( L a t . ) 'dat is de v r a a g '
4 [7] " 4 [8]
143
uitzonderlijke pracht en als machtig type vertoond heeft, onmiddellijk een onverwacht, gevaarlijk, eruptief karakter aanneemt, waarbij de menselijkheid er siecht van afkomt; en misschien heeft het in die gevallen waar het anders lijkt alleen maar aan moed of finesse ontbroken om psychologisch dieper te graven en ook daaruit nog de algemene Stelling te puren: 'hoe gezonder, hoe sterker, hoe rijker, vruchtbaarder, ondernemender een mens zieh voelt, des te "amoreler " wordt '. Een pijnlijke gedachte! Waarmee je je beslist niet al te lang moet bezighouden! Maar stel dat je een klein momentje met die gedachte oploopt, hoe verwonderd kijk je dan naar de toekomst! Wat zou ons dan op aarde duurder komen te staan dan juist dat wat we uit alle macht verlangen - de vermenselijking, de 'verbetering', de toenemende 'civilisering' van de mens? Niets zou ons duurder komen te staan dan de deugd: want uiteindelijk zou je dan blijven zitten met de aarde als hospitaal: en 'iedereen elkaars ziekenverzorger' zou de kroon op alle wijsheid zijn. Weliswaar heb je dan ook die felbegeerde 'vrede op aarde'! Maar ook zo weinig 'welbehagen in elkaar'! Z o weinig schoonheid, overmoed, risico, gevaar! Z o weinig 'werken' waarvoor het nog de moeite zou Ionen op aarde te leven! Ach! en al helemaal geen 'daden' meer! Alle grote werken en daden die zijn blijven staan en niet door de golven van de tijd zijn weggespoeld - waren dat in diepste zin niet allemaal grote amoraliteiten?... 4 [8] Dat de kracht van een geloof alleen nog geen enkele garantie biedt voor de waarheid ervan, ja zelfs in Staat is om uit de verstandigste zaak geleidelijk, heel geleidelijk een forse dwaasheid te bereiden: dat is ons eigenlijke Europeanen-inzicht, - als we al ergens ervaring mee hebben, dan daarmee, dat heeft ons gebrandmerkt, daarin zijn we snugger, wijs geworden, door veel schade en schände naar het schijnt... 'Het geloof maakt gelukkig': goed! Soms wel! Maar het geloof maakt onder alle omstandigheden dorn, zelfs in het zeldzamere geval waarin het dat niet is, waarin het van meet af aan een verstandig geloof is. Elk langdurig geloof wordt uiteindelijk dorn, wat betekent, om het met de duidelijkheid van onze moderne psychologen te zeggen, dat de goede gronden ervoor zieh 'in het onbewuste' verliezen, daarin verdwijnen, - voortaan berust het niet meer op goede gronden, maar op affecten (dat wil zeggen: als het hulp nodig heeft, laat het de affecten voor zieh vechten en niet meer de goede gronden).
• •
144
BEGIN
l886 - VOORJAAR
1886
Stel dat je erachter zou kunnen komen wat het meest geloofde, langst bestaande, minst betwiste, eerlijkste geloof is dat onder mensen voorkomt, dan kun je er donder op zeggen dat het tevens het diepste, domste, 'meest onbewuste', het best tegen goede gronden beschermde, het langst van goede gronden verstoken geloof is. Toegegeven; maar welk geloof is dat? - O jullie nieuwsgierigaards! Maar nu ik me eenmaal met het opgeven van raadsels heb ingelaten, wil ik het menselijk houden en met het antwoord en de oplossing snel voor de dag komen, - men zal me niet zo gemakkelijk te vlug af zijn. De mens is bovenal een oordelend dier; maar in het oordeel ligt ons oudste en duurzaamste geloof verborgen, aan al het oordelen ligt een voor-waar-houden en staande-houden ten grondslag, een zekerheid dat iets zo en niet anders is, dat de mens hierin echt iets 'gekend' heeft: wat is het waaraan in elk oordeel onbewust als waar wordt geloofd? - Dat wij een recht hebben tussen subject en predikaat, tussen oorzaak en gevolg te onderscheiden - d a t is ons sterkste geloof; ja in feite is zelfs al het geloof in oorzaak en gevolg, in conditio en conditionatum1 slechts een speciaal geval van het primaire en algemene geloof, van ons oergeloof in subject en predikaat (namelijk in de vorm van de bewering dat elk gevolg is terug te voeren tot een daad en dat al het bepaalde een bepalende instantie, elke daad een dader, kortom een subject veronderstelt). Zou dit geloof in het subject- en predikaatbegrip niet 4 [9]
Naspel. - Maar op dit punt onderbreken jullie mij, jullie vrije geesten. 'Genoeg! Genoeg! hoor ik jullie schreeuwen en lachen, we houden het niet meer uit! O over die akelige beproever en rustverstoorder van het geweten! Wil je ons dan bij heel de wereld een siechte reputatie bezorgen? Onze goede naam zwartmaken? Ons schimpnamen bezorgen die zieh niet alleen in de huid invreten? - En vanwaar op zo'n stralend blauwe dag die duistere spoken, die morele gorgelgeluiden, die hele tragische ravenzwarte muziek! AI spreek je waarheden: op zulke waarheden kunnen geen voeten dansen, dus zijn het nog lang geen waarheden voor ons! Ecce nostrum veritatis sigillum!2 1. (Lat.) de 'conditie' en het 'geconditioneerde' 2. (Lat.) 'Ziehier ons zegel van de waarheid'
•
145 En hier heb je grazige weiden: wat is er beter dan zo snel mogelijk je hersenschimmen te verjagen en ons, na je nacht, een goede dag te bereiden? Het is hoog tijd dat zieh eindelijk weer een regenboog uitstrekt boven dit land en dat iemand ons zachte, dwaze liederen te luisteren en melk te drinken geeft: - wij allen dorsten weer naar een vrome, van harte dwaze en melkachtige denkwijze.' - Mijn vrienden, ik zie het, jullie verliezen mijn geduld, - en wie zegt jullie dat ik niet allang juist daarop wachtte? Maar ik sta tot jullie beschikking; en ik heb ook wat jullie nodig hebben. Zien jullie ginds niet mijn kuddes springen, al mijn aanvallige zonnige windstille gedachtelammetjes en gedachtebokjes? En hier Staat voor jullie ook al een hele emmer melk klaar; maar als je eenmaal gedronken hebt - want jullie dorsten allen naar deugd, ik zie het - dan mag het niet aan liederen ontbreken die jullie mooi vinden! Om te beginnen een danslied voor de monterste benen en harten: en waarlijk, wie het zingt doet dat ter ere van iemand die ere toekomt, een van de vrijste onder de vrije geesten, die alle hemelen weer stralend maakt en alle zeeen doet schuimen. -
146
5 N VIII 3
zomer 1886 - h e r f s t 1887
[1] BoekenTh. Ziegler Geschiedenis van de ethiek [2]
Morgenrood en vrolijke wetenschap
[3] We plaatsen een woord daar waar onze onwetendheid inzet, - waar we niet meer verder kunnen zien, bijvoorbeeld het woord 'ik', het woord 'doen', het woord 'lijden': dat zijn misschien gezichtseinders van onze kennis, maar geen 'waarheden'. [4] De rotte piek van Kants criticisme is zo langzamerhand 00k voor minder scherpe ogen zichtbaar geworden: Kant had geen recht meer op zijn onderscheid tussen 'verschijning' en 'ding op zieh' - hij had zichzelf van het recht beroofd nog langer op die vanouds gebruikelijke manier te onderscheiden, voorzover hij het concluderen uit de verschijning naar een oorzaak van de verschijning als ongeoorloofd van de hand wees - in overeenstemming met zijn opvatting van het causaliteitsbegrip en de zuiver intrafenomenale geldigheid daarvan: een opvatting die anderzijds al op dat onderscheid vooruitloopt, alsof het 'ding op zieh' niet alleen de slotsom van een redenering, maar gegeven zou zijn. [5] Der Urspung der moralischen Empfindungen van dr. Paul Ree: een intelligent en bedaard boekje, zonder dweperijen en deugdzame poses, dat trouwens in zijn geheel op een aangename manier elkjeugdig karakter mist. De woorden waarmee ik op deze plaats de jonge en aan de kant geschoven schrijver ervan het terrein van de wetenschappen probeerde binnen te loodsen - krachtige woorden, waarvan men mij zelfs een verwijt heeft gemaakt - behoren misschien echt tot mijn domheden; in elk geval was het tot dusver vergeefse moeite... (Zoals
5[i]-5[9]
147
de lezer merkt, denk ik met treurigheid terug aan een teleurgestelde verwachting, een verwachting van het soort dat juist de begaafdheid van joden herhaaldelijk bij mij gewekt heeft, - als het slag mensen dat in het huidige Europa over verreweg de meeste aangeboren geestelijke bagage beschikt, maar tegelijkertijd over zo'n fataal ontwikkelingstempo dat het binnen de kortste keren rijp (en helaas 00k overrijp...) wordt) 5 [6] En willen jullie serieus van 'het aan gene zijde' loskomen: ik vrees dat er geen ander middel bestaat dan eerst voor mijti 'aan gene zijde' te kiezen. 5 [7] Het geluk waarvan bescheiden mensen geloven dat de juiste naam ervan op aarde 'Tjonge! Tjonge!' is. Wie iets is wat makkelijk breekt, is bang voor kinderhandjes en voor alles wat niet kan beminnen zonder stuk te maken. Wie in doorns grijpt ontziet zijn vingers minder dan wie een dolk bij zieh draagt. gehoornde wagnerianen 5 [8] Het psychologische kunststukje van de afgelopen jaren bestond eruit een ijzingwekkende afgrond over te steken en niet naar beneden te kijken; maar opgewekt de ene stap na de andere te zetten, alsof het erom ging door een wei vol bloemen te lopen, waar ons aan het einde misschien een groot gevaar wacht: kortom, moedig over een gevaar heenstappen, in de mening op een gevaar af te gaan. 5 [9] 1. 2 1 2 1.
Exoterisch - esoterisch - alles is wil tegenover wil Er bestaat helemaal geen wil Causaliteitsbeginsel Er bestaat niet zoiets als oorzaak-gevolg.
Alle causaliteit is psychologisch te herleiden tot het geloof in ooßmerken: Juist het gevolg van een oogmerk is onbewijsbaar.
148
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
(Causa efficiens is een tautologie met finalis1) psychologisch gezien 5 [10] Wat is 'kennen? Herleiden van iets onbekends tot iets bekends, vertrouwds. Eerste beginsel: dat waaraan we gewend zijn geraakt is voor ons geen raadsel, geen probleem meer. Afstomping van het gevoel voor het nieuwe, bevreemdende: ailes wat met regelmaat gebeurt, roept bij ons geen vragen meer op. Daarom is het zoeken naar de regel het eerste instinct van de kennende: terwijl uiteraard met de vaststelling van de regel nog helemaal niets is 'gekend'! - Vandaar het bijgeloofvan de natuurkundigen: waarin ze kunnen volharden, d.w.z. waar de regelmaat van de verschijnselen het gebruik van verkorte formules toelaat, menen ze die gekend te hebben. Zij voelen 'zekerheid': maar achter die intellectuele zekerheid schuilt de geruststelling van de vreesachtigheid: zij willen de regel omdat die de wereld van haar vreeswekkendheid ontdoet. De vrees voor het onberekenbare als het achterliggende instinct van de wetenschap. De regelmaat sust het vragende (dat wil zeggen vrezende) instinct in slaap: 'verklaren' wil zeggen: een regel in het gebeuren ontdekken. Het geloof in de 'wet' is het geloof in de gevaarlijkheid van de willekeur. De goede wil om in wetten te geloven heeft de wetenschap de overwinning bezorgd (met name in tijdperken van démocratie) 5 [11] Het intellect kan niet zichzelf kritiseren, juist omdat het niet met andersoortige intellecten te vergelijken valt en omdat zijn vermögen tot kennen pas in het licht van de 'wäre werkelijkheid' aan de dag zou treden, dat wil zeggen dat we, om het intellect te kritiseren, een hoger wezen met 'absolute kennis' zouden moeten zijn. Dat zou al veronderstellen dat er, los van alle perspectivische vormen van beschouwing en zinnelijk-geestelijke toe-eigening, iets zou moeten zijn, een 'op-zich' - Maar de psychologische afleiding van het geloof in dingen verbiedt ons over 'dingen op zieh' te spreken. 5 [12]
Grondvraag: of het perspectivische tot het w e z e n behoort? En niet alleen maar een beschouwingsvorm, een relatie tussen verschillende wezens is? Staan de verschillende krachten zo in relatie tot elkaar dat 1. (Lat.) resp. 'bewerkende oorzaak' en 'doeloorzaak'
5[io]-5[i5]
149
die relatie aan de optiek van de waarneming is gebonden? Dat zou mogelijkzijnalsalhetzijniN ESSENTIE ietswaarnemendswas. 5 [13] Datvormgelijkenis op verwantschap wijst, op herkomst uit een gemeenschappelijke vorm, - dat klankgelijkenis bij woorden op verwantschap tussen die woorden wijst, is een manier van concluderen waarbij de inertia als Souffleur fungeert: alsof het waarschijnlijker zou zijn dat een vorm eenmaal is ontstaan dan dat ze meerdere malen is ontstaan... De opeenvolging van verschijnselen kan, al wordt ze nog zo nauwkeurig beschreven, niet het wezen van het proces bieden maar er is op zijn minst de constante van het vervalsende medium (ons 'ik' -). Het is als wanneer het rijm in de ene taal bij een vertaling in een andere verloren gaat: maar wel het geloof wordt opgewekt dat het in die oertaal een gedieht op rijm was. Z o wekt de reeks, de opeenvolging het geloof in een soort 'samenhang' op aangene zijde van de door ons geziene afwisseling. 5 [14] De ontwikkeling van de wetenschap lost het 'bekende' steeds meer op in iets onbekends: maar zij wü juist het omgekeerde en gaat uit van het instinet om het onbekende tot het bekende te herleiden. In summa bereidt de wetenschap voor op een soevereine onwetendheid, een gevoel dat 'kennen' helemaal niet voorkomt, dat het een soort hoogmoed was daarvan te dromen, sterker nog, dat we niet het minste begrip overhouden om 'kennen' zelfs maar als een mogelijkheid toe te laten - dat 'kennen' zelf een uiterst tegenstrijdige notie is. We verteilen een oeroude mythologie en ijdelheid van de mens in dit harde feit: net zo min als het ding op zieh, is 'kennis op zieh' als begrip nog toelaatbaar. De verleiding door'getal en logica' - door de 'wetten' 'Wijsheid' als poging over de perspectivische inschattingen (dat wil zeggen over de 'willen tot macht') heen te komen, een levensvijandig en ontbindend principe, symptoom als bij de Indiers enz. Verzwakking van het vermögen tot toe-eigening. 5 [15] Net zo goed als de poging wordt ondernomen om alles binnen onze zintuigen in het dode, levenloze te vertalen (dus het bijvoorbeeld in
ZOMER l886 - H E R F S T
1887
bewegingen enz. te ontleden), is toegestaan al het geziene, gehoorde dat onze zintuigen aanreiken terug te brengen tot onze vitale functies, dus als begeren, waarnemen, voelen enz. s [16] Wetenschappelijke precisie valt het makkelijkst te bereiken bij de oppervlakkigste verschijnselen, dus waar geteld, gerekend, betast, gezien kan worden, waar kwantiteiten constateerbaar zijn. Dat betekent dat de armzaligste gebieden van het bestaan als eerste vruchtbaar zijn gemaakt. De eis dat alles mechanistisch verklaard moet worden is een instinct, alsof de waardevolste en fundamenteelste kennis juist daar het eerst succès zou oogsten: hetgeen een na'iviteit is. Feitelijk is alles wat je kunt teilen en beetpakken voor ons weinig waard: waar je met je 'begrijpen' niet bijkomt, dat slaan wij 'hoger' aan. Logica en mechanica zijn alleen op het oppervlakkigste toepasbaar: eigenlijk alleen een schematiseer- en afkortingskunst, een beheersing van de veelheid door een kunst van de uitdrukking, geen 'verstaan' maar een aanduiden ten behoeve van de communicatie. De wereld tot de oppervlakte gereduceerd denken betekent haar allereerst 'begrijpelijk' maken. Logica en mechanica raken nooit aan de oorzakelijkheid — 5 [17] Zoals sceptische, aan onzekerheid lijdende tijdperken overgaan tot een star geloof: terwijl anderzijds mensen met een afkeer van voortijdige dogma's en inperkingen zieh hooguit langzaam en pas laat een universeel geloof laten afdwingen (omdat ze niet lijden aan de onzekerheid, maar er plezier aan beleven). Deze laatste vormen van afgedwongen universeel geloof en van generalisatie hebben een beslissende waarde: ze zijn tegen de stroom in ontstaan. Over de OORSPRONG van de systematische concepties: a) uit schematische hoofden b) uit het lijden aan de onzekerheid c) in zeldzame gevallen bij hen die eigenlijk liever niet schematiseren en incerti amici1 . 5 [18] 'Wat te bewijzen valt is waar'. Dat is een willekeurige bepaling van het begrip 'waar', die niet te bewijzen valt! Het is een simpel 'dat moet als waar gelden, moet "waar" heten! ' Op de achtergrond Staat het nut van een dergelijke geldigheid van het begrip 'waar': want het bewijsi.(Lat.) 'onzekere vrienden'
5[I6]-5[2O]
151
bare appelleert aan het gemeenschappelijkste in ieders hoofd (aan de logica): reden waarom het natuurlijk niet meer is dan een nuttigheidsmaatstaf in het belang van de meesten.' Waar', 'bewezen' wil zeggen: uit conclusies afgeleid, op voorwaarde dat de oordelen die tot de conclusie leiden al 'waar' (dat wil zeggen algemeen aanvaard) zijn. Dus is 'waar' iets wat volgens een algemeen aanvaarde manier van concluderen tot algemeen aanvaarde waarheden herleid wordt. Dat betekent dus: 'wat te bewijzen valt is waar' vooronderstelt al waarheden als gegeven 5 [19] De wereld die ons iets aangaat is slechts schijnbaar, is onwerkelijk. Maar het begrip 'werkelijk, waarlijk voorhanden' hebben we eerst uit het 'ons aangaan' gehaald; hoe meer we in ons belang geraakt worden, des te meer geloven we in de 'realiteit' van een ding of wezen. 'Het bestaat' betekent: ik voel mezelf er bestaand bij. - Antinomie. Zoveel leven als er uit dat gevoel komt, zoveel betekenis hechten wij aan wat we als oorzaak van die opwinding beschouwen. Het 'zijnde' wordt dus door ons opgevat als dat wat op ons in werkt, wat zieh door zijn werking bewijst. - 'Onwerkelijk', 'schijnbaar' zou dan dat zijn wat geen uitwerking kan hebben, maar die wel schijnt te hebben. Maar stel dat we zekere waarden in de dingen leggen, dan slaan die waarden vervolgens op onszelf terug, nadat we vergeten zijn dat wij de gevers waren. Stel dat ik iemand voor mijn vader houd, dan volgt daaruit van alles voor elk van zijn uitlatingen tegenover mij: ze worden anders geinterpreteerd. - Dus gegeven onze opvattingen en verklaringen, kortom onze interpretatie van de dingen, volgt daaruit dat alle 'werkelijke' inwerkingen van die dingen op ons daardoor anders lijken, nieuw worden geinterpreteerd, kortom anders werken. Als nu alle opvattingen van de dingen bedrieglijk waren, dan volgt daaruit dat alle inwerkingen van de dingen op ons in de richting van een bedrieglijke causaliteit worden ervaren en uitgelegd: kortom dat we waarde en onwaarde, nut en nadeel meten aan de hand van dwalingen, dat de wereld die ons iets aangaat bedrieglijk is. 5 [20]
De lucht stroomt koel en zuiver - ik zou graag de dag kijkt vertoornd
ZOMER l886 -
HERFST
1887
's Avonds, als je dappere hart twijfelt en vermoeid rondkijkt. De vlam met witgrijze buik, wier hals zieh begeerlijk naar zuivere hoogten toebuigt en draait 5 [21] De problemen waarvoor ik me gesteld zie lijken me zo radicaal en zo belangrijk, dat ik bijna elk jaar wel een paar maal de euvele moed had me voor te stellen dat de geestrijke mensen aan wie ik die problemen zichtbaar maakte er hun eigen werk voor opzij moesten zetten, om zieh voorlopig helemaal aan mijti zaken te wijden. Wat er vervolgens telkens in plaats daarvan gebeurde was op zo'n komische en griezeIige manier het tegendeel van wat ik had verwacht, dat ik, oude mensenkenner, me voor mezelf leerde schämen me steeds opnieuw dit lesje voor beginnelingen moest inprenten - dat de mensen hun gewoonten honderdduizendmaal belangrijker vinden dan zelfs - hun voordeel... 5 [22] Fundaméntele oplossing: we geloven in de rede: maar die behelst de filosofie van de grijze begrippen, de taal is op basis van de allernaïefste vooroordelen geconstrueerd nu leggen we disharmonieën en problemen in de dingen, omdat we alleen in talige vorm denken - dus in de 'eeuwige waarheid' van de 'rede' geloven (bijv. subject predikaat enz. we houden op met denken als we het niet in het keurslijf van de taal willen doen, we belanden nog net bij de twijfel hier een grens als grens te zien. Het redelijke denken is een interpreteren volgens een schéma dat we niet kunnen afschudden. 5 [23] vrijwillig afzijdig, gelaten, minzaam tegenover ding en toeval, dankbaar voor het kleinste zonnestraaltje gezondheid, de pijn aanvaardend als regel, als voorwaarde, als iets zelfgewilds, en haar met listige dwang benuttend voor onze doeleinden, ondervragend -
•
5 [ 2 I ] - 5 [32]
153
5 [24] Mensen in wier lichaam voortdurend het innerlijk vee knort en rommelt 5 [25] niet alleen de moraal als vooroordeel, maar over het hoogstgeeerde type moraliteit tot dusverre heen levend met een ironische alwetendheid boven de hele vroegere vita contemplativa1 blijven staan Met een uiterst boosaardige wil in een van de tot dusver bestaande wereldbeschouwingshoekjes blijven zitten, hoe diep mijn nieuwsgierigheid me 00k naar elk ervan wel een keer heeft gedreven: met een des te strengere wil om zelf een keer de toestand te beleven waaruit elk van die afzonderlijke wereldhoekjes-perspectieven, die men een filosofie of een 'religie' noemt, 5 [26] de doorleefde aanduiding van iets oneindigs, waarvan de verovering ons vrijstaat 5 [27] Omditboektebegrijpenmoetmenmijeenaantalvooronderstellingen toestaan 5 [28] Dat iemand zelfs de moraal als vooroordeel kan opvatten en naderhand 00k in die zege van de scepsis nog een morgenroodachtig geluk kan vinden 5 [29] Je moet de grote problemen met lichaam en ziel willen beleven 5 [30] Het volk heeft uiteraard de meest foutieve voorstelling van de toestand waar het 't verst vanaf Staat, van de wijsheid 5 [31] Elk groot probleem is een symptoom: een mens met een bepaald kwantum kracht, fijngevoeligheid, korzeligheid, met dit gevaar, met dät voorgevoel heeft het uitgezweet 5 [32] Het volk heeft mensen nodig die vooroplopen en het goede voorbeeld geven: en uitgaande van zichzelf en van alles wat het bij zichzelf moet over Winnen, van wat het als ideaal van een zegevierende wini.(Lat.) 'beschouwelijkleven'
•
154
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
naar heeft opgevat, heeft het weer een soort criterium verkregen voor zijn type hoogste mensen. Daarin schuilt een groot gevaar. Wees toch eerlijk en geef toe waarom Christus bijvoorbeeld alleen een ideaal is van de 'gewone man'. 5 [33] Het volk pleegt zieh bij een filosoofmet bekrompen ernst a f t e vragen of hij echt heeft geleefd volgens wat hij geleerd heeft: het is van oordeel dat het prediken van een moraal gemakkelijk is en weinig te betekenen heeft, maar dat het wel iets voorstelt om volgens een moraal, een of andere soort moraal te leven. Dat is een naiviteit: want hoe zou iemand dan iets aan de weet moeten komen, als hij niet in het land heeft geleefd waarover hij spreekt! Stel dat een filosoof Het volk verlangt van een filosoof dat hij niet liegt: want het meent dat alleen de waarachtigen de waarheid kennen. E n dat hij eveneens zonder zinnelijke lust leeft, dat hij zieh onthecht. 5 [34] De meest geestelijk ingestelde mensen ervaren de aantrekkingskracht en betovering van de zinnelijke dingen op een manier die andere mensen, zij die 'harten van vlees' hebben, zieh helemaal niet kunnen voorstellen - ook niet zouden mögen voorstellen: - zij zijn sensualisten in de volste overtuiging, omdat ze aan de zintuigen een fundamentelere waarde toeschrijven dan aan die fijne zeef, dat verdunnings-, verkleiningsapparaat, of hoe het ook mag heten, dat men in de taal van het volk 'geest' noemt. De kracht en macht van de zintuigen - dat is het meest essentiele aan een welgeschapen en compleet mens: het prachtige 'dier' moet eerst gegeven zijn - wat doet anders alle' vermenselijking'ertoe! 5 [35] N.B. Aan de basis van de hele E moraal Staat het nut van de kudde: de beproeving van alle hogere, zeldzamere mensen bestaat erin dat zij zieh van alles wat hen bijzonder maakt met een gevoel van kleinering en smaad bewust worden. De Sterke kanten van de huidige mens zijn de oorzaak van de pessimistische verduistering: de middelmatigen zijn zoals de kudde is, zonder veel vragen en geweten - opgewekt. Vergelijk voor de verduistering van de Sterken: Schopenhauer, Pascal n . b . Hoe gevaarlijker een eigenschap de kudde toeschijnt, des te grondiger wordt zij in de bangedaan.
5 [33] " 5 [39]
155
[36] Ons 'kennen' beperkt zieh ertoe kwantiteiten vast te stellen, d.w.z. maar we kunnen met geen mogelijkheid verhinderen dat we die kwantitatieve verschillen als kwaliteiten ervaren. De kwaliteit is een perspectivische waarheid voor ons\ niet iets 'op zieh'. Onze zintuigen hebben een bepaald kwantum als midden waarbinnen ze funetioneren, wat inhoudt dat we groot en klein in relatie tot onze bestaansvoorwaarden ervaren. Als we onze zintuigen met een factor tien zouden versterken of afzwakken, zouden we te gronde gaan. Dat betekent dat we 00k kwantitatieve verhoudingen in relatie tot onze bestaansmogelijkheid als kwaliteiten ervaren. [37] Beschrijven hoe het iemand in fysiologisch opzicht bij het kentheoretische denken vergaat. Primitieven, - hoezo? [38] De antinomie van mijn bestaan is erin gelegen dat ik alles wat ik als radicaal filosoof radicaliter nodig heb - vrij te zijn van beroep, vrouw, kind, vrienden, maatschappij, vaderland, geboortegrond, geloof, vrij bijna van liefde en haat - als evenzoveel ontberingen ervaar, in zoverre ik gelukkig een levend wezen en geen puur abstractie-apparaat ben. Ik moet hieraan toevoegen dat het mij in elk geval aan een stevige gezondheid ontbreekt - en dat alleen op momenten waarop ik me gezond voel de last van die ontberingen minder op me drukt. Ook voel ik me nog altijd niet in Staat de vijf voorwaarden te verenigen die de basis zouden kunnen vormen voor een draaglijk evenwicht binnen mijn labiele gezondheid. Niettemin zou het funest zijn als ik mezelf, om me die 5 voorwaarden te verschaffen, van die 8 vrijheden zou beroven: dat is een objectieve kijk op mijn situatie. De zaak wordt gecompliceerder voorzover ik ook nog dichter ben, met uiteraard de behoeften van alle dichters: waaronder Sympathie, een fantastisch huishouden, roem en dergelijke (die behoeften in aanmerking genomen heb ik voor mijn leven geen andere benaming dan hondenhok-bestaan). De zaak wordt nog gecompliceerder voorzover ik bovendien nog musicus ben: zodat ik mij eigenlijk niets in het leven [39] - dat ik de taal van de volksmoralisten en 'heilige mannen' spreek en dat onbevangen en oorspronkelijk en even hartstochtelijk als vrolijk doe, maar er tegelijkertijd een artiestengenot in vind dat niet al te ver
156
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
afstaat van ironie - namelijk over het feit dat de geraffineerdste vorm van het moderne denken hier voortdurend naar de taal van de naiviteit wordt terugvertaald - dus met een heimelijk triomfgevoel over de overwonnen moeilijkheid en schijnbare onmogelijkheid van een dergelijke onderneming 5 [40]
DE G E N E A L O G I E VAN DE MORAAL.
