140 52 10MB
Dutch; Flemish Pages 192 Year 1972
DICTIONARIUM
TETRAGLOTTON
MONUMENTA LEXICOGRAPHICA NEERLANDICA denuo edita auspiciis fundationis cui titulus "Instituut voor Nederlandse Lexicologie" moderantibus F . DE T O L L E N A E R E G . DE S M E T S E R I E S II: S/ECULUM X V I
J/olumen 2(2
DICTIONARIUM
TETRAGLOTTO N A.D. M D L X I I E D I T U M
PARS
SECUNDA introduxit F. CLAES
indicem faciendum curaverunt F. DE TOLLENAERE et J. B. VEERBEEK
MOUTON HAGAE COMITIS MCMLXXII
OUDE NEDERLANDSE WOORDENBOEKEN opnieuw uitgegeven onder auspicien van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie redaktie: F . DE T O L L E N A E R E en G . DE S M E T
R E E K S II: 16de
EEUW
Deel 2j2
HET
TETRAGLOTTON van 1562 TWEEDE
DEEL
Inleiding door F. CLAES Alfabetische index door F. DE TOLLENAERE en J. B. VEERBEEK
MOUTON 'S-GRAVENHAGE 1972
© Copyright reserved
5
INLEIDING*
Het Dictionarium Tetraglotton werd in 1562 uitgegeven door Christoffel Plantijn, een geboren Fransman, die sinds 1548 te Antwerpen woonde en hier in 1555 een drukkerij begon. Het doel van dit woordenboek geeft Plantijn kort aan in zijn voorrede: "vt totius Galliae Belgicae pubes commune habeat vernaculo ldiomate Dictionarium". Hij wilde een woordenboek in de eigen taal bezorgen aan de schoolgaande jeugd van heel "Belgisch Galliè", blijkbaar zowel het Nederlandstalige als het Franstalige deel van de Nederlanden. Ten behoeve van het onderwijs geeft het Tetraglotton dus behalve twee klassieke talen, Latijn en Grieks, ook twee volkstalen, Nederlands en Frans. Op het Latijnse trefwoord volgt meestal, maar niet altijd, een Grieks equivalent, terwijl de Franse en de Nederlandse tekst gewoortlijk een uitvoenge omschnjving of verscheidene synoniemen geven. C. Ruelens en A. de Backer hebben opgemerkt dat het Tetraglotton typografisch zeer goed verzorgd is en dat Plantijn het eigen karakter van elke beschaving wilde volgen door de Latijnse woorden in romein, de Franse cursief en de Nederlandse in gotische letter te drukken (1). Nu was deze wijze van drukken in de zestiende eeuw niet ongewoon: Robert Estienne drukte in al zijn woordenboeken het Latijn in romein en het Frans cursief, Petrus Dasypodius, Joannes Frisius en Josua Maaler zetten het Duits in gotische letter en het Latijn in romein. In de meeste oudere Nederlandse woordenboeken, bijv. de Nederlandse bewerking van Dasypodius door Schorns en Calepinus' Pentaglottos, werd echter geen ander lettertype voor de verschillende talen gebruikt. Later zou Plantijn in zijn Thesaurus Theutonicae linguae het Nederlands in gotische letter drukken, maar het Latijn cursief en het Frans in romein. Kiliaan gebruikte in zijn Dictionarium Teutonico-latinum weer, zoals in het Tetraglotton, de romein voor het Latijn en de gotische letter voor het Nederlands. Het Tetraglotton bevat 662 bladzijden tekst; naar schatting telt het gemiddeld 35 lemmata per bladzijde, dus in totaal ongeveer 20.000 lemmata. Het privilege, dat voorin afgedrukt staat, dateert van 27 maart 1561 en was geldig voor vier jaar. Volgens het colofon kwam het woordenboek van de pers op 2 januari (IIII. Non. Ianuarii) 1562. Er werden exemplaren gedrukt voor rekening van Plantijn, van de erfgenamen van Arnold Bierckman, van Jan Steels, van Willem Silvius, alien drukkers te Antwerpen, en van Jan Bogaert, drukker te Leuven; alle bewaarde exemplaren dragen echter de vermelding: excudebat Christophorus Plantinus of ex officina Christophori Plautini (2).
6 1. WIE WAS DE AUTEUR VAN HET TETRAGLOTTON ? Plantijn schrijft in zijn voorrede op het Tetraglotton over de totstandkoming van dit woordenboek: "Voces . . . omnes Latinas ex Linguae Latinae Thesauris, partim nostra, partim doctorum aliquot virorum diligentia collectas, & alphabetico ordine dispositas, Viro cuidam exercitato recolligendas, castigandas, et duabus Unguis, Gallica videlicet, & Teutonica (quam ferè & re, & nomine Flandricam fecit vsus) (3) interpretandas exhibuimus". Ruelens, De Backer en Rooses beschouwden het als waarschijnlijk dat de vir exercitatus die in opdracht van Plantijn voor een Franse en Nederlandse vertaling zorgde, diens corrector Corneel Kiel of Kiliaan was (4). Het argument dat Rooses hiervoor geeft, is op het eerste gezicht echter maar zwak. Omdat Kiliaan volgens Plantijns boekhouding in 1563-1564 het Dictionarium Latinogallicum van Estienne voor Plantijn in het Nederlands vertaalde (5), schrijft Rooses: "Daar Kiel bij Plantijn in 1562 werkzaam was, en daar hij in 1564 een soortgelijke taak aanvaardde als die, welke de geoefende man in 1562 voltooid had, zo bestaat er gegronde reden om te veronderstellen dat de vertaler uit het Latijn in het Nederlandsch en het Fransch niemand anders was dan onze correcteur" (6). Meer waarschijnlijkheid krijgen we echter door de voorrede op de Thesaurus Theutonicae linguae. Daar schrijft Plantijn over vier "entrepreneurs", van wie de eerste voor hem een Latijns-Frans woordenboek in het Nederlands overzette: "Or l'vn trouua bon de tourner tous les mots & quelques phrases du Dictionnaire Latin-François en Flameng" (7). Dit was zeer waarschijnlijk de vertaling die Kiliaan volgens de boekhouding maakte van het Dictionarium Latinogallicum van Estienne. Na de taak van de andere "entrepreneurs" beschreven te hebben, gaat Plantijn verder: "Peu de temps après, l'vn (comme pour arres de ses labeurs) me deliura les mots Latins tournez en Flameng: desquels ie ne faisois qu'acheuer l'impression, y ayant entremis les mots Grecs & François; quand certaine rencontre aduerse arresta derechef l'entier cours de mes efforts" (8). Het enige woordenboek dat hij met deze vier talen drukte, was het Tetraglotton. Enige maanden na het verschijnen hiervan trof hem inderdaad een zware slag: op 28 april 1562 werden al zijn bezittingen verkocht omdat hij een ketters boekje had laten drukken. Volgens de voorrede op de Thesaurus Theutonicae linguae heeft de eerste van Plantijns "entrepreneurs" blijkbaar eerst "comme pour arres de ses labeurs" de Nederlandse tekst van het Tetraglotton bezorgd en daarna woorden en zinnetjes uit een Latijns-Frans woordenboek, blijkbaar dat van Estienne, in het Nederlands vertaald. Het Dictionarium
7 Latinogallicum van Estienne, dat Kiliaan volgens Plantijns boekhouding na het verschijnen van het Tetraglotton vertaalde, bevatte inderdaad niet enkel alleenstaande woorden, maar ook zinnetjes en zegswijzen. Bijgevolg was Kiliaan zeer waarschijnlijk ook de auteur van de Nederlandse tekst van het Tetraglotton. Dat Plantijn in zijn voorrede op het Tetraglotton deze auteur een vir exercitatus noemt, wijst erop dat hij vroeger reeds een ander dergelijk werk verricht had. Nu had Plantijn vóór het Tetraglotton nog maar één woordenboek onder zijn eigen naam, met behulp van correctoren, uitgegeven, het Latijns-Franse Promptuarium Latinae linguae. Hiervan verscheen de eerste druk in 1561 (9); er werd, zeker in 1564, ook een Frans-Latijns deel, Les mots francois, aan toegevoegd. Beide delen zijn slechts licht gewijzigde en wat aangevulde uitgaven van de twee beknopte woordenboeken van Estienne, het Dictionariolum puerorum Latinogallicum en Les mots francois. Deze bewerkingen had Kiliaan dus wellicht ook in opdracht van Plantijn uitgevoerd. 2. DE BRONNEN VAN HET TETRAGLOTTON In zijn voorrede schrijft Plantijn dat de Latijnse woorden van het Tetraglotton verzameld werden "ex Linguae Latinae Thesauris". Bij deze tekst merken Ruelens en De Backer op: "probablement celui d'Estienne" (10). Nu heeft O. de Neve, de eerste die de tekst van het Tetraglotton onderzocht heeft, een grote overeenkomst gevonden met het Dictionariolum puerorum Latinogallicum van Estienne, in de uitgave van 1552, niet alleen voor het Latijn, maar ook voor het Frans. Hij schreef dat "voor ruim de helft van de 306 vergeleken woorden de overeenkomst van de Franse vertaling volkomen is, of althans groot genoeg om, naar onze bescheiden mening, de conclusie te wettigen, dat de Franse equivalenten eenvoudig werden overgenomen" (11). Ook in de andere artikelen stemt de Franse tekst van beide woordenboeken vaak nog gedeeltelijk overeen, zodat De Neve tot de conclusie kwam dat het Dictionariolum de bron is geweest voor het Latijn en het Frans in het Tetraglotton. Hij merkte op dat het Nederlands meestal letterlijk is overgezet uit het Frans, zodat alleen de Griekse woorden nog uit een andere bron zouden komen (12). Een uitvoerig onderzoek naar de bronnen van het Tetraglotton heb ik ingesteld in mijn dissertatie, die versehenen is in de reeks Bouwstoffen en Studien voor de geschiedenis en de lexicografle van het Nederlands. Hier vat ik de resultaten ervan slechts kort samen.
8 2.1. D e en
bronnen voor het Frans
het
Latijn,
het
Grieks
Uit mijn bronnenstudie is gebleken dat de woordenboeken van Estienne slechts de indirecte bronnen van het Tetraglotton geweest zijn. De voornaamste directe bron was namelijk een drietalig woordenboek van de Franse humanist en uitgever Guillaume Morel of Morelius: Verborum latinorum cum graecis gallicisque coniunctorum Commentarij (Parijs, 1558) (13). Volgens steekproeven, genomen op 800 artikelen, komt ongeveer 89 % van het Latijn, 81 % van het Grieks en 94 % van het Frans uit het Tetraglotton letterlijk overeen met dat van Morel; nog 2 % van het Latijn en het Frans werd waarschijnlijk met enige wijzigingen ook uit Morel overgenomen. Zelf had Morel zijn Latijnse en Franse woorden gehaald uit het Dictionarium Latinogallicum en het Dictionariolum puerorum Latinogallicum van Estienne. Griekse woorden nam hij waarschijnlijk gedeeltelijk over uit het Dictionarium van Calepinus, maar hij voegde er zelf heel wat nieuwe aan toe. Morel, die leefde van 1505 tot 1564, was trouwens sinds 1555 imprimeur du roi pour la langue grecque. Vrijwel aile Latijnse lemmata van het Tetraglotton staan reeds in het woordenboek van Morel, dat echter uitvoeriger is en waaruit ongeveer een derde van de lemmata werd weggelaten in het Tetraglotton. Meestal zijn dit zinnetjes of uitdrukkingen, bijv. A militibus imparati, Abdicatus filius, Abdicare se magistratui, terrarum Umbilicus en cum dies iam ad Umbilicum est. Voor het Grieks was Morel nog veel uitvoeriger: hij gaf gemiddeld drie Griekse woorden per lemma, terwijl het Tetraglotton slechts bij 57 % van de lemmata een of soms twee Griekse equivalenten geeft. Zoals De Neve reeds heeft opgemerkt, was het blijkbaar niet de bedoeling, aan elk lemma in het Tetraglotton een Griekse vertaling toe te voegen. Aan het einde van zijn voorrede schrijft Plantijn immers: "Graecanicas voces Latinis aptè correspondentes . . . copiosè admiscuimus". Het woord copiosè zegt zeker niet zoveel als omnes, dat hij meer dan eens voor de Latijnse woorden gebruikt, o.a. in de titel: Dictionarium Tetraglotton seu voces Latinae omnes (14). Bij de Latijnse woorden geeft het Tetraglotton evenals Morel door accenten de lengte van de lettergrepen aan. Calepinus en Estienne daarentegen gebruikten in hun Dictionaria de afkortingen pen. cor. (penúltima correpta, de voorlaatste lettergreep is kort) of pen. prod, (penúltima prodita, de voorlaatste is lang) (15). Voor de volgorde van de woorden paste Estienne in zijn Dictionarium seu Latinae linguae Thesaurus en in zijn Dictionarium Latinogallicum een
9
etymologisch systeem toe, door woorden van dezelfde stam samen te brengen; bij elk afgeleid woord verwees hij in de alfabetische rangschikking dan enkel naar het grondwoord waarbij hij dit had ondergebracht. Morel daarentegen hield zieh prineipieel aan de alfabetische volgorde, zij het met enige inconsequenties. Zo plaatste hij bijv. de afleidingen Abigeus en Abigeatus na het grondwoord Abigo, Abiuratio na Abiuro, Ablaqueatio na Ablaqueo, Ablegatio na Abiego, Abominandus, Abominabilis en Abominatio na Abominor. Deze inconsequenties komen ook voor in het Tetraglotton, in het beknopte Dictionariolum puerorum Latinogallicum van Estienne en in de bewerkingen van dit laatste woordenboek, bijv. het Dictionariolum puerorum Latinogermanicum van Frisius en het Promptuarium Latinae linguae van Plantijn. Verder in het woordenboek echter, vanaf Angularis (met eerst nog enige aarzelingen), hebben Morel en het Tetraglotton de alfabetische volgorde consequent doorgevoerd en plaatsen ze zo nodig ook de afleidingen vóór het grondwoord. Zo staan in beide woordenboeken bijv. Donatio en Donàtus vóór Dono, Madens vóór Màdeo, Villósus vóór Villus, Vindemiàtor en Vindemiatórius vóór Vindémio. Het Dictionariolum van Estienne en de bewerkingen ervan blijven echter tot het einde toe alle afleidingen nà het grondwoord vermelden. Invloed van Morel op het Tetraglotton is insgelijks duidelijk in de Index Latinorum scriptorum, die in beide werken dezelfde 45 auteurs vermeldt. De titel van het Tetraglotton tenslotte werd bei'nvloed door de titel die bij Morel onmiddellijk voorafgaat aan zijn alfabetisch gerangschikte woorden: "Voces Latinae omnes, ordine alphabetico, Graecae eis respondentes, et Gallicae quibus explicantur utraeque" (16). Het ordine alphabetico vinden we weer in de eerste alinea van Plantijns voorrede: "Voces . . . omnes Latinas . . . alphabetico ordine dispositas". Deze woorden betekenen dus dat Morel de half-etymologische volgorde van Estienne door een volledig alfabetische orde heeft vervangen, althans in principe. Secundaire bronnen van het Tetraglotton waren waarschijnlijk voor het Latijn en het Grieks het Dictionarium van Calepinus (in de uitgave Venetiè 1558), voor het Latijn en het Frans de Latinae linguae Thesaurus van Estienne en het Promptuarium Latinae linguae van Plantijn. In totaal komt volgens mijn steekproeven uit deze drie woordenboeken echter slechts 9 % van het Latijn, 19 % van het Grieks en 4 % van het Frans, zodat hieruit slechts occasioned de tekst van Morel werd aangevuld. Wat Plantijn in zijn voorrede schrijft over de Latijnse woorden: "ex Linguae Latinae Thesauris, partim nostra, partim doctorum aliquot virorum diligentia collectas, & alphabetico ordine dispositas", betekent dus
10
in feite dat deze woorden reeds voor een ander woordenboek, dat van Morel, verzameld en alfabetisch gerangschikt waren. Ook de bewering dat een vir exercitatus voor de Franse en de Nederlandse vertaling zorgde, kan alleen voor het Nederlands waar zijn (17). 2.2. H o e
kwam
de
Nederlandse
tekst
tot
stand?
