leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie [5 ed.]
 9789023256908 [PDF]

  • 0 0 0
  • Gefällt Ihnen dieses papier und der download? Sie können Ihre eigene PDF-Datei in wenigen Minuten kostenlos online veröffentlichen! Anmelden
Datei wird geladen, bitte warten...
Zitiervorschau

ll

ll

I

lnt

@ 2o2o, Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum BV, Postbus 43, 94oo AA Assen. Behoudens de in ofkrachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, ofopenbaar gemaah, in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elehronisch, mechanisch, door fotokopie€n, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel l5 h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3c,6c., 2t3o KB Hoofddorp www. reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel r5 Auteurswet) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Repro-

ductierechten Organisatie, Postbus 3o6o, 2l3o KB Hoofddorp, www.stichting-Pro.nl).

NUR 8zs ISBN folio 978 go

42 569c 8 42 5691 5

ISBN ebook 978 90

re druk zoo6 ze druk zoo5 3e

druk zoo8

4e herziene druk zor5 5e herziene druk zozo

Uitgave: Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, Assen Grafische verzorging: LINE UP boek en media bv, Croningen

Omslagontwerp: 6 rootzus, Rotterdam Druk: Drukkerij Van Corcum, Raalte

=g

MET TR(]TS GEPR(]t)UCEERt]

IN NEDERLAI{I)

voudigd, opelektronisch,

ming van de /an artikel r6

lnhoud

cht (Postbus tgen, readers ie- en Repro-

Woord

vooraf Xlll

Deel

I

I

Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie 3

2

Diagnostiek Inleiding 8

I

lnleiding

7

Meerdere informatiebronnen 8 Hoe wordt diagnostische informatie verkregenl g Onderdelen van het diagnostisch onderzoek 9

Hethulpverleningsproces ro De aanmelding 10 De hulpwaag en het uitdiepen van de

Vragenlijsten tz Diagnostischonderzoek

hooftlHacht ro

rj

Gesprek met ouders t3 Gesprek met het kind of de jeugdige 16 Gesprek met de leerkracht 20 Psychodiagnostisch, lichamelijk en technisch onderzoek zo Diagnostische formulering zo Vergelijken en integreren van informatie zo Diagnose in engere zin: classificatie zt Etiologische en prognostische hypothesen 2t

Diagnostischeformulering zr Behandeling en evaluatie zz

Deel

ll

3

Leerstoornissen

Neurobiologischeontwikkelingsstoornissen

Inleiding

25

z6

Specifieke lees- en spellingsstoornis (dyslexie) 27

Diagnostischekenmerken zz Comorbiditeit z8 Voorkomen z8

2i

Lecrbock Kindcr- en f eugdpsychiatrie

Etiologie

z8

Differentiaaldiagnose 3o Behandeling 30

prognose jl Rekenstoornis (dyscalculie) 3L Voorkomen en comorbiditeit Etiologie 32 Behandeling 33 Beloop en

4

32

Spraak- en taalstoornissen 35

Inleiding

36

Taalstoornis 36 Diagnostischekenmerken Voorkomen 38

Etiologie

36

38

Differentiaaldiagnose 39 Behandeling 40 Beloop en

prognose

4L

Spraakstoornissen 4t Spraakklankstoornis 4t Stoornis in de vloeiendheid van de spraak (stotteren) 43 5

Autismespectrumstoornis 47

Inleiding

48

Diagnostischekenmerken 48 Problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale

interactie 49 Beperhe, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten 5 I

Bijkomendekenmerken DSM-5-kenmerken van

Voorkomen 54 Etiologie 55 Genetischeinvloeden

52

ASS

54

56

Omgevingsinvloeden 57 Psychologischemechanismen Sz Neurobiologischemechanismen 6 Klinisch onderzoek 6z Differentiaaldiagnose 6z Diagnostisch onderzoek 64 Behandeling en beleid 65 Psycho-educatie 65 Somatische zorg 6

Psychosocialebehandeling 67 Hulp aan ouders en oudertraining 68

Medicatie @ Beloop enprognose @

Deet

lll

6

Aandachtsdefici€ntie-/hyperactiviteitsstoornis

Externaliserende stoornissen 71

Inleiding

73

74

Diagnostischekenmerken 74 Onoplettendheid 75

Hyperactiviteit 75 Impulsiviteit 75 Geassocieerdeproblemen 76

Comorbiditeit 78 Voorkomen 79 Etiologie 79 Genetischeinvloeden 79 Omgevingsinvloeden 8o Neurocognitiefonderzoek 8r Beeldvormend en neurofysiologisch onderzoek Differentiaaldiagnose 8z Behandeling en

beleid

Psycho-educatie

Oudertraining

8r

I

8z

83

84

Schoolinterventies 84 Cognitieve gedragstherapie 85 Dieet en voedingssupplementen 85 Farmacotherapie 85 Integratie van verschillende behandelingsvonnen: beslisboom 87 Beloop en prognose 90 1

7

Gedragsstoorn:ssen 93

Inleiding

94

Diagnostischekenmerken 94 Verschillende ontwikkelingstrajecten 96 Ongevoeligheiden emotieloosheid 97 Reactiefversus proactiefagressiefgedrag 97

Comorbiditeit 97 Voorkomen 98 Etiologie 98 Kindkenmerken

98

Omgevingsinvloeden rcj Differentiaaldiagnose 1o5 Behandeling ro6 Psycho-educatie ro6 Behandeling van kinderen met een gedragsstoornis (tot twaalf jaar)

ro5 Behandeling van jeugdigen met een gedragsstoomis (vanaf dertien jaar) ro8 Farmacotherapie ro9 Integratie van verschillende behandelingsvonnen 1o9