•
Eerste verhandeling door Friedrich Nietzsche. 2. het ascetische ideaal 3. verantwoordelijkheid. 4/ik' en hij'. 5 [41] Voorspel van P, de grootste weldaad die me sinds lang is bewezen. De macht en gestrengheid van het gevoel, onbeschrijflijk, ik ken niets wat zo diep in het Christendom doordringt en zo scherp tot medeleven beweegt. Erg verheven en aangrijpend - geen Schilder heeft zo'n onbeschrijfelijk zwaarmoedige en liefdevolle blik neergezet als Wagner de grootsheid in het besef van een vreselijke zekerheid, waaruit zoiets als medelijden opwelt: het grootste meesterstuk van het sublieme dat ik ken, de macht en gestrengheid in het besef van een vreselijke zekerheid, een onbeschrijflijke uitdrukking van grootsheid in het medelijden daarover; geen Schilder heeft ooit zo'n duistere, zwaarmoedige blik neergezet als Wagner in het laatste deel van het voorspel. Ook Dante niet, ook Leonardo niet. Alsof na vele jaren eindelijk eens iemand met mij sprak over Problemen waar ik me om bekommer, uiteraard niet met de antwoorden die ik juist daarvoor paraat heb, maar met de christelijke antwoorden - w a t in laatste instantie het antwoord is geweest van sterkere zielen dan onze afgelopen twee eeuwen hebben voortgebracht. Je legt overigens bij het hören van deze muziek de protestant als een misvat-
•
5 [40] - 5 [44]
157
ting terzijde: zoals Wagners muziek in Monte Carlo me ertoe bracht - ik wil het niet verhelen - de overigens zeer goede muziek die ik verder nog hoorde (Haydn, Berlioz, Brahms, Reyers Sigurd-ouverture) 00k als een misvatting van de muziek terzijde te leggen. Merkwaardig! Als adolescent had ik mezelf de missie toebedacht het mysterie op de bühne te brengen; [42]
Kritische beschouwing van het christelijke ideaal van de armoede, van de kuisheid, van de deemoed. De Europese aspiraties in de richting van het fakirschap.
[43] 'ce jeune Juif, à la fois doux et terrible, fin et impérieux, naïf et profond, rempli du zèle désintéressé d'une moralité sublime et de l'ardeur d'une personnalité exaltée'1 ('les évangiles') Renan. C'est du régime féodal et non de sa chute, que sont nés l'égoïsme, l'avidité, les violences et la cruauté, qui conduisirent aux terreurs des massacres de septembre2 v. Sybel ! ! [44] Laat ons aldus de blinden, de argelozen, de simpele zielen, de vreedzamen, de ezels eer bewijzen, laten we hen verdedigen en tegen onszelf in bescherming nemen, al die argeloze goedgelovige melkmuilen vers van de koe, aan wie het leven niets anders heeft geboden dan de bedenkelijke eer ons niet te kennen... laten we hen redden met deze kunst van het snelle verstommen ten overstaan van onze eigen siechte dagen - want 00k wij hebben van tijd tot tijd oasen nodig, mensenoasen waarin je vergeet, vertrouwt, inslaapt en weer droomt, weer liefhebt, weer 'menselijk' wordt... 1. (Fr.) 'die jonge jood, tegelijkinnemendenafgrijselijk, fijnbesnaard en heerszuchtig, naief en diepzinnig, vervuld van de onbaatzuchtige geloofsijver van een verheven moraliteit en de gloed van een geëxalteerde persoonlijkheid' (de evangeliën) 2. (Fr.) 'Het is het feodale regime en niet de ineenstorting daarvan die het egoisme, de inhaligheid, de gewelddadigheden en de wreedheid heeft voortgebracht die uiteindelijk tot de terreur van de september-massamoorden hebben geleid'
15«
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
[45] Inmiddels heeft een wel heel merkwaardig heerschap, genaamd Theodor Fritsch uit Leipzig, met mij gecorrespondeerd: omdat hij zo opdringerig was kon ik er niet omheen hem een paar vriendelijke trappen onder zijn donder te verkopen. Deze hedendaagse 'Duitsers' hangen me steeds meer de keel uit. [46]
Wij Hyperboreeers. Over land noch over water zul je de weg naar de Hyperboreeers vinden Pindarus. Het Noorden, het ijs, de hardheid, de dood voorbij - ons leven! Ons geluk!
[47] Hoe zouden zij ons rechtgeaarde auditorium kunnen vormen, deze moralisten die met hun schandalige opdringerigheid alleen hören wat in hun kraam te pas komt en of er wel iets bij is wat in hun kraam te pas komt. Voor het voorwoord. 'Wat heb ik daaraan? Hoe kom ik daarbij over? 'Wat pik ik daarvan mee?' - de ongeoorloofde geesten. [48] N.B. 'Duitse jongelingen' en ander dweepziek hoornvee - melkmuilen vers van de koe [49] De moraal als het grootste gevaar voor de mens De deugd, bijvoorbeeld in de vorm van de waarachtigheid, als onze voorname en gevaarlijke luxe; we moeten de nadelen die deze luxe met zieh meebrengt niet van de hand wijzen. [50] 1) Die typische metamorfose waar bij de Fransen G. F en bij de Duitsers R. W het duidelijkste voorbeeld van vormen: tussen 1830 en 1850 ondergaat het romantische geloof in de liefde en de toekomst een gedaanteverwisseling en wordt verlangen naar het niets.
5 [45]-5
M
159
2) Het tragische tijdperk voor Europa: bepaald door de strijd tegen het nihilisme. Misschien de titel van nr. 10. 3) Wat betekent de ontvankelijkheid voor kleuren bij Fransen, voor klank (en met name 'harmonie') bij Duitsers? Prikkels deels voor een grover, deels voor een meer blasé soort mens. 4) Het pessimisme en de esthet theorie 5) De Griekse filosofie vanafSocrates als ziektesymptoom en bijgevolg voorbereiding van het christendom. 6) Het anarchisme 7) Tegen het causaliteitsbeginsel. Voorwaarden voor een oorzaak. 8) De opvoedkundige leugen. Plato. Daartoe behoren alle 'idealen'. Maar opvoeding waartoe? Duurzame vormen scheppen, waarin iets wat lang standhoudt kan groeien. 9) Hoe ontstaat defaarn van een morele kwaliteit? 10) Moraal is uit op vermiddelmatiging, op verlaging van het niveau. In hoeverre hier een instinct tot hehoud uit spreekt. 10) In de grote mens zijn de specifieke eigenschappen van het leven, onrecht, leugen, uitbuiting het grootst. Maar voorzover ze een overweldigende invloed hebben uitgeoefend, is hun wezen het hardgrondigst misverstaan en geünterpreteerd als iets goeds. Het type Carlyle als interpreet. 11) Antagonisme tussen versterking en verbetering. 12) Tegen het atomisme. 13) Hetgeloofinhetik 14) Een nieuwe volmaaktheid verzinnen, waarbij onze hele menselijke nood en ongewisheid niet in opstand komt. 15) Hoe ontstaat de sterke mens? v. 16) De soorten roes? 17) Wat betekent onze ontvankelijkheid voor hooggebergte, woestijn, campagna Romana 1 , nationalisme? 18) Kleinering van de mens sinds Corpernicus. 19) De waardeschattingen als oorzaak en als gevolg 20) Het na- elkaar is 00k maar beschrijving. 21) Agnostici 22) Over de tuchteloosheid van de geest Wat is verdorvenheid van het intellect? 1. (It.) vulkanische omgeving van R o m e
i6o
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
Wat betekent de macht van de muziek? Overgave aan de persoon als verlichting van de moraal. (vader, voorvader, vorst, priester, God) Mysterien ('drama') Straf: instandhouding van een hoger type. De wetenschappelijke 'schijn'. Over toneelspelen Bijdrage tot de fysiologie van de macht Onze Europese cultuur - waar ze op aanstuurt, in tegenstelling tot de boeddhistische oplossing in Azie? Uitleg, geen verklaring. Over logica: de wil tot gelijkheid als wil tot macht. 'Ding op zieh' Tegen het mechanistische denken Het morele vooroordeel in het geloof aan de dialectiek Het lasterlijke aan de idealen. Psychologie van de wetenschappelijke behoefte. Moderne verduistering Het toneelspelen Het demagogische in de kunsten Hedonisme in het huidige Christendom.
Zowel Kant als Hegel als Schopenhauer door een fundamenteel moreel oordeel bepaald. Net als Plato, Spin. Misvatting aangaande de opgewektheid, de ironie. 'Gewetenswroeging' Omdraaiingen van het morele oordeel De leer van het milieu Volkse idealen, Fr. v. Assisi. 'Wij immoralisten.' Vrijheidsgevoel. Wat is voornaam? (roodgemarmerd boek) Alle grote mensen boosaardige mensen Tartufferie van de wetenschappelijkheid Met hetzelfde argument waarmee Descartes de waarheid van de zintuiglijke waarneming op de natuur van God baseerde, zou je Kants leer over de rede die illusie schept kunnen afwijzen. In zoverre is zelfs de kentheorie afhankelijk van een voorafgaande beslissing over het morele karakter van het bestaan. De Engelsen denken dat men alleen aan een morele God zou
5 [5i]-5 [55]
l6t
gehoorzamen. - De athe'isten zijn juist in morele kwesties het meest vooringenomen. 53) Het welbehagen als het tegenover lichte weerstanden vrijkomende machtsgevoel: want in het hele organisme worden voortdurend Overwinningen op talloze remmingen behaald, - dit overwinningsgevoel treedt als een globaal gevoel in het bewustzijn, als vrolijkheid, 'vrijheid' omgekeerd: als er sterke remmingen zijn, komt 00k het machtsgevoel niet vrij. N.B. Dus onlustgevoel is fundamenteel verschillend van lustgevoel, het laatste is machtsgevoel dat om te worden opgewekt kleine remmingen en onlustgevoelens nodig heeft. [51]
Rangorde Vergelding. Waarheid en waarachtigheid. Recht, straf enz. Medelijden
[52] Maxime: met niemand omgaan die bij de leugenachtige rassenzwendel is betrokken. (Hoeveel leugenachtigheid en modderpoelen zijn er niet voor nodig om in de mengelmoes van het huidige E rassenkwesties op te rakelen!) [53] Onze eeuw als erfgenaam van de vorige 1) sensualistisch, hedonistisch (of pessimistisch) 2) dweepziek-moreel vrijheid, kennis, geluk verenigd 3) [54] De wet van behoud van energie eist de eeuwige terugkeer. [55] Grootste vergissing van depsychologen: zij vatten de vage voorstelling in vergelijking met de heldere op als een voorstelling van een lagere orde: maar wat zieh aan ons bewustzijn onttrekt en daarom duister
162
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
wordt, kän op zichzelf genomen nog wel volstrekt helder zijn. Het duister worden is een kwestie van bewustzijnsperspectief. De 'duisterheid' is een gevolg van de optiek van het bewustzijn, niet iets wat noodzakelijk aan het 'duistere' inherent is. [56] Alles wat als 'eenheid' tot het bewustzijn doordringt is al enorm gecompliceerd: we hebben altijd slechts een schijn van eenheid. Het fenomeen van het lichaam is het rijkere, duidelijkere, bevattelijkere fenomeen: methodisch voorop te stellen, zonder iets over de uiteindelijke betekenis ervan te willen vaststellen. n . b . Ook al valt het centrum van het 'bewustzijn' niet met hetfysiologische centrum samen, dan nog zou het mogelijk zijn dat het F Y s i o -
centrum o o k h e t P S Y C H i s c H E centrum is. De intellectualiteit van hetgevoel (lust en pijn) wil zeggen dat het vanuit dat centrum beheerst wordt. LOGISCHE
[57] Het probleem van het nihilisme (tegen pessimisme enz.) Door de strijd ertegen wordt het versterkt. Alle positieve krachten van de eeuw schijnen er louter op gericht het nihilisme voor te bereiden bijv. natuurwetenschap Verklaring: ondergang van een waardering van de dingen die de indruk wekt alsof er geen andere waardering mogelijk is. [58] Moraal als illusie van de soort teneinde de enkeling aan te sporen zichzelf voor de toekomst op te offeren: wat hemzelf schijnbaar een oneindige waarde verleent, zodat hij met dit zelfoewustzijn andere kanten van zijn natuur tiranniseert en onderdrukt en niet snel met zichzelf tevreden is. Diepste dankbaarheid voor wat de moraal tot dusver voor elkaar heeft gekregen: maar thans alleen nog een druk die ons fataal zou worden! Zij dwingt zelf als oprechtheid tot afwijzing van de moraal. [59] De voorwaarde voor wetenschappelijke arbeid: een geloof in de samenhang en de continuiteit van het wetenschappelijk werk, zodat de enkeling op elk onderdeel, hoe miniem ook, mag werken in het vertrouwen niet tevergeefs te werken. Dit
5[56]-5[6I]
163
Er bestaat een G R O T E V E R L A M M I N G : tevergeefs werken, tevergeefs vechten.— De accumulerende tijden, waarin kracht en machtsmiddelen worden uitgevonden waarvan eens de toekomst zieh zal bedienen: wetenschap als tussenstation waar de middelmatige heterogenere gecompliceerdere wezens hun natuurlijkste ontlading en bevrediging vinden: al diegenen voor wie de DA AD isaf te raden. 5 [60] De dogmatische geest bij Kant 5 [61] Een tijdstip waarop de mens kracht in overvloed ten dienste Staat: de wetenschap is erop uit genoemde slavernij van de natuur te bewerkstelligen. Dan krijgt de mens vrije tijd: om zieh te ontwikkelen, tot iets nieuwsenhogers.NIEUWE
ARISTOCRATIE
Dan zullen heel wat deugden die tot op heden bestaansvoorwaardenwarenzichzelfOVERLEEFD hebben. Eigenschappen niet meer nodig hebben en ze dus verliezen. Wij hebben de deugden niet meer NODIG: bijgevolg verliezen we ze: zowel de moraal van het 'een ding is nodig' als van het zielenheil en van de onsterfelijkheid: een middel om bij de mens een enorm zelfbedwang mogelijk te maken (door het affect van een enorme vrees::: de verschillende soorten nood, door de tucht waarvan de mens is gevormd: nood leert werken, denken, zieh intomen Defysiologische reiniging en versterking de nieuwe aristocratie heeft een tegendeel nodig dat ze kan bestrijden: ze moet een acute noodzaak hebben om zieh te handhaven. de twee toekomsten van de mensheid: 1) de consequentie van de vermiddelmatiging 2) het bewust contrasteren, zichzelf vormgeven een leer die een kloof schept: ze houdt de hoogste en de laagste soort in stand (ze vernietigt de middelste) de aristoeratieen tot dusverre, zowel de geestelijke als de wereldse, bewijzen niets tegen de noodzaak van een nieuwe aristocratie Theorie van de H E E R S C H A P P I J V O R M E N in plaats van: SOCIOLOGIE
164
Z O M E R L886 - H E R F S T 1 8 8 7
[62] Je mag jezelf de waarheid slechts toestaan voorzover je al zo hoog Staat dat je de tuchtschool van de dwaling niet meer nodig hebt. Als je het bestaan moreel beoordeelt, wekt het weerzin. [63] Je moet geen schijnpersonen verzinnen, bijvoorbeeld niet zeggen 'de natuur is wreed'. Juist het inzicht dat zo'n centraal wezen dat de verantwoordelijkheid draagt niet bestaat, L U C H T O P ! Ontwikkeling van de mensheid. A. Macht over de natuur verkrijgen enDAARTOE een zekere macht over zichzelf. De moraal was nodig opdat de mens zieh in de strijd met de natuur en het 'wilde dier' kon handhaven. B. Is de macht over de natuur eenmaal bevochten, dan kun je die macht benutten omjezelfvri) verder te ontwikkelen: wil tot macht als zelfverheffing en versterking. [64] Wat is 'passief'? weerstaan en reageren. Geremd zijn in de voorwaartse beweging: dus een handelen uit weerstand en in reactie Wat is 'actief? het grijpen naar macht ' Voeding' is slechts afgeleid, het oorspronkelijke is: alles in zieh op willen nemen ' Verwekking' slechts afgeleid: oorspronkelijk treedt er, waar een wil niet volstaat om al het toegeeigende te organiseren, een tegenwil in werking die zieh de losmaking ten doel stelt, een nieuw organisatiecentrum, na een strijd met de oorspronkelijke wil Lust als machtsgevoel (dat de onlust vooronderstelt) [65] AI het denken, oordelen, waarnemen vooronderstelt, als vergelijken, een 'gelijksTELLEn', nog eerder een 'gelijk.MAK.EN'. Het gelijkmaken is hetzelfde wat de inlijving van de toegeeigende materie is in de amoebe. Herinnering iets laats, voorzover hier de drift tot gelijkmaking al beteugeld lijkt: het verschil blijft bewaard. Herinneren als een rubriceren en inkapselen, actief- wie?
5[62]-S[7O]
165
5 [66] De waarde van de onredelijke neigingen bijv. moederliefde, liefde voor het 'werk' enz. niet 'altruistisch'! 5 [67] Geen 'morele opvoeding' van de mensheid: veeleer is de tuchtschool van de dwalingen nodig, omdat de 'waarheid' afkeer inboezemt en het leven vergalt, aangenomen dat de mens nog niet onontkoombaar in zijn eigen baan is geworpen en zijn oprechte inzicht met een tragische trots op zieh neemt. 5 [68] De fysiologen geloven net als de filosofen dat het bewustzijn in waarde toeneemt naarmate het aan helderheid witit: het helderste bewustzijn, het meest logische, kilste denken zou van de eerste orde zijn. Echter - volgens welk criterium wordt die waarde bepaald? Het oppervlakkigste, sterkst vereenvoudigde denken is met het 00g op het uitlokken van de wil het nuttigste (omdat het weinig motieven overlaat) - het zou daarom het enz. N. b . De precisie van het handelen is omgekeerd evenredig aan de vooruitziende en vaak onzeker oordelende voorzorg: die laatste door het diepere instinet geleid. n . b . De waarde dient gemeten aan de reikwijdte van het nut. 5 [69] Onze hartstochten en neigingen willen hun bevrediging en daartoe de heerschappij 00k over het intellect 5 [70]
1. Filosofie van de geschiedenis. 2. Psychologie. 3. Cultuur van de Grieken. 4. Filosofie van de moraal. 5. Geschiedenis van de Griekse filosofie. Nihilisme: ondergang van een algehele waarderingswijze (namelijk van de morele) het ontbreekt aan nieuwe interpretatieve krachten. Bijdrage tot de geschiedenis van de waarden. De wil tot macht en zijn metamorfosen. (wat tot dusver de wil tot moraal was: een leerschool) De eeuwige wederkeer als hamer.
i66
Z O M E R 1886 - H E R F S T
1887
Het Europese nihilisme.
5 [71]
Lenzer Heide
•
iojunii887
1. Welke voordelenbood de christelijke moraal-hypothese? 1) zij verleende de mens een absolute waarde, in tegenstelling tot zijn onbeduidendheid en toevalligheid in de stroom van het worden en vergaan 2) zij bewees de advocaten van God een dienst, voorzover zij aan de wereld ondanks alle leed en kwaad het karakter van volmaaktheid liet - inclusief die' vrijheid' - het kwaad leek betekenisvol. 3) ze ging ervan uit dat de mens over een weten omtrent absolute waarden beschikte en schonk hem zodoende juist ten aanzien van het belangrijkste adequate kennis zij verhoedde dat de mens zichzelf als mens verachtte, dat hij tegen het leven Stelling nam, dat hij aan het kennen zou gaan wanhopen: zij was een middel tot zelflehoud-, - kortom: moraal was de grote remedie tegen het praktische en theoretische nihilisme. 2. Maar onder de krachten die de moraal grootbracht, bevond zieh de waarachtigheid: deze keert zieh tenslotte tegen de moraal, ontdekt haar teleologie, haar belanghebbende beschouwingswijze - en thans werkt het inzicht in deze sinds lang ingewortelde leugenachtigheid, die men wanhopig van zieh af probeert te schudden, juist als stimulans. Voor het nihilisme. We constateren thans behoeften bij onszelf die de langdurige morele interpretatie ons heeft ingeprent en die ons nu behoeften aan het onware toeschijnen: anderzijds zijn het juist die behoeften waarvan de waarde lijkt af te hangen omwille waarvan we het leven uithouden. Dit antagonisme, dat we voor wat we doorzien geen waardering hebben en voor wat we onszelf willen voorliegen niet langer waardering mögen hebben: - leidt tot een ontbindingsproces. 3In feite hebben we tegen de eerste vorm van nihilisme een remedie niet meer zo hard nodig: het leven is in ons Europa niet meer dermate onzeker, toevallig, onzinnig. Een dergelijke enorme potentiering van de waarde van de mens, van de waarde van het kwaad enz., is
i6 7 thans niet zo nodig, we verdragen een aanzienlijke vermindering van die waarde, we kunnen ons veel onzin en toevalligheid permitteren: de bereikte macht van de mens stelt ons thans in Staat de tuchtmiddelen, waarvan de morele interpretatie het sterkste was, af te zwakken. 'God' is een veel te extreme hypothese. 4Maar voor de extreme posities komen geen gematigde in de plaats, maar opnieuw extreme, zij het omgekeerde. En zo is het geloof in de absolute immoraliteit van de natuur, in de doel- en zinloosheid het psychologisch noodzakelijke ajfect, zodra het geloof in God en een in essentie morele orde niet langer houdbaar is. Het nihilisme verschont thans ten tonele, niet omdat de onlust in het bestaan groter zou zijn dan vroeger, maar omdat men in het algemeen wantrouwig is geworden tegenover een 'zin' in het kwaad, ja in het bestaan. Een interpretatie ging te gronde; maar omdat deze gold als de interpretatie, lijkt het alsof het bestaan helemaal geen zin heeft, alsof alles tevergeefs is. 5Dat dit 'tevergeefs!' het kenmerk is van ons huidige nihilisme moet nog worden aangetoond. Het wantrouwen tegenover onze vroegere waardeschattingen neemt zulke vormen aan dat de vraag opkomt: 'zijn niet alle "waarden" lokmiddelen waarmee de komedie wordt gerekt, zonder haar ook maar een stap dichter bij een oplossing te brengen?' Het 'maar voortdureri, gepaard aan een 'tevergeefs', zonder doel en zonder zin, is de meest verlammende gedachte, met name als je inziet dat je gefopt wordt en toch niet de macht je niet te laten foppen. 6. Overdenken we nu deze gedachte in zijn schrikwekkendste vorm: het bestaan zoals het is, zonder zin en zonder doel, maar onvermijdelijk terugkerend, zonder een finale in het niets: 'de eeuwige terugkeer'. Dat is de extreemste vorm van nihilisme: het niets (het 'zinloze') eeuwig! Europese vorm van het boeddhisme: energie van het weten en van de kracht dwingt tot een dergelijk geloof. Het is de wetenschappelijkste van alle mogelijke hypothesen. Wij loochenen afsluitende einddoelen: als het bestaan er een had, moest het al bereikt zijn.
i68
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
7Dan begrijpt men dat hier een tegenstelling tot het pantheïsme wordt nagestreefd: want 'ailes volmaakt, goddelijk, eeuwig' dwingt eveneens tot een geloof in de 'eeuwige wederkeer'. Vraag: is met de moraal 00k deze pantheïstische ja-zeggende stellingname tegenover alle dingen onmogelijk gemaakt? In feite is immers alleen de morele G o d overwonnen. Heeft het zin je een god 'voorbij goed en kwaad' in te denken? Z o u er een pantheïsme in die zin mogelijk zijn? Kunnen we de doelvoorstelling uit het procès weghalen en niettemin ja zeggen tegen het procès? - Dat zou het geval zijn als er binnen dat procès elk moment iets bereikt zou worden - en altijd hetzelfde Spinoza kwam tot zo'n bevestigende stellingname voorzover elk moment een logische noodzakelijkheid heeft: en hij triomfeerde met zijn logische basisinstinct over zo'n wereldbestel. 8. Maar zijn geval is maar een individueel geval. Elke
fundaméntele
karaktertrek die aan elke gebeurtenis ten grondslag ligt, die in elke gebeurtenis tot uitdrukking komt, moet, zodra een individu deze als zijn fundaméntele karaktertrek ervaart, dit individu ertoe aanzetten om in triomf met elk ogenblik van het bestaan op alle fronten in te stemmen. Het komt er nu juist op aan dat je deze fundaméntele karaktertrek bij jezelf als goed, waardevol, plezierig ervaart. 9Nu heeft de moraal juist het leven van mensen en standen die door mensen werden verkracht en onderdrukt, behoed voor de wanhoop en de sprong in het niets: want het is de machteloosheid tegenover mensen, niet de machteloosheid tegenover de natuur die de meest desperate verbittering tegenover het bestaan oproept. De moraal heeft de machthebbers, de geweldplegers, de 'heren' in het algemeen behandeld als de vijanden waartegen de gewone m beschermd, dat wil zeggen allereerst moed ingesproken, gesterkt moest worden. De moraal heeft bijgevolg het diepst datgene leren haten en verachten wat de fundaméntele karaktertrek heeft van de heersers: hun wil tot macht. Deze moraal afschaffen, loochenen, ondermijnen: dat zou betekenen dat we de meest gehate drift van een omgekeerd gevoel en een omgekeerde waardering zouden voorzien. Als de lijdende,
169 onderdrukte het geloof zou verliezen dat hij er recht op heeft de wil tot macht te verachten, zou hij in het Stadium van hopeloze desperaatheid terechtkomen. Dat zou het geval zijn als die trek essentieel zou zijn voor het leven, als zou blijken dat zelfs deze 'wil tot moraal' slechts een verkapte vorm is van die 'wil tot macht', dat ook genoemde haat en verachting nog een machtswil is. D e onderdrukte zou dan inzien dat hij met de onderdrukker op gelijke voet Staat en dat hij geen voorrecht heeft boven hem, dat hem geen hogere rang toekomt. 10. Eerder omgekeerd! Niets aan het leven heeft waarde, behalve de hoeveelheid macht - aangenomen dat het leven zelf inderdaad wil tot macht is. D e moraal behoedde de onfortuinlijketi voor nihilisme door iedereen een oneindige waarde, een metafysische waarde toe te kennen en in een orde op te nemen die niet met die van de wereldlijke macht en rangorde overeenstemt: zij leerde berusting, deemoed enz. Stel dat het geloof in die moraal te gronde gaat, dan zouden de onfortuinlijken hun troost moeten missen - en te gronde gaan. 11. Het te-gronde-gaan doet zieh voor als een -
zichzelf-te-gronde-richten,
als een instinetief kiezen voor datgene wat moet vernietigen.
Sympto-
men van deze zelfdestructie van de onfortuinlijken: de zelfvivisectie, de vergiftiging, bedwelming, romantiek, vooral de instinetieve noodzaak tot handelingen waarmee je de machtigen tot doodsvijanden maakt ( - waarmee je als het wäre zelf je eigen beul kweekt) de wil tot destruetie als wil van een nog dieper instinet, van het instinet van de zelfdestructie, van de wil naar niets. 12.
Nihilisme als symptoom dat de onfortuinlijken geen troost meer vinden: dat zij vernietigen om vernietigd te worden, dat ze los van de moraal geen reden meer hebben 'te berusten' - dat ze zieh nu op het tegengestelde standpunt stellen en van hun kant ook macht willen door de machtigen te dwingen hun beul te zijn. Dit is de Europese vorm van het boeddhisme, het nee-doen nadat heel het bestaan zijn 'zin' heeft verloren.
170
Z O M E R l886 - H E R F S T 1887
13De 'nood' is geenszins groter geworden: integendeel! 'God, moraal, berusting' waren geneesmiddelen in afgrijselijk diepe stadia van eilende: het actieve nihilisme treedt pas op als de omstandigheden er verhoudingsgewijs veel gunstiger op zijn geworden. Dat de moraal voor overwonnen doorgaat veronderstelt al een aanzienlijke graad van geestelijke cultuur; en die op zijn beurt weer een relatieve welstand. Een zekere geestelijke moeheid, door de lange filosofische meningenstrijd uitgegroeid tot een hopeloze scepsis tegen de filosofie, is eveneens kenmerkend voor het geenszins läge niveau van die nihilisten. Denk aan de situatie waarin Boeddha optrad. De leer van de eeuwige wederkeer zou geleerde vooronderstellingen hebben (zoals de leer van Boeddha die had, bijv. het begrip causaliteit enz.). 14Wat betekent thans 'onfortuinlijk'? Bovenalfysiologisch: niet meer politiek. De ongezondste soort mens in Europa (in alle standen) vormt de basis voor dit nihilisme: zij zullen het geloof in de eeuwige wederkeer als een vloek ervaren, waarbij degene die erdoor is getroffen nergens meer voor terugdeinst: niet passief uitdoven maar alles doen uitdoven wat in die mate zin- en doelloos is; hoewel het niet meer is dan een kramp, een blinde razernij bij het inzicht dat alles er al sinds eeuwigheden was - ook dit moment van nihilisme en vernietigingswoede. - De WAARDE van een dergelijke crisis is dat ze reinigt, dat ze de verwante dementen bijeendrijft en zorgt dat ze elkaar in het verderf störten, dat ze mensen met tegengestelde denkwijzen gezamenlijke taken toebedeelt- dat ze daarbij ook aan het licht brengt wie de zwakkeren, onzekeren zijn en zo ook de aanzet geeft tot een rangorde van de krachten uit een oogpunt van gezondheid : zodat de bevelvoerenden als bevelvoerenden en de gehoorzamen als gehoorzamen herkend worden. Uiteraard buiten elke bestaande maatschappelijke orde. 15Wie zullen daarbij de sterksten blijken? De matigsten, zij die geen extreme geloofsartikelen nodig hebben, zij die niet alleen erkennen dat er heel wat toeval en onzin bestaat, maar daar ook van houden, zij die zieh een aanzienlijk in waarde verminderde mens kunnen indenken zonder daardoor klein en zwak te worden: zij die het gezondst zijn,
5 [72]-5 [75]
I7i
die tegen de meeste malheurs zijn opgewassen en daarom niet zo bang zijn voor malheurs - mensen die zeker zijn van hun macht en die de bereikte kracht van de mens met welbewuste trots representeren. 16.
Hoe zou zo'n mens aan de eeuwige wederkeer denken? [72]
Z e l f o p h e f f i n g van de moraal de oprechtheid rechtvaardigheid, straf, medelijden enz.