In het Tetraglotton volgt het Nederlands meestal vrij getrouw de Franse tekst van Morel. Soms werden de verschillende Franse synoniemen overgezet, bijv. in de volgende artikels: A b a l i e n â t i o . . . Aliénation, Séduction, Reculement, Separation. Vervremdinge, verleydinghe, afwijckinge, afscheydinghe. M a c u l ô s u s . . . Plein de taches & macules, Souillé, Tacheté. Plein de diffame & de deshonneur. Vol smetten ende vlecken, Ghesmet ende geplact. Vol schänden ende oneeren. V i n â r i u s . . . Tauernier, Vendeur du vin. Yurongne. Tauernier, Wijnvercooper. Dronckaert. In andere artikelen werden Franse zinnetjes woord voor woord in het Nederlands vertaald, bijv. : C o e n ô b i u m . . . Conuent des freres, ou on vit en commun. Een conuent van Broeders, daermen int ghemeijn leeft. F l o c c i f a c i o . . . N'estimer rien, N'estimer non plus qu 'vn lopin de laine. Niet achten, Niet meer achten dan een vlocke wollen. M a c é l l u m . . . Le marché ou autre lieu ou on vend toutes sortes de viures. De merct oft ander plaetse daermen alderhande spijse vercoopt. Soms werd zowel het Latijn als het Frans van Morel in het Nederlands overgezet, bijv. : A m e s o 1 u a m. De mon bien ou de mon argent i'y satisferay. Ic sait van den mijnen betalen. Ick sait van mijn goet oft gelt betalen. V i s i b i 1 i s . . . Qu 'on peut veoir. Sienlick, Datmen ghesien can. Het volgende voorbeeld wijst erop dat de bewerker eerst de oorspronkelijke tekst van Morel vertaalde en deze daama nog inkortte: V n d i s o n u s . . . Que les ondes vagues & flots font sonner. Dat de watergoluen doen ruysschen ende tieren. Vermoedelijk is tieren een vertaling van crier bij Morel, die schreef: Que les ondes vagues & flots font sonner & crier. Zou de bewerker zijn Nederlandse vertaling misschien eerst in de rand van een exemplaar van Morels woordenboek hebben geschreven en vervolgens de gedrukte tekst daarvan nog hebben bewerkt, om dan zo het geheel opnieuw te laten drukken (18)?
11 Vele Nederlandse omschrijvingen in het Tetraglotton gaan via het Frans van Morel terug op het Latijn van Estienne en Calepinus, bijv.: V i â t i c u m . . . Tout ce qu'on porte auec soy pour passer le chemin, soit viande ou argent. Al tghene datmen met hem draecht om ouer wech te reysen, tsij cost oft ghelt . . . De Latijnse omschrijving van V i a t i c u m in de Thesaurus van Estienne en in het Dictionarium van Calepinus luidde: Quicquid iter agendi causa necessarium est, siue cibus sit, siue pecunia ad victum expendenda. V i m e n . . . Toute sorte de verges molles et aisées à plier pour lier, soit d'osier, orme, peuplier, bouleau et autres. Alderley weecke roeyn dye lichtelick gheboogt worden om te binden . . . tsij van wilghen, olmen, poplieren, bercken oft andere. De Franse omschrijving van het Tetraglotton en van Morel, die ook reeds in het Dictionarium Latinogallicum van Estienne stond, werd overgezet uit het Latijn van Estiennes Thesaurus, dat zelf was overgenomen van Calepinus: omne virgultum molle, & ad ligandum aptum, quasi vincimen. . . Fiunt autem vimina ex populorum virgis, vlmi. . ., & betulae..., et salicis, quae principatum obtinet (19). Voor het Nederlands van een relatief klein aantal artikelen van het Tetraglotton, volgens mijn steekproeven ongeveer 7 % van het totaal, werden secundaire bronnen gebruikt: het Latijns-Nederlandse Dictionarium (Antwerpen, 1542/1557) van Dasypodius-Schorus, het LatijnsGrieks-Nederlandse Dictionarium Triglotton (Antwerpen, 1545/1560) van Servilius, de Latijns-Nederlandse Vocabularius optimus (Antwerpen, 1505) en vooral het Latijns-Duitse Dictionariolum puerorum Latinogermanicum (Zürich, 1556) van Frisius; verder misschien ook de Pentaglottos van Calepinus (Antwerpen, 1545), het Vocabulaire Françoisflameng (Antwerpen, 1557) van Meurier en het Latijns-Duitse Dictionarium van Dasypodius. Sommige Nederlandse vertalingen of omschrijvingen kunnen uit meer dan één bron komen. Zo is bijv. in het Tetraglotton het Nederlands voor Magnes, Eenen Magneetsteen, Eenen Seylsteen dye ijser tot hem trect, geen vertaling uit het Franse Une pierre qu'on appelle adamant\het kan komen uit de Latijns-Nederlandse Dasypodius-Schorus of Servilius: Eenen magneet steen die ijser nae hem trecket, eenen seylsteen, uit de Latijns-Duitse Dasypodius of Frisius: Siegelstein oder Magnet, der das eysen an sich zeucht, uit het Latijn van Morel: allicit et trahit ferrum Magnes lapis, uit de Thesaurus van Estienne of het Dictionarium van Calepinus: M a g n e s , . . . genus lapidis, ad se ferrum attrahentis. In het artikel V i â t i c u m kan de toevoeging aan de vertaling uit het Frans, Teringhe oft teerghelt, komen uit de Latijns-Nederlandse Dasypodius-
12
Schorns of uit Calepinus' Pentaglottos en in het artikel V x ô r i u s kan Hannen ligt achtere overgenomen zijn uit Dasypodius-Schorus of Servilius. Voor andere artikelen is de bron duidelijker. Zo komen bijv. met opsetten wille, AI willens ende wetens (i.v. I n d ü s t r i a ) e n Kleefcruyt daermen mede verwet (i.v. R u b i a) in het Tetraglotton waarschijnlijk uit Dasypodius-Schorus, op een her (i.v. A b i'n t e g r 6) en glintsen (i.v. R ü t i 1 o) uit Servilius. Dit laatste germanisme heeft Servilius (Ic scijne, ick glintsche) blijkbaar gevormd naar de Latijns-Duitse Dasypodius (Ich scheine, glantze). Uit Dasypodius kwamen via Servilius of DasypodiusSchorus nog andere germanismen in het Tetraglotton, bijv. Menwelcruyt, Scherpe kleuer als vertaling van R u m e x, eigenlijk zuring (Dasypodius schrijft: Menwelwurtz, scharpffkletten), en Swetser (i.v. R ä b u l a . Vn plaidoyeur criard... ; Dasypodius: schwâtzer). De meeste germanismen in het Tetraglotton komen echter uit het Latijns-Duitse Dictionariolum puerorum Latinogermanicum van Frisius, dat vermoedelijk de voornaamste secundaire bron voor het Nederlands was; volgens mijn steekproeven is hieraan ongeveer 3 % van de Nederlandse vertalingen ontleend. Duidelijk onder invloed van Frisius staan bijv. Frisch op, Hoy op (i.v. A g i t e ; Fris.: Huy, Frisch auf), Haderman (i.v. A l t e r c â t o r ; Fris.: Hadermann), Ybisch cruyt (i.v. A 11 h a e a; Fris.: eybisch), Toouerisch (i.v. M â g i c u s; Fris.: Zauberisch), Opboetsinghe (i.v. M a n g ô n i u m ; Fris.: auszbutzung), Woodich (i.v. R ab i ô s u s; Fris.: Wütig), Lantfaerder (i.v. V i â t o r; Fris.: landfarer), Ja vrijelick (i.v. V i d é 1 i c e t; Fris.: Ja freylich) en Somerlooue (i.v. V m b r â c u l u m ; Fris.: summerlauben). Aan de Duitse woorden werd alleen een min of meer Nederlands uitzicht gegeven. Bij het vertalen van de Franse tekst werden dus enige Nederlandse en Duitse woordenboeken nageslagen als secundaire bronnen, blijkbaar vooral bij moeilijke Franse of Latijnse woorden. Bij opvallend veel plantnamen bijv. is de Nederlandse tekst niet uit het Frans overgezet, maar stemt hij overeen met een ander woordenboek. Misschien werden soms ook woordenboeken opgeslagen om een grotere rijkdom aan synoniemen te kunnen bieden. Slechts af en toe vinden we meer oorspronkelijk werk in het Tetraglotton, bijv. in het artikel V i m e n, waar aan de vertaling de woorden Bandtroede, wisse, teen werden toegevoegd; de laatste twee woorden kunnen uit Dasypodius-Schorus komen, maar Bandtroede werd vermoedelijk gevormd naar aanleiding van weecke roeyn. . . om te binden, dat zelf vertaald was uit het Frans; in de volgende artikelen V i m i n â 1 i s, V i m i n e u s en verder bij V i r g é t u m wordt het Franse verges à lier
13
telkens overgezet door ban(d)troeden. Aan V i o l â r i u m . . . Violier. Violier werd als verklaring toegevoegd: Plaetse daer vele violetten wassen ; aan A e q u i 1 i b r i s . . . D'vn même pois. Gelijck wichtich werd toegevoegd: Dat gelijcke vele weecht. Soms voegde de bewerker blijkbaar een of meer synoniemen spontaan toe, bijv. in A d u l t e r i ' n u s . . . Faulx, Contrefait, Bastard. Valsch, Verualscht, Gekontrefeyt, Bastaert, waar Verualscht vermoedelijk toegevoegd is onder invloed van het participium Gekontrefeyt, en in V i'n c u 1 u m . . . Prison. Karcker, Gheuanckenis. Indien Kiliaan werkelijk de auteur van het Nederlands in het Tetraglotton is geweest, heeft hij niet veel meer dan vertaalwerk geleverd en zouden we hem wellicht veeleer een beginneling dan een vir exercitatus noemen. Toch merken we een zekere overeenkomst met de methode die Kiliaan volgde in zijn eerste Dictionarium Teutonico-latinum van 1574. Zoals ik in mijn doctorale dissertatie heb aangetoond, ontleende hij daarvoor immers vooral veel woorden aan Franse en Duitse vertaalwoordenboeken, door ze in het Nederlands te vertalen, en voegde hij er woorden aan toe uit Nederlandse woordenboeken. Later zou hij woorden verzamelen uit een groter aantal bronnen, maar altijd bleef hij kiezen en aanvullen uit bronnen in verschillende talen. Het is best mogelijk dat Kiliaan in het Tetraglotton met deze methode begonnen is en zo zijn eerste schreden als lexicograaf gezet heeft. 3. HET NEDERLANDS IN HET TETRAGLOTTON Omdat de Nederlandse tekst het enige deel van dit woordenboek is dat er nieuw aan werd toegevoegd, bespreek ik dit hier nog afzonderlijk. 3.1. O n g e w o n e