Beloopenprognose rlo

Leertoek Kinder- en f eugdpsychiatrie

Deel lV lnternaliserende stoornissen r I I 8

Angststoornissen I t3

Inleiding Lt4 Separatieangststoornis, gegeneraliseerde angststoornis, specifieke fobie, sociale- angststoornis en paniekstoornis 1 15 Diagnostische kenmerken I 15

Comorbiditeit r r8 Voorkomen r 19 Etiologie r 19 Differentiaaldiagnose tz6 Behandeling rz6 Beloop en

prognose

L3o

Schoolweigering t32

Inleiding

L3:-

Diagnostischekenmerken 132 Voorkomen ri,2

Etiologie t1,z Behandeling t j) Selectief

mutisme t33

Diagnostischekenmerken ry3

Voorkomen 134 Etiologie ry4

Differentiaaldiagnose ry4 Behandeling ry5 Beloop en

9

prognose

t1,5

Posttraumatische-stressstoornis

Inleiding

r

87

18

Diagnostischekenmerken 138 Herbeleven van het

ffauma t4o

Vermijding t4o Negatieve veranderingen in cognities en Verhoogde arousal en reactiviteit t4r

Comorbiditeit L4r Voorkomen r42 Etiologie 142 Neurobiologischeaspecten 143 Differentiaaldiagnose 144

Behandeling 144 Crisisinterventie r45 Psychosocialebehandeling 145 Farmacotherapie r46

EMDR Beloop en

147

prognose t47

stemming

L4o

10

ObsessieFcompulsieve stoornis

Inleiding

150

Diagnostischekenmerken Comorbiditeit t52 Voorkomen t52

Etiologie

150

153

Genetischefactoren r53 Neurobiologie r53 Differentiaaldiagnose r54 Behandeling 155 Psycho-educatie 155 Cognitieve gedragstherapie Farmacotherapie r 56 Beloop en

tt

(OCS) t49

155

prognose 156

Stemmingsstoornissen I59

Inleiding r6o Depressievestoornis

16o

Inleiding r6o Diagnostischekenmerken

16o

Comorbiditeit t6z Voorkomen t6z Etiologie 6) Differentiaaldiagnose $7

Behandeling 67 Beloop en prognose L7o Bipolairestemmingsstoornis t7t

Inleiding t7r Diagnostischekenmerken t7r

Comorbiditeit ry3 Voorkomen ry j Etiologie ry4 Differentiaaldiagnose ry5 Behandeling ry5 Beloop en prognose r7z Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis ryT

Inleiding

ry7

Diagnostischekenmerken ry7

Comorbiditeit rZ8 Voorkomen ry8 Etiologie ry8 Differentiaaldiagnose ryg Behandeling r7g Beloop r79

Leerboek Kinder- en f eugdpsychiatrie

Deel V 12

Psychosen r8r

Schizofreniespectrumstoornissen en andere psychosen 183

Inleiding fi4 Diagnostischekenmerken Psychose r85 Psychose als gevolg van Klinische fasen 186

$4 middelengebruik

186

Comorbiditeit 87 Voorkomen r88 Etiologie r88 Genetischefactoren r88 Omgevingsfactoren r89 Neurobiologischemechanismen 19p Neuropsychologischeaspecten 19o Differentiaaldiagnose l9r Behandeling t9z Farmacotherapie ryj Psychosociale interventies 195 School en sociaal functioneren ry6 Organiseren van zorg ry6

Signaleringsplan ry6

Beloop en prognose ry7

Deel

Vl

r3

Somatisch-symptoomstoornis en verurante stoornissen 2ol

Psychiatrische stoornissen met lichamelijk

Inleiding

zoz

Diagnostischekenmerken zoj Somatisch-symptoomstoornis zoj Conversiestoornis 2o4

Comorbiditeit zo1 Voorkomen zos Etiologie zo6 Differentiaaldiagnose zo7 Behandeling zo8 Psycho-educatie zo9 Cognitievegedragstherapie zq Fysiotherapieenpsychomotorischetherapie 2Lo Farmacotherapie zro Anderebehandelingsvormen zto Klinischebehandeling zrL Beloop en

prognose

zlr

lijden gg

Eetstoornissen 213

Inleiding Anorexia

214

nervosa 214

Diagnostischekenmerken 2t4

Comorbiditeit zt6 Voorkomen zt6 Etiologie 2t7 Differentiaaldiagnose zr8 Behandeling 2tg Beloop en prognose 22t Boulimia nervosa 22r Diagnostischekenmerken

zz2,

Comorbiditeit z2z Voorkomen zzj Etiologie zzi Differentiaaldiagnose zzj Behandeling zz3 Beloopenprognose zz3

Deel

Vll

r5

Ticstoornissen 227 Inleiding zz8

Overige stoornissen 225

Diagnostischekenmerken zz\ Beschrijving van tics zz9 Kenmerken van tics 22g Ticstoornissen zz9 Comorbiditeit z3o

Voorkomen zjr Etiologie zJL Neurobiologie 2jr Genetisch onderzoek 43 Neuropsychologischemechanismen Omgevingsinvloeden 4j Differentiaaldiagnose T4 Behandeling en beleid 44 Psycho-educatie 44 Gedragstherapie zJ4