[73] V O O R B I J G O E D E N K W A A D
de [74]
TWEEDE HELFT
bestaandeuit 17katernen
De genealogie van de moraal Een strijdschrift Door Friedrich Nietzsche. Onbekommerd, spotziek, gewelddadig zo wil de wijsheid ons: zij is een vrouw, ze bemint altijd alleen een krijgsman Aldus sprak Zarathoestra
Leipzig, Uitgeverij C . G . Naumann. [75]
De wil tot macht. Poging tot ommunting van alle waarden. 1. Over de waarde van de waarheid. 2.
Wat daaruit volgt. 3Bijdrage tot de geschiedenis van het Europese nihilisme. 4De eeuwige wederkeer.
172
ZOMER l886 - H E R F S T
1887
[76] Moraal als wil Spreuken enpijlen.
[77]
door Friedrich Nietzsche. Een keuze uit diens geschriften samengesteld en uitgebracht door E.V.W. Spreuken van een immoralist.
[78]
[79] Eigenlijk heeft het geen zin dit mesquine1 tijdperk, waarin ik me nu eenmaal recht of siecht moet zien te schikken, een proeve te geven van wat psychologie in grote stijl is; - wie bejegent mij ook maar met het duizendste deel van de hartstocht en het lijden die nodig zijn om te kunnen begrijpen hoe je inzake zulke vreemde en beslissende dingen tot inzicht komt?... En wat moet iemand niet allemaal beleefd hebben om op zijn 25ste de 'Geboorte van de tragedie' te concipieren! Ik heb me nooit beklaagd over het onbeschrijflijke van mijn ontbering: nooit een verwant geluid hören, nooit iets over een gelijkgestemd lijden en willen. Ikzelf ken in geen enkele literatuur boeken die een vergelijkbare rijkdom aan zielservaringen herbergen, en dat van het grootste tot het kleinste en meest geraffineerde. Dat buiten mij eigenlijk niemand dat ziet en weet, hangt samen met het feit dat ik ertoe ben veroordeeld in een tijd te leven waarin de rinoceros welig tiert, en bovendien te midden van een volk dat in psychologische aangelegenheden absoluut nog elke scholing ontbeert (een volk dat Schiller en Fichte serieus heeft genomen!!). Als ik bedenk dat lieden als R zieh in feite als hoornvee tegen mij hebben gedragen: wat moet eigenlijk [80]
8
Laat ik ten slotte met een enkel woord op een ontzaglijk en nog volslagen onontdekt feit wijzen, dat maar langzaam, langzaam contour 16. (Fr.) 'kleingeestige'
5 [76]-5 [82]
173
heeft gekregen: er bestünden tot op heden geen fundamentelere problemen dan de morele, huti drijvende kracht vormde de oorsprong van alle grootse concepties in het rijk van de tot dusver geldende waarden ( - bijv. alles wat doorgaans 'filosofie' wordt genoemd; en dat tot op de laatste kentheoretische vooronderstellingen). Maar er bestaan nogfundamentelere problemen dan morele: daar krijgt iemand pas zieht op als hij het morele vooroordeel achter zieh heeft gelaten... s[8i]
a) De grote stijl Het naakte: psychologische reiniging van de smaak. b) de synthetische mensen kunnen niet van de 'mier' afstammen. Onze maatschappij representeert slechts de beschaving de 'beschaafde' ontbreekt. c) de zelfdoding hariri in Japan d) het recht op affecten voor de kennende heroveren
5 [82] Recht ontstaat slechts waar verdragen bestaan; maar willen verdragen mogelijk zijn, dan moet er van een zeker machtsevenwicht sprake zijn. Als zo'n evenwicht ontbreekt en twee al te verschillende machtsquanta op elkaar stoten, dan domineert het sterkere over het zwakkere en zorgt ervoor dat dit nog verder verzwakt, tot er uiteindelijk onderwerping, aanpassing, onderschikking, inlijving plaatsvindt: dus met als resultaat dat er uit twee een is ontstaan. Wil twee twee blijven, dan is er zoals gezegd een evenwicht nodig: en daarom is alle recht terug te voeren op een voorafgaand wegen. Het valt daarom niet te billijken - want het is misleidend - dat men de rechtvaardigheid met een weegschaal in de hand voorstelt: de juiste gelijkenis zou zijn om de rechtvaardigheid bovenop de weegschaal te laten plaatsnemen, terwijl ze de twee schalen in evenwicht houdt. Maar men steh de rechtvaardigheid verkeerd voor: men legt haar 00k verkeerde woorden in de mond. De rechtvaardigheid zegt niet: 'ieder het zijne', maar altijd alleen '00g om 00g, tand om tand'. Dat twee machten in hun verhouding tot elkaar de meedogenloze wil tot macht intomen en elkaar niet alleen als gelijke laten bestaan, maar 00k als gelijke willen, dat is het begin van alle 'goede wil' op aarde. Een verdrag bevat namelijk niet alleen een loutere affirmatie met betrekking tot een bestaand machtskwantum, maar tevens het voor-
174
Z O M E R l886 - H E R F S T
1887
nemen dit kwantum van beide kanten als iets duurzaams te affirmeren en dus tot op zekere hoogte zelfs in stand te houden: - daarin schuilt zoals gezegd eenfeiernvan alle 'goede wil\ [83] Hier, waar we het probleem van de esthetische toestand voorlopig nog niet vanuit het zieht van de kunstenaar benaderen, maar vanuit het perspectief van de toeschouwer, is het allereerst nodig uitdrukkelijk te verklaren dat dit probleem niet luidt, 'wat is de contemplatieve toestand en hoe is die mogelijk?' Tot nog toe heeft men van de kant van de filos de contemplatieve en de esthetische toestand argeloos door elkaar gehaald en als een en hetzelfde beschouwd: maar de eerste is slechts een voorwaarde voor de tweede en niet die toestand zelf: alleen een voorwaarde daarvoor, maar, zoals we hieraan onmiddellijk moeten toevoegen, ook dat niet in die zin dat de contemplatieve toestand de eigenlijke causa en ontwikkelingsbasis van de esthetische zou zijn. Dat te beweren zou een volslagen misvatting zijn: het ene 'moeten', van waaruit je 'esthetisch' wordt, is totaal verschillend van het 'moeten' dat de contemplatieve toestand tot gevolg heeft, hoewel de laatste zoals gezegd een voorwaarde is voor de eerste en bereikt moet zijn wil de esthetische toestand aan de dag kunnen treden. Maar als de weg eenmaal geëffend is, kan net zo goed [84] Zoveel mogelijk internationale machten - om het wereldperspectief TE
OEFENEN.
[85] Elk jaar 5 hoofdstukken [86] En zoals de bedoeïen zegt: 'ook de rook is ergens goed voor' - want hij verraadt aan wie onderweg is de nabijheid van een gastvrije haard. [87] Pour qu'un homme soit au-dessus de l'humanité, il en coûte trop cher à tous les autres.1 Montesquieu. 1. (Fr.) 'Voor die ene mens die boven de mensheid Staat, betalen alle anderen een tehoge prijs.'
5 [83]-5 M
175
[88] Geschiedenis van de joden typisch voor het ontstaan van de 'idealist'. 'God en Israël' als bondgenoten. iste verfijning: alleen met het rechtvaardige Israël onderhoudt de rechtvaardige God een bondgenootschap. 2) maar in laatste instantie houdt hij van Israël, 00k als het lijdt, 00k nog als het door eigen schuld lijdt, enz. Het oude Israël en de Duitsers van Tacitus gelijk: net als de Arabieren uit de bedoeïenenlanden en de Corsicanen. De Genuezen uit de tijd dat président de Brosses ze opzocht en de huidige. [89] Tegen de grote dwaling als zou onze tijd (Europa) het hoogste type mens vertegenwoordigen. Veeleer: de mensen uit de Renaissance waren hoogstaander, en tevens de Grieken; ja misschien staan wij maar op een tamelijk laagpeih het 'begrijpen' is geen teken van de hoogste kracht, maar van eenJlinke vermoeidheid: de moralisatie zelf is een 'decadentie'. [90] Een uitspraak van Napoléon (2 februari 1809 tegenover Rôderer): 'J'aime le pouvoir, moi; mais c'est en artiste que je l'aime... Je l'aime comme un musicien aime son violon-, je l'aime pour en tirer des sons, des accords, des harmonies.' 1 [91]
(Revue des deux mondes, 15 februari 1887. Taine.) 'Plotseling ontwikkelt zich de faculté maîtresse: de kunstenaar, opgesloten in de politicus, komt uit sa gaine; hij schept dans l'idéal et l'impossible.2 Je herkent hem weer als dat wat hij is: de postume broeder van Dante en van Michelangelo: en waarlijk, gezien de vaste contouren van zijn visie, de intensiteit, coherentie en interne logica van zijn droom, de diepte van zijn meditatie, de bovenmenselijke grootsheid van zijn conceptie, is hij aan hen gelijk en leur égal: son génie a la même taille et la même structure; il est un des trois esprits souverains de la renaissance italienne.'3 Nota bene Dante, Michelangelo, Napoléon — 1. (Fr.) 'Ik voor mij houd van de macht; maar ik houd ervan ah een kunstenaar... Ik houd ervan zoals een musicus van zijn viool houdt; ik houd ervan om er geluiden, akkoorden, harmonieën aan te ontlokken.' 2. (Fr.) resp. 'meesterschap', 'uit zijn schulp' en 'op een ideale en onmogelijke manier' 3. (Fr.) 'hun gelijke: zijn genie is even groot en heeft dezelfde structuur; hij is een van de drie soevereine geesten van de Italiaanse Renaissance'
I76
5
Z O M E R L886 - H E R F S T 1 8 8 7
Over de hogere mens.
[92]
Of: de beproeving van Zarathoestra. door Friedrich Nietzsche. Dionysos philosophos.
5 [93]
Een Satura Menippea.' Door Friedrich Nietzsche. 5 [94] De antagonismen, problemen waarvan de oplossing in laatste instantie van de wil afhankelijk zijn (van de kracht - ) 1. tussen hoe sterk m zijn en de duurzaamheid van het ras 2. tussen de scheppende kracht ende'menselijkheid' 35 [95] Na een dergelijke kreet uit het diepst van de ziel niets van een antwoord te hören krijgen, dat is een verschrikkelijke belevenis, waaraan de taaiste mens nog te gronde kan gaan: het heeft me uit alle banden met levende mensen weggetild. 5 [96]
Gedachten over de Grieken. Met een voorwoord voor Jakob Burckhardt. Door Friedrich Nietzsche.
s [97]
1. Het Europese nihilisme. 2. De moraal tot dusver levensvijandig. 3. De moraal tot dusver zelf'amoreel' 1. (Lat.) 'satire in de tränt van Menippus'. De Romeinse literator Marcus Terentius Varro (116-27 v - Chr.) schreefin navolging van Menippus, een cynische wijsgeeruit de 3de eeuw v. Chr., satires: Saturne Menippeae.
•
5 [9^]-5 [99] 5 [98]
177
I. Wie erover nadenkt hoe het type mens naar zijn volle pracht en macht kan worden gevoerd, zal in de allereerste plaats inzien dat hij buiten de moraal moet gaan staan: want de moraal was in essentie juist op het tegengestelde uit, namelijk die luisterrijke ontwikkeling, waar die maar aan bod kwam, af te remmen of de kop in te drukken. Want inderdaad consumeert een dergelijke ontwikkeling zo'n enorme hoeveelheid dienstbare mensen dat een omgekeerde beweging maar al te natuurlijk is: de zwakkere, gevoeligere, middelmatige bestaansvormen hebben het nodig partij te kiezen tegeti die glorie van leven en kracht, en daarvoor moeten ze voor zichzelf nieuwe beoordelingscriteria aanleggen op grond waarvan ze het leven in die overvloed kunnen veroordelen en zo mogelijk vernietigen. Een levensvijandige tendens is daarom eigen aan de moraal, voorzover zij de sterkste levenstypen wil overmeesteren.
5[99] N.B. 1) Poging de esthetica door de eliminatie van het 'ik' meer in de buurt te brengen van de onegoistische ethiek (als voorbereiding daarop) 2) Poging haar meer in de buurt te brengen van de kennis (zuiver subject, 'zuivere Spiegel van het object') - daartegenover: het object is in de esthetische beschouwingswijze door en door vervalst 'zuiver, willoos, pijnloos, tijdloos subject van de kennis' - beslist geen 'kennis'! - de wil die van een object alles onderstreept (en het overige elimineert) wat die wil helpt met zichzelf tevreden en in Harmonie te zijn het verzinnen en bereiden van een wereld waarbij we tegen onszelf, zelfs tegen onze diepste behoeftenja zeggen Kleuren, geluiden, vormen, bewegingen - activiteit van de onbewuste herinnering, waarin nuttige eigenschappen van die kwaliteiten (of associaties) behouden blijven een in de hoogste mate gei'nteresseerde en op het meedogenloze af ge'interesseerde bereiding van de dingen een wezenlijke vervalsing, een uitsluiting juist van de puur vaststellende, kennende objectieve zin het vereenvoudigen, naar voren halen van het typische - genieten van het overweldigende gevoel dat het geeft ergens een zin in te leggen
•
178
ZOMER
l886
- HERFST
1887
het wegdenken van alle nadelige en vijandige factoren in het aanschouwde (bijv. van een landschap, van een onweer) de esthetische toeschouwer laat zieh ook overweldigen en doet het tegendeel van wat hij anders doet tegen wat van buiten komt hij schakelt zijn wantrouwen uit, geen defensieve toestand - een uitzonderingstoestund: het vertrouwende respectvolle lief devolle ontvangen de wil ? Interesse voor de oorzaken en het typische (dominerende) [100] Bij de kritiek op de idealen: deze beginnen met het afschaffen van het woord 'ideaal': kritiek op de w e n s e l i j k h e d e n . [101] het oor lenen aan een arme anarchistische schreeuwlelijk die, door de hele geschiedenis met het gif van zijn haat te besproeien, ons ervan probeert te overtuigen dat hij daarmee dé geschiedschrijver is. [102] Eenlevenonderhoornvee! [103] Wat moet je niet beleefd hebben om op je 26ste de 'Geboorte van de tragedie' te kunnen schrijven! [104] ma non si deve fischiar in presenza d'un professore: ciò pecca contro la buona creanza 1 [105] Een handeling goed waartegen het geweten ja heeft gezegd! Alsofeen werk mooi zou zijn, alleen omdat het de kunstenaar zo goed bevali! De ' w a a r d e ' afhankelijk van begeleidende lustgevoelens bij de dader ( - wie haalt daar ijdelheid, teruggrijpen op traditie enz. uit elkaar!) Anderzijds zijn alle beslissende en waardevolle handelingen zonder die zekerheid uitgevoerd... Je moet oppassen dat je wel volgens objectieve waarden oordeelt. Is 'het nut' van de gemeenschap zo'n objectieve waarde? Ja: alleen wordt dat nut gewoonlijk weer met de 'lustgevoelens' van de gemeenschap verward. Een 'siechte handeling' die voor de gemeenschap als 1. (It.) 'gelieve echter in het bijzijn van een professor niet te fluiten; dat is niet netjes'
5 [ioo]-5 [no]
179
stimulans werkt en aanvankelijk uiterst onaangename gevoelens opwekt, zou in zoverre een waardevolle handeling zijn. [106] Tegen de kuddemoraal. Een oorlogsverklaring. [107] Kritiek op de 'rechtvaardigheid' en de 'gelijkheid voor de wet': wat daarmee eigenlijk verdonkeremaand moet worden? De spanning, de vijandschap, de haat - maar het is een misvatting te denken dat ' h e t g e l u k ' op die manier vergroot wordt: de Corsicanen zijn gelukkiger dan de mensen op het continent [108] Fundaméntelefout: de doeleinden in de kudde en niet in afzonderlijke individúen leggen! De kudde is een middel, niet meer! Maar tegenwoordig probeert men de kudde als individu op te vatten en er een hogere rang aan toe te kennen dan aan de enkeling, - grootst mogelijke misvatting!!! Net als de poging om wat ons kudde-achtig maakt, de medegevoelens, als de waardevollere kant van onze natuur te kenschetsen! [109] Die hedendaagse Parijse dichters en romanciers, elegante nieuwsgierige hondjes die met hun opgewonden blik 'het vrouwtje' tot in haar kwalijkst riekende intimiteiten achterna zitten [no] Gury, Compendium theologiae Moralis Ratisb, 1862 Stein, Studien über die Hesychasten, 1874 Braid, Hypnotism, in het Duits vertaald door Preyer, 1882 Cremer, Culturgeschichte des Orients „ Geschichte der herrschenden Ideen des Islams, 1868 „ Geschichtliche Streifzüge auf dem Gebiet des Islams, 1873
i8o
6 M p x i v i , p p . 4 i 6 - 4 2 0 , M p x v n 3 a . M p x v 2d, P 1 1 1 2 b , p. 37 zomer 1886 - voorjaar 1887
6 [1] Wie een dappere en welgeschapen ziel in het lijf heeft, kan zieh de zoete luxe van deze immoraliteit best veroorloven. Naspel en zwanenzang 6 [2]
Voorbij goeden siecht? Een filosofiseli strijdschrift. (Ter aanvulling en verduidelijking van het onlangs versehenen boek 'Voorbij goed en kwaad') Door Friedrich Nietzsche.
6 [3]
Zeven voorwoorden
•
Met een aanhangsel: Liederen van Prins Vogelvrij. ' Ik woon hier in mijn eigen huis,
•
'Nooit heb ik iemand nageaapt, 'En - lachte nog elke meester uit 'Die niet om zichzelf te lachen waagt'
Door Friedrich Nietzsche. Leipzig. Uitgeverij van E.W. Fritzsch. 6 [4]
Voorwoorden en nawoorden. Mijn geschriften gaan uitsluitend over mijn eigen belevenissen gelukkig heb ik veel beleefd ik zit er zelf in, met lichaam en ziel waarom zou ik dat verfielen?: ego ipsissimus, en in het uiterste geval
•
6[.]-6[4]
181
ego ipsissimum.1 Maar ik had altijd een paar jaar distantie nodig voordat ik die gebiedende lust en kracht kon voelen die het beschrijven van iedere belevenis van dien aard, iedere toestand die ik op die manier overleefd had, vergt. In zoverre zijn al mijn geschriften, op een enkele zij het heel belangrijke uitzondering na, geantedateerd. Sommige, zoals de eerste van de 'Oneigentijdse beschouwingen', zelfs tot nog voor de ontstaans- en ervaringsperiode van een daarvoör uitgegeven boek, in dit geval de 'Geboorte van de tragedie': zoals een scherpzinnige waarnemer en vergelijker niet zal ontgaan. In die woedende uitbarsting tegen de germanomanie, de gezapigheid en zelfingenomenheid van de oude David Strauß, gaf ik lucht aan stemmingen waarin ik verkeerd had toen ik als Student opgezadeld was geweest met de Duitse cultuur en de cultuurfilisterij; en wat ik tegen de 'historische ziekte' heb ingebracht, zei ik als iemand die leerde hoe hij ervan kon genezen en die in het geheel niet van zins was voortaan af te zien van 'historie'. (Quod demonstratum est2 -). Toen ik mijn dankbaarheid tegenover mijn eerste en enige opvoeder, tegenover Arthur Schopenhauer tot uitdrukking bracht - ik zou dat nu nog in veel sterkere bewoordingen doen - zat ik wat mijn eigen persoon aangaat middenin de moralistische scepsis en ontreddering en geloofde ik al 'nergens meer in', zoals het volk zegt, ook niet in Schopenhauer: juist in die tijd ontstond een geheimgehouden stuk 'over waarheid en leugen in buitenmorele zin', - maar al in de 'Geboorte van de tragedie' en de daar ontwikkelde leer van het dionysische blijkt het pessimisme van Schopenhauer overwonnen. Mijn feestrede ter ere van Richard Wagner ter gelegenheid van zijn overwinningsfeest in Bayreuth - Bayreuth betekent de grootste overwinning die een kunstenaar ooit behaald heeft - was tegelijkertijd een daad waarmee ik met hem brak en afstand van hem nam. Wagner zelf liet zieh wat dat betreff niet om de tuin leiden: zolang je liefhebt, schilder je niet zulke 'portretten' en 'beschouwen' doe je al helemaal niet - , 'ieder die nauwkeurig bij zichzelf te rade gaat, weet dat zelfs voor het beschouwen een geheimzinnige confrontatie, die van elkaar kruisende blikketi, nodig is', Staat te lezen op pagina 46 van het zojuist genoemde geschrift. De rust, nodig om over het jarenlange diepe 1. (Lat.) resp. 'ik in hoogsteigen persoon' en 'ik als het hoogsteigen geval' 2. (Lat.) 'watbewezenis'
182
ZOMER l886 - VOORJAAR
1887
innerlijke alleenzijn en het gemis te kunnen spreken, kreeg ik pas met het boek 'Menselijk, al te menselijk', dat de opgewekte en nieuwsgierige kilte ademt van de psycholoog die een groot aantal pijnlijke zaken, louter facta, beter gezegd fata 1 uit zijn verleden voor zichzelf vaststelt en als het wäre met een naald vastprikt: - bij zulk werk kleeft er zoals bekend altijd wat bloed aan je vingers... Om tenslotte te zeggen, waarop ik de lezer van dit boek met de zojuist gegeven wenken meen te moeten voorbereiden: ook met dit boek, waarvan het laatste deel hiermee het licht ziet, is het niet anders gesteld dan met mijn overige tot dusver versehenen geschriften, - het is een stuk van wat ik achter mij heb gelaten. Wat eraan ten grondslag ligt, gedachten, eerste notities en allerhande terloopse op- en aanmerkingen, behoort tot mijn verleden: namelijk tot die tijd zo rijk aan raadsels waarin Aldus sprak Zarathoestra ontstond: vanwege die gelijktijdigheid kan het overigens al nuttige vingerwijzingen opleveren voor een beter begrip van het zojuist genoemde en zo lastig te begrijpen werk. Met name ook voor een beter begrip van zijn ontstaansgeschiedenis: en daarin was heel wat gaande. Destijds dienden zulke gedachten mij hetzij ter ontspanning, hetzij als zelfverhoor en zelfrechtvaardiging te midden van een grenzeloos gewaagde en verantwoordelijke onderneming: möge men zieh van het daaruit ontstane boek voor een vergelijkbaar doel bedienen! Of ook als een voetpad dat ons längs allerlei kronkelwegen steeds weer ongemerkt naar dezelfde gevaarlijke en vulkanische bodem lokt waar het zojuist genoemde Zarathoestra-evangelie uit opschoot. Hoewel dit ' Voorspel tot een filosofie van de toekomst' zeker geen commentaar vormt en moet vormen op Zarathoestra's redevoeringen, biedt het misschien toch een soort voorlopig glossarium waarin de belangrijkste begrips- en waardevernieuwingen uit dat boek - een gebeurtenis zonder weerga, zonder voorbeeld, onvergelijkelijk in heel de literatuur - ergens wel een keer voorkomen en met naam en toenaam genoemd zijn. Aangenomen tenslotte, mijne heren lezers, dat juist die namen u niet bevallen, u niet aanlokken, aangenomen zelfs dat vestigia terreni1..., wie zegt u dat ik het anders - wil? Voor mijn zoon Zarathoestra eis ik respect; en het moet slechts heel weinigen worden toegestaan naar hem te 1. (Lat.) resp. 'feiten' en 'noodlotten' 2. (Lat.) 'voetstappen vrees aanjagen'
6 [ 5 ] - 6 [6]
I83
luisteren. Om mij daarentegen, zijn 'vader' - om mij mögen ze lachen, zoals ik ook zelf doe: dat hoort allebei zelfs bij mijn geluk. Of, om een zegswijze te gebruiken boven mijn huisdeur staat en alles wat hier gezegd is nog een keer kort samenvat: ik woon hier in mijn eigen huis, nooit heb ik iemand nageaapt, en lachte nog elke meester uit die niet om zichzelf- te lachen waagt. * * *
[5] Poètes et Mélodes. Étude sur les origines de rhy thme tonique dans l'hymnographie de l'église grecque. Par le P. Edmond Bouvy x v i , 3 8 4 p. Nîmes, Maison de l'Assomption 1886. W. Meyer, Anfang und Ursprung der lateinischen und griechischen rhythmischen Dichtung. Verhandeling van de Koninklijke Beierse Academie voor Wetenschappen 1884. Barbey d'Aurevilly Oeuvres et hommes. Sensations d'histoire. [6]
Iets principieels. Aan de logici. Bijdrage tot de leer van het machtsgevoel. Tegen de idealisten. Tegen de werkelijkheidsgelovigen. Opheldering over het genie Hetbedenkelijke aan de deugden. Ter ere van het kwaad. Het probleem van de kunstenaar. Politica. Vrouw en liefde. Volkeren en 'volk'. Muziek en muzikanten
184
Z O M E R 1886 - VOORJA AR 1887
Kritische beschouwing van de religies. De geestelijke mensen Eenzaamheid. 6 [7] Bijdrage tot de psychologie van de filosofen. Hoe het iemand te moede is die langdurig in abstractis vertoeft; de verkoelende invloed die Plato ervoer; de hypnotiserende die mogelijk de Indiërs ervoeren en zochten. Of het verlangen op te gaan in het Om 1 eigenlijk niet het verlangen is van de fakir om met alle mogelijke middelen gevoelloos te worden; zo ook bij de Stoa? - naast elkaar voorkomen van het grofkorreligste zingenot en speculatieve dromerij. 6 [8] Als we onze zintuigen met een factor tien zouden verscherpen of afzwakken, zouden we te gronde gaan. De aard van het zintuig is gerelateerd aan een middelaar van de mogelijkheid tot zelfbehoud. Net als wat we als groot, als klein, als dichtbij, als veraf ervaren. Onze 'vormen' - daaraan is niets wat andere wezens dan de mens zouden kunnen waarnemen: - onze bestaansvoorwaarden schrijven de algemeenste wetten voor waarbinnen we vormen, gedaantes, wetten zien, mögen zien... 6 [9] Als er geen doel is in heel de geschiedenis van de menselijke lotgevallen, moeten we er een in stoppen: aangenomen namelijk dat voor ons een doel nodig is, terwijl ons anderzijds duidelijk is geworden dat een immanent doel en een immanente bestemming een illusie is. En we hebben doelen nodig, omdat we een wil nodig hebben - die vormt onze ruggengraat. 'Wil' als schadevergoeding voor 'geloof, dat wil zeggen voor de voorstelling dat er een goddelijke wil bestaat, iemand die iets met ons voorheeft... 6 [10] Als we de naam van de filosofie niet te schände willen maken, moeten we ons bevrijden van een aantal smakeloosheden. Bijvoorbeeld van het begrip 'wereldproces': daar weten we niets van. Het begrip 'wereld' is al een grensbegrip: met dit woord concipiëren we een rijk waarin we al onze noodzakelijke onwetendheden kwijt kunnen. 1. (Sanskr.) ' O m ' o f ' A u m ' is in de meeste Indische godsdiensten een mystiek, met magische kracht geladen w o o r d (mantra) dat een inroeping, zegening, bevestiging of belofte aanduidt.