woorden
of
woordbetekenissen
In de vorige paragraaf heb ik reeds germanismen vermeld die in het Tetraglotton direct of indirect uit de Duitse woordenboeken van Dasypodius en Frisius komen. Andere dergelijke germanismen zijn bijv. Eebreker (Adulter; Dasyp.: Ehebrecher; Fris.: Eebrächer), Bourisch ( A g r é s t i s ; Dasyp.: Bawrisch; Fris.: beüwrisch), Knoploock (All i u m ; Dasyp. en Fris.: Knoblauch), Glisbloem cruyt ( R a n u n c u l u s , herba; Fris.: Glyszblumen), dat in het Nederlands alleen met de betekenis Iis voorkomt, maar hier ranonkel betekent;gorps (R u c t u s; Dasyp. en Fris.: görps), Gorpsen ( R u c t o ; Dasyp. en Fris.: gorpsen), kotsen (V o m o; Dasyp. en Fris.: kotzen) en schenck, Gastgaue ( X e n i u m , Dasyp.: gastgaab, schencke). Sommige woorden kunnen germanismen zijn, maar omdat ze in het Middelnederlands reeds, zij het zelden, voor-
14
kwamen, is dit niet zeker, bijv. gewalt (i.v. A b a c t u s; Fris.: gewalt), na(e)ghebuer ( A c c o l a en A f f i n i s; Fris.: nachpaur, nachbaur), wechschickinge (Ablegâtio; Fris.: hinwegschickung), Kuym (V i x . . . A grande peine; Fris.: kum) en Sackpijper (i.v. V t r i c u 1 â r i u s . . . Vn cornemuseur; Dasyp. en Fris.: sackpfeyffer). Hetzelfde geldt o.a. voor tappeken inde kele (i.v. V u a , . . . Den huych), krijchskleet (A b o 11 a . . . Vne certaine robbe de gendarme) en Grootdadich (M a g n i f i c u s) die via Dasypodius-Schorus of Servilius uit de LatijnsDuitse Dasypodius kunnen komen. Vaker nog kunnen we invloed van het Frans van Morel op het Nederlands in het Tetraglotton vaststellen. Er zijn veel letterlijke, soms houterige vertalingen, bijv. In een vergaderen ( A d û n o . . . Vnir. Assembler en vn), Die een deel int houwelijck « ( C o n i u n x , v e l C o n i u x . . . Celui qui ét vne des parties en mariage...), De meert, Meertsche maent (M â r t i u s . . . Le mois de Mars), Van achternoen ( P o m e r i d i â n u s . . . D'après midi), Regheringhe vander hoeuen (V i 11 i c â t i o . . . Gouvernement de métairie), Die wrake van eenich dinck doet (V i n d e x . . . Qui fait vengeance de quelque chose. . .), Landt dat tot wijngaerden bequaem is (V i n e â 1 i s, . . . terra vineâlis, Terre propre à vignes), Gheesselaer met roeden, Dye met roeden slaecht (V i r g â t o r . . . Fesseur de verges. Qui bat de verges) en Schaduwachtig, Dat schaduwe brengt (V m b r i f e r . . . Ombrageux, Qui porte ombre). Soms geeft het Nederlands onder invloed van het Frans een verkeerde vertaling van het Franse trefwoord, bijv. So vele (A d ae q u è . . . Pareillement, Autant. Gelijckelijck, So vele) i.p.v. op gelijke wijze, evenzo\ Weynich groot ( A l i q u â n t u s . . . Quelque peu grand, Aucunement grand. Weynich groot, Grootachtich) i.p.v. tamelijk groot; Door dorpen, Door Straten (V i c â t i m . . . Par villages, Par rues) i.p.v. straat voor straat, straat- of dorpsgewijze ; Twin tic h in tghetal (V i c é n i . . . Vingt en nombre) i.p.v. telkens twintig\ Dronckaert ( V i n o l é n t u s . . . Plein de vin, Yurongne. Vol van wijne, Dronckaert) i.p.v. het adjectief dronken. Andere in het Nederlands niet gebruikelijke of toch zeer ongewone woorden werden in het Tetraglotton waarschijnlijk alleen maar gevormd als een gemakkelijke vertaling van een Frans woord, bijv. Eenen Alisier boom (A c r i f ô 1 i u m. Arbre nommé Alysier), eigenlijk een soort haagdoorn; Misdoeninghe ( M a l e f i c e n t i a . . . Malfaisance)', Moedersch ( M a t é r n u s . . . Maternel. . .); Viorne (V i b û r n u m . . . Viourne), eigenlijk sneeuwbal, een plant; Peruencencruyt ( V i n c a & V i n c a p e r u i n c a . . . Herbe apellee Peruenche), eigenlijk maagdenpalm; Violier ( V i o l â r i u m . . . Violier. Violier, Plaetse daer vele violetten was-
15
sen); Ghemarquet ( V i r g u l á t u s . . . Marqueté. . . ), eigenlijk gevlekt of gestreept, en Twintich een min ( V n d e u i g i n t i . . . Dix neuf, Vingt moins vn. Neghenthien, Twintich een min). Ook uit oudere Nederlandse woordenboeken kwamen minder gewone woorden of woordbetekenissen in het Tetraglotton, bijv. nierbedde oft Hese ( A b d o m e n ) , Wijngaertberch (V i n é t u m . . . Vn vignoble) met de algemene betekenis van wijngaard, ghelte (M a i á 1 i s . . . Vn verrat ou porc chastrè) met de betekenis van een gesneden mannetjesvarken, en afghedreuen (R u p t u s) met de betekenis van vermoeid, komen waarschijnlijk, guebelen (V o m o,. . . Braken) en Gingheber ( Z i n g i b e r . . . Gingembre) misschien uit Dasypodius-Schorus of Servilius; ruyspijper (i.v. V t r i c u l á r i u s . . . Vn cornemuseur) kan uit DasypodiusSchorus komen. Ontsweren (A b i ú r o . . . Renier par serment) uit Servilius, Calepinus' Pentaglottos of de Vocabularius optimus en Vlocke, Noppe, (i.v. V i l l u s . . . Haerlocke) uit de Vocabularius optimus. Andere woorden echter, waarvoor ik geen bron gevonden heb, kende de auteur van het Tetraglotton vermoedelijk zelf, bijv. eerd(t)uele (i.v. A c i n u s en i.v. R a c é m u s), een gewestelijke benaming van klimop, waarvan Junius in zijn Nomenclátor (1567, p. 116) schrijft: H e d e r á . . . Clijf, veil, oft eerdtsvel Brabant. (20); vorstich (A 1 s i ó s u s . . . Frilleux, Suiect au froid); Handtdwele, oft ammelaken (M a n t i l e, . . . nappe), over ammelaken schrijft Kiliaan in 1599: vox Brabantis vsitatissima, pro qua alij tafel-laecken), Weytsack, Aessack, Knapsack (M á n t i c a , . . . gibeciere. Besace ou bissac), Culct (i.v. M a 11 a, . . . Matras), swancken (i.v. V i b r o , . . . bransler), Vlicchelen ( V o l i t o . . . Voleter. . . ) en moeselaer (i.v. V t r i c u l á r i u s . . . Vn cornemuseur). Het partikel en wordt in het Tetraglotton gebruikt met een ontkenning of beperking, bijv. : Dit belt en is v niet zeer onghelijck (i.v. A b 1 ú d o), Het en gaet mij niet aen, het en roert mij niet (i.v. A 11 i n e t), daer sy selue niet ghenoot en sijn (i.v. V m b r a) en Cleyn boomken dat maer roeden ende rijs voort en brengt (i.v. V i r g ú 11 u m). Soms komt niet alleen voor, bijv. : Het hooft schudden, ende niet willen (i.v. A b n u o) en Niet achten, Niet meer achten dan een vlocke wollen (F 1 o c c i f a c i o). 3.2. E i g e n a a r d i g e
woordvormen
Een aantal woordvormen, eigen aan een bepaald gewest, staan in het Tetraglotton blijkbaar niet onder invloed van een of andere bron, maar komen uit het taaleigen van de bewerker zelf. We trachten deze vormen te lokaliseren, vooral aan de hand van de Middelnederlandse Spraakkunst
16
van A. van Loey en van Schönfeld's historische grammatica (21); naar deze twee werken verwijs ik met de afkortingen M. Spr. en Sch. Korte a in plaats van e voör r + labiaal of velaar komt vooral in Vlaanderen voor, sporadisch ook reeds eind 13 de eeuw in Brabant (M. Spr. II, § 2,b); de vorm Karcker (i.v. V i n c u l u m ) vormt in het Tetraglotton blijkbaar een uitzondering. Veel vaker vinden we e in plaats van a vöor r + consonant, in bijv. coren gerwe ( M e r g e s ) , gherstich (i.v. R ä n c e o), Swerte (i.v. M a g i c e) en Werte ( A c r o c h ö r d o n ) ; "de grootste uitbreiding schijnt (dit) verschijnsel in Brabant te hebben" (M. Spr. II, § 7). Een Brabantse vorm is ook merct (i.v. M a c e l l u m), via het Romaans uit het Latijnse mercatus, waarbij in andere gewesten de e echter tot a werd. De verlenging van de a in Saechtelick (i.v. A 11 ä m b o), is Brabants (Sch. § 29, b). Korte e in plaats van i, bijv. in verschrecken ( A d h o r r e s c o ) en Aenlecken (A 11 ä m b o), komt het meest voor in het Oostvlaams en het Limburgs, maar is ook in het Brabants niet onbekend (M. Spr. II, § 9). Korte e in plaats van lange e "in op t vervoegde praesens- en imperatiefvormen van sterke werkwoorden", bijv. in ontstect (i.v. I n c e n d i u m) is Brabants (M. Spr. II, § 5, Aant., en § 50, Opm. 1, a). Lange e in plaats van ei, in bijv. Scheeden (in het Tetraglotton slechts eenmaal, i.v. A b i ü n g o ; elders staat scheyden, scheiden ofscheijden), komt in het Westen voor; vormen met ei in plaats van lange e daarentegen, bijv. ghemein (i.v. A b a c t o r ) , gedeylen (i.v. I n d i v f d u u s ) , weycken en te weycke (i.v. M ä c e r o) worden het meest in Limburg, Brabant, 't Utrechtse en het Oosten van Oost-Vlaanderen aangetroffen (M. Spr. II, § 59; cfr. Sch. § 63). Vormen met ei in plaats van korte e vöör n + consonant, bijv. Scheynden ( V i o l o), Verseynden ( A b m f t t o ) en wech seynden (A b 1 e g o) schijnen vooral Brabants te zijn, maar komen ook in Vlaanderen voor (M. Spr. II, § 15, Opm. 1). Korte i in plaats van e in een werkwoordsvorm als vlicht (i.v. V i 11c u 1 u m) is vooral Limburgs, maar wordt soms gevonden in Brabant, sporadisch in het Westen (M. Spr. I, §49, d; cfr. M. Spr. II, § 1 5 , Opm. 2). Lange i in plaats van u, bijv. in vier (i.v. I n c e n d i u m ) e n Vierroot (R ü t i 1 u s) is volgens het Middelnederlands Woordenboek VlaamsBrabants (Cfr. M. Spr. II, § 71, Sch. § 67). Aan o in plaats van eu, bijv. in houel en bokelaer (i.v. V m b o), Börse (i.v. M ä n t i c a) en achter dore ( P o s t i c a ) geven Brabant en Limburg de voorkeur (Sch. § 40, b).