Medicatie 45 Beloop en prognose 46

4j

GN

feugdpsychitie

stoornissen bii ionge kinderen 239

kind

z4o de ontwikkeling van het jonge 242 van stress tiidens de zwangerschap 24) van stress in de eerste levensjaren 243

theid

244 Kwal-iteit van de gehechtheidsrelatie 245 Hechtingsstoornissen 246 Diagnostischekenmerken 246 Etiologie 247 Voorkomen 248 Differentiaaldiagnose en comorbiditeit 248 Behandeling 249 Beloop en prognose z4g

Voedingsstoornissen z5o

Pica z1o Ruminatiestoornis 2Sr Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis z5r

Slaapstoornissen z1j Slapen en

waken

2,5j Nachtelijk ontwaken en

inslaapproblemen 254

Parasomnie€n zSS Slaap-apnoe-aanvallen 256 Literatuu

t

258

Register 216

Woord vooraf

Bij de vierde herziene druk

In het woord vooraf bij de eerste druk van het Leerboek kind'er- en jeugd'psychiatrie moest nog uitgelegd worden waarom een Nederlandstalige beknopte beschrijving van de belangrijkste psychische stoornissen op de kinderleeftijd en adolescentie uitgebrachtwerd. Er bestaat immers een aantal overzichtswerken over de kinder- en jeugdpsychiatrie, zelfs bij dezelfcle uitgever uitgegeven. Acht jaar en een paar ongewijzigde drukJbo

soc pr -9 :=iE

o>L go g"-E OcJqJ

F l

> ho5

u

oho tUc.L FE .YoE +ic Font

:l

g

(u

J

E

arE sEe

(Ug-.u

z

E

o

r Es ?r , F gs'F tt g I

xU

e-f E"E d3e+=-g.q';



vl

E" E

i

-0eG

S'

6 FE

s

=-sE Sr b E I E g,i OJ bD!

P

aa

/

ti.

ll-l=t

l, I F .

I

i;1r I

-o

:r

I |

$ >

hD

E. cro

c =bo c., g g(U (!! o(! -o_g -a) k-o

I _+ 9-6 5; |-e 68. " l-EPg =-tLL@O (J(!> I

"

c

arr

)

ioc9D

| -9.;.ggto g I 8+ b 5 E

: 9I IgEEEE

;l

5E=qf;

i! f;,g"E'p' ,=l ts:e*i El 2l

'

'

Figuur

F*E

!2 s c O!:

z.r

>c

0J

d>

-d

u

z J lrt

o

z IIJJ 6

TE !L

c# G (!n )g oo '.i: d,

u5

0., o anw ao

Het hulpverleningsproces in de kinder- en jeugdpsychiatrie

Leerboek Kinder- en feugdpsychiatrie eerste instantie beantwoord moet worden, is dan ook waarom voor ditkind of d'eze i"ugdige en juist op ditmoment hulp wordt gewaagd. Ouders zijn vaak niet geinteresseerd in een diagnose, maar willen dat er wat wordt gedaan aan bijvoorbeeld het moeilijke gedrag van hun kind of aan het feit dat hun kind geen wiendjes kan maken, niet wil eten en broodmager is, of steeds ruzie krijgt. Een andere mogelijkheid is dat de omgeving druk uitoefent om hulp te zoeken, terwijl ouders zelf geen probleem bij hun kind

ervaren. Ouders hebben zelf ideeen over wat er aan de hand is. Via internet hebben zij vaak al veel informatie en verwachtingen over de hulp die zii graagwillen. Het is belangrijk een beeld te krijgen van de ernst en urgentie van de problemen. Is er bijvoorbeeld sprake van suicidaliteit, dan zal onmiddellijke actie nodigzijn. Samengevat komen in eerste instantie de volgende aspecten aan de orde: nagaan van de aanleiding voor het zoeken van hulp; schatten van de aard en ernst van de problemen; oagaon hoe urgent de problemenziin; I]ogoxn wat het effect is van de problemen op het functioneren van het kind op school, in het gezin en met leeftijdgenoten; flog?an van de reactie van de omgeving op het probleemgedrag; nagaan van het beloop van de problemen in de tijd; Iragoan van de aanwezigheidvan eventuele oorzakelijke, luxerende of instandhoudende of bevorderende factoren; rrugaizn wat ouders of school al aan de problemen hebben gedaan; wog€rrnaareerderehulpverleningscontacten; 1r&g?3n wat de verwachtingen ziinvan de hulpverlening; inwinnen van informatie bij eerdere hulpverleners of de leerkracht; uitleg geven over de volgende gesprekken of onderzoeken.

. . . .

. . .

. . . . .

Vragenlijsten Over het algemeen hebben hulpverleners een voorkeur voor het directe contact met ouders, gezin,kind of jeugdige in de vorm van een gesprek. Het voeren van een gesprek heeft uiteraard voordelen, vooral omdat een goede communicatie en begrip de basis vornen voor de verdere hulpverlening. Een gesprek is minder voor de hand liggend als middel om een grote hoeveelheid routine-informatie te verkrijgen. Ook is de betrouwbaarheid (in de zinvanherhaalbaarheid) van ongestandaardiseerde gesprekken gering. Voor het verkrijgen van betrouwbare en valide informatie hebben gestandaardiseerde methoden de voorkeur. Gestandaardiseerde instrumenten, zoals wagenlijsten waarmee gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jeugdigen vast te stellen zijn, hebben het voordeel dat ze gemakkelijk af te nemen en goedkoop zijn. Vragenlijsten zijn ook geschikt voor het inwinnen van informatie over de gezinssamenstelling, het beroep van de ouders, woegere ziekten van het kind of de jeugdige, levensgebeurtenissen en een deel van de ontwikkelingsanamnese. Vragenlijsten hebben als nadeel dat niet direct doorgewaagd kan