•
6 [ 7 ] - 6 [.4]
i«5
[11] De vindingrijke kracht die categorieen heeft verzonnen, stond in dienst van de behoefte, namelijk de behoefte aan zekerheid, aan snelle verstaanbaarheid op grond van tekens en klanken, van afkortingsmiddelen: - het gaat bij 'substantie', 'subject', 'object', 'zijn', 'worden' niet om metafysische waarheden. - Het zijn de machtigen die de namen van de dingen tot wet hebben verheven: en onder de machtigen zijn het de grootste abstractie-kunstenaars die de categorieen hebben geschapen. [12] Hoe gevaarlijker een eigenschap de kudde toeschijnt, des te steviger moet die in de ban worden gedaan. Dat is een grondbeginsel in de geschiedenis van de laster. Misschien dat de al te schrikwekkende machten thans nog aan de ketting moeten blijven. (Slot van 'Menselijk, al te menselijk' 2) [13] Van het oudste erfdeel van de metafysica zullen we pas het laatst loskomen, als we er al van kunnen loskomen - ik bedoel het erfdeel dat in de taal en de grammaticale categorieen is geincorporeerd en zieh dermate onmisbaar heeft gemaakt, dat het zou kunnen lijken alsof we niet langer in Staat waren tot denken als we afstand deden van deze metafysica. Juist de filosofen zijn het slechtst in Staat zieh vrij te maken van het geloof dat de grondbegrippen en categorieen van de rede al zonder meer in het rijk van de metafysische zekerheden thuishoren: van oudsher geloven zij juist in de rede als was het een stuk van de metafysische wereld zelf, - in hen breekt dit oudste geloof zieh als een oppermachtige terugslag steeds weer baan. [14] De kwaliteiten zijn onze onoverkomelijke beperkingen; we kunnen met geen mogelijkheid verhinderen pure kwantiteitsverschillen op te vatten als iets wat fundamenteel van het kwantitatieve verschilt, namelijk als niet tot elkaar te herleiden kwaliteiten. Maar alles waarvoor het woord 'kennis' maar enige zin heeft, heeft betrekking op het rijk waarin geteld, gewogen, gemeten kan worden, op de kwantiteit terwijl omgekeerd al onze waardegevoelens (dus al onze gevoelens) zieh juist aan de kwaliteiten hechten, dat wil zeggen aan onze, uitsluitend ons toebehorende perspectivische 'waarheden', die beslist niet 'gekend' kunnen worden. Het ligt voor de hand dat elk wezen dat van ons verschilt andere kwaliteiten waarneemt en bij-
i86
Z O M E R l886 - V O O R J A A R 1887
gevolg in een andere wereld leeft dan waarin wij leven. De kwaliteiten zijn onze eigenlijke menselijke idiosyncrasieén: eisen dat onze menselijke interpretaties en waarden algemene en misschien constitutieve waarden zijn, behoort tot de erfelijke dwaasheden van de menselijke trots, die nog altijd het stevigst is verankerd in de religie. Moet ik daar omgekeerd nog aan toevoegen dat kwantiteiten 'op zieh' in de ervaring niet voorkomen, dat onze ervaringswereld alleen een kwalitatieve wereld is, dat de logica en toegepaste logica (zoals de wiskunde) bijgevolg deel uitmaken van de kunstgrepen van de ordenende, onderwerpende, vereenvoudigende, afkortende macht die leven heet, dus iets praktisch en nuttigs, namelijk iets wat het leven in stand houdt, maar daarom in de verste verte nog niet iets 'waars' ? 6 [15] De zin niet in de dingen zoeken: maar hem erin stoppen! 6 [16] Waartoe nog ideeèn als je idealen hebt! Mooie gevoelens volstaan. 6 [17] Wenselijkheid, zeg ik, geen ideaal. 6 [18] Je eet een maaltijd niet meer op morele gronden; zo zal men ooit ook niet meer op morele gronden 'het goede doen'. 6 [19] Fenomeno-manie. 6 [20] Geesten zonder neus ofdie snipverkouden zijn, de hele species geest die ik rund noem 6 [21] Een ideaal hebben ontslaat je bijna van de verplichting ideeèn te hebben. Mooie ogen, mooie gevoelens op de juiste plaats, en vooral hier en daar een onvergeeflijke dwaze handeling, dat volstaat Waartoe nog ideeèn als je idealen hebt! Mooie ogen, een hoog opgezette borst en hier en daar een eersteklas dwaze handeling die immuun is voor elke rede, dat volstaat al. 6 [22] Onder kunstenaars van de toekomst. - Ik zie hier een musicus die de taal van Rossini en Mozart als zijn moedertaal spreekt, die liefkozende, dwaze, nu eens te sentimentele dan weer te luidruchtige volkstaal
6 [is]-6 [23]
187
van de muziek, met haar schelmse toegeeflijkheid tegenover alles, 00k tegenover het 'ordinaire', - maar niet zonder dat er een glimlach doorheen speelt, de glimlach van de verwende, geraffineerde, laatgeborene, die zieh tegelijkertijd nog steeds uit de grond van zijn hart vrolijk maakt over die goeie ouwe tijd en haar hele goeie, hele ouwe, ouderwetse muziek: maar wel een glimlach vol liefde, vol ontroering zelfs... Hoezo? Is dat niet verreweg de beste houding die we vandaag de dag tegenover het verleden kunnen aannemen - op die manier dankbaar terugblikken en zelfs 'de Antieken' nadoen, met veel plezier en met liefde voor de hele grootvaderlijke oorbaarheid en onoorbaarheid waar we van afstammen, maar 00k vermengd met dat sublieme korreltje verachting zonder welk iedere liefde te snel bederft en muf wordt, 'dorn' wordt... Misschien mögen we 00k voor de wereld van het woord op iets dergelijks hopen, misschien is zoiets 00k daar voorstelbaar, namelijk dat er ooit een vermetele dichter-filosoof mag komen die even geraffineerd en excessief'laat geboren' is, maar die wel de gave bezit om de taal van de volksmoralisten en heilige mannen van vroeger te spreken, en dat zo onbevangen, zo oorspronkelijk, zo geestdriftig, zo vrolijk en voor de vuist weg als was hij zelf een van de 'primitieven'; die echter iemand die nog oren ächter zijn oren heeft een genot zonder weerga schenkt, namelijk te hören en te weten wat zieh daar eigenlijk afspeelt - hoe de meest goddeloze en profane moderne denkbeeiden hier steeds worden terugvertaald in de gevoelstaal van de onschuld en de voorwereld - en in dit weten de hele heimelijke triomf te proeven van de overmoedige ruiter die dit probleem, deze versperring voor zieh opstapelde en zelfs die onmogelijkheid als hindernis heeft genomen. 6 [23] Het maakt mij weinig uit of iemand thans met de bescheidenheid van de filosofische seepsis dan wel vol religieuze berusting zegt: 'het wezen van de dingen is me onbekend', of dat een ander, moediger iemand, die nog niet genoeg kritiek en wantrouwen heeft geleerd, zegt: 'het wezen van de dingen is mij grotendeels onbekend'. Tegenover beiden houd ik staande dat ze onder alle omstandigheden nog veel te veel beweren te weten, zieh veel te veel verbeeiden te weten, namelijk alsof het onderscheid waarvan ze alletwee uitgaan, het onderscheid tussen een 'wezen van de dingen' en een verschijnings-
i88
ZOMER 1886 - VOORJAAR
1887
wereld, terecht bestaat. Om een dergelijk onderscheid te kunnen maken moet men zieh ons intellect als innerlijk tegenstrijdig voorstellen: enerzijds afgestemd op het perspectivische zien, zoals nodig is willen juist wezens van onze soort zieh in het bestaan kunnen handhaven, anderzijds tegelijk voorzien van een vermögen om juist dit perspectivische zien als perspectivisch, de verschijning als verschijning te begrijpen. Dat wil zeggen: uitgerust met een geloof in de 'realiteit', alsof die de enige zou zijn, maar ook weer met het besef dat dit geloof slechts een perspectivische beperktheid is met het 00g op een wäre realiteit. Een geloof dat met dit besef wordt bezien is evenwel geen geloof meer, is als geloof uiteengevallen. Kortom, we mögen ons ons intellect niet zo tegenstrijdig voorstellen dat het een geloof is en tegelijk een weten omtrent dit geloof als geloof. Laat ons het 'ding op zieh' afschaffen, en daarmee tevens een van de onduidelijkste begrippen, dat van de 'verschijning'! Deze hele tegenstelling is, evenals die oudere van 'materie en geest', onbruikbaar gebleken 6 [24] Voortaan drukt op Europa het noodlot dat juist zijn sterkste zonen pas laat en ook nog zelden hun voor jaar halen - , dat ze meestal al jong walgend, verwinterd, versomberd te gronde gaan, juist omdat ze de beker van de teleurstelling - en dat is thans de beker van de kennis - met heel de hartstocht van hun sterkte hebben gedronken, leeggedronken: - en ze zouden de sterksten niet zijn als ze niet tevens de meest teleurgestelden geweest waren! Want dit is de toetssteen van hun kracht: dat ze eerst door de algehele ziekte van de tijd heen moeten voordat hun gezondheid aanbreekt. Het late voor jaar is hun ereteken; en wat ons betreft kunnen we daar nog aan toevoegen: ook de late dwaasheid, de late zotternij, de late overmoedigheid! Onzejeugd komt pas als niemand haar meer verwacht, wij verschuiven de jaargetijden van het leven. Mogelijk dat alleen iemand in Staat is dit te begrijpen die zieh net als wij het meest over zichzelf heeft verwonderd. Want zo gevaarlijk is het tegenwoordig: alles wat we liefhadden toen we jong waren heeft ons bedrogen; onze laatste liefde - die ons ertoe brengt dit toe te geven - onze liefde voor de waarheid - laten we oppassen dat die liefde ons niet ook nog bedriegt! -
6 [2 4 ]-6 [25] 6 [25] Kritiek op het pessimisme tot dusverre Afweer van eudemonologische gezichtspunten als laatste reductie tot de vraag: welke zin heeft het? Reductie van de versombering. Ons pessimisme: de wereld is niet dat waard wat we geloofden, - ons geloof zelf heeft onze drang naar kennis dermate versterkt dat we dit thans moeten zeggen. Dat leidt er allereerst toe dat ze voor ons minder waard wordt: zo wordt ze allereerst ervaren - alleen in die zin zijn wij pessimisten, namelijk vanuit onze wil om die ommunting onverbloemd toe te geven en onszelf niet op de oude vertrouwde manier een rad voor ogen te draaien, iets voor te liegen ... Juist daardoor ontdekken we het pathos dat ons er wellicht toe aanzet nieuwe waarden te zoeken. In summa: de wereld zou wel eens veel méér waard kunnen zijn dan we geloofden, - we moeten erachter komen hoe naïef onze idealen waren en dat we misschien, in de veronderstelling er de hoogste interpretatie aan te geven, ons menselijke bestaan niet eens een ook maar enigszins billijke waarde hebben verleend. wat is vergoddelijkt? De waarde-instincten binnen de gemeenschap (dat wat haar voortbestaan mogelijk maakte); wat is belasterd? Dat wat de hogere mensen van de lagere onderscheidde, de afgronden-van-verschil-scheppende driften. Kritiek van het causaliteitsbeginsel. Het is nog niet eens een uitleg, alleen een formulering, Beschrijving; 'het na elkaar' wacht nog altijd op een uitleg. Kritiek van het begrip 'kennis'. Tegen 'verschijning'. Onze grote bescheidenheid: het onbekende niet vergoddelijken; we maken er net een begin mee, weinig te weten. De verkeerde en verspilde moeites. Onze 'nieuwe wereld': we moeten inzien tot op welke hoogte wij de scheppers zijn van onze waardegevoelens, - dus 'zin' in de geschiedenis kunnen leggen... Dit geloof in de waarheid bereikt in ons zijn laatste consequentie weten jullie hoe die luidt: - dat als er al iets te aanbidden valt, het de schijn is die aanbeden moet worden, dat de leugen - en niet de waarheid - goddelijk is... ?
190 6 [26]
Z O M E R 1886 - V O O R J A A R 1887
Bijdrage tot de geschiedenis van het Europese nihilisme. De leer van de eeuwige wederkeer. Over de rangorde. Kritiek van de hoogste waardegevoelens Hun oorsprong i) in de sfeer van de zieken en verongelukten. 2) in de kudde en de kudde-instincten - opgewekte en sombere religies. Aanzetten tot tegengestelde waarden: waardoor schoten die tekort? Kritiek van de 'goede mens' (kritische beschouwing van God). Kritiek van de tot dusver gegeven affect-beoordeling (van de rangorde). Kritiek van de filosofieën tot dusverre (als consequenties van deels ziekelijke, deels kudde-achtige wenselijkheden). De wil tot waarheid Vrees, luiheid, zinnelijkheid, heerszucht, hebzucht - en de metamorfoses daarvan. Ziekte, ouderdom, vermoeidheidMorfologie van de ajjectem reductie ervan tot de wil tot macht. De organischefuncties: beschouwd als ontwikkelingsvorm van de wil tot macht. Theorie van de heerschappijvormen: ontwikkeling v a n de Organismen.
De kudde: een overgangsvorm, een middel tot instandhouding van het veelvoudigere, sterkere type. 'Vervolmaking': reductie tot het machtiger-worden van het type.
- in hoeverre is ook de teruggang en het uiteenvallen een 'wil tôt macht?
Voorwaarden: slavernij, standen. In het menselijke organisme verschijnt de hoogste wezenssoort als vergeestelijkt affect, bevelend, overheersend. Wat is 'geestelijkheid'?
6 [26]
191
Kosmoloßisch perspectief. De dominante typen en hun psychologie de man (gevolg van een overwinning) de wetgever de veroveraar de priester de 'herder' in tegenstelling tot de 'heer' (de eerste middel tot instandhouding van de kudde, de laatste doel waarvoor de kudde er is. de noblesse wat is schoonheid? Uitdrukking van het zegevierende en heeren-meester gewordene.
192 Schets voor de opzet van: dewil totmacht.' Poging tot ommunting van alle waarden. - Sils Maria de laatste zondag van de maand augustus 1888
WIJ H Y P E R B O R E E E R S - E e r s t e s t e e n l e g g i n g v a n h e t p r o b l e e m . B O E K 1: 'wat is
waarheid?'
Hoofdstuk 1. Psychologie van de dwaling. Hoofdstuk 2. Waarde van waarheid en dwaling. Hoofdstuk3.
D e wil tot waarheid (pas gerechtvaardigd in ja-waarde
van het leven BOEK 2: Herkomst van de waarden. Hoofdstuk 1. D e m e t a f y s i c i . Hoofdstuk 2. D e homines religiosi. Hoofdstuk3. D e goeden en de verbeteraars. b o e k 3: Strijd tussen de waarden Hoofdstuk 1. Gedachten over het christendom. Hoofdstuk 2. Bijdrage tot de fysiologie van de kunst. Hoofdstuk3.
Bijdrage tot de geschiedenis van het E u r o p e s e nihilisme.
T I J D V E R D R I J F VOOR
boek Hoofdstuk 1. 'Rangorde'
4 : De grote
PSYCHOLOGEN.
middag.
als principe van het leven.
Hoofdstuk 2. De twee wegen. Hoofdstuk 3. De
eeuwigewederkeer.
1. Vgl. NE 7,18 [17]: de laatste schets voor de Wil tot macht. Nietzsche heeft een deel van de fragmenten uit de groepen 7 en 8 gerubriceerd volgens de hoofdstuktitels vanditontwerp.
193 7 M p XVII 3b
eind 1886 - voorjaar 1887
< B O E K 1: 'watis waarheid?' >
7 [1]
Psychologie van de dwaling We hebben van oudsher de waarde van een handeling, van een karakter, van een bestaan gelegd in het oogmerk, in het doel waarvoor iets gedaan is, waarvoor een handeling is verricht, waarvoor men geleefd heeft: deze oeroude idiosyncrasie van de smaak neemt tenslotte een gevaarlijke wending, - aangenomen namelijk dat het blindelingse en doelloze van de gebeurtenissen hoe langer hoe meer tot ons bewustzijn doordringt. Daarmee lijkt zieh een algehele ontwaarding aan te kondigen: 'niets heeft nog zin' - dit melancholieke vonnis betekent: 'alle zin schuilt in het oogmerk, en als het oogmerk helemaal ontbreekt, ontbreekt 00k iedere zin'. Volgens die inschatting was men genoodzaakt geweest de waarde van het leven te verleggen naar een 'leven na de dood'; of in de voortschrijdende ontwikkeling van de ideeen, of van de mensheid, of van het volk, of nog verder en over de hoofden van de mensen heen; maar daarmee was men in een doelprogressus in infinitum 1 terechtgekomen, en uiteindelijk had men het nodig zichzelf een plaatsje in het 'wereldproces' te bezorgen (al is het met het dysdemonistische2 perspectief dat het het proces naar niets is). Tegen die achtergrond behoeft het 'doel' een strengere kritiek: ingezien moet worden dat een handeling nooit door een doel wordt veroorzaakt\ dat doel en middel interpretaties zijn waarin bepaalde stadia van een gebeurtenis worden onderstreept en uitverkoren, ten koste van andere, ja van de meeste; dat er iedere keer als er iets voor een doel wordt gedaan iets totaal verschillends en anders gebeurt; dat het met iedere doelgerichte handeling net zo is gesteld als met de ver1. (Lat.) 'voortschrijding tot in het oneindige' 2. (Gr.) tegengestelde van 'eudemonistisch'
194
EI N D l 8 8 6 - V O O R J A A R
1887
meende doelmatigheid van de hitte die de zon uitstraalt: het overgrote deel is verspild; een nauwelijks te becijferen fractie heeft een 'doel', heeft 'zin' - ; dat een 'doel' met zijn 'middelen' een onbeschrijflijk onnauwkeurige schets is, die weliswaar als voorschrift, als 'wil' kan commanderen, maar dan wel een systeem van gehoorzame en geschoolde werktuigen veronderstelt, die louter vaste grootheden zetten op de plaats van het onbepaalde (dat wil zeggen dat we ons een systeem inbeeiden van doel- en middelen-stellende slimmere, zij het eenzijdigere verstandelijke wezens, om aan het enige 'doel' dat wij kennen de rol van 'oorzaak van een handeling' te kunnen toeschrijven: iets waar we eigenlijk niet het recht toe hebben (het betekent dat we, om een probleem op te lossen, de oplossing naar een voor onze waarneming ontoegankelijke wereld verplaatsen -). Ten slotte: waarom zou 'een doel' niet een bijverschijnsel kunnen zijn in de reeks van veranderingen van werkzame krachten die de doelmatige handeling teweegbrengen - een in het bewustzijn geprojecteerd vaag tekenbeeld dat ons ter orientatie in het gebeuren dient, als een symptoom zelf van het gebeuren, niet als de oorzaak ervan? - Maar daarmee hebben we de wil zelf gekritiseerd: is het niet een illusie datgene wat in het bewustzijn als wilsact opduikt als oorzaak te beschouwen? Zijn niet alle bewustzijnsverschijnselen slechts eindverschijnselen, laatste schakels van een keten, zij het zo dat in hun opeenvolging op een bewustzijnsvlak de ene schijnbaar voorwaarde is voor de andere? Dat zou een illusie kunnen zijn. Verzet tegen de zogenaamde 'feiten van het bewustzijn'. De waarneming is duizendmaal ingewikkelder, misschien is de dwaling wel voorwaarde voor welke waarneming ook. Ik heb het voornemen mijn arm uit te steken; aangenomen dat ik net zo weinig van de fysiologie van het menselijk lichaam en van zijn mechanische bewegingswetten weet als een man van het volk, wat is er dan eigenlijk vager, mistiger, ongewisser dan dit voornemen in vergelijking met de gebeurtenissen die daarop volgen? En ook al was ik de scherpzinnigste mecanicien en was ik met name goed op de hoogte van de formules die hierbij een rol speien, dan kon ik mijn arm geen haar beter of slechter uitsteken. Ons 'weten' en ons 'doen' liggen in dit geval eindeloos ver uit elkaar: alsof ze in twee verschil-
195 lende rijken thuishoren. - Anderzijds: Napoleon brengt het plan voor een veldtocht ten uitvoer - wat betekent dat? Hier is ailes wat bij de uitvoering van het plan hoort bewust geweten, omdat ailes bevolen moet worden: maar ook in dit geval moeten er ondergeschikten zijn die het algemene uitleggen, aanpassen aan de behoefte van het ogenblik, de hoeveelheid kracht enz. Het is niet zo dat de wereld zo en zo is: en dat de levende wezens haar zien zoals ze aan hen verschijnt. Maar: de wereld bestaat uit zulke levende wezens, en voor elk van hen is er een klein hoekje van waaruit het de zaken inschat, gewaarwordt, ziet en niet ziet. Het 'wezen' ontbreekt: het 'wordende', 'fenomenale' is het enige soort zijn. | ? 'Het verändert', geen verandering zonder grond - dit veronderstelt altijd al een iets dat achter de verandering Staat en blijvend is. 'Oorzaak' en 'gevolg': psychologisch nagetrokken is dit het geloof dat in het verbum tot uitdrukking komt, activum en passivum, doen en ondergaan. Dat betekent: de splitsing van het gebeuren in een doen en een ondergaan, de suppositie van een doener is daaraan voorafgegaan. Het geloof in de dader steekt erachter: alsof de 'dader ' zelf nog zou overblijven als al het doen van hem werd afgetrokken. Hier souffleert altijd de 'ik-voorstelling': al het gebeuren is uitgelegd als doen: met de mythologie van een wezen dat met het 'ik' correspondeert
196
EI N D L886 - V O O R J A A R
1887
Waarde van waarheid en dwaling De oorsprong van onze waardeschattingen: in onze behoeften Moeten we de oorsprong van wat onze 'kennis' heet niet ook alleen in oudere waardeschattingen zoeken, die we zo stevig in ons hebben geïncorporeerd dat ze een basiselement van ons bestaan vormen? Zodat het eigenlijk alleen tusserijongere behoeften en het resultaat van de oudste behoeften tot een handgemeen komt? De wereld, op zo'n manier gezien, ervaren, uitgelegd dat organisch leven binnen dit perspectief van uitleg standhoudt. De mens is niet alleen een individu, maar het organische geheel dat volgens één bepaalde lijn voortleeft. Dat hij bestaat bewijst dat een vorm van interpretatie (in welke verder uitgewerkte vorm dan ook) heeft standgehouden, dat het systeem van interpretatie niet is gewijzigd. 'Aanpassing' Ons 'ongenoegen', ons 'ideaal' enz. is misschien de consequentie van dit geïncorporeerde stuk interpretatie, van ons perspectivische gezichtspunt; misschien gaat het organische leven daar uiteindelijk aan te gronde - zoals de arbeidsdeling binnen Organismen tevens een verkommering en verzwakking van de delen en ten slotte de dood van het geheel tot gevolg heeft. De ondergang van het organische leven in zijn hoogste vorm moet net zo goed in aanleg aanwezig zijn als de ondergang van de enkeling. Waarde van waarheid en dwaling (19) A ) als gevolg (leven, of neergang B) alsoorzaak uitleg die aanleiding geeft tot misverstanden maskerade als kunst van de laster, van de zelfverheerlijking De waardeschattingen
van standsverschillen afliankelijk van rassenonderscheiden afliankelijk zondagse en alledaagse waarden in crises, in oorlogen en tijdens gevaren of in vredestijd
197
het ontstaan in d e f a a m van een ideaal door veroordeling van zijn tegendeel. Atitagonisme tussen versterking en 'verbetering', tussen versterking van het individu en versterking van een ras, tussen versterking van een ras en versterking van de 'mensheid'. N.B. Het 'scheppende', hoe diep reikt dat? waarom gaat alle activiteit, ook zintuiglijke activiteit, met lust gepaard? Omdat er vooraf een belemmering, een druk bestond? O f veeleer omdat al het doen een overwinnen, een meester worden is en toename van het machtsgevoel oplevert? - De lust in het denken. - Op de keper beschouwd is het niet alleen het gevoel van macht maar de lust in het scheppen en in het geschapene: want van alle activiteit worden we ons bewust als bewustzijn van een 'werk' Waarde van waarheid en dwaling Een kunstenaar houdt het in geen enkele werkelijkheid uit, hij kijkt weg, hij kijkt terug, hij meent serieus dat wat een ding waard is die schimmige rest is die je uit kleur, vorm, klank, gedachten verkrijgt, hij gelooft erin dat een ding, een mens meer waard wordt naarmate hij subtieler,sterkerverdund,vluchtigerwordt:HOE MINDER reeel, hoe meer waarde. Dat is Platonisme: waarbij Plato dan nog de extra vermetelheid bezat de zaken om te draaien: - hij mat het realiteitsgehalte af aan de waarde en zei: hoe meer 'idee', hoe meer zijn. Hij draaide het begrip 'werkelijkheid' om en zei: 'wat jullie voor werkelijk houden is een dwaling, en hoe dichter we bij de "idee" komen, komen we bij de waarheid'. - Begrijpen jullie het? Dat was de GROOTSTE herdoop: en omdat die door het christendom is overgenomen zien we er het verbazingwekkende niet van in. Plato heeft eigenlijk, als de artiest die hij was, aan de schijn de voorkeur gegeven boven het zijn: dus aan de leugen en het bedenksei boven de waarheid, aan het onwerkelijke boven het voorhandene, - maar hij was zozeer overtuigd van de waarde van de schijn, dat hij er de attributen 'zijn', 'oorzakelijkheid' en 'goedheid', waarheid, kortom alles aan toekende waaraan men zoal waarde toekent. Het waardebegrip zelf, als oorzaak gedacht: eerste inzicht. Het ideaal met alle attributen bedacht waarmee je eer inlegt: tweede inzicht
198
EIN D l886 - VOORJA AR
1887
De wil tot waarheid De 'agnostici', zij die het onbekende en geheimzinnige op zieh vereren, waaraan ontlenen zij het recht een vraagteken als god te aanbidden? Een god die zieh zo verborgen houdt verdient misschien vrees, maar zeker geen aanbidding! En waarom zou het onbekende niet de duivel kunnen zijn? Maar 'er moet en zal aanbeden worden' dat gebiedt hier het instinet voor fatsoen: dat is Engels. De transcendentalisten, die vinden dat alle menselijke kennis niet voldoet aan hun hartenwensen, daarmee veeleer in strijd is en huiverig maakt, - argeloos poneren zij ergens een wereld die alsnog met hun wensen strookt, maar nu eenmaal niet toegankelijk blijkt voor onze kennis: deze wereld, zo menen ze, is de wäre wereld, in vergelijking waarmee onze kenbare wereld een en al bedrog is. Zo denkt Kant erover, zo dacht de Vedanta-filosofie er al over, zo denkt menig Amerikaan erover. - ' Waar' betekent voor hen: wat strookt met onze hartenwens. Ooit betekende waar: wat met de rede strookt. Het algemeenste teken van de moderne tijd: de mens heeft in zijn eigen ogen ongelooflijk aan waardigheid ingeboet. Lange tijd was hij het middelpunt en de tragedieheld van heel het bestaan; later poogde hij op zijn minst zijn verwantschap met de doorslaggevende en op zieh waardevolle kant van het bestaan te bewijzen - zoals alle metafysici doen die met hun geloof in het kardinale belang van de morele waarden aan de waardigheid van de mens willen vasthouden. Wie God liet varen, klampt zieh des te steviger aan het geloof in de moraal vast. Wil tot waarheid Afzwakkingen van het affect. A. a Wil, oogmerk, vehemente begeerte in een richting b Doel, minder vehement, omdat de voorstelling van het middel en van de weg ertussen komt. c 'Grond', zonder begeerte: het beginsel van toereikende grond is psychologisch geent op de zekerheid van het geloof in een oogmerk als oorzaak van al het gebeuren
199
B .het denken in onderscheidingen als gevolg van de vrees en voorzichtigheid bij de wil zieh iets toe te eigenen. Hetjuiste voorstellen van een object is oorspronkelijk louter middel om ergens greep op te krijgen, het beet te pakken en te bemächtigen. Later wordt dit juiste voorstellen zelf al als een beetgrijpen ervaren, als een doel dat bevrediging schenkt. Denken in laatste instantie als overmeestering en uitoefening van macht: als een samenvoegen, als rangschikken van het nieuwe onder oude reeksen enz. C. het nieuwe boezemt v R E E S in: anderzijds moet er al vrees zijn om iets nieuws als nieuw op te vatten verbazing is afgezwakte vrees. Het bekende wekt vertrouwen 'waar' is iets wat het gevoel van veiligheid geeft de inertia tracht bij iedere indruk allereerst te identificeren: dat wil zeggen de nieuwe indruk en de herinnering gelijk te stellen; zij wil herhaling. de vrees leert onderscheiden, vergelijken In het oordeel een rest wil (het moet zo en zo zijn), een rest lust-gevoel (lust van de beaming:) N . B . Het vergelijken is geen O O R S P R O N K E L I J K E activiteit, maar wel het gelijkstellen! Het O O R D E E L is oorspronkelijk niet het geloof dat iets zo en zo is, maar de wil dat iets zo en zo moet zijn. N . B . depijn een oordeel (afwijzend) in zijn grofste vorm. de lust een affirmatie Bijdrage tot de psychologische genese van 'oorzaak en gevolg'. Wil tot waarheid Interpretatie IN H O E V E R R E D E
INTERPRETATIES
VAN D E W E R E L D S Y M P T O O M VAN E E N O V E R H E E R S E N D E
ZIJN
DRIFT.
De kunstzinnige wereldbeschouwing: zieh tegenover het leven plaatsen. Maar hier ontbreekt de analyse van het esthetische aanschouwen, de reductie ervan tot wreedheid, gevoel van zekerheid, van het rechter-zijn en erbuiten-staan enz. Je moet de kunstenaar zelf
200
EI N D l 8 8 6 - V O O R J A A R
1887
nemen: en zijn psychologie (de kritische beschouwing van de speldrift, als vrijlaten van kracht, plezier in afwisseling, in het indruk maken op de eigen ziel, het absolute ego'isme van de kunstenaar enz.) Welke driften hij sublimeert? De wetenschappelijke wereldbeschouwing: kritiek van de psychologische behoefte aan wetenschap. Hetbegrijpelijk-willen-maken; het praktisch-, nuttig-, exploiteerbaar-willen-maken-: in hoeverre antiesthetisch. Waarde heeft alleen wat geteld en berekend kan worden. In hoeverre een doorsnee soort mens daarbij het overwicht wil krijgen. Vreselijk als zelfs de geschiedenis op die manier in bezit wordt genomen - het rijk van de superieure mens, van hem die recht spreekt. Welke driften hij sublimeert! De religieuze wereldbeschouwing: kritiek van de religieuze mens. Dat is niet noodzakelijk de morele mens, maar de mens van de verheven stemmingen en diepe depressies, die de eerste met dankbaarheid of 00k argwanend interpreteert, en niet als iets wat van hemzelf afkomstig is ( - die neerslachtigheid trouwens ook niet -). Naar zijn aard de mens die zieh 'onvrij' voelt, die zijn toestanden, de onderwerpingsinstineten sublimeert. De morele wereldbeschouwing. De gevoelens die samenhangen met de sociale rangorde worden op het universum geprojecteerd: de onomstotelijkheid, de wet, de inschakeling en gelijkschakeling worden, omdat ze het hoogst worden geacht, ook op de hoogste plaats gezockt, boven het al, of achter het al, of ook wel Wat ze G E M E E N hebben: de overheersende driften willen ook als hoogste waarde-instanties, ja als scheppende en heersende machten beschouwd worden. Het spreekt voor zieh dat deze driften ofwel vijandig tegenover elkaar komen te staan, of dat de ene de andere onderwerpt (ook wel in een synthese aan zieh bindt) of dat ze om beurten heersen. Maar hun diepe antagonisme is zo groot dat we ons, waar ze allemääl bevredigd willen worden, daar een uiterst middelmatig mens bij moeten voorstellen.
7 [3]
zoi
'Schoonheid' is voor de kunstenaar iets buiten elke rangorde, omdat in de schoonheid tegenstellingen beteugeld zijn, het hoogste teken van macht, namelijk over tegengestelden; bovendien zonder spanning: - dat er geen geweld meer nodig is, dat alles zo gemakkelijk volgt, gehoorzaarnt en tegen die gehoorzaamheid de vriendelijkste gezichten trekt - daarvan geniet de machtswil van de kunstenaar. De interpretaties van de wereld en wat ze gemeen hebben.