17 Vormen met o in plaats van u, bijv. conste (i.v. M a c h i n i 1 i s), Morwe (i.v. M ä c e i o ) , krollen (i.v. A c u s) en locht (i.v. A u r a ) zijn voornamelijk Brabants en verder oostelijk (M. Spr. II, § 3 5 ; cfr. Sch. § 79); daarentegen komt ook u in plaats van o voor, bijv. in Rucchelen (R u d o) en Sunderlick (V n i c e). De vorm ouw (ow) in plaats van uw, bijv. in Grouwelen ( A b h o r r e s c o\houwelick (i.v. C o n i u n x), Row (i.v. V i 11 ô s u s) en Wechstouwinge (i.v. Abigeâtu s) is in de eerste plaats Brabants (M. Spr. II, § 89, c; cfr. Sch. § 54, Opm. 3). Syncope van d, zoals in goeyen (i.v. M a n c e p s), wordt sinds de vijftiende eeuw talrijker, vooral in Brabant en in Holland (M. Spr. II, § 115, g); omgekeerd komt een hypercorrecte d tot stand, bijv. in Dooden (R e g é 1 o), Ouervloeden ( A d a e s t u o ) , schouden (V i t o) en Vleyder (Adulator). Overal, behalve in het Westvlaams, werd het lidwoord dat tot d voor stemhebbende klanken (M. Spr. II, § 1 1 4 , Opm.; cfr. M. Spr. I, § 3 1 , Opm. 1); voorbeelden hiervan zijn d'lant (i.v. V i l 1 i c o), d'ieuen (i.v. V i t â 1 i t e r) en dwater (i.v. F 1 û c t u a n s), maar ertegenover staan 't lant (i.v. A r o) en het water (i.v. B u l l a ) . In het Limburgs, sporadisch ook elders, verdwijnt auslaut-/ na ch, f , p (M. Spr. II, § 114, d), bijv. in des gemachs (i.v. R a m e x), terwijl omgekeerd tussen « en s een t kon ontstaan (M. Spr. II, § 114, e), zoals in Haerspantsel (V i 11 a). Apocope van de e is in het Brabants reeds in de tweede helft van de veertiende eeuw duidelijk (M. Spr. II, § 99); toch werd in het Tetraglotton zeer vaak de eind-e behouden, bijv. in Haerlocke, Locke, Vlocke, Noppe (i.v. V i l l u s ; de Vocabularius optimus, misschien de bron voor de laatste twee woorden, heeft juist nop, vlock haersl ),plaetse, conste, konste en vrouwe. De infinitief heeft na een voorzetsel soms de uitgang -e, bijv. Weerdich . . . te sijne (i.v. V i t u p e r â b i l i s ) , soms niet, bijv. om op te schrijuen (i.v. A b a c u s ) en weerdich. . . om te sijn (i.v. A b o m i n â n d u s); dit laatste is in Brabant en Holland sinds de veertiende eeuw normaal (M. Spr. I, § 53). Ik merk op dat van de infinitief ook de vorm met het prefix ghe- voorkomt, bijv. Datmen ghesien can (V i s i b i 1 i s), Die hem wel gewachten can (C a t u s) en Papier daermen iet op kan gheschrijuen (D e 1 e t i t i u s). De spelling in het Tetraglotton is nog niet genormaliseerd, al worden wel sommige regels gevolgd: kw wordt bijv. altijd qu geschreven en de lange a in open lettergrepen a (bijv. betalen; uitzonderingen: soms op het einde van een woord en faelen, dit laatste vermoedelijk onder Duitse invloed); het onderscheid tussen scherplange en zachtlange e (bijv. oneere
18
tegenover afscher en) en o (bijv. bewoonen tegenover komen) wordt altijd gemaakt en geeft een verschil in uitspraak aan. Voor het overige is de spelling echter zeer willekeurig, bijv. voor de afwisseling van j e n z , van c en k of van g en gh\ in één artikel (A b a 1 i e n â t i o) vinden we bijv. naast elkaar Vervremdinge, verleydinghe, afwijckinge, afscheydinghe. Uit de spelling zijn daarom weinig conclusies te trekken over het taaleigen van de bewerker van het Tetraglotton. Alleen wijs ik op de spelling ye voor ie, die vooral in Brabant gebruikt werd (M. Spr. II, § 69, a), bijv. in dye, dyerghelijcke, yet en yemanden, die afwisselen met de vorm en die, dierghelijcke, iet en iemant. De h wordt vrijwel overal geschreven, zonder hypercorrecte vormen. De zeldzame afwijkingen staan wellicht onder invloed van een of andere bron, bijv. Ysope (i.v. C u n i l a ) , dat naast Hyssope voorkomt, en Huyl (i.v. V 1 u 1 a) (in het Middelnederlands een gewone vorm naast ule), dat uit Dasypodius-Schorus of Servilius kan komen. Vermoedelijk kende de bewerker van het Tetraglotton de h dus wel in zijn eigen taalgebruik. Uit deze eigenaardige woordvormen in het Tetraglotton kunnen we besluiten dat het Brabants dialect de basis ervan vormt, maar dat dit dialect toch ruimer werd opgevat en veeleer een als beschaafd beschouwd algemeen-Brabants was dan het dialect van een bepaalde plaats. 4. INVLOED VAN HET WOORDENBOEKEN
TETRAGLOTTON
OP
4.1. I n v l o e d o p d e T h e s a u r u s T h e u t o n i c a e ( 1 5 7 3 ) v a n P l a n t ij n
ANDERE
linguae
In de Thesaurus Theutonicae linguae, het tweede Nederlandse vertaalwoordenboek dat Plantijn uitgaf, maar nu met het Nederlands voorop, werden zeer waarschijnlijk enige artikelen uit het Tetraglotton overgenomen, bijv.: Dat b a n d t r o e d e n voortbrengt. Qui produit verges d'osier pour lier. Viminalis (cfr. Tetraglotton, i.v. V i m i n â 1 i s). G l i s b l o e m k r u y d t . Des basinets ou gobbinets. Ranunculus, herba (cfr. Tetraglotton, i.v. R a n u n c u l u s ) . Een h o e u e regeren, bewonen ende bouwen. Gouuerner vne metairie, & y labourer les terres. Villico, as, vel villicor, aris. Depon. (cfr. Tetraglotton, i.v. V i l l i c o ) . Allerley weecke r o e d e n, die lichtelick buygen om binden, als bandtroeden, t'zy van wilgen, olmen, poplieren, bercken, oft andere. Toute sorte de verges molles, aisees à plier pour lier, soit d'osier, orme, peuplier.
19
bouleau, ou autres. Vimen, inis (cfr. Tetraglotton, i.v. V i m e n). Kleyn boomkens die maer r o e d e n ende rijs voortbrengen. Petits arbrisseaux ne produisants que verges & houssines. Virgultum (cfr. Tetraglotton, i.v. V i r g û 11 u m). In totaal heb ik op 850 artikelen van de Thesaurus echter slechts een tiental waarschijnlijke ontleningen aan het Tetraglotton gevonden, zodat dit er een bron van relatief zeer weinig belang voor is geweest (22). 4.2.
I n v l o e d op het e e r s t e D i c t i o n a r i u m T e u t o n i c o - l a t i n u m ( 1 5 7 4 ) van Kiliaan
Enige minder gewone woorden in Kiliaans eerste Nederlands-Latijns Dictionarium van 1574 komen overeen met Nederlandse woorden uit het Tetraglotton en met geen enkel ander woordenboek, bijv. Bandtroede, Teen oft wisse (V i m e n), Garen, draet (F i 1 u m), Buffet, Richttafel ( A b a c u s ) , Galm oft wederclanck ( E c h o ) en Aenschouwer ( S p e c t a t o r ) . Dergelijke voorbeelden maken het waarschijnlijk dat Kiliaan uit het Tetraglotton af en toe een synoniem heeft overgenomen in zijn Dictionarium. Ook in andere woorden en woordvormen komt tussen deze twee woordenboeken een verwantschap tot uiting. Zo is er een tegenstelling tussen het Tetraglotton en Kiliaans Dictionarium enerzijds en de Thesaurus Theutonicae linguae anderzijds in de volgende voorbeelden: Tetraglotton
(1562)
achter-dore van een huys (P o s 11" c a) aentijgher (V i t i 1 i t i g a t o r) Aersbillen ( N a t e s ) Bedelaer ( M e n d f c u s ) beemt (P r a t u m) Bordeelbrocke (G a n e o) karrendrijuer (C i s i a r i u s) groeyende plaetse ( V i r e c t u m ) groene plaetse, Eenen groeyenden hof (V i r i d a r i u m) Groen . . . sijn (V 1* r e o) Haerachtich, Row van haer (V i 11 o s u s) Haerlocke ( V i l l u s ) morwe (i.v. M a c e r o) Placke (i.v. M a c u l a ) ; elders-, plecke) Scheeden (i.v. A b i u n g o ; elders: scheyden) Schouden(V i t o) sitstede ( A b a c u s ) verordeelt ( I n d e m n a t u s )
Thesaurus (1573)
Kiliaan (1574)
Achterdeure
Achterdore vanden huyse
Aentyer eersbillen Bedeler Beempt bordeelbrock Kerreman gruenen hof
Aentijgher Aersbillen Bedelaer Beemt Bordeelbrocke Carrendrijuer Groeynde oft groene plaetse, Groeyenden hof
gruen zijn Haerachtich, harich
Groen sijn Haerachtich, Rouw van haer
Haerlock Murwe Plecke
Haerlocke Morwe Placke, Soect, Plecke
scheyden
Scheeden. S. Scheyden
schuwen, oft schouwen sitbanck, sitstoel, setel Veroordelen, Veroordelt
Schouden. S. Schouwen Sitstede Verordeelen
20 Tetraglotton
(1562)
Violette (V f o 1 a) Violier (V i o 1 á r i u m) Wreken, Wrake nemen ( V i n d i c o )
Thesaurus
(1573)
Kiliaan
Violet, violetbloeme Violen planten Wreken, wraeck doen
(1574)
Violette Violier Wreken, Wraecke nemen
In andere gevallen echter, die minder talrijk zijn, komt Kiliaans Dictionarium overeen met de Thesaurus en niet met het Tetraglotton: auontmael (i.v. A c oe n a) Hoeuenaer (V f l 1 i c u s) roeren (i.v. M o b l'l i t o) Scheynden (V f o 1 o) Besmetten ( M a c u l o ) stucxken (i.v. A u r é o 1 u s) Veruaertheyt ( T e r r o r ) Verworpen (R e i í c i o) wech seynden (A b 1 é g o) worden (vrijwel altijd; maar eenmaal: werden)
Auentmael Hoeuener Roeren, oft rueren Sehenden smetten. Besmetten stucksken Verueertheyt Verworpen, Voyez Verwerpen Wechsenden Werden (alléén\)
Auendtmael Hoeuener Rueren Sehenden Smetten Stucksken Verueertheyt Verwerpen Wech senden Worden, Soect, werden
Soms ten slotte verschilt de vorm van Kiliaan zowel van die in het Tetraglotton als van die in de Thesaurus: Dicwils (i.v. A b n ú t o) Den doeyer van een ey (V i t é 11 u s) eerd(t)uele (i.v. A c i n u s, R a c é m u s) Van münent weghen (A m e i n t e g r a e s t ) moelie (M a c t r a) Swerte conste (M á g i c e) Tacxken (R á m u 1 u s)
dickwils
Dickwijls
Den doeyer van een ey
Doder van den eye
Eerdtvele
Erdevele
Van mijnentwegen
Mijnenthaluen
Moelie Swerte kunst tacksken
Moelde Swarte conste Tacsken
Dat Kiliaans Dictionarium voor deze woordvormen alles tezamengenomen meer overeenstemt met het Tetraglotton dan met de Thesaurus, kan het gevolg zijn van zijn auteurschap van het Tetraglotton. Een duidelijk bewijs hiervoor kunnen we er echter niet uit halen. Tussen 1562 en 1574 kan Kiliaan trouwens sommige gewoonten in zijn schrijftaal veranderd hebben. Andere eigenaardige vormen en woorden kan hij in zijn Dictionarium spontaan opnieuw gebruikt hebben, maar voor enige woorden heeft hij waarschijnlijk het Tetraglotton zelf weer nageslagen, dat voor hem een bron was, zij het van secundair belang. 4.3. I n v l o e d o p h e t D i c t i o n a i r e ( 1 5 7 4 ) van G.Meurier
Fran^ois-Flameng
Van het Frans-Nederlandse woordenboek van Meurier zagen in 1557,
21
1562 en 1566 drie uitgaven het licht onder de titel Vocabulaire FrançoisFlameng en in 1574 een aangevulde bewerking onder de titel Dictionaire François-Flameng. In deze laatste bewerking nam Meurier zeer waarschijnlijk enige woorden over uit het Tetraglotton, bijv. richtdisch, rieht tafel oft buffet (i.v. B u f f e t ; cfr. Tetraglotton, i.v. A b a c u s ) , Le Marc des raisins, de kerene oft baste van de wijnbesien (cfr. Tetraglotton, i.v. V i n â c e a). Andere toevoegingen aan Meuriers nieuwe uitgave kunnen uit het Tetraglotton of uit een andere bron komen, bijv. heerlijc, grootdadich ( M a g n i f i q u e ; cfr. Tetraglotton, i.v. M a g n f f i c u s), de druyuen lesen oft plucken (V e n d e n g e r , cfr. Tetraglotton, i.v. V i n d é m i o) en druyuenleser ( V e n d e n g e u r ; cfr. Tetraglotton, i.v. V i n d e m i â t o r), waarvoor ook Dasypodius-Schorus en Servilius de bron geweest kunnen zijn. 5. DE KANTTEKENINGEN
BIJ
EEN
EXEMPLAAR
VAN
HET
TETRAGLOTTON In het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen wordt een exemplaar van het Tetraglotton bewaard met in de rand van elke bladzijde een groot aantal schriftelijke aanvullingen, vooral toegevoegde Nederlandse vertalingen. In de titel werden de woorden omnes en quam passim Flandricam vocant geschrapt. De heer H. F. Bouchery, een vroegere conservator van het Museum, heeft na onderzoek van het handschrift uitgemaakt dat deze correcties en toevoegingen gedeeltelijk van Kiliaan zijn. "Dit exemplaar", zo schrijft Bouchery, "werd blijkbaar persklaar gemaakt met het oog op een nieuwe uitgave van het Tetraglotton, die echter nooit verscheen" (23). In mijn doctorale dissertatie heb ik aangetoond dat deze kanttekeningen volgens steekproeven voor ongeveer de helft afkomstig zijn uit verscheidene woordenboeken (24). Vermoedelijk was de eerste bedoeling ervan wel, een nieuwe uitgave van het Tetraglotton voor te bereiden. Toch heeft Kiliaan iets meer dan de helft ervan ook opgenomen in zijn Etymologicum van 1599 en nog meer, ongeveer drie vierde ervan, in een nieuw Tetraglotton dat hij na 1591 voorbereidde, blijkbaar ter vervanging van het oudere. Het Museum Plantin-Moretus bezit namelijk een met witte bladen doorschoten exemplaar van het Latijns-Grieks-Franse Promptuarium Latinae linguae van 1591, waarop Kiliaan in twee kolommen een Nederlandse vertaling geschreven heeft; hij gaf er ook een nieuwe titel aan: Tetraglotton Latinè, Graecè, Teutonicè et Gallicè. Collectore Cornelio Kiliano Dufflaeo. De hierin bijgeschreven Nederlandse tekst bestaat gedeeltelijk uit kanttekeningen bij het oude Tetraglotton, uit de
22 tekst van dit Tetraglotton zelf en uit nieuwe toevoegingen van Kiliaan, Plautini afzonderlijk vermeld). (1562)
Kanttekeningen
Aangevuìd Promptuarium ( 1591 )
A b a u u s . . . . Des grootuaders grootuader.
oor-ahne oude vaders oudevader: groot groot-vaders vader ouer grootvaders vader
Aberratio.... Dolinghe, afwijckinghe, fael. V i o l o . . . . Beulecken, Onreynigen, Scheynden. Verdenien. Ghewelt ende ouerlast doen, Verbrachten.
ger. fai verdolinghe misse nood-dwinghen ouer weldighen schoffieren ontsetten
groot-vaders grootvader oude-vaders oude vader, groot groot-vaders vader over-grootvaders vader: oer-ahne. Dolinghe, dwalinghe, misse, fael. Onreynighen, sehenden, bevlecken, be-deruen: ghe-weld ende ouerlast doen, ouer-weldighen, ouerlasten, ver-krachten, schoffieren, ontsetten: quetsen.