Diagnostiek

ant\Moorden. Een ander nadeel is dat problemen die niet in de wagenlijst de orde komen. Vragenlijsten zijn een nuttig hulpmiddel in vermeld ook niet aan diagnosti sche proces, maar zijn niet bedoeld om dat te vervangen.

ziintwee soorten wagenlijsten: jsten waarnee een breed scala van problemen kan worden vastgesteld (genevragenlijsten);

jsten die gericht ziin op een specifiek gebied van problemen, zoals depresautrsme of ADHD. een groot aantal wagenlijsten (Verhulst & Van der Ende, zooS; zor4). Hier alleen twee internationaal veel gebruikte en in Nederland beschikbare genewagenlijsten genoemd. Achenbach System of Empirically Based Assessmenl (ASEBA; Achenbach & zooo; zoor) is vooral bekend onder de namen van hun verschillende versies. ouders of veruorgers van kinderen van anderhalftot vijf en van zes tot achttien jaar Child Behqvior Checklist (CBCL) en voor de leerkrachten de Teacher's Report Form Self-Report FSR) is de zelfbeoordelingsversie voor adolescenten van elf ). De Youth ttien jaar. De ASEBA-lijsten brengen de vaardigheden van een kind of jeugdige en bevatten daarnaast wagen over emotionele en gedragsproblemen. De

vertaald en voor gebruik in Nederland en gevalideerd (www.aseba.nl). De eerste versie van de CBCL verscheen in sindsdien zijn vele verbeteringen aangebracht (Verhulst & Van der Ende, zogl. De Strengths and Dfficulties Questionnaire (SDQ; Goodman,ry97) heeft een versie ouders en leerkrachten van kinderen en jeugdigen van vier tot zestien jaar, en een e voor elf tot zestienjarigen (zie www.sdqinfo.com). In Nederland de SDQ vertaald met als tltel Sterkekanten en moeilijkheden (Treffers & Van Widenfelt,

jsten zljn

in het Nederlands

stisch onderzoek diagnostisch onderzoek bestaat uit een gesprek met de ouders, een gesprek met het of de jeugdige zelf een gesprek met de leerkracht en eventueel uit het afnemen tests

prek met ouders

o a

gesprek met ouders wordt gebruikt om de volgende drie aspecten, ook genoemd z.r, uit te diepen: de ontwikkelingsanamnese; het huidig functioneren van het kind of de jeugdige; de gezins- en familieanamnese.

in

Leerboek Kinder- en f eugdpsychiatrie Ontwi kkel ingsana m nese De meeste problemen bij kinderen en jeugdigen ontstaan niet plotseling, maar hebbe: voorlopers die bij het afnemen van de voorgeschiedenis aan de orde komen. Bovendie:

kan de voorgeschiedenis informatie opleveren over mogelijke etiologische factorer Tabel z.z geeft de onderwerpen weer die bij het afnemen van de ontqrikkelingsanarn nese aan de orde komen. Tabel

z.z

Ontwikkelingsanamnese

Zwa n gersch ap/geboorte

lichamelijke gezondheid, medicijnen, roken en middelengebruik (alcohol, drugs) moeder, geboortecomplicaties en postnatale toestand kind, prenatale stress, psychosoiiale omstandigheden van moeder en gezin Eerste levensmaanden

kwaliteit ouder-kindrelatie, temperament van het kind, psychosociale omstandigheden Motorische ontwikkeling Slapen/eten ti

Taal- en spraakontwikkeling

Ontwikkeling gehechtheid en sociale relaties o.a. reacties op separatie (crdche, peuierspeelzaal, kinderopvang, school), relatie met leeftijdgenoten Schoolverloop prestaties, leerproblemen, gedragsproblemen, schoolwisselingen Levensgebeurtenissen en eerdere gedrags- of emotionele problemen o.a. ziekten, ziekenhuisopnamen, ongevallen, echtscheidi ng, dood

Dagelijks functioneren van kind of jeugdige, gezins- en familieanamnese Hoewel bij het uitdiepen van de hoofclklacht de problemen in het dagelijks functione ren van het kind of de jeugdige centraal staan, zullen ook de sterke kanten van he functioneren van het kind of de jeugdige nagewaagd worden. Tabel z3 geefteen over zicht van de aandachtsgebieden die aan bod komen om een indruk van het huidigt functioneren van het kind of de jeugdige te krijgen. Ook staan in deze tabel de gezins en familieanamnesewagen.

Diagnostiek

jeugdige Huidig functioneren van het kind of de

gezondheid

Wat voor type schooll Welke klasl Hoe gaat het op schooll Zijn er p roblemen met het iets anders waarover de ouders zich zorgen maken, zoals concentratie, huiswerk, gedrag in de

lCo ntact leerkracht) Tijn er Probleme n met spreken of taalgebruikl Kan hijlzijlezen, wat leest hijlzif Hoe is hijlzii te verstaa nl Stotteren) Hoe is de lengte van de zinnen, grammaticale fouten, hijlzii sPraakles? Papegaaienspraakl Venrvisselt hij/zij persoon ij ke voornaamwoorden ) Hoe handig is hij/zij) Afhankelijk van leeftijd vragen naar bijvoorbeeld schoenveters strikken, I

vasthouden, fietsen , balschoppen of knutselen, spelletjes doen, sporten. Hoelang kanhijlzijbezigzijn met 66n bezigheid of spelletjel ls dit een Maakt hij/zij dingen afl

lHoes nel is hii/z ij afgeleidl

Snelheid van begrip, geheugen, snelheid van leren, inzicht (ook sociaal). Schatting van de

ntie onder andere op grond van voornoemde vaardigheden Wat voor hobby's/bezigheden heeft

hij/zijl Heeft hij/zii plezier in ddze bezigheden?

gedrag. Tiin er weleens moeilijkheden, zoals vechten, brandstichten, stelen, spijbelenl met politie of justitie)

De meeste kinderen doen weleens dingen die niet mogen. Hoe is dat met dit kindl

problemen, zoals driftbuien, vernielen, liegen, pikken, vechten, dieren pijn doenl

Zijn er gewoonten zoals nagel bijten, harentrekken, duimzuigen, hoofdbonzen of in het baar of te veel met de ges lachtsdelen spelenl

Hoe is de eetlustl Gewichtsafname of -toename. Reactie op bepaalde soorten voeding (voedselies).