202
EIND l886 - VOORJAAR 1887
7 [4]
Demetafysici De na'ieven: Lamennais, Michelet, Victor Hugo Door de gewenning aan absolute autoriteiten is er uiteindelijk een diepe behoefte aan absolute autoriteiten ontstaan: - zo sterk dat die behoefte zelfs in een kritisch tijdperk als dat van Kant sterker bleek dan die aan kritiek, en in zekere zin het hele werk van het kritische verstand aan zieh ondergeschikt en ten nutte wist maken. - In de daaropvolgende generatie, die door haar historische instineten noodzakelijk op de relativering van elke autoriteit aanstuurde, bewees zij nog eenmaal haar overmacht, toen ze ook Hegels ontwikkelingsfilosofie, de tot filosofie omgedoopte geschiedenis zelf, aan zieh dienstbaar maakte en de geschiedenis als voortschrijdende zelfopenbaring en zelfoverstijging van de morele ideeen kwalifieeerde. Sinds Plato Staat de filosofie onder de heerschappij van de moraal: ook bij zijn voorgangers speien morele interpretaties een beslissende rol (bij Anaximander het te-gronde-gaan van alle dingen als straf voor hun emaneipatie uit het zuivere zijn, bij Heraclitus de regel-matigheid van de verschijnselen als blijk van het zedelijk-juridisch karakter van het algehele worden) Wat is het criterium voor de morele handeling? i) haar onbaatzuchtigheid 2) haar algemeengeldigheid enz. M a a r dat is studeerkamergemoraliseer. Je moet de Volkeren bestuderen en kijken wat telkens het criterium is en wat daarin tot uitdrukking komt. E e n geloof dat 'zo'n gedragswijze tot onze primaire bestaansvoorwaarden behoort'. Amoreel betekent 'tot de ondergang leidend'. N u zijn al die gemeenschappen waarin zulke Stellingen werden aangetroffen te gronde gegaan: een aantal van die Stellingen, bijvoorbeeld 'gij zult niet Stelen', zijn telkens opnieuw onderstreept, omdat elke nieuw-gevormde gemeenschap ze weer nodig had. In tijden waarin een gevoel van maatschappelijke verbondenheid (bijv. imperium romanum 1 ) 1. (Lat.) 'Romeins Rijk'
203
moeilijk verlangd kon worden, wierp de drift zieh, religieus gesproken, op het 'heil van de ziel': of in filosofische bewoordingen op 'het grootste geluk'. Want ook de Griekse moraalfilosofen konden niets meer met hun rtö^iq.' Spinoza's psychologische achtergrond. Karig! 1) Het HEDONISTISCHE gezichtspunt op de voorgrond: waarin bestaat de blijvende vreugde, ofwel hoe kan het vreugdevolle affect vereeuwigd worden? Zolang de vreugde betrekking heeft op iets eenmaligs is ze beperkt en vergankelijk; ze wordt volmaakt als ze niet meer naargelang de dingen wisselt, maar op onveranderlijke samenhangen berust; ze is eeuwig als ik het hele universum transformeer in mijn eigendom, omnia in mea, en van dit omnia mea elk ogenblik kan zeggen 'mecum porto' 2 In het Tractatus de intellectibus emendatione, Opera 11, p. 413, Staat te lezen: 'Ik heb me voorgenomen te onderzoeken of er iets te vinden valt waarvan het bezit mij voor eeuwig het genot zou verschaffen van een duurzame en hoogste vreugde.' 'De liefde voor een eeuwig en oneindig wezen vervult het gemoed met een vreugde die elk soort treurnis uitsluit.' 'Het hoogste goed is het inzicht dat onze geest een is met het universum.' 2) het natuurlijk-egöistische gezichtspunt: deugd en macht identiek. Ze ontzegt zieh niets, ze begeert, ze voert geen strijd tegen maar voor de natuur; ze is niet de vernietiging maar de bevrediging van het machtigste affect. Goed is wat onze macht verstevigt: kwaad het tegendeel. Deugd volgt uit het streven naar zelfbehoud. 'Wat we doen, doen we om onze macht te handhaven en te vergroten.' 'Onder deugd en macht versta ik een en hetzelfde.' Finis = appetitus. Virtus = potentia. Eth. 1 v Dehn, v 11. v 111 3) de typische 'denker' verraadt zieh. De kennis gaat alle andere affecten domineren; zij is sterker. 'Onze wäre werkzaamheid bestaat 1.(Gr.) 'stadstaat' 2. (Lat.) 'alles in mij'; 'ik draag het bij me' 3. (Lat.) 'Doel = drang. Deugd = macht.' De desbetreffende defmities in de Ethica van Spinoza (vertaling door Nico van Suchtelen, Amsterdam 1979) luiden: v i i . Onder het 'doel' terwille waarvan [de bedoeling waarmee] wij iets doen, versta ik de drang (appetitus). VIII. Onder 'deugd' [kracht] en 'vermögen' [macht] versta ik hetzelfde.
204
EIND l886 - VOORJAAR
1887
in de denkende natuur, in de redelijke beschouwing. Het verlangen naar werkzaamheid = het verlangen volgens de rede te leven. 'ik geef niet veel om de autoriteit van een Plato, Aristoteles en Socrates'; de leer van de 'substantièle vormen' (volgens de scholastieke formulering het doelbegrip) noemt hij 'een dwaasheid tussen duizend andere'. Feuerbachs 'gezonde en frisse zinnelijkheid' 'Grondbeginselen van de filosofie van de toekomst', 1843. tegen 'de abstracte filosofie' De filosofie van de Oudheid zag de mens als doel van de natuur De christelijke theologie dacht dat de verlossing van de mens het doel was van de goddelijke voorzienigheid. Merkwaardig bij Spinoza: 'ik versta onder conscientiae morsus 1 de treurnis die gepaard gaat met de voorstelling van een ding uit het verleden, dat tegen elke verwachting in is weggevallen'. Eth. 111 Prop. x v i i i . Schol. 1 . 1 1 . p. 147en48. Affect. Def. x v n p. 188. Als tegenstelling het gaudium2, als de verwachte afloop niet plaatsvindt en de vrees plotseling ophoudt. Ondanks K. Fischer blijft het mogelijk dat Spinoza de benaming hier a potiori 3 heeft gekozen: en dat hij het daarmee aangeduide voor de objectieve kern van elke 'gewetenswroeging' aanzag. Hij moest immers de schuld die hij zelf droeg loochenen: wat was dus voor hem het feit van de 'conscientiae morsus' die overbleefi Als alles in laatste instantie krachtens de goddelijke macht geschiedt, is alles volmaakt in zijn soort, en ligt er geen kwaad in de natuur der dingen; als de mens in de regel onvrij is, is er geen kwaad in de natuur van de menselijke wil; dus ligt het kwaad en de boosaardigheid niet in de dingen, maar alleen in de inbeelding van de mens. In God ontbreekt wil en verstand en persoonlijkheid en doel. Spinoza verzet zieh tegen mensen die beweren dat God alles sub ratione boni 4 tot stand brengt. Die lieden schijnen iets buiten God 1.(Lat.) 2.(Lat.) 3. (Lat.) 4. (Lat.)
'gewetenswroeging' 'blijheid, vreugde' 'naar het gewichtigste of grootste' 'uit het gezichtspunt van het goede' (vertaling Nico van Suchtelen)
205 aan te nemen dat niet van G o d afhankelijk is en waarop Hij zieh in zijn handelen als naar een voorbeeld rieht, of waar Hij als was het een doel naar streeft. Dat betekent voorwaar G o d aan het noodlot onderwerpen:watdegrootsteongerijmdheidis.Eth. I P r o p . x x x m Schol. 2. De laatste grond voor alles wat zieh voordoet luidt 'God heeft het gewild', asylum ignorantiae 1 . Maar Gods wil is voor de mens ondoorgrondelijk. Volgens die denkwijze zou de waarheid voor de mens tot in alle eeuwigheid verborgen zijn gebleven als de mathematiek (die zieh niet met doeleinden, maar alleen met de natuur en de eigenschappen van de grootheid bezighoudt) de mens niet een ander richtsnoer voor de waarheid had voorgehouden. Descartes zegt 'ik heb veel voor waar gehouden waarvan ik nu de dwaling inzie'. Spinoza 'ik heb veel voor goed gehouden waarvan ik nu de ijdelheid en waardeloosheid inzie'. 'Als er een echt en onvervreemdbaar goed bestaat, dan is de bevrediging die het geeft even duurzaam en onverwoestbaar, dan is mijn vreugde eeuwig.' Psychologisch de verkeerde gevolgtrekking: alsof de duurzaamheid van een ding de duurzaamheid van wat ik ervoor voel zou waarborgen! (volslagen afwezigheid van de 'kunstenaar'). Hoogste en komische vorm van pedanterie van een logicus die zijn drift vergoddelijkt Spinoza gelooft alles absoluut gekend te hebben. Daarbij heeft hij het grootste gevoel van macht. De aandrift in die richting heeft alle andere driften overmeesterd en uitgedoofd. Het bewustzijn van deze 'kennis' houdt bij hem aan: een soort 'liefde tot God' resulteert daaruit, een vreugde in het bestaan, hoe het verder 00k möge zijn, in alles wat er bestaat. Waar komen alle bedrukte stemmingen, al die treurnis, vrees, haat, nijd vandaan? Uit een bron: uit onze liefde voor de vergankelijke dingen. Met die liefde verdwijnt 00k dat hele type begeerten 'Hoewel ik de nietigheid van de wereldse goederen helder inzag, kon ik niettemin hebzucht, wellust en eerzucht niet helemaal van me afzetten. Maar een ding ervoer ik: zolang mijngeest in degenoemde beschouwingleefde,WAS
HIJ
VAN DIE
BEGEERTEN
AF-
GEW END - en dat was voor mij een hele troost. Want daardoor 1. (Lat.) 'toevluchtsoord voor de onwetendheid'
206
E I N D l 8 8 6 - V O O R J A A R 1887
zag ik in dat die kwalen niet ongeneeslijk zijn. Het nieuwe leven aanvankelijk in zeldzame, körte ogenblikken - ' Niets heeft waarde tegenover de waarde van heldere gevolgtrekkingen. Alle andere waarden zijn slechts het gevolg van onhelder denken. Smalende verwerping van alle goederen van het leven; voortdurende belastering van alles om een ding tot de hoogste hoogte op te voeren, het heldere denken. 'Alle twijfel ontstaat doordat de dingen onordelijk onderzocht worden'!!! Zoals bij Schopenhauer: het geweld van de esthetische contemplatie legt de begeerten het zwijgen op. Een psychologische ervaring verkeerd en generaliserend geduid. Leibniz: 'Men moet met mij ab effectu 1 beoordelen: omdat God deze wereld, zoals zij is, gekozen heeft, daarorn is zij debeste.' Theodicee p.506. Het theologische vooroordeel bij Kant, zijn onbewust dogmatisme, zijn moralistisch perspectief als heersend, sturend, bevelend Het TipcDTOv ysuöoq 2 : hoe is het feit van de kennis mogelijk? is de kennis eigenlijk wel een feit? wat is kennis? Als we niet weten wat kennis is, kunnen we de vraag of kennis bestaat met geen mogelijkheid beantwoorden. Heel fraai! Maar als ik niet bij voorbaat 'weet' of er kennis bestaat, kän bestaan, kan ik de vraag 'wat is kennis?' helemaal niet op redelijke wijze stellen. Kant gelooft in het feit van de kennis: wat hij wil is een na'iviteit: de kennis van de kennisl 'Kennis is oordeel!' Maar het oordeel is eengeloof dat iets zo en zo is! En geen kennis! 'alle kennis bestaat uit synthetische oordelen' - een noodzakelijke en algemeengeldige verbinding van verschillende voorstellingen met het karakter van algemeenheid (de zaak S t a a t er in alle gevallen zo en niet anders voor) met het karakter van noodzakelijkheid (het tegendeel van de bewering kan nooit plaatsvinden) 1.(Lat.) 'vanuitdegevolgen' 2. (Gr.) 'de eerste leugen'
7 [4]
207
De rechtmatigheid van het geloof in de kennis wordt altijd voorondersteld: zo goed als de rechtmatigheid van het gevoel in het gewetensoordeel wordt voorondersteld. Hier is de morele ontologie het heersende vooroordeel. Dus de conclusie luidt: i) er zijn beweringen die we als algemeengeldig en noodzakelijk beschouwen 2) het karakter van noodzakelijkheid en algeldigheid kan niet uit de ervaring stammen 3) bijgevolg moet dit, buiten de ervaring om, op iets anders gebaseerd zijn en een andere kenbron hebben! Kant concludeert 1) er zijn beweringen die alleen onder bepaalde voorwaarden geldig zijn 2) die voorwaarde luidt dat het niet uit de ervaring maar uit de zuivere rede stamt Dus: de vraag is waar ons geloof in de waarheid van zulke beweringen op is gebaseerd? Nee, waar het zijn oordelen vandaan heeft! Maar het ontstaan van een geloof, van een Sterke overtuiging, is een psychologisch probleem: en een /ieie beperkte en bekrompen ervaring brengt vaak zo'n geloof teweeg. Hij vooronderstelt al dat er niet alleen 'data a posteriori' bestaan, maar 00k data a priori, 'voor de ervaring'. Noodzakelijkheid en algemeenheid kunnen nooit door ervaring gegeven worden: hoezo is het dan evident dat ze zonder ervaring zelfs maar bestaan? Er bestaan geen losse oordelen! Een los oordeel is nooit 'waar', nooit kennis, pas in een bepaalde samenhang, in de betrekking tussen een heleboel oordelen ligt een waarborg. Waarin verschilt het wäre van het valse geloof? Wat is kennis? Hij 'weet' het, dat is hemels! Noodzakelijkheid en algemeenheid kunnen nooit door ervaring gegeven worden. Dus onafhankelijk van de ervaring, vöor alle ervaring! Die vorm van inzicht die a priori, dus onafhankelijk van de ervaring, louter vanuit de rede plaatsvindt, 'zuivere kennis'. De grondbeginselen van de logica, het beginsel van identiteit en dat van tegenspraak, zijn vormen van zuivere kennis, omdat ze aan alle ervaring voorafgaan. - Maar dat is helemaal geen kennis! Dat zijn regulatieve geloofsartikelenl
2o8
E I N D l886 - V O O R J A A R 1887
Om het a priori-karakter (het zuiver in overeenstemming zijn met de rede) van de mathematische oordelen te funderen, moet de ruimte als een vorm van de zuivere rede begrepen worden. Hume had verklaard: 'er bestaan helemaal geen synthetische oordelen a priori'. Kant zegt: wel degelijk! de mathematische! En als er dus zulke oordelen bestaan, bestaat er misschien ook metafysica, een kennis van de dingen door de zuivere rede! Quaeritur1. Mathematiek is mogelijk onder voorwaarden waaronder metafysica nooit mogelijk is alle menselijke kennis is ofwel ervaring ofwel mathematiek Een oordeel is synthetisch: dat wil zeggen het verbindt verschillende voorstellingen het is a priori: dat wil zeggen die verbinding is een algemene en noodzakelijke, een die nooit door zintuiglijke waarneming maar alleen door zuivere rede gegeven kan zijn. Willen er synthetische oordelen a priori bestaan, dan moet de rede in Staat zijn te verbinden: het verbinden is een vorm. De rede moet vormgevende Vermögens
bezitten.
Ruimte en tijd als voorwaarde voor de ervaring Kant karakteriseert de Franse Revolutie als de overgang van het mechan naar het organische staatswezen! Volgens het oordeel van Kant bestaat er een specifiek verschil tussen de inventieve en baanbrekende geesten in de wetenschappen, de zogenaamde 'knappe koppen', en het genie: wat zij hebben ontdekt en uitgevonden kun je ook leren en wordt ook geleerd en volledig begrepen. In Newtons werk is er niets wat je niet kunt leren; Horneras is niet even begrijpelijk als Newton! 'Op wetenschappelijk terrein verschilt de grootste ontdekker dus alleen gradueel van de slechtste nabootser en leerling.' Psychologisch idiotisme!! 'rond de muziek hangt een zeker gebrek aan urbaniteit', 'ze dringt zieh als het wäre op', 'ze doet afbreuk aan de vrijheid' de muziek en de kunst van de kleuren vormen een apart genre onder de naam van het 'schone spei van de gewaarwordingen' Schilderkunst en tuinierkunst samengevoegd. i.(Lat.) 'Datisdevraag'
209
De vraag of de mensheid naar het goede neigt wordt voorbereid door de vraag of er een voorval bestaat dat helemaal niet anders dan door die morele aanleg van de mensheid verklaard kan worden. Dat is de revolutie. 'Zo'n fenomeen in de menselijke geschiedenis is onvergetelijk, omdat daaruit blijkt dat er in de menselijke natuur een aanleg en een vermögen tot verbetering schuilgaat, wat geen politicus uit de loop der dingen tot dusver zou hebben opgemaakt.' Als de mensheid steeds slechter wordt, is haar bestemming het absoluut siechte: de terroristische voorstellingswijze in tegenstelling tot de eudemonistische voorstellingswijze ofhet 'chiliasme'. Als de geschiedenis voortdurend aarzelt tussen voor- en achteruitgang is haar hele bedrijvigheid doel- en zinloos, een dwaze drukte om niets, zodat goed en kwaad elkaar wederzijds neutraliseren enhet geheel een grote klucht lijkt: dat noemt Kant de abderitische voorstellingswijze. ziet in de geschiedenis niets anders dan een morele beweging. 'Een gewetensvolle inquisiteur is een contradictio in adjecto'1 Psychologisch idiotisme zonder de wedergeboorte zijn alle menselijke deugden volgens Kant glinsterende armzaligheden. Die verbetering is alleen mogelijk krachtens het intelligibele karakter; zonder dat is er geen vrijheid, noch in de wereld, noch in de menselijke wil, noch voor de verlossing van het kwaad. Als de verlossing niet bestaat uit de verbetering, kan ze alleen uit de vernietiging bestaan. De oorsprong van het empirische karakter, de hang naar het kwaad, de wedergeboorte zijn bij Kant daden van het intelligibele karakter; het empirische karakter moet een radicale ommekeer ondergaan. de hele Schopenhauer. Het medelijden een verspilling van gevoelens, een voor de morele gezondheid schadelijke parasiet, 'het kan onmogelijk een plicht zijn de kwalen in de wereld te vermeerderen'. Wie alleen uit medelijden goed doet, doet eigenlijk zichzelf goed, niet de ander. M i. (Lat.) 'tegenspraak in het adjectivum'
2IO
EIND 1886 - VOORJAAR 1887
berust niet op maximes maar op affecten; het is pathologisch; het lijden van de ander steekt ons aan, medelijden is een besmetting. al die gebaren en woorden van onderdanigheid; 'in welke pedanterie de Duitsers onder alle Volkeren op aarde het verst hebben geschopt', 'zijn dat geen bewijzen van een onder mensen wijdverbreide neiging tot kruiperij?' 'Wie van zichzelf een worm maakt, moet achteraf niet klagen dat hij vertrapt wordt.' 'Twee dingen vervullen het gemoed met steeds nieuwe en toenemen-
•
de bewondering en ontzag, hoe vaker en hoe langer je erover nadenkt: de met sterren bezaaide hemel boven ons en de morele wet in ons.' Hij vervolgt: 'de eerste aanblik van een ontelbaar aantal werelden doet als het wäre mijn gewichtigheid als dierlijk schepsel teniet, voorzover het de materie waaruit het is voortgekomen weer aan de planeet (niet meer dan een puntje in het heelal) moet teruggeven, nadat het voor körte tijd, niemand weet hoe, van levenskracht was voorzien. De tweede blik daarentegen verhoogt mijn waarde als een met verstand begaafd wezen tot in het oneindige De denkbaarheid van de vrijheid berust op de transcendentale
•
esthetica. Als tijd en ruimte aan de dingen als zodanig toekomen, dan zijn de verschijningen identiek aan de dingen op zieh, dan is er tussen beide geen verschijning mogelijk, dan bestaat er niets wat onafhankelijk is van de tijd, dan is vrijheid volstrekt onmogelijk. Vrijheid is alleen denkbaar als eigenschap van een wezen dat niet aan de voorwaarden van de tijd is onderworpen, dat dus geen verschijning, geen voorstelling, maar ding op zieh is. Waarom zijn verschijningen geen dingen op zieh? Omdat ze in ruimte en tijd voorkomen, en ruimte en tijd zuivere aanschouwingen zijn. Tegen de vermeende psychologische vrijheid in houdt Kant staande: 'Als onze vrijheid eruit zou bestaan dat we door voorstellingen worden gedreven, als een automaton spirituale", dan 'zou ze in feite geen 1. (Lat.) 'geestelijke automaat'
•
7 [4]
haar beter zijn dan de vrijheid van een draaispit, dat ook, als het eenmaal opgewonden is, vanzelf zijn bewegingen uitvoert.' In de wereld der verschijnselen, of het nu de uiterlijke is of de innerlijke, is vrijheid ondenkbaar
212
E I N D L886 - V O O R J A A R 1 8 8 7
10 [100] je zou in de strijd tegen de misdaad en bepaalde ziekten (bijv. bij alle syfilislijders) de castratie kunnen invoeren: maar wat levert dat op! je moet economischer denken! IO[IOI]
IO[IO2]
(219) het bestaan als straf en boetedoening:'het enige wat mij met het Oude Testament verzoent is de mythe van de zondeval': Schopenhauer (220)
N.B.
mijn voornaamste p o s 1T1E VE punten-welke zijn dat? - en mijn voornaamste negativa - welke zijn dat? - en het rijk van mijn nieuwe VRAG E N en vraagtekens - welke zijn dat?
10 [103] (221) Mensen die me aan het hartgaan wens ik leed toe, verlatenheid, ziekte, mishandeling, vernedering - ik wens dat de diepe zelfverachting, de marteling van het wantrouwen jegens jezelf, de kommer en kwel van de overwonnene hun niet vreemd blijft: 1. (Lat.) 'De laagste deugden worden door het volle geprezen, de middelmatige bewonderd, maar voor het hoogste bestaat geen enkel begrip' (Francis Bacon, De augmentisscientiarutn v i , 3) 2. (Lat.) 'deugd'
•
•
•
•
IO
[98] -IO [105]
397
ik heb geen medelijden met ze, omdat ik hun het enige toewens waaruit vandaag de dag kan blijken of iemand al dan niet iets waard is - ofhij standhoudt... Ik heb nog geen idealist, maar wel veel leugenaars leren kennen — 10 [104] (222) Schopenhauer wenst dat men de schurken castreert en de onnozelegansjes opsluit in het klooster: vanuit welk gezichtspunt zou dat wenselijk kunnen zijn? De schurk heeft op de middelmatigen voor dat hij niet middelmatig is; en de dommerik heeft op ons voor dat hij niet aan de aanblik van de middelmatigheid lijdt... Het zou heel wat wenselijker zijn dat de kloof groter werd - dus dat de schurkachtigheid en de domheid toenamen... Op die manier zou de menselijke natuur een breder spectrum krijgen... Maar ten slotte is precies dat 00k het noodzakelijke; het gebeurt en wacht niet tot wij het al dan niet wensen. De domheid, de schurkachtigheid nemen toe: dat hoort bij de 'vooruitgang'. 10 [105] (223) Iets over de Sterke punten van de lgdeeeuw. Wij zijn M I D D E L E E U W S E R dan de i8de eeuw; niet alleen nieuwsgieriger of gevoeliger voor het vreemde en zeldzame. Wij hebben tegen de revolutie gerevolteerd... Wij hebben ons van de vrees voor de raison', het spook van de i8de eeuw, bevrijd: we durven weer lyrisch, absurd en kinderlijk te zijn... in een woord: 'wij zijn musici' - wij zijn net zo min bang voor het lachwekkende als voor het absurde - de duivel verheugt zieh in de gunst van Gods tolerantie: sterker nog, hij heeft een belang, als de miskende, van oudsher belasterde, - wij redden de eer van de duivel - wij scheiden het grote niet langer van het schrikwekkende - wij stellen de goede dingen in hun complexiteit op een lijn met de slechtste: we hebben de absurde 'wenselijkheid' van vroeger overwonnen (die de groei van het goede wilde zonder de g van het kwaad - ) - de laßieid tegenover het ideaal van de Renaissance is 1. (Fr.) 'rede'
•
•
398
H E R F S T 1887
afgenomen - wij durven zelfs aspiraties te hebben naar haar zeden en gewoonten - tegelijkertijd is er een einde gekomen aan de intolerantie jegens de priesters en de Kerk: 'het is amoreel in God te geloven', maar juist dat is in onze ogen de beste rechtvaardiging van dit geloof. Wij hebben gezorgd dat dit bij ons allemaal tot zijn recht komt. Wij zijn niet bang voor de keerzijde van de 'goede dingen' ( - we zoeken die op... we zijn er dapper en nieuwsgierig genoeg voor), bijvoorbeeld bij de Grieken, bij de moraal, bij de rede, bij de goede smaak ( - we berekenen het verlies dat we met al zulke kostbaarheden lijden: we maken onszelfhaast arm met zo'n kostbaarheid -). Evenmin sluiten we ons af voor de keerzijde van de siechte dingen... [106] 'de mening is de helft van de menselijkheid' heeft Napoleon gezegd [107] (224) Of ik de deugd daarmee geschaad heb?... Net zo min als de anarchisten de vorsten: sinds ze beschoten worden zitten ze pas weer stevig op hun troon... Want zo was het altijd en zal het altijd zijn: je kunt een zaak geen grotere dienst bewijzen dan haar te vervolgen en met alle honden op te jagen... Dat - heb ik gedaan. [108] Tegen het berouw. Ik houd niet van dat soort lafheid tegenover je eigen daden; je moet jezelf niet in de steek laten als je door onverwachte schände en benardheid wordt bestormd. Een verregaande trots is daar eerder op zijn plaats. Wat helpt het ten slotte! Geen daad wordt ongedaan gemaakt door haar te berouwen; net zo min als door haar te 'vergeven' of ervoor te 'boeten'. Je moet al theoloog zijn om in een schuldendelgende macht te geloven: wij immoralisten geven er de voorkeur aan niet in 'schuld' te geloven. Wij houden het erop dat elke handeling in de kern evenveel waard is, - zoals we er 00k van uitgaan dat handelingen die zieh tegen ons keren juist daarom economisch gezien altijd nog nuttige, algemeen-wenselijke handelingen kunnen zijn. - In een enkel geval willen we wel toegeven dat een daad ons beter bespaard had kunnen blijven, - alleen de omstandigheden hebben ons ertoe aangezet. - Wie van ons zou niet het hele scala van mis-
io[io6]-io[io8]
399
daden gepleegd hebben als de omstandigheden daarvoor maar gunstig waren geweest?... Zeg daarom nooit: 'dit of dat had je niet moeten doen', maar altijd alleen: 'wat raar eigenlijk dat ik dat niet al honderdmaal heb gedaan.' - Uiteindelijk zijn maar heel weinig handelingen typische handelingen en echt abbreviaturen van een persoon; en in aanmerking genomen hoe weinig persoon de meesten zijn, wordt zelden een mens door een afzonderlijke daad getypeerd. Daad van de omstandigheden, louter epidermaal, louter reflexmatig, gevolg van een prikkel die haar uitlokt: voordat de diepte van ons zijn erdoor geraakt is, voordat die erover is geraadpleegd. Een woedeaanval, een handvat, een messteek: wat is daar persoon aan! - De daad gaat vaak met een soort starre blik en onvrijheid gepaard: zodat de dader door de herinnering eraan als betoverd is en zichzelf alleen nog als accessoire ervan voelt. Deze geestesstoornis, een vorm van hypnotisering, moet bovenal worden bestreden: een enkele daad, om het even welke, is immers in vergelijking met alles wat je zoal deed zo goed als nul en mag worden weggestreept, zonder dat je kunt zeggen dat de rekening dan niet meer klopt. De dader zelf moet zieh niet laten aansteken door het redelijke belang dat de maatschappij er misschien bij heeft om ons hele bestaan op een punt af te rekenen, alsof de zin ervan was om tot een enkele daad aan te sporen: helaas gebeurt dat bijna voortdurend. Dat hangt samen met het feit dat op iedere daad die buitengewone gevolgen heeft een geestesstoornis volgt: en het doet er zelfs niet toe of die gevolgen goed of siecht zijn. Kijk naar een verliefde die een belofte heeft gekregen; een dichter die in het theater applaus oogst: wat de torpor intellectualis1 betreff verschillen ze in niets van de anarchist die door een huiszoeking wordt overvallen. - Er bestaan handelingen die ons onwaardig zijn: handelingen die ons, als je ze als typische handelingen opvat, omlaag zouden halen, tot een mindere soort. In dat geval hoef je alleen maar de fout te vermijden dat je ze als typisch opvat. Er bestaan ook het omgekeerde soort handelingen, die wij niet waardig zijn: uitzonderingen, uit een speciale overvloed aan geluk en gezondheid geboren, onze hoogste vloedgolven, ooit door een storm, een toeval zo hoog opgestuwd: zulke handelingen en i. (Lat.) 'verlamming van het intellect'
400
H E R F S T 1887
'werken' (-) zijn niet typisch. Je moet een kunstenaar nooit volgens de maatstaf van zijn werken beoordelen. 10 [109] (226) We moeten de deugd tegen de predikanten van de deugd in bescherming nemen: dat zijn haar ergste vijanden. Want hun leer luidt dat de deugd een ideaal is voor iedereen; zij ontnemen de deugd de bekoring van het zeldzame, van het onnavolgbare, van het uitzonderlijke en niet voor de doorsneemens weggelegde, - haar aristocratische betovering. We moeten eveneens front maken tegen de verstokte idealisten, die ijverig op alle potten en pannen kloppen en er voldoening in vinden als het hol klinkt: wat een na'iviteit om iets groots en zeldzaams te eisen en de afwezigheid ervan verbeten en voi mensenverachting vast te stellen! - Het ligt bijvoorbeeld voor de hand dat een huwelijk precies zoveel waard is als degenen die het sluiten, dat wil zeggen dat het over het geheel genomen iets erbarmelijks en onbetamelijks zal zijn: geen dominee, geen burgemeester kan daar iets aan veranderen. De deugd druist in tegen alle instincten van de doorsnee-mens: ze is onvoordelig, onverstandig, ze isoleert, ze is verwant aan de hartstocht en niet goed voor rede vatbaar; ze bederft het karakter, de hersens, de zintuigen - steeds gemeten met de maatstaf van de middelmatige goede mens; ze zet aan tot vijandschap tegen de orde, tegen de leugen die in elke orde, instelling, werkelijkheid schuilt, - ze is de ergste ondeugd, aangenomen dat we haar op de nadeligheid van haar invloed op de anderen beoordelen. - Ik herken de deugd aan het feit dat ze 1) geen erkenning verlangt 2) dat ze niet overal deugd vooropstelt, maar juist iets anders 3) dat ze niet onder de afwezigheid van de deugd lijdt, maar daarin omgekeerd de distantie ziet die de deugd tot eer strekt: ze is niet mededeelzaam 4) dat ze geen propaganda maakt... 5) dat ze niemand toestaat voor rechter te speien, omdat ze altijd een deugd voorjezelf is 6) dat ze juist alles doet wat anders verboden is: deugd zoals ik haar opvat is het eigenlijke vetitum1 binnen alle kudde-wetgeving 7) kortom, dat ze deugd is in Renaissance-stijl, virtù, moraline-vrije deugd... 1. (Lat.) 'verbodene'
•
io [109] - 1 0 [111]
401
10 [no] (227) Ten slotte, wat heb ik bereikt? Laat ons dit wonderlijkste resultaat niet verhelen: ik heb de deugd een nieuwe bekoorlijkheid gegeven, - ze werkt als iets verbodens. Z e druist in tegen onze meest verfijnde rechtschapenheid, ze is gezouten met het 'cum grano salis' 1 van de wetenschappelijke gewetenswroeging; ze riekt ouderwets en antiquiserend, zodat ze voortaan eindelijk de geraffineerden aanlokt en nieuwsgierig maakt; - kortom, ze werkt als ondeugd. Pas nadat we alles als leugen, schijn hebben doorzien, hebben we 00k weer toestemming gekregen voor deze fraaiste bedrieglijkheid, die van de deugd. Er bestaat geen instantie meer die ons haar zou kunnen verbieden: pas nadat wij hebben aangetoond dat de deugd een vorm van immoraliteit is, is ze weer gerechtvaardigd, - ze heeft haar plaats en haar rang toegewezen gekregen overeenkomstig haar fundamentele betekenis, ze neemt deel aan de basale immoraliteit van alle bestaan, - als een eersterangs vorm van luxe, de hooghartigste, duurste en zeldzaamste vorm van ondeugd. We hebben haar plooien gladgestreken en haar het habijt uitgetrokken, we hebben haar van de opdringerigheid van de velen verlost, we hebben de stompzinnige starheid, het lege 00g, de stijve haardracht, de hieratische musculatuur van haar weggenomen. 10 [in] (228) Over de rangorde Wat maakt de typische mens middelmatig? Dat hij de keerzijde van de dingen niet als noodzaak inziet: dat hij de misstanden bestrijdt alsof je het zonder zou kunnen stellen; dat hij niet kan accepteren dat het een met het ander samengaat, - dat hij het typische karakter van een ding, een toestand, een tijd, een persoon zou willen uitwissen en wegmoffelen door maar een deel van de eigenschappen ervan goed te keuren en de andere liefst af te schaffen. De 'wenselijkheid' van de middelmatigen is waar wij nu juist de strijd mee aanbinden: het ideaal opgevat als iets waaraan niets schadelijks, boosaardigs, gevaarlijks, twijfelachtigs, vernietigends meer mag kleven. Ons inzicht is het omgekeerde: dat met elke groei van de mens 00k zijn keerzijde moet groeien, dat de hoogste mens, aangenomen dat zo'n begrip ons vergund is, de mens zou i.(Lat.) 'meteen korreltjezout'
402
H E R F S T 1887
zijn die het tegenstrijdige karakter van het bestaan het sterkst zou belichamen, als de glorie en enige rechtvaardiging ervan... D e gewone mensen hoeven maar een heel klein hoekje en gaatje van dit natuurlijke karakter te vertegenwoordigen: zij gaan te gronde zodra de veelvormigheid van de elementen en de spanning tussen de tegenstellingen toeneemt, dus als de voorwaarde voor de grootsheid van de mens erop vooruitgaat. Dat de mens beter en slechter moet worden, dat is mijn formulering voor die onvermijdelijkheid... D e meesten stellen zieh de mens voor als bestaande uit fragmenten en onderdelen: pas als je ze bij elkaar optelt komt er een mens uit. Hele tijdperken, hele Volkeren krijgen in die zin iets fragmentarisch; het behoort misschien tot de economie van de ontwikkeling van de mens dat hij zieh bij stukjes en beetjes ontwikkelt. Daarom moeten we vooral niet over het hoofd zien dat het desondanks louter om de totstandkoming van de synthetische mens gaat, dat de lager soort mensen, de enorme meerderheid, louter voorspelen en oefeningen zijn waaruit als samenspei hier en daar de hele mens ontstaat, de mijlpaal-mens, die aangeeft hoe ver de mensheid tot dusver is opgeschoten. Z e gaat niet längs een rechte lijn voorwaarts; vaak gaat het al bereikte type weer verloren... —
z o hebben we het bijvoorbeeld ondanks de inspanning van
drie eeuwen nog niet voor elkaar gekregen de mens van de Renaissance te evenaren; terwijl die het op zijn beurt niet haalde bij de mens van de —
Oudheid...