Tetraglotton
Dit nieuwe Tetraglotton werd nooit gedrukt. Na Kiliaans dood gaf Balthasar Moretus het bijgewerkte exemplaar van het Promptuarium samen met een aangevuld exemplaar van Kiliaans Etymologicum aan een Antwerps kapueijn, Pater Anseimus, om ze na te zien en te verbeteren. Deze begon van dit Promptuarium een afschrift te maken, waarschijnlijk bestemd voor een gedrukte uitgave, maar in 1616 stuurde hij beide werken terug aan Moretus (25). 6. LATERE UITGAVEN VAN HET TETRAGLOTTON Het Tetraglotton van 1562 werd nog vaak opnieuw uitgegeven, maar telkens zonder dat er rekening gehouden werd met de kanttekeningen bij het exemplaar van het Museum Plantin-Moretus. In 1599 verscheen te Amsterdam een licht aangevulde uitgave, waarvan tot in mei 1940 een exemplaar bewaard werd in de stadsbibliotheek te Doomik (26); de volledige titel hiervan luidde: Dictionarium Tetraglotton seu voces Latinae omnes et Graecae eis respondentes, cum Gallica et Teutonica (quam passim Flandricam vocant) earum interpretatione, nunc emendatius & locupletius. Cuius usus utilissimus erit omnibus quibus exercitium illud Styli, ad parandum Harum linguarum peritiam, cordi erit, ut Latina oratio in Graecam, utraque vero in Germanicam aut Gallicam, vel contra aptè transfundi possit: exercitium certe in scholis perquam necessarium & utile. Amstelreodami, apud Zachariam Heyns (Franekerae exeudebat Aegidius Radaeus) 1599. 8°. In zijn Lijst der Nederlandsche Vertaal- en Woordenboeken, gedrukt voor 1700 vermeldt H.Sermon twee herdrukken van het Tetraglotton,
23 versehenen te Amsterdam in 1627 en in 1632/34; deze laatste wordt "caeteris auetior et emendatior" genoemd (27). Van beide drukken is er een exemplaar in de Universiteitsbibliotheek te Leiden: uit Amsterdam, ex Typographia Guiljelmi I. Caesij, 1627, en ex Typographia Ravensteniana, 1634. De uitgave van 1627 is op enige spellingvarianten na volledig gelijk aan die van 1562; in de titel echter werd Teutonica als benaming van het Nederlands vervangen door Belgica, de naam die toen onder humanistische invloed in gebruik gekomen was (28). In de uitgave van 1634 komen enige nieuwe artikelen voor, maar de oude werden alle zonder enige wijziging overgenomen. De Leuvense Universiteitsbibliotheek bezit een ander exemplaar van het Tetraglotton, dat op enige wijzigingen in de spelling na eveneens letterlijk overeenkomt met de uitgave van 1562, maar waarvan de titelbladzijde ontbreekt. In de voorrede schrijft de onbekende uitgever dat dit Tetraglotton voor een heruitgave te verkiezen was boven het Triglotton van Servilius wegens de alfabetische volgorde ervan en de aanwijzingen voor de Latijnse uitspraak, verbuiging en vervoeging: "Post longam itaque et maturam deliberationem vel potius diseeptationem tandem cogitatum fuit de Dictionario quatuor linguarum, Antvverpio olim in aedibus Ioannis StelSii An. 62 edito, ad propemodum iam obliterato vel neglecto" (29). Onder de naam van Martinez de Waucquier (Mathias) vermeldt Sermon als een nieuw werk een Tetraglotton Dictionarium Latino-GraecoGallico-Flandricum auetius et emendatius, versehenen te Antwerpen bij Nutius in 1632 (30). Mathias Martinez de Waucquier werd geboren te Middelburg en was van 1639 tot 1642 corrector bij Balthasar Moretus te Antwerpen, waar hij in 1642 stierf (31). Van zijn Tetraglotton Dictionarium, dat vanaf 1671 de titel Dictionarium tetraglotton novum draagt, heb ik in totaal de volgende verschillende uitgaven gevonden (tussen haakjes de vindplaatsen): Antwerpen, 1632 1637 1644 1714 1742 Amsterdam, 1634 1653 1671
(K. B. (K.B. (U.B. (K.B. (B. Fac.
Brüssel) Brüssel) Gent) Brüssel) Namen)
(K.B. (K.B. (U.B.
's-Gravenhage) 's-Gravenhage) Gent, U. B. Leiden, U. B. Leuven)
24
Amsterdam, (vervolg) 1702 1714 1719 1729 1730 1738 1759 Maastricht, 1774 1796
(U. (U. (U. (U. (K. (U. (U.
B. B. B. B. B. B. B.
(U. B. (K. B.
Leuven) Gent, U. B. Leuven) Leuven) Gent, U. B. Leuven) 's-Gravenhage) Leuven) Gent, U. B. Leuven) Gent, U. B. Leuven) 's-Gravenhage, U. B. Leuven)
Dat het woordenboek van Martinez een "afstammeling" is van Plantijns Tetraglotton, heeft De Neve reeds geschreven, die echter als eerste druk die van 1679 vermeldt (32). Zelf heb ik gemerkt dat Martinez in zijn eerste druk van 1632 de artikelen uit het Tetraglotton van 1562 letterlijk heeft overgenomen, met enige nieuwe toevoegingen, o.a. voor het Grieks; deze toevoegingen zijn echter niet dezelfde als die in de bovenvermelde anonieme uitgave van 1634. In de uitgaven van 1671 en 1714 werden echter ook deze aanvuilingen overgenomen. Verder komt de uitgave van 1714 nog voor een groot deel letterlijk overeen met het Tetraglotton van 1562: op 244 lemmata van dit laatste heb ik er 243 letterlijk weergevonden. Hieraan werden slechts 52 nieuwe lemmata toegevoegd, zodat in 1714 nog 8 2 % van de lemmata uit het Tetraglotton van 1562 kwam. In de overgenomen artikelen werd hier en daar wel wat gewijzigd, vooral in het Nederlands, en ook werd bij elk Latijns trefwoord een Griekse vertaling gevoegd. Evenals in Plantijns Tetraglotton werd echter de alfabetische volgorde in 1714 in het begin van het woordenboek nog niet volledig consequent toegepast: de afleidingen A b a l i e n a t i o en A b a l i e n a t u s bijv. staan na A b a 1 i e n o, maar D o n a t i o en D o n a t u s voor D o n o precies zoals in 1562. De alfabetische inconsequenties van Morel hebben nog lang doorgewerkt! BESLUIT Het Dictionarium Tetraglotton is zeker een belangrijke bron voor een ieder die het zestiende-eeuwse taalgebruik wil leren kennen, zowel van het humanistische Latijn als van het Frans en het Nederlands. Door de uitvoerige Franse en Nederlandse synoniemen en omschrijvingen krijgen we in het bijzonder waardevolle gegevens over de volkstalen. Voor het
25
Nederlands moeten we er wel rekening mee houden dat een aantal woorden onder invloed van Franse of Duitse bronnen werden gebruikt. Eer we daarom mögen besluiten dat een woord tot de levende taal behoorde, moeten we kritisch staan tegenover gallicismen, die uit de Franse tekst van het Tetraglotton zelf kunnen komen, en tegenover germanismen, die uit het Dictionariolum Latinogermanicum van Frisius, uit het LatijnsNederlandse Dictionarium van Dasypodius-Schorus en uit het Dictionarium Triglotton van Servilius kunnen komen. Dit voorbehoud geldt echter slechts voor een kleine minderheid van de Nederlandse woorden. Het belang van de Nederlandse tekst van het Tetraglotton voor ons wordt nog verhoogd door het feit dat Kiliaan er zeer waarschijnlijk de auteur van was.