Encopresis/enuresisl

Drinh hij/zijweleens bier/wijn of sterkedrankl Hoe is dat met hasj, marihuana hij/zij Gokt weleensl Wordt er veel tijd besteed aan gamenl Maah u zich zorgen over de drugsl gen van alcohol-/drugsgebruik, gokken en/of gamen opziinlhaar functionerenl drugs, gokken

Hoe druk/beweeglijk is hij/zij? Kanhiilzij stilzitten, bijvoorbeeld tijdens het eten, televisiekijboekfie) lezenl Of juist onderactiviteit, sloom, traag? Hoe gaat het met inslapen, doorslapenl Nachtmerries, nachtelijke paniekaanvallen, slaapwan, overdag

in slaap vallenl

Hoe is de stemming (vrolijk, ongelukkig, verdrietig)l Heeft hij/zij zorgen, piekert hijlzijveel dinge n die kunnen gebeuren of over vies worden, schoolwerkl Vraagt hij/zij steeds om geruststelPraat hijlzij er weleens over een einde aan het leven te willen maken) 7o ja, hoe zou hijlzij dit Waar is

hijlzijbangvoorl Belemmeren

de angsten zijnlhaar functionerenl

lshijlzii zenuwachtig, gespannen of heeft hij/zijtics zoals oogknipperen, trekin het gezicht?

Leerboek Kinder- en f eugdpsychiatrie I

I

Contact

' . ' .

Contact met ouderc. Hoe is het contact met hem/haar) Vragen naar wat ouders met hun kind samen doen: spelletjes, samen praten voor de gezelligheidl Wat zljn zijnlhaar goede eigenschappenl Contact met broers/zussen. Hoe is het contact met broers/zussenl Hoe konden zij de laatste tijd met elkaar opschietenl Hebben ze veel ruziel AJhanke,liikQid. Hoe afhankelijk is

hij/zij) Durfthijlzij op bezoek bij vrienden, vriendinnenl

Logeren,

naar schooll Contact.met-leeftijdgenoten. Hoekan hijlzij met leeftijdgenoten opschietenl Hoeveel vrienden/vriendinnen. heeft hij/zij) Hoe vaak contact met deze vriendln/vriendinnenl Wordt hij/zij veel gepiaagd of plaagt hijlzij anderen veell lshijlzij lid van een club of vereniging)

Gewetensfunctie

.

Voelt.hii lzijzich schuldig nazich misdragen te hebbenl Heeft hij/zij idealenl ls er gevoel voor recht-

vaardigheidl Seksualiteit

.

i

Seksuele voorlichtingi Hoe gaathijlzij met seksuele onderwerpen oml Seksuele ervaring) Seksuele traumata in het verledenl Hoe is de genderoridntatiel

t Gezinsanamnese . lnteractie ouder-kind. Hoe-gaan de ouders met hem/haar oml Hoe vaak raah u geirriteerd

door hem/ haarl Wat.gebeurt er danl Hoeveel structuur en veiligheid wordt er gebodenl Hbe vaak en op welke' wijze wordt er gestraft en beloondl

:

li

.

{

lndruk van de relatie van de ouders. De meeste ouders hebben weleens onenigheid of conflicten. Hoe is dat bij u) Hoe is de verdeling van verantwoordelijkhedenl Hoe verlopen beslissingenl ls er onderlinge

steunl

.

Cezinsactiviteiten. Worden er activiteiten met het hele gezin ondernomenl

Familieanamnese

. . .

Psychische gezondheid. Komen er bepaalde psychiatrische aandoeningen voor in de familie, zoals schizofrenie,.bipolaire stoornisl Ooit iemand in de familie behandeld door een psychiaterl Opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuisl Heeft ooit iemand zelfmoord gepleegdl

Lich.amelijke gezondheid. Komen er in de familie lichamelijke aandoeningen voor zoals epilepsie andere neurologische aandoeningen I

of

Criminaliteit. Heeft ooit iemand in de familie in de gevangenis gezetenl Alcohol/drugs. Tijn er familieleden met een alcohol- of dru gsverslaving)

Gesprek met het kind of de jeugdige Het gesprek met het kind of de jeugdige is er niet alleen om informatie over het functioneren te verkriigen. Het is ook mogeliik om bii het kind of de jeugdige zelf de hulpvraag te verhelderen. De visie van het kind of de jeugdige op de aard en de oorzaakvan de eventuele problemen is van belang. Bovendien kan dit gesprek gebruikt worden om ideeen en verwachtingen over de eventuele hulp na te wagen en om een indruk te krijgen van de motivatie van het kind of de jeugdige om aan een behandeling mee te werken. Het gesprek bestaat uit drie componenten: . het vra'aggesprek waarin de hulpwaag, het huidige functioneren en de motivatie voor de behandeling besproken worden; . het gevan ven opdra,chten, zoals motoriekopdrachten, het laten maken van een tekening of eenplrzzel; . observaties njdens het gesprek.