j e m o e t e e n M A A T S T A F hebben: ik onderscheid de grate
stijl; ik onderscheid activiteit en reactiviteit; ik onderscheid hen die een overschot hebben, de verkwisters, van de lijdend-gepassioneerden ( - de 'idealisten') 10 [112] (229) Elke maatschappij heeft de neiging haar tegenstanders tot een karikatuur te Verlagen en als het wäre uit te hongeren, - althans in haar beeldvorming. Z o ' n karikatuur is bijvoorbeeld onze 'misdadiger'. Te midden van de Romeins-aristocratische waardenhierarchie was d e j o o d tot karikatuur geredueeerd. Onder kunstenaars wordt het 'burgermannetje en de bourgeois' een karikatuur; onder vromen de goddeloze; onder aristoeraten de man van het
10 [112]-10 [115]
403
volk. Onder immoralisten wordt dat de moralist: zo wordt Plato bij mij een karikatuur. [113] (230) Propaganda makenisonfatsoenlijk:maarslim!,maarslim! Welk bizar soort ideaal je 00k volgt (bijv. als 'Christen' of als ' vrije geest' of als 'immoralist' of als Rijksduitser -), je moet niet eisen dat dit het ideaal is: want daarmee ontneem je het zijn karakter een privilege, een voorrecht te zijn. Je moet het hebben om je te onderscheiden, niet om je ergens mee te vereenzelvigen Hoe komt het dat de meeste idealisten desondanks propaganda maken voor hun ideaal, alsof ze er geen recht op zouden hebben als niet iedereen het erkent?... Dat doen bijvoorbeeld al die moedige vrouwtjes die zo vrij zijn Latijn en wiskunde te leren. Wat dwingt hen daartoe? Ik vrees het instinct van de kudde, de angst voor de kudde: ze vechten voor de 'emancipatie van de vrouw' omdat ze hun kleine prive-separatisme het best kunnen doordrijven in de vorm van een genereuze activiteit, onder het vaandel van het 'voor anderen'. Slimheid van de idealisten om alleen maar missionarissen en vertegenwoordigers van een ideaal te zijn: ze krijgen daardoor een 'aureool' in de ogen van diegenen die in onbaatzuchtigheid en heroi'ek geloven. Ondertussen bestaat de werkelijke hero'iek erin dat men niet onder het vaandel van opoffering, overgave, onbaatzuchtigheid vecht, maar helemaalniet vecht... ' Z o ben ik; zo wil ik 't: - naar de duivel metjullieV [114] (231) Oorlogtegendeverwijfdeopvattingvan'voornaamheid'wat meer bruutheid is geen overbodige luxe; net zo min als wat verwantschap met de misdaad. Ook de 'zelfvoldaanheid' hoort daar niet bij; ook jezelf moet je avontuurlijk tegemoet treden, experimenterend, jezelf in het verderf stortend- niets van het 'zuivere ziel'-geleuter - ik wil voor een robuuster ideaal ruimte maken. [115] Incidenteel iets over de Grieken over het heidense
H E R F S T 1887
4°4
[116] (232)
Aesthetica.
over onze moderne
muziek: de verkommering van de melodie
komt op hetzelfde neer als de verkommering van de 'idee', van de dialectiek, van de hoogste geestelijke bewegingsvrijheid, - een plompheid en constipatie die zieh tot nieuwe waagstukken en zelfs tot prineipes ontwikkelt - ten slotte heeft men alleen nog de prineipes van zijn begaafdheid, van zijn geborneerde
begaafdheid
wat de elementaire voorwaarden voor een genie betreft was 0 < f f e n b a c h > genialer dan Wagner... 'dramatische muziek'. Onzin! Dat is gewoon siechte muziek, zo zeker als de surrogaatmiddelen, de hoon van de dansende en spottende geestigheid het 'gevoel', de 'hartstocht' als Surrogaten voor wie de hooggestemdheid op geestelijk vlak en het bijbehorende geluk (bijv. dat van Voltaire) niet meer weet te bereiken. Technisch uitgedrukt is het 'gevoel', de 'hartstocht' gemakkelijker
- het vergt veel ärmere
kunstenaars. D e wending in de richting van het drama verraadt dat een kunstenaar zieh over de sc/ii/'nmiddelen nog meer meester voelt dan over de echte middelen. Wij hebben dramatische
schilder-
kunst, dramatische lyriek enz. ["7] ( 2 33) Ik heb het bleekzuchtige ideaal van de Christen (en alles wat er nauw mee verwant is) de oorlog verklaard, niet teneinde het te vernietigen, maar alleen om een einde te maken aan een vorm van tirannie en ruimte te scheppen voor nieuwe idealen, voor robuustere idealen... Het voortbestaan van het christelijke ideaal behoort tot de aanbevelenswaardigste dingen die er zijn: al is het alleen maar omwille van de idealen die ernaast en er misschien wel boven tot hun recht willen komen - ze moeten tegenstanders, Sterke tegenstanders hebben om sterk te worden. - O p die manier hebben wij immoralisten de macht van de moraal nodig: onze drang tot zelfbehoud wil dat onze tegenstanders steeds weer op krachten komen, - wil alleen maar meester over ze worden. [118] (234) Schopenhauer heeft de hoge intellectualiteit als het
loskomen
ten opzichte van de wil uitgelegd; hij heeft het vrijworden ten opzichte van morele vooroordelen als moment in de ontketening
ro [116] —10 [118]
405
van het grote genie, die typische amoraliteit van het genie, niet willen zien; hij heeft op een kunstmatige manier het enige wat hij vereerde, de morele waarde van de 'ontzelviging', 00k als voorwaarde voor de hoogste geestelijke activiteit, voor die van de objectieve blik gesteld.' Waarheid', 00k in de kunst, komt te voorschijn na aftrek van de wil... Dwars door alle morele idiosyncrasie heen zie ik een totaal andere waardering: zo'n absurde scheiding tussen het 'genie' en de wereld van de wil, tussen het morele en immorele ken ik niet. De morele mens is een lagere species dan de amorele, een zwakkere; ja - hij vormt volgens de m een type, alleen niet zijn eigen type; een kopie, een goede kopie in elk geval, - de maatstaf voor zijn waarde ligt buiten hem. Ik beoordeel de mens naar het kwantum macht en de omvang van zijn wil: niet naar de verzwakking en uitdoving daarvan; ik beschouw een filosofie die de verloochening van de wil predikt als een leer van de ru'inering en de laster... - ik beoordeel de macht van een wil naar de hoeveelheid weerstand, pijn, marteling die hij verdraagt en zo weet om te keren dat het hem tot voordeel strekt; als ik die maatstaf hanteer, moet het wel verre van mij zijn om het bestaan zijn kwade en pijnlijke karakter als verwijt aan te rekenen en klamp me eerder vast aan de hoop dat het er ooit kwaadaardiger en pijnlijker zal toegaan dan tot dusverre... Het toppunt van de geest dat Schopenhauer in zijn verbeelding voor zieh zag was het inzicht dat alles geen zin heeft, kortom in te zien wat de goede mens instinetief al doet... hij loochent dat er hogere vormen van intellect zouden kunnen bestaan - hij vatte zijn inzicht op als een non plus ultra 1 ... Hier is de geestkracht ver beneden de goedheid gerangschikt; haar hoogste waarde (bijv. als kunst) zou erin bestaan de morele ommekeer aan te bevelen, voor te bereiden: absolute heerschappij van de morele waarden. naast Schopenhauer wil ik Kant typeren (Goethes passage over het radicaal kwade); niets Grieks, volstrekt a-historisch (passage over de Franse Revolutie) en moraal-fanaticus. Ook bij hem op de achtergrond de heiligheid... i.(Lat.) 'waarnietsboven gaat'
406
HERFST 1887
ik heb een kritiek nodig van het heilige... Hegels waarde 'hartstocht' Kruideniers-filosofie van meneer Spencer: volslagen afwezigheid van enig ideaal buiten dat van de gemiddelde mens. I N S T I N C T I E F G R O N D B E G I N S E L van alle filosofen en historici en psychologen: van alles wat waardevol is in mens, kunst, geschiedenis, wetenschap, religie, techniek moet worden aangetoond dat het moreel waardevol, moreel geconditioneerd is, qua doelstelling, middelen en resultaat. Alles opvatten met het 00g op de hoogste waarde: bijvoorbeeld de vraag van Rousseau met betrekking tot de civilisatie: 'wordt de mens er beter door?' - een komische vraag, aangezien het tegendeel voor de hand ligt, en juist datpZett voor de civilisatie 10 [119] (235) Wij'objectieven'.Het is niet het medelijden dat voor ons de deur openzet naar de meest verafgelegen en vreemdste vormen van zijn en cultuur; maar onze openheid en onbevangenheid die juist niet 'mee lijdt' maar integendeel geniet van honderd dingen waaraan men vroeger leed (waarover men verontwaardigd was, of aangedaan, of waar men vijandig en kil op neerkeek -). Het lijden in al zijn nuances is voor ons thans interessant: daarmee zijn we zeker niet diegenen die meer medelijden hebben, zelfs als de aanblik van het leed ons nog zo diep aangrijpt en tot tränen toe roert: - we zijn daarom beslist niet behulpzamer gestemd. In dat vrijwillig willen zien van alle mogelijke nood en vergankelijkheid zijn we sterker en krachtiger geworden dan de i8de eeuw; het is een bewijs dat onze krachten gegroeid zijn ( - we zijn de 17de en de 16 de eeuw genaderd...). Maar het is een diepgaand misverstand onze 'romantiek' als een bewijs van onze 'gezuiverde ziel' op te vatten... We willen Sterke sensaties, zoals alle grovere tijdperken en lagen van de bevolking dat willen... Dat moet dan wel goed worden onderscheiden van de behoeften van de zenuwzieken en decadenten: bij hen is er behoefte aan peper, zelfs aan wreedheid... Wij allen zoeken toestanden waarin de burgerlijke moraal niet langer meespreekt, en de priesterlijke nog minder ( - bij elk boek
io [119] - 1 0 [121]
407
waaraan nog wat dominées- en theologenlucht is blijven hangen hebben we de indruk van een meelijwekkende niaiserie en armoede -). De 'goede maatschappij' is er één waarin in feite niets van belang wordt geacht dan alleen wat in de burgerlijke maatschappij verbodeti is en iemand een siechte naam bezorgt: hetzelfde geldt voor boeken, voor muziek, voor politiek, voor de waardering voor de vrouw 10 [120] Op hun waarden te ondervragen: Plato. Epictetus. Marcus Aurelius. Epicurus. Augustinus. Pascal. Bentham. Comte. Hegel. BOEKEN:
Reuters, Augustin und religiöse Aufklärung des Mittelalters Sainte Beuve, Port-Royal Teichmüller, Griechische Philosophie. 10 [121] (236) Hoe is het mogelijk dat iemand zichzelfalleen kan respecteren met het 00g op nu juist de morele waarden, dat hij al het andere ondergeschikt maakt aan en gering acht in vergelijking met goed, kwaad, verbetering, zielenheil enz.? Bijvoorbeeld Amiel. Wat betekent de moraal-idiosyncrasie? - ik bedoel de vraag psychologisch, 00k fysiologisch, bijvoorbeeld Pascal. Dus in gevallen waar andere grote kwaliteiten niet ontbreken; 00k in het geval van Schopenhauer, die duidelijk apprecieerde wat hij zelf niet had en niet kon hebben... - is het niet het gevolg van een zuiver routineuze morele interpretatie van wat in feite pijn- en onlust-toestanden zijn? Is het niet een bepaald soort sensibiliteit, die de oorzaak van haar vele onlustgevoelens niet begrijpt, maar ze met morele Hypothesen voor zichzelf meent te kunnen verklaren? Zodat 00k een incidenteel gevoel van welbehagen en kracht altijd meteen weer onder de optiek verschijnt van het 'goede geweten', van Gods nabijheid, overbelicht door het bewustzijn van de verlossing?... Dus de moraal-idiosyncraticus heeft 1) hetzij in het benaderen van het deugdzame maatschappelijke type werkelijk zijn eigen waarde: 'de brave', 'rechtschapene', - een middelmatige maar uiterst achtenswaardige toestand: in al het
408
HERFSTI887
kunnen middelmatig, maar in al het willen eerbaar, gewetensvol, standvastig, gewaardeerd, degelijk 2) of hij gelooft die te hebben, omdat hij alle toestanden waarin hij verkeert helemaal niet anders meent te kunnen begrijpen..., hij kent zichzelf niet en legt zieh dienovereenkomstig uit. Moraal als het enige interpretatieschema waarmee de mens het bij zichzelfuithoudt... een soort trots?... 10 [122] (237) Hoe kun je de middelmatige zijn middelmatigheid vergällen! Ik doe zoals men ziet het tegendeel: want iedere stap ervan weg zo leer ik - leidt naar het
amorele...
10 [123] (238) D e scholastiek heeft haar längste tijd gehad - het goede, het kwade, het geweten, de deugd louter entiteiten van imaginaire herkomst 10 [124] (239) het nadenken over het algemeenste loopt altijd achter de feiten aan: de laatste 'wenselijkheden' aangaande de mens zijn bijvoorbeeld door de filosofen eigenlijk nooit als probleem opgevat. Allemaal gaan ze op na'ieve wijze uit van de 'verbetering' van de mens, alsof we door een of andere intuitie verheven waren boven het vraagteken waarom hij zieh juist zou moeten'verbeteren? In hoeverre is het wenselijk dat de mens deugdzamer wordt? of verständiger ? ofgelukkiger ? Aangenomen dat niemand inmiddels het 'waarom' van de mens in het algemeen kent, hebben al dergelijke oogmerken geen zin; en als je het ene wil, wie weet, misschien mag je dan het andere niet willen?... Gaat de toename van de deugdzaamheid wel samen met meer verstandigheid en inzicht? Dubito 1 : ik zal meer dan genoeg gelegenheid hebben het tegendeel te bewijzen. Is de deugdzaamheid als doelstelling tot dusver in feite niet rigoureus in tegenspraak geweest met het doel gelukkig te worden? Behoeft zij anderzijds niet het ongeluk, de ont-bering en zelfmishandeling als noodzakelijk middel? En als het hoogste inzicht het doel zou zijn, betekent dat dan niet dat je de opvoering van het geluk noodgedwongen moet afwij zen? En het gevaar, het avontuur, het wantrouwen, de verleiding als weg naar inzicht kiezen?... 1. (LAT.) 'IK TWIJFEL'
•
409
io [122] —10 [128]
En als je geluk wilt, welnu, dan moet je je misschien bij de 'armen van geest' aansluiten. [125] (240) De welwillende, behulpzame, goedmoedige gezindheden hebben het aanzien dat ze genieten zeker niet te danken aan het nut dat ervan uitgaat: maar aan het feit dat het toestanden zijn van rijkere zielen, die kunnen weggeven en hun waarde als overstromend levensgevoel met zieh meedragen. Kijk naar de ogen van de weldoener! Dat is het tegenovergestelde van de zelfverloochening, van de haat jegens het moi, van het 'Pascalisme'. [126] (241) Alles wat uit zwakte, uit zelfvertwijfeling en zielenpijn is geboren, deugt nergens voor: zelfs als het in een groots gebaar alle have en goed van zieh zou werpen. Want het vergiftigt als voorbeeld het leven... De blik van een priester, zijn bleke afzijdigheid heeft het leven meer schade berokkend dan al het nut dat zijn toewijding heeft gehad: zo'n afzijdigheid belasten het leven... [127] (242) De preoccupatie met zichzelf en zijn 'eeuwige heil' is geen teken van een rijke en zelfverzekerde natuur: want die geeft geen zier om haar zaligheid, - ze heeft niet zo'n belang bij geluk, in welke vorm 00k, ze is kracht, daad, begeerte, - ze drukt haar Stempel op de dingen, ze vergrijpt zieh aan de dingen... Christendom is een romantische hypochondrie van lui die niet vast ter been zijn. - Overal waar het hedonistische perspectief op de voorgrond treedt, mag je concluderen dat er leed en een zekere misluktheid in het spei zijn. [128] (243) Hoe onder druk van de ascetische ontzelvigingsmoraal juist de affecten van de liefde, de goedheid, het medelijden, zelfs de rechtvaardigheid, de grootmoedigheid, het heroisme misverstaan moestenworden: BELANGRIJKSTE
HOOFDSTUK.
Het is de rijkdomaanpersoon, de innerlijke overvloed, het overstromen en weggeven, het instinetieve welbevinden en ja-zeggen tegen zichzelf wat de grote offers en de grote liefde uitmaakt: het is de Sterke en goddelijke zelfverzekerdheid waar die affecten uit voortkomen, zoals stellig 00k het heer-en-meesterwillen-worden, domineren, de vaste overtuiging op alles recht te
H E R F S T 1887
hebben. De volgens de algemeen gangbare opvatting tegengestelde gezindheden vormen veeleer tezamen een gezindheid: en als je niet stevig en monter in je vel zit, heb je niets om weg te geven en de helpende hand bieden en steun en toeverlaat zijn... Hoe heeft men die instincten zo omgekeerd kunnen interpreteren dat de mens waardevol vindt wat tegen hemzelf indruist? als hij zijn zelf aan een ander zelf prijsgeeft! O, over de psychologische erbarmelijkheid en leugenachtigheid die tot dusver in de Kerk en in de kerkelijk verziekte filosofie het hoogste woord heeft gevoerd! Als de mens zondig is, door en door, mag hij zichzelf alleen maar haten. In feite zou hij 00k zijn medemensen niet met een ander gevoel mögen bejegenen dan zichzelf; mensenliefde vergt een rechtvaardiging, - deze bestaat erin dat God haar heeft bevolen. - Hieruit volgt dat alle natuurlijke instincten van de mens (tot liefde enz.) hem op zichzelf genomen ongeoorloofd toeschijnen en pas na hun verloochening, op grond van een vorm van gehoorzaamheid tegenover God, weer tot hun recht komen... Pascal, de meest bewonderenswaardige logicus van het Christendom, ging zo ver! Kijk naar zijn verhouding met zijn zuster, p. 162: 'zieh niet geliefd maken' leek hem christelijk. [129] N . B . Bewijs van de hypothese en verklaring op grond van de hypothese - niet met elkaar verwarren! [130] 'Slachtgemeenschap is in de islam nog sacrale gemeenschap: wie aan onze godsdienst deelneemt en ons slachtvlees eet, is een moslim.' [131] (244) 'Een gebod van de cultus verändert in een gebod van de cultuur.' Mohammed verbood het eten van bloed (de heidenen namen dieren bloed af om voor tijden van hongersnood een soort bloedworst te maken) Voornaamste ritueel: het bloed onbenut laten vloeien Wijn en olie on-Arabisch (bij het offer) [132 ]
want het zijn onze waarden tot dusverre waar het nihe de gevolgtrekking uit is
I0[l29]-I0 [136]
411
[133] (245) Nuttig zijn de affecten allemaal, het ene direct, het andere indirect; met het oog op hun nut is het volstrekt onmogelijk een of andere waardenhièrarchie vast te leggen, - even stellig als economisch gezien de krachten in de natuur allemaal goed, d.w.z. nuttig zijn, hoeveel afgrijselijks en onherroepelijks, hoeveel onheil er 00k van uitgaat. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat de machtigste affecten de waardevolste zijn: voorzover er geen grotere krachtbronnen bestaan [134] (246) De benepenheid en honkvastheid van de morele waardebepaling en haar termen 'nuttig' en 'nadelig' zijn ergens goed voor; het is het noodzakelijke perspectief van een maatschappij die als het op degevolgenaankomt alleen het eerste het beste en dichtstbijzijnde kan overzien. - De Staat en de politicus hebben al een meer bovenmorele denkwijze nodig: omdat zij met veel grotere complexen van effecten moeten rekenen. Z o zou er ook een wereldeconomie mogelijk zijn met zulke verregaande perspectieven, dat de eisen die zij stelt elk voor zieh genomen op dat moment onrechtvaardig en willekeurig lijken. [135] (247) Het Christendom is mogelijk als meestprivate
bestaansvorm;
ze veronderstelt een bekrompen, tot een minimum gereduceerde, a-politieke samenleving, - het hoort thuis in het conventikel. Een 'christelijke staat' daarentegen, een 'christelijke politiek', - dat zijn louter dankgebedswoorden in de mond van lui die reden hebben om dankgebedswoorden uit te spreken. Dat diezelfde lui het ook over een 'Heer der heerscharen' hebben, als een stafchef: daarmee maken ze niemand iets wijs. In de praktijk bedrijft ook de christelijke vorst de politiek van Machiavelli: vooropgezet namelijk dat hij geen siechte politiek bedrijft. [136] (248) De morele geringschatting van het ego gaat ook in de natuurwetenschap nog hand in hand met een overschatting van de soort. Maar de soort is iets net zo illusoirs als het ego: men heeft een vals onderscheid aangebracht. Het ego is honderdmaal meer dan louter één schakel in de keten; het is de keten zelf, van begin tot eind; en de soort is een pure abstractie uit deze vele ketens en de partiele overeenkomst daartussen. Dat het individu wordt geofferd aan
412
H E R F S T 1887
de soort, zoals zo vaak is beweerd, is allesbehalve een feit: veeleer slechts het prototype van een foutieve interpretatie. 10 [137] (249) Noodzaak van een objectieve waardestandaard. Gezien het ontzagwekkende en veelvoudige van wat samen- en tegen elkaar in werkt en wat het totale leven van elk organisme uitmaakt, is de hewuste wereld van gevoelens, doeleinden, waardeschattingen daaruit maar een kleine uitsnede. We hebben geen enkel recht om dit stuk bewustzijn als doel, als 'waarom' voor dat hele fenomeen van leven in de plaats te stellen: de bewustwording is duidelijk niet meer dan een extra middel in de ontplooiing en machtsuitbreiding van het leven. Daarom is het een na'iviteit om lust of geestelijkheid of zedelijkheid of welke aparte sfeer van het bewustzijn 00k als hoogste waarde te poneren: en misschien zelfs 'de wereld' van daaruit te rechtvaardigen. - Dat is mijnfundamentele bezwaar tegen alle filosofisch-morele kosmo- en theodiceeen, tegen alle waaroms en hoogste waarden in de filosofie en godsdienstfilosofie tot dusverre. Een soort middelen is als doel misverstaan: terwijl omgekeerd het leven en zijn machtstoename omlaag werd gehaald tot een middel. Als we een levensdoel zouden willen stellen dat ver genoeg reikt, zou dat met geen enkele categorie van het bewuste leven samenvallen; het zou elk van die categorieen veeleer nog moeten verklaren als een middel voor zichzelf... de 'verloochening van het leven' als levensdoel, als doel van de ontwikkeling, het bestaan als grote domheid: een dergelijke waanzin-interpretatie is slechts een uitwas van de toetsing van het leven aan bewwstzt/nsfactoren (lust en onlust, goed en kwaad). Hier worden de middelen tegen het doel in Stelling gebracht; de 'onheilige', absurde, bovenal onaangename middelen - hoe kan een doel ergens goed voor zijn als het zulke middelen nodig heeft! Maar de fout schuilt erin dat we, in plaats van naar het doel te zoeken dat de noodzaak van zulke middelen verklaart, van meet af aan een doel vooropstellen dat zulke middelen juist uitsluit: dat wil zeggen dat we een wenselijkheid met betrekking tot bepaalde middelen (namelijk aangename, rationele, deugdzame) tot norm verheffen en op basis daarvan pas besluiten welke globale doelstelling wenselijk is...
io [137] - IO [138]
413
D efundamentelefout bestaat er altijd in dat we de bewustheid, in plaats van haar als werktuig en onderdeel van het gehele leven op te vatten, tot maatstaf, tot hoogste waardetoestand van het leven verheffen: kortom, het verkeerde perspectief van het a parte ad totum1. Dat is de reden waarom alle filos er instinctief op uit zijn zieh een totaalbewustzijn, een bewust meeleven en meewillen van alles wat er gebeurt, een 'geest', een 'God' in te beeiden. Maar we moeten hun te verstaan geven datjuist daarmee het bestaan een monstrum wordt; dat een 'God' en totaalsensorium in alle gevallen iets zou zijn waarom het bestaan veroordeeld zou moeten worden... Juist dat wij het doelen- en middelen-stellende totaalbewustzijn geelimineerd hebben: dat is onze grote opluchting, - daarmee houden we op pessimisten te moeten zijn... Ons grootste verwijt tegen het bestaan was het bestaan van God... 10 [138] (250) De enige mogelijkheid om aan een zin voor het begrip 'God' vast te houden, zou zijn: God, niet als drijvende kracht, maar God als maximale toestand, als een epoche... Een punt in de ontwikkeling van de wil tot macht waarin net zozeer de verdere ontwikkeling als het voorafgaande, het tot-daaraan-toe zijn verklaring zou vinden... - mechanistisch beschouwd blijft de energie van het gezamenlijke worden Constant; economisch gezien stijgt het energieniveau tot een hoogtepunt, om dan weer te dalen, in een eeuwige kringloop; deze 'wil tot macht' komt tot uitdrukking in de duiding, in de aard van het krachtsverbruik - transformatie van de energie in leven en leven in zijn hoogste potentie verschijnt derhalve als doel. Hetzelfde kwantum energie betekent in de verschillende stadia van de ontwikkeling iets anders: - wat de groei in het leven uitmaakt is de steeds spaarzamer en verder rekenende economie, die met steeds minder kracht steeds meer bereikt... Als ideaal het principe van de kleinste inzet... - dat de wereld niet op een duurzame toestand uit is, is het enige wat bewezen is. Bijgevolg moet je haar zo ten einde denken dat haar hoogtepunt geen evenwichtstoestand is... 1. (Lat.) 'van het deel naar het geheel'
414
H E R F S T 1887
- de absolute necessiteit van hetzelfde gebeuren in een wereldloop evenals in alle overige tot in alle eeuwigheid, is niet een determinisme bovenop het gebeuren, maar alleen de uitdrukking van het feit dat het onmogelijke niet mogelijk is... dat een bepaalde kracht nu eenmaal niet anders kan zijn dan juist deze bepaalde kracht; dat zij zieh tegenover een hoeveelheid krachtsweerstand niet anders uit dan overeenkomstig haar sterkte - gebeuren en noodzakelijk gebeuren is een tautologie. 10 [139] Liever de laatste in Rome dan de eerste in de provincie: 00k zo is het nog caesaristisch. 10 [140] Het leven in zijn kleinste vorm kan het eerst tot volmaaktheid gebracht worden: Goethe zegt bijvoorbeeld... Maar in het kleinste de eersten zijn 10 [141] (251) Ik houd van de ongelukkigen die zieh schämen-, die hun nachtpispotten vol eilende niet op straat leeggooien; die genoeg goede smaak op het hart en op de tong overhebben om bij zichzelf te zeggen 'je moet je ongeluk in ere houden, je moet het verbergen' ... 10 [142] - je moet ergere, diepere dingen beleefd hebben dan de heren Pessimisten van tegenwoordig, die magere apen, die niets ergs en dieps zal overkomen, om voor hun pessimisme ontzag te kunnen hebben. 10 [143] (252) Niets gaat ons gemakkelijker afdan wijs, lankmoedig, superieur, vol consideratie, geduld en medeleven te zijn; we zijn op een absurde manier onmenselijk rechtvaardig tegenover alles en iedereen, we vergeven alles. Vergeven, dat is nu net ons element. Juist om die reden zouden we wat strenger voor onszelf moeten zijn en bij onszelf op zijn minst van tijd tot tijd een klein affect, een kleine ondeugd van een affect moeten aankweken. Het möge ons zuur opbreken - en, onder ons gezegd, we lachen over het figuur dat we daarbij slaan - : maar wat helpt het! er rest ons geen andere manier om onszelf te overwinnen...