26 ALFABETISCHE
LIJST V A N
BESPROKEN
achten ¡0,15 achterdeure, achterdore 16,19 achtere 12 achternoen 14 aengaen 15 aenlecken 16 aenschouwer 19 aentijgher, a e n t y e r 19 aersbillen 19 aessack 15 afghedreuen 15 afscheren 18 afscheydinghe 10,18 afwijckinge 10,18,22 al (vnw.) II al (bw.) 12 alderhande 10 alderley, allerley 11,18 alisierboom 14 als 18 ammelaken 15 ander 10,11,18 a u e n d t m a e l , auentmael, a u o n t m a e l 20 bandtroede 12,13,18,19 bastaert 13 baste 21 bedelaer, bedeler 19 bederuen 22 b e e m t , b e e m p t 19 b e q u a e m 14 berck 11,18 b e s m e t t e n 20 betalen 10,17 beulecken 22 b e w o n e n , b e w o o n e n 18 binden 11,12,18 bokelaer 16 b o o m 14 b o o m k e n 15,19 bordeelbrock, bordeelbrocke 19 borse 16 bourisch 13 bouwen 18 brengen 14 broeder 10 b u f f e t 19,21 buygen 18 can, kan (wkw.) 10,17 carrendrijuer, karrendrijuer 19
IN
DEZE
WOORDEN
cleyn, kleyn 15,19 clijf 15 conste, konste 17,20 conuent10 corengerwe 16 cost 11 cruyt 12,13 culct 15 d ' ( = het) 17 daer 10,12,13,14,15,17 dan 10,15 dat (vnw.) 10,11,13,14,15,17,18 de 10,14,17,19,20,21,22 deel 14 dickwijls, dickwils, dicwils 20 die, d y e 11,14,17,18,19 dierghelijcke, dyerghelijcke 18 dinck 14 dit 15 d o d e r 20 doen 10,14,20,22 dolinghe 22 d o o d e n 17 door14 d o r p 14 draet 19 draghen 11 dronckaert 10,14 d r u y u e 21 druyuenleser 21 dwalinghe 22 dye, die 11,14,17,18,19 dyerghelijcke, dierghelijcke 18 eebreker 13 een 10,11,14,15,18,19,20 eenich 14 eerdtvele, eerdtsvel, eerduele 15,20 eersbillen 19 e y , e y e 20 en ( o n t k e n n e n d Partikel) 15 ende 10,12,15,18,19,22 erdevele 20 fael 22 faelen 17 frisch o p 12 galm 19 garen 19
INLEIDING
gastgaue 13 g e c o n t e r f e y t 13 gedeylen 16 gelijck, gelijcke, gelijke 13 gelt 1 0 , 1 1 gemach 17 geplact 10 gewachten 17 gewalt 14 gheboogt 11 gheesselaer 14 ghelte 15 ghemarquet 15 ghemein (bn.) 16 ghemeijn (zn.) 10 gherstich 16 gheuanckenis 13 gheschrijuen 17 ghesien 10,17 ghesmet 10 ghetal 14 gheweld, ghewelt 22 gingheber 15 glintschen, glintsen 12 glisbloemcruyt 13,18 goet (zn.) 10 goeyen 17 gorps 13 gorpsen 13 groen 19 groeyende, groeynde 19 groot 14 grootdadich 14,21 grootgrootvader 22 grootvader 22 grouwelen 17 gruen 19 guebelen 15 haderman 12 haer (zn.) 17,19 haerachtich 19 haerlock, haerlocke 17,19 haerspantsel 17 handtdwele 15 hannen 12 harich 19 heerlijc 21 hem 11,17 het 15,17 h o e u e 14,18 hoeuenaer, h o e u e n e r 20
27
hof 19 hoy op 12 hooft 15 houel 16 houwelijck 14,17 huyl 18 huys, huyse 19 hyssope 18 ic, ick 10,12 iemanden, iemant 18 iet, yet 17,18 ijser 11 in 10,14 in een 14 in tghetal 14 is 14,15 ja vrijelick 12 kan, can (wkw.) 10,17 karcker 13,15 karrendrijuer, carrendrijuer 19 kele 14 kerene 21 kerreman 19 kleefcruyt 12 kleuer 12 kleyn, cleyn 15,19 knapsack 15 knoploock 13 komen 18 konste, conste 17,20 kotsen 13 krijchskleet 14 krollen 17 kuym 14 kunst 20 landt, lant 14,17 lantfaerder 12 lesen 21 leuen (wkw.) 10 leuen (in.) 17 lichtelick 11,18 liese 15 liggen 12 locht (zn.) 17 locke 17 maent 14 maer 15,19 magneetsteen 11 mede 12
meer (bw.) 10,15 meert 14 Meertsch 14 men 10,11,12,17 menwelcruyt 12 merct 10,16 met 11,12,14 mij 15 mijn (vnw.) 10 mijnenthalue 20 mijnentwegen, mijnentweghen (van - ) 20 min (bw.) 15 misdoeninghe 14 misse 22 moedersch 14 moelde, moelie 20 moeselaer 15 morwe, murw 17,19 nae 11 naghebuer 14 neghenthien 15 nemen 20 nierbedde 15 niet 10,15 nood-dwinghen 22 nooden 15 nop, noppe 15,17 oer-ahne 22 oft 10,11,15,18,19,20,21 olm 11,18 om 11,12,17,18 oneere 10,17 onghelijck 15 onreynigen, onreynighen 22 ontsetten 22 ontstect 16 ontsweren 15 oor-ahne 22 op 12,17 opboetsinghe 12 op een her 12 opsetten 12 oudevader 22 ouer 11 ouergrootvader 22 ouerlast 22 ouerlasten 22 ouervloeden 17 ouerweldighen 22 papier 17
peruencencruyt 14 placke, plecke 19 plaetse 10,13,14,17,19 plucken 21 poplier 11,18 quetsen 22 regeren 18 regheringhe 14 reysen 11 richtdisch 21 richttafel 19,21 rijs 15,19 roede, roey 11,12,14,15,18,19 roeren 15,20 row, rouw 17,19 rucchelen 17 rueren 20 ruyspijper 15 ruysschen 10 sackpijper 14 saechtelick 16 sal (wkw.) 10 schaduwachtig 14 schaduwe 14 schände 10 scheeden, scheiden, scheijden, scheyden 16,19 sehenden, scheynden 16,20,22 schenk 13 scherp 12 schoffieren 22 schouden, schouwen, schuwen 17,19 schrijuen 17 schudden 15 scijnen 12 seylsteen 11 selue 15 setel 19 sienlick 10 sijn, zijn (wkw.) 15,17,19 sy 15 sitbanck 19 sitstede 19 sitstoel 19 slaecht 14 smette 10 smetten 20 soect 19,20 somerlooue 12 so vele 14
28
u 15
vercoopen 10 vercrachten, verkrachten 22 verleydinge 10,18 veroordelen, verordeelen 19 verschrecken 16 verseynden 16 veruaertheyt, verueertheyt 20 vervalscht 13 veruremdinge 10.18 verwen 12 verwerpen, verworpen 20 vier 16 vierroot 16 violenplant 20 violet, violetbloeme, violette 13,14,20 v i d i e r 13,14,20 viorne 14 vlecke 10 vleyder 17 vlicchelen 15 vlicht 16 vlock, vlocke 10,15,17 vol 10 voortbrengen 15,18,19 vorstich 15 vrouwe 17
vader 22 valsch 13 van 10,11,14,18.19.20,21 veil 15 vele 13,14 verderuen 22 verdolinghe 22 vergaderen 14
wassen 13,14,15 water 17 watergolue 10 wech (zn.) 11 wechschickinge 14 wechseynden, wechsenden 16,20 wechstouwinge 17 wederclanck 19
spijse 10 straet 14 stucksken, stucxken 20 sunderlick 17 swancken 15 swart 20 swert 16,20 swetser 12 't ( = het) 17 tafellaecken 15 tacksken, tacsken, tacxken 20 tappeken 14 tauernier 10 te 11,12,16,17 teen 12,19 teerghelt 11 teringe 11 't gene 11 tieren 10 toouerisch 12 tot 11,14 trecken 11 't sy, tsij, 't zij 11,18 twintich 14,15
weeck (bn.) 11,12,18 weerdich 17 wegen 13 wel 17 werden 20 werte 16 wetens 12 weycke (te—) 16 weycken16 weynich 14 weytsack 15 wichtich 13 wijnbesie 21 wijngaert 14 wijngaertberch 15 wijnvercooper 10 wilge, wilghe 11,18 Wille 12 willen 15 willens 12 wisse 12,19 wolle 10.15 woodich 12 worden 11,20 wraeck, wraecke, wrake 14,20 wreken 20 ybisch cruyt 12 yet, iet 18 ysope 18 zeer15 zijn, sijn (wkw.)
¡5,17,19
29 NOTEN: * Van harte dank ik dr. A. J. Persijn die deze inleiding heeft doorgelezen en zeer veel citaten heeft geverifieerd. (1) C. RUELENS en A. DE BACKER, Annales Plantiniennes, I. Christophe Plantin (1555-1589). Bruxelles, 1865, p. 32. (2) De uitgave voor rekening van J. Bogaert is de enige die een ander jaartal dan 1562 draagt, nl. 1563; hiervan wordt een exemplaar bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Gent. In die uitgave is de toevoeging "quam passim Flandricam vocant" op de titelpagina weggelaten. Exemplaren die alleen de naam van Plantijn zelf dragen, bevinden zieh in de Koninklijke Bibliotheek te Brüssel en in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. Van elk der andere uitgaven bezit het Museum Plantin-Moretus één exemplaar. (3) Duytsch of Nederduytsch, in de zestiende eeuw de gewone benaming van onze taal, werd in het Latijn vertaald met Teutonica lingua, terwijl de benaming Vlaemsch onder Franse of Spaanse invloed gebruikt werd; cfr. F. PRIMS, De naam onzer taal in de jaren 1480-1540, inzonderheid te Antwerpen, in Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1939, inz. p. 282 en pp. 280-281. Zie ook W. DE VREESE, Over de benamingen onzer taal, inzonderheid over Nederlandsch, in V.M.K. V.A., 1909, pp. 417-592. (4) C. RUELENS en A. DE BACKER, Annales Plantiniennes, I, p. 32; M. ROOSES, Hoe de woordenboeken van Plantijn en Kilianus tot stand kwamen. Gent, 1880, p. 8; ID., Inleiding op Kilianus' Latijnsche Gedichten. Antwerpen, 1880, p. VI. (5) Archief van het Museum Plantin-Moretus, III, Journal des afaires commencant en Octobre 1563, f° 4 en 18; XXXVI, Journal 1561-1574, f° 64. (6) M. ROOSES, Inleiding op Kilianus' Latijnsche Gedichten, p. VI. (7) C. PLANTIJN, Voorrede op de Thesaurus Theutonicae linguae, f° § 2v. (8) C. PLANTIJN, Voorrede op de Thesaurus Theutonicae linguae, f° § 2v. (9) De oudste bewaarde uitgave van het Promptuarium dateert van 1564, maar in de voorrede hierop spreekt Plantijn over de vroegere uitgave van 1561. Ook bij de beginkern van Plantijns bibliotheek in 1563 vinden we dit Promptuarium reeds: "2 Dictionariolum in 8° Plantini"; cfr. Archief van het Museum Plantin-Moretus, XXXVI, Journal 1561-1574, f° 22 (in deze lijst wordt het Tetraglotton in 4°
30
Plautini afzonderlijk vermeld). (10) C. RUELENS en A. DE BACKER, Annales Plantiniennes, I, p. 32. (11) 0 . DE NEVE, Aantekeningen over de 16de-eeuwse lexicografle, /. Over Plantijn's Dictionarium Tetraglotton van 1562, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 79 (1963), p. 203. (12) O. DE NEVE, Aantekeningen over de 16de-eeuwse lexicografle, pp. 203-207. (13) C. BEAULIEUX, Liste des dictionnaires, lexiques et vocabulaires français antérieurs au "Thresor" de Nicot (1606), in Mélanges de Philologie offerts à Ferdinand Brunot. Paris, 1904, p. 393. (14) O. DE NEVE, Aantekeningen over de 16de-eeuwse lexicografle, p. 206. (15)Cfr. De Witt T. STARNES, Renaissance Dictionaries English-Latin and Latin-English. Austin, 1954, p. 235. (16) Ik cursiveer wat ook in de titel van het Tetraglotton voorkomt. ( 17) In de zestiende eeuw stelden uitgevers hun werk graag als oorspronkelijk voor, ook al was het plagiaat of vertaalwerk; zo bijv. Jan Gymnick in de opdracht van zijn Livius-vertaling. Cfr. J. F. VANDERHEYDEN, De Livius-vertaling van 1541. Kanttekeningen bij de opdracht en Livius-uitgave van Jan Gymnick. Gent, 1959, inz. pp. 47-50. (18) Dat in de zestiende eeuw door middel van dergelijke kanttekeningen vaak een nieuwe uitgave van een bestaand woordenboek of ook een nieuw woordenboek werd voorbereid, tonen verscheidene bewaarde exemplaren aan; zie hierover meer in mijn artikel Kiliaan, degrondlegger van de Nederlandse lexicografle, in Wetenschappelijke Tijdingen, 28 (1969), kol. 200-204. (19) Zie voor de invloed van deze Latijnse woordenboeken op de lexicografle in de volkstalen mijn artikels: Latijnse woordenboeken en het ontstaan van de lexicografle in de volkstaal, in Hermeneus, 39 (1968), pp. 228-238; Invloed van Latijnse humanistische woordenboeken op de Nederlandse lexicografle in de zestiende eeuw, in Handelingen van het zevenentwintigste Vlaams Filologencongres (1969), pp. 87-91. (20) Cfr. E. EYLENBOSCH, De aftocht van Aardveil voor Klimop in Zuid-West-Brabant, in Gents e Bijdragen, XXI (1964), pp. 9-13. (21) A. VAN LOEY, Middelnederlandse Spraakkunst. 2 din. GroningenAntwerpen, 1964-1965; ID., Schönfeld's historische grammatica van het Nederlands. Zutphen, 1959. (22) De bronnen van de Thesaurus Theutonicae linguae heb ik evenals die van het Dictionarium Tetraglotton en van Kiliaans Dictionarium
31
(23) (24)
(25)
(26) (27)
(28)
(29) (30) (31)
(32)
van 1574 uitvoerig besproken in mijn dissertatie, die versehenen is in de reeks Bouwstoffen en Studien voor de geschiedenis en de lexicografle van het Nederlands. H. F. BOUCHERY, Latijnsche lexicographie der XVe en XVIe eeuw in de Nederlanden, in De Gulden Passer, 22 (1944), p. 73. Cfr. voor deze en andere dergelijke kanttekeningen van Kiliaan behalve mijn dissertatie ook mijn artikel Kiliaan, de grondlegger van de Nederlandse lexicografle, in Wetenschappelijke Tijdingen, 28 (1969), kol. 200-204. E. SPANOGHE, Inleiding tot de Synonymia Latino-Teutonica (ex Etymologico C. Kiliani deprompta). Latijnsch-Nederlandsch woordenboek der XVIIe eeuw, I. Uitgave van de Antwerpsche Bibliophilen, nr. 16. Antwerpen-Gent-'s-Gravenhage, 1889, pp. LXI-LXV. A. WILBAUX, Catalogue de la bibliothèque de la ville de Tournai. Tournai, 1876. IV, p. 12, nr. 10329. H. SERMON, De Vlaamsche Vertaal- en Woordenboeken van het begin der boekdrukkunst tot den jare 1700, in Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1891, p. 270. F. PRIMS, De naam onzer taal in de jaren 1480-1540, inzonderheid te Antwerpen, in Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1939, p. 282. Voorrede tot het Dictionarium Tetraglotton, z.j., f°2v - f°3. H. SERMON, De Vlaamsche Vertaal- en Woordenboeken, p. 280. A. BEECKMAN, art. Martinez van Waucquier, in Biographie Nationale, XIII, kol. 899-900; cfr. ook het archief van het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. O. DE NEVE, Aantekeningen over 16de-eeuwse lexicografle, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 79 (1962), p. 207. Een uitgave van 1679 heb ik zelf nergens gevonden, tenzij in de bibliografie van H. SERMON, a. w., p. 280.