Diagnostiek

overzicht van het waaggesprek met het kind of de 2.4 geeft een systematisch

overzicht van enkele taken en tabel 2.6 een overzicht van de ob, l.r:bel z'5 een Deze schema's hoeven niet star gevolgd te worden. Uiteraard is het dat het gesprek met het kind of de jeugdige in een ontspannen, ongedwon-

jeugdige VraaggesPrek met kind of

of klasl Welke school) Wat vind je het leukstl Wat het minst leukl Kun je met ie meester of I Welke leraarl lerares vind je het aardigstl Wie het minst aardigl Wat voor cijfersl Hoe gaat huiswerkl Wanneer doe je datl Helpt iemand je daarbij? Moeite met oplettenl Moeite om af te mee begonnen bentl G a je weleens niet naar schooll Als je iets zou kunnen veranderen aan dat zijn)

n (noem eens hun namen)l Ken je ze van school ofergens anders vanl Hoe vaak zie je ze) zel Hoelang al vriendenl Wat doe je zo samen met henl Komen ze weleens [ij je thuis] Of welee ns bij ze? Hoe kun je met je vrienden opschieten? Vertel eens over een vriend/ vindt. En die je niet aardig vindt? Zijn er veeljongens/meisjes van je leeftijd met wie ee vechtl Word je weleens geplaagd) Door iemand alleen of door een hele groep? Wat I Voel je je weleen s buitengeslotenl Wat doe je daaraanl en andere activiteiten

zoal in je eentje, zoals hobbY' s, spelletjes? Hoe vaak speel je in je eentjel Hoe vind je het om in n of alleen te zijn) Naar welk televisieprogramma kijk je het liefstl Van welke muziek houd

en er bijju llie thuisl Dierenl Hoeveel kamersl Wie slaapt waarl Alle kinderen of jongens/ hebben wel eens ruzie met vader, moeder, broers of zussen: hoe is dat bij julliel Wat gebeurt er le vaders en moeder zeggen wat ze wel of niet goed vinden: hoe streng vind jij .iouw ouders) Ben armee eens/oneensl Krijg je weleens stra0 lfat voor strafl Wat doe je samen met je vader en je Als je van huis weg bent, bijvoorbeeld uit logeren, hoe voel jij je danl Hoe vind je dat je vader en met elkaar kunnen opschietenl

is weleens bang voor iets: waar ben

jij

bang

, schrikkerig of gespannen: hoe is dat bij

voorl Sommige kinderen voelen zich weleens joul (Zo ja: waarover maak jij je dan zenuwachtig))

piekeren weleens of maken zich soms zotgen (bijvoorbeeld dat er iemand ziek kan worden wel dood kan gaan). Hoe is dat bijjoul

of

nu eens vertellen wat jij van jezelf vindtl Of: als een goede vriend(in) je zou beschrijven, wat zou dan zeggenl Waar ben je het meest trots opl Waar zijn je ouders het meest trots op bij jou)

Leerboek Kinder- en f eugdpsychiatrie Lichamelijke klachten Heb jeweleens moeilijkheden met slapen) Hoe laat ga je naar bedl Hoe snel slaap je in) Hoe is het met gebruik van 'screens' voor het slapen gaan (iPho.-nu, iRad, computer)l Hoe vroeg word je wakker (gemaakt)) Vermoeidheid o.ver{1e) Hoe giat hei met eren) Lijneni Vreetbuienl Heb je weleens pijn in je buik/maagl Pijn ergens andersl Bij meisjis: menstrueer je all'Heb je daar klachten van) Heb ivirleens ;e hoofdpijnl 99n i" de laatste tijd moel Plas je weleens in je bed of overdag in je broekl Druk je weleens in i ' broek) Hartkloppingenl Duizelig gevoel of licht in het hoofd) Tintelingen in gezicht of vingers) Agressie en antisociaal gedrag

Alle kinderen zijn weleens boos. Wat doe jij als je je zo voeltl Waardoor word je snel boosl Gebeurt het weleens dat je zomaar. dingen doet, zonder erbij na te denken) Kun jij je moeililk aan de regels houden op school en thuisl Wat doe. je.danl Zeggen mensen soms dat je lastig bentl Heb je weleens iat gepikt) Van huis weggelopenl Gespijbeldl Brandje gestookt) De klas uitgestuuid? Met poliiie in aanraking-geweestl B antisociale gedragingen: doe je dat alleen of samen met anderenl Alcohol, drugs, gokken, gamen" Drink ie weleens bier/wijn of sterkedrankl Zo ja, hoe vaak, hoeveel in het weekend en hoeveel door de weekl Weleens dronkenl ls dat een probleeml Gebruik je weleens hasj, marihuana of harddrugsl Zo ja, hoe vaakl Hoeveell Vind je dat zelf een probleem) Gok je weleens) Game je veel? Vind je dat ielf een probleem of vinden anderen dat je daar een probleem mee hebtl Seksualiteit Heb je ooit gevree€nl Hoe oud was je toen je het voor het eerst deedl Maak je je zorgen over de seksuele omgang met anderenl ls seksualiteit_een probleem voor joul Val je op meisjes of op jongens) Heb je het gevoel een meisje/jongen te zijnl Heb je weleens nare dingen meegemaah op het gebied van seksualiteiti Trau mata/psychosociale stressoren

Heb je ooit iets heel ergs of naars meegemaaktl Zo ja: hoe ging het daarna met je, hoe voelde je j el Zijn e thuis grote problemen waar jij je zorgen over maakt of soms door in de war bent) (Zo ja: verder u itdiepen) " Alleen