•
io[i39]-io[i45]
415
[144] (253) heeft de wreedheid tot tragisch medelijdenverfijnd, zodat ze als zodanig wordt geloochend. Evenals de seksuele liefde in de vorm van de amour-passion1; de slavenmentaliteit als christelijke gehoorzaamheid; de erbarmelijkheid als deemoed; de ziekelijke aandoening van de nervus sympathicus onder meer als pessimisme, pascalisme of carlylisme enz. [145] (254) Gezichtspunten voor mijti waarden: of ze uit overvloed of uit verlangen stammen... of iemand toekijkt of de handen uit de mouwen steekt... ofwegkijkt, aan de kantgaat... ofiemand door de opgestuwde kracht 'spontaan' of louter reactief wordt aangespoord, geprikkeld... ofeenvoudvoortkomt uit eengering aantal dementen of uit een overweldigende macht over vele, zodat zij ze in dienst neemt als zij ze nodig heeft... ofiemand probleetn is ofoplossing... volmaakt in de beperktheid van zijn taak of onvolmaakt bij het uitzonderlijke van een doel... of iemand echt is of alleen een toneelspeler, als toneelspeler echt of alleen een nagemaakte toneelspeler, ofiemand 'vertegenwoordiger' of het vertegenwoordigde zelf is - 'persoon' of alleen een rendez-vous van personen... ziek door ziekte of door overtollige gezondheid... ofiemand vooroploopt als herder of als 'uitzondering' (derde species: als wegloper)... of iemand waardigheid nodig heeft - of de 'hansworst'? of iemand weerstand zoekt of die uit de weg gaat? ofiemand onvolmaakt is omdat hij 'te vroeg' of omdat hij 'te laat' komt... ofiemand van nature ja of nee zegt ofdat hij een pauwenstaart is van bonte dingen? ofiemand trots genoeg is om zieh 00k voor zijn ijdelheid niet te schämen? of iemand nog tot gewetenswroeging in Staat is (die species wordt zeldzaam: vroeger had het geweten te veel te knagen: kennelijk heeft het daarvoor nu niet meer genoeg tanden)? ofiemand nog tot een 'plicht' in Staat is? ( - er bestaan mensen die zieh van het laatste restje levenslust zouden beroven als ze zieh van 'de plicht' liefen beroven... met name de vrouwelijken, de onderdaniggeborenen...)
i.(Fr.) 'liefdeshartstocht'
416
HERFST
1887
10 [146] (255) n . b . Op deze plaats verder te gaan laat ik over aan een ander soort geesten dan de mijne. Ik ben niet geborneerd genoeg voor een systeem - en niet eens voor mijti systeem... 10 [147] 'Denknoodzakelijkheden moeten morele noodzakelijkheden zijn.' 'De laatste toetssteen voor de waarheid van een uitspraak is de onbegrijpelijkheid van haar ontkenning' (Herbert Spencer) is onzin. 'een geestelijk product tot toetssteen maken van de objectieve waarheid; de abstracte uitdrukking van een geloofsstelling als bewijs van haar waarheid, als rechtvaardiging' 10 [148] Er zijn gevoelige en ziekelijke naturen, zogenaamde idealisten, die het niet verder brengen dan tot een misdaad, cru, wrang: dat is de grote rechtvaardiging van hun kleine en kleurloze bestaan, een afbetaling voor een langdurige lafheid en leugenachtigheid, tenminste een ogenblik iets sterks: nadien gaan ze eraan te gronde. 10 [149] (vroeger had het geweten te veel te knagen: kennelijk heeft het daarvoor nu niet meer genoeg tanden) 10 [150]
Moraal als hoogste
waardebepaling
Ofwel onze wereld is het werk en de uitdrukking (de modus) van G o d : dan moet ze volmaakt zijn (de conclusie van Leibniz...) - en men twijfelde er niet aan te weten wat tot volmaaktheid behoort dan kan het boosaardige, het kwaad slechts schijnbaar zijn (een radicalere opvatting van de begrippen goed en kwaad bij Spinoza), of zij moet in het verlengde liggen van de hogere bedoeling van G o d (—bijv. als gevolg van een bijzonder gunstbetoon van G o d dat het mogelijk maakt te kiezen tussen goed en kwaad: het privilege geen automaat te zijn; 'vrijheid' op het gevaar af zieh te vergrijpen, de verkeerde keuze te doen... bijvoorbeeld bij Simplicius in het commentaar op Epictetus) Ofwel onze wereld is onvolmaakt en het kwaad en de schuld zijn reeel, gedetermineerd, absoluut inherent aan haar wezen; dan kan zij niet de wäre wereld zijn: dan is kennis inderdaad alleen de weg om haar te verloochenen, dan is zij een dwaling die als dwaling onderkend kan worden. Dat is de mening die Schopenhauer er op basis van kantiaanse vooronderstellingen op na hield. Na'ief!
10 [146]-10 [150]
417
Dat zou immers alleen een ander mirakel zijn! Nog desperater is Pascal: hij begreep dat dan 00k de kennis corrupt, bedrieglijk moest zijn - dat er een openbaring nodig is om de wereld zelfs maar als het verloochenen waard te begrijpen... (256) In hoeverre Schopenhauers nihilisme altijd nog hetgevolg is van hetzelfdeiDEAAL
dathetCHRiSTELijKE
THEISME
heeft
voortgebracht De zekerheidsgraad aangaande het meest wenselijke, de hoogste waarden, de hoogste volmaaktheid was zo groot, dat de filosofen daar als een absolute zekerheid a priori van uitgingen: ' G o d ' aan de top als gegeven waarheid. 'Godgelijk te worden', 'op te gaan in G o d ' - dat waren duizenden jaren lang de na'iefste en meest overtuigende wenselijkheden ( - maar een zaak die overtuigt is daarom nog niet waar: ze is alleen overtuigend. Opmerking voor ezels) Men heeft afgeleerd om aan die opstelling van een ideaal 00k een persoonlijke realiteit toe te schrijven: men is atheistisch geworden. Maar heeft men eigenlijk afstand genomen van het ideaal? D e laatste metafysici zoeken er in feite nog altijd de werkelijke 'realiteit' in, het 'ding op zieh', vergeleken waarmee al het andere slechts schijnbaar is. Hun dogma luidt dat onze verschijningswereld niet 'waar' is, juist omdat ze zo overduidelijk niet de uitdrukking is van het genoemde ideaal, - en op de keper beschouwd niet eens tot die metafysische wereld als oorzaak valt te herleiden. Het onvoorwaardelijke kan, voorzover het die hoogste volmaaktheid is, onmogelijk de basis voor al het voorwaardelijke vormen. Schopenhauer, die het anders wilde, zag zieh genoodzaakt zieh die metafysische grond als tegenstelling tot het ideaal, als 'boosaardige blinde wil' voor te stellen: op die manier kon die wil dan 'het verschonende' zijn, dat zieh in de wereld van de verschijnselen openbaart. Maar zelfs daarmee gaf hij dat absolutum van het ideaal niet prijs - het sloop er bij hem weer in... (Kant had kennelijk de hypothese van de 'intelligibele vrijheid' nodig om het ens perfectum" te ontslaan van de verantwoordelijkheid voor het zo-en-zo-zijn van deze wereld, kortom om het boosaardige en het kwaad te verklaren: een schandalige logica voor een 1. (Lat.) 'hetvolmaaktezijnde'
filosoof...)
418
H E R F S T 1887
[151] (257) De moraal-hypothese ter rechtvaardiging van God, heel goed weergegeven in het commentaar van Simplicius op Epictetus, hield in: het kwaad moet vrijwillig zijn (alleen opdat aan de vrijwilligheid van hetgoede geloofd kan worden) en, anderzijds: al het kwaad en leed heeft een heilzaam doel Het begrip schuld als een begrip dat niet teruggaat tot op de laatste bestaansgronden, en het begrip straf als een opvoedkundige weldaad, bijgevolg als ingreep van een goede God. Absolute heerschappij van de morele waardeoordelen over alle andere: men twijfelde er niet aan dat God niet kwaadaardig kon zijn en dat Hij niets slechts kon doen, dat wil zeggen men Steide zieh bij volmaaktheid louter een morele volmaaktheid voor [152] (258) Denk eens aan het verlies dat alle menselijke instituties lijden zodra er op enigerlei wijze een goddelijke en bovenaardse hogere sfeer wordt ingevoerd die deze instituties pas sanetioneert. Door zieh er vervolgens aan te gewennen de waarde in die sanetie te zien (bijv. in het huwelijk) heeft men hun natuurlijke waardigheid aangetast, onder bepaalde omstandigheden geloochend... De natuur is in een steeds ongunstiger daglicht komen te staan naarmate men voor de tegennatuur van een God meer achting betoonde. 'Natuur' werd zoveel als 'verachtelijk', 'siecht'... Het funeste van een geloof in de realiteit van de hoogste morele kwaliteiten onder de naam van G o d : daarmee waren alle werkelijke waarden geloochend en prineipieel als nietswaardig opgevat. Z o besteeg het tegennatuurlijke de troon. Met een onverbiddelijke logica belandde men bij de absolute eis nee te zeggen tegen de natuur. [153]
(259) D e o v E R B L i j F S E L E N v a n d e ontwaarding van de natuur d o o r de transcendentie van de moraal: Waarde van de ontzelviging, cultus van het altru'isme Geloof in een vergelding binnen het spei van de gevolgen Geloof in de 'goedheid', in het 'genie' zelfs, alsof zowel het een als het ander gevolgen van de ontzelviging zouden zijn het voortduren van de kerkelijke sanetie op het burgerlijke leven absoluut verkeerd willen begrijpen van de geschiedenis (als
IO [151] - 1 0 [155]
419
opvoedkundig werk ter moralisering) of pessimisme bij de aanblik van de geschiedenis ( - dat laatste is evenzeer een gevolg van de ontwaarding van de natuur als die pseudo-rechtvaardiging, dat raet-willen-zien wat de pessimist ziet... [154] (260) MIJN 0 0 GM ER K is de absolute homogeniteit in alhet geheuren aan te tonen, en dat het morele onderscheid alleen binnen een bepaald perspectiefvzn toepassing is; aan te tonen hoezeer alles wat in moreel opzicht wordt geprezen in essentie gelijk is aan al het amorele en net als de hele ontwikkeling van de moraal alleen met amorele middelen en voor amorele doeleinden mogelijk is geworden...; hoe omgekeerd alles wat als amoreel laag Staat aangeschreven economisch gezien het hogere en principielere is en hoe een ontwikkeling in de richting van meer levensvolheid noodzakelijk met de vooruitgang van de amoraliteit gepaard gaat... ' Waarheid' is de mate waarin we ons het inzicht in dit feit veroorloven... [155] (261) Er bestaat tegenwoordig 00k een musici-pessimisme, zelfs nog onder niet-musici. Wie heeft dat niet meegemaakt, wie heeft het niet vervloekt - de armzalige jongeling die zijn piano tot de wanhoopskreet aan toe martelt, die eigenhändig het slijk van de somberste, ergste grijsbruine harmonieen voor zieh uit walst? Daaraan word je herkend, als pessimist. - Maar of je daarmee 00k als muzikaal herkend wordt? Ik kan het maar moeilijk geloven. De wagneriaan pur sang is onmuzikaal; hij is aan de elementaire krachten van de muziek ongeveer net zo onderworpen als de vrouw aan de wil van haar hypnotiseur - en om dat te kunnen mag hij niet door enig streng en fijngevoelig geweten in rebus musicis et musicantibus1 wantrouwend gemaakt zijn. Ik zei 'ongeveer net zo' - : maar misschien is dit meer dan een vergelijking. Denk aan de middelen om effect te sorteren waarvan Wagner zieh het allerliefst bedient ( - die hij voor een belangrijk deel zelf heeft moeten verzinnen): - de keuze van de bewegingen, van de klankkleur van zijn orkest, de afschuwelijke afwijkingen van de logica en kwadratuur van het ritme, het slepende, geheimzinnige, het hysterische 1. (Lat.) 'in muzikale en muzikantenkwesties'
420
H E R F S T 1887
van zijn 'oneindige melodie': - het doet op een bevreemdende manier denken aan de middelen waarmee de hypnotiseur zijn effecten bereikt. En verschilt de toestand waarin bijvoorbeeld het voorspel bij Lohengrin de luisteraar en nog meer de vrouwelijke luisteraar brengt wezenlijk van de somnambule extase? - Ik hoorde een Italiaanse na het beluisteren van het genoemde voorspel met van die wonderschone in extase weggedraaide ogen waar vrouwelijke wagnerianen een patent op lijken te hebben, zeggen: 'come si dorme con questa música! 10 [156] Het'vrije huwelijk'is een ongerijmdheid; de vergemakkelijking van de echtscheiding gaat een eindweegs in diezelfde richting: eigenlijk slechts het gevaarlijke gevolg van het feit dat men bij de institutionalisering van het huwelijk de individúen te veel ruimte heeft gelaten de maatschappij sindsdien haar verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van het huwelijk heeft laten varen. Het huwelijk: een degelijke, onbevooroordeelde dwanginrichting met veel bon sens2 en zonder sentimentaliteit uitgedacht, grof, vierkant, toegespitst op die doorsnee-naturen en natuurlijke behoeften waar alie belangrijke instituties op berekend moeten zijn. Maar ik denk dat er geen reden is overspel daarom met een bijgelovige ontzetting te bezien. Integendeel: men zou er dankbaar voor moeten zijn dat er ten aanzien van de mogelijke duur van dit instituut een natuurlijk ventiel bestaat: zodat het niet uit elkaar spat. Een goed huwelijk verdraagt bovendien een kleine uitzondering; dat kan zelfs de toetssteen zijn hoe goed het is. Principieel gesproken: dan is tussen overspel en echtscheiding het eerste Het huwelijk is het stuk natuur dat door de maatschappij met de hoogste waarde bekleed wordt: want zij zelf gedijt op dit door haar met zorg en waarborgen omklede instituut. Niets is hierbij minder op zijn plaats dan een absurde vorm van idealisme: zelfs 1. (It.) 'wat slaap je lekker bij deze muziek' 2. (Fr.) 'gezond verstand'
•
io[i56]-io[i57]
4*1
het tot principe verheven 'liefdeshuwelijk' is al zo'n vorm van idealisme. De familie moet hierbij meer te zeggen hebben dan de befaamde 'twee harten'. Van de liefde maak je geen instituut: dat doe je met de seksuele drift en andere natuurlijke driften die door het huwelijk worden bevredigd. Daarom moet je de priester er ook buiten laten: je verlangt de natuur in het huwelijk als je de gezworen antinaturalisten machtigt iets aan de zegeningen van het huwelijk te kunnen bijdragen of die er zelfs pas in te kunnen leggen. io[i57] (263)
Moraal-castratisme.-Hetcastraten-ideaal.
1. De wet, die zorgvuldig realistische formulering van bepaalde voorwaarden voor de instandhouding van een gemeenschap, verbiedt zekere handelingen in een bepaalde richting, met name voorzover ze zieh tegen de gemeenschap keren: ze verbiedt niet de gezindheid waaruit die handelingen voortvloeien, - want in een andere richting heeft ze diezelfde handelingen nodig - namelijk tegen de vijanden van de gemeenschap. Vervolgens treedt de morele idealist ten tonele en zegt 'God kijkt in het hart: de handeling zelf is nog niets; je moet de vijandige gezindheid waar zij uit voortvloeit uitroeien...' Onder normale omstandigheden maakt men zieh daar vrolijk over; alleen in die uitzonderlijke gevallen waarin een gemeenschap absoluut buiten iedere noodzaak leeft oorlog te moeten voeren voor haar bestaan, heeft men misschien oor voor zulke dingen. Men laat een gezindheid varen waarvan het nut niet meer valt in te zien. Dit was bijvoorbeeld het geval ten tijde van Boeddha's optreden, in een uiterst vreedzame en in geestelijk opzicht zelfs oververmoeide maatschappij. Dit was eveneens het geval bij de eerste christengemeente (ook joodse gemeente), die de volstrekt a-politieke joodse gemeenschap als vooronderstelling heeft. Het christendom kon alleen op de bodem van het jodendom ontstaan, dat wil zeggen binnen een volk dat het in politiek opzicht al had opgegeven en een soort
•
422
H E R F S T 1887
parasitair leven leidde binnen het Romeinse systeem. Het christendom gaat nog een stap verder: men mag zichzelf nog veel meer 'ontmannen', - de omstandigheden laten dat toe. N.B. men verdrijft de natuur uit de moraal door te zeggen 'heb je vijanden lief: want nu is de natuur van het 'je moet je naaste liefliebben, je vijanden hateri voor de wet (voor het instinct) zinloos geworden; nu heeft 00k de lief de tot de naaste een nieuw Fundament nodig (als een soort liefde tot God). Overal Godingestopt en het 'nwt' eruit gehaald: overal geloochend waar elke moraal eigenlijk vandaan komt: de waardering voor de natuur, die juist bestaat in de erkenning van een natuurlijke moraal, met wortel en tak uitgeroeid... Vanwaar de bekoorlijkheid van een dergelijk ontmand mensheidsideaal? Waarom walgen we er niet van, zoals we bijvoorbeeld van de voorstelling van de castraat walgen?... Juist daarin ligt het antwoord: van de stem van de castraat walgen we evenmin, ondanks de wrede verminking die er de voorwaarde voor is... Juist door de 'mannelijke lidmaten' uit de deugd weg te snijden is er een feminiene stemklank in de deugd ingebracht, die zij voorheen niet had. Stellen we ons anderzijds de vreselijke hardheid, het gevaar en de onberekenbaarheid voor die een leven op basis van de mannelijke deugden met zieh meebrengt - het leven dat een Corsicaan vandaag de dag nog leidt, of dat van een heidense Arabier (dat tot in de details lijkt op het leven van de Corsicaan: de liederen konden door Corsicanen geschreven zijn) - dan begrijpen we hoe juist het meest robuuste type mens door die wellustige klank van 'goedheid', van 'zuiverheid' gefascineerd raakt en wordt aangegrepen... Een pastorale... een idylle... van de 'goede mens': zoiets werkt het sterkst in tijden waarin het tegendeel huiveringwekkend ( - de Romein heeft het idyllische herdersspel verzonnen - dat wil zeggen nodig gehad) 2.
Maar hiermee hebben we tevens doorzien in hoeverre de 'idealist' ( - de ideale castraat) 00k uit een hele bepaalde werkelijkheid komt en niet alleen een fantast is... Hij is er juist achter gekomen dat voor zijn soort realiteit zo'n grof voorschrift als het verbod op
IO [157]
423
bepaalde handelingen geen zin heeft (omdat juist voor die handelingen het instinct door langdurig gebrek aan oefening, aan de noodzaak tot oefening, verzwakt is). De castratist formuleert een reeks nieuwe bestaansvoorwaarden voor mensen van een heel bepaalde species: daarin is hij realist. De middelen voor zijn wetgeving zijn dezelfde welke de oudere wetgevers ter beschikking stonden: het appel op elk type autoriteit, op 'God', het gebruik van het begrippenpaar 'schuld en boete', dat wil zeggen hij maakt zieh alles wat bij het oudere ideaal hoort ten nutte: alleen geeft hij er een nieuwe uitleg aan, waarbij de straf bijvoorbeeld meer verinnerlijkt is (zeg als gewetenswroeging) In de praktijk gaat deze species mens tegronde zodra er een eind komt aan de uitzonderlijke voorwaarden voor haar bestaan een soort Tahiti en eilandengeluk, zoals het leven van de kleine joden in de provincie dat was. Hun enige natuurlijke tegenstander is de bodem waar ze opgroeiden: daarmee moesten ze nodig de strijd aanbinden, daartegenover moesten ze de offensieve en defensieve ajfecten weer laten groeien: hun tegenstanders zijn de aanhangers van het oude ideaal ( - dit soort vijandschap is op grootse wijze voorgestaan door Paulus in relatie tot het joodse, door Luther in relatie tot het priesterlijk-ascetische ideaal). Het boeddhisme is daarom de mildst mogelijke vorm van moraalcastratisme, omdat het geen tegenstander heeft en in zoverre zijn hele kracht uitroeiing van de vijandige gevoelens mag richten. De strijd tegen het ressentiment lijkt haast de eerste taak van de boeddhist: pas daarmee is de vrede van de ziel gewaarborgd. Je losmaken, maar zonder raneune: dat veronderstelt evenwel een verbazingwekkend mild en zoet geworden menselijkheid - heiligen... 3De slimheid van het moraal-castratisme. Hoe voer je oorlog tegen de mannelijke affecten en waarderingen? Je beschikt niet over fysieke machtsmiddelen, je kunt alleen oorlog voeren door middel van list, betovering, leugen, kortom met behulp van 'de geest'. Eerste reeept: je eist met je ideaal de deugd in het algemeen voor je op, je negeert het oudere ideaal, net zolang tot het ver-
•
•
•
424
HERFST
1887
schijnt als tegenstelling van elk ideaal. Daarbij hoort een kunst van de laster. Tweede recept: je zet je type neer als algemene waardemaatstaf; je projecteert die in de dingen, achter de dingen, achter de lotgevallen van de dingen - als G o d Derde recept: je zet de tegenstanders van je ideaal neer als tegenstanders van G o d , voor jezelfverzin je het recht op het grote pathos, op de macht, het recht om te vervloeken en te zegenen, Vierde recept: je leidt al het leed, al het onheilspellende, schrikwekkende en funeste van het bestaan af uit de tegenstand tegen jouw ideaal: - al het leed volgt als straf : zelfs bij de aanhangers (-behalve als het een beproeving is enz.) Vijfde recept: je gaat zo ver de natuur als tegenstelling tot je eigen ideaal te ontgoddelijken: je beschouwt het als één grote geduldoefening, als een soort martelaarschap om het in het natuurlijke zo lang uit te houden, je oefent je in het dédain van je gelaatsuitdrukkingen en manieren met het 00g op alle 'natuurlijke dingen' Zesde recept: de overwinning van het tegennatuurlijke, van het ideale castratisme, de zege van de wereld van het zuivere, goede, zondeloze, zalige wordt naar de toekomst geprojecteerd, als einde, finale, grote verwachting, als 'komst van het Rijk G o d s ' - Ik hoop dat men over deze opschroeving van een kleine species tot absolute waardemaatstaf van de dingen nog kan lachen?... 10 [158] (264) 'Er wordt gedacht: dus is er iets wat denkt': daar komt de argumentatio van Cartesius op neer. Maar dat betekent dat we al van ons geloof in het substantiebegrip als 'a priori waar' uitgaan: - dat er, als er gedacht wordt, iets moet zijn 'dat denkt' is echter gewoon een formulering voor onze grammaticale gewenning om bij een doen een dader te poneren. Kortom, er wordt hier al een logischmetafysisch postulaat opgesteld - en niet
alleengeconstateerd...
Längs de weg die Cartesius gaat kom je niet uit bij iets absoluut zekers, maar alleen bij het feit van een zeer sterk geloof Als je genoemde uitspraak terugbrengt tot 'er wordt gedacht, dus zijn er gedachten', heb je een pure tautologie: en juist datgene
I O [ I S 8 ] - I O [163]
4^5
waarnaar gevraagd wordt, de 'realiteitwan de gedachte', is daarmee niet getroffen, - in die vorm valt namelijk de 'schijnbaarheid' van de gedachte niet te ontkennen. Maar wat Cartesius wilde was dat aan de gedachte niet alleen een schijnbare, maar een op zichzelf staande realiteit toekwam. 10 [159] (265) De toename van de 'veinzerij' naarmate we in de rangorde van de wezens hoger stijgen. In de anorganische wereld lijkt zij te ontbreken, in de organische begint de list: de planten zijn er al meesters in. De hoogste mensen, zoals Caesar, Napoleon (wat Stendhal over hem zegt), evenals de hogere rassen (Italianen), de Grieken (Odysseus); de sluwheid maakt deel uit van het wezen van de verheffing van de mens... Probleem van de toneelspeler. Mijn Dionysus-ideaal... De optiek van alle organische functies, van alle sterkste levensinstincten: de dwaling-willende kracht in al het leven; de dwaling zelfs als vooronderstelling van het denken. Voordat er 'gedacht' wordt, moet er al 'gedieht' zijn; het construeren van identieke gevallen, tot de schijti ontstaat van het gelijke, is oorspronkelijker dan het kennen van het gelijke. 10 [160] Spookgestalten, morele gorgeltonen, tragische farce 10 [161] Waarheden waaropje kunt dansen, - waarheden voor onze voeten... 10 [162] De onweerswolken stapelen zieh op: maar is dat een reden waarom wij vrije luchtige vrolijke geesten er voor onszelf geen goede dag van zouden maken? 10 [163] (266) N.B. - z e zijn de christelijke Godkwijt-engelovennudes te meer aan het christelijke morele ideaal te moeten vasthouden? Dat is een Engelse logica; die willen wij aan de moraalvrouwtjes ä la Eliot overlaten ( - in Engeland moet men elke emaneipatie van de theologie, hoe miniem 00k, compenseren door zieh op een vreselijke manier als moraal-fanaticus te rehabiliteren...). Z o doet men daar boete... Wie het christelijke geloof opgeeft, ontneemt zichzelf het recht op de morele waardeoordelen van het christendom. Die zijn
•
426
H E R F S T 1887
geenszins vanzelfsprekend: dat moeten we thans in weerwil van de smakeloze platheid van de Engelse vrijdenkers in het licht stellen. Het christendom vormt een weloverwogen alomvattende kijk op de dingen. Als je daar het geloof in de christelijke God uit wegbreekt, bezwijkt het hele systeem van zijn waarderingen: dan heb je niets vasts meer in handen! Het christendom veronderstelt dat de mens niet weet, niet kan weten wat goed en siecht voor hem is: hij gelooft in God, die dat als enige weet; de christelijke moraal is een bevel van gene zijde, en ligt als zodanig aan gene zijde van de menselijke beoordeling. - Dat de Engelsen thans geloven uit zichzelf te weten wat goed en kwaad is, en dat ze bijgevolg menen dat ze het christendom niet meer nodig hebben, is zelf het gevolg van de heerschappij van de christelijke waardeoordelen - tot en met het vergeten van hun oorsprong, hun hoogst voorwaardelijke recht op bestaan.