32 BIBLIOGRAFIE OVER HET DICTIONARIUM TETRAGLOTTON BOUCHERY, H. F., Latijnsche lexicographie der XVe en XVIe eeuw in de Nederlanden, in De Gulden Passer, 22 (1944), p. 73. CLAES, F., Invloed van Latijnse humanistische woordenboeken op de Nederlandse lexicografie in de zestiende eeuw, in Handelingen van het zevenentwintigste Vlaams Filologencongres (1969), pp. 87-91. CLAES, F., Kiliaan, de grondlegger van de Nederlandse lexicografie, in Wetenschappelijke Tijdingen, 28 (1969), kol. 193-204. CLAES, F., De bronnen van drie woordenboeken uit de drukkerij van Plantin: het Dictionarium Tetraglotton (1562), de Thesaurus Theutonicae linguae (1573) en Kiliaans eerste Dictionarium Teutonico-Latinum (1574), Bouwstoffen en Studien voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands. Belgisch interuniversitair centrum voor neerlandistiek, 1970. CLAES, F., Ontwikkeling van de Nederlandse lexicografie tot 1600, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 86 (1970), pp. 102-126. HEEROMA, K., lets over oude woordenboeken, in Album René Verdeyen. BrusselDen Haag, 1943, p. 241. N E V E . O . DE, Aantekeningen over de 16de-eeuwse lexicografie, I. Over Plantijn's Dictionarium Tetraglotton van 1562, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 79 (1963), pp. 200-207. ROOSES, M., Hoe de woordenboeken van Plantijn en Kilianus tot stand kwamen. Gent, 1880, p. 8. ROOSES, M., Kilianus' Latijnsche Gedichten, uitgegeven en met een levensbericht voorzien door Max Rooses. Uitgaven van de Antwerpsche Bibliophilen, nr. 6. Antwerpen, 1880, p. VIII. RUELENS, C., en A. DE BACKER, Annales Plantiniennes, I. Christophe Plantin (1555-1589). Bruxelles, 1865, p. 32. STORME, J., Proeve eener Critiek op den Thesaurus Theutonicae linguae (1573) door Christoffel Plantijn, (1914). (in handschrift bij de Kon. Vlaamse Academie te Gent), pp. 32-45. F. CLAES
One cannot use this concordance for very long without realizing that its chief value lies not in the number of problems that it allows us to solve, but rather in the kinds of new questions that it allows us to raise. In this respect, the applications of the concordance seem as limitless and unpredictable as those of the computer itself, BRODY in Computers and the Humanities, Vol. 4,378 (1970).
Met het maken van de index op het Tetraglotton werd in 1968 een begin gemaakt. In de vorm waarin hij thans verschijnt, werd hij pas in december 1970 voltooid. Dit is, voor een met behulp van de computer vervaardigde index, een lange tijd. Daarbij mag men echter niet uit het oog verliezen, dat aan deze index slechts bij tussenpozen kon worden gewerkt, d.w.z. tussen de bedrijven door. Een eerste versie was trou wens reeds begin mei 1969 klaar; met de omwerking ervan werd begonnen toen de heer J. B. Veerbeek in augustus 1969 bij de Thesaurus kwam. Hierbij werd een oorspronkelijke verwijzing naar lettermerk automatisch vervangen door een verwijzing naar de bladnummering. Een volledige index van alle woorden met alle vindplaatsen kwam klaar in maart 1970. Daar het uitgeven van een dergelijke index echter economisch niet uitvoerbaar was, moest genoegen worden genomen met een verkorte versie. Deze kwam als volgt tot stand. Alle woorden werden bewaard, maar als er meer dan 10 vindplaatsen waren, werden alleen enkele plaatsen (afhankelijk van de woordlengte) opgenomen, gevolgd door de aanduiding "passim" en de frequentie. Als er meer dan 99 vindplaatsen waren, werden in het geheel geen voorbeelden opgenomen, maar werd volstaan met het vermelden der frequentie. Wie wenst te beschikken over alle voorbeelden van een of meer van de zeer frequente woorden, kan terecht bij de volledige index die op het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden bewaard wordt, samen met een frequentielijst in afdalende volgorde. Voor de aanduiding van de v i n d p l a a t s e n hadden we de keus tussen twee systemen: het bijna foutloos toegepaste lettermerk 1) enerzijds (te vinden aan de voet van de meest rechtse kolom), en de enkele moeilijk leesbare en onjuiste getallen 2) bevattende foliëring anderzijds. Om het snel naslaan te bevorderen, hebben we gekozen voor de verbeterde foliëring. Bij het raadplegen van een längs machinale weg tot stand gekomen woordindex, dient men zieh goed bewust te zijn van de verschillen die hij vertoont in vergelijking met een traditionele. Bij deze laatste worden alle woordvormen met alle spellingvarianten herleid tot één eenheid: woord en lemma worden daarbij synoniem. Bij de machinale index liggen de zaken totaal anders. Een woord is een hoeveelheid lettertekens voorafge-
34 gaan en gevolgd door een spatie. Voor de machine zijn zowel doec en doeck, als penninck en penninghen geheel verschillende woorden. Dit is een nadeel en een voordeel. Een nadeel omdat het gebrek aan lemmatisering een totaal overzicht van de woordenschat in de weg Staat; een voordeel omdat de frequentie der woordvormen (b.v. de frequentie van de infinitief comen tegenover de praeterita quam en quamen) hier pas duidelijk wordt. Nu is het natuurlijk ook wel mogelijk de voordelen van de traditionele index te combineren met die van de machinale, en wel door alle woordvormen onder lemmata te groeperen. Als het echter gaat om perioden zonder standaardtaal en zonder vaste spelling, is een dergelijke lemmatisering, die als zodanig in de regel niet tot de mogelijkheden van de computer behoort, een anachronisme. Als lemmatisering wel mogelijk is, dan kost dat veel menselijke tijd en veel ruimte. Bij het Tetraglotton was dat om meer dan een reden uitgesloten. Dat de computer, zonder menselijk ingrijpen, homoniemen als ende 'en', ende 'einde', soet 'dulcis' en soet 'fuligo' (129b) samen plaatst, is ontegenzeggelijk een nadeel. De menselijke tussenkomst hebben we echter opzettelijk zoveel mogelijk beperkt. We hebben alleen ingegrepen in de machinaal ontstane volgorde, wanneer een woord door proclisis onvindbaar dreigde te worden. Wij achtten dit gevaar aanwezig bij gevallen van d- of t- als lidwoord. Zo zijn dlandt en dlant in het register opgenomen als landt(d-) en lant(d-). Op werkelijk glad ijs hebben we ons gewaagd met de woorden: telcken opgenomen als elcken (t-), omdat in dezelfde kolom en in dezelfde betekenis tweemaal t'elcken voorkomt; teten (teten geven 50 C) opgenomen als eten (t-)\ tsauons opgenomen als auons (ts-). Daarentegen hebben we woorden als dwelck, tg(h)ene, tsy en tsamen niet verplaatst, in de hoop dat de gebruiker door de gedachte aan resp. dewelcke, hetgeen, hetzij en tezamen op het goede spoor gebracht zou worden. S- als afkorting van Sint werd als apart lemma opgenomen. Aan de index hebben velen meegewerkt. Mevrouw M. Mulder-Frijters heeft de tekst geponst (een woord per ponskaart) van een in fractuur gedrukt exemplaar, dat door duizenden, met de hand geschreven aanvullingen vrijwel onleesbaar was geworden. Een eerste correctie van het geponste materiaal werd verricht door dr. A. J. Persijn, een tweede door drs. J. Ph. van Oostrom. In een veel later stadium, t.w. bij de uiteindelijke controle van de index, verleende Mevrouw A. Stellinga-Beukema haar medewerking. De programmai werden geschreven in samenwerking met de heer P. de Rijk, destijds programmeur bij het Centraal Rekeninstituut (afgekort CRI) der Leidse universiteit.
35
Toen de bekorte index in december 1970 door de computer werd uitgevoerd, moest hij nog in druk toegankelijk worden gemaakt. De heer Herman Kleibrink heeft de lithografie van het geheel verzorgd, d.w.z. niet alleen van de index, maar ook van het voorwerk. De kwaliteit van zijn werk spreekt voor zichzelf. Tenslotte past een woord van dank aan professor dr. A. Zoutendijk, directeur van het Centraal Rekeninstituut te Leiden en aan zijn medewerkers. We hebben steeds mögen rekenen op begrip en medewerking vanwege het CRI. december 1970
F. de Tollenaere
1)
In het origineel heeft folio 190 als lettermerk B2, dit is door ons veranderd in Bb2;de aanduiding S3 op folio 255 is veranderd in Ss3.
2)
Moeilijk leesbaar: 36, 88, 251. Fouten: 155, 154, 157 165, 168, 167 220, 223, 222, 225, 224 230, 2 2 7 , 2 3 2 275, 2 7 9 , 2 7 7
288, 285, 290, 287, 292, 297, 294, 299, 296, 301, 300, 303, 302, 305, 304, 307, 306, 309, 308, 311, 310, 313, 302, 3 1 5 , 3 1 4 , 3 1 7 . Om het aantal veranderingen tot een minimum te beperken (21), hebben we op folio 296 laten volgen folio 301.
37
WOORDINDEX
38 AANWIJZING VOOR HET GEBRUIK Bij het gebruiken van de alfabetische index dient men rekening te h o u d e n met de vrij willekeurige spelling: c en k, s en z, g en gh (v66r een klinker), i en y, ij en y worden meestal z o n d e r onderscheid d o o r elkaar gebruikt; hetzelfde geldt ook voor u en v (de v w o r d t bijna alleen aan het begin van een w o o r d , soms ook van een lettergreep, gebruikt) en voor i en / (de j k o m t vrijwel alleen voor h o o f d l e t t e r s voor); uit w o r d t altijd wt geschreven. Door die spellingvarianten k o m e n de vertegenwoordigers van een m o d e r n Nederlands woord (b.v. penning) soms op twee of meer plaatsen van het register voor. Soms schrijft het Tetraglotton in een woord wat wij in twee w o o r d e n schrijven, bijv. alsmen, daermense, dyemen, dathet, teraerden, dwelckmen, vander. Anderzijds gebruikt het Tetraglotton soms twee w o o r d e n waar wij er maar een gebruiken, bijv. coren gerwe, dennen boom, de ghene, op brassen, wech gaen. De vindplaats van een woord w o r d t aangeduid d o o r een getal (verwijzend naar de folio) en een kolomaanduiding, nl.: A = recto, eerste k o l o m , B = recto, tweede k o l o m , C = Verso, eerste k o l o m , D = verso, tweede k o l o m . Een tussen haakjes geplaatst cijfer na de kolomaanduiding geeft aan hoeveel malen een bepaald woord in die k o l o m v o o r k o m t .