Tabel

bij jeugdigen

2.5

Taken

Fijne motoriek Kind iets laten schrijven, tekenen (poppetje, cirkel, vierkantje, driehoek, enzovoort), kind laten puzzelen, blokkentoren maken, knippen. Grove motoriek Balvangen met beide handen en linker- en rechterhand, hinkelen links en rechts, springen, voetballen, hardlopen, traplopen. Lichaamsbesef Laat linker-/rechtervoet/-hand zien, wijs neus, schouder enzovoort aan. Tekenen !131

tind of jeugdige iets tekenen, bijvoorbeeld gezinstekening met als opdracht: maak een tekening van

jullie thuis als jullie iets samendoen. Spel

Afhankelijk van leeftijd kind volgen in spontaan spel of vragen met poppenhuis/poppenkast te spelen. Rekenen

Kind.afhankelijk van niveau van functioneren tel- of rekenopdrachtjes geven. Bij jonge kinderen concreet met bijvoorbeeld plastic munten. Taal

lets laten voorlezen. Test het begrip van woorden. Bijjonge kinderen of kinderen met een achterstand eenvoudige woorden gebruiken.

Diagnostiek

Observaties

chamelijke kenmerken en lichaamshouding. Lichamel ijke en uiterlijke verzor' sociaal milieu. Littekens, blauwe plekken oridntatie. Helder, slaperig, oververmoeid. Bewustzijnsdaling zoals absences. Orientatie ats. Reactie oP stimuli, klochten. Uit het kind iichamelijke klachten tijdens het interview, zoals hoofdpijn of maag-

Horen (reactie op geluiden zoals belletje). Zien. Voelen. Ruiken Grijpen van voorwerpen. Overpakken. Complexe handelingen. Natekenen van Puzzelen. bouwen. Blokken Hallucinaties. lllusies. u en denken

Articulatie. Stem (hees, zacht). Stotteren Algemeen: communicatief gebruik, breedsprakig, onsamenhangend. Niveau: woordenschat, grammatica. Specifiek: kind spreekt niet (mutisme), echolalie, verwisselen persoonlijke aamwoorden, bizar taalgebruik, neologismen Geheugen: getallen en feiten onthouden. Denkstoornissen: traag, in de war, chaotisch, achterdwanggedachten, preoccupaties. Fantasie: gedifferentieerd of arm, bizar, angstig; hoeveel tijd de fantasieen in het dagelijks leven inl Algemeen: kind kan samenhangend verhaal vertellen, maakt de indruk greep te hebben op ingen om zich heen, hanteert den kstrategie€n om pro blemen op te lossen. Specifiek: begrijpt rachtje of heeft juist herhaling van opdrachtjes nodig, kent lichaamsdelen aandacht, impulsiviteit en frustratietolerantie Concentratie. Afleidbaarheid. Mate van aansporing nodig. Regelmatig niet met aandacht bij Dagdromen. Handelt zonder innerlijk overleg. Onvoorzichtig. Overactief: kan niet stilzitten, overbeweeglijk, tempo, doelgerichtheid. Onderactief: traag, md, apathisch Rusteloos: friemelen, bewegi ngson rust. Reacties op frustraties. Ongeduldig. Kan taak niet volbrengen.

Oppervlakkig. Afi,verend. Teruggetrokken, gesloten. Koppig, stuurs, prikkelbaar. Onzelfstanprovocerend. Pesten, 'testing the limits'. Te weinig discriminerend. ls aat'over en weer'l Contactgroeil Kan het kind of de jeugdige zich in ander verplaatsenl Geen. Vluchtig. Mijdend. met ouden. Reactie op vertrek of afivezigheid van de ouders. Oogcontact met ouders. Ouders al dan niet in spel of andere activiteit betrokken. ming en affect Somber. Vlak. Klaagt over zich eenzaam voelen. Huilt. Angstig. Nerveus. Schaamt zich. Verlegen.

Boos, prikkelbaar. Ontevreden. Opgewekt. Vrolijk. Hilariteit. Spontaniteit en fluctuaties in stemming.

i I

Leerboek Kinder- en feugdpsychiatrie

j

I 1

I

Gedrag algemeen

.

Algemeen: gedraagt zich te jong, onzeker. Agressief: schoppen, gooien, slaan, bedreigen, vloeken, schuttingtaal. Seksueel: uitdagend, gedraagtzich als kind van het andere geslacht. Repetitieve handelingen: dwanghandelingen, schommelen, wiegen, hoofdbonken, fladderen. Cewoonten: nagelbijten, harentrekken, autom uti latie.

Gewetensfunctie

.

Begrip van mijn en dijn. Wijze van spreken over anderen.

Spel

.

Thema's. Fantasiewereld. Uitspelen van problematiek. Cognitief en emotioneel niveau van het spel.

Gesprek met de leerkracht Een gesprek met de leerkracht kan telefonisch plaatsvinden. Hierin zullen het gedr, van het kind of de jeugdige in de klas en op het schoolplein, de relatie met de leerkracl de schoolprestaties en het sociale functioneren aan de orde komen. De leerkracht e( wagenlijsi laten invullen, zoals de al genoemd.e Tea'chetls Report Forrn (TRF), is vaak voldoende. li

Psychodiagnostisch, lichamelijk en technisch onderzoek Afhankelijk van de aard van de problemenzalverder onderzoek worden gedaan - uitt aard alleen als te verwachten is dat deze exlra informatie van belang is voor de behand ling. Een psycholoog of pedagoog voert onderzoek naar de cognitieve functies en/of schoolvorderingen van het kind of de jeugdige en persoonlijkheidsonderzoek uit. Er kinderarts of -neuroloog doet algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek; eve tueel zal deze verder technisch onderzoek aanwagen, zoals een elekko-encefalogra (eeg), beeldvormend onderzoek zoals CT-, MRI-, of bloed- en urineonderzoek. Stee, meer wordt de hulp ingeroepen van de klinisch geneticus voor genetisch onderzoek r

,

genetic counseling.