•
10 [164] (267) N. B. Er bestaan heel na'ieve Volkeren en mensen die geloven dat onophoudelijk goed weer iets wenselijks is: zij geloven 00k thans nog in rebus moralibus' dat alleen de 'goede mens' en niets dan de 'goede mens' wenselijk is - en de loop van de menselijke ontwikkeling zou juist in die richting gaan, zodat alleen hij over blijft (en daarop moet je heel je oogmerk richten -). Dat is uiterst oneconomisch gedacht en zoals gezegd het toppunt van naiviteit. Men is aan de aangename indruk die de 'goede mens' maakt ( - hij jaagt geen vrees aan, hij laat de ontspanning toe, hij geeft wat men nemen kan; 10 [165] Wat bedorven is door het misbruik dat de Kerk ervan gemaakt heeft: 1) de ascese: men heeft nauwelijks nog de moed het natuurlijke nut, de onmisbaarheid van de ascese voor de wilsvorming aan het licht te brengen. Onze absurde pedagogen-wereld (die de 'bruikbare staatsdienaar' als regulerend Schema voor de geest Staat) meent met 'onderricht', met hersengymnastiek toe te kunnen; zij beseft niet eens dat er eerst iets anders nodig is - vorming van de wilskracht; voor alles neemt men examens af, alleen niet voor de 1. (Lat.) 'in morele kwesties'
•
IO [164] - 1 0 [165]
427
hoofdzaak: of iemand kan willen, of iemand iets mag beloven: de jongeman studeert af zonder hier zelfs maar een vraag voor over te hebben, zonder de minste nieuwsgierigheid naar dit belangrijkste waardeprobleem van zijn natuur 2) het vasten: in elke betekenis, 00k als middel om de fijngevoeligheid, het openstaan voor het genot van alle goede dingen te bewaren (bijv. een tijdje niet lezen; geen muziek meer beluisteren; niet meer aardig zijn; je moet 00k vastendagen hebben voor je deugd) 3) het 'klooster', het tijdelijke isolement met streng verbod op bijvoorbeeld brieven; een manier om je zo diep mogelijk op jezelf te bezinnen en jezelf terug te vinden, waarbij je niet de 'verlokkingen' maar de 'plichten' uit de weg wilt gaan: eruit stappen, uit de reidans van het milieu, uit de tirannie van verderfelijke kleine gewoonten en regels; een strijd tegen de verspilling van onze krachten aan louter reacties; een poging onze kracht de tijd te geven zieh te verzamelen, weer spontaan te worden. Kijk eens van dichtbij naar onze geleerden: zij denken alleen nog reactief, dat wil zeggen ze moeten eerst lezen om te denken 4) defeesten. Je moet al heel bot zijn om de aanwezigheid van christenen en christelijke waarden niet als een druk te ervaren die elke echte feeststemming om zeep brengt. In het feest is inbegrepen: trots, overmoed, uitgelatenheid; de dwaasheid; de bespotting van alle vormen van ernst en bekrompenheid; een goddelijk ja-zeggen tegen zichzelf vanuit een animale overdaad en volmaaktheid - louter toestanden waartegen de Christen niet eerlijk 'ja' mag zeggen. Het feest is heidendom par excellence. 5) de moedeloosheid tegenover de eigen NATUUR: de 'morele ' kostumering dat je geen moreleformulering nodig hebt om een affect bij jezelfgoed te keuren Maatstaf: in hoeverre iemand 'ja' kan zeggen tegen de natuur in zichzelf- hoe veel of hoe weinig hij op de moraal moet terugvallen... 6) dedood
428 IO[I66] ( 2 6 9 )
H E R F S T 1887 ProevenvanmoralistischeLASTERKUNST.
De moraal was tot op heden de grootste lasteraarster en gifmengster van het leven Overweeg eens tot op welke hoogte iemand door haar verdorven moet zijn om de volgende zin te kunnen schrijven: 'Elke noemenswaardige pijn, of ze nu lichamelijk of geestelijk van aard is, getuigt van wat we verdienen; want zij zou geen vat op ons hebben als we haar niet verdienden.' Schopenhauer 11, 666 10 [167] ( 2 7 0 )
AESTHETICA.
Over het ontstaan van het mooie en het lelijke. Wat ons instinctief tegenstaat, esthetisch, heeft zieh meestentijds in de ervaring van de mens als schadelijk, gevaarlijk, als iets wat wantrouwen verdient bewezen: als het esthetische instinet zieh plotseling uitspreekt (bijv. in de walging) behelst dat een oordeel. In zoverre past het mooie binnen de algemene categorie van de biologische waarden van het nuttige, weldadige, levensverheffende: maar zo dat een hoop prikkels die heel van verre aan nuttige dingen en toestanden herinneren en daarbij aanknopen ons het gevoel van schoonheid geven, dat wil zeggen dat ze het machtsgevoel vergroten ( - dus niet alleen dingen maar 00k de gevoelens die zulke dingen of de Symbolen ervan oproepen) Hiermee hebben we het betrekkelijke van het mooie en lelijke doorzien; namelijk met het 00g op onze laagste waarden voor de instandhouding. Los daarvan iets moois en lelijks willen poneren is zinloos. Het mooie bestaat net zo min als het goede of het wäre. Op de keper beschouwd gaat het opnieuw om de voorwaarde voor de instandhouding van een bepaald type mens: zo zal de kuddemens bij andere dingen het waardegevoel van het mooie hebben dan de uitzonderlijke mens en de over-mens. De waarde van het mooie (evenals die van het goede en het wäre) stamt uit de VOORGROND-OPTIEK,die alleen de directe gevolgen in aanmerking neemt Alle instinetieve oordelen zijn kortzichtig ten aanzien van de keten van gevolgen: ze raden aan wat ons allereerst te doen Staat. Het verstand is in wezen een reminrichting om het direct reageren op het instinetieve oordeel tegen te gaan: het houdt op, het over-
•
IO[I66]-IO[I68]
429
legt langer, het overziet de keten van gevolgen verder en langduriger. De oordelen over mooi en lelijk zijn kortzichtig - ze zijn altijd in strijd met het verstand - : maar overreden kunnen ze als de beste; ze appelleren aan onze instincten, daar waar ze het snelst beslissen en hun ja en nee zeggen, nog voordat het verstand aan het woord komt... De meest alledaagse schoonheidsbeamingen roepen elkaar op en versterken elkaar; als de esthetische drang eenmaal op gang is, kristalliseren zieh rond 'het afzonderlijk mooie' nog een heleboel andere en van eiders stammende volmaaktheden. Het is niet mogelijk objectief te blijven, respectievelijk de interpreterende, toevoegende, vervolmakende dichterlijke kracht op te schürten (-dat laatste is die keten van schoonheidsbeamingen zelf). De aanblik van een 'mooie vrouw'... Dus: 1) het schoonheidsoordeel is kortzichtig, het ziet alleen de directe gevolgen 2) het overlaadt het object dat er de oorzaak van is met een betovering die door de associatie van verschillende schoonheidsoordelen teweeg wordt gebracht, - die echter aan het wezen van dat object volstrekt vreemd is. Een ding mooi vinden betekent: het noodzakelijk verkeerd opvatten... ( - dat is, tussen haakjes, de reden waarom het liefdeshuwelijk maatschappelijk gezien het onverstandigste soort huwelijk is - ) 10 [168] (271)
Aesthetica. Het is een kwestie van kracht (van een enkeling of van een volk) O F en WA A R oordeel 'mooi' geveld wordt. Het gevoel van overdaad, van opgehoopte kracht (die toelaat veel dingen moedig en welgemoed te aanvaarden waarvoor de zwakkeling huivert) het machtsgevoel spreekt het oordeel 'mooi' nog uit over dingen en toestanden die het instinet van de onmacht slechts verfoeilijk en 'lelijk' kan vinden. Onze neus voor wat we aan gevaar, probleem, verleiding ongeveer aankunnen als we er lijfelijk tegenaan lopen - die neus bepaalt 00k nog ons esthetische 'ja': ('dat is mooi' is een ja-zeggen) Daaruit volgt dat, globaal genomen, de voorliefde voor dubieu-
43°
H E R F S T 1887
ze en schrikwekkende dingen een symptoom is van sterkte: terwijl het plezier in het welgevallige en sierlijke de zwakken, de delicaten toebehoort. De lust bij het zien van de tragedie kenmerkt Sterke tijdperken en karakters: hun non plus ultra1 is misschien de div com. Het zijn h e r o i s c h e geesten die te midden van de tragische wreedheid ja tegen zichzelf zeggen: ze zijn hard genoeg om het leed als lust te ervaren... Stel daarentegen dat de zwakken wensen te genieten van een kunst die niet voor hen is bestemd, wat zouden zij dan doen om de tragedie voor zichzelf aantrekkelijk te maken? Ze zouden hun eigen waardegevoelens erin leggen: bijvoorbeeld de 'triomf van de zedelijke wereldorde' of de leer van de 'nietswaardigheid van het bestaan' of de aansporing tot resignatie ( - of 00k half geneeskundige, half morele gemoedsuitbarstingen à la Aristoteles). Ten slotte: de kunst van het schrikwekkende kän, voorzover ze op de zenuwen werkt, als stimulans door de zwakken en uitgeputten geapprecieerd worden: dat is thans bijvoorbeeld de reden voor de waardering die W kunst te beurt valt. Het is een teken van welbevinden en machtsgevoel in welke mate iemand in S t a a t is toe te geven aan het schrikwekkende, dubieuze karakter van de dingen; en of hij uiteindelijk wel 'oplossingen' nodig heeft,- dit soort kunstenaars-pessimisme is precies de tegenhanger van het moreel-religieuzepessimisme, dat aan de 'verdorvenheid' van de mens, aan het raadsel van het bestaan lijdt. Dat wil in ieder geval een oplossing, of op zijn minst hoop op een oplossing... De lijdenden, vertwijfelden, zij die niet op zichzelf vertrouwen, met één woord de zieken hebben te allen tijde betoverende visioenen nodig gehad om het uit te houden (dat is de oorsprong van het begrip 'zaligheid') - Een verwant geval: de kunstenaars van de deécadentie, die in feite nihilistisch tegenover het leven staan, vluchten in de schoonheid van de vorm..., in de uitverkoren dingen waarin de natuur zieh volmaakt heeft ontwikkeld, waarin ze onverschillig groots en mooi is... - de 'liefde voor het mooie' kan dus iets anders zijn dan het i.(Lat.) 'waar niets boven gaat'
IO[I69]-IO[I7O]
431
vermögen iets moois te zien, het mooie te scheppen: ze kan juist de uitdrukking van het onvermogen daartoe zijn. - de overweldigende kunstenaars, die uit elk conflict een harmonische samenklank laten opklinken, zijn diegenen die zelfs hun eigenmachtigheid en zelfverlossing nog aan de dingen ten goede laten komen: in de symboliek van elk kunstwerk spreken zij hun diepste ervaring uit, - hun scheppen is dankbaarheid voor hun zijn. De diepte van de tragische kunstenaar bestaat erin dat zijn esthetische instinct de verdere gevolgen overziet, dat hij niet kortzichtig bij het eerste het beste blijft stilstaan, dat hij de economie in het groot beaamt, die het schrikwekkende, boosaardige, dubieuze rechtvaardigt en niet alleen... rechtvaardigt. 10 [169] Er bestaat een grote literatuur van de laster (waaronder het Nieuwe Testament; de kerkvaders; de Imitatio; Pascal; Schopenhauer), gesecondeerd door een kunst van de laster (waar bijv. Wagners Parsifal thuishoort) 10[170]
(272)
de cultus VAN HET CHRISTELIJKE MORELE ID E A A L . - Het verwijfde en laffe begrip 'NATUUR' dat door de natuurzwijmelaars in omloop is gebracht ( - mijlenver van alle instincten voor het schrikwekkende, onverbiddelijke en cynische 00k van de 'mooiste' aspecten), een soort poging die moreel-christelijke 'menselijkheid' aan de natuur af te lezen, - het natuurbegrip van Rousseau, alsof'natuur', vrijheid, goedheid, onschuld, redelijkheid, rechtvaardigheid idylle zou zijn... in de grond van de zaak altijd cultus van de christelijke moraal... - passages verzamelen waaruit blijkt wat de dichters eigenlijk aan bijvoorbeeld het hooggebergte enz. vereerd hebben - wat Goethe er dacht te vinden - waarom hij Spinoza vereerde - volslagen onwetendheid met betrekking tot de vooronderstelling achter deze cultus... - het verwijfde en laffe begrip ' M E N S ' a la Comte en volgens Stuart Mill zo mogelijk zelfs cultusobject... Het is altijd weer de cultus van de christelijke moraal onder een nieuwe naam... de vrijdenkers, bijvoorbeeld Guyau N.B.
Heimelijkervormenvan
432
HERFST
1887
- verwijfde en laffe begrip 'KUNST' als medelijden met al het lijdende, onfortuinlijke (zelfs de geschiedschrijving bij iemand als Thierry): het is altijd weer de cultus van het christelijke morele ideaal - en thans zelfs hethele sociALISTISCHE ideaal: niets anders dan een onnozele misvatting van dat christelijke morele ideaal 10 [171] Dat het aantal dwalingen is afgenomen: nai'viteit van het geloof bij de vrijdenkers de vooruitgang als voelbare verbetering van het leven als triomf van de logica als triomf van de lief de (Guyau) Fouillée naar een volmaakte kennis van zichzelf en de dingen, en op basis daarvan naar een grotere consequetitie van de gedachte met zichzelf ik vind dat absol monarchie, godd recht, käste, slavernij volslagen verkeerd zijn behandeld 10 [172] Boeken: Imitatio, christelijke moraal 10 [173] Schopenhauer zegt van de schrijvers van de Upanisjaden dat ze 'nauwelijks als mensen denkbaar' zijn 10 [174] De begeerte vergroot wat je wilt hebben; ze groeit zelfs als ze niet vervuld wordt, - de grootste ideeën zijn die welke door de heftigste en langdurigste begeerte zijn geschapen. We leggen steeds meer waarde in de dingen naarmate ons verlangen ernaar groeit: als de 'morele waarden' deHOOGSTE w a a r d e n zijn geworden, verraadt dit dat het morele ideaal het m i n s t i s v e r v u l d . Voorzover het beschouwd werd als aan gene zijde van alle leed, als middel tot zaligheid. D e mensheid heeft met steeds meer bronstigheid een wölk omarmd: uiteindelijk heeft ze haar vertwijfeling, haar onvermogen 'God'genoemd... 10 [175] De haat tegen de middelmatigheid is een filosoof onwaardig: het maakt het haast twijfelachtig of hij wel recht heeft op 'filosofie'. Juist omdat hij de uitzondering is, moet hij de regel in bescherming nemen, moet hij zorgen dat al het middelmatige de moed erin houdt.
•
10
[ I 7 I ] — io [177]
433
[176] (273) E r bestaat tegenwoordig in de maatschappij alom heel wat consideratie, tact en omzichtigheid, een grote bereidwilligheid om stil te staan bij andermans rechten, zelfs bij andermans aanspraken; nog sterker geldt een zeker welwillend instinct voor de menselijke waarde in het algemeen, die zieh in het heersende vertrouwen en allerlei vormen van kredietverlening te kennen geeft; de achting voor de mensen, en bepaald niet alleen voor de deugdzame mensen - is misschien het element dat ons het sterkst van de christelijke waardeoordelen Scheidt. We luisteren met de nodige ironie, als we tenminste nog naar moraalpredikingen luisteren; in onze ogen vernedert iemand zieh en wordt hij komisch als hij moraal predikt. Deze moralistische liberaliteit behoort tot de beste tekenen van onze tijd. Gevallen waarin zij overduidelijk ontbreekt maken op ons een ziekelijke indruk (het geval Carlyle in Engeland, het geval Ibsen in Noorwegen, het geval van Schiaans pessimisme in heel Europa). Als er iets is wat me met onze tijd verzoent, is dat het grote kwantum immoraliteit dat zij zichzelf toestaat, zonder zichzelf daarom geringer te achten. Integendeel! Wat maakt de cultuur dan superieur aan het gebrek aan cultuur? D e Renaissance bijvoorbeeld aan de Middeleeuwen? - Altijd maar een ding: het grote kwantum toegestane immoraliteit. Daaruit volgt noodgedwongen hoe alle hoogtepunten van de menselijke ontwikkeling er in de ogen van de morele fanatici uit moeten zien: als non plus ultra van de corruptie ( - denk aan Plato's oordeel over het Athene van Pericles, aan Savonarola's oordeel over Florence, aan Luthers oordeel over Rome, aan Rousseaus oordeel over de maatschappij van Voltaire, aan het Duitse oordeel contra Goethe.) [177] (274) We moeten eens bij elkaar optellen wat zieh allemaal als gevolg van de hoogste morele idealiteit had opgehoopt: hoe haast alle overige waarden zieh rond dit ideaal hadden uitgekristalliseerd dat bewijst dat hiernaar het langdurigst, het sterkst verlangd is, dat het niet bereikt is: anders had het teleurgesteld (respectievelijk een lagere waardering gekregen) de hoogste eer en macht bij mensen: zelfs van de kant van de machtigsten.
434
H E R F S T 1887
de enige echte vorm van geluk een voorrecht op God, op onsterfelijkheid, onder bepaalde omstandigheden op de unio' de macht over de natuur - de ' wonderdoener' (Parsifal) macht over God, over zaligheid en verdoemenis van de ziel enz. de heilige als de m a c h t 1 g s t f, s p e c i e s mens-: d i e idee heeft de waarde van de morele volmaaktheid zo opgeschroefd. Je moet je voorstellen hoe alle kennis ernaar streeft te bewijzen dat de moreelste mens de machtigste, goddelijkste is - de overweldiging van de zinnen, van de begeerten - alles joeg vrees aan... het tegennatuurlijke verscheen als het bovennatuurlijke, het aan gene zijde... [178] (275) 'het christelijke ideaal': met joodse slimheid in scène gezet. de psychologische basisdriften, zijn 'natuur' : de opstand tegen de heersende geestelijke macht : poging de deugden die het geluk van de nederigsten mogelijk maken, tot rechterlijk ideaal van alle waarden te verheffen, - het God te noemen: het instinct tot zelfbehoud van de levensarmste lagen : de absolute abstinentie van oorlog en verzet vanuit het ideaal te rechtvaardigen, - net als de gehoorzaamheid : de liefde voor elkaar, als gevolg van de liefde tot God Kunstgreep: alle n a TUURLIJKE mobilia2 loochenen en omkeren tot iets geestelijk-bovenaards... de deugd en de verering daarvan helemaal voor zichzelf benutten, haar stap voor stap aan al het niet-christelijke ontzeggen. Exemplarisch typeprediking van het ressentiment Proeven van heilige onbeschaamdheid. Paulus 1 Cor. 1,20 Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? 21 Want nademaal in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft
[179] (276)
1. (Lat.) 'vereniging, eenwording' 2. (Lat.) 'beweegredenen'
IO [178]-10 [180]
435
gekend door de wijsheid, zoo heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. 26 Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij nietvele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen; 27 maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschämen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het Sterke zou beschämen; 28 en het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken; 29 opdat geen vlees zou roemen voor Hem. Paulus 1 Cor. 3,16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? 17 Z o iemand den tempel Gods schendt, dien zal God sehenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt. 1 Cor. 6,2 Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken? 3 Weet gij niet dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken die dit leven aangaan? *
*
*
De mensheid heeft de zelfvergoddelijking van deze kleine luiden duur moeten betalen: het is het jodendom nog een keer 'het uitverkoren volk'; de wereld, de zonde tegen zichzelf; de heilige God als 'idee fixe': de zonde als enige causaliteit van het lijden; al het niet-zondige slechts schijnbaar lijden. Een altijd paraat en makkelijk middel tegen de zonde... 10 [180] (277) Is het niet zo dat precies diezelfde onbeschaamd-kwezelachtige manier om de geschiedenis te interpreteren (dat wil zeggen volslagen verdraaiing van de feiten om de geldigheid van de priesterlijke codex te bewijzen) 00k geldt voor de joodschristelijke interpreten en Verteilers van het verhaal van Jezus? door Paulus bedacht a) dood voor onze zonden b) zin van de opstanding
436
H E R F S T 1887
10 [181] (278) De realiteitwaarhet Christendom zieh op konbaseren was de kleine joodsefamilie van de diaspora, met haar wärmte en koestering, met haar in heel het Romeinse Rijk nergens vertoonde en misschien onbegrepen bereidheid elkaar te helpen, voor elkaar in te staan, met haar verborgen en als deemoed vermomde trots van de 'uitverkorenen', met haar nee-zeggen uit het diepst van haar ziel, zonder jaloers te zijn, tegen wat bovenaan Staat en wat glans uitstraalt en macht heeft. Het genie van Paulus bestond erin dat als macht te hebben onderkend, te beseffen dat die ziek toestand als iets verleidelijks en aanstekelijks 00k op heidenen kan overslaan: de schat aan latente energie, aan schrander geluk benutten voor een 'joodse vrije belijdeniskerk', de hele joodse ervaring en het meesterschap in het zeljbehoud alsgemeente onder vreemde heerschappij, 00k de joodse propaganda- dat ontdekte hij als zijn taak. Wat hij aantrof was net dat absoluut a-politieke en marginale soort kleine luiden: hun kunst zichzelfstaande te houden en te doen gelden, aangekweekt in een aantal deugden die de enige zin van 'deugd' uitdrukten ('middel tot instandhouding en groei van een bepaald soort mens') Uit de kleine joodse gemeente stamt het principe van de liefde: het is een hartstochtelijke ziel die hier onder de as van deemoed en armzaligheid gloeit: dat was niet Grieks noch Indisch en zelfs niet Germaans. Het lied ter ere van de liefde dat Paulus heeft geschreven is niet christelijk maar een joods oplaaien van de eeuwige vlam, die Semitisch is. Als het Christendom in psychologisch opzicht iets wezenlijks heeft bijgedragen, is het een opvoering van de temperatuur van de ziel bij die killere en voornamere rassen die destijds de boventoon voerden; het was de ontdekking dat het ellendigste leven door opvoering van de temperatuur rijk en van onschatbare waarde kan worden... Het spreekt voor zieh dat dit op die manier niet overdraagbaar was op de heersende standen: de joden en christenen hadden siechte manieren, dat pleitte tegen hen - wat kracht en een hartstochtelijke ziel heeft, maar siechte manieren, werkt afstotend en roept bijna walging op. ( - Ik zie die siechte manieren als ik het Nieuwe Testament lees.) Men moest door nederigheid en nood verwant zijn aan het lagere type volk dat hier het woord Voerde om het aantrekkelijke ervan te ondervinden... Hoe iemand tegen-
•
10 [ I 8 I ] - I O [184]
437
over het Nieuwe Testament Staat is een toetssteen of hij enige klassieke stnaak in het lijf heeft (vergelijk Tacitus): wie daar niet opstandig van wordt, wie daarbij niet in alle eerlijkheid en hartgrondig iets vanfoeda superstitio1 voelt, iets waar je je handen van aftrekt, als om jezelf niet te besmeuren: die weet niet wat klassiek is. Men moet het 'kruis' ervaren zoals Goethe [182] 'de zaligheid is uit dejoden' - heeft de stichter van het christendom gezegd (Johannes 4,22). En men heeft hem geloofd!!! [183] (279) Als je jezelf de eersteindruk van het Nieuwe Testament toestaat: iets walgelijks en weerzinwekkends, van siechte smaak getuigend, een gluiperige sentimentaliteit, louter misselijk makende Symbolen op de voorgrond; en de bedorven lucht van de achterkamer en het conventikel: - dan sympathiseer je daar niet mee: Pilatus, farizeeers[184] (280) Dat het er niet op aankomt of iets waar is maar hoe het werkt absoluut gebrek aan intellect rechtschapenheid. Alles is goed, de leugen, de laster, het meest onbeschaamde rechtbreien van alles, als het maar dient om die warmtegraad op te voeren, - net zolang tot je 'gelooft' Een leerschool van loktniddelen die tot een geloof moeten aanzetten: principiele verachting van de sferen waar de tegenspraak vandaan zou kunnen komen ( - van de rede, van de filosofie en wijsheid, van het wantrouwen, van de behoedzaamheid); een onbeschaamd loven en verheerlijken van de leer, zieh er voortdurend beroepend dat het God is aan wie wij haar te danken hebben - dat de apostel niets te betekenen heeft, - dat hier niets te kritiseren valt maar alleen te geloven, aan te nemen; dat het een hele speciale genade en gunst is om een dergelijke verlossingsleer te mögen ontvangen; dat de diepste dankbaarheid en deemoed de toestand is waarin je haar hebt te ontvangen... Er wordt voortdurend gespeculeerd op de ressentimenten van deze ondergeschikten tegen alles wat in aanzien Staat: dat men deze leer naar voren brengt als tegenhanger van de wereldse wijsI.(LAT.)
'walgelijkBIJGELOOF'
43»
H E R F S T 1887
heid, tegen de wereldse macht, dat verleidt ertoe haar aan te hangen. Zij overreedt alle soorten uitgestotenen en onfortuinlijken, ze belooft de zaligheid, de bevoorrechting, privileges aan de laagsten en deemoedigsten; ze hitst de arme kleine dwazen op tot een onzinnige eigendunk, alsof zij de zin en het zout der aarde waren Dat alles kunnen we, nogmaals gezegd, niet diep genoeg verachten: we besparen ons de kritiek op de leer, het volstaat de middelen te bestuderen waarvan zij zieh bedient om te weten waar je mee te maken hebt. In heel de geschiedenis van de geest vind je geen brutalere en klinkklaardere leugen, geen doordachtere nietswaardigheid dan het Christendom - Maar - zij accordeerde met de deugd, schaamteloos eiste ze de helefascinatie-kracht van de deugd alleen voor zichzelf op... ze accordeerde met de macht van het paradoxale, met de behoefte van de oude beschavingen aan peper en ongerijmdheid; ze verblufte, ze wekte verontwaardiging, ze riep vervolging en mishandeling over zieh af, Het is precies dezelfde soort doordachte nietswaardigheid waarmee het joodse priesterschap zijn macht gevestigd en de joodse kerk is gesticht... We moeten onderscheid maken tussen: 1) die wärmte van de hartstocht 'liefde' (die rust op de ondergrond van een hitsige zinnelijkheid) 2) het absoluut onvoorname van het Christendom - de voortdurende overdrijving, de babbelziekte - het gebrek aan koele geestkracht en ironie ( - er komt geen enkele siechte grap in voor, laat staan een goede) - het onmilitaire in alle instineten - het priesterlijke vooroordeel tegen de mannelijke trots, de zinnelijkheid, de wetenschappen en de kunsten. 10 [185] (281) Het ontbreekt volledig aan al het geestelijke in dit boek: 'geest' zelf komt alleen als misvatting . Heel essentieel is deze tegenstelling: 'geest en vlees'. Hier is 'geest' in een priesterlijke zin geünterpreteerd 'De geest is het Die levend maakt, het vlees is niets nut' Johannes 6,63
IO[I85]-IO[I88]
439
io [186] O o k de christenen hebben gedaan wat de joden deden en hun meester in de mond gelegd wat zij als bestaansvoorwaarde en vernieuwing ervoeren en zijn leven daarom geincrusteerd. Evenzo hebben ze hem de hele spreekwoordenwijsheid terugbezorgd - : kortom, hun feitelijke leven en hun bedrijvigheid als gehoorzaamheid voor-gesteld en daardoor voor hun propaganda geheiligd. Bij Paulus blijkt waar alles aan hangt: dat is weinig. D e rest is de vorming van een type heilige vanuit datgene wat hij als heilig beschouwde. D e hele 'wonderenleer', inclusief de opstanding, is een consequentie van de zelfverheerlijking van de gemeente, die de Vermögens die zij zichzelf toeschreef in hogere mate aan haar meester toeschreef (respectievelijk haar kracht uit hem afleidde...) io [187] D e laagheid van woorden als deze: 'Maar o m der hoererijen wil zal een iegelijk man zijn eigene vrouw hebben, en een iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben':' het is beter te trouwen dan te branden', i Cor. 7,2 1 10 [188] (282)
Hoe ook de'heren'christenen
kunnen worden. -
Een gemeenschap (stam, geslacht, kudde, gemeente) zal instinctief die toestanden en begeerten waaraan zij haar behoud te danken heeft, bijvoorbeeld gehoorzaamheid, wederkerigheid, respect, matigheid, medelijden, als op zichzelf waardevol beschouwen dus alies wat dit in de w e g Staat o f weerspreekt omlaaghalen. Evenzo zullen de heersenden (of het nu individúen zijn of standen) instinctief die deugden begünstigen en huldigen die de onderworpenen handelbaar maken en gedienstig ( - toestanden en affecten die hunzelf volslagen vreemd kunnen zijn) Het kudde-instinct en het instinct van de heersenden komen in het prijzen van een bepaald aantal eigenschappen en toestanden overeen: maar om verschillende redenen, de eerste uit direct ego'isme, de tweede uit indirect e