39 * 12D 136C 3 1 7 A ABC 1 0 5 B ( 2 ) 183» A B L A T I F 2A ABSENCIE 2D ABSEHT 3A 29UC A B S T I H E H C I E 3A 7 3 C ABSTTNEREH 3A ABÖSEREH 1 2 8 C ACCEPTEREH
3C
ACCOERDT 6 3D ACCOORD 2 1 SC ACCORD
1H3C
311B
71C
75A
137C
328C
ACCORDEERT
57B
152B
152C
293»
ACCORDEREH 3 0 2 7 D 6 « C 6 8 C EN P A S S I H (TOTAAL 1UT) ACCORDERENDE 7 0 B 7 1 B 97A ACCORDT 6 1 D ACH 1 2 B 1 3 8A A C H A E T AN
ACHT 26A 2 7 B 30A 3 5 B ( 2 ) EM PASSIH (TOTAAL 1 6 T ) ACHTBAER IOC ACHTE 70D 1 6 0 C 2 0 8 D 2 1 1 A ( 2 ) 2 5 7 C 323D ACHTES 10C 2 0 A ( 2 ) «7A « 7 B EH PASSIH (TOTAAL 3 2 T ) ACHTENDERTICH 101D ACHTEHTACHTEHTICH 1 0 1 D ACHTEHTSEOEHTICH 1 0 1 D ACHTENTBIHTICH 102A ACHTENTBIHTICHHAEL 1 0 1 D ACHTENTEERTICH 1 0 1 D ACHTER 10C 2 1 B 39C 3 9 D ( 3 ) EH PASSIH (TOTAAL 3 1 1 ) ACHTERCLAPPER 197C 3 0 3 B ACHTERDEEL 9 2 D 1 5 1 D 1 5 2 A ( 2 ) 197C 209D ACHTER DENCKEN 160D »CHTERDENCKINGHE 2 6 1 C ACHTERDEYSINGHE 3 0 6 D ACHTERE 3 3 IC ACHTERGHELiTEN 91D 95D 1 6 6 C 178D ACHTERHALEN 2 7 0 7 0 B ( 2 ) »CHTBRHOODBH 6 1 B 2 1 0 D 2 6 5 B ACHTERLAET 2 1 C 1 7 8 D 2 2 0 0 ACHTERLATEN 8 8 A 96A 1 6 6 D 1 7 9 » 2 1 2 D 2U2D ACHTERLATINGE 2 4 2 0 ACHTERNAE 2 6 4 » ACHTERNOEN 2 0 » 193A 2 3 6 » »CHTERSTE 3 8 » 39C 4 8 D 2 1 0 C 2 3 7 C 237D 2 5 2 B ACHTERÜOLGEN 162A 2 2 8 D »CHTERÖOLGHEN 2 2 8 D 2 8 3 D 3 2 0 » ACHTERÜOLGHEHDE 2 2 8 D »CHTEROOLGHINGHE 2 4 9 C »CHTERtJOLGINGHE 7 0 » 1 3 4 C »CHTERVOLGINGHE 7 0 » »CHTERB»ERTS 9 2 C
ACHTERfARTS 2D « 9 » 8 5 B 8 8 D EH P A S S I H (TOTAAL 3 0 1 ) ACHTHEBBINGHE 2 0 8 D ACHTHIEHEH 1 0 2 » »CHTHIEHSTE 1 0 2 » »CHTHOHDERT 2 1 1 » ACHTHONOEFTSTE 2 1 1 » »CHTIHGE IOC »CHTIHGHE « 7 B 9 5 » 1 1 « » 196D 236B 241C 263D ACHTH» EL 2 1 1 » ( 2 ) 211B »CHTSTE 1 0 1 B 2 1 1 » 2 8 0 B »CHTTHIBR 1 0 2 » »CKERKROTT 4 9 B ACKER 11D 1 2 D 2 6 D 1 2 9 D 2 1 9 D 296A 307A »CKERBOB 12D ACKEREN 25D »CKERL1NDT 2 6 9 » »CKERLIEOEN 2 6 8 D ACKERBAU 1 2 0 ( 2 ) 2 3 C 2 6 9 » »CK EROOREN 1 8 2 0 ( 2 ) »CKEH TORE 1 8 2 D »CORD 1 3 7 C »DEH 1 8 B ( 2 ) 18C 2 3 6 » 2 6 4 D 286B 3 0 3 » » DE HADERE 2 6 B »DEHEN 18C A DE HS 1 8 B 1 8 C »DERE 17C 2 3 1 0 2 7 3 D 3 1 9 B 3 2 0 B »DEREN 2 6 C 1 6 8 C 1 9 9 D 3 1 7 0 ( 2 ) 320» »DERKER 1 2 2 » 3 2 0 B »DERLATIHGE 2 3 1 D »DICK 102C » O l ED 1 6 1 B »OHINISTB»TIE 96» ADOR 7 0 »DUOC»KT 5 B 9 » ( 2 ) 4 6 B 2HC 2180 221» »DOOC»ETSCH»P 9 » »EL 1 8 » »ELHOESSE 1 0 5 B 1 9 2 C ( 2 ) A ELBEREN 1 5 6 » »EHBBTEL 1 2 6 » »EH ( T O T » » L 2 6 5 1 ) »ERB»DEN 3 2 0 B »EN B»SSEN 1 4 B AEHBELDT 1 5 3 B »EHBELT 2 8 9 C » EHBESTEDEN 5D »EHBIDDEH 8 » 8B AENBIDDINGH8 7 0 1 * 8 » AEHBIHDEH 1 4 C 1 6 » 1 4 4 D 1 7 3 C »BRBIRDINGHE 14C 6 8 D A EH BLASEN 2 7 C A ERBLASINGE 1 1 B AENBLASINGHE 2 7 B AERBREHGHEH 2 5 3 0 »ERBRERGHER 2 5 3 D
40 AERBRENGIHGRE 169D AEHBRISSCBEH 6B AERCLACHTE 162C AEHCLAGER 2900 AERCLAGHEH 1 5 3 B 2 3 8 4 3 0 3 C AEHCtAGBBR 253D 303B 3 2 6 B AERCLAGIHGBE 1690 237D 303B 303C AEBCOEHT 1920 AEHCOHEH 1 5 1 A AEHCOBT 1 9 2 C AEHCOPPELER 173C ABHDACHTELIC 7OD AERDACBTELICK 191C 2 8 5 C AERDACBTICB 165A AEHDACBTICBLICK 165A ABHDACHTIGBE 73A 1 65A AEHDE 6 6 B AEHDEH 20B 1 2 8 B 1 8 3 B 1 9 2 D AEHDOEH 3 9 C 4 2 B 5 7 C 1 5 5 B 156D 301B AEHDOET 5 8 A 241A AEHDORER 2 3 4 B AEHDRIJOEH 22A AERGAER 73D A E R G ABBDE 1 A ( 2 ) 5B 6A(2) 2 5 * 47D 108C 2 5 6 A 323 A
289A
ABBGABT 15C 17D 2 « A 29C EH P A S S I B (TOTAAL 26X) AEHGEBOHDEH 2 0 B AERGEGAEH 8 5 C AEHGEKLAECBT 4C AERGENERCT 700 ABBGBRAEn 14C 63B 2 3 6 C AEHGEHEBEH 148D AERGEROBEH 3B 7 0 1 4B 2 8 D 33A AEHGEROERT 1 3 0 A 164C AEHGESCBOHT 7 1 B AERGESICBT 118B 123A 182B 192D AERGESICBTBR 350 ABRGBTAST 143B AEHGEDAHGEH 2 1 9 B AENGEOARGHEH 150D AERGBEBORDER 328C ABRGBBBOBER 132C ABHGHECLAECBT 1S4A 2 3 8 A 266B ASRGHECORBH 1 « 9 C 2 4 1 D AEIGHBRECBT 260B AEHGHEBOOT 11B AERGBELAET 14B AEHGBELOCT 144C ABHGHEBAECT 82A AERGBEHAEB 3 C 16B 2 1 B 6 3 B 135B(2) 135C 329B A E R G H E H 0 8 E R 3 C SUD 302D AERGHEPLACTB 103A AERGBEROEPER 170D
219B
223B
A EHGHEHOERT 304B A EH G H E S I C H T 3 1 C 8 9 A 2 1 8 D 2 9 6 0 317C 3 1 7 D ( 2 ) 331C AEHGHESIEH 12C 7 1 B 80D 256A 2 8 5C A EHGBETAST 304B AEHGHETROCKEH 144C A EHGBEUEH 2 4 B AEHGRIJP 68C A E R G R I J P E H 5 3 B 6 4 C 90C AEHGBIJPT 2U7A (2) AEHBAECKER 122B AEHHAHC 118C AERBAHCK 2 2 A AEHBANCSEL 22A AERBAHGINGE 6B AEHBECHTEH 5 1 C 6 7 A 8 5 0 122B 295B A EHBEFTEH 114D AEHHOODT 2 9 3 A AEHHOOWEH 2 5 8 B AEHIAECBT 307AJ2) A E H K L A C H T 4C 80C A E H K L A C B T I C H 4C AEHKLAGELICKEBRIJS AEHKLAGER 5B AERKLAGHEH 3 C 4C 7 9 A 154B 162C AEHKLAGHER 4C 1 5 4 A A EHKLAGIHGHE 87B 154A A EHKLETJEH 6 B A EHKLEUINGE 6B AEHKOBBSTE 12A A EH KOB EH 8 B 2 2 A 77A AEHKOBPT 76 B AEHLACCHEH 26A ABHLECKEH 14A AEHLEGGHEB 5B AERLE7DER 2 2 8 A A E H L E Y T 17C AEHLOCKEN 1 « B 87B 144C 156A 17OC 1 7 5 B 2 2 2 B 2 4 6 D 2 4 7 A ABNLOCKEHDE 3 6 C ( 2 ) 144C 170C A ERLOCKBR 14B AERLOCKIHGE 144D A E H L O C K I R G H E 14B 1U4C(2) 179B AERLOCT 144C ( 2 ) A E R H E R C K 19A AERBERCKER 18C 2 7 B 30A 70D EN P A S S I B (TOTAAL 14X) ABHBERCKIRGBE 18C 700(3) 152B 2 6 3 0 264D AEHBEBCT 19A 73A 152B 2 2 9 B AERBEHCTE 1 1 7 A AEH HAGBELEH 8 5 D AEHHEEBPT 7 0 AEHREEBT 6 6 B 183C 250A 259D A B R H E H E H 3C 3 0 7 0 ( 2 ) EH P A S S I B ( T O T A A L 141)
41 »ENNEHINGE 3C AENNEMIBGHE 7D 28D 1 8 3 C AEHNEHPT 3C AENPALENDE 7 3 B AENFAKINGHE 3 0 4 B AEKREIJCKEN 2 2 B AENRICHT 2 6 3 B AEHRICHTEH 7 2 D AENRTCHTER 6 4 E AENROEPEH 8A 170D AEBROEPINGHE 148A 3 2 8 D »EBROEREB I l i 1 4 » 3 0 C ( 2 ) E i P » S S I H (TOTAH. 11X) »ENROEREHDE 3 0 C »ENROERINGE 7 2 D ( 2 ) »ENROERINGHE 3 0 C 3 0 D 3 0 4 B (2) »EBROERT 7 2 D »ENROLLEB 9A AENSACH 1 1 7 A AEBSCHOODEB 3 1 D 1 1 7 A 1 4 2 » AENSCHODDIBGHE 70D 7 1 B »EBSCHODT 1 2 9 B 1 5 6 B »EBSCHOOWEN 2 7 » 3 1 D 4 7 B 4RC ES PASSIM ( T O T » » L 1 9 t ) »EBSCHOOWER 2 8 5 C » E B S C H O a i l B G E 91D »EHSCHOOtINGHE 7 4 B 1 3 7 C 2 6 4 D »ENSICHT 1 7 7 » 179C 2 6 8 C 2 7 7 D » E B S I E B 2 7 » 2 7 B 31C 62D EH P A S S I d (TOTAAL 1 7 X ) »EBSIET 73» »EBStACH 6 3 » 163D 228A 2 « 8 C AENSLAEN 2 1 5 » »EBStiGHEB 163B 295B »EBSOECKER 2 8 3 D » E B S P R » K E 10D 14C 61D »EBSPREKEN 1 1 C 6 2 » 7 5 » »EBSPRONCK 1 4 7 D 1 4 8 C AEBSTEKEB 1 1 4 D »EBSTOKEN 1 5 0 C AEHSTOOT 2 9 3 C »ENSTOOTBB 6C 124C 1 5 3 B AENSTOOTEBDE 3 0 C 7 3 B »BBT»STEB 64C 74» 243D 2 7 3 » 304D AEBT»STISGE 72D 304B AEBTASTINGHE 3 0 C 7 4 » 3 0 4 B »EBTEECKENEB 1 9 » »EBTEECKENT 1 9 » AENTIJGER 1 4 9 C »EHTIJGHEB 1 4 9 C 3 2 6 B »ENTIJGHER 1 5 4 » 3 2 6 B » E B T I J G I B G E 61D 162C »EBTIJGIBGHE 154» »ENTRECKEN 8 7 B 1 4 4 C »ENTRECKENDE 1 4 4 C 1 7 0 C 3 1 1 » » E B T R E C K I B G H E 144C 1 4 4 D 1 7 0 C »BBTRECT 1 4 4 C ( 2 ) AENOAL 1 4 7 D 1 4 8 C
AENO&LLINGHE 2 8 " AEBOANC 57A »ENtJ»BCK 32D 150D 2 1 5 C AEBOANCT 1 7 3 D »EBtJ»NG 1 5 0 0 163D »EN0»NGEB 5 7 » »EB0»NGHEN 3 2 0 6 1 » 1 5 0 D 2 1 5 » »EBU»NGHER 1 5 0 D AEBtJiREN 2 2 » A EBUEERDEB 7D 1 2 » 2 2 C 2 6 » »EBOEERDEB 1 2 » AEBUOERDER 3 2 D »EBDOERBB 6C »ENOOERINGHE 8B 2 9 4 » » ENDRIJOINGHE 30D »ENVOEREN 2 9 4 A AEHRA YINGHE 1 1 B » E N H I J S I N G H E 25A »ERDE 4C 2 1 » 26D 3 6 B 7 4 C EH P Ä S S I f ! (TOTAAL 5 0 * ) AERDEN 1 1 B 16C 2 5 C 3 9 » EH P » S S I H ( T O T » » L 7 3 X ) »ERDICH 2 5 B 2 6 B 2 6 C 1 8 4 A 274C »ERDICHtICK 2 6 B ( 2 ) 158B A ERDISCH 3 0 7 » ( 2 ) »ERDRÜCK 73C »ERDROSSCHEH 39A »ERDTBESIEN 1 2 7 » »ERDTBEUINGHE 3 0 7 » »ERDTBOTS 2 8 4 D »ERE 163B »EREN 2 0 0 » »ERS 2 1 » 2 3 5 B 2 7 6 B » E R S B I L L E 55D »EBSBILLEH 2 0 1 B AERSE 2 3 5 B »ERSKERFF 21 A »ERSKERUEN 6 6 B »ERT 1 8 C 8 6 C ( 2 ) 1 3 2 » 1 5 5 » 28OD 2 8 6 » » E R T R I C K 21 OD AERTRIJCK 125C 1 3 2 C 2 8 4 4 »ERTRIJCS 172C »ES 109C 315D »ESSACK 79C 183D 1 8 9 D 1 9 0 B 2 2 3C » EXE 2 6 0 ( 2 ) 2 7 6 B ( 2 ) AEXKEB 2 7 6 B AF ( T O T » » L 1 4 9 X ) AFBIDDEN 90C » F B I J T E N 88 D 2 4 1 » »FBREKEN 8 6 B 9 1 » 9 2 C 1 7 4 D 24 1C »FBREKINGHE 2C »FCOEHSTE 2 1 5 C AFCOHEN 9 3 » 180D »FCORTIBGHE 2 3 9 » »FCORTSEL 2 4 2 » 2 6 4 B AFD1LBH 8 7 » 2 2 7 »
42 AFDOEN 2 B 8 6 C 8 6 D BSC 9 2 A EN P A S S I M ( T O T A A L 1 2 X ) AFDOET 2 5 2 C AFDROOGEN 3A AFDROPPEH 99A AFF 36D AFFBLASEN 9 9 D AFFE 281D A F F E C T I E 2 2A 1 3 3 B AFFHOOHEN 8 3 D AFFSETTTNGHE 2C AFFSNIJDEN 7UB A F F U I J C K E N 1B AFGAEN 9 1 A 9 9 1 ) 1 7 6 B 1