Diagnostische form u leri n g In het voorgaande is het proces van het verzamelen van diagnostische gegevens bespr ken. De volgende stap is het brengen van orde in de vele gegevens met als einddoel er diagnose.

Vergelijken en integreren van informatie De veelheid van diagnostische informatie afkomstig van diverse informanten (ouder kind of jeugdige zelf, leerkracht) en verkregen op verschillende manieren (gesprekke observaties, tests, technisch onderzoek) moet door de hulpverlener vergeleken worde Discrepanties moeten, voor zover mogelijk, opgehelderd worden en eventueel mc besloten worden tot het verzamelen van meer of andere informatie. Uiteraard moet c

Diagnostiek

in dienst staan van de te maken keuzes voor de behandeling. Uiteindelijk er zo een gewogen beeld van het functioneren van het kind of de jeugdige. in engere zin: classificatie is het groeperen van individuen op basis van hun onderscheidende kenAfhankelijk van de stand van de wetenschap worden zieklen ingedeeld op baetiologie, anatomische of fysiologische afwijkingen, of op basis van manifeste In de psychiatrie zijn het de symptomen die de basis vorrnen van het clasteem en spelen etiologische factoren nauwelijks een rol. Een aantal bij elkaar symptomen wordt een synd,roorn genoemd. In de psychiatrie wordt in van syndroom ook wel gesproken van stoornis, bijvoorbeeld in 'aandachtsdeficiteitsstoornis' of 'separatieangststoornis' American Psychiatric Association ontwikkelde een internationaal classificatiede DSM (Diagnostic qnd Statistical Manual of Mental Disordersl. De laatst ver(vijfcle) editie van de DSM (American Psychiatric Association, zot3) bevat vingen van een groot aantal psychische stoornissen waaryan een ook op de kinderleeftijd of in de adolescentie kan voorkomen. Iedere stoornis is door criteria, waarvan er een minimumaantal aanwezig moet zijn om voor classificatie in aanmerking te komen. De DSM is niet het enige clasmaar omdat dit systeem in Nederland en Vlaanderen wordt gebruikt, in dit boek de diagnostische criteria uit de DSM-5 gehanteerd worden. sche en prognostische hypothesen beerd wordt om een idee te krijgen van het verband tussen de risico- en bescherfactoren, en het functioneren van het kind of de jeugdige. Deze factoren kunnen zijn in het kind zelf , in het gezin of in de wijdere omgevin g, zoals de wien, de school of de buurt. Het gaat hierbij om factoren in het verleden en heden. effect van ongunstige omstandigheden in het verleden zallang niet altijd blijvend hoewel sommige negatieve omstandigheden, zoals vern'aarlozing of mishandewel lang nadat deze aanwezig waren effect kunnen hebben. Risico- en bescherfactoren in het heden zljn van belang voor de inschatting van de prognose en ke effect van de behandeling. risico's spelen een belangrijke rol bij het ontstaan en aanhouden van alle van psychopathologie. Het is daarom van belang na te gaan ofpsychische stoorin de familie voorkomen, vooral bij ouders en bi j broers en zussen. Uiteraard bij eerstegraads verwanten niet alleen genetische overdracht een rol, maar ook via omgevingsfactoren zoals de ouder-kindrelatie.

he formulering van de problemen van een kind volgens de DSM-5 is niets anders dan een aantal kenmerken van dit ene kind gelijkenis vertoont met dat van

teerbock Kinder- en f eugdpsychiatrie andere kinderen met dezelftle stoornis. Hierdoor is het mogelijk om kennis uit te wi1 selen, bijvoorbeeld wetenschappelijke kennis uit de literatuur of kennis die ander hulpverleners hebben opgedaan bij de behandeling van kinderen met dezelfcle diag nose. Echter, classifi.ceren gaat voorbij aan voor het individu unieke kenmerken die ni zo goed of misschien wel meer van belang kunnen zijn voor de behandeling. Dez meer op het individu toegespitste informatie moet uitmonden in een diognostische fo, mulering, ook wel beschrijvende diagnose of structuwrd.iagno.se genoemd. Een diagnostische formulering moet de volgende elementen bevatten: leeftijd en geslacht;

. . . . . . .

intelligentie; DSM-5-classificatie; overige symptomen die van belangzljn; leeftijd van het ontstaan en beloop van de Hachten; effect van de symptomen op functioneren thuis, op school en omgeving; risicofactoren en beschermende factoren die van belang zijn voor de prognose.

Behandeling en evaluatie Diagnostiek vormt de basis voor de keuze van de beste behandeling van de probleme: van een individu. Uiteraard moeten de effecten van de behandeling ge€valueerd wor den; dit kan op systematische wijze uitgevoerd worden. Voor behandelaars is het belangrijk ewaring op te doen met de korte- en langeter mijneffecten van hun behandeling. Evaluatiegegevens kunnen gebruikt worden om d behandeling aan te passen of om andere behandelingsvormen te kiezen. Voor patienter is evaluatie van belang omdat veel psychische problematiek bij kinderen en jeugdiger chronisch is. Ook na afsluiting van de behandeling is professionele bemoeienis vaanodig.

ur*b!*lcgische twE k3